1.4 Aansluiten en afkoppelen van de acculader LP 10.0
1.5 Uitrustingskenmerken van de acculader LP 10.0
2.0 VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
2.1 Algemene veiligheidsinstructies
2.2 Veiligheidsinstructies voor de acculader LP 10.0
2.3 Veiligheidsinstructies voor het opladen in motorvoertuigen en boten
2.4 Veiligheidsinstructies voor accu's / batterijen
3.0 PRODUCTBESCHRIJVING
3.1 Omvang van de levering
3.2 Productoverzicht
3.3 LED-display en symbolen
3.4 Wat betekenen de verschillende indicaties op de LED-display?
3.5 Diagram 6-fasen oplaadmodus bij 6, 12 en 24 V accu's
4.0 BEDIENING
4.1 Opladen beginnen
4.2 Oplossen van storingen
5.0 ONDERHOUD EN VERZORGING
5.1 Reiniging, onderhoud en opslag
6.0 TECHNISCHE GEGEVENS
7.0 AFVOER
8.0 GARANTIE EN SERVICE
10
12
15
16
16
17
17
3
3
3
4
4
4
5
6
7
7
8
8
8
NL3
1.0 INLEIDING
Geachte klant,
hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van
uw nieuwe acculader "LP 10.0". Wij danken
u voor uw vertrouwen in ons product. Voor
optimale werking, prestaties en veiligheid
van uw acculader, verzoeken wij u deze
handleiding door te lezen voordat u de lader
in gebruik neemt. Op deze manier wordt
gegarandeerd dat u lang plezier aan deze
acculader zult hebben.
1.1 Wat betekenen de symbolen?
Overige uitleg van de symbolen, eenheden en
afkortingen vindt u op pagina 16.
Handleiding lezen!
Let op - gevaar!
Veiligheidsinstructies en
waarschuwingen in acht nemen!
Waarschuwing voor gevaarlijke
elektrische spanningen!
Levensgevaar!
Gevaar voor explosie!
Waarschuwing voor stoffen
waarbij explosiegevaar
bestaat!
Brandgevaar!
Waarschuwing voor
stoffen waarbij
brandgevaar bestaat!
Voer dit apparaat, accu's
de verpakking op een
milieuvriendelijke manier af!
Dit apparaat voldoet aan de
EU-richtlijn 2004/108/EG
Apparaat met veiligheidsisolatie volgens
veiligheidsklasse II
1.2 Werking van de acculader
Met deze microprocessorgestuurde acculader
LP 10.0 kunt u met behulp van de intelligente
6-fasen oplaadmodus, automatisch, snel en
correct loodaccu's en -batterijen opladen.
Nadat het type accu is herkend, wordt de
huidige oplaadstatus van de loodaccu tijdens
het opladen op de LED-display weergegeven.
Het extra activeringsprogramma zorgt voor
reactivering van diepontladen accu's. Door de
juiste manier van opladen kan de levensduur
van de accu worden verlengd.
1.3 Gebruik volgens voorschrift
De acculader LP 10.0 is uitsluitend bedoeld
voor het opladen en in stand houden van de
lading van lood-zuur accu's met een spanning
van 6, 12 en 24 V (Volt).
De volgende typen lood-zuur accu's kunnen
met deze lader worden opgeladen:
Er mogen geen andere soorten accu's worden
opgeladen dan de hierboven genoemde. Elk
ander gebruik of ombouw van de LP 10.0
geldt als niet volgens voorschrift en kan
levensbedreigende gevaren veroorzaken! De
acculader is uitsluitend bedoeld voor privé
gebruik.
4
1.4 Aansluiten en loskoppelen van de
acculader LP 10.0
De acculader aansluiten
▪ Sluit eerst de positieve (+) rode
oplaadklem op de positieve (+) pool
van de accu aan.
▪ Sluit vervolgens de negatieve (-) zwarte
oplaadklem op de negatieve (-) pool van de
accu aan.
▪ Steek nu pas de stekker
geschikt 230 V stopcontact.
5
in een
De acculader loskoppelen
▪ Haal eerst de stekker uit het stopcontact.
▪ Verwijder vervolgens eerst de negatieve (-)
zwarte oplaadklem van de negatieve (-)
pool van de accu.
▪ Verwijder vervolgens de positieve (+)
rode oplaadklem van de positieve (+) pool.
1.5 Uitrustingskenmerken van de
acculader LP 10.0
▪ Acculader voor alle gangbare 6, 12 en 24
V autoaccu's (autoselect functie /
automatische herkenning van de accu).
▪ Maximale laadstroom 10 A
▪ Met microprocessor
▪ Intelligente 6-fasen oplaadmodus
(IOIUOUOIUOa laadkarakteristiek)
▪ De accu hoeft niet te worden uitgebouwd
(neem echter de punten 2.3 op pag. 6 en
7 in acht!)
▪ Automatische aanpassing van de
laadkarakteristiek.
Volautomatische functies voor opladen,
diagnose, redding en onderhoud.
▪ Met display (laadtoestand, accu-
spanning en storingsmeldingen).
▪ Weergave van de laadtoestand van de accu
in procenten en als balkdiagram. Houder
voor de oplaadklemmen en handig
opbergvak voor de kabels.
2.0 VEILIGHEIDS
INSTRUCTIES
2.1 Algemene veiligheidsinstructies
Waarschuwing!
Lees alle instructies! Het niet in acht nemen
van de veiligheidsinstructies kan leiden tot
schade aan eigendommen en/of
(levensgevaarlijk) persoonlijk letsel! Bewaar
deze handleiding om eventueel later te
raadplegen. Bewaar deze handleiding om later
te raadplegen en geef deze mee wanneer u de
acculader aan anderen doorgeeft. Zorg er voor
dat ook derden toegang hebben tot deze
handleiding. De handleiding maakt deel uit van
dit apparaat.
2.1.1 Houd deze acculader uit de
buurt van kinderen! Kinderen
begrijpen en herkennen de mogelijke
gevaren
bij de omgang met elektrische apparaten niet.
Laat de acculader niet in kinderhanden
terechtkomen en berg de lader ontoegankelijk
voor kinderen op. De kleine onderdelen
kunnen worden ingeslikt. Voor kinderen
bestaat daardoor verstikkingsgevaar. Kinderen
kunnen bij gebruik van de acculader gewond
raken. Houd ook het verpakkingmateriaal uit
de buurt van kinderen.
2.1.2 De handleiding gedurende de
volledige levensduur van het product
bewaren.
2.1.3 Dit apparaat is niet bedoeld voor
gebruik door personen (inclusief kinderen)
met beperkte fysieke, sensorische en /of
verstandelijke vermogens of gebrek aan
ervaring en/of kennis tenzij deze onder
toezicht staan van een voor de veiligheid
verantwoordelijke persoon of zijn
onderwezen in het gebruik van dit apparaat.
2.1.4
Gebruik de acculader niet als
stroomvoorziening voor elektrische
apparaten, voertuigen of andere apparatuur.
NL5
2.1.5 Tijdens de omgang met loodaccu's
moet u te allen tijden een veiligheidsbril,
veiligheidshandschoenen en gesloten
kleding dragen die het volledige lichaam
bedekt.
2.1.6 Waarschuwing! Probeer niet om
beschadigde, niet-oplaadbare of bevroren
accu's / batterijen of accu's met droge cellen
op te laden!
2.1.7 Wanneer u twijfelt over de bediening
of de werking van de acculader, adviseren
wij u om contact op te nemen met een
gekwalificeerde vakman.
2.1.8 Deze elektrische acculader mag niet op
een vochtige plaats worden opgesteld. Stel het
apparaat niet bloot aan neerslag, stof, direct
zonlicht of spatwater.
2.1.9 De acculader wordt tijdens gebruik warm.
Plaats de acculader altijd op een veilige locatie
die goed is geventileerd en stel de lader niet op
in de directe omgeving van brandbare
voorwerpen of materialen.
2.1.10 Draag tijdens het werken met de
acculader en de accu geen metalen sierraden.
Dit kan onder bepaalde omstandigheden leiden
tot brandwonden!
2.1.11 Kijk tijdens het opladen regelmatig
op de acculader!
2.2 Veiligheidsinstructies voor de
LP 10.0
2.2.1 Let op - gevaar voor letsel! Zorg er voor
dat de acculader op een veilige plaats wordt
opgeborgen. Stel de acculader niet bloot aan
olie, vet, vocht, regen of andere natte
omstandigheden. Voorkom dat water of
andere vloeistoffen over het apparaat lopen of
kunnen druppelen. Binnendringend water kan
elektrische kortsluiting veroorzaken en kan
het apparaat beschadigen.
2.2.2
Stel de acculader niet bloot aan direct
zonlicht - dit kan oververhitting
veroorzaken.
Leg de netkabel en de laadkabels met de
2.2.3
accuklemmen zodanig dat niemand er over kan
struikelen en zorg er voor dat de kabels niet
door scherpe randen beschadigd kunnen
worden.
2.2.4 Gebruik de acculader alleen wanneer er
geen beschadigingen of storingen vast te
stellen zijn.
2.2.5 Alle reparaties aan de acculader moeten
worden uitgevoerd door een elektricien of een
andere gekwalificeerde vakman.
2.2.6 Het apparaat mag niet worden
gedemonteerd, gerepareerd of gemodificeerd
(veranderd).
2.2.7 Tijdens gebruik van de acculader
binnenshuis moet de werkomgeving goed
geventileerd zijn. Plaats de acculader tijdens
het opladen niet op de accu!
2.2.8 Zorg bij het plaatsen van de acculader
voor een veilige opstelling. Leg de kabels niet
zodanig neer dat u er tijdens het opladen hinder
van ondervindt. Leg de kabel niet over hete
oppervlakken!
2.2.9 Let op - gevaar voor levensgevaarlijk
letsel!
Voorkom tijdens het opladen elke
soort open vuur of de vorming van
vonken! Tijdens het
opladen komen er in de omgeving van de
accu gassen vrij die een explosie kunnen
veroorzaken.
2.2.10 Gebruik de acculader niet wanneer het
apparaat is gevallen of op andere wijze
beschadigd is. Laat de acculader in dergelijke
gevallen eerst controleren of repareren door
een gekwalificeerde elektricien!
2.2.11 Gebruik geen andere kabels of
accessoires. De oplaadkabels mogen niet
worden verlengd!
2.2.12 Let er op dat de acculader en de
klemmen niet vochtig zijn. Sluit de
accuklemmen nooit aan met vochtige handen
en/of beide handen gelijktijdig aan de accu!
2.2.13
Tijdens het opladen moet er
voldoende vrije ruimte rondom de acculader
zijn om een goede ventilatie te waarborgen. De
acculader mag tijdens het opladen niet worden
afgedekt!
6
2.2.14 Vermijd huidcontact met de accupolen,
-klemmen of ringaansluitingen wanneer de
acculader op het lichtnet is aangesloten!
2.2.15 Verwijder de accuklemmen en de
acculader van het voertuig voordat u de
motor start! Na gebruik altijd de stekker uit
het stopcontact verwijderen!
2.2.16 Gebruik de kabel niet om de acculader
te dragen of om de stekker uit het stopcontact
te trekken. Neem de stekker altijd uit het
stopcontact door aan de stekker te trekken,
niet aan de kabel!
2.2.17 Voor gebruik van de acculader is een
ingangsspanning nodig van 230 V/AC.
2.2.18 Het binnendringen van vloeistoffen in
de behuizing moet worden voorkomen!
Dompel het apparaat nooit in een vloeistof
onder. Neem het apparaat uitsluitend volledig
droog in gebruik.
2.2.19 Probeer niet om een defecte accu op te
laden!
De volgende aanwijzingen duiden op een
defecte accu:
▪ Thermische of mechanische
vervormingen van de behuizing of
aangebouwde onderdelen
▪ Onvoldoende vloeistofniveau in de cellen
▪ Lekkage uit de accu
▪ Gaslucht, in het bijzonder in de directe
omgeving van de accu.
2.2.20 Let op! Wanneer u een gaslucht
waarneemt, bestaat er gevaar voor explosie!
Zorg direct voor effectieve ventilatie!
Schakel het apparaat niet uit en verwijder de
accuklemmen niet van de accu!
2.2.21 Houd een lood-zuur accu niet
ondersteboven! Er bestaat gevaar voor
letsel!
2.2.22 Laad uitsluitend lood-zuur accu's op! De
P LP 10.0 is niet geschikt voor het opladen van
niet-oplaadbare accu's en andere soorten accu's
en batterijen.
2.2.23
Noodmodus! De resp.
bedrijfsmodus van de acculader kan met
6
toets
handmatig worden onderbroken.6
2.3 Veiligheidsinstructies voor het opladen in
motorvoertuigen en boten
2.3.1 Borg het voertuig voor het opladen
zodat het niet kan wegrollen. Let op - gevaar
voor letsel en materiële schade! Trek altijd
de handrem aan en zet het voertuig in een
versnelling! Bij een automatische
transmissie moet de parkeerpositie zijn
ingeschakeld en moet de handrem worden
aangetrokken!
2.3.2 Tijdens het opladen mag er in dezelfde
ruimte geen ander voertuig worden gestart of
gebruikt!
2.3.3Verwijder de accu van een boot altijd
voor het opladen!
2.3.4 Neem de veiligheidsvoorschriften in
acht wanneer het voertuig op blokken of op
een garagebrug staat!
2.3.5 De acculader mag niet permanent in
een voertuig worden gemonteerd!
2.3.6 Voorzichtig! Gevaar voor
elektrische spanning in de omgeving
van ontstekingsspoelen (bobines),
bougiekabels, bougies en elektrische
onderdelen in het motorvoertuig!
2.3.7 Neem de veiligheidsinstructies en de
handleiding van de voertuigfabrikant in acht!
2.3.8 Bedien de acculader uitsluitend in een
veilige omgeving! Houd kleding, haar,
ledematen en de acculader uit de omgeving van
bewegende en hete motor- en
voertuigonderdelen!
2.3.9 Voorkom vibraties, druk- en andere
mechanische belastingen op de acculader!
2.3.10 Gevaar voor kortsluiting! De beide
accuklemmen van de lader mogen niet
met elkaar worden verbonden!
2.3.11 Wanneer het noodzakelijk is om de
accu voor het opladen uit te bouwen, dient u
absoluut de instructies in de handleiding van
de voertuigfabrikant in acht te nemen!
NL7
2.3.12 Bij storingen en beschadiging van de
acculader of de accu tijdens bedrijf, moet de
lader onmiddellijk van het 230 V lichtnet
worden losgekoppeld.
2.3.13 Wanneer de acculader niet in gebruik
is, moet de stekker
uit het 230 V stopcontact worden verwijderd!
2.3.14 Tijdens het opladen mogen de
vloeistoffen in de accu niet worden bijgevuld!
2.4 Veiligheidsinstructies voor accu's
/ batterijen
2.4.1 Tijdens de omgang met loodaccu's
moet u te allen tijde een veiligheidsbril,
veiligheidshandschoenen en gesloten
kleding dragen die het volledige lichaam
bedekt!
2.4.2 Vermijd elk contact
met bijtend accuzuur! Bij direct
contact met accuzuur
moet het betreffende lichaamsdeel direct
grondig met stromend water worden gereinigd
en moet medisch advies worden ingewonnen!
Wanneer accuzuur in de ogen terecht komt,
moeten de ogen direct meerdere minuten met
schoon, stromend water worden gespoeld.
Neem in deze gevallen eveneens contact op
met een arts of de eerste hulp van een
ziekenhuis!
2.4.3 Wanneer de accu voor het opladen uit het
voertuig moet worden verwijderd, dient u er
voor te zorgen dat de ontsteking en alle
verbruikers in het voertuig zijn uitgeschakeld!
Verwijder als eerste de minaansluiting (zwarte
kabel) van de accu. Neem de handleiding en de
veiligheidsinstructies van de voertuigfabrikant
in acht!
2.4.4
Neem de gebruiks- en
veiligheidsinstructies van de accufabrikant in
acht!
Controleer de accu voor het
2.4.5
opladen op beschadiging! Defecte
accu's mogen niet worden
opgeladen. Lood-zuur accu's met
een ontluchtingsdop vooraf
controleren op het juiste
vloeistofpeil.
Wanneer het vloeistofpeil te laag
is, vult u de accucellen met
gedestilleerd
water bij tot het peil zoals geadviseerd door
de accufabrikant. Let op - veiligheidskleding
dragen!
2.4.6 Reinig de accupolen voor het opladen!
Let op - gevaar voor elektrische schok!
2.4.7 De oplaadtijd voor verschillende accu's
hangt af van de capaciteit.
3.0 PRODUCT
BESCHRIJVING
3.1 Omvang van de levering
1 acculader LP 10.0
1 handleiding
Controleer alle onderdelen direct na het
uitpakken op beschadiging en controleer of
de levering volledig is.
Gebruik de acculader niet wanneer er
beschadigingen zichtbaar zijn of wanneer de
handleiding niet aanwezig is!
Afbeeldingen kunnen enigszins afwijken van
het product. Wijzigingen die de technische
ontwikkeling dienen zijn voorbehouden. De
afgebeelde decoratie maakt geen deel uit van
de levering.
8
3.2 Productoverzicht
1
2
3
7
6
Afb. 1
1
Linker vak: voorziening voor het
aansluiten van de accuklem
2
Draaggreep
3
Opbergvakje aan de achterkant
voor de netkabel en de accukabels
4
Rechter vak met voorziening voor het
aansluiten van de accuklem
5
Voedingskabel met stekker
6
Toets "Noodmodus" voor handmatig
starten en stoppen van het
oplaadproces
7
LED-display
3.3 LED-display en symbolen
8
9
11
Afb. 2
12
13
10
Indicatie laadtoestand
8
9
Storingsmelding, verkeerde polariteit
van de
4
5
accuklemmen
10
Eenheid % (procent) voor de
bereikte capaciteit
Linker segment
11
rechter segment
12
Eenheid V (Volt)
13
3.4 Wat betekenen de symbolen
op de LED-display?
A
A. Verkeerde polariteit van de
accuaansluiting
klemmen; Het plus/min symbool
9
knippert.
B
B
B. De acculader is klaar voor gebruik. De
beide balken op de display knipperen.
C. De segmenten lopen rond. De
automatische herkenning van de accu kan
tot 5 minuten duren.
C
NL9
D
D. De acculader heeft
automatisch een
accuspanning van 6 V
herkend.
G
G. De acculader begint
met het oplaadproces.
Gedurende enige tijd
wordt "CH" weergegeven.
J
J. De acculader schakelt
over naar langzaam laden.
M
M. De minimale spanning
van de accu voor het begin
van het oplaadproces is
niet bereikt.
P
P. Beschadigde accu met
hoge weerstand. De accu
kan niet worden
opgeladen.
E
E. De acculader heeft
automatisch een
accuspanning van 12 V
herkend.
H
H. Daarna wordt de
laadtoestand in procenten
weergegeven.
K
K. De acculader schakelt
over naar
instandhoudingslading.
N
N. De accu is vol. De
accu kan niet opnieuw
orden opgeladen.
Q
Q. Accuspanning hoger
dan 29,4 V, of de
accuklemmen zijn tijdens
het opladen verwijderd.
F
F. De acculader heeft
automatisch een
accuspanning van 24 V
herkend.
I
I. Het percentage van de
laadtoestand wordt
weergegeven tot
90%.
L
L. De accu is voor 100%
opgeladen.
O
O. Het stroomcircuit is
niet gesloten. Er is een
kabelverbinding
onderbroken
R
R. Er is een kortsluiting
vastgesteld.
10
S
T
S. De acculader is
oververhit. De lader wordt
bij een temperatuur van
85 °C uitgeschakeld.
T. De accuspanning bij 12
en 24 V accu's is lager dan
3,5 V. De accu is defect.
3.5 Diagram 6-fasen oplaadmodus bij 6, 12 en 24 V accu's
Fase 1: Herkenning van de accu
Fase 6: De accu is voor 100% opgeladen
Fase 4: Langzaam opladen
6,5 V
10,0 A
12:00
11:00
10:00
6 V
Fase 2: Langzaam opladen
Fase 3: Snel opladen tot 90%
Fase 5: Instandhoudingslading
6 V oplaadmodus
2,5 A
2,7 A
Afb. 3
7,1 V
2,5 A
6,7 V 6,7 V
2,0 A
NL11
Afb. 5
Afb. 4
12 V 12 V
2,7 A
2,5 A
24 V
24 V
2,5 A
Fase 1: Herkenning van de accu
Fase 2: Langzaam opladen
Fase 3: Snel opladen tot 90%
Fase 6: De accu is voor 100% opgeladen
Fase 5:
Instandhoudingslading
Fase 4: Langzaam opladen
12 V
oplaadmodus
10,0 A
Fase 1: Herkenning van de accu
Fase 6: De accu is voor 100% opgeladen
Fase 4: Langzaam opladen
Fase 2: Langzaam opladen
Fase 3: Snel opladen tot 90%
Fase 5:
Instandhoudingslading
24 V oplaadmodus
6,0 A
14,1 V 13,3 V 13,3 V
2,5 A
2,0 A
29,3 V
27 V
26 V
2,5 A 1,0 A
14
4.0 BEDIENING
4.1 Oplaadproces beginnen
Stap 1: Voorbereiding
De acculader mag nog niet zijn aangesloten op het 230 V stopcontact! Zorg voor voldoende ventilatie
van de ruimte en de directe omgeving van de accu.
Stap 2: Rode klem aansluiten
Sluit eerst de positieve (+) rode oplaadklem aan op de positieve (+) pool van de accu. In de buurt van
de accupool moet een plusteken (+) zichtbaar zijn.
Stap 3: Zwarte klem aansluiten
Sluit nu de negatieve (-) zwarte oplaadklem aan op de negatieve (-) pool van de accu. In de buurt van
de accupool moet een minteken (-) zichtbaar zijn.
Stap 4: De juiste polariteit
Controleer of beide oplaadklemmen op de juiste polen van de accu zijn aangesloten. Wanneer de pool
is vervuild, moet deze eerst worden gereinigd. Let op - gevaar voor elektrische schok!
A. Wanneer de polariteit van de oplaadklemmen bij het aansluiten is verwisseld, wordt de
stroomvoorziening naar de accu onderbroken. Op de display wordt A weergegeven. Het symbool gaat
knipperen.
Stap 5: Klaar voor gebruik
B. Steek nu pas de stekker 5 in een geschikt 230 V stopcontact. Op de display verschijnt B.
De acculader is klaar voor gebruik.
Stap 6: Herkenning van de accu en mogelijke storingsmeldingen
C.In deze fase van het oplaadproces wordt de spanning van de accu vastgesteld. Deze herkenning kan
enkele minuten in beslag nemen. Op de display verschijnt de melding C waarbij steeds een enkel
segment van de cijfers 00 ronddraait.
Let op!
Wanneer de accu in orde is, wordt na het vaststellen van de accuspanning de oplaadcyclus gestart
(verder met stap 7, pag.14!). De afbeeldingen C - L op pag. 8 en 9 geven het normale verloop van
de oplaadcyclus weer! Bij een defecte of diepontladen accu of een andere storing wordt, afhankelijk
van de toestand van de accu op de display één van de volgende meldingen weergegeven: display M,
N, O, P, Q, R, S, T - zie pag. 12 - 14!
M. Wanneer de acculader op de accu is aangesloten maar geen spanning wordt herkend, blijft de
display leeg. Door het indrukken van de toets noodmodus 6 kunt u proberen het oplaadproces
handmatig te starten. Wanneer de spanning van de accu binnen enkele minuten oploopt tot meer dan
3,5 V, wordt het opladen normaal voortgezet. Wanneer de spanning onder deze waarde blijft, wordt
het oplaadproces afgebroken en verschijnt M op de display. U kunt de acculader nu van de accu
loskoppelen en opnieuw aansluiten om uit te sluiten dat deze foutmelding wordt veroorzaakt door een
niet correcte aansluiting tussen de lader en de accu (neem s.v.p. punt 1.4 " korte handleiding voor het
aansluiten en loskoppelen van de acculader op pag. 4 in acht). Blijft de display opnieuw leeg, kunt u
proberen met behulp van de toets noodmodus 6 het oplaadproces handmatig te starten. Wanneer dan
NL13
opnieuw M op de display wordt weergegeven, betekent dit dat de acculader de accu als defect heeft
gezien. De accu kan dan niet meer worden opgeladen!
Functie van de toets noodmodus:
1. Tijdens normaal gebruik kan de toets voor de noodmodus worden ingedrukt om de laadcyclus en
de energietoevoer naar de accu direct te beëindigen.
2. Wanneer de acculader op de accu is aangesloten zonder dat er op de display een melding
verschijnt, kan de oplaadcyclus door het indrukken van de toets noodmodus 6 handmatig worden
gestart (zie ook punt M, pag 12).
Wanneer de lader de accu als defect heeft herkend of wanneer de accu al volledig is opgeladen, is het
opladen in beide gevallen al beëindigd en heeft indrukken van de toets noodmodus 6 geen effect!
N. Wanneer een accu pas kortgeleden volledig is opgeladen, wordt afgeraden om de accu opnieuw op
te laden. Wanneer een volledig opgeladen accu op de acculader wordt aangesloten, wordt de
oplaadcyclus niet gestart. Op de display verschijnt de melding B.
O.Wanneer de accu tijdens oplaadcyclus van de acculader wordt losgekoppeld of er is sprake van een
onderbroken circuit (bv. door een losgeraakte accuklem) wordt de acculader uitgeschakeld en
verschijnt O op de display. Controleer de accuklemmen op voldoende grip en contact!
P. Wanneer de lader een defecte accu herkent met een hoge weerstand, wordt het oplaadproces niet
gestart. Dit probleem komt vaak bij oude accu's voor. Op de display verschijnt de melding P.
Q. Wanneer de lader een accuspanning hoger dan 29,4 V herkend of wanneer tijdens het
oplaadproces de verbinding tussen de lader en de accu wordt onderbroken, verschijnt de melding Q
op de display. De oplaadcyclus wordt niet gestart.
R. Wanneer de accu een kortsluiting veroorzaakt of een kortsluiting wordt veroorzaakt door verkeerd
gebruik, wordt het oplaadproces afgebroken en de melding R verschijnt op de display.
S. De overbelastingsbeveiliging van de acculader schakelt de lader uit bij een temperatuur van 85 °C.
Laat de acculader afkoelen en herhaal het oplaadproces. Let er op dat er in de omgeving van de
acculader voldoende ventilatie is en dek de lader niet af. Voorkom direct zonlicht en warmtebronnen
die de acculader kunnen beïnvloeden.
T. Wanneer de spanning van de accu tussen de1,5 V en 3,5 V ligt, probeert de acculader om de
spanning binnen enkele minuten zo te verhogen dat het normale oplaadproces automatisch kan
worden voortgezet. Wanneer dit niet lukt verschijnt op de display de melding T en wordt het
oplaadproces afgebroken. Omdat de lader echter de correcte aansluiting op de accu heeft herkend,
zijn er geen verdere mogelijkheden meer. De accu is defect en kan niet meer worden opgeladen!
Stap 7: Accuspanning herkend
D, E, F. Wanneer de acculader een accuspanning van 6, 12 of 24 V herkend, wordt dit op de display
weergegeven. Bij een 12 V accu verschijnt bijvoorbeeld gedurende korte tijd de melding E op de
display. Daarnaast wordt de toestand van de accu weergegeven. Na deze bevestiging wordt het
oplaadproces gestart.
Stap 8: Oplaadproces
G, H, I. De resp. accuspanning van 6, 12 of 24 V wordt gedurende korte tijd weergegeven. De lader
begint met opladen en op de display verschijnt enige tijd de melding G. Na opladen tot 10%
verschijnt de melding H, en het oplaadproces wordt nu in de snelste stand voortgezet totdat op de
14
display wordt bevestigd dat de accu voor 90% is opgeladen.
Stap 9: Langzame oplaadmodus
J. Wanneer de accu voor 90% is opgeladen, schakelt de lader over naar de langzame oplaadmodus.
De ontbrekende capaciteit wordt nu bij een lagere spanning langzaam aangevuld. Deze modus wordt
op de display aangegeven met de melding J en het balkdiagram van de laadtoestand wordt
weergegeven.
Stap 10: Instandhoudingslading
K. Wanneer de accu bijna vol is, wordt de lader omgeschakeld in de modus "Instandhoudingslading".
Hierbij worden de spanning en de laadstroom aan het oplaadproces aangepast. Op de display
verschijnt de melding K .
Stap 11: Opladen beëindigd
L. Wanneer de accu 100% is opgeladen, verschijnt de melding L op de display. Het opladen wordt
beëindigd en de accu kan van de lader worden losgekoppeld. Verwijder eerst de steker uit het
stopcontact. Verwijder vervolgens de negatieve (-) zwarte oplaadklem van de negatieve (-) pool van
de accu. Verwijder vervolgens de positieve (+) rode oplaadklem van de positieve (+) pool van de
accu.
NL15
lader bij een temperatuur van 85
4.2 Oplossen van storingen
Fout / storing
De acculader is aangesloten op
het lichtnet. Er verschijnt niets
op de display en het
oplaadproces start niet.
De accu is op de lader
aangesloten en de acculader is
ingeschakeld. Het oplaadproces
wordt niet gestart.
De LED-display geeft
symbolen weer die niet in de
handleiding zijn beschreven.
Displayaanduiding
Displayaanduiding
Displayaanduiding
Displayaanduiding
Displayaanduiding
Displayaanduiding
M
O
P
Q
R
S
Mogelijke oorzaken
Er staat geen
230 V wisselstroom op het
stopcontact.
De acculader is defect.
De accu is diepontladen.
De acculader kan de
accuspanning niet herkennen.
Er is mogelijk sprake van
een softwarefout.
De acculader is defect.
De accuspanning wordt niet
door de lader herkend.
De accu is tijdens het opladen
van de lader losgekoppeld:
circuit onderbroken
De acculader herkent een
defecte accu met een hoge
weerstand.
De lader herkent een
hogere accuspanning dan
29,4 V
Er is een kortsluiting
De overbelastingsbeveiliging
heeft de
Oplossing/remedie
Controleer de zekeringen van
het lichtnet en zorg er voor
dan de acculader is
aangesloten op een
stopcontact met 230 V
wisselstroom.
Neem contact op met een
gekwalificeerde vakman.
Druk op de toets
"Noodmodus“ om het opladen
handmatig te starten.
Verwijder de stekker uit het
stopcontact en herhaal het
oplaadproces.
Neem contact op met een
gekwalificeerde.
specialist.
Druk op de toets
"Noodmodus“ om het opladen
handmatig te starten.
Controleer de aansluiting en
of de klemmen goed vast zitten.
De accu kan niet worden
opgeladen.
De accu kan niet worden
opgeladen.
Controleer de accu. Neem de
gebruiksvoorschriften in de
handleiding in acht.
Laat de acculader afkoelen en
herhaal het oplaadproces.
6
6
6
°
C uitgeschakeld.
14
Displayaanduiding
T
De spanning van een 12 of
24 V accu is lager dan
De accu kan niet worden
opgeladen. De accu is defect!
3,5 V
NL 17
5.0 ONDERHOUD
EN
VERZORGING
5.1 Reinigen, onderhoud en
opslag
5.1.1 Voorzichtig! Schakel de lader uit (toets
voordat u de acculader schoonmaakt!
5.1.2 Maak de acculader schoon met een droge doek. Gebruik geen vloeibare of scherpe
schoonmaakmiddelen. Hierdoor kan het oppervlak van de behuizing worden aangetast waardoor de
lader beschadigd kan worden! Het binnendringen van vloeistoffen in de behuizing moet worden
voorkomen! Dompel het apparaat nooit in een vloeistof onder! Neem het apparaat uitsluitend
volledig droog in gebruik.
5.1.3 Sla de acculader uitsluitend op in een droge omgeving! De elektronica in de lader kan door
vocht worden beschadigd!
5.1.4 Stel de acculader niet bloot aan extreem grote temperatuurschommelingen! Hierbij kan
condens ontstaan waardoor de elektronica beschadigd kan worden!
5.1.5 Leg de kabel losjes opgerold in het opbergvak
voorkomen. Borg de accuklemmen
aan de beugels in het linker en rechter opbergvak van de acculader.
6
) en verwijder de stekker uit het 230 V stopcontact
Gewicht:
Ingangsspanning: 230 V ~ 50 Hz / 2 A (V = Volt, Hz = Hertz, trillingen per seconde)
Uitgangsspanning / 6 V / 10 A, 12 V / 10 A, uitgangsstroom:
Accutypen:
Accucapaciteit:
werktemperatuur: 0 °C - 50 °C (Celsius) Laadkarakteristiek:
IP-klasse (beschermingsklasse): IP65, waterdichte behuizing met isolatie volgens
▪ Richtlijnen over elektromagnetische compatibiliteit (2004/108/EG)
97100
ca. 270 x 150 x 190 mm
(L x B x H mm)
ca. 2,3 kg Display:
père, DC = gelijkstroom) rendement: > 80 %
6 V / 12 V / 24 V lood-zuur accu's:
veiligheidsklasse II
Dit apparaat voldoet aan de geldende EU-Laagspannings-richtlijn
(2006/95/EG)
LED-display
24 V / 6 A DC (A = Am-
IOIUOUOIUOa
NL 19
7.0 AFVOER
voorschriften. Neem hiervoor contact op met
uw gemeente of een plaatselijk afvoerbedrijf.
Voer de acculader af volgens de EU-richtlijn
voor elektrische en elektronische apparatuur
2002/96/EG- WEEE.
hiervoor contact op met uw gemeente of een
plaatselijk afvoerbedrijf.
7.1.3 Voor de afvoer van het
verpakkingsmateriaal moeten de algemene
voorschriften voor de afvoer van huishoudelijk
afval in acht worden genomen.
7.1.1 Afvoer en hergebruik van de
acculader moet worden uitgevoerd
volgens de plaatselijk geldende
7.1.2 Neem voor de afvoer van
lood-zuur accu's de richtlijnen van
de fabrikant en de plaatselijke
Pb
voorschriften in acht! Neem
8.0 GARANTIE EN
SERVICE
Neem bij beschadigingen, reparaties of andere
problemen met het product contact op met de
verkoper of een gekwalificeerde vakman.
De algemene garantiebepalingen hebben
betrekking op fabricage- en materiaalfouten.
Lever een beschadigd product in bij de
verkooplocatie.
Voor een snelle verwerking van uw klacht
heeft u daarnaast de volgende gegevens
nodig:
▪ Kopie van de kassabon met de datum van
aankoop
▪ Reden voor de klacht (beschrijving van
de storing)
SystemPartnerAutoteile GmbH & Co. KG
Benzstraße 1 ▪ D-76185 Karlsruhe