De Dürkopp Adler 367 is een speciaalnaaimachine voor het stikken
van hoogwaardige eennaalds-siernaden in lichte tot middelzware
materialen.
Eennaalds, vlakbed, dubbele stiksteekmachine met
·
ondertransport, naaldtransport en alternerende persvoet.
Veiligheidskoppeling, verhindert verlopen van de grijper en
·
beschadiging daarvan tijdens het omlaag gaan van de naald.
Grote horizontale grijper (identieke spoel als model 767, 291 en
·
8967)
Automatische smering via lekkatoentjes met kijkvensters voor
·
controle van het oliepeil.
Voorzien van spoelopwikkelmechanisme.
·
2.Gebruiksdoel
De 367 is een naaimachinebovendeel, bedoeld voor het stikken van lichte tot
middelzware materialen, d.w.z. materialen samengesteld uit textielvezels;
verwerking van leer is echter ook mogelijk. Deze materialen worden
toegepast bij de kledingconfectie alsmede voor de stoffering van meubels en
auto’s.
Een andere toepassing voor deze speciaalnaaimachine is het stikken van
zogenaamde technische naden. Hierbij dient de gebruiker vooraf echter, bij
voorkeur in samenspraak met DÜRKOPP ADLER AG) een
risico-inventarisatie op te stellen, omdat het onmogelijk is om bij de
ontwikkeling en bouw van de machine reeds met de veelheid aan situaties die
zich kunnen voorkomen, rekening te houden. Op basis van deze
risico-inventarisatie kunnen dan, indien nodig, veiligheidsmaatregelen worden
genomen.
In de regel geldt dat uitsluitend droge werkstukken mogen worden
verwerkt met deze machine. Het te stikken werkstuk mag bovendien
niet dikker zijn dan 10 mm na te zijn samengedrukt door de persvoeten
(= stikpositie). Het materiaal mag geen harde voorwerpen bevatten; is
dit wel het geval, dan dient een voor het doel geschikte
oogbescherming te worden gemonteerd op de machine. Deze is
momenteel echter niet af fabriek beschikbaar voor deze machine.
Naden worden normaliter gestikt met naaigaren uit textielvezels tot
15/3 NeB (katoengaren), 20/3 Nm (synthetische garens) resp. 25/4 Nm
(omsponnen garen). Wanneer u andere garens wil toepassen, dient u
van tevoren een risico-inventarisatie te
maken en, indien nodig, veiligheidsmaatregelen nemen.
Deze speciaalnaaimachine mag uitsluitend in droge, schone
ruimten worden geplaatst en gebruikt. Wanneer de naaimachine in
ruimtes wordt geplaatst en/of gebruikt die niet droog en schoon zijn,
moeten, in overleg, aanvullende maatregelen worden genomen
(zie EN 60204-31: 1999).
Wij gaan als fabrikant van industriële naaimachines ervan uit dat aan
onze producten op zijn minst speciaal daartoe opgeleide operators
werken; alle gangbare bedieningsprocudures en mogelijke gevaren
worden dan ook als zijnde bekend verondersteld.
met ondertransport, naaldtransport, en
alternerende persvoet.
Naaldsterke Nm 100-150.
367-170115:Als type 367-170010, doch tevens voorzien
van een elektromagnetische draadafsnijder,
elektropneumatische naadafhechting en
persvoetlichting. Naaldsterke Nm 100-150.
367-170315Als type 367-170115, doch bovendien voorzien
van elektropneumatische persvoetverstelling,
2e steeklengte en 2e draadspanning.
Pneumatische restgarenlengtereducering na
afhechten tot ca. 8 mm.
Naaldsterke Nm 100-150.
met ondertransport, naaldtransport, en
alternerende persvoet.
Naaldsterke Nm 130-180.
367-180115:Als type 367-180010, doch tevens voorzien
van een elektromagnetische draadafsnijder,
elektropneumatische naadafhechting en
persvoetlichting. Naaldsterke Nm 130-180.
367-180315Als type 367-180115, doch bovendien voorzien
van elektropneumatische persvoetverstelling,
2e steeklengte en 2e draadspanning.
Pneumatische restgarenlengtereducering na
afhechten tot ca. 8 mm.
Naaldsterke Nm 130-180.
4.Accessoires (optioneel)
Bestelnr.Accessoires
9780 000108Waterafscheider WE-8
Voor pneumatisch bediende accessoires
9822 510001Naailampje (halogeen)
met lamp 12 V/20 W, voor montage op machinebovendeel
0907 487519Montageset naailampje, voor 9822 510001
0798 500088Trafo naailampje
230 V, met netsnoer, zonder schakelaar,
voor naailampjes 9822 510001 en 9822 510129
0797 003031Pneumatische aansluitset
9400 367001Serviceset
9880 002001Knieschalelaar voor automatisch vor en terug (M. 367-170115;
367-180115)
6
5.Technische gegevens
Geluid-emissiewaarden op werkplek conform DIN 45635-48-A-1-KL2
Model 367-170010; -180010LC = 82 dB (A)
367-170115; -180115
367-170315; -180315Steeklengte:6,4 mm
Persvoetlichting
alternierend:1,5 mm
Aantal steken:2.800 omw/min
Werkstuk:G1 DIN 23328 4-lagig
Model 367-170010; -180010LC = 82 dB (A)
367-170115; -180115
367-170315; -180315Steeklengte:6,4 mm
Hoofdschakelaar in stand ‘0’ zetten!
Garen uitsluitend bij uitgeschakelde machine inrijgen.
–
Garenklos op garenhouder plaatsen en naald- en
grijperdraad door de afwikkelarmen leiden.
Afwikkelarm 1 dient zicht loodrecht boven de garenklossen te
staan.
–
Draad door naald zoals weergegeven
inrijgen.
1
9
212
Afb. A:Correcte draadlus in midden van het werkstuk
Afb. B:Bovenspanning te laag
of
onderspanning te hoog
Afb. C:Bovenspanning te hoog
of
onderspanning te laag
5
43
10
6.2Bovenspanning instellen
Voorspanning
Bij geopende hoofdspanning 4 en hulpspanning 5 (bijv. bij gelichte
persvoeten) moet nog een geringe restspanning in de bovendraad
aanwezig zijn. D eze restspanning wordt verzorgd door voorspanning 2.
Voorspanning 2 beïnvloedt tevens de lengte van de draad die uitsteekt
uit de naald na afhechten (= startdraad voor volgende naad).
–
Basisinstelling:
kartelmoer 2 verdraaien totdat de voorzijde daarvan in lijn staat
met pen 1
.
–
Kortere startdraad:
kartelmoer 2 met de klok mee draaien.
–
Langere startdraad:
kartelmoer 2 tegen de klok in draaien.
Hoofdspanning
De hoofdspanning 4 dient zo laag mogelijk te worden gehouden.
Het draadlus moet in het midden van het werkstuk liggen.
Te hoge draadspanningen kunnen bij een dun werkstuk tot ongewenst
rimpelen daarvan en breken van de draad leiden.
–
Hoofdspanning 4 zodanig instellen, dat een gelijkmatig stikpatroon
wordt verkregen.
Spanning verhogen -kartelmoer met de klok mee draaien
Spanning verlagen - kartelmoer tegen de klok in draaien
6.3Bovenspanning lozen
Hulpspanning
De apart in te schakelen hulpspanning 5 is bedoeld om de
bovenspanning snel te kunnen wijzigen, bijv. bij verdikkingen in de
naad.
–
Hulpspanning 5 lager dan hoofdspanning 4 instellen.
–
Hulpspanning 5 met hendel 3 in- resp. uitschakelen.
Hendel 3 naar links = hulpspanning uitgeschakeld.
Hendel 3 naar rechts = hulpspanning ingeschakeld.
Type -170010; -180010
Bij het lichten van de persvoeten worden de hoofd- en hulpspanning
automatisch geloosd.
Type -170115; -180115
De bovenspanning wordt bij het draadsnijden automatisch geloosd.
N.B.:
(alleen bij type -170115; -180115)
Het moment waarop de draadspanning wordt geloosd, kan via de
parameters F-191 en F-192 (in het monteursmenu) worden ingesteld.
11
6.4Garenregeling instellen
4
Voorzichtig Gevaar op persoonlijk letsel!
Hoofdschakelaar in de stand ‘0’ zetten.
Garenregeling uitsluitend bij uitgeschakelde naaimachine instellen.
Via garenregeling 3 wordt de voor de steekvorming vereiste
hoeveelheid draad geregeld.
De garenregeling zorgvuldig afstellen voor een zo optimaal mogelijk
stikresultaat.
De instelling van de garenregeling wordt bepaald door de volgende
factoren:
–
steeklengte
–
werkstukdikte
–
eigenschappen van het gebruikte stikgaren.
Bij een juiste instelling glijdt de naalddraadlus met lage spanning over
het dikste gedeelte van de grijper.
–
Schroeven 1 en 2 losdraaien.
–
Stand van de garenregeling 3 wijzigen.
–
Schroeven 1 en 2 vastdraaien.
1
23
12
Insteltips:
Wanneer de grootst mogelijke hoeveelheid draad vereist is, verplaats
dan de draadspanningsveer 4 ca. 0,5 mm vanuit de eindpositie naar
boven. Dit is het geval wanneer de naalddraadlus de max.
grijperdiameter passeert.
Garenregeling instellen
–
Schroeven 1 en 2 losdraaien.
–
Garenregeling 3 verschuiven.
Regelaar naar links= meer draad
Regelaar naar rechts = minder draad.
–
Schroeven 1 en 2 vastdraaien.
6.5Onderspoel opwikkelen
4321
–
Draad door de geleider 3 en spanner 4 trekker.
–
Draad achter mes 5 inklemmen en afscheuren.
–
Spoel 1 op spoelas plaatsen.
N.B.:
Het eerste deel van de draad hoeft niet handmatig op de spoel te
worden gewikkeld.
–
Spoelhendel 2 in de spoel drukken.
–
Stikken
De spoelhendel breekt het opwikkelen af zodra de s poel vol is.
De spoelas stopt steeds zodanig dat mes 5 in de juiste stand staat
(zie rechter afbeelding).
–
Volle spoel 1 afnemen, draad achter mes 5 inklemmen en
afscheuren.
–
Lege spoel voor de volgende keer op de spoelas plaatsen en
spoelhendel 2 in de spoel drukken.
LET OP!
Wanneer de draad niet tijdens het stikken opgespoeld moet worden,
dient de persvoet in gelichte positie te worden geblokkeerd en de
persvoetlichting op de laagste waarde te worden ingesteld.
5
13
6.6Onderspoel verwisselen
5
1
6
4
3
2
1
Voorzichtig Gevaar op persoonlijk letsel!
Hoofdschakelaar in de stand ‘0’ zetten.
Onderspoel uitsluitend bij uitgeschakelde machine verwisselen.
Lege spoel verwijderen
–
Naaldstang in de hoogste stand plaatsen.
–
Onderspoeldeksel 1 openen.
–
Bovenste gedeelte van onderspoelhuis 2 met spoel 6 uit de
machine nemen.
–
Lege spoel uit het bovenste gedeelte van onderspoelhuis 2 nemen.
Volle spoel plaatsen
–
Volle spoel in bovenste gedeelte van onderspoelhuis 2 plaatsen.
Op de draairichting van de spoel letten.
De draairichting is correct wanneer de spoel in tegenovergestelde
richting aan de afwikkelrichting van de draad draait.
–
Onderdraad door sleuf 4 onder spanveer 3 tot in boring 5 trekken.
–
Onderdraad ca. 5 cm uit spoelhuis 2 trekken.
Bij het naar buiten trekken van de draad dient de spoel in
pijlrichting te draaien.
–
Spoelhuis 2 weer terugplaatsen.
–
Spoelhuisdeksel 1 sluiten.
14
Breukgevaar!
Spoelhuisdeksel goed vastduwen en erop letten dat dit goed
vergrendelt.
6.7Onderspanning instellen
1
2
4
3
Voorzichtig Gevaar op persoonlijk letsel!
Hoofdschakelaar in de stand ‘0’ zetten.
Onderspanning uitsluitend bij uitgeschakelde machine instellen.
Remveer
Remveer 1 voorkomt bij het stoppen van de machine en bij het
afsnijden van de onderspoeldraad dat de spoel nadraait; deze veer kan
niet worden ingesteld!
Spanveer instellen
–
Het bovenste gedeelte van onderspoelhuis 2 moet bij een volle
spoel t.g.v. het eigengewicht langzaam omlaag gaan (zie rechter
afbeelding).
–
Spanveer 4 met regelschroef 3 zodanig instellen, dat de vereiste
spanning wordt verkregen.
15
6.8Naald verwisselen
1
2
3
Voorzichtig Gevaar op persoonlijk letsel!
Hoofdschakelaar in de stand ‘0’ zetten.
Naald uitsluitend bij uitgeschakelde naaimachine verwisselen.
–
Schroef 2 losdraaien.
–
Nieuwe naald tot tegen aanslag in de boring in naaldstang 1
schuiven.
LET OP!
Groef 3 in de naald moet naar de punt van de naald te wijzen.
–
Schroef 2 vastdraaien.
LET OP!
Na het overstappen op een andere naalddikte moet de afstand van de
grijper tot de naald te worden gecorrigeerd (zie servicehandleiding).
Wanneer bovenvermelde correctie niet wordt uitgevoerd, kan dat tot de
volgende storingen leiden:
–
Overstap op dunnere naald:
- ontbrekende steken
- beschadiging van de draad
–
Overstap op dikkere naald:
- beschadiging van grijperuiteinde
- beschadiging van de naald
16
6.9Persvoet lichten
1
2
Type -170010; -180010
De persvoet kan mechanisch door bediening van knieschakelaar 1
worden gelicht.
Type -170115; -180115
De persvoet kan elektropneumatisch door bediening van pedaal 2 of
knieschakelaar 1 worden gelicht.
Mechanische persvoetlichting (knieschakelaar)
–
Om het werkstuk te kunnen verschuiven (bijv. om te corrigeren)
knieschakelaar 1 naar rechts duwen.
De persvoeten blijven omhoog staan zolang knieschakelaar 1
bediend wordt.
Elektropneumatische persvoetlichting (pedaal)
–
Pedaal 2 half terug trappen.
Persvoeten lichten na stilstand van de machine.
–
Pedaal 2 volledig terug trappen.
Draadafsnijden activeren en persvoeten lichten.
17
6.10Persvoeten in bovenste stand blokkeren
1
6.11Persvoetdruk instellen
2
De mechanisch of pneumatisch gelichte persvoeten kunnen met
knop 1 in de bovenste stand worden geblokkeerd (bijv. voor het
opwikkelen van een onderspoel).
–
Bij stilstaande machine de knieschakelaar naar rechts drukken
resp. het pedaal half terug trappen.
De persvoeten lichten.
–
Knop 1 indrukken en knieschakelaar resp. pedaal loslaten.
De gelichte persvoeten worden in de hoogste stand geblokkeerd.
–
Knieschakelaar nogmaals bedienen resp. pedaal nogmaals half
terug trappen.
De blokkering van de persvoeten wordt opgeheven.
De gewenste persvoetdruk kan worden ingesteld via kartelschroef 2.
LET OP!
Het werkstuk mag niet ‘zwemmen’.
Niet meer druk als strikt noodzakelijk instellen.
18
–
Persvoetdruk verhogen= schroef 2 met de klok
mee verdraaien.
–
Persvoetdruk verlagen= schroef 2 tegen de klok in
verdraaien.
6.12Persvoetlichting instellen
5
LET OP!
Het type -170010; -180010 heeft geen automatische
motortoerentalbegrenzing.
Bij het stikken met hogere persvoetlichting te allen tijde het toerental
reduceren (zie label bij persvoethendel).
Een te hoog toerental is herkenbaar aan lawaai tijdens het stikken en
kan leiden tot beschadiging van de machine.
De gewenste persvoetlichthoogte kan worden ingesteld via
persvoethendel 5.
Wanneer met een persvoetlichting hoger dan 5 mm moet worden
gestikt, schuifhendel 6 naar rechts verplaatsen.
Wanneer schuifhendel 6 wordt bediend, mag uitsluitend metgereduceerd toerental worden gestikt.
Met de in de persvoethendel geïntegreerde kartelmoeren 3 en 4
kunnen aanslagbouten voor de minimale en de maximale
persvoetlichtingswaarde worden ingesteld.
–
Persvoethendel volledig naar boven = kleinste persvoetlichthoogte.
–
Persvoethendel volledig naar onder = grootste persvoetlichthoogte.
436
19
6.13Steeklengte instellen
321
Type -170010; -180010
De gewenste steeklengte bij voorwaarts stikken kan via k artelmoer 1 in
steekverstelhendel 2 worden ingesteld.
De gewenste steeklengte bij achterwaarts stikken is in te stellen via
kartelmoer 3 in m steekverstelhendel 2.
Steeklengte tijdens het stikken wijzigen:
Met behulp van de steekverstelhendel 2 kan de steeklengte tijdens het
stikken worden gewijzigd tussen ingestelde steeklengte bij voorwaarts
stikken en steeklengte bij achterwaarts stikken.
–
Steekverstelhendel volledig naar boven.
Voorwaarts stikken met ingestelde steeklengte.
–
Steekverstelhendel volledig naar beneden.
Achterwaarts stikken met ingestelde steeklengte.
Type -170115; -180115
4
20
De gewenste steeklengte kan worden ingesteld m.b.v. stelknop 4.
De ingestelde steeklengte geldt vervolgens voor voorwaarts en
achterwaarts stikken.
Steeklengte tijdens het stikken wijzigen:
M.b.v. stelknop 4 kan de steeklengte tijdens het stikken traploos
worden gewijzigd.
–
Stelknop volledig naar rechts draaien.
Min. steeklengte.
–
Stelknop volledig naar links draaien.
Max. steeklengte.
6.14Toetsenpaneel op machinearm bij type -170115; -170315; -180115; -180315 *
)
LEDToetsFunctie
2
Naald in bovenste stand resp. onderste stand plaatsen.
Met de parameter F-140 kan de functie van toets 2 worden gekozen.
1 = naald boven, 2 = naald boven / onder, 3 = enkele steek
4 = enkele steek met 2e steeklengte / korte steek
5 = naald boven, indien buiten positie 2
Af fabriek staat de machine ingesteld op 1 = naald boven
Aanhechten resp. afhechten kiezen of onderdrukken.
Wanneer aanhechten resp. afhechten standaard geselecteerd zijn, kunt u deze
voor de volgende te stikken naad uitschakelen door op de toets te drukken.
Wanneer aanhechten resp. afhechten standaard uitgeschakeld staan, kunt u
deze voor de volgende te stikken naad inschakelen door op de toets te drukken.
*)
4
*)
5
6
7
8
*)
9
2e steeklengte
2e draadspanning
LED-indicatie ‘netspanning aanwezig’
LED-indicatie niet actief
LED-indicatie m.b.t. Toets 3
LED-indicatie aan = 1e (bovenste) steeklengte actief
LED-indicatie uit =2e (onderste) steeklengte actief
*)
LED-indicatie aan = 2e draadspanning actief
LED-indicatie uit =2e draadspanning uit
21
7Gelijkstroompositioneringsaandrijving
7.1Algemeen
Bediening
De gelijkstroompositioneringsaandrijving DC1600/DA82GA dient via
een bedieningspaneel van het type V810 of V820 in bedrijf te worden
gesteld en te worden bediend.
Gebruikshandleiding
In deze gebruikshandleiding worden alle functies van de toetsen
alsmede de betekenis van de symbolen op de displays vermeld en
wordt beschreven hoe een wijziging in de parameterwaarden op
gebruikersniveau door het bedienend personeel zelf kan worden
doorgevoerd.
Voor gedetailleerde informatie omtrent de regelunit zelf, zie
gebruikshandleiding ‘EFKA DA82GA’.
Functies van de regelunit DA82GA van de gelijkstroompositioneringsaandrijving.
De functies van de regelunit DA82GA van de
gelijkstroompositioneringsaandrijving worden bepaald door de
software en de instelling van de parameters daarin. Middels het
nauwgezet instellen van de parameterwaarden wordt de regelunit
optimaal ingesteld voor gebruik in combinatie met een model en type
machine.
Bij levering van een aandrijfunit zijn de parameterwaarden reeds
vooringesteld door Efka (preset). Voor ieder model en type dienen
echter enkele parameters daarvan te worden gewijzigd. Zie de
installatiehandleiding voor gedetailleerde informatie. Bij levering van
een complete machine zijn alle parameters reeds correct aangepast.
Toegangsbevoegdheden voor invoer van commando’s
Om te voorkomen dat voorinstellingen per ongeluk worden gewijzigd,
wordt een aantal toegangsbevoegdheden toegekend.
Deze zijn als volgt onderverdeeld:
- de samensteller (fabrikant van de machine) - toegang tot het hoogste
en alle daaronderliggende niveaus via code (uitrustingsmenu);
- de monteur - toegang tot het direct onder het hoogste niveau gelegen
niveau alsmede alle daaronderliggende niveaus via code
(monteursmenu);
- de gebruiker - toegang tot het laagste niveau zonder code
(gebruikersmenu).
7.2Bedieningspaneel V810
7.2.1Bedieningselementen en indicaties via bedieningspaneel V810
22
7.2.2Functies van de toetsen op bedieningspaneel V810
Door de toetsen op het bedieningspaneel kort in te drukken kunnen
functies worden in- resp. uitgeschakeld. Functies kunnen alleen dan
worden gekozen als de machine daadwerkelijk over de daartoe
vereiste voorzieningen beschikt (bijv. magnetische of
elektropneumatische persvoetlichting).
ToetsFunctieInfo op display
1Dubbele aanhechting aan
Aanhechting uit
Enkele aanhechting aan
2Dubbele afhechting aan
Afhechting uit
Enkele afhechting aan
3Autom. persvoetlichting bij stoppen tijdens
stikken naad aan
Autom. persvoetlichting bij stoppen tijdens
stikken naad uit
Autom. persvoetlichting bij draadsnijden aan
Autom. persvoetlichting na draadsnijden uit
4Basispositie van de naald = onder
Basispositie van de naald = boven
AStikken naad onderdrukken resp. stikken naad
activeren. Wanneer het aanhechten resp.
afhechten ingeschakeld zijn, kan door het
indrukken van een toets het stikken van de
volgende naad worden uitgeschakeld.
Wanneer het aanhechten resp. afhechten zijn
uitgeschakeld, kan door het indrukken van een
toets het stikken van de volgende naad worden
ingeschakeld.
Bnaald omhoog/omlaag resp. shift-functie in
programmeermodus.
Door een toets in te drukken wordt een
naaldbeweging uitgevoerd die via parameter
140 kan worden geprogrammeerd.
Zie de parameterlijst in de montagehandleiding.
In de programmeermodus heeft deze toets een
andere functie; zie de montagehandleiding.
PProgrammeermodus aan/uit
Voor een beschrijving, zie de montagehandleiding.
EOmschakelen van parameternummer op de
waarde voor de betreffende parameter.
Bevestiging van de parameterwaarde en
omschakelen naar de volgende parameter.
Voor een beschrijving, zie de montagehandleiding.
+De in de programmeermodus weergegeven
waarde verhogen
-De in de programmeermodus weergegeven
waarde verlagen
rechter pijl boven de toets aan
beide pijlen uit
linker pijl boven de toets aan
rechter pijl boven toets aan
beide pijlen uit
linker pijl boven toets aan
linker pijl boven de toets aan
linker pijl boven de toets uit
rechter pijl boven de toets aan
rechter pijl boven de toets uit
linker pijl boven de toets aan
rechter pijl boven de toets aan
geen info op display
geen info op display
Parameternummer/Standaard info op
display
Parameternummer/Parameterwaarde
de weergegeven waarde wordt verhoogd
de weergegeven waarde wordt verlaagd
7.2.3Betekenis van de symbolen op het bedieningspaneel V810
Symbol FunctieInfo op display
CAutomatische toerentalregeling in bedrijf
Alleen bij autom. stikken.
DFotocel ingeschakeld
EMotor ingeschakeld
FToerentalbegrenziging in bedrijf
GSpoelbewaking in bedrijf
Symbool aan
Symbool aan
Symbool aan
Symbool aan
Symbool knippert z odra spoel leeg dreigt
te raken
23
7.2.4Parameterwaarden in het gebruikersmenu wijzigen.
De parameters voor het gebruikersmenu staan vermeld in de
parameterlijst (zie paragraaf 7.4)
–
Hoofdschakelaar in de stand ‘1’ zetten.
–
Toets “P” indrukken. De eerste parameter in het gebruikersmenu
F-000 wordt weergegeven.
–
Metdetoetsen“+”en “-” kan de volgende resp. de vorige parameter
worden gekozen.
–
Toets “E” indrukken. De waarde van de gekozen parameter wordt
weergegeven.
–
Metdetoetsen“+”en“-” kan de parameterwaarde worden
gewijzigd.
–
Toets “E” indrukken. De wijziging wordt opgeslagen en de volgende
parameter wordt weergegeven of toets “P” indrukken om de
wijziging op te slaan en de programmeermodus te verlaten.
LET OP!
De gewijzigde parameterwaarden worden pas opgeslagen
wanneer na het verlaten van de programmeermodus een complete
naaicyclus wordt gemaakt, d.w.z. het pedaal naar voren en
vervolgens volledig terug wordt getrapt. Wanneer de aandrijving
direct na het verlaten van de programmeermodus wordt
uitgeschakeld, gaan de wijzigingen verloren.
7.2.5Max. toerental reduceren
Om het max. toerental van de machine optimaal op de actuele
toepassing aan te passen, kan dit worden gereduceerd.
Na afronding van elke naald wordt de actuele w aarde van het max.
toerental weergegeven. Deze kan nu via de toetsen “+”en“-”direct
worden gewijzigd. Het instelbereik ligt tussen de parameterwaarden
F-111 (max. w aarde) en F-121 (min. waarde).
Let op!
Wanneer het max. toerental wordt gereduceerd, neemt tevens het
toerental bij het aanhechten, afhechten en bij het automatisch
stikken van naden waarvan het aantal steken wordt geteld af.
7.2.6Codenummer voor monteursmenu invoeren:
(zie montagehandleiding).
24
7.3Bedieningspaneel V820
7.3.1Bedieningselementen en indicaties op bedieningspaneel V820
7.3.2Functies van de toetsen bij bedieningspaneel V820
Door de toetsen op het bedieningspaneel kort in te drukken kunnen
functies worden in- resp. uitgeschakeld. Functies kunnen alleen dan
worden gekozen als de machine daadwerkelijk over de daartoe
vereiste voorzieningen beschikt (bijv. magnetische of
elektropneumatische persvoetlichting).
ToetsFunctieInfo op display
1Dubbele aanhechting aan
Aanhechting uit
Enkele aanhechting aan
2Aantal steken tellen bij achteruit stikken uit
Aantal steken tellen bij voorwaarts stikken
3Fotocelfunctie “licht - donker”
= wisselen van “geen werkstuk voorhanden” naar
werkstuk voorhanden".
Fotocelfunctie uit
Fotocelfunctie “donker - licht”
= wisselen van “werkstuk voorhanden” naar
“geen werkstuk voorhanden”.
4Dubbele afhechting aan
Afhechten uit
Enkele afhechting aan
5Draadafsnijder aan
Draadveger aan
Draadafsnijder en draadveger aan
Draadafsnijder en draadveger uit
6Autom. persvoetlichting bij stoppen met stikken
in een naad aan
Autom. persvoetlichting bij stoppen met stikken
in een naad uit
Autom. persvoetlichting na afsnijden draad aan
Autom. persvoetlichting na afsnijden draad uit
7Basispositie van de naald = onder
Basispositie van de naald = boven
8Spoelbewaking aan
De werking van de spoelbewaking kan via
parameter 195 worden omgezet
(zie parameterlijst in de montagehandleiding).
rechter Pijl boven de toets aan
beide pijlen uit
linker pijl boven de toets aan
rechter pijl boven de toets aan
beide pijlen uit
linker pijl boven de toets aan
rechter pijl boven de toets aan
beide pijlen uit
linker pijl boven de toets aan
rechter pijl boven de toets aan
beide pijlen uit
rechter pijl boven de toets aan
linker pijl boven de toets aan
rechter pijl boven de toets aan
beide pijlen aan
beide pijlen uit
linker pijl boven de toets aan
linker pijl boven de toets uit
rechter pijl boven de toets aan
rechter pijl boven de toets uit
linker pijl boven de toets aan
rechter pijl boven de toets aan
xxxx- - II--
25
ToetsFunctieInfo op display
9
Functiestoets
De werking van de toets kan worden
omgeschakeld via parameter F-008 (zie
parameterlijst
paragraaf 1.4)
1 = Softs ta rt AAN /U IT
2 = sierstiknaad AAN/UIT
3 = slagverstellung
Werking van knieschakelaar of toets:
“rust” = AAN / “bediend” = UIT
4 = naaldkoeling AAN/UIT
5 = terugdraaien AAN/UIT
0Aanleren (teach in) resp.
stikken van programma in geheugen.
Zie de programmeerinstructie in de
gebruikshandleiding bij de EFKA DA82GA 3301
AHechten onderdrukken resp. Hechten activeren
Wanneer het aanhechten resp. afhechten
ingeschakeld zijn, kan door het indrukken van
een toets het hechten in de volgende naad
worden uitgeschakeld.
Wanneer het aanhechten resp. afhechten zijn
uitgeschakeld, kan door het indrukken van een
toets het hechten in de volgende naad worden
ingeschakeld.
Bnaald omhoog/omlaag
resp. shift-functie in programmeermodus.
Door een toets in te drukken wordt een
naaldbeweging uitgevoerd die via parameter
140 kan worden geprogrammeerd.
Zie de parameterlijst in de
montagehandleiding.
In de programmeermodus heeft deze toets een
andere functie; zie de montagehandleiding.
PProgrammeermodus aan/uit
Voor een beschrijving, zie de
montagehandleiding.
EOmschakelen van parameternummer op de
waarde voor de betreffende parameter.
Bevestiging van de parameterwaarde en
omschakelen naar de volgende parameter.
Voor een beschrijving, zie de
montagehandleiding.
+De in de programmeermodus weergegeven
waarde verhogen
-De in de programmeermodus weergegeven
waarde verlagen
SSt ON*/OFF < - > SSc xxx
SrS ON*/OFF
hPr ON*/OFF
nh ON*/OFF
rd ON*/OFF
* bij ON is de linker pijl boven
de toets aan.
Programmanummer
Nummer van stiktraject
Aantal steken op stiktraject
Aantal steken na passeren fotocel
geen info op display
geen info op display
Parameternummer/Standaard info op
display
Parameternummer/Standaard info op
display
de weergegeven waarde wordt verhoogd
de weergegeven waarde wordt verlaagd
26
7.3.3Betekenis van de symbolen op het bedieningspaneel V820
Symbol FunctieInfo op display
CLetter C staat voor ‘codenummer ’
Symbool aan, onder info op display wordt
een codenummer weergegeven, zoals C
1907
DLetter F staat voor ‘parameternummer ’
Symbool aan, onder info op display wordt
een parameternummer weergegeven,
zoals F - 111
EProgrammanummer in ‘teach-in’-modus
Symbool aan, onder info op display wordt
een codenummer weergegeven, zoals
programmanummer van een
naaiprogramma
FStiktrajectnummer in ‘teach-in’-modus
Symbool aan, onder info op display wordt
een stiktrajectnummer van een
naaiprogramma weergegeven
GMachineblokkering actief
Symbool knippert indien
Machineblokkering is geactiveerd.
HInvoer via toetsen geblokkeerd
Symbool aan, indien de invoer via de
toetsen is geblokkeerd.
IError-melding
Symbool aan
(zie paragraaf 7.5 voor een foutcodelijst).
JInvoer van het aantal steken in
‘teach-in’-modus
Symbool aan, onder info op display wordt
het aantal steken voor een stiktraject
weergegeven.
KSpoelbewaking aan
Symbool knippert z odra de spoel leeg
dreigt te raken
LToerentalbegrenzing actief
Symbool aan, wanneer een van de
toerentalbegrenzingen actief is.
MRechter naald uitgeschakeldSymbool aan, wanneer de rechter
naaldstang is gedeactiveerd.
Alleen bij machines met automatische
uitschakeling van de naaldstangen.
NCompensatiesteken voor Fotocel
OMachine draait
PAutomatische toerentalregeling in bedrijf
Symbool aan
Symbool aan
Symbool aan, wanneer in een
naaiprogramma een stiktraject met
constant toerental wordt verwerkt.
QLinker naald uitgeschakeld
Symbool aan, wanneer de linker
naaldstang is gedeactiveerd.
Alleen bij machines met automatische
uitschakeling van de naaldstangen.
7.3.4Parameterwaarden in het gebruikersmenu wijzigen.
–
Hoofdschakelaar in de stand ‘1’ zetten
–
Eerst toets “P” en vervolgens toets “E” indrukken. De eerste
parameterwaarde in het gebruikersmenu (Arv 002)wordt
weergegeven.
–
Metdetoetsen“+”en“-” kan de parameterwaarde worden
gewijzigd.
–
Toets “E” indrukken. De wijziging wordt opgeslagen en de volgende
parameter wordt weergegeven of toets “P” indrukken om de
wijziging op te slaan en de programmeermodus te verlaten.
27
7.3.5Max. toerental reduceren
Om het max. toerental van de machine optimaal op de actuele
toepassing aan te passen, kan dit worden gereduceerd.
Na afronding van elke naad wordt de actuele waarde van het max.
toerental weergegeven. Deze kan nu via de toetsen “+”en“-”direct
worden gewijzigd. Het instelbereik ligt tussen de parameterwaarden
F-111 (max. w aarde) en F-121 (min. Waarde).
LET OP!
Wanneer het max. toerental wordt gereduceerd, neemt tevens het
toerental bij het aanhechten, afhechten en bij het automatisch
stikken van naden waarvan het aantal steken wordt geteld af.
7.3.6Snel informatie opvragen en waardes invoeren (HIT)
Om de gebruiker snel een overzicht van de actuele waardes te
verschaffen, verschijnen bij het inschakelen van de functies via
toetsen 1, 2, 3, 4 en 9 de betreffende actuele waardes gedurende ca. 3
sec. op het display. Gedurende deze tijd kan de gebruiker de
aangegeven waarde direct via de toetsen + en - wijzigen.
LET OP!
De gewijzigde parameterwaarden worden pas opgeslagen
wanneer na het verlaten van de programmeermodus een complete
naad wordt gestikt, d.w.z. het pedaal naar voren en vervolgens
volledig terug w ordt getrapt. Wanneer de aandrijving direct na het
verlaten van de programmeermodus w ordt uitgeschakeld, gaan de
wijzigingen verloren.
7.3.7Codenummer voor monteursmenu invoeren:
zie montagehandleiding.
7.3.8Stiknaad programmeren via bedieningspaneel V820
U kunt max. 8 programma’s met elk max. 40 stiktrajecten
programmeren.
De functies Aanhechten, Afhechten, Aantal steken tellen, Draadsnijden
en Persvoetlichten kunnen per stiknaad worden ingesteld.
Voor een beschrijving, zie de bedieningshandleiding bij de
‘EFKA DA82GA’
28
7.4Parameterlijst - Efka-regelunits
De onderstaande presetwaardes gelden voor model:367
InF A1 InFo A1Het pedaal staat bij het inschakelen van de
naaimachinemotor niet in de nulstand
StoPsymbool “G”
knipper “ma c h i n e -
blokkering”
knippert
InF A3 InFo A3De referentiepositie is niet opgeslagen in het
InF A5 InFo A5Er is geen geldige autoselect-weerstand
Foutmeldingen bij het programmeren
V810V820Betekenis
Springt InFo F1
terug
naar 1e cijfer
Foutmeldingen hard- en software
V810V820Betekenis
De machineblokkering is actief
geheugen.
Voor informatie m.b.t. de programmering, zie
de montagehandleiding.
gevonden. Voor informatie, zie
montagehandleiding.
Verkeerd code- of parameternummer
ingevoerd
InF E1InFo E1
InF E2InFo E2Netspanning te laag of tijd tussen
InF E3InFo E3Machine blokkeert of bereikt niet het
InF E4InFo E4De regeling is op storing gevallen t.g.v. een
InF H1InFo H1Commutatiegeverleiding defect of
InF H2InFo H2Processor wordt gestoord.
Na het in stand ‘1’ zetten van de
hoofdschakelaar:
pulsgever of commutatiegever
defect resp. aansluitkabel verwisseld.
Tijdens of direct na het stikken:
Pulsgever defect.
hoofdschakelaar UIT en hoofdschakelaar AAN
was
te kort.
gewenste toerental
slechte aarding
of door een defect in een connector
(slecht contact).
de vermogenselektronica voor het opwekken
van het
draaistroomveld wordt gestoord.
30
8.Efka koppelingspositioneringsaandrijving
8.1Algemeen
Bediening
De regeling van de naaimachinemotor VD552KV/6F82FA beschikt over
een geïntegreerd bedieningspaneel met 5 toetsen, 8 LED’s en een
LCD-paneel (3 posities). Via dit bedieningspaneel kunnen alle
vereiste instellingen voor een correcte werking van de
naaimachinemotor worden doorgevoerd. Het is echter ook mogelijk om
de regeling aan te sluiten op een bedieningspaneel van het type V810
of V820. In dat geval worden de geïntegreerde bedieningselementen
uitgeschakeld.
Bedieningshandleiding
In het volgende gedeelte wordt ingegaan op de werking van de
bedieningselementen van regeling 6F82FA van de naaimachinemotor
vermeld en wordt beschreven hoe de betreffende parameterwaarden
via het gebruikersmenu door het bedienend personeel kunnen worden
gewijzigd.
Voor een gedetailleerde beschrijving van de regeling 6F82FA, zie de
gebruikshandleiding ‘EFKA 6F82FA’.
Voor een beschrijving van het bedieningspaneel V810, zie paragraaf 7.2.
Voor een beschrijving van het bedieningspaneel V820, zie paragraaf 7.3
Functies van de regeling 6F82FA van de naaimachinemotor
De werking van de regeling 6F82FA van de naaimachinemotor wordt
bepaald door het programma en de ingestelde waarden voor de
verschillende parameters. De functies van de regeling van de
naaimachinemotor worden bepaald door de software en de instellingen
voor de diverse parameters.
Bij levering van de naaimachinemotor zijn de parameterwaarden door
Efka ingesteld (preset-waarden). Voor elk model en type moeten
enkele parameters via het monteursmenu alsmede het uitrustingsmenu
worden gewijzigd om de regeling optimaal aan te passen aan de
betreffende machine.
Voor gedetailleerde informatie, zie de montagehandleiding. De
machines worden af fabriek ingesteld op de juiste waarden.
Toegangsbeveiliging voor wijziging en invoer van parameterwaarden
Om te voorkomen dat af fabriek ingestelde waarden abusievelijk
worden gewijzigd, is de invoer van parameterwaarden verdeeld over
een aantal menu’s.
Toegangsbevoegdheden:
-deleverancier (fabrikant) heeft toegang tot het hoogste en alle
daaronderliggende menu’s; de toegang is beveiligd met een
toegangscode. “Leveranciersmenu”
-demonteur heeft toegang tot het daaronderliggende menu en alle
verdere lagere menu’s , eveneens middels een toegangscode.
“Monteursmenu”
-degebruiker heeft toegang tot het laagste menu; er is geen
toegangscode vereist.
“Gebruikersmenu”
31
8.2Bediening van de regeling 6F82FA van de naaimachinemotor
8.2.1Bedienelementen van de regeling 6F82FA van de naaimachinemotor
8.2.2Functies van de toetsen bij regeling 6F82FA van de naaimachinemotor
Door de toetsen op het bedieningspaneel kort in te drukken kunnen
functies worden in- resp. uitgeschakeld. Functies kunnen alleen dan
worden gekozen als de machine daadwerkelijk over de daartoe
vereiste voorzieningen beschikt (bijv. magnetische of
elektropneumatische persvoetlichting).
ToetsFunctieInfo op display
S1Programmeermodus AAN/UIT
S2Dubbele aanhechting aan
Aanhechting uit
Enkele aanhechting
S3Dubbele afhechting
Afhechting uit
Enkele afhechting
S4Autom. persvoetlichting bij stoppen met stikken
in een naad
geen autom. persvoetlichting bij stoppen met
stikken in een naad
Autom. persvoetlichting na draadsnijden
geen autom. persvoetlichting na draadsnijden
S5Basispositie van de naald = onder
Basispositie van de naald = boven
LED 2 brandt, LED 1 uit
beide LED’s uit
LED 1 brandt, LED 2 uit
LED 4 brandt, LED 3 uit
beide LED’s uit
LED 3 brandt, LED 4 uit
LED 5 brandt
LED 5 uit
LED 6 brandt
LED 6 uit
LED 7 brandt, LED 8 uit
LED 8 brandt, LED 7 uit
8.2.3Parameterwaarden in het gebruikersmenu wijzigen.
De parameters die kunnen worden aangepast via het gebruikersmenu
staan vermeld in de parameterlijst (zie paragraaf 7.4).
–
Hoofdschakelaar in de stand ‘1’ zetten.
–
Toets “P” indrukken. De eerste parameter in het
gebruikersmenu 000 wordt weergegeven.
–
Metdetoetsen“+”en “-” kan de volgende resp. de vorige parameter
worden gekozen.
–
Toets “E” indrukken. De waarde van de gekozen parameter wordt
weergegeven.
–
Metdetoetsen“+”en“-” kan de parameterwaarde worden
gewijzigd.
–
Toets “E” indrukken. De wijziging wordt opgeslagen en de volgende
parameter wordt weergegeven of toets “P” 2x indrukken om de
wijziging op te slaan en de programmeermodus te verlaten.
32
LET OP!
De gewijzigde parameterwaarden worden pas opgeslagen
wanneer na het verlaten van de programmeermodus een complete
naad wordt gestikt, d.w.z. het pedaal naar voren en vervolgens
volledig terug w ordt getrapt. Wanneer de aandrijving direct na het
verlaten van de programmeermodus w ordt uitgeschakeld, gaan de
wijzigingen verloren.
8.2.4Max. toerental reduceren
Om het max. toerental van de machine optimaal op de actuele
toepassing aan te passen, kan dit worden gereduceerd.
De LED-info op het bedieningspaneel geeft tijdens het stikken continu
het max. toerental van de machine aan. De info op het display wordt in
drie posities weergegeven en moet met 10 worden vermenigvuldigd om
het actuele toerental te verkrijgen. Tijdens het stikken of bij stoppen in
een naad kan via de toetsen “+”en“-” het max. toerental worden
gewijzigd.
Het instelbereik ligt tussen de parameterwaarden F-111 (max. waarde)
en F-121 (min. waarde).
8.2.5Codenummer voor monteursmenu invoeren:
(zie montagehandleiding).
8.3Parameterlijst - 6F82FA (gebruikersmenu)
Zie paragraaf 7.4.
8.4Status- en foutmeldingen bij bedieningspaneel V810 en V820
Zie paragraaf 7.5
33
9.Stikken
9.1Type 367-170010; -180010
StikkenBediening / Toelichting
Voor het stikken
Uitgangspositie
Werkstuk bij aanvang stiknaad
positioneren
Bij het begin van de naad
aanhechten en verder stikken
In het midden van de naad
Stikken
onderbreken
Stikken
vervolgen
- Pedaal in ruststand.
Naaimachine staat stil.
Naald boven. Persvoet onder.
- Knieschakelaar indrukken.
De persvoeten lichten.
- Werkstuk positioneren.
- Knieschakelaar loslaten.
De persvoeten omlaag laten, richting werkstuk.
- Pedaal voorzichtig naar voren trappen.
De machine stikt vooruit.
- Steekverstelling naar beneden trekken.
De machine stikt achteruit.
- Stikverstelling loslaten.
De machine stikt vooruit.
- Pedaal loslaten (ruststand).
De machine stopt.
De persvoeten staan onder.
- Pedaal naar voren trappen.
De machine stikt op het via het pedaal
bepaalde toerental.
Tussenhechting
stikken
Aan het einde van de naad
Werkstuk verwijderen
- Steekverstelling naar beneden duwen.
De machine stikt achteruit.
- Steekversteller loslaten.
De machine stikt weer vooruit.
- Pedaal loslaten (ruststand)
De machine stopt.
- N aald handmatig in bovenste positie draaien.
- Knieschakelaar bedienen.
De persvoeten gaan omhoog.
- Werkstuk uit de machine trekken en draden losknippen.
34
9.2Type 367-170115; -170315; -180115; -180315
Bij de beschrijving van het stikproces is het volgende aangenomen:
–
Op het bedieningspaneel zijn de volgende functies ingesteld:
Aanhechting:AAN
Afhechting:AAN
Persvoetpositie voor
en na het
snijdenONDER
Naaldpositie voor
het snijden:ONDER (positie 1)
–
Hoofdschakelaar in de stand ‘1’.
–
Het voorafgaande stikproces is afgesloten met afhechten en draad
4
snijden.
Bedienings- en werkingsvolgorde bij stikken:
1234*)5
StikkenBediening / Verklaring
Voor het stikken
Uitgangspositie
Werkstuk bij aanvang stiknaad
positioneren
Voor het stikken
Aanhechten en verder stikken
Aanhechten niet stikken
- Pedaal in ruststand.
Naaimachine staat stil.
Naald boven. Persvoet onder.
- Pedaal terugtrappen.
De persvoeten lichten.
- Werkstuk positioneren.
- Pedaal loslaten.
De persvoeten gaan omlaag, richting werkstuk.
- Pedaal naar voren trappen en ingetrapt houden.
De aanhechting wordt gestikt.
Aansluitend stikt de op het via het pedaal
bepaalde toerental verder.
- Toets 3 (stikken naad onderdrukken) indrukken.
- Pedaal naar voren trappen.
- D e machine stikt op het via het pedaal
bepaalde toerental.
*)
35
1234*)5
4
StikkenBediening / verklaring
In het midden van de naad
*)
Stikken
onderbreken
Stikken
voortzetten
(na loslaten van het pedaal)
Tussennaad
stikken
Aan het einde van de stiknaad
Werkstuk verwijderen
Afhechting niet stikken
- Pedaal loslaten (ruststand).
De machine stopt in de 1e positie (naald onder).
De persvoeten staan onder.
- Pedaal naar voren trappen.
De machine stikt op het via het pedaal bepaalde
toerental.
De aanhechting wordt niet gestikt.
- Toets 1 indrukken en het pedaal ingetrapt houden.
De machine stikt achterwaarts zolang toets 1 ingedrukt
blijft.
Het toerental wordt bepaald via het pedaal.
- Pedaal volledig naar achter trappen en ingetrapt houden.
De afhechting wordt gestikt.
De draad wordt afgesneden.
De machine stopt in de 2e positie.
De persvoeten zijn gelicht.
- Toets 3 (onderdrukking stikken naad) indrukken.
Pedaal volledig achteruit trappen.
De afhechting wordt niet gestikt.
De draad wordt afgesneden.
De machine stopt in de 2e positie.
Type 367-170315; 180315
36
De positie van de persvoet hangt af van de stand van
toets 4 op het bedieningspaneel:
a) aan: - persvoet gelicht.
b) uit: - persvoet onder.
- De 2e steeklengte toets 4*) en de
- 2e extra spanning toets 5*) kunnen op elk gewenst
moment aan of uit worden gezet.
10.Onderhoud
10.1Reiniging en controle
Voorzichtig Gevaar op persoonlijk letsel!
Hoofdschakelaar in de stand ‘0’ zetten.
Alvorens onderhoudswerkzaamheden aan de machine te verrichten,
de machine spanningsvrij maken.
De onderhoudswerkzaamheden dienen periodiek doch uiterlijk bij het
verstrijken van de in de tabel vermelde onderhoudsintervallen worden
verricht (zie de kolom ‘bedrijfsuren’).
Wanneer sterk pluizende materialen worden verwerkt, kortere
onderhoudsintervallen aanhouden.
Een schone machine verkleint de kans op storingen.
5
4321
Te verrichtenOmschrijvingBedrijfsonderhoudswerkzaamhedenuren
Bovendeel van machine
8
- Naaistof en draadresten
verwijderen
(bijv. met persluchtpistool).
In het bijzonder te reinigen plaatsen:
- onderzijde van stikplaat 4
- Transporteurgleuven
- Bereik rondom de grijper 2
- Spoelhuis 3
LET OP!
Persluchtpistool zodanig houden dat de naaistof
niet in oliereservoir 1 wordt geblazen.
- Draadafsnijder
Het bereik onder het draadmes 5
met name grondig reinigen
(kan storingen in werking draadafsnijder
veroorzaken)
- Bereik rondom de naald
37
7
6
4
8
2
6
10
1
2
3
Te verrichtenOmschrijvingBedrijfsonderhoudswerkzaamhedenuren
Naaimachinemotor
Motorventilatierooster 7 reinigen
(bijv. met persluchtpistool)
- Conditie en spanning
van de V-snaar 6 controleren
Luchttoevoergleuven vrij van naaistof en
draadresten maken.
De V-snaar moet ca. 10 mm doorbuigen als deze
in het midden met een vinger wordt ingedrukt.
160
8
Pneumatisch systeem
- Waterpeil in drukregelaar
controleren.
- Filterelement reinigen.
- Circuit op lekkage controleren.
Het waterpeil mag niet ter hoogte van het
filterelement 1 staan.
- Water na naar binnen draaien van aftapplug 3
onder druk uit waterafscheider 2 laten stromen.
Via filterelement 1 worden vuil en condenswater
uitgefilterd.
- Machine ontkoppelen van persluchtnet.
- Aftapplug 3 verwijderen.
Het pneumatische systeem van de machine moet
drukloos zijn.
- Waterafscheider 2 losdraaien.
- Filterelement 1 verwijderen.
Vervuilde filterhouder resp. vervuild filterelement
metwasbenzine (geen oplosmiddel gebruiken!)
schoonmaken en uitblazen.
- Waterafscheider weer monteren.
40
500
500
38
10.2Oliesmering
1
Voorzichtig Gevaar op persoonlijk letsel!
Olie kan huidirritatie veroorzaken.
Vermijd langdurig huidcontact.
Grondig wassen na contact.
LET OP!
Het werken met en de afvoer van minerale olie is onderhavig aan
wettelijke regelingen.
Breng afgewerkte olie naar een erkend verzamelpunt.
Spaar het milieu.
Let erop dat u geen olie morst.
Gebruik voor het smeren van uw speciaal-naaimachine uitsluitend
smeerolie DA-10 of equivalent met de volgende specificatie:
–
viscositeit bij 40 °C:10 mm²/s
–
ontvlammingspunt:150 °C
DA-10 is te bestellen bij uw DÜRKOPP ADLER AG dealer onder
vermelding van de volgende bestelnummers:
250 ml fles: 9047 000011
1 l fles:9047 000012
2 l fles:9047 000013
5 l fles:9047 000014
23
Te verrichtenOmschrijvingBedrijfsonderhoudswerkzaamhedenuren
Bovendeel van machine smeren
Grijper smeren
Het bovendeel van de machine is voorzien van
een centrale oliesmering (lekkatoentjes). M.u.v.
de grijper worden alle lagers gesmeerd vanuit
oliereservoir 1.
- Het oliepeil mag niet onder het merkteken
“MIN” komen.
- Via de boring in het kijkglas olie tot aan
markering “MAX” bijvullen.
- Bovendeel van de machine opklappen.
- Oliepijl via kijkglas 3 controleren.
- Oliereservoir via nippel 2 twee met olie.
- De vereiste oliehoeveelheid voor een correcte
smering van de grijper is af fabriek
ingesteld.
40
8
39
Ruimte voor aantekeningen:
40
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.