Brother CS-8060 User's Guide [nl]

Lees dit wanneer u extra informatie nodig hebt.
Gecomputeriseerde naaimachineachine
Bedieningshandleiding
Bijgesloten accessoires
Open de doos en controleer of de volgende accessoires zijn bijgesloten. Wanneer een artikel ontbreekt of beschadigd is, neemt u contact op met uw leverancier.
Accessoires
Opmerking
De schroef van de persvoethouder is verkrijgbaar bij uw erkende dealer. (Onderdeelcode: XA4813-051).
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
10.* 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.
20. 21. 22. 23. 24. 25.
* 75/11 2 naalden
90/14 2 naalden 90/14 2 naalden: Ballpointnaald (goudkleurig)
Nr. Onderdeel Onderdeelcode Nr. Onderdeel Onderdeelcode
1 Knoopsgatvoet “A” XC2691-051 14 Schroevendraaier XC4237-021 2 Overhandse steekvoet “G” XC3098-051 15 Kloskap (groot) 130012-054 3 Monogramvoet “N” X53840-351 16 Kloskap (klein) 130013-154 4 Ritsvoet “I” X59370-051 17 Extra klospin XC3834-021 5 Zigzagvoet “J” (op machine) XC3021-051 18 Klosnetje XA5523-050 6 Blindsteekvoet “R” XC4051-051 19 Voetpedaal XC1154-021 7 Knoopbevestigingsvoet “M” X59375-151 20 Draadcassette (op machine) XC3664-021
8 Tornmesje X54243-001 21
9 Spoel (4) XA5539-151 22 Naaldwisselhulp XC4551-021 10 Naaldsetje X58358-051 23 Bedieningshandleiding XC5248-021 11 Tweelingnaald X59296-051 24 Beknopte bedieningsgids XC5256-021 12 Schoonmaakborsteltje X59476-051 25 Kloskap (speciaal) XA5752-021 13 Gaatjesponser 135793-051
Kloskap (oranje) (op machine)
XC3673-021
Omslag A
Machineonderdelen en hun functie
Hieronder worden de diverse onderdelen van de naaimachine en hun functie beschreven. Lees de beschrijvingen zorgvuldig door, zodat u de namen van de onderdelen kent, voordat u de naaimachine gaat gebruiken.
Vooraanzicht
1 2
3
4
5
6
7
1 Deksel draadcassettevak7
2 Draadcassettevak
Plaats de draadcassette in het daartoe bestemde vak.
3 Draadcassette-uitwerphendel
Druk op deze hendel om de draadcassette uit te werpen.
4 Draadspanningsknop
Met de draadspanningsknop kunt u de spanning van de bovendraad aanpassen.
5 Draadafsnijder
Leid de draden door de draadafsnijder om deze af te snijden.
6 Arm
7 Klep
Met de klep maakt u een tafel. Wanneer u de naaimachine niet gebruikt, zet u de machine weg met de klep omhooggevouwen. Verwijder de klep wanneer u cylindrische stukken wilt naaien zoals manchetten.
8 Schuifpoot
Trek de schuifpoot uit wanneer u wilt naaien met de vrije arm.
E
D
C B
A
?
9
8
9 Bedieningstoetsen
Met de bedieningstoetsen start u de naaimachine en zet u de naald omhoog en omlaag. (pagina Omslag D)
0 Bedieningspaneel
Selecteer een steek uit de steken die op het bedieningspaneel verschijnen. (pagina Omslag E)
A Spoelopwinder
Gebruik de spoelopwinder voor het opwinden van de spoel.
B Pin voor onderdraadklos
Plaats de klos draad voor de spoel op deze klospin om de spoel op te winden.
C Opbergvak voor spoel
Bewaar de spoelen die specifiek voor deze naaimachine bedoeld zijn in dit vak.
D Deksel spoelopwinder
Open dit deksel wanneer u de spoel opwindt.
E Draadgeleider voor het opwinden van de spoel
Bij het opwinden van de onderdraad leidt u de draad rond deze draadgeleider.
Omslag B
Naald- en persvoet-gedeelte
Rechterkant/achteraanzicht
1
2
7
6
5
1 Knoopsgathendel
Zet de knoopsgathendel omlaag, wanneer u knoopsgaten en bartacks naait.
2 Draadhaak aan naaldstang
Leid de bovendraad door de draadhaak aan de naaldstang.
3 Naaldplaat
De naaldplaat is gemarkeerd om rechte naden te kunnen naaien.
4 Spoelhuisdeksel/spoelhuis
Verwijder het spoelhuisdeksel en plaats de spoel in het spoelhuis.
5 Transporteurs
De transporteurs voeren de stof in de naairichting.
6 Persvoet
De persvoet drukt gelijkmatig op de stof tijdens het naaien. Bevestig de persvoet die het geschiktst is voor de geselecteerde steek.
7 Persvoethouder
De persvoet wordt geïnstalleerd op de persvoethouder.
4
3
1
2
3
7
4
6
5
1 Handvat
Draag de naaimachine aan het handvat, wanneer u deze vervoert.
2 Handwiel
Door het handwiel naar u toe te draaien kunt u de naald omlaag halen om één steek te naaien.
3 Hoofdschakelaar
Met de hoofdschakelaar zet u de naaimachine aan en uit.
4 Voedingsaansluiting naaimachine
Steek de stekker van het netsnoer in de voedingsaansluiting.
5 Contactpunt van het voetpedaal
Steek de stekker aan het eind van de voetpedaalkabel in het betreffende contactpunt op de machine.
6 Luchtgat
Het luchtgat zorgt voor luchtverversing rond de motor. Houd het luchtgat vrij, wanneer u de naaimachine gebruikt.
7 Schakelaar voor transporteurstand
Met de transporteurstandschakelaar kunt u de transporteurs omlaag zetten.
Memo
Zie Omslagpagina’s B, D of E, wanneer u leert hoe u de machine moet gebruiken.
Omslag C
Bedieningstoetsen
Met de bedieningstoetsen kunt u allerlei elementaire naaimachinehandelingen gemakkelijk uitvoeren.
1
2
3
5
4
1 Draadcassette-indicator
De indicator licht op of gaat uit, afhankelijk van de situatie.
Groen: U kunt een draadcassette plaatsen. Rood: U kunt geen draadcassette plaatsen. Uit: De naaimachine is uitgeschakeld, of er
is reeds een draadcassette geïnstalleerd.
2 Draadknippentoets (alleen voor modellen die zijn
uitgerust met een draadknippentoets)
Nadat u bent gestopt met naaien, drukt u de draadknippentoets in om de boven- en onderdraad af te knippen. Meer bijzonderheden vindt u in De draad afknippen (pagina 47).
3 Naaldstandtoets
U kunt de naald omhoog of omlaag zetten door op de naaldstandtoets te drukken. Wanneer u tweemaal op de toets drukt, naait u één steek.
4 Start/stoptoets
Door op de start/stoptoets te drukken kunt u beginnen of stoppen met naaien. Zolang u de knop ingedrukt houdt, gaat de machine op lage snelheid naaien. Wanneer u stopt met naaien, staat de naald omlaag in de stof. Meer bijzonderheden vindt u in Beginnen met naaien (pagina 43).
5 Persvoethendel
Met de persvoethendel zet u de persvoet omhoog of omlaag.
7
6
6 Achteruitnaaien/verstevigingssteektoets
Door op de achteruitnaaien/verstevigingsteektoets te drukken naait u achteruit of maakt u verstevigingssteken. U kunt achteruitnaaien door de toets ingedrukt te houden. U kunt verstevigingssteken naaien door 3 tot 5 steken over elkaar te naaien. Meer bijzonderheden vindt u in Het naaiwerk verstevigen (pagina 45).
7 Schuifknop voor snelheidsregeling
Met de schuifknop voor snelheidsregeling past u de naaisnelheid aan.
VOORZICHTIG
Druk de draadknippentoets niet meer in, nadat de draden zijn afgeknipt; anders kan de naald breken, kunnen de draden in de war raken, of raakt de machine mogelijk beschadigd.
Opmerking
Druk niet op de draadknippentoets, als zich geen stof onder de persvoet bevindt, of wanneer de machine naait; anders kan de machine beschadigd raken.
Wanneer u naait met een draad dikker dan nr. 30, nylon draad of andere speciale draden, snijdt u de draden af met de draadafsnijder aan de zijkant van de machine. Meer bijzonderheden vindt u in De draad afknippen (pagina 47).
Omslag D
Bedieningspaneel
Het bedieningspaneel, op het voorpaneel van de naaimachine, bestaat uit diverse toetsen en schuiven waarmee u bepaalt hoe de steek wordt genaaid.
5
1
2
46
8
9
3
1 Steken
Er zijn 50 steken. Selecteer steek 00-49. Onder het steeknummer verschijnt een letter (A, G, J, N of R) die aangeeft welke persvoet u moet gebruiken.
2 Steekindicator / 3 Steekselectietoets
Druk op de steekselectietoets en selecteer het nummer van de steek die u wilt gebruiken. Er zijn 50 steken beschikbaar. Meer bijzonderheden vindt u in Steken selecteren (pagina 56).
4 Steeklengte-indicator / 5 Steeklengtetoets / 6 Steeklengteschuif
Hiermee past u de lengte van de steek aan. U drukt eerst op de steekbreedtetoets, zodat de indicator oplicht, en vervolgens past u met de steekbreedteschuif de steekbreedte aan.
7 Steekbreedte-indicator / 8 Steekbreedtetoets / 9 Steekbreedteschuif
Hiermee past u de steekbreedte of de naaldstand aan. U drukt eerst op de steeklengtetoets, zodat de indicator oplicht, en vervolgens past u met de steeklengteschuif de steeklengte aan.
7
Omslag E
Optionele accessoires
De volgende accessoires zijn optioneel verkrijgbaar.
1. 2. 3.
4. 5.
1. Zijsnijder
Onderdeelcode: XC3879-002
2. Quiltgeleider
Onderdeelcode: XC2215-002
3. Geleidervoet
Onderdeelcode: XC1957-002
4. Boventransportvoet
Onderdeelcode: XC2214-002
5. Quiltvoet
Onderdeelcode: XC1948-002
Bijgesloten accessoires
Memo
Wilt u optionele accessoires of onderdelen aanschaffen, neem dan contact op met uw leverancier of het dichtstbijzijnde erkende servicecentrum.
1
Inleiding
Gefeliciteerd met de aanschaf van uw nieuwe naaimachine. Lees deze handleiding vóór gebruik goed door, zodat u de diverse functies goed uitvoert. Houd deze handleiding altijd bij de hand, zodat u snel iets kunt nazoeken.
Functies van de naaimachine
2
1
3
4
1 Draadcassette
U rijgt gemakkelijk de bovendraad in door gewoon een klos draad in de draadcassette te plaatsen. Vervolgens plaatst u de draadcassette in het vak om de naald in te rijgen.
2 Spoel eenvoudig opwinden
U kunt de spoel snel en gemakkelijk opwinden met draad. (pagina 10)
3 Ingebouwde steken
U kunt kiezen uit de ingebouwde steken, waaronder naaisteken, lettersteken en decoratieve steken. (pagina 56)
4 De onderdraad in één handeling inrijgen
U kunt beginnen met naaien zonder de onderdraad omhoog te trekken. (pagina 14)
2
Inhoudsopgave
Bijgesloten accessoires .......................................................................................... Omslag A
Accessoires ..........................................................................................................................................Omslag A
Machineonderdelen en hun functie ........................................................................Omslag B
Vooraanzicht .......................................................................................................................................Omslag B
Naald- en persvoet-gedeelte .................................................................................................................Omslag C
Rechterkant/achteraanzicht ..................................................................................................................Omslag C
Bedieningstoetsen ............................................................................................................................... Omslag D
Bedieningspaneel ................................................................................................................................. Omslag E
Optionele accessoires ..........................................................................................................1
Inleiding .............................................................................................................................. 2
Functies van de naaimachine ............................................................................................... 2
Inhoudsopgave .................................................................................................................... 3
VOORBEREIDINGEN ........................................................................................7
De machine aan- en uitzetten .............................................................................................8
Voorzorgsmaatregelen voor de stroom .............................................................................................................. 8
De machine aanzetten ...................................................................................................................................... 9
De machine uitzetten ........................................................................................................................................ 9
De spoel opwinden/installeren ..........................................................................................10
Voorzorgsmaatregelen voor de spoel .............................................................................................................. 10
De spoel opwinden ......................................................................................................................................... 10
De spoel installeren ........................................................................................................................................ 14
De bovendraad inrijgen ..................................................................................................... 16
Over de draadklos ........................................................................................................................................... 16
De klos in de draadcassette plaatsen ............................................................................................................... 17
De naald inrijgen ............................................................................................................................................ 20
Werken met de extra klospin ........................................................................................................................... 22
De draad handmatig inrijgen (zonder naaldinrijger) ........................................................................................ 23
Werken met de tweelingnaald ......................................................................................................................... 24
De onderdraad omhoogtrekken ....................................................................................................................... 27
De naald vervangen ........................................................................................................... 28
Voorzorgsmaatregelen met naalden ................................................................................................................ 28
Soorten naalden en toepassingen .................................................................................................................... 28
De naald controleren ...................................................................................................................................... 29
De naald vervangen ........................................................................................................................................ 30
De persvoet verwisselen .................................................................................................... 33
Voorzorgsmaatregelen voor de persvoet .......................................................................................................... 33
De persvoet vervangen .................................................................................................................................... 33
De persvoethouder verwijderen ...................................................................................................................... 35
Werken met de optionele boventransportvoet ................................................................................................. 36
Cilindrische stukken naaien ............................................................................................... 38
Naaien met de vrije arm .................................................................................................................................. 38
3
——————————————————————————————————————————————————————————————
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN .........................................................39
Naaien ............................................................................................................................... 40
Algemene procedure voor het naaien .............................................................................................................. 41
De stof plaatsen .............................................................................................................................................. 42
Beginnen met naaien ......................................................................................................................................43
Het naaiwerk verstevigen ................................................................................................................................ 45
De draad afknippen ........................................................................................................................................ 47
De draadspanning aanpassen ............................................................................................48
De spanning van de bovendraad wijzigen ....................................................................................................... 48
De steeklengte en steekbreedte aanpassen ........................................................................ 49
De steekbreedte aanpassen ............................................................................................................................. 49
De steeklengte aanpassen ............................................................................................................................... 50
Nuttige naaitips .................................................................................................................51
Proeflap naaien ............................................................................................................................................... 51
De naairichting wijzigen ................................................................................................................................. 51
Bochten naaien ............................................................................................................................................... 51
Dikke stoffen naaien ....................................................................................................................................... 52
Dunne stoffen naaien ...................................................................................................................................... 53
Stretchstoffen naaien ....................................................................................................................................... 53
Een evenwijdige naad naaien ..........................................................................................................................53
NAAISTEKEN ...................................................................................................55
Steken selecteren ...............................................................................................................56
Steken selecteren ............................................................................................................................................56
Overhandse steken ............................................................................................................ 58
Overhandse steken naaien met persvoet “G” .................................................................................................. 58
Overhandse steken naaien met zigzagvoet “J” .................................................................................................59
Overhandse steken naaien met de optionele zijsnijder .................................................................................... 60
Elementaire steken ............................................................................................................62
Elementaire steken .......................................................................................................................................... 62
Blindzoomstikken .............................................................................................................. 63
Knoopsgatsteken ................................................................................................................65
Knoopsgaten naaien ........................................................................................................................................ 66
Knopen aannaaien .......................................................................................................................................... 69
Ritsen inzetten ................................................................................................................... 71
Een rits inzetten in het midden ........................................................................................................................ 71
Een rits inzetten aan de zijkant ........................................................................................................................ 72
Stretchstoffen naaien en elastiek inzetten .........................................................................75
Stretchstof naaien ............................................................................................................................................ 75
Elastiek bevestigen .......................................................................................................................................... 75
Appliqué-, patchwork- en quiltsteken ................................................................................77
Applicaties aanbrengen ................................................................................................................................... 78
Patchwork (fantasiequilt) steek ........................................................................................................................79
Patchwork ....................................................................................................................................................... 79
Quilts maken .................................................................................................................................................. 80
Fantasiequilts naaien ....................................................................................................................................... 81
Verstevigingssteken ........................................................................................................... 83
Drievoudige stretchsteek .................................................................................................................................83
Bartacksteek .................................................................................................................................................... 83
Gaatjes stikken .................................................................................................................. 85
Decoratieve steken ............................................................................................................ 86
Fagotwerk .......................................................................................................................................................87
Schelpsteken ...................................................................................................................................................88
Smokwerk .......................................................................................................................................................88
Verbindingssteken ........................................................................................................................................... 89
Erfstuksteken ...................................................................................................................................................90
4
BIJLAGE ...........................................................................................................93
Steekinstellingen ................................................................................................................ 94
Naaisteken ...................................................................................................................................................... 94
Onderhoud ........................................................................................................................ 98
De buitenkant van de machine schoonmaken .................................................................................................98
Het spoelhuis schoonmaken ........................................................................................................................... 98
Problemen oplossen ........................................................................................................100
Foutmeldingen ................................................................................................................. 104
Piepsignaal bij handelingen .......................................................................................................................... 104
De naaldstopstand wijzigen ............................................................................................. 105
Trefwoordenlijust ............................................................................................................ 106
5
GEFELICITEERD MET DE AANSCHAF VAN DEZE MACHINE
Dit is een van de meest geavanceerde gecomputeriseerde huishoudnaaimachines. Wilt u volledig profiteren van alle functies, dan raden wij u aan de handleiding zorgvuldig te lezen alvorens u de machine in gebruik neemt.
LEES DIT, VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Voor veilig gebruik
1. Houd uw oog op de naald tijdens het naaien. Raak het handwiel, de draadophaalhendel, de naald of andere bewegende delen niet aan.
2. Zet altijd de hoofdschakelaar uit en neem de stekker uit het stopcontact als:
U klaar bent met naaien
U de naald of andere onderdelen verwisselt of verwijdert
Tijdens het gebruik een stroomstoring optreedt
U onderhoud pleegt aan de machine
De machine onbeheerd laat
3. Plaats geen voorwerpen op het voetpedaal.
4. Steek de netstekker direct in een wandstopcontact. Gebruik geen verlengsnoeren.
Voor een langere levensduur
1. Zet de machine niet weg op een plaats met direct zonlicht of in een vochtige omgeving. Gebruik of plaats het apparaat niet in de buurt van een verwarming, strijkbout, halogeenlamp of andere warme voorwerpen.
2. Gebruik voor het schoonmaken van de behuizing alleen neutrale zeep of reinigingsmiddelen. Benzeen, thinner en schuurmiddelen kunnen de behuizing en de machine beschadigen; gebruik deze middelen dus nooit.
3. Laat de machine niet vallen, sla niet op de machine.
4. Raadpleeg de bedieningshandleiding altijd, wanneer u onderdelen, de persvoet, de naald of andere delen verwisselt of installeert.
Voor reparatie of bijstellingen
Indien de machine een defect vertoont of moet worden bijgesteld, kijk dan eerst in de probleemoplossing achter in deze gebruiksaanwijzing of u de reparatie of bijstelling zelf kunt uitvoeren. Kunt u het probleem niet verhelpen, raadpleeg dan uw plaatselijke erkende Brother­dealer.
Meer productinformatie en updates vindt u op onze website www.brother.com
6
1 VOORBEREIDINGEN
In dit hoofdstuk leest u hoe u zich moet voorbereiden, voordat u gaat naaien.
De machine aan- en uitzetten .................................................................................. 8
De spoel opwinden/installeren ............................................................................... 10
De bovendraad inrijgen .......................................................................................... 16
De naald vervangen ...............................................................................................28
De persvoet verwisselen ......................................................................................... 33
Cilindrische stukken naaien ....................................................................................38
VOORBEREIDINGEN ———————————————————————————————————————————————————
De machine aan- en uitzetten
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de machine aan- en uitzet.
Voorzorgsmaatregelen voor de stroom
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht voor de stroomvoorziening.
WAARSCHUWING
Gebruik uitsluitend normale huishoudstroom voor deze machine. Door een andere stroomvoorziening te gebruiken kunt u brand, een elektrische schok of schade aan de machine veroorzaken.
Zet in de volgende gevallen de hoofdschakelaar uit en haal de stekker uit het stopcontact:
Wanneer u de machine onbeheerd achterlaat
Wanneer u klaar bent met werken
Wanneer de stroom uitvalt tijdens het gebruik
Wanneer het apparaat niet goed functioneert vanwege een slechte aansluiting of
loskoppeling
Tijdens onweer
VOORZICHTIG
Gebruik geen verlengsnoeren of meerwegadapters waarop een groot aantal andere apparaten
is aangesloten. Dit kan leiden tot brand of elektrische schok.
Raak de stekker niet met natte handen aan. U kunt dan een elektrische schok krijgen.
Zet altijd eerst de hoofdschakelaar uit, voordat u de stekker uit het stopcontact haalt. Pak
altijd de stekker vast om deze uit het stopcontact te halen. Wanneer u aan het snoer trekt, kan dit beschadigd raken, met brand of een elektrische schok als gevolg.
Let op dat u het netsnoer niet doorsnijdt, beschadigt, sterk buigt, trekt, draait of bundelt.
Plaats geen zware voorwerpen op het snoer. Bescherm het snoer tegen hitte. Hierdoor zou het snoer beschadigd kunnen raken en brand of een elektrische schok veroorzaken. Als het snoer of de stekker beschadigd is, mag u de machine niet meer gebruiken; breng de machine eerst naar de erkende dealer!
Haal de stekker uit het netstopcontact, wanneer u de machine langere tijd niet gebruikt.
Anders kan er mogelijk brand ontstaan.
8
De machine aanzetten
De machine uitzetten
Controleer of de naaimachine is uitgeschakeld
1
(hoofdschakelaar op “O”) en steek de stekker van het netsnoer in het voedingscontact op de rechterkant van de machine.
Steek de stekker van het netsnoer in een
2
normaal stopcontact.
1
1 Voedingsaansluiting naaimachine
Druk op de rechterkant van de
3
hoofdschakelaar rechts op de machine (zet de schakelaar op “|”).
Zet de machine uit, wanneer u ophoudt met naaien. Zet de machine ook uit, wanneer u hem naar een andere plek vervoert.
Controleer of de machine niet bezig is met
1
naaien.
Druk op de linkerkant van de hoofdschakelaar
2
rechts op de machine (zet de schakelaar op {).
X De naailamp gaat uit, wanneer u de
machine uitzet.
Haal de stekker uit het stopcontact.
3
Pak de stekker vast, wanneer u het netsnoer uit het stopcontact haalt.
Haal het netsnoer uit het voedingscontact van
4
de machine.
1
X De naailamp gaat branden wanneer u de
machine aanzet.
Vouw de klep aan de voorkant van de
4
naaimachine omlaag naar u toe.
Opmerking
Wanneer tijdens het gebruik van de machine de stroom uitvalt, zet u de naaimachine uit en haalt u de stekker uit het stopcontact. Volg onderstaande procedure om de machine weer op de juiste manier op te starten.
De machine aan- en uitzetten 9
VOORBEREIDINGEN ———————————————————————————————————————————————————
De spoel opwinden/installeren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de draad op de spoel windt en vervolgens de onderdraad inbrengt.
Voorzorgsmaatregelen voor de spoel
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht voor de spoel.
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend spoel (onderdeelcode: XA5539-151) die speciaal voor deze naaimachine
ontworpen is. Het gebruik van een andere spoel kan letsel tot gevolg hebben, of schade aan de machine veroorzaken.
De bijgeleverde spoel is speciaal ontworpen voor deze naaimachine. Als u spoelen van
oudere modellen gebruikt, werkt de machine niet goed. Gebruik alleen de bijgeleverde spoel of spoelen van hetzelfde type (onderdeelcode: XA5539-151).
Ware grootte
11,5 mm
(7/16 inch)
Dit model Ouder model
De spoel opwinden
Wind de draad rond de spoel om het inrijgen voor te bereiden.
Zet de naaimachine aan.
1
Open het spoelopwinderdeksel boven aan de
2
rechterkant van de naaimachine.
3
4
Draai de klospin voor de onderdraad omhoog.
Haal de pin voor de onderdraadklos zo ver mogelijk naar boven.
1
1 Pin voor de onderdraadklos
Plaats de spoel op de spoelopwinderas, zodat de veer op de as in het gleufje op de spoel past.
1
10
2
1 Gleuf 2 Asveer spoelopwinder
Schuif de spoelopwinderas naar rechts.
5
Plaats de klos draad voor de spoel op de pin
6
voor de onderdraadklos.
Schuif de kloskap op de pin voor de
7
onderdraadklos.
Met de ronde kant van de kloskap naar links schuift u de kloskap zo ver mogelijk op de pin voor de onderdraadklos, totdat de rechterkant van de klos de rechterkant van de pin voor de onderdraadklos raakt.
VOORZICHTIG
De kloskap is verkrijgbaar in twee
formaten, zodat u een kloskap kunt kiezen die het best bij het gebruikte formaat klos past. Als de kloskap te klein is voor de gebruikte klos, kan de draad blijven hangen in de spleet in de klos of kan de naald breken.
Opmerking
Als u een draadklos van 12 mm (1/2 inch) doorsnee en 75 mm (3 inch) hoog plaatst op de pin voor de onderdraadklos, gebruik dan de speciale kloskap.
2
1
1
1 12 mm (1/2 inch) 2 75 mm (3 inch)
De spoel opwinden/installeren 11
VOORBEREIDINGEN ———————————————————————————————————————————————————
In uw linkerhand houdt u het uiteinde van de
Memo
Wanneer u draad gebruikt die snel afwindt, zoals doorzichtig nylon of metallic draad, plaatst u het bijgesloten klosnetje over de klos, voordat u de klos met garen op de
9
draad dat rond de draadgeleider voor het opwinden van de spoel wordt gewonden en ondertussen windt u met uw rechterhand het vrije uiteinde van de draad met de klok mee vijf of zes maal rond de spoel.
klospin plaatst. Is het klosnetje te lang, vouw het dan naar gelang de grootte van de klos.
1
4
3
Trek de draad naar rechts en leid deze door
0
de gleuf in de spoelopwinderbasis.
2
1 Klosnetje 2 Draadklos 3 Klospin 4 Kloskap
Trek een stukje draad uit en rijg vervolgens de
8
draadgeleider in om de spoel op te winden.
Houd de draad met beide handen vast en leid
1 Gleuf in de spoelopwinderbasis (met ingebouwd
snijmechanisme)
X De draad wordt op een geschikte lengte
afgesneden.
1
hem zo ver mogelijk in de twee gleuven in de draadgeleider.
1
VOORZICHTIG
Snijd de draad af volgens de beschrijving.
Wanneer u de spoel opwindt zonder de draad af te snijden met het in de spoelopwinderbasis ingebouwde snijmechanisme, kan de draad verward
2
raken in de spoel; of de naald kan verbuigen en afbreken wanneer de spoeldraad opraakt.
1 Draadgeleider voor het opwinden van de spoel 2 Twee gleuven
12
Schuif de knop voor snelheidsregeling naar
a
rechts (hoge naaisnelheid).
1
1 Schuifknop voor snelheidsregeling
Druk eenmaal op (start/stoptoets).
b
1
1 Start/stoptoets
X De spoel begint te draaien en de draad
wordt rond de spoel gewonden.
X De spoel gaat langzaam draaien wanneer
hij vol is.
Wanneer de spoel langzaam gaat draaien,
c
drukt u eenmaal op (start/stoptoets).
X De naaimachine stopt.
Schuif de spoelopwinderas naar links.
e
Neem de spoel van de as.
f
Verwijder de kloskap en de klos.
g
Draai de klospin voor de onderdraad terug,
h
sluit het deksel van de spoelopwinder en schuif de knop voor snelheidsregeling terug in de oorspronkelijke stand.
Memo
Wanneer u de naaimachine start of het handwiel draait, nadat de draad rond de spoel is gewonden, geeft de machine een klikkend geluid. Dit duidt niet op een storing.
1
Knip met een schaar het uiteinde van de draad
d
dat rond de spoel gewonden is af.
De spoel opwinden/installeren 13
VOORBEREIDINGEN ———————————————————————————————————————————————————
Verwijder het spoelhuisdeksel.
De spoel installeren
Installeer de spoel met opgewonden draad.
2
Houd de spoel met uw rechterhand vast en
3
het uiteinde van de draad met uw linkerhand.
VOORZICHTIG
Gebruik een onderdraad die op de juiste
manier is opgewonden; anders kan de naald breken, of is de draadspanning mogelijk niet juist.
Laat de spoel niet vallen.
Plaats de spoel in het spoelhuis, zodat de
4
draad naar links wordt afgewikkeld.
De spoel is speciaal voor deze
naaimachine ontworpen. Als u spoelen van oudere modellen gebruikt, werkt de machine niet goed. Gebruik alleen de bijgeleverde spoel of spoelen van hetzelfde type (onderdeelcode: XA5539-
151).
Ware grootte
11,5 mm
(7/16 inch)
Dit model Ouder model
Memo
In welke volgorde u de onderdraad door het spoelhuis moet leiden, wordt aangegeven door de markeringen rond het spoelhuis. Rijg de draad in zoals aangegeven.
Breng de spoel op de juiste manier in.
VOORZICHTIG
Druk de spoel omlaag met uw vinger en
wikkel de onderdraad op de juiste manier af; anders kan de draad breken of is de draadspanning mogelijk niet juist.
Houd de spoel vast met uw rechterhand en
5
leid de draad met uw linkerhand, zoals aangegeven.
Schuif de grendel van het spoelhuisdeksel
1
naar rechts.
1
1 Spoelhuisdeksel 2 Grendel
X Het spoelhuisdeksel gaat open.
14
2
Leid de draad door de gleuf, zoals aangegeven
6
en trek de draad naar u toe.
1
1 Draadafsnijder
X De draadafsnijder snijdt de draad af.
Bevestig het spoelhuisdeksel weer op zijn
7
plaats.
Plaats het lipje in de linkerbenedenhoek van het spoelhuisdeksel en druk zacht op de rechterkant.
1
X Het inrijgen van de onderdraad is hiermee
voltooid.
Vervolgens rijgt u de bovendraad in. Ga verder met de procedure in De bovendraad inrijgen (op de volgende pagina).
Memo
U kunt beginnen met naaien zonder de onderdraad omhoog te trekken. Wilt u de onderdraad omhoogtrekken voordat u gaat naaien, volg dan de procedure in “De onderdraad omhoogtrekken (pagina 27).
1
2
De spoel opwinden/installeren 15
VOORBEREIDINGEN ———————————————————————————————————————————————————
De bovendraad inrijgen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de spoel plaatst voor de bovendraad en hoe u de draad inrijgt in de naald.
VOORZICHTIG
Volg voor het inrijgen van de bovendraad de instructies zorgvuldig op. Is de bovendraad niet
juist ingeregen, dan kan de draad verward raken of kan de naald verbuigen of afbreken.
Wanneer u de extra klospin gebruikt, bevestigt u
Over de draadklos
Met deze naaimachine kunt u een draadklos in de bijgesloten draadcassette plaatsen en vervolgens de draadcassette inrijgen. Informatie over draadklossen vindt u hieronder.
Klossen die u in de draadcassette kunt plaatsen
Normaliter plaatst u een klos draad in de draadcassette en gebruikt u deze. Wilt u de klos kunnen laden, dan moet de doorsnee kleiner zijn dan de oranje kloskap en de hoogte kleiner dan de markering op het deksel van het draadcassettevak.
1
3
11
ofwel de grote of de kleine witte kloskap, naar gelang de grootte van de klos. Gebruik een kloskap met een iets grotere doorsnee dan die van de klos.
1
2
3
1 Kloskap (groot) 2 Kloskap (klein) 3 Draadklos
2
1 Kloskap (oranje) 2 Draadklos 3 Markering op het deksel van het draadcassettevak
Klossen die u niet in de draadcassette kunt plaatsen
Voor klossen die u niet in de draadcassette kunt plaatsen, gebruikt u de bijgesloten extra klospin.
Memo
Meer bijzonderheden over het gebruik van de extra klospin vindt u in Werken met de extra klospin (pagina 22).
Wanneer u een draadklos met kruiswikkeldraad gebruikt, zorg dan dat er enige ruimte blijft tussen de kap en de draadklos.
1
3
1 Kloskap (klein) 2 Tussenruimte 3 Draadklos
2
16
VOORZICHTIG
De kloskap is verkrijgbaar in twee
formaten, zodat u een kloskap kunt kiezen die het best bij het gebruikte formaat klos past. Als de kloskap te klein is voor de gebruikte klos, kan de draad blijven hangen in de spleet in de klos of kan de naald breken.
De klos in de draadcassette plaatsen
Plaats de draadklos in de bijgesloten draadcassette om de bovendraad in rijgen.
Memo
In welke volgorde u de draadcassette moet inrijgen, is aangegeven op de draadcassette. Let bij het inrijgen ook op de markeringen op de draadcassette.
Zet de naaimachine aan.
1
1
Open het deksel van het draadcassettevak
2
boven op de linkerkant van de machine.
De bovendraad inrijgen 17
VOORBEREIDINGEN ———————————————————————————————————————————————————
Duw de draadcassette-uitwerphendel, op de
3
linkerkant van de machine, naar achteren.
1
1 Draadcassette-uitwerphendel
X De draadcassette staat omhoog.
Als de naaimachine is uitgeschakeld, wordt de draadcassette niet goed uitgeworpen.
Neem de draadcassette uit het vak.
4
Plaats de klos voor de bovendraad op de
6
klospin.
Schuif de klos op de klospin, zodanig dat de draad van bovenaf gezien vanaf links afwikkelt.
1
1 Draadklos
Schuif de kloskap op de klospin.
7
Met de afgeronde kant van de kloskap naar boven schuift u de kloskap zo ver mogelijk op de klospin, totdat de onderkant van de klos de onderkant van de klospin raakt.
Trek het deksel van de draadcassette naar u
5
toe en trek vervolgens de kloskap van de klospin.
1
2
3
1 Kloskap (oranje) 2 Klospin 3 Deksel
Plaats alleen de oranje kloskap op de klospin in de draadcassette.
VOORZICHTIG
Als de draadklos of de kloskap niet op de
juiste plaats zit, kan de draad verward raken rond de klospin, waardoor de naald kan breken.
18
Houd het uiteinde van de draad in uw
8
rechterhand en de draadcassette in uw linkerhand en sluit het deksel.
Leid de draad door de gleuf boven in de
9
draadcassette.
Volg pijl 2 op de draadcassette.
Wanneer u speciale draad gebruikt, zoals metallic draad, drukt u met uw linkerduim op het vlak (zie illustratie) om een opening te maken die het inrijgen vergemakkelijkt.
1 Duwen 2 Tussenruimte
Leid de draad langs de onderkant van de
a
draadcassette.
Volg pijl 4 op de draadcassette.
1
1
2
Trek de draad naar links en leid deze door de
0
gleuf langs de linkerkant van de draadcassette.
Volg pijl 3 op de draadcassette.
Leid de draad door de inkeping in de rechter
b
benedenhoek van de draadcassette en trek de draad vervolgens naar links.
Volg pijl 5 op de draadcassette.
1
1 Gleuf
De bovendraad inrijgen 19
VOORBEREIDINGEN ———————————————————————————————————————————————————
Trek de draad onder de schijf aan de voorkant
c
in de linker benedenhoek rond naar rechts en
De naald inrijgen
snijd de draad af met de draadafsnijder.
Volg pijl 6 op de draadcassette.
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de draadcassette installeert en hoe u de naald inrijgt. Met de naaldinrijger rijgt u de naald in op het moment dat u de draadcassette inbrengt.
Memo
U kunt de naaldinrijger gebruiken met
naaimachinenaalden 75/11 t/m 100/16.
Voor draden met een dikte van 130/20 of
1
2
1
minder kunt u de naaldinrijger niet gebruiken.
U kunt de naaldinrijger niet gebruiken met
de platte naald of de tweelingnaald.
Als u de naaldinrijger niet kunt gebruiken,
raadpleegt u De draad handmatig inrijgen (pagina 23).
Controleer of de draadcassette-indicator groen oplicht.
1 Schijf 2 Draadafsnijder
X De klos draad is nu in de draadcassette
geplaatst.
Opmerking
Snijd de draad af zoals hierboven beschreven; anders kunt u de naald niet inrijgen met de naaldinrijger.
1
1 Draadcassette-indicator
Als de draadcassette-indicator rood oplicht, staat de naald niet in de juiste stand (omhoog).
Druk eenmaal op (naaldstandtoets) om de
naald omhoog te zetten.
20
1
1 Naaldstandtoets
Als de naald niet goed omhoog staat, kunt u
de naald niet inrijgen met de naaldinrijger. Controleer of de draadcassette-indicator groen oplicht, alvorens de draadcassette in te brengen.
Plaats de draadcassette in het draadcassettevak.
2
Druk de draadcassette langzaam omlaag, totdat deze vastklikt.
1
1 Draadhaak aan naaldstang
X Wanneer u de draadcassette inbrengt, wordt
de naald direct ingeregen.
X De draadcassette-indicator gaat uit.
Als het niet gelukt is de naald in te rijgen of de draad door de draadhaak aan naaldstang te leiden, kijk dan in De klos in de draadcassette plaatsen (pagina 17) en voer de procedure opnieuw uit vanaf stap
2.
VOORZICHTIG
De naaldinrijger beweegt, wanneer de
naald wordt ingeregen. Houd uw handen uit de buurt van de naald en schuif losse voorwerpen aan de kant; anders kunt u letsel oplopen.
1
1 Druk hier
1
Haal de persvoethendel omhoog en trek de lus
3
van de draad die door het oog van de naald is geleid voorzichtig uit tot het eind van de draad. Trek de lus van de draad voorzichtig naar de achterkant van de machine.
Leid de draad door de persvoet en trek
4
ongeveer 10-15 cm (3/8-5/8 inch) draad naar de achterkant van de machine.
1
1 10-15 cm (3/8-5/8 inch)
X Het inrijgen van de onderdraad is hiermee
voltooid.
De bovendraad inrijgen 21
VOORBEREIDINGEN ———————————————————————————————————————————————————
1
Sluit het deksel van het draadcassettevak.
5
Werken met de extra klospin
Voor klossen van een formaat dat u niet in de draadcassette kunt plaatsen, gebruikt u de bijgesloten extra klospin.
X Nu u de bovendraad en de onderdraad hebt
ingeregen, kunt u beginnen met naaien.
Opmerking
Plaats de draadklos op de extra klospin.
1
1
2
Wanneer u de draadcassette in het vak plaatst, drukt u deze langzaam omlaag.
Als het niet gelukt is de naaimachine in te rijgen, probeert u de procedure opnieuw, te beginnen met het plaatsen van de draadklos in de draadcassette.
1 Extra klospin 2 Draadklos
Schuif de kloskap voor het betreffende
2
formaat klos op de klospin.
1 Kloskap
Meer bijzonderheden vindt u in Over de draadklos (pagina 16).
Steek de lipjes op de extra klospin in de gaten
3
boven in de draadcassette.
22
Rijg de draadcassette in met de draad van de
4
klos op de extra klospin.
Meer bijzonderheden vindt u in De klos in de draadcassette plaatsen (pagina 17).
Steek de draadcassette (met de bevestigde
5
extra klospin) in het draadcassettevak.
Druk met beide handen op beide zijden van de extra klospin.
De draad handmatig inrijgen (zonder naaldinrijger)
Wanneer u een speciale draad gebruikt met een dikte van 130/20 of minder, of wanneer u werkt met de platte naald of de tweelingnaald, kunt u de naaldinrijger niet gebruiken. Rijg de naald dan als volgt in.
Verwijder de naald.
1
Zie De naald vervangen (pagina 30).
Wanneer u de platte naald of de
tweelingnaald gebruikt, of draad die u niet kunt inrijgen met de naaldinrijger, moet u de naald verwijderen; anders kan de machine beschadigd raken.
Controleer of de draadcassette-indicator
2
groen oplicht en steek de draadcassette in het draadcassettevak.
Meer bijzonderheden vindt u in (pagina 20).
X Leid de bovendraad door de draadhaak aan
de naaldstang.
1 t/m 2
1
X De draad wordt ingeregen zodra u de
draadcassette inbrengt.
X De extra klospin is nu geïnstalleerd.
1
1 Draadhaak aan naaldstang
Installeer een naald.
3
Zie De naald vervangen (pagina 30).
Leid de draad van voren naar achteren door
4
het oog van de naald.
De bovendraad inrijgen 23
VOORBEREIDINGEN ———————————————————————————————————————————————————
Plaats de klos voor de tweede draadkleur op
3
Werken met de tweelingnaald
de extra klospin.
Met de tweelingnaald kunt u twee parallelle lijnen van dezelfde steek naaien met twee verschillende kleuren. Beide bovendraden moeten van dezelfde dikte en kwaliteit zijn. Gebruik de bijgesloten tweelingnaald en de extra klospin. Meer bijzonderheden over de steken die u kunt naaien met de tweelingnaald vindt u in Steekinstellingen (pagina 94).
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend de tweelingnaald
(onderdeelcode: X59296-051). Wanneer u een andere naald gebruikt, kan de naald breken of de machine beschadigd raken.
Gebruik nooit verbogen naalden.
Verbogen naalden kunnen gemakkelijk breken, wat letsel tot gevolg kan hebben.
Installeer nooit de tweelingnaald als de
draadcassette niet is geplaatst; anders kan de naald breken of kan de machine beschadigd raken.
Meer bijzonderheden vindt u in stap
4 in Werken met de extra klospin
(pagina 22).
Gebruik de twee draden om de draadcassette
4
in te rijgen en snijd de draden af.
Rijg de draadcassette in langs pijl 3 t/m 6 op de draadcassette.
1 t/m
Verwijder de naald.
1
Meer bijzonderheden vindt u in De naald vervangen (pagina 30).
Plaats de klos voor de eerste draadkleur in de
2
draadcassette.
Rijg de draadcassette in tot pijl 2 op de draadcassette.
Meer bijzonderheden vindt u in stap
9 in De klos in de draadcassette plaatsen
(pagina 17).
1 t/m
Meer bijzonderheden vindt u in stap
c in De klos in de draadcassette plaatsen
0 t/m
(pagina 17).
24
Loading...
+ 84 hidden pages