Open de doos en controleer of de volgende accessoires zijn bijgesloten. Wanneer een artikel ontbreekt of
beschadigd is, neemt u contact op met uw leverancier.
Accessoires
Opmerking
● De schroef van de persvoethouder is verkrijgbaar bij uw erkende dealer.
(Onderdeelcode: XA4813-051).
Hieronder worden de diverse onderdelen van de naaimachine en hun functie beschreven. Lees de
beschrijvingen zorgvuldig door, zodat u de namen van de onderdelen kent, voordat u de naaimachine gaat
gebruiken.
Vooraanzicht
1
2
3
4
5
6
7
1 Deksel draadcassettevak7
2 Draadcassettevak
Plaats de draadcassette in het daartoe bestemde vak.
3 Draadcassette-uitwerphendel
Druk op deze hendel om de draadcassette uit te
werpen.
4 Draadspanningsknop
Met de draadspanningsknop kunt u de spanning van de
bovendraad aanpassen.
5 Draadafsnijder
Leid de draden door de draadafsnijder om deze af te
snijden.
6 Arm
7 Klep
Met de klep maakt u een tafel. Wanneer u de
naaimachine niet gebruikt, zet u de machine weg met
de klep omhooggevouwen. Verwijder de klep wanneer
u cylindrische stukken wilt naaien zoals manchetten.
8 Schuifpoot
Trek de schuifpoot uit wanneer u wilt naaien met de
vrije arm.
E
D
C
B
A
?
9
8
9 Bedieningstoetsen
Met de bedieningstoetsen start u de naaimachine en zet
u de naald omhoog en omlaag. (pagina Omslag D)
0 Bedieningspaneel
Selecteer een steek uit de steken die op het
bedieningspaneel verschijnen. (pagina Omslag E)
A Spoelopwinder
Gebruik de spoelopwinder voor het opwinden van de
spoel.
B Pin voor onderdraadklos
Plaats de klos draad voor de spoel op deze klospin om
de spoel op te winden.
C Opbergvak voor spoel
Bewaar de spoelen die specifiek voor deze naaimachine
bedoeld zijn in dit vak.
D Deksel spoelopwinder
Open dit deksel wanneer u de spoel opwindt.
E Draadgeleider voor het opwinden van de spoel
Bij het opwinden van de onderdraad leidt u de draad
rond deze draadgeleider.
Omslag B
Naald- en persvoet-gedeelte
Rechterkant/achteraanzicht
1
2
7
6
5
1 Knoopsgathendel
Zet de knoopsgathendel omlaag, wanneer u
knoopsgaten en bartacks naait.
2 Draadhaak aan naaldstang
Leid de bovendraad door de draadhaak aan de
naaldstang.
3 Naaldplaat
De naaldplaat is gemarkeerd om rechte naden te
kunnen naaien.
4 Spoelhuisdeksel/spoelhuis
Verwijder het spoelhuisdeksel en plaats de spoel in het
spoelhuis.
5 Transporteurs
De transporteurs voeren de stof in de naairichting.
6 Persvoet
De persvoet drukt gelijkmatig op de stof tijdens het
naaien. Bevestig de persvoet die het geschiktst is voor
de geselecteerde steek.
7 Persvoethouder
De persvoet wordt geïnstalleerd op de persvoethouder.
4
3
1
2
3
7
4
6
5
1 Handvat
Draag de naaimachine aan het handvat, wanneer u
deze vervoert.
2 Handwiel
Door het handwiel naar u toe te draaien kunt u de naald
omlaag halen om één steek te naaien.
3 Hoofdschakelaar
Met de hoofdschakelaar zet u de naaimachine aan en
uit.
4 Voedingsaansluiting naaimachine
Steek de stekker van het netsnoer in de
voedingsaansluiting.
5 Contactpunt van het voetpedaal
Steek de stekker aan het eind van de voetpedaalkabel in
het betreffende contactpunt op de machine.
6 Luchtgat
Het luchtgat zorgt voor luchtverversing rond de motor.
Houd het luchtgat vrij, wanneer u de naaimachine
gebruikt.
7 Schakelaar voor transporteurstand
Met de transporteurstandschakelaar kunt u de
transporteurs omlaag zetten.
Memo
● Zie Omslagpagina’s B, D of E, wanneer u
leert hoe u de machine moet gebruiken.
Omslag C
Bedieningstoetsen
Met de bedieningstoetsen kunt u allerlei elementaire naaimachinehandelingen gemakkelijk uitvoeren.
1
2
3
5
4
1 Draadcassette-indicator
De indicator licht op of gaat uit, afhankelijk van de
situatie.
Groen:U kunt een draadcassette plaatsen.
Rood:U kunt geen draadcassette plaatsen.
Uit:De naaimachine is uitgeschakeld, of er
is reeds een draadcassette geïnstalleerd.
2 Draadknippentoets(alleen voor modellen die zijn
uitgerust met een draadknippentoets)
Nadat u bent gestopt met naaien, drukt u de
draadknippentoets in om de boven- en onderdraad af te
knippen. Meer bijzonderheden vindt u in “De draad
afknippen” (pagina 47).
3 Naaldstandtoets
U kunt de naald omhoog of omlaag zetten door op de
naaldstandtoets te drukken. Wanneer u tweemaal op de
toets drukt, naait u één steek.
4 Start/stoptoets
Door op de start/stoptoets te drukken kunt u beginnen of
stoppen met naaien. Zolang u de knop ingedrukt houdt,
gaat de machine op lage snelheid naaien. Wanneer u
stopt met naaien, staat de naald omlaag in de stof. Meer
bijzonderheden vindt u in “Beginnen met naaien”
(pagina 43).
5 Persvoethendel
Met de persvoethendel zet u de persvoet omhoog of
omlaag.
7
6
6 Achteruitnaaien/verstevigingssteektoets
Door op de achteruitnaaien/verstevigingsteektoets te
drukken naait u achteruit of maakt u
verstevigingssteken. U kunt achteruitnaaien door de
toets ingedrukt te houden. U kunt verstevigingssteken
naaien door 3 tot 5 steken over elkaar te naaien. Meer
bijzonderheden vindt u in “Het naaiwerk verstevigen”
(pagina 45).
7 Schuifknop voor snelheidsregeling
Met de schuifknop voor snelheidsregeling past u de
naaisnelheid aan.
VOORZICHTIG
● Druk de draadknippentoets niet meer in,
nadat de draden zijn afgeknipt; anders kan de
naald breken, kunnen de draden in de war
raken, of raakt de machine mogelijk
beschadigd.
Opmerking
● Druk niet op de draadknippentoets, als zich
geen stof onder de persvoet bevindt, of
wanneer de machine naait; anders kan de
machine beschadigd raken.
● Wanneer u naait met een draad dikker dan
nr. 30, nylon draad of andere speciale
draden, snijdt u de draden af met de
draadafsnijder aan de zijkant van de
machine. Meer bijzonderheden vindt u in
“De draad afknippen” (pagina 47).
Omslag D
Bedieningspaneel
Het bedieningspaneel, op het voorpaneel van de naaimachine, bestaat uit diverse toetsen en schuiven waarmee
u bepaalt hoe de steek wordt genaaid.
5
1
2
46
8
9
3
1 Steken
Er zijn 50 steken. Selecteer steek 00-49.
Onder het steeknummer verschijnt een letter (A, G, J, N of R) die aangeeft welke persvoet u moet gebruiken.
2 Steekindicator / 3 Steekselectietoets
Druk op de steekselectietoets en selecteer het nummer van de steek die u wilt gebruiken. Er zijn 50 steken beschikbaar.
Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 56).
Hiermee past u de lengte van de steek aan. U drukt eerst op de steekbreedtetoets, zodat de indicator oplicht, en vervolgens
past u met de steekbreedteschuif de steekbreedte aan.
Hiermee past u de steekbreedte of de naaldstand aan. U drukt eerst op de steeklengtetoets, zodat de indicator oplicht, en
vervolgens past u met de steeklengteschuif de steeklengte aan.
7
Omslag E
Optionele accessoires
De volgende accessoires zijn optioneel verkrijgbaar.
1.2.3.
4.5.
1. Zijsnijder
Onderdeelcode: XC3879-002
2. Quiltgeleider
Onderdeelcode: XC2215-002
3. Geleidervoet
Onderdeelcode: XC1957-002
4. Boventransportvoet
Onderdeelcode: XC2214-002
5. Quiltvoet
Onderdeelcode: XC1948-002
Bijgesloten accessoires
Memo
● Wilt u optionele accessoires of onderdelen aanschaffen, neem dan contact op met uw leverancier of
het dichtstbijzijnde erkende servicecentrum.
1
Inleiding
Gefeliciteerd met de aanschaf van uw nieuwe naaimachine.
Lees deze handleiding vóór gebruik goed door, zodat u de diverse functies goed uitvoert.
Houd deze handleiding altijd bij de hand, zodat u snel iets kunt nazoeken.
Functies van de naaimachine
2
1
3
4
1 Draadcassette
U rijgt gemakkelijk de bovendraad in door gewoon een klos draad in de draadcassette te plaatsen. Vervolgens plaatst u de
draadcassette in het vak om de naald in te rijgen.
2 Spoel eenvoudig opwinden
U kunt de spoel snel en gemakkelijk opwinden met draad. (pagina 10)
3 Ingebouwde steken
U kunt kiezen uit de ingebouwde steken, waaronder naaisteken, lettersteken en decoratieve steken. (pagina 56)
4 De onderdraad in één handeling inrijgen
U kunt beginnen met naaien zonder de onderdraad omhoog te trekken. (pagina 14)
2
Inhoudsopgave
Bijgesloten accessoires .......................................................................................... Omslag A
Accessoires ..........................................................................................................................................Omslag A
Machineonderdelen en hun functie ........................................................................Omslag B
Vooraanzicht .......................................................................................................................................Omslag B
Naald- en persvoet-gedeelte .................................................................................................................Omslag C
Rechterkant/achteraanzicht ..................................................................................................................Omslag C
Bedieningstoetsen ............................................................................................................................... Omslag D
Bedieningspaneel ................................................................................................................................. Omslag E
De machine aan- en uitzetten .............................................................................................8
Voorzorgsmaatregelen voor de stroom .............................................................................................................. 8
De machine aanzetten ...................................................................................................................................... 9
De machine uitzetten ........................................................................................................................................ 9
De spoel opwinden/installeren ..........................................................................................10
Voorzorgsmaatregelen voor de spoel .............................................................................................................. 10
De spoel opwinden ......................................................................................................................................... 10
De spoel installeren ........................................................................................................................................ 14
De bovendraad inrijgen ..................................................................................................... 16
Over de draadklos ........................................................................................................................................... 16
De klos in de draadcassette plaatsen ............................................................................................................... 17
De naald inrijgen ............................................................................................................................................ 20
Werken met de extra klospin ........................................................................................................................... 22
De draad handmatig inrijgen (zonder naaldinrijger) ........................................................................................ 23
Werken met de tweelingnaald ......................................................................................................................... 24
De onderdraad omhoogtrekken ....................................................................................................................... 27
De naald vervangen ........................................................................................................... 28
Voorzorgsmaatregelen met naalden ................................................................................................................ 28
Soorten naalden en toepassingen .................................................................................................................... 28
De naald controleren ...................................................................................................................................... 29
De naald vervangen ........................................................................................................................................ 30
De persvoet verwisselen .................................................................................................... 33
Voorzorgsmaatregelen voor de persvoet .......................................................................................................... 33
De persvoet vervangen .................................................................................................................................... 33
De persvoethouder verwijderen ...................................................................................................................... 35
Werken met de optionele boventransportvoet ................................................................................................. 36
Naaien met de vrije arm .................................................................................................................................. 38
Algemene procedure voor het naaien .............................................................................................................. 41
De stof plaatsen .............................................................................................................................................. 42
Beginnen met naaien ......................................................................................................................................43
Het naaiwerk verstevigen ................................................................................................................................ 45
De draad afknippen ........................................................................................................................................ 47
De draadspanning aanpassen ............................................................................................48
De spanning van de bovendraad wijzigen ....................................................................................................... 48
De steeklengte en steekbreedte aanpassen ........................................................................ 49
De steekbreedte aanpassen ............................................................................................................................. 49
De steeklengte aanpassen ............................................................................................................................... 50
De naairichting wijzigen ................................................................................................................................. 51
Een evenwijdige naad naaien ..........................................................................................................................53
Een rits inzetten in het midden ........................................................................................................................ 71
Een rits inzetten aan de zijkant ........................................................................................................................ 72
Stretchstoffen naaien en elastiek inzetten .........................................................................75
Quilts maken .................................................................................................................................................. 80
De buitenkant van de machine schoonmaken .................................................................................................98
Het spoelhuis schoonmaken ........................................................................................................................... 98
Piepsignaal bij handelingen .......................................................................................................................... 104
De naaldstopstand wijzigen ............................................................................................. 105
Dit is een van de meest geavanceerde gecomputeriseerde huishoudnaaimachines. Wilt u volledig
profiteren van alle functies, dan raden wij u aan de handleiding zorgvuldig te lezen alvorens u de
machine in gebruik neemt.
LEES DIT, VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Voor veilig gebruik
1. Houd uw oog op de naald tijdens het naaien. Raak het handwiel, de draadophaalhendel, de
naald of andere bewegende delen niet aan.
2. Zet altijd de hoofdschakelaar uit en neem de stekker uit het stopcontact als:
•U klaar bent met naaien
•U de naald of andere onderdelen verwisselt of verwijdert
•Tijdens het gebruik een stroomstoring optreedt
•U onderhoud pleegt aan de machine
•De machine onbeheerd laat
3. Plaats geen voorwerpen op het voetpedaal.
4. Steek de netstekker direct in een wandstopcontact. Gebruik geen verlengsnoeren.
Voor een langere levensduur
1. Zet de machine niet weg op een plaats met direct zonlicht of in een vochtige omgeving. Gebruik
of plaats het apparaat niet in de buurt van een verwarming, strijkbout, halogeenlamp of andere
warme voorwerpen.
2. Gebruik voor het schoonmaken van de behuizing alleen neutrale zeep of reinigingsmiddelen.
Benzeen, thinner en schuurmiddelen kunnen de behuizing en de machine beschadigen; gebruik
deze middelen dus nooit.
3. Laat de machine niet vallen, sla niet op de machine.
4. Raadpleeg de bedieningshandleiding altijd, wanneer u onderdelen, de persvoet, de naald of
andere delen verwisselt of installeert.
Voor reparatie of bijstellingen
Indien de machine een defect vertoont of moet worden bijgesteld, kijk dan eerst in de
probleemoplossing achter in deze gebruiksaanwijzing of u de reparatie of bijstelling zelf kunt
uitvoeren. Kunt u het probleem niet verhelpen, raadpleeg dan uw plaatselijke erkende Brotherdealer.
Meer productinformatie en updates vindt u op onze website www.brother.com
6
1VOORBEREIDINGEN
In dit hoofdstuk leest u hoe u zich moet voorbereiden, voordat u gaat naaien.
De machine aan- en uitzetten .................................................................................. 8
De spoel opwinden/installeren ............................................................................... 10
De bovendraad inrijgen .......................................................................................... 16
De naald vervangen ...............................................................................................28
De persvoet verwisselen ......................................................................................... 33
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de machine aan- en uitzet.
Voorzorgsmaatregelen voor de stroom
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht voor de stroomvoorziening.
WAARSCHUWING
●
Gebruik uitsluitend normale huishoudstroom voor deze machine. Door een andere
stroomvoorziening te gebruiken kunt u brand, een elektrische schok of schade aan de
machine veroorzaken.
● Zet in de volgende gevallen de hoofdschakelaar uit en haal de stekker uit het stopcontact:
• Wanneer u de machine onbeheerd achterlaat
• Wanneer u klaar bent met werken
• Wanneer de stroom uitvalt tijdens het gebruik
• Wanneer het apparaat niet goed functioneert vanwege een slechte aansluiting of
loskoppeling
• Tijdens onweer
VOORZICHTIG
● Gebruik geen verlengsnoeren of meerwegadapters waarop een groot aantal andere apparaten
is aangesloten. Dit kan leiden tot brand of elektrische schok.
● Raak de stekker niet met natte handen aan. U kunt dan een elektrische schok krijgen.
● Zet altijd eerst de hoofdschakelaar uit, voordat u de stekker uit het stopcontact haalt. Pak
altijd de stekker vast om deze uit het stopcontact te halen. Wanneer u aan het snoer trekt, kan
dit beschadigd raken, met brand of een elektrische schok als gevolg.
● Let op dat u het netsnoer niet doorsnijdt, beschadigt, sterk buigt, trekt, draait of bundelt.
Plaats geen zware voorwerpen op het snoer. Bescherm het snoer tegen hitte. Hierdoor zou
het snoer beschadigd kunnen raken en brand of een elektrische schok veroorzaken. Als het
snoer of de stekker beschadigd is, mag u de machine niet meer gebruiken; breng de machine
eerst naar de erkende dealer!
● Haal de stekker uit het netstopcontact, wanneer u de machine langere tijd niet gebruikt.
Anders kan er mogelijk brand ontstaan.
8
De machine aanzetten
De machine uitzetten
Controleer of de naaimachine is uitgeschakeld
1
(hoofdschakelaar op “O”) en steek de stekker
van het netsnoer in het voedingscontact op de
rechterkant van de machine.
Steek de stekker van het netsnoer in een
2
normaal stopcontact.
1
1 Voedingsaansluiting naaimachine
Druk op de rechterkant van de
3
hoofdschakelaar rechts op de machine (zet de
schakelaar op “|”).
Zet de machine uit, wanneer u ophoudt met naaien.
Zet de machine ook uit, wanneer u hem naar een
andere plek vervoert.
Controleer of de machine niet bezig is met
1
naaien.
Druk op de linkerkant van de hoofdschakelaar
2
rechts op de machine (zet de schakelaar op
“{”).
X De naailamp gaat uit, wanneer u de
machine uitzet.
Haal de stekker uit het stopcontact.
3
Pak de stekker vast, wanneer u het netsnoer uit
het stopcontact haalt.
Haal het netsnoer uit het voedingscontact van
4
de machine.
1
X De naailamp gaat branden wanneer u de
machine aanzet.
Vouw de klep aan de voorkant van de
4
naaimachine omlaag naar u toe.
Opmerking
● Wanneer tijdens het gebruik van de
machine de stroom uitvalt, zet u de
naaimachine uit en haalt u de stekker uit het
stopcontact. Volg onderstaande procedure
om de machine weer op de juiste manier op
te starten.
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de draad op de spoel windt en vervolgens de onderdraad inbrengt.
Voorzorgsmaatregelen voor de spoel
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht voor de spoel.
VOORZICHTIG
● Gebruik uitsluitend spoel (onderdeelcode: XA5539-151) die speciaal voor deze naaimachine
ontworpen is. Het gebruik van een andere spoel kan letsel tot gevolg hebben, of schade aan
de machine veroorzaken.
● De bijgeleverde spoel is speciaal ontworpen voor deze naaimachine. Als u spoelen van
oudere modellen gebruikt, werkt de machine niet goed. Gebruik alleen de bijgeleverde spoel
of spoelen van hetzelfde type (onderdeelcode: XA5539-151).
Ware grootte
11,5 mm
(7/16 inch)
Dit modelOuder model
De spoel opwinden
Wind de draad rond de spoel om het inrijgen voor te bereiden.
Zet de naaimachine aan.
1
Open het spoelopwinderdeksel boven aan de
2
rechterkant van de naaimachine.
3
4
Draai de klospin voor de onderdraad omhoog.
Haal de pin voor de onderdraadklos zo ver
mogelijk naar boven.
1
1 Pin voor de onderdraadklos
Plaats de spoel op de spoelopwinderas, zodat
de veer op de as in het gleufje op de spoel past.
1
10
2
1 Gleuf
2 Asveer spoelopwinder
Schuif de spoelopwinderas naar rechts.
5
Plaats de klos draad voor de spoel op de pin
6
voor de onderdraadklos.
Schuif de kloskap op de pin voor de
7
onderdraadklos.
Met de ronde kant van de kloskap naar links
schuift u de kloskap zo ver mogelijk op de pin
voor de onderdraadklos, totdat de rechterkant
van de klos de rechterkant van de pin voor de
onderdraadklos raakt.
VOORZICHTIG
● De kloskap is verkrijgbaar in twee
formaten, zodat u een kloskap kunt
kiezen die het best bij het gebruikte
formaat klos past. Als de kloskap te klein
is voor de gebruikte klos, kan de draad
blijven hangen in de spleet in de klos of
kan de naald breken.
Opmerking
● Als u een draadklos van 12 mm (1/2 inch)
doorsnee en 75 mm (3 inch) hoog plaatst op
de pin voor de onderdraadklos, gebruik dan
de speciale kloskap.
● Wanneer u draad gebruikt die snel afwindt,
zoals doorzichtig nylon of metallic draad,
plaatst u het bijgesloten klosnetje over de
klos, voordat u de klos met garen op de
9
draad dat rond de draadgeleider voor het
opwinden van de spoel wordt gewonden en
ondertussen windt u met uw rechterhand het
vrije uiteinde van de draad met de klok mee
vijf of zes maal rond de spoel.
klospin plaatst.
Is het klosnetje te lang, vouw het dan naar
gelang de grootte van de klos.
1
4
3
Trek de draad naar rechts en leid deze door
0
de gleuf in de spoelopwinderbasis.
2
1 Klosnetje
2 Draadklos
3 Klospin
4 Kloskap
Trek een stukje draad uit en rijg vervolgens de
8
draadgeleider in om de spoel op te winden.
Houd de draad met beide handen vast en leid
1 Gleuf in de spoelopwinderbasis (met ingebouwd
snijmechanisme)
X De draad wordt op een geschikte lengte
afgesneden.
1
hem zo ver mogelijk in de twee gleuven in de
draadgeleider.
1
VOORZICHTIG
● Snijd de draad af volgens de beschrijving.
Wanneer u de spoel opwindt zonder de
draad af te snijden met het in de
spoelopwinderbasis ingebouwde
snijmechanisme, kan de draad verward
2
raken in de spoel; of de naald kan
verbuigen en afbreken wanneer de
spoeldraad opraakt.
1 Draadgeleider voor het opwinden van de spoel
2 Twee gleuven
12
Schuif de knop voor snelheidsregeling naar
a
rechts (hoge naaisnelheid).
1
1 Schuifknop voor snelheidsregeling
Druk eenmaal op (start/stoptoets).
b
1
1 Start/stoptoets
X De spoel begint te draaien en de draad
wordt rond de spoel gewonden.
X De spoel gaat langzaam draaien wanneer
hij vol is.
Wanneer de spoel langzaam gaat draaien,
c
drukt u eenmaal op (start/stoptoets).
X De naaimachine stopt.
Schuif de spoelopwinderas naar links.
e
Neem de spoel van de as.
f
Verwijder de kloskap en de klos.
g
Draai de klospin voor de onderdraad terug,
h
sluit het deksel van de spoelopwinder en
schuif de knop voor snelheidsregeling terug in
de oorspronkelijke stand.
Memo
● Wanneer u de naaimachine start of het
handwiel draait, nadat de draad rond de
spoel is gewonden, geeft de machine een
klikkend geluid. Dit duidt niet op een
storing.
manier is opgewonden; anders kan de
naald breken, of is de draadspanning
mogelijk niet juist.
• Laat de spoel niet vallen.
Plaats de spoel in het spoelhuis, zodat de
4
draad naar links wordt afgewikkeld.
● De spoel is speciaal voor deze
naaimachine ontworpen. Als u spoelen
van oudere modellen gebruikt, werkt de
machine niet goed. Gebruik alleen de
bijgeleverde spoel of spoelen van
hetzelfde type (onderdeelcode: XA5539-
151).
Ware grootte
11,5 mm
(7/16 inch)
Dit modelOuder model
Memo
● In welke volgorde u de onderdraad door het
spoelhuis moet leiden, wordt aangegeven
door de markeringen rond het spoelhuis.
Rijg de draad in zoals aangegeven.
• Breng de spoel op de juiste manier in.
VOORZICHTIG
● Druk de spoel omlaag met uw vinger en
wikkel de onderdraad op de juiste manier
af; anders kan de draad breken of is de
draadspanning mogelijk niet juist.
Houd de spoel vast met uw rechterhand en
5
leid de draad met uw linkerhand, zoals
aangegeven.
Schuif de grendel van het spoelhuisdeksel
1
naar rechts.
1
1 Spoelhuisdeksel
2 Grendel
X Het spoelhuisdeksel gaat open.
14
2
Leid de draad door de gleuf, zoals aangegeven
6
en trek de draad naar u toe.
1
1 Draadafsnijder
X De draadafsnijder snijdt de draad af.
Bevestig het spoelhuisdeksel weer op zijn
7
plaats.
Plaats het lipje in de linkerbenedenhoek van
het spoelhuisdeksel en druk zacht op de
rechterkant.
1
X Het inrijgen van de onderdraad is hiermee
voltooid.
Vervolgens rijgt u de bovendraad in. Ga verder
met de procedure in “De bovendraad inrijgen”
(op de volgende pagina).
Memo
● U kunt beginnen met naaien zonder de
onderdraad omhoog te trekken. Wilt u de
onderdraad omhoogtrekken voordat u gaat
naaien, volg dan de procedure in “De
onderdraad omhoogtrekken” (pagina 27).
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de spoel plaatst voor de bovendraad en hoe u de draad inrijgt in de
naald.
VOORZICHTIG
● Volg voor het inrijgen van de bovendraad de instructies zorgvuldig op. Is de bovendraad niet
juist ingeregen, dan kan de draad verward raken of kan de naald verbuigen of afbreken.
Wanneer u de extra klospin gebruikt, bevestigt u
Over de draadklos
Met deze naaimachine kunt u een draadklos in de
bijgesloten draadcassette plaatsen en vervolgens de
draadcassette inrijgen. Informatie over draadklossen
vindt u hieronder.
■ Klossen die u in de draadcassette kunt plaatsen
Normaliter plaatst u een klos draad in de
draadcassette en gebruikt u deze. Wilt u de klos
kunnen laden, dan moet de doorsnee kleiner zijn
dan de oranje kloskap en de hoogte kleiner dan
de markering op het deksel van het
draadcassettevak.
1
3
11
ofwel de grote of de kleine witte kloskap, naar
gelang de grootte van de klos. Gebruik een kloskap
met een iets grotere doorsnee dan die van de klos.
1
2
3
1 Kloskap (groot)
2 Kloskap (klein)
3 Draadklos
2
1 Kloskap (oranje)
2 Draadklos
3 Markering op het deksel van het draadcassettevak
■ Klossen die u niet in de draadcassette kunt
plaatsen
Voor klossen die u niet in de draadcassette kunt
plaatsen, gebruikt u de bijgesloten extra klospin.
Memo
● Meer bijzonderheden over het gebruik van
de extra klospin vindt u in “Werken met de
extra klospin” (pagina 22).
● Wanneer u een draadklos met
kruiswikkeldraad gebruikt, zorg dan dat er
enige ruimte blijft tussen de kap en de
draadklos.
1
3
1 Kloskap (klein)
2 Tussenruimte
3 Draadklos
2
16
VOORZICHTIG
De kloskap is verkrijgbaar in twee
●
formaten, zodat u een kloskap kunt
kiezen die het best bij het gebruikte
formaat klos past. Als de kloskap te klein
is voor de gebruikte klos, kan de draad
blijven hangen in de spleet in de klos of
kan de naald breken.
De klos in de draadcassette
plaatsen
Plaats de draadklos in de bijgesloten draadcassette
om de bovendraad in rijgen.
Memo
● In welke volgorde u de draadcassette moet
inrijgen, is aangegeven op de draadcassette.
Let bij het inrijgen ook op de markeringen
op de draadcassette.
• Als de naaimachine is uitgeschakeld, wordt
de draadcassette niet goed uitgeworpen.
Neem de draadcassette uit het vak.
4
Plaats de klos voor de bovendraad op de
6
klospin.
Schuif de klos op de klospin, zodanig dat de
draad van bovenaf gezien vanaf links
afwikkelt.
1
1 Draadklos
Schuif de kloskap op de klospin.
7
Met de afgeronde kant van de kloskap naar
boven schuift u de kloskap zo ver mogelijk op
de klospin, totdat de onderkant van de klos de
onderkant van de klospin raakt.
Trek het deksel van de draadcassette naar u
5
toe en trek vervolgens de kloskap van de
klospin.
1
2
3
1 Kloskap (oranje)
2 Klospin
3 Deksel
• Plaats alleen de oranje kloskap op de klospin
in de draadcassette.
VOORZICHTIG
● Als de draadklos of de kloskap niet op de
juiste plaats zit, kan de draad verward
raken rond de klospin, waardoor de
naald kan breken.
18
Houd het uiteinde van de draad in uw
8
rechterhand en de draadcassette in uw
linkerhand en sluit het deksel.
Leid de draad door de gleuf boven in de
9
draadcassette.
Volg pijl 2 op de draadcassette.
• Wanneer u speciale draad gebruikt, zoals
metallic draad, drukt u met uw linkerduim
op het vlak (zie illustratie) om een opening te
maken die het inrijgen vergemakkelijkt.
1 Duwen
2 Tussenruimte
Leid de draad langs de onderkant van de
a
draadcassette.
Volg pijl 4 op de draadcassette.
1
1
2
Trek de draad naar links en leid deze door de
0
gleuf langs de linkerkant van de draadcassette.
Volg pijl 3 op de draadcassette.
Leid de draad door de inkeping in de rechter
b
benedenhoek van de draadcassette en trek de
draad vervolgens naar links.
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de
draadcassette installeert en hoe u de naald inrijgt.
Met de naaldinrijger rijgt u de naald in op het
moment dat u de draadcassette inbrengt.
Memo
● U kunt de naaldinrijger gebruiken met
naaimachinenaalden 75/11 t/m 100/16.
● Voor draden met een dikte van 130/20 of
1
2
1
minder kunt u de naaldinrijger niet
gebruiken.
● U kunt de naaldinrijger niet gebruiken met
de platte naald of de tweelingnaald.
● Als u de naaldinrijger niet kunt gebruiken,
raadpleegt u “De draad handmatig inrijgen”
(pagina 23).
Controleer of de draadcassette-indicator
groen oplicht.
1 Schijf
2 Draadafsnijder
X De klos draad is nu in de draadcassette
geplaatst.
Opmerking
● Snijd de draad af zoals hierboven
beschreven; anders kunt u de naald niet
inrijgen met de naaldinrijger.
1
1 Draadcassette-indicator
Als de draadcassette-indicator rood oplicht,
staat de naald niet in de juiste stand (omhoog).
Druk eenmaal op (naaldstandtoets) om de
naald omhoog te zetten.
20
1
1 Naaldstandtoets
• Als de naald niet goed omhoog staat, kunt u
de naald niet inrijgen met de naaldinrijger.
Controleer of de draadcassette-indicator
groen oplicht, alvorens de draadcassette in
te brengen.
Plaats de draadcassette in het draadcassettevak.
2
Druk de draadcassette langzaam omlaag,
totdat deze vastklikt.
1
1 Draadhaak aan naaldstang
X Wanneer u de draadcassette inbrengt, wordt
de naald direct ingeregen.
X De draadcassette-indicator gaat uit.
• Als het niet gelukt is de naald in te rijgen of
de draad door de draadhaak aan naaldstang
te leiden, kijk dan in “De klos in de
draadcassette plaatsen” (pagina 17) en voer
de procedure opnieuw uit vanaf stap
2.
VOORZICHTIG
● De naaldinrijger beweegt, wanneer de
naald wordt ingeregen. Houd uw handen
uit de buurt van de naald en schuif losse
voorwerpen aan de kant; anders kunt u
letsel oplopen.
1
1 Druk hier
1
Haal de persvoethendel omhoog en trek de lus
3
van de draad die door het oog van de naald is
geleid voorzichtig uit tot het eind van de draad.
Trek de lus van de draad voorzichtig naar de
achterkant van de machine.
Leid de draad door de persvoet en trek
4
ongeveer 10-15 cm (3/8-5/8 inch) draad naar
de achterkant van de machine.
Voor klossen van een formaat dat u niet in de
draadcassette kunt plaatsen, gebruikt u de
bijgesloten extra klospin.
X Nu u de bovendraad en de onderdraad hebt
ingeregen, kunt u beginnen met naaien.
Opmerking
Plaats de draadklos op de extra klospin.
1
1
2
● Wanneer u de draadcassette in het vak
plaatst, drukt u deze langzaam omlaag.
● Als het niet gelukt is de naaimachine in te
rijgen, probeert u de procedure opnieuw, te
beginnen met het plaatsen van de draadklos
in de draadcassette.
1 Extra klospin
2 Draadklos
Schuif de kloskap voor het betreffende
2
formaat klos op de klospin.
1 Kloskap
• Meer bijzonderheden vindt u in “Over de
draadklos” (pagina 16).
Steek de lipjes op de extra klospin in de gaten
3
boven in de draadcassette.
22
Rijg de draadcassette in met de draad van de
4
klos op de extra klospin.
• Meer bijzonderheden vindt u in “De klos in
de draadcassette plaatsen” (pagina 17).
Steek de draadcassette (met de bevestigde
5
extra klospin) in het draadcassettevak.
Druk met beide handen op beide zijden van de
extra klospin.
De draad handmatig inrijgen
(zonder naaldinrijger)
Wanneer u een speciale draad gebruikt met een
dikte van 130/20 of minder, of wanneer u werkt met
de platte naald of de tweelingnaald, kunt u de
naaldinrijger niet gebruiken. Rijg de naald dan als
volgt in.
Verwijder de naald.
1
• Zie “De naald vervangen” (pagina 30).
• Wanneer u de platte naald of de
tweelingnaald gebruikt, of draad die u niet
kunt inrijgen met de naaldinrijger, moet u de
naald verwijderen; anders kan de machine
beschadigd raken.
Controleer of de draadcassette-indicator
2
groen oplicht en steek de draadcassette in het
draadcassettevak.
Met de tweelingnaald kunt u twee parallelle lijnen
van dezelfde steek naaien met twee verschillende
kleuren. Beide bovendraden moeten van dezelfde
dikte en kwaliteit zijn. Gebruik de bijgesloten
tweelingnaald en de extra klospin.
Meer bijzonderheden over de steken die u kunt
naaien met de tweelingnaald vindt u in
“Steekinstellingen” (pagina 94).
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend de tweelingnaald
●
(onderdeelcode: X59296-051).
Wanneer u een andere naald gebruikt,
kan de naald breken of de machine
beschadigd raken.
● Gebruik nooit verbogen naalden.
Verbogen naalden kunnen gemakkelijk
breken, wat letsel tot gevolg kan hebben.
● Installeer nooit de tweelingnaald als de
draadcassette niet is geplaatst; anders
kan de naald breken of kan de machine
beschadigd raken.
• Meer bijzonderheden vindt u in stap
4 in “Werken met de extra klospin”
(pagina 22).
Gebruik de twee draden om de draadcassette
4
in te rijgen en snijd de draden af.
Rijg de draadcassette in langs pijl 3 t/m 6 op de
draadcassette.
1 t/m
Verwijder de naald.
1
• Meer bijzonderheden vindt u in “De naald
vervangen” (pagina 30).
Plaats de klos voor de eerste draadkleur in de
2
draadcassette.
Rijg de draadcassette in tot pijl 2 op de
draadcassette.
• Meer bijzonderheden vindt u in stap
9 in “De klos in de draadcassette plaatsen”
(pagina 17).
1 t/m
• Meer bijzonderheden vindt u in stap
c in “De klos in de draadcassette plaatsen”
0 t/m
(pagina 17).
24
Loading...
+ 84 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.