BenQ SP830, SP831 User Manual [nl]

SP830/SP831 Digitale projector Gebruikershandleiding
Welkom

Inhoud

Belangrijke veiligheidsinstructies ............................. 5
Inleiding..................................................................... 9
Kenmerken van de projector ...............................................9
Buitenkant van de projector...............................................11
Bedieningselementen en functies .......................................12
De projector positioneren....................................... 17
Het kiezen van een plek .....................................................17
De gewenste geprojecteerde beeldgrootte verkrijgen........18
Aansluiting............................................................... 23
Een computer aansluiten ...................................................23
Videoapparaten aansluiten.................................................25
Audioapparaten aansluiten.................................................29
Standaardaccessoires ....................................................................................10
Optionele accessoires ................................................................................... 10
Projector .......................................................................................................12
Afstandsbediening......................................................................................... 13
De positie van de projector bij een bepaalde schermgrootte bepalen ....... 18
De aanbevolen schermgrootte voor een bepaalde afstand bepalen ........... 19
Projectieafmetingen ...................................................................................... 20
Bediening ................................................................. 30
De menu's gebruiken ..........................................................31
Een veiligheidskabelslot gebruiken .............................................................32
De wachtwoordbeveiliging gebruiken ......................................................... 32
Schakelen tussen ingangssignalen ......................................35
Het geprojecteerde beeld aanpassen ..................................36
De projectiehoek aanpassen ........................................................................36
Het beeld automatisch aanpassen ...............................................................36
Het beeldformaat en de helderheid fijn afstellen ........................................36
Vervorming van het beeld corrigeren ..........................................................37
De beeldverhouding kiezen ................................................39
Inhoud2
Vergroten en details zoeken in het
geprojecteerde beeld.......................................................... 41
Een beeldmodus selecteren ................................................ 42
De beeldkwaliteit fijner afstemmen................................... 45
Geavanceerde aanpassing van beeldkwaliteit.................... 46
Gebruik op grote hoogte .................................................... 50
Het beeld verbergen ........................................................... 50
Meer dan één beeldsignaal tegelijk
weergeven........................................................................... 51
Het scherm splitsen ..................................................................................... 51
PIP (Picture In Picture) gebruiken .............................................................. 52
Uw eigen startscherm maken............................................. 54
Het weergavemenu van de projector personaliseren ....... 54
Het geluid aanpassen.......................................................... 55
Door pagina's scrollen vanaf de afstandsbediening ......... 56
Het beeld stilzetten ............................................................ 56
Besturingstoetsen blokkeren ............................................. 56
De projector uitschakelen .................................................. 57
Menubewerkingen.............................................................. 58
Menusysteem ............................................................................................... 58
Beeld -- Basis menu ...................................................................................... 61
Beeld -- Geavanceerd menu ......................................................................... 62
Weergave menu ............................................................................................ 63
Systeeminstellingen menu ........................................................................... 64
Geavanceerde instellingen menu ................................................................. 65
Informatie menu........................................................................................... 66
Onderhoud ............................................................... 67
Onderhoud van de projector ............................................ 67
De lens reinigen ........................................................................................... 67
De projectorbehuizing reinigen .................................................................. 67
De projector opbergen ................................................................................. 67
De projector vervoeren ................................................................................ 67
Informatie over de lamp .................................................... 68
Het aantal lampuren onderzoeken ............................................................. 68
De levensduur van de lamp verlengen ........................................................ 68
De timing van de lampvervanging............................................................... 69
De lamp vervangen ....................................................................................... 70
Indicatoren.................................................................................................... 73
Problemen oplossen................................................. 74
Inhoud 3
Specificaties.............................................................. 76
Projectorspecificaties .........................................................76
Timing-diagram..................................................................77
Afmetingen .........................................................................78
Informatie over garantie en auteursrechten........... 79
Voorschriften........................................................... 80
Inhoud4

1. Belangrijke veiligheidsinstructies

De BenQ-projector is ontwikkeld en getest volgens de nieuwste veiligheidsstandaards voor IT-apparatuur. Voor een veilig gebruik van dit product dient u echter de instructies in deze handleiding en op de verpakking van het product nauwkeurig op te volgen.
Veiligheidsinstructies
1. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u de projector gaat gebruiken. Bewaar de handleiding voor toekomstig gebruik.
2. Kijk tijdens het projecteren niet rechtstreeks in de lens van de projector.De sterke lichtstraal kan uw ogen beschadigen.
4. Zorg er altijd voor dat de lenssluiter is geopend of de lensdop is verwijderd wanneer de projectorlamp brandt.
5. In sommige landen is de netspanning ongelijkmatig. Hoewel deze projector normaal werkt bij een netspanning van 100 tot 240 V (wisselstroom), kan het apparaat uitvallen wanneer zich een stroomstoring of een spanningspiek van ±10 V voordoet. In gebieden waar dit risico hoog is, is het raadzaam de projector aan te sluiten op een spanningsstabilisator, piekbeveiliging of UPS-systeem (Uninterruptible Power Supply).
3. Laat reparatie- of onderhoudswerkzaamheden over aan een bevoegd technicus.
6. Plaats geen voorwerpen voor de projectielens als de projector wordt gebruikt. De voorwerpen kunnen heet worden en daardoor vervormd raken of vlam vatten. Druk op BLANK op de projector of op de afstandsbediening om de lamp tijdelijk uit te schakelen.
Belangrijke veiligheidsinstructies 5
Veiligheidsinstructies (vervolg)
7. De lamp wordt erg heet tijdens het gebruik. Laat de projector ongeveer 45 minuten afkoelen voordat u de lamp vervangt.
10. Plaats dit product nooit op een onstabiele ondergrond. Het product kan dan vallen en ernstig worden beschadigd.
8. Gebruik de lamp niet langer dan de voorgeschreven levensduur. Als u de lamp toch langer gebruikt, kan deze in zeldzame gevallen breken.
9. Zorg dat de stekker van de projector uit het stopcontact is verwijderd voordat u de lamp of elektronische onderdelen vervangt.
11. Open deze projector niet zelf. De onderdelen van het apparaat staan onder hoge spanning die levensgevaarlijk is. Het enige onderdeel dat u mag vervangen, is de lamp met het deksel. U mag nooit andere onderdelen losmaken of verwijderen. Laat reparaties uitsluitend over aan gekwalificeerde professionele reparateurs.
12. Wanneer u de projector gebruikt, neemt u mogelijk warme lucht en een bepaalde geur waar bij het ventilatierooster. Dit is een normaal verschijnsel.
6 Belangrijke veilighe idsinstructies
Veiligh eidsinstructies (vervolg)
13. Plaats de projector niet in de volgende ruimtes.
- Slecht geventileerde of gesloten ruimtes. Zorg dat de projector ten minste 50 cm van de muur staat en laat voldoende ruimte vrij rondom de projector.
- Plaatsen waar de temperatuur extreem hoog kan oplopen, zoals in een auto met gesloten ramen.
- Erg vochtige, stoffige of rokerige plaatsen die optische componenten mogelijk aantasten. Dit verkort de levensduur van de projector en verdonkert het beeld.
- Plaatsen in de buurt van een brandalarm.
- Plaatsen met een omgevingstemperatuur van meer dan 35°C / 95ºF.
- Plaatsen die hoger zijn dan 1500 m / 4920 voet.
14. Blokkeer het ventilatierooster niet.
- Plaats deze projector niet op een deken, beddengoed of op een ander zacht oppervlak.
- Bedek deze projector niet met een doek of met andere voorwerpen.
- Plaats geen ontvlambare stoffen in de buurt van de projector.
Als het ventilatierooster niet vrij wordt gehouden, kan er door oververhitting in de projector brand ontstaan.
15. Plaats de projector tijdens gebruik altijd op een stabiel en niet hellend oppervlak.
- Maak geen gebruik van de projector als deze gekanteld staat in een hoek van meer dan 40 graden (links naar rechts) of in een hoek van meer dan 35 graden (voor naar achter). Als u de projector gebruikt wanneer deze niet volledig horizontaal staat, werkt deze mogelijk niet optimaal of kan de lamp beschadigd raken.
1500
meter
/ 4920
voet
Belangrijke veiligheidsinstructies 7
Veiligheidsinstructies (vervolg)
16. Plaats de projector niet verticaal. De projector kan dan vallen en letsel veroorzaken of beschadigd raken.
17. Trap niet op de projector of leg er geen voorwerpen op. Dit kan niet alleen schade aan de projector veroorzaken, maar kan ook leiden tot ongevallen en mogelijk letsel.
18. Plaats geen vloeistoffen in de buurt van of op de projector. Als er vloeistof in de projector wordt gemorst, werkt deze mogelijk niet meer. Haal in dit geval de stekker uit het stopcontact en laat een BenQ-onderhoudstechnicus de projector controleren.
19. Dit product kan beelden omgekeerd weergeven, zodat plafondmontage mogelijk is.
Gebruik alleen de plafondmontageset van BenQ en zorg dat de projector stevig vastzit.
Montage van de projector op het plafond
Voor een probleemloze werking van de projector is ook veiligheid van groot belang. Neem de volgende veiligheidsvoorschriften in acht om schade en lichamelijk letsel te voorkomen.
Als u de projector tegen het plafond wilt bevestigen, is het raadzaam de plafondmontageset voor BenQ-projectoren te gebruiken voor een veilige en stevige montage.
Als u een montageset van een ander merk gebruikt, bestaat het gevaar dat de projector naar beneden valt omdat het apparaat met de verkeerde schroeven is bevestigd.
U kunt de plafondmontageset voor BenQ­projectoren kopen bij de leverancier van uw projector. Het verdient ook aanbeveling een aparte veiligheidskabel aan te schaffen die compatibel is met het Kensington-slot. Maak deze kabel vast aan de sleuf voor het Kensington-slot op de projector en aan de houder. Wanneer de projector loskomt van de houder, blijft het apparaat toch veilig zitten.
8 Belangrijke veilighe idsinstructies

2. Inleiding

Kenmerken van de projector

De projector combineert krachtige optische projectiemogelijkheden met een gebruikersvriendelijk ontwerp dat betrouwbaarheid en gebruiksgemak garandeert.
De projector heeft de volgende kenmerken.
Met Scherm splitsen en PIP kunnen twee ingangssignalen tegelijkertijd worden weergegeven
Instelbare wachtwoordbeveiliging
Off and Go-functie, waarmee gebruikers de stekker van de projector onmiddellijk na het uitschakelen van de projector uit het stopcontact kunnen halen
Tot 9 vooraf ingestelde beeldstanden, zodat u verschillende opties hebt voor verschillende projectiedoeleinden
Optionele Signal Shuttle module waarmee twee pc-signalen tegelijkertijd kunnen worden weergegeven
Optionele bevestigbare lens biedt meer projectieformaatopties
Kwalitatief hoogwaardige handmatige zoomlens
Automatisch de beste beeldkwaliteit met één druk op een knop
Digitale keystone-correctie in twee richtingen om vervormde beelden te corrigeren
Correctie van puntvervorming en gebogen vervorming
Een brede reeks ingangen voor de aansluiting van pc- en av-apparatuur
Paneeltoetsblokkering die het per ongeluk veranderen van de projectorinstellingen tegengaat
Instelbare kleurbalansregeling voor weergave van gegevens/videobeelden
Projectielamp met een zeer hoge helderheid
Weergave van 1,07 miljard kleuren
•Meertalige schermmenu's (OSD)
Schakelen tussen de modi Normaal en Economisch om het stroomverbruik te verminderen
Ingebouwde luidspreker voor stereogeluid bij gebruik van een audio-ingang
Krachtige AV-functie voor kwalitatief hoogwaardig videobeeld
Compatibel met Component HDTV
De helderheid van het geprojecteerde beeld is afhankelijk van het omgevingslicht en de instellingen voor contrast en helderheid van de geselecteerde ingangsbron, én van de afstand tot het scherm.
De helderheid van de lamp neemt na verloop van tijd af en verschilt per fabrikant. Dit is normaal.
Inleiding 9

Inhoud van de verpakking

Bij de projector worden de kabels geleverd die nodig zijn om het apparaat op een pc of op videoapparatuur aan te sluiten. Pak alles voorzichtig uit en controleer of u alle onderstaande items hebt. Als items ontbreken neemt u contact op met uw verkoper of controleer online de nieuwste lijst met accessoires op www.BenQ.com.

Standaardaccessoires

De meegeleverde accessoires zijn geschikt voor uw regio, maar verschillen mogelijk van die in de afbeeldingen.
Projector Afstandsbediening en twee
Veiligheidsgids Snelgids Gebruikershandleiding
VGA-kabel Netsnoer D-sub DVI-kabel

Optionele accessoires

1. Macintosh-adapter
2. Reservelamp
3. Plafondmontageset
4. Bevestigbare lens
5. Presentation Plus
6. RS232-aansluiting
batterijen (AAA-type)
(AU) (EU) (UK) (US)
7. Signal shuttle
8. S-Video-kabel
9. DVI-kabel
10. USB-kabel
11. Pc-audiokabel
Cd met
gebruikershandleiding in
meerdere talen
of
DVI naar VGA adapter
10 Inleiding

Buitenkant van de projector

Voorkant/bovenkant
1
2
3
Achter/onderkant
14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
9
10
11
12
13
1. Verstelbare voet
2. Projectielens
3. Lensdop
4. Extern besturingspaneel
4 5
6
7
(Zie pagina’s 12-13 voor details.)
5. Focusring en zoomring
6. Ventilatie (voor koele lucht)
7. IR-sensor afstandsbediening voorkant
8. Snelverstellerknop
9. Aansluiting netsnoer
8
10. Hoofdstroomschakelaar
1
11. Luidsprekerrooster
12. Gaten voor plafondmontage
13. Lampdeksel
14. RS232-beheerpoort
15. IR-sensor afstandsbediening achterkant
16. Aansluiting voor kabel van afstandsbediening
17. Video/Audio (L/R) ingangen
18. Component video (YPbPr/ YCbCr ) signaal/Audio ( L/R )
25
ingang
19. S-Video/Audio (L/R) ingangen
20. USB-aansluiting
26
21. RJ-45/Audio-ingangen
11
12
(alleen te gebruiken met de optionele Signal Shuttlemodule)
22. DVI-I signaal/PC Audio­ingangen
23. D-Sub (RGB) signaal/PC Audio-ingang en
24. D-Sub (RGB) signaal/Audio (L/R) uitgangen
25. Ventilatie (warme lucht uit)
26. Sleuf voor Kensington­vergrendeling
Inleiding 11

Bedieningselementen en functies

Projector

1 2
3 4
5 6 7 8
1. Focusring Hiermee past u de scherpstelling van het geprojecteerde beeld aan. Zie "Het
beeldformaat en de helderheid fijn afstellen" op pagina 36 voor details.
2. Zoomring Hiermee past u de grootte van het beeld
aan. Zie "Het beeldformaat en de
helderheid fijn afstellen" op pagina 36
voor details.
3. POWER (Aan/uit –lichtje) Brandt of knippert als de projector
wordt gebruikt. Zie "Indicatoren" op
pagina 73 voor details.
4. MENU Hiermee schakelt u het schermmenu (OSD) in. Als het OSD-menu is geactiveerd, verlaat en bewaart dit de menu-instellingen. Zie "De menu's
gebruiken" op pagina 31 voor details.
I
I
5. Aan/uit
Hiermee zet u de projector stand-by of schakelt u deze in.
Zie "De projector opstarten" op pagina
30 en "De projector uitschakelen" op pagina 57 voor details.
9
10 11
12
13 14
6. MODE Afhankelijk van het geselecteerde ingangssignaal wordt er een beschikbare beeldinstellingstand geselecteerd. Zie
"Beeldmodus" op pagina 61 voor
details.
7. SOURCE Geeft de bronselectiebalk weer en voert
selecties uit. Zie "Schakelen tussen
ingangssignalen" op pagina 35 voor
details.
8. AUTO Hiermee worden automatisch de beste
beeldtiminginstellingen bepaald voor het weergegeven beeld. Zie "Het beeld automatisch aanpassen"
op pagina 36 voor details.
9. TEMP (Waarschuwingslampje voor TEMPeratuur) Licht op als de temperatuur van de projector te hoog wordt. Zie
"Indicatoren" op pagina 73 voor details.
12 Inleiding
10. Lamp (Waarschuwingslampje voor de LAMP)
Geeft de lampstatus aan. Licht op als er een probleem is met de lamp. Zie
"Indicatoren" op pagina 73 voor
details.
11. EXIT Hiermee gaat u terug naar vorige OSD-
menu’s, sluit u het menu en slaat u de menu-instellingen op. Zie "De menu's
gebruiken" op pagina 31 voor details.
12. Keystone/Pijltoetsen ( / , / ) Scherm splitsen/Pijltoetsen ( / ,
/) Hiermee corrigeert u handmatig de vervormde beelden die door de projectiehoek worden veroorzaakt. Schakelt de functie Scherm splitsen in of uit. Als het OSD-menu is geactiveerd, functioneren de knoppen als richtingspijlen om de gewenste menuopties te selecteren en de instellingen te wijzigen. Zie "Vervorming van het beeld
corrigeren" op pagina 37, "Meer dan
één beeldsignaal tegelijk weergeven" op pagina 51 en "De menu's gebruiken"
op pagina 31 voor details.
13. BLANK Hiermee kunt u de schermafbeelding verbergen. Zie "Het beeld verbergen"
op pagina 50 voor details.
14. ENTER Hiermee opent u het geselecteerde
menu-item in het schermmenu. Zie
"De menu's gebruiken" op pagina 31
voor details.

Afstandsbediening

1 2
3 4
5
4
6
7
8
9
10
11 12
13
I
I
1. Aan/uit Hiermee zet u de projector stand-by of
schakelt u deze in. Zie "De projector opstarten" op pagina
30 en "De projector uitschakelen" op pagina 57 voor details.
2. ASPECT Hiermee selecteert u de
beeldverhouding. Zie "De
beeldverhouding kiezen" op pagina 39
voor details.
14
15
16
17
18
4
19
4
20
21 22
23
Inleiding 13
3. SOURCE Geeft de ingangselectiebalk weer. Zie
"Schakelen tussen ingangssignalen" op pagina 35 voor details.
4. Keystone/Pijltoetsen ( / , / ,
/, /) Hiermee corrigeert u handmatig de vervormde beelden die door de projectiehoek worden veroorzaakt. Als het OSD-menu is geactiveerd, functioneren de knoppen als richtingspijlen om de gewenste menuopties te selecteren en de instellingen te wijzigen. Zie "Vervorming van het beeld
corrigeren" op pagina 37 en "De menu's gebruiken" op pagina 31 voor
details.
5. MENU Hiermee schakelt u het schermmenu
(OSD) in. Als het OSD-menu is geactiveerd, verlaat en bewaart dit de menu-instellingen. Zie "De menu's
gebruiken" op pagina 31 voor details.
6. AUTO Hiermee worden automatisch de beste beeldtiminginstellingen bepaald voor het weergegeven beeld. Zie "Het beeld
automatisch aanpassen" op pagina 36
voor details.
7. ENTER Hiermee opent u het geselecteerde
menu-item in het schermmenu. Zie
"De menu's gebruiken" op pagina 31
voor details.
8. SPLIT SCREEN (ON/OFF) Schakelt de functie Scherm splitsen in
of uit. Zie "Het scherm splitsen" op
pagina 51 voor details.
9. CAPTURE Hiermee slaat u het geprojecteerde beeld op als startscherm. Zie "Uw eigen
startscherm maken" op pagina 54 voor
details.
10. WIRELESS (Deze functie is niet beschikbaar op de
SP830/S831.)
11. MUTE Hiermee schakelt u het geluid in en uit.
12. PIP Hiermee schakelt u het venster Picture
In Picture (PIP) in of uit. Zie "PIP
(Picture In Picture) gebruiken" op pagina 52 voor details.
13. AUDIO Geeft het Audio-menu weer. Zie "Het
geluid aanpassen" op pagina 55 voor
details.
14. Indicatielampje Brandt of knippert rood als u op een
knop op de afstandsbediening drukt.
15. MODE Afhankelijk van het geselecteerde
ingangssignaal wordt er een beschikbare beeldinstellingstand geselecteerd. Zie "Een beeldmodus
selecteren" op pagina 42 voor details.
16. FREEZE
Als op FREEZE wordt gedrukt, wordt het beeld stilgezet. Zie "Het beeld
stilzetten" op pagina 56 voor details.
17. KEY LOCK Blokkeert de toetsen op de projector en
afstandsbediening met uitzondering van LASER en EXIT. Zie
"Besturingstoetsen blokkeren" op pagina 56 voor details.
18. EXIT Hiermee gaat u terug naar vorige OSD-
menu’s, sluit u het menu en slaat u de menu-instellingen op. Zie "De menu's
gebruiken" op pagina 31
19. BLANK Hiermee kunt u de schermafbeelding verbergen. Zie "Het beeld verbergen"
op pagina 50 voor details.
voor details.
14 Inleiding
20. LASER Hiermee laat u een zichtbaar
laseraanwijzerlampje branden waarmee presentaties kunnen worden uitgevoerd. Zie "De LASER aanwijzer gebruiken" rechterzijde voor details.
21. PAGE
(UP) en PAGE (DOWN)
Hiermee kunt u een softwareprogramma (op een aangesloten pc) bedienen dat reageert op opdrachten voor pagina omhoog/omlaag (bijvoorbeeld Microsoft PowerPoint). Zie "Door pagina's scrollen
vanaf de afstandsbediening" op pagina 56
voor details.
22. DIGITAL ZOOM toetsen (+, -) Hiermee vergroot of verkleint u het
geprojecteerde beeld. Zie "Vergroten en
details zoeken in het geprojecteerde beeld" op pagina 41 voor details.
23. Ingangselectietoetsen (DVI, D-SUB, VIDEO, COMP., S-VIDEO) Selecteer het corresponderende ingangssignaal voor weergave. Zie
"Schakelen tussen ingangssignalen" op pagina 35 voor details.
DVI selecteert alleen DVI-D-signaal.
De LASER aanwijzer gebruiken
De LASER-aanwijzer is een hulpmiddel tijdens presentaties voor professionele gebruikers. Als u erop drukt, zendt de aanwijzer rood licht uit en licht het lampje rood op.
De laserstraal is zichtbaar. Houd LASER ingedrukt voor een continu lasersignaal.
Kijk niet rechtstreeks naar het venster van de laserstraal en richt de laserstraal niet op
anderen of op uzelf. Raadpleeg de waarschuwingen op de achterkant van de afstandsbediening en de bijgevoegde gebruikersinformatie voordat u de laseraanwijzer gebruikt.
De laseraanwijzer is geen speelgoed. Ouders dienen bedachtzaam om te gaan met de gevaren van laserenergie en de afstandsbediening buiten het bereik van kinderen te houden.
De afstandsbediening aansluiten via een kabel
Aan de voorkant van de afstandsbediening zit een aansluiting waarmee het via een 2,5mm mini-jackkabel op de projector kan worden aangesloten. Hierdoor kunt u de afstandsbediening makkelijk vinden omdat deze dan verbonden is met de projector en niet verder weg ligt dan de lengte van de kabel.
Inleiding 15
Bereik van de afstandsbediening
º
De IR-sensoren (infrarood) van de afstandsbediening bevinden zich op de voor­en achterkant van de projector. Houd de afstandsbediening onder een hoek van maximaal 30 graden ten opzichte van de IR­sensoren van de afstandsbediening op de projector. De afstand tussen de afstandsbediening en de sensoren mag niet meer dan 6 meter bedragen.
Zorg dat niets de infraroodstraal tussen de afstandsbediening en de IR-sensoren op de projector blokkeert.
De projector bedienen via de voorkant
5
1
r
e
e
v
e
g
n
O
De projector bedienen via de achterkant
º
5
1
r
e
e
v
e
g
n
O
De batterijen in de afstandsbediening plaatsen
1. U opent het klepje van het batterijcompartiment door de afstandsbediening om te draaien, op het klepje te drukken en dit in de richting van de pijl open te schuiven zoals staat afgebeeld. Het klepje schuift open.
2. Verwijder de batterijen (indien nodig) en installeer twee nieuwe AAA-batterijen. Let erop dat u de polen in de juiste richting plaatst (aangegeven in het batterijcompartiment). Plus (+) naar plus en min (-) naar min.
3. Leg het klepje gelijk met de opening en schuif het terug over de opening. Stop als het deksel vastklikt.
Leg de afstandsbediening en de batterijen niet in extreem warme of vochtige omgevingen, zoals in een keuken, badkamer, sauna, solarium of in een gesloten auto.
Vervang batterijen alleen door hetzelfde type of een soortgelijk type batterijen, zoals door de fabrikant aanbevolen.
Gooi lege batterijen weg overeenkomstig de instructies van de fabrikant en de plaatselijke milieurichtlijnen.
Gooi de batterijen nooit in open vuur. De batterij kan in dat geval ontploffen.
Verwijder de batterijen als deze leeg zijn of als u de afstandsbediening langere tijd niet gebruikt. Zo voorkomt u dat de afstandsbediening beschadigd raakt door mogelijke lekkage van de batterijen.
16 Inleiding

3. De projector positioneren

Het kiezen van een plek

Welke installatie u het beste kunt gebruiken, is afhankelijk van de indeling van de ruimte en uw persoonlijke voorkeur. Houd rekening met de grootte en de positie van het scherm, de nabijheid van een stopcontact en de afstand tussen de projector en de andere apparatuur.
De projector kan op de vier manieren worden geïnstalleerd.
1. Vloer voorkant Selecteer deze instelling als u de projector op de vloer en voor het scherm installeert.
Als u een snelle opstelling en draagbaarheid wenst, is dit de meest gebruikte opstelling.
2. Plafond voorkant Selecteer deze instelling als u de projector
tegen het plafond en voor het scherm installeert.
Als u de projector tegen het plafond wilt bevestigen, kunt u het beste de plafondmontageset van BenQ bij uw leverancier kopen.
*Stel Plafond voorkant in nadat de projector is ingeschakeld.
3. Plafond achterkant Selecteer deze instelling als u de projector tegen het plafond en achter het scherm
installeert.
Voor deze opstelling zijn een speciaal scherm voor achterwaartse projectie vereist en de plafondmontageset van BenQ.
*Stel Plafond achterkant in nadat de projector is ingeschakeld.
4. Vloer achterkant Selecteer deze instelling als u de projector op de vloer en achter het scherm installeert.
Voor deze opstelling is een speciaal scherm voor achterwaartse projectie vereist.
*Stel Vloer achterkant in nadat de projector is ingeschakeld.
*De projectorpositie instellen:
1. Druk op MENU op de projector of afstandsbediening en druk vervolgens op / totdat het menu
Systeeminstellingen is geselecteerd.
2. Druk op / om Projectorpositie te selecteren en druk op / totdat de juiste positie is geselecteerd.
Systeeminstellingen
Taal Opstartscherm MyScreen
Projectorpositie
Inactief-timer Auto uit Slaaptimer Achtergrondkleur Menu-instellingen Invoerbron
Automatisch naar bron zoeken
Analoog RGB
Nederlands
BenQ
Vloer voorkant
Uit Uit Uit
Blauw
Aan
EXIT Terug
De projector positioneren 17

De gewenste geprojecteerde beeldgrootte verkrijgen

De afstand van de lens van de projector tot het scherm, de zoominstellingen en het videoformaat zijn allemaal factoren die de grootte van het geprojecteerde beeld bepalen.
Plaats de projector altijd op een stabiel, niet hellend oppervlak (bijvoorbeeld op een tafel) en in een loodrechte positie (90°) ten opzichte van het midden van het scherm. Zo voorkomt u beeldvervorming die wordt veroorzaakt door de projectiehoek (of wanneer u op oppervlakken met hoeken projecteert).
De hedendaagse digitale projectoren projecteren niet recht vooruit zoals oudere modellen met spoelen. Ze projecteren het beeld in een hoek net boven het horizontale vlak van de projector. Op deze manier kan de gebruiker de projector gewoon op een tafel plaatsen en worden de beelden zodanig op het scherm geprojecteerd dat de onderste rand van het scherm net boven de tafelrand komt (zodat iedereen in de kamer het scherm goed kan zien).
De projector moet ondersteboven tegen het plafond worden geïnstalleerd, zodat het beeld in een hoek naar omlaag wordt geprojecteerd.
Op het diagram op pagina 20 ziet u dat de onderste rand van het geprojecteerde beeld in een verticale zoek zit ten opzichte van het horizontale vlak van de projector. Bij de plafondmontage is dat de bovenste rand van het geprojecteerde beeld.
Als de projector verder van het scherm staat, wordt het geprojecteerde beeld groter. Ook de verticale hoek wordt groter.
Als u de positie van het scherm en de projector bepaalt, dient u rekening te houden met de grootte van het geprojecteerde beeld én met de verticale hoek. Deze zijn beide afhankelijk van de afstand tot het scherm.
BenQ levert tabellen met het beeldformaat voor de beeldverhoudingen 16:9 en 4:3 om u te helpen bij het bepalen van de ideale locatie van de projector. U dient rekening te houden met de loodrechte horizontale afstand tot het midden van het scherm (projectieafstand) en met de verticale hoek van de projector ten opzichte van de horizontale rand van het scherm (offset).

De positie van de projector bij een bepaalde schermgrootte bepalen

1. Bepaal de beeldverhouding van het scherm: 16:9 of 4:3? Als u een 16:9 scherm heeft, zie dan Tabel A van de beeldverhouding van het geprojecteerde beeld.
2. Selecteer een gewenste beeldgrootte.
3. Kijk in de tabellen en zoek de schermgrootte die de uwe het dichtst benadert in de linkerkolommen genaamd "Schermafmetingen". In de tweede kolom vindt u in dezelfde rij de overeenkomstige gemiddelde afstand tot het scherm onder
"Gemiddeld". Dit is de projectieafstand.
4. In dezelfde rij kijkt u in de rechterkolom en zoek de waarde van "Verticale Offset". Zo bepaalt u de uiteindelijke verticale afstand van de projector ten opzichte van de rand van het scherm.
18 De projector positioneren
. Als u een 4:3 scherm heeft, zie dan Tabel B1 of Tabel B2, afhankelijk
5. De aanbevolen positie voor de projector is loodrecht op het horizontale midden van het scherm, op de afstand van het scherm die u in stap 3 hebt bepaald, en in de verticale afstand die u in stap 4 hebt bepaald.
Als u bijvoorbeeld een scherm van 120-inch en beeldverhouding van 4:3 gebruikt, en het geprojecteerde beeld is 15:9, zia dan Tabel B2 met een verticale afstand van 146 mm.
. De gemiddelde projectieafstand is 4133,7 mm

De aanbevolen schermgrootte voor een bepaalde afstand bepalen

Wanneer u een projector hebt aangeschaft, kunt u met deze methode bepalen welk scherm het meest geschikt is voor de ruimte waar u het apparaat gaat gebruiken.
De maximale schermgrootte wordt natuurlijk ook bepaald door de afmetingen van die ruimte.
1. Bepaal de beeldverhouding van het scherm: 16:9 of 4:3? Als u een 16:9 scherm heeft, zie dan Tabel A van de beeldverhouding van het geprojecteerde beeld.
2. Meet de afstand tussen de projector en de plek waar u het scherm wilt installeren. Dit is de projectieafstand.
3. Zoek in de kolom "Gemiddeld" van de tabel de gemeten afstand tot het scherm. Controleer of de gemeten afstand tussen de minimale en maximale afstand ligt die wordt weergegeven in de kolommen naast de gemiddelde afstand.
4. Zoek in dezelfde rij in de linkerkolom naar de overeenkomstige "Schermafmetingen". Dit is de aanbevolen schermgrootte die u krijgt op die betreffende projectieafstand.
5. In dezelfde rij kijkt u in de rechterkolom en zoek de waarde van "Verticale Offset". Zo bepaalt u de uiteindelijke positie van het scherm ten opzichte van het horizontale vlak van de projector.
Als u bijvoorbeeld een beeld van 16:9 op een scherm van 16:9 projecteert en de gemeten projectieafstand was 4,8m (4800mm), zie dan Tabel A die uw meting het dichtst benadert is een scherm van 120” (3,0m) nodig is.
. Als u een 4:3 scherm heeft, zie dan Tabel B1 of Tabel B2, afhankelijk
. De waarde in de kolom "Gemiddeld"
4508 mm. Verderop in de rij ziet u dan dat hiervoor
De projector positioneren 19

Projectieafmetingen

Zie "Afmetingen" op pagina 78 voor de lensmiddenafmetingen van deze projector voordat u de geschikte positie berekent.
Als de beeldverhouding van het scherm 16:9 is en het geprojecteerde beeld 16:9
Vloerinstallatie
Maximale zoom Minimale zoom
Offset
Plafondinstallatie
Scherm
Midden van de lens
Projectieafstand
Maximale zoom Minimale zoom
Offset
Tabel A: De beeldverhouding van het scherm is 16:9 en het geprojecteerde beeld 16:9
Schermafmetingen Afstand tot scherm in mm Ve r t i c a l e
Diagonaal Hoogte Breedte Min lengte
voet inch mm mm mm
2.5 30 762 457 610 1043 1127 1210 46
4.2 50 1270 762 1016 1739 1878 2017 76
6.7 80 2032 1219 1626 2783 3005 3228 122
8.3 100 2540 1524 2032 3478 3757 4035 152
10.0 120 3048 1829 2438 4174 4508 4842 183
12.5 150 3810 2286 3048 5217 5635 6052 229
15.0 180 4572 2743 3658 6261 6762 7263 274
16.7 200 5080 3048 4064 6957 7513 8070 305
18.3 220 5588 3353 4470 7652 8264 8877 335
20.0 240 6096 3658 4877 8348 9016 9683 366
Projectieafstand
(met max
zoom)
Midden van de lens
Scherm
Gemiddeld Max lengte
(met min
zoom)
Offset
mm
20 De projector positioneren
Als de beeldverhouding van het scherm 4:3 is en het geprojecteerde beeld 16:9 of 15:9
Vloerinstallatie
Maximale zoom Minimale zoom
D
A
C
Scherm
Midden van de lens
D
B
Offset
Projectieafstand
Plafondinstallatie
Maximale zoom
D
A
C
D
B
Minimale zoom
Offset
Projectieafstand
Midden van de lens
Scherm
Tabel B1: De beeldverhouding van het scherm is 4:3 en het geprojecteerde beeld 16:9
Schermafmetingen Geprojecteerde
beeldgrootte
Diagonaal Hoogte CBreedte BHoogte ABreedte
voet inch mm cm cm cm cm cm mm
Zwarte
B
Afstand tot scherm in mm Ve r t i c a le
balk
(D)
Min
Gemiddeld Max
(Max
zoom)
Offset
(Min
zoom)
2.5 30 762 46 61 34 61 5.7 956.9 1033.4 1110.0 48
4.2 50 1270 76 102 57 102 9.5 1594.8 1722.4 1850.0 80
6.7 80 2032 122 163 91 163 15.2 2551.7 2755.8 2959.9 128
8.3 100 2540 152 203 114 203 19.1 3189.6 3444.7 3699.9 160
10.0 120 3048 183 244 137 244 22.9 3827.5 4133.7 4439.9 192
12.5 150 3810 229 305 171 305 28.6 4784.4 5167.1 5549.9 240
15.0 180 4572 274 366 206 366 34.3 5741.2 6200.5 6659.8 288
16.7 200 5080 305 406 229 406 38.1 6379.2 6889.5 7399.8 320
18.3 220 5588 335 447 251 447 41.9 7017.1 7578.4 8139.8 352
20.0 240 6096 366 488 274 488 45.7 7655.0 8267.4 8879.8 384
De projector positioneren 21
Tabel B2: De beeldverhouding van het scherm is 4:3 en het geprojecteerde beeld 15:9
Schermafmetingen Geprojecteerde
beeldgrootte
Diagonaal Hoogte CBreedte BHoogte ABreedte
voet inch mm cm cm cm cm cm mm
2.5 30 762 46 61 37 61 4.6 956.9 1033.4 1110.0 37
4.2 50 1270 76 102 61 102 7.6 1594.8 1722.4 1850.0 61
6.7 80 2032 122 163 98 163 12.2 2551.7 2755.8 2959.9 98
8.3 100 2540 152 203 122 203 15.2 3189.6 3444.7 3699.9 122
10.0 120 3048 183 244 146 244 18.3 3827.5 4133.7 4439.9 146
12.5 150 3810 229 305 183 305 22.9 4784.4 5167.1 5549.9 183
15.0 180 4572 274 366 219 366 27.4 5741.2 6200.5 6659.8 219
16.7 200 5080 305 406 244 406 30.5 6379.2 6889.5 7399.8 244
18.3 220 5588 335 447 268 447 33.5 7017.1 7578.4 8139.8 268
20.0 240 6096 366 488 293 488 36.6 7655.0 8267.4 8879.8 293
Vanwege variaties in de optische onderdelen bedraagt de tolerantie van de waarden in de Tabellen A, B1 en B2 3%. BenQ beveelt bij een permanente plaatsing van de projector aan om de projectiegrootte en ­afstand eerst ter plaatse met de projector fysiek te testen, zodat u rekening kunt houden met de optische eigenschappen van deze projector. Hierdoor kunt u de precieze bevestigingspositie bepalen die het meest geschikt is voor uw specifieke locatie.
Zwarte
B
Afstand tot scherm in mm Ve r t i c a le
balk
(D)
Min
Gemiddeld Max
(Max
zoom)
Offset
(Min
zoom)
Als u de projector in een andere dan de aanbevolen positie plaatst, dient u deze omhoog of omlaag te kantelen, of zelfs licht naar links of rechts te draaien om het beeld te centreren op het scherm. In deze gevallen kan het beeld enigszins vervormd raken. Om deze vervorming te corrigeren, zie "Vervorming van het beeld corrigeren" op pagina 37 voor details.
22 De projector positioneren

4. Aansluiting

Als u een signaalbron aansluit op de projector, volg dan deze instructies:
1. Schakel alle apparatuur uit voordat u verbindingen maakt.
2. Gebruik de juiste signaalkabels voor elke bron.
3. Zorg dat de kabels goed zijn geplaatst.
Niet alle kabels die in de onderstaande verbindingen zijn weergegeven, worden meegeleverd met de projector (zie "Inhoud van de verpakking" op pagina 10). Deze kabels zijn verkrijgbaar bij elektronicawinkels.

Een computer aansluiten

De projector heeft een VGA- en DVI-ingang waarop u IBM®- en Macintosh®-compatibele computers kunt aansluiten. Als u verbinding maakt met oudere Macintosh-computers, hebt u een Mac-adapter (optioneel accessoire) nodig.
Een notebook of bureaucomputer aansluiten (via een VGA- of VGA-naar-DVI-A-kabel):
Met een VGA-kabel: • Met een VGA-naar-DVI-A-kabel:
1. Sluit het ene uiteinde van de meegeleverde VGA-kabel aan op de D-Sub-uitgang van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de VGA- kabel aa n op de D-SUB IN­signaalingang op de projector.
3. Wilt u door pagina's scrollen via de afstandsbediening (zie "Door pagina's scrollen
vanaf de afstandsbediening" op pagina 56), sluit dan de grote stekker van de USB-
kabel aan op de USB-poort van de computer en de kleine stekker op de USB­aansluiting van de projector.
1. Sluit het VGA-uiteinde van de VGA-naar-DVI-kabel aan op de D-Sub-uitgang van de computer.
2. Sluit het DVI-uiteinde van de VGA-naar-DVI-kabel aan op de DVI-I-signaalingang van de projector.
In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen.
Laptop of desktopcomputer
i. Usb-kabel ii. VGA-naar-DVI-A-kabel iii.VGA-kabel
Bij laptops worden de externe videopoorten vaak niet ingeschakeld wanneer een projector is aangesloten. Met de toetsencombinatie FN + F3 of FN + CRT/LCD kunt u de externe weergave doorgaans in- of uitschakelen. Zoek op de notebook de functietoets CRT/LCD of de functietoets met een beeldscherm. Druk tegelijkertijd op FN en een van deze toetsen. Raadpleeg de handleiding bij uw notebook voor meer informatie over mogelijke toetsencombinaties.
i ii iii
Aansluiting 23

Een beeldscherm aansluiten

Als u de presentatie van dichtbij wilt zien op zowel beeldscherm als het scherm, kunt u de projector op een extern beeldscherm aansluiten. Volg onderstaande instructies.
Een beeldscherm op de projector aansluiten (via een VGA- of VGA-naar­DVI-A-kabel):
Met een VGA-kabel: • Met een VGA-naar-DVI-A-kabel:
Opmerking: Het beeldscherm moet over een
DVI-ingang beschikken.
1. Sluit de projector aan een computer. Zie "Een computer aansluiten" op pagina 23. De D-SUB OUT-uitgang werkt alleen wanneer er een geschikte D-SUB-ingang op de
projector aanwezig is. Zorg dat de computer via de D-SUB IN-aansluiting op de projector is aangesloten, niet via de DVI-Iaansluiting.
2. Kies een geschikte VGA-kabel (slechts één meegeleverd) en sluit het ene uiteinde aan op de D-Sub-ingang van de videomonitor.
3. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de D-SUB OUT-aansluiting van de projector.
In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen.
Laptop of desktopcomputer
2. Sluit het DVI-uiteinde van de VGA­DVI-kabel aan op de DVI-ingang van de videomonitor.
3. Sluit de VGA-stekker aan op de D-SUB OUT-aansluiting van de projector.
24 Aansluiting
i. VGA-kabel ii. VGA-naar-DVI-A-
kabel
iii.VGA-kabel
(DVI)
i ii iii
(VGA)
Loading...
+ 56 hidden pages