Yamaha MOXF6, MOXF8 User Manual [nl]

Page 1
Naslaggids
Inhoudsopgave
De handleidingen bij de MOXF6/MOXF8 gebruiken
....2
Basisstructuur 3
Functionele blokken.....................................................3
Toongeneratorblok.......................................................4
A/D Input-blok ...............................................................8
Sequencerblok ..............................................................9
Regelblok.....................................................................17
Effectblok ....................................................................18
Intern geheugen.......................................................... 22
Referentie 24
De modus Voice..........................................................25
Aanvullende informatie ................................................... 53
Overzicht van voicecategorieën ..............................................53
Instellingsvoorbeelden voor de bestemming...........................53
Functies van de knoppen 1 – 8................................................54
De modus Performance .............................................55
Aanvullende informatie ................................................... 74
Lijst met performancecategorieën ...........................................74
Functies van knoppen 1 – 8.....................................................74
De modus Song ..........................................................76
Aanvullende informatie ................................................... 97
Songafspeeltypen ....................................................................97
Song Track Loop – instellingsvoorbeeld..................................99
Punch In/Out (Type = punch).................................................100
Basisprocedure in de modus Song Job.................................100
De modus Pattern .....................................................101
Aanvullende informatie ................................................. 112
Patroonafspeeltypen ..............................................................112
Loop Recording (Pattern).......................................................113
De modus Mixing ......................................................114
Aanvullende informatie ................................................. 124
Een performance bewerken met de knoppen........................124
Een arpeggio maken..............................................................125
De mixinstellingen opslaan als een mixsjabloon....................126
De modus Master......................................................128
De modus Remote ....................................................133
De modus Utility ....................................................... 140
Quick Setup............................................................... 151
De modus File ...........................................................153
Aanvullende informatie ................................................. 160
Bestand/map selecteren........................................................160
Een SMF (Standard MIDI File) afspelen van
een USB-flashgeheugen........................................................160
Een USB-flashgeheugenapparaat formatteren .....................161
iOS-toepassingen gebruiken 162
Appendix 163
Over MIDI...................................................................163
Yamaha Corp. behoudt zich het recht voor om deze handleiding op elk gewenst moment zonder voorafgaande kennisgeving
te wijzigen of aan te passen. De meest recente versie kan vrij worden gedownload via de volgende webpagina.
http://download.yamaha.com/
Page 2

De handleidingen bij de MOXF6/MOXF8 gebruiken

PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Voice Mode
Voice Pla y
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
Voice Mode
The Voice mode is used for selecting, playing, and editing desired Voices. This section explains each parameter in the
four types (Voice Play, Normal Voice Edit, Drum Voice Edit, and Voice Job). Note that available parameters for editing
differ depending on the Voice types (Normal Voice and Drum Voice).
Voice Play
Voice Play is the main “portal” by which you enter the Voice mode, and it is here where you select and play a Voice.
Some of the Voice settings can also be edited in this mode.
Voice Play display
1 Voice Bank 2 Voice Number
Indicates the currently selected Voice bank and Voice number.
3 Favorite Category indicator
When assigning the currently selected Voice to the Favorite category, this indicator will appear.
4 Category
Indicates the Main category and Sub category of the currently selected Voice.
5 TCH (Transmit Channel)
Indicates the Keyboard MIDI transmit channel. You can change the Keyboard MIDI transmit channel by pressing the
[TRACK] button so that its indicator lights and pressing any of the Number [1] – [16] buttons. The Keyboard MIDI
transmit channel can be changed also with the following operation: [UTILITY] [F6] MIDI [SF1] CH
“KBDTransCh.”
6 (Arpeggio Tempo)
Indicates the Arpeggio tempo set for the currently selected Voice.
NOTE
This parameter can be set also by holding the [SHIFT] button an d pressing the [ENTE R] button several times repeated ly at the desired tempo. This function is referred to as “Tap Tempo.”
7 OCT (Octave)
Indicates the Keyboard Octave setting.
[SF1] ARP1 (Arpeggio 1) – [SF6] ARP6 (Arpeggio 6)
The Arpeggio types are assigned to the buttons with 8th note icons on the display tab. You can call them up by pressing
these buttons any time during your keyboard performance. The Arpeggio Type can be set in the Arpeggio Edit display
Operation
Press the [VOICE] button.
[F1] PLAY
135276
4
Selecteer de modus Selecteer de functie
Bij de MOXF6/MOXF8 synthesizer worden vier verschillende handleidingen meegeleverd: de Gebruikershandleiding, de Naslaggids (dit document),
de Parameterhandleiding bij synthesizer en de Datalijst. De Gebruikershandleiding wordt meegeleverd als een gedrukt handboek. Deze Naslaggids,
de Parameterhandleiding bij synthesizer en de Datalijst worden geleverd als PDF-documenten op de meegeleverde cd-rom.
Gebruikershandleiding (gedrukt boekje)
Beschrijft de installatie en de basisbediening van de MOXF6/MOXF8.
Deze handleiding legt de volgende handelingen uit.
• Spelen in de modus Voice
• Een nieuwe performance maken met uw favoriete voice (Performance Creator)
• Spelen in de modus Performance
• Een microfoon en geluiden van andere audioapparaten gebruiken
• Uw eigen songs maken
• Uw eigen patronen maken
• Aansluiten op een computer
• Gebruiken als masterkeyboard (modus Master)
• Algemene systeeminstellingen aanpassen (modus Utility)
• Data opslaan/laden (modus File)
• Optionele hardware installeren
Naslaggids (dit PDF-document)
Beschrijft het interne ontwerp van de MOXF6/MOXF8 en de verschillende parameters die kunnen worden aangepast en ingesteld.
Parameterhandleiding bij synthesizer (PDF-document)
Hierin worden de voiceparameters, effecttypen, effectparameters en MIDI-berichten beschreven die worden gehanteerd voor
alle synthesizers met geïntegreerde Yamaha AWM2-klankopwekking. Lees eerst de Gebruikershandleiding en de Naslaggids
en raadpleeg vervolgens deze parameterhandleiding als u meer informatie nodig hebt over parameters en termen die
betrekking hebben op Yamaha-synthesizers.
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
Datalijst (PDF-document)
Bevat overzichten zoals de Waveform List, Performance List, Effect Type List, Arpeggio Type List en referentiemateriaal zoals
de MIDI Implementation Chart en Remote Control Function List.
De Naslaggids gebruiken
• Via de modustabbladen bovenaan elke pagina in het gedeelte
Referentie kunt u naar de pagina met uitleg over de parameters van
de overeenkomstige modus gaan. De inhoudslijst aan de rechterkant
van elke pagina in de geselecteerde modus is gelijk aan een
functiestructuur. Als u op het gewenste item in de lijst klikt, kunt u direct
naar de pagina met uitleg over de overeenkomende functie gaan.
• Klik op een paginanummer in de Inhoudsopgave of in de
beschrijvende tekst om naar de overeenkomende pagina te gaan.
• U kunt ook in de index met 'Bladwijzers' links in het hoofdvenster
op gewenste items en onderwerpen die u wilt raadplegen klikken om
naar de overeenkomende pagina te gaan. (Als de index niet wordt
weergegeven, klikt u op het tabblad 'Bladwijzers' om deze te openen.)
• Als u informatie over een specifiek onderwerp, functie of eigenschap
zoekt, selecteert u 'Zoeken' in het menu 'Bewerken' in Adobe Reader
en voert u een trefwoord in om de betreffende informatie in het
document te zoeken.
OPMERKING De meest recente versie van Adobe
OPMERKING De namen en posities van menu-items kunnen variëren naargelang de versie van Adobe Reader die wordt gebruikt.
Informatie
• De afbeelingen en LCD-schermen zoals die in deze Naslaggids worden getoond zijn uitsluitend voor instructiedoeleinden en kunnen enigszins afwijken van die op uw instrument.
• Alle andere handelsmerken zijn eigendom van hun respectieve eigenaren.
gedownload via de volgende webpagina.
http://www.adobe.com/products/reader/
®
Reader® kan worden
2
Page 3

Basisstructuur

Regelaarblok
(pagina 17)
Toetsenbord
Regelaars
Toongenerator
(pagina 4)
AWM2-toongenerator
16 partijen
Voices en performances
Arpeggio-blok (pagina 11)
Arpeggio afspelen x 4
Presetarpeggio
Gebruikersarpeggio
Sequencerblok
(pagina 9)
16-tracks MIDI-sequencer
Songs en patronen
Effecten (pagina 18)
System Effect
Insertion-effect x 8
Element-EQ
Par t-E Q x 16
Mastereffect
Master-EQ
A/D Input (pagina 8)
Songmixing
Patroonmixing
MIDI-berichtenbaan
Audiosignaalbaan
Computer Externe MIDI-apparatuur
Computer
Microfoon,
gitaar, bas,
audioapparatuur enz.
Computer
Luidsprekers
met eigen
voeding enz.
MIDI OUT MIDI IN AUDIO IN AUDIO OUT

Functionele blokken

Het MOXF6/MOXF8-systeem bestaat uit zes functionele hoofdblokken: Tone Generator, A/D Input, Sequencer,
Arpeggio, Controller en Effect.
*1
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene ratorb lok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
*2
USB [TO HOST]
MIDI [OUT]
USB [TO HOST]
MIDI [IN]
USB [TO HOST]
A/D INPUT [L]/[R]
USB [TO HOST]
OUTPUT [L/MONO]/[R]
*1 Afhankelijk van de instellingen voor de audiosignaalaansluitingen is het mogelijk dat de via de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen ingevoerde signalen
niet naar het systeemeffect of het mastereffect worden verzonden.
*2 De via de USB [TO HOST]-aansluiting ingevoerde signalen worden rechtstreeks uitgevoerd naar de OUTPUT [L/MONO]/[R]-aansluitingen, waarbij
het A/D Input-blok en het Effect-blok worden genegeerd.
AWM2 (Advanced Wave Memory 2)
Dit instrument is voorzien van een AWM2-toongeneratorblok. AWM2 (Advanced Wave Memory 2) is een
synthesizersysteem dat is gebaseerd op gesamplede golfvormen (geluidsmateriaal). Het wordt gebruikt in veel
Yamaha-synthesizers. Voor een ongeëvenaard realistisch geluid gebruikt elke AWM2-voice meerdere samples
van de golfvorm van een echt instrument. Bovendien kan een groot aantal parameters (envelopgenerator-, filter-,
modulatie- en andere parameters) worden toegepast.
iOS-toepassingen gebruiken
Appendix
MIDI
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
3
Page 4

Toongeneratorblok

Aanslag
Element 2
Element 1
Element 4
Element 3
Element 6
Element 5
Het toongeneratorblok is het gedeelte dat het daadwerkelijke geluid produceert als reactie op de MIDI-berichten
die worden ontvangen van het sequencerblok, het regelaarblok, het arpeggioblok en van het externe MIDI-instrument
via de MIDI [IN]-aansluiting of de USB [TO HOST]-aansluiting. De MIDI-berichten worden toegewezen aan zestien
onafhankelijke kanalen. Het instrument kan zestien aparte partijen tegelijk afspelen via de zestien MIDI-kanalen.
Deze beperking van zestien kanalen kan echter worden opgeheven door het gebruik van aparte MIDI-'poorten',
die elk zestien kanalen ondersteunen. Het toongeneratorblok van dit instrument kan MIDI-berichten verwerken
via Poort 1. De structuur van het toongeneratorblok verschilt afhankelijk van de modus.

Toongeneratorblok in de modus Voice

Partijstructuur in de modus Voice
Er kan slechts één MIDI-kanaal in de modus Voice worden herkend omdat er in deze modus slechts één
partij beschikbaar is. Naar deze status wordt verwezen als 'unitimbrale' toongenerator. Een voice wordt
op het keyboard afgespeeld via één partij. Als u het MIDI-ontvangstkanaal wilt instellen op unitimbrale
werking (modi Voice en Performance), gebruikt u de parameter 'BasicRcvCh' (pagina 148) in de display
Utility MIDI. In de modus Voice herkent het instrument alleen data via MIDI-poort 1.
OPMERKING
Voice
Een programma dat de sonische elementen bevat voor het genereren van het geluid van een specifiek
muziekinstrument, wordt een 'voice' genoemd. Intern bestaan twee typen voices: normale voices en
drumvoices. De normale voices bestaan hoofdzakelijk uit melodische geluiden van muziekinstrumenten,
die over het keyboardbereik kunnen worden afgespeeld. Elke voice bestaat uit maximaal acht elementen
(normale voice) of maximaal 73 toetsen (drumvoice). Een element of drumtoets vormt de basiseenheid
en kleinste eenheid van een voice. Dit betekent dat slechts één element of toets het geluid van een
muziekinstrument kan produceren. Daarnaast kan een normale voice verschillende typen geluiden nog
realistischer weergeven via een combinatie van meerdere elementen. Elke voice wordt gemaakt door het
bewerken van de unieke parameters van elk element en elke toets (Element Edit-parameters/Key Edit-
parameters) en de algemene parameters van alle elementen en toetsen (Common Edit-parameters).
OPMERKING Zie pagina 30 voor instructies voor het bewerken van een normale voice. Zie pagina 47 voor
Als u songdata wilt afspelen op een externe MIDI-sequencer of een computer die bestaat uit meerdere MIDI-kanalen, moet u de modus Song/Pattern gebruiken (pagina 76).
instructies voor het bewerken van een drumvoice.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene ratorb lok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
iOS-toepassingen gebruiken
Appendix
MIDI
Normale voices en drumvoices
Normale voices
Dit is een voice die normaal op het keyboard wordt
afgespeeld, waarbij de standaardtoonhoogte is te
horen voor elke toets. Elke normale voice kan
maximaal acht elementen hebben. Afhankelijk van
de instellingen in de modus Voice Edit hoort u deze
elementen tegelijkertijd of worden verschillende
elementen afgespeeld op basis van de instellingen
voor het nootbereik, het aanslagsnelheidsbereik en de XA (Expanded Articulation). In de afbeelding ziet
u een voorbeeld van een normale voice. Omdat de zes elementen in het voorbeeld zijn verdeeld over het
nootbereik van het keyboard en het aanslagsnelheidsbereik, hoort u telkens een ander element afhankelijk
van de noot die u speelt en met welke kracht. In de aanslagsnelheidsdistributie klinken element 1, 3 en 5
als het keyboard zacht wordt bespeeld, terwijl element 2, 4 en 6 klinken als het keyboard krachtig wordt
bespeeld. In de nootdistributie klinken element 1 en 2 in het lagere bereik van het keyboard, element 3 en 4
in het middenbereik en element 5 en 6 in het hogere bereik. In de aanslagsnelheidsdistributie klinken
element 1, 3 en 5 als het keyboard zacht wordt bespeeld, terwijl element 2, 4 en 6 klinken als het keyboard
krachtig wordt bespeeld. In een praktisch voorbeeld van dit gebruik zou een pianovoice kunnen worden
samengesteld uit zes verschillende samples. Element 1, 3 en 5 vertegenwoordigen daarin het geluid van
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
de piano als deze zacht wordt bespeeld in een nootbereik, terwijl element 2, 4 en 6 de krachtig gespeelde
geluiden vertegenwoordigen voor elk afzonderlijk nootbereik. De MOXF6/MOXF8 is eigenlijk nog
flexibeler, omdat er maximaal acht afzonderlijke elementen zijn toegestaan.
4
Page 5
Drumvoices
Afzonderlijke
drumgeluiden
(voor elke toets anders)
De drumvoices bestaan hoofdzakelijk uit percussie- en drumgeluiden die worden toegewezen aan
afzonderlijke noten op het keyboard. In tegenstelling tot elementen staat een drumtoets gelijk aan de
overeenkomende noot, wat betekent dat u het bereik ervan niet kunt wijzigen. Drum- of percussiegeluiden
worden toegewezen aan de verschillende drumtoetsen. U kunt verschillende typen drumvoices maken
door het drum- of percussiegeluid te wijzigen dat is toegewezen aan de toetsen en door de parameters
zoals toonhoogte en EG te bewerken.
C0
C1 C6
Expanded Articulation (XA)
Expanded Articulation (XA) is een speciaal ontworpen toongeneratiesysteem waarmee u over meer
flexibiliteit en groter akoestisch realisme beschikt bij uw spel. Hiermee functie kunt u realistische
geluiden en natuurlijke speltechnieken, zoals legato en staccato, doelmatig nabootsen en beschikt
u over unieke modi voor willekeurige en afwisselende geluidswijzigingen terwijl u speelt.
Realistisch legatospel
Op conventionele synthesizers wordt een legato-effect bereikt doordat de volume-envelope van
een eerdere noot wordt voortgezet voor de volgende noot, in monomodus. Dit resulteert echter in
een onnatuurlijk geluid dat verschilt van het geluid van een echt akoestisch instrument. De MOXF kan
het legato-effect beter reproduceren doordat specifieke elementen kunnen klinken bij het afspelen van
legato, terwijl andere elementen normaal kunnen worden afgespeeld (met de XA Control-parameters
ingesteld op 'normal' en 'legato').
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene ratorb lok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
iOS-toepassingen gebruiken
Authentiek geluid bij loslaten noot
Conventionele synthesizers zijn niet goed in het weergeven van het geluid dat wordt geproduceerd
als de noot van het akoestische instrument wordt losgelaten. De MOXF6/MOXF8 reproduceert deze
speciale, karakteristieke geluiden door de XA-besturingsparameter van bepaalde elementen in te
stellen op 'keyOffSound'.
Subtiele geluidsvariaties voor elke noot die wordt gespeeld
Conventionele synthesizers proberen dit effect te reproduceren door de toonhoogte en/of het filter
op willekeurige wijze te wijzigen. Dit resulteert echter in een elektronisch effect dat sterk verschilt
van de werkelijke geluidswijzigingen op een akoestisch instrument. De MOXF6/MOXF8 geeft deze
subtiele geluidsvariaties veel nauwkeuriger weer via de instellingen van de XA-besturingsparameters
'waveCycle' en 'waveRandom'.
Overschakelen tussen verschillende geluiden om het natuurlijke spel op een akoestisch instrument te reproduceren
Akoestische instrumenten hebben eigen, unieke eigenschappen of zelfs specifieke unieke geluiden
die alleen op bepaalde momenten tijdens het spel hoorbaar zijn. Voorbeelden zijn de tongslag van een
fluit of het spelen van zeer hoge boventonen op een akoestische gitaar. Conventionele synthesizers
(van voor de MOTIF XS-serie) konden dergelijke geluiden reproduceren door deze te activeren via
een grote aanslaggevoeligheid. De MOXF6/MOXF8 reproduceert deze speciale geluiden daarentegen
doordat u kunt overschakelen tussen de geluiden terwijl u speelt, met de ASSIGNABLE FUNCTION [1]/
[2]-knoppen en de instellingen van de XA Control-parameters 'AF1 On', 'AF2 On' en 'all AF off'.
OPMERKING
U kunt de knop ASSIGNABLE FUNCTION [1]/[2] ook in- of uitschakelen door vanaf een extern apparaat het Control Change-nummer te verzenden dat is opgegeven als 'AF1'/'AF2' (pagina 146) in de display Utility CTL ASN.
Appendix
MIDI
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
Nieuwe geluiden en nieuwe manieren van spelen
De zeer veelzijdige functies die hierboven zijn beschreven kunnen niet alleen doelmatig worden
toegepast op akoestische geluiden, maar ook op synthesizer- en elektronische voices. De functie XA
biedt daarmee een enorm potentieel voor het produceren van authentieke geluiden, expressief spel
en het ontdekken van nieuwe speelstijlen.
5
Page 6
Elementen en drumtoetsen
OSC
(Oscillator)
LFO
Oscillator voor
lage frequenties
PITCH
Regelt de
toonhoogte (pitch)
van het geluid.
FILTER
Verandert de
toonkwaliteit van de
geluidsuitgang van
de PITCH-eenheid.
Waveform (golfvorm)
(AWM2)
AMP
Regelt het uitgangsniveau
(de amplitude) van de
geluidsuitgang vanaf de
FILTER-eenheid. Vervolgens
worden de signalen met dit niveau
verzonden naar het effectblok.
Pitch EG
(Pitch Envelope
Generator)
Filter EG
(Filter Envelope
Generator)
Amplitude EG
(Amplitude Envelope
Generator)
Elementen en drumtoetsen zijn de kleinste 'bouwstenen' op de MOXF6/MOXF8 waaruit een voice
bestaat. Sterker nog: een voice zou kunnen worden gemaakt uit slechts één element of drumtoets.
Deze kleine geluidseenheden kunnen worden opgebouwd, versterkt en verwerkt met een groot aantal
traditionele synthesizerparameters zoals Oscillator, Pitch, Filter, Amplitude en LFO (hieronder toegelicht).
Oscillator
Deze eenheid verzendt de golf die de basistoonhoogte bepaalt. U kunt de golfvorm (of het
basisgeluidsmateriaal) toewijzen aan elk element van een normale voice of elke toets van een drumvoice.
Bij een normale voice kunt u het nootbereik instellen voor het element (het bereik van noten op het keyboard
waarop het element klinkt), evenals de aanslagsnelheid (het bereik van nootaanslagsnelheden waarin het
element klinkt). Daarnaast kunt u de met XA verwante parameters van deze eenheid instellen. Elke golfvorm
bestaat uit sample(s) die zijn gemaakt via het opnemen van het daadwerkelijke geluid van het instrument
en waaraan de juiste instellingen op het keyboard en voor de aanslaggevoeligheid worden toegewezen.
38
De oscillatorparameters kunnen worden ingesteld op de display Oscillator (pagina
en 48).
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene ratorb lok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
iOS-toepassingen gebruiken
Appendix
MIDI
Pitch
Deze eenheid regelt de toonhoogte (golf) van de geluidsuitgang vanaf de oscillator. In het geval van een
normale voice kunt u aparte elementen ontstemmen, toonhoogteschaalverdeling toepassen enz. U kunt
ook het variëren van de toonhoogte in een bepaald tijdsbestek regelen door de PEG (Pitch Envelope
Generator) in te stellen. Toonhoogteparameters kunnen worden ingesteld in de display PITCH (pagina 40)
van Voice Element Edit. Toonhoogteparameters van een drumvoice kunnen worden ingesteld in de
display PITCH (pagina 49) van Drum Voice Key Edit.
Filter
Deze eenheid wijzigt de toon van de geluidsuitgang vanaf Pitch door de uitvoer van een specifiek
frequentiegedeelte van het geluid af te snijden. U kunt ook het variëren van de afsnijfrequentie van
het filter in een bepaald tijdsbestek regelen door de FEG (Filter Envelope Generator) in te stellen.
Filterparameters kunnen worden ingesteld op de display FILTER (pagina 41 en 50) van
Voice Element Edit of Drum Voice Key Edit.
Amplitude
Deze eenheid regelt het uitgangsniveau (de amplitude) van de geluidsuitgang vanaf het filterblok.
Vervolgens worden de signalen met dit niveau verzonden naar het effectblok. U kunt ook het variëren
van het volume in een bepaald tijdsbestek regelen door de AEG (Amplitude Envelope Generator)
in te stellen. Amplitudeparameters kunnen worden ingesteld op de display AMP (pagina 43 en 50)
van Voice Element Edit of Drum Voice Key Edit.
LFO (Low Frequency Oscillator)
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
Zoals de naam al aangeeft, genereert de LFO een laagfrequente golf. Deze golven kunnen worden
gebruikt om de toonhoogte, het filter of de amplitude van elk element te variëren voor het maken van
effecten zoals vibrato, wah en tremolo. De LFO kan voor elk element afzonderlijk of voor alle elementen
tegelijk worden ingesteld. LFO-parameters kunnen worden ingesteld in de display LFO (pagina 33 en 45)
van Voice Common Edit of Voice Element Edit.
6
Page 7
Geheugenstructuur van voices
Normale voices
Presetbank 1 – 9 1152 normale voices (128 voices per bank)
Gebruikersbank 1 – 3 384 voices (128 voices per bank)
GM-bank 128 voices
Drumvoices
Presetdrumbank 72 voices
Gebruikersdrumbank 32 voices
GM-drumbank 1 voice

Toongeneratorblok in de modus Performance

Partijstructuur in de modus Performance
In deze modus ontvangt het toongeneratorblok MIDI-data via één kanaal. Naar deze status wordt
verwezen als 'unitimbrale' toongenerator. In deze modus kunt u een performance spelen (waarin
meerdere voices of partijen worden gecombineerd in een layer of in andere configuraties) met het
keyboard. Houd er rekening mee dat songdata op een externe sequencer die bestaat uit meerdere
MIDI-kanalen, niet goed worden afgespeeld in deze modus. Als u een externe MIDI-sequencer of een
computer gebruikt om het instrument te bespelen, moet u de modus Song of Pattern gebruiken.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene ratorb lok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Performance
Een programma waarin meerdere voices (partijen) worden gecombineerd in een layer of in andere
configuraties wordt een 'performance' genoemd. Elke performance kan maximaal vier verschillende
partijen (voices) bevatten. U maakt elke performance door het bewerken van parameters die uniek zijn
voor elke partij en parameters die gemeenschappelijk zijn voor alle partijen in de modus Performance
(pagina 55).
Inhoud performancegeheugen
Er worden twee gebruikersbanken geleverd. Elke bank beschikt over 128 performances,
in totaal 256 gebruikersperformances.

Toongeneratorblok in de modus Song/Pattern

Partijstructuur van het toongeneratorblok in de modus Song/Pattern
In deze modi worden verschillende partijen geleverd en kunnen voor elke partij verschillende voices
en verschillende melodieën en frasen worden afgespeeld. Een MIDI-toongenerator die data via
meerdere MIDI-kanalen tegelijk ontvangt en meerdere instrumentpartijen afspeelt, wordt 'multitimbrale'
toongenerator genoemd. De instellingen van de multitimbrale toongenerator worden gezamenlijk een
'mix' genoemd. U kunt de mix gebruiken als u de geluiden van de MOXF6/MOXF8 afspeelt met een
externe MIDI-sequencer of het sequencerblok van het instrument. In dit geval moet u de mix van
de song of het patroon gebruiken die geen sequencedata bevat.
iOS-toepassingen gebruiken
Appendix
MIDI
Wat is mixen?
Een programma waarin meerdere voices worden toegewezen aan partijen voor multitimbraal bespelen
in de modi Song en Pattern wordt een 'mix' genoemd. Elke mix kan bestaan uit maximaal 16 partijen.
U maakt elke mix door het bewerken van parameters die uniek zijn voor elke partij en parameters die
gemeenschappelijk zijn voor alle partijen in de modus Mixing (pagina 114).
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
7
Page 8
Eén mix heeft ook tot zestien geheugenlocaties om normale voices op te slaan. Deze opgeslagen
voices worden 'mixvoices' genoemd. Meestal wordt de voice die is opgeslagen in de modus Voice
toegewezen aan elke mixpartij. In dit geval kan het geluid van de song die of het patroon dat u hebt
gemaakt onverwacht veranderen als u de voice die is gebruikt bij het mixen van de song of het patroon
in de modus Voice bewerkt of verwijdert. Mixvoices zijn bedoeld om deze ongewenste veranderingen
in het geluid te voorkomen.
Geheugenstructuur van mixing
Voor elke song en elk patroon is er een mixprogramma. Als u een andere song of een ander patroon
selecteert, wordt het bijbehorende mixprogramma geactiveerd. Een mixvoice biedt 16 geheugens
voor elk mixprogramma (song of patroon). Als u een andere song of een ander patroon selecteert,
activeert u een andere mixvoice en een ander mixprogramma. Als u een mixvoice van een bepaalde
song of een bepaald patroon wilt gebruiken voor een andere song of een ander patroon, voert u de
kopieerhandeling (pagina 123) uit in Mixing Voice Job. U kunt maximaal 256 mixvoices opslaan voor
alle songs en patronen. Als het mixvoicegeheugen vol is, gebruikt u de taak Delete om de mixvoices
die u niet nodig hebt te verwijderen in de Mixing Voice Job.
Maximale meerstemmigheid
Maximale polyfonie verwijst naar het hoogste aantal noten dat tegelijk kan worden geproduceerd
door de interne toongenerator van het instrument. De maximale polyfonie van de synthesizer
is 128. Wanneer het interne toongeneratorblok meer noten ontvangt, worden eerder gespeelde
noten afgekapt. Dit is met name merkbaar bij voices zonder decay. De maximale polyfonie geldt
voor het aantal voice-elementen dat wordt gebruikt, niet voor het aantal voices. Wanneer normale
voices met maximaal acht elementen worden gebruikt, is het maximale aantal gelijktijdige noten
mogelijk minder dan 128.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene ratorb lok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
iOS-toepassingen gebruiken

A/D Input-blok

Dit blok verwerkt het audiosignaal dat wordt ingevoerd via de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen. U kunt verschillende
parameters, zoals volume, pan en effect, instellen voor het audiosignaal en het geluid samen met andere voices
laten uitvoeren. Het Insertion-effect en de systeemeffecten kunnen worden toegepast op het audiosignaal dat wordt
ingevoerd via de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen. De parameters die betrekking hebben op het A/D Input-blok kunnen
in de volgende display worden ingesteld.
Modus Display
Modus Voice Display VCE A/D in de modus Utility Pagina 145
Modus Performance Display A/D IN in de modus Performance Common Edit Pagina 62
Modus Song/Pattern Display A/D IN in de modus Mixing Common Edit Pagina 116
Het effect dat wordt toegepast op het audiosignaal dat wordt ingevoerd via de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen
wordt ingesteld in de display USB I/O (pagina 146) van de modus Utility. De versterking van het audiosignaal
via de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen kan worden aangepast via de knop A/D INPUT [GAIN] op het paneel.
Bovendien kan de aan/uit-instelling van het audiosignaal via de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen worden ingesteld
via de knop A/D INPUT [ON/OFF].
Overeenkomstige pagina
in de Naslaggids
Appendix
MIDI
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
8
Page 9

Sequencerblok

Song 01 Song 22 Song 15
Via dit blok kunt u songs en patronen maken door uw performances op te nemen en te bewerken als MIDI-data
(via het regelblok), waardoor u de data kunt afspelen met het toongeneratorblok.

Sequencerblok in de modus Song

Over songs
U maakt een song door uw keyboardspel als MIDI-sequencedata op te nemen naar afzonderlijke
tracks. Een song op deze synthesizer is in wezen hetzelfde als een song op een MIDI-sequencer
en het afspelen ervan stopt automatisch aan het einde van de opgenomen data.
Songtrackstructuur
Een song bestaat uit 16 aparte tracks, een scenetrack en een tempotrack. U kunt deze tracks opnemen
door Realtime recording (realtime opname) of Step recording (stapsgewijze opname) (pagina 79) te
gebruiken. Bovendien kunt u de opgenomen data invoegen of bewerken met Song Edit (pagina 84).
Sequencetracks 1 – 16
Hiermee kunt u MIDI-data opnemen.
Scenetrack
Hiermee kunt u scenewijzigingsinstellingen opnemen, zoals trackdemping en solo. Deze kunnen worden
ingesteld in de display Song Play (pagina 76) en worden opgeroepen tijdens het afspelen van songs.
Tijdens het afspelen van songs veranderen de trackdempings- en solo-instellingen automatisch op
basis van de instellingen die u voor de scenetrack hebt opgenomen.
Tempotrack
Hiermee kunt u tempowijzigingsinstellingen opnemen. Tijdens het afspelen van songs veranderen
de tempowijzigingen automatisch op basis van de instellingen die u voor deze track hebt opgenomen.
Song Chain
Met deze functie kunt u songs aan elkaar 'ketenen' om ze automatisch na elkaar te laten afspelen.
U kunt de afspeelvolgorde instellen in Song Play (pagina 76).
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene ratorb lok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
iOS-toepassingen gebruiken
Appendix
MIDI

Sequencerblok in de modus Pattern

Over patronen
Op de MOXF6/MOXF8 verwijst de term 'patroon' naar een relatief korte muziek- of ritmefrase
(1 tot 256 maten) die voor afspelen in een lus wordt gebruikt. Als het afspelen van een patroon eenmaal is gestart, wordt dit dus herhaald totdat u op de knop [J] (Stop) drukt.
Section
Patronen zijn meer dan alleen een enkele frase. Ze bevatten 16 variaties, 'secties' genaamd. Deze
secties kunnen tijdens het afspelen worden gewijzigd en worden gebruikt als ritme-/achtergrondvariaties
voor de verschillende partijen van een song. U kunt bijvoorbeeld één sectie voor het couplet, een
andere sectie voor het refrein en een derde sectie voor de brug gebruiken. De patrooninstellingen zoals
tempo en mixing veranderen niet, zelfs niet als de sectie wordt omgeschakeld, zodat het afspelen ook
bij de veranderingen hetzelfde gevoel en ritme houdt. U kunt de sectiefunctie gebruiken als handig
hulpmiddel voor het componeren, waarbij onmiddellijk achtergrondpatroonvariaties voor een song
worden gemaakt, zoals melodie A, melodie B en hoofdthema. Raadpleeg de Gebruikershandleiding
van de MOXF6/MOXF8 voor instructies over het wijzigen van patronen en secties.
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
9
Page 10
Patroonketen
Sectie A Sectie B Sectie C
Track 1 Track 2
:
Track 16
Frase 001 Frase 002
:
Frase 003
Frase 001 Frase 002 Frase 003
:
MIDI-data MIDI-data MIDI-data
:
In een patroonketen rijgt u verschillende secties (binnen één patroon) aan elkaar om één volledige song
te maken. U kunt de MOXF6/MOXF8 secties automatisch laten wijzigen door vooraf een patroonketen te
maken, waarbij het afspelen van een patroon via de display Pattern Chain met sectiewijzigingen wordt
opgenomen. Voor elk patroon op de display Pattern Chain kan één patroonketen worden gemaakt
(pagina 103). U kunt deze functie ook gebruiken bij het maken van songs op basis van een bepaald
patroon, aangezien de gemaakte patroonketen in Pattern Chain Edit kan worden omgezet in een song
(pagina 104).
Frase
Dit zijn de elementaire MIDI-sequencedata in een track (en de kleinste eenheid) die worden gebruikt
bij het maken van een patroon. 'Frases' zijn korte muziek-/ritmepassages voor één instrument, zoals
een ritmepatroon voor de ritmepartij, een baslijn voor de baspartij of een achtergrondakkoord voor
de gitaarpartij. Deze synthesizer biedt geheugenruimte voor 256 van uw eigen gebruikerfrasen.
OPMERKING
De MOXF6/MOXF8 heeft geen presetfrasen.
Patroontrackstructuur
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene ratorb lok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
Een patroon bestaat uit 16 afzonderlijke tracks. Zie 'sequencetracks 1 – 16' van 'songtrackstructuur'
(Pagina 9).
Patroontracks en -frasen
Een patroon bestaat uit 16 tracks waaraan de frase kan worden toegewezen. MIDI-data kunnen niet
rechtstreeks op elke track worden opgenomen in de modus Pattern. Er wordt opgenomen op een lege
gebruikersfrase. De net gemaakte frase wordt automatisch toegewezen aan de opnametrack.

Sequencerblok toegepast op zowel songs als patronen

MIDI-tracks en mixinstellingen
U maakt MIDI-tracks door uw keyboardspel in de modus Song Record/Pattern Record op te nemen.
MIDI-sequencedata worden opgenomen op de MIDI-track en de normale voice of drumvoice wordt
toegewezen aan de mixpartij die overeenkomt met de track. Als u de mixparameters, zoals voice,
volume en de panfactor, voor iedere track wilt bewerken, drukt u op de knop [MIXING] om de modus
Mixing te activeren (pagina 114) en bewerkt u vervolgens de parameters voor de mixpartij die
overeenkomt met de gewenste track. Denk eraan dat track 1 niet altijd overeenkomt met mixpartij 1.
Zoals hieronder wordt getoond worden alle tracks van de songsequencedata en alle mixpartijen
van het toongeneratorblok met elkaar verbonden als het uitgangskanaal (TxCH) gelijk is aan het
ontvangstkanaal (RcvCH). Dit betekent dat de sequencedata van elke track de overeenkomstige
partijen (de partijen met dezelfde MIDI-kanaaltoewijzing) in het toongeneratorblok afspelen.
De zendkanalen van elke track kunnen worden ingesteld op de display TRACK (pagina 78) van
de modus Song of Pattern, terwijl de ontvangstkanalen van elke partij kunnen worden ingesteld
op de display VOICE (pagina 117) van Mixing Edit.
iOS-toepassingen gebruiken
Appendix
MIDI
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
10
Page 11
Basisstructuur
Song/patroon
Sequencerblok
Sequencedata
(song, patroon)
Track 1 Track 2 Track 3
:
Trac k 16
Part 1 Part 2 Part 3
:
Part 16
TxCH
2 2 3
:
16
RcvCH
2 3 3
:
16
Toongeneratorblok
Mengen
Opname
Functionele blokken
Too ng ene ratorb lok
A/D-invoerblok
Sequencerblok

Arpeggioblok

Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
OPMERKING Als u het keyboard bespeelt in modus Mixing, klinkt de geselecteerde partij niet, maar weerklinkt
de partij toegewezen aan de track met hetzelfde nummer als de geselecteerde partij. Als u het keyboard bijvoorbeeld instelt zoals op de bovenstaande afbeelding, weerklinkt partij 1, zelfs als partij 2 wordt geselecteerd in de modus Mixing.

Sequencerblok toegepast op de modus Performance

Performances opnemen
In de modus Performance kunt u uw eigen keyboardspel opnemen in de song of het patroon. U kunt
knophandelingen, regelaarhandelingen en het afspelen van arpeggio's, alsmede uw keyboardspel
als MIDI-events opnemen op de opgegeven track.
OPMERKING
Arpeggio-afspeeldata voor partij 1 – 4 worden respectievelijk opgenomen op de opgegeven vier
tracks (in de display REC TR van Performance Record) van de song/het patroon. Uw keyboardspel
en handelingen met regelaars/knoppen (gemeenschappelijk voor partij 1 – 4) worden afzonderlijk
opgenomen op track 1 – 4.
OPMERKING
Als u bij het opnemen van performances de knoppen gebruikt, worden alleen besturingswijzigingsberichten opgenomen. Parameterwijzigingsberichten kunnen niet worden opgenomen. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer informatie over besturingswijzingsberichten.
Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de MOXF6/MOXF8 voor meer informatie over de werking.
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
iOS-toepassingen gebruiken
Appendix
MIDI
Arpeggioblok
Met dit blok kunt u automatisch muziek- en ritmefrasen activeren met de huidige voice. Hiervoor slaat u gewoon een of meer
noten op het toetsenbord aan. De arpeggiosequence verandert ook in overeenstemming met de noten of akkoorden die
u speelt, zodat u zowel bij het componeren als bij het bespelen een grote verscheidenheid aan inspirerende muzikale frases
en ideeën ter beschikking hebt. Zelfs in de modi Song en Pattern kunt u vier verschillende arpeggiotypen tegelijk afspelen.

Arpeggiocategorieën

De arpeggiotypen zijn verdeeld in de volgende 16 categorieën (met uitzondering van 'NoAsg'). De categorieën
zijn onderverdeeld op basis van het soort instrument.
Categorielijst
ApKb Acoustic Piano & Keyboard Lead Synth Lead
Organ Organ PdMe Synth Pad / Musical Effect
GtPl Guitar / Plucked CPrc Chromatic Percussion
GtMG Guitar for Mega Voice DrPc Drum / Percussion
Bass Bass Seq Synth Seq
BaMG Bass for Mega Voice Hybrd Hybrid Seq
Strng Strings Cntr Control (Besturing)
Brass Brass NoAsg No Assignment (Geen toewijzing)
RdPp Reed / Pipe
OPMERKING De categorieën met de naam 'GtMG' en 'BaMG' beschikken over arpeggiotypen die geschikt
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
zijn voor gebruik in combinatie met een megavoice.
11
Page 12
Megavoices en megavoice-arpeggio's
Normale voices gebruiken aanslagomschakeling om de geluidskwaliteit en/of het niveau van een voicewijziging overeen te laten komen met hoe sterk of zacht u speelt op het keyboard, waardoor deze voices een authentiekere en natuurlijkere respons bieden. Megavoices hebben echter een zeer complexe structuur met veel verschillende layers die niet handmatig bespeeld kunnen worden. Megavoices zijn specifiek ontworpen om te worden afgespeeld door megavoice-arpeggio's, waarmee een zeer realistisch resultaat wordt behaald. Gebruik megavoices altijd met megavoice-arpeggio's (die u kunt vinden in de categorie 'GtMG' en 'BaMG'). Zie het 'voicetype' in de 'lijst met arpeggiotypen' in het PDF-document 'Datalijst' voor meer informatie over het megavoice-arpeggio's.

Subcategorieën

De arpeggiocategorieën zijn verdeeld in de volgende subcategorieën. Omdat de subcategorieën zijn gebaseerd
op het muziekgenre, is het gemakkelijk om de subcategorie te vinden die bij de door u gewenste muziekstijl past.
Lijst met subcategorieën
Rock Rock World World
PopRk Pop Rock Genrl General (Algemeen)
Balad Ballad Comb Combination
HipHp Hip Hop Zone Zone Velocity*
R&B-M R&B Modern Z.Pad Zone Velocity for Pad*
R&B-C R&B Classic Filtr Filter
Funk Funk Exprs Expression
Tekno Techno / Trance Pan Pan (Pannen)
House House / Dance Pop Mod Modulation
D&B D&B / Breakbeats Pbend Pitch Bend (Toonbuiging)
Chill Chillout / Ambient Asign Assign 1/2
Jazz Jazz / Swing --- No Assignment (Geen toewijzing)
Latin Latin
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene ratorb lok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
iOS-toepassingen gebruiken
OPMERKING Arpeggiotypen uit de subcategorieën die zijn gemarkeerd met een sterretje (*) bevatten meer
dan één aanslagbereik. Aan elk bereik is een andere frase toegewezen. Als een type uit deze categorieën wordt geselecteerd in de modus Voice, is het aan te raden om de aanslagbegrenzing van elk element in te stellen in het bereik dat hieronder wordt weergegeven.
Aanslagbereik van elk arpeggiotype. 2Z_*****: 1 – 90, 91 – 127 4Z_*****: 1 – 70, 71 – 90, 91 – 110, 111 – 127 8Z_*****: 1 – 16, 17 – 32, 33 – 48, 49 – 64, 65 – 80, 81 – 96, 97– 108, 109 – 127 PadL_*****: 1 – 1, 2 – 2, 3 – 127 PadH_*****: 1 – 112, 113 – 120, 121 – 127

Naam van arpeggiotype

De naamgeving van arpeggiotypen geschiedt op basis van bepaalde regels en afkortingen. Zodra u deze regels
en afkortingen onder de knie hebt, zult u het gemakkelijk vinden om door de typen te bladeren en de gewenste
arpeggiotypen te selecteren.
Arpeggiotype met '_ES' aan het einde van de naam (voorbeeld: HipHop1_ES)
Deze arpeggiotypen gebruiken dezelfde meersporenarchitectuur voor arpeggio als de MOTIF ES. Het ES-type
arpeggio heeft de volgende voordelen: 1) Deze arpeggio's kunnen complexe noten en akkoorden vormen,
zelfs als ze door slechts één noot worden geactiveerd. 2) De arpeggio volgt kort op de noten die op het
keyboard worden gespeeld (alleen in het gebied waaraan de arpeggio is toegewezen), zodat u over een grote
mate van harmonische vrijheid beschikt en de mogelijkheid hebt om solo's te spelen met deze arpeggio's.
Arpeggiotype met '_XS' aan het einde van de naam (voorbeeld: Rock1_XS)
Deze arpeggio's maken gebruik van een recent ontwikkelde technologie voor het herkennen van akkoorden
om te bepalen welke noten door de arpeggio moeten worden afgespeeld. Het XS-type arpeggio heeft de
volgende voordelen: 1) De arpeggio's reageren alleen op een gebied op het keyboard waaraan het XS-type
arpeggio is toegewezen. Andere gebieden van het keyboard zijn niet van invloed op akkoordherkenning.
Dit maakt het bespelen van het volledige keyboard een natuurlijke ervaring, inclusief door arpeggio
gegenereerde bas- en achtergrondpartijen. 2) Met de arpeggio worden altijd harmonisch correcte
partijen gespeeld. Deze zijn vooral handig voor begeleidingspartijen met bas en akkoorden.
Appendix
MIDI
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
12
Page 13
Arpeggiotype met een normale naam (voorbeeld: UpOct1)
Naast de bovengenoemde typen zijn er drie afspeeltypen: de arpeggio's die zijn gemaakt voor gebruik
met normale voices en die alleen worden afgespeeld met de gespeelde noten en octaafnoten (pagina 15),
de arpeggio's die zijn gemaakt voor gebruik in combinatie met drumvoices (pagina 16) en de arpeggio's
die hoofdzakelijk niet-nootevents bevatten (pagina 16).
A
rpeggiotype met '_AF1', '_AF2,' of '_AF1&AF2' (voorbeeld: Electro Pop AF1)
Wanneer dit type wordt geactiveerd, wordt de knop ASSIGNABLE FUNCTION [1] en/of [2] ingeschakeld
tijdens het afspelen.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene ratorb lok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen

De lijst met arpeggiotypen gebruiken

De lijst met arpeggiotypen in het PDF-document 'Datalijst' bevat de volgende kolommen.
Main
Sub
OPMERKING
ARP
Category
Category
ApKb Rock 1 MA_70s Rock _ES 4 / 4 2 130 Acoustic Piano
ApKb Rock 2 MB_70s Rock _ES 4 / 4 1 130 :
ApKb Rock 3 MC_70s Rock 4 / 4 2 130
ApKb Rock 4 MD_70s Rock 4 / 4 4 130
ApKb Rock 5 FA_70s Rock 4 / 4 1 130
ApKb Rock 6 FB_70s Rock _ES 4 / 4 1 130
ApKb Rock 7 FC_70s Rock _ES 4 / 4 2 130
Houd er rekening mee dat deze lijst alleen voor afbeeldingsdoeleinden is. Raadpleeg het PDF-document 'Datalijst' voor een compleet overzicht van de arpeggiotypen.
ARP Name
No.
1 Main Category
Geeft een arpeggiohoofdcategorie aan.
2 Sub Category
Geeft een arpeggiosubcategorie aan.
3 ARP No (Arpeggionummer)
Geeft het nummer van het arpeggiotype aan.
4 ARP Name (Arpeggionaam)
Geeft de arpeggionaam aan.
Time
Signature
Length
Original
Tempo
Accent
Random
SFX
Voice Type
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
iOS-toepassingen gebruiken
Appendix
MIDI
5 Time Signature
Duidt de maatsoort van het arpeggiotype aan.
6 Length
Geeft de datalengte (aantal maten) van het arpeggiotype aan. Als de parameter Loop*1 wordt
ingesteld op 'off', wordt de arpeggio voor deze duur afgespeeld en vervolgens gestopt.
7 Original Tempo
Geeft de juiste tempowaarde van het arpeggiotype aan. Houd er rekening mee dat dit tempo
niet automatisch wordt ingesteld bij het selecteren van het arpeggiotype.
8 Accent
De cirkel geeft aan dat voor het arpeggio gebruik wordt gemaakt van de functie Accent Phrase
(pagina 14).
9 Random SFX
De cirkel geeft aan dat voor het arpeggio gebruik wordt gemaakt van de functie SFX (pagina 15).
) Vo i ce Type
Geeft het geschikte voicetype voor het arpeggiotype aan. Als de parameter 'VoiceWithARP'
(voice met arpeggio)
dit type automatisch geselecteerd.
*1 U kunt de parameter Loop instellen op de display PLAY FX van Arpeggio Edit voor de modus Voice (pagina 28),
de modus Performance (pagina 58) en de modus Song/Pattern (pagina 83).
*2 De parameter 'VoiceWithARP' kan worden ingesteld op de display MAIN van Arpeggio Edit voor de modus
Song/Pattern (pagina 83).
*2
wordt ingesteld op 'on' in Song/Pattern Record, wordt de voice van
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
13
Page 14

Arpeggio-instellingen

Druk enkele malen op deze knop, zodat het lampje gaat branden
Arpeggiofuncties die geregeld kunnen worden via de knoppen
Er bestaan verschillende methoden voor het activeren en stoppen van het afspelen van arpeggio. Daarnaast kunt
u instellen of SFX-geluiden en speciale accentfrasen samen met de normale sequencedata worden geactiveerd.
In deze sectie worden arpeggioparameters beschreven die u kunt instellen in de modi Voice, Performance en Mixing.
Afspelen van arpeggio in- of uitschakelen
De volgende drie instellingen zijn beschikbaar voor het in-/uitschakelen van het afspelen van arpeggio's.
Het arpeggio alleen afspelen als op de noot wordt gedrukt:
Doorgaan met arpeggio afspelen zelfs als de noot wordt losgelaten:
Het afspelen van de arpeggio in- of uitschakelen als op de noot wordt gedrukt:
OPMERKING
Voor de displays met de parameters 'Hold' en 'TriggerMode' raadpleegt u de display MAIN en de display PLAY FX van Arpeggio Edit voor de modus Voice (pagina 28), de modus Performance (pagina 58) en de modus Song/Pattern (pagina 83).
OPMERKING Bij ontvangst van het MIDI-sustainbericht (besturingswijziging #64) met 'Arp Sw' ingesteld op
'on' kunt u hetzelfde resultaat verkrijgen als u 'Common Switch' en 'Part Switch' instelt op 'on'.
De knoppen gebruiken om arpeggio's in te stellen
Als het lampje ARP brandt, kunt u door enkele malen op de Functieknop 2 te drukken de knoppen 5 – 8
gebruiken om het afspelen van arpeggio's in te stellen. Probeer dit eens uit en luister naar de veranderingen
in het geluid. Zie Knopfuncties van de modus Voice (
knop 5 – 8.
Stel de parameter 'Hold' in op 'off' en de parameter 'TriggerMode' op 'gate'.
Stel de parameter 'Hold' in op 'on' en de parameter 'TriggerMode' op 'gate'.
Stel de parameter 'TriggerMode' in op 'toggle'. De parameter 'Hold' kan worden ingesteld op 'on' of 'off'.
pagina 54
) voor meer informatie over het effect van
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene ratorb lok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
iOS-toepassingen gebruiken
Accentfrase
Accentfrasen bestaan uit sequencedata die deel uitmaken van bepaalde arpeggiotypen en die alleen
klinken als u noten speelt met een aanslaggevoeligheid die hoger ligt (sterker is) dan de waarde die
is opgegeven voor de parameter Accent Velocity Threshold. Als het moeilijk is om te spelen met de
vereiste aanslaggevoeligheid voor het activeren van de accentfrase, moet u de parameter 'AccntVelTh'
(Accent Velocity Threshold) instellen op een lagere waarde.
OPMERKING
OPMERKING Raadpleeg de 'Lijst met arpeggiotypen' in het PDF-document 'Datalijst' voor informatie over
Voor de displays met de parameters 'AccntVelTh' raadpleegt u de display PLAY FX van Arpeggio Edit voor de modus Voice (pagina 28), de modus Performance (pagina 58) en de modus Song/Pattern (pagina 83).
de arpeggiotypen die gebruikmaken van deze functie.
Appendix
MIDI
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
14
Page 15
Random SFX
Bepaalde arpeggiotypen beschikken over de functie Random SFX die speciale geluiden activeert
(zoals fretruis op een gitaar) als de noot wordt losgelaten. De volgende parameters die van invloed
zijn op Random SFX zijn beschikbaar.
Voor het in- of uitschakelen van Random SFX: Parameter Random SFX
Voor het instellen van het volume van het SFX-geluid: Parameter SFXVelOffset (Random SFX Velocity Offset)
Voor het bepalen of het volume van het SFX-geluid wordt bestuurd met aanslaggevoeligheid:
Parameter SFXKeyOnCtrl (Random SFX Key on Control)
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene ratorb lok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
OPMERKING
OPMERKING Raadpleeg de 'Lijst met arpeggiotypen' in het PDF-document 'Datalijst' voor informatie over
Voor de displays met de parameters 'RandomSFX', 'SFXVelOffset' en 'SFXKeyOnCtrl' raadpleegt u de display PLAY FX van Arpeggio Edit voor de modus Voice (pagina 28), de modus Performance (pagina 58) en de modus Song/Pattern (pagina 83).
de arpeggiotypen die gebruikmaken van deze functie.
Arpeggio-instellingsdisplays
Elke modus heeft een display Arpeggio Edit voor de arpeggio-instellingen. U kunt deze display
weergeven met de knop [ARP] EDIT in de elke modus.

Arpeggio-afspeeltypen

Voor het afspelen van arpeggio zijn er drie hoofdtypen, zoals hieronder wordt beschreven.
Arpeggio's voor normale voices
Arpeggiotypen (die behoren tot alle categorieën, behalve DrPC en Cntr) die zijn gemaakt voor
het gebruik van normale voices hebben de volgende drie afspeeltypen:
Alleen afspelen van gespeelde noten
De arpeggio wordt alleen met de gespeelde noot (noten) en de overeenkomstige octaafnoten
afgespeeld.
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
iOS-toepassingen gebruiken
Appendix
MIDI
Afspelen van een geprogrammeerde sequence op basis van de gespeelde noten
Deze arpeggiotypen hebben verschillende sequences, elk voor een bepaald akkoordtype. Zelfs als
u slechts één toets indrukt, wordt het arpeggio afgespeeld volgens de geprogrammeerde sequence.
Dit betekent dat u mogelijk andere noten hoort dan de noten die u speelt. Als u op een andere noot
drukt, wordt de getransponeerde sequence geactiveerd, waarbij de gespeelde noot als de nieuwe
grondtoon wordt beschouwd. Als u noten toevoegt aan de noten die u al indrukt, wordt de sequence
gewijzigd. Arpeggio's met dit afspeeltype hebben '_ES' aan het einde van de naam.
Afspelen van een geprogrammeerde sequence op basis van het gespeelde akkoord
Deze arpeggiotypen voor gebruik met normale voices worden afgespeeld volgens het akkoordtype
dat wordt bepaald via het vaststellen van de noten die u speelt op het keyboard. Arpeggio's met
dit afspeeltype hebben '_XS' aan het einde van de naam.
OPMERKING
OPMERKING Aangezien deze typen zijn geprogrammeerd voor normale voices, is het resultaat bij het gebruik
Als de parameter 'KeyMode' is ingesteld op 'sort' of 'sortdirect', wordt dezelfde sequence afgespeeld, ongeacht de volgorde waarin u de noten speelt. Als de parameter 'KeyMode' is ingesteld op 'thru' of 'thrudirect', wordt een andere sequence afgespeeld, afhankelijk van de volgorde waarin u de noten speelt.
met drumvoices mogelijk niet muzikaal verantwoord.
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
15
Page 16
Arpeggio's voor drum-/percussievoices (Categorie: DrPc)
Deze arpeggiotypen zijn specifiek geprogrammeerd voor gebruik met drumvoices, waardoor u directe
toegang hebt tot verschillende ritmepatronen. Er zijn drie afspeeltypen beschikbaar.
Afspelen van een drumpatroon
Als u een willekeurige noot speelt, activeert u hetzelfde ritmepatroon.
Afspelen van een drumpatroon, plus extra afgespeelde noten (toegewezen druminstrumenten)
Als u een willekeurige noot speelt, activeert u hetzelfde ritmepatroon. Door noten toe te voegen aan
de noot die al wordt gespeeld, kunt u extra geluiden (toegewezen druminstrumenten) produceren
voor het drumpatroon.
Alleen afspelen van gespeelde noten (toegewezen druminstrumenten)
Als u een willekeurige noot speelt, activeert u een ritmepatroon waarbij alleen de gespeelde noten
worden afgespeeld (toegewezen druminstrumenten). Houd er rekening mee dat zelfs als u dezelfde
noten speelt, het geactiveerde ritmepatroon afhankelijk is van de volgorde waarin de noten worden
gespeeld. Hierdoor hebt u toegang tot verschillende ritmepatronen met dezelfde instrumenten door
gewoon de volgorde te wijzigen waarin u de noten speelt als de parameter 'KeyMode' is ingesteld
op 'thru' of 'thrudirect'.
OPMERKING
OPMERKING Aangezien deze typen zijn geprogrammeerd voor drumvoices, is het resultaat bij het gebruik met
De drie hierboven vermelde afspeeltypen worden niet onderscheiden door categorie- of typenaam. U moet de typen daadwerkelijk afspelen en naar het verschil luisteren.
normale voices mogelijk niet muzikaal verantwoord.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene ratorb lok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
iOS-toepassingen gebruiken
Arpeggio's met hoofdzakelijk niet-nootevents (Categorie: Cntr)
Deze arpeggiotypen zijn geprogrammeerd met hoofdzakelijk besturingswijzigings- en pitchbenddata.
Ze worden gebruikt om de toon of toonhoogte van het geluid te wijzigen, maar niet om specifieke noten
af te spelen. In feite bevatten sommige typen zelfs helemaal geen nootdata. Als u een type uit deze
categorie gebruikt, moet u de parameter 'KeyMode' instellen op 'direct', 'thrudirect' of 'sortdirect'.
OPMERKING
Tips voor het afspelen van arpeggio
Arpeggio's vormen niet alleen een bron van inspiratie en complete ritmische passages voor uw eigen spel, ze bieden u tevens kwalitatief hoogwaardige MIDI-data die u kunt gebruiken voor het maken van songs of kant-en-klare achtergrondpartijen die u kunt gebruiken bij live optredens. Raadpleeg de 'Beknopte handleiding' in de Gebruikershandleiding voor instructies over het gebruik van arpeggio's.
Voor de displays met de parameters 'KeyMode' raadpleegt u de display PLAY FX van Arpeggio Edit voor de modus Voice (pagina 28), de modus Performance (pagina 58) en de modus Song/Pattern (pagina 83).
Appendix
MIDI
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
16
Page 17

Regelblok

Toonhoogte
verhogen
Toonhoogte
verlagen
Maximum
Minimum
Dit blok bestaat uit het keyboard, de pitchbend- en modulatiewielen, de lintregelaar, knoppen schuifregelaars enz.
Het keyboard zelf genereert geen geluiden maar genereert/verzendt noot aan/uit-, aanslag- en andere informatie
(MIDI-berichten) naar het toongeneratorblok van de synthesizer als u noten speelt. Ook de regelaars genereren/
verzenden MIDI-berichten. Het toongeneratorblok van de synthesizer produceert geluid op basis van de MIDI-berichten
die vanaf het keyboard en de regelaars worden verzonden.

Keyboard

Het keyboard stuurt de noot-aan-/noot-uit-berichten naar het toongeneratorblok (voor geluidsproductie) en het
sequencerblok (voor opname). Het keyboard wordt tevens gebruikt om het afspelen van arpeggio te starten. U kunt
het nootbereik van het keyboard wijzigen in octaven met de knoppen OCTAVE [-]/[+], de noten transponeren met de
knoppen TRANSPOSE [-]/[+] en instellen hoe de daadwerkelijke aanslaggevoeligheid wordt gegenereerd op basis
van de kracht waarmee u de noten speelt.

Pitchbendwiel

Gebruik het pitchbendwiel om de toonhoogte te verhogen (draai het wiel van
u af) of te verlagen (draai het wiel naar u toe) terwijl u het keyboard bespeelt.
Rol het wiel naar boven als u de toonhoogte wilt verhogen of naar beneden als
u de toonhoogte wilt verlagen. Dit wiel is zelfcentrerend en springt automatisch
terug naar de normale toonhoogte als u het loslaat. Elke presetvoice heeft zijn
eigen standaardinstelling voor het pitchbendbereik. U kunt de instelling Pitch
Bend Range wijzigen display GENERAL (pagina 30) van Voice Common Edit,
de display VOICE (pagina 64) van Performance Part Edit of de display VOICE van Mixing Part Edit (pagina 117).
Vanuit deze displays kunt u de functie Pitch Bend tevens omkeren, zodat de toonhoogte wordt verlaagd als u het wiel
omhoog beweegt en wordt verhoogd als u het wiel omlaag beweegt. U kunt andere functies dan Pitch Bend toewijzen
aan het pitchbendwiel op de display CTL SET (pagina 32) van Voice Edit.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene ratorb lok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
iOS-toepassingen gebruiken

Modulatiewiel

Hoewel het modulatiewiel met name wordt gebruikt om vibrato toe te voegen
aan het geluid, zijn voor veel presetvoices ook andere functies en effecten
toegewezen aan dit wiel. Naarmate u het wiel verder omhoog draait, wordt
het toegepaste effect op het geluid sterker. Controleer voordat u begint met
spelen of het modulatiewiel is ingesteld op de minimumwaarde, zodat het
onbedoeld gebruiken van effecten voor de huidige voice wordt voorkomen.
U kunt diverse functies toewijzen aan het modulatiewiel op de display
CTL SET (pagina 32) van Voice Common Edit.

Toewijsbare functieknoppen

Volgens de XA Control-instellingen (Expanded Articulation) op de display OSC (pagina 38) van Voice Element Edit
kunt u specifieke elementen van de huidige voice oproepen door op elk van deze knoppen te drukken tijdens
het keyboardspel. U kunt selecteren hoe de status aan/uit van deze knoppen moet worden omgewisseld met
de parameters Assignable Function 1 Mode en Assignable Function 2 Mode op de display GENERAL (pagina 30)
van Voice Common Edit. Bovendien kunt u verschillende functies (anders dan de functies voor het oproepen
van specifieke elementen) toewijzen aan deze knoppen op de display CTL SET (pagina 32) van Voice Edit.

Knoppen

Met deze acht knoppen kunt u verschillende aspecten van de voice in realtime aanpassen, terwijl u speelt.
Met de acht schuifregelaars kunt u het volume van de voice-elementen, performancepartijen en mixpartijen aanpassen.
Zie de Gebruikershandleiding voor instructies over het gebruik van de knoppen in de modus Voice/Performance.
Zie pagina 124 voor instructies over het gebruik van de knippen in de modus Song/Pattern.
Appendix
MIDI
DAW Remote
Druk op de knop [DAW REMOTE] om de modus Remote te activeren. Als u de modus Remote inschakelt, worden de functies van de paneelknoppen gewijzigd, met uitzondering van de knoppen A/D INPUT [ON/OFF], OCTAVE [-]/[+], TRANSPOSE [-]/[+] en [UTILITY], in functies die uitsluitend voor deze modus bedoeld zijn. Raadpleeg de modus Remote in het gedeelte 'Referentie' op pagina 133 voor meer informatie.
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
17
Page 18

Effectblok

Dit blok past effecten toe op de uitgang van zowel het toongeneratorblok als het audio-ingangsblok, waarbij het geluid
wordt verwerkt en verbeterd. De effecten worden toegepast in de laatste bewerkingsfasen, zodat u het geluid naar
wens kunt aanpassen.

Effectstructuur

Systeemeffecten – reverb en chorus
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene ratorb lok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Systeemeffecten worden toegepast op het totaalgeluid. Bij het gebruik van systeemeffecten wordt
het geluid van elke partij verzonden in overeenstemming met het Effect Send-niveau voor elke partij.
Het verwerkte geluid (dit wordt 'nat' genoemd) wordt naar de mixer teruggestuurd op basis van het
retourniveau en uitgevoerd nadat het is gemixt met het onverwerkte 'droge' geluid. Dit instrument
beschikt over de systeemeffecten Reverb en Chorus. Daarnaast kunt u het verzendniveau instellen
van chorus naar reverb. Deze parameter wordt gebruikt voor het toepassen van reverb op de signalen
die worden uitgevoerd door de chorus. U kunt een natuurlijk effect verkrijgen door de reverbdiepte toe
te passen op het chorusgeluid met hetzelfde niveau als dat van het droge geluid.
Insertion-effecten
Insertion-effecten kunnen individueel worden toegepast op alle gespecificeerde partijen voor de
signalen van alle partijen worden samengevoegd. Ze moeten worden gebruikt voor geluiden waarvan
u de kenmerken ingrijpend wilt wijzigen. Elke voice beschikt over een set met A- en B-eenheden.
U kunt verschillende effecttypen instellen voor de Insertion-effecten A en B of een Vocoder-effect
toepassen op Insertion-effecten A en B. Deze instellingen kunnen worden ingesteld op de display
CONNECT (pagina 35) van Voice Common Edit.
Deze synthesizer biedt acht sets Insertion-effecten (één set heeft A- en B-eenheden). Deze effecten
kunnen worden toegepast op alle partijen van de performance en op maximaal acht partijen van de
song/het patroon. Een ander belangrijk Insertion-effect is de Vocoder, die slechts op één partij kan
worden toegepast.
Mastereffect
Dit blok past effecten toe op het uiteindelijke stereo uitgangssignaal van het totaalgeluid.
Er zijn meerdere effecttypen beschikbaar.
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
iOS-toepassingen gebruiken
Appendix
MIDI
Element-EQ
Element-EQ wordt toegepast op elk element van de normale voice en elke toets van de drumvoice.
U kunt één van drie verschillende EQ-vormen kiezen, waaronder shelving of parametrisch.
OPMERKING
Part-EQ/Common-EQ
Deze driebands parametrische EQ wordt toegepast op elke partij van Performance/Mixing. De hoge
band en de lage band zijn van het shelvingtype. De middenband is van het parametrische type.
De instellingen voor Common-EQ vormen de offset voor de instellingen voor de parameters van
de Part-EQ.
OPMERKING
Master-EQ
De Master-EQ wordt toegepast op het uiteindelijke totaalgeluid (na de toepassing van effecten) van het
instrument. In deze EQ worden alle vijf banden ingesteld op parametrisch, maar de hoge en lage band
kunnen ook worden ingesteld op shelving.
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
Element-EQ heeft geen invloed op de ingangssignalen van de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen.
Part-EQ en Common-EQ hebben geen invloed op de ingangssignalen van de A/D INPUT [L]/[R]­aansluitingen.
18
Page 19

Effectaansluitingen in elke modus

Element 1 – 8
Drumtoets C0 – C6
Voic e
Element of toets
Element-EQ
Common-EQ
Insertion A Insertion B
Zendniveau
Chorus
Reverb
Chorus To Re ve rb
Retourniveau
Master-
effect
Master-EQ
In de modus Voice
1 Element-EQ toegepast op elk element (van een normale voice)
en elke toets (van een drumvoice)
Instellingen:
Kan worden ingesteld op de display EQ (pagina 46 en 51) van Voice Element Edit/Voice Key Edit.
2 Common-EQ toegepast op alle elementen en toetsen
Instellingen:
Wordt ingesteld op de display EQ (pagina 32) van Voice Common Edit.
3 Selectie van het Insertion-effect, A of B, dat wordt toegepast
op elk element/elke toets
Instellingen:
Wordt ingesteld in 'EL: OUT' (pagina 35) of 'KEY: OUT' (pagina 47) op de display EFFECT van Voice Common Edit of wordt ingesteld in 'InsEffectOut' (pagina 39) op de display OSC van Voice Element Edit (of Key Edit).
OPMERKING De twee displaytypen zijn aan elkaar gekoppeld en hebben
dezelfde instellingen, alleen in andere indelingen.
4 Parameters in verband met Insertion-effect A/B
Instellingen:
Worden ingesteld op de display CONNECT (pagina 35) en de display INSA/de display INSB (pagina 36) van Voice Common Edit.
5 Parameters in verband met reverb en chorus
Instellingen:
Worden ingesteld op de display CONNECT (pagina 35) en de display CHORUS/de display REVERB (pagina 36) van Voice Common Edit.
6 Parameters in verband met Mastereffect
Instellingen:
Worden ingesteld op de display MFX (pagina 143) in de modus Utility.
7 Parameters in verband met Master-EQ
Instellingen:
Worden ingesteld op de display MEQ (pagina 143) in de modus Utility.
OPMERKING Het effect betreffende het audio-ingangssignaal van de
A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen in de modus Voice wordt ingesteld op de display VCE A/D van de modus Utility. Stel eerst de Insertion-effecten in. Zorg er dan voor dat 'Mode' (pagina 146) op de display USB I/O van de modus Utility is ingesteld als '1StereoRec' en stel het niveau in van het signaal verzonden naar chorus en reverb. Als 'Mode' is ingesteld als 'VST' of '2StereoRec', wordt het uitgangssignaal van het Insertion-effect rechtstreeks verzonden naar de USB [TO HOST]-aansluiting of de OUTPUT [L/MONO]/[R]-aansluitingen.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene ratorb lok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
iOS-toepassingen gebruiken
Appendix
MIDI
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
19
Page 20
In de modus Performance
Voic e
Par t-EQ
Insertion A/B
Partij 1 – 4 A/D Part
Master-
effect
Master-EQ
Reverb
Chorus
Zendniveau
Chorus To Re verb
Retourniveau
Performance
Part (partij)
Part-EQ
Voice-
Insertion A/B
Par t 1 – 16 A/D Part
Master-
effect
Master-EQ
Reverb
Chorus
Zendniveau
Chorus To Re v erb
Retourniveau
Mengen
1 Part-EQ toegepast op elke part
2 Selectie van de parts waarop het Insertion-effect wordt
3 Parameters in verband met reverb en chorus
4 Parameters in verband met Mastereffect
5 Parameters in verband met Master-EQ
OPMERKING Het effect betreffende het audio-ingangssignaal van de
Instellingen:
toegepast
Instellingen:
Instellingen:
Instellingen:
Instellingen:
Wordt ingesteld op de display EQ (pagina 67) van Performance Part Edit.
Wordt ingesteld op de display INS SW (pagina 64) van Performance Common Edit.
Wordt ingesteld op de display CONNECT (pagina 63), de display CHORUS en de display REVERB (pagina 64) van Performance Common Edit en de display EF SEND (pagina 66) van Performance Part Edit.
Wordt ingesteld op de display MFX (pagina 60) van Performance Common Edit.
Wordt ingesteld op de display MEQ (pagina 61) van Performance Common Edit.
A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen in de modus Performance wordt ingesteld op de display A/D IN van Performance Common Edit. Stel eerst de Insertion-effecten in. Zorg er dan voor dat 'Mode' (pagina 146) op de display USB I/O van de modus Utility is ingesteld als '1StereoRec' en stel het niveau in van het signaal verzonden naar chorus en reverb. Als 'Mode' is ingesteld als 'VST' of '2StereoRec', wordt het uitgangssignaal van het Insertion-effect rechtstreeks verzonden naar de USB [TO HOST]-aansluiting of de OUTPUT [L/MONO]/[R]-aansluitingen.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene ratorb lok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
iOS-toepassingen gebruiken
In de modus Mixing
1 Part-EQ toegepast op elke partij
Instellingen:
Wordt ingesteld op de display EQ (pagina 118) van Mixing Part Edit.
2 Selectie van de parts waarop het Insertion-effect wordt
toegepast
Instellingen:
Wordt ingesteld op de display EFFECT (pagina 116) van Mixing Common Edit.
3 Parameters in verband met reverb en chorus
Instellingen:
Wordt ingesteld op de display EFFECT (pagina 116) van Mixing Common Edit.
4 Parameters in verband met Mastereffect
Instellingen:
Wordt ingesteld op de display MFX (pagina 116) van Mixing Common Edit.
5 Parameters in verband met Master-EQ
Instellingen:
Wordt ingesteld op de display MEQ (pagina 116) van Mixing Common Edit.
OPMERKING Het effect betreffende het audio-ingangssignaal van de
A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen in de modus Song/Pattern wordt ingesteld op de display A/D IN van Mixing Common Edit. Stel eerst de Insertion-effecten in. Zorg er dan voor dat 'Mode' (pagina 146) op de display USB I/O van de modus Utility is ingesteld als '1StereoRec' en stel het niveau in van het signaal verzonden naar chorus en reverb. Als 'Mode' is ingesteld als 'VST' of '2StereoRec', wordt het uitgangssignaal van het Insertion-effect rechtstreeks verzonden naar de USB [TO HOST]-aansluiting of de OUTPUT [L/MONO]/[R]-aansluitingen.
Appendix
MIDI
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
20
Page 21

Over het Vocoder-effect

Mic-ingang
Toetsenspel
Robotstem
Formanten maken
Extractie van de stemeigenschappen
Voco de r
MOXF6/MOXF8 omvat een Vocoder-effect. Vocoder is een karakteristieke, 'robotstemachtige' klank, een effect waarmee
eigenschappen die aan het microfoongeluid zijn ontleend, worden toegevoegd aan het geluid van uw toetsenspel.
De menselijke stem bestaat uit geluiden die worden geproduceerd door de stembanden en worden gefilterd door
de keel, neus en mond. Deze klankvormers hebben alle specifieke frequentie-eigenschappen en ze fungeren effectief
als een filter, waarbij verschillende formanten worden gevormd (resonantie). Met het Vocoder-effect worden de
filtereigenschappen geëxtraheerd uit de voice van de microfooningang, waarna de stemformanten opnieuw worden
opgebouwd aan de hand van verschillende banddoorlaatfilters. De machineachtige 'robot'-stem wordt gemaakt door
de hoge klanken van muziekinstrumenten (zoals een synthesizergeluid) door de filters heen te leiden. Raadpleeg
de Gebruikershandleiding voor instructies over het gebruik van het Vocoder-effect.
Over effectcategorieën, -typen en -parameters
Zie de 'Effect Type List' (effecttypelijst) in het PDF-document 'Datalijst' voor informatie over de effectcategorieën van dit instrument en de effecttypen in elke categorie. Zie de 'Effect Parameter List' (effectparameterlijst) in het PDF-document 'Datalijst' voor informatie over de effectparameters die voor elk effecttype kunnen worden ingesteld. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor informatie over de omschrijvingen van elke effectcategorie, elk effecttype en elke effectparameter.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene ratorb lok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
iOS-toepassingen gebruiken
Over vooraf ingestelde instellingen
Het instrument wordt geleverd met vooraf ingestelde parameterinstellingen voor elk effecttype, die zijn opgenomen in sjablonen en kunnen worden geselecteerd via de selectiedisplay Effect Type. Om het gewenste effectgeluid te verkrijgen, selecteert u eerst een standaardinstelling (vooraf ingesteld) dicht bij het geluid dat u wilt bereiken. Vervolgens brengt u de nodige wijzigingen aan in de parameters. Vooraf ingestelde instellingen kunnen in elke display voor effectparameters worden bepaald door 'Preset' in te stellen. Zie het PDF-document 'Data List' (datalijst) voor informatie over elk effecttype.
Appendix
MIDI
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
21
Page 22

Intern geheugen

*2
*1
*1
Intern geheugen
Terugroepbuffer
Vergelijkingsbuffer
(DRAM)
Exclusief instellingen
voor Master en Utility
Presetdata (ROM)
Voice
• Preset arpeggio
• Demo
Bewerkingsbuffer
(DRAM)
Voice Edit
• Mixing Voice Edit
• Performance Edit
• Performance Record
• Song Record
• Song Mixing Edit
• Song Chain
• Pattern Record
• Pattern Patch
• Pattern Mixing Edit
• Pattern Chain
• Utility en Quick Setup
• Master Edit
Gebruikersgeheugen
Flash-ROM
Gebruikersvoice (normaal, drum)
Gebruikersperformance
Gebruikersarpeggio
• Song
• Song Mixing
• Pattern
• Pattern Mixing
• Frase
• Pattern Chain
• Song Chain
• Systeeminstellingen
(Utility-instellingen + Sequencer Setup-instellingen + Mixsjabloon)
• User Master
Bulkdump
Store (opslaan)
Store (opslaan)
Store (opslaan)
MIDI-instrument of computer
Sequence-software MOXF6/MOXF8 Editor
USB-flashgeheugen
.X6V
Interne datacommunicatie
Datacommunicatie tussen deze synthesizer en een extern apparaat
B
u
l
kdump
Laden/opslaan (uitgevoerd in de modus File) *Laden (MOX/MOTIF XF)
MOXF
MOX
MOTIF XF
Overige
.X4V .X3V
.X6G .X4G
.X3G
.X6S .X4S
.X3S
.MID
*4
.X6A
(inclusief alle data in gebruikersgeheugen)
.X4A
(inclusief alle data in gebruikersgeheugen)
.X3A
*3
.MID
.X6P .X4P
.X3P
*4
.X6W .X3W
.WAV .AIF
Flashgeheugen Expansiemodule (optioneel FL512M/ FL1024M)
Bestands-
extensies
De MOXF6/MOXF8 maakt vele verschillende soorten data, zoals voices, performances, songs en patronen.
In deze sectie wordt beschreven hoe u de verschillende soorten data van elkaar kunt onderscheiden en hoe
u geheugenapparaten en -media gebruikt om ze op te slaan.

Intern geheugen van de MOXF6/MOXF8

Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene ratorb lok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
iOS-toepassingen gebruiken
*1 De Mixing-instellingen kunnen worden opgeslagen/opgeroepen als een sjabloon in Song Mixing Job/Pattern Mixing Job.
*2 U kunt de MIDI-sequencedata die in Song Record/Pattern Record zijn opgenomen naar arpeggiodata omzetten. Dit kan worden gedaan met
de volgende handelingen: [SONG] [JOB] [F5] Track 07: Track in Arpeggio of [PATTERN] [JOB] [F5] Track  07: Track in arpeggio
*3 Alleen Voice, Performance, Arpeggio, Mixsjabloon en Golfvormdata.
*4 Alleen Golfvormdata.
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
Appendix
MIDI
22
Page 23
Flash-ROM
ROM (Read Only Memory) is geheugen dat specifiek is ontworpen voor het uitlezen van data.
Er kunnen geen data naar dit geheugen worden geschreven. In tegenstelling tot conventioneel ROM
kan flash-ROM worden overschreven – om uw eigen data erin te bewaren. De inhoud van het flash-ROM
blijft behouden, zelfs als het instrument wordt uitgeschakeld.
DRAM
RAM (Random Access Memory) is geheugen dat specifiek is ontworpen voor het schrijven en lezen
van data. Er zijn twee soorten RAM, afhankelijk van de toestand waarin de data worden opgeslagen.
SRAM (Static RAM) en DRAM (Dynamic RAM). De MOXF6/MOXF8 beschikt alleen over DRAM.
Omdat data in het DRAM verloren gaan als de stroom wordt uitgeschakeld, moet u data uit het DRAM
altijd opslaan naar de Flash-ROM of een USB-flashgeheugen voordat u de stroom uitschakelt.
Uitbreidingsmodule voor het flashgeheugen (optioneel FL512M/FL1024M)
U kunt de samples die u maakt als golfvormen opslaan
door de optionele uitbreidingsmodule voor het flashgeheugen
FL512M/FL1024M te installeren op de MOXF. De samples in de
uitbreidingsmodule voor het flashgeheugen blijven behouden,
ook als het instrument wordt uitgeschakeld, en kunnen onmiddellijk
worden opgeroepen als golfvormen. Dit is handig als u een
gebruikersvoice gebruikt die een golfvorm bevat.
OPMERKING
De optionele FL512M/FL1024M kan alleen golfvormdata verwerken.
Bewerkingsbuffer en gebruikersgeheugen
De bewerkingsbuffer is de geheugenlocatie voor bewerkte data van het volgende type: Voice,
Performance, Master, Song, Mixing en Pattern Mixing. Data die op deze locatie worden bewerkt,
worden in het gebruikersgeheugen opgeslagen. In de modus Voice/Performance/Master/Mixing
is de bewerkingsbuffer slechts voor één programma de geheugenlocatie. Als u een andere voice,
performance, master, song of patroon selecteert, wordt de volledige inhoud van de bewerkingsbuffer
dus opnieuw geschreven met de data voor de door u geselecteerde voice, performance of mixing.
Sla belangrijke data altijd op voordat u een andere voice enz. selecteert. In de modus Song/Pattern is
de bewerkingsbuffer voor de sequencerinstellingen de geheugenlocatie voor de volledige
programma's van beide modi (64 x 2). Als u dus een andere modus (modus Song of modus Pattern) of
een andere song of patroon selecteert, worden de sequencedata van de oude songs/patronen
behouden. Zorg ervoor dat u de sequencedata opslaat voor u de stroom uitschakelt. De sequencedata
zullen immers verloren gaan als de stroom wordt uitgeschakeld. Als u de sequencedata opslaat,
worden alle song- en patroondata, inclusief de Mixing-instellingen, opgeslagen in het
gebruikersgeheugen.
Basisstructuur
Functionele blokken
Too ng ene ratorb lok
A/D-invoerblok
Sequencerblok
Arpeggioblok
Regelblok
Effectblok
Intern geheugen
Referentie
Modus Voice
Modus Performance
Modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Remote
Modus Utility
Snelle configuratie
Modus File
iOS-toepassingen gebruiken
Appendix
MIDI
Bewerkingsbuffer en terugroepbuffer
Als u een andere voice, performance, song of patroon selecteert zonder het item op te slaan dat
u aan het bewerken was, kunt u de oorspronkelijke bewerkingen terugroepen, omdat de inhoud van
de bewerkingsbuffer in het back-upgeheugen wordt opgeslagen. Als u een andere voice, performance,
song of patroon selecteert zonder het item dat u aan het bewerken was op te slaan, kunt u de
oorspronkelijke bewerkingen terugroepen.
OPMERKING
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
Houd er rekening mee dat de terugroepbuffer niet beschikbaar is in de modus Master Edit.
23
Page 24
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE

Referentie

12 3
In deze sectie vindt u een gedetailleerde beschrijving van de parameters die worden gebruikt voor de configuratie van de MOXF6/MOXF8.
Basisconfiguratie van de display
4
6
5
1 Geeft de geselecteerde track aan.
2 Geeft de huidige bewerkingsstatus aan. Bijvoorbeeld: Common Edit of Part Edit.
3 Geeft de voice/performance/song/patroon/master aan die momenteel geselecteerd is voor bewerking.
4 Geeft de momenteel bewerkbare parameters aan.
5 Geeft de verschillende displays aan, ingedeeld volgens functie en in tabformaat. Door te drukken op de functieknoppen [F1] – [F6] kunt
u de display van de corresponderende functie oproepen.
6 Geeft de verschillende displays aan, ingedeeld volgens subfunctie en in tabformaat (als de tab die u hebt geselecteerd in 5 subfuncties
bevat). Door te drukken op de subfunctieknoppen [SF1] – [SF6] kunt u de display van de corresponderende subfunctie oproepen.
Over de symbolen
U kunt de parameters die in de sectie Referentie met dit symbool worden aangeduid direct wijzigen met behulp
van de overeenkomstige knop op het paneel.
Knob
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
24
Page 25
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE

De modus Voice

135276
4
De modus Voice wordt gebruikt voor het selecteren, afspelen en bewerken van de gewenste voices. In dit gedeelte
wordt elke parameter in de vier types beschreven (Voice Play, Normal Voice Edit, Drum Voice en Voice Job). Welke
parameters kunnen worden bewerkt varieert afhankelijk van het voicetype (normale voice en drumvoice).

Voice Play

De modus Voice Play is het belangrijkste 'portaal' voor het activeren van de modus Voice. Hier kunt u een voice
selecteren en afspelen. Bepaalde voice-instellingen kunnen ook in deze modus worden bewerkt.
Bediening
[F1] PLAY
1 Voice B a nk 2 Voice N u m ber
Geeft de geselecteerde voicebank en het voicenummer aan.
3 Favorite Category-indicator
Deze indicator wordt weergegeven als u de geselecteerde voice toewijst aan de Favorite Category.
4 Category
Geeft de hoofdcategorie en subcategorie van de geselecteerde voice aan.
5 TCH (zendkanaal)
Hiermee wordt het MIDI-zendkanaal van het keyboard aangegeven. U kunt het MIDI-zendkanaal van het keyboard
wijzigen door op de knop [TRACK] te drukken zodat de bijbehorende indicator oplicht en door op een van de
nummerknoppen [1] – [16] te drukken. Het MIDI-zendkanaal van het keyboard kan ook met de volgende handeling
worden gewijzigd: [UTILITY] [F6] MIDI [SF1] CH 'KBDTransCh.'
6 (Arpeggio Tempo)
Geeft het arpeggiotempo aan dat is ingesteld voor de geselecteerde voice.
OPMERKING
7 OCT (octaaf)
Geeft de Keyboard Octave-instelling aan.
[SF1] ARP1 (Arpeggio 1) – [SF6] ARP6 (Arpeggio 6)
De arpeggiotypen worden aan de knoppen toegewezen via de 1/8-nootsymbolen in de display. U kunt deze op elk
moment tijdens uw keyboardspel oproepen door op deze knoppen te drukken. U kunt het arpeggiotype instellen
in de display Arpeggio Edit (pagina 27).
Druk op de knop [VOICE].
De display Voice Play
U kunt deze parameter ook instellen door de knop [SHIFT] ingedrukt te houden en verschillende keren herhaaldelijk in het gewenste tempo op de knop [ENTER] te drukken. Deze functie wordt 'Tap Tempo' genoemd.
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
25
Page 26
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F3] PORTA (portamento)
Knob
Knob
Knob
Knob
In deze display kunt u monofoon of polyfoon afspelen selecteren en de portamentoparameters instellen.
De instellingen die u hier vastlegt worden toegepast op dezelfde parameter in Voice Common Edit.
OPMERKING
De portamentoparameters zijn niet beschikbaar als de drumvoice is geselecteerd.
Mono/Poly
Selecteert monofoon of polyfoon geluid.
Instellingen: mono, poly
PortaSW (Portamento Switch)
Bepaalt of portamento wordt toegepast op de huidige voice.
Instellingen: off, on
PortaTime (Portamento Time)
Bepaalt de overgangstijd of -snelheid van de toonhoogte als portamento wordt toegepast.
Instellingen: 0 – 127
PortaMode (Portamento Mode)
Bepaalt hoe portamento op uw keyboardspel wordt toegepast. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding
bij synthesizer' voor meer informatie over de instellingen.
Instellingen: fingered, fulltime
[F4] EG (Envelope Generator)
In dit gedeelte stelt u de offsetwaarde in voor de Amplitude EG en de Filter EG van alle elementen waaruit de voice bestaat.
AEG (Amplitude EG)
ATK (Attack Time)
Bepaalt hoe snel het geluid het maximumniveau bereikt nadat op een toets is gedrukt.
DCY (Decay Time)
Hiermee wordt bepaald hoe snel het volume van het maximale attackniveau naar het sustainniveau daalt.
SUS (Sustain Level)
Bepaalt het sustainniveau waarop het volume wordt vastgehouden terwijl een noot wordt aangehouden, na de initiële attack en decay.
REL (Release Time)
Bepaalt hoe snel het geluid wegsterft (decay) tot stilte nadat de toets is losgelaten.
Instellingen: -64 – +0 – +63
OPMERKING Wanneer er een drumvoice is geselecteerd, zijn Sustain Level en Release Time niet beschikbaar. '---' verschijnt
bij elk van de corresponderende kolommen en deze parameters kunnen niet worden bewerkt.
FEG (Filter EG)
ATK (Attack Time)
Bepaalt de snelheid van filtervariatie vanaf het tijdstip waarop een noot wordt gespeeld tot het maximale oorspronkelijke niveau van de afsnijfrequentie wordt bereikt.
DCY (Decay Time)
Hiermee wordt bepaald hoe snel de afsnijfrequentie van het maximale attackniveau naar het sustainniveau daalt.
REL (Release Time)
Hiermee wordt bepaald hoe snel de afsnijfrequentie van het sustainniveau naar nul daalt zodra een noot wordt losgelaten.
DEPTH
Hiermee bepaalt u het bereik waarbinnen de afsnijfrequentie van de Filter EG wordt gewijzigd.
CUTOF (Cutoff)
Hiermee bepaalt u de afsnijfrequentie voor het filter. Wanneer het laagdoorlaatfilter is geselecteerd, geldt bijvoorbeeld dat het decay helderder is naarmate de waarde hoger is.
RESO (Resonance)
Hiermee wordt de nadruk bepaald die aan de afsnijfrequentie wordt gegeven.
Instellingen: -64 – +0 – +63
Knob
Knob
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
26
Page 27
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F5] ARP ED (Arpeggio Edit)
Knob
Geeft de display Arpeggio Edit (pagina 27) aan in de modus Voice.
[F6] EFFECT
Geeft de display EFFECT (pagina 27) van Voice Common Edit aan.
Arpeggio Edit
Stelt de arpeggiogerelateerde parameters in. Druk op de knoppen [SF1] ARP1 – [SF6] ARP6 in elke display
om de arpeggio te selecteren die u wilt bewerken.
Bediening
[F2] TYPE
Bank (Arpeggio Bank) Category (Arpeggio Category) SubCategory (Arpeggio Sub Category) Type (Arpeggio Type)
Hiermee wordt het gewenste arpeggiotypenummer bepaald in de opgegeven bank en categorie.
Instellingen: Bank................................... pre (preset), user
Category/Subcategory ......Zie het overzicht van categorieën (pagina 11).
Type................................... Zie het PDF-document 'Datalijst'.
VeloRateOfs (Velocity Rate Offset)
Bepaalt de offsetwaarde voor de aanslagsnelheid bij het afspelen van arpeggio. Als de resulterende
aanslagsnelheidswaarde kleiner is dan nul, wordt deze ingesteld op 1. Als de resulterende aanslagsnelheid
groter is dan 128, wordt deze ingesteld op 127.
Instellingen: -100% – +0% – +100%
GateRateOfs (Gate Time Rate Offset)
Bepaalt de offsetwaarde voor de Gate Time Rate bij het afspelen van arpeggio. De Gate-tijd kan niet verder worden
verlaagd dan het normale minimum van 1. Alle waarden buiten dit bereik worden automatisch beperkt tot het minimum.
Instellingen: -100% – +0% – +100%
[F3] MAIN
Tempo (Arpeggio Tempo)
Bepaalt het arpeggiotempo.
Instellingen: 5 – 300
OPMERKING
OPMERKING U kunt deze parameter ook instellen door de knop [SHIFT] ingedrukt te houden en verschillende keren herhaaldelijk
Switch (Arpeggio-schakelaar)
Hiermee wordt bepaald of arpeggio is in- of uitgeschakeld.
Instellingen: off, on
[VOICE] Voice selecteren [F5] ARP ED Modus Voice ARP [EDIT]
Als u het instrument gebruikt met een externe sequencer, DAW-software of een MIDI-apparaat en u het wilt synchroniseren met dat apparaat, moet u de parameter 'MIDI Sync' in de display MIDI van de modus Utility ( instellen op 'external' of 'auto'. Als 'MIDI Sync' wordt ingesteld op 'auto' (alleen als de MIDI-klok voortdurend wordt verzonden) of 'extern', duidt de parameter Tempo hier 'extern' aan en kan deze niet worden gewijzigd.
in het gewenste tempo op de knop [ENTER] te drukken. Deze functie wordt 'Tap Tempo' genoemd.
pagina 149
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
)
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
Hold (Arpeggio Hold)
Bepaalt of het arpeggio blijft doorklinken nadat de toetsen zijn losgelaten. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding
bij synthesizer' voor meer informatie over de instellingen.
Instellingen: sync-off, off, on
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
27
Page 28
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
ChgTiming (Change Timing)
Knob
Knob
Bepaalt de timing voor het omschakelen van het arpeggiotype als u tijdens het afspelen van het arpeggio een ander
type selecteert. Als het arpeggiotype wordt ingesteld op 'realtime', wordt het arpeggiotype onmiddellijk omgeschakeld.
Als het arpeggiotype wordt ingesteld op 'measure', wordt aan het begin van de volgende maat omgeschakeld.
Instellingen: realtime, measure
KeyMode
Bepaalt hoe het arpeggio wordt afgespeeld als u het keyboard bespeelt. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding
bij synthesizer' voor meer informatie over de instellingen.
Instellingen: sort, thru, direct, sortdirect, thrudirect
OPMERKING Enkele arpeggiotypen die tot de 'Cntr'-categorie behoren, hebben mogelijk geen nootevents (pagina 16).
Als een dergelijk arpeggiotype wordt geselecteerd en als 'KeyMode' is ingesteld op 'sort' of 'thru', wordt geen geluid geproduceerd, zelfs niet wanneer de MOXF6/MOXF8 een Note On-bericht ontvangt.
VelMode (Velocity Mode)
Past de aanslagsnelheid van de arpeggionoten aan.
Instellingen: original, thru
OutOctShift (Output Octave Shift)
Verschuift de toonhoogte van het arpeggio omhoog of omlaag in octaven.
Instellingen: -10 – +0 – +10
[F4] LIMIT
NoteLimit (Arpeggio Note Limit)
Bepaalt de laagste en hoogste noten in het nootbereik van het arpeggio.
Instellingen: C -2 – G8
VelocityLimit (Arpeggio Velocity Limit)
Bepaalt de laagste en hoogste aanslagsnelheid die het afspelen van het arpeggio kan activeren.
Instellingen: 1 – 127
[F5] PLAY FX (Play Effect)
Swing
Vertraagt noten op even genummerde tellen (backbeats) om een swinggevoel te creëren.
Instellingen: -120 – +0 – +120
UnitMultiply
Past de afspeeltijd voor het arpeggio aan het tempo aan.
Instellingen: 50%, 66%, 75%, 100%, 133%, 150%, 200%
QtzValue (Quantize Value)
Bepaalt op welke tellen de nootdata in het arpeggio worden gelijkgetrokken, of op welke tellen in het arpeggio swing
wordt toegepast. Het getal rechts van elke waarde geeft de resolutie van de 1/4-noten in clocks aan.
Instellingen: 2 60 (1/32-noot), 63 80 (1/16-noottriool), 6 120 (1/16-noot), 83 160 (1/8-noottriool), 8 240 (1/8-noot),
43 320 (1/4-noottriool), 4 480 (1/4-noot)
QtzStrength (Quantize Strength)
Stelt de 'sterkte' in waarmee nootevents naar de dichtstbijzijnde kwantiseertellen worden getrokken.
Instellingen: 0% – 100%
VelocityRate
Bepaalt hoeveel de aanslagsnelheid van het afspelen van de arpeggio wordt gewijzigd ten opzichte van
de oorspronkelijke waarde.
Instellingen: 0% – 200%
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
GateTimeRate
Bepaalt hoeveel de gatetijd (lengte) van de arpeggionoten wordt gewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke waarde.
Instellingen: 0% – 200%
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
28
Page 29
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
OctaveRange
Knob
Geeft het maximale arpeggiobereik in octaven op.
Instellingen: -3 – +0 – +3
Loop
Bepaalt of de arpeggio één keer of voortdurend wordt afgespeeld terwijl noten worden aangehouden.
Instellingen: off, on
Tri ggerM ode
Als deze parameter wordt ingesteld op 'gate', wordt het afspelen van het arpeggio gestart bij het indrukken van
de noot. Het afspelen wordt gestopt als u de noot weer loslaat. Als deze parameter wordt ingesteld op 'toggle',
wordt het afspelen van het arpeggio gestart en gestopt met het indrukken van de noot. Als u de noot weer loslaat,
is dit niet van invloed op het afspelen van het arpeggio.
Instellingen: gate, toggle
AccntVelTh (Accent Velocity Threshold)
Bepaalt de minimale aanslagsnelheid die de accentfrase activeert.
Instellingen: off, 1 – 127
AccntStrtQtz (Accent Start Quantize)
Hiermee wordt het beginpunt bepaald van de accentfrase als de aanslagsnelheid die wordt opgegeven
in Accent Velocity Threshold hierboven, wordt ontvangen. Als deze parameter wordt ingesteld op 'off', start
de accentfrase zodra de aanslagsnelheid wordt ontvangen. Als deze parameter wordt ingesteld op 'on', wordt
de accentfrase gestart op de tel die is ingesteld voor elk arpeggiotype nadat de aanslagsnelheid is ontvangen.
Instellingen: off, on
RandomSFX
Bepaalt of Random SFX is in- of uitgeschakeld.
Instellingen: off, on
SFXVelOffset (Random SFX Velocity Offset)
Hiermee wordt bepaald hoeveel de aanslagsnelheid van de Random SFX-noten wordt gewijzigd ten opzichte
van de oorspronkelijke waarde.
Instellingen: -64 – +0 – +63
SFXKeyOnCtrl (Random SFX Key on Control)
Als deze parameter wordt ingesteld op 'on', wordt een speciaal Random SFX-geluid afgespeeld met een vooraf
geprogrammeerde aanslagsnelheid. Als de parameter wordt ingesteld op 'off', wordt het Random SFX-geluid
afgespeeld met de aanslagsnelheid die wordt gegenereerd bij het aanslaan van elke noot.
Instellingen: off, on
Fixed SD/BD
Deze parameter is alleen beschikbaar als een drumvoice is toegewezen. Als deze parameter wordt ingeschakeld,
wordt C1 gebruikt als de noot van de basdrum en D1 als de noot van de snaredrum tijdens het afspelen in arpeggio.
Instellingen: off, on
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
29
Page 30
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE

Normal Voice Edit

Een normale voice bestaat uit melodische geluiden van muziekinstrumenten die via het keyboardbereik kunnen worden
afgespeeld en kan maximaal acht elementen bevatten. Er zijn twee typen Normal Voice Edit-displays: de displays
voor Common Edit voor het bewerken van de gemeenschappelijke instellingen voor alle elementen en de displays
voor Element Edit voor het bewerken van de individuele elementen. In dit gedeelte worden de parameters voor
Common Edit en Element Edit beschreven.
Common Edit
Bediening
[F1] GENERAL
[SF1] NAME
Name (Voice Name)
Hiermee voert u de gewenste naam voor de voice in. Als de cursor zich bevindt op 'Name' en u op de knop [SF6] CHAR
drukt, wordt het dialoogvenster voor de voicenaam weergegeven. Voicenamen kunnen uit maximaal 20 tekens bestaan.
U kunt de voicenaam instellen met behulp van de draaiknop [DATA] en de cursorknoppen [<]/[>] terwijl u de knop
[SF6] CHAR ingedrukt houdt. Zie het gedeelte 'Basisbediening' in de Gebruikershandleiding voor meer informatie
over het toekennen van namen aan voices.
MainCtgry (Main Category) SubCtgry (Sub Category)
Bepaalt de hoofd- en subcategorie van de voice. Categorieën zijn trefwoorden die de algemene kenmerken van
de voices aanduiden. Als u de juiste categorie selecteert, wordt het gemakkelijker om de gewenste voice te vinden
tussen het grote aantal voices. Er zijn 17 hoofdcategorieën die typen muziekinstrumenten vertegenwoordigen. Er zijn
er zijn maximaal zes subcategorieën voor elke hoofdcategorie, die meer gedetailleerde typen muziekinstrumenten
vertegenwoordigen.
Instellingen: Zie het 'Overzicht van voicecategorieën' op pagina 53.
[SF2] PLY MODE (Play Mode)
Mono/Poly
Selecteert monofoon of polyfoon geluid.
Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer informatie over de instellingen.
Instellingen: mono, poly
KeyAsgnMode (Key Assign Mode)
Bepaalt de speelmethode wanneer dezelfde noten continu via hetzelfde kanaal worden ontvangen en zonder
bijbehorende noot-uit-berichten. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer informatie
over de instellingen.
Instellingen: single, multi
NoteShift
Bepaalt de transponeerinstelling voor de hoeveelheid (in halve tonen) waarmee de toonhoogte wordt verhoogd
of verlaagd.
Instellingen: -24 – +0 – +24
M. TuningNo. (Micro Tuning Number)
Bepaalt het stemmingssysteem voor de voice. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer'
voor meer informatie over de verschillende stemmingssystemen.
Instellingen: 01 (Equal Temp), 02 (PureMaj), 03 (PureMin), 04 (Werckmeist), 05 (Kirnberger), 06 (Vallot&Yng), 07 (1/4 Shift),
08 (1/4 Tone), 09 (1/8 Tone), 10 (Indian), 11 (Arabic 1), 12 (Arabic 2), 13 (Arabic 3)
[VOICE] Normal Voice selecteren [EDIT] [COMMON]
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
M. TuningRoot (Micro Tuning Root)
Bepaalt de grondtoon voor de functie Micro Tuning.
Instellingen: C – B
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
30
Page 31
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[SF3] PORTA (Portamento)
Knob
Knob
Knob
Switch (Portamento Switch)
Bepaalt of Portamento al dan niet wordt toegepast op uw toetsenspel met de huidige voice.
Instellingen: off, on
Time (Portamento Time)
Bepaalt de overgangstijd of -snelheid van de toonhoogte als portamento wordt toegepast.
Instellingen: 0 – 127
Mode (Portamento Mode)
Bepaalt hoe portamento op uw keyboardspel wordt toegepast.
Instellingen: fingered, fulltime
TimeMode (Portamento Time Mode)
Bepaalt hoe de toonhoogte verandert in de tijd.
Instellingen: rate1, time1, rate2, time2
LegatoSlope (Portamento Legato Slope)
Bepaalt de attacksnelheid van legatonoten wanneer de parameter 'Portamento Switch' hierboven is ingesteld op 'on'
en 'Mono/Poly' is ingesteld op 'mono'. Legatonoten 'overlappen' elkaar, zodat de volgende noot wordt gespeeld voordat
de vorige is losgelaten.
Instellingen: 0 – 7
[SF4] OTHER
A.Func1 (Assignable Function 1 Mode) A.Func2 (Assignable Function 2 Mode)
Bepaalt of de knoppen ASSIGNABLE FUNCTION [1] en [2] fungeren als vergrendeld (vastgehouden) of als tijdelijk
type. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer informatie over de instellingen.
Instellingen: momentary, latch
PB Upper (hoogste pitchbendbereik), PB Lower (laagste pitchbendbereik)
Bepaalt het maximale toonbuigingsbereik in stappen van halve noten.
Instellingen: -48 – +0 – +24
Assign1 (Assign 1 Value) Assign2 (Assign 2 Value)
Bepaalt de offsetwaarde waarmee de functies die zijn toegewezen aan de knoppen ASSIGN 1/2 wordt gewijzigd
ten opzichte van de oorspronkelijke instellingen.
Instellingen: -64 – +0 – +63
OPMERKING U kunt de functies die zijn toegewezen aan de knoppen ASSIGN 1/2 instellen in de display CTL SET (pagina 32).
Knob
[F2] OUTPUT
Volu me
Bepaalt het uitvoerniveau van de geselecteerde voice.
Instellingen: 0 – 127
Pan
Bepaalt de stereopanpositie van de geselecteerde voice.
Instellingen: L63 (uiterst links) – C (midden) – R63 (uiterst rechts)
ChoSend (Chorus Send) RevSend (Reverb Send)
Bepaalt het zendniveau van het signaal dat vanuit Insertion Effect A/B (of het genegeerde signaal)
naar het chorus-/reverbeffect wordt gezonden.
Instellingen: 0 – 127
OPMERKING Zie pagina 19 voor meer informatie over effectverbindingen.
Knob
Knob
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
31
Page 32
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F3] EQ
Dit is een parametrische equalizer met drie frequentiebanden (High, Mid en Low). U kunt het niveau van
elke frequentieband (High, Mid, Low) versterken of verzwakken om het geluid van de voice te wijzigen.
FREQ (Frequency)
Bepaalt de frequentie voor elke frequentieband.
Instellingen: Low: 50,1Hz – 2,00kHz
Mid: 139,7Hz – 10,1kHz High: 503,8Hz – 14,0kHz
GAIN
Bepaalt de niveauversterking van de frequentie (hierboven ingesteld) of de mate waarin de geselecteerde
frequentieband wordt verzwakt of versterkt.
Instellingen: -12,00dB – +0,00dB – +12,00dB
Q
Bepaalt de Q (bandbreedte) voor de middenband.
Instellingen: 0,7 – 10,3
[F4] CTL SET (Controller Set)
[SF1] SET1/2 – [SF3] SET5/6
Aangezien aan elke voice maximaal zes besturingssets kunnen worden toegewezen, zijn er drie pagina's
(Sets 1/2, Sets 3/4 en Sets 5/6) beschikbaar. Zie pagina 53 voor meer informatie over besturingssets.
ElmSw (Element Switch)
Selecteert of de regelaar van invloed is op alle afzonderlijke elementen.
Instellingen: Elementen 1 tot 8 ingeschakeld ('1' tot '8') of uitgeschakeld ('-').
OPMERKING Deze parameter is uitgeschakeld wanneer de Dest (bestemming) die hieronder wordt beschreven is ingesteld
op een parameter die niet is gerelateerd aan de voice-elementen.
Source
Hiermee wordt bepaald welke regelaar moet worden toegewezen aan en moet worden gebruikt voor de geselecteerde
besturingsset. Deze regelaar wordt vervolgens gebruikt om de parameter te regelen die hieronder in Destination is
ingesteld.
Instellingen: PB (pitchbendwiel), MW (modulatiewiel), AT (Aftertouch), FC1/FC2 (voetregelaar 1/2), FS (voetschakelaar),
RB (ribboncontroller), BC (breathcontroller), AS1 (ASSIGN 1), AS2 (ASSIGN 2), FC2 (voetregelaar 2), AF1 (ASSIGNABLE FUNCTION [1]), AF2 (ASSIGNABLE FUNCTION [2])
OPMERKING Als de voetschakelaar is ingesteld op een besturingswijzigingsnummer van 96 of hoger in de display CTL ASSIGN van
de modus Utility, is de voetschakelaar niet beschikbaar als 'Source' van de besturingsset voor de geselecteerde voice.
Dest (Destination)
Hiermee wordt bepaald welke functie wordt bestuurd door de besturingsset in 'Source'.
Instellingen: Zie de lijst met regelaars in het PDF-document 'Data List' (datalijst).
Depth
Bepaalt in welke mate de bestemming wordt beïnvloed door de bronregelaar.
Instellingen: -64 – +0 – +63
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
32
Page 33
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F5] LFO (Low Frequency Oscillator)
[SF1] WAVE
Wave
Selecteert de LFO-golfvorm.
Instellingen: tri, tri+, sawup, sawdwn, squ1/4, squ1/3, squ, squ2/3, squ3/4, trpzd, S/H 1, S/H 2, user
Speed
Past de snelheid (frequentie) van de LFO-variatie aan.
Instellingen: 0 – 63
TempoSync
Bepaalt of de LFO al dan niet wordt gesynchroniseerd met het tempo van het arpeggio of de sequencer
(modus Song of Pattern).
Instellingen: off (niet gesynchroniseerd), on (gesynchroniseerd)
TempoSpeed
Deze parameter is alleen beschikbaar als 'TempoSync' is ingesteld op 'on'. Hiermee kunt u gedetailleerde nootwaarden
instellen die bepalen hoe de LFO synchroon pulseert met het arpeggio of sequencer.
Instellingen: 16th, 8th/3 (1/8-noottriolen), 16th. (gepunctueerde 1/16-noten), 8th, 4th/3 (1/4-noottriolen), 8th. (gepunctueerde 1/8-noten),
4th (1/4-noten), 2nd/3 (1/2-noottriolen), 4th. (gepunctueerde 1/4-noten), 2nd (1/2-noten), whole/3 (hele-noottriolen), 2nd. (gepunctueerde 1/2- noten), 4th x 4 (groepen van vier 1/4-noten; vier 1/4-noten per tel), 4th x 5 (groepen van vijf 1/4-noten; vijf 1/4-noten per tel), 4th x 6 (groepen van zes 1/4-noten; zes 1/4-noten per tel), 4th x 7 (groepen van zeven 1/4-noten; zeven 1/4-noten per tel), 4th x 8 (groepen van acht 1/4-noten; acht 1/4-noten per tel), 4th x 16 (zestien 1/4-noten per tel), 4th x 32 (32 1/4-noten per tel), 4th x 64 (64 1/4-noten per tel)
OPMERKING De werkelijke lengte van de noot is afhankelijk van de interne of externe MIDI-tempo-instelling.
PlayMode
Bepaalt of de LFO herhaaldelijk wordt afgespeeld (loop) of eenmalig (one shot).
Instellingen: loop, one shot
KeyOnReset
Bepaalt of de LFO al dan niet wordt gereset telkens wanneer een noot wordt aangeslagen.
Instellingen: off, each-on, 1st-on
RandomSpeed
Bepaalt de mate waarin de LFO-snelheid willekeurig wordt gewijzigd.
Instellingen: 0 – 127
[SF2] DELAY
Delay
Bepaalt de vertragingstijd tussen het moment waarop u een toets op het toetsenbord aanslaat en het moment
waarop de LFO actief wordt.
Instellingen: 0 – 127
FadeIn (Fade In Time)
Bepaalt na hoeveel tijd het LFO-effect gaat aanzwellen (nadat de 'Delay'-tijd is verstreken).
Instellingen: 0 – 127
Hold
Hiermee wordt bepaald hoe lang de LFO op het maximale niveau wordt vastgehouden.
Instellingen: 0 – 126, hold
FadeOut (Fade Out Time)
Bepaalt hoe lang het LFO-effect wegsterft (nadat de 'Hold'-tijd is verstreken).
Instellingen: 0 – 127
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
33
Page 34
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[SF3] PHASE
Phase
Bepaalt het beginpunt van de fase als de LFO-golf wordt gereset.
Instellingen: 0, 90, 120, 180, 240, 270
OFFSET EL1 – EL8
Bepaalt de wijzigingswaarden van de parameter 'Phase' (hierboven) voor de desbetreffende elementen.
Instellingen: +0, +90, +120, +180, +240, +270
[SF4] BOX
In deze display kunt u de bestemmingsparameter voor de LFO (welk aspect van het geluid de LFO bestuurt),
de elementen die worden beïnvloed door de LFO en de LFO-diepte selecteren. In de drie pagina's (vakken)
voor het instellen van de bestemming kunt u meerdere bestemmingen toewijzen.
ElmSw (LFO Element Switch)
Bepaalt of elk element al dan niet wordt beïnvloed door de LFO.
Dest (Control Destination)
Bepaalt de functies die door de LFO-golf worden bestuurd.
Instellingen: Zie de lijst met regelaars in het PDF-document 'Data List' (datalijst).
OPMERKING Voor wat betreft 'Insertion Effect A Parameter 1–16', 'Insertion Effect B Parameter 1 – 16, en 'Insertion Effect L
Parameter 1 – 32' die worden beschreven in de lijst, worden de daadwerkelijke namen van de parameters van het geselecteerde effecttype in de display weergegeven. Als een van deze namen wordt weergegeven, is er geen functie toegewezen aan de betreffende parameter.
Depth
Bepaalt de LFO-golfdiepte (amplitude).
Instellingen: 0 – 127
DPTRATIO (Depth Ratio) EL1 – EL8
Hiermee worden de offsetwaarden bepaald van de parameter 'Depth' (hierboven) voor de desbetreffende elementen.
Instellingen: 0 – 127
[SF5] USER
Dit menu is alleen beschikbaar als de parameter 'Wave' is ingesteld op 'user'. U kunt een aangepaste LFO-golf maken
die uit maximaal zestien stappen bestaat.
Template
De sjabloon bevat vooraf geprogrammeerde instellingen voor het maken van een originele LFO. U kunt de golf willekeurig
instellen door op de knop [SF1] RANDOM te drukken.
Instellingen: all-64 ............ Waarden van alle stappen worden ingesteld op -64.
all0 ............... Waarden van alle stappen worden ingesteld op 0.
all+64........... Waarden van alle stappen worden ingesteld op +63.
sawup .......... Hiermee maakt u een zaagvormige opwaartse golf.
sawdown...... Hiermee maakt u een zaagvormige benedenwaartse golf.
evnstep........Waarden van alle even stappen worden ingesteld op -64 en waarden van alle oneven stappen worden
ingesteld op +63.
oddstep .......Waarden van alle oneven stappen worden ingesteld op -64 en waarden van alle even stappen worden
ingesteld op +63.
Slope
Bepaalt de hellingeigenschappen van de LFO-golf.
Instellingen: off (geen helling), up, down, up&down
Value (Step Value )
Bepaalt de waarde van elke stap die is ingesteld in de parameter 'Step'.
Instellingen: -64 – +0 – +63
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
Step
Teller: bepaalt de gewenste stap.
Instellingen: 1 – 16
Noemer: bepaalt het maximale aantal stappen.
Instellingen: 2, 3, 4, 6, 8, 12, 16
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
34
Page 35
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F6] EFFECT
22378964
35 !@#$
)
1
[SF1] CONNECT
1 EL: OUT 1 – 8 (Element Out 1 – 8)
Hiermee wordt bepaald welk invoegeffect (A of B) wordt gebruikt voor de verwerking van elk afzonderlijk element.
Met de instelling 'THRU' kunt u de invoegeffecten voor het specifieke element negeren. Als de parameter 'InsEF Connect'
(Insertion Effect Connection) is ingesteld op 'vocoder', wordt het uitgangssignaal opgegeven, zelfs als 'EL: OUT' is
ingesteld op 'INSA' of 'INSB'.
Instellingen: THRU, INSA (Insertion Effect A), INSB (Insertion Effect B)
2 InsA Ctgry (Insertion Effect A Category)/InsB Ctgry (Insertion Effect B Category) 3 InsA Type (Insertion Effect A Type)/InsB Type (Insertion Effect B Type)
Bepaalt de categorie en het type voor de invoegeffecten A of B. Als de parameter 'InsEF Connect' is ingesteld
op 'vocoder', geeft deze parameter het vocodertype aan en bepaalt deze het effecttype voor de vocoder.
Instellingen: Zie het PDF-document 'Data List' (datalijst) voor details over de bewerkbare effectcategorieën en -typen. Zie ook het PDF-
document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor een gedetailleerde beschrijving van elk effecttype.
4 InsEF Connect (Insertion Effect Connection)
Bepaalt de effectrouting voor invoegeffect A en B. De instellingswijzigingen worden weergegeven in het diagram
op de display en bieden u een goed overzicht van de manier waarop het signaal wordt gerouteerd. Zie het gedeelte
'Effectverbindingen in elke modus' in 'Basisstructuur' (pagina 19) voor details.
Instellingen: parallel, insA>B, insB>A, vocoder
OPMERKING Wanneer 'vocoder' is geselecteerd, wordt 'VOCODER' weergegeven in het tabmenu van de knop [SF2] en verdwijnt
het tabmenu van de knop [SF3].
OPMERKING Wanneer 'vocoder' is geselecteerd, wordt het audiosignaal van dit instrument uitgevoerd in mono.
OPMERKING Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor gedetailleerde instructies over het gebruik van de vocoder.
5 Reverb Send
Past het Reverb-zendniveau aan.
Instellingen: 0 – 127
6 Chorus Send
Past het Chorus-zendniveau aan.
Instellingen: 0 – 127
7 Chorus Ctg (Chorus Effect Category) 8 Chorus Typ (Chorus Effect Type)
Bepaalt de categorie en het type van het choruseffect.
Instellingen: Zie het PDF-document 'Datalijst' voor details over de bewerkbare effectcategorieën en -typen. Zie ook het PDF-document
'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor een gedetailleerde beschrijving van elk effecttype.
9 Chorus to Reverb
Bepaalt het zendniveau van het signaal dat wordt verzonden van het chorus- naar het reverbeffect.
Instellingen: 0 – 127
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
35
Page 36
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
) Reverb Type
of
of
Selecteert het type van het reverbeffect.
Instellingen: Zie het PDF-document 'Datalijst' voor details over de bewerkbare effectcategorieën en -typen. Zie ook het PDF-document
'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor een gedetailleerde beschrijving van elk effecttype.
! Chorus Return
Bepaalt het retourniveau van het choruseffect.
Instellingen: 0 – 127
@ Chorus Pan
Bepaalt de panpositie van het Chorus-effectgeluid.
Instellingen: L63 (uiterst links) – C (midden) – R63 (uiterst rechts)
# Reverb Return
Bepaalt het retourniveau van het reverbeffect.
Instellingen: 0 – 127
$ Reverb Pan
Bepaalt de panpositie van het reverbeffectgeluid.
Instellingen: L663 (uiterst links) – C (midden) – R63 (uiterst rechts)
[SF2] INS A (Insertion Effect A) [SF3] INS B (Insertion Effect B) [SF4] CHORUS [SF5] REVERB
Vanuit deze displays kunt u de effectgerelateerde parameters instellen als 'InsEF Connect' in de display CONNECT
is ingesteld op 'parallel', 'insA>B' of 'insB>A'. Deze displays bestaan uit meerdere pagina's en kunnen worden
geselecteerd door te drukken op de cursorknoppen [<]/[>]. In deze displays kunt u ook elke parameter van het
geselecteerde effecttype afzonderlijk en handmatig instellen.
1 Category 2 Type
Bepaalt de categorie en het type van het geselecteerde
effect.
Instellingen: Zie het PDF-document 'Datalijst' voor details
over de bewerkbare effectcategorieën en -typen. Zie ook het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor een gedetailleerde beschrijving van elk effecttype.
OPMERKING De 'Category'-indicator wordt niet
weergegeven in de display REVERB.
1 2
3
3 Preset
Hiermee kunt u vooraf geprogrammeerde instellingen
oproepen voor elk effecttype. Deze zijn ontworpen voor
gebruik in specifieke toepassingen en situaties. U kunt
de manier wijzigen waarop het geluid wordt beïnvloed
door de vooraf geprogrammeerde instellingen.
OPMERKING
Zie het PDF-document 'Datalijst' voor een overzicht van alle presetperformances.
4 Effect Parameters
De effectparameter is afhankelijk van het geselecteerde
effecttype. Zie het PDF-document 'Datalijst' voor
informatie over de bewerkbare effectparameters
van elk effecttype. Zie ook het PDF-document
'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor een
gedetailleerde beschrijving van elke effectparameter.
Modus Voice
Voice Play
Arpeggio Edit
Normal Voice Edit
Common Edit
Element Edit
Drum Voice Edit
4
4
4
Common Edit
Key Edit
Voice Job
Aanvullende informatie
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
36
Page 37
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[SF2] VOCODER
+
+
+
*1 De ruis die is gegenereerd in de vocodereenheid wordt gebruikt. *2 De afsnijfrequentie van de BPF1' mag niet hetzelfde zijn als die van de BPF1. Dit is afhankelijk van de instellingen van Formant Shift en Formant Offset.
HPF
Band 10
Band 9
Band 2
Band 1
Noisegate
Microfooningang
Ruisingang (*1)
Inst-ingang
(toetsenspel)
Extractie van
klankkleureigenschappen
BPF1'
(*2)
Niveau­detectie
BPF1
Volume­regelaar
Uitvoer
BPF1-
versterking
Droog
Nat
Deze display wordt opgeroepen met de knop [SF2] en is alleen beschikbaar als de parameter 'InsEF Connect'
is ingesteld op 'vocoder' in de display [SF1] CONNECT. De vocoderparameters in deze display bepalen de manier
waarop het vocodereffect wordt toegepast.
OPMERKING
Zie pagina 21 voor meer informatie over de vocoderfunctie.
Type
Bepaalt of de vocoder al dan niet wordt toegepast op de huidige voice. Als deze parameter is ingesteld op 'thru',
wordt de vocoder niet toegepast op de voice.
Instellingen: Thru, Vocoder
Attack (Vocoder Attack Time)
Hiermee wordt de attacktijd van het vocodergeluid bepaald.
Instellingen: 1ms – 200ms
Release (Vocoder Release Time)
Bepaalt de releasetijd van het vocodergeluid.
Instellingen: 10ms – 3000ms
MicGateTh (Mic Gate Threshold)
Bepaalt de drempelwaarde van de noisegate voor het microfoongeluid.
Instellingen: -72dB – -30dB
GateSw (Gate Switch)
Bepaalt of het microfoongeluid al dan niet wordt uitgevoerd op het niveau dat is ingesteld in de parameter 'HPFOutLvl'
wanneer u de noten loslaat. Normaal moet u deze parameter instellen op 'on'.
Instellingen: off, on
off: het microfoongeluid wordt altijd uitgevoerd. on: het microfoongeluid wordt alleen uitgevoerd wanneer de noot wordt aangeslagen.
HPF (hoogdoorlaatfilter)
Bepaalt de HPF-afsnijfrequentie voor het microfooningangsgeluid. Bij hogere waarden worden de hoogfrequente
consonanten en sissende geluiden benadrukt (waardoor woorden gemakkelijker te verstaan zijn).
Instellingen: thru, 500Hz – 16,0kHz
HPFOutLvl (High Pass Filter Output Level)
Bepaalt het niveau van het microfoongeluid dat wordt uitgevoerd vanuit het HPF (hoogdoorlaatfilter).
Instellingen: 0 – 127
FormantShift
Bepaalt hoeveel (in BPF) de afsnijfrequentiewaarde van de BPF's (voor de Inst-ingang) omhoog of omlaag wordt
verschoven. Deze parameter kan worden gebruikt om de toonhoogte van het vocodergeluid af te stemmen.
Instellingen: -2, -1, +0, +1, +2
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
37
Page 38
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
FormantOffset
Hiermee worden de afsnijfrequenties van alle BPF's fijngeregeld (voor de Inst-ingang). Deze parameter kan worden
gebruikt om de toonhoogte van het vocodergeluid fijn te regelen.
Instellingen: -63 – +0 – +63
MicLvl (Mic Level)
Bepaalt het niveau van het microfoongeluid dat wordt ingevoerd naar de vocoder.
Instellingen: 0 – 127
InstInpLvl (Inst Input Level)
Bepaalt het geluidsniveau van het keyboardspel, dat wordt ingevoerd naar de Vocoder.
Instellingen: 0 – 127
NoisInpLvl (Noise Input Level)
Bepaalt het niveau van het bijgeluid dat wordt ingevoerd naar de vocoder. Dit kan worden gebruikt om sissende
geluiden en plofklanken te benadrukken en de spraakeigenschappen meer naar voren te halen.
Instellingen: 0 – 127
OutLvl (Output Level)
Bepaalt het uitvoerniveau van de vocoder.
Instellingen: 0 – 127
Dry/Wet (Dry/Wet Balance)
Bepaalt de balans tussen het droge geluid (geen effect toegepast) en het natte geluid (effect toegepast).
Instellingen: D63>W – D=W – D<W63
BPF1 – 10Gain (Band Pass Filter 1 – 10 Gain)
Bepaalt de uitgangsversterking van elke banddoorlaatfilter (1 – 10) voor de Inst-ingang (geluid van het keyboardspel).
BPF1 komt overeen met de laagste formant en BPF 10 komt overeen met de hoogste formant.
Instellingen: -18dB – +18dB
Element Edit
Bediening
[F1] OSC (Oscillator)
[SF1] WAVE (Waveform)
Vanuit deze display kunt u de gewenste golfvorm of het gewenste geluid voor het element selecteren.
ElementSw (Element Switch)
Hiermee wordt bepaald of het momenteel geselecteerde element is in- of uitgeschakeld.
Instellingen: off (inactief), on (actief)
ElementGroup
Bepaalt de groep van de functie XA (pagina 5) zodat de elementen van dezelfde groep na elkaar of in willekeurige
volgorde worden opgeroepen. Deze instelling is niet beschikbaar als de XA-besturingsparameters van alle elementen
zijn ingesteld op 'normal'.
Instellingen: 1 – 8
XACtrl (XA Control)
Bepaalt de werking van de functie XA (Expanded Articulation) van een element.
Instellingen: normal, legato, keyOffSound, waveCycle, waveRandom, all AF off (alle toewijsbare functies uit),
AF1 On (Assignable Function 1 aan), AF2 On (Assignable Function 2 aan)
[VOICE] Normal Voice selecteren [EDIT] Element selecteren
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
38
Page 39
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Wave Bank
Hiermee wordt de golfvormenbank bepaald die wordt toegewezen aan het element. De beschikbare Banks zijn
Preset ('pre') en User ('user'). De vooraf ingestelde bank (Preset) bevat de Vooraf ingestelde golfvormen en de
gebruikersbank (User) bevat de gebruikersgolfvormen (opgeslagen op de optionele uitbreidingsmodule voor
het flashgeheugen).
Instellingen: pre, user
WaveCategory (Waveform Category) WaveNumber (Waveform Number)
Hiermee wordt de golfvorm bepaald voor het geselecteerde element. Zie het 'Overzicht van golfvormen' in het
PDF-document 'Datalijst'.
[SF2] OUTPUT
Vanuit deze display kunt u bepaalde uitgangsparameters voor het geselecteerde element instellen.
KeyOnDelay
Bepaalt de tijd (of de verstreken vertragingstijd) tussen het moment waarop u op een noot op het keyboard drukt en het
punt waarop het geluid daadwerkelijk wordt gespeeld. U kunt voor elk element verschillende vertragingstijden instellen.
Instellingen: 0 – 127
DelayTempoSync
Bepaalt of de 'KeyOnDelay' al dan niet wordt gesynchroniseerd met het tempo van de arpeggio of de sequencer
(modus Song of Pattern).
Instellingen: off (niet gesynchroniseerd), on (gesynchroniseerd)
DelayTempo
Bepaalt de timing van 'KeyOnDelay' als 'DelayTempoSync' is ingesteld op 'on'.
Instellingen: 16th, 8th/3 (1/8-noottriolen), 16th. (gepunctueerde 1/16-noten), 8th, 4th/3 (1/4-noottriolen), 8th. (gepunctueerde 1/8-noten),
4th (1/4-noten), 2nd/3 (1/2-noottriolen), 4th. (gepunctueerde 1/4-noten), 2nd (1/2-noten), whole/3 (hele-noottriolen), 2nd. (gepunctueerde 1/2-noten), 4thx4 (groepen van vier 1/4-noten; vier 1/4-noten per tel), 4thx5 (groepen van vijf 1/4-noten; vijf 1/4-noten per tel), 4thx6 (groepen van zes 1/4-noten; zes 1/4-noten per tel), 4thx7 (groepen van zeven 1/4-noten; zeven 1/4-noten per tel), 4thx8 (groepen van acht 1/4-noten; acht 1/4-noten per tel)
InsEffectOut (Insertion Effect Out)
Hiermee wordt bepaald welk invoegeffect (A of B) wordt gebruikt voor de verwerking van elk afzonderlijk element.
Deze parameter is dezelfde als 'EL: OUT' (pagina 35) in de display [F6] EFFECT  [SF1] CONNECT in Normal Voice
Common Edit. Als u hier een waarde instelt, wordt ook de waarde van die parameter automatisch gewijzigd.
Instellingen: thru (door), ins A (invoegeffect A), ins B (invoegeffect B)
[SF3] LIMIT
NoteLimit
Bepaalt de laagste en de hoogste noot van het keyboardbereik voor elk element.
Instellingen: C -2 – G8
OPMERKING U kunt de noot ook rechtstreeks vanaf het keyboard instellen door de knop [SF6] KBD ingedrukt te houden
en op de gewenste toets te drukken.
VelocityLimit
Hiermee worden de minimum- en maximumwaarden bepaald van het aanslagbereik waarbinnen elk element reageert.
Instellingen: 1 – 127
VelCrossFade (Velocity Cross Fade)
Bepaalt hoe het geluid van een element geleidelijk in volume afneemt in verhouding tot de afstand van
aanslagsnelheidswijzigingen buiten de instelling voor VelocityLimit (hierboven).
Instellingen: 0 – 127
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
39
Page 40
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F2] PITCH
[SF1] TUNE
Vanuit deze display kunt u diverse toonhoogtegerelateerde parameters voor het geselecteerde element instellen.
Coarse (Coarse Tuning)
Hiermee wordt de toonhoogte van elk element bepaald in halve tonen.
Instellingen: -48 – +0 – +48
Fine (Fine Tuning)
Hiermee wordt de fijnstemming bepaald voor de toonhoogte van elk element.
Instellingen: -64 – +0 – +63
FineScaling (Fine Scaling Sensitivity)
Bepaalt de mate bepaald waarin de noten (met name hun positie of octaafbereik) van invloed zijn op de toonhoogte
bij de fijnstemming (hierboven) van het geselecteerde element, waarbij C3 als de basistoonhoogte wordt beschouwd.
Instellingen: -64 – +0 – +63
Random
Hiermee kunt u de toonhoogte van het element op willekeurige wijze variëren voor elke noot die wordt gespeeld.
Instellingen: 0 – 127
[SF2] VEL SENS (Velocity Sensitivity)
Vanuit deze display kunt u bepalen hoe de PEG (Pitch EG) reageert op de aanslag.
EGTime (EG Time Velocity Sensitivity) Segment (EG Time Velocity Sensitivity Segment)
Bepaalt de aanslaggevoeligheid van de PEG-tijdparameters. Selecteer eerst het segment en stel vervolgens
de bijbehorende tijdparameter in.
Instellingen: EGTime: -64 – +0 – +63 Instellingen: Segment: atk, atk+dcy, dcy, atk+rls, all
EGDepth (EG Depth Velocity Sensitivity) Curve (EG Depth Velocity Sensitivity Curve)
Hiermee wordt de aanslaggevoeligheid bepaald van de PEG-diepte. De parameter Curve biedt keuze uit vijf verschillende
preset-aanslaggevoeligheidscurven (grafisch weergegeven in de display) die bepalen hoe de Pitch EG-diepte door de
aanslag wordt beïnvloed.
Instellingen: EGDepth: -64 – +0 – +63 Instellingen: Curve: 0 – 4
Pitch (Pitch Velocity Sensitivity)
Bepaalt de aanslaggevoeligheid van de toonhoogte.
Instellingen: -64 – +0 – +63
[SF3] PEG (Pitch Envelope Generator)
Vanuit deze display kunt u alle tijd- en niveauwaarden voor de Pitch EG instellen. Deze waarden bepalen hoe de
toonhoogte van het geluid na verloop van tijd verandert. U kunt ze gebruiken om de wijziging in toonhoogte te regelen
vanaf het moment dat er op een noot op het keyboard wordt gedrukt, tot het moment dat het geluid stopt. De volledige
namen van de beschikbare parameters worden in de onderstaande tabel weergegeven zoals ze in de display verschijnen.
TIME LEVEL
Instellingen: TIME: 0 – 127
OPMERKING Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer informatie over PEG.
atk (attack)............................ De parameter EG-tijd is van invloed op attacktijd.
atk+dcy (attack + decay).....EG-tijdwaarde is van invloed op Attack-/Decay1-tijd.
dcy (decay) ..........................EG-tijdparameter is van invloed op decaytijd.
atk+rls (attack + release) .....EG-tijdwaarde is van invloed op attack-/releasetijd.
all .......................................... EG-tijd is van invloed op alle PEG-tijdparameters.
HOLD ATK (Attack) DCY1 (Decay 1) DCY2 (Decay 2) REL (Release) DEPTH
Hold Time Attack Time Decay 1 Time Decay 2 Time Release Time Hold Level Attack Level Decay 1 Level Decay 2 Level Release Level Depth
LEVEL: -128 – +0 – +127 DEPTH: -64 – +0 – +63
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
40
Page 41
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[SF4] KEY FLW (Key Follow)
Vanuit deze display kunt u het Key Follow-effect instellen, m.a.w. hoe de toonhoogte van het element en de bijbehorende
Pitch EG reageren op bepaalde noten die (of op een octaafbereik dat) u speelt.
PitchSens (Pitch Key Follow Sensitivity)
Hiermee wordt de gevoeligheid bepaald van het effect Key Follow (het toonhoogte-interval van aangrenzende noten).
De Center Key (volgende parameter) wordt gebruikt als de basistoonhoogte voor deze parameter.
Instellingen: -200% – +0% – +200%
CenterKey (Pitch Key Follow Sensitivity Center Key)
Bepaalt de centrale noot of toonhoogte voor het effect Key Follow op toonhoogte.
Instellingen: C -2 – G8
OPMERKING U kunt de noot ook rechtstreeks vanaf het keyboard instellen door de knop [SF6] KBD ingedrukt te houden
en op de gewenste toets te drukken.
EGTimeSens (EG Time Key Follow Sensitivity)
Hiermee wordt de mate bepaald waarin de noten (met name hun positie of octaafbereik) van invloed zijn op de Pitch EG-
tijden van het geselecteerde element. De Center Key (volgende parameter) wordt gebruikt als de basistoonhoogte voor
deze parameter.
Instellingen: -64 – +0 – +63
CenterKey (EG Time Key Follow Sensitivity Center Key)
Bepaalt de centrale noot of toonhoogte voor het effect Key Follow op Pitch EG.
Instellingen: C -2 – G8
OPMERKING U kunt de noot ook rechtstreeks vanaf het keyboard instellen door de knop [SF6] KBD ingedrukt te houden
en op de gewenste toets te drukken.
[F3] FILTER
[SF1] TYPE
Met deze parameters kunt u uitgebreide instellingen voor het filter uitvoeren. Welke parameters beschikbaar zijn,
is afhankelijk van het filtertype dat hier wordt geselecteerd.
Type
Bepaalt het filtertype voor het huidige element. In principe zijn er vier verschillende filters: LPF (Low Pass Filter),
HPF (High Pass Filter), BPF (Band Pass Filter) en BEF (Band Elimination Filter). Zie het PDF-document
'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer informatie over de instellingen.
Instellingen: LPF24D, LPF24A, LPF18, LPF18s, LPF12+HPF12, LPF6+HPF12, HPF24D, HPF12, BPF12D, BPFw, BPF6, BEF12, BEF6,
DualLPF, DualHPF, DualBPF, DualBEF, LPF12+BPF6, thru
Gain
Bepaalt de versterking (de hoeveelheid versterking die wordt toegepast op het signaal dat naar het filter wordt verzonden).
Instellingen: 0 – 255
Cutoff (Cutoff Frequency)
Bepaalt de afsnijfrequentie voor het filter. Deze wordt gebruikt als de basisfrequentie voor het geselecteerde filtertype.
Instellingen: 0 – 255
Resonance/Width
De functie van deze parameter hangt af van het geselecteerde filtertype. Als het geselecteerde filter een LPF, HPF, BPF
(met uitzondering van BPFw) of BEF is, wordt deze parameter gebruikt om de resonantie in te stellen. Voor het BPFw wordt deze
parameter gebruikt om de frequentiebandbreedte aan te passen. Deze parameter wordt gebruikt om de mate van resonantie
(harmonische nadruk) in te stellen die wordt toegepast op het signaal bij de afsnijfrequentie. Resonantie kan worden gebruikt
in combinatie met de parameter 'Cutoff' om het geluid meer karakter te geven. Voor het BPFw wordt deze parameter gebruikt
om de bandbreedte van signaalfrequenties aan te passen die worden doorgelaten door het filter met het BPFw.
Instellingen: 0 – 127
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
Distance
Bepaalt de afstand tussen de afsnijfrequenties voor de dubbele-filtertypen (twee filters die parallel zijn aangesloten)
en het filter LPF12+BPF6.
Instellingen: -128 – +0 – +127
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
41
Page 42
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
HPFCutoff (High Pass Filter Cutoff Frequency)
Bepaalt de centrale frequentie voor de parameter Key Follow (hieronder) van het HPF. Deze parameter is beschikbaar
wanneer het filtertype 'LPF12+HPF12' of 'LPF6+HPF12' is geselecteerd.
Instellingen: 0 – 255
HPFKeyFlw (High Pass Filter Cutoff Key Follow)
Stelt de functie Key Follow in voor de frequentie van de parameter 'HPFCutoff'. Deze parameter is alleen beschikbaar
wanneer een van de filtertypen 'LPF12+HPF12' of 'LPF6+HPF12' is geselecteerd.
Instellingen: -200% – +0% – +200%
CenterKey (High Pass Filter Cutoff Key Follow Sensitivity Center Key)
Dit geeft aan dat de centrale noot voor 'HPFKeyFlw' hierboven C3 is. Houd er rekening mee dat dit alleen voor displaydoeleinden is. De waarde kan niet worden gewijzigd.
[SF2] VEL SENS (Velocity Sensitivity)
Vanuit deze display kunt u bepalen hoe het filter en de FEG reageren op de aanslag.
EGTime (EG Time Velocity Sensitivity) Segment (EG Time Velocity Sensitivity Segment)
Hiermee wordt de aanslaggevoeligheid bepaald van de FEG Time-parameters. Selecteer eerst het segment en stel
vervolgens de bijbehorende tijdparameter in.
Instellingen: Time: -64 – +0 – +63
Instellingen: Segment: atk, atk+dcy, dcy, atk+rls, all
atk (attack)............................ De parameter EG-tijd is van invloed op attacktijd.
atk+dcy (attack + decay).....EG-tijdwaarde is van invloed op Attack-/Decay1-tijd.
dcy (decay) ..........................EG-tijdparameter is van invloed op decaytijd.
atk+rls (attack + release) .....EG-tijdwaarde is van invloed op attack-/releasetijd.
all .......................................... EG-tijd is van invloed op alle FEG-tijdparameters.
EGDepth (EG Depth Velocity Sensitivity) Curve (EG Depth Velocity Sensitivity Curve)
Bepaalt de aanslaggevoeligheid van de FEG-diepteparameter.
Instellingen: EGDepth: -64 – +0 – +63
Instellingen: Curve: 0 – 4
Cutoff (Cutoff Velocity Sensitivity)
Bepaalt de mate waarin de aanslagsnelheid de afsnijfrequentie van de Filter EG beïnvloedt.
Instellingen: -64 – +0 – +63
Resonance (Resonance Velocity Sensitivity)
Bepaalt de mate waarin de aanslagsnelheid de resonantie van de Filter EG beïnvloedt.
Instellingen: -64 – +0 – +63
[SF3] FEG (Filter Envelope Generator)
Hiermee kunt u alle tijd- en niveauwaarden voor de Filter EG instellen. Deze waarden bepalen hoe de klankkwaliteit
van het geluid na verloop van tijd verandert. U kunt deze parameters gebruiken om de wijziging in afsnijfrequentie
te regelen vanaf het moment dat er op een noot op het keyboard wordt gedrukt, tot het moment dat het geluid stopt.
De volledige namen van de beschikbare parameters worden in de onderstaande tabel weergegeven zoals ze in de
display verschijnen.
HOLD ATK (Attack) DCY1 (Decay 1) DCY2 (Decay 2) REL (Release) DEPTH
TIME
LEVEL
Instellingen: TIME: 0 – 127
OPMERKING Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer informatie over FEG.
Hold Time Attack Time Decay 1 Time Decay 2 Time Release Time
Hold Level Attack Level Decay 1 Level Decay 2 Level Release Level Depth
LEVEL: -128 – +0 – +127 DEPTH: -64 – +0 – +63
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
42
Page 43
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[SF4] KEY FLW (Key Follow)
Vanaf deze display kunt u het Key Follow-effect voor het filter instellen, met andere woorden, hoe de klankkwaliteiten
van het element en de bijbehorende Filter EG reageren op bepaalde noten die (of op een octaafbereik dat) u speelt.
CutoffSens (Cutoff Key Follow Sensitivity)
Bepaalt de mate waarin de noten (met name hun positie of octaafbereik) van invloed zijn op de afsnijfrequentie (hierboven)
van het geselecteerde element, waarbij C3 als de basistoonhoogte wordt beschouwd.
Instellingen: -200% – +0% – +200%
CenterKey (Cutoff Key Follow Sensitivity Center Key)
Dit geeft aan dat de belangrijkste noot voor 'CutoffSens' hierboven C3 is. Houd er rekening mee dat dit alleen voor displaydoeleinden is. De waarde kan niet worden gewijzigd.
EGTimeSens (EG Time Key Follow Sensitivity)
Bepaalt de mate waarin de noten (met name hun positie en octaafbereik) van invloed zijn op de Filter EG-tijden van het
geselecteerde element. De basiswijzigingssnelheid voor de FEG is bij de noot die is opgegeven in CenterKey (hieronder).
Instellingen: -64 – +0 – +63
CenterKey (EG Time Key Follow Sensitivity Center Key)
Bepaalt de centrale noot voor de parameter 'EGTimeSens' hierboven.
Instellingen: C -2 – G8
OPMERKING U kunt de noot ook rechtstreeks vanaf het keyboard instellen door de knop [SF6] KBD ingedrukt te houden
en op de gewenste toets te drukken.
[SF5] SCALE (Filter Scaling)
Break Point 1 – 4
Bepaalt de vier breekpunten door de respectievelijke nootnummers op te geven.
Instellingen: C -2 – G8
OPMERKING U kunt het breekpunt ook rechtstreeks vanaf het keyboard instellen door de knop [SF6] KBD ingedrukt te houden
en op de gewenste toets te drukken.
OPMERKING De breekpunten 1 t/m 4 worden automatisch in oplopende volgorde ingesteld op het keyboard.
Offset 1 – 4
Hiermee wordt de offsetwaarde bepaald voor de afsnijfrequentie bij elk breekpunt.
Instellingen: -128 – +0 – +127
OPMERKING De minimale en maximale afsnijlimieten (respectievelijke de waarde 0 en 127) kunnen nooit worden overschreden,
ongeacht de grootte van deze offsetwaarden.
OPMERKING Elke noot die onder de noot voor breekpunt 1 wordt gespeeld, resulteert in de instelling Break Point 1 Level.
Elke noot die boven de noot voor breekpunt 4 wordt gespeeld, resulteert in de instelling Break Point 4 Level.
OPMERKING Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer instellingsvoorbeelden van
de filterschaalverdeling.
[F4] AMP (Amplitude)
[SF1] LVL/PAN (Level/Pan)
Vanuit deze display kunt u voor elk afzonderlijk element basisinstellingen voor niveau en pan invoeren.
Bovendien vindt u hier enkele gedetailleerde en ongebruikelijke parameters voor beïnvloeding van de panpositie.
Level
Hiermee stelt u het niveau van elk element in.
Instellingen: 0 – 127
Pan (pannen)
Hiermee wordt de stereo panpositie bepaald voor het geselecteerde element.
Instellingen: L63 (uiterst links) – C (midden) – R63 (uiterst rechts)
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
AlternatePan
Hiermee wordt de hoeveelheid bepaald waarmee het geluid van de geselecteerde drumtoets beurtelings naar links en
rechts wordt gepand voor elke noot waarop u drukt. De paninstelling (hierboven) wordt gebruikt als de basispanpositie.
Instellingen: L64 – C – R63
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
43
Page 44
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
RandomPan
Bepaalt de mate waarmee het geluid van het geselecteerde element willekeurig naar links en rechts wordt gepand
voor elke noot die u aanslaat. De paninstelling (hierboven) wordt gebruikt als de centrale panpositie.
Instellingen: 0 – 127
ScalingPan
Hiermee wordt de mate bepaald waarin de noten (met name hun positie of octaafbereik) van invloed zijn op de panpositie,
links en rechts, van het geselecteerde element. Bij noot C3 wordt de paninstelling (hierboven) gebruikt als de basispanpositie.
Instellingen: -64 – +0 – +63
[SF2] VEL SENS (Velocity Sensitivity)
Vanuit deze display kunt u bepalen hoe de Amplitude (volume)-EG reageert op de aanslag.
EGTime (EG Time Velocity Sensitivity) Segment (EG Time Velocity Sensitivity Segment)
Hiermee wordt de aanslaggevoeligheid bepaald van de AEG-tijdparameters. Selecteer eerst 'Segment' en stel vervolgens
de bijbehorende parameter 'EGTime' in.
Instellingen: Time: -64 – +0 – +63
Instellingen: Segment: atk, atk+dcy, dcy, atk+rls, all
atk (attack)............................ EG-tijdparameter is van invloed op attacktijd.
atk+dcy (attack + decay).....EG-tijdwaarde is van invloed op attack/decay1-tijd.
dcy (decay) ..........................EG-tijdparameter is van invloed op decaytijd.
atk+rls (attack + release) .....EG-tijdwaarde is van invloed op attack/releasetijd.
all .........................................EG-tijd is van invloed op alle AEG-tijdparameters.
Level (Level Velocity Sensitivity) Offset (Level Velocity Sensitivity Offset) Curve (Level Velocity Sensitivity Curve)
Hiermee wordt de aanslaggevoeligheid bepaald van het Amplitude EG-niveau. De parameter 'Offset' verhoogt of verlaagt
het niveau dat is opgegeven in 'Level'. De parameter 'Curve' bepaalt hoe de aanslagsnelheid de Amplitude EG beïnvloedt.
Instellingen: Level: -64 – +0 – +63
Instellingen: Offset: 0 – 127
Instellingen: Curve: 0 – 4
[SF3] AEG (Amplitude EG)
Hiermee kunt u alle tijd- en niveauwaarden voor de Amplitude EG instellen. Deze waarden bepalen hoe het geluidsvolume
na verloop van tijd verandert. Met behulp van de AEG kunt u de volumeovergang bepalen van het begin tot het einde
van het geluid. De volledige namen van de beschikbare parameters worden in de onderstaande tabel weergegeven
zoals ze in de display verschijnen.
INT (Initial) ATK (Attack) DCY1 (Decay 1) DCY2 (Decay 2) REL (Release) SUS (Sustain)
TIME
LEVEL
--- Attack Time Decay 1 Time Decay 2 Time Release Time Half Damper Time
Initial Level Attack Level Decay 1 Level Decay 2 Level --- Half Damper Switch
Initial Level, Attack Time/Level, Decay 1 Time/Level, Decay 2 Time/Level, Release Time
Instellingen: TIME: 0 – 127
LEVEL: -128 – +0 – +127
Half Damper Time
Bepaalt hoe snel het geluid wegsterft als de toets wordt losgelaten en u tegelijkertijd voetregelaar FC3 indrukt,
terwijl de parameter Half Damper Switch is ingeschakeld.
Instellingen: 0 – 127
Half Damper Switch
Als het halfdemperpedaal is ingeschakeld, kunt u een 'halfpedaal'-effect produceren zoals op een echte akoestische
piano met behulp van de optionele FC3-voetregelaar die is aangesloten op de aansluiting FOOT SWITCH [SUSTAIN]
op het achterpaneel.
Instellingen: off, on
OPMERKING Als u een halfdempereffect wilt reproduceren met de optionele FC3, stelt u de parameter 'Sustain Pedal' (selectie
voetschakelaar sustainpedaal) in op 'FC3 (Half On)' in de display CTL ASN (pagina 145) van de modus Utility. Houd er rekening mee dat deze instelling niet nodig is voor het besturen van de halfdemper door het verzenden van besturingswijzigingsberichten vanaf een extern op dit instrument aangesloten MIDI-apparaat.
OPMERKING Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer informatie over AEG.
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
44
Page 45
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[SF4] KEY FLW (Key Follow)
saw (zaagtandgolf) tri (driehoekgolf) squ (blokgolf)
Vanuit deze display kunt u het effect Key Follow voor amplitude instellen, m.a.w. hoe het volume van het element
en de bijbehorende Amplitude EG reageren op bepaalde noten die (of op een octaafbereik dat) u speelt.
LevelSens (Level Key Follow Sensitivity)
Hiermee wordt de mate bepaald waarin de noten (met name hun positie of octaafbereik) van invloed zijn op het volume
van het geselecteerde element. Een Center Key-instelling van C3 wordt gebruikt als de basisinstelling.
Instellingen: -200% – +0% – +200%
CenterKey (Level Key Follow Sensitivity Center Key)
Dit geeft aan dat de belangrijkste noot voor 'LevelSens' hierboven C3 is. Houd er rekening mee dat dit alleen voor displaydoeleinden is. De waarde kan niet worden gewijzigd.
EGTimeSens (EG Time Key Follow Sensitivity)
Bepaalt de mate waarin de noten (met name hun positie en octaafbereik) van invloed zijn op de Amplitude EG-tijden
van het geselecteerde element. De Center Key (volgende parameter) wordt gebruikt als de basisamplitude voor deze
parameter.
Instellingen: -64 – +0 – +63
CenterKey (EG Time Key Follow Sensitivity Center Key)
Bepaalt de centrale noot voor de parameter 'EGTimeSens' hierboven.
Instellingen: C -2 – G8
OPMERKING U kunt de noot ook rechtstreeks vanaf het keyboard instellen door de knop [SF6] KBD ingedrukt te houden
en op de gewenste toets te drukken.
RelAdjust (EG Time Key Follow Sensitivity Release Adjustment)
Bepaalt de gevoeligheid van 'EGTimeSens' bij EG Release.
Instellingen: -64 – +0 – +63
[SF5] SCALE (Amplitude Scaling)
Break Point 1 – 4
Bepaalt de vier breekpunten door de respectievelijke nootnummers op te geven.
Instellingen: C -2 – G8
OPMERKING U kunt het breekpunt ook rechtstreeks vanaf het keyboard instellen door de knop [SF6] KBD ingedrukt te houden
OPMERKING De breekpunten 1 t/m 4 worden automatisch in oplopende volgorde ingesteld op het keyboard.
en op de gewenste toets te drukken.
Offset 1 – 4
Bepaalt de verschuivingswaarde voor de instelling 'Level' van elk breekpunt.
Instellingen: -128 – +0 – +127
OPMERKING
Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor instellingsvoorbeelden van de amplitudeschaalverdeling.
[F5] LFO (Low Frequency Oscillator)
Wave
Selecteert de LFO-golfvorm die wordt gebruikt om het geluid te variëren.
Instellingen: saw, tri, squ
Speed
Past de snelheid (frequentie) van de LFO-variatie aan. Hoe hoger de ingestelde waarde, hoe hoger de snelheid.
Instellingen: 0 – 63
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
45
Page 46
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
KeyOnReset
Off On
Toets aan Toets aan
Tijd Tijd
+
0
+
0
Ingesteld op 2 Band Ingesteld op P.EQ
Versterking
Versterking
Lage freq. Instellingen: 50,1Hz – 2,00kHz
Hoge freq. Instellingen: 503,8Hz – 10,1kHz
Frequentie
Hoge versterking Instellingen: -32 – +0 – +32
Lage versterking Instellingen: -32 – +0 – +32
Freq. Instellingen: 139,7Hz – 12,9kHz
Versterking Instellingen: -32 – +0 – +32
Frequentie
Q Instellingen: 0 – 31
Bepaalt of de LFO al dan niet wordt gereset als een noot wordt gespeeld.
Instellingen: off, on
KeyOnDelay
Bepaalt de vertragingstijd tussen het moment waarop een noot-aan-bericht wordt ontvangen en het moment waarop
de LFO actief wordt.
Instellingen: 0 – 127
PMod (Pitch Modulation Depth)
Hiermee wordt de hoeveelheid (diepte) bepaald waarmee de LFO-golfvorm de toonhoogte van het geluid varieert
(moduleert).
Instellingen: 0 – 127
FMod (Filter Modulation Depth)
Hiermee wordt de hoeveelheid (diepte) bepaald waarmee de LFO-golfvorm de filterafsnijfrequentie varieert (moduleert).
Instellingen: 0 – 127
AMod (Amplitude Modulation Depth)
Hiermee wordt de hoeveelheid (diepte) bepaald waarmee de LFO-golfvorm de amplitude of het volume van het geluid
varieert (moduleert).
Instellingen: 0 – 127
FadeInTime
Bepaalt na hoeveel tijd het LFO-effect gaat aanzwellen (nadat de 'KeyOnDelay'-tijd is verstreken).
Instellingen: 0 – 127
[F6] EQ (Equalizer)
Type
Hiermee wordt het equalizertype bepaald.
Instellingen: 2 Band, P.EQ (Parametric EQ), Boost6 (boost 6dB), Boost12 (boost 12dB), Boost18 (boost 18dB), thru
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
2 Band ............................... Dit is een 'shelving'-equalizer, die afzonderlijke hoge en lage frequentiebanden combineert.
P.EQ (Parametric EQ) ........De Parametrische EQ wordt gebruikt om signaalniveaus rondom de frequentie te verzwakken
of te versterken. Dit type biedt 32 verschillende 'Q'-instellingen die de frequentiebandbreedte
van de equalizer bepalen. Boost6 (boost 6dB)/Boost12 (boost 12dB)/Boost18 (boost 18dB)
...........................................Deze instellingen kunnen worden gebruikt om het niveau van het gehele signaal
thru..................................... Met deze instelling worden de equalizers genegeerd en wordt het volledige signaal
met respectievelijk 6dB, 12dB en 18dB te versterken.
niet beïnvloed.
Modus Voice
Voice Play
Normal Voice Edit
Drum Voice Edit
Voice Job
Aanvullende informatie
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
46
Page 47
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE

Drum Voice Edit

Elke drumvoice bestaat uit maximaal 73 drumtoetsen, die worden toegewezen aan noten die verspreid zijn over het
keyboard (C0 tot en met C6). Er zijn twee typen Drum Voice Edit: de displays voor Common Edit voor het bewerken
van de gemeenschappelijke instellingen voor alle toetsen en de displays voor Key Edit voor het bewerken van de
afzonderlijke toetsen. In dit onderdeel worden de parameters voor Common Edit en Key Edit beschreven.
Common Edit
Bediening
[F1] GENERAL
[SF1] NAME [SF4] OTHER
Dit is hetzelfde als in Normal Voice Common Edit. Zie pagina 30.
[F2] OUTPUT
Gelijk aan Normal Voice Common Edit. Zie pagina 31. Daarnaast zijn ook de volgende twee parameters beschikbaar.
InsChoSend (Insertion Chorus Send)
Bepaalt het zendniveau voor de volledige drumvoice (alle toetsen), verzonden vanuit Insertion Effect A/B of vocoder
naar het choruseffect.
Instellingen: 0 – 127
InsRevSend (Insertion Reverb Send)
Bepaalt het zendniveau voor de volledige drumvoice (alle toetsen), verzonden vanuit Insertion Effect A/B of vocoder
naar het reverbeffect.
Instellingen: De instelling van de parameters 'InsChoSend' of 'InsRevSend' is gemeenschappelijk voor alle toetsen. Als u de drumtoets
instelt zodat Insertion A/B of de vocoder genegeerd worden, kan het Chorus-/Reverb-zendniveau voor elke drumtoets afzonderlijk worden ingesteld. Deze parameter heeft ook geen invloed op de toets. In dat geval kunt u het Chorus-/Reverb­zendniveau van elke toets instellen in de parameters 'ChoSend'/'RevSend' in de display [SF2] OUTPUT van de display [F1] OSC van Key Edit.
[F3] EQ
Dit is hetzelfde als in Normal Voice Common Edit. Zie pagina 32.
[F4] CTL SET (Controller Set)
Dit is hetzelfde als in Normal Voice Common Edit. Zie pagina 32. De parameter Element Switch is niet beschikbaar
in Drum Voice Common Edit.
[F6] EFFECT
Dit is hetzelfde als in Normal Voice Common Edit. Zie pagina 27. De 'EL: OUT' (Element Out) is niet beschikbaar
in de display [SF1] CONNECT.
[VOICE] Drum Voice selecteren [EDIT] [COMMON]
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
KEY: OUT
Bepaalt welk invoegeffect (A of B) wordt gebruikt voor de verwerking van elke afzonderlijke drumtoets, en welk
invoegeffect wordt genegeerd (thru). Als de parameter 'InsEF Connect' (Insertion Effect Connection) is ingesteld
op 'vocoder', wordt het uitgangssignaal opgegeven, zelfs als 'EL: OUT' is ingesteld op 'insA' of 'insB'.
Instellingen: thru, insA (insertion A), insB (insertion B)
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
47
Page 48
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Key Edit
Bediening
[F1] OSC (Oscillator)
[SF1] WAVE
Vanuit deze display kunt u de gewenste golf of normale voice selecteren die voor de afzonderlijke drumtoets
wordt gebruikt.
KEY
Bepaalt de gewenste drumtoets. U kunt het gewenste percussie-instrument selecteren door de toets in te drukken.
Instellingen: C0 – C6
ElementSw (Element Switch)
Bepaalt of de op dat moment geselecteerde toets aan of uit is, met andere woorden, of de golf voor de toets actief
of inactief is.
Instellingen: off, on
WaveBank
Hiermee wordt de golfvormenbank bepaald die wordt toegewezen aan het element.
Instellingen: pre, user
WaveCategory (Waveform Category) WaveNumber (Waveform Number)
Hiermee bepaalt u de golfvorm die wordt toegewezen aan de drumtoets door de golfvormcategorie
en het golfvormnummer te selecteren.
Instellingen: Zie het 'Overzicht van golfvormen' in het PDF-document 'Datalijst'.
[SF2] OUTPUT
Vanuit deze display kunt u bepaalde uitgangsparameters voor de geselecteerde drumtoets instellen.
InsEffOut (Insertion Effect Output)
Bepaalt welk invoegeffect (A of B) wordt gebruikt voor de verwerking van elke afzonderlijke drumtoets. Het invoegeffect
wordt genegeerd als 'thru' geselecteerd is. Deze parameter is dezelfde als de parameter 'KEY: OUT' in de display
[F6] EFFECT van Voice Common Edit. Als u hier een waarde instelt, wordt ook de waarde van die parameter
automatisch gewijzigd.
Instellingen: thru, insA (Insertion-effect A), insB (Insertion-effect B)
RevSend (Reverb Send)
Hiermee wordt het niveau bepaald van het drumtoetsgeluid (het genegeerde signaal) dat naar het reverbeffect wordt
gezonden. Deze parameter is alleen beschikbaar als 'InsEffOut' (hierboven) op 'thru' is ingesteld.
Instellingen: 0 – 127
ChoSend (Chorus Send)
Bepaalt het niveau van het drumtoetsgeluid (het genegeerde signaal) dat naar het choruseffect wordt gezonden.
Deze parameter is alleen beschikbaar als Insertion Effect Output (hierboven) op 'thru' is ingesteld.
Instellingen: 0 – 127
[VOICE] selectie Drum Voice [EDIT] selectie Key
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
48
Page 49
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[SF4] OTHER
Vanuit deze display kunt u diverse parameters instellen die betrekking hebben op de manier waarop de afzonderlijke
noten van de drumvoice reageren op keyboard- en MIDI-data.
AssignMode
Bepaalt de speelmethode wanneer dezelfde noten continu via hetzelfde kanaal worden ontvangen en zonder een
bijbehorend noot-uit-bericht. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer informatie
over de instellingen.
Instellingen: single, multi
RcvNoteOff (Receive Note Off)
Bepaalt of MIDI-noot-uit-berichten worden ontvangen door elke drumtoets.
Instellingen: off, on
AltnateGroup (Alternate Group)
Hiermee stelt u de alternatiegroep in waaraan de toets wordt toegewezen. Met deze instelling kunt u het geluid van
een echte drumkit reproduceren, waarin het fysiek onmogelijk is om bepaalde drumgeluiden tegelijkertijd af te spelen,
zoals een open en een gesloten hi-hat.
Instellingen: off, 1 – 127
[SF6] HOLD
In de displays Key Edit kunt u de gewenste drumtoets wijzigen door een toets op het keyboard in te drukken.
Als [SF6] HOLD is ingesteld op 'on' ( ), wordt de gewenste drumtoets gehandhaafd zelfs wanneer u een
andere toets op het keyboard indrukt. Als [SF6] HOLD is ingesteld op 'off' ( ), kunt u de gewenste drumtoets
wijzigen door een andere toets op het keyboard in te drukken.
[F2] PITCH
[SF1] TUNE
Vanuit deze display kunt u diverse toonhoogtegerelateerde parameters voor de geselecteerde toets instellen.
Coarse (Coarse Tuning)
Hiermee wordt de toonhoogte van elke drumtoetsgolf bepaald in halve tonen.
Instellingen: -48 – +0 – +48
Fine (Fine Tuning)
Hiermee wordt de fijnstemming bepaald voor de toonhoogte van elke drumtoetsgolf.
Instellingen: -64 – +0 – +63
[SF2] VEL SENS (Velocity Sensitivity)
Pitch (Pitch Velocity Sensitivity)
Hiermee wordt bepaald hoe de toonhoogte van de geselecteerde drumtoets reageert op de aanslag.
Instellingen: -64 – +0 – +63
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
49
Page 50
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F3] FILTER
[SF1] CUTOFF
U kunt filterinstellingen toepassen op de drumvoice. Met de MOXF6/MOXF8 kunt u op elke afzonderlijke drumtoets
een laagdoorlaatfilter en een hoogdoorlaatfilter toepassen.
LPFCutoff (Low Pass Filter Cutoff)
Gebruik deze parameter om een afsnijfrequentie in te stellen voor het laagdoorlaatfilter.
Instellingen: 0 – 255
LPFReso (Low Pass Filter Resonance)
Hiermee wordt de hoeveelheid resonantie (harmonische nadruk) bepaald die wordt toegepast op het signaal
bij de afsnijfrequentie.
Instellingen: 0 – 127
HPFCutoff (High Pass Filter Cutoff)
Bepaalt de afsnijfrequentie van het hoogdoorlaatfilter.
Instellingen: 0 – 255
[SF2] VEL SENS (Velocity Sensitivity)
LPFCutoff (Low Pass Filter Cutoff)
Bepaalt de aanslaggevoeligheid van de afsnijfrequentie van het laagdoorlaatfilter. Bij positieve instellingen wordt de
afsnijfrequentie hoger naarmate u het keyboard harder bespeelt. Een negatieve instelling heeft het tegenovergestelde
effect.
Instellingen: -64 – +0 – +63
[F4] AMP (Amplitude)
[SF1] LVL/PAN (Level/Pan)
Vanuit deze display kunt u voor het geluid van elke afzonderlijke drumtoets basisinstellingen voor niveau
en pan invoeren. Bovendien vindt u hier enkele gedetailleerde en ongebruikelijke parameters voor beïnvloeding
van de panpositie.
Level
Hiermee wordt de uitgang bepaald voor de geselecteerde drumtoets (golf). Hiermee kunt u gedetailleerde
balansaanpassingen uitvoeren voor de diverse geluiden van de drumvoice.
Instellingen: 0 – 127
Pan
Stelt de panpositie (stereopositie) van elke golf in. Deze positie wordt ook gebruikt voor de basispanpositie
voor de instellingen Alternate (beurtelings) en Random (willekeurig).
Instellingen: L63 (uiterst links) – C (midden) – R63 (uiterst rechts)
AlternatePan
Hiermee wordt de hoeveelheid bepaald waarmee het geluid van de geselecteerde drumtoets beurtelings
naar links en rechts wordt gepand voor elke noot waarop u drukt. De paninstelling (hierboven) wordt gebruikt
als de basispanpositie.
Instellingen: L64 – C – R63
RandomPan
Bepaalt de hoeveelheid waarmee het geluid van de geselecteerde drumtoets willekeurig naar links en rechts wordt
gepand voor elke toets waarop u drukt. De paninstelling (hierboven) wordt gebruikt als de centrale panpositie.
Instellingen: 0 – 127
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
50
Page 51
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[SF2] VEL SENS (Velocity Sensitivity)
Decay 2 Time = 0 – 126
Niveau
Toets aan Toets aan
Attacktijd Decay
1- ti j d
Decay
2-tijd
Tijd
Attacknivea u
Decay 1-niveau
Decay 2 Time = hold
Niveau
Attacktijd Decay
1-tijd
Decay
2-tijd
Tijd
Attackniveau
Decay 1-niveau
Level (Level Velocity Sensitivity)
Bepaalt de aanslaggevoeligheid van het uitgangsniveau van de Amplitude Envelope Generator.
Instellingen: -64 – +0 – +63
[SF3] AEG (Amplitude EG)
AttackTime
Instellingen: 0 – 127
Decay1Time
Instellingen: 0 – 127
Decay1Level
Instellingen: 0 – 127
Decay2Time
Instellingen: 0 – 126, hold
[F6] EQ (Equalizer)
Hetzelfde als in Normal Element Edit. Zie pagina 46.
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
51
Page 52
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE

Voice Job

Bronvoice
Bestemmingsvoice
In Voice Job zijn diverse basisbewerkingen beschikbaar, zoals Initialize en Copy. Nadat u de parameters hebt ingesteld
in de geselecteerde display, drukt u op de knop [ENTER] om de taak uit te voeren.
Bediening
[F1] INIT (Initialize)
Met deze functie kunt u alle voiceparameters terugzetten (initialiseren) naar de standaardinstellingen. Met deze
functie kunt u ook bepaalde parameters selectief initialiseren, zoals algemene instellingen, instellingen voor elke
element-/drumtoets, enz. Dit is heel handig wanneer u een volledig nieuwe voice opbouwt.
Parametertype voor het initialiseren
ALL: alle data in de modi Common Edit en Element (Key) Edit
Common: data in Common Edit
EL: data van de overeenkomende parameters in Element Edit (of Key Edit).
with WaveNo.: als dit selectievakje is ingeschakeld, worden de/het wavebank/wavenummer die aan de elementen
(toetsen) zijn toegewezen geïnitialiseerd.
OPMERKING
OPMERKING Als u het selectievakje inschakelt terwijl een drumvoice is geselecteerd, kunt u een specifieke drumtoets selecteren.
[F2] RECALL (Edit Recall)
Als u een voice aan het bewerken bent en als u een andere voice selecteert zonder de bewerkte voice op te slaan,
worden alle wijzigingen die u heeft aangebracht gewist. Als dat gebeurt, kunt u de functie Edit Recall gebruiken
om de voice te herstellen met behoud van uw laatste wijzigingen.
[F3] COPY
Vanuit deze display kunt u Common- en Element/Drum Key-
parameterinstellingen vanuit elke voice kopiëren naar de voice
die u aan het bewerken bent. Dit is handig als u een voice
aan het maken bent en u bepaalde parameterinstellingen
van een andere voice wilt gebruiken.
Te kopiëren datatype (type)
Common: data van de modus Common Edit
Element (1 – 8): data van de overeenkomende Element Edit-
parameters
Toets C0 – C6: data van de overeenkomende Key Edit-parameters
Procedure voor kopiëren
1. Selecteer de bronvoice.
Als 'Current' is geselecteerd in de bronvoice, is de bronvoice hetzelfde als de doelvoice. Als u een element
naar een ander element in dezelfde voice wilt kopiëren, selecteert u 'Current'.
2. Selecteer de bestemmingsvoice (Current Voice).
3. Wanneer 'Element' of 'Key' is geselecteerd in de bronvoice, selecteert u de te kopiëren partij/toets
in de bestemmingsvoice.
4. Druk op de knop [ENTER].
[F4] BULK (Bulk Dump)
[VOICE] Voice selecteren [JOB]
U kunt de parameters 'Common' en 'EL' en 'Audio' selecteren als het selectievakje is uitgeschakeld.
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
Met deze functie kunt u al uw gewijzigde parameterinstellingen voor de op dat moment geselecteerde voice naar
een computer of een ander MIDI-instrument verzenden om de data te archiveren. Druk op de knop [ENTER] om
de Bulk Dump uit te voeren.
OPMERKING
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
Voor het uitvoeren van Bulk Dump moet u het juiste MIDI-apparaatnummer instellen, met de volgende bewerking: [UTILITY] [F6] MIDI [SF1] CH DeviceNo.
52
Page 53
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE

Aanvullende informatie

Overzicht van voicecategorieën
Dit is de lijst met de hoofdcategorieën en hun subcategorieën waartoe de respectievelijke voices van de MOXF6/MOXF8
behoren.
Hoofdcategorie
(afkorting)
Acoustic Piano (Pn) All Acoustic Piano Layer Modern Vintage Arpeggio ---
Keyboard (Kb) All Electric Piano FM Piano Clavi Synth Arpeggio ---
Organ (Or) All Tone Wheel Combo Pipe Synth Arpeggio ---
Guitar (Gt) All Acoustic Guitar Electric Clean Electric Distortion Synth Arpeggio ---
Bass (Bs) All Acoustic Bass Electric Bass Synth Bass Arpeggio ---
Strings (St) All Solo Ensemble Pizzicato Synth Arpeggio ---
Brass (Br) All Solo Brass Ensemble Orchestra Synth Arpeggio ---
Sax/Woodwind (SW) All Saxophone Flute Woodwind Reed / Pipe Arpeggio ---
Synth Lead (Ld) All Analog Digital Hip Hop Dance Arpeggio ---
Synth Pad/Choir (Pd) All Analog Warm Bright Choir Arpeggio ---
Synth Comping (Sc) All Analog Digital Fade Hook Arpeggio ---
Chromatic Percussion (Cp) All Mallet Percussion Bell Synth Bell Pitched Drum Arpeggio ---
Drum/Percussion (Dr) All Drums Percussion Synth Arpeggio ---
Sound Effect (Se) All Moving Ambient Nature Sci-Fi Arpeggio ---
Musical Effect (Me) All Moving Ambient Sweep Hit Arpeggio ---
Ethnic (Et) All Bowed Plucked Struck Blown Arpeggio ---
Vocoder (Vc) ---
No Assign ---
Instellingsvoorbeelden voor de bestemming
In dit gedeelte lichten we enkele handige voorbeelden toe van de instellingen voor 'Dest' (Destination) van de display
CTL SET in de parameters van Voice Common Edit.
Het volume regelen: Volume
Vibrato toepassen op de voice: Common LFO Depth1 – 3 (CLFO-D1 – 3)
De toonhoogte veranderen: Element Pitch (PCH-Crs)
De helderheid van de voice aanpassen: Element Filter Frequency (FLT-Frq)
De snelheid van de roterende luidspreker wijzigen: Insertion A/B Parameter 1 (INSA/INSB: EfLfoSp)
Een wah-pedaaleffect toepassen op de voice: Insertion A/B Parameter 1 (ins A/B Pedal Ctrl)
Met betrekking tot *1
*1 'Play Mode' = 'loop' in de display [SF1] WAVE van de display [F5] LFO van Voice Common Edit
'Dest' (regelaarbestemming 1 – 3) = 'Pmod' in de display [SF4] BOX van de display [F5] LFO van Voice Common Edit.
*2 'ElmSw' (elementschakelaar besturingsset) = 'on'
*3 'InsA/B Type' = 'Rotary Sp' in de display [F6] EFFECT van Voice Common Edit
'EL: OUT' / 'KEY: OUT' = 'INSA'/'INSB' (toegewezen aan type 'Rotary Speaker') in de display [F6] EFFECT van Voice Common Edit
*4 'InsA/B Type' = 'VCM Pedal Wah' in de display [F6] EFFECT van Voice Common Edit
'EL: OUT' / 'KEY: OUT' = 'INSA'/'INSB' (toegewezen aan type 'VCM Pedal Wah') in de display [F6] EFFECT van Voice Common Edit
*4: de volgende instellingen zijn vereist naast de bovenstaande instellingen.
Subcategorie (afkorting)
*1
*2
*2
*3
*4
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
53
Page 54
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Functies van de knoppen 1 – 8
In dit gedeelte worden de functies uitgelegd die zijn toegewezen aan knop 1 – 8 in de modus Voice.
Zie de Gebruikershandleiding voor instructies.
Als het lampje [TONE 1] brandt:
Knop 1 CUTOFF [VOICE]  [F4] EG  FEG 'CUTOF' pagina 26
Knop 2 RESONANCE [VOICE] [F4] EG FEG 'RESO' pagina 26
Knop 3 FEG DEPTH [VOICE]  [F4] EG  FEG 'DEPTH' pagina 26
Knop 4 PORTAMENTO [VOICE] [F3] PORTA  'PortaTime' pagina 26
Als het lampje [TONE 2] brandt:
Knop 1 ATTACK [VOICE]  [F4] EG  AEG 'ATK' pagina 26
Knop 2 DECAY [VOICE] [F4] EG AEG 'DCY' pagina 26
Knop 3 SUSTAIN [VOICE] [F4] EG AEG 'SUS' pagina 26
Knop 4 RELEASE [VOICE]  [F4] EG  AEG 'REL' pagina 26
Als het lampje [TONE 3] brandt:
Knop 1 VOLUME [VOICE]  [EDIT]  [COMMON] [F2] OUTPUT  'Volume' pagina 31
Knop 2 PAN [VOICE]  [EDIT]  [COMMON] [F2] OUTPUT  'Pan' pagina 31
Knop 3 ASSIGN 1 [VOICE]  [EDIT]  [COMMON] [F4] CTL SET die functie die bij 'Dest'
Knop 4 ASSIGN 2
is ingesteld als 'Source' is ingesteld op 'AS1'/'AS2'
Als het lampje [EQ] brandt:
Knop 5 LOW [VOICE]  [EDIT]  [COMMON] [F3] EQ 'LOW GAIN' pagina 32
Knop 6 MID F [VOICE]  [EDIT]  [COMMON] [F3] EQ  'MID FREQ'
Knop 7 MID [VOICE]  [EDIT]  [COMMON] [F3] EQ  'MID GAIN'
Knop 8 HIGH [VOICE]  [EDIT]  [COMMON] [F3] EQ  'HIGH GAIN'
Als het lampje [EFFECT] brandt:
Knop 5 CHO PRESET [VOICE] [F6] EFFECT [SF4] CHORUS 'Preset' pagina 36
Knop 6 CHO SEND [VOICE] [F6] EFFECT [SF1] CONNECT 'Chorus Send' pagina 35
Knop 7 REV PRESET [VOICE] [F6] EFFECT [SF5] REVERB 'Preset' pagina 36
Knop 8 REV SEND [VOICE] [F6] EFFECT [SF1] CONNECT 'Reverb Send' pagina 35
Als het lampje [ARP] brandt:
Knop 5 GATE TIME [VOICE] ARP [EDIT]  [F5] PLY FX 'GateTimeRate' pagina 28
Knop 6 OCT RANGE [VOICE] ARP [EDIT]  [F5] PLY FX  'OctaveRange' pagina 29
Knop 7 UNITMULTIPLY [VOICE] ARP [EDIT] [F5] PLY FX 'UnitMultiply' pagina 28
Knop 8 TEMPO [VOICE] ARP [EDIT] [F3] MAIN 'Tempo' pagina 27
pagina 32
Modus Voice
Voice Play
[F1] PLAY
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
Normal Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F5] LFO
[F6] EFFECT
Element Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F5] LFO
[F6] EQ
Drum Voice Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] CTL SET
[F6] EFFECT
Key Edit
[F1] OSC
[F2] PITCH
[F3] FILTER
[F4] AMP
[F6] EQ
Voice Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
54
Page 55
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE

De modus Performance

De modus Performance wordt gebruikt voor het selecteren, afspelen en bewerken van de gewenste performance.
Performances kunnen uit maximaal vier partijen (voices) bestaan, die worden geselecteerd uit partij 1 – 4 van de interne
toongenerator. In dit hoofdstuk wordt elke parameter in vier typen beschreven (Performance Play, Performance Edit,
Performance Job en Performance Record).

Performance Play

Performance Play is het belangrijkste 'portaal' voor het activeren van de modus Performance. Hier kunt u een performance
selecteren en afspelen.
Bediening
[F1] PLAY
1 Performance Bank 2 Performance Number
Geeft de bank en het nummer van de geselecteerde performance aan.
3 Favorite Category-indicator
Deze indicator wordt weergegeven als u de geselecteerde performance toewijst aan de Favorite Category.
4 Category
Geeft de hoofdcategorie en subcategorie van de geselecteerde performance aan.
5 TCH (zendkanaal)
Geeft het MIDI-zendkanaal van het toetsenbord aan. U kunt het MIDI-zendkanaal van het keyboard wijzigen door op
de knop [TRACK] te drukken zodat de bijbehorende indicator oplicht en door op een van de nummerknoppen [1] – [16]
te drukken. Het MIDI-zendkanaal van het keyboard kan ook met de volgende handeling worden gewijzigd:
[UTILITY] [F6] MIDI [SF1] CH 'KBDTransCh.'
6 (Arpeggio Tempo)
Geeft het arpeggiotempo aan dat is ingesteld voor de geselecteerde performance.
OPMERKING
7 OCT (octaaf)
Geeft de Keyboard Octave-instelling aan.
Druk op de knop [PERFORM].
135726
4
De display Performance Play
U kunt deze parameter ook instellen door de knop [SHIFT] ingedrukt te houden en verschillende keren herhaaldelijk in het gewenste tempo op de knop [ENTER] te drukken. Deze functie wordt 'Tap Tempo' genoemd.
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance opnemen
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
[SF1] ARP1 (Arpeggio 1) – [SF6] ARP6 (Arpeggio 6)
De arpeggiotypen worden aan de knoppen toegewezen via de 1/8-nootsymbolen in de display. U kunt deze op elk
moment tijdens uw keyboardspel oproepen door op deze knoppen te drukken. U kunt het arpeggiotype instellen
in de display Arpeggio Edit (pagina 57).
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
55
Page 56
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F2] VOICE
1
34 5 6 7
2
Knob
In deze modus kunt u een voice selecteren voor elke partij en bepalen vanuit welk nootbereik deze kan worden
gespeeld.
1 Performance Name
Duidt de naam van de geselecteerde performance aan.
2 Part
Geeft de geselecteerde partij aan.
3 Part Switch
Bepaalt of de partij wordt gebruikt (on) of niet (off). Als u deze parameter instelt op 'on' ( ) kan de partij worden
afgespeeld. Als u deze parameter echter instelt op 'off' ( ), wordt het geluid van de partij uitgeschakeld en verdwijnt
de Part-aanduiding van de display VOICE.
4 Voice B a nk 5 Voice N u m ber 6 Voicenaam
Geeft wordt de bank en het nummer aan van de voices die zijn toegewezen aan partij 1 – 4.
7 Note Limit
Bepaalt de laagste en hoogste noten in het nootbereik van de partij. U stelt deze noot in door [SF4] LIMIT L (Limit Low)
ingedrukt te houden en tegelijkertijd op de gewenste toets op het keyboard te drukken. Hiermee stelt u de laagste noot
in van het bereik waarin de voice van de geselecteerde partij klinkt. U stelt deze noot in door [SF5] LIMIT H (Limit High)
ingedrukt te houden en tegelijkertijd op de gewenste toets op het keyboard te drukken. Hiermee stelt u de hoogste noot
in van het bereik waarin de voice van de geselecteerde partij klinkt. U kunt ook een onder- en een bovenbereik voor
de voice maken, met een nootbereik-'gat' in het midden, door eerst de hoogste noot op te geven. Als u bijvoorbeeld
een nootbegrenzing van 'C5 – C4' instelt, kunt u de voice vanuit twee verschillende soorten bereik bespelen:
C -2 tot C4 en C5 tot C8. Noten die tussen C4 en C5 worden gespeeld, bespelen niet de geselecteerde voice.
[F3] PORTA (Portamento)
PortaSw (Portamento Switch)
Hiermee bepaalt u of portamento voor alle partijen is in- of uitgeschakeld.
Instellingen: off, on
PortaTime (Portamento Time)
Bepaalt de overgangstijd of -snelheid van de toonhoogte als portamento wordt toegepast. De instellingen worden
als offsets toegepast op dezelfde parameter in Performance Part Edit (pagina 65).
Instellingen: 0 – 127
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance opnemen
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
PartSwitch
Bepaalt of portamento voor elke afzonderlijke partij is in- of uitgeschakeld. Deze mogelijkheid is uitsluitend beschikbaar
als PortaSw (zie hiervoor) is ingeschakeld.
[F4] EG
Deze display bevat de basisinstellingen voor EG, zowel volume als filter. De instellingen die u hier maakt, worden
gebruikt om de AEG- en FEG-instellingen in Performance Part Edit te wijzigen (pagina 68). De parameters zijn hetzelfde
als in de display [F4] EG van Voice Play. Zie pagina 26.
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
56
Page 57
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F5] ARP ED (Arpeggio Edit)
Knob
Knob
Druk op deze knop om de display Arpeggio Edit van de modus Performance op te roepen.
[F6] EFFECT
Druk op deze knop om de display EFFECT (pagina 63) van Performance Common Edit op te roepen.
Arpeggio Edit
Deze display bevat de basisinstellingen voor het afspelen van arpeggio, inclusief het type en het tempo in de
modus Performance. De MOXF6/MOXF8 heeft vier arpeggiators. In de modus Performance kunnen de verschillende
arpeggiotypen worden toegewezen aan maximaal vier partijen en kunnen er maximaal vier arpeggiotypen gelijktijdig
worden bespeeld. De parameters zijn hetzelfde als in de modus Voice (pagina 27), met uitzondering van de volgende
parameters.
Bediening
[F1] COMMON
Tempo (Arpeggio Tempo)
Bepaalt het tempo van het arpeggio.
Instellingen: 5 – 300
OPMERKING Als u het instrument gebruikt met een externe sequencer, DAW-software of een MIDI-apparaat en u het wilt
OPMERKING U kunt deze parameter ook instellen door de knop [SHIFT] ingedrukt te houden en verschillende keren herhaaldelijk
Switch (Common Switch)
Bepaalt of arpeggio voor alle partijen is in- of uitgeschakeld. Deze instelling wordt ook toegepast op de knop ARP [ON/
OFF] op het paneel.
Instellingen: off, on
SyncQtzValue (Sync Quantize Value)
Hiermee wordt de daadwerkelijke timing bepaald voor de volgende keer dat het arpeggio wordt afgespeeld als
u dit activeert terwijl het arpeggio van een bepaalde partij wordt afgespeeld. Als de parameter wordt ingesteld op 'off',
start de volgende arpeggio zodra u deze activeert. Het getal rechts van elke waarde geeft de resolutie van de 1/4-noot
in clocks aan.
Instellingen: off (uit), 2 60 (1/32-noot), 63 80 (1/16-noottriool), 6 120 (1/16-noot), 83 160 (1/8-noottriool), 8 240 (1/8-noot),
43 320 (1/4-noottriool), 4 480 (1/4-noot)
QtzStrength (Quantize Strength)
Bepaalt de offsetwaarde voor 'QtzStrength' in de display [F5] PLAY FX. Deze parameter wordt toegepast op alle partijen.
Instellingen: -100 – +0 – +100
[PERFORM] Performance selecteren [F5] ARP ED Modus Performance ARP [EDIT]
synchroniseren met dat apparaat, moet u de parameter 'MIDI Sync' in de display MIDI van de modus Utility (pagina 149) instellen op 'external' of 'auto'. Als 'MIDI Sync' wordt ingesteld op 'auto' (alleen als de MIDI-klok voortdurend wordt verzonden) of 'extern', duidt de parameter Tempo hier 'extern' aan en kan deze niet worden gewijzigd.
in het gewenste tempo op de knop [ENTER] te drukken. Deze functie wordt 'Tap Tempo' genoemd.
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance opnemen
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
VelocityRate
Bepaalt de offsetwaarde voor 'VelocityRate' in de display [F5] PLAY FX. Deze parameter wordt toegepast op alle partijen.
Instellingen: -100 – +0 – +100
GateTimeRate
Hiermee bepaalt u de offsetwaarde voor 'GateTimeRate' in de display [F5] PLAY FX. Deze parameter wordt toegepast
op alle partijen.
Instellingen: -100 – +0 – +100
Swing
Bepaalt de offsetwaarde voor 'Swing' in de display [F5] PLAY FX. Deze parameter wordt toegepast op alle partijen.
Instellingen: -120 – +0 – +120
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
57
Page 58
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F2] TYPE
Dit zijn dezelfde als in de display Arpeggio Edit (pagina 27) van de modus Voice.
[F3] MAIN
Dit zijn dezelfde als in de display Arpeggio Edit (pagina 27) van de modus Voice. De parameter 'Tempo' bevindt zich
echter niet in de display MAIN van de modus Performance. De display omvat de volgende parameter. De tempo-instelling
voor arpeggio bevindt zich in de display COMMON van Arpeggio Edit.
VoiceWithARP (Voice with Arpeggio)
Aan elk arpeggiotype wordt een specifieke voice toegewezen die het best bij het type past. Met deze parameter wordt
bepaald of de toepasselijke voice die is geregistreerd voor elk arpeggiotype wordt toegewezen aan de bewerkte partij.
Als de parameter wordt ingesteld op 'on', wordt de toepasselijke voice toegewezen aan de bewerkte partij in plaats van
de huidige toegewezen voice. Als de parameter wordt ingesteld op 'off', wordt de toepasselijke voice niet toegewezen
aan de bewerkte partij. De momenteel toegewezen voice blijft behouden.
[F4] LIMIT
Dit zijn dezelfde als in de display Arpeggio Edit (pagina 28) van de modus Voice.
[F5] PLAY FX (Play Effect)
Dit zijn dezelfde als in de display Arpeggio Edit (pagina 28) van de modus Voice.
[F6] OUT CH (Output Channel)
OutputSwitch
Als deze schakelaar is ingeschakeld, worden de arpeggio-afspeeldata uitgevoerd via MIDI.
Instellingen: off, on
TransmitCh (Zendkanaal)
Bepaalt het MIDI-zendkanaal voor de arpeggio-afspeeldata. Als het kanaal 'KbdCh' is ingesteld, worden de arpeggio-
afspeeldata uitgevoerd via het MIDI-keyboardzendkanaal ([UTILITY] [F6] MIDI [SF1] CH 'KBDTransCh').
Instellingen: 1 – 16, KbdCh (toetsenbordkanaal)
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance opnemen
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
58
Page 59
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE

Performance Edit

Elke performance kan maximaal vier partijen bevatten. Er zijn twee typen Performance Edit-displays: de displays
voor Common Edit voor het bewerken van de gemeenschappelijke instellingen voor alle vier de partijen en de displays
voor Part Edit voor het bewerken van de instellingen voor afzonderlijke partijen. In dit onderdeel worden de parameters
voor Common Edit en Part Edit beschreven.
Common Edit
Bediening
[F1] GENERAL
[SF1] NAME
In deze display kunt u de categorie (sub- en hoofdcategorie) van de geselecteerde performance toewijzen en een
naam toekennen aan de performance. De naam van de performance kan uit maximaal 20 tekens bestaan. Zie het
gedeelte 'Basisbediening' van de Gebruikershandleiding voor meer informatie over het toekennen van namen.
[SF2] PLY MODE (Play Mode)
SplitPoint
Hiermee wordt het nootnummer bepaald van het splitpunt, waarmee het keyboard in twee verschillende secties
wordt onderverdeeld.
Instellingen: C#-2 – G8
OPMERKING Als de parameter 'SplitLo/Up' van elke partij is ingesteld op 'both', heeft deze parameter geen effect.
OPMERKING Er wordt alleen geluid voortgebracht als u noten speelt binnen het gebied dat overeenkomt met de instelling
OPMERKING U kunt de noot ook rechtstreeks vanaf het keyboard instellen door de knop [SF6] KBD ingedrukt te houden
SplitSwitch
Bepaalt of de instellingen van het splitpunt en de positie Split Lower/Upper in de parameter Part in- of uitgeschakeld
zijn (respectievelijk on of off).
Instellingen: off, on
[SF3] EQ OFS (EQ Offset)
Dit is een parametrische equalizer met drie frequentiebanden (High, Mid en Low). U kunt het niveau van elke
frequentieband (High, Mid, Low) versterken of verzwakken om het geluid van de voice te wijzigen. Hiermee bepaalt
u de offsetwaarde voor dezelfde parameters in de display [F3] EQ (pagina 67).
FREQ (Frequency)
Bepaalt de frequentie voor elke frequentieband.
GAIN
Bepaalt de niveauversterking van de frequentie (zie hierboven) of de mate waarin de geselecteerde frequentieband
wordt verzwakt of versterkt. Hoe hoger de waarde is, hoe meer versterking. Hoe lager de waarde is, hoe minder
versterking.
[PERFORM] Performance selecteren [EDIT] [COMMON]
van de split én van de toonbegrenzing.
en op de gewenste toets te drukken.
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance opnemen
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
Q
Bepaalt de Q (bandbreedte) voor de middenband. Hoe hoger de waarde is, hoe kleiner de bandbreedte. Hoe lager
de waarde is, hoe groter de bandbreedte.
Instellingen: -64 – +0 – +63
[SF4] PORTA (Portamento)
In deze display kunt u de parameters instellen die betrekking hebben op portamento. De parameters zijn hetzelfde
als in Performance Play. Zie pagina 56.
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
59
Page 60
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[SF5] OTHER
Knob
Knob
A.Func1 (Assignable Function 1 Mode) A.Func2 (Assignable Function 2 Mode)
Bepaalt of de knoppen ASSIGNABLE FUNCTION [1] en [2] fungeren als vergrendeld (vastgehouden) of als tijdelijk
type. Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer informatie over de instellingen.
Instellingen: momentary, latch
[F2] OUT/MFX (Output/Master Effect)
[SF1] OUT (Output)
Volu m e
Hiermee bepaalt u het uitvoerniveau van de geselecteerde performance. U kunt het totale volume aanpassen
en voor balans tussen alle partijen zorgen.
Instellingen: 0 – 127
Pan
Hiermee bepaalt u de stereopanpositie van de geselecteerde performance. Via deze parameter wordt de waarde
van dezelfde parameter in de instelling Part Edit gewijzigd.
Instellingen: L63 (uiterst links) – C (midden) – R63 (uiterst rechts)
OPMERKING Met de instelling 'C' (midden) blijven de afzonderlijke paninstellingen voor elke partij behouden.
ChoSend (Chorus Send)
Hiermee bepaalt u het zendniveau van het signaal dat door Insertion Effect A/B (of het genegeerde signaal) wordt
verzonden naar het choruseffect.
Instellingen: 0 – 127
RevSend (Reverb Send)
Hiermee bepaalt u het zendniveau van het signaal dat door Insertion Effect A/B (of het genegeerde signaal) wordt
verzonden naar het reverbeffect.
Instellingen: 0 – 127
OPMERKING Zie pagina 20 voor meer informatie over effectverbindingen in de modus Performance.
[SF2] MFX (Master Effect)
Switch
Bepaalt of het mastereffect al dan niet wordt toegepast op de geselecteerde performance.
Instellingen: off, on
Type
Bepaalt het type Master Effect.
Instellingen: Zie het PDF-document 'Datalijst'.
OPMERKING De beschikbaarheid van de parameters wordt bepaald door het huidige geselecteerde effecttype (met uitzondering
Preset
Hiermee kunt u vooraf geprogrammeerde instellingen oproepen voor elk effecttype, die zijn ontworpen voor gebruik
in specifieke toepassingen en situaties. U kunt de manier wijzigen waarop het geluid wordt beïnvloed door de vooraf
geprogrammeerde instellingen.
OPMERKING
Knob
Knob
van de twee bovengenoemde parameters). Zie het PDF-document 'Datalijst' voor meer informatie.
Zie het PDF-document 'Datalijst' voor een overzicht van alle preseteffecttypen.
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance opnemen
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
Effectparameters
De effectparameter verschilt afhankelijk van het momenteel geselecteerde effecttype. Zie het PDF-document 'Datalijst'
voor informatie over de bewerkbare effectparameters van elk effecttype. Zie ook het PDF-document 'Parameterhandleiding
bij synthesizer' voor een gedetailleerde beschrijving van elke effectparameter.
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
60
Page 61
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F3] MEQ (Master EQ)
Q (frequentiebandbreedte)
Versterking
Frequentie
5-bands LOW LOW MID MID HIGH MID HIGH
+
0
+
0
EQ LOW EQ HIGH
Versterking
Frequentie
Frequentie
Versterking
Frequentie
Frequentie
shelv
Versterking
Frequentie
Frequentie
peak
In deze display kunt u vijfbands toonregeling (LOW, LOW MID, MID, HIGH MID, HIGH) toepassen op alle partijen
van de geselecteerde performance of op alle voices.
+
0
SHAPE
Bepaalt of het equalizertype Shelving of Peaking (parametrisch) wordt gebruikt. Het parametrisch type zorgt ervoor
dat het signaal op de opgegeven frequentie-instelling wordt verzwakt of versterkt. Het type Shelving zorgt ervoor
dat het signaal op hogere of lagere frequenties dan de opgegeven frequentie-instelling wordt verzwakt of versterkt.
Deze parameter is uitsluitend beschikbaar voor de frequentiebanden LOW en HIGH.
Instellingen: shelv (type Shelving), peak (parametrisch type)
+
0
FREQ (Frequency)
Hiermee bepaalt u de middenfrequentie. De frequenties in de nabijheid van dit punt worden verzwakt of versterkt
door de Gain-instelling.
Instellingen: LOW: Shelving 32Hz – 2,0kHz, Peaking 63Hz – 2,0kHz
LOW MID, MID, HIGH MID: 100Hz – 10,0kHz HIGH: 500Hz – 16,0kHz
GAIN
Bepaalt de niveauversterking van de frequentie (zie hierboven) of de mate waarin de geselecteerde frequentieband
wordt verzwakt of versterkt.
Instellingen: -12dB – +0dB – +12dB
Q (Frequency Characteristic)
Hiermee brengt u variatie aan in het signaalniveau van de frequentie-instelling, zodat verschillende karakteristieken
van de frequentiecurve worden verkregen.
Instellingen: 0,1 – 12,0
OPMERKING Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer informatie over de EQ-structuur.
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance opnemen
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
[F4] USB I/O
USB OUTPUT SELECT
Hiermee bepaalt u of het audiosignaal voor elke partij wordt uitgevoerd naar USB 1/2 of USB 3/4. Deze parameter
is alleen beschikbaar als 'Mode' op '2StereoRec' is gezet in de display USB I/O van de modus Utility.
Instellingen: 1&2, 3&4
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
61
Page 62
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[SF6] INFO (Information)
1123
Hiermee wordt de informatie voor instelling van de direct monitor switch, de uitvoermodus voor het audiosignaal
en andere informatie weergegeven.
[F5] A/D IN (A/D Input)
In deze display kunt u parameters instellen voor de invoer vanuit de A/D INPUT [L]/[R]-aansluitingen.
[SF1] OUTPUT
Volu me
Bepaalt het uitgangsniveau van de A/D-invoerpart.
Instellingen: 0 – 127
Pan
Bepaalt de stereopanpositie van de A/D-invoerpart.
Instellingen: L63 (uiterst links) – C (midden) – R63 (uiterst rechts)
Chorus Send
Bepaalt het zendniveau van het signaal van de audio-invoerpartij dat wordt verzonden naar het koorklankeffect.
Hoe hoger de waarde is, hoe duidelijker de koorklank is.
Instellingen: 0 – 127
Reverb Send
Bepaalt het zendniveau van het signaal van de audio-invoerpartij dat wordt verzonden naar het nagalmeffect.
Hogere waarden zorgen voor een duidelijkere nagalm (Reverb).
Instellingen: 0 – 127
Dry Level
Bepaalt het niveau van de A/D-invoerpartij dat niet is bewerkt met de systeemeffecten (Chorus, Reverb).
Instellingen: 0 – 127
Mono/Stereo
Bepaalt de signaalconfiguratie van de A/D-invoerpartij of de wijze waarop de signalen worden of mono).
Instellingen: LMono, RMono, LRMono, stereo
LMono................................ Alleen het linkerkanaal van de audio-invoer wordt gebruikt.
RMono ............................... Alleen het rechterkanaal van de audio-invoer wordt gebruikt.
LRmono ............................. Het linker- en rechterkanaal van de audio-invoer worden gemixt en bewerkt in mono.
stereo.................................Zowel het linker- als het rechterkanaal van de audioinvoer wordt gebruikt.
[SF2] CONNECT (Insertion Effect Connection)
In deze display kunt u de invoegeffecttypen instellen die worden toegepast op het audio-ingangssignaal in de modus
Performance. U kunt het System Effect instellen in de display EFFECT (pagina 63).
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance opnemen
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
2
1 InsA Ctgry (Insertion Effect A Category)/ InsB Ctgry (Insertion Effect B Category) 2 InsA Type (Insertion Effect A Type)/ InsB Type (Insertion Effect B Type)
Bepaalt de categorie en het type voor de invoegeffecten A of B.
Instellingen: Zie het PDF-document 'Datalijst' voor details over de bewerkbare effectcategorieën en -typen. Zie ook het PDF-document
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor een gedetailleerde beschrijving van elk effecttype.
62
Page 63
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
3 InsEF Connect (Insertion Effect Connection)
Bepaalt de effectrouting voor invoegeffect A en B. De instellingswijzigingen worden weergegeven in het diagram
op de display en bieden u een goed overzicht van de manier waarop het signaal wordt gerouteerd.
Instellingen: insA>B, insB>A
insA>B ............................... Signalen die zijn verwerkt met invoegeffect A worden verzonden naar invoegeffect B en
signalen die zijn verwerkt met invoegeffect B worden verzonden naar Reverb en Chorus.
insB>A ............................... Signalen die zijn verwerkt met invoegeffect B worden verzonden naar invoegeffect A en
signalen die zijn verwerkt met invoegeffect A worden verzonden naar Reverb en Chorus.
[SF3] INS A (Insertion Effect A) [SF4] INS B (Insertion Effect B)
Deze displays bestaan uit verschillende pagina's en kunnen worden geselecteerd met de cursorknoppen [<]/[>].
In deze displays kunt u ook elke parameter van het geselecteerde effecttype afzonderlijk en handmatig instellen.
Categorie Type
Bepaalt de categorie en het type van het geselecteerde effect.
Instellingen: Zie het PDF-document 'Datalijst' voor details over de bewerkbare effectcategorieën en -typen. Zie ook het PDF-document
'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor een gedetailleerde beschrijving van elk effecttype.
Preset
Hiermee kunt u vooraf geprogrammeerde instellingen oproepen voor elk effecttype, die zijn ontworpen voor gebruik
in specifieke toepassingen en situaties. U kunt de manier wijzigen waarop het geluid wordt beïnvloed door de vooraf
geprogrammeerde instellingen.
OPMERKING
Zie het PDF-document 'Datalijst' voor een overzicht van alle preseteffecttypen.
Effectparameters
De effectparameter verschilt afhankelijk van het momenteel geselecteerde effecttype. Zie het PDF-document 'Datalijst'
voor informatie over de bewerkbare effectparameters van elk effecttype. Zie ook het PDF-document 'Parameterhandleiding
bij synthesizer' voor gedetailleerde beschrijvingen van elke effectparameter.
[F6] EFFECT
[SF1] CONNECT
Het aansluittype Insertion is afhankelijk van de instelling van de voice die is toegewezen aan de geselecteerde partij.
In deze display wordt het systeemeffect toegepast op alle partijen.
Chorus Ctg (Chorus Category) Chorus Type Reverb Type
Bepaalt de categorie en het type van het geselecteerde choruseffect en reverbeffect.
Instellingen: Zie het PDF-document 'Datalijst' voor details over de bewerkbare effectcategorieën en -typen. Zie ook het PDF-document
'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor gedetailleerde beschrijvingen van elk effecttype.
Chorus Return Reverb Return
Bepaalt het retourniveau van het chorus-/reverbeffect.
Instellingen: 0 – 127
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance opnemen
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
Chorus Pan Reverb Pan
Bepaalt de panpositie van het chorus-/reverbeffectgeluid.
Instellingen: L63 (uiterst links) – C (midden) – R63 (uiterst rechts)
Chorus To Reverb
Bepaalt het zendniveau van het signaal dat wordt verzonden van het chorus- naar het reverbeffect.
Instellingen: 0 – 127
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
63
Page 64
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[SF2] INS SW (Insertion Effect Switch)
In deze display kunt u de partijen instellen waarvoor de invoegeffecten worden gebruikt.
[SF4] CHORUS [SF5] REVERB
Het aantal beschikbare parameters en waarden is afhankelijk van het huidige geselecteerde effecttype.
Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer informatie over parameters.
Part Edit
Bediening
[F1] VOICE
[SF1] VOICE
PartSw (Part Switch)
Bepaalt voor elke partij of deze is in- of uitgeschakeld.
Instellingen: off, on
Bank
Bepaalt de voicebank (pagina 7) voor elk van de partijen.
Number
Hiermee bepaalt u het programmanummer van de voice voor elk van de partijen.
P.WithVce (Parameter with Voice)
Hiermee wordt bepaald of de volgende parameterinstellingen van de geselecteerde voice al dan niet worden
gekopieerd van de voice naar de huidige partij als u een voice afzonderlijk wijzigt voor de huidige partij.
• Arpeggio-instellingen
• Filter Cutoff Frequency
• Filter Resonance
• Amplitude EG
•Filter EG
• Pitch Bend Range (Upper/Lower)
• Note Shift (nootverschuiving)
OPMERKING
Instellingen: off (niet gekopieerd), on (gekopieerd)
[SF2] MODE
Mono/Poly
Selecteert monofoon of polyfoon afspelen voor elke part. Monofoon wordt alleen gebruikt voor enkele noten en polyfoon
wordt gebruikt om verschillende noten gelijktijdig te spelen.
Instellingen: mono, poly
OPMERKING Deze parameter is niet beschikbaar voor de partij waaraan een drumvoice is toegewezen.
[PERFORM] Performance-selectie [EDIT] Part-selectie
Ongeacht de instelling voor 'P.WithVce' worden de volgende instellingen altijd gekopieerd als een normale voice wordt geselecteerd: 'Mono/Poly', 'Switch' (Portamento Part Switch), 'Time' (Portamento Time) en 'Mode' (Portamento Mode).
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance opnemen
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
SplitLo/Up (Split Lower/Upper)
Bepaalt welk gebied van het keyboard het geluid produceert. Als 'upper' is geselecteerd, produceren alleen noten
bij het splitpunt (parameter Common) of daarboven geluid. Als 'lower' is geselecteerd, produceren alleen de noten
beneden het splitpunt geluid. Als 'both' is geselecteerd, produceren alle noten van het keyboard geluid. Er wordt
feitelijk geluid voortgebracht als u noten speelt binnen het gebied dat overeenkomt met deze instellingen en de
instelling voor toonbegrenzing.
Instellingen: both, lower, upper
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
64
Page 65
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
ArpPlyOnly (Arpeggio Play Only)
Knob
Knob
127
0
127
Als Offset (onder) is ingesteld op 64:
Resulterende werkelijke
aanslagsnelheid (van invloed
op de toongenerator)
Aanslagsnelheid waarmee u een noot speelt
Depth = 127
Depth = 64
Depth = 32
Depth = 0
Bepaalt of de huidige partij alleen de nootevents van het arpeggiospel afspeelt. Als deze parameter is ingeschakeld,
zijn alleen de nootevents van het arpeggiospel van invloed op het toongeneratorblok.
Instellingen: off, on
[SF3] LIMIT
NoteLimitH (Note Limit High) NoteLimitL (Note Limit Low)
Bepaalt de laagste en hoogste noten van het keyboardbereik voor elke partij. Elk van de partijen is uitsluitend hoorbaar
bij gespeelde noten binnen het opgegeven bereik.
Instellingen: C -2 – G8
OPMERKING Als u eerst de hoogste noot opgeeft en daarna de laagste noot, bijvoorbeeld 'C5 tot C4', bedraagt het nootbereik
'C-2 tot C4' en 'C5 tot G8'.
VelLimitH (Velocity Limit High) VelLimitL (Velocity Limit Low)
Bepaalt de minimum- en maximumwaarde van het aanslagbereik waarbinnen elke partij reageert. Elk van de partijen
is uitsluitend hoorbaar bij gespeelde noten binnen het opgegeven aanslagbereik.
Instellingen: 1 – 127
OPMERKING Als u eerst de maximumwaarde opgeeft en daarna de minimumwaarde, bijvoorbeeld '93 tot 34', bedraagt het
aanslagbereik '1 tot 34' en '93 tot 127'.
[SF4] PORTA (Portamento)
Bepaalt de portamentoparameters voor elk van de partijen. Portamento wordt gebruikt om een geleidelijke overgang
te realiseren in de toonhoogte van de als eerste gespeelde noot op het keyboard naar de toonhoogte van de volgende
noot.
Switch (Portamento Part Switch)
Bepaalt of portamento al dan niet wordt toegepast op elke partij.
Instellingen: off, on
Time (Portamento Time)
Hiermee bepaalt u de overgangsduur tussen toonhoogten. Hogere waarden resulteren in een langere
toonhoogtewijzigingstijd, of een lagere snelheid.
Instellingen: 0 – 127
Mode (Portamento Mode)
Hiermee bepaalt u de portamento-modus.
Instellingen: full, fingr
full ...................................... Portamento wordt altijd toegepast.
fingr (fingered)................... Portamento wordt uitsluitend toegepast wanneer u legato speelt
(de volgende noot speelt voordat u de voorgaande noot hebt losgelaten).
OPMERKING Deze portamentoparameters zijn niet beschikbaar voor de partij waaraan een drumvoice is toegewezen.
[SF5] VEL SENS (Velocity Sensitivity)
VelSensDpt (Velocity Sensitivity Depth)
Hiermee bepaalt u de mate waarin het resulterende volume van de toongenerator reageert op uw aanslagsterkte.
Naarmate de waarde hoger wordt, verandert het volume als gevolg van de kracht die u uitoefent, meer
(zie de afbeelding hieronder).
Instellingen: 0 – 127
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance opnemen
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
65
Page 66
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
VelSensOfs (Velocity Sensitivity Offset)
Als Depth (hierboven) = 64 en Offset = 32
Als Depth (hierboven) = 64 en Offset = 64
Als Depth (hierboven) = 64 en Offset = 96
Resulterende
werkelij ke
aanslagsnelheid
(van invloed op de
toongenerator)
Resulterende
werkelijke
aanslagsnelheid
(van invloed op de
toongenerator)
Aanslagsnelheid waarmee
u een noot speelt
Aanslagsnelheid waarmee
u een noot speelt
Aanslagsnelheid waarmee
u een noot speelt
Resulterende
werkelij ke
aanslagsnelheid
(van invloed op de
toongenerator)
Knob
Knob
Knob
Hiermee bepaalt u de mate waarin gespeelde aanslagsnelheden worden aangepast voor het aanslageffect dat hiervan
het resultaat is. Hierdoor kunt u alle snelheden in dezelfde mate verhogen of verlagen, zodat automatische compensatie
mogelijk is voor te harde en te zachte aanslagen.
Instellingen: 0 – 127
127
012764
127
0
12764
127
0
64
127
[SF6] OTHER
PB Upper (hoogste pitchbendbereik) PB Lower (laagste pitchbendbereik)
Bepaalt het maximale pitchbendbereik voor elke part in stappen van halve noten. Dit is hetzelfde als in
Voice Common Edit. Zie pagina 31.
Instellingen: -48 semi – +0 semi – +24 semi
Assign 1 (Assign 1 Value) Assign 2 (Assign 2 Value)
Bepaalt hoeveel de waarde van de functies die is toegewezen aan de knoppen ASSIGN 1/2 wordt gewijzigd ten
opzichte van de oorspronkelijke instellingen. U kunt de functies die zijn toegewezen aan de knoppen ASSIGN 1/2
instellen in de display CTL SET (pagina 32) van Voice Common Edit.
Instellingen: -64 – +0 – +63
Knob
[F2] OUTPUT
[SF1] VOL/PAN (Volume/Pan)
Volu me
Hiermee bepaalt u het volume van elk partij zodat u de optimale niveaubalans van alle partijen kunt instellen.
Instellingen: 0 – 127
Pan
Bepaalt de stereopanpositie van elke partij.
Instellingen: L63 (uiterst links) – C (midden) – R63 (uiterst rechts)
VoiceELPan (Voice Element Pan)
Hiermee bepaalt u of de afzonderlijke paninstellingen voor elke voice (gemaakt via [VOICE] [EDIT]
Element selecteren [F4] AMP [SF1] LVL/PAN Pan) worden gebruikt. Als dit is ingesteld op 'off',
wordt de panpositie van elk element in het partij ingesteld op het midden.
Instellingen: off, on
[SF2] EF SEND (Effect Send)
Knob
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance opnemen
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
In deze display kunt u het zendniveau en het droge niveau instellen die voor elke partij worden verzonden naar
de systeemeffecten. Zie pagina 20 voor meer informatie over effectverbindingen in de modus Performance.
ChoSend (Chorus Send)
Bepaalt het volume van elke partij. Hiermee kunt u gedetailleerde balansaanpassingen uitvoeren voor de diverse
geluiden van de drumvoice.
Instellingen: 0 – 127
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
66
Page 67
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
RevSend (Reverb Send)
Versterking
Frequentie
3- bands Low Mid High
Knob
Knob
Hiermee bepaalt u de stereopanpositie van elke partij. Hiermee kunt u gedetailleerde aanpassingen van het reverbeffect
uitvoeren voor de diverse geluiden van de drumvoice.
Instellingen: 0 – 127
Knob
DryLevel
Bepaalt het niveau van het onbewerkte (droge) geluid van de geselecteerde partij, zodat u de algehele effectbalans
tussen de partijen kunt afstemmen.
Instellingen: 0 – 127
InsEF (Insertion Effect Part Switch)
Bepaalt welke partijen beschikbaar zijn voor het invoegeffect. Als deze schakelaar is ingeschakeld, wordt het
invoegeffect geactiveerd van de voice die aan de partij is toegewezen.
Instellingen: off, on
[F3] EQ (Equalizer)
In deze display kunt u de EQ-instellingen voor elke partij aanpassen. Dit is een parametrische equalizer met drie
frequentiebanden (High, Mid en Low). U kunt het niveau van elke frequentieband (High, Mid, Low) versterken of
verzwakken om het geluid van de voice te wijzigen. Er zijn twee displaytypen (hierna beschreven) beschikbaar.
U schakelt tussen deze beide displays door op de knop [SF6] te drukken. Elk displaytype heeft dezelfde instellingen
in een andere indeling. Gebruik het type dat u het gemakkelijkst vindt in het gebruik.
• Display waarop vier partijen worden weergegeven
Houd er rekening mee dat u in de display met vier partijen de cursorknoppen moet gebruiken om door de display te bladeren om de overige parameters weer te geven en in te stellen, omdat niet alle parameters tegelijk kunnen worden weergegeven.
• Display waarop alle parameters van één partij worden weergegeven
Zie pagina 20 voor meer informatie over de effectverbinding, inclusief de EQ, in de modus Performance.
+
2
0
1
1 FREQ (Frequency)
Bepaalt de frequentie voor elke frequentieband.
Instellingen: Low: 50,1Hz – 2,00kHz
Mid: 139,7Hz – 10,1kHz High: 503,8Hz – 14,0kHz
2 GAIN
Bepaalt de niveauversterking van de frequentie (hierboven ingesteld) of de mate waarin de geselecteerde
frequentieband wordt verzwakt of versterkt.
Instellingen: -12,00dB – +0,00dB – +12,00dB
3 Q
Bepaalt de Q (bandbreedte) voor de middenband.
Instellingen: 0,7 – 10,3
3
2
2
11
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance opnemen
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
67
Page 68
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F4] TONE
Knob
Knob
Knob
Knob
Knob
U kunt voor elke partij parameters met betrekking tot de toonhoogte en de toon instellen. Met deze display kunt
u de offsetwaarde instellen op dezelfde parameters in de modus Voice.
[SF1] TUNE
NoteShift
Bepaalt voor elke partij de instelling van de toonhoogte (toetstransponering) in halve noten.
Instellingen: -24 – +0 – +24
Detune
Bepaalt de fijnregeling voor elke partij.
Instellingen: -12,8Hz – +0,0Hz – +12,7Hz
[SF2] FILTER
Met deze display kunt u de offsetwaarde instellen op de filterinstellingen in Voice Element/Key Edit van elke Part.
Cutoff
Bepaalt de afsnijfrequentie voor elk van de partijen. Als u een combinatie van LPF (Low Pass Filter) en HPF (High Pass Filter)
gebruikt, is deze parameter beschikbaar voor de LPF.
Instellingen: -64 – +0 – +63
Resonance
Hiermee bepaalt u de hoeveelheid filterresonantie.
Instellingen: -64 – +0 – +63
FEGDepth
Bepaalt de diepte van de Filter Envelope Generator (de mate van afsnijfrequentie) voor elk van de partijen.
Deze instelling is niet beschikbaar voor de drumvoicepartijen.
Instellingen: -64 – +0 – +63
OPMERKING Zie het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer informatie over de filterstructuur.
[SF3] FEG (Filter Envelope Generator)
In deze display kunt u de FEG-parameters voor elke partij instellen. Met deze display kunt u de offsetwaarde
instellen op de FEG-instellingen in Voice Element Edit van elke partij. Deze parameters zijn niet beschikbaar
voor de drumvoicepartijen.
Attack (Attack Time) Decay (Decay Time) Sustain (Sustain Level) Release (Release Time)
Bepaalt elke parameter van de FEG voor elk van de partijen. Zie pagina 42 voor meer informatie over FEG.
Instellingen: -64 – +0 – +63
[SF4] AEG (Amplitude Envelope Generator)
In deze display kunt u de AEG-parameters voor elke partij instellen. Met deze display kunt u de offsetwaarde instellen
op de filterinstellingen in Voice Element/Key Edit van elke Part.
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance opnemen
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
Attack (Attack Time) Decay (Decay Time) Sustain (Sustain Level)
Knob
Knob
Release (Release Time)
Bepaalt elke parameter van de AEG voor elk van de partijen. Zie pagina 44 voor meer informatie over AEG.
De parameters 'Sustain' en 'Release' zijn niet beschikbaar voor de drumvoicepartijen.
Instellingen: -64 – +0 – +63
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
68
Page 69
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F5] RCV SW (Receive Switch)
In deze display kunt u de reactie van elke afzonderlijke partij op verschillende MIDI-data instellen, zoals berichten over
besturings- en programmawijzigingen. Als de relevante parameter is ingesteld op 'on', reageert de bijbehorende partij
op de desbetreffende MIDI-data. Er zijn twee displaytypen (hierna beschreven) beschikbaar. U schakelt tussen deze
beide displays door op de knop [SF6] te drukken. Elk displaytype heeft dezelfde instellingen in een andere indeling.
Gebruik het type dat u het gemakkelijkst vindt in het gebruik.
• Display waarop vier partijen worden weergegeven
In dit displaytype wordt de status van Receive Switch voor vier partijen tegelijk weergegeven. Schakel de gewenste partij in of uit voor het overeenkomstige type MIDI-data.
• Display waarop alle parameters van één partij worden weergegeven
OPMERKING
OPMERKING Als 'Control Change' hier wordt ingesteld op 'off', zijn geen met Control Change verwante parameters beschikbaar.
Instellingen: Zie hieronder.
CtrlChange (Control Change)
Geeft alle besturingswijzigingsberichten aan.
PB (Pitch Bend)
MIDI-berichten die zijn gegenereerd met het pitchbendwiel.
MW (Modulation Wheel)
MIDI-berichten die zijn gegenereerd met het modulatiewiel.
RB (Ribbon Controller)
MIDI-berichten voor Ribbon Controller.
ChAT (kanaalaftertouch)
MIDI-berichten voor Channel After Touch.
FC1 (Foot Controller 1) FC2 (Foot Controller 2)
MIDI-berichten die zijn gegenereerd met de optionele voetregelaar die is aangesloten op het achterpaneel.
Sus (Sustain)
MIDI-berichten voor besturingsnummer 64 (Sustain). Deze parameter is niet beschikbaar voor de drumvoicepartijen.
FS (Foot switch)
MIDI-berichten die zijn gegenereerd met de optionele voetschakelaar die is verbonden met de aansluiting
FOOT SWITCH [ASSIGNABLE] op het achterpaneel.
AS1 (Assign 1) AS2 (Assign 2)
MIDI-berichten die worden gegenereerd met de knoppen ASSIGN 1/ASSIGN 2 (knop 3/knop 4) wanneer
u het lampje [TONE3] inschakelt met de Functieknop 1.
A.Func1 (Assignable Function 1) A.Func2 (Assignable Function 2)
MIDI-berichten die zijn gegenereerd met de knoppen ASSIGNABLE FUNCTION [1] en [2].
BC (Breath Controller)
MIDI-berichten voor Breath Controller.
De parameter 'Sus' (Sustain) is niet beschikbaar voor de drumvoicepartijen.
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance opnemen
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
Exp (Expression)
MIDI-berichten voor besturingsnummer 11 (Expression).
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
69
Page 70
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE

Performance Job

12
In Performance Job zijn diverse basisbewerkingen beschikbaar, zoals Initialize en Copy. Nadat u de parameters
hebt ingesteld in de geselecteerde display, drukt u op de knop [ENTER] om de taak uit te voeren.
Bediening
[F1] INIT (Initialize)
Met deze functie kunt u alle performanceparameters terugzetten (initialiseren) op de standaardinstellingen.
U kunt met deze functie ook bepaalde parameters selecteren voor initialisatie, zoals algemene instellingen,
instellingen voor elke part, enz. Dit is vooral handig tijdens het maken van een volledig nieuwe performance.
Parametertype voor het initialiseren
All: alle data in de performance.
Common: data in Common Edit
Partij 1 – 4: data van de Part Edit-parameters van de bijbehorende interne part.
A/D: data voor de A/D-invoerpartij
OPMERKING
[F2] RECALL
Wanneer u tijdens het bewerken van een performance een andere performance selecteert zonder de bewerkte
performance op te slaan, worden alle aangebrachte bewerkingen gewist. Als dat gebeurt, kunt u de functie Edit Recall
gebruiken om de voice te herstellen met behoud van uw laatste wijzigingen.
[F3] COPY
[SF1] PART
Met deze handeling kunt u instellingen voor Common Edit
en Part Edit van een bepaalde performance naar de
momenteel bewerkte performance kopiëren. Dit is handig
als u tijdens het maken van een performance een aantal
parameterinstellingen van een andere performance wilt
gebruiken.
OPMERKING
1 Datatype van performance (bron)
Hiermee bepaalt u de bank en het performancenummer dat u wilt kopiëren. Als 'current' is geselecteerd, wordt de
huidige performance opgegeven als de bronperformance. Daarom kunt u ook de parameterinstellingen van een partij
naar een andere partij binnen dezelfde performance kopiëren.
Instellingen: Bank: USR1 – 2, ---
Performance Number: 001 (A01) – 128 (H16), Current
[PERFORM] Performance selecteren [JOB]
U kunt de parameters 'Common', 'Part' en 'A/D' uitsluitend selecteren als het selectievakje 'ALL' is uitgeschakeld.
Als de display wordt weergegeven, kunt u het oorspronkelijke geluid in de kopieerbron weergeven door op de knop [EDIT] te drukken en de modus Compare op te roepen. Druk nogmaals op de knop [EDIT] om de modus Compare te verlaten.
3
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance opnemen
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
2 Data type of the source
Bepaalt het datatype van de bron, inclusief het partijnummer. Op basis van deze instelling wordt het datatype
van de onderstaande bestemming automatisch ingesteld op het juiste item.
Instellingen: common, part 1 – 4, A/D
3 Data type of the destination
Bepaalt het datatype van de bestemming, inclusief het partijnummer. Op basis van deze instelling wordt het datatype van de bron (2) automatisch ingesteld op het juiste item.
Instellingen: common, part 1 – 4, A/D
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
70
Page 71
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[SF2] VOICE
1
Met deze handeling kunt u instellingen voor Effect en
Master EQ van een bepaalde voice die zijn toegewezen aan
een bepaalde performance naar de Common-parameters van
de momenteel bewerkte performance kopiëren. Dit is met
name handig wanneer u de instellingen van een bepaalde
performance in uw performanceprogramma wilt gebruiken.
OPMERKING Als de display wordt weergegeven, kunt
u het oorspronkelijke geluid in de kopieerbron weergeven door op de knop [EDIT] te drukken en de modus Compare op te roepen. Druk nogmaals op de knop [EDIT] om de modus Compare te verlaten.
2
1 Source Voice
Bepaalt de bank en het voicenummer dat u wilt kopiëren.
Instellingen: Bank: PRE1 – 9, USR1 – 3, PDR, UDR, GM, GMDR
Voice Number: 001 (A01) – 128 (H16)
2 Bepaalt welke effecteenheden worden gekopieerd
Met deze handeling kunt u instellingen voor Effect en Master EQ van een bepaalde voice die zijn toegewezen aan
een bepaalde performance naar de momenteel bewerkte performance kopiëren. U kunt effecteenheden selecteren
die worden gekopieerd uit 'Rev', 'Cho', 'MEQ' en 'MFX'.
OPMERKING
Zelfs als zowel Reverb als Chorus zijn ingeschakeld, betekent het uitvoeren van deze opdracht niet dat het zendniveau wordt gekopieerd van de voice naar de performance. Als u de diepte van Reverb en Chorus in de modus Voice wilt toepassen op de gekopieerde voice, moet u Reverb Send en Chorus Send in de display OUTPUT (pagina 66) van Performance Part Edit handmatig instellen op dezelfde waarde die is ingesteld in Voice Edit.
[F4] BULK (Bulk Dump)
Met deze functie kunt u alle bewerkte parameterinstellingen voor de momenteel geselecteerde performance naar een
computer of een ander MIDI-apparaat verzenden om de data te archiveren. Druk op de knop [ENTER] om de bulkdump
uit te voeren.
OPMERKING
Voor het uitvoeren van Bulk Dump moet u het juiste MIDI-apparaatnummer instellen, met de volgende bewerking: [UTILITY] [F6] MIDI [SF1] CH 'DeviceNo.'
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance opnemen
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
71
Page 72
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE

Performance opnemen

LET OP
In de modus Performance kunt u uw eigen keyboardspel opnemen in een song of patroon. Als deel van de bewerkingen
met knoppen, bewerkingen met regelaars, het afspelen van arpeggio's en uw keyboardspel in de modus Performance
kunnen als MIDI-gebeurtenissen worden opgenomen naar de opgegeven track. Zie 'Sequencerblok toegepast op de
modus Performance' voor informatie over de opgenomen bewerkingen met knoppen (pagina 11).
Bediening
Met het opnemen van performances worden alle tracks van de bestemmingssong of patroonsectie overschreven. Controleer of de bestemmingssong of patroonsectie data bevat voordat u gaat opnemen. Op de trackstatusregel in de display kunt zien of de track wel of geen data bevat. Selecteer een song of patroonsectie zonder data als bestemming of sla alle song-/patroondata op een extern USB-flashgeheugenapparaat op voordat u gaat opnemen.
[F1] SETUP
SeqMode (Sequencer Mode)
Hiermee bepaalt u op welke bestemming (song of patroon) uw gespeelde performance wordt opgenomen.
Instellingen: song, pattern
Number (Song/Pattern Number)
Bepaalt het patroon- of songnummer als opnamebestemming.
Section
Bepaalt de sectie als bestemming voor de opname als Sequencer Mode is ingesteld op 'pattern'. Houd er rekening
mee dat de opgenomen data op de geselecteerde bestemmingssectie worden overschreven en gewist zodra de
opname start.
Section Length
Geeft de lengte van de sectie aan als Sequencer Mode is ingesteld op 'pattern'.
Instellingen: 001 – 256
Time Signature (Meter)
Hiermee wordt de maatsoort bepaald.
Instellingen: 1/16 – 16/16, 1/8 – 16/8, 1/4 – 8/4
Tempo
Hiermee wordt het tempo van de opname bepaald. Tijdens de opname wordt het arpeggio afgespeeld op het hier
ingestelde tempo.
Instellingen: 5 – 300
OPMERKING Als u het instrument gebruikt met een externe sequencer, DAW-software of een MIDI-apparaat en u het wilt
OPMERKING Deze instelling wordt gekopieerd naar het tempo voor de opnamebestemming (een song/patroon).
OPMERKING U kunt deze parameter ook instellen door de knop [SHIFT] ingedrukt te houden en verschillende keren herhaaldelijk
[SF1] ARP1 (Arpeggio 1) – [SF6] ARP6 (Arpeggio 6)
De arpeggiotypen worden aan de knoppen toegewezen via de 1/8-nootsymbolen in de display. U kunt deze
op elk moment tijdens uw keyboardspel oproepen door op deze knoppen te drukken. Hiermee selecteert u de
arpeggio-instelling vóór de opname. U kunt het arpeggiotype instellen in de display Arpeggio Edit (pagina 58).
[PERFORM] Performance selecteren [REC]
synchroniseren met dat apparaat, moet u de parameter 'MIDI Sync' in de display Utility MIDI (pagina 149) instellen op 'external' of 'auto'. Als 'MIDI Sync' wordt ingesteld op 'auto' (alleen als de MIDI-klok voortdurend wordt verzonden) of 'extern', duidt de parameter Tempo hier 'extern' aan en kan deze niet worden gewijzigd.
in het gewenste tempo op de knop [ENTER] te drukken. Deze functie wordt 'Tap Tempo' genoemd.
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance opnemen
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
72
Page 73
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F2] REC TR (Record Track)
12
3
1 RecTrack (Record Track)
Hiermee bepaalt u de tracks van het patroon of de song als opnamebestemming.
2 PERFPART (Performance Part)
Geeft de tracks van de song of het patroon aan als de opnamebestemming volgens de instelling 'RecTrack'.
3 Track Status
Geeft aan of elke track van de geselecteerde song of het geselecteerde patroon MIDI-data bevat of niet. Vierkantjes
met ononderbroken lijnen geven aan dat de track MIDI-data bevat, terwijl vierkantjes met stippellijnen aangeven dat
de track geen data bevat.
[F3] OTHER
KeyOnStart (Key On Start Switch)
Als dit is ingesteld op 'on', begint de opname zodra u op een toets op het keyboard drukt.
Instellingen: off, on
CopyPerfParam (Copy Performance Parameters)
Bepaalt of de Performance-parameterinstellingen al dan niet worden gekopieerd naar de mix van de bestemmingssong
of het bestemmingspatroon.
Instellingen: off, on
MoveToRecMode (Move To Record Mode)
Als dit wordt ingesteld op 'on', gaat de bewerking naar de bestemmingsmodus voor opname na opname
van de performance. Als dit wordt ingesteld op 'off', gaat de bewerking naar de display Performance Play.
Instellingen: off, on
[F5] CLICK
Druk op de knop [F5] CLICK om het klikgeluid (metronoom) tijdens de opname in of uit te schakelen.
[F6] INFO (Information)
Geeft het song-/patroonnummer, de sectie (alleen wanneer de Sequencer Mode is ingesteld op 'pattern')
en de song-/patroonnaam die is ingesteld als de bestemming voor de performanceopname aan.
Hiermee wordt ook de vrije ruimte in het geheugen van de Sequencer aangegeven.
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance opnemen
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
73
Page 74
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE

Aanvullende informatie

Lijst met performancecategorieën
Dit is de lijst met hoofd- en subcategorieën waartoe de respectievelijke performances van de MOXF6/MOXF8 behoren.
Hoofdcategorie
(afkorting)
Rock/Pops All Top40 Classic
Rock
R&B/Hip Hop All Hip Hop Modern
R&B
Electronic All Techno Trance Dance Pop
Jazz All Swing Modern
Jazz
World All Latin Reggae /
Dancehall
Splits&Layers All Piano Organ Synth Symphonic Strings Woodwind Brass Guitar Bass Chromatic
FX All Sequence Hard Soft Sound
No Assign ---
Hard Rock Country Blues Folk Ballad Film ---
Classic R&B
/ House
Smooth Jazz
Ethnic / World
Functies van knoppen 1 – 8
In dit gedeelte worden de functies uitgelegd die zijn toegewezen aan knop 1 – 8 in de modus Performance.
In de modus Performance zijn de bewerkingen van knop 1 – 8 in Common Edit van toepassing op de Common Edit-
parameters. De bewerkingen van knop 1 – 8 in Part Edit zijn met name van toepassing op de Part Edit-parameters.
Zie de Gebruikershandleiding voor instructies.
Als het lampje [TONE 1] brandt:
Knop 1 CUTOFF Common Edit (bewerking
Knop 2 RESONANCE Common Edit (bewerking
Knop 3 FEG DEPTH Common Edit (bewerking
Knop 4 PORTAMENTO Common Edit (bewerking
Als het lampje [TONE 2] brandt:
Knop 1 ATTACK Common Edit (bewerking
Knop 2 DECAY Common Edit (bewerking
Knop 3 SUSTAIN Common Edit (bewerking
Knop 4 RELEASE Common Edit (bewerking
gemeenschappelijke parameters)
Part Edit (partij bewerken) [PERFORM] [EDIT] Knopnummer [1] – [4] [F4] TONE
gemeenschappelijke parameters)
Part Edit (partij bewerken) [PERFORM] [EDIT] Knopnummer [1] – [4] [F4] TONE
gemeenschappelijke parameters)
Part Edit (partij bewerken) [PERFORM] [EDIT] Knopnummer [1] – [4] [F4] TONE
gemeenschappelijke parameters)
Part Edit (partij bewerken) [PERFORM] [EDIT] Knopnummer [1] – [4] [F1] VOICE
gemeenschappelijke parameters)
Part Edit (partij bewerken) [PERFORM] [EDIT] Nummerknop [1] – [4] [F4] TONE
gemeenschappelijke parameters)
Part Edit (partij bewerken) [PERFORM] [EDIT] Nummerknop [1] – [4] [F4] TONE
gemeenschappelijke parameters)
Part Edit (partij bewerken) [PERFORM] [EDIT] Nummerknop [1] – [4] [F4] TONE
gemeenschappelijke parameters)
Part Edit (partij bewerken) [PERFORM] [EDIT] Nummerknop [1] – [4] [F4] TONE
Subcategorie (afkorting)
Funk ---
Breakbeats / D&B
Jazz Funk Club Jazz ---
---
Effect
Chillout / Ambient
---
[PERFORM] [F4] EG FEG 'CUTOF' pagina 56
[SF2] FILTER 'Cutoff' van de geselecteerde partij
[PERFORM] [F4] EG FEG 'RESO' pagina 56
[SF2] FILTER  'Resonance' van de geselecteerde partij
[PERFORM] [F4] EG FEG 'DEPTH' pagina 56
[SF2] FILTER  'FEGDepth' van de geselecteerde partij
[PERFORM] [F3] PORTA 'PortaTime' pagina 56
[SF4] PORTA 'Time' van de geselecteerde partij
[PERFORM] [F4] EG AEG 'ATK' pagina 56
[SF4] AEG  'Attack' van de geselecteerde partij
[PERFORM] [F4] EG AEG 'DCY' pagina 56
[SF4] AEG 'Decay' van de geselecteerde partij
[PERFORM] [F4] EG AEG 'SUS' pagina 56
[SF4] AEG  'Sustain' van de geselecteerde partij
[PERFORM] [F4] EG AEG 'REL' pagina 56
[SF4] AEG  'Release' van de geselecteerde partij
---
Percussion
Pad ---
pagina 68
pagina 68
pagina 68
pagina 65
pagina 68
pagina 68
pagina 68
pagina 68
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance opnemen
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
74
Page 75
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Als het lampje [TONE 3] brandt:
Knop 1 VOLUME Common Edit (bewerking
gemeenschappelijke parameters)
Part Edit (partij bewerken) [PERFORM]  [EDIT]  Knopnummer [1] – [4]  [F2] OUTPUT 
Knop 2 PAN Common Edit (bewerking
gemeenschappelijke parameters)
Part Edit (partij bewerken) [PERFORM]  [EDIT]  Knopnummer [1] – [4]  [F2] OUTPUT 
Knop 3 ASSIGN 1 Common Edit (bewerking
gemeenschappelijke parameters)
Part Edit (partij bewerken) [PERFORM] [EDIT] Knopnummer [1] – [4] [F1] VOICE
Knop 4 ASSIGN 2 Common Edit (bewerking
gemeenschappelijke parameters)
Part Edit (partij bewerken) [PERFORM] [EDIT] Knopnummer [1] – [4] [F1] VOICE
[PERFORM] [EDIT] [COMMON] [F2] OUT/MFX [SF1] OUT 'Volume'
[SF1] VOL/PAN 'Volume' van de geselecteerde partij
[PERFORM] [EDIT] [COMMON] [F2] OUT/MFX [SF1] OUT 'Pan'
[SF1] VOL/PAN  'Pan' van de geselecteerde partij
Uitgeschakeld
[SF6] OTHER 'Assign1' van de geselecteerde partij
Uitgeschakeld
[SF6] OTHER 'Assign2' van de geselecteerde partij
pagina 60
pagina 66
pagina 60
pagina 66
pagina 66
pagina 66
Als het lampje [EQ] brandt:
Knop 5 LOW Common Edit (bewerking
gemeenschappelijke parameters)
Part Edit (partij bewerken) [PERFORM] [EDIT] Knopnummer [1] – [4] [F3] EQ
Knop 6 MID F Common Edit (bewerking
gemeenschappelijke parameters)
Part Edit (partij bewerken) [PERFORM] [EDIT] Knopnummer [1] – [4] [F3] EQ
Knop 7 MID Common Edit (bewerking
gemeenschappelijke parameters)
Part Edit (partij bewerken) [PERFORM] [EDIT] Knopnummer [1] – [4] [F3] EQ
Knop 8 HIGH Common Edit (bewerking
gemeenschappelijke parameters)
Part Edit (partij bewerken) [PERFORM] [EDIT] Knopnummer [1] – [4] [F3] EQ
[PERFORM] [EDIT] [COMMON] [F1] GENERAL [SF3] EQ OFS 'LOW GAIN'
'LOW GAIN' van de geselecteerde partij
[PERFORM] [EDIT] [COMMON] [F1] GENERAL [SF3] EQ OFS 'MID FREQ'
'MID FREQ' van de geselecteerde partij
[PERFORM] [EDIT] [COMMON] [F1] GENERAL [SF3] EQ OFS  'MID GAIN'
'MID GAIN' van de geselecteerde partij
[PERFORM] [EDIT] [COMMON] [F1] GENERAL [SF3] EQ OFS 'HIGH GAIN'
'HIGH GAIN'
van de geselecte
erde partij
pagina 59
pagina 67
pagina 59
pagina 67
pagina 59
pagina 67
pagina 59
pagina 67
Als het lampje [EFFECT] brandt:
Knop 5 CHO PRESET [PERFORM] [F6] EFFECT [SF4] CHORUS 'Preset' pagina 64
Knop 6 CHO SEND Common Edit (bewerking
gemeenschappelijke parameters)
Part Edit (partij bewerken) [PERFORM]  [EDIT]  Knopnummer [1] – [4]  [F2] OUTPUT 
Knop 7 REV PRESET [PERFORM] [F6] EFFECT [SF5] REVERB 'Preset' pagina 64
Knop 8 REV SEND Common Edit (bewerking
gemeenschappelijke parameters)
Part Edit (partij bewerken) [PERFORM]  [EDIT]  Knopnummer [1] – [4]  [F2] OUTPUT 
[PERFORM] [EDIT] [COMMON] [F2] OUT/MFX [SF1] OUT 'ChoSend'
[SF2] EF SEND 'ChoSend' van de geselecteerde partij
[PERFORM] [EDIT] [COMMON] [F2] OUT/MFX [SF1] OUT 'RevSend'
[SF2] EF SEND 'RevSend' van de geselecteerde partij
pagina 60
pagina 66
pagina 60
pagina 67
Als het lampje [ARP] brandt:
Knop 5 GATE TIME Common Edit (bewerking
gemeenschappelijke parameters)
Part Edit (partij bewerken) [PERFORM] ARP [EDIT] [F5] PLY FX  'GateTimeRate' pagina 58
Knop 6 OCT RANGE Common Edit (bewerking
gemeenschappelijke parameters)
Part Edit (partij bewerken) [PERFORM] ARP [EDIT] [F5] PLY FX 'OctaveRange' pagina 58
Knop 7 UNITMULTIPLY Common Edit (bewerking
gemeenschappelijke parameters)
Part Edit (partij bewerken) [PERFORM] ARP [EDIT] [F5] PLY FX 'UnitMultiply' pagina 58
Knop 8 TEMPO [PERFORM] ARP [EDIT] [F1] COMMON 'Tempo' pagina 57
[PERFORM] ARP [EDIT] [F1] COMMON 'GateTimeRate' pagina 57
Uitgeschakeld
Uitgeschakeld
Modus Performance
Performance Play
[F1] PLAY
[F2] VOICE
[F3] PORTA
[F4] EG
[F5] ARP ED
[F6] EFFECT
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Performance Edit
Common Edit
[F1] GENERAL
[F2] OUT/MFX
[F3] MEQ
[F4] USB I/O
[F5] A/D IN
[F6] EFFECT
Part Edit
[F1] VOICE
[F2] OUTPUT
[F3] EQ
[F4] TONE
[F5] RCV SW
Performance Job
[F1] INIT
[F2] RECALL
[F3] COPY
[F4] BULK
Performance opnemen
[F1] SETUP
[F2] REC TR
[F3] OTHER
[F5] CLICK
[F6] INFO
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
75
Page 76
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE

De modus Song

1
8
2
679
3 4 5
In de modus Song kunt u uw eigen songs opnemen, bewerken en afspelen. In dit gedeelte wordt elke parameter
in vier typen beschreven (Song Play, Song Record, Song Edit en Song Job).

Song Play

Song Play is het belangrijkste 'portaal' voor het activeren van de modus Song. Hier kunt u een song selecteren
en afspelen.
Bediening
[F1] PLAY
OPMERKING In de display PLAY van de modus Song Play kunt u de voice van de mixpartij selecteren die overeenkomt
1 Loc1 (Location 1), Loc2 (Location 2)
De modus Song Play bevat de functie Location, waarmee u gemakkelijk naar een door u aangegeven deel van
een song kunt springen. Met deze functie kunt u een specifiek maatnummer opgeven in de geselecteerde song,
en onmiddellijk naar de opgegeven maat verspringen, zowel tijdens het afspelen als wanneer de song gestopt is.
Er kunnen twee locaties worden toegewezen. De locaties worden in deze display weergegeven. Zie pagina 97
voor gedetailleerde instructies.
2 Sequencer Edit-indicator
Als u de MIDI-data en de parameterwaarden van de sequencer (met uitzondering van de instellingen voor Mixing)
wijzigt, verschijnt de Sequencer Edit-indicator in de rechterbovenhoek van de display. In de modi Song/Pattern is de
bewerkingsbuffer voor de sequencerinstellingen de geheugenlocatie voor de volledige programma's van beide modi.
Als u de sequencerinstellingen voor een song of pattern wijzigt, wordt de Sequencer Edit-indicator altijd weergegeven
in de modi Song/Pattern (behalve in de modus Mixing) voordat u de wijzigingen opslaat.
OPMERKING
3 Track Status
Geeft aan of een track MIDI-data bevat. Vierkantjes met ononderbroken lijnen ( ) wijzen erop dat de track MIDI-data
bevat, terwijl vierkantjes met stippellijnen ( ) erop wijzen dat de track geen data bevat.
Druk op de knop [SONG].
De display Song Play
met de huidige track door op de knop [CATEGORY SEARCH] te drukken.
Omdat voor de instellingen van Mixing een andere bewerkingsbuffer wordt gebruikt dan voor de sequencerinstellingen, wordt de Sequencer Edit-indicator niet weergegeven in de modus Mixing.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
4 Song number/ Song name
Hiermee bepaalt u de song die u wilt afspelen.
Instellingen: Song Number 01 – 64
5 Trans (Transpose)
Bepaalt de toetstransponering voor de volledige song. Kan worden gewijzigd in halve tonen.
Instellingen: -36 – +0 – +36
6 Meter
Bepaalt het metrum (de maatsoort) van de song. Het opgegeven metrum wordt toegepast op de maat die is ingesteld in de parameter 'MEAS' (8).
Instellingen: 1/16 – 16/16, 1/8 – 16/8, 1/4 – 8/4
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
76
Page 77
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
7 (Tempo)
Knob
NOTE OFST (Note Offset)
CLOCK SFT (Clock Shift)
GATE OFFSET (Gate Time Offset)
VELO OFST (Velocity Offset)
Bepaalt het afspeeltempo van de song.
Instellingen: 5,0 – 300,0
OPMERKING Als u het instrument gebruikt met een externe sequencer, DAW-software of een MIDI-apparaat en u het wilt
synchroniseren met dat apparaat, moet u de parameter 'MIDI Sync' in de display Utility MIDI (pagina 149) instellen op 'external' of 'auto'. Als 'MIDI Sync' wordt ingesteld op 'auto' (alleen als de MIDI-klok voortdurend wordt verzonden) of 'extern', duidt de parameter Tempo hier 'extern' aan en kan deze niet worden gewijzigd.
OPMERKING U kunt deze parameter ook instellen door de knop [SHIFT] ingedrukt te houden en verschillende keren herhaaldelijk
in het gewenste tempo op de knop [ENTER] te drukken. Deze functie wordt 'Tap Tempo' genoemd.
8 MEAS (Measure)
Bepaalt vanaf welke locatie het afspelen begint. Ook geeft dit de huidige afspeellocatie aan.
9 SCN1 (Scene 1) – [SF6] SCN6 (Scene 6)
U kunt de instellingen van de songparameters (Song Scene) en de arpeggioparameters toewijzen aan deze knoppen.
U kunt deze instellingen tevens activeren door op deze knoppen te drukken. Zie 'Diverse instellingen voor het afspelen
van songs toewijzen (Song Scene)' op pagina 97 voor gedetailleerde instructies over het vastleggen van scenes.
Zie pagina 82 voor gedetailleerde instructies over het instellen van arpeggioparameters.
OPMERKING
OPMERKING Nadat u de songscene hebt vastgelegd, verschijnt het 1/8-nootsymbool in de tab van de ingedrukte knop.
Als u tijdens het afspelen op de knoppen [SF1] SCN 1 – [SF6] SCN 6 drukt, wordt alleen de songscene gewijzigd.
U kunt controleren of het arpeggiotype aan die knop is toegewezen in de display Arpeggio Edit (pagina 82) van de modus Song.
[F2] GROOVE (Grid Groove)
Met de functie Grid Groove kunt u de toonhoogte, timing, lengte en aanslagsnelheid van de noten in een specifieke
track aanpassen met behulp van een raster van 1 maat en 1/16-noten. Zo kunt u 'grooves' maken met de nauwkeurige
programmering van een sequencer, wat anders niet mogelijk zou zijn. De functie Grid Groove beïnvloedt het afspelen
van songs, maar verandert de eigenlijke sequencedata niet.
+0
NOTE OFST (Note Offset)
Hiermee wordt de toonhoogte van de noten op het geselecteerde raster met halve tonen verhoogd of verlaagd.
Instellingen: -99 – +00 – +99
CLOCK SFT (Clock Shift)
Hiermee wordt de timing van de noten op het geselecteerde raster in clockstappen vooruit of achterruit verschoven.
Instellingen: -120 – +000 – +120
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
GATE OFFSET (Gate Time Offset)
Hiermee worden de noten op het geselecteerde raster in clockstappen verlengd of verkort.
Instellingen: -120 – +000 – +120
VELO OFST (Velocity Offset)
Hiermee wordt de aanslagsnelheid van de noten op het geselecteerde raster offsetwaarde verhoogd of verlaagd.
Instellingen: -127 – +000 – +127
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
77
Page 78
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F3] TRACK
[SF1] CHANNEL
In deze display kunt u het MIDI-uitgangskanaal instellen voor elk van de zestien tracks van de overeenkomstige interne/
externe toongenerator. U kunt ook de meerdere tracks tegelijk instellen (tracks 1 – 8 of tracks 9 – 16) op dezelfde waarde
als de geselecteerde track door de parameter te wijzigen terwijl u de knop [SF4] 1 – 8 of [SF5] 9 – 16 ingedrukt houdt.
OUT CH (Output Channel)
Bepaalt het MIDI-zendkanaal van de sequencedata voor elke track. Tracks met de instelling 'off' zijn niet te horen.
Instellingen: 1 – 16, off
OPMERKING In de modus Song/Pattern worden de MIDI-berichten die worden gecreëerd als u het toetsenbord/knoppen/wielen
bespeelt of bedient naar het toongeneratorblok verzonden of naar de externe MIDI-instrumenten via het MIDI­uitgangskanaal van de momenteel geselecteerde track.
[SF2] OUT SW (Output Switch)
U kunt ook de meerdere tracks tegelijk instellen (tracks 1 – 8 of tracks 9 – 16) op dezelfde waarde als de geselecteerde
track door de parameter te wijzigen terwijl u de knop [SF4] 1 – 8 of [SF5] 9 – 16 ingedrukt houdt.
INT SW (Internal Switch)
Bepaalt of de afspeeldata worden verzonden naar het interne toongeneratorblok.
Instellingen: off, on
EXT SW (External Switch)
Bepaalt of de afspeeldata worden uitgevoerd naar de externe toongenerator via MIDI.
Instellingen: off, on
[SF3] TR LOOP (Track Loop)
In deze display kunt u instellen of de data in de geselecteerde track in lus worden afgespeeld of niet. Track Loop is
een doeltreffende manier om korte patronen en frasen in een song te herhalen. Zie pagina 99 voor meer informatie.
Instellingen: off, on
[F6] CHAIN
Met deze functie kunt u songs aan elkaar 'ketenen' om ze automatisch na elkaar te laten afspelen. Zie pagina 98
voor meer informatie.
skip.................. Hiermee wordt het geselecteerde ketennummer overgeslagen (genegeerd) en wordt het volgende
ketennummer afgespeeld.
stop ................. Hiermee wordt het afspelen van de songketen gestopt bij het geselecteerde ketennummer. U kunt het
afspelen van de songketen hervatten vanaf het volgende ketennummer door op de knop [R] (afspelen) te drukken.
end .................. Hiermee wordt de eindmarkering van de data van de songketen aangegeven.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
78
Page 79
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE

Song Recording

De modus Song Record Standby
Bediening
[F1] SETUP
Type
Bepaalt het opnametype. Het opnametype kan worden onderverdeeld in twee groepen: realtime opnemen en
stapsgewijs opnemen. Bij realtime opnemen werkt het instrument op dezelfde manier als een bandrecorder, waarbij
de performancedata tijdens het spelen worden opgenomen. Op deze manier kunt u alle nuances van een performance
vastleggen. Bij realtime opnemen moet het 'Type' worden ingesteld op 'replace', 'overdub' of 'punch'. Bij stapsgewijs
opnemen kunt u muziek opnemen door event voor event te 'noteren'. Dit is een niet-realtime, stapsgewijs opnamesysteem,
dat veel weg heeft van het uitschrijven van partijen op muziekpapier. Bij stapsgewijs opnemen mag het 'Type' niet
worden ingesteld als 'step'.
Instellingen: Als RecTr is ingesteld op een waarde van 1-16: replace, overdub, punch, step
Als RecTr is ingesteld op 'tempo': replace, punch, step Als RecTr is ingesteld op 'scene': replace, punch Als RecTr is ingesteld op 'alle': replace, overdub, punch
replace......... Met deze methode kunt u een reeds opgenomen track in realtime overschrijven met nieuwe data.
overdub .......Met deze methode kunt u meer data toevoegen aan een track die al data bevat. Eerder opgenomen
punch........... Met deze methode kunt u data overschrijven op een bepaald gedeelte van een track dat al data bevat.
step.............. Gebruik deze methode om noten één voor één handmatig in te voeren.
OPMERKING Als 'punch' is geselecteerd, worden 'Punch-in measure: beat' en 'Punch-out measure : beat' weergegeven
Quantize (Resolution)
Deze parameter is beschikbaar als het opnametype is ingesteld op een andere waarde dan 'step'.
Met opnamekwantisering wordt de timing van de noten automatisch gelijkgemaakt tijdens de opname.
U kunt deze parameter ook instellen in het selectievenster Note Type dat wordt opgeroepen met de knop [SF6].
Instellingen: off (uit), 2 60 (1/32-noot), 63 80 (1/16-noottriool), 6 120 (1/16-noot), 83 160 (1/8-noottriool), 8 240 (1/8-noot),
43 320 (1/4-noottriool), 4 480 (1/4-noot)
Event
Deze parameter is beschikbaar als het opnametype is ingesteld op 'step'. Hiermee kunt u het eventtype opgeven
dat moet worden ingevoerd.
Instellingen: note, p.bend (pitchbend), CC#000 – #119 (besturingswijziging)
RecTr (Recording Track)
Bepaalt welke track wordt opgenomen. Druk op de knop [F6] om te schakelen tussen de opnamemodi Single Track
en All Track.
Instellingen: tempo, scene, 1 – 16, all
[SONG] Song selecteren [REC]
De oorspronkelijke data worden gewist.
data blijven behouden.
U kunt de reeds opgenomen data overschrijven vanaf het beginpunt tot het eindpunt (metrum/tel) die vóór de opname zijn opgegeven.
in de display en moet u deze waarden instellen. Als u de locatiepunten 1 en 2 (Loc1, Loc2) hebt ingesteld, kunt u de punch-in/outpunten instellen met één druk op de knop. Verplaats de cursor naar de punch-in/outwaarde en controleer of het menu-item 'COPYLOC' wordt weergegeven. Als u op de knop [SF1] COPYLOC drukt, worden de instellingen voor punch-in/out automatisch toegewezen aan de bestaande locatiepunten.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
Ch (Channel)
Hiermee wordt het MIDI-opnamekanaal bepaald.
Instellingen: 1 – 16, all
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
79
Page 80
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
(Tempo)
Knob
Knob
Knob
Bepaalt het tempo van de song.
Instellingen: 005,0 – 300,0
OPMERKING Als u het instrument gebruikt met een externe sequencer, DAW-software of een MIDI-apparaat en u het wilt
synchroniseren met dat apparaat, moet u de parameter 'MIDI Sync' in de display Utility MIDI (pagina 149) instellen op 'external' of 'auto'. Als 'MIDI Sync' wordt ingesteld op 'auto' (alleen als de MIDI-klok voortdurend wordt verzonden) of 'extern', duidt de parameter Tempo hier 'extern' aan en kan deze niet worden gewijzigd.
OPMERKING U kunt deze parameter ook instellen door de knop [SHIFT] ingedrukt te houden en verschillende keren herhaaldelijk
in het gewenste tempo op de knop [ENTER] te drukken. Deze functie wordt 'Tap Tempo' genoemd.
Meas (Measure)
Bepaalt de maat waar de songopname begint. U kunt deze parameter ook instellen in het venster dat wordt opgeroepen
via de knop [SF6] NUM en waarin u direct een nummer kunt opgeven.
[F2] VOICE
In deze display kunt u de voicegerelateerde parameters instellen voor de trackopname. De instellingen hier
beïnvloeden de partij waarvoor het ontvangstkanaal (ingesteld in de modus Mixing) overeenkomt met het (uitvoer)
kanaal van de opnametrack.
Voic e
Bepaalt de voice voor de opnametrack. Als de cursor zich hier bevindt, kunt u een voice selecteren met behulp
van de voicebank-, voicegroep- en voicenummerknoppen en de functie Category Search.
Volu me
Bepaalt het volume van de opnametrack.
Instellingen: 0 – 127
Pan
Bepaalt de stereopanpositie van de opnametrack.
Instellingen: L63 (uiterst links) – C (midden) – R63 (uiterst rechts)
Knob
InsEF (Insertion Effect Part Switch)
Bepaalt of de invoegeffecten worden toegepast op de opnametrack.
Instellingen: off, on
(Tempo)
Bepaalt het tempo van de song. Deze parameter is hetzelfde als de tempoinstelling in de display [F1] SETUP.
Instellingen: 005,0 – 300,0
OPMERKING U kunt deze parameter ook instellen door de knop [SHIFT] ingedrukt te houden en verschillende keren herhaaldelijk
in het gewenste tempo op de knop [ENTER] te drukken. Deze functie wordt 'Tap Tempo' genoemd.
Meas (Measure)
Bepaalt de maat waar de songopname begint.
[F3] ARP ED (Arpeggio Edit)
Geeft de display Arpeggio Edit (pagina 82) aan in de modus Voice.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
[F5] CLICK
Druk op de knop [F5] CLICK om het klikgeluid (metronoom) tijdens de opname in of uit te schakelen.
OPMERKING
In de display CLICK ( het volume en aftellen voor opname.
pagina 144
) kunt u verschillende instellingen opgeven voor de metronoom, zoals de nootresolutie,
[F6] ALL TR (All Track)
Druk op de knop [F6] om te schakelen tussen de opnamemodi Single Track en All Track.
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
80
Page 81
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Tijdens de songopname
Aanwijzer die de huidige nootpositie aangeeft.
Te lg ra f ie k
Bediening
Bij realtime opname zijn de parameters tijdens opname in de display [F1] SETUP, de display [F2] VOICE en de display
[F3] ARP ED van het modus stand-by voor opname song. In stapsgewijs opnemen verschillen de displays die tijdens
opname worden weergegeven van de stand-bymodus voor songopname. De volgende parameters kunnen tijdens
de opname worden bewerkt:
[F1] SETUP
In deze display worden de noten 'geplaatst' tijdens stapsgewijs opnemen. Als het metrum 4/4 is, is de display
onderverdeeld in vier tellen (één maat). Elke ruitvormige markering in de display stelt een 1/32-tel voor (elke
1/4-nootverdeling is onderverdeeld in acht 1/32-tellen). Als in het volgende voorbeeld het ritmepatroon ' '
wordt ingevoerd in een tijd van 4/4, verschijnt een display zoals in de rechterbovenhoek wordt weergegeven.
Pointer
Bepaalt de positie van de data-invoer. De driehoekige aanwijzer boven de telgrafiek geeft de positie van
de data-invoer aan. Gebruik de knoppen [INC] en [DEC] of de draaiknop [DATA] om de aanwijzer naar rechts
of naar links te verplaatsen.
Value
Als de in te voeren event ([F1] SETUP Event) is ingesteld op 'note', bepaalt deze waarde de aanslagsnelheid
waarmee de noot wordt ingevoerd.
Instellingen: Als de event is ingesteld op 'note': 1-127, kbd, rnd1 – rnd4 1 – 127, kbd, rnd1 – rnd4
Als de event is ingesteld op 'p.bend': -8192 – +8191 Als de event is ingesteld op 'CC (Control Change 001 – 119)': 000 – 127 Als de event is ingesteld op 'tempo' en 'RecTr' = 'tempo': 005 – 300
OPMERKING U kunt 'kbd' (keyboard) and 'rnd1' – 'rnd4' (random1 – 4) en de waarden 1 – 127 selecteren als de event die moet
StepTime
Geeft de 'grootte' aan van de huidige opnamestaptijd voor de volgende noot die moet worden ingevoerd, en bepaalt
de positie waarnaar de aanwijzer zal worden verplaatst nadat de noot is ingevoerd. U kunt deze parameter ook instellen
in het selectievenster Note Type dat wordt opgeroepen met de knop [SF6].
Instellingen: 0001 – 0059, 1/32-noot, 1/16-noottriool, 1/16-noot, 1/8-noottriool, 1/8-noot, 1/4 noottriool, 1/4-noot, 1/2-noot, hele noot
GateTime
De 'gatetijd' bepaalt de werkelijke tijdsduur van een noot. Voor dezelfde 1/4-noot produceert een lange gatetijd
bijvoorbeeld een legato-effect, terwijl een korte gatetijd een staccato-effect produceert. Hierdoor kunt u legato's,
staccatonoten enzovoort produceren. De gatetijd wordt aangeduid als een percentage van de staptijd.
Instellingen: 1% – 200%
[SONG] Song selecteren [REC] [R] (Play)
worden ingevoerd is ingesteld op 'note'. Als 'kbd' is geselecteerd, wordt de daadwerkelijke speelsterkte ingevoerd als de aanslagsnelheidswaarde. Als een van de willekeurige instellingen is geselecteerd, wordt een willekeurige aanslagsnelheidswaarde ingevoerd.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
81
Page 82
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F3] REST
12
Druk op [F3] om een rust in te voeren die even lang is als de opgegeven staptijd. De aanwijzer wordt voor
de volgende datainvoerpositie geplaatst. Een rust wordt niet weergegeven in de display.
OPMERKING
In MIDI-sequencers worden geen data gebruikt om een rust voor te stellen. Als een 'rust' wordt ingevoerd, wordt de aanwijzer gewoon voor de volgende data-invoerpositie geplaatst, en wordt zo een rust geplaatst.
[F4] TIE
Als u drukt op de knop [F4] om een verbindingsboog in te voeren, wordt de voorgaande noot verlengd tot de volledige
staptijd. In de frase in het bovenstaande voorbeeld worden de noten ingevoerd met een staptijd van 1/4-noot. Als u de
staptijd wijzigt naar 1/8-noot en vervolgens op [F4] drukt, wordt een noot ingevoerd. U kunt ook gepuncteerde noten
invoeren met de functie TIE. Om een gepuncteerde 1/4-noot te produceren, stelt u de staptijd in op 1/8-noot, voert
u vervolgens een noot in en drukt u ten slotte tweemaal op [F4].
OPMERKING
Deze display is alleen beschikbaar als de event die moet worden ingevoerd is ingesteld op 'note'.
[F5] DELETE
Druk hierop om de nootevents op de huidige cursorpositie te wissen.
[F6] BAK DEL (Back Delete)
Verplaatst de aanwijzer naar achteren met één stap en verwijdert alle noten op die locatie.
OPMERKING
U kunt noten die u per vergissing hebt ingevoerd wissen door onmiddellijk nadat u de noten hebt ingevoerd (voordat u de staptijdwaarde wijzigt) op [F6] te drukken.
Arpeggio Edit
Deze display bevat de basisinstellingen voor het afspelen van arpeggio, inclusief het type en het tempo.
De MOXF6/MOXF8 heeft vier arpeggiators. In de modus Song kunnen de verschillende arpeggiotypen worden
toegewezen aan maximaal vier partijen en kunnen er maximaal vier arpeggiotypen gelijktijdig worden bespeeld.
De parameters zijn hetzelfde als in de modus Voice (pagina 27), met uitzondering van de volgende parameters.
Bediening
[F1] COMMON
[SONG] [REC] [F3] ARP ED modus Song ARP [EDIT]
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
Switch
Bepaalt of arpeggio voor alle parts is in- of uitgeschakeld. Deze instelling wordt ook toegepast op de knop ARP [ON/OFF]
op het paneel.
Instellingen: off, on
SyncQtzValue (Sync Quantize Value)
Hiermee wordt de daadwerkelijke timing bepaald voor de volgende keer dat het arpeggio wordt afgespeeld als
u dit activeert terwijl het arpeggio van een bepaalde partij wordt afgespeeld. Als de parameter wordt ingesteld op 'off',
start de volgende arpeggio zodra u deze activeert. Het getal rechts van elke waarde geeft de resolutie van de 1/4-noot
in clocks aan.
Instellingen: off (uit), 2 60 (1/32-noot), 63 80 (1/16-noottriool), 6 120 (1/16-noot), 83 160 (1/8-noottriool), 8 240 (1/8-noot),
43 320 (1/4-noottriool), 4 480 (1/4-noot)
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
82
Page 83
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
QtzStrength (Quantize Strength)
Bepaalt de offsetwaarde voor 'QtzStrength' in de display [F5] PLAY FX. Deze parameter wordt toegepast
op alle partijen.
Instellingen: -100 – +0 – +100
VelocityRate
Bepaalt de offsetwaarde voor 'VelocityRate' in de display [F5] PLAY FX. Deze parameter wordt toegepast
op alle partijen.
Instellingen: -100 – +0 – +100
GateTimeRate
Bepaalt de offsetwaarde voor 'QtzTimeRate' in de display [F5] PLAY FX. Deze parameter wordt toegepast
op alle partijen.
Instellingen: -100 – +0 – +100
Swing
Bepaalt de offsetwaarde voor 'Swing' in de display [F5] PLAY FX. Deze parameter wordt toegepast op alle partijen.
Instellingen: -120 – +0 – +120
[F2] TYPE
Dit zijn dezelfde als in de display Arpeggio Edit (pagina 27) van de modus Voice.
[F3] MAIN
Dit zijn dezelfde als in de display Arpeggio Edit (pagina 27) van de modus Voice. De parameter 'Tempo' wordt niet
weergegeven in de display MAIN van de modus Song. In plaats daarvan is de volgende parameter beschikbaar
in deze display. De tempo-instelling voor arpeggio is hetzelfde als de tempo-instelling in de display Song Play.
VoiceWithARP (Voice with Arpeggio)
Aan elk arpeggiotype wordt een specifieke voice toegewezen die het best bij het type past. Met deze parameter wordt
bepaald of de toepasselijke voice die is geregistreerd voor elk arpeggiotype wordt toegewezen aan de bewerkte partij.
Als de parameter wordt ingesteld op 'on', wordt de toepasselijke voice toegewezen aan de bewerkte partij in plaats van
de huidige toegewezen voice. Als de parameter wordt ingesteld op 'off', wordt de toepasselijke voice niet toegewezen
aan de bewerkte partij. De momenteel toegewezen voice blijft behouden.
[F4] LIMIT
Dit zijn dezelfde als in de display Arpeggio Edit (pagina 28) van de modus Voice.
[F5] PLAY FX (Play Effect)
Dit zijn dezelfde als in de display Arpeggio Edit (pagina 28) van de modus Voice.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
[F6] OUT CH (Output Channel)
OutputSwitch
Als deze schakelaar is ingeschakeld, worden de arpeggio-afspeeldata uitgevoerd via MIDI.
Instellingen: off, on
TransmitCh (Zendkanaal)
Bepaalt het MIDI-zendkanaal voor de arpeggio-afspeeldata. Als het kanaal 'KbdCh' is ingesteld, worden de arpeggio-
afspeeldata uitgevoerd via het MIDI-zendkanaal van het toetsenbord ([UTILITY] [F6] MIDI KBDTransCh).
Instellingen: 1 – 16, KbdCh (toetsenbordkanaal)
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
83
Page 84
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE

Song bewerken

In deze modus beschikt u over een uitgebreide set gedetailleerde regelaars voor het bewerken van de MIDI-events
van afzonderlijke songtracks. MIDI-events zijn berichten (zoals noot aan/uit, nootnummer, programmawijzigingsnummer
enz.) die samen de data van een opgenomen track vormen. De modus kan worden gebruikt om fouten te corrigeren
en om dynamische effecten, zoals vibrato, toe te voegen om de song te verfijnen en te voltooien.
Bediening
[F1] CHANGE
Hiermee wordt de eventlijst van de geselecteerde songtrack weergegeven. Zie de Gebruikershandleiding voor instructies.
[F2] VIEW FLT (View Filter)
In deze display kunt u de eventtypen selecteren die worden weergegeven in de display CHANGE. Als u bijvoorbeeld
alleen nootevents wilt bewerken, schakelt u het selectievakje naast 'Note' in zodat alleen de nootevents worden
weergegeven in de display CHANGE (Event List).
Instellingen: Note, PitchBend, ProgramChange, ControlChange, Ch.AfterTouch, PolyAfterTouch, RPN (Registered Parameter Number),
NRPN (Non Registered Parameter Number), Exclusive
[F5] CLR ALL (Clear All)
Druk op de knop [F5] om alle aanvinktekens tegelijk te verwijderen.
[F6] SET ALL
Druk op de knop [F6] om alle selectievakjes aan te vinken.
[F4] TR SEL (Track Select)
U kunt met deze knop schakelen tussen de displays voor tracks 1 – 16, SCN (scenetrack) en TMP (tempotrack).
[F5] INSERT
Als de cursor zich op de gewenste positie in de display [F1] CHANGE (Event List) bevindt, kunt u de display voor het
invoegen van nieuwe MIDI-events in de modus Song of de modus Pattern oproepen door te drukken op deze knop.
De eventtypen die in de song kunnen worden ingevoegd, worden hieronder beschreven.
Note
Dit zijn de events die noten definiëren, die het grootste deel van alle performancedata uitmaken. Dit is het meest
voorkomende datatype.
NOTE (Note name)
Bepaalt de nootnaam of de specifieke toonhoogte van de noot op het toetsenbord.
Instellingen: C -2 – G8
GATE (Gate time)
Bepaalt de werkelijke tijdsduur van een noot in tellen en clocks.
Instellingen: 000:001 – 999:479
OPMERKING Op deze synthesizer is één clock gelijk aan 1/480e van een 1/4-noot.
VELO (Velocity)
Bepaalt hoe sterk de geselecteerde noot weerklinkt.
Instellingen: 001 – 127
[SONG] Song selecteren [EDIT]
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
PitchBend
Deze events bepalen voortdurende toonhoogteveranderingen en worden gegenereerd als u het pitchbendwiel bedient.
DATA
Bepaalt de pitchbenddata.
Instellingen: -8192 – +8191
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
84
Page 85
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
ProgramChange
Programmawijzigingsevents worden gebruikt om voices te selecteren.
BANK
Bepaalt de voicebank. De voicebank bestaat uit MSB en LSB.
Instellingen: 000 – 127, ***
OPMERKING Bankselectie MSB en LSB maken eigenlijk deel uit van de besturingswijzigingsberichten (hieronder).
Omdat ze specifiek worden gebruikt voor de voiceselectie, worden ze echter hier ingedeeld en beschreven.
PC NO (Program Change Number)
Bepaalt de specifieke voice (uit de bank die hierboven door MSB en LSB is geselecteerd).
Instellingen: 000 – 127
OPMERKING Raadpleeg het 'Voiceoverzicht' in het PDF-document 'Datalijst' voor meer informatie over voicebanken
en voicenummers.
Control Change
Deze events bepalen het geluid en bepaalde responskenmerken van de voice, en worden doorgaans gegenereerd/
opgenomen als u een regelaar (zoals een modulatiewiel, knop, schuifregelaar of voetregelaar) bedient.
CTRL NO (Control Number)
Bepaalt het besturingswijzigingsnummer.
Instellingen: 000 – 127
OPMERKING Zie het gedeelte 'MIDI' in het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer informatie
over de functies die zijn toegewezen aan elk besturingswijzigingsnummer.
DATA
Zie 'Data Entry MSB-LSB' in het gedeelte 'MIDI' van het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer'.
Instellingen: 000 – 127
Ch.AfterTouch (kanaalaftertouch)
Deze event wordt gegenereerd wanneer druk wordt uitgeoefend op een toets nadat de noot is gespeeld.
OPMERKING
Het keyboard van de MOXF6/MOXF8 beschikt niet over de functie After Touch. In deze display kunt u echter wel After Touch-events in de songdata invoegen.
DATA
Geeft de hoeveelheid druk weer die op de toets wordt uitgeoefend.
Instellingen: 000 – 127
PolyAfterTouch (Polyphonic After Touch)
Deze event wordt gegenereerd wanneer druk wordt uitgeoefend op een toets nadat de noot is gespeeld.
In tegenstelling tot bij de Channel After Touch-event worden er echter voor elke toets afzonderlijke data geleverd.
OPMERKING
Het keyboard van de MOXF6/MOXF8 beschikt niet over de functie After Touch. In deze display kunt u echter wel After Touch-events in de songdata invoegen.
OPMERKING
Bepaalt de toets waarop After Touch wordt toegepast.
Instellingen: C -2 – G8
DATA
Geeft de hoeveelheid druk weer die op de toets wordt uitgeoefend.
Instellingen: 000 – 127
RPN (Registered Parameter Number)
Met deze events kunt u de parameterwaarden voor elke toongeneratorpartij wijzigen. Deze events worden
gebruikt voor de instellingen van een partij, zoals pitchbendgevoeligheid en stemming.
MSB-LSB
Zie 'Registered Parameter Number MSB-LSB' in het gedeelte 'MIDI' van het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer'.
Instellingen: 000 – 127
DATA (Data Entry MSB-LSB)
Zie 'Registered Parameter Number MSB-LSB' in het gedeelte 'MIDI' van het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer'.
Instellingen: 000 – 127, ***
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
OPMERKING Normaal gesproken worden er drie typen besturingswijzigingsdata verzonden: RPN MSB (101), RPN LSB (100)
en Data Entry MSB (6). Op deze synthesizer is hieraan Data Entry LSB (38) toegevoegd en wordt de resulterende groep besturingswijzigingsevents als één geheel verwerkt in deze display. Houd er rekening mee dat wanneer de RPN eenmaal is ingesteld voor een kanaal, hierop volgende data-invoer wordt herkend als een wijziging in de waarde van dezelfde RPN. Om operationele fouten te voorkomen, dient u een RPN Null-bericht (7FH, 7FH) te verzenden nadat u deze berichten hebt gebruikt voor het uitvoeren van een besturingsbewerking.
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
85
Page 86
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
NRPN (Non Registered Parameter Number)
Hiermee wijzigt u parameterwaarden voor elke toongeneratorpartij. Deze kunnen worden gebruikt om geluiden te
bewerken via MIDI, zodat u filter- of EG-instellingen kunt bewerken of de toonhoogte of het niveau van elk instrument
van een drumvoice kunt aanpassen.
MSB-LSB
Zie 'Non Registered Parameter Number MSB-LSB' in het gedeelte 'MIDI' van het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer'.
Instellingen: 000 – 127
DATA (Data Entry MSB-LSB)
Zie 'Non Registered Parameter Number MSB-LSB' in het gedeelte 'MIDI' van het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer'.
Instellingen: 000 – 127, ***
OPMERKING Normaal gesproken worden er drie typen besturingswijzigingsdata verzonden: NRPN MSB (99), NRPN LSB (98)
en Data Entry MSB (6). Op deze synthesizer is hieraan Data Entry LSB (38) toegevoegd en wordt de resulterende groep besturingswijzigingsevents als één geheel verwerkt in deze display. Houd er rekening mee dat wanneer de NRPN eenmaal is ingesteld voor een kanaal, hierop volgende data-invoer wordt herkend als een wijziging in de waarde van dezelfde NRPN. Om operationele fouten te voorkomen, dient u een RPN Null-bericht (7FH, 7FH) te verzenden nadat u deze berichten hebt gebruikt voor het uitvoeren van een besturingsbewerking.
OPMERKING Op de MOXF6/MOXF8 kunnen geen NRPN-berichten worden ontvangen.
Exclusive (systeemexclusief)
Dit type MIDI-bericht wordt gebruikt voor het uitwisselen van data die uniek zijn voor een apparaat van een specifiek
model of type. In tegenstelling tot andere MIDI-events verschillen deze events al naargelang de fabrikant of het
apparaat en zijn ze niet compatibel met andere apparaten.
DATA (HEX)
Zie 'Systeemeigen berichten' in het gedeelte 'MIDI' in het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer'.
Instellingen: 00 – 7F, F7 (data moeten worden ingevoerd in hexadecimaal formaat.)
[F6] DELETE
Druk hierop om de nootevents op de huidige cursorpositie te wissen.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
86
Page 87
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE

Song Job

LET OP
LET OP
De modus Song Job biedt een uitgebreide set bewerkingstools en datatransformatiefuncties waarmee u het geluid
van de song kunt wijzigen. In deze modus kunt u ook verschillende nuttige handelingen uitvoeren, zoals het kopiëren
of wissen van data. Zie de Gebruikershandleiding voor instructies.
Het bericht 'Executing…' wordt weergegeven als het uitvoeren van de taak even duurt. Schakel het instrument niet uit wanneer het bericht 'Executing…' wordt weergegeven. Dit leidt tot het verlies van alle gebruikersdata.
Bediening
[F1] UNDO/REDO
Met de taak Undo annuleert u de wijzigingen die u hebt gemaakt in uw meest recente opnamesessie, bewerkingssessie
of taak en herstelt u de vorige toestand van de data. Zo kunt u de data herstellen in geval van onbedoeld dataverlies.
De taak Redo is alleen beschikbaar nadat u Undo hebt gebruikt. Met deze taak kunt u de wijzigingen herstellen die
u hebt gemaakt voordat u deze ongedaan maakte.
Undo/Redo werkt niet met mixvoicehandelingen.
[F2] NOTE (Note data Job)
Druk hierop om de display voor de geselecteerde taak op te roepen.
OPMERKING
01: Quantize
Kwantisering is het proces van aanpassen van de timing van nootevents door deze dichter bij de eerstvolgende exacte
tel te plaatsen. U kunt deze functie bijvoorbeeld gebruiken om de timing te verbeteren van een toetsenspel dat realtime
is opgenomen.
TR (Track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
Quantize (Resolution)
Bepaalt op welke tellen de nootdata in de opgegeven track worden gelijkgetrokken.
Instellingen: 1/32-noot, 1/16-noottriool, 1/16-noot, 1/8-noottriool, 1/8-noot, 1/4-noottriool, 1/4-noot, 1/16-noot + 1/16-noottriool,
1/8-noot + 1/8-noottriool
Strength
Deze parameter bepaalt de 'sterkte' waarmee nootevents naar de dichtstbijzijnde kwantiseringstellen worden
getrokken. De instelling 100% resulteert in een exacte timing. Een instelling van 0% leidt tot geen kwantisering.
Instellingen: 000% – 100%
SwingRate
Vertraagt noten op even genummerde tellen (backbeats) om een swinggevoel te creëren. Als het metrum bijvoorbeeld 4/4 is en
de kwantiseringswaarde is kwartnoten, worden de 2e en 4e tel van de maat vertraagd. Als er een trioolkwantiseringswaarde
wordt gebruikt, wordt de laatste noot van elke triool vertraagd. Als de kwantiseringswaarde even is, worden de tellen vertraagd.
Instellingen: Het bereik is afhankelijk van de kwantiseringsinstelling. Zie onder voor details.
Als de kwantiseringswaarde 1/4-noot, 1/8-noot, 1/16-noot, 1/32-noot is:
Een instelling van 100% is gelijk aan tweemaal de lengte van de opgegeven kwantiseringswaarde. Met een instelling van 50% wordt een exacte timing verkregen, waardoor er geen swinggevoel is. Instellingen boven 51% vergroten het swinggevoel, waarbij 75% gelijk is aan de vertraging van een gepunteerde noot.
Als de kwantiseringswaarde 1/4-noottriool, 1/8-noottriool, 1/16-noottriool is:
Een instelling van 100% is gelijk aan driemaal de lengte van de opgegeven kwantiseringswaarde. Met een instelling van 66% wordt een exacte timing verkregen, waardoor er geen swinggevoel is. Instellingen boven 67% vergroten het swinggevoel, waarbij 83% gelijk is aan een sextoolvertraging.
Als de kwantiseringswaarde 1/8-noot + 1/8-noottriool, 1/16-noot + 1/16-noottriool is:
Een instelling van 100% is gelijk aan tweemaal de lengte van een 1/8-noot of een 1/16-noot. Met een instelling van 50% wordt een exacte timing verkregen, waardoor er geen swinggevoel is. Instellingen boven 51% vergroten het swinggevoel, waarbij 66% gelijk is aan een trioolvertraging.
OPMERKING Als een andere swingwaarde dan 100% wordt gebruikt, worden er noten geplaatst na andere niet-swingnoten
[SONG] Song selecteren [JOB]
Controleer of u de track (01 – 16, all) en het bereik (maat : tel : clock) waarop de job moet worden toegepast hebt opgegeven voordat u de nootdatataak uitvoert.
en worden deze laatstgenoemde noten overeenkomstig vertraagd.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
87
Page 88
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
GateTime
Bepaalt de gatetijd (hoe lang een noot klinkt) van de even backbeatnoten om het swinggevoel te vergroten.
Als er een trioolkwantiseringswaarde wordt gebruikt, wordt de gatetijd van de laatste noot van elke triool aangepast.
Als de kwantiseringswaarde 1/8-noot + 1/8-noottriool of 1/16-noot + 1/16-noottriool is, wordt de gatetijd van de
even 1/8-noottellen of 1/16 noottellen aangepast. Een instelling van 100% betekent dat de oorspronkelijke gatetijd
onveranderd blijft. Als een aangepaste gatetijdwaarde kleiner is dan 1, wordt de waarde op 1 afgerond.
Instellingen: 000% – 200%
02: Modify Velocity
Met deze taak wijzigt u de aanslagwaarden van het opgegeven notenbereik, waardoor u selectief het volume
van deze noten kunt verhogen of verlagen. Wijzigingen in de aanslag worden als volgt berekend:
Aangepaste aanslag = (oorspronkelijke aanslag x snelheid) + offset
Als het resultaat gelijk is aan 0 of minder, wordt de waarde ingesteld op 1. Als het resultaat groter is dan 127,
wordt de waarde ingesteld op 127.
TR (Track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
SetAll
Hiermee wordt de aanslag van alle doelnoten op dezelfde vaste waarde (1 tot en met 127) ingesteld. Wanneer de
parameter Set All is ingesteld op 'off', heeft deze geen invloed. Wanneer deze parameter is ingesteld op een andere
waarde dan 'off', zijn de parameters 'Rate' en 'Offset' niet beschikbaar en worden ze in de display weergegeven als '***'.
Instellingen: off (0), 001 – 127
Rate
Bepaalt het percentage waarmee de doelnoten worden verschoven ten opzichte van de oorspronkelijke aanslagen.
Instellingen onder 100% verkleinen de aanslagen, instellingen boven de 100% verhogen de aanslagen proportioneel.
De instelling 100 veroorzaakt geen wijziging. Wanneer de parameter Set All niet is ingesteld op 'off', wordt deze
parameter weergegeven als '***' en kan deze niet worden gewijzigd.
Instellingen: 000% – 200%, ***
Offset
Hiermee voegt u een vaste waarde toe aan de voor snelheid aangepaste aanslagwaarden. Instellingen onder 0 verkleinen
de aanslagen, instellingen boven 0 verhogen de aanslagen. De instelling 0 veroorzaakt geen wijziging. Wanneer de parameter
Set All niet is ingesteld op 'off', wordt deze parameter weergegeven als '***' en kan deze niet worden gewijzigd.
Instellingen: -127 – +0 – +127, ***
03: Modify Gate Time
Met deze taak wijzigt u de gatetijden van het opgegeven notenbereik. Wijzigingen in de gatetijd worden als volgt berekend:
Aangepaste gatetijd = (oorspronkelijke gatetijd x snelheid) + offset
Als het resultaat 0 of minder is, wordt de waarde afgerond op 1.
TR (Track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
SetAll
Hiermee worden de gatetijden van alle doelnoten op dezelfde vaste waarde ingesteld. Wanneer de parameter Set All
is ingesteld op 'off', heeft deze geen invloed. Wanneer deze parameter is ingesteld op een andere waarde dan 'off',
zijn de parameters 'Rate' en 'Offset' niet beschikbaar en worden ze in de display weergegeven als '***'.
Instellingen: off (0), 0001 – 9999
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
Rate
Bepaalt het percentage waarmee de gatetijd van de doelnoten wordt gewijzigd. Instellingen onder 100% verkorten de noten,
instellingen boven de 100% verlengen de noten proportioneel. De instelling 100 veroorzaakt geen wijziging. Wanneer de
parameter Set All niet is ingesteld op 'off', wordt deze parameter weergegeven als '***' en kan deze niet worden gewijzigd.
Instellingen: 000% – 200%, ***
Offset
Voegt een vaste waarde toe aan de voor snelheid aangepaste gatetijdwaarden. Instellingen onder 0 verkorten de
gatetijd, instellingen boven 0 verlengen de gatetijd. De instelling 0 veroorzaakt geen wijziging. Wanneer de parameter
Set All niet is ingesteld op 'off', wordt deze parameter weergegeven als '***' en kan deze niet worden gewijzigd.
Instellingen: -9999 – +0 – +9999, ***
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
88
Page 89
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
04: Crescendo
Met deze taak kunt u een crescendo of decrescendo maken voor het opgegeven notenbereik. (Crescendo is een
geleidelijke toename in volume en decrescendo is een geleidelijke afname.)
TR (Track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
VelocityRange
Bepaalt de intensiteit van het crescendo of decrescendo. De aanslagwaarden van de noten in het opgegeven bereik
worden geleidelijk aan verhoogd of verlaagd, te beginnen met de eerste noot in het bereik. De aanslag van de laatste
noot in het bereik wordt de oorspronkelijke aanslag van de noot plus de waarde van Velocity Range. Als de resulterende
aanslag buiten het bereik 1 – 127 ligt, wordt deze ingesteld op 1 of 127. Instellingen hoger dan 0 produceren een
crescendo, instellingen kleiner dan 0 produceren een decrescendo. De instelling 0 heeft geen effect.
Instellingen: -127 – +0 – +127
OPMERKING Door deze job uit te voeren worden de aanslagen van de noot gewijzigd voor events in het opgegeven bereik om
het crescendo/decrescendo te produceren. Het crescendo/decrescendo kan niet met deze taak worden toegepast op lang aangehouden noten met een lange gatetijd. Gebruik voor dit type noten de taak 'Create Continuous Data' (pagina 92) met het eventtype ingesteld op 'Control Change 11'.
05: Transpose
Met de taak Transpose kunt u de toonsoort of de toonhoogte van de noten in het opgegeven bereik wijzigen.
TR (Track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
Note
Bepaalt het toonhoogtebereik waarop de taak wordt toegepast. U kunt de noot ook rechtstreeks vanaf het keyboard
instellen door de knop [SF6] KBD ingedrukt te houden en op de gewenste toets te drukken.
Instellingen: C -2 – G8
Transpose
Hiermee transponeert u de noten in het opgegeven bereik (in halve tonen). Bij een instelling van +12 wordt naar een
octaaf hoger getransponeerd, bij een instelling van -12 naar een octaaf lager. De instelling 0 veroorzaakt geen wijziging.
Instellingen: -127 – +0 – +127
06: Glide
Met de taak Glide vervangt u alle noten na de eerste noot in het opgegeven bereik door pitchbenddata, waardoor
een vloeiende overgang van noot naar noot wordt verkregen. Dit is ideaal voor het produceren van slidegitaar-
of stringbendeffecten.
TR (Track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
GlideTime
Bepaalt de tijd van de overgang. Hogere waarden zorgen voor een langere overgang tussen noten.
Instellingen: 000 – 100
PBRange (Pitch Bend Range)
Bepaalt het maximale toonbuigingsbereik dat door de taak Glide moet worden toegepast (in halve tonen).
Instellingen: 01 – 24
OPMERKING Houd er rekening mee dat de song mogelijk niet correct wordt afgespeeld als u 'PB Range' instelt op een waarde
die afwijkt van de waarde die in de modus Voice Edit is ingesteld. Om ervoor te zorgen dat de song correct wordt afgespeeld, voegt u de MIDI-event in onder de bijbehorende track in de display Song Edit (pagina 84). RPN [000-000] xxx ('xxx' stelt de pitchbendwaarde voor)
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
07: Create Roll
Met deze taak maakt u een reeks herhaalde noten (zoals bij tromgeroffel) in het opgegeven bereik met de opgegeven
continue wijzigingen in clockstap en aanslag. Dit is ideaal voor het maken van snel staccatogeroffel en speciale
'stotter'-effecten.
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
89
Page 90
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
TR (Track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
StartStep (Starting Step) EndStep (Ending Step)
Bepaalt de grootte van de stap (het aantal clocks) tussen iedere noot in de roffel. Hoe kleiner de waarde is, hoe fijner
de roffel. Zowel de begin- als de eindclockwaarden kunnen worden opgegeven, zodat u eenvoudig roffels kunt maken
waarvoor de stapgrootte varieert in de roffel.
Instellingen: StartStep: 001 – 999, EndStep: 001 – 999
Note
Bepaalt de specifieke noot (of het instrument bij drumvoices) voor het roffeleffect. U kunt de noot ook rechtstreeks vanaf
het keyboard instellen door de knop [SF6] KBD ingedrukt te houden en op de gewenste toets te drukken.
Instellingen: C -2 – G8
StartVelo (Starting Velocity) EndVelo (Ending Velocity)
Bepaalt de aanslag van de noten in de roffel. Zowel de begin- als de eindaanslagwaarden kunnen worden opgegeven,
zodat u eenvoudig roffels kunt maken waarvoor de aanslag toeneemt of afneemt in de roffel. Op deze manier kunt
u roffels maken die geleidelijk toenemen of afnemen in volume (crescendo/decrescendo).
Instellingen: StartVelo: 001 – 127, EndVelo: 001 – 127
08: Sort Chord
Met deze taak sorteert u akkoordevents (gelijktijdige nootevents) in volgorde van toonhoogte. Het sorteren heeft
invloed op de volgorde van de noten in de display Event List (pagina 84), maar wijzigt de timing van de noten niet.
Wanneer u gewend bent akkoorden vooraf te verwerken voordat u de job Separate Chord (zie hieronder) gebruikt,
kunt u Chord Sort gebruiken om de 'slag' of het tokkelgeluid van gitaren en gelijksoortige instrumenten te simuleren.
TR (Track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
Type
Bepaalt hoe de nootdata van een akkoord worden gesorteerd.
Instellingen: up, down, up&down, down&up
up................. De noten worden in oplopende volgorde gesorteerd. Voer na het uitvoeren van deze taak met deze instelling
de taak Separate Chord uit om een gitaarachtige opwaartse slag te maken.
down............ De noten worden in aflopende volgorde gesorteerd. Voer na het uitvoeren van deze job met deze instelling
de taak Separate Chord uit om een gitaarachtige neerwaartse slag te maken.
up&down .....Akkoordnoten in downbeats worden in oplopende volgorde gesorteerd en akkoordnoten in upbeats worden
in aflopende volgorde gesorteerd, op basis van de instelling Grid (zie hieronder).
down&up .....Akkoordnoten in downbeats worden in aflopende volgorde gesorteerd en akkoordnoten in upbeats worden
in oplopende volgorde gesorteerd, op basis van de instelling Grid (zie hieronder).
Grid
Bepaalt het type noot dat als basis dient voor de taak Chord Sort.
Instellingen: 32nd note (1/32-noot), 16th note triplet (1/16-noottriool), 16th note (1/16-noot), 8th note triplet (1/8- noottriool),
8th note (1/8- noot), 1/4 note triplet (kwartnoottriool), 1/4 note (kwartnoot)
09: Separate Chord
Met deze job worden noten in akkoorden binnen het opgegeven bereik enigszins gescheiden, met een opgegeven
aantal clocks tussen elke noot. Gebruik deze taak na de taak Chord Sort hierboven om gitaarachtige opwaartse
of neerwaartse slageffecten te maken.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
TR (Track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
Clock
Bepaalt het aantal clockcycli dat tussen twee opeenvolgende akkoordnoten wordt ingevoegd.
Instellingen: 000 – 999
OPMERKING Opmerking: er zijn 480 clockcycli per 1/4-noot.
OPMERKING Het is niet mogelijk om akkoorden te scheiden zodat ze in het volgende akkoord overgaan of het bereik
(hierboven ingesteld) overschrijden.
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
90
Page 91
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
LET OP
[F3] EVENT (Event Job)
Brontrack en het bereik in maten, tellen en clocks
Bestemmingstrack en het begin (maat, tel en clock)
van de bestemming.
Druk hierop om de display voor de geselecteerde taak op te roepen.
OPMERKING
01: Shift Clock
Met deze taak verschuift u alle data-events in het opgegeven bereik met het opgegeven aantal clocks voorwaarts
of achterwaarts.
TR (Track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, TMP=tempo, SCN=SCENE, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de taak wordt
toegepast.
Clock
Bepaalt hoeveel de data worden vertraagd of versneld in maten, tellen en clocks.
Instellingen: 000: 0: 000 – 999: 3: 479
Direction
Bepaalt de richting waarin de data worden verschoven. Met Advance worden de data naar het begin van de sequence
verplaatst, met Delay worden de data verschoven naar het einde van de sequence.
Instellingen: Advance, Delay
02: Copy Event
Met deze taak kopieert u alle data van een opgegeven bronbereik naar een opgegeven bestemmingslocatie.
Voer deze taak uit nadat u de volgende parameters hebt ingesteld:
• Source Track (01-16, TMP, SCN, all)
• Bronbereik (maat : tel : clock)
• Destination Track (01-16, TMP, SCN, all)
• Bestemmingsbereik (maat: tel : clock)
• Beginmaat van de bestemming
• Teller (het aantal keren dat de data moeten worden gekopieerd)
NumberOfTimes
Hiermee bepaalt u het aantal keren dat de data worden
gekopieerd.
Instellingen: x01 – x99
Wanneer Copy Event wordt uitgevoerd, worden data die reeds aanwezig zijn op de bestemmingslocatie overschreven.
03: Erase Event
Met deze taak wist u alle opgegeven events in het opgegeven bereik, waardoor op doeltreffende wijze een segment
met stilte wordt verkregen.
Controleer of u de track en het bereik (maat : tel : clock) waarop de job moet worden toegepast hebt opgegeven voordat u de nootdatataak uitvoert. Houd er rekening mee dat de track die moet worden opgegeven, varieert afhankelijk van de taak.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
TR (Track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, TMP, SCN, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de taak wordt toegepast.
EventType
Bepaalt het eventtype dat moet worden gewist. Wanneer 'all' is geselecteerd, worden alle events gewist. Voor het
wissen van besturingswijzigingsevents kunnen afzonderlijke besturingswijzigingsnummers worden opgegeven.
Instellingen: Als TR is ingesteld op 01 – 16: Note (nootevents), PC (programmawijziging), PB (pitchbend), CC (besturingswijziging)*,
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
CAT (kanaalaftertouch), PAT (polyfone aftertouch), EXC (systeemeigen), All (alle events) Als TR is ingesteld op 'TMP' (tempo): TMP (tempo) Als TR is ingesteld op 'SCN' (scene): SceneMemory (scenewijzigingsinformatie), TrackMute (wijzigingsinformatie trackdempingsinstelling) * U kunt ook het CC No. (besturingswijzigingsnummer) opgeven.
91
Page 92
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
04: Extract Event
Curve = +16 Curve = 0 (lineair) Curve = -16
Beginpunt
Eindpunt
De afstand opgegeven door Clock
Met deze taak verplaatst u alle exemplaren van de opgegeven eventdata in een opgegeven bereik van een track
naar hetzelfde bereik in een andere track.
TR (Track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
EventType
Hiermee selecteert u het eventtype dat moet worden onttrokken. Indien nodig kunnen ook afzonderlijke noot-
en besturingswijzigingsnummers worden opgegeven.
Instellingen: Note (nootevents), PC (programmawijziging), PB (pitchbend), CC (besturingswijziging), CAT (kanaalaftertouch),
PAT (polyfone aftertouch), EXC (systeemeigen)
TR (track)
Bepaalt de bestemmingstrack (01 – 16).
05: Create Continuous Data
Met deze taak maakt u continue pitchbend- of besturingswijzigingsdata voor het opgegeven notenbereik.
TR (Track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, TMP, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de taak wordt toegepast.
EventType
Bepaalt het eventtype dat moet worden gemaakt.
Instellingen: PB (pitchbend), CC (besturingswijziging)*, CAT (kanaalaftertouch), EXC (systeemeigen), TMP (tempo)
* U kunt ook het CC No. (besturingswijzigingsnummer) opgeven.
Data (Data Range)
Bepaalt de onder- en bovengrenzen voor het databereik dat moet worden gemaakt.
Instellingen: Als het eventtype is ingesteld op 'PB': -8192 – +0 – +8191
Als het eventtype is ingesteld op 'TMP': 005,0 – 300,0 Als het eventtype is ingesteld op 'other': 0 – 127
Clock
Bepaalt het aantal clocks dat moet worden ingevoegd tussen de gemaakte events.
Instellingen: 001 – 999
Curve
Bepaalt de curve van de continue data. Raadpleeg de grafiek
voor een benadering van de curvevormen.
Instellingen: -16 – +0 – +16
NumberOfTimes
Bepaalt het aantal keren dat het maken van data moet worden herhaald. Als de data bijvoorbeeld zijn gemaakt in het
bereik M001:1:000 – M003:1:000 en deze parameter is ingesteld op 03, worden dezelfde data gemaakt in M003:1:000 –
M005:1:000 en M005:1:000 – M007:1:000. Met deze job kunt u herhaalde volume- of filterafsnijvariaties invoegen om
tremolo- of wah-effecten te maken.
Instellingen: x01 – x99
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
92
Page 93
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
06: Thin Out
Met deze job dunt u het opgegeven type continue data in het opgegeven bereik uit. Hierdoor kunt u geheugenruimte
vrijmaken voor andere data of meer opnamen.
TR (Track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
EventType
Bepaalt het eventtype dat moet worden uitgedund.
Instellingen: PB (pitchbend), CC (besturingswijziging)*, CAT (kanaalaftertouch), PAT (polyfone aftertouch), TMP (tempo)
* U kunt ook het CC No. (besturingswijzigingsnummer) opgeven.
OPMERKING De taak Thin Out werkt niet op continue data met een clockinterval van meer dan 60 clocks per event.
07: Modify Control Data
Met deze taak kunt u de waarden van een opgegeven type besturingswijzigingsdata (bijvoorbeeld pitchbend,
besturingswijziging, aftertouch, enz.) wijzigen in het opgegeven bereik. Wijzigingen in de data worden als volgt
berekend:
Aangepaste waarde = (oorspronkelijke waarde x snelheid) + offset.
Een resultaat dat onder het minimum ligt, wordt ingesteld op het minimum. Een resultaat dat hoger ligt dan
het maximum, wordt op het maximum ingesteld.
TR (Track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, TMP, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de taak wordt toegepast.
EventType
Bepaalt het eventtype dat moet worden aangepast.
Instellingen: PB (pitchbend), CC (besturingswijziging)*, CAT (kanaalaftertouch), PAT (polyfone aftertouch), TMP (tempo)
* U kunt ook het CC No. (besturingswijzigingsnummer) opgeven.
SetAll
Hiermee worden alle doelevents op dezelfde vaste waarde ingesteld. Wanneer de parameter Set All is ingesteld op 'off',
heeft deze geen invloed. Wanneer deze parameter is ingesteld op een andere waarde dan 'off', zijn de parameters
'Rate' en 'Offset' niet beschikbaar en worden ze in de display weergegeven als '***'.
Instellingen: off, 000 -127 (-8192 – +0 – +8191 voor pitchbend, 005,0 – 300,0 voor tempo), ***
Rate
Bepaalt het percentage waarmee de doelevents worden verschoven ten opzichte van de oorspronkelijke waarden.
Wanneer de parameter Set All niet is ingesteld op 'off', wordt deze parameter weergegeven als '***' en kan deze niet
worden gewijzigd.
Instellingen: 000% – 200%, ***
Offset
Hiermee voegt u een vaste waarde toe aan de voor snelheid aangepaste eventwaarden. Wanneer de parameter Set All
niet is ingesteld op 'off', wordt deze parameter weergegeven als '***' en kan deze niet worden gewijzigd.
Instellingen: -127- +0 – +127 (-8192 – +0 – +8191 voor pitchbend, -275 – +0 – +275 voor tempo), ***
08: Beat Stretch
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
Met deze job voert u een tijdexpansie of -compressie uit voor het geselecteerde bereik. Houd er rekening mee dat deze
bewerking een invloed heeft op alle eventtimings, nootstaptijden en nootgatetijden.
TR (Track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
Rate
Hiermee wordt de tijdexpansie of -compressie bepaald en uitgedrukt in een percentage. Instellingen hoger dan 100%
veroorzaken expansie, instellingen onder 100% veroorzaken compressie. De instelling 100 veroorzaakt geen wijziging.
Instellingen: 025% – 400%
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
93
Page 94
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
[F4] MEAS (Measure Job)
001 – 004 005 – 012 013 024
001 – 004 005 016
Metrum (maatsoort)
van in te voegen maten
Aantal in te
voegen maten
Invoegpunt (maatnummer)
Brondata
8 maten ingevoegd voor maat 5
De 8 ingevoegde maten
Verwijderingsbereik
Brondata
Maten M006 – M012 verwijderd
Druk hierop om de display voor de geselecteerde taak op te roepen.
01: Create Measure
Met deze taak maakt u lege maten op de opgegeven plaats in alle tracks.
Metrum van in te voegen maten
Bepaalt het metrum of de maatsoort van de maten die moeten worden gemaakt. Deze parameter kan van pas komen
als u een song wilt maken die metrumwijzigingen omvat.
Instellingen: 1/16 – 16/16, 1/8 – 16/8, 1/4 – 8/4
Invoegpunt (maatnummer)
Bepaalt het invoegpunt (maatnummer) waarop de zojuist gemaakte lege maten worden ingevoegd.
Instellingen: 001 – 999
Aantal in te voegen maten
Hiermee bepaalt u het aantal lege maten dat u wilt maken en invoegen.
Instellingen: 01 – 99
OPMERKING Bij het invoegen van lege maten worden de maat- en metrumdata achter het invoegpunt dienovereenkomstig naar
voren verplaatst.
OPMERKING Als het invoegpunt na de laatste maat met data wordt ingesteld, worden alleen de metrumdata op dat punt ingesteld
zonder dat de maten daadwerkelijk worden ingevoegd.
02: Delete Measure
Deze taak verwijdert de opgegeven maten van de huidige song. De maat- en meterdata achter de verwijderde maten
worden dienovereenkomstig naar achteren verplaatst.
001 – 004 005 – 012 013 024
001 – 004 005 016
Verwijderingsbereik
Instellingen: 001 – 999
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
94
Page 95
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
LET OP
[F5] TRACK (Track Job)
Te kopiëren datatype
Bronsong en -track
(01 – 16)
Bestemmingssong en -track (01 – 16)
Doeltracks voor de verwisselingsbewerking (01 – 16)
Te verwisselen datatype
Track A (01 – 16) Track B (01 – 16)
Trac k A Tra ck B
Track B
Mix Track
Track waarvan de data gewist worden (01 – 16, TMP, SCN, all)
Te wissen datatype
Druk hierop om de display voor de geselecteerde taak op te roepen.
01: Copy Track
Met deze taak kopieert u alle data van het geselecteerde
type uit een opgegeven brontrack naar een opgegeven
bestemmingstrack.
Door de kopieerbewerking worden alle aanwezige data op de bestemmingstrack overschreven.
Te kopiëren datatype
Hiermee bepaalt u het datatype dat u wilt kopiëren.
Selecteer het gewenste type door het selectievakje
in te schakelen.
Instellingen: Seq Event (alle events in de track), Grid Groove (voor de geselecteerde track), Mix Part Param (alle parameters
van Mixing Part)
02: Exchange Track
Met deze taak wordt het opgegeven datatype verwisseld
tussen twee opgegeven tracks in de huidige song.
Te verwisselen datatype
Hiermee bepaalt u het datatype dat u wilt verwisselen.
Selecteer het gewenste type door het selectievakje
in te schakelen.
Instellingen: Seq Event (alle events in de track), Grid Groove
(voor de geselecteerde track), Mix Part Param (alle parameters van Mixing Part)
03: Mix Track
In deze taak worden alle data van twee geselecteerde tracks ('A' en 'B') gemixt, en wordt het resultaat in track B geplaatst.
Doeltracks voor de mixbewerking
Instellingen: 01 – 16
04: Clear Track
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
Met deze taak verwijdert u alle data van het geselecteerde
type uit de geselecteerde patroontrack.
Te wissen datatype
Hiermee bepaalt u het datatype dat u wilt wissen. Selecteer
het gewenste type door het selectievakje in te schakelen.
Instellingen: Seq Event (alle events in de track), Grid Groove (voor
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
de geselecteerde track), Mix Part Param (alle parameters van Mixing Part)
95
Page 96
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
05: Normalize Play Effect
LET OP
LET OP
LET OP
Bronsong
Bestemmingssong
Bronsongbereik (in maten)
Bestemmingspatroon en -sectie
Met deze job herschrijft u de data in de geselecteerde track zodat deze de huidige instellingen van Grid Groove omvatten.
TR (Track)
Bepaalt de songtrack waarop de taak moet worden toegepast.
Instellingen: 01 – 16, all
06: Divide Drum Track
Hiermee splitst u de nootevents in een drumspel in een opgegeven track en plaatst u de noten die bij verschillende
druminstrumenten horen in afzonderlijke tracks (tracks 1 t/m 8).
TR (Track)
Bepaalt de songtrack waarop de taak moet worden toegepast.
Instellingen: 01 – 16
07: Put Tr ack To Arp ( Put Track to Arpegg io)
Met deze taak kopieert u data in de opgegeven maten van een track om arpeggiodata te maken. Zie pagina 126
voor meer informatie.
08: Copy Phrase
Met deze taak kopieert u de frase (gemaakt in de modus Pattern) naar een opgegeven track van de huidige song.
Met deze taak overschrijft u eventuele bestaande data in de bestemmingstrack, met uitzondering van de mixconfiguratie.
[F6] SONG (Song Job)
Druk hierop om de display voor de geselecteerde taak op te roepen.
01: Copy Song
Met deze taak kopieert u alle data van een geselecteerde
bronsong naar een geselecteerde bestemmingssong.
De mixvoices die door de song gebruikt worden, worden
eveneens gekopieerd.
Met deze taak overschrijft u eventuele bestaande data in de bestemmingssong.
02: Split Song To Pattern
Met deze taak kunt u een deel van de huidige song of
alle 16 tracks in een opgegeven maatbereik kopiëren.
Door deze taak worden alle aanwezige data in het bestemmingspatroon en de bestemmingssectie overschreven.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
03: Clear Song
Met deze taak kunt u alle data (inclusief de mixvoices) wissen uit de geselecteerde song of uit alle songs.
De functie kan ook worden gebruikt om alle 64 songs tegelijkertijd te verwijderen.
04: Song Name
Met deze taak kunt u een naam toewijzen aan de geselecteerde song. Zie het gedeelte 'Basisbediening'
van de Gebruikershandleiding voor meer informatie over het toekennen van namen.
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
96
Page 97
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE

Aanvullende informatie

Locatie 1 Locatie 2
Songafspeeltypen
Afspelen vanaf het midden van de song
Als u het afspelen van de song halverwege wilt starten, stelt u de gewenste locatie in met de regelaars onder de song en drukt u op de knop [R] (Play). U kunt deze handelingen ook uitvoeren tijdens het afspelen.
Vooruitspoelen Druk op de knop [RR] (Forward) button.
Snel vooruitspoelen Houd de knop [RR] (Forward) ingedrukt.
Terugspoelen Druk op de knop [LL] (Rewind).
Snel terugspoelen Houd de knop [LL] (Rewind) ingedrukt.
Naar het begin van de song gaan Druk op de knop [T] (Top).
Naar locatie 1 gaan Houd de knop [T] (Top) ingedrukt en druk op de knop [LL] (Rewind).
Naar locatie 2 gaan Houd de knop [T] (Top) ingedrukt en druk op de knop [RR] (Forward).
Als de song niet juist wordt afgespeeld:
Als u een song ergens in het midden start, kunnen er problemen optreden bij het afspelen, zoals het verkeerde geluid,
een onjuiste toonhoogte of onverwachte volumewijzigingen. Deze problemen ontstaan doordat de MIDI-events die
aan het begin van de song zijn opgenomen, niet zijn herkend door de toongeneratorsectie, omdat het afspelen op een
ander punt in de song is gestart met andere MIDI-events. Om dit te voorkomen, stelt u de parameter 'SongEventChase'
(pagina 145) in op 'PC+PB+Ctrl' of 'all' in de display OTHER van de modus Utility. Met deze instelling wordt de song
correct afgespeeld, zelfs als het afspelen vanaf het midden van de song wordt gestart.
Specifieke maatnummers toewijzen aan locatie 1 en 2
Als u specifieke maatnummers wilt toewijzen aan
locatie 1 en 2, selecteert u het gewenste maatnummer en drukt u op de knop [LL]/[RR] (Rewind/Forward) terwijl
u de knop [REC/SET LOCATE] ingedrukt houdt. De instelling
die hier wordt opgegeven, wordt bovenaan in de display
[F1] PLAY van de modus Song weergegeven.
Diverse instellingen voor het afspelen van songs toewijzen (Song Scene)
U kunt vijf verschillende 'snapshots' van belangrijke songgerelateerde parameters, zoals transponeren, tempo,
trackdempingsstatus en de basissongmixconfiguratie, toewijzen aan de knoppen [SF1] – [SF6] als songscenes.
One of the convenient advantages of Song. Scene is that it lets you instantly and automatically execute parameter
settings that normally require many button presses or controller operations. U kunt dit tijdens het opnemen
of afspelen van songs gebruiken om snel instellingen te wijzigen.
Songsceneparameters
Tempo De modus Song De display PLAY (pagina 76)
Transpose (transponeren)
Speeleffectinstellingen voor 16 tracks De display GROOVE (pagina 77)
Trackdempingsinstellingen voor 16 tracks [MUTE] (Zie de 'Beknopte handleiding' van de Gebruikershandleiding)
Paninstellingen voor 16 mixpartijen De modus Mixing De display OUTPUT (pagina 118)
Volume-instellingen voor 16 mixpartijen
Reverb Send-instellingen voor 16 mixpartijen
Chorus Send-instellingen voor 16 mixpartijen
Cutoff Frequency-instellingen voor 16 mixpartijen De display TONE (pagina 118)
Resonantie-instellingen voor 16 mixpartijen
AEG Attack-instellingen voor 16 mixpartijen
AEG Release-instellingen voor 16 mixpartijen
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
97
Page 98
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
De songscene vastleggen
Nadat u de gewenste scene-instellingen hebt gemaakt, houdt u de knop [STORE] ingedrukt terwijl u op een van de
knoppen [SF1] – [SF6] drukt. Het 1/8-nootsymbool verschijnt op het tabblad van de SF-knop waarin u de songscene
hebt vastgelegd. Druk op de knop [STORE] om de songdata inclusief de songscene-instellingen op te slaan.
De songscene activeren
U kunt de songscene opnieuw oproepen met een van de knoppen [SF1] t/m [SF6] in de display PLAY of in de andere
displays waarin bij de knoppen [SF1] – [SF6] de indicator 'SCN' wordt weergegeven.
Song Chain Playback
Met Song Chain Playback kunt u een afspeellijst samenstellen van vooraf ingestelde songs, in elke gewenste volgorde,
en deze automatische achter elkaar laten afspelen. U kunt de volgorde voor het afspelen van songs instellen en
vervolgens het afspelen van de keten starten vanuit de display Song Chain.
1 Hiermee opent u de display Song Chain (pagina 78).
Druk op de knop [F6] CHAIN in de display Song Play.
2 Druk op de knop [R] (Play) om het afspelen van de songketen te starten.
De songs worden afgespeeld volgens de volgorde in de keten. Wanneer een lege song is toegewezen aan het
ketennummer, wordt er één maat stilte geteld, waarna de volgende song wordt afgespeeld. Wanneer een 'skip'
(overslaan) wordt toegewezen aan het ketennummer, wordt de toegewezen song genegeerd of overgeslagen
en wordt de volgende song gestart. Wanneer een 'stop' is toegewezen aan het ketennummer, wordt het afspelen bij die song gestopt. Druk op de knop [R] (Play) om het afspelen te hervatten vanaf het volgende ketennummer.
Wanneer er een 'end' (einde) wordt toegewezen aan het ketennummer, wordt het afspelen aan het einde van
de song gestopt.
3 Als u het afspelen midden in de songketen wilt stoppen, drukt u op de knop [J] (stoppen).
OPMERKING De songketen kan uitsluitend worden afgespeeld in de display Song Chain en niet vanuit een andere display.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
98
Page 99
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Song Track Loop – instellingsvoorbeeld
LET OP
LET OP
LET OP
Trac k 1 (40 maten data)
Trac k 2 (40 maten data)
Afspelen
De data van 4 maten wordt tien maal herhaald
In dit voorbeeld is de laatste maat ingesteld op '004'.
In het voorbeeld hieronder is een song van 40 maten opgenomen en is track 1 ingesteld om normaal af te spelen over de 40 maten. Track 2 is ingesteld om in lusvorm af te spelen, en herhaalt de song totdat er op de knop [J] (Stop)
wordt gedrukt.
Als dit is ingeschakeld, kunt u het bereik opgeven dat in lusvorm moet worden afgespeeld. (Alleen het eindpunt
kan worden ingesteld. Het beginpunt van het afspelen in lusvorm is vastgelegd op het begin van de song.)
Houd er rekening mee dat alle data van het gebied die niet in lusvorm worden afgespeeld gewist worden als u de instelling van Track Loop wijzigt van 'off' naar 'on'.
1
Druk op de knop [F1] PLAY om de display Song Play op te roepen. Stel de laatste maat in voor het afspelen in lusvorm.
2 Druk op de knop [F3] TRACK en druk vervolgens op de knop [SF3] TR LOOP om de display
Track Loop op te roepen, en verplaats de cursor naar de gewenste track.
3 Schakel Track Loop in met de knop [INC] of de draaiknop [DATA]. (Op de display wordt
u gevraagd dit te bevestigen.)
4 Druk op de knop [INC]. Het afspelen in lusvorm wordt ingeschakeld en het gedeelte
dat niet in lusvorm wordt afgespeeld, wordt gewist.
Als u de gewiste data wilt herstellen en de geselecteerde track opnieuw wilt uitschakelen, drukt u op de knop [SF6]
UNDO.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
De functie Undo kan alleen worden gebruikt voor de laatst uitgevoerde Track Loop-bewerking. Als u andere tracks voor afspelen in lusvorm hebt ingesteld, kunnen de oorspronkelijke data van de bewerkte tracks niet hersteld worden.
Als u naar een andere display gaat, kan de functie Undo niet worden uitgevoerd.
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
99
Page 100
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
Punch In/Out (Type = punch)
LET OP
LET OP
Voor de nieuwe opname
Na de nieuwe opname
Begin van de opname
Punch-in
Einde van de opname
Punch-out
Nieuwe opgenomen data
Beginpunt Eindpunt
Gebruik deze methode als u alleen over een specifiek gedeelte van de track opnieuw wilt opnemen. U moet
de begin- en eindpunten instellen voordat u opnieuw opneemt. In het acht maten tellende voorbeeld hieronder
zijn de maten 3 t/m 5 opnieuw opgenomen.
12345678
12345678
OPMERKING
OPMERKING Met de Punch In/Out-methode worden de oorspronkelijke data in het opgegeven gebied altijd vervangen (gewist).
Punch In/Out Recording kan alleen worden gebruikt met Realtime opnames.
Basisprocedure in de modus Song Job
1 Druk op de knop [JOB] om de modus Song Job te activeren.
2 Selecteer het gewenste jobmenu door te drukken op een van de knoppen [F1] – [F6].
3 Verplaats de cursor naar de gewenste job met de draaiknop [DATA] en de knoppen [INC]
en [DEC] en druk vervolgens op de knop [ENTER] om de jobdisplay op te roepen.
4 Verplaats de cursor naar de gewenste parameter en stel de waarde in met de draaiknop [DATA]
en de knoppen [INC] en [DEC].
5 Na het instellen drukt u op de knop [ENTER] om de job uit te voeren.
Op de display verschijnt 'Completed' als de job is uitgevoerd.
Bij bepaalde taken worden eventuele data in het bestemmingsgeheugen overschreven. Belangrijke data moeten altijd worden opgeslagen op een USB-flashgeheugenapparaat dat is aangesloten op de aansluiting USB TO [DEVICE].
6 Druk tweemaal op de knop [EXIT] om terug te keren naar de display Song Play.
Zelfs als een taak is uitgevoerd, worden de songdata gewist als u het instrument uitschakelt zonder de songdata op te slaan. Sla de songdata in het interne geheugen op door op de knop [STORE] te drukken voordat u het instrument uitschakelt.
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
OPMERKING Voor sommige taken dient u het bereik op te geven (beginpunt en eindpunt, zoals hieronder weergegeven) waarop
de taak moet worden toegepast. Houd er rekening mee dat het eindpunt zelf niet in het bereik wordt opgenomen. Het feitelijke bereik waarop de taak wordt toegepast loopt van het beginpunt tot het punt dat één clock minder is dan het eindpunt. Deze regel is van toepassing op gevallen waarvoor u alleen de maat opgeeft. In het voorbeeld dat hieronder wordt weergegeven, worden echter de maat, tel en clock opgegeven.
OPMERKING Als in sommige taken de cursor zich op een dergelijke parameter bevindt, verschijnt het pictogram NUM in de
rechterbenedenhoek van de display. In dat geval kunt u deze parameter ook instellen in het venster dat wordt opgeroepen via de knop [SF6] NUM en waarin u direct een nummer kunt opgeven. Druk op de knop [EXIT] om het venster te sluiten.
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
100
Loading...