Brother DS-140, FS-20 User Manual [nl]

UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN
DE BASISPRINCIPES
Gecomputeriseerde naaimachine
VAN HET NAAIEN
Bedieningshandleiding
NAAISTEKEN
Productcode: 885-V60/V61/V62/V63/V64/V65
APPENDIX
—————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Lees deze veiligheidsinstructies voordat u probeert de machine te gebruiken.
GEVAAR - Verklein de kans op een elektrische schok:
1 Haal altijd de stekker uit het stopcontact direct na gebruik, wanneer u de machine gaat reinigen, wanneer
u vormen van onderhoud verricht zoals genoemd in deze handleiding, en wanneer u de machine
onbeheerd achterlaat.
WAARSCHUWING - Verklein het risico op brandwonden, brand, een
elektrische schok of persoonlijk letsel.
2 Haal altijd de stekker uit het stopcontact wanneer u vormen van onderhoud verricht zoals genoemd in
deze handleiding:
• Voordat u de stekker uit het stopcontact haalt, zet u de hoofdschakelaar van de machine eerst op “O” om de machine uit te schakelen. Vervolgens pakt u de stekker beet om deze uit het stopcontact te trekken. Trek niet aan het snoer.
• Steek de netstekker direct in een wandstopcontact. Gebruik geen verlengsnoer.
• Haal altijd de stekker uit het wandstopcontact bij een stroomstoring.
3 Gebruik de machine nooit als een snoer of stekker beschadigd zijn, als hij niet goed werkt, als u hem hebt
laten vallen of als er water op is gemorst. Breng de machine naar de dichtstbijzijnde erkende dealer of een
erkend servicecentrum als hij moet worden nagekeken of gerepareerd, of als er elektrische of mechanische
aanpassingen nodig zijn.
• Wanneer u iets ongebruikelijks opmerkt aan de machine - tijdens gebruik of opslag - zoals geur, verkleuring, hitte, vervorming, gebruik de machine dan niet, of zet de machine onmiddellijk uit op en haal direct de netstekker uit het stopcontact.
• Wanneer u de machine vervoert, draag hem dan aan het handvat. Wanneer u de machine optilt aan een ander onderdeel, kan deze vallen, met letsel als gevolg.
• Maak geen plotselinge of onvoorzichtige bewegingen wanneer u de machine optilt. Daarmee kunt u letsel oplopen aan uw rug of knieën.
1
————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
4 Houd uw werkvlak altijd vrij:
• Gebruik de machine nooit wanneer de luchtopeningen zijn geblokkeerd. Houd de ventilatieopeningen van de machine en het voetpedaal vrij van pluisjes, stof en losse stukken stof.
•Plaats geen voorwerpen op het voetpedaal.
•Gebruik geen verlengsnoer. Steek de netstekker direct in een wandstopcontact.
•Stop nooit voorwerpen in openingen en zorg dat er geen voorwerpen in kunnen vallen .
• Gebruik de machine niet op plaatsen waar spuitbussen worden gebruikt of waar zuurstof wordt toegediend.
• Gebruik de machine niet in de buurt van een warmtebron, zoals een fornuis of strijkbout. Dan zou de machine, het netsnoer of de stof in brand kunnen vliegen, met brand of een elektrische schok als gevolg.
• Plaats de machine niet op een instabiel oppervlak, zoals een tafel die wankelt of niet recht staat. Dan kan de machine vallen, met letsel als gevolg.
5 Wees vooral voorzichtig tijdens het naaien:
•Let altijd goed op de naald. Gebruik geen verbogen of beschadigde naalden.
• Houd uw vingers uit de buurt van alle bewegende delen. Wees vooral voorzichtig in de buurt van de naald.
• Zet de hoofdschakelaar in de stand “O” om de machine uit te zetten, wanneer u iets aanpast in de buurt van de naald.
•Gebruik geen beschadigde of onjuiste steekplaat. Daardoor zou de naald kunnen breken.
• Trek of duw de stof niet tijdens het naaien. Volg de instructies wanneer u stikt uit de vrije hand, zodat u de naald niet buigt. Daardoor zou hij kunnen breken.
6 Deze machine is geen speelgoed:
• Let goed op wanneer de machine wordt gebruikt door kinderen en let op als er kinderen in de buurt zijn.
• Houd de plastic zak waarin de machine wordt geleverd uit de buurt van kinderen, en zorg dat hij veilig wordt afgevoerd. Laat kinderen nooit met de zak spelen. Er is gevaar dat ze hierin stikken.
• Gebruik de machine niet buiten.
7 Voor een langere levensduur:
• Zet de machine niet weg op een plaats met direct zonlicht of in een vochtige omgeving. Gebruik of plaats het apparaat niet in de buurt van een verwarming, strijkbout, halogeenlamp of andere warme voorwerpen.
• Gebruik voor het schoonmaken van de behuizing alleen neutrale zeep of reinigingsmiddelen. Benzeen, thinner en schuurmiddelen kunnen de behuizing en de machine beschadigen; gebruik deze middelen dus nooit.
• Raadpleeg de bedieningshandleiding altijd wanneer u onderdelen, de persvoet, de naald of andere delen verwisselt of installeert.
2
—————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
8 Voor reparatie of bijstellingen:
• Als de verlichtingsunit (LED) beschadigd is, moet deze door een erkende dealer worden vervangen.
• Indien de machine een defect vertoont of moet worden bijgesteld, kijk dan eerst in de probleemoplossing achter in deze bedieningshandleiding of u de reparatie of bijstelling zelf kunt uitvoeren. Kunt u het probleem niet verhelpen, raadpleeg dan uw plaatselijke erkende Brother­dealer.
Gebruik de machine alleen zoals bedoeld, volgens de beschrijvingen in deze handleiding.
Gebruik uitsluitend accessoires die zijn aanbevolen door de fabrikant, zoals beschreven in deze handleiding.
De inhoud van deze handleiding en de specificaties van dit product kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Meer productinformatie vindt u op onze website www.brother.com
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES
Deze machine is bedoeld voor huishoudelijk gebruik.
ALLEEN VOOR GEBRUIKERS IN
GROOTBRITTANNIË, IERLAND, MALTA EN CYPRUS
BELANGRIJK
• Als u de stekkerzekering moet vervangen, gebruikt u een zekering die is goedgekeurd door ASTA voor BS 1362 (met het -teken) met de sterkte die op de stekker is aangegeven.
• Plaats de zekeringkap altijd terug. Gebruik nooit zekeringen waarvan de zekeringskap ontbreekt.
• Als het beschikbare stopcontact niet geschikt is voor de stekker van deze apparatuur, schaf dan via de erkende dealer het juiste snoer aan.
VOOR GEBRUIKERS IN LANDEN MET
220-240V WISSELSTROOM EN MEXICO
Personen (of kinderen) met beperkte fysieke, zintuiglijke of geestelijke vermogens of gebrek aan ervaring en kennis mogen deze machine alleen gebruiken onder toezicht en met aanwijzingen over het gebruik door degene die verantwoordelijk is voor hun veiligheid. U moet erop toezien dat kinderen niet met de machine spelen.
3
————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
INHOUDSOPGAVE
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES ......................................................................... 1
1. UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ............................................................6
ACCESSOIRES .....................................................................................................................6
Accessoires in het pakket ................................................................................................................................6
Optionele accessoires ...................................................................................................................................... 7
Opbergvak voor accessoires ............................................................................................................................ 7
MACHINEONDERDELEN EN HUN FUNCTIE .....................................................................8
De belangrijkste onderdelen ............................................................................................................................ 8
Naald- en persvoetgedeelte ............................................................................................................................. 9
Bedieningstoetsen ............................................................................................................................................9
Bedieningspaneel ........................................................................................................................................... 10
Klospen .......................................................................................................................................................... 10
WERKEN MET UW NAAIMACHINE ..................................................................................12
Voorzorgsmaatregelen voor de stroom .......................................................................................................... 12
Stroomvoorziening .........................................................................................................................................12
Voetpedaal .....................................................................................................................................................13
Schuifknop voor snelheidsregeling (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets) ...................... 13
Naaldstopstand wijzigen ................................................................................................................................ 13
DE MACHINE INRIJGEN ...................................................................................................14
Spoel opwinden .............................................................................................................................................. 14
Onderdraad inrijgen ....................................................................................................................................... 19
Bovendraad inrijgen ....................................................................................................................................... 22
Onderdraad omhooghalen ............................................................................................................................. 27
NAALD VERVANGEN .......................................................................................................28
Voorzorgsmaatregelen met naalden ..............................................................................................................28
Soorten naalden en toepassingen ................................................................................................................. 28
Naald controleren ...........................................................................................................................................29
Naald vervangen ............................................................................................................................................ 29
Naaien met een tweelingnaald ....................................................................................................................... 31
DE PERSVOET VERVANGEN ............................................................................................. 33
De persvoet vervangen .................................................................................................................................. 33
Persvoethouder verwijderen .......................................................................................................................... 34
2. DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN .......................................................36
NAAIEN .............................................................................................................................36
Algemene procedure voor het naaien ............................................................................................................ 36
Steken selecteren ..........................................................................................................................................37
Steeklengte en steekbreedte instellen ........................................................................................................... 38
Beginnen met naaien ..................................................................................................................................... 39
Draadspanning ............................................................................................................................................... 41
NUTTIGE NAAITIPS ..........................................................................................................42
Proefnaaien .................................................................................................................................................... 42
Van naairichting veranderen .......................................................................................................................... 42
Rondingen naaien .......................................................................................................................................... 42
Dikke stof naaien ............................................................................................................................................42
Klittenband bevestigen ...................................................................................................................................43
Dunne stof naaien ..........................................................................................................................................44
Stretchstof naaien .......................................................................................................................................... 44
Cilindervormige stukken naaien .....................................................................................................................44
4
—————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
3. NAAISTEKEN .................................................................................................45
OVERHANDSE STEKEN .....................................................................................................45
Werken met de zigzagvoet .............................................................................................................................45
Werken met de overhandse steekvoet ...........................................................................................................46
ELEMENTAIRE STEKEN ......................................................................................................47
Elementaire steken ........................................................................................................................................ 47
BLINDZOOMSTEKEN NAAIEN .........................................................................................48
KNOOPSGATEN NAAIEN .................................................................................................51
Knopen aanzetten .......................................................................................................................................... 55
RITS INZETTEN .................................................................................................................57
STRETCHSTOF NAAIEN EN ELASTIEK INZETTEN .............................................................59
Stretchstof naaien ..........................................................................................................................................59
Elastiek bevestigen ........................................................................................................................................59
APPLICATIES, PATCHWORK EN QUILTS NAAIEN ...........................................................61
Applicaties ...................................................................................................................................................... 62
Patchwork (fantasie-quilt) ............................................................................................................................... 62
Aan elkaar zetten ...........................................................................................................................................62
Quilten ............................................................................................................................................................ 63
Fantasiequilts naaien ..................................................................................................................................... 64
VERSTEVIGINGSSTEKEN ...................................................................................................66
Drievoudige stretchsteek ................................................................................................................................ 66
Trenzen naaien .............................................................................................................................................. 66
DECORATIEF NAAIWERK .................................................................................................68
Fagotsteken naaien ........................................................................................................................................ 69
Schelpsteken naaien ......................................................................................................................................70
Smokwerk ...................................................................................................................................................... 70
Schelprijgsteken naaien ................................................................................................................................. 71
Verbindingssteken naaien .............................................................................................................................. 71
Erfstukwerk .................................................................................................................................................... 72
4. APPENDIX .....................................................................................................73
STEEKINSTELLINGEN ........................................................................................................73
Naaisteken ..................................................................................................................................................... 73
ONDERHOUD ..................................................................................................................78
Buitenkant van naaimachine reinigen ............................................................................................................78
Grijper reinigen ...............................................................................................................................................78
PROBLEEMOPLOSSING ....................................................................................................81
Veel voorkomende problemen .......................................................................................................................81
Bovendraad zit te strak .................................................................................................................................. 81
Verwarde draad op de achterkant van de stof ............................................................................................... 82
Onjuiste draadspanning .................................................................................................................................85
Stof zit vast in de machine. U krijgt de stof niet los. .......................................................................................86
Lijst symptomen ............................................................................................................................................. 90
FOUTMELDINGEN ...........................................................................................................96
Piepsignaal bij handelingen (voor modellen die zo’n piepsignaal hebben) ....................................................96
INDEX ...............................................................................................................................97
5
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ———————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Opmerking
Memo
1 UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN
ACCESSOIRES
Accessoires in het pakket
Controleer na het openen van de doos of onderstaande accessoires aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als een artikel ontbreekt of beschadigd is.
Voetpedaal: Model T Dit voetpedaal kunt u gebruiken op de machine met productcode 885-V60/V61/V62/V63/V64/V65. De productcode staat vermeld op de kenplaat van de machine.
De schroef van de persvoethouder is verkrijgbaar bij uw erkende dealer. (Onderdeelcode: 132730-122)
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
9. 10.
1 naald 75/11 1 naald 90/14 1 naald 100/16
11. 12.
16. 17. 18. 19.
Nr. Onderdeel Onderdeelcode
1 Knoopsgatenvoet “A” XC2691-033 2 Overhandse steekvoet “G” XE6305-101 3 Monogrammenvoet “N” XD0810-031 4 Ritsvoet “I” X59370-021 5 Zigzagvoet “J” (op machine) XC3021-031 6 Blindzoomvoet “R” XC4051-031 7 Knoopaanzetvoet “M” XE2137-001 8 Tornmesje X54243-051
Spoel (4)
9
(één spoel is geïnstalleerd op de machine.)
10 Naaldsetje XC8834-021
SFB
Over zigzagvoet “J”; Druk op de zwarte toets links op de voet wanneer dikke naden moeilijk doorgevoerd worden, bijvoorbeeld wanneer u dikke stof begint te naaien. (pagina 43)
13. 14. 15.
1 naald 90/14
Nr. Onderdeel Onderdeelcode
11 Tweelingnaald 131096-121
Ballpointnaald
12
(goudkleurig)
13 Schoonmaakborsteltje X59476-021
Schijfvormige
14
schroevendraaier
15 Kloskap (groot) 130012-024
Kloskap (middelgroot)
16
(op machine) 17 Kloskap (klein) 130013-124 18 Extra klospen XE2241-001
19 Voetpedaal
XD0360-021
XC1074-051
XE1372-001
XD0501-021 (EU)
XC8816-021
(Andere regio's)
aZwarte toets
6
—————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Opmerking
Optionele accessoires
1. 2. 3. 4. 5.
1
Nr. Onderdeel Onderdeelcode
1 Boventransportvoet F033N 2 Quiltvoet F005N 3 1/4 inch quiltvoet F001N
Nr. Onderdeel Onderdeelcode
4 Quiltgeleider F016N 5 Gaatjesponser XZ5051-001
Opbergvak voor accessoires
De accessoires zitten in een opbergvak in de accessoiretafel. Schuif de accessoiretafel naar links om deze te openen.
Stop de accessoires in een zak en bewaar deze zak in het opbergvak. Als de accessoires niet in een zak zitten, kunnen ze uit het vak vallen en raken dan wellicht zoek of beschadigd.
a Accessoiretafel b Opbergvak
7
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ———————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
MACHINEONDERDELEN EN HUN FUNCTIE
De illustraties in deze bedieningshandleiding kunnen afwijken van de machine.
De belangrijkste onderdelen
a Spoelwinder (pagina 14)
Hiermee windt u de onderdraad op de betreffende spoel.
b Bovenspanningsknop (pagina 41)
Hiermee regelt u de spanning van de bovendraad.
c Draadgeleider voor spoelopwinden en
voorspanningsschijf (pagina 14)
Leid de draad onder deze draadgeleider en rond de voorspanningsschijf wanneer u de spoeldraad opwindt.
d Draadophaalhendel (pagina 24) e Draadafsnijder (pagina 40)
Leid de draden door de draadafsnijder om deze af te snijden.
f Afneembare accessoiretafel (pagina 7 en 44) g Bedieningstoetsen (pagina 9)
De bedieningstoetsen verschillen naar gelang het model naaimachine.
h Bedieningspaneel (pagina 10)
Hiermee kiest u de steek en geeft u de diverse instellingen op. Het ontwerp en de plek van het bedieningspaneel verschillen naargelang het model naaimachine.
i Klospen (pagina 10, 14 en 22)
Bestemd voor de draadklos.
j Handwiel
Hiermee zet u handmatig de naald omhoog en omlaag.
k Ventilatie-opening
Door deze opening is ventilatie rond de motor mogelijk. Zorg dat de opening niet is afgedekt tijdens het gebruik van de machine.
l Hoofdschakelaar (ook voor naailampje) (pagina 12)
Met deze schakelaar zet u de machine en het naaikampje aan of uit.
m Netsnoeraansluiting (pagina 12)
Steek de stekker van het netsnoer in de netsnoeraansluiting.
n Voetpedaal (pagina 13)
Met dit pedaal regelt u de naaisnelheid en start en stopt u met naaien.
o Voetpedaalaansluiting (pagina 13)
Steek de voetpedaalstekker in de aansluiting.
p Transporteurstandhendel (pagina 55 en 65)
Met de transporteurstandhendel zet u de transporteur omlaag.
q Persvoethendel (pagina 22)
Hiermee zet u de persvoet omhoog en omlaag.
r Draadgeleider (pagina 15 en 24)
Hiermee windt u de onderdraad op de spoel en vervolgens rijgt u de machine in.
s Draadgeleiderdeksel (pagina 16 en 22)
Leid de draad onder deze draadgeleider wanneer u de onderdraad opwindt en de machine inrijgt.
t Handvat
Draag de naaimachine aan het handvat wanneer u deze vervoert.
8
—————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Naald- en persvoetgedeelte
e Persvoet
De persvoet drukt gelijkmatig op de stof tijdens het naaien. Bevestig de persvoet die het geschiktst is voor de geselecteerde steek.
f Ontgrendeling steekplaatdeksel
Deze gebruikt u wanneer u de steekplaat verwijdert.
g Steekplaatdeksel
Verwijder het steekplaatdeksel om de grijper te reinigen.
h Transporteur
De transporteur voert de stof in de naairichting.
i Snel verwisselbare spoel (voor modellen die zijn
uitgerust met een snel verwisselbare spoel)
U kunt beginnen met naaien zonder de onderdraad naar boven te halen.
j Spoelhuisdeksel
Open het spoelhuisdeksel om de spoel te plaatsen.
a Naaldinrijger (voor modellen die zijn uitgerust met de
naaldinrijger) (pagina 25)
b Knoopsgathendel
Zet de knoopsgathendel omlaag wanneer u knoopsgaten en trenssteken naait.
c Persvoethouder
De persvoet wordt geïnstalleerd op de persvoethouder.
d Persvoethouderschroef
De persvoethouderschroef houdt de persvoethouder op zijn plaats.
k Steekplaat
De steekplaat is gemarkeerd om rechte naden te kunnen naaien.
l Draadgeleider aan naaldstang
Leid de bovendraad door de draadgeleider aan de naaldstang.
m Persvoethendel
Met de persvoethendel zet u de persvoet omhoog of omlaag.
n Naaldklemschroef
Met de naaldklemschroef houdt u de naald op zijn plaats.
1
Bedieningstoetsen
Met de bedieningstoetsen kunt u allerlei standaard naaiwerkzaamheden gemakkelijk uitvoeren. De bedieningstoetsen verschillen naar gelang het model naaimachine.
a Achteruit/verstevigingssteektoets
Door op de achteruit/verstevigingssteektoets te drukken naait u achteruit. U kunt achteruit naaien door de toets ingedrukt te houden. Meer bijzonderheden vindt u in “Verstevigingssteken naaien” (pagina 40).
Toetsen op sommige modellen
b Start/stoptoets (voor modellen die zijn uitgerust
met een start/stoptoets)
Door op de start/stoptoets te drukken begint of stopt u met naaien. Zolang u de knop ingedrukt houdt, naait de machine op lage snelheid. Wanneer u stopt met naaien, staat de naald omlaag in de stof. Meer bijzonderheden vindt u in “Beginnen met naaien” (pagina 39).
c Naaldstandtoets (voor modellen die zijn uitgerust
met een naaldstandtoets)
U kunt de naald omhoog of omlaag zetten door op de naaldstandtoets te drukken. Zet de naald omhoog voordat u deze inrijgt. Deze knop gebruikt u om de naairichting te wijzigen of om gedetailleerd te naaien op kleine gebieden. Wanneer u tweemaal op de toets drukt, naait u één steek.
d Schuifknop voor snelheidsregeling (voor modellen die
zijn uitgerust met een schuifknop voor snelheidsregeling)
Met de schuifknop voor snelheidsregeling past u de naaisnelheid aan.
9
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ———————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
VOORZICHTIG
Bedieningspaneel
Met het bedieningspaneel op de voorkant van de naaimachine selecteert u een steek en geeft u op hoe de steek wordt genaaid.
a LCD-display
Het nummer van de geselecteerde steek ( persvoet dat u kunt gebruiken (
3) en de steekbreedte (mm) (4) worden hier
( weergegeven.
2) het soort persvoet wordt aangegeven, hangt
Waar ( af van het model. Hierboven ziet u als voorbeeld het LCD-scherm van modellen waar het soort persvoet wordt aangegeven boven het nummer van de geselecteerde steek.
b Steekselectietoetsen
Druk op de steekselectietoetsen en selecteer het nummer van de steek die u wilt gebruiken. Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 37).
c Steeklengtetoets
Met deze toets past u de steeklengte aan. (Druk op de “–” om de steek korter te maken; druk op de “+” om de steek langer te maken.)
d Steekbreedtetoets
Met deze toets past u de steekbreedte aan. (Druk op de “–” om de steek smaller te maken; druk op de “+” om de steek breder te maken.)
2), de steeklengte (mm)
1), het soort
Klospen
Druk zoals aangegeven met uw vinger de klospenhendel omlaag om de klospen omhoog te zetten.
Pak niet de staaf beet om de klospen omhoog te zetten. Dan kan de klospen verbuigen of breken.
De kloskap opbergen
U kunt de bijgesloten kloskap (groot, middelgroot, klein) opbergen door deze te bevestigen aan de klospen, zoals aangegeven in de illustratie. Bevestig de kloskap met de ronde kant naar de klospen gericht.
10
—————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
De klospen opbergen
Zet de klospen terug in de opbergstand, wanneer u het deksel op de machine plaatst voordat u deze opbergt, of wanneer u de klospen niet gebruikt. Neem de klos van de klospen, vouw de klospen op, zoals aangegeven in de illustratie, totdat deze stevig op zijn plaats klikt.
De klospen installeren
Als de klospen niet in de machine zit, plaatst u
a
het lipje op de klospen in het gat op de achterkant van de machine, zoals aangegeven.
a Gat b Lipje
Duw de klospen omlaag tot deze op zijn
b
plaats klikt.
1
11
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ———————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Opmerking
WAARSCHUWING
VOORZICHTIG
1
2
WERKEN MET UW NAAIMACHINE
Voorzorgsmaatregelen voor de stroom
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht in verband met de stroom.
Gebruik uitsluitend normale huishoudstroom voor deze machine. Door een andere stroomvoorziening te gebruiken kunt u brand, een elektrische schok of schade aan de machine veroorzaken.
Steek de stekkers van het netsnoer stevig in het wandstopcontact en de netaansluiting op de machine.
Steek de netstekker niet in een stopcontact dat in slechte staat is.
Zet in de volgende gevallen de hoofdschakelaar uit en haal de stekker uit het stopcontact:
• Wanneer u de machine onbeheerd achterlaat
• Wanneer u klaar bent met werken
• Wanneer de stroom uitvalt tijdens het gebruik
• Wanneer de machine niet goed functioneert vanwege een slechte aansluiting of loskoppeling
• Tijdens onweer
Gebruik uitsluitend het netsnoer dat wordt geleverd bij deze machine.
Gebruik geen verlengsnoeren of meerwegadapters waarop een groot aantal andere apparaten is
aangesloten. Dit kan leiden tot brand of elektrische schok.
Raak de stekker niet met natte handen aan. U kunt dan een elektrische schok krijgen.
Zet altijd eerst de hoofdschakelaar uit voordat u de stekker uit het stopcontact haalt. Pak altijd de stekker vast om deze uit het stopcontact te halen. Wanneer u aan het snoer trekt, kan dit beschadigd raken, met brand of een elektrische schok als gevolg.
Let op dat u het netsnoer niet doorsnijdt, beschadigt, sterk buigt, trekt, draait of bundelt. Plaats geen zware voorwerpen op het snoer. Bescherm het snoer tegen hitte. Hierdoor zou het snoer beschadigd kunnen raken en brand of een elektrische schok veroorzaken. Als het snoer of de stekker beschadigd is, mag u de machine niet meer gebruiken; breng de machine eerst naar de erkende dealer!
Haal de stekker uit het netstopcontact, wanneer u de machine langere tijd niet gebruikt. Anders kan er mogelijk brand ontstaan.
Stroomvoorziening
Steek de stekker in een wandstopcontact.
a
a Hoofdschakelaar b Netsnoeraansluiting
Zet de hoofdschakelaar op “I”.
b
X Het naailampje gaat branden wanneer
u de machine inschakelt.
12
U zet de machine uit door de hoofdschakelaar
c
{” te zetten.
op “
X Het naailampje gaat uit wanneer u de
machine uitschakelt.
Wanneer tijdens het gebruik van de machine de stroom uitvalt, zet u de naaimachine uit en haalt u de stekker uit het stopcontact. Volg onderstaande procedure om de machine weer op de juiste manier op te starten.
—————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Opmerking
Memo
VOORZICHTIG
Langzamer
Sneller
VOORZICHTIG
Voetpedaal
Steek de stekker van het voetpedaal in de aansluiting aan de achterkant van de naaimachine.
a Voetpedaalaansluiting
Om het voetpedaal aan te sluiten moet u de naaimachine uitzetten, zodat u de machine niet per ongeluk start.
Wanneer u het voetpedaal licht intrapt, naait de machine op lage snelheid. Wanneer u het voetpedaal dieper intrapt, naait de machine sneller. Wanneer u uw voet van het voetpedaal neemt, stopt de machine.
Schuifknop voor snelheidsregeling (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets)
Selecteer de gewenste naaisnelheid door de
a
schuifknop voor snelheid naar links of naar rechts te schuiven.
Wanneer u de knop naar links schuift, wordt de naaisnelheid lager; wanneer u de knop naar rechts schuift, wordt de snelheid hoger.
a Schuifknop voor snelheidsregeling
• De snelheid die u instelt met de knop voor snelheidsregeling, is de maximum naaisnelheid voor het voetpedaal.
Naaldstopstand wijzigen
Normaliter is de naaimachine zo ingesteld dat de naald in de stof blijft wanneer u stopt met naaien. U kunt de machine ook zo instellen dat de naald omhoog staat wanneer u stopt met naaien.
1
Plaats niets op het voetpedaal wanneer het apparaat niet in gebruik is.
Zorg dat zich geen materiaal of stof ophoopt op het voetpedaal. Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Wanneer het voetpedaal is aangesloten, kunt u het naaien niet starten of stoppen met de start/stoptoets (alleen voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets).
Zet de naaimachine uit.
a
Houd de “–” van (steekselectietoets) aan de
b
linkerkant ingedrukt en zet de naaimachine aan.
Nadat u de machine hebt aangezet, laat u de
“–” van (steekselectietoets) los.
X
De naaldstopstand wordt dan ‘omhoog’.
• Om de naaldstopstand te wijzigen in ‘omlaag’ voert u dezelfde handeling uit.
13
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ———————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
a Draadgeleider voor
spoelopwinden
b Spoelwinderas c Spoel
VOORZICHTIG
Ware grootte
Dit model Andere modellen
11,5 mm
(7/16 inch)
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
DE MACHINE INRIJGEN
Spoel opwinden
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de draad op de spoel windt.
• Voor meer bijzonderheden over de spoel snel opwinden, zie pagina 17.
Gebruik alleen spoelen (onderdeelcode: SFB) die voor deze naaimachine zijn bedoeld. Door het gebruik van andere spoelen kunt u de machine beschadigen.
De spoel die bij deze machine wordt geleverd, is speciaal door ons ontworpen. Wanneer u een spoel van een ander model gebruikt, werkt de machine niet goed. Gebruik alleen de spoel die wordt geleverd bij deze machine of een spoel van hetzelfde type (onderdeelcode: SFB).
Druk zoals aangegeven met uw vinger de
a
klospenhendel omlaag.
X De klospen zwaait omhoog.
Pak niet de staaf beet om de klospen omhoog te zetten. Dan kan de klospen verbuigen of breken.
14
Verwijder de kloskap.
b
a Klospen b Kloskap
Zet de klospen omhoog als u de spoel opwindt. Als u de spoelwinder gebruikt zonder de klospen omhoog te zetten, kan de draad verward raken.
—————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Memo
VOORZICHTIG
a
c
b
Plaats het klosje garen voor de spoel op de
c
klospen.
Schuif de klos op de pen, zodat de klos horizontaal zit, en de draad van onderen naar de voorkant afwikkelt.
Schuif de kloskap op de klospen.
d
Met de iets afgeronde kant van de kloskap naar links schuift u de kloskap zo ver mogelijk naar rechts op de klospen, zodat de klos naar het rechter uiteinde van de klospen wordt verplaatst.
Wanneer u draait met fijne kruiswikkeldraad, gebruikt u de kleine kloskap. Laat een beetje ruimte tussen de kap en de klos.
a Kloskap (klein) b Klos (kruiswikkeldraad) c Ruimte
Houd de klos vast met uw rechterhand en leid
e
de draad onder de draadgeleider.
1
Als u de klos of de kloskap niet goed plaatst, kan de draad verward raken rond de klospen. Of de machine kan beschadigd raken.
Er zijn drie formaten kloskap. Zo kunt u een kloskap kiezen die het best past bij het formaat klos dat u gebruikt. Als de kloskap te klein is voor de klos die u gebruikt, kan de draad vastraken in de gleuf van de klos. Of de machine kan beschadigd raken.
a Draadgeleider
Leid de draad van achteren naar voren onder
f
het draadgeleiderdeksel.
Houd de draad vast met uw rechterhand, zodat de draad die u uittrekt niet slap hangt. Leid de draad vervolgens met uw linkerhand onder het draadgeleiderdeksel.
a Draadgeleiderdeksel
15
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ———————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Opmerking
Opmerking
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Trek de draad naar rechts. Leid deze onder de
g
haak van de draadgeleider voor spoelopwinden. Wind de draad vervolgens tegen de klok in tussen de schrijven. Trek de draad daarbij zoveel mogelijk in.
Trek de draad strak en houd het uiteinde van de draad recht omhoog. Als de draad te kort is, niet strak is getrokken, of scheef wordt vastgehouden, kunt u letsel oplopen wanneer de draad rond de spoel wordt gewonden.
Zet de naaimachine aan.
i
Terwijl u het uiteinde van de draad vasthoudt,
j
drukt u zacht op het voetpedaal of op (start/stoptoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets) om de draad
a Draadgeleider voor spoelopwinden
enkele malen rond de spoel te winden. Stop vervolgens de machine.
Let op dat de draad onder de voorspanningsschijf door gaat.
Wilt u de naaimachine bedienen met het voetpedaal, sluit dan het voetpedaal aan voordat u de machine aanzet.
Wanneer het voetpedaal is aangesloten, kunt u het naaien niet starten of stoppen met de start/stoptoets (alleen voor modellen
b Haak c Voorspanningsschrijf d Trek de draad zover mogelijk in.
die zijn uitgerust met een start/stoptoets).
Trek de draad zo ver mogelijk in de voorspanningsschijf. Anders wordt de spoel misschien niet netjes opgewonden.
Plaats de spoel op de spoelwinderas en schuif
h
de spoelwinderas naar rechts. Draai de spoel handmatig met de klok mee totdat de veer op de as in de inkeping van de spoel schuift.
• Trek 7 tot 10 cm (2-3/4 tot 3-15/16 inch)
draad vanuit het gat in de spoel.
a Veer op de as b Inkeping c 7-10 cm (2-3/4 – 3-15/16 inch)
16
Knip de overtollige draad boven de spoel af.
k
Volg onderstaande instructies zorgvuldig op. Als u de draad niet volledig afknipt bij het opwinden van de spoel, kan de draad verward raken rond de spoel wanneer deze op raakt. Hierdoor kan de naald breken.
—————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Memo
VOORZICHTIG
1
2
Schuif de knop voor snelheidsregeling naar
l
rechts (hoge naaisnelheid). (Voor modellen die zijn uitgerust met een schuifknop voor snelheidsregeling.)
a Schuifknop voor snelheidsregeling
Wanneer u de spoel niet goed opwindt, kan de draadspanning te laag worden en kan de naald breken.
1
Druk op het voetpedaal of druk op (start/
m
stoptoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets) om te starten.
Wanneer de spoel vol lijkt en langzaam begint
n
te draaien, neemt u uw voet van het voetpedaal of drukt u op (start/stoptoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets).
Knip de draad af, schuif de spoelwinderas
o
naar links en neem de spoel uit.
Schuif de schuifknop voor snelheidsregeling
p
weer in zijn oorspronkelijke stand (voor modellen die zijn uitgerust met een schuifknop voor snelheidsregeling).
a Gelijkmatig gewonden b Slecht gewonden
Voor modellen die zijn uitgerust met de functie snel spoel winden
Plaats de spoel op de spoelwinderas, zodat de
a
veer op de as in de inkeping op de spoel past.
a Inkeping b Asveer spoelwinder
Schuif de spoelwinderas naar rechts.
b
Wanneer u de naaimachine start of het
De naaldstang beweegt niet wanneer u de
handwiel draait nadat de draad rond de spoel is gewonden, geeft de machine een klikkend geluid. Dit duidt niet op een storing.
spoelwinderas naar rechts schuift.
Volg stap a t/m g van de procedure in
c
“Spoel opwinden” om de draad rond de voorspanningsschijf te leiden (pagina 14).
In uw linkerhand houdt u de draad die rond de
d
spanningsschijf is gewonden. Ondertussen windt u met uw rechterhand het vrije uiteinde van de draad vijf of zes maal met de klok mee rond de spoel.
17
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ———————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Opmerking
Memo
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
1
2
Trek de draad naar rechts en leid deze door
e
de gleuf in de spoelwinderbasis.
a Gleuf in de spoelwinderbasis (met ingebouwd
snijmechanisme)
X De draad wordt afgesneden op een
geschikte lengte.
Snijd de draad af volgens de beschrijving. Wanneer u de spoel opwindt zonder de draad af te snijden met het in de spoelwinderbasis ingebouwde snijmechanisme, kan de draad verward raken in de spoel of de naald kan verbuigen en afbreken wanneer de onderdraad opraakt.
Schuif de schuifknop voor snelheidsregeling
f
naar rechts (voor een hoge snelheid) (voor modellen die zijn uitgerust met een schuifknop voor snelheidsregeling).
Knip de draad af, schuif de spoelwinderas
j
naar links en neem de spoel van de as.
Schuif de schuifknop voor snelheidsregeling
k
weer in zijn oorspronkelijke stand (voor modellen die zijn uitgerust met een schuifknop voor snelheidsregeling).
Wanneer u de spoel niet goed opwindt, kan de draadspanning te laag worden en kan de naald breken.
a Schuifknop voor snelheidsregeling
Zet de naaimachine aan.
g
Druk op het voetpedaal of druk op (start/
h
stoptoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets) om te starten.
Wilt u de naaimachine bedienen met het voetpedaal, sluit dan het voetpedaal aan voordat u de machine aanzet.
Wanneer het voetpedaal is aangesloten, kunt u het naaien niet starten of stoppen met de start/stoptoets (alleen voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets).
Wanneer de spoel langzaam begint te draaien,
i
neemt u uw voet van het voetpedaal of drukt u op (start/stoptoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets).
a Gelijkmatig gewonden b Slecht gewonden
Wanneer u de naaimachine start of het handwiel draait nadat de draad rond de spoel is gewonden, geeft de machine een klikkend geluid. Dit duidt niet op een storing.
De naaldstang beweegt niet wanneer u de spoelwinderas naar rechts schuift.
18
—————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Memo
VOORZICHTIG
1
2
Ware grootte
Dit model Andere modellen
11,5 mm
(7/16 inch)
VOORZICHTIG
12
VOORZICHTIG
Zet de naald in zijn hoogste stand door het
a
Onderdraad inrijgen
Installeer de spoel met opgewonden draad.
• Meer bijzonderheden over de snel verwisselbare spoel vindt u op pagina 20.
Wanneer u de spoel niet goed opwindt, kan de draadspanning te laag worden en kan de naald breken. Hierdoor kunt u letsel oplopen.
handwiel naar u toe te draaien (tegen de klok in) of druk op (naaldstandtoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een naaldstandtoets) en zet de persvoethendel omhoog.
Zet de naaimachine uit.
b
Schuif de toets en open het deksel.
c
1
a Gelijkmatig gewonden b Slecht gewonden
De spoel is speciaal voor deze naaimachine ontworpen. Als u spoelen van een ander model gebruikt, werkt de machine niet goed. Gebruik alleen de bijgeleverde spoel of spoelen van hetzelfde type (onderdeelcode: SFB).
Zet de hoofdschakelaar uit wanneer u de machine inrijgt. Wanneer u per ongeluk op het voetpedaal trapt en de machine start, kunt u letsel oplopen.
De richting voor het invoeren van de spoeldraad wordt aangegeven door de markeringen op het steekplaatdeksel. Rijg de draad in zoals aangegeven.
a Deksel b Schuiftoets
Breng de spoel zo in, dat de draad eruit komt
d
in de richting van de pijl.
Plaats de spoel zo, dat de draad in de juiste richting afwindt. Als de draad in de verkeerde richting afwindt, kan dit de draadspanning verstoren of kan de naald breken.
19
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ———————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Memo
1
12
VOORZICHTIG
Houd het uiteinde van de draad vast, duw de
e
spoel omlaag met uw vinger en leid de draad door de gleuf, zoals aangegeven.
• Als de draad niet goed in de spanningsveer van het spoelhuis is geplaatst, is de draadspanning mogelijk niet goed (pagina 41).
a Spanningsveer
Plaats het spoelhuisdeksel terug. Plaats het
f
linkerlipje op de juiste plaats (zie pijl a) en druk vervolgens zacht op de rechterkant (zie pijl b), totdat het deksel op zijn plaats klikt.
Zet de naald in zijn hoogste stand door het
a
handwiel naar u toe te draaien (tegen de klok in) of druk op (naaldstandtoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een naaldstandtoets) en zet de persvoethendel omhoog.
Zet de naaimachine uit.
b
Schuif de toets en open het deksel.
c
a Deksel b Schuiftoets
Plaats met uw rechterhand de spoel zodat het
d
eind van de draad links zit. Vervolgens trekt u met uw linkerhand de draad strak rond het lipje, zoals aangegeven en trekt u licht aan de draad om deze door de gleuf te leiden.
• Plaats het deksel zo terug dat het uiteinde van de draad naast de linkerkant van het deksel naar buiten komt (zoals aangegeven door de lijn in het diagram).
Voor modellen die zijn uitgerust met een snel verwisselbare spoel
De richting voor het invoeren van de spoeldraad wordt aangegeven door de markeringen op het steekplaatdeksel. Rijg de draad in zoals aangegeven.
20
a Lipje
Plaats de spoel zo, dat de draad in de juiste richting afwindt. Als de draad in de verkeerde richting afwindt, kan dit de draadspanning verstoren of kan de naald breken.
—————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Opmerking
Memo
1
Terwijl u de spoel met uw rechterhand
e
enigszins omlaag drukt, leidt u de draad door
a en b). Trek vervolgens de draad
gleuf ( naar u toe om deze af te snijden met de draadafsnijder (c).
• Controleer dan of de spoel gemakkelijk tegen de klok in draait.
a Gleuf b Draadafsnijder (Snijd de draad af met de
draadafsnijder.)
Als de draad niet goed in de spanningsveer
van het spoelhuis is geplaatst, is de draadspanning mogelijk niet goed (pagina 41).
Plaats het spoelhuisdeksel terug. Plaats het
f
linkerlipje op de juiste plaats (zie pijl a) en druk vervolgens zacht op de rechterkant (zie pijl b), totdat het deksel op zijn plaats klikt.
U kunt beginnen met naaien zonder de onderdraad omhoog te trekken. Als u de onderdraad omhoog wilt trekken voordat u begint met naaien, volgt u de procedure in “Onderdraad omhooghalen” (pagina 27).
1
a Spanningsveer
21
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ———————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
of
Bovendraad inrijgen
Plaats de bovendraad en rijg de naald in.
• Meer bijzonderheden over de naaldinrijger vindt u in pagina 25.
a Klospen b Markering op het handwiel
Volg bij het inrijgen van de bovendraad zorgvuldig de instructies. Als de bovendraad niet goed is ingeregen, raakt deze draad mogelijk verward. Ook kan de naald verbuigen of breken.
Gebruik nooit een naald van dikte 20 of minder.
Gebruik de juist combinatie van naald en draad. Meer informatie over de juiste combinatie van naalden
en draden vindt u in “Soorten naalden en toepassingen” (pagina 28).
Zet de naaimachine aan.
a
Zet de persvoet omhoog met de
b
persvoethendel.
a Persvoethendel
Als de persvoet niet omhoog staat, kunt u de naaimachine niet goed inrijgen.
Zet de naald omhoog door het handwiel naar
c
u toe te draaien (tegen de klok in) zodat de markering op het wiel omhoog staat, of druk eenmaal of tweemaal op (naaldstandtoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een naaldstandtoets) om de naald omhoog te zetten.
a Markering b Naaldstandtoets
• Als de naald niet goed omhoog staat, kunt u de naaimachine niet goed inrijgen. Draai het handwiel zo, dat de markering op het wiel omhoog staat, voordat u de machine inrijgt.
22
—————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Druk zoals aangegeven met uw vinger de
d
klospenhendel omlaag.
X De klospen zwaait omhoog.
Pak niet de staaf beet om de klospen omhoog te zetten. Dan kan de klospen verbuigen of breken.
Verwijder de kloskap.
e
Plaats het klosje garen voor de bovendraad
f
volledig op de klospen.
Schuif de klos op de pen, zodat de klos horizontaal zit, en de draad van onderen naar de voorkant afwikkelt.
Schuif de kloskap op de klospen.
g
Met de iets afgeronde kant van de kloskap naar links schuift u de kloskap zo ver mogelijk naar rechts op de klospen, zodat de klos naar het rechter uiteinde van de klospen wordt verplaatst.
1
a Klospen b Kloskap
Zet de klospen omhoog voor gebruik. Als de klos garen niet op de juiste plaats zit, of niet op de juiste manier is geïnstalleerd, kan de naald verward raken op de klospen, waardoor de naald kan breken.
Als u de klos of de kloskap niet goed plaatst, kan de draad verward raken rond de klospen. Of de naald kan beschadigd raken.
Er zijn drie formaten kloskap. Zo kunt u een kloskap kiezen die het best past bij het formaat klos dat u gebruikt. Als de kloskap te klein is voor de klos die u gebruikt, kan de draad vastraken in de gleuf van de klos. Of de naald kan beschadigd raken.
23
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ———————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Memo
Memo
a
c
b
Voer de bovendraad door volgens de
j
aanwijzingen in onderstaande illustratie.
Wanneer u draait met fijne kruiswikkeldraad, gebruikt u de kleine kloskap. Laat een beetje ruimte tussen de kap en de klos.
a Kloskap (klein) b Klos (kruiswikkeldraad) c Ruimte
Houd de klos vast met uw rechterhand en leid
h
de draad onder de draadgeleider.
Let op dat u de draad van rechts naar links
k
door de draadophaalhendel haalt, zoals aangegeven in onderstaande illustratie.
a Draadgeleider
Leid de draad van achteren naar voren onder
i
het draadgeleiderdeksel. Houd met uw rechterhand de draad vast zodat de draad die u uittrekt strak staat. Leid de draad vervolgens met uw linkerhand onder het draadgeleiderdeksel.
a Draadgeleiderdeksel
24
a Draadophaalhendel
Als de naald niet omhoog staat, kunt u de draadophaalhendel niet inrijgen. Druk op de naaldstandtoets om de naald omhoog te zetten voordat u de draadophaalhendel inrijgt.
—————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Opmerking
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Leid de draad achter de draadgeleider aan de
l
naaldstang boven de naald.
Houd hiertoe de draad in uw linkerhand en voer de draad door met uw rechterhand.
a Draadgeleider aan naaldstang
Zet de naaimachine uit.
m
Schakel de machine uit wanneer u de machine inrijgt zonder de naaldinrijger (voor modellen die zijn toegerust met de naaldinrijger). Wanneer u per ongeluk op het voetpedaal trapt en de machine start, kunt u letsel oplopen.
Rijg de naald van voren naar achteren in en
n
trek ongeveer 5 cm (2 inch) draad uit.
Werken met de naaldinrijger (voor modellen die zijn uitgerust met een naaldinrijger)
U kunt de naaldinrijger gebruiken met naalden voor huishoudnaaimachines 75/11 t/m 100/16. U kunt de naaldinrijger niet gebruiken met de naald voor huishoudnaaimachines 65/9. Wanneer u een speciale draad gebruikt zoals de doorzichtige nylon draad of metallic draad, kunt u de naaldinrijger niet gebruiken.
Draad met een dikte van 130/120 of dikker kunt u niet gebruiken met de naaldinrijger.
U kunt de naaldinrijger niet gebruiken met de platte naald en de tweelingnaald.
Als u de naaldinrijger niet kunt gebruiken, zie dan “Bovendraad inrijgen” (pagina 22).
Volg stap a t/m m van de procedure in
a
“Bovendraad inrijgen” om de machine in te rijgen naar de draadgeleider aan de naaldstang.
Zet de persvoethendel omlaag.
b
Terwijl u de naaldinrijghendel omlaag zet,
c
haakt u de draad op de geleider.
1
a 5 cm (2 inch)
Als de draadophaalhendel omlaag staat, kunt u de bovendraad niet om de draadophaalhendel wikkelen. Zet de persvoethendel en de draadophaalhendel omhoog voordat u de bovendraad invoert.
Als u de draad niet goed invoert, kan dit leiden tot problemen bij het naaien.
a Naaldhouder b Naaldinrijghendel c Geleider
25
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ———————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Opmerking
VOORZICHTIG
Zet de naaldinrijghendel geheel omlaag.
d
X Het eind van de naaldinrijger roteert
naar u toe en de haak gaat door het oog van de naald.
Leid de draad in de haak zoals hieronder
e
aangegeven.
Trek de lus draad die u door het oog van de
g
naald hebt getrokken, naar de achterkant van de machine.
a Lus draad
Trek niet te hard aan de draad, want dan kan de naald verbuigen.
Als de draad niet door het oog van de naald gaat, begin dan opnieuw vanaf stap
c.
Zet de persvoethendel omhoog.
h
a Haak b Draad
Houd de draad losjes vast terwijl u de
f
naaldinrijghendel loslaat. De haak trekt de draad door de naald.
a Persvoethendel
Leid het uiteinde van de draad door de
i
persvoet en trek dan ongeveer 5 cm (2 inch) draad naar de achterkant van de machine.
a 5 cm (2 inch)
Als u de draad niet goed invoert, kan dit leiden tot problemen bij het naaien.
26
—————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
of
Onderdraad omhooghalen
Houd het uiteinde van de bovendraad losjes
a
vast.
a Bovendraad
Terwijl u het uiteinde van de bovendraad
b
vasthoudt, zet u de naald omhoog. Dit doet u door het handwiel naar u toe te draaien (tegen de klok in) zodat de markering op het wiel omhoog staat, of door eenmaal of tweemaal op (naaldstandtoets) te drukken (voor modellen die zijn uitgerust met een naaldstandtoets).
Trek ongeveer 10 cm (4 inch) van beide
d
draden uit en trek deze naar de achterkant van de machine onder de persvoet.
a Bovendraad b Onderdraad
Voor modellen die zijn uitgerust met een snel verwisselbare spoel
U kunt beginnen met naaien zonder de onderdraad omhoog te trekken. Wanneer u plooien of pijlen naait, kunt u de onderdraad met de hand omhoogtrekken, zodat er een stuk draad overblijft. Alvorens de onderdraad omhoog te trekken, plaatst u de spoel terug.
Leid de draad door de gleuf in de richting van
a
de pijl en laat de draad daar zonder deze af te knippen.
1
a Markering b Naaldstandtoets
Trek aan de bovendraad om de onderdraad
c
omhoog te halen.
a Bovendraad b Onderdraad
• Het spoelhuisdeksel is nog niet teruggeplaatst.
Trek de onderdraad omhoog volgens de
b
aanwijzingen in stap 1 t/m 4.
Plaats het spoelhuisdeksel terug.
c
27
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ———————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Opmerking
Memo
VOORZICHTIG
NAALD VERVANGEN
In dit gedeelte wordt informatie gegeven over naaimachinenaalden.
Voorzorgsmaatregelen met naalden
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het omgaan met naalden. Het is uiterst gevaarlijk om deze voorzorgsmaatregelen niet in acht te nemen. Lees en volg onderstaande aanwijzingen zorgvuldig.
Gebruik uitsluitend naalden voor huishoudnaaimachines. Wanneer u een andere naald gebruikt, kan de naald breken of de machine beschadigd raken.
Gebruik nooit verbogen naalden. Verbogen naalden kunnen gemakkelijk breken, wat letsel tot gevolg kan hebben.
Soorten naalden en toepassingen
Welke naaimachinenaald u moet gebruiken, hangt af van de stof en de dikte van de draad. Raadpleeg de volgende tabel om de geschikte draad en naald uit te zoeken voor de stof die u wilt naaien.
Soort stof/Toepassing
Middelmatig dikke
stof
Dunne stof
Dikke stof
Stretchstof
Stoffen die gemakkelijk rafelen
Voor afwerksteken
Flanel, Gabardine Zijden draad 50
Crêpe georgette Synthetische draad
Challis, satijn Zijden draad 50
Type Formaat
Popeline Katoenen draad
Tafzijde Synthetische draad
Linon Katoenen draad
Spijkerstof Katoenen draad
Ribfluweel Synthetische draad
Tweed Zijden draad
Jersey Tricot
Draad voor breiwerken
Katoenen draad
Zijden draad 50
Synthetische draad
Zijden draad
Draad
Formaat naald
60–90
60–90
30 100/16 50
50–60
50–60
50–90
30 100/16
50–60 75/11–90/14
75/11–90/14
65/9–75/11
90/14–100/16
Ballpointnaald
75/11–90/14
(goudkleurig)
65/9–90/14Synthetische draad
Gebruik nooit een naald van dikte 20 of minder. Dit kan storingen veroorzaken.
Hoe lager het draadnummer, des te dikker de draad; hoe hoger het naaldnummer, des te dikker de
naald.
Een naald 75/11 is bij aanschaf van de machine reeds geïnstalleerd.
28
Loading...
+ 74 hidden pages