Uw projector is ontwikkeld en getest volgens de nieuwste veiligheidsstandaards voor ITapparatuur. Voor een veilig gebruik van dit product dient u echter de instructies in deze
handleiding en op de verpakking van het product nauwkeurig op te volgen.
Veiligheidsinstructies
1.Lees deze handleiding aandachtig
door voordat u de projector gaat
gebruiken. Bewaar de handleiding
voor toekomstig gebruik.
2.Kijk tijdens het projecteren niet
rechtstreeks in de lens van de
projector. De sterke lichtstraal kan
uw ogen beschadigen.
3.Laat reparatie- of
onderhoudswerkzaamheden over
aan een bevoegd technicus.
4.Zorg er altijd voor dat de lenssluiter
is geopend of de lensdop is
verwijderd wanneer de
projectorlamp brandt.
5.In sommige landen is de
netspanning ongelijkmatig. Hoewel
deze projector normaal werkt bij een
netspanning van 100 tot 240 V
(wisselstroom), kan het apparaat
uitvallen wanneer zich een
stroomstoring of een spanningspiek
van ±10 V voordoet. In gebieden
waar dit risico hoog is, is het
raadzaam de projector aan te sluiten
op een spanningsstabilisator,
piekbeveiliging of UPS-systeem
(Uninterruptible Power Supply).
6.Wanneer u de projector gebruikt,
neemt u mogelijk warme lucht en
een bepaalde geur waar bij het
ventilatierooster. Dit is een normaal
verschijnsel.
Belangrijke veiligheidsinstructies3
Veiligheidsinstructies (vervolg)
7.Als de sensor voor automatisch op
zwart niet functioneert en de
projector is ingeschakeld,
controleer dan of geen objecten de
projectielens blokkeren omdat de
objecten heet kunnen worden,
kunnen vervormen en zelfs kunnen
ontvlammen. Druk op BLANK op
de projector of afstandsbediening
om de lamp tijdelijk uit te
schakelen.
8.De lamp wordt erg heet tijdens het
gebruik. Laat de projector ongeveer
45 minuten afkoelen voordat u de
lamp vervangt.
10. Gebruik de lamp niet langer dan de
voorgeschreven levensduur. Als u
de lamp toch langer gebruikt, kan
deze in zeldzame gevallen breken.
11. Plaats dit product nooit op een
onstabiele ondergrond. Het
product kan dan vallen en ernstig
worden beschadigd.
9.Zorg dat de stekker van de
projector uit het stopcontact is
verwijderd voordat u de lamp of
elektronische onderdelen vervangt.
Belangrijke veiligheidsinstructies4
12. Plaats de projector niet verticaal.
De projector kan dan vallen en
letsel veroorzaken of beschadigd
raken.
Veiligheidsinstructies (vervolg)
3000 m
(10000
voet)
0 m
(0 voet)
13. Open deze projector niet zelf. De
onderdelen van het apparaat staan
onder hoge spanning die
levensgevaarlijk is. Het enige
onderdeel dat u mag vervangen, is de
lamp met het deksel.
U mag nooit andere onderdelen
losmaken of verwijderen. Laat
reparaties uitsluitend over aan
gekwalificeerde professionele
reparateurs.
14. Blokkeer het ventilatierooster niet.
- Plaats deze projector niet op een
deken, beddengoed of op een ander
zacht oppervlak.
- Bedek deze projector niet met een
doek of met andere voorwerpen.
- Plaats geen ontvlambare stoffen in
de buurt van de projector.
Als het ventilatierooster niet vrij
wordt gehouden, kan er door
oververhitting in de projector brand
ontstaan.
15. Plaats de projector niet in de volgende
ruimtes.
- Slecht geventileerde of gesloten
ruimtes. Zorg dat de projector ten
minste 50 cm van de muur staat en
laat voldoende ruimte vrij rondom
de projector.
- Plekken waar de temperatuur
extreem hoog kan oplopen, zoals in
een auto met gesloten ramen.
- Plekken met veel vocht, stof of rook
die optische componenten mogelijk
aantasten. Dit verkort de levensduur
van de projector en verdonkert het
beeld.
- Plekken in de buurt van een
brandalarm.
- Plekken met een
omgevingstemperatuur hoger dan
40°C/104°F
- Plekken die hoger liggen dan 3000 m
(10000 voet).
Belangrijke veiligheidsinstructies5
Veiligheidsinstructies (vervolg)
16. Plaats de projector tijdens gebruik
altijd op een stabiel en niet hellend
oppervlak.
- Maak geen gebruik van de projector
als deze gekanteld staat in een hoek
van meer dan 10 graden (links naar
rechts) of in een hoek van meer dan
15 graden (voor naar achter). Als u
de projector gebruikt wanneer deze
niet volledig horizontaal staat, werkt
deze mogelijk niet optimaal of kan
de lamp beschadigd raken.
17. Trap niet op de projector of leg er
geen voorwerpen op. Dit kan niet
alleen schade aan de projector
veroorzaken, maar kan ook leiden tot
ongevallen en mogelijk letsel.
18. Plaats geen vloeistoffen in de buurt
van of op de projector. Als er vloeistof
in de projector wordt gemorst, werkt
deze mogelijk niet meer. Mocht de
projector nat worden, trek dan de
stekker uit het stopcontact en bel
BenQ om de projector te laten
repareren.
19. Dit product kan beelden omgekeerd
weergeven, zodat plafondmontage
mogelijk is.
Gebruik alleen de plafondmontageset
van BenQ en zorg dat de projector
stevig vastzit.
Belangrijke veiligheidsinstructies6
Inleiding
Kenmerken van de projector
De projector combineert krachtige optische projectiemogelijkheden met een
gebruikersvriendelijk ontwerp dat betrouwbaarheid en gebruiksgemak garandeert.
De projector heeft de volgende kenmerken.
• Wandkleurcorrectie waarmee het mogelijk is te projecteren op oppervlakten met
verschillende vooraf gedefinieerde kleuren
• Snel automatisch zoeken versnelt het detecteren van het signaal
• Instelbare wachtwoordbeveiliging
• 3D-kleurbeheer om kleuren aan te passen naar uw voorkeur
• Snelkoelfunctie om de projector snel af te koelen
• FAQ om problemen op te lossen met slechts één druk op de toets
• Presentatietimer voor meer inzicht in de tijdsduur van presentaties
• Kwalitatief hoogwaardige handmatige zoomlens
• Automatisch de beste beeldkwaliteit met één druk op een knop
• Digitale keystone-correctie om vervormde beelden te corrigeren
• Instelbare kleurbalansregeling voor weergave van gegevens/videobeelden
• Projectielamp van hoge sterkte
• Meertalige schermmenu's (OSD)
• Schakelen tussen de modi normaal en economisch om het stroomverbruik te
verminderen
• Minder dan 1W stroomverbruik in stand-bystand
• Ingebouwde luidspreker voor gemengd monogeluid bij gebruik van een audioingang
• Compatibel met component HDTV (YP
• Optische short throw lens zorgt voor een veel kortere projectieafstand zonder
beeldkwaliteit in te boeten
• De helderheid van het geprojecteerde beeld is afhankelijk van het omgevingslicht en de
instellingen voor contrast en helderheid van de geselecteerde ingangssignaal, én van de
afstand tot het scherm.
• De helderheid van de lamp neemt na verloop van tijd af en verschilt per fabrikant. Dit is
normaal.
bPr)
Inleiding7
Inhoud van de verpakking
1.Reservelamp
2.Plafondmontageset
3.RS232-kabel
4.Draagtas
Pak alles voorzichtig uit en controleer of u alle onderstaande items hebt. Wanneer één of
meerdere van deze items ontbreken, dient u contact op te nemen met de leverancier.
Standaardaccessoires
De meegeleverde accessoires zijn geschikt voor uw regio, maar verschillen mogelijk van die
in de afbeeldingen.
*De garantiekaart wordt slechts in bepaalde regio’s geleverd. Vraag uw verkoper voor
gedetailleerde informatie.
ProjectorSnelgidsCD met
gebruikershan
dleiding
VGA-k abe lNetsn oerAfsta ndsbediening met batterij
Trek het kaartje weg voordat u de afstandsbediening gebruikt.
Optionele accessoires
Garantiekaart*
Inleiding8
Buitenkant van de projector
PUSH
4
1
5
7
9
Voorkant/bovenkant
3
6
2
8
15
13
10
12
Achter/onderkant
3
1517
1716
191921
20
14
13
11
(MP515 ST)
(MP525 ST)
18
1.Extern besturingspaneel
(Zie "Bedieningselementen en
1.Focusring
Hiermee past u de scherpstelling van
het geprojecteerde beeld aan.
"Het beeldformaat en de helderheid fijn
afstellen" op pagina 25
2.Zoomring
Hiermee past u de grootte van het
beeld aan.
"Het beeldformaat en de helderheid fijn
afstellen" op pagina 25
3.POWER (Power-lampje)
Brandt of knippert als de projector
wordt gebruikt.
"Indicatoren" op pagina 58
4.Menu/Exit
Hiermee schakelt u het schermmenu
(OSD) in. Hiermee gaat u terug naar
het vorige schermmenu (OSD), sluit u
het menu en slaat u de menuinstellingen op.
"De menu's gebruiken" op pagina 26
Licht rood op als de temperatuur van
de projector te hoog wordt.
"Indicatoren" op pagina 58
9.LAMP (waarschuwingslampje lamp)
Geeft de lampstatus aan. Brandt of
knippert als er een probleem is met de
lamp.
"Indicatoren" op pagina 58
10. AUTO
Hiermee worden automatisch de beste
beeldtiminginstellingen bepaald voor
het weergegeven beeld.
"Het beeld automatisch aanpassen" op
pagina 24
11. Keystone/pijltoetsen
(/ Omhoog, /Omlaag)
Hiermee corrigeert u handmatig de
vervormde beelden die door de
projectiehoek worden veroorzaakt.
"Keystone corrigeren" op pagina 25
5. Aan/uit
Hiermee zet u de projector stand-by of
schakelt u deze in.
"De projector opstarten" op pagina 23,
"De projector uitschakelen" op pagina 42
Inleiding10
12.Rechts/
Activeert de paneeltoetsblokkering.
Als het schermmenu (OSD) is
geactiveerd, functioneren de
toetsen #6, #11 en #12 als
richtingspijlen om de gewenste
menuopties te selecteren en de
instellingen te wijzigen.
"Besturingstoetsen blokkeren" op
pagina 40, "De menu's gebruiken" op
pagina 26
13. Mode/Enter
Selecteer een beschikbare
beeldmodus.
Hiermee activeert u het
geselecteerde menu-item in het
schermmenu.
"Een beeldmodus selecteren" op
pagina 33
14. SOURCE
Geeft de ingangselectiebalk weer.
"Schakelen tussen ingangssignalen"
op pagina 30
Montage van de projector op het plafond
Voor een probleemloze werking van de projector is ook veiligheid van groot belang.
Neem de volgende veiligheidsvoorschriften in acht om schade en lichamelijk letsel te
voorkomen.
Als u de projector tegen het plafond wilt bevestigen, is het raadzaam de
plafondmontageset voor BenQ-projectoren te gebruiken voor een veilige en stevige
montage.
Als u een montageset van een ander merk gebruikt, bestaat het gevaar dat de projector
naar beneden valt omdat het apparaat met de verkeerde schroeven is bevestigd.
U kunt de plafondmontageset voor BenQ-projectoren kopen bij de leverancier van uw
projector. Het verdient ook aanbeveling een aparte veiligheidskabel aan te schaffen die
compatibel is met het Kensington-slot. Maak deze kabel vast aan de sleuf voor het
Kensington-slot op de projector en aan de houder. Wanneer de projector loskomt van
de houder, blijft het apparaat toch veilig zitten.
Inleiding11
Afstandsbediening
15
1
8
4
7
8
3
10
11
12
13
2
5
6
9
14
I
I
Voor meer details, zie de informatie
achter het handje .
1. Aan/uit
Hiermee zet u de projector stand-by
of schakelt u deze in.
"De projector opstarten" op pagina 23,
"De projector uitschakelen" op pagina
42
2.Stilstaand beeld
Hiermee zet u het geprojecteerde
beeld stil.
"Het beeld stilzetten" op pagina 39
3.Links/
Start de FAQ-functie.
"De FAQ-functie gebruiken" op pagina
39
4.BLANK
Hiermee kunt u de schermafbeelding
verbergen.
"Het beeld verbergen" op pagina 38
5.Digital Zoom (+, -)
Hiermee vergroot of verkleint u het
geprojecteerde beeld.
"Vergroten en details zoeken" op pagina
31
6.Volume +/Past het geluidsniveau aan.
"Het geluid aanpassen" op pagina 40
Inleiding12
7.Menu/Exit
Hiermee schakelt u het schermmenu
(OSD) in. Hiermee gaat u terug naar
het vorige schermmenu (OSD), sluit
u het menu en slaat u de menuinstellingen op.
"De menu's gebruiken" op pagina 26
8.Keystone/pijltoetsen
(/Omhoog, /Omlaag)
Hiermee corrigeert u handmatig de
vervormde beelden die door de
projectiehoek worden veroorzaakt.
"Keystone corrigeren" op pagina 25
9.AUTO
Hiermee worden automatisch de
beste beeldtiminginstellingen
bepaald voor het weergegeven beeld.
"Het beeld automatisch aanpassen" op
pagina 24
10.Rechts/
Activeert de paneeltoetsblokkering.
Als het schermmenu (OSD) is
geactiveerd, functioneren de toetsen
#3, #8 en #10 als richtingspijlen om
de gewenste menuopties te selecteren
en de instellingen te wijzigen.
"Besturingstoetsen blokkeren" op
pagina 40, "De menu's gebruiken" op
pagina 26
11. SOURCE
Geeft de ingangselectiebalk weer.
"Schakelen tussen ingangssignalen"
op pagina 30
12. Mode/Enter
Selecteer een beschikbare
beeldmodus.
Hiermee activeert u het geselecteerde
menu-item in het schermmenu.
"Een beeldmodus selecteren" op
pagina 33
13. Timer On
O
ng
ev
e
er
1
5º
Hiermee kunt u een timer op het
scherm activeren of weergeven op
15. Page Up/Down
(Deze functie is niet beschikbaar op de
modellen van de MP5 serie.)
basis van uw eigen timerinstelling.
"De presentatietimer instellen" op pagina
36
14. Timer Set up
Hiermee wordt de instelling voor
presentatietimer direct ingevoerd.
"De presentatietimer instellen" op pagina
36
Bereik van de afstandsbediening
De infraroodsensor (IR) van de afstandsbediening
bevindt zich op de voorkant van de projector. Houd de
afstandsbediening onder een hoek van maximaal 30
graden ten opzichte van de IR-sensor op de projector.
De afstand tussen de afstandsbediening en de sensor mag
niet meer dan8 meter (~26 voet) bedragen.
Zorg dat niets de infraroodstraal tussen de
afstandsbediening en de IR-sensor op de projector
blokkeert.
De batterij van de afstandsbediening vervangen
1.Verwijder de batterijhouder.
Volg de geïllustreerde instructies. Houd de vergrendelarm
ingedrukt terwijl u de batterijhouder verwijdert.
2.Plaats de nieuwe batterij in de houder. De positieve
pool van de batterij moet naar buiten wijzen.
3.Duw de houder in de afstandsbediening.
• Vermijd hoge temperaturen en vochtigheid.
• De batterij kan beschadigd raken als u deze niet correct
plaatst.
• Vervang batterijen alleen door hetzelfde type of een
soortgelijk type batterijen, zoals door de fabrikant
aanbevolen.
• Gooi lege batterijen weg overeenkomstig de instructies van de fabrikant.
• Gooi een batterij nooit in een vuur. De batterij kan in dat geval ontploffen.
• Verwijder de batterij als deze leeg is of als u de afstandsbediening langere tijd niet
gebruikt. Zo voorkomt u dat de afstandsbediening beschadigd raakt door mogelijke
lekkage van de batterij.
Inleiding13
De projector positioneren
Het kiezen van een plek
De projector kan op de volgende vier manieren worden geïnstalleerd:
1.Tafel voor
Selecteer deze instelling als u de projector
op de vloer en voor het scherm installeert.
Als u een snelle opstelling en
draagbaarheid wenst, is dit de meest
gebruikte opstelling.
2.Plafond voor
Selecteer deze instelling als u de projector
tegen het plafond en voor het scherm
installeert.
Als u de projector tegen het plafond wilt
bevestigen, kunt u het beste de
plafondmontageset van BenQ bij uw
leverancier kopen.
Stel Plafond voor in het menu
SYSTEEMINSTLL: Basis >
Projectorpositie in nadat de projector is
ingeschakeld.
3.Plafond achter
Selecteer deze instelling als u de projector
tegen het plafond en achter het scherm
installeert.
Voor deze opstelling zijn een speciaal
scherm voor achterwaartse projectie
vereist en de plafondmontageset van
BenQ.
Stel Plafond achter in het menu
SYSTEEMINSTLL: Basis >
Projectorpositie in nadat de projector is
ingeschakeld.
4.Tafel achter
Selecteer deze instelling als u de projector
op de vloer en achter het scherm
installeert.
Voor deze opstelling is een speciaal scherm
voor achterwaartse projectie vereist.
Stel Tafel achter in het menu
SYSTEEMINSTLL: Basis >
Projectorpositie in nadat de projector is
ingeschakeld.
Welke installatie u het beste kunt gebruiken, is afhankelijk van de indeling van de ruimte
en uw persoonlijke voorkeur. Houd rekening met de grootte en de positie van het
scherm, de nabijheid van een stopcontact en de afstand tussen de projector en de andere
apparatuur.
De projector positioneren14
De gewenste beeldgrootte van de projectie
Zwarte balk
(12,5% hoogte)
Zwarte balk
(12,5% hoogte)
instellen
De afstand van de lens van de projector tot het scherm, de zoominstellingen en het
videoformaat zijn allemaal factoren die de grootte van het geprojecteerde beeld bepalen.
4:3 is the eigen beeldverhouding van de projector. Voor de projectie van beelden met
een 16:9-verhouding (breedbeeld) dient de projector de grootte van de desbetreffende
beelden aan te passen aan de native beeldbreedte van het apparaat. De hoogte van de
beelden bedraagt hierdoor ongeveer 75% van de native beeldhoogte van de projector.
4:3-beeld in een 4:3- beeldvak16:9 beeldverhouding passend gemaakt
op een gebied met een 4:3
beeldverhouding
Plaats de projector altijd op een stabiel, niet hellend oppervlak (bijvoorbeeld op een
tafel) en in een loodrechte positie (90°) ten opzichte van het midden van het scherm.
Zo voorkomt u beeldvervorming die wordt veroorzaakt door de projectiehoek (of
wanneer u op oppervlakken met hoeken projecteert).
De projector moet ondersteboven tegen het plafond worden geïnstalleerd, zodat het
beeld in een hoek naar omlaag wordt geprojecteerd.
In de afbeeldingen op pagina 17 ziet u dat de onderste rand van het geprojecteerde beeld
verticaal verschoven zit ten opzichte van het horizontale vlak van de projector. Bij de
plafondmontage is dat de bovenste rand van het geprojecteerde beeld.
Als de projector verder van het scherm staat, wordt het geprojecteerde beeld groter. Ook
de verticale hoek wordt groter.
Wanneer u de positie van het scherm en de projector bepaalt, dient u rekening te
houden met de grootte van het geprojecteerde beeld én met de verticale hoek. Deze zijn
beide afhankelijk van de afstand tot het scherm.
Bepaal aan de hand van de tabel met schermgrootten (4:3) de ideale positie van de
projector. U dient rekening te houden met de loodrechte horizontale afstand tot het
midden van het scherm (projectieafstand) en met de verticale hoek van de projector ten
opzichte van de horizontale rand van het scherm.
De projector positioneren15
De positie van de projector bij een bepaalde schermgrootte
bepalen
1.Selecteer de schermgrootte.
2.Kijk in de tabel op pagina 17 en zoek de schermgrootte die de uwe het dichtst
benadert in de linkerkolommen genaamd "Schermgrootte". In de tweede kolom
vindt u in dezelfde rij de overeenkomstige gemiddelde afstand tot het scherm
onder "Gemiddeld". Dit is de projectieafstand.
3.In dezelfde rij kijkt u in de rechterkolom en zoek de waarde van "Verticale afstand
(mm)". Zo bepaalt u de uiteindelijke verticale hoek van de projector ten opzichte
van de rand van het scherm.
4.De aanbevolen positie voor de projector is loodrecht op het horizontale midden
van het scherm, op de afstand van het scherm die u in stap 2 hebt bepaald, en in de
verticale afstand die u in stap 3 hebt bepaald.
Als u bijvoorbeeld een 120-inch scherm gebruikt, is de maximale projectieafstand
2422 mm en bedraagt de verticale hoek 91 mm.
De aanbevolen schermgrootte voor een bepaalde afstand
bepalen
Wanneer u een projector hebt aangeschaft, kunt u met deze methode bepalen welk
scherm het meest geschikt is voor de ruimte waar u het apparaat gaat gebruiken.
De maximale schermgrootte wordt natuurlijk ook bepaald door de afmetingen van die
ruimte.
1.Meet de afstand tussen de projector en de plek waar u het scherm wilt installeren.
Dit is de projectieafstand.
2.Zoek in de tabel op pagina 17, in de kolom "Gemiddeld" de waarde die de
gemiddelde afstand tot het scherm het dichtst benadert. Controleer of de gemeten
afstand tussen de minimale en maximale afstand ligt die wordt weergegeven in de
kolommen naast de gemiddelde afstand.
3.Zoek in dezelfde rij in de linkerkolom naar de overeenkomstige "Schermgrootte".
Dit is de grootte van het geprojecteerde beeld op deze projectieafstand.
4.In dezelfde rij kijkt u in de rechterkolom en zoek de waarde van "Verticale afstand
(mm)". Zo bepaalt u de uiteindelijke positie van het scherm ten opzichte van het
horizontale vlak van de projector.
Als bijvoorbeeld de gemeten projectieafstand 4,8 m (4800 mm) is, dan is de waarde in
de kolom "Gemiddeld" die dit het dichtst benadert
een scherm van 250'' (ongeveer 6,35 m) nodig is.
Uit de waardes van de minimale en maximale projectieafstand in de kolommen van
"Afstand tot scherm (mm)" blijkt dat de gemeten projectieafstand van 4,8 m ook
geschikt is voor een scherm van 220". De projector kan worden aangepast (gebruik de
zoomknop) voor dit schermformaat. Denk eraan dat dit andere scherm een andere
verticale afstand heeft.
Als u de projector in een andere dan de aanbevolen positie plaatst, dient u deze omhoog
of omlaag te kantelen om het beeld te centreren op het scherm. In deze gevallen kan het
beeld enigszins vervormd raken. U kunt de vervorming corrigeren met de Keystonefunctie. Zie "Keystone corrigeren" op pagina 25 voor details.
5046 mm. Verderop in de rij ziet u dat
De projector positioneren16
Projectieafmetingen
<H>
<W>
Maximale zoomMinimale zoom
Projectieafstand
Midden van de lens
Scherm
Verticale afstand
Zie "Afmetingen" op pagina 61 voor de maten van het lensmidden van deze projector
voordat u de geschikte positie berekent.
SchermgrootteAfstand tot scherm (mm)
Diagonaal
Inchmm
3076261045755060666123
40 1016 81361073480788130
50127010167629171009110138
601524121991411011211132146
80 20321626 121914681615176161
10025402032152418352018220276
12030482438182922022422264291
150381030482286275230283303114
200508040643048367040374404152
220558844703353403744404844168
250635050803810458750465505191
300762060964572550560556606229
Er zit een tolerantie van 3% in deze waarden door variaties in de optische onderdelen.
BenQ beveelt bij een permanente plaatsing van de projector aan om de projectiegrootte en afstand eerst ter plaatse met de projector fysiek te testen, zodat u rekening kunt houden met
de optische eigenschappen van deze projector. Hierdoor kunt u de precieze
bevestigingspositie bepalen die het meest geschikt is voor uw specifieke locatie.
B (mm) H (mm)
Min lengte
(max.
zoom)
Gemiddeld
Max lengte
(min.
zoom)
Verticale
afstand
(mm)
De projector positioneren17
Aansluitingen
Laptop of
desktopcomputer
Luidsprekers
of
AV-apparaat
Beeldscherm
(DVI)(VGA)
(MP525 ST)
(MP515 ST)
Als u een signaalbron aansluit op de projector, volg dan deze instructies:
1.Schakel alle apparatuur uit voordat u verbindingen maakt.
2.Gebruik de juiste signaalkabels voor elke bron.
3.Zorg dat de kabels goed zijn geplaatst.
• Niet alle kabels die in de onderstaande verbindingen zijn weergegeven, worden
meegeleverd met de projector (zie "Inhoud van de verpakking" op pagina 8). Deze kabels
zijn verkrijgbaar bij elektronicawinkels.
• Zie de pagina’s 19-22 voor meer details over aansluitingen.
1.VGA-kabel
2.VGA-naar-DVI-A-kabel
3.Componentvideo-naar-VGA
4.HDMI-kabel
Aansluitingen18
121
(of D-sub) adapterkabel
3
7
4
4
7
7
568
5.S-Video-kabel
6.Videokabel
7.Audiokabel
8.Audio-l/r-kabel
Een computer of beeldscherm aansluiten
Een computer aansluiten
De projector kan worden aangesloten op IBM®-compatibele Macintosh® computers.
Als u verbinding maakt met oudere Macintosh-computers, hebt u een Mac-adapter
nodig.
De projector aansluiten op een laptop of desktopcomputer:
1.Sluit het ene uiteinde van de meegeleverde vga-kabel aan op de d-sub-uitgang van
de computer.
2.Sluit het andere uiteinde van de vga-kabel aan op de COMPUTER, COMPUTER 1
of COMPUTER 2 signaalingang van de projector.
3.Als u tijdens presentaties gebruik wilt maken van de luidspreker(s) (gemengd
monogeluid) van de projector, sluit dan een geschikte audiokabel aan op de audiouitgang van de computer en de AU DI O of AUD IO (L /R) ingang van de projector.
4.(Alleen voor MP525 ST) U kunt zo nodig een tweede audiokabel aansluiten op de
AUDIO OUT-aansluiting van de projector en uw externe luidsprekers (niet
meegeleverd).
Als het audiosysteem is aangesloten, kan dit via de schermmenu's (OSD) van de
projector worden bediend. Zie "Geluidsinstellingen" op pagina 49 voor details.
De geïntegreerde luidspreker wordt gedempt als de AUDIO OUT-aansluiting is
aangesloten.
Bij notebooks worden de externe videopoorten vaak niet ingeschakeld wanneer een projector
is aangesloten. Met de toetsencombinatie FN + F3 of FN + CRT/LCD kunt u de externe
weergave doorgaans in- of uitschakelen. Zoek op de notebook de functietoets CRT/LCD of de
functietoets met een beeldscherm. Druk tegelijkertijd op FN en een van deze toetsen.
Raadpleeg de handleiding bij uw notebook voor meer informatie over mogelijke
toetsencombinaties.
Een beeldscherm aansluiten (alleen MP525 ST)
Als u de presentatie van dichtbij wilt zien op zowel beeldscherm als het scherm, kunt u
de MONITOR OUT-uitgang van de projector verbinden met een een extern
beeldscherm. Volg onderstaande instructies.
De projector op een beeldscherm aansluiten:
1.Sluit de projector aan een computer. Zie "Een computer aansluiten" op pagina 19.
2.Kies een geschikte vga-kabel (slechts één meegeleverd) en sluit het ene uiteinde aan
op de d-sub-ingang van de videomonitor.
Of als de monitor beschikt over een dvi-ingang, gebruikt u een vga-naar-dvi-akabel en sluit u het dvi-eind aan op de dvi-ingang van de videomonitor.
3.Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de MONITOR OUT-aansluiting van
de projector.
• De d-sub-uitgang werkt alleen als een geschikte d-sub-stekker op de COMPUTER 1-
aansluiting is aangesloten.
• Als u deze verbindingsmethode wilt gebruiken als de projector op standby staat, zorg dan
dat de Stand-by monitor-uit-functie is ingeschakeld in het menu SYSTEEMINSTLL:
Geavanceerd. Zie "Stand-by monitor-uit" op pagina 49 voor details.
Aansluitingen19
Videoapparaten aansluiten
U dient de projector slechts op een van de volgende video-uitgangen aan te sluiten. Elke
uitgang levert een andere videokwaliteit. De gekozen uitgang is wellicht afhankelijk van
de beschikbare overeenkomende aansluitingen op de projector en het gewenste
videoapparaat.
Naam van
aansluiting
HDMI
Component Video
S-Video
Video
Uiterlijk van
aansluiting
ZieBeeldkwaliteit
"Een HDMI-apparaat
aansluiten (alleen voor MP515
ST)" op pagina 21
"Een component
videoapparaat aansluiten" op
pagina 21
"Een S-video- of composiet
videoapparaat aansluiten" op
pagina 22
Best
Beter
Goed
Normaal
Audioapparaten aansluiten
De projector heeft één of twee geïntegreerde monoluidsprekers met enkele basisfuncties
voor het geluid bij zakelijke presentaties. Deze zijn niet ontworpen, noch bedoel voor
het leveren van stereogeluid zoals dit verwacht kan worden in home theater of home
cinema toepassingen. Eventuele stereogeluidssignalen worden omgezet naar
monogeluid voor de luidspreker(s) van de projector.
Als u een apart geluidssysteem hebt, doet u er goed aan de audio-uitgang van het
videoapparaat op dit systeem aan te sluiten en niet op de monoaansluiting van de
projector. De audioaansluitingen op pagina 18 dienen slechts ter informatie. U hoeft
geen audioapparaten aan te sluiten op de projector als er een ander geluidssysteem
beschikbaar is of als er geen geluid nodig is.
Aansluitingen20
Een HDMI-apparaat aansluiten (alleen voor MP515 ST)
Gebruik een HDMI-kabel als u verbindingen aanbrengt tussen de projector en HDMItoestellen.
De projector op een HDMI-toestel aansluiten:
1.Neem een HDMI-kabel en sluit deze aan op de HDMI-uitgang van het
videoapparaat.
2.Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de HDMI-ingang van de projector.
• In de onwaarschijnlijke situatie dat u de projector aansluit op een dvd-speler via de HDMI-
ingang van de projector en de kleuren van het beeld niet kloppen, stel dan de kleurruimte
in op YUV. Zie "Kleurruimte veranderen (alleen voor MP515 ST)" op pagina 30 voor
details.
• De projector kan alleen gemengd monogeluid afspelen, zelfs als u een stereo-invoerbron
hebt aangesloten. Zie "Audioapparaten aansluiten" op pagina 20 voor details.
Een component videoapparaat aansluiten
Controleer op het videoapparaat of er ongebruikte componentvideo-uitgangen
beschikbaar zijn:
• Zo ja, ga door met deze procedure.
• Anders dient u een andere uitgang te selecteren om het apparaat op aan te sluiten.
De projector aansluiten op een component videoapparaat aansluiten:
1.Sluit het uiteinde van de component video-naar-VGA-adapterkabel (D-Sub) met
de 3 RCA-connectoren op de component video-uitgangen van het videoapparaat
aan. Zorg dat de kleuren van de stekkers overeenkomen met die van de uitgangen:
groen op groen, blauw op blauw en rood op rood.
2.Sluit het andere uiteinde van de component video-naar-vga-adapterkabel
(d-sub) (met een d-sub-stekker) aan op de COMPUTER, COMPUTER 1 of
COMPUTER 2-aansluiting op de projector.
3.Als u tijdens presentaties gebruik wilt maken van de luidspreker(s) (gemengd
monogeluid) van de projector, sluit dan een geschikte audiokabel aan op de audiouitgang van het toestel en de AUDIO of AUD I O ( L / R ) ingang van de projector.
4.(Alleen voor MP525 ST) U kunt zo nodig een tweede audiokabel aansluiten op de
AUDIO OUT-aansluiting van de projector en uw externe luidsprekers (niet
meegeleverd).
Als het audiosysteem is aangesloten, kan dit via de schermmenu's (OSD) van de
projector worden bediend. Zie "Geluidsinstellingen" op pagina 49 voor details.
De geïntegreerde luidspreker wordt gedempt als de AUDIO OUT-aansluiting is
aangesloten.
• De projector kan alleen gemengd monogeluid afspelen, zelfs als een stereo-ingang is
aangesloten. Zie "Audioapparaten aansluiten" op pagina 20 voor details.
• Als het geselecteerde videobeeld niet wordt weergegeven nadat u de projector hebt
ingeschakeld en de juiste videobron hebt geselecteerd, controleert u of het videoapparaat
is ingeschakeld en goed werkt. Controleer ook of de signaalkabels op de juiste manier
zijn aangesloten.
Aansluitingen21
Loading...
+ 46 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.