Atag Q-Solar Installation Manual

I n s t a l l a t i e v o o r s c h r i f t
Q-Solar
Druksysteem
8A.51.08.06/09.11 Wijzigingen voorbehouden.
Verklaring van symbolen en tekens van het display
Bedrijfsindicatie (op de eerste positie van het display bij
technische weergave. Op derde en
Geen warmtevraag
0
vierde Ventilatiefase
1
Ontstekingsfase
2
Brander actief op CV
Brander actief op WW
4
Controle ventilator
5
Brander uit bij vragende kamerthermostaat
6
Nadraaifase pomp op CV
7
Nadraaifase pomp op WW
8
Brander uit door te hoge aanvoerwatertemperatuur
9
Automatisch ontluchtingsprogramma
A
Collectorpomp actief
Sun
Maximale boilertemperatuur bereikt (>80°C)
Hot
display
Centrale Verwarming aan / uit
Warm Water aan / uit
Pomp-programma aan / uit
Mode-toets selecteren van
hoofdstukken
Van Good-weergave naar Technische weergave (en omgekeerd):
- Druk 5 sec. op de STEP-toets.
Step-toets bladeren in een hoofdstuk
Reset-toets Ontgrendelen van het
toestel bij een storing
Waterdruk is te laag (< 0,7 bar).
FILL aanduiding blijft continu zichtbaar. Het toestel wordt uit bedrijf genomen. De installatie moet bijgevuld worden.
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
2
Waterdruk is te laag (<1,0 bar).
Knipperende FILL wordt afgewisseld met aanduiding van waterdruk. Toestelvermo­gen tot 50% mogelijk. De installatie moet bijgevuld worden.
Waterdruk is te hoog (> 3,5 bar).
HIGH aanduiding blijft continu zichtbaar. Het toestel wordt uit bedrijf genomen. De installatiedruk moet verlaagd worden door water af te tappen.
Inhoud
1 Inleiding ..........................................................................................................................................4
2 Regelgeving ...................................................................................................................................4
3 Leveringsomvang ...........................................................................................................................6
4 Ketelbeschrijving ............................................................................................................................ 6
4.1 SchematischevoorstellingQ-Solar.....................................................................................8
5 Plaatsen van het toestel .................................................................................................................9
5.1 Maatgegevens..................................................................................................................10
6 Aansluiten van de ketel ................................................................................................................ 11
6.1 CV-systeem.......................................................................................................................12
6.2 Expansievat......................................................................................................................13
6.3 Verwarmingssystemenmetkunststofleidingen................................................................14
6.4 Gasleiding.........................................................................................................................14
6.5 Warmwatervoorziening.....................................................................................................15
6.5.1 Circulatieleiding.................................................................................................................15
6.6 Condensafvoerleiding.......................................................................................................15
6.7 Rookgasafvoer-enluchttoevoersysteem.......................................................................... 16
6.7.1 Dimensioneringrookgasafvoerkanaal/luchttoevoerkanaal.............................................18
7 Collectorcircuit .............................................................................................................................19
7.1 Expansievatcollectorcircuitdruksysteem.........................................................................19
7.2 Vullenvanhetcollectorcircuit............................................................................................19
8 Elektrische aansluiting .................................................................................................................20
8.1 Elektrischeaansluitingentussenboilerenketel...............................................................21
8.2 Buitenvoeler(optie)...........................................................................................................23
8.3 CollectorsensorZon..........................................................................................................23
8.4 IJkenvandesensoren......................................................................................................23
9 Ketelregeling ................................................................................................................................24
9.1 Verklaringvandefunctietoetsen....................................................................................... 25
9.2 Zonmodule........................................................................................................................26
9.3 WerkingvandeZonmodule..............................................................................................26
10 Vullen en ontluchten van de installatie .........................................................................................27
10.1 Sanitairzijdig...................................................................................................................... 27
10.2 Collectorcircuit..................................................................................................................27
10.3 CV-systeem.......................................................................................................................28
11 In werking stellen van de ketel ..................................................................................................... 29
11.1 Collectorsysteem..............................................................................................................29
11.2 CV-systeem.......................................................................................................................29
11.2 Warmwatervoorziening.....................................................................................................29
11.4 Instellingen........................................................................................................................ 30
11.5Fabrieksinstellingactiveren(groenetoetsfunctie)..............................................................32
12 Buiten bedrijf stellen .....................................................................................................................33
13 Onderhoud ...................................................................................................................................33
13.1 Controleopvervuiling.......................................................................................................34
13.2 ControleCO2/O2................................................................................................................35
13.3 Onderhoudswerkzaamheden............................................................................................36
13.4 OnderhoudsfrequentieenGarantie..................................................................................37
14 Technische specicaties ...............................................................................................................38
15 Onderdelen van de ketel .............................................................................................................. 39
17 Storingsindicatie ...........................................................................................................................41
18 Conformiteitsverklaring ................................................................................................................42
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
3
1 Inleiding
Dit installatievoorschrift beschrijft de werking, installatie, bediening en het primaire onderhoud van de ATAG Q-Solar CV-ketels.
Dit installatievoorschrift is bedoeld voor erkende installateurs die de ATAG ketels installeren en in gebruik stellen. Lees ruim voor aanvang van installatie van de ketel dit installatievoorschrift goed door. Voor gebruikers van de ATAG Q-Solar is een aparte gebruikshandleiding bij de ketel geleverd. ATAG Verwarming is niet aansprakelijk voor gevolgen die voortvloeien uit ingeslopen fouten of onvolkomenheden in het installatievoorschrift en de gebruikshandleiding. Tevens behoudt ATAG Verwarming zich het recht voor om haar producten te wijzigen zonder voorafgaande mededeling.
Geef de klant bij oplevering van de installatie duidelijke instructies over het gebruik van de ketel en overhandig daarbij de gebruikshandleiding en garan­tiekaart aan de klant.
Elke ketel is voorzien van een typeplaat. Verieer aan de hand van de gegevens op deze typeplaat of de ketel voldoet aan de situatie waarin het geplaatst moet worden, zoals gassoort, netvoeding en afvoerklasse.
Eventuele relevante installatievoorschriften en/of gebruikshandleidingen:
- ATAG Monopass Rookgasafvoersysteem individueel
- ATAG BrainQ Digitale klokthermostaat
- ATAG MadQ Cascade-/Menggroepregelaar
- ATAG Solar Collectoren Zon-thermische collectoren
2 Regelgeving
Voor installatie van de ATAG Q-Solar gelden de volgende regels:
- Wetgeving: Bouwbesluit Het bouwbesluit bevat prestatie-eisen over opstelling, afvoer en uitmonding.
- NEN 2757; bepalingsmethode voor afvoer
- NEN 1087; bepalingsmethode voor ventilatie en prestatie-eisen voor leidingwerk
- NPR 3378 of NTR
- NEN 3028; veiligheidsvoorschriften
- AVWI - NEN 1006;
- Plaatselijk geldende voorschriften.
De ATAG Q-Solar is uitsluitend geschikt als individueel verwarmingstoestel met warmwatervoorziening voor woningen en klein-industriële toepassingen. De installatie van de ketel mag uitsluitend door een erkend en geregisteerd installateur uitgevoerd worden. Werkzaamheden aan het toestel mogen al­leen door gekwaliceerd personeel met gekalibreerde apparatuur plaatsvin­den. De ketel moet aangesloten worden volgens dit installatievoorschrift en alle installatietechnische normen en voorschriften die betrekking hebben op de aan te sluiten installatie.
Houd rekening met de volgende veiligheidsvoorschriften:
- alle werkzaamheden aan de ketel dienen in een droge omgeving plaats te vinden.
- laat de ATAG ketel niet functioneren zonder mantel, tenzij er controle- en afstel­werkzaamheden moeten plaatsvinden (zie hoofdstuk 12).
- laat nooit elektrische en elektronische componenten in contact komen met water.
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
4
Voer de volgende handelingen uit bij (onderhouds-) werkzaamheden aan een reeds aangesloten ketel:
- schakel alle functies uit
- sluit de gaskraan
- trek de stekker uit de wandcontactdoos
- sluit de stopkraan van de inlaatcombinatie in de ketel.
Indien er controle- en afstelwerkzaamheden uitgevoerd moeten worden let dan op het volgende;
- de ketel moet tijdens deze werkzaamheden kunnen functioneren, dus moeten zowel de voedingsspanning, de gasdruk alsook de waterdruk op de ketel blijven staan. Zorg ervoor dat deze tijdens de werkzaamheden geen gevaar kunnen opleveren.
Controleer na (onderhouds-)werkzaamheden aan de ketel altijd alle gasvoe­rende delen op dichtheid (d.m.v. lekzoekspray).
Plaats na (onderhouds-)werkzaamheden altijd de mantel terug en borg de mantel met de schroef.
De volgende (veiligheids-) symbolen kunnen in dit installatievoorschrift, op de verpak­king en op de ketel voorkomen:
Dit symbool geeft aan dat de ketel vorstvrij opgeslagen moet worden.
Dit symbool geeft aan dat de verpakking en/of inhoud beschadigd kan raken door onzorgvuldig transport.
Dit symbool geeft aan dat de verpakte ketel beschermd moet worden tegen weersinvloeden tijdens transport en opslag.
SLEUTEL-symbool. Dit symbool geeft aan dat hier een (de-)montage uitge­voerd moet worden.
LET OP-symbool. Dit symbool geeft aan dat extra aandacht gevraagd wordt bij een bepaalde handeling.
Tip, beschrijving van een handigheid.
Gasleiding (geel) Ingaande collectorleiding (geel)
CV-aanvoerleiding (rood) Uitgaande collectorleiding (oranje)
CV-retourleiding (blauw) Condensafvoerleiding (blauw)
Koudwaterleiding (blauw) Expansievataansluiting (rood)
Warmwaterleiding (rood) Circulatieleiding (rood/wit)
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
5
3 Leveringsomvang
De ketel wordt als 2-colli-systeem geleverd. Het leveringspakket is als volgt samen­gesteld:
ATAG SolarCollector De collector behoort niet tot de standaard leveringsomvang. Er zijn namelijk meerdere mogelijkheden ten aanzien van collectortype (geschikt voor platdak of opdak/ pannendak) en collectorop­pervlak door koppelen van collectoren.
De bij het toestel meege­leverde ø6 mm collector­sensor dient gemonteerd te worden op de juiste positie in de collector. Zie het in­stallatievoorschrift van de collector.
Colli 1:
Colli 2:
- Collectorsensor PT100
- boiler (3 spiralen) met mantel;
- inlaatcombinatie;
- thermostatisch mengventiel;
- vul- en aftapkraan ten behoeve van collectorcircuit;
- aftapkraan ten behoeve van boiler;
- overstortventiel ten behoeve van collectorcircuit;
- modulerende driewegklep (VC6940 Zon/CV);
- expansievat tbv. zoncircuit;
- doorstroombegrenzer collectorcircircuit.
- ketel met mantel en geïntegreerde:
- automatische ontluchter;
- overstortventiel;
- driewegklep (VC2010 CV/WW);
- installatievoorschrift;
- gebruikshandleiding;
- garantiekaart;
- Koppeling 28mm (3x);
- T-stuk 22 x 1/2 x 22 + vul- en aftapkraan.
4 Ketelbeschrijving
Gesloten CV-ketel
Het toestel haalt zijn ver­brandingslucht van buiten en voert de rookgassen naar buiten af.
Condenseren
Resultaat van het onttrek­ken van veel warmte uit de rookgassen. Waterdamp zal als 'water' neerslaan op de wisselaar.
Moduleren Harder of zachter branden afhankelijk van de warmte die gevraagd wordt.
RoestVastStaal
Superdegelijke staalsoort die levenslang zijn bijzonder eigenschappen behoudt. Het roest en erodeert niet, zoals aluminium.
De ATAG Q-Solar is een gesloten, condenserende en modulerende CV-ketel met warmwatervoorziening waarbij gebruik gemaakt wordt van zonne-energie (thermisch).
De ketel is voorzien van een compacte RoestVastStalen warmtewisselaar met gladde buizen. Een doordacht principe met duurzame materialen. De CV-ketel verbrandt (aard)gas voor het leveren van warmte. Deze warmte wordt in de warmtewisselaar overgedragen aan het water in de CV-installatie. Door het sterk afkoelen van de rookgassen ontstaat condens. Hierdoor wordt juist een zeer hoog rendement gehaald. Het gevormde condenswater, dat geen negatieve invloed op de wisselaar en de werking heeft, wordt door de interne sifon afgevoerd.
De ketel is voorzien van een intelligent besturingssysteem (CMS Control Manage­ment System). Elke ketel anticipeert op de warmtebehoefte van de CV-installatie of de warmwatervoorziening. Hierdoor zal de ketel zijn vermogen afstemmen op de installatie. Dit betekent dat de ketel langer en op een laag niveau in bedrijf zal zijn.
Indien er een buitenvoeler wordt aangesloten kan de regeling weersafhankelijk func­tioneren. Dit houdt in dat de regeling de buitentemperatuur en de aanvoerwatertem­peratuur meet. Aan de hand van deze gegevens berekent het besturingssysteem de optimale aanvoerwatertemperatuur in de installatie.
De ATAG Q-Solar werkt in combinatie met een ATAG SolarCollector. Het collector­circuit is een volledig gescheiden gesloten circuit onder druk gevuld met een glycol/ water-mengsel.De boiler draagt daarom de codering:N (Not vented)
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
6
Het boilergedeelte is speciek voor dit systeem gebouwd en is uitsluitend voor dat systeem geschikt.
De collectorpomp schakelt in zodra de temperatuur van de collector ca. 10°C hoger
Keuken
(60°C)
Douche
(40°C)
Bad
(40°C) CW3 Keuken of douche of bad (100 l.) 3,5 10 12 CW4 Keuken of douche of bad (120 l.) 3,5 12,5 11 CW5 Keuken of douche of bad (150 l.) 3,5 12,5 10
Keuken en douche 3,5 12,5
Keuken en bad (150 l.) 3,5 _ 10
Bad (200 l.) _ _ 10
= Maximale tijdsduur in minuten
Gaskeur Comfortklasse Warmwater (CW)
Toepassingsklassen
= Minimale waterhoeveelheid in liter/min.
CW6
is dan de temperatuur in de boiler (T > 10°C: pomp aan). Het medium (glycol/water­oplossing) wordt door de collector gepompt. In de collector wordt het medium door (zon)licht verwarmd. Daarna stroomt het verwarmde medium weer door de spiraal­vormige warmtewisselaar in de boiler. De warmte wordt daar op het sanitairwater via een warmtewisselaar in de boiler overgedragen.
De pomp schakelt uit zodra de temperatuur van de collector nog maar ca. 3°C ho­ger is dan de temperatuur in de boiler (T < 3°C: pomp uit). De pomp schakelt ook uit als het tapwater in de boiler in zijn geheel een temperatuur heeft bereikt van ca. 80°C. Hierdoor is er geen kans op oververhitting! Ook bij storing schakelt de pomp automatisch uit. De circulatie over de collector stopt.
Het verwarmingscircuit wordt door zonnewarmte gevoedt vanuit een CV-warmte­wisselaar in het midden van de boiler. Bij voorkeur wordt hier een laag-temperatuur installatie op aangesloten. Indien de boiler over voldoende warmwater beschikt en er een warmtevraag is op het verwarmingscircuit zal de modulerende 3- wegklep het CV-water over de CV-warmtewisselaar sturen. Indien de warmtevraag groter is dan de beschikbaarheid van warmte in de boiler, zal het CV-water via de CV-ketel verder verwarmd worden.
Verklaring van de typeaanduiding: ATAG Q38SC200N
Q = Type 38 = Nominale belasting in kW SC = SolarCombi 200 = 200 liter boiler N = Druksysteem (Not vented)
ATAG ketels hebben allen Gaskeurlabels. De volgende Gaskeurlabels komen bij ATAG Q-Solar CV-ketels voor:
- HR107 Hoog Rendement 107%. ATAG ketels bereiken zelfs 109,7% op on­derwaarde.
- HRww Hoog Rendement WarmWater. Alle Combi-ketels produceren ef­ciënt warmwater op hoog rendement.
- CW Comfortklasse Warmwater. Klasse-indeling van de tapprestaties. De Q-Solar 200 liter ketels vallen in de klassen 6!
- SV Schone Verbranding. De emissies liggen ver onder de norm die hiervoor gesteld wordt.
Vanaf fabriek is de ketel zo ingesteld dat de ketel voldoet aan Gaskeur CW (m.u.v. propaan). Alle eventuele wijzigingen doen het Gaskeurlabel teniet.
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
7
4.1 Schematische voorstelling Q-Solar
1. RVS OSS warmtewisselaar
2. Control Management System (CMS) met Zonmodule
3. Driewegklep (CV/WW)
4. Ketelpomp
5. Warmwaterwisselaar
6. Warmwatersensor
7. CV-Zonsensor
8. CV-wisselaar
9. Modulerende driewegklep (CV-Zon)
10. CV-Zonretoursensor
11. Zonwisselaar
12. Vul-/aftapkraan en overstort collectorcircuit
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
8
13. Collectorpomp en doorstroombegrenzer
14. Expansievat
15. Boilervoeler Zon (Delta-T)
16. Collectorvoeler Zon (Delta-T)
17. Boileraftapkraan
18. Inlaatcombinatie
19. Thermostatisch mengventiel
20. Doorstroombegrenzer (Taco-setter)
21. SolarCollector
22. Thermometer
23. Thermo-/manometer
24. Spoel- en vuleenheid (niet in standaard leveringsomvang)
5 Plaatsen van het toestel
Het toestel dient in een vorstvrije ruimte te worden geïnstalleerd. Om warmteverlies uit de leidingen te beperken dient de boiler zo dicht mogelijk bij de collector te wor­den geplaatst en, indien mogelijk, eveneens zo dicht mogelijk bij het meest gebruikte warmwa tertappunt.
De Q-Solar is zodanig geconstrueerd dat uitsluitend een verticale opstelling moge­lijk is, hierbij moet het toestel op een vlakke horizontale ondergrond staan. Bewaar voldoende afstand tussen toestel, wanden en plafond ten behoeve van de rookgas­afvoerleidingen en het plaatsen en verwijderen van de mantel (zie guur 2).
- Plaats eerst de boiler (colli 1) op de gewenste plaats en zorg dat de boiler hori-
zontaal staat. Maak daarvoor gebruik van de stelvoeten links- en rechtsvoor onder de boiler.
-
Schuif de meegeleverde koppelingen (3 x 28 mm) op alle aansluitingen waarop het toestel (colli 2) aangesloten moet worden. Let op de juiste plaatsing (zie guur 1).
- Hang het toestel aan de 2 ophangpunten boven aan de boiler. Zorg dat het toestel
volledig over de ophanghaken valt.
Bij het verwijderen van de kunststof afdichtdoppen op de leidingen kan vuil testwater vrijkomen.
Til het toestel alleen op aan de achterwand.
- Schuif de koppelingen naar boven tot de aanslag en draai de wartels aan.
- Schuif de gasleiding en expansievatleiding naar boven en sluit deze aan.
Zorg voor een volledige afdichting van de gasleiding.
plaatsing schuifkoppelingen guur 1
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
9
5.1 Maatgegevens
Keteltype
Q-Solar
Q25SC200 Q38SC200
Q25SC380 Q38SC380
mm mm
verbrandingsluchttoevoer
ø 80
ø 80
rookgasafvoer
ø 80 ø 80
gasleiding - g
ø 15 ø 15
aanvoerleiding CV - a
ø 28 ø 28
retourleiding CV - r
ø 28 ø 28
condensafvoerleiding - c
ø 32 ø 32
koudwaterleiding - k
ø 22 ø 22
warmwaterleiding - w
ø 22 ø 22
ingaande collectorleiding - i
ø 22 ø 22
uitgaande collectorleiding - u
ø 22 ø 22
expansievat - e
ø 22
ø 22
circulatieleiding WW - z
½" ø 22
Keteltype
Q-Solar
Q25SC200 Q38SC200
Q25SC380 Q38SC380
mm mm
A
hoogte totaal
1880 1860
B hoogte boiler
1820 1830
C breedte
510
660
D diepte
895 1040
E linkerzijde / rookgasafvoer
340
415
F achterzijde / rookgasafvoer
780 920
G h.o.h. rookgasafvoer en luchttoevoer
120
120
H onderzijde / condensafvoerleiding - c
480 480
J
onderzijde / expansievatleiding - e
525 525
K onderzijde / ingaande collectorleiding - i
560 560
L onderzijde / uitgaande collectorleiding - u
610
610
M onderzijde / retourleiding CV - r
670 670
N
onderzijde / aanvoerleiding CV - a
730
730
P onderzijde / warmwaterleiding - w
790 790
Q onderz ijde / koudwaterleiding - k
850 840
R onderzijde / gasleiding - g
930 930
S Circulatieleiding WW - z
bovenzijde
boiler
870
T onderz ijde / netsnoerdoorvoer
1040 1040
U achterzijde / netsnoerdoorvoer
510 675
V achterzijde / leidingen c en e
580 744
W achterzijde / leidingen i, u, r, a, w en k
600
766
X achterzijde / leiding g
636 796
Y
achterzijde / voorz ijde boilermantel
810 970
150
Wand
Plafond
min. 350 mm
maatvoeringen (in mm) guur 2
maatvoering tabel 1
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
10
aansluitmaten tabel 2
6 Aansluiten van de ketel
De ketel beschikt over onderstaande aansluitleidingen die, door middel van het om­draaien van de knieverbindingen, zowel links als rechts van de ketel kunnen worden aangesloten (de leidingen zijn voorgemonteerd voor aansluiting vanaf de linkerzijde).
- CV-leidingen.
Deze kunnen met knelttingen aangesloten worden op de installatie;
- CV-Expansievatleiding.
Op deze leiding ø22 mm moet het expansievat voor CV worden aangesloten;
- Gasleiding.
Deze kan met een kneltting (½" bu x 15 mm) op de ketel worden aangesloten.
Buiten de ketel moet een gaskraan onder handbereik in de gasleiding worden opgenomen;
- Condensafvoerleiding.
Dit is een ovale 24 mm kunststoeiding. Die via een open verbinding aan een
sifon is aangesloten. Hierop kan met ø32 mm PVC de afvoer worden aangesloten;
- Koud- en warmwaterleiding.
Deze bestaan uit een ø15 mm (200L) of 22 mm (380L) koperleiding. Deze kunnen
met knelttingen worden aangesloten op de drinkwaterinstallatie.
- Collectorleidingen.
De aansluitingen op de boiler bestaan uit ø22 mm geïsoleerde koperleidingen. De
leidingen voor aansluiting op de SolarCollector zijn niet meegeleverd. Het collec­torcircuit moet met koperleidingen en knelttingen (bv. VSH) worden aangesloten en voorzien zijn/worden van hitte bestendig isolatiemateriaal (bv. Armaex). Zie voor leidingdimensionering het installatievoorschrift SolarCollector.
- Rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem.
Deze kunnen 2x ø80 mm of concentrisch ø80/125 mm worden aangesloten.
Het is aan te bevelen alle ketelaansluitleidingen en/of de installatie schoon te spoelen en/of schoon te blazen alvorens deze aan te sluiten op de ketel.
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
11
6.1 CV-systeem
Keteltype pomptype waterstroming toestel toelaatbare
installatieweerstand
UPER l/min l/h kPa mbar
Q25SC200 Q25SC380
20-60
16,2 972 32 320
Q38SC200 Q38SC380
20-70 24,6 1478 16 160
Monteer het cv-systeem volgens de huidige regelgeving.
De ketelleidingen moeten door middel van knelttingen aangesloten worden op de installatie. Voor het aansluiten op dikwandige pijp (gelast of get), moeten verloop­stukken worden gebruikt. Plaats buiten de ketel het meegeleverd T-Stuk met vul- en aftapkraan in de retourlei­ding van de installatie naar de ketel. Het aanbrengen van een warmteslot in de CV-leidingen buiten het toestel is niet nodig. Dit warmteslot is reeds in de ketel aanwezig.
Bij het verwijderen van de kunststof afdichtdoppen op de leidingen kan vuil testwater vrijkomen.
De ketel beschikt over een zelfregelend en zelfbeschermend besturingssysteem voor de belasting en de pompcapaciteit. Hierbij wordt het temperatuurverschil tussen het aanvoer- en retourwater gecontroleerd. Tabel 3 geeft de waterverplaatsing weer die de circulatiepomp kan leveren bij een bepaalde installatieweerstand. Indien de installatieweerstand hoger is dan de vermelde waarde zal de pomp op maximale pompcapaciteit gaan draaien en de belasting aanpassen totdat een, voor de regeling acceptabel, temperatuurverschil tussen aanvoer- en retourwater is bereikt. Wanneer het temperatuurverschil hierna te groot blijft zal de ketel zichzelf uitschake­len en wachten tot het te grote temperatuurverschil tussen de aanvoer en de retour weer afgenomen is. De regeling zal, indien een onacceptabel temperatuurverschil wordt geconstateerd, herhaaldelijk proberen waterstroming tot stand te brengen. Lukt dit niet, dan zal de ketel blokkeren.
Installatieweerstand tabel
100%
H(m)
UPER 20-70
100%
UPER 20-60
25%
UPER 20-70
* Indien een externe pomp
op aansluitingen 4,5 en 6 in de Control Tower is aangesloten, draait de pomp op dezelfde schakelmomenten als de ketelpomp.
externe pomp met open verdeler guur 3
12
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
25%
UPER 20-60
Q(m³/h)
pompkenlijnen graek 1
Q38SC200/380
Q25SC200/380
Indien de installatieweerstand te hoog is, kan in combinatie met een open verdeler
installatiehoogte boven
het expansievat
voordruk van het
expansievat
5 m 0,5 bar
10 m
1,0 bar
15 m 1,5 bar
een extra externe pomp in serie met de ketel worden geïnstalleerd. De voeding voor deze externe circulatiepomp kan in de ketel op het aansluitblok worden aangesloten, waardoor deze pomp op dezelfde tijdstippen schakelt als de ketelpomp. Het maximaal opgenomen vermogen van de externe circulatiepomp mag maximaal 230 W (1 Amp) zijn. De extra externe pomp moet op basis van de installatieweerstand en benodigde waterstroming geselecteerd worden.
De ketel is standaard voorzien van een waterlter in de retourleiding van de ketel. Hiermee wordt voorkomen dat eventuele vervuiling van het CV-water in de ketel terechtkomt. De ketel is tevens voorzien van een intern overstortventiel van 3 bar. Deze is gezamenlijk met de condensafvoer aangesloten op de afvoerconstructie naar het riool.
Indien alle, of een groot deel van de radiatoren voorzien zijn van thermostatische radiatorkranen, moet een drukverschilregelaar worden toegepast om stromingsproblemen in de installatie te voorkomen. De toegepaste drukverschilregelaar moet dezelfde diameter hebben als de aansluitdiameter van de aanvoer- en retourleiding van het toestel.
De ketel is niet geschikt voor installaties die zijn uitgevoerd met “open” expansievaten.
Toevoegmiddelen aan het water in de installatie zijn slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van ATAG Verwarming.
6.2 Expansievat
De CV-installatie moet voorzien worden van een expansievat. Het expansievat dat wordt toegepast moet afgestemd zijn op de waterinhoud van de installatie. De voordruk is afhankelijk van de installatiehoogte boven het gemonteerde expansievat. Zie tabel 4.
tabel 4
Alle Q-Solar ketels zijn voorzien van een expansievatleiding. Deze leiding staat in verbinding met de driewegklep en de circulatiepomp. Hiermee wordt voorkomen dat het expansiewater, bij het functioneren voor de warmwatervoorziening, afgesloten wordt van het expansievat, indien de thermostaatkranen van de radiatoren volledig gesloten zijn.
Het expansievat moet op de expansievatleiding van de ketel worden aangesloten.
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
13
6.3 Verwarmingssystemen met kunststof leidingen
Bij het aansluiten of het toepassen van kunststof leidingen (vloer- en/of wandver­warming) of leidingdelen (radiatoraansluitingen, verdeeleenheden), moet men er rekening mee houden dat de toegepaste kunststof leidingen voldoen aan:
- DIN 4726 t/m 4729 (geen hogere zuurstofdoorlatend-heid dan 0,1 g/m3.d bij 40°C)
of
- Nationale BRL 5606 van KIWA (geen hogere zuurstofdoorlatendheid dan 0,18 g/
m2.d bij 80°C)
Zorg ervoor dat een systeem met kunststoeidingen goed ontlucht wordt en blijft.
Indien het systeem niet voldoet aan een van deze normen, moet het deel met kunststof leidingen gescheiden worden van de CV-ketel door middel van een platenwisselaar.
6.4 Gasleiding
Bepaal de diameter en monteer de gasleiding volgens de huidige regelgeving.
De gasleiding van de ketel is een ø15 mm koperleiding. Hierop wordt de gasleiding met kneltting aangesloten waarin een gaskraan opgenomen moet worden.
Voor een goede werking van de ketel is het noodzakelijk dat de dynamische voordruk van de ketel hoger is dan 20 mbar.
Zorg ervoor dat, met name bij nieuwe leidingen, de gasleiding geen vuilresten bevat.
Indien de ketel omgebouwd moet worden van aardgas naar propaan levert ATAG voor de ATAG Q-Solar speciale ombouwsets. Neem hiervoor contact op met ATAG Verwarming Nederland BV.
Controleer na (onderhouds-)werkzaamheden aan de ketel altijd alle gasvoerende delen op dichtheid (d.m.v. lekzoekspray).
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
14
6.5 Warmwatervoorziening
Monteer de drinkwaterinstallatie volgens de huidige regelgeving.
De ketelleidingen van de warmwatervoorziening moeten door middel van een knelt­ting aangesloten worden op de installatie. De ketel is voorzien van een inlaatcombina­tie met een veiligheidsventiel van 8 bar. Deze is samen met de condensafvoer en de afvoer van het CV-veiligheidsventiel (3 bar) aangesloten op één rioolaansluitleiding.
Hanteer de juiste leidingdimensionering in verband met de gelijktijdigheid van tappen volgens GASKEUR CW. (Zie ook CW tabel op pagina 39 en VEWIN werkblad 4.4A.) De specieke leidinglengte is de maximale ongeïsoleerde leidinglengte ten behoeve van het keukentappunt. Deze lengte is bij een diameter van 10/12 mm maximaal 30 m.
De uitstroomtemperatuur is in te stellen door middel van het thermostatisch meng­ventiel. Zie voor afstelling hoofdstuk 10.1.
6.5.1 Circulatieleiding
In geval van lange warmwaterleidingen kan een circulatieleiding op de Q-Solar aan­gesloten worden. Dit verhoogt het comfort door verlaging van wachttijden. De retourleiding van de circulatieleiding wordt aangesloten op positie "z" op de Q­Solar boiler. De benodigde pomp voor de circulatieleiding is geen onderdeel van de standaard levering. Let op dat de te selecteren pomp voor dit doel geschikt is. Tevens wordt een tijdschakeling geadviseert zodat de pomp alleen draait gedurende perioden van warmwatergebruik om onnodig energieverbruik te voorkomen.
6.6 Condensafvoerleiding
De ATAG CV-ketels produceren condenswater. Dit condenswater moet afgevoerd worden, anders zal de ketel niet meer functioneren.
De gezamenlijke condensafvoerleiding dient door middel van een open verbinding aangesloten te worden op de riolering. Hiermee wordt voorkomen dat eventuele rioolgassen in de ketel terecht komen. De rioolaansluiting moet een minimale diameter van 32 mm hebben.
Monteer de condensafvoerleiding volgens de huidige regelgeving.
Op de gezamenlijke condensafvoerleiding zijn de volgen-de componenten aangesloten:
- Condensafvoer;
- Overstortventiel;
- Inlaatcombinatie.
Het afvoeren van het condenswater op de hemelwaterafvoer is, met het oog op bevriezingsgevaar, niet toegestaan.
Vul vóór het in bedrijf nemen van de ketel de sifon met water.
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
15
6.7 Rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem
Met het rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem wordt bedoeld:
- De rookgasafvoerleiding;
- De luchttoevoerleiding;
- Dak- of geveldoorvoer.
De rookgasafvoer- en luchttoevoerinstallatie moet voldoen aan:
- Afvoersysteem aangegeven op de typeplaat van de ketel (Afvoerklasse)
- Wetgeving: Bouwbesluit
Het bouwbesluit bevat prestatie-eisen over opstelling, afvoer en uitmonding.
- NEN 2757; bepalingsmethode voor afvoer
- NEN 1087; bepalingsmethode voor ventilatie en prestatie-eisen voor leidingwerk
- NPR 3378 of NTR
- Plaatselijk geldende voorschriften;
- Voorschriften uit het installatievoorschrift ATAG Monopass
Alle rookgasafvoerdelen die zich buiten de schacht of brandwerende omkokering be­vinden moeten uitgevoerd zijn in RVS.
RVS
PP
PP RVS
Luchtlter
Open opstelling
Toestelklasse: B Uitmondingsgebied 1 (vrij uitmondingsgebied)
PP
PP
RVS
PP PP/MW PP/MW PP/MW
Toestelklasse: C Toegestaan mits aanzuiging en uitmonding in hetzelfde drukvlak.
Gesloten opstelling
gesloten en open opstelling guur 4
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
16
De ketelaansluitdiameter is ø 80/125 mm. Hierop kan het rookgasafvoer- en lucht­toevoersysteem gemonteerd worden al dan niet voorzien van bochten. Zie tabel 5 voor de maximaal toepasbare leidinglengte.
Wij adviseren een eenvoudig rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem samen te stel­len uit de componenten uit het ATAG Monopass Rookgasafvoerprogramma. Voor nadere informatie omtrent het Monopass leveringsprogramma verwijzen wij u naar de Prijswijzer Monopass Rookgasafvoerprogramma.
Monopass is uitsluitend bedoeld en geschikt voor toepassing op ATAG CV-ketels op aardgas of propaan. De maximale rookgastemperaturen van de ATAG CV-ketels liggen beneden 70°C (vollast bij 80/60°C). De goede werking kan nadelig beïnvloed worden door veranderingen of aanpassingen van het bedoelde gebruik. Eventuele garantieaanspraken vervallen als gevolg van dergelijke wijzigingen of het onjuist opvolgen van de regelgeving en de installatievoorschriften.
De afvoersystemen die in dit document zijn beschreven zijn uitsluitend geschikt in combinatie met ATAG CV-ketels met Gaskeurlabel HR, Gastec toestelkeuringscerti­caat nr: 0063BQ3021, 0063AS3538 en 0063AU3110. Stel het afvoersysteem samen met uitsluitend de onderdelen uit het Monopass programma. Combinaties met andere merken of systemen zijn, zonder schriftelijke goedkeuring van ATAG Verwarming, niet toegestaan.
Indien voor ander rookgasafvoer- en luchttoevoermateriaal gekozen wordt, moet het materiaal voorzien zijn van het KOMO label.
Het afvoersysteem dient bij horizontale delen altijd onder afschot (50 mm/m) naar de ketel aangebracht te worden, zodat zich geen condenswater in het afvoersysteem kan verzamelen. Door het teruglopen van het condenswater naar de ketel is de kans op ijspegelvorming aan de dakdoorvoer minimaal. Bij horizontale uitmondingen dient het toevoersysteem onder afschot naar buiten geplaatst te worden om inregenen te voorkomen. Het plaatsen van een extra condensopvanginrichting in het afvoersy­steem is overbodig.
De ketel produceert, wanneer het in bedrijf is, een witte condenspluim. Deze condenspluim is onschadelijk maar kan, met name bij uitmondingen in de gevel, als hinderlijk ervaren worden. Daarom verdient een bovendakse uit­monding de voorkeur.
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
17
6.7.1 Dimensionering rookgasafvoerkanaal / luchttoevoerkanaal
ø80mm
A
in m
ø100mm
A
in m
16-25 kW Maximale rechte lengte 80 31 Maximale rechte lengte 100 40
weerstandslengte 87° bocht -1,5 weerstandslengte 87° bocht -1,8 weerstandslengte 45° bocht -0,8 weerstandslengte 45° bocht -0,9
26-38 kW Maximale rechte lengte 80 18 Maximale rechte lengte 100 39
weerstandslengte 87° bocht -1,5 weerstandslengte 87° bocht -1,8 weerstandslengte 45° bocht -0,8 weerstandslengte 45° bocht -0,9
ø60/100mm
B
in m
ø80/125mm
B
in m
ø100/150mm
B
in m
16-25 kW Maximale rechte lengte 60/100 12 Maximale rechte lengte 80/125 31 Maximale rechte lengte 100/150 40
weerstandslengte 87° bocht -1 weerstandslengte 87° bocht -2,8 weerstandslengte 87° bocht -2,6 weerstandslengte 45° bocht -1 weerstandslengte 45° bocht -1,1 weerstandslengte 45° bocht -1,1
26-38 kW Maximale rechte lengte 80/125 13 Maximale rechte lengte 100/150 34
weerstandslengte 87° bocht -2,8 weerstandslengte 87° bocht -2,6 weerstandslengte 45° bocht -1,1 weerstandslengte 45° bocht -1,1
Concentrisch afvoersysteem
Tweepijps afvoersysteem + Schoorsteenvoeringen
Voorbeeld: Een 25kW toestel met een concentrisch afvoersysteem ø80/125mm heeft volgens de tabel een maximale rechte af­voerlengte van 31m. In het toe te passen systeem moeten 2x een 45° bocht op­genomen worden. De maximale afvoerlengte wordt dan: 31 - 2x1,1 = 28,8m.
De diameter wordt bepaald door de totale lengte, inclusief aansluitpijp en, verloop van het rookkanaal (zoals bij inmeten is vastgesteld) en het type ketel. Een te kleine diameter kan leiden tot storing. Zie tabel 5 voor keuze van het systeem met de juiste diameter en zie ook NEN 2757. De tabel toont de maximale afvoerlengte bij verschil­lende ketelvermogens. Er is een langere afvoerlengte te behalen door de diameter van te vergroten naar ø100mm.
Toelichting op tabel 5:
Tweepijps afvoersysteem: maximale opgegeven lengte = afstand tussen ketel en dakdoorvoer A. Concentrisch afvoersysteem: maximale opgegeven lengte = afstand tussen ketel en dakdoorvoer B.
Bij toepassing van bochten moet de opgeven waarde achter elke bocht van de maxi­male rechte lengte afgetrokken worden (zie voorbeeld).
De diameter 60/100 mag uitsluitend toegepast worden op geveldoorvoeren in combinatie met ATAG CV-ketels tot en met 25kW.
dimensionering rookgasafvoer / luchttoevoer tabel 5
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
18
7 Collectorcircuit
Spoel- en vuleenheid
De boiler van de ZonneGasCombiQ voor druksysteem is te herkennen aan de vol-
gende typebenaming op de typeplaat van de boiler SC200N en SC380N N= non vented. Dit systeem is een gesloten systeem onder druk. Het sy-
steem moet gevuld worden met glycol/water. Volg hierbij de aanwijzingen
in het installatievoorschrift van de SolarCollector.
De leidingen met appendages tussen boiler en collector zijn geen onderdeel van de standaard levering. Kies hiervoorbij voorkeur een standaard product. Een mogelijk­heid is een bundel van 2 koperen leidingen die reeds geïsoleerd zijn met hittebe­stendig isolatiemateriaal en een kanaal voor het doorvoeren van de draad van de collectorsensor. Informeer bij uw groothandel. Er kan ook gekozen worden voor standaard koperleiding met knelkoppelingen (bijv. VSH). De leidingen moeten dan wel geïsoleerd worden met hittebestendig isolatie­materiaal (tot 250°C, bijv. Armaex). Informeer bij uw groothandel Let op bij installatie dat de draad van de collectorvoeler de leidingen niet kan raken.
De diameter van de leidingen is afhankelijk van het collectoroppervlak. Zie daarvoor het installatievoorschrift SolarCollector.
1. Plaats de T-stukken (22x22x1/2"bi) direct naast de boiler in de aanvoer en retour­leiding van de collector en plaats daarop de meegeleverde temperatuurmeters:
2. Plaats de thermometer in de retourleiding van de collector.
3. Plaats de thermo/manometer in de aanvoerleiding naar de collector.
4. Plaats in de collectorleiding naar de boiler een spoel- en vuleenheid. De spoel- en vuleenheid is geen onderdeel van de standaard leveringsomvang.
7.1 Expansievat collectorcircuit druksysteem
De Q-Solar is uitgevoerd met een intern expansievat van 18 liter met 2,5bar voordruk voor het collectorcircuit. De inhoud is voldoende voor systemen tot 10m2 collectorop­pervlak. Bij het ontwerp van het collectorcircuit moet hiermee rekening gehouden worden.
7.2 Vullen van het collectorcircuit
Zie hoofdstuk 10.2 voor het vullen van het collectorcircuit.
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
19
8 Elektrische aansluiting
De ketel voldoet aan de CE- machinerichtlijn 89/392/EEG. De installatie moet (blijven) voldoen aan:
- Voorschriften voor elektrische apparaten NEN 1010;
- Een afwijking op het net van 230V/50Hz van +10% of -15%
- De plaatselijk geldende voorschriften;
- De ketel moet worden aangesloten op een geaarde wandcontactdoos.
Deze moet zichtbaar en onder handbereik zijn.
De ketel voldoet aan de volgende voorschriften:
- Laagspanningsrichtlijn 73/23/EEG
- EMC richtlijn 89/336/EEG
Verder gelden de volgende algemene voorschriften:
- Aan de bedrading van de ketel mogen geen wijzigingen worden aangebracht;
- Alle aansluitingen moeten op het aansluitblok gemaakt worden.
- Het netsnoer moet, bij eventuele vervanging, door een ATAG netsnoer vervangen worden: ATAG Q, art.nr. S4320100
De ATAG BrainQ kamerthermostaat en regelingen moeten op de hiervoor bestemde aansluitingen worden aangesloten. Alle overige soorten of merken kamerthermosta­ten of regelingen die worden toegepast moeten beschikken over een potentiaalvrij contact.
Bij het toepassen van een aan / uit thermostaat of regelaar is het mogelijk dat er een anticipatieweerstandsdraad in de ketel moet worden geplaatst om te grote tempera­tuurschommelingen te voorkomen. De anticipatieweerstandsdraad is meegeleverd en moet gemonteerd worden op de klemmen 23 en 27. De anticipatieweerstand in de kamerthermostaat moet op 0,11 A ingesteld worden. De anticipatieweerstandsdraad moet ook toegepast worden bij kamerthermostaten met het zogenaamde 'power stealing'-systeem.
Voor meer gedetailleerde vragen over componenten, die niet door ATAG zijn geleverd, neem contact op met de betreffende leverancier.
Aansluitklemmen Control Tower
230 Volt voor
netvoeding
aansluitblok Control Tower (CMS) guur 10
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
externe pomp
230 Volt voor
externe regelaar
230 Volt
interne of externe
dr ieweg klepm otor
en boilersensor
ATAG buitensensor
ATAG
busthermostaat
Aan / uit thermostaat
n.v.t.
of regelaar
24 Volt
20
maximaal 100 mA
8.1 Elektrische aansluitingen tussen boiler en ketel
Sluit de volgende componenten volgens guur 11 en 12 aan:
A
B
C
D
E
F
G
- Collectorvoeler Zon T7
Voer de draden door de kabeldoorvoer A aan de zijkant van de ketel. Sluit de
draden vanaf de collector aan op de deelbare kroonsteen met de groene dra­den. Let daarbij ook op de aanwijzingen van de levernacier van de collector.
- Boilervoeler Zon T6
Voer de rode draden vanaf de boiler door de doorvoerplaat (B). Sluit de rode
draden aan op de deelbare kroonsteen met de rode draden vanaf de boiler
- CV-Zonsensor T8
Voer de witte en grijze draad door de doorvoerplaat (C) van de boiler. Sluit de
connectoren aan op de CV-Zonsensor T8 op de boiler
- CV-Zonretoursensor T9
Voer de witte en zwarte draad door de doorvoerplaat (C) van de boiler. Sluit
de connectoren aan op de CV-Zonretoursensor T9 op de retourleiding.
- Modulerende driewegklep (CV-Zon)
Voer de connector met de gele, paarse en blauwe draad door de doorvoerplaat
(D) van de boiler. Sluit de connector aan op de motor van de driewegklep.
- Collectorpomp
Voer de kabel vanaf de collectorpomp door de doorvoerplaat (E) van de boiler
(maak gebruik van de uitsparing) en sluit de connector aan op de loshangende connector achter de Control Tower.
- Warmwatersensor T3
Voer de kabel door de achterwand van de ketel (G). Sluit de connectoren aan op
de warmwatersensor T3 op de boiler.
Indien het collectorsysteem in bedrijf is kunnen de leidingen een temperatuur bereiken van > 120°C. Laat geen draden of kabels de leidingen raken. Raak de leidingen niet aan.
De collectorleidingen moeten met UV en hittebestendig materiaal geïsoleerd worden.
doorvoeren bekabeling guur 12
elektrische aansluitingen tussen boiler en ketel guur 11
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
21
T 102°C
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
22
elektrisch aansluitschema guur 13
8.2 Buitenvoeler (optie)
Plaats de buitenvoeler op de noordgevel. De buiten-voeler moet op een zodanige plaats bevestigd worden (bijv. onder een dakgoot), dat deze niet beïnvloed wordt door bijvoorbeeld zon, sneeuw of luchtstromen van een afvoer. Sluit de buitenvoeler aan met 2-aderig snoer 0,75 mm2 op de klemmen 18 en 19 (zie guur 10 en 13).
8.3 Collectorsensor Zon
De PT100 collectorsensor T7 (groen) maakt samen met de PT100 boilersensor T6 (rood) deel uit van de Delta-T regeling. De werking van de Delta-T regeling is be­schreven in paragraaf 9.2 en 9.3. De collectorsensor moet volgens paragraaf 8.1 aangesloten worden. De collectorsen­sor mag verlengd worden met maximaal 10 meter 2-aderig snoer 0,75 mm2. Als de collectorsensor is verlengd met meer dan 10 meter 2-aderig snoer moet de sensor geijkt worden om gelijke weerstandswaarden te verkrijgen. (Zie paragraaf 8.4).
8.4 IJken van de sensoren
IJken van de sensoren is alleen noodzakelijk indien de collectorsensordraad verlengd is met meer dan 10 meter 0,75 mm2 snoer.
Op de Zonmodule zijn twee PT100-sensoren (boiler T6 en collector T7) aangesloten.
Indien de sensordraad van de collector verlengd is met meer dan 10 mtr. moet er een correctie uitgevoerd worden op een parameterinstelling. Neem hierover contact op met ATAG Verwarming.
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
23
9 Ketelregeling
De ketel is voorzien van een zelfsturende regeling, het zogenaamde Control Ma­nagement System (CMS). Deze regeling neemt een groot deel van de handmatige instellingen over, waardoor het in bedrijf nemen sterk is vereenvoudigd. Na het insteken van de stekker in de wandcontactdoos zal de ketel geen bedrijfsac­tie ondernemen en zal geen enkel bedrijfslampje gaan branden, totdat één van de functietoetsen wordt bediend. Het display zal de betreffende status weergegeven. Bij een lege installatie toont het display FILL. Het uitlezen van de status kan op twee manieren.
Good-weergave of standaard weergave
De eerste manier toont een eenvoudige displayweergave. De ketel toont tijdens normaal bedrijf: 'Good'. Indien er een melding (storing o.i.d) noodzakelijk is zal deze in plaats van Good worden weergegeven op het display.
Technische weergave
De tweede manier toont een technische weergave. Getoond wordt, onder andere:
links de bedrijfsstatus waarin de ketel actief is;
rechts de aanvoerwatertemperatuur;
de waterdruk van de CV-installatie.
Indien er een melding (storing o.i.d) noodzakelijk is zal deze in plaats van technische weergave worden getoond op het display.
Van Good-weergave naar Technische weergave (en omgekeerd):
- Druk 5 sec. op de STEP-toets.
Na het vullen van de installatie wordt het automatisch ontluchtingsprogramma pas
geactiveerd, door de CV, WW- of pompfunctietoets ( , of ) te bedienen. Het automatisch ontluchtingsprogramma duurt 17 minuten en stopt automatisch. Hierna zal de ketel voor de ingeschakelde functie in werking treden (Zie verder 'Vul­len en ontluchten van de installatie').
Bij een warmtevraag, die ontstaat voor CV of WW, zal een watertemperatuur bere­kend worden. Deze berekende watertemperatuur wordt de T-set waarde genoemd en hierop zal het ketelvermogen gestuurd worden. Bij een pas ingeschakelde ketel is de gradiënt van de T-set waarde actief. Dit heeft hoofdzakelijk als doel te voorkomen dat de ketel op vol vermogen in bedrijf gaat, waardoor hinderlijke geluiden en onnodige temperatuurpieken kunnen ontstaan. Bij warmtevraag op de warmwatervoorziening wordt de T-set waarde op de CV-retourwatertemperatuur geregeld. Afhankelijk van de hoeveelheid sanitairwater dat aan de boiler wordt onttrokken zal de CV-retourwa­tertemperatuur variëren waarop de belasting van de ketel wordt gestuurd.
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
24
9.1 Verklaring van de functietoetsen
- (CV) functietoets.
(de-)activeren van de Centrale Verwarming (lampje uit/aan);
- (WW) functietoets.
(de-)activeren van de Warmwatervoorziening (lampje uit/aan);
- (PC) functietoets.
stelt de pomp op continu watercirculatie over de CV-installatie (lampje aan), of
volgens de nadraaitijden op de betreffende functie's (lampje uit);
Mode-toets.
Met kort indrukken kan een selectie van de gegevenshoofdstukken worden opge-
vraagd.
Na 5 seconden indrukken is het mogelijk om de code in te geven zoals omschreven
is in hoofdstuk 11.4;
Step-toets.
Met kort indrukken kan het opvragen van de waterdruk worden gedaan. Na 5 seconden indrukken wordt omgeschakeld van de Good-weergave naar de
technische weergave en omgekeerd;
Reset-toets.
Met kort indrukken wordt:
- een storing ontgrendeld;
- een ingegeven toegangscode beëindigd;
Na 5 seconden indrukken wordt een bedrijfsstop gemaakt voor bijvoorbeeld het
activeren van het automatisch ontluchtingsprogramma.
Enkele toetsen kennen nevenfuncties. Deze nevenfuncties zijn alleen actief indien er volgens de procedure, beschreven in hoofdstuk 11.4, instellingen gewijzigd moeten worden of gegevens opgevraagd worden uit het CMS. Nevenfuncties:
- CV toets : + functie;
- WW toets: - functie;
- PC toets : store-functie (bevestigen van een gewijzigde instelling);
- Step-toets : 'bladeren' in een hoofdstuk.
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
25
9.2 Zonmodule
Zonmodule guur
9.3 Werking van de Zonmodule
In de Control Tower bevindt zich naast het CMS voor de toestelregeling ook de Zonmodule voor de regeling van het collectorcircuit (Delta-T regeling). Deze rege­ling werkt volledig onafhankelijk van de toestelregeling en met de schakelaar op de Control Tower kunt u de collectorpomp uitschakelen.
Bij de regeling horen twee temperatuursensoren van het type PT100, waarvan er reeds één in de ZonLichtCollector gemonteerd moet worden (Let hierbij op de in­structies bij de collector). De tweede is in de boiler gemonteerd. De ingangen voor de sensoren hebben een temperatuurbereik van -40°C tot +175°C. De regeling (Delta-T) werkt op basis van het gemeten temperatuurverschil tussen de sensoren van de boiler en de collector. Indien de temperatuur van de collector ca. 10°C hoger is dan de temperatuur van de boiler schakelt de collectorpomp in. Zodra dit temperatuurverschil ca. 2°C is schakelt de collectorpomp uit. De pomp schakelt ook uit indien de boiler een temperatuur van 80°C heeft bereikt. De regeling laat de pomp weer starten indien de temperatuur van de boiler gedaald is naar 75°C.
Indien er warmtevraag voor CV is en de boiler heeft voldoende zon(licht)opbrengst zal de modulerende driewegklep het CV-circuit via de Zon-CVwisselaar van de boi­ler laten lopen. De CV-Zonsensor T8 zal samen met de CV-Zonretoursensor T9 het temperatuurverschil meten en aan de hand met de standaard gegevens uit de CMS bepalen of er meer of minder warmte uit de boiler voor CV onttrokken mag worden. Indien er onvoldoende capaciteit voor CV in de boiler aanwezig is, zal de modulerende driewegklep de CV-wisselaar afsluiten en zal de brander van de ketelontsteken en het CV-water verwarmen. Warmwatervraag heeft onder alle omstandigheden voorrang en daarbij zal ook, indien de boilertemperatuur te laag is door onvoldoende zon(licht)opbrengst, de brander van de ketel inschakelen.
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
26
10 Vullen en ontluchten van de installatie
Vul de volgende onderdelen van de installatie in volgorde:
1. sanitairzijdig (boiler)
2. collectorcircuit
3. CV-systeem
10.1 Sanitairzijdig
Gebruik uitsluitend sanitairwater van het waterleidingbedrijf voor het vullen.
Het vullen en ontluchten gaat als volgt:
1. open in de installatie een warmwaterkraan;
2. open de hoofdtoevoer van het koudwater;
3. open de stopkraan van de inlaatcombinatie;
4. vul de boiler totdat er water uit de geopende warmwaterkraan komt.
Laat het water nog enkele minuten stromen om ervoor te zorgen dat de boiler en leidingen volledig gespoeld en ontlucht zijn. Sluit dan de warmwaterkraan.
Q25SC200 Q38SC200
Q25SC380 Q38SC380
Warmwatervoorziening na inbedrijfstelling
Meet de uitstroomtemperatuur van het warme water en stel de gewenste uitstroom­temperatuur in met het thermostatisch mengventiel. Af fabriek staat de uitstroom­temperatuur ingesteld op de temperatuur die vermeld staat op de sticker van het thermostatisch mengventiel.
Thermostatisch mengventiel
Warmer Kouder
Voorkeursinstelling: 60°C
Thermostatisch mengventiel
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
27
10.2 Collectorcircuit
Het vullen en ontluchten van het collectorcircuit moet volgens de volgende aanwij­zingen plaatsvinden.
1. Laat de ketel spanningsloos tijdens het vullen en spoelen van het collectorcircuit.
2. Het vullen moet in koude toestand gebeuren. Er mag geen zoninstraling op de
collectoren zijn op het moment van vullen om dampvorming te voorkomen. Dek
de collectoren zonodig af. Zie ook het installatievoorschrift SolarCollector.
3. Maak gebruik van een speciale spoel-/vulpomp met reservoir.
4. Sluit de aanvoerslang van de spoel-/vulpomp aan op een van de twee vulkranen
van de spoel- en vuleenheid. Let op de spoelrichting i.v.m. de aanwezige terug-
slagklep in het collectorcircuit.
5. Sluit de retourslang naar het reservoir aan op de andere kraan van de spoel- en
vuleenheid.
6. Sluit de afsluiter van de spoel- en vuleenheid.
7. Zorg dat de afsluiters in het collectorcircuit van de Q-Solar geopend staan.
Taco-setter
In d i e n de k e t e l moet f u nc t i o ne r en zo n d er aan g e s l o t e n c o l le c t o r ­systeem moet de schakelaar op 0 gezet worden en de bandkabel van de Zonmodule (seperate print op achterwand in Control Tower) los genomen worden.
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
28
8. Vul het reservoir met voldoende vloeistof (ATAG glycol/water mengsel)
9 Start de spoel-/vulpomp
Wacht tot er een geen luchtbellen meer uit de retourslang komen.
Controleer of de doorstroomindicator (Taco-setter) stabiel is.
Niet stabiel duidt op de aanwezigheid van lucht.
10.
Open de afsluiter in de spoel- en vuleenheid en sluit direct de kraan in de retourslang
11. Laat de druk oplopen tot 3,5bar.
12. Stop de spoel-/vulpomp en sluit gelijktijdig de kraan in de aanvoerslang.
13. Koppel de slangen af.
Indien het systeem volgens procedure gevuld en ontlucht is moet de schakelaar (Zon) op de bedieningskast ingescha­keld worden. Haal eventueel de bedekkingvan de collecto­ren af. Indien er onvoldoende zoninstraling is laat depomp lopen door middel van Service Step 200 op on te zetten.
Stel de Taco-setter in op de juiste doorstroomhoeveelheid. Dit is afhankelijk van het col­lectoroppervlak: 5,0m2 3 ltr/min. 7,5m2 4 ltr/min. 10 m2 5 ltr/min.
1. reservoir
2. spoel-/vulpomp
3. vul- en spoeleenheid
4. collector
10.3 CV-systeem
De CV-installatie dient gevuld te worden met drinkwater. Voor het vullen van de CV-
installatie gebruikt u de vul- en aftapkraan die buiten het toestel is geplaatst. Het
vullen gaat als volgt:
1 Steek de stekker in de wandcontactdoos;
2 Het display toont FILL.
3 Alle functies uit (Verwarming, warmwater en pomp);
4 Druk kort op de 'STEP'-toets: Px.x = waterdruk in bar
5 Sluit de vulslang aan op de koudwaterkraan;
6 Vul de slang geheel met drinkwater;
7 Sluit de gevulde vulslang aan op de vul- en aftapkraan van de CV-installatie
8 Open de vul- en aftapkraan;
9 Open de koudwaterkraan;
10 Vul langzaam de installatie tot 1,5-1,7 bar (waarde op display loopt op);
11 STOP op display;
12 Sluit koudwaterkraan;
13 Ontlucht de gehele cv-installatie: begin op het laagste punt;
14 Controleer waterdruk en vul eventueel bij tot 1,5 tot 1,7bar
15 Zorg dat de koudwaterkraan en de vul- en aftapkraan gesloten zijn;
16 Druk de functietoetsen ( , en/of )in;
17 Indien A xx op het display verschijnt: 17 minuten wachten;
18 Controleer de waterdruk en vul indien nodig bij;
19 Druk kort op de 'STEP'-toets;
20 Zorg dat de koudwaterkraan en de vul- en aftapkraan gesloten zijn;
21 Koppel de vulslang los; 22 Na beëindigen van het automatisch ontluchtingsprogramma (A xx) keert de ketel
terug naar de Good- weergave of de technische weergave.
Het kan enige tijd duren voordat alle lucht uit een gevulde CV- installatie is verdwenen. Zeker de eerste week kunnen geluiden hoorbaar zijn die wijzen op lucht. De automatische ontluchter in de ketel zal deze lucht laten verdwij­nen, waardoor de waterdruk gedurende deze periode kan dalen en er water bijgevuld zal moeten worden.
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
29
11 In werking stellen van de ketel
Zorg ervoor, alvorens de ketel in bedrijf te stellen, dat de ketel en de installatie goed ontlucht zijn. Ontlucht de gasleiding en open de gaskraan van de ketel. De ketel behoeft geen afstelling van branderdruk en luchthoeveelheid, omdat deze zelfrege­lend is en fabrieksmatig is afgesteld en mag niet worden nagesteld. Meet alleen de maximale luchtverplaatsing over de ketel (zie hoofdstuk 13.1).
11.1 Collectorsysteem
Schakel het collectorsysteem in door de schakelaar op de Control Tower op 1 te zet­ten. Indien het temperatuurverschil tussen collector en boiler groter is dan 10°C zal de collectorpomp direct inschakelen en zal verder functioneren volgens de regeling van de zonmodule beschreven in paragraaf 8.3.
Indien de ketel moet functioneren zonder aangesloten collectorsysteem moet de schakelaar op 0 gezet worden en de bandkabel van de Zonmodule (seperate print op achterwand Control Tower) los genomen worden.
11.2 CV-systeem
Door middel van de toets (Centrale verwarming) wordt, mits er warmtevraag is, de verwarming in werking gesteld. De circulatiepomp zal gaan circuleren en de ketel zal gaan branden.
11.2 Warmwatervoorziening
Door middel van de toets (Warm water) wordt, mits er warmtevraag is, de warm­watervoorziening in werking gesteld. De circulatiepomp zal gaan circuleren en de ketel zal gaan branden.
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
30
11.4 Instellingen
Wanneer de ketel geïnstalleerd is, is het in principe gereed om in gebruik genomen te worden. Alle instellingen van de besturing zijn reeds geprogrammeerd voor een verwarmingsinstallatie met radiatoren/convectoren met een aanvoertemperatuur van 85°C. De instellingen zijn beschreven in het Parameter-hoofdstuk op pagina 32. Er kunnen gevallen zijn dat er instellingen gewijzigd moeten worden, bijvoorbeeld bij:
- Lagere aanvoertemperatuur
Neem daarom het Parameter-hoofdstuk door om het toestel op de situatie in te stellen. Neem bij twijfel contact op met ATAG Verwarming.
Om een instelling te wijzigen moet u als volgt handelen:
Instellingen wijzigen
STAP 1
STAP 2
STAP 3
STAP 4
STAP 5
Druk 5 seconden op de MODE-toets.
Het display toont COdE gevolgd door een willekeurig getal;
Selecteer door middel van de + of de - toets de code C123;
Druk op de STORE-toets om de code te bevestigen (code knippert 1 x).
U heeft nu toegang tot het installateursniveau. Er zijn 4 hoofdstukken:
PARA Parameters
INFO Informatiehoofdstuk (geen wijzigingen mogelijk)
SERV Servicehoofdstuk
ERRO Error-hoofdstuk (geen wijzigingen mogelijk)
De hoofdstukken worden op de volgende pagina's beschreven.
Druk kort op de MODE-toets om een van de 4 hoofdstukken te selecteren, bv. PARA;
Druk 1 of meerdere malen kort op de STEP-toets om een parameter te selecteren
(parameter is links zichtbaar, waarde rechts) ;
STAP 6
STAP 7
STAP 8
Verstel de waarde, indien gewenst / mogelijk, door middel van de + of de - toets
Druk kort op de STORE-toets om de nieuwe instelling te bevestigen.
Indien u meerdere waarden wilt wijzigen, herhaal dan vanaf stap 5
Druk één of meerdere malen op de MODE-toets tot StBY of Good getoond wordt: Na enige seconden zal de tekst StBY worden vervangen door de technische
of Good- weergave (Afhankelijk vanuit welke weergave de toegangscode is ingegeven).
Om vanuit een willekeurige weergave terug te keren naar de oorspronkelijke display­weergave drukt u één of meerdere malen op de MODE-toets tot StBY getoond wordt.
Als gedurende 20 minuten geen enkele toets is gebruikt verschijnt automatisch de Good- of technische weergave op het display.
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
31
P
arameter-hoofdstu
k
PARA
fabrieks­instelling
Omschrijving
Instel-
mogelijk-
heden
1 °C maximale aanvoerwatertemp. CV 20 - 90°C 2* type CV installatie:
radiatoren; luchtverwarming; convectoren:
T max. aanvoerwater 85°C; K factor stooklijn 2.3; gradiënt 5°C/min; schakeldifferentie 6°C
01
radiatoren met veel VO of vloerverwarming als bijverwarming:
T max. aanvoerwater 70°C; K factor stooklijn 1.8; gradiënt 5°C/min; schakeldifferentie 5°C
02
vloerverwarming met radiatoren als bijverwarming:
T max. aanvoerwater 60°C; K factor stooklijn 1.5; gradiënt 4°C/min; schakeldifferentie 4°C
03
volledige vloerverwarming:
T max. aanvoerwater 50°C; K factor stooklijn 1.0; gradiënt 3°C/min; schakeldifferentie 3°C
04
3 max. maximale vermogen CV in kW min-max 4* 00 regelprincipe met aan / uit thermostaat:
100 % aan / uit thermostaa
t
00
100 % aan / uit weersafhankelijk 01 5* stooklijn K-factor (zie ook stooklijngrafiek) 0.2 - 3.5 6* 1.4 stooklijn exponent (zie ook stooklijngrafiek) 1.1 - 1.4 7* -10 stooklijn klimazone (zie ook stooklijngrafiek) -20 - 0 10* 0°C fijnafstelling stooklijn dagtemperatuur -5 tot 5°C 11* 0°C fijnafstelling stooklijn nachttemperatuur -5 tot 5°C 14 gradiënt snelheid 0 - 15 15* 0 booster na nachtverlaging:
nee 00
ja 01 23 -3°C vorstbeveiligingstemperatuur -20 tot 10°C 48 25% minimale pompcapaciteit 25-100 % 49 100% maximale pompcapaciteit CV 40-100 % 89 00 adreskeuze interface:
Niet actief -01
A
TAG Busthermostaat (Brain(Q), Smart) 00
Cascade-opstelling toestel 1 t/m 8 00 - 07
Inf
ormatiehoofdstu
k
INFO Waarde Omschrijvin
g
1 °C aanvoerwatertemperatuur T1 4 °C retourwatertemperatuur T2 5 °C boilerwatertemperatuur T3 7 °C buitentemperatuur T4 8 °C rookgastemperatuur T5 16 % huidige vermogen in % 17 kW huidige vermogen in kW 18 kW huidige belasting in kW 20 indicatie buscommunicatie 21 GJ verbruik totaal in GJ (.. x 33 = .. m3) 22 GJ verbruik cv in GJ (.. x 33 = .. m3) 23 GJ verbruik ww in GJ (.. x 33 = .. m3
)
24 uur totaal aantal branduren 25 uur aantal branduren CV 26 uur aantal branduren WW 32 uur totaal aantal branduren (dagteller) 37 uur totaal aantal pompuren CV en WW 46 uur over hoeveel uren service gewenst 48 0,1µ
A
Ionisatiestroom 200 °C ZonLichtBoilertemperatuur T6 201 °C ZonlichtCollectortemperatuur T7 202 °C ZonLichtBoiler CV-temperatuur T8 203 °C ZonLichtBoiler CV-retourtemperatuur T9 204 h Totaal aantal draaiuren ZonLichtCollectorpomp 205 h Totaal aantal draaiuren CV voor zon
32
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
tabel 8
Service-hoofdstuk
SERV Waarde Omschrijving
Instel-
mogelijk-
heden
1 OFF toestel in bedrijf met branderfunctie aan OFF - max. 2 OFF ventilator instelbaar en brander uit OFF - max. 3 OFF pomp instelbaar met brander aan OFF - max. 4 OFF showroomstand op ON = actief en OFF = niet actief ON - OFF 200 0 collectorpomp aan (1) / uit (0) 0 - 1 201 0 driewegklep Zon-CV open (1) / dicht (0) 0 - 1
Error-hoofdstuk
ERRO Waarde Omschrijving
Err.L - Err.5 Laatst opgeslagen storing tot 5 voorgaande storingen 1 storingscode 2 bedrijfsstatus 3 °C aanvoerwatertemperatuur T1 4 °C retourwatertemperatuur T2 5 kW belasting 6 % pompcapaciteit
* Deze instellingen zijn in combinatie met de ATAG BrainQ overbodig en zullen door de thermostaatrege­ling zelf worden verzorgd. Een groot deel van de gegevens uit het INFO-hoofdstuk zijn via de BrainQ op te vragen. Voor meer informatie verwijzen wij naar de documentatie van de ATAG BrainQ.
aanvoertemperatuur in °C
11.5 Fabrieksinstelling activeren (groene toetsfunctie)
Ga om de fabrieksinstellingen opnieuw te activeren als volgt te werk (alle gewijzigde instellingen vervallen hierdoor) :
- Selecteer, indien nodig, de technische weergave;
- Selecteer met de MODE-toets hoofdstuk PARA;
- Druk op de STORE-toets. Het woord "Copy" wordt zichtbaar en de fabrieksinstellingen zijn weer actief.
stooklijninstellingen Parameter Step 6 en 7 graek 2
buitentemperatuur in °C
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
33
12 Buiten bedrijf stellen
In sommige situaties kan het voorkomen dat de gehele ketel buiten bedrijf moet
worden gesteld. Door de drie functietoetsen ( , of ) uit te zetten (indica­tielampjes uit), wordt de ketel buiten bedrijf gesteld. Zet ook de schakelaar voor het collectorcircuit op 0. ATAG adviseert om de stekker in de wandcontactdoos te laten zitten, zodat automatisch één keer in de 24 uur de circulatiepomp en de driewegklep worden geactiveerd om vastzitten te voorkomen.
Als er sprake is van vorstgevaar is het in dit geval raadzaam de ketel en/of de installatie af te tappen.
13 Onderhoud
Werkzaamheden aan de ketel mogen alleen door gekwaliceerd personeel met gekalibreerde apparatuur plaats vinden.
Om onderhoud aan de ketel te kunnen verrichten moet de mantel verwijderd worden. De mantel is achter het deurtje aan de voorzijde met een schroef vergrendeld. Verwij­der deze schroef, til de mantel aan de onderzijde op en neem deze naar voren weg.
Het wijzigen van instellingen zoals branderdruk en afstelling van de luchthoeveelheid zijn overbodig. Alleen bij storing aan of vervanging van gasblok, venturi en/of venti­lator moet de nuldrukregeling en het CO2/O2 percentage gecontroleerd en zonodig afgesteld worden (zie Zoekhulp).
Controleer na (onderhouds-)werkzaamheden aan de ketel altijd alle gasvoe­rende delen op dichtheid (d.m.v. lekzoekspray).
Controleer jaarlijks het antivriesniveau in het collectorcircuit. De verhou­digng glycol-water moet 40%/60% zijn, die beschermt tot -20°C.
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
34
13.1 Controle op vervuiling
Om de ketel gedurende bedrijfsjaren te kunnen controleren op vervuiling is het raadzaam om tijdens het in bedrijf nemen van de ketel de maximale luchtverplaat­sing over de ketel te meten. Deze waarde kan per type ketel verschillend zijn.
Om deze waarde te kunnen meten dienen de volgende handelingen te worden verricht:
- Druk 5 seconden op de MODE-toets.
- Het display toont COdE gevolgd door een willekeurig getal;
- Selecteer door middel van de + of de - toets de code C123;
- Druk op de Store-toets om de code te bevestigen (code knippert 1 maal);
- Druk op de MODE-toets tot SERV getoond wordt;
meetpunt luchtverplaatsing guur 16
- Druk op de STEP-toets tot 2 getoond wordt; Afwisselend zal nu 2 en OFF getoond worden.
- Draai de bovenste meetnippel open (g. 16);
- Sluit de slang van de digitale drukmeter aan op de bovenste meetnippel van het gasblok
- Druk op de + toets tot de het maximale waarde is bereikt; De ventilator zal gaan draaien tot het maximum toerental (brander blijft uit)
- Meet de onderdruk en noteer deze waarde. Bij de volgende controlebeurt van de ketel mag de waarde van de onderdruk
maximaal 20% gedaald zijn ten opzichte van de waarde bij in bedrijfname. Indien deze waarde minder dan 20% is gedaald heeft de ketel geen onderhoud nodig.
- Druk op de - toets totdat OFF getoond wordt (ingedrukt houden) Hiermee is de procedure beëindigd.
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
35
12.2 Controle CO2 / O
Het CO2 (of O2) percentage is fabrieksmatig ingesteld. Deze moet bij controle, onderhoud en storing gecontroleerd worden.
Door middel van de volgende handeling kan deze worden gecontroleerd:
- Verwijder de zwarte afdekkap van het gasblok door het losschroeven van de afgelakte schroef.
- Zorg ervoor dat de ketel in bedrijf is en de warmte die hij produceert kwijt kan;
Tip: indien er voor CV onvoldoende warmtevraag is, draai dan een warmwaterkraan volledig open en voer de meting uit.
- Druk 5 seconden op de MODE-toets.
- Het display toont COdE gevolgd door een willekeurig getal;
- Selecteer door middel van de + of de - toets de code C123;
- Druk op de Store-toets om de code te bevestigen (code knippert 1 maal);
- Druk op de MODE-toets tot SERV getoond wordt;
2
meetpunt guur 17
instelschroef guur 18
- Druk op de STEP-toets tot 1 getoond wordt;
Afwisselend zal nu 1 en OFF getoond worden.
- Calibreer de CO2 / O2meter ;
- Plaats de lans van de CO2 / O2meter (zie guur 17);
- Druk op de + toets tot de maximale waarde (in kW) is bereikt;
De ketel zal op vol last branden (waarde op display in kW)
- CO2 percentage = 9%
O2 percentage = 4,7%
- Laat de meetapparatuur de CO2 of O2 meting uitvoeren.
- Verdraai eventueel de instelschroef om het juiste CO2 of O2 percentage in te stellen
(zie guur 18).
Beëindiging van de meting:
- Druk op de - toets totdat OFF getoond wordt (ingedrukt houden).
Hiermee is de procedure beëindigd.
- Plaats de zwarte afdekkap weer op het gasblok en zet deze met de schroef vast.
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
36
12.3 Onderhoudswerkzaamheden
2
3
Om onderhoud te kunnen verrichten moeten de volgende handelingen uitgevoerd worden:
1
3
Mantel verwijderen guur 19
OPEN
Openen luchtkast guur 20
2
2
9
1
4
ventilator en gasklep guur 21
3
10
- schakel het toestel uit;
Zie guur 19:
- verwijder de schroef achter het deurtje (1);
- til de mantel iets op (2) en neem de mantel naar voren weg (3).
Luchtkast
Zie guur 20:
- verwijder de luchtkast;
- reinig de luchtkast met een doek en een niet schurend schoonmaakmiddel;
Ventilatorunit en brandercassette (zie g. 21-23)
- haal de stekkerverbinding van het gasblok (1) en de ventilator (2) los;
- draai de koppeling (3) van het gasblok los;
- vervang de gasblokpakking door een nieuwe;
- draai de voorste kruiskopschroef (4) van de luchtaanzuigdemper los;
- draai nu de linker (9) en rechter knevelstang (10) een kwartslag en trek deze naar voren eruit. Let hierbij op de draairichting (rode controlenokjes);
- neem nu de complete ventilatorunit met gasblok van de warmtewisselaar naar voren weg;
- verwijder de brandercassette uit de ventilatorunit;
- controleer de brandercassette op slijtage, vervuiling en eventuele breuk. Reinig de brandercassette met een zachte borstel en een stofzuiger. Vervang bij breuk altijd de hele brandercassette;
- vervang de pakking tussen brander en bovenbak en de pakking tussen bovenbak en wisselaar;
- controleer de venturi en de gasluchtverdeelplaat op vervuiling en reinig deze, indien noodzakelijk, met een zachte borstel in combinatie met een stofzuiger. Als de luchtkast sterk vervuild is met stof, is het aannemelijk dat de ventilatorwaaier ook vervuild is. Om deze te reinigen moet de ventilator gedemonteerd worden van de bovenbak en van de venturi. Reinig de waaier met een zachte borstel en stofzuiger. Vervang daarbij de pakking en let op tijdens het monteren van de ventilatoronderdelen dat de nieuwe pakking juist gemonteerd wordt.
figuur22
Klemstangen figuur23
Warmtewisselaar
- controleer de warmtewisselaar op vervuiling. Reinig deze, indien nodig, met een zachte borstel en een stofzuiger. Voorkom dat eventuele vervuiling naar beneden valt.
Het van bovenaf doorspoelen met water van de wisselaar is niet toegestaan.
Montage geschiedt in omgekeerde volgorde.
Let tijdens montage op het juist positioneren van de knevelstangen. Deze dienen verticaal te staan.
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
37
Ontstekingselektrode
Het vervangen van de ontstekingselektrode is alleen noodzakelijk als de pennen versleten zijn. Dit is te constateren door de ionisatiestroom te meten. De minimale ionisatiestroom moet groter zijn dan 2,5 µA op vollast. Zie guur 24. Als het kijkglas beschadigd is moet de gehele ontstekingselektrode vervangen wor­den. Vervanging gaat als volgt:
- neem de stekkerverbindingen op de ontstekingselektrode weg;
- druk de clips aan weerszijden van de elektrode naar buiten en neem de elektrode weg;
- verwijder en vervang de pakking;
guur 24
9
8
7
Sifon figuur25
13
14
12
11
Condensbak figuur26
10
Montage geschiedt in omgekeerde volgorde.
Sifon en condensbak (zie guur 25-27)
- demonteer allereerst de sifonbeker (7).
Controleer deze op vervuiling. Indien er geen sterke vervuiling aangetroffen
wordt in de sifonbeker is het niet noodzakelijk de condensbak te demonteren of te reinigen. Indien de sifonbeker sterke vervuiling vertoont moet de condensbak gereinigd worden.
- verwijder hiervoor ook de binnenste sifonpijp (8) die nog in de condensbak steekt.
- controleer de O-ringen van zowel de sifonbeker als van de sifonpijp en vervang deze indien noodzakelijk.
- reinig beide delen door deze te spoelen met water.
- vet de O-ringen opnieuw in met zuurvrij O-ringvet om het monteren te vergemak­kelijken.
- indien er lekkage is opgetreden aan de sifonbak (9) of sifonbeker (7), vervang dan de complete sifon (10) met S44516xx:
- verwijder de stekker van de eventuele aanwezige rookgassensor.
- verwijder de korte knevelstangen (11 en 12) door deze een kwartslag te draaien. Let hierbij op de draairichting (rode controlenokjes).
- trek nu de knevelstangen naar voren en onder de condensbak vandaan.
- schuif de uitlaatpijp (13) ongeveer 1 cm naar boven.
- druk nu de condensbak (14) voorzichtig naar beneden en neem deze naar voren weg;
- vervang de condensbakpakking door een nieuwe.
- reinig de vervuilde condensbak met water en een harde borstel.
- controleer de condensbak op lekkages.
Montage geschiedt in omgekeerde volgorde. Let tijdens het monteren van de condensbak op dat de pakking geheel rondom afsluit.
Klemstangen figuur27
13.4 Onderhoudsfrequentie en Garantie
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
38
Let tijdens montage op het juist positioneren van de knevelstangen. Deze dienen verticaal te staan.
Vervang tijdens een onderhoudsbeurt altijd de pakkingen van losgenomen onderdelen.
Neem het toestel weer in bedrijf en voer een rookgasanalyse uit (zie pag.35).
ATAG adviseert, om jaarlijks een inspectie- /onderhoudsbeurt aan de ketel uit te voeren, echter minimaal elke 2 jaar een inspectiebeurt en elke 4 jaar een onder­houdsbeurt, afhankelijk van de in de garantievoorwaarden vermelde bedrijfsuren.
Voor de garantievoorwaarden verwijzen we naar de Garantiekaart die bij de ketel is geleverd.
Keteltype Q25SC200N Q38SC200N Q25SC380N Q38SC380N
Belasting op bovenwaarde CV kW 25 38 25 38 Q
n
Belasting op onderwaarde CV
kW 22,5 34,2 22,5 34,2
Efficiency klasse volgens BED
%
   
Rendement volgens EN677 (36/30°C deellast, onderw.)
% 109,7 109,1 109,7 109,1
Rendement volgens EN677 (80/60°C vollast, onderw.)
% 97,5 97,4 97,5 97,4
Modulatiebereik CV (vermogen, 80/60°C)
kW 4.4 - 21.9 6.0 - 33.3 4.4 - 21.9 6.0 - 33.3
Modulatiebereik CV (vermogen, 50/30°C)
kW 4.9 - 23.9 6.8 - 36.3 4.9 - 23.9 6.8 - 36.3
Nox klasse EN483 CO
2
%
Rookgastemp. CV (80/60°C op vollast)
°C 68 69 68 69
Rookgastemp. CV (50/30°C op laaglast)
°C
Gasverbruik G25 CV (WW) (bij 1013 mbar/15°C)
m
3
/h
2,38 3,62 2,38 3,62
Opgenomen max. elektr. verm. CV W 106 165 106 165 Opgenomen max. elektr. verm. totaal Incl. collectorpomp stand 2
W 171 230 171 230 Opgenomen elektr.verm. op deellast vlgs.
W 74 74 74 74
Opgenomen standby elektr. verm. W Stroomsoort V/Hz Beschermingsgraad vlgs. EN 60529 Gewicht ketel (netto/bruto) kg 50 / 53,5 53 / 58 50 / 53,5 53 / 58 Gewicht boiler (netto/bruto) kg 75 / 275 75 / 275 98 / 478 98 / 478 Totaalgewicht (netto/bruto) kg 125 / 328,5 128 / 333 148 / 531,5 151 / 536 Breedte mm 510 510 660 660 Hoogte mm 1880 1880 1860 1860 Diepte mm 895 895 1040 1040 Waterinhoud CV-zijdig l 3,5 5 3,5 5 Waterinhoud WW-zijdig l 200 200 380 380 Nuttige inhoud warm tapwater l 80 80 150 150 Waterinhoud Zondeel l 120 120 230 230 Vermogen Zondeel (80/30°C) kW 8 8 10 10 Nadraaitijd pomp CV min Nadraaitijd pomp WW min P
MS
Waterdruk CV minimaal/maximaal
bar P
MW
Waterdruk WW maximaal
ba
r
Tapdebiet (bij 38°C) l/min 24,1 29,5 28,6 37,5 CW Tapdebiet (bij 60°C) 13,5 16,5 17,3 21,8 Tapwatertemperatuur (T
in
=10°C)
°C 60 60 60 60 Pomptype ketel UPER 20-60 20-70 20-60 20-70
Beschikbare opvoerhoogte pomp CV kPa 32 16 32 16 Collectorpomptype UPR15-60 UPR15-60 UPR15-60 UPR15-60 Expansievat collectorcircuit l/bar Effectieve toestelwachttijd 0 0 0 0 Drukverschil tapwaterzijdig 0,25 0,25 0,25 0,25 Gaskeur HR 107 107 107 107 Gaskeur SV SV SV SV SV Gaskeur HRww HRww HRww Comfortklasse warm water Gaskeur CW6 Gaskeur CW6
CE productindificatienummer(PIN) AMVB NOX-nummer BQ 006
15
1/3
8
15
1/3
0063BQ3021
18 / 2,5 18 / 2,5
380 Liter
5
1
Q-Solar
9
31
10
230/50
IPX0D
9
200 Liter
8
5
1
31
10 230/50 IPX0D
14 Technische specicaties
technische specicaties tabel 9
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
39
15 Onderdelen van de ketel
P1 T1
4
5 8
2
1
3
6
7
9
C
T2
toestelweergave ATAG Q-Solar guur 19
1 Warmtewisselaar 2 Ontstekingselektrode 3 Ventilatorunit 4 Luchtinlaatdemper 5 Gasblok 6 Overstortventiel 7 Automatische ontluchter 8 Rookgasafvoer 9 Luchtkast
G Gasleiding K Koudwaterleiding W Warmwaterleiding A Aanvoerleiding CV R Retourleiding CV S Boilerretourleiding U Uitgaande collectorleiding I Ingaande collectorleiding E Expansievatleiding C Condensafvoerleiding
10 Bedieningspaneel 11 Typeplaat ketel 12 Control Tower (CMS) 13 Driewegklep WW 14 Circulatiepomp 15 Modulerende 3-wegklep (Zon-CV) 16 Inlaatcombinatie 17 Thermostatisch mengventiel 18 Expansievat
Z Circulatieleidingaansluiting T1 Aanvoersensor T2 Retoursensor T3 Boilersensor T4 Buitenvoeler (optie) T5 Rookgasgassensor (optie) T6 Boilervoeler Solar (T) T7 Collectorvoeler Solar (T) T8 CV-Solar sensor T9 CV-Solar retoursensor
R
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
12
E
S
13 14G 11 A
19 Collectorpomp 20 Overstortventiel Collectorcircuit 21 Aftapkraan boiler 22 Vul- en aftapkraan Collectorcircuit 23 Doorstroombegrenzer 24 Terugslagklep sanitairwater
P1 Waterdruksensor
Zie ook pag. 40
40
4
T2
P1
10
11
T1
2 1 3
5
8
7 6 9
T3
14
T8
12
18
W
13
G
Z
K
A
R
U
I
E
C
15
17
T9
16
20
24
23
T6
19
21
22
schematische toestelweergave ATAG Q-Solar Q38SC380N Druksysteem guur 21
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
41
17 Storingsindicatie
Op het display wordt een geconstateerde fout aangegeven in blokkerings- of errormeldingen. Er dient een onder­scheidt gemaakt te worden tussen deze twee meldingen, omdat blokkeringen van tijdelijke aard kunnen zijn en errormeldingen vaste vergrendelingen zijn. De regeling zal proberen een vergrendeling te voorkomen en het toestel tijdelijk uit schakelen door een blokkering. Hieronder een opsomming van enkele meldingen.
Blokkeringen met op de laatste 2 posities een cijfer.
Blokkering 01:
Extern beveiligingscontact verbroken.
Blokkering 11:
Maximale T van aanvoer- en retoursensor op CV is herhaaldelijk overschreden. Werking voor de
warmwatervoorziening is tijdens de blokkering normaal mogelijk. Tijdens de blokkering blijft de pomp op minimum capaciteit werken.
Blokkering 12:
Maximale T van aanvoer- en retoursensor op WW is herhaaldelijk overschreden. Werking voor de
CV-installatie is tijdens de blokkering normaal mogelijk. Tijdens de blokkering blijft de pomp op mini­mum capaciteit werken.
Blokkering 18:
Bedrading T3 en T9 verwisseld
Blokkering 60:
Verkeerde parameterinstelling van het minimale of maximale vermogen.
Blokkering 67:
Er is een T geconstateerd tussen aanvoer- en retoursensor, terwijl de brander niet in werking is.
Nadat de T verdwenen is zal de blokkering opgeheven worden.
Blokkering 80:
Maximale rookgastemperatuur is overschreden (indien rookgassensor aanwezig). Pas nadat de
rookgastemperatuur onder de maximale rookgastemperatuur komt wordt de blokkering opgeheven.
Blokkering 81:
Rookgassensor onderbroken nadat deze wel op de regeling aangesloten is geweest. Brander is
geblokkeerd totdat rookgassensor weer is aangesloten.
Blokkering 82:
Rookgassensor kortgesloten, warmtevraag geblokkeerd en pompcapaciteit op minimum.
Blokkering 85:
Door de regeling is geen waterstroming geconstateerd. Automatische ontluchtingscyclus wordt ge-
start. Wanneer tijdens deze cyclus waterstroming wordt geconstateerd, wordt de ontluchtings-cyclus
beëindigd en de brander vrijgegeven. Blokkering 88 en 89: CV-Zonsensor (T8) open (88) of gesloten (89); het toestel blijft normaal functioneren met uitzondering van het
zoncircuit. Blokkering 90 en 91: CV-Zonretoursensor (T9) open (90) of gesloten (91); het toestel blijft normaal functioneren m.u.v. het
zoncircuit. Blokkering 92 en 93: Boilersensor (T6) open (92) of gesloten (93); het toestel blijft normaal functioneren m.u.v. het zoncir-
cuit. Blokkering 94 en 95: Collectorsensor (T7) open (94) of gesloten (95); het toestel blijft normaal functioneren m.u.v. zoncircuit. Blokkering 97:
T1 - T6 te hoog; het toestel blijft normaal functioneren met uitzondering van het zoncircuit.
Blokkering 98:
T6 > T6 maximum
Error
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
42
met op de laatste 2 posities een cijfer.
Error 00: ten onrechte vlamvorming Error 01: kortsluiting 24 Volt circuit Error 02: geen vlamvorming Error 04: de regeling heeft een programmafout ontdekt Error 05: fout stuurautomaat
18 Conformiteitsverklaring
CE DECLARATION OF CONFORMITY
Hereby declares ATAG Verwarming Nederland BV that,
the condensing boiler types: ATAG
Q25SC200N Q25SC380N Q38SC200N Q38SC380N
are in conformity with the provisions of the following EC Directives, including all amendments, and with national legislation implementing these directives:
Directive Used standards Gas Appliance Directive 2009/142/EC EN483: 1999,A2 ;2001 (ex.90/396/EEG) EN50165: 1997
Efciency Directive 92/42/EEC EN677: 1998 Low Voltage Directive 2006/95/EG EN50165: 1997 EN60335-1: 1994 EMC Directive 2004/108//EG EN61000-3-2: 2000, EN61000-3-3: 1995, EN55014-1: 1993;A1;2001, EN50165: 1997,A1; EN55014-2: 1997,A1;2001
Report numbers GAD ED LVD EMC D ATAG Q 177021 177021 175073 175073-EMC-1
and that the products are in conformity with EC type-examination certicate number E0430, as stated by Kiwa Nederland B.V., Apeldoorn, The Netherlands.
Date : 19 januari 2011
Signature :
Full name : Drs. C. Berlo
Installatievoorschrift ATAG Q-Solar
43
Postbus105 • 7130 AC Lichtenvoorde • Telefoon: 0544 - 391777 • E-mail: info@atagverwarming.com • Internet: www.atagverwarming.nl
Met deze vernieuwde uitgave vervallen alle voorgaande installatievoorschriften.
Loading...