BenQ SP830, SP831 User Manual [nl]

SP830/SP831 Digitale projector Gebruikershandleiding
Welkom

Inhoud

Belangrijke veiligheidsinstructies ............................. 5
Inleiding..................................................................... 9
Kenmerken van de projector ...............................................9
Buitenkant van de projector...............................................11
Bedieningselementen en functies .......................................12
De projector positioneren....................................... 17
Het kiezen van een plek .....................................................17
De gewenste geprojecteerde beeldgrootte verkrijgen........18
Aansluiting............................................................... 23
Een computer aansluiten ...................................................23
Videoapparaten aansluiten.................................................25
Audioapparaten aansluiten.................................................29
Standaardaccessoires ....................................................................................10
Optionele accessoires ................................................................................... 10
Projector .......................................................................................................12
Afstandsbediening......................................................................................... 13
De positie van de projector bij een bepaalde schermgrootte bepalen ....... 18
De aanbevolen schermgrootte voor een bepaalde afstand bepalen ........... 19
Projectieafmetingen ...................................................................................... 20
Bediening ................................................................. 30
De menu's gebruiken ..........................................................31
Een veiligheidskabelslot gebruiken .............................................................32
De wachtwoordbeveiliging gebruiken ......................................................... 32
Schakelen tussen ingangssignalen ......................................35
Het geprojecteerde beeld aanpassen ..................................36
De projectiehoek aanpassen ........................................................................36
Het beeld automatisch aanpassen ...............................................................36
Het beeldformaat en de helderheid fijn afstellen ........................................36
Vervorming van het beeld corrigeren ..........................................................37
De beeldverhouding kiezen ................................................39
Inhoud2
Vergroten en details zoeken in het
geprojecteerde beeld.......................................................... 41
Een beeldmodus selecteren ................................................ 42
De beeldkwaliteit fijner afstemmen................................... 45
Geavanceerde aanpassing van beeldkwaliteit.................... 46
Gebruik op grote hoogte .................................................... 50
Het beeld verbergen ........................................................... 50
Meer dan één beeldsignaal tegelijk
weergeven........................................................................... 51
Het scherm splitsen ..................................................................................... 51
PIP (Picture In Picture) gebruiken .............................................................. 52
Uw eigen startscherm maken............................................. 54
Het weergavemenu van de projector personaliseren ....... 54
Het geluid aanpassen.......................................................... 55
Door pagina's scrollen vanaf de afstandsbediening ......... 56
Het beeld stilzetten ............................................................ 56
Besturingstoetsen blokkeren ............................................. 56
De projector uitschakelen .................................................. 57
Menubewerkingen.............................................................. 58
Menusysteem ............................................................................................... 58
Beeld -- Basis menu ...................................................................................... 61
Beeld -- Geavanceerd menu ......................................................................... 62
Weergave menu ............................................................................................ 63
Systeeminstellingen menu ........................................................................... 64
Geavanceerde instellingen menu ................................................................. 65
Informatie menu........................................................................................... 66
Onderhoud ............................................................... 67
Onderhoud van de projector ............................................ 67
De lens reinigen ........................................................................................... 67
De projectorbehuizing reinigen .................................................................. 67
De projector opbergen ................................................................................. 67
De projector vervoeren ................................................................................ 67
Informatie over de lamp .................................................... 68
Het aantal lampuren onderzoeken ............................................................. 68
De levensduur van de lamp verlengen ........................................................ 68
De timing van de lampvervanging............................................................... 69
De lamp vervangen ....................................................................................... 70
Indicatoren.................................................................................................... 73
Problemen oplossen................................................. 74
Inhoud 3
Specificaties.............................................................. 76
Projectorspecificaties .........................................................76
Timing-diagram..................................................................77
Afmetingen .........................................................................78
Informatie over garantie en auteursrechten........... 79
Voorschriften........................................................... 80
Inhoud4

1. Belangrijke veiligheidsinstructies

De BenQ-projector is ontwikkeld en getest volgens de nieuwste veiligheidsstandaards voor IT-apparatuur. Voor een veilig gebruik van dit product dient u echter de instructies in deze handleiding en op de verpakking van het product nauwkeurig op te volgen.
Veiligheidsinstructies
1. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u de projector gaat gebruiken. Bewaar de handleiding voor toekomstig gebruik.
2. Kijk tijdens het projecteren niet rechtstreeks in de lens van de projector.De sterke lichtstraal kan uw ogen beschadigen.
4. Zorg er altijd voor dat de lenssluiter is geopend of de lensdop is verwijderd wanneer de projectorlamp brandt.
5. In sommige landen is de netspanning ongelijkmatig. Hoewel deze projector normaal werkt bij een netspanning van 100 tot 240 V (wisselstroom), kan het apparaat uitvallen wanneer zich een stroomstoring of een spanningspiek van ±10 V voordoet. In gebieden waar dit risico hoog is, is het raadzaam de projector aan te sluiten op een spanningsstabilisator, piekbeveiliging of UPS-systeem (Uninterruptible Power Supply).
3. Laat reparatie- of onderhoudswerkzaamheden over aan een bevoegd technicus.
6. Plaats geen voorwerpen voor de projectielens als de projector wordt gebruikt. De voorwerpen kunnen heet worden en daardoor vervormd raken of vlam vatten. Druk op BLANK op de projector of op de afstandsbediening om de lamp tijdelijk uit te schakelen.
Belangrijke veiligheidsinstructies 5
Veiligheidsinstructies (vervolg)
7. De lamp wordt erg heet tijdens het gebruik. Laat de projector ongeveer 45 minuten afkoelen voordat u de lamp vervangt.
10. Plaats dit product nooit op een onstabiele ondergrond. Het product kan dan vallen en ernstig worden beschadigd.
8. Gebruik de lamp niet langer dan de voorgeschreven levensduur. Als u de lamp toch langer gebruikt, kan deze in zeldzame gevallen breken.
9. Zorg dat de stekker van de projector uit het stopcontact is verwijderd voordat u de lamp of elektronische onderdelen vervangt.
11. Open deze projector niet zelf. De onderdelen van het apparaat staan onder hoge spanning die levensgevaarlijk is. Het enige onderdeel dat u mag vervangen, is de lamp met het deksel. U mag nooit andere onderdelen losmaken of verwijderen. Laat reparaties uitsluitend over aan gekwalificeerde professionele reparateurs.
12. Wanneer u de projector gebruikt, neemt u mogelijk warme lucht en een bepaalde geur waar bij het ventilatierooster. Dit is een normaal verschijnsel.
6 Belangrijke veilighe idsinstructies
Veiligh eidsinstructies (vervolg)
13. Plaats de projector niet in de volgende ruimtes.
- Slecht geventileerde of gesloten ruimtes. Zorg dat de projector ten minste 50 cm van de muur staat en laat voldoende ruimte vrij rondom de projector.
- Plaatsen waar de temperatuur extreem hoog kan oplopen, zoals in een auto met gesloten ramen.
- Erg vochtige, stoffige of rokerige plaatsen die optische componenten mogelijk aantasten. Dit verkort de levensduur van de projector en verdonkert het beeld.
- Plaatsen in de buurt van een brandalarm.
- Plaatsen met een omgevingstemperatuur van meer dan 35°C / 95ºF.
- Plaatsen die hoger zijn dan 1500 m / 4920 voet.
14. Blokkeer het ventilatierooster niet.
- Plaats deze projector niet op een deken, beddengoed of op een ander zacht oppervlak.
- Bedek deze projector niet met een doek of met andere voorwerpen.
- Plaats geen ontvlambare stoffen in de buurt van de projector.
Als het ventilatierooster niet vrij wordt gehouden, kan er door oververhitting in de projector brand ontstaan.
15. Plaats de projector tijdens gebruik altijd op een stabiel en niet hellend oppervlak.
- Maak geen gebruik van de projector als deze gekanteld staat in een hoek van meer dan 40 graden (links naar rechts) of in een hoek van meer dan 35 graden (voor naar achter). Als u de projector gebruikt wanneer deze niet volledig horizontaal staat, werkt deze mogelijk niet optimaal of kan de lamp beschadigd raken.
1500
meter
/ 4920
voet
Belangrijke veiligheidsinstructies 7
Veiligheidsinstructies (vervolg)
16. Plaats de projector niet verticaal. De projector kan dan vallen en letsel veroorzaken of beschadigd raken.
17. Trap niet op de projector of leg er geen voorwerpen op. Dit kan niet alleen schade aan de projector veroorzaken, maar kan ook leiden tot ongevallen en mogelijk letsel.
18. Plaats geen vloeistoffen in de buurt van of op de projector. Als er vloeistof in de projector wordt gemorst, werkt deze mogelijk niet meer. Haal in dit geval de stekker uit het stopcontact en laat een BenQ-onderhoudstechnicus de projector controleren.
19. Dit product kan beelden omgekeerd weergeven, zodat plafondmontage mogelijk is.
Gebruik alleen de plafondmontageset van BenQ en zorg dat de projector stevig vastzit.
Montage van de projector op het plafond
Voor een probleemloze werking van de projector is ook veiligheid van groot belang. Neem de volgende veiligheidsvoorschriften in acht om schade en lichamelijk letsel te voorkomen.
Als u de projector tegen het plafond wilt bevestigen, is het raadzaam de plafondmontageset voor BenQ-projectoren te gebruiken voor een veilige en stevige montage.
Als u een montageset van een ander merk gebruikt, bestaat het gevaar dat de projector naar beneden valt omdat het apparaat met de verkeerde schroeven is bevestigd.
U kunt de plafondmontageset voor BenQ­projectoren kopen bij de leverancier van uw projector. Het verdient ook aanbeveling een aparte veiligheidskabel aan te schaffen die compatibel is met het Kensington-slot. Maak deze kabel vast aan de sleuf voor het Kensington-slot op de projector en aan de houder. Wanneer de projector loskomt van de houder, blijft het apparaat toch veilig zitten.
8 Belangrijke veilighe idsinstructies

2. Inleiding

Kenmerken van de projector

De projector combineert krachtige optische projectiemogelijkheden met een gebruikersvriendelijk ontwerp dat betrouwbaarheid en gebruiksgemak garandeert.
De projector heeft de volgende kenmerken.
Met Scherm splitsen en PIP kunnen twee ingangssignalen tegelijkertijd worden weergegeven
Instelbare wachtwoordbeveiliging
Off and Go-functie, waarmee gebruikers de stekker van de projector onmiddellijk na het uitschakelen van de projector uit het stopcontact kunnen halen
Tot 9 vooraf ingestelde beeldstanden, zodat u verschillende opties hebt voor verschillende projectiedoeleinden
Optionele Signal Shuttle module waarmee twee pc-signalen tegelijkertijd kunnen worden weergegeven
Optionele bevestigbare lens biedt meer projectieformaatopties
Kwalitatief hoogwaardige handmatige zoomlens
Automatisch de beste beeldkwaliteit met één druk op een knop
Digitale keystone-correctie in twee richtingen om vervormde beelden te corrigeren
Correctie van puntvervorming en gebogen vervorming
Een brede reeks ingangen voor de aansluiting van pc- en av-apparatuur
Paneeltoetsblokkering die het per ongeluk veranderen van de projectorinstellingen tegengaat
Instelbare kleurbalansregeling voor weergave van gegevens/videobeelden
Projectielamp met een zeer hoge helderheid
Weergave van 1,07 miljard kleuren
•Meertalige schermmenu's (OSD)
Schakelen tussen de modi Normaal en Economisch om het stroomverbruik te verminderen
Ingebouwde luidspreker voor stereogeluid bij gebruik van een audio-ingang
Krachtige AV-functie voor kwalitatief hoogwaardig videobeeld
Compatibel met Component HDTV
De helderheid van het geprojecteerde beeld is afhankelijk van het omgevingslicht en de instellingen voor contrast en helderheid van de geselecteerde ingangsbron, én van de afstand tot het scherm.
De helderheid van de lamp neemt na verloop van tijd af en verschilt per fabrikant. Dit is normaal.
Inleiding 9

Inhoud van de verpakking

Bij de projector worden de kabels geleverd die nodig zijn om het apparaat op een pc of op videoapparatuur aan te sluiten. Pak alles voorzichtig uit en controleer of u alle onderstaande items hebt. Als items ontbreken neemt u contact op met uw verkoper of controleer online de nieuwste lijst met accessoires op www.BenQ.com.

Standaardaccessoires

De meegeleverde accessoires zijn geschikt voor uw regio, maar verschillen mogelijk van die in de afbeeldingen.
Projector Afstandsbediening en twee
Veiligheidsgids Snelgids Gebruikershandleiding
VGA-kabel Netsnoer D-sub DVI-kabel

Optionele accessoires

1. Macintosh-adapter
2. Reservelamp
3. Plafondmontageset
4. Bevestigbare lens
5. Presentation Plus
6. RS232-aansluiting
batterijen (AAA-type)
(AU) (EU) (UK) (US)
7. Signal shuttle
8. S-Video-kabel
9. DVI-kabel
10. USB-kabel
11. Pc-audiokabel
Cd met
gebruikershandleiding in
meerdere talen
of
DVI naar VGA adapter
10 Inleiding

Buitenkant van de projector

Voorkant/bovenkant
1
2
3
Achter/onderkant
14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
9
10
11
12
13
1. Verstelbare voet
2. Projectielens
3. Lensdop
4. Extern besturingspaneel
4 5
6
7
(Zie pagina’s 12-13 voor details.)
5. Focusring en zoomring
6. Ventilatie (voor koele lucht)
7. IR-sensor afstandsbediening voorkant
8. Snelverstellerknop
9. Aansluiting netsnoer
8
10. Hoofdstroomschakelaar
1
11. Luidsprekerrooster
12. Gaten voor plafondmontage
13. Lampdeksel
14. RS232-beheerpoort
15. IR-sensor afstandsbediening achterkant
16. Aansluiting voor kabel van afstandsbediening
17. Video/Audio (L/R) ingangen
18. Component video (YPbPr/ YCbCr ) signaal/Audio ( L/R )
25
ingang
19. S-Video/Audio (L/R) ingangen
20. USB-aansluiting
26
21. RJ-45/Audio-ingangen
11
12
(alleen te gebruiken met de optionele Signal Shuttlemodule)
22. DVI-I signaal/PC Audio­ingangen
23. D-Sub (RGB) signaal/PC Audio-ingang en
24. D-Sub (RGB) signaal/Audio (L/R) uitgangen
25. Ventilatie (warme lucht uit)
26. Sleuf voor Kensington­vergrendeling
Inleiding 11

Bedieningselementen en functies

Projector

1 2
3 4
5 6 7 8
1. Focusring Hiermee past u de scherpstelling van het geprojecteerde beeld aan. Zie "Het
beeldformaat en de helderheid fijn afstellen" op pagina 36 voor details.
2. Zoomring Hiermee past u de grootte van het beeld
aan. Zie "Het beeldformaat en de
helderheid fijn afstellen" op pagina 36
voor details.
3. POWER (Aan/uit –lichtje) Brandt of knippert als de projector
wordt gebruikt. Zie "Indicatoren" op
pagina 73 voor details.
4. MENU Hiermee schakelt u het schermmenu (OSD) in. Als het OSD-menu is geactiveerd, verlaat en bewaart dit de menu-instellingen. Zie "De menu's
gebruiken" op pagina 31 voor details.
I
I
5. Aan/uit
Hiermee zet u de projector stand-by of schakelt u deze in.
Zie "De projector opstarten" op pagina
30 en "De projector uitschakelen" op pagina 57 voor details.
9
10 11
12
13 14
6. MODE Afhankelijk van het geselecteerde ingangssignaal wordt er een beschikbare beeldinstellingstand geselecteerd. Zie
"Beeldmodus" op pagina 61 voor
details.
7. SOURCE Geeft de bronselectiebalk weer en voert
selecties uit. Zie "Schakelen tussen
ingangssignalen" op pagina 35 voor
details.
8. AUTO Hiermee worden automatisch de beste
beeldtiminginstellingen bepaald voor het weergegeven beeld. Zie "Het beeld automatisch aanpassen"
op pagina 36 voor details.
9. TEMP (Waarschuwingslampje voor TEMPeratuur) Licht op als de temperatuur van de projector te hoog wordt. Zie
"Indicatoren" op pagina 73 voor details.
12 Inleiding
10. Lamp (Waarschuwingslampje voor de LAMP)
Geeft de lampstatus aan. Licht op als er een probleem is met de lamp. Zie
"Indicatoren" op pagina 73 voor
details.
11. EXIT Hiermee gaat u terug naar vorige OSD-
menu’s, sluit u het menu en slaat u de menu-instellingen op. Zie "De menu's
gebruiken" op pagina 31 voor details.
12. Keystone/Pijltoetsen ( / , / ) Scherm splitsen/Pijltoetsen ( / ,
/) Hiermee corrigeert u handmatig de vervormde beelden die door de projectiehoek worden veroorzaakt. Schakelt de functie Scherm splitsen in of uit. Als het OSD-menu is geactiveerd, functioneren de knoppen als richtingspijlen om de gewenste menuopties te selecteren en de instellingen te wijzigen. Zie "Vervorming van het beeld
corrigeren" op pagina 37, "Meer dan
één beeldsignaal tegelijk weergeven" op pagina 51 en "De menu's gebruiken"
op pagina 31 voor details.
13. BLANK Hiermee kunt u de schermafbeelding verbergen. Zie "Het beeld verbergen"
op pagina 50 voor details.
14. ENTER Hiermee opent u het geselecteerde
menu-item in het schermmenu. Zie
"De menu's gebruiken" op pagina 31
voor details.

Afstandsbediening

1 2
3 4
5
4
6
7
8
9
10
11 12
13
I
I
1. Aan/uit Hiermee zet u de projector stand-by of
schakelt u deze in. Zie "De projector opstarten" op pagina
30 en "De projector uitschakelen" op pagina 57 voor details.
2. ASPECT Hiermee selecteert u de
beeldverhouding. Zie "De
beeldverhouding kiezen" op pagina 39
voor details.
14
15
16
17
18
4
19
4
20
21 22
23
Inleiding 13
3. SOURCE Geeft de ingangselectiebalk weer. Zie
"Schakelen tussen ingangssignalen" op pagina 35 voor details.
4. Keystone/Pijltoetsen ( / , / ,
/, /) Hiermee corrigeert u handmatig de vervormde beelden die door de projectiehoek worden veroorzaakt. Als het OSD-menu is geactiveerd, functioneren de knoppen als richtingspijlen om de gewenste menuopties te selecteren en de instellingen te wijzigen. Zie "Vervorming van het beeld
corrigeren" op pagina 37 en "De menu's gebruiken" op pagina 31 voor
details.
5. MENU Hiermee schakelt u het schermmenu
(OSD) in. Als het OSD-menu is geactiveerd, verlaat en bewaart dit de menu-instellingen. Zie "De menu's
gebruiken" op pagina 31 voor details.
6. AUTO Hiermee worden automatisch de beste beeldtiminginstellingen bepaald voor het weergegeven beeld. Zie "Het beeld
automatisch aanpassen" op pagina 36
voor details.
7. ENTER Hiermee opent u het geselecteerde
menu-item in het schermmenu. Zie
"De menu's gebruiken" op pagina 31
voor details.
8. SPLIT SCREEN (ON/OFF) Schakelt de functie Scherm splitsen in
of uit. Zie "Het scherm splitsen" op
pagina 51 voor details.
9. CAPTURE Hiermee slaat u het geprojecteerde beeld op als startscherm. Zie "Uw eigen
startscherm maken" op pagina 54 voor
details.
10. WIRELESS (Deze functie is niet beschikbaar op de
SP830/S831.)
11. MUTE Hiermee schakelt u het geluid in en uit.
12. PIP Hiermee schakelt u het venster Picture
In Picture (PIP) in of uit. Zie "PIP
(Picture In Picture) gebruiken" op pagina 52 voor details.
13. AUDIO Geeft het Audio-menu weer. Zie "Het
geluid aanpassen" op pagina 55 voor
details.
14. Indicatielampje Brandt of knippert rood als u op een
knop op de afstandsbediening drukt.
15. MODE Afhankelijk van het geselecteerde
ingangssignaal wordt er een beschikbare beeldinstellingstand geselecteerd. Zie "Een beeldmodus
selecteren" op pagina 42 voor details.
16. FREEZE
Als op FREEZE wordt gedrukt, wordt het beeld stilgezet. Zie "Het beeld
stilzetten" op pagina 56 voor details.
17. KEY LOCK Blokkeert de toetsen op de projector en
afstandsbediening met uitzondering van LASER en EXIT. Zie
"Besturingstoetsen blokkeren" op pagina 56 voor details.
18. EXIT Hiermee gaat u terug naar vorige OSD-
menu’s, sluit u het menu en slaat u de menu-instellingen op. Zie "De menu's
gebruiken" op pagina 31
19. BLANK Hiermee kunt u de schermafbeelding verbergen. Zie "Het beeld verbergen"
op pagina 50 voor details.
voor details.
14 Inleiding
20. LASER Hiermee laat u een zichtbaar
laseraanwijzerlampje branden waarmee presentaties kunnen worden uitgevoerd. Zie "De LASER aanwijzer gebruiken" rechterzijde voor details.
21. PAGE
(UP) en PAGE (DOWN)
Hiermee kunt u een softwareprogramma (op een aangesloten pc) bedienen dat reageert op opdrachten voor pagina omhoog/omlaag (bijvoorbeeld Microsoft PowerPoint). Zie "Door pagina's scrollen
vanaf de afstandsbediening" op pagina 56
voor details.
22. DIGITAL ZOOM toetsen (+, -) Hiermee vergroot of verkleint u het
geprojecteerde beeld. Zie "Vergroten en
details zoeken in het geprojecteerde beeld" op pagina 41 voor details.
23. Ingangselectietoetsen (DVI, D-SUB, VIDEO, COMP., S-VIDEO) Selecteer het corresponderende ingangssignaal voor weergave. Zie
"Schakelen tussen ingangssignalen" op pagina 35 voor details.
DVI selecteert alleen DVI-D-signaal.
De LASER aanwijzer gebruiken
De LASER-aanwijzer is een hulpmiddel tijdens presentaties voor professionele gebruikers. Als u erop drukt, zendt de aanwijzer rood licht uit en licht het lampje rood op.
De laserstraal is zichtbaar. Houd LASER ingedrukt voor een continu lasersignaal.
Kijk niet rechtstreeks naar het venster van de laserstraal en richt de laserstraal niet op
anderen of op uzelf. Raadpleeg de waarschuwingen op de achterkant van de afstandsbediening en de bijgevoegde gebruikersinformatie voordat u de laseraanwijzer gebruikt.
De laseraanwijzer is geen speelgoed. Ouders dienen bedachtzaam om te gaan met de gevaren van laserenergie en de afstandsbediening buiten het bereik van kinderen te houden.
De afstandsbediening aansluiten via een kabel
Aan de voorkant van de afstandsbediening zit een aansluiting waarmee het via een 2,5mm mini-jackkabel op de projector kan worden aangesloten. Hierdoor kunt u de afstandsbediening makkelijk vinden omdat deze dan verbonden is met de projector en niet verder weg ligt dan de lengte van de kabel.
Inleiding 15
Bereik van de afstandsbediening
º
De IR-sensoren (infrarood) van de afstandsbediening bevinden zich op de voor­en achterkant van de projector. Houd de afstandsbediening onder een hoek van maximaal 30 graden ten opzichte van de IR­sensoren van de afstandsbediening op de projector. De afstand tussen de afstandsbediening en de sensoren mag niet meer dan 6 meter bedragen.
Zorg dat niets de infraroodstraal tussen de afstandsbediening en de IR-sensoren op de projector blokkeert.
De projector bedienen via de voorkant
5
1
r
e
e
v
e
g
n
O
De projector bedienen via de achterkant
º
5
1
r
e
e
v
e
g
n
O
De batterijen in de afstandsbediening plaatsen
1. U opent het klepje van het batterijcompartiment door de afstandsbediening om te draaien, op het klepje te drukken en dit in de richting van de pijl open te schuiven zoals staat afgebeeld. Het klepje schuift open.
2. Verwijder de batterijen (indien nodig) en installeer twee nieuwe AAA-batterijen. Let erop dat u de polen in de juiste richting plaatst (aangegeven in het batterijcompartiment). Plus (+) naar plus en min (-) naar min.
3. Leg het klepje gelijk met de opening en schuif het terug over de opening. Stop als het deksel vastklikt.
Leg de afstandsbediening en de batterijen niet in extreem warme of vochtige omgevingen, zoals in een keuken, badkamer, sauna, solarium of in een gesloten auto.
Vervang batterijen alleen door hetzelfde type of een soortgelijk type batterijen, zoals door de fabrikant aanbevolen.
Gooi lege batterijen weg overeenkomstig de instructies van de fabrikant en de plaatselijke milieurichtlijnen.
Gooi de batterijen nooit in open vuur. De batterij kan in dat geval ontploffen.
Verwijder de batterijen als deze leeg zijn of als u de afstandsbediening langere tijd niet gebruikt. Zo voorkomt u dat de afstandsbediening beschadigd raakt door mogelijke lekkage van de batterijen.
16 Inleiding

3. De projector positioneren

Het kiezen van een plek

Welke installatie u het beste kunt gebruiken, is afhankelijk van de indeling van de ruimte en uw persoonlijke voorkeur. Houd rekening met de grootte en de positie van het scherm, de nabijheid van een stopcontact en de afstand tussen de projector en de andere apparatuur.
De projector kan op de vier manieren worden geïnstalleerd.
1. Vloer voorkant Selecteer deze instelling als u de projector op de vloer en voor het scherm installeert.
Als u een snelle opstelling en draagbaarheid wenst, is dit de meest gebruikte opstelling.
2. Plafond voorkant Selecteer deze instelling als u de projector
tegen het plafond en voor het scherm installeert.
Als u de projector tegen het plafond wilt bevestigen, kunt u het beste de plafondmontageset van BenQ bij uw leverancier kopen.
*Stel Plafond voorkant in nadat de projector is ingeschakeld.
3. Plafond achterkant Selecteer deze instelling als u de projector tegen het plafond en achter het scherm
installeert.
Voor deze opstelling zijn een speciaal scherm voor achterwaartse projectie vereist en de plafondmontageset van BenQ.
*Stel Plafond achterkant in nadat de projector is ingeschakeld.
4. Vloer achterkant Selecteer deze instelling als u de projector op de vloer en achter het scherm installeert.
Voor deze opstelling is een speciaal scherm voor achterwaartse projectie vereist.
*Stel Vloer achterkant in nadat de projector is ingeschakeld.
*De projectorpositie instellen:
1. Druk op MENU op de projector of afstandsbediening en druk vervolgens op / totdat het menu
Systeeminstellingen is geselecteerd.
2. Druk op / om Projectorpositie te selecteren en druk op / totdat de juiste positie is geselecteerd.
Systeeminstellingen
Taal Opstartscherm MyScreen
Projectorpositie
Inactief-timer Auto uit Slaaptimer Achtergrondkleur Menu-instellingen Invoerbron
Automatisch naar bron zoeken
Analoog RGB
Nederlands
BenQ
Vloer voorkant
Uit Uit Uit
Blauw
Aan
EXIT Terug
De projector positioneren 17

De gewenste geprojecteerde beeldgrootte verkrijgen

De afstand van de lens van de projector tot het scherm, de zoominstellingen en het videoformaat zijn allemaal factoren die de grootte van het geprojecteerde beeld bepalen.
Plaats de projector altijd op een stabiel, niet hellend oppervlak (bijvoorbeeld op een tafel) en in een loodrechte positie (90°) ten opzichte van het midden van het scherm. Zo voorkomt u beeldvervorming die wordt veroorzaakt door de projectiehoek (of wanneer u op oppervlakken met hoeken projecteert).
De hedendaagse digitale projectoren projecteren niet recht vooruit zoals oudere modellen met spoelen. Ze projecteren het beeld in een hoek net boven het horizontale vlak van de projector. Op deze manier kan de gebruiker de projector gewoon op een tafel plaatsen en worden de beelden zodanig op het scherm geprojecteerd dat de onderste rand van het scherm net boven de tafelrand komt (zodat iedereen in de kamer het scherm goed kan zien).
De projector moet ondersteboven tegen het plafond worden geïnstalleerd, zodat het beeld in een hoek naar omlaag wordt geprojecteerd.
Op het diagram op pagina 20 ziet u dat de onderste rand van het geprojecteerde beeld in een verticale zoek zit ten opzichte van het horizontale vlak van de projector. Bij de plafondmontage is dat de bovenste rand van het geprojecteerde beeld.
Als de projector verder van het scherm staat, wordt het geprojecteerde beeld groter. Ook de verticale hoek wordt groter.
Als u de positie van het scherm en de projector bepaalt, dient u rekening te houden met de grootte van het geprojecteerde beeld én met de verticale hoek. Deze zijn beide afhankelijk van de afstand tot het scherm.
BenQ levert tabellen met het beeldformaat voor de beeldverhoudingen 16:9 en 4:3 om u te helpen bij het bepalen van de ideale locatie van de projector. U dient rekening te houden met de loodrechte horizontale afstand tot het midden van het scherm (projectieafstand) en met de verticale hoek van de projector ten opzichte van de horizontale rand van het scherm (offset).

De positie van de projector bij een bepaalde schermgrootte bepalen

1. Bepaal de beeldverhouding van het scherm: 16:9 of 4:3? Als u een 16:9 scherm heeft, zie dan Tabel A van de beeldverhouding van het geprojecteerde beeld.
2. Selecteer een gewenste beeldgrootte.
3. Kijk in de tabellen en zoek de schermgrootte die de uwe het dichtst benadert in de linkerkolommen genaamd "Schermafmetingen". In de tweede kolom vindt u in dezelfde rij de overeenkomstige gemiddelde afstand tot het scherm onder
"Gemiddeld". Dit is de projectieafstand.
4. In dezelfde rij kijkt u in de rechterkolom en zoek de waarde van "Verticale Offset". Zo bepaalt u de uiteindelijke verticale afstand van de projector ten opzichte van de rand van het scherm.
18 De projector positioneren
. Als u een 4:3 scherm heeft, zie dan Tabel B1 of Tabel B2, afhankelijk
5. De aanbevolen positie voor de projector is loodrecht op het horizontale midden van het scherm, op de afstand van het scherm die u in stap 3 hebt bepaald, en in de verticale afstand die u in stap 4 hebt bepaald.
Als u bijvoorbeeld een scherm van 120-inch en beeldverhouding van 4:3 gebruikt, en het geprojecteerde beeld is 15:9, zia dan Tabel B2 met een verticale afstand van 146 mm.
. De gemiddelde projectieafstand is 4133,7 mm

De aanbevolen schermgrootte voor een bepaalde afstand bepalen

Wanneer u een projector hebt aangeschaft, kunt u met deze methode bepalen welk scherm het meest geschikt is voor de ruimte waar u het apparaat gaat gebruiken.
De maximale schermgrootte wordt natuurlijk ook bepaald door de afmetingen van die ruimte.
1. Bepaal de beeldverhouding van het scherm: 16:9 of 4:3? Als u een 16:9 scherm heeft, zie dan Tabel A van de beeldverhouding van het geprojecteerde beeld.
2. Meet de afstand tussen de projector en de plek waar u het scherm wilt installeren. Dit is de projectieafstand.
3. Zoek in de kolom "Gemiddeld" van de tabel de gemeten afstand tot het scherm. Controleer of de gemeten afstand tussen de minimale en maximale afstand ligt die wordt weergegeven in de kolommen naast de gemiddelde afstand.
4. Zoek in dezelfde rij in de linkerkolom naar de overeenkomstige "Schermafmetingen". Dit is de aanbevolen schermgrootte die u krijgt op die betreffende projectieafstand.
5. In dezelfde rij kijkt u in de rechterkolom en zoek de waarde van "Verticale Offset". Zo bepaalt u de uiteindelijke positie van het scherm ten opzichte van het horizontale vlak van de projector.
Als u bijvoorbeeld een beeld van 16:9 op een scherm van 16:9 projecteert en de gemeten projectieafstand was 4,8m (4800mm), zie dan Tabel A die uw meting het dichtst benadert is een scherm van 120” (3,0m) nodig is.
. Als u een 4:3 scherm heeft, zie dan Tabel B1 of Tabel B2, afhankelijk
. De waarde in de kolom "Gemiddeld"
4508 mm. Verderop in de rij ziet u dan dat hiervoor
De projector positioneren 19

Projectieafmetingen

Zie "Afmetingen" op pagina 78 voor de lensmiddenafmetingen van deze projector voordat u de geschikte positie berekent.
Als de beeldverhouding van het scherm 16:9 is en het geprojecteerde beeld 16:9
Vloerinstallatie
Maximale zoom Minimale zoom
Offset
Plafondinstallatie
Scherm
Midden van de lens
Projectieafstand
Maximale zoom Minimale zoom
Offset
Tabel A: De beeldverhouding van het scherm is 16:9 en het geprojecteerde beeld 16:9
Schermafmetingen Afstand tot scherm in mm Ve r t i c a l e
Diagonaal Hoogte Breedte Min lengte
voet inch mm mm mm
2.5 30 762 457 610 1043 1127 1210 46
4.2 50 1270 762 1016 1739 1878 2017 76
6.7 80 2032 1219 1626 2783 3005 3228 122
8.3 100 2540 1524 2032 3478 3757 4035 152
10.0 120 3048 1829 2438 4174 4508 4842 183
12.5 150 3810 2286 3048 5217 5635 6052 229
15.0 180 4572 2743 3658 6261 6762 7263 274
16.7 200 5080 3048 4064 6957 7513 8070 305
18.3 220 5588 3353 4470 7652 8264 8877 335
20.0 240 6096 3658 4877 8348 9016 9683 366
Projectieafstand
(met max
zoom)
Midden van de lens
Scherm
Gemiddeld Max lengte
(met min
zoom)
Offset
mm
20 De projector positioneren
Als de beeldverhouding van het scherm 4:3 is en het geprojecteerde beeld 16:9 of 15:9
Vloerinstallatie
Maximale zoom Minimale zoom
D
A
C
Scherm
Midden van de lens
D
B
Offset
Projectieafstand
Plafondinstallatie
Maximale zoom
D
A
C
D
B
Minimale zoom
Offset
Projectieafstand
Midden van de lens
Scherm
Tabel B1: De beeldverhouding van het scherm is 4:3 en het geprojecteerde beeld 16:9
Schermafmetingen Geprojecteerde
beeldgrootte
Diagonaal Hoogte CBreedte BHoogte ABreedte
voet inch mm cm cm cm cm cm mm
Zwarte
B
Afstand tot scherm in mm Ve r t i c a le
balk
(D)
Min
Gemiddeld Max
(Max
zoom)
Offset
(Min
zoom)
2.5 30 762 46 61 34 61 5.7 956.9 1033.4 1110.0 48
4.2 50 1270 76 102 57 102 9.5 1594.8 1722.4 1850.0 80
6.7 80 2032 122 163 91 163 15.2 2551.7 2755.8 2959.9 128
8.3 100 2540 152 203 114 203 19.1 3189.6 3444.7 3699.9 160
10.0 120 3048 183 244 137 244 22.9 3827.5 4133.7 4439.9 192
12.5 150 3810 229 305 171 305 28.6 4784.4 5167.1 5549.9 240
15.0 180 4572 274 366 206 366 34.3 5741.2 6200.5 6659.8 288
16.7 200 5080 305 406 229 406 38.1 6379.2 6889.5 7399.8 320
18.3 220 5588 335 447 251 447 41.9 7017.1 7578.4 8139.8 352
20.0 240 6096 366 488 274 488 45.7 7655.0 8267.4 8879.8 384
De projector positioneren 21
Tabel B2: De beeldverhouding van het scherm is 4:3 en het geprojecteerde beeld 15:9
Schermafmetingen Geprojecteerde
beeldgrootte
Diagonaal Hoogte CBreedte BHoogte ABreedte
voet inch mm cm cm cm cm cm mm
2.5 30 762 46 61 37 61 4.6 956.9 1033.4 1110.0 37
4.2 50 1270 76 102 61 102 7.6 1594.8 1722.4 1850.0 61
6.7 80 2032 122 163 98 163 12.2 2551.7 2755.8 2959.9 98
8.3 100 2540 152 203 122 203 15.2 3189.6 3444.7 3699.9 122
10.0 120 3048 183 244 146 244 18.3 3827.5 4133.7 4439.9 146
12.5 150 3810 229 305 183 305 22.9 4784.4 5167.1 5549.9 183
15.0 180 4572 274 366 219 366 27.4 5741.2 6200.5 6659.8 219
16.7 200 5080 305 406 244 406 30.5 6379.2 6889.5 7399.8 244
18.3 220 5588 335 447 268 447 33.5 7017.1 7578.4 8139.8 268
20.0 240 6096 366 488 293 488 36.6 7655.0 8267.4 8879.8 293
Vanwege variaties in de optische onderdelen bedraagt de tolerantie van de waarden in de Tabellen A, B1 en B2 3%. BenQ beveelt bij een permanente plaatsing van de projector aan om de projectiegrootte en ­afstand eerst ter plaatse met de projector fysiek te testen, zodat u rekening kunt houden met de optische eigenschappen van deze projector. Hierdoor kunt u de precieze bevestigingspositie bepalen die het meest geschikt is voor uw specifieke locatie.
Zwarte
B
Afstand tot scherm in mm Ve r t i c a le
balk
(D)
Min
Gemiddeld Max
(Max
zoom)
Offset
(Min
zoom)
Als u de projector in een andere dan de aanbevolen positie plaatst, dient u deze omhoog of omlaag te kantelen, of zelfs licht naar links of rechts te draaien om het beeld te centreren op het scherm. In deze gevallen kan het beeld enigszins vervormd raken. Om deze vervorming te corrigeren, zie "Vervorming van het beeld corrigeren" op pagina 37 voor details.
22 De projector positioneren

4. Aansluiting

Als u een signaalbron aansluit op de projector, volg dan deze instructies:
1. Schakel alle apparatuur uit voordat u verbindingen maakt.
2. Gebruik de juiste signaalkabels voor elke bron.
3. Zorg dat de kabels goed zijn geplaatst.
Niet alle kabels die in de onderstaande verbindingen zijn weergegeven, worden meegeleverd met de projector (zie "Inhoud van de verpakking" op pagina 10). Deze kabels zijn verkrijgbaar bij elektronicawinkels.

Een computer aansluiten

De projector heeft een VGA- en DVI-ingang waarop u IBM®- en Macintosh®-compatibele computers kunt aansluiten. Als u verbinding maakt met oudere Macintosh-computers, hebt u een Mac-adapter (optioneel accessoire) nodig.
Een notebook of bureaucomputer aansluiten (via een VGA- of VGA-naar-DVI-A-kabel):
Met een VGA-kabel: • Met een VGA-naar-DVI-A-kabel:
1. Sluit het ene uiteinde van de meegeleverde VGA-kabel aan op de D-Sub-uitgang van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de VGA- kabel aa n op de D-SUB IN­signaalingang op de projector.
3. Wilt u door pagina's scrollen via de afstandsbediening (zie "Door pagina's scrollen
vanaf de afstandsbediening" op pagina 56), sluit dan de grote stekker van de USB-
kabel aan op de USB-poort van de computer en de kleine stekker op de USB­aansluiting van de projector.
1. Sluit het VGA-uiteinde van de VGA-naar-DVI-kabel aan op de D-Sub-uitgang van de computer.
2. Sluit het DVI-uiteinde van de VGA-naar-DVI-kabel aan op de DVI-I-signaalingang van de projector.
In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen.
Laptop of desktopcomputer
i. Usb-kabel ii. VGA-naar-DVI-A-kabel iii.VGA-kabel
Bij laptops worden de externe videopoorten vaak niet ingeschakeld wanneer een projector is aangesloten. Met de toetsencombinatie FN + F3 of FN + CRT/LCD kunt u de externe weergave doorgaans in- of uitschakelen. Zoek op de notebook de functietoets CRT/LCD of de functietoets met een beeldscherm. Druk tegelijkertijd op FN en een van deze toetsen. Raadpleeg de handleiding bij uw notebook voor meer informatie over mogelijke toetsencombinaties.
i ii iii
Aansluiting 23

Een beeldscherm aansluiten

Als u de presentatie van dichtbij wilt zien op zowel beeldscherm als het scherm, kunt u de projector op een extern beeldscherm aansluiten. Volg onderstaande instructies.
Een beeldscherm op de projector aansluiten (via een VGA- of VGA-naar­DVI-A-kabel):
Met een VGA-kabel: • Met een VGA-naar-DVI-A-kabel:
Opmerking: Het beeldscherm moet over een
DVI-ingang beschikken.
1. Sluit de projector aan een computer. Zie "Een computer aansluiten" op pagina 23. De D-SUB OUT-uitgang werkt alleen wanneer er een geschikte D-SUB-ingang op de
projector aanwezig is. Zorg dat de computer via de D-SUB IN-aansluiting op de projector is aangesloten, niet via de DVI-Iaansluiting.
2. Kies een geschikte VGA-kabel (slechts één meegeleverd) en sluit het ene uiteinde aan op de D-Sub-ingang van de videomonitor.
3. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de D-SUB OUT-aansluiting van de projector.
In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen.
Laptop of desktopcomputer
2. Sluit het DVI-uiteinde van de VGA­DVI-kabel aan op de DVI-ingang van de videomonitor.
3. Sluit de VGA-stekker aan op de D-SUB OUT-aansluiting van de projector.
24 Aansluiting
i. VGA-kabel ii. VGA-naar-DVI-A-
kabel
iii.VGA-kabel
(DVI)
i ii iii
(VGA)

Videoapparaten aansluiten

In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de projector op een videoapparaat aansluit met behulp van videokabels. Voor videopresentaties verdient het aanbeveling videokabels te gebruiken.
U kunt de projector aansluiten op diverse videoapparaten met een van de volgende uitgangen:
•DVI
•Componentvideo
•S-Video
Video (composiet)
De gekozen uitgang is wellicht afhankelijk van de beschikbare overeenkomende aansluitingen op de projector en het gewenste videoapparaat.
Beste videokwaliteit
De beste beschikbare videoverbinding is DVI. Als het bronapparaat over een DVI­aansluiting beschikt, kunt u afhankelijk van het type DVI-aansluiting dat u hebt, genieten van digitale of hoge analoge beeldkwaliteit.
Zie "Een DVI-apparaat aansluiten" op pagina 26 voor meer informatie over het aansluiten van de projector op een DVI-apparaat en voor andere informatie.
Als geen DVI-aansluiting beschikbaar is, is het volgend beste videosignaal Component video (niet te verwarren met composiet video). Digitale TV-tuners en DVD-spelers zenden standaard componentvideo-signalen uit. Als uw apparaat erover beschikt, kiest u deze aansluitmethode in plaats van de S-Videokabel (of composietkabel).
Zie "Een componentvideo-apparaat aansluiten" op pagina 27 voor informatie over het aansluiten van de projector op component video-apparaten.
Betere videokwaliteit
De S-Video-uitgang biedt een betere analoge videokwaliteit dan de standaard composietvideo-uitgang. Selecteer de S-Video-uitgang als de gewenste videoapparaten een composietvideo- én S-Video-uitgang hebben.
Zie "Een S-video- of composiet videoapparaat aansluiten" op pagina 28 voor informatie over het aansluiten van de projector op S-Video-apparaten.
Goede videokwaliteit
Composietvideo is een analoge video-uitgang met een aanvaardbare kwaliteit. Het resultaat is echter niet optimaal.
Zie "Een S-video- of composiet videoapparaat aansluiten" op pagina 28 voor informatie over het aansluiten van de projector op composietvideo-apparaten.
Aansluiting 25
Een DVI-apparaat aansluiten
De projector beschikt over een DVI-ingang waarmee u deze op een DVI-apparaat zoals een DVD-speler of een VGA-uitvoerapparaat zoals een notebook of bureaucomputer kunt aansluiten.
Er zijn drie soorten DVI-aansluitingen: DVI-A, DVI-D en DVI-I. De DVI-I-aansluiting is een geïntegreerde aansluiting die beide indelingen ondersteunt: DVI-A en DVI-D.
De indeling DVI-A wordt gebruikt om DVI-signalen naar een analoog (VGA-)scherm over te brengen of omgekeerd. Hoewel er door de conversie signaalkwaliteit verloren gaat, levert dit een betere beeldkwaliteit dan een standaard VGA-aansluiting.
De indeling DVI-D wordt gebruikt om digitale signalen rechtstreeks en zonder signaalconversie over te brengen naar een digitaal scherm. De uitstekende digitale aansluiting zorgt door de aard van de digitale indeling voor een snellere en hogere beeldkwaliteit dan een analoge aansluiting.
De indelingen DVI-A en DVI-D zijn niet onderling uitwisselbaar. U kunt een aansluiting van de indeling DVI-A niet op DVI-D-apparaten aansluiten en vice versa. Kijk voordat u kabel koopt welke indeling op uw apparatuur past. U kunt ook een DVI-I-kabel kopen. Die kunt u voor alle DVI-aansluitingen gebruiken.
Controleer of er op het apparaat een ongebruikte DVI- of VGA-uitvoeraansluiting (D-Sub) beschikbaar is:
Zo ja, ga door met deze procedure.
Anders dient u een andere uitgang te selecteren om het apparaat op aan te sluiten.
De projector op een DVI-apparaat of computer aansluiten:
Zie "Een computer aansluiten" op pagina 23 voor meer informatie over het aansluiten van een DVI-apparaat op een computer met een VGA-naar-DVI-A-kabel.
1. Sluit een uiteinde van de DVI-kabel (DVI-D of DVI-I) aan op de DVI-uitgang van het DVI-apparaat.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de DVI-I-signaalingang op de projector. In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen.
AV-apparaat
26 Aansluiting
i. DVI-D- of DVI-I-kabel
i
Een componentvideo-apparaat aansluiten
Controleer op het videoapparaat of er ongebruikte componentvideo-uitgangen beschikbaar zijn:
Zo ja, ga door met deze procedure.
Anders dient u een andere uitgang te selecteren om het apparaat op aan te sluiten.
De projector aansluiten op een component videoapparaat via een component videokabel:
1. Neem een component videokabel en sluit deze aan op de component video-uitgang van het videoapparaat. Zorg dat de kleuren van de stekkers overeenkomen met die van de uitgangen: groen op groen, blauw op blauw en rood op rood.
2. Sluit het andere uiteinde van de component videokabel aan op de COMPONENT­aansluitingen (Y, Pb/Cb, Pr/Cr) van de projector. Zorg dat de kleuren van de stekkers overeenkomen met die van de uitgangen: groen op groen, blauw op blauw en rood op rood.
In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen.
AV-apparaat
i
i. Componentkabel
Componentvideo is de enige video-ingang voor beelden met een native beeldverhouding
van 16:9.
Als het geselecteerde videobeeld niet wordt weergegeven nadat u de projector hebt
ingeschakeld en de juiste videobron hebt geselecteerd, controleert u of het videoapparaa t is ingeschakeld en goed werkt. Controleer ook of de signaalkabels op de juiste manier zijn aangesloten.
Aansluiting 27
Een S-video- of composiet videoapparaat aansluiten
Controleer of er op het videoapparaat een ongebruikte S-video-uitgang of video-uitgang beschikbaar is:
Als beide aansluitingen aanwezig zijn, gebruik dan de S-video-uitgang om de S-videostekker aan te sluiten omdat deze een betere beeldkwaliteit levert dan de video­aansluiting. Zie "Videoapparaten aansluiten" op pagina 25 voor details.
Als beide uitgangen aanwezig zijn kunt u ook verder gaan met deze handelingen.
Anders dient u een andere uitgang te selecteren om het apparaat op aan te sluiten.
Als u al een component videoverbinding tussen projector en videoapparaat heeft gemaakt, hoeft u dit apparaat niet nogmaals via een S-video- of composiet videoverbinding aan te sluiten. Deze onnodige extra verbinding komt de beeldkwaliteit niet ten goede. De composiet videoverbinding is alleen nodig als zowel component video als S-video niet beschikbaar zijn op het videoapparaat (zoals bij bepaalde analoge videocamera's).
Een S-Video/Video-apparaat aansluiten op de projector:
1. Sluit het ene uiteinde van een S-Videokabel/Videokabel en sluit het andere eind aan op
de S-Video/Video-uitgang van het videoapparaat.
2. Sluit het andere uiteinde van de S-Videokabel/Videokabel aan op S-VIDEO/VIDEO-
aansluiting van de projector.
In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen.
AV-apparaat
i. Videokabel ii. S-Videokabel
of
i ii
Als het geselecteerde videobeeld niet wordt weergegeven nadat u de projector hebt ingeschakeld en de juiste videobron hebt geselecteerd, controleert u of het videoapparaat is ingeschakeld en goed werkt. Controleer ook of de signaalkabels op de juiste manier zi jn aangesloten.
28 Aansluiting

Audioapparaten aansluiten

De projector heeft ingebouwde luidsprekers met enkele basisfuncties voor het geluid bij zakelijke presentaties. Deze luidsprekers zijn niet bedoeld voor het stereogeluid van thuisbioscopen.
U kunt zo nodig gebruikmaken van deze luidspreker tijdens uw presentaties en externe luidsprekers met versterker aansluiten op de AUD IO O U T (L /R) -uitgang van de projector.
Als u een apart geluidssysteem hebt, doet u er goed aan de audio-uitgang van het videoapparaat op dit systeem aan te sluiten in plaats van de projector.
De afgebeelde audioaansluitingen in de volgende gedeelten zijn alleen ter informatie. U hoeft geen audioapparaten aan te sluiten op de projector als er een ander geluidssysteem beschikbaar is of als er geen geluid nodig is.
1. Als u tijdens uw presentatie de luidsprekers van de projector wilt gebruiken, pak en een geschikte audiokabel en sluit deze aan op de audio-uitgang van computer of videoapparaat en op de audioaansluiting(en) van het betreffende signaal op de projector. De benodigde audiokabel is afhankelijk van het toestel dat u gebruikt. Als een computer of DVI-toetsel is aangesloten op de D-SUB IN, DVI-I of RJ-45­aansluiting, gebruik dan een stereo mini-jackkabel. Als een videoapparaat is aangesloten op de COMPONENT, VIDEO of S-VIDEO­aansluiting(en), gebruik dan een RCA-achtige kabel.
2. Als u aparte versterkte luidsprekers wilt aansluiten, kunt u een andere geschikte audiokabel gebruiken en deze aansluiten met 2 RCA-stekkers op de AUDIO OUT (L/ R)-aansluitingen van de projector en de externe luidsprekers (niet bijgesloten). Zorg dat de kleuren van de stekkers overeenkomen met de kleuren van de aansluitingen: wit op wit en rood op rood.
De uitgangen AUDIO OUT (L/R) functioneren als een willekeurige audio­ingang van de projector wordt gebruikt.
Als het audiosysteem is aangesloten, kan dit met de afstandsbediening worden bediend via (MUTE , AUDIO) of via de schermmenu's (OSD) van de projector. Zie "Het geluid
aanpassen" op pagina 55 voor details.
AV-apparaat
Laptop of desktopcomputer
of
of of of of of
Luidsprekers
Aansluiting 29

5. Bediening

De projector opstarten

1. Sluit het netsnoer aan op de projector en stop de stekker in een stopcontact. Schakel het stopcontact in (indien nodig).
2. Zet de powerschakelknop op de I-positie. Controleer of het Power-lampje op de projector oranje oplicht nadat de stroom is ingeschakeld.
3. Verwijder de lensdop. Als u dit niet doet, wordt de dop mogelijk vervormd door de hitte van de lamp.
I
4. Houd op de projector of afstandsbediening (2
5. Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, drukt u op
6. Schakel alle aangesloten apparatuur in.
I
seconden) ingedrukt om de projector te starten. Het Power-lampje knippert groen en blijft branden als de projector wordt ingeschakeld. Het opstarten duurt ongeveer 30 seconden nadat
I
I
op is gedrukt. In de latere fase van het opstarten wordt het standaard BenQ-logo weergegeven.
Draai zo nodig aan de focusring om de helderheid van het beeld aan te passen.
de pijlknoppen om een wachtwoord van zes cijfers in te voeren.
De projector gaat zoeken naar ingangssignalen. De momenteel gescande invoerbron wordt in de hoek rechtsonder op het scherm weergegeven. Als de projector geen goed signaal waarneemt, blijft het zoekbericht op het scherm staan totdat er een ingangssignaal wordt gevonden. U kunt ook op SOURCE op de projector of afstandsbediening drukken om de selectiebalk weer te geven om tussen verschillende signalen te schakelen. Zie "Schakelen tussen ingangssignalen" op pagina 35 voor details.
Als de projector nog warm is van de vorige sessie, gaat de ventilator ongeveer 90 seconden draaien voordat de lamp wordt ingeschakeld.
Zie "De
wachtwoordbeveiliging gebruiken" op pagina 32 voor
details.
Als de frequentie/resolutie van het ingangssignaal buiten het bereik van de projector valt, wordt het bericht 'Buiten bereik' weergegeven op een leeg scherm. Selecteer een ingangssignaal dat compatibel is met de resolutie van de projector of stel het ingangssignaal op een lager niveau in. Zie "Timing-
diagram" op pagina 77 voor
details.
30 Bediening

De menu's gebruiken

De projector beschikt over meertalige schermmenu's (OSD) waarin u de instellingen kunt aanpassen.
Hieronder ziet u een overzicht van het OSD-menu.
Pictogram hoofdmenu
Hoofdmenu
Selecteren
Submenu
Huidig ingangssignaal
Stel de OSD-taal in op een bekende taal om de OSD-menu’s te kunnen gebruiken.
1. Druk op MENU op de projector of afstandsbediening om het OSD-menu te openen.
Beeld -- Basis
Beeldmodus Instellingen laden vanaf Helderheid Contrast Kleur Tint Scherpte Beeldinstellingen herstellen Andere gebruikersmodusnaam
Analoog RGB
2. Gebruik / om het menu Systeeminstellingen te selecteren.
Systeeminstellingen
Taal Opstartscherm MyScreen Projectorpositie Inactief-timer Auto uit
Slaaptimer
Achtergrondkleur Menu-instellingen Invoerbron Automatisch naar bron zoeken
Analoog RGB
Beeld -- Basis
Beeldmodus
Instellingen laden vanaf
Helderheid Contrast Kleur Tint Scherpte Beeldinstellingen herstellen Andere gebruikersm odusnaam
Analoog RGB
Presentatie
+ 50 + 50 + 50
0
+ 50
Nederlands
BenQ
Vloer voorkant
Blauw
EXIT Terug
Uit Uit Uit
Aan
EXIT Terug
Presentatie
+ 50 + 50 + 50
0
+ 50
EXIT Terug
3. Druk op om Taal te selecteren en druk op / om een gewenste taal te kiezen.
Systeeminstellingen
Taal
Opstartscherm MyScreen Projectorpositie Inactief-timer Auto uit Slaaptimer Achtergrondkleur Menu-instellingen Invoerbron
Automatisch naar bron zoeken
Analoog RGB
4. Druk eenmaal op MENU of tweemaal* EXIT op de projector of op de afstandsbediening om het menu te sluiten en de instellingen op te slaan.
*Als u eenmaal drukt, gaat u terug naar het submenu, wanneer u tweemaal drukt, wordt het schermmenu gesloten.
Status
Druk op EXIT om naar de vorige pagina te gaan of af te sluiten.
Nederlands
BenQ
Vloer voorkant
Uit Uit Uit
Blauw
Aan
EXIT Terug
Bediening 31

De projector beveiligen

Een veiligheidskabelslot gebruiken

De projector moet op een veilige plek worden geïnstalleerd om diefstal te voorkomen. Indien dit niet het geval is, koop dan een slot, bijvoorbeeld een Kensington-slot, om de projector te beveiligen. U ziet aan de achterkant van de projector een sleuf voor een Kensington-slot. Zie item 26 op pagina 11 voor details. Een Kensington veiligheidskabelslot is meestal een combinatie van sleutel(s) en slot. Zie de documentatie van het slot voor meer informatie over het gebruik.

De wachtwoordbeveiliging gebruiken

Met het oog op beveiliging en het voorkomen van ongeoorloofd gebruik is de projector voorzien van een optie voor wachtwoordbeveiliging. U kunt het wachtwoord instellen via het schermmenu (OSD). Zodra u een wachtwoord hebt ingesteld en de functie hebt geselecteerd, is de projector beveiligd met een wachtwoord. Gebruikers die het juiste wachtwoord niet kennen, kunnen de projector niet inschakelen.
Het is buitengewoon vervelend als u de wachtwoordbeveiliging inschakelt en vervolgens het wachtwoord vergeet. Druk de handleiding zo nodig af en noteer er uw wachtwoord in. Bewaar de handleiding op een veilige plaats, zodat u het wachtwoord altijd terug kunt vinden.
Een wachtwoord instellen
Als u een wachtwoord hebt ingesteld en geactiveerd, kunt u de projector alleen gebruiken als het wachtwoord wordt ingevoerd. Telkens wanneer u de projector start, moet u het wachtwoord opgeven.
1. Druk op MENU op de projector of afstandsbediening en druk vervolgens op / totdat het menu Geavanceerde instellingen is geselecteerd.
2. Druk op om op
3. Selecteer selecteren. De pagina INVOEREN
4. Zoals in de afbeelding is aangegeven vertegenwoordigen de vier pijltoetsen ( , ,
van het gewenste wachtwoord, op de pijltoetsen op afstandsbediening of projector om de zes cijfers van het wachtwoord in te voeren.
Als het wachtwoord is ingesteld keert het OSD­menu terug naar de pagina Wac ht w oo rd .
BELANGRIJK: De ingevoerde cijfers worden als sterretjes op het scherm weergegeven. Schrijf het door u gekozen wachtwoord van te voren of net nadat u het wachtwoord hebt ingevoerd in deze handleiding, zodat u het bij de hand hebt als u het mocht vergeten.
Wachtwoord: __ __ __ __ __ __ Bewaar deze handleiding op een veilige plek.
5. Sluit het OSD-menu af door op MENU te drukken.
32 Bediening
ENTER
, ) de 4 tekens 1, 2, 3 en 4. Druk, afhankelijk
Wachtwoord
. De pagina
Wachtwoord
wordt geopend.
te selecteren en druk
Wachtwoord
wordt geopend.
en druk op / om
WAC H T WO O R D
Aan
Geavanceerde instellingen
Lamp Audio Patroon Hoogtemodus
Wachtwoord
Toetsenvergrendeling Instll. herstellen
te
Wachtwoord
Wachtwoord
Wachtwoord wijzigen
WACHTWOORD INVOEREN
Uit
ENTER
EXIT TerugAnaloog RGB
Uit
EXIT Terug
EXIT Wissen
Als u het wachtwoord bent vergeten
Als de wachtwoordfunctie is geactiveerd, wordt u gevraagd het wachtwoord van zes cijfers in te voeren als u de projector inschakelt. Wanneer u het verkeerde wachtwoord invoert, verschijnt het foutbericht van het
Wachtwoordfout
Probeer het opnieuw.
wachtwoord dat hier rechts wordt weergegeven. Dit blijft drie seconden op het scherm staan. Hierna volgt de pagina WACHTWOORD INVOEREN. U kunt een nieuwe poging doen door een ander wachtwoord van zes cijfers in te voeren. Als u het wachtwoord niet in deze handleiding hebt genoteerd, en u kunt het zich absoluut niet meer herinneren, kunt u de procedure starten waarmee u het wachtwoord kunt oproepen. Zie
"De procedure voor het oproepen van het wachtwoord starten" op pagina 33 voor details.
Wanneer u 5 keer achter elkaar het verkeerde wachtwoord invoert, wordt de projector na korte tijd automatisch uitgeschakeld.
De procedure voor het oproepen van het wachtwoord starten
1. Druk op AUT O op de projector of op de afstandsbediening en houd de knop 3 seconden ingedrukt. De projector geeft een gecodeerd nummer weer op het scherm.
2. Schrijf het nummer op en schakel de projector uit.
3. Raadpleeg het service center van BenQ in uw land om het nummer te decoderen. Mogelijk wordt u gevraagd om een bewijs van aankoop te overleggen om te controleren of u bevoegd bent de projector te gebruiken.
Wachtwoord oproepen
Noteer de code en neem contact op met de BenQ-klantedienst.
Code:
0 2 1 2
TerugEXIT
Het wachtwoord wijzigen
1. Druk op MENU op de projector of afstandsbediening en druk vervolgens op / totdat het menu Geavanceerde instellingen is geselecteerd.
2. Druk op / om Wa c ht wo o rd te selecteren en druk op ENTER. De pagina Wa ch tw o or d wordt geopend.
3. Selecteer Wachtwoord wijzigen en druk op ENTER. De pagina Huidig wachtwoord invoeren wordt geopend.
4. Voer het oude wachtwoord in.
Als het wachtwoord correct is verschijnt het bericht 'Nieuw wachtwoord invoeren'.
Wanneer het wachtwoord niet juist is, verschijnt het foutbericht voor het
wachtwoord drie seconden op het scherm. Daarna verschijnt het bericht 'Huidig wachtwoord invoeren ' en kunt u het opnieuw proberen. U kunt op MENU drukken om de wijziging te annuleren of een ander wachtwoord proberen.
5. Voer een nieuw wachtwoord in.
BELANGRIJK: De ingevoerde cijfers worden als sterretjes op het scherm weergegeven. Schrijf het door u gekozen wachtwoord van te voren of net nadat u het wachtwoord hebt ingevoerd in deze handleiding, zodat u het bij de hand hebt als u het mocht vergeten.
Wachtwoord: __ __ __ __ __ __ Bewaar deze handleiding op een veilige plek.
Bediening 33
6. Bevestig het nieuwe wachtwoord door het nieuwe wachtwoord opnieuw in te voeren.
7. U hebt een nieuw wachtwoord aan de projector toegewezen. Voer het nieuwe wachtwoord in als u de projector weer start.
Wachtwoord gewijzigd
8. Sluit het OSD-menu af door op MENU te drukken.
De wachtwoordfunctie uitschakelen
U kunt de wachtwoordbeveiliging ook uitschakelen. Ga terug naar het Geavanceerde instellingen > Wacht woord > Wachtwo ord menu. Selecteer
Wa ch tw o or d en kies Uit door op / te drukken. Het bericht 'WACHTWOORD INVOEREN' verschijnt. Voer het huidige wachtwoord in.
Wanneer het wachtwoord juist is, verschijnt
de pagina Wachtwoord weer en staat in de rij van het wachtwoord de tekst 'Uit '. U hoeft de volgende keer dat u de projector inschakelt geen wachtwoord meer in te voeren.
Wanneer het wachtwoord niet juist is,
verschijnt het foutbericht voor het wachtwoord drie seconden op het scherm. Daarna verschijnt het bericht 'WACHTWOORD INVOEREN ' en kunt u het opnieuw proberen. U kunt op MENU drukken om de wijziging te annuleren of een ander wachtwoord proberen.
Hoewel de wachtwoordfunctie is uitgeschakeld, dient u het oude wachtwoord bij de hand te houden voor het geval dat u de wachtwoordfunctie ooit weer moet inschakelen door het oude wachtwoord in te voeren.
Wachtwoord
Wachtwoord
Wachtwoord wijzigen
Aan
EXIT Terug
34 Bediening

Schakelen tussen ingangssignalen

De projector kan tegelijkertijd op verschillende apparaten worden aangesloten. Tijdens het opstarten zoekt de projector automatisch beschikbare signalen.
Zorg dat de functie Automatisch naar bron zoeken in het menu Systeeminstellingen op Aan staat (dit is de standaardinstelling op deze projector) als de projector automatisch ingangssignalen moet zoeken.
U kunt ook handmatig door de beschikbare ingangssignalen cirkelen.
1. Druk op SOURCE op de projector of afstandsbediening. De ingangselectiebalk verschijnt dan. (Hetzelfde gebeurt als u op ENTER in het menu Systeeminstellingen > Invoerbron drukt.)
2. Druk herhaaldelijk op / totdat het gewenste signaal is geselecteerd en druk op ENTER. Zodra het signaal is gevonden, wordt de informatie over de geselecteerde ingang 3 seconden in de hoek van het scherm weergegeven. Als er meerdere apparaten op de projector zijn aangesloten, druk dan nogmaals op de toets om een ander signaal te zoeken.
De projector beschikt over de functies Split Screen en PIP waarmee 2 verschillende signalen tegelijk kunnen worden weergegeven. Zie "Meer dan één beeldsignaal
tegelijk weergeven" op pagina 51 voor details.
De helderheid van het geprojecteerde beeld verandert tijdens het schakelen tussen de verschillende ingangssignalen. Grafische "pc"-presentaties met stilstaande beelden zijn doorgaans helderder dan "Video"-presentaties met bewegende beelden (films).
Het ingangssignaal bepaalt welke opties beschikbaar zijn voor de Beeldmodus. Zie "Een beeldmodus
selecteren" op pagina 42 voor details.
Systeeminstellingen
Taal Opstartscherm MyScreen Projectorpositie Inactief-timer Auto uit Slaaptimer Achtergrondkleur Menu-instellingen
Invoerbron Automatisch naar bron zoeken
Analoog RGB
Analoog RGB
DVI-A
DVI-D
RJ-45
S-Video
Component
Video
Selecteer RJ-45 alleen als de optionele Signal Shuttlemodule op de RJ-45 ingang van de projector is aangesloten.
Nederlands
BenQ
Vloer voorkant
Uit Uit Uit
Blauw
ENTER
Aan
EXIT Terug
Bediening 35

Het geprojecteerde beeld aanpassen

De projectiehoek aanpassen

De projector is uitgerust met 2 snel verstelbare voeten. Met deze verstelvoeten kunt u de hoogte van het beeld en de projectiehoek wijzigen.
U kunt de projector verstellen door de voorkant van de projector rustig op te tillen en vervolgens de verstelknoppen aan beide kanten aan de onderkant van de project in te drukken totdat het beeld goed gepositioneerd is.
U schuift het verstelvoetje in door de voorkant van de projector omhoog te houden terwijl u op de verstelknoppen drukt. Laat de projector vervolgens langzaam zakken.
Wanneer de projector niet op een horizontaal oppervlak wordt geplaatst of het scherm en de projector niet loodrecht op elkaar staan, wordt het geprojecteerde beeld trapeziumvormig weergegeven. Om deze situatie te corrigeren, zie
"Vervorming van het beeld corrigeren" op pagina 37 voor details.

Het beeld automatisch aanpassen

In sommige gevallen is het nodig om de beeldkwaliteit bij te stellen. Hiervoor drukt u op AUT O op de projector of de afstandsbediening. Binnen 3 seconden past de ingebouwde automatische bijstellingsfunctie de waarden van Frequentie en Klok aan, zodat er een optimale beeldkwaliteit wordt geproduceerd.
i
i. Let op de luchtopening waar hete
ii. Kijk niet in de lens wanneer de
ii
lucht uit komt.
projectorlamp brandt. Het felle licht kan schade toebrengen aan uw ogen.

Het beeldformaat en de helderheid fijn afstellen

1. Wijzig de grootte van het geprojecteerde beeld met behulp van de zoomring.
2. Stel vervolgens het beeld scherp door aan de focusring te draaien.
36 Bediening

Vervorming van het beeld corrigeren

Twee-dimensionele keystonevervorming corrigeren
Keystonevervorming treedt op als de projector niet loodrecht tegenover het scherm staat, waarbij het geprojecteerde beeld zichtbaar is als een trapezoïde vorm zoals in volgende voorbeelden:
Twee parallelle kanten (links en rechts, of boven en onder), maar één kant is duidelijk aan beide kanten breder.
Geen parallelle kanten.
Voer de volgende stappen uit om de vorm van het beeld te corrigeren.
1. Pas de projectiehoek aan. Verplaats de projector tot vlak voor het midden van het
scherm, met de onderkant van de lens gelijk aan de boven- of onderrand van het scherm.
2. Als het beeld nog steeds is vervormd, of wanneer de projector niet in de positie kan
worden gezet die hierboven wordt beschreven, dient u het beeld handmatig te corrigeren.
Via afstandsbediening of projector i. Druk op een van de Keystone/
Pijltoetsen ( / , / , / ,
/ op de afstandsbediening of op
/ , / op de projector) om
de pagina Keyston e te openen.
ii. Zie stap iv hieronder voor het verdere
verloop.
•Via het OSD-menu
i. Druk op MENU en vervolgens op /
totdat het menu We e rg a ve
geselecteerd is.
ii. Druk op om Keystone te selecteren
en druk op ENTER. De pagina Keysto ne wordt geopend.
iii. Selecteer 2D-trapezium en druk op
ENTER. De keystone-correctiepagina wordt weergegeven.
iv. Druk op de knop waarvan het
keystone-pictogram dezelfde vorm heeft als het geprojecteerde beeld. Blijf op deze knop of op de andere knoppen drukken totdat u tevreden bent met de vorm van het beeld. De waarden op het onderste deel van de pagina veranderen tijdens het indrukken. Als door herhaaldelijk op de knoppen te drukken de maximale of minimale waarde wordt bereikt, verandert de vorm van het beeld niet verder. U kunt het beeld niet verder in die richting veranderen.
Weergave
Beeldverhouding
Verschuiving digitaal scherm
Keystone
Verw. lens Positie Overscanaanpassing Digitale zoom
Pannen
PIP Split Screen Pc & YPbPr-component afstemmen
Analoog RGB
Keystone
2D-trapezium
Speldenkussencorrectie
Keystone
10
EXIT Terug
100%
Invullen
0
ENTER
Uit
0
EXIT Terug
ENTER
0
EXIT Terug
Bediening 37
Puntvervorming en vatvervorming corrigeren
Soms kan het geprojecteerde beeld lijden onder puntvervorming of vatvervorming doordat het projectieoppervlak ligt gebogen is.
Puntvervorming De horizontale en verticale lijnen die niet door het midden van het beeld lopen buigen naar binnen in de richting van het midden van het beeld. De vervorming is het duidelijkste zichtbaar aan de randen van het beeld.
Va tv e rv o r mi n g De horizontale en verticale lijnen die niet door het midden van het beeld lopen buigen naar buiten in de richting van het midden van het beeld. De vervorming is het duidelijkste zichtbaar aan de randen van het beeld.
Voer de volgende stappen uit om de vorm van het beeld te corrigeren.
1. Druk op MENU en vervolgens op / totdat het
menu Wee r g av e geselecteerd is.
2. Druk op om Keystone te selecteren en druk op
ENTER. De pagina Keystone wordt geopend.
3. Druk op om Speldenkussencorrectie te
selecteren en druk herhaaldelijk op / om het beeld aan te passen totdat u tevreden bent met de vorm.
Keystone
2D-trapezium
Speldenkussencorrectie
0
EXIT Terug
Twee parallelle zijden
Druk op /.
Geen parallelle zijden
1. Druk op
38 Bediening
/.
2. Druk op
/
Druk op /.
.
Correctie van punt/vatvervorming
Druk op in het menu Weergave > Keystone > Speldenkusse ncorrectie.
Druk op in het menu Weergave > Keystone > Speldenkusse ncorrectie.

De beeldverhouding kiezen

De beeldverhouding is de verhouding tussen de breedte en de hoogte van het beeld. De meeste analoge tv­signalen en computers maken gebruik van een verhouding van 4:3 en digitale tv's en dvd's van 16:9.
Door de opkomst van digitale signaalverwerking kunnen apparaten die digitale beelden weergeven, zoals deze projector, het beeld dynamisch uitrekken en schalen naar een andere verhouding dan die van de invoerbron.
De beeldverhouding van de projectie veranderen (ongeacht de beeldverhouding van de bron):
Met de afstandsbediening
1. Druk op ASPECT om de actuele instelling te zien.
2. Druk herhaaldelijk op ASPECT om een beeldverhouding te selecteren die past bij het formaat van het videosignaal en de vereisten van het scherm.
•Via het OSD-menu
1. Druk op MENU en vervolgens op / totdat het menu Weergave geselecteerd is.
2. Druk op om Beeldverhouding te selecteren.
3. Druk op / om een beeldverhouding te selecteren die past bij het formaat van het videosignaal en de vereisten van het scherm.
Weergave
Beeldverhouding
Verschuiving digitaal scherm
Keystone Verw. lens
Positie Overscanaanpassing Digitale zoom
Pannen
PIP Split Screen Pc & YPbPr-component afstemmen
Analoog RGB
100%
0
0
Anamorfisch
Uit
EXIT Terug
Het beeld t.o.v. de zwarte randen verschuiven
Als er ongebruikte delen boven en onder het beeld zijn, kunt u het beeld verticaal verschuiven totdat het de onder- of bovenkant van het ongebruikte gebied bereikt.
Het beeld verschuiven:
1. Druk in het menu We er g av e op of om Verschuiving digitaal scherm te selecteren.
2. Druk op of om de verticale positie van het geprojecteerde beeld aan te passen.
Info over de beeldverhouding
1. 4:3: Past het beeld zodanig aan dat het in het midden van het scherm wordt weergegeven in een beeldverhouding van 4:3. Deze instelling is vooral geschikt voor 4:3-beeld zoals computermonitors, tv's met een standaarddefinitie en dvd-films met een 4:3-beeldverhouding, omdat in dit geval de beeldverhouding van het beeldsignaal behouden blijft.
4:3-beeld
Bediening 39
2. Anamorfisch: Past het beeld zodanig aan dat het in het midden van het scherm wordt weergegeven met 1280 x 720 pixels. Hierdoor kan de geprojecteerde beeldverhouding veranderen, afhankelijk van de originele beeldverhouding van het bronsignaal. Anamorfisch is vooral geschikt voor beelden met een beeldverhouding van 16:9, zoals HDTV, omdat dit beeld met dezelfde beeldverhouding wordt weergegeven.
3. Invullen: Past de grootte van het beeld aan naar het volledige projectiegebied. 1280 x 768 pixels wordt gebruikt zonder de oorspronkelijke beeldverhouding te behouden. Dit is vooral geschikt voor 15:9-beelden.
4. Letterbox: Past de grootte van het beeld aan zodat de eigenresolutie van de projector in de horizontale breedte past en past de beeldhoogte aan op 3/4 van de projectiebreedte. In deze projectie worden 1280 x 960 pixels gebruikt. Dit kan een beeld produceren waarvan de hoogte groter is dan kan worden weergegeven, zodat een deel van het beeld verloren gaat (wordt niet weergegeven) aan de boven- en onderrand van de projectie. Dit is geschikt voor de weergave van films die in de letterboxformaat zijn gepresenteerd (met zwarte balken aan boven- en onderkant).
5. Breed: Dit rekt het beeld horizontaal uit, op non­lineaire wijze. Dit betekent dat de gedeeltes aan de rand van het beeld meer worden uitgerekt dan het middengedeelte van het beeld om vervorming van het middendeel tegen te gaan. Dit is geschikt in situaties waarin u de breedte van een 4:3-beeld wilt uitrekken naar een breedte van een 16:9-beeld. De hoogte wordt niet aangepast. Sommige breedbeeldfilms zijn zodanig geproduceerd dat de breedte is samengeperst tot de breedte van 4:3, en deze kunnen het beste worden weergegeven door ze terug te rekken naar de originele breedte met deze instelling.
6. Reëel: Bij ingangssignalen met een lagere resolutie
dan 1280 x 768, wordt het geprojecteerde beeld
kleiner weergegeven dan op een volledig scherm. Als het ingangssignaal een hogere resolutie heeft
dan 1280 x 768, wordt het beeldformaat
proportioneel aangepast totdat het in de breedte of hoogte van de projectie past.
16:9-beeld
15:9-beeld
16:9-beeld
Beeldformaat Letterbox
4:3-beeld
4:3-beeld
OSD-menu’s kunnen in deze ongebruikte zwarte gebieden worden weergegeven.
40 Bediening

Ver g rot e n e n d et a il s zo e ken i n h e t geprojecteerde beeld

Als u details in het geprojecteerde beeld zoekt, kunt u het beeld vergroten. Het beeld kan tot 300% van het originele beeld worden vergroot in stappen van 50%. Gebruik de pijltoetsen om het beeld te verschuiven.
Met de afstandsbediening
1. Druk op D. ZO OM + om de Zoombalk te openen. Het midden van het beeld wordt uitvergroot zodra nogmaals op de toets wordt gedrukt. Druk herhaaldelijk op de toets totdat de beeldgrootte aan uw wensen voldoet.
2. Gebruik de pijltoetsen ( , , , ) op de projector of afstandsbediening om het beeld te verschuiven.
Het beeld kan alleen worden verschoven nadat het beeld is vergroot. U kunt het beeld verder vergroten terwijl u details zoekt.
3. Verklein de beeldgrootte door op D. ZO OM ­te drukken. Als u opnieuw op de toets drukt, wordt het beeld verder verkleind totdat het weer het originele formaat heeft.
•Via het OSD-menu
1. Druk op MENU en vervolgens op / totdat het menu Weergave geselecteerd is.
2. Druk op om Digitale zoom te selecteren.
3. Druk op om het beeld te vergroten naar de gewenste grootte.
4. Druk op om Pannen te selecteren en druk op ENTER om de pagina Pannen weer te geven.
Het submenu Pannen is alleen beschikbaar
als het beeld vergroot is.
Weergave
Beeldverhouding Verschuiving digitaal scherm Keystone Verw. lens Positie Overscanaanpassing
3
Digitale zoom
4
Pannen
PIP Split Screen Pc & YPbPr-component afstemmen
Analoog RGB
Pannen
250%
Invullen
0
Uit
0
ENTER
EXIT Terug
5. Gebruik de pijltoetsen ( , , , ) op de projector of afstandsbediening om het beeld te verschuiven.
6. U kunt de beeldgrootte verkleinen door op EXIT te drukken, of druk op MENU om terug te keren naar het menu We er g av e , selecteer Digitale zoom, en druk herhaaldelijk op tot het originele formaat is hersteld.
EXIT Terug
Bediening 41

Een beeldmodus selecteren

De projector beschikt over verschillende ingestelde beeldmodi waaruit u eentje kunt kiezen die past bij uw besturingssysteem en het beeldtype van het ingangssignaal.
De beschikbare beeldmodi voor de verschillende typen signalen vindt u hieronder.
1. Dynamische modus: Maximaliseert de helderheid van het geprojecteerde beeld. Deze optie is geschikt voor omgevingen waar een uiterst hoge helderheid is vereist, bijv. in een goed verlichte kamer.
2. Bioscoop modus: Is geschikt voor het afspelen van dvd-films in een thuisbioscoop of in een donkere kamer.
3. Blackboard modus: Is ontworpen voor educatiedoeleinden. Beelden kunnen worden geprojecteerd op een donkere achtergrond, zoals een schoolbord in plaats van een normaal scherm. Dit is met name geschikt in goed verlichte omgevingen met een donkere projectieachtergrond.
4. Gebruiker 1/Gebruiker 2/Gebruiker 3 modus: Roept de aangepaste instellingen op, gebaseerd op de momenteel beschikbare beeldmodi. Zie "De Gebruiker 1/Gebruiker 2/
Gebruiker 3 modus instellen" op pagina 43 voor details.
5. Presentatie modus (alleen geschikt voor graphic-ingangssignalen*): Is ontworpen voor presentaties. De helderheid primeert in deze modus opdat de kleuren overeenkomen met die van de pc of notebook.
6. sRGB modus (alleen geschikt voor graphic-ingangssignalen*): In deze modus worden de RGB-kleuren zo zuiver mogelijk weergegeven, waardoor de beelden levensecht worden, ongeacht de helderheidinstellingen. De modus is geschikt voor het bekijken van foto's die zijn gemaakt met een sRGB-compatibele en correct gekalibreerde camera, en voor het bekijken van grafische toepassingen en tekenprogramma's zoals AutoCAD.
7. standaardmodus (alleen geschikt voor video-ingangssignalen**): Is geschikt voor de kleurrijke films, videoclips van digitale camera’s of dv’s.
*Graphic-ingangssignalen: Analoog RGB, DVI-A, DVI-D, RJ-45 **Video-ingangssignaal: Component, S-Video, Video
Een toepasselijke beeldmodus kiezen:
Met de afstandsbediening
1. Druk herhaaldelijk op MODE op de afstandsbediening of projector totdat de gewenste modus is geselecteerd.
•Via het OSD-menu
1. Druk op MENU en vervolgens op / totdat het menu Beeld -- Basis geselecteerd is.
2. Druk op om Beeldmodus te selecteren.
3. Druk op / totdat de gewenste modus is geselecteerd.
42 Bediening
Beeld -- Basis
Beeldmodus
Instellingen laden vanaf
Helderheid Contrast Kleur Tint Scherpte Beeldinstellingen herstellen Andere gebruikersmodusnaam
Analoog RGB
Presentatie
+50 +50 +50
0
+50
EXIT Terug
De geselecteerde beeldmodus verfijnen
De vooraf ingestelde beeldmodus kan worden aangepast via de beschikbare items in de menu’s Beeld -- Basis en Beeld -- Geavanceerd.
De beeldmodus verfijnen:
1. Druk op MENU en vervolgens op / totdat het menu Beeld -- Basis of Beeld -­Geavanceerd is geselecteerd.
2. Druk op om het item dat u wilt aanspassen te selecteren (kies uit Helderheid, Contrast, Kleur, Tint, Scherpte, Kleurtemperatuur, Helderheidsregeling, Gammaselectie, kleurbeheer) en druk op / om de gewenste waarde in te stellen. De selectie wordt automatisch op de projector opgeslagen en geassocieerd met dat ingangssignaal. Zie "De beeldkwaliteit fijner afstemmen" op pagina 45 en "Geavanceerde aanpassing
van beeldkwaliteit" op pagina 46 voor details.
Telkens wanneer u de beeldmodus verandert, past de projector tevens de instelling aan op een instelling die het laatste voor de betreffende beeldmodus is ingesteld op die betreffende ingang. Als u het ingangssignaal verandert, wordt de laatst gebruikte beeldmodus en instelling hersteld voor die ingang en resolutie.
De Gebruiker 1/Gebruiker 2/Gebruiker 3 modus instellen
Er zijn drie door de gebruiker te definiëren modi als de momenteel beschikbare beeldkwaliteitstanden niet aan uw wensen voldoen. U kunt een van de beeldmodi als beginpunt gebruiken (behalve Gebruikersmodus) en de instellingen aanpassen.
1. Selecteer in het menu Beeld -- Basis de optie Beeldmodus en druk op / om de modus
Gebruiker 1, Gebruiker 2, of Gebruiker 3 te selecteren.
2. Druk op om Instellingen laden vanaf te selecteren.
Deze functie is alleen beschikbaar als de modus Gebruiker 1, Gebruiker 2 of Gebruiker 3 is geselecteerd in het submenu-item Beeldmodus.
3. Druk op ENTER om de pagina Instellingen laden vanaf te openen.
4. Druk op om een beeldmodus te selecteren die het dichts uw wensen benadert en druk op ENTER en EXIT.
5. Druk op om een submenu-item te selecteren dat kan worden veranderd en pas de waarde aan
met / . Zie "De beeldkwaliteit fijner
afstemmen" op pagina 45 voor details.
6. Als alle instellingen zijn verricht, druk dan op MENU om de instellingen op te slaan en af te sluiten.
Beeld -- Basis
Beeldmodus
Instellingen laden vanaf
Helderheid Contrast Kleur Tint Scherpte Beeldinstellingen herstellen Andere gebruikersmodusnaam
Analoog RGB
Instellingen laden vanaf
PresentatieModus
BlackboardModus BioscoopModus DynamischeModus sRGBModus
Gebruiker 1
Gebruiker 2 Gebruiker 3
Gebruiker 1
ENTER
+50 +50 +50
0
+50
EXIT Terug
ENTER
EXIT Terug
Bediening 43
De naam van gebruikersmodi veranderen
U kunt Gebruiker 1, Gebruiker 2 en Gebruiker 3 veranderen in namen die makkelijker te herkennen zijn door de gebruikers van de projector. De nieuwe naam kan maximaal 12 tekens bevatten, waaronder letters (A-Z, a-z), cijfers (0-9), en spatie (_).
De naam van gebruikersmodi veranderen:
1. Selecteer in het menu Beeld -- Basis de optie Andere gebruikersmodusnaam en druk op ENTER om de pagina Andere gebruikersmodusnaam te openen.
2. Druk op / om het item te markeren waarvan u de naam wilt veranderen en druk op ENTER. De eerste letter is gemarkeerd door een wit vak.
3. Druk op / om het eerste teken te selecteren.
4. Druk op om op te schuiven totdat de nieuwe naam is ingesteld en druk op ENTER ter bevestiging.
5. Herhaal de stappen 2-4 als u nog andere namen wilt aanpassen.
De beeldmodus herstellen
Alle aangebrachte wijzigingen in de menu’s Beeld -- Basis en Beeld -- Geavanceerd kunnen met één druk op de knop worden hersteld naar de standaard fabriekswaardes als Reset is geselecteerd.
De beeldmodus instellen op de standaard fabriekswaardes:
1. Selecteer in het menu Beeld -- Basis de optie Beeldmodus en druk op / om de beeldmodus te selecteren (waaronder Gebruiker 1, Gebruiker 2 of Gebruiker 3) die u wilt herstellen.
2. Druk op om Beeldinstellingen herstellen te selecteren en druk op ENTER. Er wordt een bevestiging weergegeven.
3. Druk op / om Reset te selecteren en druk op ENTER. De standaard fabriekswaardes van de beeldmodus worden hersteld.
4. Herhaal de stappen 1-3 als u nog andere beeldmodi wilt herstellen.
Verwar Beeldinstellingen herstellen niet met de functie Instll. herstellen in het menu Geavanceerde instellingen. De functie Instll. herstellen hersteld de meeste functies van het complete systeem naar de standaard fabriekswaardes. Zie "Instll. herstellen" op pagina 65 voor details.
44 Bediening

De beeldkwaliteit fijner afstemmen

Ongeacht de geselecteerde beeldmodus, u kunt de betreffende instellingen altijd aanpassen aan elk presenteerdoel. Zodra u het OSD-menu afsluit, worden deze aanpassingen opgeslagen in de actuele vooraf ingestelde modus.
Aanpassen Helderheid
Selecteer Helderheid in het menu Beeld -- Basis en pas de waardes aan door op / te drukken op projector
of afstandsbediening.
Hoe hoger de waarde, hoe helderder het beeld. En hoe lager de waarde, hoe donkerder de afbeelding. Stel deze knop zo in dat de zwarte gedeelten van het beeld echt zwart worden weergegeven en er nog details zichtbaar zijn in de donkere gedeelten.
Aanpassen Contrast
Selecteer Contrast in het menu Beeld -- Basis en pas de waardes aan door op / te drukken op projector of
afstandsbediening.
Hoe hoger de waarde, hoe groter het contrast. Gebruik deze optie om het maximale witniveau in te stellen nadat u eerder de Helderheid hebt ingesteld overeenkomstig de geselecteerde ingang en de omgeving.
Aanpassen Kleur
Selecteer Kleur in het menu Beeld -- Basis en pas de waardes aan door op / te drukken op projector of afstandsbediening.
Een lagere instelling produceert minder verzadigde kleuren. Wanneer u de minimumwaarde instelt, wordt het beeld zwart-wit. Wanneer de instelling te hoog staat, worden de kleuren op het beeld te fel, waardoor het beeld onrealistisch wordt.
Aanpassen Tint
Selecteer Tint en pas de waardes aan door op / op projector of afstandsbediening te drukken.
Hoe hoger de waarde, hoe roder het beeld. Hoe lager de waarde, hoe groener het beeld.
Aanpassen Scherpte
Selecteer Scherpte en pas de waardes aan door op
/ op projector of afstandsbediening te drukken.
Hoe hoger de waarde, hoe scherper het beeld. Hoe lager de waarde, hoe zachter het beeld.
+30
+30
+30
+50
+50
+50
+70
+70
+70
Bediening 45

Geavanceerde aanpassing van beeldkwaliteit

In het menu Beeld -- Geavanceerd staan meer geavanceerde functies die u naar wens kunt aanpassen. Druk op MENU om de instellingen op te slaan en het OSD-menu af te sluiten.
Instelling Zwartniveau
Selecteer Zwart niveau en druk op / op de projector of afstandsbediening om 0 IRE of 7,5 IRE te selecteren.
De grijstinten van een videosignaal worden gemeten in IRE-eenheden. In bepaalde gebieden die de NTSC tv­standaard gebruiken, worden de grijstinten gemeten van 7.5 IRE (zwart) tot 100 IRE (wit); in andere gebieden die PAL-apparatuur of de Japanse NTSC­standaard gebruiken, worden grijstinten gemeten van 0 IRE (zwart) tot 100 IRE (wit). U kunt het beste eerst controleren of uw ingangssignaal bij 0 IRE of 7.5 IRE begint en dit vervolgens te selecteren.
Beeldhelderheid beheren
Wellicht vertoont het geprojecteerde beeld strepen of ruis.
Zo verbetert u de beeldhelderheid:
1. Selecteer Helderheidsregeling en d ruk op ENTER op de projector of afstandsbediening om de pagina Helderheidsregeling te openen.
2. Druk op / om het item dat u wilt aanpassen te selecteren en druk op / om de gewenste
waarde in te stellen.
Ruisonderdrukking: Vermindert elektrische
ruis in het beeld die veroorzaakt wordt door verschillende mediaspelers. Hoe hoger de instelling, hoe minder de ruis.
Verbetering van details: Verscherpt het beeld.
Hoe hoger de waarde, hoe meer details in het beeld.
LT I (Luminance Transmission
Improvement): Verbetert de beeldhelderheid. Hoe hoger de instelling, hoe duidelijker het effect wordt.
CTI (Chroma Transmission Improvement):
Vermindert de kleurvermenging. Hoe hoger de instelling, hoe duidelijker het effect wordt.
Beeld -- Geavanceerd
Zwartniveau
Helderheidsregeling Kleurtemperatuur Kleurtemp gebruike r _ afstemmen Gammaselectie kleurbeheer Kleurruimteoverdracht Signal Shuttle
Analoog RGB
Beeld -- Geavanceerd
Zwartniveau
Helderheidsregeling
Kleurtemperatuur Kleurtemp gebruike r _ afstemmen Gammaselectie kleurbeheer Kleurruimteoverdracht Signal Shuttle
Analoog RGB
Helderheidsregeling
Ruisonderdrukking
Verbetering van details
LTI CTI
0 IRE
Normaal
Normaal
Gamma 2
RGB
EXIT Terug
EXIT Terug
0 IRE
ENTER
Normaal
Gamma 2
Standaard
EXIT Terug
0
5
0 0
EXIT Terug
46 Bediening
Een kleurtemperatuur selecteren*
Selecteer Kleurtemperatuur en selecteer een gewenste instelling door op / op projector of
afstandsbediening te drukken.
Er zijn diverse instellingen voor kleurtemperatuur beschikbaar.
1. Eigentemp lamp: Met de oorspronkelijke kleurtemperatuur van de lamp en hogere helderheid. Deze optie is geschikt voor omgevingen waar een uiterst hoge helderheid is vereist, bijv. in een goed verlichte kamer.
2. Wa rm : Maakt het beeld roodachtig wit.
3. Normaal: De witte kleur behoudt de normale schakering.
4. Koe l: Maakt het beeld blauwachtig wit.
5. Gebruiker 1/Gebruiker 2/Gebruiker 3: Roept de instellingen op die zijn aangepast in het menu Kleurtemp gebruiker _ afstemmen. Zie "Een
voorkeurskleurtemperatuur instellen" op pagina 47 voor details.
Een voorkeurskleurtemperatuur instellen
Een gewenste kleurtemperatuur instellen:
1. Selecteer Kleurtemperatuur en kies Gebruiker 1, Gebruiker 2 of Gebruiker 3 door op / op de
projector of afstandsbediening te drukken.
2. Druk op om te selecteren en druk op Kleurtemp gebruiker _ afstemmen
Kleurtemp gebruiker _ afstemmen
ENTER
. De pagina
wordt geopend.
Beeld -- Geavanceerd
Zwartniveau Helderheidsregeling
Kleurtemperatuur
Kleurtemp gebruike r _ afstemmen Gammaselectie
kleurbeheer Kleurruimteoverdracht Signal Shuttle
Analoog RGB
*Meer informatie over de kleurtemperatuur: Er bestaan vele kleurschakeringen die om verschillende redenen als “wit” worden beschouwd. Het begrip “kleurtemperatuur” is een van de meest gebruikte methoden om de kleur wit uit te drukken. Een witte kleur met een lage kleurtemperatuur vertoont een rode schijn. Een witte kleur met een hoge kleurtemperatuur vertoont eerder een blauwe schijn.
Kleurtemp gebruiker 1 afstemmen
Rood effect
Groen effect Blauw effect Rode hoek Groene hoek Blauwe hoek
+50
+50 +50 +50 +50 +50
0 IRE
Normaal
Gamma 2
Standaard
EXIT Terug
EXIT Terug
De menunaam ‘Gebruiker_’ correspondeert met de instelling die geselecteerd is in Kleurtemperatuur.
3. Druk op / om het item dat u wilt veranderen te selecteren en pas de waardes aan door op
/ te drukken.
Rood effect/Groen effect/Blauw effect: Past de
contrastniveaus van Rood, Groen en Blauw aan.
Rode hoek/Groene hoek/Blauwe hoek: Past de
helderheidniveaus van Rood, Groen en Blauw aan.
4. Druk eenmaal op MENU of tweemaal op EXIT om de instellingen op te slaan en af te sluiten.
Bediening 47
kleurbeheer
kleurbeheer bevat zes kleurreeksen (RGBCMY) waarmee u favoriete kleuren kunt instellen. Als u elke kleur selecteert kunt u onafhankelijk het kleurbereik en verzadiging naar wens aanpassen.
De instellingen aanpassen en opslaan:
1. Selecteer in het menu Beeld -- Geavanceerd de optie kleurbeheer en druk op ENTER. De pagina kleurbeheer wordt geopend.
2. Selecteer Primaire kleur en druk op / om een kleur te kiezen uit Rood, Geel, Groen, Cyaan, Blauw en Magenta.
3. Druk op om Bereik te selecteren en druk op
/ om het gewenste kleurbereik te kiezen voor het maken van aanpassingen. Hoe groter het bereik, hoe meer delen van de twee aangrenzende kleuren de betreffende kleur bevat.
Beeld -- Geavanceerd
Zwartniveau Helderheidsregeling Kleurtemperatuur Kleurtemp gebruiker _ afstemmen Gammaselectie
kleurbeheer
Kleurruimteoverdracht Signal Shuttle
Analoog RGB
kleurbeheer
Primaire kleur
Bereik Verzadiging
0 IRE
Normaal
Gamma 2
ENTER
Standaard
EXIT Terug
Magenta
+15 +15
Zie de afbeelding rechts om te zien hoe de kleuren samenhangen. Als u bijvoorbeeld Rood kies en het bereik instelt op 0, wordt alleen puur rode kleur geselecteerd. Het verhogen van het bereik neemt ook rood op dat dicht bij geel en dicht bij magenta ligt.
4. Druk op om Verzadiging te selecteren en pas de kleurverzadiging aan door op / te drukken.
Als u bijvoorbeeld Rood kiest en het bereik instelt op 0, wordt alleen de verzadiging van puur rood beïnvloed.
Verzadiging is de hoeveelheid van die kleur in een videobeeld. Lagere instellingen produceren minder verzadigde kleuren; een instelling van “0” verwijdert e betreffende kleur volledig uit het beeld. Als de verzadiging t hoog is wordt de betreffende kleur te sterk en onrealistisch.
5. Druk eenmaal op MENU of tweemaal op EXIT om de instellingen op te slaan en af te sluiten.
Rood
Magenta
Geel
Blauw
EXIT Terug
Groen
Cyaan
48 Bediening
Een gamma-instelling selecteren
Selecteer Gammaselectie en selecteer een gewenste instelling door op / op projector of
afstandsbediening te drukken. Gamma verwijst naar de verhouding tussen de
helderheid van ingangssignaal en beeld. Hoe lager de waarde, hoe meer zwarte details zichtbaar zijn.
•Gamma 1 en 6 Verhoogt de gemiddelde helderheid van het
beeld. Met name geschikt voor verlichte omgevingen,
vergaderkamers of huiskamers.
•Gamma 2 Simuleert een standaard pc-beeldscherm.
•Gamma 3 Met name geschikt voor schoolborden (krijtborden) als projectiescherm.
Gamma 4: Gamma Curve 2.2 sRGB standaard Met name geschikt voor het weergeven van sRGB-
foto’s.
•Gamma 5 en 7 Met name geschikt voor films in een donkere
omgeving
•Gamma 8 Benadrukt zwarte details. Met name geschikt voor films met veel zwarte details, schaduwen, enz.
Beeld -- Geavanceerd
Zwartniveau Helderheidsregeling Kleurtemperatuur Kleurtemp gebruiker _ afstemmen
Gammaselectie
kleurbeheer Kleurruimteoverdracht Signal Shuttle
Analoog RGB
0 IRE
Normaal
Gamma 2
Standaard
EXIT Terug
Kleurruimteoverdracht
In de onwaarschijnlijke situatie dat u de projector aansluit op een tv-set-top-box via de computer (data)­ingang van de projector (zoals Analoog RGB, DVI-A of RJ-45) en de projector de kleuren verkeerd weergeeft, stel dan de kleurruimte in op YUV.
Beeld -- Geavanceerd
Zwartniveau Helderheidsregeling Kleurtemperatuur Kleurtemp gebruiker _ afstemmen Gammaselectie kleurbeheer
Kleurruimteoverdracht
Signal Shuttle
Analoog RGB
Bediening 49
0 IRE
Normaal
Gamma 2
YUV
EXIT Terug

Gebruik op grote hoogte

Aanbevolen wordt Hoogtemodus te activeren als uw omgeving op meer dan 1500 meters (ongeveer 4920 voet) boven zeeniveau ligt, of als de projector gedurende langere tijd (>10 uur) onafgebroken gebruikt wordt.
Hoogtemodus activeren:
1. Druk op MENU en vervolgens op / totdat het menu Geavanceerde instellingen geselecteerd is.
2. Druk op om Hoogtemodus te selecteren.
3. Druk op / om Aan te selecteren. Er
Geavanceerde instellingen
Lamp Audio Patroon
Hoogtemodus
Wachtwoord Toetsenvergrendeling Instll. herstellen
wordt een bevestiging weergegeven.
4. Selecteer Ja en druk op ENTER.
Tijdens het gebruik van de Hoogtemodus wordt er wellicht meer geluid geproduceerd omdat de ventilatoren sneller moeten draaien voor een betere koeling en optimale prestaties.
Als u de projector in andere dan deze extreme
Analoog RGB
WAARSCHUWING
Gebruik de hoogtemodus wanneer u zich op een hoogte van meer dan 1500 m bevindt.
Wilt u de Hoogtemodus inschakelen?
omstandigheden gebruikt, wordt het apparaat mogelijk automatisch uitgeschakeld om te
Ja
Nee
voorkomen dat de projector oververhit geraakt. Selecteer de Hoogtemodus om deze symptomen op te lossen. Dit betekent echter niet dat de projector in alle ruwe of extreme omstandigheden kan worden gebruikt.

Het beeld verbergen

Om de volledige aandacht van het publiek op de presentator te richten, kunt u BLANK gebruiken om het schermbeeld te verbergen. Het woord BLANK verschijnt rechts onder aan in het scherm als de afbeelding is verborgen. Wanneer deze functie wordt geactiveerd terwijl er verbinding is gemaakt met een audio-ingang, kunt u het achtergrondgeluid nog steeds horen.
U kunt een tijdsduur instellen in het menu
Systeeminstellingen > Inactief-timer om het
beld na verloop van tijd te herstellen als er geen actie wordt ondernomen op de projector of afstandsbediening. De tijdsduur kan worden ingesteld van 5 t/m 30 minuten in stappen van 5 minuten.
Wanneer de huidige tijdsduur niet overeenkomt met uw persoonlijke wensen, selecteert u Uit.
Ongeacht of
Inactief-timer is geactiveerd of
uitgeschakeld, kunt u altijd op een willekeurige knop drukken (behalve LASER) als u het beeld weer wilt herstellen.
Systeeminstellingen
Taal Opstartscherm MyScreen Projectorpositie
Inactief-timer
Auto uit Slaaptimer Achtergrondkleur Menu-instellingen Invoerbron Automatisch naar bron zoeken
Analoog RGB
Vloer voorkant
Plaats geen voorwerpen voor de projectielens als de projector wordt gebruikt. De voorwerpen kunnen heet worden en daardoor vervormd raken of vlam vatten.
Nederlands
BenQ
Uit
Uit Uit
Blauw
Aan
EXIT Terug
Aan
EXIT Terug
50 Bediening

Meer dan één beeldsignaal tegelijk weergeven

De projector kan gelijktijdig beelden weergeven van twee invoerbronnen. Dit is een interessante manier om uw presentaties te verbeteren. Zorg dat de signalen die u wilt weergeven correct op de projector zijn aangesloten.

Het scherm splitsen

De projector kan twee ingangssignalen weergeven door de projectie gelijkmatig in twee
schermen, één links en één rechts, te delen. Elk signaal gebruikt dan maximaal 640 x 768
pixels van de projectie. Het gesplitst scherm weergeven:
Via afstandsbediening of projector Druk op op de projector of op SCREEN/ON
op de afstandsbediening om het projectiescherm te splitsen en druk verder totdat de gewenste wijze van weergave is geselecteerd. Druk op of
SPLIT SCREEN/OFF
projectie te herstellen naar één groot scherm.
•Via het OSD-menu
1. Druk op MENU en vervolgens op /
totdat het menu We e r ga v e geselecteerd is.
2. Druk op om Split Screen te selecteren
en druk op ENTER. De pagina Split Screen wordt geopend.
3. Selecteer Split Screen en druk op /
om Aan te selecteren. De projector selecteert twee momenteel actieve signalen voor weergave en het laatst
weergegeven beeld wordt rechts als het hoofdsignaal weergegeven.
Zie "Split Screen en PIP ingangconflictlijst" op
pagina 53 voor conflicterende
ingangcombinaties.
4. U kunt de Linkerbron of Rechterbron
wijzigen door op te drukken en selecteer Linkerbron of Rechterbron en druk op
ENTER. De ingangselectiepagina verschijnt dan.
5. Gebruik / om de ingang te selecteren die u op het rechter- of linkervenster wilt
weergeven en druk op ENTER om de instelling op te slaan en terug te keren naar de
pagina Split Screen.
6. U kunt de OSD-instellingen van één van de twee bronnen (links of rechts) veranderen
door Actief venster te selecteren en op / te drukken om de bron te kiezen die u
wilt veranderen.
De instellingen die in het OSD-menu worden gemaakt zijn alleen van toepassing
op het actieve venster. Zie "Uitgeschake lde functies voor de actieve vensters" op p agina
53 voor uitzonderingen.
7. Wijzig de wijze waarop de beelden worden weergegeven door Scherm splitsen rel. te
selecteren en druk op / om een gewenste wijze te kiezen. Zie "De wijze waarop
Split Screen weergeeft" op pagina 53 voor details.
SPLIT
om de
Weergave
Beeldverhouding
Verschuiving digitaal scherm
Keystone Verw. lens Positie Overscanaanpassi ng Digitale zoom
Pannen
PIP
Split Screen
Pc & YPbPr-component afstemmen
Analoog RGB
Split Screen
Split Screen
Scherm splitsen rel. Links Rechts Actief venster
Invullen
0
Uit
0
100%
ENTER
Aan
Gelijkmatig splitsen
Rechts
Bediening 51
EXIT Terug
EXIT Terug

PIP (Picture In Picture) gebruiken

Het PIP-venster weergeven:
Met de afstandsbediening Druk op PIP om de pagina PIP te openen. Maak
vervolgens wijzigingen door de stappen uit het deel ‘Het OSD-menu gebruiken’ hieronder te volgen, te beginnen bij 3.
•Via het OSD-menu
1. Druk op MENU en vervolgens op / totdat het menu Wee r ga v e geselecteerd is.
2. Druk op om PIP te selecteren en druk op ENTER. De pagina PIP wordt geopend.
3. Selecteer PIP en druk op / om Aan te selecteren.
De projector selecteert twee momenteel actieve signalen voor weergave en het laatst weergegeven beeld wordt op het hoofdscherm als het hoofdsignaal weergegeven.
Zie "Split Screen en PIP ingangconflictlijst" op pagina 53 voor conflicterende ingangcombinaties.
4. U kunt de Hoofdbron of tweede bron, veranderen door te drukken op om
Hoofdbron of tweede bron te selecteren en druk op ENTER. De ingangselectiebalk verschijnt dan.
5. Gebruik / om de ingang te selecteren die u op het hoofdvenster (groot) of tweede (klein) venster wilt weergeven en druk op ENTER om de instelling op te slaan en terug te keren naar de pagina PIP.
6. U kunt de OSD-instellingen van één van de twee bronnen (hoofd of tweede) veranderen door
Actief venster te selecteren en op / te drukken om de bron te kiezen die u wilt veranderen.
De instellingen die in het OSD-menu worden
gemaakt zijn alleen van toepassing op het actieve venster. Zie "Uitgeschakelde functies voor de
actieve vensters" op pagina 53 voor
uitzonderingen.
7. U kunt de positie van het kleinere beeld veranderen door Positie te selecteren en druk
herhaaldelijk op / totdat een geschikte positie is geselecteerd.
8. U kunt de grootte van het kleine beeld aanpassen door afmeting te selecteren en druk op / om
de PIP-grootte in te stellen op Klein of Groot.
9. U kunt de instellingen opslaan en het OSD-menu verlaten door eenmaal op MENU te drukken of herhaaldelijk op EXIT totdat het menu verdwijnt.
52 Bediening
Weergave
Beeldverhouding
Verschuiving digitaal scherm
Keystone Verw. lens Positie Overscanaanpassing Digitale zoom
Pannen
PIP
Split Screen Pc & YPbPr-component afstemmen
Analoog RGB
PIP
PIP
Hoofdbron tweede bron Actief venster Positie afmeting
100%
0
0
Invullen
Uit
ENTER
EXIT Terug
Aan
Hoofd
Rechts bovenaan
Groot
EXIT Terug
Split Screen en PIP ingangconflictlijst
De volgende ingangcombinaties kunnen niet tegelijk worden weergegeven in de functies Split Screen en PIP: DVI-A+DVI-D, Component+Video, Component+S-Video, RJ-45+Video, RJ-45+S-Video en Video+S-Video.
Uitgeschakelde functies voor de actieve vensters
De volgende OSD-menufuncties kunnen niet worden gebruikt in de actieve vensters van Split Screen: Verschuiving digitaal scherm, Digitale zoom, Pannen, PIP, MyScreen, Automatisch naar bron zoeken, Beeldverhouding.
De volgende OSD-menufuncties kunnen niet worden gebruikt in de actieve vensters van PIP: Verschuiving digitaal scherm, Digitale zoom, Pannen, Split Screen, MyScreen, Automatisch naar bron zoeken.
De wijze waarop Split Screen weergeeft
Gelijkmatig splitsen Ve r h ou d i n g s g e w i j s
Links groot Rechts groot
Bediening 53

Uw eigen startscherm maken

U kunt een vooraf ingesteld startscherm voor de projector kiezen, bijvoorbeeld het logo van BenQ of een blauw scherm. U kunt echter ook een eigen startscherm maken met een beeld dat vanaf uw computer of videoapparaat wordt geprojecteerd.
U kunt een eigen opstartscherm maken door het beeld dat u als opstartscherm wilt gebruiken te projecteren vanaf een computer of videoingang. De verdere stappen verlopen als volgt.
Met de afstandsbediening
1. Druk op CAPTURE op de afstandsbediening.
2. Er wordt een bevestiging weergegeven. Druk nogmaals op CAPTURE of ENTER.
3. Het bericht 'Scherm opslaan...' verschijnt terwijl de projector het beeld verwerkt. Een ogenblik geduld.
4. Wanneer het beeld is opgeslagen, verschijnt het bericht 'Opslaan voltooid' op het scherm. Het vastgelegde beeld wordt opgeslagen als MyScreen.
5. U kunt het vastgelegde beeld als opstartscherm zien door MyScreen in het menu Systeeminstellingen > Opstartscherm in te stellen en de projector opnieuw op te starten.
•Via het OSD-menu
1. Druk op MENU en vervolgens op / totdat het menu Systeeminstellingen geselecteerd is.
2. Druk op om MyScreen te selecteren en druk op ENTER.
3. Herhaal de stappen 2-5 uit het onderdeel “Met de afstandsbediening” om de afbeelding vast te leggen en op te slaan.
In de onwaarschijnlijke situatie dat het vastleggen mislukt, verandert u de doelafbeelding.
Systeeminstellingen
Taal
Opstartscherm MyScreen
Projectorpositie Inactief-timer
Auto uit Slaaptimer
Achtergrondkleur Menu-instellingen Invoerbron Automatisch naar bron zoeken
Analoog RGB
Nederlands
MyScreen
ENTER
Vloer voorkant
Uit Uit
Uit
Uit
Blauw
Aan
EXIT Terug

Het weergavemenu van de projector personaliseren

U kunt de schermmenu's volgens uw voorkeur instellen. De volgende instellingen hebben geen invloed op de projectie-instellingen, de bediening of de prestaties van de projector.
Andere gebruikersmodusnaam: Zie "De naam van gebruikersmodi veranderen" op
pagina 44 voor details.
Weergave du u r m e n u in het menu Systeeminstellingen > Menu-instellingen stelt de tijd
in hoelang het OSD-menu geactiveerd blijft na de laatste ingedrukte toets. U kunt een tijdsduur tussen 5 en 30 seconden kiezen, in stappen van 5 seconden. Gebruik /
om een geschikte tijd te kiezen.
Menupositie in het menu Systeeminstellingen > Menu-instellingen stelt de OSD-positie
in op vijf plekken. Gebruik / om een geschikte positie te kiezen.
Taal in het menu Systeeminstellingen stelt de OSD-menu’s in op een begrijpelijke taal.
Zie "De menu's gebruiken" op pagina 31 voor details.
Opstartscherm in het menu Systeeminstellingen stelt een gewenst logoscherm in dat
wordt weergegeven tijdens het opstarten van de projector. Zie "Uw eigen startscherm
54 Bediening
maken" op pagina 54 voor details.

Het geluid aanpassen

De aanpassen van de geluidsinstellingen zoals hieronder heeft effect op de luidspreker van de projector en, indien externe luidsprekers worden gebruikt, op het audio-uitsignaal.
Zorg dat u de correcte verbindingen maakt naar de audio-ingang(en) van de projector en, als u externe luidsprekers gebruikt, vanaf de audio-uitgangen van de projector. Zie
"Audioapparaten aansluiten" op pagina 29 voor details.
Het geluid dempen
Druk op MUTE op de afstandsbediening om het geluid tijdelijk uit te schakelen. Als het geluid is uitgeschakeld, staat rechtsboven in de hoek van het scherm .
Druk nogmaals op MUTE om het geluid te herstellen.
U kunt ook het geluid in- en uitschakelen vanuit het menu Geavanceerde instellingen > Audio. Zie de afbeelding van het OSD op deze pagina voor details.
Andere geluidsaanpassingen
1. Druk op AUD IO op de afstandsbediening om de pagina Audio te openen. (De tweede mogelijkheid om het menu Audio te openen is door op MENU te drukken om het OSD-menu te openen, kies Audio in het menu Geavanceerde instellingen en druk op ENTER.)
2. U kunt het geluidsniveau aanpassen door op te drukken om Vo l um e te selecteren en druk op / om het
niveau aan te passen.
3. U kunt de hoge tonen van het geluid aanpassen door op te drukken om
Hoge tonen te selecteren en druk op
/ om het niveau aan te passen.
4. U kunt de lage tonen van het geluid aanpassen door op te drukken om
Lage tonen te selecteren en druk op
/ om het niveau aan te passen.
Geavanceerde instellingen
Lamp
Audio
Patroon Hoogtemodus Wachtwoord Toetsenvergrendeling Instll. herstellen
Audio
Dempen
Volume
Hoge tonen Lage tonen
ENTER
Uit
EXIT TerugAnaloog RGB
Uit
+5
+5 +5
EXIT Terug
Selectie Druk op Volume
Hoge tonen Lage tonen
zachter zachter zachter
harder sterker sterker
Bediening 55

Door pagina's scrollen vanaf de afstandsbediening

Sluit de projector met een USB-kabel op uw pc of notebook aan voordat u door pagina's gaat bladeren. Zie
"Een computer aansluiten" op pagina 23 voor details.
U kunt software voor beeldweergave (op een aangesloten pc) die reageert op pagina omhoog/omlaag-opdrachten (zoals Microsoft PowerPoint) besturen door te drukken
op PAG E / op de afstandsbediening.
Als door pagina's scrollen via de afstandsbediening niet werkt, controleer dan of de USB-aansluiting correct is aangebracht en of het stuurprogramma van de muis tot de laatste versie is bijgewerkt.
Deze besturing op afstand functioneert niet in het besturingssysteem Microsft® Windows®98. Windows®XP of nieuwere besturingssystemen zijn aanbevolen.

Het beeld stilzetten

Druk op FREEZE op de afstandsbediening om de het beeld stil te zetten. 'FREEZE ' wordt rechtsboven in de hoek weergegeven. U heft het stilzetten op door op een willekeurige toets (met uitzondering van LASER) te drukken op projector of afstandsbediening.
Hoewel het beeld op het scherm wordt gepauzeerd, blijven de beelden op de video of een ander apparaat doorlopen. Als de aangesloten apparaten geluid weergeven, blijft u het geluid horen hoewel het beeld niet meer beweegt.

Besturingstoetsen blokkeren

Als de besturingstoetsen op de afstandsbediening en projector geblokkeerd zijn, kunnen de instellingen van de projector niet per ongeluk worden veranderd (bijvoorbeeld door kinderen). Als de toetsblokkering is ingeschakeld functioneert geen enkele toets op de afstandsbediening en projector, behalve LASER en EXIT.
De toetsen blokkeren:
Met de afstandsbediening Druk op KEY LOCK op de afstandsbediening. De bedieningstoetsen zijn geblokkeerd.
•Via het OSD-menu
1. Druk op MENU en vervolgens op / totdat het menu Geavanceerde instellingen geselecteerd is.
2. Druk op om Toetsenvergrendeling te selecteren en druk op ENTER. De bedieningstoetsen zijn geblokkeerd.
U kunt de toetsblokkering opheffen door EXIT op de projector 5 seconden lang ingedrukt te houden of druk op EXIT op de afstandsbediening.
56 Bediening
Geavanceerde instellingen
Lamp Audio Patroon Hoogtemodus Wachtwoord
Toetsenvergrendeling
Instll. herstellen
Analoog RGB
Uit
ENTER
EXIT Terug

De projector uitschakelen

I
1. Druk op Aan/uit op de afstandsbediening of projector en op het scherm verschijnt een bericht ter bevestiging. Wanneer u niet binnen enkele seconden reageert, verdwijnt het bericht.
2. Druk nogmaals op Aan/uit. Het Power-lampje (Aan /uit) knippert oranje, de projectielamp wordt uitgeschakeld en de ventilatoren blijven ongeveer 90 seconden lang draaien zodat de projector kan afkoelen.
Ter bescherming van de lamp reageert de projector niet op opdrachten tijdens het afkoelen.
3. Het Power-lampje (Aan/uit) brandt oranje nadat de lamp is afgekoeld en de ventilatoren zijn gestopt.
4. Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
U kunt, om tijd te besparen, de stekker uit het stopcontact trekken zodra de projector is uitgeschakeld. U hoeft de projector niet te laten afkoelen. Zelfs als de stekker niet in het stopcontact zit, gaat het afkoelproces door, zodat u de projector meteen mee kunt nemen. U kunt de projector niet opnieuw opstarten als het afkoelproces nog niet is beëindigd.
I
I
I
Uitschakelen
Druk om uit te schakelen.
Druk op een willekeurige knop om te annuleren.
Bediening 57

Menubewerkingen

Menusysteem

De schermmenu's verschillen afhankelijk van het geselecteerde signaaltype.
Hoofdmenu Submenu Opties
Beeldmodus
Beeld -- Basis
Beeld -­Geavanceerd
Instellingen laden vanaf Helderheid 0–100 Contrast 0–100 Kleur 0–100 Tint -20–+20 Scherpte 0–8 Beeldinstellingen herstellen Andere gebruikersmodusnaam Zwartniveau 0 IRE/7,5 IRE
Ruisonderdrukking 0/1/2/3 Verbetering van
Helderheidsregeling
Kleurtemperatuur
Kleurtemp gebruiker _ afstemmen
Gammaselectie Gamma 1-8
kleurbeheer
Kleurruimteoverdracht Standaard/RGB/YUV Signal Shuttle
details LTI 0/1/2 CTI 0/1/2
Rood effect 0–100 Groen effect 0–100 Blauw effect 0–100 Rode hoek 0–100 Groene hoek 0–100 Blauwe hoek 0–100
Primaire kleur Bereik 0–100
Verzadiging 0–100
(Zie de Signal Shuttle gebruikershandleiding voor details.)
(PC) Dynamische/Presentatie/ sRGB/Bioscoop/Blackboard/ Gebruiker 1/Gebruiker 2/ Gebruiker 3 (Video) Dynamische/standaard/ Bioscoop/Gebruiker 1/ Gebruiker 2/Gebruiker 3
0–10
Eigentemp lamp/Warm/Normaal/ Koel/Gebruiker 1/Gebruiker 2/ Gebruiker 3
Rood/Geel/Groen/Cyaan/Blauw/ Magenta
58 Bediening
Weergave
Beeldverhouding Verschuiving digitaal scherm -24–+24
Keystone
Verw. lens Aan/Uit Positie Overscanaanpassing 0/1/2/3 Digitale zoom 100%–300% Pannen
PIP
Split Scre en
Pc & YPbPr­component afstemmen
2D-trapezium Speldenkussencor
rectie
PIP Aan/Uit Hoofdbron tweede bron Actief venster Hoofd/Tweede
Positie
afmeting Groot/Klein Split Screen Aan/Uit
Scherm splitsen rel.
Linkerbron Rechterbron Actief venster Links/Rechts Horizontale
afmeting Fase -15–+15 Auto
4:3/Anamorfisch/Invullen/ Letterbox/Breed/Reëel
-20–+20
Analoog RGB/DVI-A/DVI-D/RJ­45/S-Video/Component/Video
Rechts bovenaan/Links bovenaan/Rechts onderaan/ Links onderaan
Gelijkmatig splitsen/ Verhoudingsgewijs/Links groot/ Rechts groot
Analoog RGB/DVI-A/DVI-D/RJ­45/S-Video/Component/Video
-15–+15
Bediening 59
Systeeminstel lingen
Geavanceerde instellingen
Informatie
De menuopties zijn beschikbaar wanneer de projector minstens één goed signaal ontvangt. Wanneer er geen apparatuur op de projector is aangesloten of er geen signaal wordt waargenomen, zijn er beperkte menuopties beschikbaar.
60 Bediening
Taal
Opstartscherm BenQ/Blauw/MyScreen MyScreen
Projectorpositie
Inactief-timer
Auto uit
Slaaptimer
Achtergrondkleur Purper/Zwart/Blauw
Weergaveduur
Menu-instellingen
Invoerbron Automatisch naar bron zoeken Aan/Uit
Lamp
Audio
Patroon
Hoogtemodus Aan/Uit
Wachtwoord
Toetsenvergrendeling Instll. herstellen Bron Beeldmodus Resolutie Systeem
Gebruiksduur van de lamp
menu
Menupositie
Lampvermogen Normaal/Eco Gebruiksduur van
de lamp Lamptimer herstellen Dempen Aan/Uit Volume 0–10 Hoge tonen 0–10 Lage tonen 0–10 Raster Kleurenbalk
Wachtwoord Aan/Uit Wachtwoord
wijzigen
Normaal Eco
Vloer voorkant/Plafond voorkant/Vloer achterkant/ Plafond achterkant
Uit/5 min./10 min./15 min./20 min./25 min./30 min.
Uit/5 min./10 min./15 min./20 min./25 min./30 min.
Uitschakelen/30 min/60 min/90 min/120 min/150 min/180 min/ 240 min/300 min/360 min
5 sec/10 sec/15 sec/20 sec/25 sec/30 sec
Midden/Links bovenaan/ Rechts bovenaan/Rechts onderaan/ Links onderaan
Analoog RGB/DVI-A/DVI-D/RJ­45/S-Video/Component/Video
(toont informatie over lampuren)
(huidig wachtwoord invoeren)

Beeld -- Basis menu

FUNCTIE
(standaardinstelling / waarde)
Beeldmodus
(Analoog RGB/DVI-
A/DVI-D/RJ-45
Presentatie;
S-Video/ Component/Video standaard)
:
Instellingen laden vanaf
Helderheid
(afhankelijk van de geselecteerde invoerbron)
Contrast
(afhankelijk van de geselecteerde invoerbron)
Kleur
(afhankelijk van de geselecteerde invoerbron)
Tint
(afhankelijk van de geselecteerde invoerbron)
Scherpte
(2)
Beeldinstelling en herstellen
Andere gebruikersmod usnaam
BESCHRIJVING (standaardinstelling/waarde)
Met de vooraf ingestelde beeldmodi kunt u de instellingen van het projectorbeeld aanpassen aan het type programma. Zie "Een
beeldmodus selecteren" op pagina 42 voor details.
:
Hiermee selecteert u een beeldmodus die voldoet aan uw beeldkwaliteitwensen en kunt u het beeld verder verfijnen op basis van onderstaande selecties. Zie "De Gebruiker 1/Gebruiker 2/Gebruiker 3
modus instellen" op pagina 43 voor details.
Hiermee past u de helderheid van het beeld aan. Zie "Aanpassen
Helderheid" op pagina 45 voor details.
Stelt de mate van verschil tussen donker en licht in het beeld in. Zie
"Aanpassen Contrast" op pagina 45 voor details.
Hiermee past u het verzadigingsniveau van de kleuren aan -- de sterkte van elke kleur in een videobeeld. Zie "Aanpassen Kleur" op pagina 45 voor details.
Hiermee past u de rode en groene kleurtonen van het beeld aan. Zie
"Aanpassen Tint" op pagina 45 voor details.
Maakt het beeld scherper of zachter. Zie "Aanpassen Scherpte" op
pagina 45 voor details.
Herstelt alle instellingen in de menu’s Beeld -- Basis en Beeld -­Geavanceerd in de standaard fabriekswaardes. Zie "De beeldmodus
herstellen" op pagina 44 voor details.
Wijzigt de naam van Gebruiker 1, Gebruiker 2 of Gebruiker 3. Zie "De
naam van gebruikersmodi veranderen" op pagina 44 voor details.
Bediening 61

Beeld -- Geavanceerd menu

FUNCTIE
(standaardinstelling / waarde)
Zwartniveau
(0 IRE)
Helderheidsregeling Kleurtemperatuur
(afhankelijk van de geselecteerde Beeldmodus)
Kleurtemp gebruiker _ afstemmen
Gammaselectie
(afhankelijk van de geselecteerde Beeldmodus)
kleurbeheer Kleurruimteoverdracht
(Standaard)
Signal Shuttle
BESCHRIJVING
Stelt de grijstinten van het beeld in op 0 IRE of 7,5 IRE. Zie
"Instelling Zwartniveau" op pagina 46 voor details.
Past de duidelijkheid van het beeld aan. Zie "Beeldhelderheid
beheren" op pagina 46 voor details.
Er zijn diverse instellingen voor kleurtemperatuur beschikbaar. Zie "Een kleurtemperatuur selecteren*" op
pagina 47 voor details.
Zie "Een voorkeurskleurtemperatuur instellen" op pagina 47 voor details.
Zie "Een gamma-instelling selecteren" op pagina 49 voor details.
Zie "kleurbeheer" op pagina 48 voor details.
Zie "Kleurruimteoverdracht" op pagina 49 voor details.
Past de geprojecteerde beeldkwaliteit van het RJ-45 signaal aan.
Dit menu is bechikbaar als de optionele accessoire–Signal Shuttle is aangesloten en het RJ-45-signaal is gedetecteerd. U kunt een Signal Shuttle kopen via BenQ-verkopers.
62 Bediening

Weergave menu

FUNCTIE
(standaardinstelling / waarde)
Beeldverhouding
(Invullen)
Verschuiving digitaal scherm
(0)
Keystone
(0)
Positie
(0)
Overscanaanpassing
(S-Video/Video: 1; de rest: 0)
Digitale zoom
(100%)
Pannen
(Midden)
PIP
Split Screen
Pc & YPbPr­component afstemmen
BESCHRIJVING
Er zijn diverse opties voor instelling van de beeldverhouding, afhankelijk van het ingangssignaal. Zie
"De beeldverhouding kiezen" op pagina 39 voor details.
Past de verticale positie van het geprojecteerde beeld aan. Zie "Het beeld t.o.v. de zwarte randen verschuiven" op
pagina 39 voor details.
Corrigeert eventuele keystone-fouten in het beeld. Zie
"Vervorming van het beeld corrigeren" op pagina 37 voor
details. De pagina wordt weergegeven waarop u de positie kunt
aanpassen. U verplaatst het geprojecteerde beeld met de richtingspijlen. De waarden die onder aan de pagina worden weergegeven, veranderen elke keer als u op een knop drukt, totdat ze het maximum of minimum bereiken.
Verbergt de slechts beeldkwaliteit in de vier randen. U kunt ook zelf op / drukken om te bepalen hoeveel wordt verborgen. Instelling 0 betekent dat 100% van het beeld wordt weergegeven. Hoe hoger de waarde hoe meer van het beeld wordt verborgen terwijl het scherm gevuld en geometrisch kloppend blijft. Vergroot het geprojecteerde beeld. Zie "Vergroten en details
zoeken in het geprojecteerde beeld" op pagina 41 voor
details. Geeft de Panpagina weer waar u details van het
geprojecteerde beeld kunt zoeken nadat het beeld is uitvergroot. Zie "Vergroten en details zoeken in het
geprojecteerde beeld" op pagina 41 voor details.
Schakelt het PIP-venster in of uit en maakt gerelateerde aanpassingen. Zie "PIP (Picture In Picture) gebruiken" op
pagina 52 voor details.
Verdeelt het projectiescherm in twee gelijke delen en maakt gerelateerde aanpassingen. Zie "Het scherm splitsen" op
pagina 51 voor details.
Horizontale afmeting (0)
Stelt de horizontale breedte van het beeld in.
Fase (0)
Hiermee past u de klokfase aan om vervorming van het beeld te
verminderen.
Auto Past de fase en frequentie automatisch aan
Bediening 63

Systeeminstellingen menu

FUNCTIE
(standaardinstelling / waarde)
Taal
(English)
Opstartscherm
(BenQ-logo)
MyScreen
Projectorpositie
(Vloer voorkant)
Inactief-timer
(Uit)
Auto uit
(Uit)
Slaaptimer
(Uit)
Achtergrondkleur
(Blauw)
Menu-instellingen
Invoerbron
Automatisch naar bron zoeken
(Aan)
BESCHRIJVING
Hiermee stelt u de taal voor de schermmenu's in. Zie "De menu's
gebruiken" op pagina 31 voor details.
Hiermee selecteert u het logoscherm dat wordt weergegeven bij het opstarten van de projector. U kunt kiezen uit drie opties: BenQ logoscherm, Blauw scherm of MyScreen.
Hiermee slaat u het geprojecteerde beeld op als MyScreen. Zie "Uw
eigen startscherm maken" op pagina 54 voor details.
U kunt de projector tegen het plafond of achter een scherm installeren, of met een of meerdere spiegels. Zie "Het kiezen van een
plek" op pagina 17 voor details.
Bepaalt hoe lang een schermafbeelding wordt verborgen wanneer de functie Onderdrukken is geactiveerd. Als de ingestelde tijd is verstreken, wordt het beeld hersteld. Zie "Het beeld verbergen" op
pagina 50 voor details.
Voorkomt onnodige projectie als gedurende langere tijd geen signaal wordt gedetecteerd. Zie "Instelling Auto uit" op pagina 68 voor details.
Stelt de timer voor automatisch uitschakelen in. De timer kan worden ingesteld op een waarde tussen 30 minuten en 3
Hiermee kunt u de kleur van het achtergrondscherm kiezen dat wordt weergegeven als er geen ingangssignaal wordt gedetecteerd.
uur.
Weergaveduur menu (15 sec)
Bepaalt hoe lang het OSD-menu wordt weergegeven nadat u op de knop hebt gedrukt. U kunt een waarde tussen 5 en 30 seconden kiezen, in stappen van 5 seconden.
Menupositie (Midden)
Hiermee stelt u de positie van het schermmenu in. Selecteert een ingangssignaal om te projecteren. Zie "Schakelen
tussen ingangssignalen" op pagina 35 voor details.
Stelt in of de projector automatisch naar ingangssignalen zoekt. Als de optie is ingesteld op Aan, zoekt de projector naar ingangssignalen totdat een signaal is gevonden. Als de functie niet is geactiveerd, selecteert de projector het laatst gebruikte ingangssignaal. De standaardwaarde is 'Analoog RGB'.
64 Bediening

Geavanceerde instellingen menu

FUNCTIE
(standaardinstelling / waarde)
Lamp
Audio
Patroon
Hoogtemodus
(Uit)
Wachtwoord
Toetsenvergren deling
Instll. herstellen
BESCHRIJVING
Lampvermogen (Normaal)
Stelt de projectorlamp in op de modus Normaal of Eco.
Gebruiksduur van de lamp
Toont informatie over lampuren.
Zie "Het aantal lampuren onderzoeken" op pagina 68 voor details.
Lamptimer herstellen
Als de lamp is vervangen selecteert u Reset om de lamptimer weer in te stellen op '0'.
Zie "Stelt de lamptimer in op nul." op pagina 72 voor details.
Dempen (Uit)
Hiermee schakelt u het geluid van de projector in en uit.
Vo l u me (5)
Past het volumeniveau aan.
Hoge tonen (5)
Past de hoge tonen aan.
Lage tonen (5)
Past de lage tonen aan. Zie "Het geluid aanpassen" op pagina 55 voor details.
Raster
Druk op ENTER om het rastertestpatroon weer te geven. Het helpt u met het aanpassen van de beeldgrootte en de focus zodat het geprojecteerde beeld niet vervormd is.
Kleurenbalk
Druk op ENTER om het kleurentestpatroon weer te geven. U kunt dit testpatroon weergeven om te controleren of de kleuren correct zijn.
Selecteer deze modus wanneer u de projector op grote hoogte of bij hoge temperaturen gebruikt. Zie "Gebruik op grote hoogte" op pagina
50 voor details.
Wa ch t w oo r d (Uit)
Hiermee beperkt u het gebruik van de projector tot degenen die het juiste wachtwoord kennen. Zie "De wachtwoordbeveiliging gebruiken"
op pagina 32 voor details.
Wacht w o o r d w ij z i g en
U wordt gevraagd het huidige wachtwoord in te voeren voordat u het vervangt door een nieuw. Zie "De wachtwoordbeveiliging gebruiken"
op pagina 32 voor details.
Blokkeert de toetsen op de projector en afstandsbediening, met uitzondering van LASER en EXIT. Zie "Besturingstoetsen blokkeren"
op pagina 56 voor details.
Herstelt alle instellingen in de menu’s Beeld -- Basis in de standaard fabriekswaardes.
De volgende instellingen blijven behouden: Namen van gebruikermodi, Keystone, Positie, Horizontale afmeting, Fase, Taal, Projectorpositie, Hoogtemodus, Lamp en Wachtwoord.
Bediening 65

Informatie menu

Dit menu geeft de huidige status van de projector aan.
Sommige beeldaanpassingen zijn alleen mogelijk w anneer bepaalde ingangen in gebruik zijn. Aanpassingen die niet beschikbaar zijn, worden niet weergegeven op het scherm.
FUNCTIE BESCHRIJVING
Bron Beeldmodus Resolutie
Systeem Gebruiksduur
van de lamp
Geeft de huidige signaalbron weer.
Geeft de geselecteerde modus in het menu Beeld -- Basis > Beeldmodusweer.
Geeft de eigen resolutie van het ingangssignaal weer.
Toont het huidige systeem: NTSC, PAL, of SECAM.
Toont de lamptijd die verbruikt is in de modi Normaal en Eco.
66 Bediening

6. Onderhoud

Onderhoud van de projector

De projector heeft maar weinig onderhoud nodig. Het enige wat u hoeft te doen is de lens regelmatig schoonmaken. Zie "De lens reinigen" hieronder voor details.
Verwijder nooit onderdelen van de projector, met uitzondering van de lamp. Neem contact op met uw leverancier als er andere onderdelen vervangen dienen te worden.

De lens reinigen

Reinig de lens als u vuil of stof op het oppervlak ziet.
Verwijder stof met een fles met gecomprimeerde lucht.
Bij vuil of vlekken gebruikt u papier voor het reinigen van cameralenzen of bevochtigt u
een zachte doek met reinigingsvloeistof voor cameralenzen en veegt u het oppervlak van de lens voorzichtig schoon.
Wrijf nooit met schurend materiaal over de lens.

De projectorbehuizing reinigen

Schakel de projector op de correcte manier uit (zie "De projector uitschakelen" op pagina
57) en trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact voordat u de behuizing gaat
reinigen.
Verwijder vuil of stof met een zachte, droge en pluisvrije reinigingsdoek.
Voor het verwijderen van hardnekkige vlekken gebruikt u een zachte doek die u hebt
bevochtigd met water en een neutraal schoonmaakmiddel. Veeg hiermee de behuizing schoon.
Gebruik nooit was, alcohol, benzine, verdunner of andere chemische schoonmaakmiddelen. Hierdoor kan de behuizing beschadigd raken.

De projector opbergen

Volg de aanwijzingen hieronder als u de projector langere tijd wilt opbergen.
Zorg dat de temperatuur en de luchtvochtigheid van de opslagruimte binnen het
aanbevolen bereik voor de projector vallen. Zie "Specificaties" op pagina 76 of neem contact op met uw leverancier voor het bereik.
•Schuif de verstelvoetjes in.
Haal de batterijen uit de afstandsbediening.
Verpak de projector in de oorspronkelijke of een soortgelijke verpakking.

De projector vervoeren

Het verdient aanbeveling de projector in de oorspronkelijke of een gelijkwaardige verpakking te vervoeren.
Onderhoud 67

Informatie over de lamp

Het aantal lampuren onderzoeken

De gebruiksduur van de lamp (lampuren) wordt automatisch berekend door de ingebouwde timer als de projector wordt gebruikt. De equivalente gebruiksduur wordt als volgt berekend:
Equivalent aantal lampuren = 1 uur (gebruiksduur in de modus Economisch) + 4/3 uur (gebruiksduur in de modus Normaal)
Zie "Instelling Lampvermogen as Eco" hieronder voor meer informatie over de modus Eco.
Informatie over het aantal lampuur verkrijgen:
1. Druk op MENU en vervolgens op / totdat het menu Geavanceerde instellingen geselecteerd is.
2. Druk op om Lamp te selecteren en druk op ENTER. De pagina Lamp wordt geopend.
3. Selecteer Gebruiksduur van de lamp en druk op ENTER om de informatiepagina Gebruiksduur van de lamp weer te geven.
4. Sluit het menu af door op MENU te drukken.
Info over Rest. duur lamp:
Rest. duur lamp toont het percentage van de resterende levensduur van de lamp. Dit wordt als volgt berekend:
Restaantal = [1 - (Totaal aantal lampuren /4000)] x 100%
Geavanceerde instellingen
Lamp
Audio Patroon Hoogtemodus Wachtwoord Toetsenvergrendeling Instll. herstellen
Lamp
Lampvermogen Gebruiksduur van de lamp
Lamptimer herstellen
Gebruiksduur van de lamp
Normale gebruiksduur van de lamp Gebruiksduur van de lamp (eco) Rest. duur lamp
ENTER
Uit
EXIT TerugAnaloog RGB
Eco
ENTER
EXIT Terug
100uur 150uur
90%
EXIT Terug

De levensduur van de lamp verlengen

De projectielamp is een verbruiksitem dat ongeveer 3000-4000 uur meegaat bij normaal gebruik. Door de volgende instellingen in het OSD-menu te veranderen kunt u de levensduur van de lamp maximaliseren.
Instelling Lampvermogen as Eco
Als u de modus Eco gebruikt wordt het systeemgeluid en stroomverbruik verminderd met 20%. Als de modus Eco is geselecteerd wordt het licht verminderd en worden de geprojecteerde beelden donkerder.
Door de projector in de modus Eco te schakelen wordt ook de automatische uitschakelfunctie van de lamptimer hoger ingesteld. Stel de modus Eco in door naar het menu Geavanceerde instellingen > Lamp > Lampvermogen te gaan en op / te drukken.
Instelling Auto uit
Via deze functie wordt de projector automatisch uitgeschakeld als er na een ingestelde periode geen ingangssignaal is gedetecteerd.
Stel de modus Auto uit in door naar het menu Systeeminstellingen > Auto uit te gaan en op
/ te drukken De tijdsduur kan worden ingesteld van 5 t/m 30 minuten, in stappen van 5 minuten. Als de ingestelde tijdsduur niet overeenkomt met uw persoonlijke wensen, kies dan Uit. De projector wordt niet automatisch binnen een bepaalde periode uitgeschakeld.
68 Onderhoud
Systeeminstellingen
Taal Opstartscherm MyScreen Projectorpositie Inactief-timer
Auto uit
Slaaptimer Achtergrondkleur Menu-instellingen Invoerbron
Automatisch naar bron zoeken
Analoog RGB
Nederlands
BenQ
Vloer voorkant
Uit
Uit
Uit
Blauw
Aan
EXIT Terug

De timing van de lampvervanging

Als het waarschuwingslampje van de lamp rood oplicht of wanneer er een bericht in het scherm wordt weergegeven dat aangeeft dat u de lamp dient te vervangen, dient u een nieuwe lamp te installeren of met het apparaat naar uw leverancier te gaan. Een oude lamp kan storing in de projector veroorzaken. In sommige gevallen kan de lamp ontploffen.
De waarschuwingslampjes van de lamp en de temperatuur gaan branden als de lamp te heet wordt. Zet de stroom uit en laat de projector 45 minuten afkoelen. Wanneer deze waarschuwingslampjes nog steeds branden nadat de stroom weer is ingeschakeld, dient u contact op te nemen met uw leverancier. Zie "Indicatoren" op pagina 73 voor details.
De volgende lampwaarschuwingen worden weergegeven om u eraan te herinneren dat u de lamp dient te vervangen.
Status Bericht
De totale gebruiksduur van de lamp bedraagt meer dan 3000 uur. Installeer een nieuwe lamp voor optimale prestaties. Als de projector meestal de modus Eco gebruikt (zie "Het aantal lampuren
onderzoeken" op pagina 68), kunt u de projector
nog blijven gebruiken totdat de waarschuwing 3950 lampuur verschijnt.
Druk op ENTER om het bericht te negeren.
De totale gebruiksduur van de lamp bedraagt meer dan 3950 uur. Het wordt ten zeerste aanbevolen dat u de lamp vervangt. De lamp is een verbruiksartikel. De helderheid van de lamp vermindert na verloop van tijd. Dit is normaal. U kunt de lamp vervangen als de helderheid aanzienlijk is afgenomen. Als dit nog niet is gebeurd, moet u de lamp vervangen als deze 3950 uur in gebruik is geweest.
Druk op ENTER om het bericht te negeren. De totale gebruiksduur van de lamp bedraagt meer
dan 4000 uur. De lamp MOET worden vervangen voordat de projector opnieuw normaal functioneert.
Druk op ENTER om het bericht te negeren.
WAARSCHUWING
NOTICE: Lamp waarschuwing
Lamp > 3000hrs Projector stopt na 4000u
WAARSCHUWING
NOTICE: Lamp waarschuwing
Lamp > 3950hrs Projector stopt na 4000u
WAARSCHUWING
NOTICE: Vervang de lamp nu
Lamp > 4000hrs Levensduur lamp overschrede n Vervang de lamp
OK
OK
OK
Onderhoud 69

De lamp vervangen

Om het risico van een elektrische schok te vermijden, dient u altijd de projector uit te
schakelen en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact te verwijderen alvorens u de lamp gaat vervangen.
Om de kans op brandwonden te verkleinen, dient u de projector gedurende ten minste 45
minuten te laten afkoelen alvorens u de lamp vervangt.
Om de kans op verwondingen aan vingers of schade aan onderdelen binnen in de
projector te verkleinen, dient u voorzichtig te werk te gaan wanneer u lampglas verwijdert dat in scherpe stukjes uit elkaar is gespat.
Om de kans op verwondingen aan vingers en/of een slechtere beeldkwaliteit door
aanraking van de lens te verkleinen, mag u uw hand niet in de lege kast steken nadat de lamp is verwijderd.
Deze lamp bevat kwik. Gooi deze lamp bij het klein chemisch afval overeenkomstig de
toepasselijke lokale regelgeving.
1. Schakel het apparaat uit en trek de stekker van de projector uit het stopcontact. Als de
lamp heet is, laat u de lamp eerst ongeveer 45 minuten afkoelen om brandwonden te voorkomen.
2. Keer de projector om. Draai vervolgens de
schroeven van het lampdeksel los.
3. Verwijder het deksel.
Schakel de stroom nooit in wanneer het deksel van de lamp is verwijderd.
4. Draai de schroeven van de lamp los.
70 Onderhoud
5. Trek aan de handgreep zodat deze rechtop staat. Trek met de handgreep de lamp langzaam uit de projector.
Als u te snel trekt, kan de lamp breken waardoor
glasscherven in de projector terecht kunnen komen.
Plaats de lamp niet binnen het bereik van kinderen
of in de buurt van vloeistoffen en ontvlambare materialen.
Steek uw handen niet in de projector nadat de lamp
is verwijderd. Als u de optische onderdelen in de projector aanraakt, kan dat ongelijke kleurweergave en een vervormde projectie veroorzaken.
6. Houd de nieuwe lamp vast zoals weergegeven in de illustratie en plaats de twee aansluitingen van de lamp in de openingen van de projector. Plaats de lamp vervolgens volledig in de projector.
7. Draai de schroeven van de lamp weer vast.
Een losse schroef kan tot een slechte verbinding
leiden, met storingen tot gevolg.
Draai de schroef niet te vast.
8. Zorg dat de handgreep volledig vlak ligt en stevig op zijn plaats zit.
9. Plaats het lampdeksel terug.
10. Draai de schroeven van het deksel weer vast.
Een losse schroef kan tot een slechte verbinding
leiden, met storingen tot gevolg.
Draai de schroef niet te vast.
11. Start de projector opnieuw op.
Schakel de stroom nooit in wanneer het deksel van de lamp is verwijderd.
Onderhoud 71
Stelt de lamptimer in op nul.
12. Druk na het opstartlogo op MENU en druk vervolgens op / totdat het menu Geavanceerde instellingen is geselecteerd.
13. Druk op om Lamp te selecteren en druk op ENTER. De pagina Lamp wordt geopend.
14. Selecteer Lamptimer herstellen en druk op ENTER. Er verschijnt een waarschuwingsbericht waarin u wordt gevraagd de lamptimer te herstellen. Selecteer Reset en druk op ENTER. De lamptijd wordt op '0' gezet'.
Stel de gebruiksduur van de lamp niet op nul in wanneer de lamp niet is vervangen. Wanneer u dat wel doet, kan dat tot schade leiden.
Geavanceerde instellingen
Lamp
Audio Patroon Hoogtemodus Wachtwoord Toetsenvergrendeling Instll. herstellen
Lamp
Lampvermogen Gebruiksduur van de lamp
Lamptimer herstellen
WAARSCHUWING
Lamptimer herstellen?
Reset Annul.
ENTER
Uit
EXIT TerugAnaloog RGB
Normaal
ENTER
EXIT Terug
72 Onderhoud

Indicatoren

Lampje Status & beschrijving Power Temp Lamp
Oranje Oranje Oranje Oranje Rood Rood
Oranje Uit Uit
Knipperend
groen Groen Uit Uit
Knipperend
oranje
Uit Uit Rood
Oranje Uit Rood
Uit Rood Uit Uit Rood Rood Uit Rood Groen
Uit Rood Oranje Rood Rood Rood Rood Rood Groen Rood Rood Oranje
Groen Rood Rood Groen Rood Groen
Groen Rood Oranje Oranje Rood Rood Oranje Rood Groen Oranje Rood Oranje
Uit Groen Rood Uit Groen Oranje Uit Oranje Rood
Uit Uit
Uit Uit
De projector is zojuist aangesloten op een stopcontact.
Hoofdstroomschakelaar aan Stand-bymodus
Opstarten
Normale werking
De projector dient 90 seconden af te koelen omdat deze niet op de normale manier is afgesloten, zonder het normale afkoelproces.
De projector dient 90 seconden af te koelen nadat de stroom is uitgeschakeld.
De lamp is beschadigd. Neem contact op met de plaatselijke klantenservice van BenQ om een nieuwe lamp te kopen.
De lamp is niet correct aangesloten.
De lamp is beschadigd. Neem contact op met de plaatselijke klantenservice van BenQ om een nieuwe lamp te kopen.
De projector is automatisch afgesloten. Als u de projector opnieuw probeert te starten, wordt deze opnieuw afgesloten. Neem contact op met uw leverancier voor hulp.
Onderhoud 73

7. Problemen oplossen

U kunt de projector niet inschakelen.
Oorzaak Oplossing
Het netsnoer levert geen stroom.
De projector werd aangezet tijdens het afkoelen.
Geen beeld
Oorzaak Oplossing
De videobron is niet ingeschakeld of niet correct aangesloten. De projector is niet correct aangesloten op de invoerbron.
Het ingangssignaal is verkeerd geselecteerd.
De lensdop zit nog op de lens. Verwijder de lensdop.
Wazig b e eld
Oorzaak Oplossing
De projectielens is niet correct scherpgesteld. De projector en het scherm staan scheef. De lensdop zit nog op de lens. Verwijder de lensdop.
De afstandsbediening werkt niet
Oorzaak Oplossing
De batterijen zijn leeg. Vervang de batterijen. Er bevindt zich een voorwerp tussen de afstandsbediening en de projector.
U bevindt zich te ver van de projector.
Het waarschuwingslampje van de temperatuur knippert rood.
Oorzaak Oplossing
De interne temperatuur is te hoog of de ventilatoren functioneren niet.
Stop het ene uiteinde van het netsnoer in de netsnoeraansluiting op de projector en het andere uiteinde in het stopcontact. Zorg dat het stopcontact is ingeschakeld (indien van toepassing).
Wacht tot de projector volledig is afgekoeld.
Schakel de videobron in en controleer of de signaalkabel correct is aangesloten.
Controleer de aansluiting. Kies het juiste ingangssignaal met de knop
SOURCE op de projector of afstandsbediening.
Pas de scherpstelling van de lens aan met de focusring. Pas de projectiehoek, -richting en -hoogte van de projector aan indien nodig.
Verwijder het voorwerp. Ga niet verder dan 6 meter van de projector
staan.
Zet de projector uit en neem contact op met een bevoegd technicus voor verdere hulp. Zie
"Indicatoren" op pagina 73 voor details.
74 Problemen oplossen
Het op de computer geprojecteerde beeld is te groot voor het scherm of lijkt te zijn afgesneden
Oorzaak Oplossing
De resolutie van de computer komt niet overeen met die van de projector.
De externe beeldscherminstelling van de computer is vergrendeld op 640 x
480.
1. Controleer of de instellingen van horizontale positie en verticale positie correct zijn in het menu Weergave > Positie.
2. hetzelfde in als de eigen resolutie van de projector (1280 x 768 voor SP830/ SP831). Als deze optie niet beschikbaar is, kies dan een van de compatibele in
"Ondersteunde timing voor pc-ingang (ook DVI-I)" op pagina 77.
3. Ga na of uw presentatiebestanden voor een andere resolutie zijn gemaakt.
Mijn Windows Media Player-programma werkt uitstekend op mijn computer, maar het filmscherm is donker op mijn projector, terwijl de Media Player­toepassingen correct worden weergegeven
Oorzaak Oplossing
Wijzig de beeldscherminstellingen. Klik op Start > Configuratiescherm > Weergave > Instellingen > Geavanceerd > Weergave. Zie
de handleiding van uw computer voor Het externe beeldscherm van de computer is ingesteld als secondair beeldscherm.
informatie als u via de bovengenoemde
instructies de beeldscherminstellingen niet
kunt vinden. Stel de CRT-monitor in op
Primary (Primair) en het notebookscherm op
Secondary (Secondair). U ziet het filmscherm
op het projectorbeeld, terwijl het filmscherm
van het notebook donker is.
De muisfunctie op afstand werkt niet.
Oorzaak Oplossing
Controleer de aansluiting. Zie "Een computer
aansluiten" op pagina 23 voor details.
De USB-kabel is niet correct op de projector of de computer aangesloten.
Als het nog steeds niet werkt, controleer dan
het stuurprogramma van de muis. Zie de
documentatie bij de muis voor meer
informatie.
Het beeld bevat strepen of ruis.
Oorzaak Oplossing
U gebruikt een computerkabel die langer is dan 2 meter (6 voet) of een verlengsnoer.
De computer- en videokabels storen elkaar.
Gebruik een signaalkabel van normale lengte
en gebruik geen verlengsnoeren.
Houd de computer- en videokabels zoveel
mogelijk bij elkaar uit de buurt om storing
tegen te gaan.
Problemen oplossen 75

8. Specificaties

Projectorspecificaties

Alle specificaties kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Optische specificaties
Resolutie
1280 x 768 WXGA
We er g av e sy s te e m
1-CHIP DMD
Lens F/waarde
F=2,4 tot 2,58, f= 22,32 tot 26,06 mm
Lamp
Lamp van 300 W
Elektrische specificaties
Stroomtoevoer
100–240 V AC, 1,5 – 3,2 A, 50/-60 Hz
(automatisch)
Stroomverbruik
450 W (max); 1,5 W (stand-by)
Mechanische specificaties
Gewicht
4,5 kg (10 lbs)
Uitgangen
RGB-uitgang
D-Sub 15-pins (contrastekker) x 1
Audio-uitgang
RCA audio jack (L/R)
Luidspreker
(Stereo) 2 watt x 2
Bediening
Usb-seriële besturing
Type mi ni B
RS-232 seriële besturing
Mini Din 8 pin x 1
Ingangen
Computeringang
RGB-ingang
D-Sub 15-pins (contrastekker) x 1
DVI-I-ingang
RJ-45 x 1
Videosignaalingang
S-VIDEO
Mini DIN 4-pin poort x 1
VIDEO
RCA jack x 1
SD/HDTV-signaalingang
Analoog - Component RCA jack x 3
Digitale - DVI (HDCP-ondersteuning)
Audiosignaalingang
Audio-inga ng
Pc-audiojack
voor D-Sub, DVI (HDCP) signalen
RCA audio jack (L/R)
voor Video, S-Video, Component signalen
Omgevingsfactoren
Bedrijfstemperatuur
0°C–40°C op zeeniveau
Relatieve vochtigheid in bedrijf
10% - 90% (zonder condens)
Bedrijfshoogte
0 – 1499m bij 0°C – 35 °C 1500–3000 m bij 0°C–30°C (met Hoogtemodus aan)
76 Specificaties

Timing-diagram

Ondersteunde timing voor pc-ingang (ook DVI-I)
Horizontale
Resolutie
frequentie (kHz)
720 x 400 31.469 70.087 28.3221 720 x 400_70
31.469 59.940 25.175 VGA_60
640 x 480
37.861 72.809 31.500 VGA_72
37.500 75.000 31.500 VGA_75
43.269 85.008 36.000 VGA_85
37.879 60.317 40.000 SVGA_60
800 x 600
48.077 72.188 50.000 SVGA_72
46.875 75.000 49.500 SVGA_75
53.674 85.061 56.250 SVGA_85
48.363 60.004 65.000 XGA_60
1024 x 768
56.476 70.069 75.000 XGA_70
60.023 75.029 78.750 XGA_75
68.667 84.997 94.500 XGA_85
1280 x 768 47.776 59.87 79.5 WXGA_60
63.981 60.020 108.000 SXGA_60
1280 x 1024
79.976 75.025 135.000 SXGA_75
*91.146 *85.024 *157.500 *SXGA_85
1280 x 960
60.000 60.000 108 1280 x 960_60
85.938 85.002 148.500 1280 x 960_85
55.935 59.887 106.500 WXGA+_60
1440 x 900
70.635 74.984 136.750 WXGA+_75
*80.430 *84.842 *157.000 *WXGA+_85
1400 x 1050
65.317 59.978 121.750 SXGA+_60
*82.278 *74.867 *156.000 *SXGA+_75
1680 x 1050 65.290 59.954 146.250 Vista
**1600 x 1200 75.000 60.000 162.000 UXGA
15.75 60 13.51 480i
31.47 60 27 480p
15.63 50 13.5000 576i
VIDEO
(HDCP)
(Alleen voor DVI-
D ingang)
31.25 50 27.000 576p
45.00 60 74.25 720p_60
37.50 50 74.25 720p_50
33.75 60 74.25 1035i
67.5 60 148.5 1035p
33.75 60 74.25 1080i_60
28.13 50 74.25 1080i_50
67.5 60 148.5 1080p
* geeft aan dat de timing wellicht niet wordt ondersteund op DVI-A of DVI-D ingangssignalen. ** geeft aan dat de timing wellicht niet wordt ondersteund op het DVI-D ingangssignaal of bij
gesplitst scherm.
Verticale frequentie (Hz)
Pixelfrequentie (MHz)
Modus
Specificaties 77
Ondersteunde timing voor Component Video -ingang
Signaalformaat
480i (525i) bij 60 Hz 15.73 59.94
480p (525p) bij 60 Hz 31.47 59.94
576i (625i) bij 50 Hz 15.63 50.00 576p (625p) bij 50 Hz 31.25 50.00 720p (750p) bij 60 Hz 45.00 60.00 720p (750p) bij 50 Hz 37.50 50.00
1080i (1125i) bij 60 Hz 33.75 60.00 1080i (1125i) bij 50 Hz 28.13 50.00
1080p@60Hz 67.5 60.00
Horizontale frequentie (kHz)
Verticale frequentie (Hz)
Ondersteunde timing voor video- en S-Video-ingang
Videomodus
NTSC 15.73 60 3.58
PAL 15.63 50 4.43
SECAM 15.63 50 4,25 of 4,41
PAL-M 15.73 60 3.58
PAL-N 15.63 50 3.58
PAL-60 15.73 60 4.43
NTSC4.43 15.73 60 4.43
Horizontale frequentie (kHz)
Verticale frequentie (Hz)

Afmetingen

277 mm (B) x 115 mm (H) x 375 mm (D)
Frequentie kleursubdrager (MHz)
Eenheid: mm
78 Specificaties
277
115
375
96.5
72.1

9. Informatie over garantie en auteursrechten

Beperkte garantie
De garantie van BenQ voor dit product heeft betrekking op productie- en materiaalfouten die zich bij normaal gebruik van het apparaat manifesteren.
Wanneer u een beroep wilt doen op de garantie, dient u een geldig aankoopbewijs te kunnen overleggen. Wanneer dit product tijdens de garantieperiode defect raakt, is BenQ alleen verplicht de defecte onderdelen te vervangen (inclusief arbeidsloon). Om in geval van een defect reparatie- of servicewerkzaamheden te laten uitvoeren die onder de garantie vallen, dient u zich zo snel mogelijk te wenden tot de leverancier bij wie u het product hebt gekocht.
Belangrijk: De bovenstaande garantie vervalt wanneer de klant heeft nagelaten het product te gebruiken overeenkomstig de schriftelijke instructies van BenQ, in het bijzonder de instructies inzake de gebruiksomstandigheden. De vochtigheid moet tussen 10% en 90% liggen, de temperatuur tussen 0°C en 40°C en de projector mag niet worden gebruikt op stoffige plaatsen of op plaatsen hoger dan 3048m. Deze garantie verleent de koper van het apparaat bepaalde rechten, evenals het zogenaamde consumentenrecht, dat echter per land kan verschillen.
Ga voor meer informatie naar www.BenQ.com
Copyright
Copyright © 2007 by BenQ Corporation. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd, verzonden, opgeslagen in een zoeksysteem of vertaald in een andere taal of computertaal, onder geen enkele vorm en op geen enkele wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, magnetisch, optisch, chemisch, handmatig of op andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van BenQ Corporation.
*DLP, Digital Micromirror Device en DMD zijn handelsmerken van Texas Instruments. Andere merk- en productnamen zijn eigendom van de respectieve bedrijven of organisaties.
.
Aansprakelijkheid
BenQ Corporation is niet aansprakelijk en geeft geen garanties, uitdrukkelijk noch stilzwijgend, ten aanzien van de inhoud van deze publicatie en wijst alle garanties van verkoopbaarheid of geschiktheid voor een bepaald doel af. BenQ Corporation behoudt zich het recht voor deze publicatie te herzien en de inhoud ervan van tijd tot tijd te wijzigen zonder dat BenQ Corporation enige verplichting heeft enige persoon mededeling van die herzieningen of wijzigingen te doen.
Informatie over garantie en auteursrechten 79

10. Voorschriften

FCC-verklaring
KLASSE B: Deze apparatuur genereert en gebruikt radiofrequentie-energie en kan deze uitstralen en kan, indien niet geïnstalleerd en gebruikt volgens de instructies, schadelijke interferentie van radiocommunicatie veroorzaken. Er is echter geen garantie dat er geen interferentie zal optreden in specifieke installaties. Als deze apparatuur schadelijke interferentie aan radio- of televisieontvangst veroorzaakt, wat kan worden vastgesteld door de apparatuur in en uit te schakelen, kan de gebruiker proberen de interferentie met behulp van een of meer van de volgende maatregelen te corrigeren:
— Richt de ontvangstantenne anders of verplaats deze. — Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvanger. — Sluit de apparatuur aan op een stopcontact dat tot een ander circuit behoort dan dat
van de ontvanger.
— Raadpleeg de leverancier of een ervaren radio-/televisiemonteur.
EU-verklaring
Dit apparaat is getest op conformiteit met richtlijn 89/336/EEG (Europese Economische Gemeenschap) voor EMC (elektromagnetische compatibiliteit) en voldoet aan de eisen die deze richtlijn stelt.
MIC-verklaring
Klasse B-apparatuur (apparatuur voor privé-informatie/telecommunicatie)
Dit apparaat heeft de EMC-registratie voor privé-doeleinden doorlopen en kan overal worden gebruikt; ook in woonwijken.
WEEE-richtlijn
Regels betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur voor gebruikers van particuliere huishoudens.
Dit symbool geeft aan dat het product niet met het huishoudelijke afval kan worden aangeboden. U moet uw afgedankte apparatuur inleveren bij de diensten die de terugname en het recyclen van elektrische en elektronische apparatuur organiseren. Neem voor meer informatie over het recyclen van deze apparatuur contact op met de plaatselijke autoriteiten, de winkel waar u het apparaat hebt gekocht of uw afvaldienst. Door het recyclen van de materialen worden natuurlijke hulpbronnen behouden en helpt u het milieu en de volksgezondheid te beschermen.
80 Voorschriften
Loading...