Adler 367 Operating Instruction [nl]

367
Máquina de coser especial
Instrucciones de uso
Instruções de operação
Istruzioni per l’uso
Bedieningshandleiding
E
P
I
NL
Postfach 17 03 51, D-33703 Bielefeld • Potsdamer Straße 190, D-33719 Bielefeld Telefon + 49 (0) 5 21/ 9 25-00 • Telefax + 49 (0) 5 21/ 9 25 24 35 • www.duerkopp-adler.com
Inhoud Blz.:
Voorwoord en algemene veiligheidsrichtlijnen
Deel 1: Bedieningshandleiding model 367
1. Productbeschrijving ............................................ 5
2. Gebruiksdoel................................................. 5
3Typen...................................................... 6
4 Accessoires (optioneel) .......................................... 6
5 Technische gegevens ........................................... 7
6. Bedienen
6.1 Bovengaren inrijgen ............................................. 9
6.2 Bovenspanning instellen .......................................... 11
6.3 Bovenspanning lozen ............................................ 11
6.4 Garenregeling instellen ........................................... 12
6.5 Onderspoel opwikkelen ........................................... 13
6.6 Onderspoel vervangen ........................................... 14
6.7 Ondergarenspanning instellen ....................................... 15
6.8 Naaldverwisselen.............................................. 16
6.9 Persvoetlichten................................................ 17
6.10 Persvoeteninbovenstestandblokkeren................................. 18
6.11 Persvoetdrukinstellen............................................ 18
6.12 Persvoetlichtinginstellen.......................................... 19
6.13 Steeklengte instellen ............................................. 20
6.14 Toetsenpaneel op machinearm bij type -170115; -170315; -180115; -180315 ........... 21
7. Gelijkstroompositioneringsaandrijving
7.1 Algemeen ................................................... 22
7.2 Bedieningspaneel V810 ........................................... 22
7.2.1 Bedieningselementen en indicaties op bedieningspaneel V810 ................... 22
7.2.2 Functies van de toetsen op bedieningspaneel V810 .......................... 23
7.2.3 Betekenis van de symbolen op bedieningspaneel V810 ........................ 23
7.2.4 Parameterwaarde in gebruiksmenu wijzigen .............................. 24
7.2.5 Reduceren van max. toerental ....................................... 24
7.2.6 Codenummer voor monteursmenu intoetsen .............................. 24
7.3 Bedieningspaneel V820 ........................................... 25
7.3.1 Bedieningselementen en indicaties op bedieningspaneel V820 ................... 25
7.3.2 Functies van de toetsen op bedieningspaneel V820 .......................... 25
7.3.3 Betekenis van symbolen op bedieningspaneel V820.......................... 27
Inhoud Blz.:
7.3.4 Parameterwaarden in het gebruikersmenu wijzigen .......................... 27
7.3.5 Reduceren van max. toerental ....................................... 28
7.3.6 Snel informatie opvragen en waarden intoetsen voor instellingen (HIT) .............. 28
7.3.7 Codenummer voor monteursmenu intoetsen .............................. 28
7.3.8 Naad programmeren via bedieningspaneel V820 ............................ 28
7.4 Parameterlijst Efka regelunits ....................................... 29
7.5 Status- en foutmeldingen .......................................... 30
8. Koppelingspositioneringsaandrijving
8.1 Algemeen ................................................... 31
8.2 Bediening van regelunit 6F82FA van de naaimachinemotor ..................... 32
8.2.1 Bedieningselementen bij regelunit 6F82FA van de naaimachinemotor ............... 32
8.2.2 Functies van de toetsen bij regelunit 6F82FA van de naaimachinemotor.............. 32
8.2.3 Parameterwaarden in het gebruikersmenu wijzigen .......................... 32
8.2.4 Reduceren van max. toerental ....................................... 33
8.2.5 Codenummer voor monteursmenu intoetsen .............................. 33
8.3 Parameterlijst voor regelunit 6F82FA - gebruikersmenu........................ 33
8.4 Status- en foutmeldingen via bedieningspanelen V810 en V820 ................... 33
9. Stikken
9.1 Type 367-170010; -180010 ......................................... 34
9.2 Type 367-170115; -170315; -180115; -180315 ............................. 35
10. Onderhoud
10.1 Reinigenencontroleren........................................... 37
10.2 Oliesmering.................................................. 39
1. Productbeschrijving
De Dürkopp Adler 367 is een speciaalnaaimachine voor het stikken van hoogwaardige eennaalds-siernaden in lichte tot middelzware materialen.
Eennaalds, vlakbed, dubbele stiksteekmachine met
·
ondertransport, naaldtransport en alternerende persvoet.
Veiligheidskoppeling, verhindert verlopen van de grijper en
·
beschadiging daarvan tijdens het omlaag gaan van de naald.
Grote horizontale grijper (identieke spoel als model 767, 291 en
·
8967)
Automatische smering via lekkatoentjes met kijkvensters voor
·
controle van het oliepeil.
Voorzien van spoelopwikkelmechanisme.
·
2. Gebruiksdoel
De 367 is een naaimachinebovendeel, bedoeld voor het stikken van lichte tot middelzware materialen, d.w.z. materialen samengesteld uit textielvezels; verwerking van leer is echter ook mogelijk. Deze materialen worden toegepast bij de kledingconfectie alsmede voor de stoffering van meubels en auto’s.
Een andere toepassing voor deze speciaalnaaimachine is het stikken van zogenaamde technische naden. Hierbij dient de gebruiker vooraf echter, bij voorkeur in samenspraak met DÜRKOPP ADLER AG) een risico-inventarisatie op te stellen, omdat het onmogelijk is om bij de ontwikkeling en bouw van de machine reeds met de veelheid aan situaties die zich kunnen voorkomen, rekening te houden. Op basis van deze risico-inventarisatie kunnen dan, indien nodig, veiligheidsmaatregelen worden genomen.
In de regel geldt dat uitsluitend droge werkstukken mogen worden verwerkt met deze machine. Het te stikken werkstuk mag bovendien niet dikker zijn dan 10 mm na te zijn samengedrukt door de persvoeten (= stikpositie). Het materiaal mag geen harde voorwerpen bevatten; is dit wel het geval, dan dient een voor het doel geschikte oogbescherming te worden gemonteerd op de machine. Deze is momenteel echter niet af fabriek beschikbaar voor deze machine.
Naden worden normaliter gestikt met naaigaren uit textielvezels tot 15/3 NeB (katoengaren), 20/3 Nm (synthetische garens) resp. 25/4 Nm (omsponnen garen). Wanneer u andere garens wil toepassen, dient u van tevoren een risico-inventarisatie te maken en, indien nodig, veiligheidsmaatregelen nemen.
Deze speciaalnaaimachine mag uitsluitend in droge, schone ruimten worden geplaatst en gebruikt. Wanneer de naaimachine in ruimtes wordt geplaatst en/of gebruikt die niet droog en schoon zijn, moeten, in overleg, aanvullende maatregelen worden genomen (zie EN 60204-31: 1999).
Wij gaan als fabrikant van industriële naaimachines ervan uit dat aan onze producten op zijn minst speciaal daartoe opgeleide operators werken; alle gangbare bedieningsprocudures en mogelijke gevaren worden dan ook als zijnde bekend verondersteld.
5
3. Typen
367-170010: Eennaalds, vlakbed, dubbele stiksteekmachine
met ondertransport, naaldtransport, en alternerende persvoet. Naaldsterke Nm 100-150.
367-170115: Als type 367-170010, doch tevens voorzien
van een elektromagnetische draadafsnijder, elektropneumatische naadafhechting en persvoetlichting. Naaldsterke Nm 100-150.
367-170315 Als type 367-170115, doch bovendien voorzien
van elektropneumatische persvoetverstelling, 2e steeklengte en 2e draadspanning. Pneumatische restgarenlengtereducering na afhechten tot ca. 8 mm. Naaldsterke Nm 100-150.
367-180010: Eennaalds, vlakbed, dubbele stiksteekmachine
met ondertransport, naaldtransport, en alternerende persvoet. Naaldsterke Nm 130-180.
367-180115: Als type 367-180010, doch tevens voorzien
van een elektromagnetische draadafsnijder, elektropneumatische naadafhechting en persvoetlichting. Naaldsterke Nm 130-180.
367-180315 Als type 367-180115, doch bovendien voorzien
van elektropneumatische persvoetverstelling, 2e steeklengte en 2e draadspanning. Pneumatische restgarenlengtereducering na afhechten tot ca. 8 mm. Naaldsterke Nm 130-180.
4. Accessoires (optioneel)
Bestelnr. Accessoires
9780 000108 Waterafscheider WE-8
Voor pneumatisch bediende accessoires
9822 510001 Naailampje (halogeen)
met lamp 12 V/20 W, voor montage op machinebovendeel
0907 487519 Montageset naailampje, voor 9822 510001
0798 500088 Trafo naailampje
230 V, met netsnoer, zonder schakelaar, voor naailampjes 9822 510001 en 9822 510129
0797 003031 Pneumatische aansluitset
9400 367001 Serviceset
9880 002001 Knieschalelaar voor automatisch vor en terug (M. 367-170115;
367-180115)
6
5. Technische gegevens
Geluid-emissiewaarden op werkplek conform DIN 45635-48-A-1-KL2
Model 367-170010; -180010 LC = 82 dB (A)
367-170115; -180115 367-170315; -180315 Steeklengte: 6,4 mm
Persvoetlichting alternierend: 1,5 mm
Aantal steken: 2.800 omw/min
Werkstuk: G1 DIN 23328 4-lagig
Model 367-170010; -180010 LC = 82 dB (A)
367-170115; -180115 367-170315; -180315 Steeklengte: 6,4 mm
Persvoetlichting alternierend: 5,6 mm
Aantal steken: 2.800 omw/min
Werkstuk: 2-lagig skai 1,6 mm 900g/m
2
DIN 53352
Steektype
Naaldsysteem:
Model 367 Type
Naalddikte (al naar gelang E-nr.:) max. [Nm]
Max. garendikte: [Nm]
Max. persvoetlichting Steeklengtebereik
1-3mm 3-5mm 5-6,5mm 0-6mm 6,5-8mm *) 9 mm
1-6,5mm 6,5-8mm 6-8mm *) 9 mm
Max. doorvoerhoogte onder persvoeten:
- stikken [mm]
- lichten [mm]
Dubbele stiksteek
134-35
-170010 -180010
-170115 -180115
-170315 -180315
150 180
15/3 10/3
Max. aantal steken: [omw/min]
*)
-170010 -170115 -170315
-180010 -180115 -180315
2800 3000 3000 2300 2300 2300 2000 2000 2000 1800 1800 1800
- - 1800
2000 2000 2000 1800 1800 1800
- - 1800
10 20
Werkdruk: [bar]
Luchtverbruik per werkcyclus: ca. [Nl]
Nom. spanning:
Afmetingen (H x B x D) [mm]
Werkhoogte (af fabriek): [mm]
6
0,7
Al naar gelang aandrijfsysteem
630 x 220 x 420
790
7
Ruimte voor aantekeningen:
8
6. Bedienen
6.1 Bovengaren inrijgen
Voorzichtig Gevaar op persoonlijk letsel!
Hoofdschakelaar in stand ‘0’ zetten! Garen uitsluitend bij uitgeschakelde machine inrijgen.
Garenklos op garenhouder plaatsen en naald- en grijperdraad door de afwikkelarmen leiden. Afwikkelarm 1 dient zicht loodrecht boven de garenklossen te staan.
Draad door naald zoals weergegeven inrijgen.
1
9
21 2
Afb. A: Correcte draadlus in midden van het werkstuk
Afb. B: Bovenspanning te laag
of
onderspanning te hoog
Afb. C: Bovenspanning te hoog
of
onderspanning te laag
5
43
10
6.2 Bovenspanning instellen
Voorspanning
Bij geopende hoofdspanning 4 en hulpspanning 5 (bijv. bij gelichte persvoeten) moet nog een geringe restspanning in de bovendraad aanwezig zijn. D eze restspanning wordt verzorgd door voorspanning 2.
Voorspanning 2 beïnvloedt tevens de lengte van de draad die uitsteekt uit de naald na afhechten (= startdraad voor volgende naad).
Basisinstelling: kartelmoer 2 verdraaien totdat de voorzijde daarvan in lijn staat met pen 1 .
Kortere startdraad: kartelmoer 2 met de klok mee draaien.
Langere startdraad: kartelmoer 2 tegen de klok in draaien.
Hoofdspanning
De hoofdspanning 4 dient zo laag mogelijk te worden gehouden.
Het draadlus moet in het midden van het werkstuk liggen. Te hoge draadspanningen kunnen bij een dun werkstuk tot ongewenst rimpelen daarvan en breken van de draad leiden.
Hoofdspanning 4 zodanig instellen, dat een gelijkmatig stikpatroon wordt verkregen. Spanning verhogen - kartelmoer met de klok mee draaien Spanning verlagen - kartelmoer tegen de klok in draaien
6.3 Bovenspanning lozen
Hulpspanning
De apart in te schakelen hulpspanning 5 is bedoeld om de bovenspanning snel te kunnen wijzigen, bijv. bij verdikkingen in de naad.
Hulpspanning 5 lager dan hoofdspanning 4 instellen.
Hulpspanning 5 met hendel 3 in- resp. uitschakelen. Hendel 3 naar links = hulpspanning uitgeschakeld. Hendel 3 naar rechts = hulpspanning ingeschakeld.
Type -170010; -180010
Bij het lichten van de persvoeten worden de hoofd- en hulpspanning auto­matisch geloosd.
Type -170115; -180115
De bovenspanning wordt bij het draadsnijden automatisch geloosd.
N.B.:
(alleen bij type -170115; -180115)
Het moment waarop de draadspanning wordt geloosd, kan via de parameters F-191 en F-192 (in het monteursmenu) worden ingesteld.
11
6.4 Garenregeling instellen
4
Voorzichtig Gevaar op persoonlijk letsel!
Hoofdschakelaar in de stand ‘0’ zetten. Garenregeling uitsluitend bij uitgeschakelde naaimachine instellen.
Via garenregeling 3 wordt de voor de steekvorming vereiste hoeveelheid draad geregeld. De garenregeling zorgvuldig afstellen voor een zo optimaal mogelijk stikresultaat.
De instelling van de garenregeling wordt bepaald door de volgende factoren:
steeklengte
werkstukdikte
eigenschappen van het gebruikte stikgaren.
Bij een juiste instelling glijdt de naalddraadlus met lage spanning over het dikste gedeelte van de grijper.
Schroeven 1 en 2 losdraaien.
Stand van de garenregeling 3 wijzigen.
Schroeven 1 en 2 vastdraaien.
1
23
12
Insteltips:
Wanneer de grootst mogelijke hoeveelheid draad vereist is, verplaats dan de draadspanningsveer 4 ca. 0,5 mm vanuit de eindpositie naar boven. Dit is het geval wanneer de naalddraadlus de max. grijperdiameter passeert.
Garenregeling instellen
Schroeven 1 en 2 losdraaien.
Garenregeling 3 verschuiven. Regelaar naar links = meer draad Regelaar naar rechts = minder draad.
Schroeven 1 en 2 vastdraaien.
6.5 Onderspoel opwikkelen
4321
Draad door de geleider 3 en spanner 4 trekker.
Draad achter mes 5 inklemmen en afscheuren.
Spoel 1 op spoelas plaatsen.
N.B.:
Het eerste deel van de draad hoeft niet handmatig op de spoel te worden gewikkeld.
Spoelhendel 2 in de spoel drukken.
Stikken De spoelhendel breekt het opwikkelen af zodra de s poel vol is. De spoelas stopt steeds zodanig dat mes 5 in de juiste stand staat (zie rechter afbeelding).
Volle spoel 1 afnemen, draad achter mes 5 inklemmen en afscheuren.
Lege spoel voor de volgende keer op de spoelas plaatsen en spoelhendel 2 in de spoel drukken.
LET OP!
Wanneer de draad niet tijdens het stikken opgespoeld moet worden, dient de persvoet in gelichte positie te worden geblokkeerd en de persvoetlichting op de laagste waarde te worden ingesteld.
5
13
6.6 Onderspoel verwisselen
5
1
6
4
3
2
1
Voorzichtig Gevaar op persoonlijk letsel!
Hoofdschakelaar in de stand ‘0’ zetten. Onderspoel uitsluitend bij uitgeschakelde machine verwisselen.
Lege spoel verwijderen
Naaldstang in de hoogste stand plaatsen.
Onderspoeldeksel 1 openen.
Bovenste gedeelte van onderspoelhuis 2 met spoel 6 uit de machine nemen.
Lege spoel uit het bovenste gedeelte van onderspoelhuis 2 nemen.
Volle spoel plaatsen
Volle spoel in bovenste gedeelte van onderspoelhuis 2 plaatsen. Op de draairichting van de spoel letten. De draairichting is correct wanneer de spoel in tegenovergestelde richting aan de afwikkelrichting van de draad draait.
Onderdraad door sleuf 4 onder spanveer 3 tot in boring 5 trekken.
Onderdraad ca. 5 cm uit spoelhuis 2 trekken. Bij het naar buiten trekken van de draad dient de spoel in pijlrichting te draaien.
Spoelhuis 2 weer terugplaatsen.
Spoelhuisdeksel 1 sluiten.
14
Breukgevaar!
Spoelhuisdeksel goed vastduwen en erop letten dat dit goed vergrendelt.
6.7 Onderspanning instellen
1
2
4
3
Voorzichtig Gevaar op persoonlijk letsel!
Hoofdschakelaar in de stand ‘0’ zetten. Onderspanning uitsluitend bij uitgeschakelde machine instellen.
Remveer
Remveer 1 voorkomt bij het stoppen van de machine en bij het afsnijden van de onderspoeldraad dat de spoel nadraait; deze veer kan niet worden ingesteld!
Spanveer instellen
Het bovenste gedeelte van onderspoelhuis 2 moet bij een volle spoel t.g.v. het eigengewicht langzaam omlaag gaan (zie rechter afbeelding).
Spanveer 4 met regelschroef 3 zodanig instellen, dat de vereiste spanning wordt verkregen.
15
6.8 Naald verwisselen
1
2
3
Voorzichtig Gevaar op persoonlijk letsel!
Hoofdschakelaar in de stand ‘0’ zetten. Naald uitsluitend bij uitgeschakelde naaimachine verwisselen.
Schroef 2 losdraaien.
Nieuwe naald tot tegen aanslag in de boring in naaldstang 1 schuiven.
LET OP!
Groef 3 in de naald moet naar de punt van de naald te wijzen.
Schroef 2 vastdraaien.
LET OP!
Na het overstappen op een andere naalddikte moet de afstand van de grijper tot de naald te worden gecorrigeerd (zie servicehandleiding).
Wanneer bovenvermelde correctie niet wordt uitgevoerd, kan dat tot de volgende storingen leiden:
Overstap op dunnere naald:
- ontbrekende steken
- beschadiging van de draad
Overstap op dikkere naald:
- beschadiging van grijperuiteinde
- beschadiging van de naald
16
6.9 Persvoet lichten
1
2
Type -170010; -180010
De persvoet kan mechanisch door bediening van knieschakelaar 1 worden gelicht.
Type -170115; -180115
De persvoet kan elektropneumatisch door bediening van pedaal 2 of knieschakelaar 1 worden gelicht.
Mechanische persvoetlichting (knieschakelaar)
Om het werkstuk te kunnen verschuiven (bijv. om te corrigeren) knieschakelaar 1 naar rechts duwen. De persvoeten blijven omhoog staan zolang knieschakelaar 1 bediend wordt.
Elektropneumatische persvoetlichting (pedaal)
Pedaal 2 half terug trappen. Persvoeten lichten na stilstand van de machine.
Pedaal 2 volledig terug trappen. Draadafsnijden activeren en persvoeten lichten.
17
6.10 Persvoeten in bovenste stand blokkeren
1
6.11 Persvoetdruk instellen
2
De mechanisch of pneumatisch gelichte persvoeten kunnen met knop 1 in de bovenste stand worden geblokkeerd (bijv. voor het opwikkelen van een onderspoel).
Bij stilstaande machine de knieschakelaar naar rechts drukken resp. het pedaal half terug trappen. De persvoeten lichten.
Knop 1 indrukken en knieschakelaar resp. pedaal loslaten. De gelichte persvoeten worden in de hoogste stand geblokkeerd.
Knieschakelaar nogmaals bedienen resp. pedaal nogmaals half terug trappen. De blokkering van de persvoeten wordt opgeheven.
De gewenste persvoetdruk kan worden ingesteld via kartelschroef 2.
LET OP!
Het werkstuk mag niet ‘zwemmen’.
Niet meer druk als strikt noodzakelijk instellen.
18
Persvoetdruk verhogen = schroef 2 met de klok
mee verdraaien.
Persvoetdruk verlagen = schroef 2 tegen de klok in
verdraaien.
6.12 Persvoetlichting instellen
5
LET OP!
Het type -170010; -180010 heeft geen automatische motortoerentalbegrenzing. Bij het stikken met hogere persvoetlichting te allen tijde het toerental reduceren (zie label bij persvoethendel). Een te hoog toerental is herkenbaar aan lawaai tijdens het stikken en kan leiden tot beschadiging van de machine.
De gewenste persvoetlichthoogte kan worden ingesteld via persvoethendel 5.
Wanneer met een persvoetlichting hoger dan 5 mm moet worden gestikt, schuifhendel 6 naar rechts verplaatsen.
Wanneer schuifhendel 6 wordt bediend, mag uitsluitend met gereduceerd toerental worden gestikt.
Met de in de persvoethendel geïntegreerde kartelmoeren 3 en 4 kunnen aanslagbouten voor de minimale en de maximale persvoetlichtingswaarde worden ingesteld.
Persvoethendel volledig naar boven = kleinste persvoetlichthoogte.
Persvoethendel volledig naar onder = grootste persvoetlichthoogte.
436
19
6.13 Steeklengte instellen
321
Type -170010; -180010
De gewenste steeklengte bij voorwaarts stikken kan via k artelmoer 1 in steekverstelhendel 2 worden ingesteld. De gewenste steeklengte bij achterwaarts stikken is in te stellen via kartelmoer 3 in m steekverstelhendel 2.
Steeklengte tijdens het stikken wijzigen:
Met behulp van de steekverstelhendel 2 kan de steeklengte tijdens het stikken worden gewijzigd tussen ingestelde steeklengte bij voorwaarts stikken en steeklengte bij achterwaarts stikken.
Steekverstelhendel volledig naar boven. Voorwaarts stikken met ingestelde steeklengte.
Steekverstelhendel volledig naar beneden. Achterwaarts stikken met ingestelde steeklengte.
Type -170115; -180115
4
20
De gewenste steeklengte kan worden ingesteld m.b.v. stelknop 4. De ingestelde steeklengte geldt vervolgens voor voorwaarts en achterwaarts stikken.
Steeklengte tijdens het stikken wijzigen:
M.b.v. stelknop 4 kan de steeklengte tijdens het stikken traploos worden gewijzigd.
Stelknop volledig naar rechts draaien. Min. steeklengte.
Stelknop volledig naar links draaien. Max. steeklengte.
6.14 Toetsenpaneel op machinearm bij type -170115; -170315; -180115; -180315 *
)
LED Toets Functie
2
Naald in bovenste stand resp. onderste stand plaatsen. Met de parameter F-140 kan de functie van toets 2 worden gekozen. 1 = naald boven, 2 = naald boven / onder, 3 = enkele steek 4 = enkele steek met 2e steeklengte / korte steek 5 = naald boven, indien buiten positie 2 Af fabriek staat de machine ingesteld op 1 = naald boven
6789*)10
123 4*)5
*)
*)
10
1
Handmatig achterwaarts stikken. De machine stikt achterwaarts zolang toets 1 ingedrukt blijft.
3
Aanhechten resp. afhechten kiezen of onderdrukken. Wanneer aanhechten resp. afhechten standaard geselecteerd zijn, kunt u deze voor de volgende te stikken naad uitschakelen door op de toets te drukken. Wanneer aanhechten resp. afhechten standaard uitgeschakeld staan, kunt u deze voor de volgende te stikken naad inschakelen door op de toets te drukken.
*)
4
*)
5
6
7
8
*)
9
2e steeklengte
2e draadspanning
LED-indicatie ‘netspanning aanwezig’
LED-indicatie niet actief
LED-indicatie m.b.t. Toets 3
LED-indicatie aan = 1e (bovenste) steeklengte actief LED-indicatie uit = 2e (onderste) steeklengte actief
*)
LED-indicatie aan = 2e draadspanning actief LED-indicatie uit = 2e draadspanning uit
21
7 Gelijkstroompositioneringsaandrijving
7.1 Algemeen
Bediening
De gelijkstroompositioneringsaandrijving DC1600/DA82GA dient via een bedieningspaneel van het type V810 of V820 in bedrijf te worden gesteld en te worden bediend.
Gebruikshandleiding
In deze gebruikshandleiding worden alle functies van de toetsen alsmede de betekenis van de symbolen op de displays vermeld en wordt beschreven hoe een wijziging in de parameterwaarden op gebruikersniveau door het bedienend personeel zelf kan worden doorgevoerd.
Voor gedetailleerde informatie omtrent de regelunit zelf, zie gebruikshandleiding ‘EFKA DA82GA’.
Functies van de regelunit DA82GA van de gelijkstroompositioneringsaandrijving.
De functies van de regelunit DA82GA van de gelijkstroompositioneringsaandrijving worden bepaald door de software en de instelling van de parameters daarin. Middels het nauwgezet instellen van de parameterwaarden wordt de regelunit optimaal ingesteld voor gebruik in combinatie met een model en type machine.
Bij levering van een aandrijfunit zijn de parameterwaarden reeds vooringesteld door Efka (preset). Voor ieder model en type dienen echter enkele parameters daarvan te worden gewijzigd. Zie de installatiehandleiding voor gedetailleerde informatie. Bij levering van een complete machine zijn alle parameters reeds correct aangepast.
Toegangsbevoegdheden voor invoer van commando’s
Om te voorkomen dat voorinstellingen per ongeluk worden gewijzigd, wordt een aantal toegangsbevoegdheden toegekend.
Deze zijn als volgt onderverdeeld:
- de samensteller (fabrikant van de machine) - toegang tot het hoogste en alle daaronderliggende niveaus via code (uitrustingsmenu);
- de monteur - toegang tot het direct onder het hoogste niveau gelegen niveau alsmede alle daaronderliggende niveaus via code (monteursmenu);
- de gebruiker - toegang tot het laagste niveau zonder code (gebruikersmenu).
7.2 Bedieningspaneel V810
7.2.1 Bedieningselementen en indicaties via bedieningspaneel V810
22
7.2.2 Functies van de toetsen op bedieningspaneel V810
Door de toetsen op het bedieningspaneel kort in te drukken kunnen functies worden in- resp. uitgeschakeld. Functies kunnen alleen dan worden gekozen als de machine daadwerkelijk over de daartoe vereiste voorzieningen beschikt (bijv. magnetische of elektropneumatische persvoetlichting).
Toets Functie Info op display
1 Dubbele aanhechting aan
Aanhechting uit Enkele aanhechting aan
2 Dubbele afhechting aan
Afhechting uit Enkele afhechting aan
3 Autom. persvoetlichting bij stoppen tijdens
stikken naad aan Autom. persvoetlichting bij stoppen tijdens stikken naad uit Autom. persvoetlichting bij draadsnijden aan Autom. persvoetlichting na draadsnijden uit
4 Basispositie van de naald = onder
Basispositie van de naald = boven
A Stikken naad onderdrukken resp. stikken naad
activeren. Wanneer het aanhechten resp. afhechten ingeschakeld zijn, kan door het indrukken van een toets het stikken van de volgende naad worden uitgeschakeld. Wanneer het aanhechten resp. afhechten zijn uitgeschakeld, kan door het indrukken van een toets het stikken van de volgende naad worden ingeschakeld.
B naald omhoog/omlaag resp. shift-functie in
programmeermodus. Door een toets in te drukken wordt een naaldbeweging uitgevoerd die via parameter 140 kan worden geprogrammeerd. Zie de parameterlijst in de montagehandleiding. In de programmeermodus heeft deze toets een andere functie; zie de montagehandleiding.
P Programmeermodus aan/uit
Voor een beschrijving, zie de montagehandleiding.
E Omschakelen van parameternummer op de
waarde voor de betreffende parameter. Bevestiging van de parameterwaarde en omschakelen naar de volgende parameter. Voor een beschrijving, zie de montagehandleiding.
+ De in de programmeermodus weergegeven
waarde verhogen
- De in de programmeermodus weergegeven waarde verlagen
rechter pijl boven de toets aan beide pijlen uit linker pijl boven de toets aan
rechter pijl boven toets aan beide pijlen uit linker pijl boven toets aan
linker pijl boven de toets aan
linker pijl boven de toets uit
rechter pijl boven de toets aan rechter pijl boven de toets uit
linker pijl boven de toets aan rechter pijl boven de toets aan
geen info op display
geen info op display
Parameternummer/Standaard info op display
Parameternummer/Parameterwaarde
de weergegeven waarde wordt verhoogd
de weergegeven waarde wordt verlaagd
7.2.3 Betekenis van de symbolen op het bedieningspaneel V810 Symbol Functie Info op display
C Automatische toerentalregeling in bedrijf
Alleen bij autom. stikken.
D Fotocel ingeschakeld
E Motor ingeschakeld
F Toerentalbegrenziging in bedrijf
G Spoelbewaking in bedrijf
Symbool aan
Symbool aan
Symbool aan
Symbool aan
Symbool knippert z odra spoel leeg dreigt te raken
23
7.2.4 Parameterwaarden in het gebruikersmenu wijzigen.
De parameters voor het gebruikersmenu staan vermeld in de parameterlijst (zie paragraaf 7.4)
Hoofdschakelaar in de stand ‘1’ zetten.
Toets “P” indrukken. De eerste parameter in het gebruikersmenu F-000 wordt weergegeven.
Metdetoetsen“+”en “-” kan de volgende resp. de vorige parameter worden gekozen.
Toets “E” indrukken. De waarde van de gekozen parameter wordt weergegeven.
Metdetoetsen“+”en“-” kan de parameterwaarde worden gewijzigd.
Toets “E” indrukken. De wijziging wordt opgeslagen en de volgende parameter wordt weergegeven of toets “P” indrukken om de wijziging op te slaan en de programmeermodus te verlaten.
LET OP! De gewijzigde parameterwaarden worden pas opgeslagen wanneer na het verlaten van de programmeermodus een complete naaicyclus wordt gemaakt, d.w.z. het pedaal naar voren en vervolgens volledig terug wordt getrapt. Wanneer de aandrijving direct na het verlaten van de programmeermodus wordt uitgeschakeld, gaan de wijzigingen verloren.
7.2.5 Max. toerental reduceren
Om het max. toerental van de machine optimaal op de actuele toepassing aan te passen, kan dit worden gereduceerd.
Na afronding van elke naald wordt de actuele w aarde van het max. toerental weergegeven. Deze kan nu via de toetsen “+”en“-”direct worden gewijzigd. Het instelbereik ligt tussen de parameterwaarden
F-111 (max. w aarde) en F-121 (min. waarde).
Let op! Wanneer het max. toerental wordt gereduceerd, neemt tevens het toerental bij het aanhechten, afhechten en bij het automatisch stikken van naden waarvan het aantal steken wordt geteld af.
7.2.6 Codenummer voor monteursmenu invoeren:
(zie montagehandleiding).
24
7.3 Bedieningspaneel V820
7.3.1 Bedieningselementen en indicaties op bedieningspaneel V820
7.3.2 Functies van de toetsen bij bedieningspaneel V820
Door de toetsen op het bedieningspaneel kort in te drukken kunnen functies worden in- resp. uitgeschakeld. Functies kunnen alleen dan worden gekozen als de machine daadwerkelijk over de daartoe vereiste voorzieningen beschikt (bijv. magnetische of elektropneumatische persvoetlichting).
Toets Functie Info op display
1 Dubbele aanhechting aan
Aanhechting uit Enkele aanhechting aan
2 Aantal steken tellen bij achteruit stikken uit
Aantal steken tellen bij voorwaarts stikken
3 Fotocelfunctie “licht - donker”
= wisselen van “geen werkstuk voorhanden” naar
werkstuk voorhanden". Fotocelfunctie uit Fotocelfunctie “donker - licht” = wisselen van “werkstuk voorhanden” naar
“geen werkstuk voorhanden”.
4 Dubbele afhechting aan
Afhechten uit Enkele afhechting aan
5 Draadafsnijder aan
Draadveger aan Draadafsnijder en draadveger aan Draadafsnijder en draadveger uit
6 Autom. persvoetlichting bij stoppen met stikken
in een naad aan Autom. persvoetlichting bij stoppen met stikken in een naad uit Autom. persvoetlichting na afsnijden draad aan Autom. persvoetlichting na afsnijden draad uit
7 Basispositie van de naald = onder
Basispositie van de naald = boven
8 Spoelbewaking aan
De werking van de spoelbewaking kan via parameter 195 worden omgezet (zie parameterlijst in de montagehandleiding).
rechter Pijl boven de toets aan beide pijlen uit linker pijl boven de toets aan
rechter pijl boven de toets aan beide pijlen uit linker pijl boven de toets aan
rechter pijl boven de toets aan
beide pijlen uit linker pijl boven de toets aan
rechter pijl boven de toets aan beide pijlen uit rechter pijl boven de toets aan
linker pijl boven de toets aan rechter pijl boven de toets aan beide pijlen aan beide pijlen uit
linker pijl boven de toets aan
linker pijl boven de toets uit
rechter pijl boven de toets aan rechter pijl boven de toets uit
linker pijl boven de toets aan rechter pijl boven de toets aan
xxxx - - II--
25
Toets Functie Info op display
9
Functiestoets De werking van de toets kan worden omgeschakeld via parameter F-008 (zie parameterlijst paragraaf 1.4) 1 = Softs ta rt AAN /U IT 2 = sierstiknaad AAN/UIT 3 = slagverstellung Werking van knieschakelaar of toets: “rust” = AAN / “bediend” = UIT 4 = naaldkoeling AAN/UIT 5 = terugdraaien AAN/UIT
0 Aanleren (teach in) resp.
stikken van programma in geheugen. Zie de programmeerinstructie in de gebruikshandleiding bij de EFKA DA82GA 3301
A Hechten onderdrukken resp. Hechten activeren
Wanneer het aanhechten resp. afhechten ingeschakeld zijn, kan door het indrukken van een toets het hechten in de volgende naad worden uitgeschakeld. Wanneer het aanhechten resp. afhechten zijn uitgeschakeld, kan door het indrukken van een toets het hechten in de volgende naad worden ingeschakeld.
B naald omhoog/omlaag
resp. shift-functie in programmeermodus. Door een toets in te drukken wordt een naaldbeweging uitgevoerd die via parameter 140 kan worden geprogrammeerd. Zie de parameterlijst in de montagehandleiding. In de programmeermodus heeft deze toets een andere functie; zie de montagehandleiding.
P Programmeermodus aan/uit
Voor een beschrijving, zie de montagehandleiding.
E Omschakelen van parameternummer op de
waarde voor de betreffende parameter. Bevestiging van de parameterwaarde en omschakelen naar de volgende parameter. Voor een beschrijving, zie de montagehandleiding.
+ De in de programmeermodus weergegeven
waarde verhogen
- De in de programmeermodus weergegeven waarde verlagen
SSt ON*/OFF < - > SSc xxx SrS ON*/OFF hPr ON*/OFF
nh ON*/OFF rd ON*/OFF * bij ON is de linker pijl boven
de toets aan.
Programmanummer Nummer van stiktraject Aantal steken op stiktraject Aantal steken na passeren fotocel
geen info op display
geen info op display
Parameternummer/Standaard info op display
Parameternummer/Standaard info op display
de weergegeven waarde wordt verhoogd
de weergegeven waarde wordt verlaagd
26
7.3.3 Betekenis van de symbolen op het bedieningspaneel V820
Symbol Functie Info op display
C Letter C staat voor ‘codenummer ’
Symbool aan, onder info op display wordt een codenummer weergegeven, zoals C 1907
D Letter F staat voor ‘parameternummer ’
Symbool aan, onder info op display wordt een parameternummer weergegeven, zoals F - 111
E Programmanummer in ‘teach-in’-modus
Symbool aan, onder info op display wordt een codenummer weergegeven, zoals programmanummer van een naaiprogramma
F Stiktrajectnummer in ‘teach-in’-modus
Symbool aan, onder info op display wordt een stiktrajectnummer van een naaiprogramma weergegeven
G Machineblokkering actief
Symbool knippert indien Machineblokkering is geactiveerd.
H Invoer via toetsen geblokkeerd
Symbool aan, indien de invoer via de toetsen is geblokkeerd.
I Error-melding
Symbool aan (zie paragraaf 7.5 voor een foutcodelijst).
J Invoer van het aantal steken in
‘teach-in’-modus
Symbool aan, onder info op display wordt het aantal steken voor een stiktraject weergegeven.
K Spoelbewaking aan
Symbool knippert z odra de spoel leeg dreigt te raken
L Toerentalbegrenzing actief
Symbool aan, wanneer een van de toerentalbegrenzingen actief is.
M Rechter naald uitgeschakeld Symbool aan, wanneer de rechter
naaldstang is gedeactiveerd. Alleen bij machines met automatische uitschakeling van de naaldstangen.
N Compensatiesteken voor Fotocel
O Machine draait
P Automatische toerentalregeling in bedrijf
Symbool aan
Symbool aan
Symbool aan, wanneer in een naaiprogramma een stiktraject met constant toerental wordt verwerkt.
Q Linker naald uitgeschakeld
Symbool aan, wanneer de linker naaldstang is gedeactiveerd. Alleen bij machines met automatische uitschakeling van de naaldstangen.
7.3.4 Parameterwaarden in het gebruikersmenu wijzigen.
Hoofdschakelaar in de stand ‘1’ zetten
Eerst toets “P” en vervolgens toets “E” indrukken. De eerste parameterwaarde in het gebruikersmenu (Arv 002)wordt weergegeven.
Metdetoetsen“+”en“-” kan de parameterwaarde worden gewijzigd.
Toets “E” indrukken. De wijziging wordt opgeslagen en de volgende parameter wordt weergegeven of toets “P” indrukken om de wijziging op te slaan en de programmeermodus te verlaten.
27
7.3.5 Max. toerental reduceren
Om het max. toerental van de machine optimaal op de actuele toepassing aan te passen, kan dit worden gereduceerd.
Na afronding van elke naad wordt de actuele waarde van het max. toerental weergegeven. Deze kan nu via de toetsen “+”en“-”direct worden gewijzigd. Het instelbereik ligt tussen de parameterwaarden
F-111 (max. w aarde) en F-121 (min. Waarde).
LET OP! Wanneer het max. toerental wordt gereduceerd, neemt tevens het toerental bij het aanhechten, afhechten en bij het automatisch stikken van naden waarvan het aantal steken wordt geteld af.
7.3.6 Snel informatie opvragen en waardes invoeren (HIT)
Om de gebruiker snel een overzicht van de actuele waardes te verschaffen, verschijnen bij het inschakelen van de functies via toetsen 1, 2, 3, 4 en 9 de betreffende actuele waardes gedurende ca. 3 sec. op het display. Gedurende deze tijd kan de gebruiker de aangegeven waarde direct via de toetsen + en - wijzigen.
LET OP! De gewijzigde parameterwaarden worden pas opgeslagen wanneer na het verlaten van de programmeermodus een complete naad wordt gestikt, d.w.z. het pedaal naar voren en vervolgens volledig terug w ordt getrapt. Wanneer de aandrijving direct na het verlaten van de programmeermodus w ordt uitgeschakeld, gaan de wijzigingen verloren.
7.3.7 Codenummer voor monteursmenu invoeren:
zie montagehandleiding.
7.3.8 Stiknaad programmeren via bedieningspaneel V820
U kunt max. 8 programma’s met elk max. 40 stiktrajecten programmeren.
De functies Aanhechten, Afhechten, Aantal steken tellen, Draadsnijden en Persvoetlichten kunnen per stiknaad worden ingesteld.
Voor een beschrijving, zie de bedieningshandleiding bij de
‘EFKA DA82GA’
28
7.4 Parameterlijst - Efka-regelunits
De onderstaande presetwaardes gelden voor model: 367
Parameter Benaming/ Functie Instelbereik Preset Nr Afk. Benaming/ Functie min max 100R
000 Arv Aanhechtingssteken voorwaarts
001 Arr Aanhechtingssteken achterwaarts
002 Err Afhechtingssteken achterwaarts
003 Erv Afhechtingssteken voorwaarts
004 LS Aantal fotocelcompensatiesteken bij grote
steeklengte
005 LSF Aantal steken bij fotocelfilter voor grofmazige
werkstukken
006 LSn Aantal naden die via fotocel worden afgerond
007 Stc Aantal steken bij automatisch stiktraject
008 F Toekennen van functie aan toets 9
1 = Softstar t AAN /U IT 2 = siersteeknaad AAN/UIT 3 = slagverstelling
rust = AAN/ bediend = UIT 4 = naaldkoeling AAN/UIT 5 = terugdraaien AAN/UIT **
009 LS fotocel AAN/UIT
010 cLS Aantal fotocelcompensatiesteken bij kleine
steeklengte
013 FA Draadafsnijder AAN/UIT
014 FW Draadwisser AAN/UIT
015 StS Aantal steken tellen AAN/UIT
080 Sav Aantal steken aanhechten sierstikken
voorwaarts
081 SAr Aantal steken aanhechten sierstikken
achterwaarts
082 SEr Aantal steken afhechten sierstikken
achterwaarts
083 SEv Aantal steken afhechten sierstikken
voorwaarts
085** cFW Aantal steken van draamonitortelling
F-195 = 1-3 F-195 = 4
0 254 2
0 254 4
0 254 3
0 254 3
0 254 4
0 254 0
0151
0 254 10
152
OFF ON OFF
0 254 8
OFF ON ON
OFF ON ON
OFF ON ON
0 254 3
0 254 3
0 254 3
0 254 3
0 2540 0 0 9990 0
29
7.5 Status- en foutmeldingen
Algemene informatie V810 V820 Betekenis
InF A1 InFo A1 Het pedaal staat bij het inschakelen van de
naaimachinemotor niet in de nulstand
StoP symbool “G” knipper “ma c h i n e -
blokkering” knippert
InF A3 InFo A3 De referentiepositie is niet opgeslagen in het
InF A5 InFo A5 Er is geen geldige autoselect-weerstand
Foutmeldingen bij het programmeren V810 V820 Betekenis
Springt InFo F1 terug naar 1e cijfer
Foutmeldingen hard- en software V810 V820 Betekenis
De machineblokkering is actief
geheugen. Voor informatie m.b.t. de programmering, zie de montagehandleiding.
gevonden. Voor informatie, zie montagehandleiding.
Verkeerd code- of parameternummer ingevoerd
InF E1 InFo E1
InF E2 InFo E2 Netspanning te laag of tijd tussen
InF E3 InFo E3 Machine blokkeert of bereikt niet het
InF E4 InFo E4 De regeling is op storing gevallen t.g.v. een
InF H1 InFo H1 Commutatiegeverleiding defect of
InF H2 InFo H2 Processor wordt gestoord.
Na het in stand ‘1’ zetten van de hoofdschakelaar:
pulsgever of commutatiegever defect resp. aansluitkabel verwisseld.
Tijdens of direct na het stikken:
Pulsgever defect.
hoofdschakelaar UIT en hoofdschakelaar AAN was te kort.
gewenste toerental
slechte aarding of door een defect in een connector (slecht contact).
de vermogenselektronica voor het opwekken van het draaistroomveld wordt gestoord.
30
8. Efka koppelingspositioneringsaandrijving
8.1 Algemeen
Bediening
De regeling van de naaimachinemotor VD552KV/6F82FA beschikt over een geïntegreerd bedieningspaneel met 5 toetsen, 8 LED’s en een LCD-paneel (3 posities). Via dit bedieningspaneel kunnen alle vereiste instellingen voor een correcte werking van de naaimachinemotor worden doorgevoerd. Het is echter ook mogelijk om de regeling aan te sluiten op een bedieningspaneel van het type V810 of V820. In dat geval worden de geïntegreerde bedieningselementen uitgeschakeld.
Bedieningshandleiding
In het volgende gedeelte wordt ingegaan op de werking van de bedieningselementen van regeling 6F82FA van de naaimachinemotor vermeld en wordt beschreven hoe de betreffende parameterwaarden via het gebruikersmenu door het bedienend personeel kunnen worden gewijzigd.
Voor een gedetailleerde beschrijving van de regeling 6F82FA, zie de gebruikshandleiding ‘EFKA 6F82FA’.
Voor een beschrijving van het bedieningspaneel V810, zie paragraaf 7.2.
Voor een beschrijving van het bedieningspaneel V820, zie paragraaf 7.3
Functies van de regeling 6F82FA van de naaimachinemotor
De werking van de regeling 6F82FA van de naaimachinemotor wordt bepaald door het programma en de ingestelde waarden voor de verschillende parameters. De functies van de regeling van de naaimachinemotor worden bepaald door de software en de instellingen voor de diverse parameters. Bij levering van de naaimachinemotor zijn de parameterwaarden door Efka ingesteld (preset-waarden). Voor elk model en type moeten enkele parameters via het monteursmenu alsmede het uitrustingsmenu worden gewijzigd om de regeling optimaal aan te passen aan de betreffende machine. Voor gedetailleerde informatie, zie de montagehandleiding. De machines worden af fabriek ingesteld op de juiste waarden.
Toegangsbeveiliging voor wijziging en invoer van parameterwaarden
Om te voorkomen dat af fabriek ingestelde waarden abusievelijk worden gewijzigd, is de invoer van parameterwaarden verdeeld over een aantal menu’s.
Toegangsbevoegdheden:
-deleverancier (fabrikant) heeft toegang tot het hoogste en alle
daaronderliggende menu’s; de toegang is beveiligd met een
toegangscode. “Leveranciersmenu
-demonteur heeft toegang tot het daaronderliggende menu en alle verdere lagere menu’s , eveneens middels een toegangscode. “Monteursmenu
-degebruiker heeft toegang tot het laagste menu; er is geen toegangscode vereist.
Gebruikersmenu
31
8.2 Bediening van de regeling 6F82FA van de naaimachinemotor
8.2.1 Bedienelementen van de regeling 6F82FA van de naaimachinemotor
8.2.2 Functies van de toetsen bij regeling 6F82FA van de naaimachinemotor
Door de toetsen op het bedieningspaneel kort in te drukken kunnen functies worden in- resp. uitgeschakeld. Functies kunnen alleen dan worden gekozen als de machine daadwerkelijk over de daartoe vereiste voorzieningen beschikt (bijv. magnetische of elektropneumatische persvoetlichting).
Toets Functie Info op display
S1 Programmeermodus AAN/UIT
S2 Dubbele aanhechting aan
Aanhechting uit Enkele aanhechting
S3 Dubbele afhechting
Afhechting uit Enkele afhechting
S4 Autom. persvoetlichting bij stoppen met stikken
in een naad geen autom. persvoetlichting bij stoppen met stikken in een naad Autom. persvoetlichting na draadsnijden geen autom. persvoetlichting na draadsnijden
S5 Basispositie van de naald = onder
Basispositie van de naald = boven
LED 2 brandt, LED 1 uit beide LED’s uit LED 1 brandt, LED 2 uit
LED 4 brandt, LED 3 uit beide LED’s uit LED 3 brandt, LED 4 uit
LED 5 brandt
LED 5 uit
LED 6 brandt LED 6 uit
LED 7 brandt, LED 8 uit LED 8 brandt, LED 7 uit
8.2.3 Parameterwaarden in het gebruikersmenu wijzigen.
De parameters die kunnen worden aangepast via het gebruikersmenu staan vermeld in de parameterlijst (zie paragraaf 7.4).
Hoofdschakelaar in de stand ‘1’ zetten.
Toets “P” indrukken. De eerste parameter in het gebruikersmenu 000 wordt weergegeven.
Metdetoetsen“+”en “-” kan de volgende resp. de vorige parameter worden gekozen.
Toets “E” indrukken. De waarde van de gekozen parameter wordt weergegeven.
Metdetoetsen“+”en“-” kan de parameterwaarde worden gewijzigd.
Toets “E” indrukken. De wijziging wordt opgeslagen en de volgende parameter wordt weergegeven of toets “P” 2x indrukken om de wijziging op te slaan en de programmeermodus te verlaten.
32
LET OP! De gewijzigde parameterwaarden worden pas opgeslagen wanneer na het verlaten van de programmeermodus een complete naad wordt gestikt, d.w.z. het pedaal naar voren en vervolgens volledig terug w ordt getrapt. Wanneer de aandrijving direct na het verlaten van de programmeermodus w ordt uitgeschakeld, gaan de wijzigingen verloren.
8.2.4 Max. toerental reduceren
Om het max. toerental van de machine optimaal op de actuele toepassing aan te passen, kan dit worden gereduceerd.
De LED-info op het bedieningspaneel geeft tijdens het stikken continu het max. toerental van de machine aan. De info op het display wordt in drie posities weergegeven en moet met 10 worden vermenigvuldigd om het actuele toerental te verkrijgen. Tijdens het stikken of bij stoppen in een naad kan via de toetsen “+”en“-” het max. toerental worden gewijzigd.
Het instelbereik ligt tussen de parameterwaarden F-111 (max. waarde) en F-121 (min. waarde).
8.2.5 Codenummer voor monteursmenu invoeren:
(zie montagehandleiding).
8.3 Parameterlijst - 6F82FA (gebruikersmenu)
Zie paragraaf 7.4.
8.4 Status- en foutmeldingen bij bedieningspaneel V810 en V820
Zie paragraaf 7.5
33
9. Stikken
9.1 Type 367-170010; -180010
Stikken Bediening / Toelichting
Voor het stikken
Uitgangspositie
Werkstuk bij aanvang stiknaad positioneren
Bij het begin van de naad
aanhechten en verder stikken
In het midden van de naad
Stikken onderbreken
Stikken vervolgen
- Pedaal in ruststand. Naaimachine staat stil. Naald boven. Persvoet onder.
- Knieschakelaar indrukken. De persvoeten lichten.
- Werkstuk positioneren.
- Knieschakelaar loslaten. De persvoeten omlaag laten, richting werkstuk.
- Pedaal voorzichtig naar voren trappen. De machine stikt vooruit.
- Steekverstelling naar beneden trekken. De machine stikt achteruit.
- Stikverstelling loslaten. De machine stikt vooruit.
- Pedaal loslaten (ruststand). De machine stopt. De persvoeten staan onder.
- Pedaal naar voren trappen. De machine stikt op het via het pedaal bepaalde toerental.
Tussenhechting stikken
Aan het einde van de naad
Werkstuk verwijderen
- Steekverstelling naar beneden duwen. De machine stikt achteruit.
- Steekversteller loslaten. De machine stikt weer vooruit.
- Pedaal loslaten (ruststand) De machine stopt.
- N aald handmatig in bovenste positie draaien.
- Knieschakelaar bedienen. De persvoeten gaan omhoog.
- Werkstuk uit de machine trekken en draden losknippen.
34
9.2 Type 367-170115; -170315; -180115; -180315
Bij de beschrijving van het stikproces is het volgende aangenomen: –
Op het bedieningspaneel zijn de volgende functies ingesteld:
Aanhechting: AAN
Afhechting: AAN
Persvoetpositie voor en na het snijden ONDER
Naaldpositie voor het snijden: ONDER (positie 1)
Hoofdschakelaar in de stand ‘1’.
Het voorafgaande stikproces is afgesloten met afhechten en draad
4
snijden.
Bedienings- en werkingsvolgorde bij stikken:
1234*)5
Stikken Bediening / Verklaring
Voor het stikken
Uitgangspositie
Werkstuk bij aanvang stiknaad positioneren
Voor het stikken
Aanhechten en verder stikken
Aanhechten niet stikken
- Pedaal in ruststand. Naaimachine staat stil. Naald boven. Persvoet onder.
- Pedaal terugtrappen. De persvoeten lichten.
- Werkstuk positioneren.
- Pedaal loslaten. De persvoeten gaan omlaag, richting werkstuk.
- Pedaal naar voren trappen en ingetrapt houden.
De aanhechting wordt gestikt. Aansluitend stikt de op het via het pedaal bepaalde toerental verder.
- Toets 3 (stikken naad onderdrukken) indrukken.
- Pedaal naar voren trappen.
- D e machine stikt op het via het pedaal
bepaalde toerental.
*)
35
1234*)5
4
Stikken Bediening / verklaring
In het midden van de naad
*)
Stikken onderbreken
Stikken voortzetten (na loslaten van het pedaal)
Tussennaad stikken
Aan het einde van de stiknaad
Werkstuk verwijderen
Afhechting niet stikken
- Pedaal loslaten (ruststand). De machine stopt in de 1e positie (naald onder). De persvoeten staan onder.
- Pedaal naar voren trappen. De machine stikt op het via het pedaal bepaalde toerental. De aanhechting wordt niet gestikt.
- Toets 1 indrukken en het pedaal ingetrapt houden. De machine stikt achterwaarts zolang toets 1 ingedrukt blijft. Het toerental wordt bepaald via het pedaal.
- Pedaal volledig naar achter trappen en ingetrapt houden. De afhechting wordt gestikt. De draad wordt afgesneden. De machine stopt in de 2e positie. De persvoeten zijn gelicht.
- Toets 3 (onderdrukking stikken naad) indrukken. Pedaal volledig achteruit trappen. De afhechting wordt niet gestikt. De draad wordt afgesneden. De machine stopt in de 2e positie.
Type 367-170315; 180315
36
De positie van de persvoet hangt af van de stand van toets 4 op het bedieningspaneel: a) aan: - persvoet gelicht. b) uit: - persvoet onder.
- De 2e steeklengte toets 4*) en de
- 2e extra spanning toets 5*) kunnen op elk gewenst moment aan of uit worden gezet.
10. Onderhoud
10.1 Reiniging en controle
Voorzichtig Gevaar op persoonlijk letsel!
Hoofdschakelaar in de stand ‘0’ zetten. Alvorens onderhoudswerkzaamheden aan de machine te verrichten, de machine spanningsvrij maken.
De onderhoudswerkzaamheden dienen periodiek doch uiterlijk bij het verstrijken van de in de tabel vermelde onderhoudsintervallen worden verricht (zie de kolom ‘bedrijfsuren’).
Wanneer sterk pluizende materialen worden verwerkt, kortere onderhoudsintervallen aanhouden.
Een schone machine verkleint de kans op storingen.
5
43 2 1
Te verrichten Omschrijving Bedrijfs­onderhoudswerkzaamheden uren
Bovendeel van machine
8
- Naaistof en draadresten verwijderen (bijv. met persluchtpistool).
In het bijzonder te reinigen plaatsen:
- onderzijde van stikplaat 4
- Transporteurgleuven
- Bereik rondom de grijper 2
- Spoelhuis 3
LET OP!
Persluchtpistool zodanig houden dat de naaistof niet in oliereservoir 1 wordt geblazen.
- Draadafsnijder Het bereik onder het draadmes 5 met name grondig reinigen (kan storingen in werking draadafsnijder veroorzaken)
- Bereik rondom de naald
37
7
6
4
8
2
6
10
1
2
3
Te verrichten Omschrijving Bedrijfs­onderhoudswerkzaamheden uren
Naaimachinemotor
Motorventilatierooster 7 reinigen
(bijv. met persluchtpistool)
- Conditie en spanning van de V-snaar 6 controleren
Luchttoevoergleuven vrij van naaistof en draadresten maken.
De V-snaar moet ca. 10 mm doorbuigen als deze in het midden met een vinger wordt ingedrukt.
160
8
Pneumatisch systeem
- Waterpeil in drukregelaar controleren.
- Filterelement reinigen.
- Circuit op lekkage controleren.
Het waterpeil mag niet ter hoogte van het filterelement 1 staan.
- Water na naar binnen draaien van aftapplug 3 onder druk uit waterafscheider 2 laten stromen.
Via filterelement 1 worden vuil en condenswater uitgefilterd.
- Machine ontkoppelen van persluchtnet.
- Aftapplug 3 verwijderen. Het pneumatische systeem van de machine moet
drukloos zijn.
- Waterafscheider 2 losdraaien.
- Filterelement 1 verwijderen. Vervuilde filterhouder resp. vervuild filterelement metwasbenzine (geen oplosmiddel gebruiken!) schoonmaken en uitblazen.
- Waterafscheider weer monteren.
40
500
500
38
10.2 Oliesmering
1
Voorzichtig Gevaar op persoonlijk letsel!
Olie kan huidirritatie veroorzaken. Vermijd langdurig huidcontact. Grondig wassen na contact.
LET OP!
Het werken met en de afvoer van minerale olie is onderhavig aan wettelijke regelingen. Breng afgewerkte olie naar een erkend verzamelpunt. Spaar het milieu. Let erop dat u geen olie morst.
Gebruik voor het smeren van uw speciaal-naaimachine uitsluitend smeerolie DA-10 of equivalent met de volgende specificatie:
viscositeit bij 40 °C: 10 mm²/s
ontvlammingspunt: 150 °C
DA-10 is te bestellen bij uw DÜRKOPP ADLER AG dealer onder vermelding van de volgende bestelnummers:
250 ml fles: 9047 000011 1 l fles: 9047 000012 2 l fles: 9047 000013 5 l fles: 9047 000014
23
Te verrichten Omschrijving Bedrijfs­onderhoudswerkzaamheden uren
Bovendeel van machine smeren
Grijper smeren
Het bovendeel van de machine is voorzien van een centrale oliesmering (lekkatoentjes). M.u.v. de grijper worden alle lagers gesmeerd vanuit oliereservoir 1.
- Het oliepeil mag niet onder het merkteken
“MIN” komen.
- Via de boring in het kijkglas olie tot aan
markering “MAX” bijvullen.
- Bovendeel van de machine opklappen.
- Oliepijl via kijkglas 3 controleren.
- Oliereservoir via nippel 2 twee met olie.
- De vereiste oliehoeveelheid voor een correcte smering van de grijper is af fabriek ingesteld.
40
8
39
Ruimte voor aantekeningen:
40
Loading...