Brother CS10 User's Guide

Bedieningshandleiding
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN
Product Code: 888-S33/S36
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN
NAAISTEKEN
APPENDIX
Lees dit document voordat u de machine gebruikt. Houd dit document bij de hand, zodat u het kunt raadplegen.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Lees deze veiligheidsinstructies voordat u pro­beert de machine te gebruiken.
GEVAAR
- Verklein de kans op een elektrische schok:
1
Haal altijd de stekker uit het stopcontact direct na gebruik; wanneer u de machine gaat reinigen; wanneer u vormen van onderhoud verricht zoals genoemd in deze handleiding; en wanneer u de machine onbeheerd achterlaat.
WAARSCHUWING
- Verklein het risico op brandwonden, brand, een elektrische schok of persoonlijk letsel.
2Haal altijd de stekker uit het stopcontact
wanneer u vormen van onderhoud verricht zoals genoemd in de gebruiksaanwijzing:
• Voordat u de stekker uit het stopcontact haalt, zet u de hoofdschakelaar van de machine op “O” om de machine uit te schakelen. Vervolgens pakt u de stekker beet om deze uit het stopcontact te trekken. Trek niet aan het snoer.
• Steek de netstekker direct in een wandstopcontact. Gebruik geen verlengsnoer.
• Haal altijd de stekker uit het wandstopcontact bij een stroomstoring.
3 Aandachtspunten qua elektriciteit:
• Sluit de machine aan op een wisselstroombron binnen het bereik op de kenplaat. Sluit de machine niet aan op een stopcontact met gelijkstroom of omvormer. Weet u niet welk soort stroombron u hebt, neem dan contact op met een erkend elektricien.
• De machine is alleen goedgekeurd voor gebruik in het land van aanschaf.
4 Gebruik de machine nooit als een snoer of
stekker beschadigd is, als hij niet goed werkt, als u hem hebt laten vallen of als er water op is gemorst. Breng de machine naar de dichtstbijzijnde erkende dealer of een erkend servicecentrum als hij moet worden nagekeken of gerepareerd, of als er elektrische of mechanische aanpassingen nodig zijn.
• Wanneer u iets ongebruikelijks opmerkt aan de machine - tijdens gebruik of opslag - zoals geur, verkleuring, hitte, vervorming, gebruik de machine dan niet, of zet de machine onmiddellijk uit op en haal direct de netstekker uit het stopcontact.
• Wanneer u de machine vervoert, draag hem dan aan het handvat. Wanneer u de machine optilt aan een ander onderdeel, kan deze vallen, met letsel als gevolg.
Maak geen plotselinge of onvoorzichtige bewegingen wanneer u de machine optilt. Daarmee kunt u letsel oplopen aan uw rug of knieën.
5 Houd altijd uw werkvlak vrij:
Gebruik de machine nooit wanneer de
• ventilatieopeningen zijn geblokkeerd. Houd de ventilatieopeningen van de machine en het voetpedaal vrij van pluisjes, stof en losse stukken stof.
• Plaats geen voorwerpen op het voetpedaal.
• Gebruik geen verlengsnoeren. Steek de netstekker direct in een wandstopcontact.
• Stop nooit voorwerpen in openingen en zorg dat er geen voorwerpen in kunnen vallen. Gebruik de machine niet op plaatsen waar spuitbussen
• worden gebruikt of waar zuurstof wordt toegediend.
• Gebruik de machine niet in de buurt van een warmtebron, zoals fornuis of strijkbout. Anders kan de machine, het netsnoer, het kledingstuk dat u naait ontvlammen. Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
• Plaats deze machine niet op een wankel of scheef oppervlak. Dan kan de machine vallen, en dit kan letsel veroorzaken.
6 Wees vooral voorzichtig tijdens het naaien:
• Let altijd goed op de naald. Gebruik geen verbogen of beschadigde naalden.
• Houd uw vingers uit de buurt van alle bewegende onderdelen. Wees vooral voorzichtig in de buurt van de naald.
• Zet de hoofdschakelaar in de stand “O” om de machine uit te zetten wanneer u iets aanpast in de buurt van de naald.
• Gebruik geen beschadigde of onjuiste steekplaat. Daardoor zou de naald kunnen breken.
Trek of duw de stof niet tijdens het naaien. Volg de instructies wanneer u stikt uit de vrije hand, zodat u de naald niet buigt. Daardoor zou hij kunnen breken.
1
7 Deze machine is geen speelgoed:
BEWAAR DEZE
• Let goed op wanneer de machine wordt gebruikt door kinderen en let op als er kinderen in de buurt zijn.
• Houd de plastic zak waarin de machine wordt geleverd uit de buurt van kinderen en zorg dat hij veilig wordt afgevoerd. Laat kinderen nooit met de zak spelen. Er is gevaar dat ze hierin stikken.
• Gebruik de machine niet buiten.
8 Voor een langere levensduur:
• Zet de machine niet weg op een plaats met direct zonlicht of in een vochtige omgeving. Gebruik of plaats het apparaat niet in de buurt van een verwarming, strijkbout, halogeenlamp of andere warme voorwerpen.
• Gebruik voor het schoonmaken van de behuizing alleen neutrale zeep of reinigingsmiddelen. Benzeen, thinner en schuurmiddelen kunnen de behuizing en de machine beschadigen; gebruik deze middelen dus nooit.
• Raadpleeg de bedieningshandleiding altijd wanneer u onderdelen, de persvoet, de naald of andere delen verwisselt of installeert.
9 Voor reparatie of bijstellingen:
• Als de verlichtingsunit (LED) beschadigd is, moet deze door een erkende dealer worden vervangen.
• Indien de machine een defect vertoont of moet worden bijgesteld, kijk dan eerst in de probleemoplossing achter in deze bedieningshandleiding of u de reparatie of bijstelling zelf kunt uitvoeren. Kunt u het probleem niet verhelpen, raadpleeg dan uw plaatselijke erkende Brother-dealer.
Gebruik de machine alleen zoals bedoeld, volgens de beschrijvingen in deze handleiding. Gebruik uitsluitend accessoires die zijn aanbevolen door de fabrikant, zoals beschreven in deze handleiding. De inhoud van deze handleiding en de specificaties van dit product kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Meer productinformatie vindt u op onze website www.brother.com
INSTRUCTIES
Deze machine is bedoeld voor huishoudelijk gebruik. VOOR GEBRUIKERS BUITEN DE CENELEC-LANDEN
Dit apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (kinderen inbegrepen) met beperkte lichamelijke, zintuiglijke of geestelijk vermogens, tenzij onder toezicht of met instructies over het gebruik van het apparaat door degene die verantwoordelijk is voor hun veiligheid. Let goed op dat kinderen niet met het apparaat spelen.
VOOR GEBRUIKERS BINNEN DE CENELEC-LANDEN
Dit apparaat kan gebruikt worden door kinderen vanaf 8 jaar en personen met verminderde fysieke, zintuiglijke of mentale capaciteiten of gebrek aan ervaring en kennis als zij toezicht of instructies krijgen omtrent het veilige gebruik van het apparaat en als zij de mogelijke gevaren begrijpen. Kinderen mogen niet met het apparaat spelen. Reiniging en onderhoud mag niet zonder toezicht uitgevoerd worden door kinderen.
ALLEEN VOOR
GEBRUIKERS IN GROOT-
BRITTANNIË, IERLAND,
MALTA EN CYPRUS
BELANGRIJK
• Wanneer u de stekkerstop vervangt, moet u een door ASTA voor BS 1362 goedgekeurde
stop gebruiken, met het -merk, met de
sterkte die op de stekker is aangegeven.
• Plaats altijd de afdekking van de zekering terug. Gebruik nooit stekkers waarvan de zekering niet is afgedekt.
• Als uw wandstopcontact niet geschikt is voor de stekker die bij deze apparatuur wordt geleverd, neem dan contact op met uw erkende Brother-dealer om het juiste snoer te verkrijgen.
2
INHOUDSOPGAVE
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES ........ 1
INHOUDSOPGAVE ............................................ 3
1. UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ........ 4
MACHINEONDERDELEN EN HUN FUNCTIE .... 4
De belangrijkste onderdelen .................................... 4
Naald- en persvoetgedeelte ..................................... 4
Bedieningstoetsen ................................................... 5
Bedieningspaneel .................................................... 5
Accessoirestafel ....................................................... 5
ACCESSOIRES ..................................................... 6
Optionele accessoires .............................................. 6
WERKEN MET UW NAAIMACHINE ................... 7
Voorzorgsmaatregelen voor de stroom .................... 7
Stroomvoorziening ................................................... 7
Voetpedaal ............................................................... 7
Schuifknop voor snelheidsregeling .......................... 8
(voor modellen die zijn uitgerust met een start/
stoptoets) ................................................................. 8
Naaldstopstand wijzigen .......................................... 8
DE MACHINE INRIJGEN .................................... 9
Spoel opwinden ....................................................... 9
Onderdraad inrijgen ............................................... 11
Bovendraad inrijgen ............................................... 13
Onderdraad omhooghalen ..................................... 15
NAALD VERVANGEN ....................................... 16
Soorten naalden en toepassingen ......................... 16
Naald controleren ................................................... 17
Naald vervangen .................................................... 17
Naaien met een tweelingnaald ............................... 19
DE PERSVOET VERWISSELEN ........................... 20
De persvoet vervangen .......................................... 20
Persvoethouder verwijderen .................................. 21
2.
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN
NAAIEN ............................................................ 22
Algemene procedure voor het naaien .................... 22
STEEKLENGTE EN STEEKBREEDTE
INSTELLEN ........................................................ 22
Steken selecteren .................................................. 22
Beginnen met naaien ............................................. 23
Draadspanning ....................................................... 25
NUTTIGE NAAITIPS ......................................... 25
Proefnaaien ............................................................ 25
Van naairichting veranderen .................................. 25
Rondingen naaien .................................................. 26
Dikke stof naaien ................................................... 26
Dunne stof naaien .................................................. 26
Stretchstof naaien .................................................. 26
Een vrije arm gebruiken ......................................... 27
3. NAAISTEKEN ............................................ 28
OVERHANDSE STEKEN .................................... 28
ELEMENTAIRE STEKEN ..................................... 28
Elementaire steken ................................................ 28
BLINDZOOMSTEKEN NAAIEN ........................ 29
KNOOPSGATEN NAAIEN ................................ 30
Knopen aanzetten .................................................. 33
... 22
RITS INZETTEN ................................................ 34
STRETCHSTOF NAAIEN EN ELASTIEK
INZETTEN ......................................................... 35
Stretchstof naaien .................................................. 35
Elastiek bevestigen ................................................ 35
APPLICATIES, PATCHWORK EN QUILTS
NAAIEN ............................................................ 36
Applicaties .............................................................. 36
Patchwork (fantasie-quilt) ....................................... 36
Aan elkaar zetten ................................................... 37
Quilten .................................................................... 37
Fantasiequilts naaien ............................................. 38
VERSTEVIGINGSSTEKEN .................................. 39
Drievoudige stretchsteek ........................................ 39
Trenzen naaien ...................................................... 40
DECORATIEF NAAIWERK ................................ 41
Fagotsteken naaien ................................................ 41
Schelpsteken naaien .............................................. 42
Smokwerk .............................................................. 42
Schelprijgsteken naaien ......................................... 43
Verbindingssteken naaien ...................................... 43
Erfstukwerk ............................................................ 44
4. APPENDIX ................................................ 45
STEEKINSTELLINGEN ....................................... 45
Naaisteken ............................................................. 45
ONDERHOUD ................................................. 50
Beperkingen op oliën ............................................. 50
Voorbereidingen om de machine op te bergen ...... 50
Buitenkant van naaimachine reinigen .................... 50
Het spoelhuis reinigen ............................................ 50
PROBLEMEN OPLOSSEN .................................. 52
FOUTMELDINGEN ........................................... 55
Piepsignaal bij handelingen (voor modellen die zijn
uitgerust met dit piepsignaal) ................................. 55
INDEX .............................................................. 56
3
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN
1 UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN
i Bedieningstoetsen (pagina 5)
MACHINEONDERDELEN EN HUN FUNCTIE
De belangrijkste onderdelen
j Bedieningspaneel (pagina 5) k Handwiel
Hiermee wordt de naald handmatig omhoog en omlaag gezet.
l Ventilatieopening
Door deze opening is ventilatie rond de motor mogelijk. Zorg dat de opening niet is afgedekt tijdens het gebruik van de machine.
m Hoofdschakelaar en naailampje (pagina 7) n Netsnoeraansluiting (pagina 7) o Voetpedaal (pagina 7) p Aansluiting voetpedaal (pagina 7) q Transporteurstandschakelaar (pagina 33 en 39) r Persvoethendel (pagina 13) s Handvat
Draag de naaimachine aan het handvat wanneer u deze vervoert.
Naald- en persvoetgedeelte
a Spoelwinder (pagina 9) b Klospen (pagina 9 en 13) c Opening voor extra klospen (pagina 19) d Bovenspanningsknop (pagina 25) e Draadgeleider (pagina 9 en 13) f Draadophaalhendel (pagina 14) g Draadafsnijder (pagina 24) h Accessoirestafel met opbergvak (pagina 5 en 27)
4
a Knoopsgathendel (pagina 31, 40) b Naaldinrijger (voor modellen die zijn uitgerust met de
naaldinrijger) (pagina 15)
c Persvoethouder
De persvoet wordt geïnstalleerd op de persvoethouder.
d Persvoethouderschroef
De persvoethouderschroef houdt de persvoethouder op zijn plaats.
e Persvoet
De persvoet drukt gelijkmatig op de stof tijdens het naaien. Bevestig de persvoet die het geschiktst is voor de geselecteerde steek.
f Transporteur
De transporteur voert de stof in de naairichting.
g Snel verwisselbare spoel (voor modellen die zijn uitgerust
met een snel verwisselbare spoel)
U kunt beginnen met naaien zonder de onderdraad naar boven te halen.
h Spoelhuisdeksel
i Steekplaat
Opmerking
De steekplaat is gemarkeerd om rechte naden te kunnen naaien.
j Draadgeleiders op de naaldstang (pagina 14) k Naaldklemschroef
Bedieningspaneel
Met het bedieningspaneel selecteert u een steek en geeft u op hoe de steek wordt genaaid.
Bedieningstoetsen
De bedieningstoetsen verschillen naar gelang het model naaimachine.
a Persvoethendel
Hiermee zet u de persvoet omhoog en omlaag.
b Achteruit/verstevigingssteektoets
Door op de achteruit/verstevigingssteektoets te drukken naait u achteruit. U kunt achteruit naaien door de toets ingedrukt te houden. Meer bijzonderheden vindt u in “Verstevigingssteken naaien” (pagina 24).
Toetsen op sommige modellen
c Start/stop-toets
Door op de start/stoptoets te drukken begint of stopt u met naaien. Zolang u de knop ingedrukt houdt, naait de machine op lage snelheid. Wanneer u stopt met naaien, staat de naald omlaag in de stof. Meer bijzonderheden vindt u in “Beginnen met naaien” (pagina 23).
d Naaldstandtoets
Druk op de naaldstandtoets om de naald omhoog of omlaag te zetten. Wanneer u tweemaal op de knop drukt, naait u één steek.
e Schuifknop voor snelheidsregeling
Met de schuifknop voor snelheidsregeling past u de naaisnelheid aan.
a LCD (liquid crystal display)
De geselecteerde steek ( gebruikt ( steekbreedte in millimeters (
b Steekselectietoetsen (pagina 22)
Selecteer het nummer van de steek die u wilt gebruiken. Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 22).
c Steeklengte-toets
Druk op de “–” om de steek korter te maken; druk op de “+” om de steek langer te maken.
d Steekbreedtetoets
Druk op de “–” om de steek smaller te maken; druk op de “+” om de steek breder te maken.
2), steeklengte in millimeters (3) en
1), persvoet die moet worden
4) worden weergegeven.
Accessoirestafel
De accessoires zitten in een opbergvak in de accessoirestafel.
Schuif de accessoirestafel naar links om deze te
a
openen.
1
a Accessoirestafel b Opbergvak
Stop de accessoires in een zak en bewaar deze zak in het opbergvak. Als de accessoires niet in een zak zitten, kunnen ze uit het vak vallen en raken dan wellicht zoek of beschadigd.
5
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN
Opmerking
A
G
N
I
R
M
M
ACCESSOIRES
De volgende accessoires zitten in de accessoirestafel. We hebben deze accessoires ontworpen om u te hel­pen bij de uitvoering van de meeste naaitaken.
De schroef van de persvoethouder is verkrijgbaar via uw erkende dealer. (Onderdeelcode: 132730-
122)
1. 2. 3.
4. 5. 6.
7. 8. 9.
10.
1 naald 75/11 1 naald 90/14 1 naald 100/16
13. 14. 15.
J
11. 12.
1 naald 90/14
Onderdeelcode
Nr. Onderdeel
Zigzagvoet “J”
1
(op de machine geplaatst) 2 Knoopsgatvoet “A” XC2691-033 3 Overhandse steekvoet “G” XC3098-031 4 Monogramvoet “N” XD0810-031 5 Ritsvoet “I” X59370-021 6 Blindzoomvoet “R” XE2650-001 7 Knoopaanzetvoet “M” XE2137-001 8 Tornmesje XF4967-001
Spoel (4) 9
(één spoel is geïnstalleerd
op de machine.)
10 Naaldsetje XC8834-021 11 Tweelingnaald 131096-121
Ballpointnaald
12
(goudkleurig)
13 Schoonmaakborsteltje X59476-051
Schijfvormige
14
schroevendraaier
15 Extra klospen XG3488-001
Voetpedaal
16
Noord­en Zuid­Amerika
XZ5134-001
SA156
XA5539-151
XD0360-021
XC1074-051
XD0501-121 (EU)
XC8816-071
(Andere regio's)
Optionele accessoires
Onderstaande optionele accessoires zijn los verkrijgbaar.
1. 2. 3.
Andere
landen
SFB:
16.
6
4. 5.
Onderdeelcode
Nr. Onderdeel
1 Boventransportvoet SA140
2 Quiltvoet SA129
3 1/4 inch quiltvoet SA125
4 Quiltgeleider SA132
5 Gaatjesponser XZ5051-001
Noord­en Zuid­Amerika
Andere landen
XG6623-001
XC1948-052
XC1944-052
XC2215-052
F033N:
F005N:
F001N:
F016N:
Opmerking
WERKEN MET UW NAAIMACHINE
Stroomvoorziening
Steek de stekker in een wandstopcontact.
a
Voorzorgsmaatregelen voor de stroom
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht in verband met de stroom.
WAARSCHUWING
Gebruik uitsluitend normale huishoudstroom voor deze machine. Door een andere stroomvoorziening te gebruiken kunt u brand, een elektrische schok of schade aan de machine veroorzaken.
Steek de stekkers van het netsnoer stevig in het wandstopcontact en de netaansluiting op de machine. Anders bestaat er kans op brand of elektrische schokken.
Steek de netstekker niet in een stopcontact dat in slechte staat is.
Zet in de volgende gevallen de hoofdschakelaar uit en haal de stekker uit het stopcontact:
• Wanneer u de machine onbeheerd achterlaat
• Wanneer u klaar bent met werken
• Wanneer de stroom uitvalt tijdens het gebruik
• Wanneer de machine niet goed functioneert
vanwege een slechte aansluiting of loskoppeling
• Tijdens onweer
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend het netsnoer dat wordt geleverd bij deze machine.
Gebruik geen verlengsnoeren of meerwegadapters waarop een groot aantal andere apparaten is aangesloten. Dit kan leiden tot brand of elektrische schok.
Raak de stekker niet met natte handen aan. U kunt dan een elektrische schok krijgen.
Zet altijd eerst de hoofdschakelaar uit voordat u de stekker uit het stopcontact haalt. Pak altijd de stekker vast om deze uit het stopcontact te halen. Wanneer u aan het snoer trekt, kan dit beschadigd raken, met brand of een elektrische schok als gevolg.
Let op dat u het netsnoer niet doorsnijdt, beschadigt, sterk buigt, trekt, draait of bundelt. Plaats geen zware voorwerpen op het snoer. Bescherm het snoer tegen hitte. Hierdoor zou het snoer beschadigd kunnen raken en brand of een elektrische schok veroorzaken. Als het snoer of de stekker beschadigd is, mag u de machine niet meer gebruiken; breng de machine eerst naar de erkende dealer!
Haal de stekker uit het netstopcontact, wanneer u de machine langere tijd niet gebruikt. Anders kan er mogelijk brand ontstaan.
a Hoofdschakelaar b Netsnoeraansluiting
Zet de hoofdschakelaar op “I”.
b
Het naailampje gaat branden wanneer u de
machine inschakelt.
U zet de machine uit door de hoofdschakelaar
c
Wanneer tijdens het gebruik van de machine de
” te zetten.
op “
Het naailampje gaat uit wanneer u de
machine uitschakelt.
stroom uitvalt, zet u de naaimachine uit en haalt u de stekker uit het stopcontact. Volg onderstaande procedure om de machine weer op de juiste manier op te starten.
Voetpedaal
Steek de stekker van het voetpedaal in de betreffende aansluiting.
a Voetpedaalaansluiting
1
7
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN
Opmerking
Memo
Langzamer
Sneller
VOORZICHTIG
Om het voetpedaal aan te sluiten moet u de naaimachine uitzetten, zodat u de machine niet per ongeluk start.
Druk het voetpedaal in om te beginnen met naaien. De naaisnelheid regelt u door harder of minder hard te drukken.
Plaats niets op het voetpedaal wanneer het apparaat niet in gebruik is.
VOORZICHTIG
Zorg dat zich geen materiaal of stof ophoopt op het voetpedaal. Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Naaldstopstand wijzigen
Normaliter is de naaimachine zo ingesteld dat de naald in de stof blijft wanneer u stopt met naaien. U kunt de machine ook zo instellen dat de naald omhoog staat wanneer u stopt met naaien.
Zet de naaimachine uit.
a
Houd de “–” van (a) links ingedrukt en zet de
b
naaimachine aan.
Nadat u de machine hebt aangezet, laat u de “–”
c
van (
De naaldstopstand wordt dan “omhoog”.
a) los.
Wanneer het voetpedaal is aangesloten, kunt u het naaien niet starten of stoppen met de Start/Stop­toets (alleen voor modellen die zijn uitgerust met een Start/Stop-toets).
Schuifknop voor snelheidsregeling (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets)
Met de schuifknop voor snelheidsregeling
a
selecteert u de gewenste naaisnelheid.
a Schuifknop voor snelheidsregeling
• De snelheid die u instelt met de knop voor snelheidsregeling, is de maximum naaisnelheid voor het voetpedaal.
• Om de naaldstopstand te wijzigen in “omlaag” voert u dezelfde handeling uit.
8
DE MACHINE INRIJGEN
Ware grootte
Dit model Andere modellen
11,5 mm
(7/16 inch)
1
2
Spoel opwinden
Trek de klospen zo ver mogelijk omhoog en
a
plaats vervolgens een klos garen op de pen.
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de draad op de spoel windt.
• Voor meer bijzonderheden over de spoel snel opwinden, zie pagina 10.
a Voorspanningsschijf b Spoelwinderas c Spoel
VOORZICHTIG
Gebruik alleen spoelen (onderdeelcode: SA156, SFB: XA5539-151) die zijn ontworpen voor deze naaimachine. Door het gebruik van andere spoelen kunt u de machine beschadigen.
De spoel die bij deze machine wordt geleverd, is speciaal door ons ontworpen. Wanneer u een spoel van een ander model gebruikt, werkt de machine niet goed. Gebruik alleen de spoel die wordt geleverd bij deze machine of een spoel van hetzelfde type (onderdeelcode: SA156, SFB: XA5539-151).
Leid de draad rond de voorspanningsschijf.
b
VOORZICHTIG
Als de klos garen niet op de juiste plaats zit, kan de draad verward raken op de klospen.
Leid het uiteinde van de draad door de opening
c
in de spoel vanaf de binnenkant van de spoel.
Plaats de spoel op de spoelwinderas en schuif de
d
spoelwinderas naar rechts. Draai de spoel handmatig met de klok mee totdat de veer op de as in de groef van de spoel schuift.
a Veer op de as b Groef van de spoel
1
Zet de naaimachine aan.
e
9
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN
Opmerking
Memo
Terwijl u het uiteinde van de draad vasthoudt,
f
drukt u zacht op het voetpedaal of op (start/ stoptoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets) om de draad enkele malen rond de spoel te winden. Stop vervolgens de machine. Stop de machine en snijd de overtollige draad af.
Wilt u de naaimachine bedienen met het voetpedaal, sluit dan het voetpedaal aan voordat u de machine aanzet.
Wanneer het voetpedaal is aangesloten, kunt u het naaien niet starten of stoppen met de Start/Stop­toets (alleen voor modellen die zijn uitgerust met een Start/Stop-toets).
VOORZICHTIG
Volg onderstaande instructies zorgvuldig op. Als u de draad niet volledig afknipt bij het opwinden van de spoel, kan de draad verward raken rond de spoel wanneer deze op raakt. Hierdoor kan de naald breken.
Schuif de knop voor snelheidsregeling naar
g
rechts (hoge naaisnelheid). (Voor modellen die zijn uitgerust met een schuifknop voor snelheidsregeling.)
1 Schuifknop voor
snelheidsregeling
Wanneer de spoel vol lijkt en langzaam begint te
i
draaien, neemt u uw voet van het voetpedaal of drukt u op (start/stoptoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets).
Knip de draad af, schuif de spoelwinderas naar
j
links en neem de spoel uit.
Schuif de schuifknop voor snelheidsregeling
k
weer in zijn oorspronkelijke stand (voor modellen die zijn uitgerust met een schuifknop voor snelheidsregeling).
Wanneer u de naaimachine start of het handwiel draait nadat de draad rond de spoel is gewonden, geeft de machine een klikkend geluid. Dit duidt niet op een storing.
De naaldstang beweegt niet wanneer u de spoelwinderas naar rechts schuift.
VOORZICHTIG
Wanneer u de spoel niet goed opwindt, kan de draadspanning te laag worden en kan de naald breken.
a Gelijkmatig gewonden b Slecht gewonden
Voor modellen die zijn uitgerust met de functie snel spoel winden
Volg stap 1 t/m 2 van de procedure in “Spoel
a
opwinden” om de draad rond de voorspanningsschijf te leiden (pagina 9).
Druk op het voetpedaal of druk op (Start/
h
Stop-toets) (voor modellen die zijn uitgerust met een Start/Stop-toets) om te starten.
10
Plaats de spoel op de spoelwinderas, zodat de
b
veer op de as in de inkeping op de spoel past. Schuif vervolgens de spoelwinderas naar rechts.
a Inkeping b Veer
Wind het losse eind 5-6 maal met de klok mee
Opmerking
Memo
a Schuifknop voor
snelheidsregeling
12
a Deksel b Schuiftoets
c
rond de spoel.
Trek de draad naar rechts en leid deze door de
d
gleuf in de spoelwinderbasis.
a Gleuf (met ingebouwde draadafsnijder)
De draad wordt afgesneden op een geschikte
lengte.
Wanneer de spoel langzaam begint te draaien,
h
neemt u uw voet van het voetpedaal of drukt u op (start/stoptoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets).
Knip de draad af, schuif de spoelwinderas naar
i
links en neem de spoel uit.
Schuif de schuifknop voor snelheidsregeling
j
weer in zijn oorspronkelijke stand (voor modellen die zijn uitgerust met een schuifknop voor snelheidsregeling).
Wanneer u de naaimachine start of het handwiel draait nadat de draad rond de spoel is gewonden, geeft de machine een klikkend geluid. Dit duidt niet op een storing.
De naaldstang beweegt niet wanneer u de spoelwinderas naar rechts schuift.
1
VOORZICHTIG
Snijd de draad af volgens de beschrijving. Wanneer u de spoel opwindt zonder de draad af te snijden met het in de spoelwinderbasis ingebouwde snijmechanisme, kan de draad verward raken in de spoel of de naald kan verbuigen en afbreken wanneer de onderdraad opraakt.
Schuif de schuifknop voor snelheidsregeling
e
naar rechts (voor een hoge snelheid) (voor modellen die zijn uitgerust met een schuifknop voor snelheidsregeling).
Zet de naaimachine aan.
f
Druk op het voetpedaal of druk op (start/
g
stoptoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets) om te starten.
Onderdraad inrijgen
Installeer de spoel met opgewonden draad.
• Meer bijzonderheden over de snel verwisselbare spoel vindt u op pagina 12.
VOORZICHTIG
Wanneer u de spoel niet goed opwindt, kan de draadspanning te laag worden en kan de naald breken. Hierdoor kunt u letsel oplopen.
a Gelijkmatig gewonden b Slecht gewonden
Zet de hoofdschakelaar uit wanneer u de machine inrijgt. Wanneer u per ongeluk op het voetpedaal trapt en de machine start, kunt u letsel oplopen.
Zet de naald in zijn hoogste stand door het
a
handwiel naar u toe te draaien (tegen de klok in) of druk op (naaldstandtoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een naaldstandtoets) en zet de persvoethendel omhoog.
Wilt u de naaimachine bedienen met het voetpedaal, sluit dan het voetpedaal aan voordat u de machine aanzet.
Wanneer het voetpedaal is aangesloten, kunt u het naaien niet starten of stoppen met de Start/Stop­toets (alleen voor modellen die zijn uitgerust met een Start/Stop-toets).
Schuif de toets en open het deksel.
b
11
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN
12
a Deksel b Schuiftoets
1
Breng de spoel zo in, dat de draad eruit komt in
c
de richting van de pijl.
VOORZICHTIG
Plaats de spoel zo, dat de draad in de juiste richting afwindt. Als de draad in de verkeerde richting afwindt, kan dit de draadspanning verstoren of kan de naald breken.
Houd het uiteinde van de draad vast, duw de
d
spoel omlaag met uw vinger en leid de draad door de gleuf, zoals aangegeven.
Voor modellen die zijn uitgerust met een snel verwisselbare spoel
Zet de naald in zijn hoogste stand door het
a
handwiel naar u toe te draaien (tegen de klok in) of druk op (naaldstandtoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een naaldstandtoets) en zet de persvoethendel omhoog.
Schuif de toets en open het deksel.
b
Plaats de spoel erin, voer het uiteinde van de
c
draad in door de gleuf en trek vervolgens aan de draad om deze af te snijden.
Plaats het spoelhuisdeksel terug.
e
• Plaats het deksel zo terug dat het uiteinde van de draad naast de linkerkant van het deksel naar buiten komt (zoals aangegeven door de lijn in het diagram).
a Draadafsnijder
VOORZICHTIG
Plaats de spoel zo, dat de draad in de juiste richting afwindt. Als de draad in de verkeerde richting afwindt, kan dit de draadspanning verstoren of kan de naald breken.
• Zorg ervoor dat de draad correct is ingebracht door de spanningsveer van het spoelhuis. Als de draad niet goed is ingevoerd, voert u deze opnieuw in.
a Spanningsveer
12
Memo
De richting voor het invoeren van de spoeldraad
Memo
of
wordt aangegeven door de markeringen op het steekplaatdeksel. Rijg de draad in zoals aangegeven.
Plaats het spoelhuisdeksel terug.
d
U kunt beginnen met naaien zonder de onderdraad omhoog te trekken. Als u de onderdraad omhoog wilt trekken voordat u begint met naaien, volgt u de procedure in “Onderdraad omhooghalen” (pagina 15).
Bovendraad inrijgen
Plaats de bovendraad en rijg de naald in.
• Meer bijzonderheden over de naaldinrijger vindt u in pagina 14.
1
a Klospen b Draadgeleider c Markering op het handwiel
VOORZICHTIG
Zorg ervoor dat u de draad goed op de machine plaatst. Anders kan de draad verstrikt raken en de naald breken.
Zet de persvoet omhoog met de persvoethendel.
a
a Persvoethendel
Zet de naald omhoog door het handwiel naar u
b
toe te draaien (tegen de klok in) zodat de markering op het wiel omhoog staat, of druk eenmaal of tweemaal op (naaldstandtoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een naaldstandtoets) om de naald omhoog te zetten.
a Markering b Naaldstandtoets
• Als de naald niet goed omhoog staat, kunt u de naaimachine niet goed inrijgen. Draai het handwiel zo, dat de markering op het wiel omhoog staat, voordat u de machine inrijgt.
13
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN
Opmerking
a 5 cm (2 inch)
Trek de klospen zo ver mogelijk omhoog en
c
plaats vervolgens een klos garen op de pen.
VOORZICHTIG
Als de klos garen niet op de juiste plaats zit, of niet op de juiste manier is geïnstalleerd, kan de draad verward raken op de klospen, waardoor de naald kan breken.
Voer de bovendraad door zoals in onderstaande
d
illustratie.
Let op dat u de draad van rechts naar links door
e
de draadophaalhendel haalt.
a Draadophaalhendel
Rijg de naald van voren naar achteren in en trek
g
ongeveer 5 cm (2 inch) draad uit.
Als de draadophaalhendel omlaag staat, kunt u de bovendraad niet om de draadophaalhendel wikkelen. Zet de persvoethendel en de draadophaalhendel omhoog voordat u de bovendraad invoert.
Als u de draad niet goed invoert, kan dit leiden tot problemen bij het naaien.
Werken met de naaldinrijger (voor modellen die zijn uitgerust met een naaldinrijger)
VOORZICHTIG
U kunt de naaldinrijger alleen gebruiken met naalden 75/11-100/16 voor huishoudnaaimachines. Controleer de tabel op pagina 16 voor de juiste combinaties van naald en draad. Als u transparante nylon monofilamentdraad gebruikt, kunt u alleen naalden gebruiken binnen het bereik van 90/14­100/16.
U kunt de naaldinrijger niet gebruiken als u decoratieve draden gebruikt of speciale naalden, zoals de tweelingnaald en platte naald. Als u dergelijke typen draden of naalden gebruikt, rijg dan de draad handmatig in door het oog van de naald. Zorg ervoor dat de hoofdschakelaar uit staat wanneer u de draad met de hand inrijgt.
Leid de draad achter de draadgeleider op de
f
naaldstang.
a Draadgeleiders op de naaldstang
14
Volg de stappen 1 t/m 6 van de procedure in
a
“Bovendraad inrijgen”.
Zet de persvoethendel omlaag.
b
Terwijl u de naaldinrijghendel omlaag zet, haakt
Opmerking
a Naaldhouder b
Naaldinrijghendel
c Geleider
a 5 cm (2 inch)
a Bovendraad
of
a Bovendraad b Onderdraad
c
u de draad op de geleider.
Zet de naaldinrijghendel geheel omlaag.
d
De haak gaat door het oog van de naald en
pakt de draad.
Leid de draad zoals in onderstaande illustratie.
f
Als u de draad niet goed invoert, kan dit leiden tot problemen bij het naaien.
Onderdraad omhooghalen
Houd het uiteinde van de bovendraad losjes
a
vast.
1
a Haak b Draad
Laat de naaldinrijghendel los. Trek aan de lus
e
van de draad.
Terwijl u het uiteinde van de bovendraad
b
vasthoudt, zet u de naald omhoog. Dit doet u door het handwiel naar u toe te draaien (tegen de klok in) zodat de markering op het wiel omhoog staat, of door eenmaal of tweemaal op
(naaldstandtoets) te drukken (voor modellen
die zijn uitgerust met een naaldstandtoets).
a Markering b Naaldstandtoets
Trek aan de bovendraad om de onderdraad
c
omhoog te halen.
15
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN
a Bovendraad b Onderdraad
Trek ongeveer 10 cm (4 inch) van beide draden
d
uit en trek deze naar de achterkant van de machine onder de persvoet.
NAALD VERVANGEN
In dit gedeelte wordt informatie gegeven over naaimachinenaalden.
Soorten naalden en toepassingen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het omgaan met naalden. Het is uiterst gevaarlijk om deze voorzorgsmaatregelen niet in acht te nemen.
Voor modellen die zijn uitgerust met een snel verwisselbare spoel
U kunt beginnen met naaien zonder de onderdraad omhoog te trekken. Wanneer u plooien of pijlen naait, kunt u de onderdraad met de hand omhoogtrekken, zodat er een stuk draad overblijft. Alvorens de onderdraad omhoog te trekken, plaatst u de spoel terug.
Leid de draad door de gleuf in de richting van de
a
pijl en laat de draad daar zonder deze af te knippen.
• Het spoelhuisdeksel is nog niet teruggeplaatst.
Trek de onderdraad omhoog volgens de
b
aanwijzingen in stap 1 t/m 4.
Plaats het spoelhuisdeksel terug.
c
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend naalden voor huishoudnaaimachines. Wanneer u een andere naald gebruikt, kan de naald breken of de machine beschadigd raken.
Gebruik nooit verbogen naalden. Verbogen naalden kunnen gemakkelijk breken, wat letsel tot gevolg kan hebben.
Welke naaimachinenaald u moet gebruiken, hangt af van de stof en de dikte van de draad.
Soort stof/Toepassing
Popeline
Middelma-
tig dikke
stof
Dunne
stof
Dikke
stof
Stretch
stof
Stoffen die gemakkelijk
Voor afwerksteken
Tafzijde
Flanel,
Gabardine
Linon
Crêpe
georgette
Challis,
satijn
Spijkerstof
Ribfluweel
Tweed
Jersey
Tricot
rafelen
Draad
Type
Katoenen
draad
Synthetische
draad
Zijden
draad
Katoenen
draad
Synthetische
draad
Zijden
draad
Katoenen
draad
Synthetische
draad
Zijden
draad
Draad voor breiwerken
Katoenen
draad
Synthetische
draad
Zijden
draad
Synthetische
draad
Zijden
draad
Formaat
Formaat naald
60–80
75/11–90/14
50–80
60–80
65/9-75/11
50–80
30–50
90/14-100/16
50
Ballpointnaald
50–60
50–80 65/9–90/14
(goudkleurig)
75/11–90/14
30 90/14-100/16
16
Loading...
+ 42 hidden pages