Brother CS-8120 User's Guide

Open de doos en controleer of de volgende accessoires zijn bijgesloten. Wanneer een artikel ontbreekt of beschadigd is, neemt u contact op met uw leverancier.
Accessoires
Opmerking
De schroef van de persvoethouder is verkrijgbaar bij uw erkende dealer. (Onderdeelcode: XA4813-051).
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
10.* 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.
20. 21. 22. 23. 24. 25.
* 75/11 2 naalden
90/14 2 naalden 90/14 2 naalden: Ballpointnaald (goudkleurig)
Nr. Onderdeel Onderdeelcode Nr. Onderdeel Onderdeelcode
1 Knoopsgatvoet “A” XC2691-051 14 Schroevendraaier XC4237-021 2 Overhandse steekvoet “G” XC3098-051 15 Kloskap (groot) 130012-054 3 Monogramvoet “N” X53840-351 16 Kloskap (klein) 130013-154 4 Ritsvoet “I” X59370-051 17 Extra klospin XC3834-021 5 Zigzagvoet “J” (op machine) XC3021-051 18 Klosnetje XA5523-050 6 Blindsteekvoet “R” XC4051-051 19 Voetpedaal XC1154-021 7 Knoopbevestigingsvoet “M” X59375-151 20 Draadcassette (op machine) XC3664-021
8 Tornmesje X54243-001 21
9 Spoel (4) XA5539-151 22 Naaldwisselhulp XC4551-021
10 Naaldsetje X58358-051 23 Bedieningshandleiding XC5253-021
11 Tweelingnaald X59296-051 24 Beknopte bedieningsgids
12 Schoonmaakborsteltje X59476-051 25 Kloskap (speciaal) XA5752-021 13 Gaatjesponser 135793-051
Kloskap (oranje) (op machine)
XC3673-021
XC5256-021,
XC5257-021
Omslag A
Machineonderdelen en hun functie
Hieronder worden de diverse onderdelen van de naaimachine en hun functie beschreven. Lees de beschrijvingen zorgvuldig door, zodat u de namen van de onderdelen kent voordat u de naaimachine gaat gebruiken.
Vooraanzicht
1 2
3
4
5
6
7
1 Deksel draadcassettevak 2 Draadcassettevak
Plaats de draadcassette in het daartoe bestemde vak.
3 Draadcassette-uitwerphendel
Druk op deze hendel om de draadcassette uit te werpen.
4 Draadspanningsknop
Met de draadspanningsknop kunt u de spanning van de bovendraad aanpassen.
5 Draadafsnijder
Leid de draden door de draadafsnijder om deze af te snijden.
6 Arm 7 Klep
Met de klep maakt u een tafel. Wanneer u de naaimachine niet gebruikt, zet u de machine weg met de klep omhooggevouwen. Verwijder de klep wanneer u cylindrische stukken wilt naaien zoals manchetten.
8 Schuifpoot
Trek de schuifpoot uit, wanneer u wilt naaien met de vrije arm.
E
D
C B
A
?
9
8
9 Bedieningstoetsen
Met de bedieningstoetsen start u de naaimachine en zet u de naald omhoog en omlaag. (pagina Omslag D)
0 Bedieningspaneel
Selecteer een steek uit de steken die op het bedieningspaneel verschijnen. (pagina Omslag E)
A Spoelopwinder
Gebruik de spoelopwinder voor het opwinden van de spoel.
B Pin voor onderdraadklos
Plaats de klos draad voor de spoel op deze klospin om de spoel op te winden.
C Opbergvak voor spoel
Bewaar in dit vak de spoelen die specifiek voor deze naaimachine zijn opgeslagen.
D Deksel spoelopwinder
Open dit deksel wanneer u de spoel opwindt.
E Draadgeleider voor het opwinden van de spoel
Bij het opwinden van de onderdraad leidt u de draad rond deze draadgeleider.
Omslag B
Naald- en persvoet-gedeelte
Rechterkant/achteraanzicht
1
2
7
6
5
1 Knoopsgathendel
Zet de knoopsgathendel omlaag, wanneer u knoopsgaten en bartacks naait.
2 Draadhaak aan naaldstang
Leid de bovendraad door de draadhaak aan de naaldstang.
3 Naaldplaat
De naaldplaat is gemarkeerd om rechte naden te kunnen naaien.
4 Spoelhuisdeksel/spoelhuis
Verwijder het spoelhuisdeksel en plaats de spoel in het spoelhuis.
5 Transporteurs
De transporteurs voeren de stof in de naairichting.
6 Persvoet
De persvoet drukt gelijkmatig op de stof tijdens het naaien. Bevestig de persvoet die het geschiktst is voor de geselecteerde steek.
7 Persvoethouder
De persvoet wordt geïnstalleerd op de persvoethouder.
4
3
1
2
3
7
4
6
5
1 Handvat
Draag de naaimachine aan het handvat wanneer u deze vervoert.
2 Handwiel
Door het handwiel naar u toe te draaien kunt u de naald omlaag halen om één steek te naaien.
3 Hoofdschakelaar
Met de hoofdschakelaar zet u de naaimachine aan en uit.
4 Voedingsaansluiting naaimachine
Steek de stekker van het netsnoer in de voedingsaansluiting.
5 Contactpunt van het voetpedaal
Steek de stekker aan het eind van de voetpedaalkabel in het betreffende contactpunt op de machine.
6 Luchtgat
Het luchtgat zorgt voor luchtverversing rond de motor. Houd het luchtgat vrij wanneer u de naaimachine gebruikt.
7 Schakelaar voor transporteurstand
Met de transporteurstandschakelaar kunt u de transporteurs omlaag zetten.
Memo
Zie Omslagpagina’s B, D of E wanneer u leert hoe u de machine moet gebruiken.
Omslag C
Bedieningstoetsen
Met de bedieningstoetsen kunt u allerlei elementaire naaimachinehandelingen gemakkelijk uitvoeren.
1
2
3
5
4
1 Draadcassette-indicator
De indicator licht op of gaat uit, afhankelijk van de situatie.
Groen: U kunt een draadcassette plaatsen. Rood: U kunt geen draadcassette plaatsen. Uit: De naaimachine is uitgeschakeld of er is
reeds een draadcassette geïnstalleerd.
2 Draadknippentoets (alleen voor modellen die zijn
uitgerust met een draadknippentoets)
Nadat u bent gestopt met naaien, drukt u de draadknippentoets in om de boven- en onderdraad af te knippen. Meer bijzonderheden vindt u in “De draad afknippen” (pagina 53).
3 Naaldstandtoets
U kunt de naald omhoog of omlaag zetten door op de naaldstandtoets te drukken. Wanneer u tweemaal op de toets drukt, naait u één steek.
4 Start/stoptoets
Door op de start/stoptoets te drukken kunt u beginnen of stoppen met naaien. Zolang u de knop ingedrukt houdt, gaat de machine op lage snelheid naaien. Wanneer u stopt met naaien, staat de naald omlaag in de stof. Meer bijzonderheden vindt u in “Beginnen met naaien” (pagina 49).
5 Persvoethendel
Met de persvoethendel zet u de persvoet omhoog of omlaag.
7
6
7 Schuifknop voor snelheidsregeling
Met de schuifknop voor snelheidsregeling past u de naaisnelheid aan.
VOORZICHTIG
Druk de draadknippentoets niet meer in nadat de draden zijn afgeknipt; anders kan de naald breken, kunnen de draden in de war raken of raakt de machine mogelijk beschadigd.
Opmerking
Druk niet op de draadknippentoets, als zich geen stof onder de persvoet bevindt of wanneer de machine naait; anders kan de machine beschadigd raken.
Wanneer u draad dikker dan no. 30, nylondraad of andere speciale draden wilt afsnijden, gebruikt u de draadafsnijder aan de zijkant van de machine. Meer bijzonderheden vindt u in “De draad afknippen” (pagina 53).
6 Achteruitnaaien/verstevigingssteektoets
Door op de achteruitnaaien/verstevigingsteektoets te drukken naait u achteruit of maakt u verstevigingssteken. U kunt achteruitnaaien door de toets ingedrukt te houden. U kunt verstevigingssteken naaien door 3 tot 5 steken over elkaar te naaien. Meer bijzonderheden vindt u in “Het naaiwerk verstevigen” (pagina 51).
Omslag D
Bedieningspaneel
Het bedieningspaneel, op het voorpaneel van de naaimachine, bestaat uit diverse toetsen en schuiven waarmee u bepaalt hoe de steek wordt genaaid.
17345
6892
1 LCD-scherm (liquid crystal display)
Instellingen voor de geselecteerde steek en foutmeldingen voor onjuiste handelingen verschijnen op het LCD-scherm. Met toets 2 t/m 9 (beschrijving hieronder) kunt u diverse elementen weergeven en instellingen selecteren. Meer bijzonderheden vindt u in “De betekenis van de LCD-schermen” (pagina 10).
2 Helptoets naaimachine
Door op deze toets te drukken geeft u bedieningsinformatie weer. U kunt eenvoudige beschrijvingen weergeven over het inrijgen van de bovendraad, het installeren van de spoel, het opwinden van de spoel en het vervangen van de persvoet.
3 Steekselectietoets
Door op deze toets te drukken selecteert u het gewenste soort steek.
4 toets
Door op deze toets te drukken voegt u een patroon toe wanneer u een combinatie van decoratieve steken naait.
5 toets
Door op deze toets te drukken verwijdert u een toegevoegd patroon wanneer u een combinatie van decoratieve steken naait.
6 Pijltoetsen
Met deze toetsen gaat u in de aangegeven richting wanneer u een element op het scherm selecteert. Bovendien kunt u op drukken om een lagere instelling te selecteren en op om een hogere instelling te selecteren.
7 OK-toets
Door op deze toets te drukken past u het geselecteerde element toe.
8 Achteruittoets
Door op deze toets te drukken keert u terug naar het vorige scherm.
9 Instellingentoets
Door op deze toets te drukken selecteert u instellingen, bijvoorbeeld voor automatisch achteruitnaaien/ verstevigingssteken of andere instellingen zoals het piepsignaal.
Omslag E
Optionele accessoires
De volgende accessoires zijn optioneel verkrijgbaar.
1. 2. 3.
4. 5.
1. Zijsnijder
Onderdeelcode: XC3879-002
2. Quiltgeleider
Onderdeelcode: XC2215-002
3. Geleidervoet
Onderdeelcode: XC1957-002
4. Boventransportvoet
Onderdeelcode: XC2214-002
5. Quiltvoet
Onderdeelcode: XC1948-002
Memo
Wilt u optionele accessoires of onderdelen aanschaffen, neem dan contact op met uw leverancier of het dichtstbijzijnde erkende servicecentrum.
1
Inleiding
Gefeliciteerd met de aanschaf van uw nieuwe naaimachine. Lees deze handleiding zorgvuldig voor u de naaimachine in gebruik neemt, zodat u de diverse functies correct kunt uitvoeren. Houd deze handleiding altijd bij de hand, zodat u snel iets kunt nazoeken.
Functies van de naaimachine
2
1
3
4
1 Draadcassette
U rijgt gemakkelijk de bovendraad in door gewoon een klos draad in de draadcassette te plaatsen. En vervolgens plaats u de draadcassette in het vak om de naald in te rijgen. (pagina 23)
2 Spoel eenvoudig opwinden
U kunt de spoel snel en gemakkelijk opwinden met draad. (pagina 16)
3 Ingebouwde steken
U kunt kiezen uit de ingebouwde steken, waaronder naaisteken, lettersteken en decoratieve steken. (pagina 64)
4 De onderdraad in één handeling inrijgen
U kunt beginnen met naaien zonder de onderdraad omhoog te trekken. (pagina 20)
2
Inhoudsopgave
Bijgesloten accessoires .......................................................................................... Omslag A
Accessoires .......................................................................................................................................... Omslag A
Machineonderdelen en hun functie ........................................................................Omslag B
Vooraanzicht ....................................................................................................................................... Omslag B
Naald- en persvoet-gedeelte .................................................................................................................Omslag C
Rechterkant/achteraanzicht ..................................................................................................................Omslag C
Bedieningstoetsen ............................................................................................................................... Omslag D
Bedieningspaneel ................................................................................................................................. Omslag E
Optionele accessoires ..........................................................................................................1
Inleiding .............................................................................................................................. 2
Functies van de naaimachine ............................................................................................... 2
Inhoudsopgave ..................................................................................................................... 3
VOORBEREIDINGEN ........................................................................................7
De machine aan- en uitzetten ............................................................................................. 8
Voorzorgsmaatregelen voor de stroom .............................................................................................................. 8
De machine aanzetten ...................................................................................................................................... 9
De machine uitzetten ........................................................................................................................................ 9
De betekenis van de LCD-schermen .................................................................................. 10
Controle van de bedieningsprocedures ........................................................................................................... 11
De machine-instellingen wijzigen ...................................................................................... 12
De instellingen wijzigen .................................................................................................................................. 12
De naaldstop stand wijzigen ........................................................................................................................... 14
De helderheid van het LCD-scherm aanpassen ............................................................................................... 14
De schermtaal wijzigen ................................................................................................................................... 15
De spoel opwinden/installeren .......................................................................................... 16
Voorzorgsmaatregelen voor de spoel .............................................................................................................. 16
De spoel opwinden ......................................................................................................................................... 16
De spoel installeren ........................................................................................................................................ 20
De bovendraad inrijgen ..................................................................................................... 22
Over de draadklos ........................................................................................................................................... 22
De klos in de draadcassette plaatsen ............................................................................................................... 23
De naald inrijgen ............................................................................................................................................ 26
Werken met de extra klospin ........................................................................................................................... 28
De draad handmatig inrijgen (zonder naaldinrijger) ........................................................................................ 29
Werken met de tweelingnaald ......................................................................................................................... 30
De onderdraad omhoogtrekken ....................................................................................................................... 33
De naald vervangen ........................................................................................................... 34
Voorzorgsmaatregelen met naalden ................................................................................................................ 34
Soorten naalden en toepassingen .................................................................................................................... 34
De naald controleren ...................................................................................................................................... 35
De naald vervangen ........................................................................................................................................ 36
De persvoet verwisselen .................................................................................................... 39
Voorzorgsmaatregelen voor de persvoet .......................................................................................................... 39
De persvoet vervangen .................................................................................................................................... 39
De persvoethouder verwijderen ...................................................................................................................... 41
Werken met de optionele boventransportvoet ................................................................................................. 42
Cilindrische stukken naaien ...............................................................................................44
Naaien met de vrije arm .................................................................................................................................. 44
3
——————————————————————————————————————————————————————————————
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN .........................................................45
Naaien ............................................................................................................................... 46
Algemene procedure voor het naaien .............................................................................................................. 47
De stof plaatsen .............................................................................................................................................. 48
Beginnen met naaien ...................................................................................................................................... 49
Het naaiwerk verstevigen ................................................................................................................................ 51
De draad afknippen ........................................................................................................................................ 53
De draadspanning aanpassen ............................................................................................ 54
De spanning van de bovendraad wijzigen ....................................................................................................... 54
De steeklengte en steekbreedte aanpassen ........................................................................ 55
De steekbreedte aanpassen ............................................................................................................................. 55
De steeklengte aanpassen ............................................................................................................................... 56
Nuttige functies ................................................................................................................. 57
Automatisch achteruitnaaien/verstevigingssteken ............................................................................................ 57
Nuttige naaitips ................................................................................................................. 59
Proeflap naaien ............................................................................................................................................... 59
De naairichting wijzigen ................................................................................................................................. 59
Bochten naaien ............................................................................................................................................... 59
Dikke stoffen naaien ....................................................................................................................................... 60
Dunne stoffen naaien ...................................................................................................................................... 61
Stretchstoffen naaien ....................................................................................................................................... 61
Een evenwijdige naad naaien .......................................................................................................................... 61
NAAISTEKEN ...................................................................................................63
Steken selecteren ............................................................................................................... 64
Soorten steken ................................................................................................................................................. 64
Steken selecteren ............................................................................................................................................ 64
Overhandse steken ............................................................................................................66
Overhandse steken naaien met persvoet “G” .................................................................................................. 66
Overhandse steken naaien met zigzagvoet “J” ................................................................................................. 67
Overhandse steken naaien met de optionele zijsnijder .................................................................................... 68
Elementaire steken ............................................................................................................70
Rijgen ............................................................................................................................................................. 70
Elementaire steken .......................................................................................................................................... 70
Blindzoomstikken .............................................................................................................. 72
Knoopsgatsteken ................................................................................................................74
Knoopsgaten naaien ........................................................................................................................................ 75
Knopen aannaaien .......................................................................................................................................... 78
Ritsen inzetten ...................................................................................................................80
Een rits inzetten in het midden ........................................................................................................................ 80
Een rits inzetten aan de zijkant ........................................................................................................................ 81
Stretchstoffen naaien en elastiek inzetten ......................................................................... 84
Stretchstof naaien ............................................................................................................................................ 84
Elastiek bevestigen .......................................................................................................................................... 84
Appliqué-, patchwork- en quiltsteken ................................................................................ 86
Applicaties aanbrengen ................................................................................................................................... 87
Patchwork (fantasiequilt) steek ........................................................................................................................ 88
Patchwork ....................................................................................................................................................... 88
Quilts maken .................................................................................................................................................. 89
Fantasiequilts naaien ....................................................................................................................................... 90
Satijnen steken ................................................................................................................................................ 92
Verstevigingssteken ........................................................................................................... 93
Drievoudige stretchsteek ................................................................................................................................. 93
Bartacksteek .................................................................................................................................................... 93
Gaten stoppen ................................................................................................................................................. 95
Gaatjes stikken ..................................................................................................................97
4
Decoratieve steken ............................................................................................................98
Fagotwerk ....................................................................................................................................................... 99
Schelpsteken ................................................................................................................................................. 100
Smokwerk ..................................................................................................................................................... 100
Schelprijgsteek .............................................................................................................................................. 101
Verbindingssteken ......................................................................................................................................... 102
Erfstuksteken ................................................................................................................................................. 103
De diverse ingebouwde decoratieve patronen naaien ..................................................... 106
Fraaie patronen naaien .................................................................................................................................. 106
Patronen naaien ............................................................................................................................................ 106
Patronen combineren .................................................................................................................................... 107
Naaipatronen herhalen ................................................................................................................................. 108
Het geselecteerde patroon tekenen ............................................................................................................... 109
De patroonlengte wijzigen ............................................................................................................................ 109
Het patroon spiegelen ................................................................................................................................... 110
Een patroon opslaan ...................................................................................................................................... 111
Het patroon opnieuw uitlijnen ...................................................................................................................... 112
BIJLAGE .........................................................................................................115
Steekinstellingen ..............................................................................................................116
Naaisteken .................................................................................................................................................... 116
Andere steken ............................................................................................................................................... 121
Onderhoud ......................................................................................................................122
De buitenkant van de machine schoonmaken ............................................................................................... 122
Het spoelhuis schoonmaken ......................................................................................................................... 122
Problemen oplossen ........................................................................................................ 124
Foutmeldingen .............................................................................................................................................. 128
Er verschijnt niets op het LCD-scherm. .......................................................................................................... 129
Piepsignaal bij handelingen .......................................................................................................................... 129
Het piepsignaal bij bediening uitschakelen ................................................................................................... 130
Trefwoorderlijust ............................................................................................................. 131
5
GEFELICITEERD MET DE AANSCHAF VAN DEZE MACHINE
Dit is een van de meest geavanceerde gecomputeriseerde huishoudnaaimachines. Wilt u volledig profiteren van alle functies, dan raden wij u aan de handleiding zorgvuldig te lezen alvorens u de machine in gebruik neemt.
LEES DIT, VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Voor veilig gebruik
1. Houd uw oog op de naald tijdens het naaien. Raak het handwiel, de draadophaalhendel, de naald of andere bewegende delen niet aan.
2. Zet altijd de hoofdschakelaar uit en neem de stekker uit het stopcontact als:
U klaar bent met naaien
U de naald of andere onderdelen verwisselt of verwijdert
Tijdens het gebruik een stroomstoring optreedt
U onderhoud pleegt aan de machine
De machine onbeheerd laat
3. Plaats geen voorwerpen op het voetpedaal.
4. Steek de netstekker direct in een wandstopcontact. Gebruik geen verlengsnoeren.
Voor een langere levensduur
1. Zet de machine niet weg op een plaats met direct zonlicht of in een vochtige omgeving. Gebruik of plaats het apparaat niet in de buurt van een verwarming, strijkbout, halogeenlamp of andere warme voorwerpen.
2. Gebruik voor het schoonmaken van de behuizing alleen neutrale zeep of reinigingsmiddelen. Benzeen, thinner en schuurmiddelen kunnen de behuizing en de machine beschadigen; gebruik deze middelen dus nooit.
3. Laat de machine niet vallen, sla niet op de machine.
4. Raadpleeg de bedieningshandleiding altijd wanneer u onderdelen, de persvoet, de naald of andere delen verwisselt of installeert.
Voor reparatie of bijstellingen
Indien de machine een defect vertoont of moet worden bijgesteld, kijk dan eerst in de probleemoplossing achter in deze gebruiksaanwijzing of u de reparatie of bijstelling zelf kunt uitvoeren. Kunt u het probleem niet verhelpen, raadpleeg dan uw plaatselijke erkende Brother­dealer.
Meer productinformatie en updates vindt u op onze website www.brother.com
6
1 VOORBEREIDINGEN
In dit hoofdstuk leest u hoe u zich moet voorbereiden voordat u gaat naaien.
De machine aan- en uitzetten ...................................................................................8
De betekenis van de LCD-schermen........................................................................10
De machine-instellingen wijzigen ...........................................................................12
De spoel opwinden/installeren................................................................................16
De bovendraad inrijgen...........................................................................................22
De naald vervangen ................................................................................................ 34
De persvoet verwisselen..........................................................................................39
Cilindrische stukken naaien.....................................................................................44
VOORBEREIDINGEN —————————————————————————————————————————————————————
De machine aan- en uitzetten
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de machine aan- en uitzet.
Voorzorgsmaatregelen voor de stroom
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht voor de stroomvoorziening.
WAARSCHUWING
Gebruik uitsluitend normale huishoudstroom voor deze machine. Door een andere
stroomvoorziening te gebruiken kunt u brand, een elektrische schok of schade aan de machine veroorzaken.
Zet in de volgende gevallen de hoofdschakelaar uit en haal de stekker uit het stopcontact:
• Wanneer u de machine onbeheerd achterlaat
• Wanneer u klaar bent met werken
• Wanneer de stroom uitvalt tijdens het gebruik
• Wanneer het apparaat niet goed functioneert vanwege een slechte aansluiting of
loskoppeling
• Tijdens onweer
VOORZICHTIG
Gebruik geen verlengsnoeren of meerwegadapters waarop een groot aantal andere apparaten
is aangesloten. Dit kan leiden tot brand of elektrische schok.
Raak de stekker niet met natte handen aan. U kunt dan een elektrische schok krijgen.
Zet altijd eerst de hoofdschakelaar uit voordat u de stekker uit het stopcontact haalt. Pak
altijd de stekker vast om deze uit het stopcontact te halen. Wanneer u aan het snoer trekt, kan dit beschadigd raken met brand of een elektrische schok als gevolg.
Let op dat u het netsnoer niet doorsnijdt, beschadigt, sterk buigt, trekt, draait of bundelt.
Plaats geen zware voorwerpen op het snoer. Bescherm het snoer tegen hitte. Hierdoor zou het snoer beschadigd kunnen raken en brand of een elektrische schok veroorzaken. Als het snoer of de stekker beschadigd is, mag u de machine niet meer gebruiken; breng de machine eerst naar de erkende dealer!
Haal de stekker uit het netstopcontact wanneer u de machine langere tijd niet gebruikt.
Anders kan er mogelijk brand ontstaan.
8
De machine aanzetten
De machine uitzetten
Controleer of de naaimachine is uitgeschakeld
1
(hoofdschakelaar op “O”) en steek de stekker van het netsnoer in het voedingscontact op de rechterkant van de machine.
Steek de stekker van het netsnoer in een
2
normaal stopcontact.
1
1 Voedingsaansluiting naaimachine
Druk op de rechterkant van de
3
hoofdschakelaar rechts op de machine (zet de schakelaar op “|”).
Zet de machine uit, wanneer u ophoudt met naaien. Zet de machine ook uit wanneer u hem naar een andere plek vervoert.
Controleer of de machine niet bezig is met
1
naaien.
Druk op de linkerkant van de hoofdschakelaar
2
rechts op de machine (zet de schakelaar op “{”).
X De naailamp gaat uit wanneer u de
machine uitzet.
Haal de stekker uit het stopcontact.
3
Pak de stekker vast wanneer u het netsnoer uit het stopcontact haalt.
Haal het netsnoer uit het voedingscontact van
4
de machine.
1
X De naailamp gaat branden wanneer u de
machine aanzet.
Vouw de klep aan de voorkant van de
4
naaimachine omlaag naar u toe.
Opmerking
Wanneer tijdens het gebruik van de machine de stroom uitvalt, zet u de naaimachine uit en haalt u de stekker uit het stopcontact. Volg onderstaande procedure om de machine weer op de juiste manier op te starten.
De machine aan- en uitzetten 9
VOORBEREIDINGEN —————————————————————————————————————————————————————
De betekenis van de LCD-schermen
Het LCD-scherm bevindt zich op het voorpaneel van de naaimachine. Op het LCD-scherm verschijnen de instellingen voor de geselecteerde steek en foutmeldingen wanneer een handeling onjuist is uitgevoerd. Wanneer u de naaimachine aanzet, gaat het LCD-scherm branden en verschijnt het volgende scherm.
1
2
3
4 5
1 Persvoet die u moet gebruiken 2 Enkele naald of tweelingnaald 3 Geselecteerde steek 4 Steeklengte (mm) 5 Steekbreedte (mm)
Memo
Meer bijzonderheden over foutmeldingen die verschijnen bij een onjuist uitgevoerde handeling vindt u in “Foutmeldingen” (pagina 128).
10
Controle van de bedieningsprocedures
U kunt een eenvoudige beschrijving van de persvoet, het inrijgen van de bovendraad, het opwinden van de spoel en het installeren van de spoel weergeven op het LCD-scherm.
Zet de naaimachine aan.
1
X Het LCD-scherm gaat branden.
Voorbeeld: De bovendraad inrijgen
Als u klaar bent met het helpscherm, drukt u
6
op (OK-toets).
1
Druk op (de helptoets van de
2
naaimachine) op het bedieningspaneel.
X Het helpscherm van de naaimachine
verschijnt.
Druk op , , en op (pijltoetsen)
3
totdat de afbeelding verschijnt die het gewenste onderwerp illustreert.
1
3
1 De persvoet vervangen 2 De bovendraad inrijgen 3 De spoel opwinden 4 De spoel installeren
Druk op (OK-toets).
4
X Het eerste scherm verschijnt waarin de
procedure voor het geselecteerde onderwerp wordt beschreven.
2
4
X Het beginscherm voor steken verschijnt
weer.
Opmerking
Meer bijzonderheden over de verschillende onderwerpen vindt u op de betreffende pagina van deze Bedieningshandleiding.
Wilt u het volgende scherm weergeven, dan
5
drukt u op . Wilt u terugkeren naar het vorige scherm, dan drukt u op .
De betekenis van de LCD-schermen 11
VOORBEREIDINGEN —————————————————————————————————————————————————————
De machine-instellingen wijzigen
U kunt diverse naaimachinehandelingen en naai-instellingen wijzigen.
Druk op (OK-toets).
De instellingen wijzigen
Hieronder vindt u een beschrijving van de algemene procedure voor het wijzigen van de machine­instellingen.
Zet de naaimachine aan.
1
X Het LCD-scherm gaat branden.
Druk op (instellingentoets) op het
2
bedieningspaneel.
6
X Het beginscherm voor steken verschijnt
weer.
X Het instellingenscherm verschijnt.
Druk op , , en op (pijltoetsen)
3
totdat de steek- of machinetoepassing die u wilt wijzigen is geselecteerd.
Druk op (OK-toets).
4
X Er verschijnt een scherm met instellingen
voor de geselecteerde toepassing.
Druk op , , en op (pijltoetsen)
5
totdat de gewenste instelling is geselecteerd.
X De instelling wordt gewijzigd.
12
Lijst van steek- of machinetoepassingen
Onderstaande lijst geeft een overzicht van alle steek- en machinetoepassingen die u kunt instellen. Meer bijzonderheden over de verschillende toepassingen vindt u op de betreffende pagina.
Toepassing Pictogram Bijzonderheden Pagina
Automatisch achteruit naaien/ verstevigingss teken
Hiermee stelt u automatisch achteruitnaaien/ verstevingssteken in.
pagina 57
1
Patroon controleren
Links/rechts spiegelbeeld
Lengte patroon
Meerdere malen/ eenmaal naaien
Naaldstand
Naaien met tweelingnaald
Steekbreedte instellen
Taal Hiermee kunt u de schermtaal wijzigen. pagina 15
Piepsignaal
Helderheid LCD-scherm
Hiermee controleert u combinatiepatronen. pagina 107
Hiermee spiegelt u patronen langs een verticale as. pagina 110
Hiermee stelt u de lengte van satijnsteken in. pagina 109
Hiermee stelt u in of het patroon meerdere malen of eenmaal wordt genaaid.
Hiermee stelt u in waar de naald blijft staan wanneer u stopt met naaien.
Hiermee stelt u de tweelingnaald in. pagina 30
Hiermee kunt u de steekbreedte aanpassen met de schuifknop voor snelheidsregeling.
Hiermee stelt u in of na elke handeling een pieptoon klinkt.
Hiermee past u de helderheid van het LCD-scherm aan.
pagina 108
pagina 14
pagina 92
pagina 128
pagina 14
Verticale patroonaanp assing
Hiermee past u de verticale positie van het patroon aan.
De machine-instellingen wijzigen 13
pagina 112
VOORBEREIDINGEN —————————————————————————————————————————————————————
De naaldstop stand wijzigen
Bij aankoop is de machine zo ingesteld dat de naald in de stof blijft staan wanneer u stopt met naaien. U kunt hem echter ook zo instellen dat de naald omhoog staat wanneer u stopt met naaien.
Druk op (instellingentoets) op het
1
bedieningspaneel en druk vervolgens op ,
, en op (pijltoetsen) totdat is
geselecteerd.
Druk op (OK-toets).
2
X Er verschijnt een scherm waarin u de
naaldstopstand kunt wijzigen.
Druk op om te selecteren.
3
Wilt u terug naar , dan drukt u op .
De helderheid van het LCD-scherm aanpassen
U kunt de helderheid van het LCD-scherm aanpassen.
Druk op (instellingentoets) op het
1
bedieningspaneel en druk vervolgens op ,
, en op (pijltoetsen) totdat is
geselecteerd.
Druk op (OK-toets).
2
X Er verschijnt een scherm waarin u de
helderheid van het LCD-scherm kunt wijzigen.
Wilt u het LCD-scherm lichter maken, dan
3
drukt u op (–). Wilt u het LCD-scherm donkerder maken, dan drukt u op (+).
X De machine is nu zo ingesteld dat de naald
omhoog blijft staan wanneer u stopt met naaien.
Druk op (OK-toets).
4
X Het beginscherm voor steken verschijnt
weer.
X De helderheid van het LCD-scherm wordt
gewijzigd.
Druk op (OK-toets).
4
X Het beginscherm voor steken verschijnt
weer.
14
De schermtaal wijzigen
U kunt de taal op de schermen wijzigen in een van de vele beschikbare talen.
Druk op (instellingentoets) op het
1
bedieningspaneel en druk vervolgens op ,
, en op (pijltoetsen) totdat
is geselecteerd.
Druk op (OK-toets).
2
X Er verschijnt een scherm waarin u de
schermtaal kunt wijzigen.
Druk op of op totdat de gewenste taal
3
is geselecteerd.
De volgende talen zijn beschikbaar: Engels, Frans, Duits, Nederlands, Spaans, Italiaans, Deens, Noors, Fins, Zweeds, Portugees, Russisch, Japans, Koreaans en andere.
X De schermtaal is gewijzigd.
1
Druk op (OK-toets).
4
X Het beginscherm voor steken verschijnt
weer.
De machine-instellingen wijzigen 15
VOORBEREIDINGEN —————————————————————————————————————————————————————
De spoel opwinden/installeren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de draad op de spoel windt en vervolgens de onderdraad inbrengt.
Voorzorgsmaatregelen voor de spoel
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht voor de spoel.
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend spoel (onderdeelcode: XA5539-151) die speciaal voor deze naaimachine
ontworpen is. Het gebruik van een andere spoel kan letsel tot gevolg hebben of schade aan de machine veroorzaken.
De bijgeleverde spoel is speciaal ontworpen voor deze naaimachine. Als u spoelen van
oudere modellen gebruikt, werkt de machine niet goed. Gebruik alleen de bijgeleverde spoel of spoelen van hetzelfde type (onderdeelcode: XA5539-151).
Ware grootte
11,5 mm
(7/16 inch)
Dit model Ouder model
De spoel opwinden
Wind de draad rond de spoel om het inrijgen voor te bereiden.
Zet de naaimachine aan.
1
Open het spoelopwinderdeksel boven aan de
2
rechterkant van de naaimachine.
3
4
Draai de klospin voor de onderdraad omhoog.
Haal de pin voor de onderdraadklos zo ver mogelijk naar boven.
1
1 Pin voor de onderdraadklos
Plaats de spoel op de spoelopwinderas zodat de veer op de as in het gleufje op de spoel past.
1
16
2
1 Gleuf 2 Asveer spoelopwinder
Schuif de spoelopwinderas naar rechts.
5
Plaats de klos draad voor de spoel op de pin
6
voor de onderdraadklos.
Schuif de kloskap op de pin voor de
7
onderdraadklos.
Met de ronde kant van de kloskap naar links schuift u de kloskap zo ver mogelijk op de pin voor de onderdraadklos, totdat de rechterkant van de klos de rechterkant van de pin voor de onderdraadklos raakt.
VOORZICHTIG
De kloskap is verkrijgbaar in twee
formaten, zodat u een kloskap kunt kiezen die het best bij het gebruikte formaat klos past. Als de kloskap te klein is voor de gebruikte klos, kan de draad blijven hangen in de spleet in de klos of kan de naald breken.
Opmerking
Als u een draadklos van 12 mm (1/2 inch) doorsnee en 75 mm (3 inch) hoog plaatst op de pin voor de onderdraadklos, gebruik dan de speciale kloskap.
2
1
1
1 12 mm (1/2 inch) 2 75 mm (3 inch)
De spoel opwinden/installeren 17
VOORBEREIDINGEN —————————————————————————————————————————————————————
In uw linkerhand houdt u het uiteinde van de
Memo
Wanneer u draad gebruikt die snel afwindt, zoals doorzichtig nylon of metallic draad, plaatst u het bijgesloten klosnetje over de klos voordat u de klos met garen op de
9
draad die rond de draadgeleider voor het opwinden van de spoel wordt gewonden en ondertussen windt u met uw rechterhand het vrije uiteinde van de draad vijf of zes maal met de klok mee om de spoel.
klospin plaatst. Is het klosnetje te lang, vouw het dan naar gelang de grootte van de klos.
1
4
3
Trek de draad naar rechts en leid deze door
0
de gleuf in de spoelopwinderbasis.
2
1 Klosnetje 2 Draadklos 3 Klospin 4 Kloskap
Trek een stukje draad uit en rijg vervolgens de
8
draadgeleider in om de spoel op te winden.
Houd de draad met beide handen vast en leid
1 Gleuf in de spoelopwinderbasis (met ingebouwd
snijmechanisme)
X De draad wordt op een geschikte lengte
afgesneden.
1
hem zo ver mogelijk in de twee gleuven in de draadgeleider.
1
VOORZICHTIG
Snijd de draad af volgens de beschrijving.
Wanneer u de spoel opwindt zonder de draad af te snijden met het in de spoelopwinderbasis ingebouwde snijmechanisme, kan de draad verward
2
raken in de spoel; of de naald kan verbuigen en afbreken wanneer de spoeldraad opraakt.
1 Draadgeleider voor het opwinden van de spoel 2 Twee gleuven
18
Schuif de knop voor snelheidsregeling naar
a
rechts (hoge naaisnelheid).
1
1 Schuifknop voor snelheidsregeling
Druk eenmaal op (start/stoptoets).
b
1
1 Start/stoptoets
X De spoel begint te draaien en de draad
wordt rond de spoel gewonden.
X De spoel draait langzaam wanneer hij vol
is.
Wanneer de spoel langzaam gaat draaien,
3
drukt u eenmaal op (start/stoptoets).
X De naaimachine stopt.
Knip met een schaar het uiteinde van de draad
d
dat rond de spoel gewonden is af.
Verwijder de kloskap en de klos.
g
Draai de klospen voor de onderdraad naar
h
beneden, sluit het deksel van de spoelopwinder en schuif de knop voor snelheidsregeling terug naar de oorspronkelijk stand.
Memo
Wanneer u de naaimachine start of het handwiel draait nadat de draad rond de spoel is gewonden, geeft de machine een klikkend geluid. Dit duidt niet op een storing.
1
Schuif de spoelopwinderas naar links.
e
Neem de spoel van de as.
f
De spoel opwinden/installeren 19
VOORBEREIDINGEN —————————————————————————————————————————————————————
Verwijder het spoelhuisdeksel.
De spoel installeren
Installeer de spoel met opgewonden draad.
2
Houd de spoel met uw rechterhand vast en
3
het uiteinde van de draad met uw linkerhand.
VOORZICHTIG
Gebruik een onderdraad die op de juiste
manier is opgewonden; anders kan de naald breken of is de draadspanning mogelijk niet juist.
• Laat de spoel niet vallen.
Plaats de spoel in het spoelhuis zodat de draad
4
naar links wordt afgewikkeld.
De spoel is speciaal voor deze
naaimachine ontworpen. Als u spoelen van oudere modellen gebruikt, werkt de machine niet goed. Gebruik alleen de bijgeleverde spoel of spoelen van hetzelfde type (onderdeelcode: XA5539-
151).
Ware grootte
• Breng de spoel op de juiste manier in.
11,5 mm
(7/16 inch)
Dit model Ouder model
Memo
In welke volgorde u de onderdraad door de naaldplaat moet leiden, wordt aangegeven door de markeringen rond het spoelhuis. Rijg de draad in zoals aangegeven.
Schuif de grendel van het spoelhuisdeksel
1
naar rechts.
1
2
Houd de spoel vast met uw rechterhand en
5
leid de draad met uw linkerhand zoals aangegeven.
VOORZICHTIG
Druk de spoel omlaag met uw vinger en
wikkel de onderdraad op de juiste manier af; anders kan de draad breken of is de draadspanning mogelijk niet juist.
1 Spoelhuisdeksel 2 Grendel
X Het spoelhuisdeksel gaat open.
20
Leid de draad door de gleuf zoals aangegeven
6
en trek de draad naar u toe.
1
1 Draadafsnijder
X De draadafsnijder snijdt de draad af.
Bevestig het spoelhuisdeksel weer op zijn
7
plaats.
Plaats het lipje in de linkerbenedenhoek van het spoelhuisdeksel en druk zacht op de rechterkant.
1
X Het inrijgen van de onderdraad is hiermee
voltooid.
Vervolgens rijgt u de bovendraad in. Ga verder met de procedure in “De bovendraad inrijgen” (op de volgende pagina).
1
2
Memo
U kunt beginnen met naaien zonder de onderdraad omhoog te trekken. Wilt u de onderdraad omhoogtrekken voordat u gaat naaien, volg dan de procedure in “De onderdraad omhoogtrekken” (pagina 33).
De spoel opwinden/installeren 21
VOORBEREIDINGEN —————————————————————————————————————————————————————
De bovendraad inrijgen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de klos plaatst voor de bovendraad en hoe u de draad inrijgt in de naald.
VOORZICHTIG
Volg voor het inrijgen van de bovendraad de instructies zorgvuldig op. Is de bovendraad niet
juist ingeregen, dan kan de draad verward raken of kan de naald verbuigen of afbreken.
Wanneer u de extra klospin gebruikt, bevestigt u
Over de draadklos
Met deze naaimachine kunt u een draadklos in de bijgesloten draadcassette plaatsen en vervolgens de draadcassette inrijgen. Informatie over draadklossen vindt u hieronder.
Klossen die u in de draadcassette kunt plaatsen
Normaliter plaatst u een klos draad in de draadcassette en gebruikt u deze. Wilt u de klos kunnen laden, dan moet de doorsnee kleiner zijn dan de oranje kloskap en de hoogte kleiner dan de markering op het deksel van het draadcassettevak.
1
3
11
ofwel de grote of de kleine witte kloskap naar gelang de grootte van de klos. Gebruik een kloskap met een iets grotere doorsnee dan die van de klos.
1
2
3
1 Kloskap (groot) 2 Kloskap (klein) 3 Draadklos
2
1 Kloskap (oranje) 2 Draadklos 3 Markering op het deksel van het draadcassettevak
Klossen die u niet in de draadcassette kunt plaatsen
Voor klossen die u niet in de draadcassette kunt plaatsen, gebruikt u de bijgesloten extra klospin.
Memo
Meer bijzonderheden over het gebruik van de extra klospin vindt u in “Werken met de extra klospin” (pagina 28).
Zorg bij een draadklos met kruiswikkeldraad voor enige ruimte tussen de kleine witte kloskap en de draadklos.
1
3
1 Kloskap (klein) 2 Tussenruimte 3 Draadklos
2
22
VOORZICHTIG
De kloskap is verkrijgbaar in twee
formaten, zodat u een kloskap kunt kiezen die het best bij het gebruikte formaat klos past. Als de kloskap te klein is voor de gebruikte klos, kan de draad blijven hangen in de spleet in de klos of kan de naald breken.
De klos in de draadcassette plaatsen
Plaats de draadklos in de bijgesloten draadcassette om de bovendraad in rijgen.
Memo
In welke volgorde u de draadcassette moet inrijgen, is aangegeven op de draadcassette. Let bij het inrijgen ook op de markeringen op de draadcassette.
Zet de naaimachine aan.
1
1
Open het deksel van het draadcassettevak
2
boven op de linkerkant van de machine.
De bovendraad inrijgen 23
VOORBEREIDINGEN —————————————————————————————————————————————————————
Duw de draadcassette-uitwerphendel, op de
3
linkerkant van de machine, naar achteren.
1
1 Draadcassette-uitwerphendel
X De draadcassette staat omhoog.
• Als de naaimachine is uitgeschakeld, wordt de draadcassette niet goed uitgeworpen.
Neem de draadcassette uit het vak.
4
Plaats de klos voor de bovendraad op de
6
klospin.
Schuif de klos op de klospin zodat de draad vanaf links afwikkelt, gezien van boven.
1
1 Draadklos
Schuif de kloskap op de klospin.
7
Met de afgeronde kant van de kloskap naar boven schuift u de kloskap zo ver mogelijk op de klospin totdat de onderkant van de klos de onderkant van de klospin raakt.
Trek het deksel van de draadcassette naar u
5
toe en trek vervolgens de kloskap van de klospin.
1
2
3
1 Kloskap (oranje) 2 Klospin 3 Deksel
• Plaats alleen de oranje kloskap op de klospin in de draadcassette.
VOORZICHTIG
Als de draadklos of de kloskap niet op de
juiste plaats zit, kan de draad verward raken rond de klospin; hierdoor kan de naald breken.
24
Loading...
+ 109 hidden pages