Yamaha XVS125 (2000) User Manual [nl]

HANDLEIDING
XVS125
5JX-28199-D0
DAU00001
INLEIDING
Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Neem de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u alle voordelen van uw XVS125 optimaal kunt benutten. Deze handleiding voor de eigenaar geeft niet alleen instructies ten aanzien van bediening, inspectie en onderhoud van uw motorfiets, maar geeft ook aan hoe uzelf en anderen het best te vrijwaren van letsel en schade.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw motorfiets in optimale conditie te houden. Als u ver­der nog vragen heeft, aarzel dan niet om contact op te nemen met uw Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele veilige en plezierige ritten toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
DAU00005
Q
X@
<>
OPMERKING:
OPMERKING:
8 Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze motorfiets en moet altijd
bij de machine blijven, ook als deze ooit wordt verkocht.
8 Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze
reden kan soms sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publica­tie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIG­HEID!
Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan dit leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel voor de motorrijder of omstanders of degene die de motorfiets inspecteert of repareert.
De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moeten worden genomen om schade aan de motorfiets te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakke­lijken of verhelderen.
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DW000002
X@
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE MOTORFIETS GAAT GEBRUIKEN.
DAU00008
XVS125
HANDLEIDING
© 2000 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e Uitgave, Januari 2000
Alle rechten voorbehouden.
Elke vorm van herdruk of onbevoegd gebruik
zonder schriftelijke toestemming van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Japan.
DAU00009
INHOUDSOPGAVE
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID.........................1-1
1
BESCHRIJVING............................................................2-1
2
Aanzicht linkerzijde.....................................................2-1
Aanzicht rechterzijde ..................................................2-2
Schakelaars en instrumenten.....................................2-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN
3
SCHAKELAARS............................................................3-1
Contactslot/stuurslot...................................................3-1
Controlelampjes..........................................................3-2
Snelheidsmeterunit.....................................................3-2
Antidiefstal-alarm (optie).............................................3-3
Stuurschakelaars........................................................3-3
Koppelingshendel.......................................................3-5
Schakelpedaal............................................................3-5
Remhendel .................................................................3-5
Rempedaal .................................................................3-6
Brandstoftankdop........................................................3-6
Brandstof ....................................................................3-7
Brandstofkraan ...........................................................3-7
Chokehendel...............................................................3-8
Helmbevestiging.........................................................3-9
Afstellen van de schokdemperunits............................3-9
Zijstandaard..............................................................3-10
Startspersystem........................................................3-10
CONTROLES VOOR HET STARTEN..........................4-1
4
Controlelijst voor gebruik ............................................4-1
GEBRUIK EN BELANGRIJKE
5
RIJ-INFORMATIE .........................................................5-1
Starten van een koude motor .....................................5-1
Srarten van een warme motor ....................................5-3
Schakelen van versnellingen......................................5-3
Aanbevolen schakelpunten
(alleen voor Zwisterland)..........................................5-4
Tips voor een zuinig brandstofverbruik.......................5-4
Inrijden van de motor..................................................5-4
Parkeren.....................................................................5-5
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE
6
REPARATIES ...............................................................6-1
Boordgereedschapsset...............................................6-1
Periodiek onderhoud- en smeerschema.....................6-2
Stroomlijnpanelen verwijderen en aanbrengen ..........6-5
Bougies.......................................................................6-7
Motorolie en oliefilterelement......................................6-9
Reinigen van het luchtfilterelement...........................6-12
Afstellen van de carburateur.....................................6-14
Afstellen van het stationair toerental.........................6-14
Afstellen van de vrije slag van de gaskabel..............6-15
Afstellen van de klepspeling.....................................6-16
Banden .....................................................................6-16
Spaakwielen .............................................................6-19
Afstellen van de vrije slag van de
koppelingshendel....................................................6-19
Afstellen van de vrije slag van de remhendel...........6-20
Afstellen van de stand en de vrije slag van het
rempedaal...............................................................6-21
INHOUDSOPGAVE
Afstellen van de remlichtschakelaar achterrem........6-22
Controleren van de vooremblokken en de
achterremschoenen................................................6-23
Controleren van het remvloeistofniveau...................6-24
Verversen van de remvloeistof.................................6-25
Doorbuiging aandrijfketting.......................................6-25
Smeren van de aandrijfketting..................................6-27
Controleren en smeren van de kabels......................6-28
Controleren en smeren van rem- en
schakelpedalen.......................................................6-28
Controleren en smeren van rem- en
koppelingshendels..................................................6-29
Controleren en smeren van zijstandaard..................6-29
Controleren van de voorvork ....................................6-29
Controle van stuursysteem.......................................6-30
Controleren van wiellagers .......................................6-31
Accu..........................................................................6-31
Zekeringen vervangen..............................................6-33
De koplampgloeilamp vervangen .............................6-34
Een richtingaanwijzergloeilamp vervangen ..............6-36
Gloeilamp in remlicht/achterlicht vervangen.............6-36
Ondersteuning van de motorfiets..............................6-37
Voorwiel....................................................................6-38
Achterwiel.................................................................6-39
Storingzoeken...........................................................6-41
Storingzoekschema..................................................6-42
VERZOGING EN STALLING VAN DE
7
MOTORFIETS...............................................................7-1
Verzorging ..................................................................7-1
Stalling........................................................................7-4
SPECIFICATIES...........................................................8-1
8
Specificaties................................................................8-1
GEBRUIKERSINFORMATIE ........................................9-1
9
Identificatienummers...................................................9-1
Nummer voor sleutelidentificatie.................................9-1
Voertuigidentificatienummer .......................................9-1
Modelinformatiesticker................................................9-2
DAU00021

Q GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID

Motorfietsen zijn fascinerende machines die bij de berijder een gevoel van kracht en vrijheid wakker kunnen roe­pen. Toch is het gebruik ervan aan zekere grenzen gebonden die u beslist moet aanvaarden; ook de beste motorfiets is onderhevig aan natuurkundige wetten.
1
Regelmatige verzorging en onderhoud zijn van groot belang om de waarde en de goede conditie van uw motor te handhaven. Dit geldt trouwens niet alleen voor de motorfiets, maar ook voor de berijder: goede prestaties zijn alleen mogelijk bij een goede conditie. Rijden onder invloed van medicijnen, drugs en alcohol is natuurlijk uit den boze. Motorrijders dienen altijd — meer dan autobestuurders — geestelijk en lichamelijk op hun best te zijn. Onder invloed van al zeer geringe hoeveelheden alcohol ontstaat een neiging om te grote risico’s te nemen.
Beschermende kleding is voor een motorrijder van even groot belang als in een auto de veiligheidsgordels voor bestuurders en inzittenden. Draag steeds een compleet motorpak (vervaardigd uit leder of slijtvaste synthetische materialen met beschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Het dragen van optimaal beschermende kleding mag echter geen aanmoediging zijn voor zorgeloos gedrag. Volledig omslui­tende helmen en motorpakken geven een gevoel van totale veiligheid en bescherming, maar motorrijders zullen toch altijd kwetsbaar zijn in het verkeer. Motorrijders die het aan kritische zelfbeheersing ontbreekt, zullen gemakkelijk te snel rijden en risico’s nemen. Bij natte weersomstandigheden is dit des te gevaarlijker. Een goede motorrijder rijdt veilig, voorspelbaar en defensief — hij vermijdt elk risico, ook wanneer die door andere wegge­bruikers worden veroorzaakt.
Prettige rit!
1-1

BESCHRIJVING

1234
5
6
Aanzicht linkerzijde
2
DAU00026
1. Koplamp (blz. 6-34)
2. Brandstoftankdop (blz. 3-7)
3. Zekeringen (blz. 6-33)
4. Helmbevestiging (blz. 3-9)
5. Veervoorbelasting-instelring achterschokbreker (blz. 3-9)
6. Schakelpedaal (blz. 3-5)
2-1
78 910
11
12
13
Aanzicht rechterzijde
BESCHRIJVING
2
7. Boordegreedschapsset (blz. 6-1)
8. Accu (blz. 6-31)
9. Luchtfilterelement (blz. 6-12)
10. Contactslot/stuurslot (blz. 3-1)
11. Rempedaal (blz. 3-6, 6-21)
12. Oliefilterelement (blz. 6-9)
13. Veervoorbelasting-instelring achterschokbreker (blz. 3-9)
2-2
BESCHRIJVING
14
15
16 17 18
1920
Schakelaars en instrumenten
2
14. Koppelingshendel (blz. 3-5, 6-19)
15. Linker stuurschakelaars (blz. 3-3)
16. Snelheidsmeterunit (blz. 3-2)
17. Rechter stuurschakelaars (blz. 3-4)
18. Remhendel (blz. 3-5, 6-20)
19. Gashendel (blz. 6-15)
20. Brandstoftankdop (blz. 3-6)
2-3
DAU00027
O
F
F
O
N
L
O
C
K
P
P
U
S
H
I
G
N
I
T
I
O
N
ON
OFF
LOCK
(Parkeren)
.

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN SCHAKELAARS

DAU00029
Contactslot/stuurslot
Met behulp van het contactslot/stuurslot kunnen de ontsteking en de verlichting­systemen worden bediend en kan het stuursysteem worden vergrendeld. De diverse standen worden hierna beschre­ven.
DAU00036
ON
Alle elektrische systemen komen onder stroom en de motor kan worden gestart. De sleutel kan niet worden uitgenomen.
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha­keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DAU00038
DAU00040
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektri­sche systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur volledig naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en draai de sleutel naar de “LOCK”­stand. Houd de sleutel hierbij inge­drukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen Druk de sleutel in en draai dan naar “OFF” terwijl de sleutel ingedrukt wordt gehouden.
3-1
DW000016
X@
Draai de contactsleutel nooit naar “OFF” of naar “LOCK” terwijl de motorfiets rijdt; elektrische systemen worden dan afgeschakeld en mogelijk zult u zo de macht over het stuur ver­liezen of een ongeval veroorzaken. Zorg dat de motorfiets stilstaat voor­dat u de sleutel naar “OFF” of naar “LOCK” draait.
DAU01590
.
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht en het parkeerlicht branden, maar alle overige elektrische systemen zijn uitge­schakeld. De sleutel kan worden uitgeno­men. Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleutel naar “
.
” te kunnen draaien.
DCA00043
<>
Gebruik de parkeerstand niet geduren­de langere tijd, anders kan de accu ontladen raken.
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN SCHAKELAARS
20
40
60
0
km/h
80
100
120
140
160
12 34
20
40
60
0
km/h
80
100
120
140
160
1
2 3
4
DAU00061
Controlelampje “N” voor vrijstand
Dit controlelampje brandt terwijl de ver­snellingsbak in de vrijstand staat.
DAU03182
Waarschuwingslampje motorstoring “”
3
1. Controlelampje grootlicht “&”
2. Controlelampje “5” richtingaanwijzers
3. Controlelampje “N” voor vrijstand
4. Waarschuwingslampje motorstoring “
Controlelampjes
Controlelampje grootlicht “&”
Dit controlelampje gaat branden wanneer het grootlicht van de koplamp is inge­schakeld.
Controlelampje “5” richtingaanwij­zers
Dit controlelampje knippert terwijl de schakelaar voor richtingaanwijzers naar de linker- of rechterstand is gedrukt.
DAU00056
DAU00063
DAU00057
Dit waarschuwingslampje gaat branden of knippert wanneer een elektrisch circuit dat de motorwerking controleert defect is. Vraag in dat geval de Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem te controleren.
OPMERKING:
Dit waarschuwingslampje zal een paar seconden aan gaan wanneer de sleutel naar “ON” wordt gedraaid, maar dat duidt niet op een storing.
3-2
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
3. Ritteller
4. Terugstelknop
DAU01087
Snelheidsmeterunit
De snelheidsmeterunit is voorzien van een snelheidsmeter, een kilometerteller en een ritteller. De snelheidsmeter toont de actuele rijsnelheid. De kilometerteller toont de totale afgelegde afstand. De rit­teller toont de afstand afgelegd sinds de teller het laatst via de terugstelknop werd teruggesteld op nul. De ritteller kan wor­den gebruikt om de afstand te schatten die met een volle brandstoftank kan wor­den afgelegd. Deze informatie stelt u in staat de volgende tankstops te plannen.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN SCHAKELAARS
1
2
3
4
OPMERKING:
Alleen voor het Duitse model uitgerust met een rijsnelheidsbegrenzer: De rijsnelheidsbegrenzer zorgt dat de motor een rijsnelheid van 80 km/u niet kan overschrijden.
DAU00109
Antidiefstal-alarm (optie)
Deze motor kan door een Yamaha dealer worden uitgerust met een optioneel anti­diefstal-alarmsysteem. Neem contact op met een Yamaha dealer voor nadere informatie.
3
1. Lichtsignaalschakelaar “&”
2. Dimlichtschakelaar
3. Richtingaanwijzerschakelaar
4. Claxonschakelaar “*”
DAU00118
Stuurschakelaars
DAU00119
Lichtsignaalschakelaar “&”
Druk deze schakelaar in om de koplamp een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU00121
Dimlichtschakelaar
Zet deze schakelaar op “&” voor groot­licht en op “%” voor dimlicht.
3-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN SCHAKELAARS
1
2
3
1
2
3
4
3
DAU00143
Startknop “,”
Druk deze knop in om de motor door mid­del van de startmotor te starten.
DC000005
<>
Zie pagina 5-1 voor startinstructies voordat u de motor start.
1. Lichtsignaalschakelaar “&”
2. Dimlichtschakelaar
3. Richtingaanwijzerschakelaar
4. Claxonschakelaar “*”
DAU00127
Richtingaanwijzerschakelaar
Druk deze schakelaar naar “6” om afslaan naar rechts aan te geven. Druk deze schakelaar naar “4” om afslaan naar links aan te geven. Na loslaten keert de schakelaar terug naar de midden­stand. Om de richtingaanwijzers uit te schakelen wordt de schakelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in de midden­stand.
DAU00129
Claxonschakelaar “*”
Druk deze schakelaar in om een claxon­signaal te geven.
1. Noodstopschakelaar
2. Lichtschakelaar
3. Startknop “,”
DAU00134
Lichtschakelaar
Zet deze schakelaar in de stand “
'
om de parkeerlichten, het achterlicht en de instrumentenverlichting in te schake­len. Zet de schakelaar in de stand “:” om ook de koplamp in te schakelen.
DAU00138
Noodstopschakelaar
Zet deze schakelaar op “$” om in een noodgeval de motor direct uit te schake­len, zoals wanneer de machine omslaat of als de gaskabel blijft hangen.
3-4
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN SCHAKELAARS
1
1
N1
2
3
4
5
1
1
3
1. Koppelingshendel
Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het stuur toe om de koppeling te ontkoppe­len. Laat de hendel los om de koppeling aan te laten grijpen. Voor een soepele werking van de koppeling moet de hendel snel aangetrokken worden en langzaam worden losgelaten. De koppelingshendel is voorzien van een sperschakelaar die deel uitmaakt van het startspersysteem. (Zie pagina 3-10 voor uitleg over het startspersysteem.)
DAU00152
1. Schakelpedaal N. Vrijstand
DAU00157
Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de linkerzijde van de motor en wordt in com­binatie met de koppelingshendel gebruikt bij het schakelen van de versnellingen van de 5-traps constantmeshbak op deze motorfiets.
3-5
1. Remhendel
DAU00158
Remhendel
De remhendel bevindt zich aan de rech­terstuurgreep. Trek de hendel naar het stuur toe om de voorrem te bekrachtigen.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN SCHAKELAARS
1
1
OPMERKING:
De tankdop kan alleen worden aange­bracht met de sleutel in het slot. Bovendien kan de sleutel niet worden uit­genomen als de tankdop niet correct aan­gebracht en vergrendeld is.
3
1. Rempedaal
Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rech­terzijde van de motorfiets. Trap op het rempedaal om de achterrem te bekrachti­gen.
DWA00025*
X@
DAU00162
1. Ontgrendelen
DAU03235*
Controleer of de tankdop correct is aangebracht alvorens te gaan rijden.
Brandstoftankdop
Verwijderen van de tankdop
Steek de sleutel in het slot en draai een kwartslag rechtsom. Het slot wordt ont­grendeld en de tankdop kan worden ver­wijderd.
Aanbrengen van de tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de sleutel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor­spronkelijke stand en neem hem dan uit.
3-6
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN SCHAKELAARS
1
2
1
1. Vulslang
2. Brandstofnivo
DAU01183
Brandstof
Controleer of voldoende brandstof in de brandstoftank aanwezig is. Vul de brand­stoftank tot onderaan de vulpijp, zoals getoond in de afbeelding.
DW000130
X@
8 Overvul de brandstoftank niet,
anders zal benzine uitstromen als deze warm wordt en uitzet.
8 Mors geen brandstof op een heet
motorblok.
DAU00185
<>
Veeg gemorste brandstof direct af met een schone, droge en zachte doek, de brandstof kan immers schade toebren­gen aan de lak of aan kunststof onder­delen.
DAU00191
Aanbevolen brandstof:
Normale loodvrije brandstof met een octaangetal (RON) van minstens 91.
Inhoud brandstoftank:
Totale hoeveelheid:
11 L
Reservehoeveelheid:
3,4 L
OPMERKING:
Als de motor gaat detoneren (pingelen), gebruik dan brandstof van een ander merk of met een hoger octaangetal.
ON: normale stand
3
1. Pijlteken in de “ON” stand
DAU03236
Brandstofkraan
Deze motorfiets is uitgerust met een brandstofkraan die werkt met onderdruk. Via de brandstofkraan wordt de brandstof van de tank naar de carburateurs gevoerd en bovendien gefilterd. De standen van de hendel van de brand­stofkraan worden als volgt toegelicht en getoond in de afbeeldingen.
ON
Met de hendel van de brandstofkraan in deze stand stroomt brandstof naar de carburateur terwijl de motor draait. Draai de hendel van de brandstofkraan naar deze stand om de motor te starten en te gaan rijden.
3-7
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN SCHAKELAARS
1
1
1
a
b
RES: reserve-stand PRI: prime-stand
3
1. Pijlteken in de “RES” stand
RES
Dit is de reservestand. Met de hendel van de brandstofkraan in deze stand is de reservehoeveelheid brandstof beschik­baar. Draai de hendel van de brandstof­kraan snel naar deze stand als u tijdens het rijden zonder brandstof komt te staan, anders kan de motor afslaan en moet de brandstoftoevoer opnieuw worden geacti­veerd (zie onder “PRI”). Nadat de hendel van de brandstofkraan naar “RES” is gedraaid, moet zo snel mogelijk brandstof worden bijgetankt, vergeet daarna niet de hendel van de brandstofkraan weer terug naar “ON” te draaien!
1. Pijlteken in de “PRI” stand
PRI
Dit is de stand voor het opnieuw activeren van de brandstoftoevoer. Met de hendel van de brandstofkraan in deze stand wordt de brandstoftoevoer naar de motor op druk gebracht. Draai de hendel van de brandstofkraan in deze stand nadat de motor zonder brandstof is komen te staan. De brandstof stroomt dan rechtst­reeks naar de carburateur, waardoor star­ten wordt vergemakkelijkt. Vergeet na starten van de motor niet de brandstof­kraan weer naar “ON” te draaien (of naar “RES” als u nog niet heeft bijgetankt).
3-8
1. Chokehendel “1”
DAU02976
Chokehendel “1”
Voor het starten van een koude motor is een rijker lucht/brandstof mengsel nodig; via de startcarburateur (choke) wordt dit mengsel geleverd. Beweeg de hendel in de richting a om de startcarburateur (choke) aan te zetten. Beweeg de hendel in de richting b om de startcarburateur (choke) uit te zetten.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN SCHAKELAARS
1
2
1 2 3 4 5
b
a
2
1
DW000040
X@
Geef beide vorkpoten steeds dezelfde instelling, anders kan slecht wegge­drag en verminderde rijstabiliteit het gevolg zijn.
1. Helmbevestiging
2. Openen
Helmbevestiging
Steek de sleutel in het slot en draai deze dan zoals getoond om de helmbevesti­ging te openen. Vergrendel de helmbevestiging door deze in de oorspronkelijke positie te plaatsen en dan de sleutel uit te nemen.
X@
Rijd nooit met een helm bevestigd aan de helmbevestiging, de helm kan zo voorwerpen raken waardoor de machi­ne mogelijk onbestuurbaar wordt en een ongeval niet uitgesloten is.
DAU00260
DW000030
1. Veervoorbelasting-instelring
2. Positiemarkering
DAU00300
Afstellen van de schokdemperunits
Elke schokdemper is uitgerust met een stelring voor veervoorspanning.
DC000015
<>
Probeer nooit een stelmechanisme voorbij de maximum- of minimumin­stelwaarden te verdraaien.
3-9
Stel de veervoorspanning als volgt af. Draai elke stelring in de richting a om de veervoorspanning te verhogen en zo de vering stugger te maken. Draai elke stel­ring in de richting b om de veervoor­spanning te verlagen en zo de vering zachter te maken.
OPMERKING:
Zet de gewenste inkeping in de stelring tegenover de positie-indicator op de schokdemper.
Stan-
Maximum (stug)
daard
Stand afsteller
Minimum (zacht)
1 2 345
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN SCHAKELAARS
Zijstandaard
De zijstandaard bevindt zich aan de lin­kerzijde van het frame. Trek of druk de zijstandaard met uw voet omhoog of omlaag terwijl u de motorfiets verticaal houdt.
3
OPMERKING:
De ingebouwde sperschakelaar voor de zijstandaard maakt deel uit van het starts­persysteem, dat in bepaalde situaties de werking van het ontstekingssysteem blok­keert. (Zie hierna voor een nadere uitleg over het startspersysteem.)
DAU00330
DW000044
X@
Met de motorfiets mag nooit worden gereden terwijl de zijstandaard omlaag staat of niet behoorlijk kan worden opgetrokken (of niet omhoog blijft), anders kan de zijstandaard de grond raken en zo de motorrijder afleiden, waardoor de machine mogelijk onbe­stuurbaar wordt. Het Yamaha starts­persysteem is ontworpen om de motorrijder te helpen bij zijn verant­woordelijkheid de zijstandaard op te trekken alvorens weg te rijden. Controleer dit systeem daarom regel­matig zoals hierna beschreven en laat repareren door een Yamaha dealer als de werking niet naar behoren is.
3-10
DAU00331
Startspersysteem
Het startspersysteem (waarvan de sper­schakelaar voor de zijstandaard, de sper­schakelaar voor de koppelingshendel en de vrijstandschakelaar deel uitmaken) heeft de volgende functies.
8 Het verhindert starten wanneer de
versnellingsbak in een versnelling geschakeld is en de zijstandaard is opgetrokken, terwijl de koppelings­hendel niet is aangetrokken.
8 Het verhindert starten wanneer de
versnellingsbak in een versnelling geschakeld is en de koppelingshen­del is aangetrokken, terwijl de zijstandaard nog omlaag staat.
8 Het schakelt een draaiende motor af
zodra de zijstandaard omlaag
beweegt. Controleer de werking van het startsper­systeem regelmatig, hanteer daarbij de volgende werkwijze.
DW000045
X@
Als zich een storing voordoet, vraag dan alvorens te gaan rijden een Yamaha dealer het systeem te contro­leren.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN SCHAKELAARS
Terwijl de motor uit staat:
1. Klap de zijstandaard omlaag.
2. Zorg dat de motorstopschakelaar op “
Deze controle werkt het best wanneer de motor al is opgewarmd.
JA NEE
Alles is in orde. U kunt met de motorfiets gaan rijden.
3. Draai de contactsleutel naar “ON”.
4. Zet de versnelling in z’n vrij.
5. Druk op de startschakelaar.
Start de motor?
JA NEE
Terwijl de motor nog loopt:
6. Klap de zijstandaard omhoog.
7. Trek de koppelingshendel in.
8. Schakel naar de eerste versnelling.
9. Klap de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Nadat de motor is afgeslagen:
10. Klap de zijstandaard omhoog.
11. Trek de koppelingshendel in.
12. Druk op de startschakelaar.
Start de motor?
JA NEE
#” staat.
OPMERKING:
Er kan iets mis zijn met de vrijloopschakelaar. Rijd niet met de motorfiets totdat deze is gecontroleerd door een Yamaha dealer.
Er kan iets mis zijn met de zijstandaardschakelaar. Rijd niet met de motorfiets totdat deze is gecontroleerd door een Yamaha dealer.
Er kan iets mis zijn met de koppelingsschakelaar. Rijd niet met de motorfiets totdat deze is gecontroleerd door een Yamaha dealer.
3
3-11

CONTROLES VOOR HET STARTEN

De eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van de machine. Vitale onderdelen kunnen bij blootstelling aan weer en wind vrij snel en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele schade, vloeistoflekkage of het wegvallen van de bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang om voorafgaand aan elke rit een visuele inspectie uit te voe-
1
ren en bovendien de volgende punten te controleren.
DAU01114
2
3
Voorrem
4
Achterrem
Koppeling
5
Gasgreep en behuizing
6
Motorolie
Ketting
7
Wielen en banden
8
Bevestigings- en meterkabels Bevestigings- en 9 Kontroleer op soepele werking.
9
schakelpedaalas 9 Indien nodig, smeren. Werking van rem- en 9 Kontroleer op soepele werking.
koppelingshendel 9 Indien nodig, smeren.
ONDERDEEL KONTROLE BLZ.
9
Kontroleer werking, vrije slag en vloeistofniveau. Kontroleer op vloeistoflekkage.
9 Indien nodig, DOT 4 remvloeistof bijvullen. 9 Kontroleer op soepele werking en vrije slag.
9 Indien noodzakelijk afstellen. 9 Kontroleer op soepele werking en vrije slag.
9 Indien nodig, afstellen. 9 Kontroleer op soepele werking.
9 Indien nodig, smeren. 9 Kontroleer oliepeil.
9 Indien nodig, olie bijvullen. 9 Kontroleer kettingspanning en algehele toestand.
9 Indien nodig, afstellen. 9 Kontroleer op slijtage, beschadiging en degelijk vastzittende spaken.
9 Kontroleer bandenspanning. 9 Kontroleer op soepele werking.
9 Indien nodig, smeren.
DAU00340
Controlelijst voor gebruik
3-5, 6-20–6-21, 6-23–6-25
3-6, 6-21–6-23
3-5, 6-19–6-20
6-15
6-9–6-10
6-25–6-27
6-16–6-19
6-28
6-28
6-29
4-1
CONTROLES VOOR HET STARTEN
ONDERDEEL KONTROLE BLZ.
Werking van zijstandaard
Bevestigingsdelen van frame
Benzinetank
Verlichting, richtingaan­wijzers en schakelaars
OPMERKING:
Deze kontrole vóór het rijden dient u iedere keer uit te voeren, voordat u wegrijdt. Deze inspektie kan grondig, doch in virj korte tijd uitgevoerd worden. De korte tijd die u hieraan besteedt, weegt ruimschoots op tegen de extra veiligheid die dit oplevert.
9 Kontroleer op soepele werking. 9 Indien nodig, smeren.
9 Kontroleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig vastzitten. 9 Indien nodig, aantrekken.
9 Kontroleer op benzinepeil. 9 Indien nodig, benzine tanken.
9 Kontroleer op juiste werking. 3-3–3-4, 6-34–6-37
6-29
3-6–3-7
1
2
3
4
X@
Als één van de onderdelen van de Controlelijst voor gebruik niet juist funktioneert, laat dit dan kontroleren en repareren door uw Yamaha dealer.
4-2
5
6
7
8
9

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE

1
DAU00372
X@
8 Zorg dat u volkomen vertrouwd
1
2
3
4
5
6
7
8
9
bent met alle bedieningsfuncties en hun werking voordat u gaat rij­den. Informeer bij een Yamaha dealer als u de werking van een schakelaar of functie niet volko­men begrijpt.
8 Start de motor nooit in een afge-
sloten ruimte en laat deze hierin ook niet lange tijd aaneen draaien. Uitlaatgassen zijn giftig en het inademen ervan kan al binnen korte tijd leiden tot bewusteloos­heid en dodelijk letsel. Controleer altijd of er voldoende ventilatie is.
8 Controleer of de zijstandaard is
ingetrokken alvorens weg te rij­den. Als de zijstandaard niet behoorlijk is ingetrokken kan deze de grond raken en zo de motorrij­der afleiden, waardoor de machi­ne mogelijk onbestuurbaar wordt.
DAU00373
DAU03237*
Starten van een koude motor
Het startspersysteem staat starten alleen toe als aan een van de volgende voor­waarden is voldaan:
8 De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
8 De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe­lingshendel is aangetrokken en de zijstandaard is ingetrokken.
DW000054
X@
8 Controleer alvorens de motor te
starten de werking van het starts­persysteem en hanteer daarbij de werkwijze beschreven op pagina 3-10.
8 Ga nooit rijden terwijl de zijstan-
daard omlaag staat.
1. Pijlteken in de “ON” stand
1. Draai de kraanhendel in “ON”.
2. Draai de contactsleutel naar “ON” en controleer of de noodstopschakelaar op “#” is gezet.
3. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
OPMERKING:
Als de versnellingsbak in de vrijstand staat, moet het vrijstandcontrolelampje branden; zo niet, vraag dan een Yamaha dealer het elektrisch circuit te testen.
5-1
Loading...
+ 60 hidden pages