Yamaha CP-50, CP-5 User Manual [nl]

Page 1
STAGE PIANO
NL
Yamaha Corp. behoudt zich het recht voor om deze handleiding op elk gewenst moment zonder voorafgaande kennisgeving bij te werken of te wijzigen. De laatste versie kan vrij worden gedownload van de volgende webpagina.
http://www.yamaha.co.jp/manual/
Naslaggids
Naslaghandleidingen ..................................................................................... 2
Deze Naslaggids gebruiken .......................................................................... 2
Intern ontwerp van de CP5 en CP50 3
Hoofdcomponenten ....................................................................................... 3
Toongenerator ............................................................................................... 4
Gedeelte Song Setting ................................................................................10
Regelaar .....................................................................................................11
Referentie 12
Linker en rechter parts .................................................................................12
Gedeelte Song Setting ................................................................................35
TRACK-part ................................................................................................. 39
MIC INPUT-part (alleen CP5) ...................................................................... 40
Instellingen voor alle parts ...........................................................................42
Instellingen voor alle performances .............................................................43
Appendix 54
MIDI .............................................................................................................54
1 CP5/CP50 Naslaggids
Page 2

Naslaghandleidingen

Naslaghandleidingen
De CP5 of CP50 stagepiano wordt geleverd met drie verschillende naslaghandleidingen: de Gebruikershandleiding, de Naslaggids (dit document) en de Data List. De Gebruikershandleiding is een papieren handleiding die bij de stagepiano wordt geleverd. Deze Naslaggids en de Data List zijn beschikbaar als PDF-documenten op de bijgeleverde cd-rom.
Gebruikershandleiding (papieren handleiding)
In de Gebruikershandleiding wordt beschreven hoe u de CP5 of CP50 kunt instellen en hoe de basisbediening werkt.
Naslaggids (dit PDF-document)
In deze Naslaggids vindt u een beschrijving van het interne ontwerp van de CP5 of CP50 en de verschillende parameters die u kunt aanpassen en instellen.
Data List (PDF-document)
Het document Data List bevat een lijst van alle standaardinstellingen (of performances) van de CP5 of CP50; een overzicht van de soorten blokken Modulation Effect en Power-Amplifier/Compressor parameters die u voor elk van deze blokken kunt instellen; en MIDI-referentiemateriaal. (
die u kunt selecteren; een overzicht van de
*
: alleen CP5)
*

Deze Naslaggids gebruiken

De eerste pagina van het gedeelte Intern ontwerp van de CP5 en CP50 bevat een blokschema met de
verschillende componenten van het geluidsproductiesysteem van uw stagepiano. Door op de pijlen in dit schema te klikken, kunt u naar een beschrijving van de overeenkomstige component gaan.
Via de tabbladen aan de rechterkant van de pagina in het gedeelte Referentie krijgt u gemakkelijk toegang tot
informatie over de parts waaruit elke performance bestaat en de verschillende instelgebieden die worden geopend door op knoppen op het besturingspaneel te drukken. Deze tabbladen zijn ook een handige manier om snel vertrouwd te raken met het interne ontwerp van de CP5 of CP50 en met de verhouding tussen de verschillende instelgebieden en knoppen op het besturingspaneel. U kunt bovendien ook op de tabbladen Intern design van de CP5 en CP50 en Appendix boven en onder aan de lijst klikken om naar de overeenkomstige gedeelten te gaan.
U kunt op een paginanummer in de Inhoudsopgave of in beschrijvende tekst klikken om naar de overeenkomstige
pagina te gaan.
Door vanuit de index Bladwijzers aan de linkerkant van het PDF-hoofdweergavevenster op items of
onderwerpen waarover u meer wilt weten te klikken, kunt u naar de overeenkomstige pagina gaan. (Klik op het tabblad Bladwijzers in de linkerbovenhoek om deze index te openen als deze nog niet wordt weergegeven.)
Voor meer informatie over een bepaald onderwerp of een bepaalde functie, selecteert u Zoeken in het menu
Bewerken van Adobe Reader en voert u een trefwoord in om de bijbehorende informatie in dit document te vinden.
OPMERKING U kunt de nieuwste versie van Adobe Reader downloaden van de volgende webpagina.
http://www.adobe.com/products/reader/
OPMERKING De namen en posities van menu-items kunnen verschillen naargelang de gebruikte versie van Adobe Reader.
Informatie
• De afbeeldingen en lcd-schermen die in deze handleiding te zien zijn, zijn uitsluitend bedoeld voor instructiedoeleinden en kunnen dus enigszins afwijken van de werkelijkheid.
• De namen van bedrijven en producten die in deze handleiding worden genoemd, zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van hun respectieve eigenaars.
2 CP5/CP50 Naslaggids
Page 3

Intern ontwerp van de CP5 en CP50

Hoofdcomponenten

Het interne ontwerp van de CP5 of CP50 is verdeeld in drie hoofdsecties: de toongenerator, het gedeelte Song Setting en de regelaar.
CP5/CP50
Regel aar
MIDI IN
MIDI OUT
Gedeelte Song Setting
MIDI opnemen
en afspelen
Gebruikerssongs
Vooraf ingestelde
drumpatronen
Audio opnemen
en afspelen
Wave
USB-flashgeheugenapparaat
Performances
LEFT1/LEFT RIGHT1/RIGHT
LEFT2
*
MIC INPUT
TRACK
MIC INPUT
RIGHT2
*
*
*
Toongenerator
Reverb blok
Master Compressor blok
Master Equalizer blok
Audio-uitgang
: componenten alleen beschikbaar op CP5.
*
Klik op in het schema om naar de overeenkomstige pagina te gaan.
3 CP5/CP50 Naslaggids
Page 4
Intern ontwerp van de CP5 en CP50 > Toongenerator
Performance
LEFT1/LEFT
LEFT2
*
RIGHT1/RIGHT
RIGHT2
*
TRACK
MIC INPUT
*
Parts
Reverb
blok
Blok
Master
Compressor
Blok
Master
Equalizer
*
:De parts LEFT2, RIGHT2 en MIC INPUT zijn alleen beschikbaar
op de CP5.

Toongenerator

De toongenerator van uw stagepiano produceert geluiden op basis van performance-data die u maakt door op het toetsenbord te spelen, de sequencer te bedienen en verschillende regelaars te gebruiken. De toongenerator bestaat uit performances, een blok Master Compressor (hoofdcompressor) en een blok Master Equalizer (masterequalizer). De term 'performance' beschrijft een enkele preset waarmee een aantal voices samen kunnen worden geproduceerd. Het blok Master Compressor en het blok Master Equalizer worden gebruikt om de dynamiek en klank aan te passen van de geluiden geproduceerd door individuele performances. De instellingen van de Master Compressor en Master Equalizer worden apart van performances opgeslagen. Daardoor beïnvloeden ze de stagepiano in zijn geheel en kunnen ze perfect worden afgestemd op de omgeving waarin deze wordt bespeeld. Hieronder ziet u hoe de belangrijkste signalen tussen deze componenten stromen.
Elke performance bestaat uit een aantal verschillende parts en een blok Reverb. Zoals u hieronder ziet, bestaan performances op de CP5 uit zes verschillende parts, terwijl performances op de CP50 uit drie parts bestaan. De soorten geluid die kunnen worden verwerkt, verschillen bovendien van part tot part. Zie pagina 5 voor meer informatie over parts.
Parts op de CP5
• Linker en rechter parts: LEFT1, LEFT2, RIGHT1 en RIGHT2
• TRACK-part
• MIC INPUT-part
Parts op de CP50
• Linker en rechter parts: LEFT en RIGHT
• TRACK-part
Het geluid van elke performance wordt voltooid door een gewoon reverbeffect toe te passen op het geluid van elk van de geselecteerde parts. Ten slotte kan het geluid van de stagepiano zelf perfect worden afgestemd op de speelomgeving door de blokken Master Compressor en Master Equalizer in te stellen, die alle performances op dezelfde manier beïnvloeden.
4 CP5/CP50 Naslaggids
Page 5
Intern ontwerp van de CP5 en CP50 > Toongenerator
Gelaagde parts
LEFT1 of LEFT
LEFT2*
RIGHT1 of RIGHT
RIGHT2*
Gesplitste parts
Splitpunt
RIGHT1 of RIGHT LEFT1 of LEFT
RIGHT2* LEFT2*
*
Parts alleen beschikbaar op CP5.
Parts
Blok
Voi ce
Blok
Pre-Amplifier
Blok Modulation
Effect
Blok Power-Amplifier/
Compressor
*
*
Alleen parts op de CP5 bevatten een blok Power-Amplifier/Compressor.

Linker en rechter parts

De linker en rechter parts waaruit elke performance bestaat, reageren op het bespelen van het toetsenbord of op MIDI-invoer en gebruiken de ingebouwde toongenerator om als reactie de geschikte geluiden te produceren. De CP5 bestaat uit vier dergelijke parts – LEFT1, LEFT2, RIGHT1 en RIGHT2 – terwijl de CP50 er twee heeft – LEFT en RIGHT. Ongeacht het aantal beschikbare parts, kunt u deze vrij arrangeren in een gelaagde configuratie of een gesplitste configuratie voor linker- en rechterhanden overeenkomstig uw speelstijl. Bij het layeren van parts worden overlappende speelsecties gedefinieerd door voor elke sectie nootbegrenzingen (pagina 32) in te stellen. Bij het splitsen van parts wordt een splitpunt ingesteld (pagina 31) zodat de noten links en rechts van dat punt kunnen worden afgespeeld met de linker en rechter parts respectievelijk. Layeren en splitsen kan worden ingesteld met de parameter Split (pagina 31) in het gedeelte Common Settings (Common­instellingen).
Elk part op de CP5 is onderverdeeld in vier verschillende blokken: het blok Voice (voice), het blok Pre-Amplifier (voorversterker), het blok Modulation Effect (modulatie-effect) en het blok Power-Amplifier/Compressor (vermogensversterker/compressor). In de CP50 daarentegen worden drie blokken gebruikt voor elk part: het blok Voice, het blok Pre-Amplifier en het blok Modulation Effect.
In deze blokken hebben we de unieke geluiden gecreëerd van niet alleen akoestische piano's en klassieke elektrische piano's, maar ook van een uitgebreide reeks effectapparaten, versterkers en andere apparaten die veel worden gebruikt voor feitelijke performance- en opname-instellingen. Met de functie Piano Customize (piano aanpassen) kunt u blokken vrij samenstellen. U kunt de ouderwetse standaardinstellingen kopiëren en ook originele hardwarecombinaties maken die in de echte wereld nooit mogelijk zouden zijn. Bovendien bevat uw CP5 of CP50 ook heel wat andere voices zoals strijkinstrumenten en gitaren. Deze kunnen worden gecombineerd met pianovoices voor unieke, verbazingwekkende geluiden. Elke performance zorgt ervoor dat de geluiden geproduceerd door de verschillende parts door een gemeenschappelijk blok Reverb worden gestuurd voor afwerking. Bovendien bevatten performances ook een gedeelte Common Settings waarmee voor elke performance een naam, toetsenbordmodus en besturingsparameters kunnen worden ingesteld. Deze gemeenschappelijke instellingen kunnen worden gebruikt om de laatste aanpassingen te doen aan de individuele performances die u hebt gemaakt. De CP5 of CP50 is standaard voorzien van een uitgebreide verzameling vooraf ingestelde performances, speciaal gemaakt door een kunstige combinatie van de bovenvermelde parts en blokken om de juiste geluiden te produceren. De blokken Master Compressor en Master Equalizer, die alle performances op dezelfde manier beïnvloeden, kunnen worden gebruikt om ervoor te zorgen dat het geluid van uw stagepiano altijd perfect wordt afgestemd op de speelomgeving.
5 CP5/CP50 Naslaggids
Page 6
Intern ontwerp van de CP5 en CP50 > Toongenerator
Rollen van blokken en het gedeelte Common Settings
De rollen van elk van de blokken en het gedeelte Common Settings waaruit de parts op de CP5 en CP50 bestaan, zijn als volgt.
Blok Voice
Het blok Voice wordt gebruikt om te bepalen welk type geluid van een muziekinstrument wordt geproduceerd voor het overeenkomstige part door de toongenerator. Met een aantal geavanceerde geluidssynthesetechnieken kan de CP5 of CP50 op een getrouwe manier de unieke geluidskenmerken van een breed gamma akoestische piano's en klassieke elektrische piano's reproduceren. Behalve pianogeluiden bieden blokken Voice ook een aantal andere soorten muziekinstrumenten, zoals strijkinstrumenten, gitaar en bas. Deze zijn overzichtelijk onderverdeeld in verschillende instrumentcategorieën. Voor meer informatie over pianovoices (geselecteerd uit de categorieën PIANO en E.PIANO), zie Blok Voice (pagina 12) in het gedeelte Referentie hieronder. Raadpleeg het PDF-document Data List voor meer informatie over andere instrumentcategorieën en voices.
Blok Pre-Amplifier
Het blok Pre-Amplifier wordt gebruikt om parameters voor voorversterkers in te stellen en andere aanpassingen te maken die enkel invloed hebben op pianovoices. Daarom is dit blok alleen beschikbaar wanneer een pianovoice is geselecteerd (uit de categorie PIANO of E.PIANO). Naast de voorversterkers die daadwerkelijk worden gebruikt voor verschillende soorten piano's bij live optredens, bootst het blok Pre-Amplifier ook heel wat andere parameters na die perfect zijn geconfigureerd om pianogeluiden te verbeteren. Wanneer u een voice selecteert in de categorie PIANO of E.PIANO in het blok Voice, wordt een specifieke set parameters voor die bepaalde voice beschikbaar in het blok Pre-Amplifier. Voor meer informatie over parameters van het blok Pre-Amplifier, zie Blok Pre-Amplifier (pagina 13) in het gedeelte Referentie hieronder.
Blok Modulation Effect
In elk blok Modulation Effect vindt u een uitgebreide verzameling modulatie-effecten, die onontbeerlijk zijn voor een pianogeluid voor podium- en opnameomgevingen. Dit blok bevindt zich onmiddellijk achter de blokken Voice en Pre-Amplifier voor het overeenkomstige part en bewerkt het ruwe instrumentgeluid. Wanneer een niet-pianovoice wordt geselecteerd in het blok Voice, werkt het blok Modulation Effect bovendien als een invoegeffect. Met blokken Modulation Effect kunnen individuele parts worden verwerkt met verschillende effecten, die elk op hun beurt een aantal vrij aanpasbare parameters bevatten. Voor meer informatie over soorten beschikbare modulatie-effecten en de overeenkomstige parameters, zie Blok Modulation Effect (
pagina 15
) in het gedeelte Referentie hieronder.
Blok Power-Amplifier/Compressor (alleen CP5)
Om de voices verder vorm te geven, kan het blok Power-Amplifier/Compressor binnen elk part van de CP5 worden gebruikt om een vermogensversterker of een compressor te selecteren, die elk zijn gemodelleerd met een opmerkelijke precisie. Dit blok bevindt zich onmiddellijk na het blok Modulation Effect van het part en past de totaalklank aan. Wanneer een niet-pianovoice wordt geselecteerd in het blok Voice, werkt het blok Power-Amplifier/Compressor bovendien als een invoegeffect. Met blokken Power-Amplifier/Compressor kunnen individuele parts worden verwerkt met verschillende effecten, die elk op hun beurt een aantal vrij aanpasbare parameters bevatten. Voor meer informatie over de soorten beschikbare vermogensversterkers en compressors en de overeenkomstige parameters, zie hieronder.
Blok Power-Amplifier/Compressor
(pagina 25) in het gedeelte
Referentie
Gedeelte Common Settings
Het gedeelte Common Settings wordt gebruikt om namen toe te wijzen aan uw performances, een toetsenbordmodus voor de linker en rechter parts op te geven en regelaars in te stellen. Als u de CP5 of CP50 wilt gebruiken als masterkeyboard om andere MIDI-apparaten te bedienen, kunt u hier de relevante instellingen opgeven. Voor meer informatie over parameters van het gedeelte Common Settings, zie Common (pagina 31) in het gedeelte Referentie hieronder.
6 CP5/CP50 Naslaggids
Page 7
Intern ontwerp van de CP5 en CP50 > Toongenerator
MIC INPUT-part
MIC INPUT InvoegeffectNoisegate Compressor EQ

TRACK-part

Elke performance op de CP5 of CP50 kan ook een achtergrondtrack bevatten die kan worden afgespeeld als begeleiding van uw toetsenbordspel. Er kunnen drie verschillende soorten achtergrondtracks worden geselecteerd: vooraf ingestelde drumpatronen, gebruikerssongs en Wave-files. Wanneer u een vooraf ingesteld drumpatroon of een Wave-file op een USB­flashgeheugenapparaat selecteert, kunt u het TRACK-part gebruiken om volume, pan en reverb-zendniveau in te stellen. Voor meer informatie over deze parameters, zie TRACK-part (pagina 39) in het gedeelte Referentie hieronder.

MIC INPUT-part (alleen CP5)

Bij de CP5 kunt u een microfoon aansluiten op de MIC INPUT-aansluiting zodat u kunt meezingen terwijl u op het toetsenbord speelt. Elke performance op de CP5 bevat een MIC INPUT-part waarmee u het volume, pan en effectinstellingen voor de audio­ingang kunt aanpassen via deze aansluiting. Bovendien kan deze audio ook worden bewerkt met een noisegate, compressor, equalizer en invoegeffect. Voor meer informatie, zie
MIC INPUT-part
(pagina 40) in het gedeelte
Referentie
hieronder.

Blok Reverb

Het blok Reverb op de CP5 of CP50 bevat een uitgebreid gamma uitstekende reverbalgoritmen die oorspronkelijk door Yamaha werden ontwikkeld voor professionele audiotoepassingen. Met dit blok kunt u een gewoon reverbeffect toepassen op alle parts van de huidige performance en elk bestaat uit een aantal vrij configureerbare parameters. Voor meer informatie over soorten beschikbare reverbeffecten en de overeenkomstige parameters, zie
Reverb
(pagina 42) in het gedeelte
Referentie
hieronder.

Indeling van performancegeheugens

De CP5 of CP50 kan performances opslaan in drie grote geheugengedeelten, namelijk het vooraf ingestelde performancegeheugen, het gebruikersperformancegeheugen en een extern performancegeheugen. De specifieke rollen van elk van deze geheugengedeelten worden hieronder beschreven.
Vooraf ingesteld performancegeheugen
Het vooraf ingestelde performancegeheugen kan worden geopend met de knop [PRE]. In dit geheugen zijn de vooraf ingestelde performances opgeslagen waarmee de CP5 of CP50 standaard is uitgerust. Dit geheugengedeelte bevat drie individuele geheugenbanken: PRE1, PRE2 en PRE3. Telkens als u op de knop [PRE] drukt, wordt een andere geheugenbank van het vooraf ingestelde performancegeheugen geselecteerd. Elke geheugenbank bestaat uit vier geheugengroepen (A, B, C en D) en elk van deze groepen kan tien performances bevatten. Druk op een van de groepknoppen [A] tot [D] gevolgd door een van de nummerknoppen [1] tot [10] om de bijbehorende performance uit de huidige geselecteerde geheugenbank van het externe performancegeheugen te selecteren. Vooraf ingestelde performances kunnen niet worden overschreven door andere performances die u hebt gewijzigd of gemaakt, en zijn dus altijd beschikbaar. Het vooraf ingestelde performancegeheugen is dus alleen-lezen.
OPMERKING Performance 1 uit groep A in geheugenbank PRE1 wordt altijd geselecteerd wanneer u op de knop [PRE] drukt terwijl
u de knop [EXIT] ingedrukt houdt.
OPMERKING Raadpleeg het PDF-document Data List voor een lijst van alle vooraf ingestelde performances.
Gebruikersperformancegeheugen
Het gebruikersperformancegeheugen kan worden opgeroepen met de knop [USER]. In dit geheugen worden originele, door u gemaakte performances opgeslagen. Dit geheugengedeelte bevat drie individuele geheugenbanken: USR1, USR2 en USR3. Telkens als u op de knop [USER] drukt, wordt een andere geheugenbank van het gebruikersperformancegeheugen geselecteerd. Elke geheugenbank bestaat uit vier geheugengroepen (A, B, C en D) en elk van deze groepen kan tien performances bevatten. Druk op een van de groepknoppen [A] tot [D] gevolgd door een van de nummerknoppen [1] tot [10] om de bijbehorende performance uit de huidige geselecteerde geheugenbank van het gebruikersperformancegeheugen te selecteren. Standaard bevat het gebruikersperformancegeheugen precies dezelfde inhoud als het vooraf ingestelde performancegeheugen.
7 CP5/CP50 Naslaggids
Page 8
Intern ontwerp van de CP5 en CP50 > Toongenerator
Vooraf ingesteld performancegeheugen Gebruikersperformancegeheugen
Groep A
PRE1-bank PRE2-bank PRE3-bank
Groep B
PRE1-bank
Performance
Nummer 1 t/m 10
Groep A
Performance
Nummer 1 t/m 10
Groep A
Performance
Nummer 1 t/m 10
Groep B
Performance
Nummer 1 t/m 10
Groep B
Performance
Nummer 1 t/m 10
Groep B
Performance
Nummer 1 t/m 10
Groep C
Performance
Nummer 1 t/m 10
Groep C
Performance
Nummer 1 t/m 10
Groep C
Performance
Nummer 1 t/m 10
Groep D
Performance
Nummer 1 t/m 10
Groep D
Performance
Nummer 1 t/m 10
Groep D
Performance
Nummer 1 t/m 10
PRE1-bank USR2-bank USR3-bankUSR1-bank
Groep A
Perfo rmanc e
Nummer 1 t/m 10
Groep A
Performance
Nummer 1 t/m 10
Groep A
Performance
Nummer 1 t/m 10
Groep B
Perfo rmanc e
Nummer 1 t/m 10
Groep B
Performance
Nummer 1 t/m 10
Performance
Nummer 1 t/m 10
Groep C
Perfo rmanc e
Nummer 1 t/m 10
Groep C
Performance
Nummer 1 t/m 10
Groep C
Performance
Nummer 1 t/m 10
Groep D
Perfo rmanc e
Nummer 1 t/m 10
Groep D
Performance
Nummer 1 t/m 10
Groep D
Performance
Nummer 1 t/m 10
Extern performancegeheugen
Groep B
EXT2-bank EXT3-bank EXT1-bank
Groep A
Perfo rmanc e
Nummer 1 t/m 10
Groep A
Performance
Nummer 1 t/m 10
Groep A
Perfo rmanc e
Nummer 1 t/m 10
Groep B
Perfo rmanc e
Nummer 1 t/m 10
Groep B
Performance
Nummer 1 t/m 10
Perfo rmanc e
Nummer 1 t/m 10
Groep C
Perfo rmanc e
Nummer 1 t/m 10
Groep C
Performance
Nummer 1 t/m 10
Groep C
Perfo rmanc e
Nummer 1 t/m 10
Groep D
Perfo rmanc e
Nummer 1 t/m 10
Groep D
Performance
Nummer 1 t/m 10
Groep D
Perfo rmanc e
Nummer 1 t/m 10
LET OP
Als u een performance in het gebruikersperformancegeheugen overschrijft, wordt deze definitief verwijderd. Wees daarom voorzichtig wanneer u de opslagplaats voor nieuwe performances selecteert, zodat geen onvervangbare data verloren gaan.
OPMERKING Performance 1 uit groep A in geheugenbank USR1 wordt altijd geselecteerd wanneer u op de knop [USER] drukt terwijl
u de knop [EXIT] ingedrukt houdt.
Extern performancegeheugen
Een extern performancegeheugen kan worden geopend met de knop [EXT] en worden ingelezen in de CP5 of CP50 vanaf een aangesloten USB-flashgeheugenapparaat. In dit geheugengedeelte kunt u originele door u gemaakte performances opslaan. Het bestaat uit drie individuele geheugenbanken: EXT1, EXT2 en EXT3. Telkens als u op de knop [EXT] drukt, wordt een andere geheugenbank van het externe performancegeheugen geselecteerd. Elke geheugenbank bestaat uit vier geheugengroepen (A, B, C en D) en elk van deze groepen kan tien performances bevatten. Druk op een van de groepknoppen [A] tot [D] gevolgd door een van de nummerknoppen [1] tot [10] om de bijbehorende performance uit de huidige geselecteerde geheugenbank van het externe performancegeheugen te selecteren. Als u een extern performancegeheugen wilt gebruiken dat is opgeslagen op een USB-flashgeheugenapparaat, moet u het geheugenapparaat aansluiten op de CP5 of CP50 en moeten de desbetreffende data in een daarvoor voorzien gedeelte van het interne geheugen (DRAM) van de stagepiano zijn geladen.
OPMERKING Performance 1 uit groep A in geheugenbank EXT1 wordt altijd geselecteerd wanneer u op de knop [EXT] drukt terwijl
u de knop [EXIT] ingedrukt houdt.
8 CP5/CP50 Naslaggids
Page 9
Intern ontwerp van de CP5 en CP50 > Toongenerator
<<  Makingexternal   >> <<    memory...   >>
<<   Loading...   >> <<[EXIT]tocancel.>>
<<  Load?(EXTperf)   >> <<YES[PUSH]  NO[PUSH]>>
TIP
Externe performancegeheugens gebruiken
Als u performances in een extern performancegeheugen wilt opslaan of een extern performancegeheugen van een USB­flashgeheugenapparaat wilt gebruiken, moet het USB-flashgeheugenapparaat in kwestie op de CP5 of CP50 worden aangesloten. Als u dat doet, zal de stagepiano zich op verschillende manieren gedragen, afhankelijk van het feit of het al een extern performancegeheugen bevat en wanneer het USB-flashgeheugenapparaat de laatste keer werd aangesloten. Elk van deze handelingen wordt hieronder beschreven.
De hoofddirectory bevat geen extern performancegeheugen:
Zodra u een USB-flashgeheugenapparaat aansluit, controleert de stagepiano of zich een extern performancegeheugen in de hoofddirectory bevindt. Als dat niet het geval is, wordt er een aangemaakt in de vorm van een file met de naam EXTBANK.C5E of EXTBANK.C6E.
De hoofddirectory bevat een extern performancegeheugen:
Als de hoofddirectory van het USB-flashgeheugenapparaat al een extern performancegeheugen bevat, hangt de uitgevoerde handeling – zoals hieronder beschreven – af van het feit of het specifieke geheugenapparaat al eerder werd aangesloten en verwijderd nadat de stagepiano werd ingeschakeld.
• Niet eerder aangesloten na het inschakelen van de stagepiano:
Als het USB-flashgeheugenapparaat voor de eerste keer wordt aangesloten nadat u de CP5 of CP50 hebt ingeschakeld, dan wordt het externe performancegeheugen automatisch geladen in een specifiek gedeelte van het interne geheugen van het instrument (DRAM).
OPMERKING Als al een ander USB-flashgeheugenapparaat werd aangesloten en verwijderd na het inschakelen van de stagepiano,
reageert het instrument volgens de beschrijving onder Eerder aangesloten na het inschakelen van de stagepiano (hieronder).
LET OP
Wanneer een extern performancegeheugen van een USB-flashgeheugenapparaat in de stagepiano wordt geladen, dan worden alle data van het externe performancegeheugen in het DRAM en data in de bewerkingsbuffer overschreven. Voordat u een USB-flashgeheugenapparaat aansluit, moet u belangrijke externe performances in het DRAM, performances in de bewerkingsbuffer en performances met niet-opgeslagen wijzigingen opslaan.
• Eerder aangesloten na het inschakelen van de stagepiano:
Wanneer u een USB-flashgeheugenapparaat aansluit dat al minstens één keer eerder werd aangesloten en verwijderd na het inschakelen van de stagepiano, wordt u gevraagd of het externe performancegeheugen al dan niet moet worden geladen. Als het externe performancegeheugen dat momenteel in de stagepiano is geladen, onvervangbare performances met niet-opgeslagen wijzigingen bevat, drukt u op knop 3 (NO [PUSH]).
9 CP5/CP50 Naslaggids
Page 10
Intern ontwerp van de CP5 en CP50 > Gedeelte Song Setting

Gedeelte Song Setting

MIDI opnemen
en afspelen
Gebruikerssongs
Vooraf ingestelde
drumpatronen
Audio opnemen
en afspelen
Wave
USB-flashgeheugenapparaat
Too ng ene rato r
Performances
Blok
Reverb
Master
Compressor
blok
Blok
Master
Equalizer
Audio-uitgang
*
Parts alleen beschikbaar op CP5.
LEFT1/LEFT RIGHT1/RIGHT
LEFT2
*
RIGHT2
*
TRACK
MIC INPUT*
Gedeelte Song Setting
Het gedeelte Song Setting wordt gebruikt voor het opnemen en afspelen van MIDI-sequences en audiofiles die worden gebruikt als achtergrondtracks voor performances. MIDI-sequences hebben de vorm van ingebouwde vooraf ingestelde drumpatronen (alleen afspelen) of gebruikerssongs die u zowel kunt opnemen als afspelen. Met de audiofuncties van het gedeelte Song Setting kunt u Wave-files opnemen op een USB-flashgeheugenapparaat en eerder opgenomen Wave-files op dat apparaat afspelen.

MIDI- en audiodata opnemen

Gebruikerssongs en Wave-files opnemen gebeurt met het scherm Record (pagina 37). In het geval van gebruikerssongs neemt u uw toetsenbordspel op als MIDI-data. Deze kunnen worden afgespeeld met het geluid gecreëerd door het linker en rechter part van de huidige performance. Wanneer u Wave-files maakt die rechtstreeks als audiodata op een USB­flashgeheugenapparaat moeten worden opgeslagen, kunt u uw toetsenbordspel samen opnemen met het vooraf ingestelde drumpatroon of de gebruikerssong ingesteld als achtergrondtrack. Vooraf ingestelde drumpatronen kunnen niet opnieuw worden opgenomen als MIDI-data op de stagepiano en opgenomen MIDI-data kunnen niet worden opgeslagen als vooraf ingestelde drumpatronen.

MIDI- en audiodata afspelen

Voor elke performance kunt u één vooraf ingesteld drumpatroon, gebruikerssong of Wave-file als achtergrondtrack kiezen. Deze selectie gebeurt in het scherm Song Setting (pagina 35). De part(s) die effectief worden gebruikt bij het afspelen, zijn afhankelijk van de geselecteerde soort achtergrondtrack. Vooraf ingestelde drumpatronen en Wave-files worden verwerkt door het TRACK-part (pagina 7) van de huidige geselecteerde performance van de toongenerator. In dit part kunt u volume, pan en effect-zendniveau van de achtergrondtrack instellen. Vooraf ingestelde drumpatronen zijn MIDI-sequences die ingebouwde drumkitgeluiden spelen die niets te maken hebben met de voices geselecteerd voor de linker en rechter parts van de performance. Daarom worden ze altijd afgespeeld met de drumkitgeluiden geselecteerd in het scherm Song Setting, ongeacht de instellingen van het linker en rechter part. Gebruikerssongs daarentegen worden verwerkt door de linker en rechter parts (pagina 5). Daarom wordt het geproduceerde geluid beïnvloed door de voice- en effectinstellingen van deze parts. Omdat deze MIDI­sequences worden opgenomen met het geluid van de linker en rechter parts, kunnen ze perfect worden gebruikt als achtergrondtracks voor de overeenkomstige performance.
10 CP5/CP50 Naslaggids
Page 11
Intern ontwerp van de CP5 en CP50 > Regelaar

Regelaar

De besturing van de stagepiano bestaat uit het toetsenbord, pitchbendwiel, knoppen, voetpedalen en andere ingangsapparaten die tijdens het spelen worden gebruikt. Houd er rekening mee dat het toetsenbord zelf geen geluid produceert. Het stuurt de noten, aanslaggevoeligheid en andere performance-gerelateerde signalen naar een toongenerator, die op basis daarvan het geluid produceert. Op dezelfde manier sturen de andere besturingsapparaten ook signalen naar de toongenerator wanneer ze bediend worden. De signalen geproduceerd en verzonden door het toetsenbord en andere apparaten zijn in feite MIDI­berichten. Daarom kunnen ze ook naar andere MIDI-apparaten of een computer worden verzonden via de MIDI OUT-aansluiting of de USB TO HOST-poort. Houd er rekening mee dat de data geproduceerd door de knoppen niet op deze manier door het instrument worden uitgevoerd.
11 CP5/CP50 Naslaggids
Page 12

Referentie

Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Dit gedeelte bevat een gedetailleerde beschrijving van de parameters die worden gebruikt om de CP5 of CP50 te configureren.

Linker en rechter parts

Hieronder vindt u een beschrijving van de parameters die voor de linker en rechter parts van elk blok kunnen worden ingesteld. Deze beschrijvingen zijn van toepassing op de parts LEFT1, LEFT2, RIGHT1 en RIGHT2 van de CP5, en op de parts LEFT en RIGHT van de CP50.

Blok Voice

Het blok Voice wordt gebruikt om een basisgeluid voor het huidige geselecteerde part in te stellen.
Voiceparameters configureren
Bewerkingsvolgorde
Voices op de CP5 of CP50 zijn ingedeeld in een aantal verschillende categorieën op basis van het instrumenttype of geluidskenmerken (d.w.z. piano, gitaar, bas, enz.). Bij wijze van vereenvoudiging worden in dit gedeelte de voices van de categorieën PIANO en E.PIANO (elektrische piano) gebruikt als typische voorbeelden van de beschikbare voices op uw stagepiano. Voor meer informatie over alle categorieën en voices, zie het PDF-document Data List.
Voicenaam Beschrijving
Categorie PIANO
CF Grand* De CF Grand-piano heeft een eenvoudig geluid, waardoor hij geschikt is voor vrijwel alle muziekgenres.
S6 Grand* (alleen CP5)
Categorie E. PIANO
CP80* Het pianotype CP80 reproduceert het klassieke geluid van de Yamaha CP80 Electric Grand Piano
CP88* De CP88-piano en bijbehorende voorversterker produceren een nostalgisch geluid dat kenmerkend
71Rd I (alleen CP5)
73Rd I (alleen CP5)
75Rd I De 75Rd I-piano reproduceert het heldere, aangehouden geluid van een elektrische piano met
78Rd II (alleen CP5)
Dyno (alleen CP5)
69Wr In tegenstelling tot de Rd-pianotypes waarmee de CP5 of CP50 is uitgerust, wordt de 69Wr
77Wr Als vervollediging van het gamma ouderwetse elektrische piano's op de CP5 of CP50, heeft het
DX Legend De DX Legend reproduceert het onontbeerlijke ouderwetse geluid van de DX elektrische piano, die
Dit pianotype heeft een breed dynamisch bereik en zorgt voor enorm expressieve performances.
In tegenstelling tot de twee piano's van de CF-reeks, heeft de S6 Grand een compacter, houtachtiger geluid. U kunt spelen met de nodige warmte en kracht, wat ideaal is voor heel wat muziekgenres.
en kan ook worden gebruikt om een uniek "jaren tachtig" geluid te reproduceren door de hoge frequenties te versterken met de bijbehorende voorversterker.
is voor de Yamaha CP80 Electric Grand Piano, vooral in het bereik van de middenfrequenties.
De 71Rd I is de oudst klinkende piano van de Rd-reeks elektrische piano's van de CP5. Met de zachte attack en snelle decay die typisch is voor vilten hamers, produceert het warme, holle klanken.
De 73Rd I-piano bootst een elektrische piano met hamers met rubberen koppen na en heeft, in vergelijking met de 71 Rd I iets helderdere, meer aangehouden klanken. Over het algemeen produceert deze piano van de Rd-reeks een donker, zwaar geluid.
krachtige versies van staafjes, pick-ups en andere componenten die geluid genereren.
De 78Rd II reproduceert het effect van plastic hamers en een betrouwbare, geïntegreerde voorversterker, en produceert zo het helderste geluid van de Rd-reeks.
Het pianotype Dyno versterkt het hoge frequentiebereik van de 78Rd II aanzienlijk voor een sprankelend "jaren tachtig" geluid.
gekenmerkt door een zachte attack en snelle decay. Dit pianotype beschikt bovendien over een beperkt dynamisch bereik.
pianotype 77Wr een sterkere attack en een helderder totaalgeluid dan de 69Wr.
zelfs vandaag nog een klassieker is.
Druk op de knop [VOICE] Draai aan knop 1 en knop 2 of druk op de knoppen [1] t/m [10]
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
12 CP5/CP50 Naslaggids
Page 13
Voicenaam Beschrijving
DX Woody Met zijn rijke, houtachtige klanken produceert de voice DX Woody een milder elektrisch pianogeluid.
DX FTine De DX FTine reproduceert een klassieke voice van de DX elektrische piano en valt op door het
DX 7 II Wanneer het hoofdgeluid verandert als reactie op uw spel, kunt u met de DX 7 II de fantastische
DX Mellow De voice DX Mellow is zacht en heel geschikt voor ballades. Door krachtig te spelen wordt echter
DX Crisp Hoewel het geluid heel rijk is, blijft de DX Crisp erg tegenwoordig in een ensemble dankzij zijn
kenmerkende attackgeluid van dit instrument.
rijke uitdrukkingskracht ervaren waarvoor de DX elektrische piano beroemd was.
een veel harder geluid geproduceerd.
unieke attackgeluid.
OPMERKING Van pianotypes gemarkeerd met een sterretje (*) kan de stemming worden aangepast door de parameter
Tun Cr v (pianostemcurve) in te stellen op "stretch" (pagina 44).

Blok Pre-Amplifier

Het blok Pre-Amplifier heeft alleen een effect op het geluid wanneer een voice uit de categorie PIANO of E.PIANO is geselecteerd voor het desbetreffende part. In dat geval is in dit blok bovendien een unieke set parameters specifiek voor het geselecteerde pianotype beschikbaar.
Parameters van het blok Pre-Amplifier configureren
Bewerkingsvolgorde
Houd de knop [PRE-AMP] ingedrukt (minstens één seconde)  Navigeer naar de gewenste pagina met de knoppen [LPAGE] en [PAGER]  Draai aan knoppen 1 t/m 3
De parameters van het blok Pre-Amplifier worden automatisch gekozen op basis van het geselecteerde type pianovoice zodat het geluid van die voice perfect kan worden aangepast. Daarom verschillen de weergegeven parameters van voice tot voice. In de volgende tabel vindt u een beschrijving van alle parameters van dit blok in alfabetische volgorde.
Schermnaam
(en volledige naam)
B Bass CP80, CP88, 71Rd I,
Brill. (Brilliance) CP80 en CP88 Met deze parameter kunt u de helderheid van de
D DampReso
(Damper Resonance Level)
Decay (Decay Time) Alle pianovoices Met deze parameter kunt u instellen hoe snel een
Depth (Vibrato Depth) 71Rd I, 73Rd I, 75Rd I,
G Gain (Input Gain) Alle voices van de
Bijbehorende voices Beschrijving
73Rd I, 75Rd I, 78Rd II, Dyno, 69Wr en 77Wr
CF Grand en S6 Grand Deze parameter wordt gebruikt in combinatie met
Met deze parameter kunt u het volume van de lage-frequentiecomponent aanpassen.
geproduceerde geluiden aanpassen.
een aangesloten sustainpedaal om het geluid te reproduceren van snaren die resoneren door het demperpedaal van een akoestische piano in te drukken. De parameter DampReso stelt de diepte van deze resonantie in.
Instelwaarden: -16 tot +16
noot wegsterft wanneer u de toets ingedrukt houdt.
Instelwaarden: -16 tot +16
OPMERKING Dezelfde instelling kan worden
opgegeven met de parameter EGDcy (pagina 29) in het scherm Part Setting.
78Rd II, 69Wr en 77Wr
categorie E.PIANO
Met deze parameter kunt u de vibratodiepte van de voorversterker aanpassen.
Met deze parameter kunt u het volume van de signaalinvoer naar het blok Pre-Amplifier aanpassen.
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
13 CP5/CP50 Naslaggids
Page 14
Schermnaam
(en volledige naam)
H Hammer
(Hammer Stiffness)
Bijbehorende voices Beschrijving
Alleen CP5 – CF Grand, S6 Grand, CP80, CP88, 71Rd I, 73Rd I, 75Rd I, 78Rd II, Dyno, 69Wr en 77Wr
Met deze parameter kunt u de schijnbare zachtheid of hardheid van het pianogeluid op dezelfde manier aanpassen alsof zachtere of hardere hamers werden gebruikt om de snaren aan te slaan. Deze is alleen beschikbaar op de CP5. Instelwaarden: Soft2, Soft1, Normal, Hard1 en
Hard2
High DX Legend, DX Woody,
DX FTine, DX 7 II,
Met deze parameter kunt u het volume van de hoge-frequentiecomponent aanpassen.
DX Mellow en DX Crisp
HighMid (High Middle) DX Legend, DX Woody,
DX FTine, DX 7 II,
Met deze parameter kunt u het volume van de hoge-middenfrequentiecomponent aanpassen.
DX Mellow en DX Crisp
K Key-off
(Key-off Noise Level)
CF Grand, S6 Grand, CP80, CP88, 71Rd I, 73Rd I, 75Rd I, 78Rd II, Dyno, 69Wr en 77Wr
Met deze parameter kunt u het geluid nabootsen van dempers die tegen de snaren drukken wanneer u uw vingers van het toetsenbord haalt. De parameter Key-off stelt het volume van dit 'toets-los-bijgeluid' in. Instelwaarden: -16 tot +16
L Low DX Legend, DX Woody,
DX FTine, DX 7 II,
Met deze parameter kunt u het volume van de lagefrequentiecomponent aanpassen.
DX Mellow en DX Crisp
LowMid (Low middle) DX Legend, DX Woody,
DX FTine, DX 7 II,
Met deze parameter kunt u het volume van de lage-middenfrequentiecomponent aanpassen.
DX Mellow en DX Crisp
M Middle CP80 en CP88 Met deze parameter kunt u het volume van de
midden-frequentiecomponent aanpassen.
MidBoost (Mid Boost) 69Wr en 77Wr Met deze parameter kunt u het volume van de
middenfrequentiecomponent aanpassen.
N Normal Dyno Met deze parameter kunt u het volume van de
middenfrequentiecomponent aanpassen.
O Overtone Dyno Met deze parameter kunt u het volume van de
hogefrequentiecomponent aanpassen.
R Release (Release Time) Alle pianovoices Met deze parameter kunt u instellen hoe snel een
noot wegsterft nadat u de toets loslaat. Instelwaarden: -16 tot +16
S Speed (Vibrato Speed) 71Rd I, 73Rd I, 75Rd I en
78Rd II
StrkPos (Striking Position) 71Rd I, 73Rd II, 75Rd I,
78Rd II, Dyno, 69Wr en 77Wr
OPMERKING
Met deze parameter kunt u de vibratosnelheid van de voorversterker aanpassen.
Met deze parameter kunt u het effect nabootsen dat ontstaat door de positie waarin de resonators worden aangeslagen met de hamers te wijzigen.
Dezelfde instelling kan worden opgegeven met de parameter (pagina 29) in het scherm Part Setting.
EGRel
Instelwaarden: Top3 tot Top1, Default of Rear1 tot
Rear3
T Tr eb l e CP80, CP88, 71Rd I,
73Rd , 75Rd I, 78Rd II,
Met deze parameter kunt u het volume van de hogefrequentiecomponent aanpassen.
69Wr en 77Wr
V Vo lu me Alle voices van de
categorie E.PIANO
Met deze parameter kunt u het uitgangsvolume aanpassen. Als deze parameter is ingesteld op 100 of meer wanneer 71Rd I, 73Rd I, 75Rd I, 78Rd II, Dyno, 69Wr of 77Wr is ingesteld als voice door dit part, dan wordt ook drive aan het geluid toegevoegd.
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
OPMERKING Uitvoer van het blok Pre-Amplifier wordt kort gedempt wanneer een van de volgende toonregelingsparameters
wordt gewijzigd.
• CP80- of CP88-voorversterker: Bass, Middle, Tre bl e of Brill
• 71Rd I-, 73Rd I- of 75Rd I-voorversterker: Bass
• 78Rd II-voorversterker: Tre bl e
• Dyno-voorversterker: Bass of Overtone
14 CP5/CP50 Naslaggids
Page 15

Blok Modulation Effect

ModFxType  E SmallPha        
Geselecteerd modulatie-effect
Met een blok Modulation Effect kunt u een audio-effect toepassen op de voice van het part om zijn ruimtelijke kenmerken te wijzigen.
Types van het blok Modulation Effect selecteren
Bewerkingsvolgorde
De volgende tabellen identificeren en beschrijven de verschillende types effecten die u in elk blok Modulation Effect kunt selecteren. Als u een voice uit de categorie PIANO of E.PIANO voor het huidige part hebt geselecteerd, dan geeft de selectiepagina van dit blok voorrang aan een groep effecten die speciaal zijn ontworpen voor pianovoices (d.w.z. de modulatie-effecten). U kunt ook aanvullende algemene effecten selecteren uit de groep Other van het blok. Als u een niet­pianovoice hebt geselecteerd, kunnen al deze effecten voor pianovoices bedoeld zijn – per categorie worden geselecteerd als invoegeffecten.
Voor PIANO- en E.PIANO-voices:
Schermnaam
(en volledige naam)
SmallPha (Small Phaser) Small Phaser werkt zoals een ouderwetse phaser en zorgt voor een uniek breed,
Max90 Max90 emuleert een ouderwetse phaser en produceert een meer traditioneel
Max100 De Max100 is ook een ouderwetse phaser en kan het geluid op een aantal
Flanger Het Flanger-effect reproduceert het geluid van een ouderwetse flanger.
TouchWah (Touch Wah) Touch Wah produceert een klassiek filtersweepeffect afhankelijk van hoe hard of
PedalWah (Pedal Wah) Pedal Wah is ook een klassiek filtersweepeffect en wordt bediend met een pedaal
Chorus Het Chorus-effect past een standaard chorus toe.
D Chorus D Chorus produceert een choruseffect dat natuurlijker, zachter en breder klinkt.
816Cho (816Chorus) De TX816 van Yamaha is bekend door zijn combinatie van acht DX7's in één rek
Sympho (Symphonic) Symphonic gebruikt meerfasige modulatie voor een breder klinkend chorusgeluid.
Other De groep Other bevat algemene effecten die geschikt zijn voor andere voices dan
Houd de knop [MOD-FX] ingedrukt (minstens één seconde) Navigeer indien nodig naar pagina 1 met de knop [
uitgestrekt effect.
klinkend effect.
manieren wijzigen, afhankelijk van de instelling van de parameter Mode.
zacht het toetsenbord wordt bespeeld.
of andere regelaar. Om dit effect te gebruiken, moet u aangeven welke regelaar u wilt gebruiken. Dat doet u door de regelaar te selecteren op pagina 4 van het scherm Common Settings (pagina 34) en "MdEffect" in te stellen als bestemming.
en had een dik, ontstemd chorusgeluid dat wordt gereproduceerd door het modulatie-effect 816Chorus.
de voices uit de categorieën PIANO en E.PIANO. In deze groep kunt u kiezen uit een groot aantal effecten in een aantal verschillende categorieën. Raadpleeg de tabel op de volgende pagina voor meer informatie over deze categorieën en effecten.
L PAGE] Draai aan knoppen 1 t/m 3
inclusief de effecten die hoofdzakelijk
Beschrijving
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
15 CP5/CP50 Naslaggids
Page 16
Nadat u Other hebt geselecteerd als het type modulatie-effect, kunt u met knoppen 2 en 3
ModFxType  E other > DLY > CrsDly
Effectcategorie Effectnaam
effectcategorieën en individuele effecten kiezen. De volgende tabel identificeert en beschrijft de verschillende soorten effecten die beschikbaar zijn in de groep Other.
Schermnaam
(en volledige naam)
Effectcategorie: Delay (DLY)
CrsDly (Cross Delay) Cross Delay bevat twee individuele vertragingen met cross-over-feedback voor een
T-CrsDly (Tempo Cross Delay) Tempo Cross Delay bewerkt geluid op dezelfde manier als Cross Delay, maar in dit
T-DlyMono (Tempo Delay Mono)
T-DlySt (Tempo Delay Stereo) Tempo Delay Stereo is een stereo vertragingseffect waarmee de vertragingstijd
DlyLR (Delay LR) Delay LR bevat een paar linker en rechter feedbackvertragingen.
DlyLCR (Delay LCR) Delay LCR bevat drie individuele vertragingen: een voor links, een voor het midden
DlyLR(St) (Delay LR (Stereo)) Delay LR (Stereo) bewerkt het geluid op dezelfde manier als Delay LR, maar heeft
geluid dat tussen de linker- en rechterkanalen dwarrelt.
geval kunnen de vertragingstijden worden gesynchroniseerd met het afspeeltempo.
Tempo Delay Mono is een mono vertragingseffect waarmee de vertragingstijd kan worden gesynchroniseerd met het afspeeltempo.
kan worden gesynchroniseerd met het afspeeltempo.
en een voor rechts.
volledig onafhankelijke linker- en rechterkanalen.
Effectcategorie: Chorus (CHO)
G Cho (G Chorus) G Chorus produceert een rijke, diepe chorus met complexe modulatie.
2Mod (2 Modulator) 2 Modulator is een choruseffect waarmee toonhoogte en amplitudemodulatie
SPX Cho (SPX Chorus) Het effect SPX Chorus verbetert modulatie en ruimtelijkheid met een driefasige LFO.
Ensemble (Ensemble Detune) Ensemble Detune voegt een geluid met een lichtjes verschoven toonhoogte toe
kunnen worden aangepast voor een meer natuurlijk, ruimtelijk geluid
voor een modulatievrije chorus.
Beschrijving
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
Effectcategorie: Flanger (FLG)
ClscFlg (Classic Flanger)
T-Flg (Tempo Flanger)
DynaFlg (Dynamic Flanger) Het effect Dynamic Flanger kan zijn delaymodulatie live besturen op basis van het
Zoals de naam al aangeeft, produceert Classic Flanger een conventioneel flangereffect.
Tempo Flanger bevat een LFO die kan worden gesynchroniseerd met het afspeeltempo.
niveau van het ingangssignaal.
Effectcategorie: Phaser (PHA)
T-Pha (Tempo Phaser) Tempo Phaser bevat een LFO die kan worden gesynchroniseerd met het afspeeltempo.
DynaPha (Dynamic Phaser) Het effect Dynamic Phaser kan zijn faseverschuiving live besturen op basis van het
niveau van het ingangssignaal.
Effectcategorie: Tremolo & Rotary (T&R)
AutoPan (Auto Pan) Auto Pan is een effect dat het geluid golvend heen en weer beweegt tussen links
Tremolo Tremolo wordt gebruikt om het volume van het ingangssignaal golvend te moduleren.
Rotary (Rotary Speaker) Rotary Speaker bootst het unieke geluid van een klassieke roterende luidspreker na.
en rechts in het stereobeeld.
16 CP5/CP50 Naslaggids
Page 17
Schermnaam
(en volledige naam)
Beschrijving
Effectcategorie: Distortion (DST)
AmpSim1 (Amp Simulator 1) Amp Simulator 1 bootst het geluid geproduceerd door gitaarversterkers na.
AmpSim2 (Amp Simulator 2) Amp Simulator 2 bootst het geluid geproduceerd door gitaarversterkers na.
CmpDst
Compressor & Distortion combineert compressie- en vervormingseffecten.
(Compressor-Distortion)
CmpDst+ (Compression-Distortion-
Het effect Compression-Distortion-Delay combineert compressie-, vervormings- en vertragingseffecten.
Delay)
Effectcategorie: Compressor (CMP)
ClscCmp (Classic Compressor)
MCmp (Multiband Compressor)
Het effect Classic Compressor werkt behoorlijk snel en is heel geschikt voor soloperformances.
Multiband Compressor kan worden gebruikt om afzonderlijk compressie toe te passen voor drie specifieke frequentiebanden.
Effectcategorie: Lo-fi (L-F)
Lo-Fi Lo-Fi wordt gebruikt om de geluidskwaliteit van het ingangssignaal creatief te
verstoren.
Noisy Het effect Noisy kan worden gebruikt om opzettelijk ruis aan het ingangssignaal
toe te voegen.
D-Turn (Digital Turntable) Digital Turntable voegt de ruis, klik- en plofgeluiden toe die typisch zijn voor oude
analoge platen.
Effectcategorie: Tech (TEC)
RingMod (Ring Modulator) Ring Modulator zorgt ervoor dat het ingangssignaal meer metalig klinkt.
DynaRing (Dynamic Ring Modulator)
Het effect Dynamic Ring Modulator kan zijn oscillatorfrequentie live besturen op basis van het niveau van het ingangssignaal.
DynaFlt (Dynamic Filter) Dynamic Filter kan zijn filterafsnijfrequentie live besturen op basis van het niveau
van het ingangssignaal.
Auto Syn (Auto Synth) Het effect Auto Syn gebruikt vertraging en modulatie om het ingangssignaal te
laten klinken alsof het door een synthesizer werd geproduceerd.
Isoltr (Isolator) Isolator gebruikt krachtige filters om het volume van de afzonderlijke
frequentiebanden te besturen.
TechMod (Tech Modulation) Het effect Tech Modulation past een speciaal type modulatie toe op het
ingangssignaal.
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
Effectcategorie: Misc (MSC)
EQ501 (EQ 501) EQ 501 is een vijfbands equalizer die gebruikmaakt van de VCM-technologie
(Virtual Circuitry Modeling) van Yamaha.
Enhans (Harmonic Enhancer) Harmonic Enhancer voegt hoogstaande harmonischen toe om de aanwezigheid
van het geluid te verbeteren.
TalkMod (Talking Modulator) Het effect Talking Modulator voegt een stemformant toe aan het ingangssignaal.
PchChg (Pitch Change) Zoals de naam al aangeeft, kan Pitch Change de toonhoogte van het
ingangssignaal wijzigen.
ER (Early Reflections) Early Reflections is een type reverbeffect dat het geluid reproduceert van een
ingangssignaal dat een- of tweemaal weerkaatst tegen de muren van een gesimuleerde ruimte, zonder de daaropvolgende volledige nagalm.
17 CP5/CP50 Naslaggids
Page 18
Voor niet-pianovoices:
Effectcategorie
Effectnaam
Ins1Type   E MOD > SmallPha
In het geval van niet-pianovoices, kunt u effecten selecteren uit de categorieën van de groep Other, zoals hierboven beschreven. De modulatie-effecten, die vooral voor de PIANO- en E.PIANO-voices bedoeld zijn, zijn bovendien gegroepeerd in de categorie MOD. Voor meer informatie over deze effecten, zie Voor PIANO- en E.PIANO-voices (pagina 15). Alle effecten voor niet-pianovoices werken als invoegeffecten.
Parameters van het blok Modulation Effect configureren
Bewerkingsvolgorde
Elk effect van het blok Modulation Effect wordt geconfigureerd met een verschillende set parameters, die het effectgeluid op verschillende manieren aanpassen. De volgende tabellen beschrijven de functies van elk van deze parameters in alfabetische volgorde, eerst voor de modulatie-effecten (vooral bedoeld voor de PIANO- en E.PIANO-voices) en vervolgens voor de effecten van de groep Other.
OPMERKING Voor meer informatie over de specifieke parameters die bij elk verschillend effecttype horen, zie de lijst met
parameters van het blok Modulation Effect in het PDF-document Data List.
Parameters voor modulatie-effecten
Schermnaam
(en volledige naam)
B Bottom Touch Wah en Pedal Wah Met deze parameter kunt u het laagste punt in
C Color Small Phaser Met deze parameter kunt u de manier waarop
D Delay Symphonic Met deze parameter kunt u een offset voor de
Depth Flanger, Chorus, 816Chorus en
Drive Small Phaser en Max90 Met deze parameter kunt u het ingangsniveau
F Feedback Flanger en 816Chorus Met deze parameter kunt u de mate waarin de
M Manual Flanger Met deze parameter kunt u de offset-waarde
Mix Flanger, Chorus, 816Chorus en
Mode Max100 Met deze parameter kunt u de phasermodus
P PdlCtrl
(Pedal Control)
Phase 816Chorus Met deze parameter kunt u de fase-offset voor
Houd de knop [MOD FX] ingedrukt (minstens één seconde)  Navigeer naar de tweede en
L
volgende pagina's met de knoppen [
Bijbehorende effecten Beschrijving
Symphonic
Touch Wah en Pedal Wah Met deze parameter kunt u de manier waarop
Symphonic
Pedal Wah Met deze parameter kunt u de afsnijfrequentie
PAGE] en [PAGER]  Draai aan knoppen 1 t/m 3
het sweepbereik van het filter instellen.
de phaser sweept aanpassen.
modulatievertragingstijd instellen.
Met deze parameter kunt u de diepte van modulatie aanpassen.
van de phaser instellen.
het geluid vervormt aanpassen.
uitvoer van het effect terug naar de ingang wordt gevoerd aanpassen.
voor delaymodulatie instellen.
Met deze parameter kunt u het volume van het natte geluid (d.w.z. het geluid geproduceerd door het effect) aanpassen.
selecteren.
voor het wah-filter instellen.
het choruseffect instellen.
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
18 CP5/CP50 Naslaggids
Page 19
Schermnaam
(en volledige naam)
Bijbehorende effecten Beschrijving
R Rate Small Phaser Met deze parameter kunt u de
modulatiesnelheid aanpassen.
Reso (Resonance Offset)
Touch Wah en Pedal Wah Met deze parameter kunt u de offset-waarde
voor resonantie instellen.
S Sens. (Sensitivity) Touch Wah Met deze parameter kunt u instellen hoe gevoelig
het filtersweepeffect is voor de aanslagsnelheid.
Speed Max90, Max100, Flanger, Chorus,
816Chorus en Symphonic
Met deze parameter kunt u de modulatiesnelheid aanpassen.
T To p Touch Wah en Pedal Wah Met deze parameter kunt u het hoogste punt in
het sweepbereik van het filter instellen.
Ty p e Max90 Met deze parameter kunt u het phasertype
selecteren.
D Chorus Met deze parameter kunt u het chorustype
selecteren.
Parameters voor Other-effecten
Schermnaam
(en volledige naam)
A AEG Phase Met deze parameter kunt u offset op de AEG-fase toepassen.
AM Depth Met deze parameter kunt u de diepte van amplitudemodulatie instellen.
AM Inverse R
Met deze parameter kunt u de fase van de amplitudemodulatie van het rechterkanaal aanpassen.
AM Speed Met deze parameter kunt u de snelheid van amplitudemodulatie aanpassen.
AM Wave Met deze parameter kunt u een golfvorm voor amplitudemodulatie selecteren.
AMP Type Met deze parameter kunt u het type versterker instellen dat u wilt nabootsen.
Analog Feel Met deze parameter kunt u de geluidskenmerken van een analoge flanger aan het
effectgeluid toevoegen.
Attack Met deze parameter kunt u de hoeveelheid tijd instellen die verstrijkt tussen het
aankomen van een ingangssignaal en de activering van de compressor.
Attack Time Met deze parameter kunt u de attacktijd van de envelopevolger aanpassen.
B Bit Assign Met deze parameter kunt u instellen op welke manier de instelling Word Length het
ingangssignaal beïnvloedt.
C Click Density
Click Level
Met deze parameter kunt u de frequentie van clicks toegevoegd aan het ingangssignaal aanpassen.
Met deze parameter kunt u het volume van clicks toevoegd aan het ingangssignaal aanpassen.
Common Release Deze parameter beïnvloedt alle drie compressiebanden en wordt gebruikt om de
hoeveelheid tijd die verstrijkt tot het geluid niet meer gecomprimeerd wordt in te stellen.
Compress Met deze parameter kunt u het niveau van het ingangssignaal instellen waarbij de
compressor het geluid begint te bewerken (d.w.z. de drempelwaarde).
D Decay Met deze parameter kunt u de manier waarop het reverbgeluid vertraagt besturen.
Delay Level C Met deze parameter kunt u het delayvolume voor het middenkanaal instellen.
Delay Mix Met deze parameter kunt u het delayvolume instellen in gevallen waar meerdere
effecten worden toegepast.
Delay Offset Met deze parameter kunt u een offset voor de modulatievertragingstijd instellen.
Delay Time Met deze parameter kunt u de vertragingstijd instellen als een nootwaarde of absolute tijd.
Delay Time C, L, R Met deze parameters kunt u de vertragingstijden voor de midden-, linker- en
rechterkanalen instellen.
Delay Time L>R Met deze parameter kunt u de tijd instellen die verstrijkt tussen de invoer van het geluid
via het linkerkanaal en de uitvoer via het rechterkanaal.
Delay Time Ofst R
Met deze parameter kunt u de vertragingstijd voor het rechterkanaal instellen als een offset.
Beschrijving
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
19 CP5/CP50 Naslaggids
Page 20
Schermnaam
(en volledige naam)
Beschrijving
D Delay Time R>L Met deze parameter kunt u de tijd instellen die verstrijkt tussen de invoer van het geluid
via het rechterkanaal en de uitvoer via het linkerkanaal.
Density Reverbeffecten: met deze parameter kunt u de reverbdichtheid instellen.
Early Reflections: met deze parameter kunt u de dichtheid van eerste weerkaatsingen instellen.
Depth Met deze parameter kunt u de diepte van de gesimuleerde ruimte instellen.
Detune Met deze parameter kunt u de mate waarin toonhoogtes worden ontstemd instellen.
Device Met deze parameter kunt u een apparaat selecteren dat het geluid op verschillende
manieren vervormt.
Diffusion Met deze parameter kunt u de ruimtelijkheid van het geproduceerde geluid aanpassen.
Direction Met deze parameter kunt u de richting van envelopevolgermodulatie instellen.
Divide Freq High Met deze parameter kunt u de midden-tot-hoge frequentie instellen wanneer het geluid
in drie banden wordt opgesplitst.
Divide Freq Low Met deze parameter kunt u de lage-tot-middenfrequentie instellen wanneer het geluid
in drie banden wordt opgesplitst.
Drive Distortion-effecten, Noisy en Slice: met deze parameter kunt u de manier waarop het
geluid vervormt aanpassen.
Diverse effecten: met deze parameter kunt u de mate waarin het effect wordt toegepast instellen.
Drive Horn Met deze parameter kunt u de diepte van modulatie geproduceerd door rotatie van de
hogefrequentiehoorn instellen.
Drive Rotor Met deze parameter kunt u de diepte van modulatie geproduceerd door rotatie van de
lagefrequentierotor instellen.
Dry Level Met deze parameter kunt u het volume van het originele geluid (d.w.z. het onbewerkte
geluid) aanpassen.
Dry LPF Cutoff Frequency
Met deze parameter kunt u de afsnijfrequentie voor het laagdoorlaatfilter toegepast op het originele geluid instellen.
Dry Mix Level Met deze parameter kunt u het volume van het originele geluid (d.w.z. het onbewerkte
geluid) aanpassen.
Dry Send to Noise
Met deze parameter kunt u aanpassen hoeveel van het droge signaal naar het ruiseffect wordt gezonden.
Dry/Wet Balance
Met deze parameter kunt u de balans tussen het originele en het natte geluid (d.w.z. het geluid geproduceerd door het effect) instellen.
Dyna Level Offset
Met deze parameter kunt u een offset instellen om het uitgangsniveau van de envelopevolger aan te passen.
Dyna Threshold Level
Met deze parameter kunt u het minimumniveau instellen waarop de envelopevolger het ingangssignaal beïnvloedt.
E Edge Met deze parameter kunt u een curve opgeven die bepaalt hoe het geluid vervormd wordt.
Emphasis Met deze parameter kunt u de hogefrequentiekenmerken van het bewerkte geluid wijzigen.
EQ Frequency Met deze parameter kunt u de EQ-frequentie instellen.
EQ Gain Met deze parameter kunt u instellen hoeveel de EQ het geluid zal versterken of verzwakken
op de overeenkomstige frequentie.
EQ High Frequency
Met deze parameter kunt u de middenfrequentie van de EQ-band met hoge frequentie instellen.
EQ High Gain Met deze parameter kunt u instellen in welke mate de EQ-band met hoge frequentie
wordt versterkt of verzwakt.
EQ Low Frequency
Met deze parameter kunt u de middenfrequentie van de EQ-band met lage frequentie instellen.
EQ Low Gain Met deze parameter kunt u instellen in welke mate de EQ-band met lage frequentie
wordt versterkt of verzwakt.
EQ Mid Frequency Met deze parameter kunt u de middenfrequentie van de EQ-band met middenfrequentie
instellen.
EQ Mid Gain Met deze parameter kunt u instellen in welke mate de EQ-band met middenfrequentie
wordt versterkt of verzwakt.
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
20 CP5/CP50 Naslaggids
Page 21
Schermnaam
(en volledige naam)
E
EQ Mid Width Met deze parameter kunt u de breedte van de EQ-band met middenfrequentie instellen.
Beschrijving
EQ Width Met deze parameter kunt u de breedte van de EQ-band met middenfrequentie instellen.
ER/Rev Balance
Met deze parameter kunt u de relatieve volumes van eerste weerkaatsingen en reverberation instellen.
F F/R Depth
FB Hi Damp Ofst R
Met deze parameter kunt u de voor-naar-achter pandiepte instellen. (Deze heeft alleen effect wanneer
Pan Direction
op "Lturn" of "Rturn" is ingesteld.)
Met deze parameter kunt u het decayniveau voor de hoge frequenties van het rechterkanaal instellen als een offset.
FB Level Ofst R
Feedback High Damp
Met deze parameter kunt u het feedbackniveau van het rechterkanaal instellen als een offset.
Met deze parameter kunt u de snelheid van decay voor feedback hoge frequenties instellen (lagere waarden staan voor snellere wegsterfsnelheden).
Feedback Level Reverbeffecten en Early Reflections: met deze parameter kunt u het feedbackniveau
voor het aanvangsdelaygeluid instellen.
Delay-effecten, Chorus-effecten, Flanger-effecten, Tech-effecten en Compressie­Distortion-Delay: met deze parameter kunt u instellen hoeveel van het delaygeluid wordt teruggekoppeld naar de ingang van het effect (negatieve waarden geven aan dat de fase geïnverteerd is).
Tempo Phaser en Dynamic Phaser: Met deze parameter kunt u instellen hoeveel van de uitgang van de phaser wordt teruggekoppeld naar de ingang van het effect (negatieve waarden geven aan dat de fase geïnverteerd is).
Feedback Level 1, 2 Met deze parameters kunt u het feedbackniveau voor de eerste en tweede delaygeluiden
instellen.
Feedback Time Met deze parameter kunt u de feedbackvertragingstijd instellen.
Feedback Time 1, 2, L, R
Met deze parameters kunt u de vertragingstijd voor feedbackvertraging 1, feedbackvertraging 2, de linker feedbackvertraging en de rechter feedbackvertraging instellen.
Filter Type Lo-Fi: met deze parameter kunt u een klankkleur selecteren.
Dynamic Filter: met deze parameter kunt u een filtertype selecteren.
Fine 1, 2
Met deze parameters kunt u de instellingen van de eerste en tweede toonhoogte fijnregelen.
H Height Met deze parameter kunt u de hoogte van de gesimuleerde ruimte instellen.
High Attack Met deze parameter kunt u de hoeveelheid tijd instellen die verstrijkt voordat
compressie volledig wordt toegepast op de hogefrequentieband.
High Gain Met deze parameter kunt u het uitgangsniveau van de hogefrequentieband instellen.
High Level Met deze parameter kunt u het hogefrequentieniveau instellen.
High Mute Met deze parameter kunt u het dempen van de hoge frequentie activeren en deactiveren.
High Ratio REV-X Hall en REV-X Room: met deze parameter kunt u de hogefrequentiecomponent
aanpassen.
Multiband Compressor: met deze parameter kunt u de compressieverhouding voor de hogefrequentieband instellen.
High Threshold Met deze parameter kunt u het niveau van het ingangssignaal instellen waarbij de
compressor het geluid in de hogefrequentieband begint te bewerken.
Horn Speed Fast
Horn Speed SLow
Met deze parameter kunt u de rotatiesnelheid van de hogefrequentiehoorn op "snel" instellen.
Met deze parameter kunt u de rotatiesnelheid van de hogefrequentiehoorn op "traag" instellen.
I Initial Delay Met deze parameter kunt u de hoeveelheid tijd instellen die verstrijkt voordat eerste
weerkaatsingen worden geproduceerd.
Initial Delay 1, 2 Met deze parameters kunt u de hoeveelheid tijd instellen die verstrijkt voordat de eerste
en tweede eerste weerkaatsingen worden geproduceerd.
Initial Delay Lch, Rch Met deze parameters kunt u de hoeveelheid tijd instellen die verstrijkt voordat de linker
en rechter eerste weerkaatsingen worden geproduceerd.
Input Mode Met deze parameter kunt u wisselen tussen mono- en stereo-invoer.
Input Select Met deze parameter kunt u een ingangskanaal selecteren.
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
21 CP5/CP50 Naslaggids
Page 22
Schermnaam
(en volledige naam)
Beschrijving
L L/R Depth Met deze parameter kunt u de diepte van het links-rechts paneffect instellen.
L/R Diffusion Met deze parameter kunt u het verschil tussen de linker en rechter vertragingstijden
instellen voor een meer ruimtelijk geluid.
Lag Met deze parameter kunt u een tijdsvertraging voor vertragingstijden in termen van
nootlengtes instellen.
LFO Depth SPX Chorus, Classic Flanger en Ring Modulator:
met deze parameter kunt u de diepte van modulatie instellen.
Tempo Phaser: met deze parameter kunt u de diepte van fasemodulatie instellen.
LFO Phase Difference
Met deze parameter kunt u het links-rechts faseverschil tussen modulatiegolfvormen instellen (een instelling van 64 staat voor nul graden of geen faseverschil).
LFO Speed Chorus-effecten, Flanger-effecten, Tremolo en Ring Modulator:
met deze parameter kunt u de modulatiefrequentie instellen.
Tempo Flanger en Tempo Phaser: met deze parameter kunt u de modulatiesnelheid in termen van nootlengtes instellen.
Auto Pan: met deze parameter kunt u de auto-panfrequentie instellen.
LFO Wave Flanger-effecten en Ring Modulator: met deze parameter kunt u een modulatiegolfvorm
selecteren.
Auto Pan: met deze parameter kunt u de pancurve instellen.
Liveness Met deze parameter kunt u de manier waarop eerste weerkaatsingen wegsterven instellen.
Low Attack Met deze parameter kunt u de hoeveelheid tijd instellen die verstrijkt voordat compressie
volledig wordt toegepast op de lagefrequentieband.
Low Gain Met deze parameter kunt u het uitgangsniveau van de lagefrequentieband instellen.
Low Level Met deze parameter kunt u het lagefrequentieniveau instellen.
Low Mute Met deze parameter kunt u het dempen van de lage frequentie activeren en deactiveren.
Low Ratio REV-X Hall en REV-X Room:
met deze parameter kunt u de lagefrequentiecomponent aanpassen.
Multiband Compressor: met deze parameter kunt u de compressieverhouding voor de lagefrequentieband instellen.
Low Threshold Met deze parameter kunt u het niveau van het ingangssignaal instellen waarbij de
compressor het geluid in de lagefrequentieband begint te bewerken.
LPF Resonance Met deze parameter kunt u de resonantie van het laagdoorlaatfilter van het
ingangssignaal instellen.
M Mic L-R Angle Met deze parameter kunt u de links-rechts helling van de microfoon instellen die wordt
gebruikt om de uitvoer van de luidspreker vast te leggen.
Mid Attack Met deze parameter kunt u de hoeveelheid tijd instellen die verstrijkt voordat compressie
volledig wordt toegepast op de middenfrequente band.
Mid Gain Met deze parameter kunt u het uitgangsniveau van de middenfrequente band instellen.
Mid Level Met deze parameter kunt u het middenfrequente niveau instellen.
Mid Mute Met deze parameter kunt u het dempen van de middenfrequentie activeren en deactiveren.
Mid Ratio Met deze parameter kunt u de compressieverhouding voor de middenfrequente band
instellen.
Mid Threshold Met deze parameter kunt u het niveau van het ingangssignaal instellen waarbij de
compressor het geluid in de middenfrequente band begint te bewerken.
Mix Level Met deze parameter kunt u bepalen hoeveel van het effectgeluid terug in het originele
geluid wordt gemixt.
Mod Depth Met deze parameter kunt u de diepte van modulatie instellen.
Mod Depth Ofst R
Met deze parameter kunt u de modulatiediepte voor het rechterkanaal instellen als een offset.
Mod Feedback Met deze parameter kunt u de hoeveelheid van het uitgangssignaal dat wordt
teruggekoppeld naar de modulatie instellen.
Mod Gain Met deze parameter kunt u het versterkingsniveau van de modulatie aanpassen.
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
22 CP5/CP50 Naslaggids
Page 23
Schermnaam
(en volledige naam)
M Mod LPF Cutoff
Frequency
Mod LPF Resonance
Met deze parameter kunt u de afsnijfrequentie voor het laagdoorlaatfilter toegepast op het gemoduleerde geluid instellen.
Met deze parameter kunt u de resonantie van het laagdoorlaatfilter van het gemoduleerde geluid instellen.
Beschrijving
Mod Mix Balance Noisy: met deze parameter kunt u de mixbalans voor het gemoduleerde element instellen.
Tech Modulation: met deze parameter kunt u het volume van het gemoduleerde geluid aanpassen.
Mod Speed Met deze parameter kunt u de snelheid van modulatie aanpassen.
Mod Wave Type Met deze parameter kunt u de modulatiegolfvorm selecteren.
Modulation Phase
Met deze parameter kunt u het links-rechts faseverschil tussen modulatiegolfvormen instellen.
Move Speed Met deze parameter kunt u de hoeveelheid tijd instellen die verstrijkt tot het geluid
ingesteld met de parameter Vow el wordt geproduceerd.
N Noise Level Met deze parameter kunt u het ruisniveau aanpassen.
Noise LPF Cutoff Frequency
Met deze parameter kunt u de afsnijfrequentie voor het laagdoorlaatfilter toegepast op ruis instellen.
Noise LPF Q Met deze parameter kunt u de resonantie van het laagdoorlaatfilter toegepast op ruis
instellen.
Noise Mod Depth Met deze parameter kunt u de diepte van ruismodulatie instellen.
Noise Mod Speed Met deze parameter kunt u de snelheid van ruismodulatie instellen.
Noise Tone Met deze parameter kunt u aanpassen hoe de ruis klinkt.
O On/Off Switch Met deze parameter kunt u de isolator activeren en deactiveren zodat
klankveranderingen snel kunnen worden geproduceerd.
OSC Frequency
Met deze parameter kunt u de frequentie van modulatie van de ingangsgolfvorm instellen.
Coarse
OSC Frequency Fine Met deze parameter kunt u de frequentie van modulatie van de ingangsgolfvorm fijnregelen.
Output Gain Met deze parameters kunt u het niveau van het geluid uitgevoerd door het effect instellen.
Output Level
Output Level 1, 2 Met deze parameters kunt u de niveaus van de geluiden uitgevoerd door de eerste en
tweede effecten instellen.
Over Drive Met deze parameter kunt u de manier waarop het geluid vervormt aanpassen.
P Pan 1, 2 Met deze parameters kunt u de instellingen van de eerste en tweede pan aanpassen.
Pan Direction Met deze parameter kunt u het auto-pantype selecteren.
Phase Shift Offset Met deze parameter kunt u de offset-waarde voor fasemodulatie instellen.
Pitch 1, 2 Met deze parameters kunt u de instellingen van de eerste en tweede toonhoogte
aanpassen in stappen van halve noten.
PM Depth Met deze parameter kunt u de diepte van toonhoogtemodulatie instellen.
Pre Mo d HP F Cuto ff Frequency
Pre-LPF Cutoff
Met deze parameter kunt u de afsnijfrequentie voor het hoogdoorlaatfilter voor premodulatie instellen.
Met deze parameter kunt u de afsnijfrequentie voor het laagdoorlaatfilter instellen.
Frequency
Pre-LPF Resonance Met deze parameter kunt u de resonantie van het laagdoorlaatfilter van het
ingangssignaal instellen.
Presence Deze parameter komt vaak voor op gitaarversterkers en dergelijke en wordt gebruikt
om de hogefrequentieband te besturen.
R Ratio Met deze parameter kunt u de compressieverhouding instellen.
Release Met deze parameter kunt u de hoeveelheid tijd instellen waarboven de compressor
stopt met het geluid te comprimeren.
Release Curve Met deze parameter kunt u een releasecurve voor de envelopevolger selecteren.
Release Time Met deze parameter kunt u de releasetijd van de envelopevolger aanpassen.
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
23 CP5/CP50 Naslaggids
Page 24
Schermnaam
(en volledige naam)
R
Resonance Met deze parameter kunt u de resonantie van het filter instellen.
Beschrijving
Reverb Delay Met deze parameter kunt u het interval tussen eerste weerkaatsingen en
daaropvolgende volledige nagalm instellen.
Reverb Time Met deze parameter kunt u instellen hoe lang het duurt voordat het reverbgeluid
volledig uitsterft.
Room Size Met deze parameter kunt u de grootte instellen van de gesimuleerde ruimte waarin het
instrument wordt bespeeld.
Rotor Speed Fast Met deze parameter kunt u de rotatiesnelheid van de lagefrequentierotor op "snel"
instellen.
Rotor Speed Slow Met deze parameter kunt u de rotatiesnelheid van de lagefrequentierotor op "traag"
instellen.
Rotor/Horn Balance Met deze parameter kunt u de relatieve volumes van de hogefrequentiehoorn en de
lagefrequentierotor instellen.
S Sampling Freq.
Met deze parameter kunt u de samplefrequentie instellen.
Control
Sensitivity Dynamic Flanger, Dynamic Phaser en Tech-effecten: met deze parameter kunt u instellen
hoe gevoelig de modulatie is voor wijzigingen in het ingangsniveau.
VCM Touch Wah: met deze parameter kunt u instellen hoe gevoelig het wah-filter is voor wijzigingen in het ingangsniveau.
Slow-Fast Time of Horn
Slow-Fast Time of Rotor
Met deze parameter kunt u instellen hoeveel tijd de hogefrequentiehoorn nodig heeft om te wisselen tussen snelle en trage rotatiesnelheden.
Met deze parameter kunt u instellen hoeveel tijd de lagefrequentierotor nodig heeft om te wisselen tussen snelle en trage rotatiesnelheden.
Space Type Met deze parameter kunt u selecteren welk type ruimtesimulatie u wilt toepassen.
Speaker Type Met deze parameter kunt u het type luidspreker selecteren dat u wilt nabootsen.
Speed Control Met deze parameter kunt u de rotatiesnelheid instellen op "snel" of "traag".
Spread Met deze parameter kunt u instellen hoe breed de uitvoer van het effect klinkt.
Stage Met deze parameter kunt u het aantal faseverschuivingsstappen instellen.
T Threshold Met deze parameter kunt u het niveau van het ingangssignaal instellen waarbij het
effect het geluid begint te bewerken.
Ty p e Met deze parameter kunt u een type weerkaatst geluid selecteren.
V Vowe l Met deze parameter kunt u een stemtype selecteren.
W Wall Vary Met deze parameter kunt u het type muur in de gesimuleerde ruimte bepalen (hogere
waarden produceren meer diffuse weerkaatsingen).
Width Met deze parameter kunt u de breedte van de gesimuleerde ruimte instellen.
Word Length Met deze parameter kunt u de resolutie van het vervormde signaal (d.w.z. hoe grof de
uitvoer klinkt) instellen.
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
24 CP5/CP50 Naslaggids
Page 25

Blok Power-Amplifier/Compressor (alleen CP5)

Geselecteerd type vermogensversterker/
compressor
Met het blok Power-Amplifier/Compressor kunt u kiezen voor een getrouwe reproductie van een van de vele vermogensversterkers gebruikt in elektrische piano's of een compressor die het geluid gecreëerd door de huidige geselecteerde blokken Voice en Modulation Effect van het part verder verbetert. Dit blok is alleen beschikbaar op de CP5.
Types van het blok Power-Amplifier/Compressor selecteren
Bewerkingsvolgorde
De volgende tabel identificeert en beschrijft de verschillende soorten vermogensversterkers/ compressors die beschikbaar zijn in het blok Power-Amplifier/Compressor. Als u een voice uit de categorie PIANO of E.PIANO voor het huidige part hebt geselecteerd, dan geeft de selectiepagina van dit blok voorrang aan vermogensversterkers en een compressor die speciaal zijn ontworpen voor pianovoices. U kunt bovendien ook een aantal algemene effecten selecteren uit de groep Other van het blok. Als u een niet-pianovoice hebt geselecteerd, kunnen de vermogensversterkers, de compressor en alle andere effecten worden geselecteerd als invoegeffecten.
Voor PIANO- en E.PIANO-voices:
Schermnaam
(en volledige naam)
71Rd I (PowerAmp 71Rd I) PowerAmp 71Rd I is ideaal voor het verbeteren van de akoestische nuances van
73Rd I (PowerAmp 73Rd I) De 73Rd I is een combinatie vermogensversterker/luidspreker die ook voor
75Rd I (PowerAmp 75Rd I) PowerAmp 75Rd I is een vermogensversterker voor elektrische piano's die een
78Rd II (PowerAmp 78Rd II) De 78Rd II is een combinatie vermogensversterker/luidspreker die vooral geschikt
69Wr (PowerAmp 69Wr) De vermogensversterker 69Wr verbetert lage punch en verrijkt tegelijk het
77Wr (Power Amp 77Wr) Met de vermogensversterker 77Wr kan een hogere aanwezigheid worden
Clean (Clean Amp) Clean Amp is gebaseerd op een ideale vermogensversterker en versterkt het
Comp376 (Compressor 376) Compressor 376 is een ouderwetse compressor die kan worden gebruikt om de
Other De groep Other bevat algemene effecten die geschikt zijn voor andere voices dan
Houd de knop [PWR-AMP] ingedrukt (minstens één seconde) Navigeer indien nodig naar pagina 1 met de knop [
L PAGE] Draai aan knoppen 1 t/m 3
PwrAmpType E 71Rd I
Beschrijving
elektrische piano's.
elektrische piano's bedoeld is en een meer ruimtelijk geluid produceert.
krachtige, allesomvattende klank geeft.
is voor choruseffecten en wordt gekenmerkt door heldere, hoge tonen.
totaalgeluid van de elektrische piano.
toegevoegd aan de voices van een elektrische piano.
geluid gelijkmatig over het volledige frequentiebereik.
dynamiek van uw pianogeluiden te regelen.
de voices uit de categorieën PIANO en E.PIANO. In deze groep kunt u kiezen uit een groot aantal effecten in een aantal verschillende categorieën. Deze categorieën en effecten zijn identiek aan die van het blok Modulation Effect. U vindt meer informatie in de tabel op pagina 16.
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
25 CP5/CP50 Naslaggids
Page 26
Voor niet-pianovoices:
Effectcategorie
Effectnaam
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Ins2Type   E PWR>71RdI
In het geval van niet-pianovoices, kunt u effecten selecteren uit de categorieën van de groep Other, zoals hierboven beschreven. De vermogensversterkers en de compressor ontworpen voor de PIANO- en E.PIANO-voices worden bovendien gegroepeerd in de categorie PWR. Zie Voor PIANO- en E.PIANO­voices (pagina 25) voor meer informatie hierover. Alle effecten voor niet-pianovoices werken als invoegeffecten.
Parameters van het blok Power-Amplifier/Compressor configureren
Houd de knop [PWR-AMP] ingedrukt (minstens één seconde) Navigeer naar de
Bewerkingsvolgorde
Elk type vermogensversterker/compressor wordt geconfigureerd met een verschillende set parameters, die het geluid geproduceerd door het blok op verschillende manieren aanpassen. Alle parameters voor de vermogensversterkers en de compressor die speciaal zijn ontworpen voor PIANO- en E.PIANO-voices staan in alfabetische volgorde beschreven in de volgende tabel. De effecten van de groep Other zijn identiek aan die van het blok Modulation Effect. Meer informatie over hun parameters vindt u in de tabel op pagina 19.
OPMERKING Voor meer informatie over de specifieke parameters die bij elk verschillend effecttype horen, zie de lijst met
parameters van het blok Power-Amplifier/Compressor in het PDF-document Data List.
Parameters van vermogensversterkers en compressor
tweede en volgende pagina's met de knoppen [L PAGE] en [PAGE R] Draai aan knoppen 1 t/m 3
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Schermnaam
(en volledige naam)
A Attack Compressor 376 Met deze parameter kunt u de hoeveelheid tijd
D Drive Compressor 376 Met deze parameter kunt u de mate van compressie
L LineBal
(Line Balance)
O Output PowerAmp 71Rd I/73Rd I/
R Ratio Compressor 376
Release Compressor 376 Met deze parameter kunt u de hoeveelheid tijd
Bijbehorende effecten Beschrijving
instellen die verstrijkt tussen het aankomen van een ingangssignaal en de activering van de compressor.
aanpassen.
PowerAmp 71Rd I/73Rd I/ 75Rd I/78Rd II/69Wr/77Wr
75Rd I/78Rd II/69Wr/77Wr, Compressor 376 en Clean Amp
Met deze parameter kunt u de balans tussen de luidsprekeruitgang (S) en de lijnuitgang (L) aanpassen.
Met deze parameter kunt u het uitgangsniveau instellen.
Met deze parameter kunt u de compressieverhouding instellen.
instellen waarboven de compressor stopt met het geluid te comprimeren.
Appendix
26 CP5/CP50 Naslaggids
Page 27

Andere instellingen voor links en rechts

Dit gedeelte beschrijft hoe u volume, pan, nootbegrenzingen en andere parameters voor de linker en rechter parts kunt instellen. Het scherm Part Setting wordt weergegeven op pagina 11.
Houd de knop [LEFT 1], [LEFT 2], [RIGHT 1] of [RIGHT 2] (CP5), of de knop [LEFT] of
Bewerkingsvolgorde
[RIGHT] (CP50) ingedrukt (minstens één seconde) pagina met de knoppen [L PAGE] en [PAGE R]  Draai aan of druk op knoppen 1 t/m 3
Pagina
1 Volu me Met deze parameter kunt u het uitgangsniveau van het part aanpassen.
2 NoteSht (Note Shift) Met deze parameter kunt u de toonhoogte van het part aanpassen, in stappen
3 TuningNo.
Schermnaam
(en volledige naam)
Instelwaarden: 0 tot 127
Pan Met deze parameter kunt u de stereopan van het part aanpassen.
Instelwaarden: L63 (uiterst links) tot C (midden) tot R63 (uiterst rechts)
RevSend (Reverb Send) Met deze parameter kunt u bepalen hoeveel van het uitgangssignaal van het
Detune Met deze parameter kunt u de toonhoogte van het part fijnregelen, in stappen
PBRange (Pitch Bend Range)
(Micro Tuning Number)
part naar het blok Reverb wordt gezonden. Hogere waarden produceren een meer uitgesproken reverbgeluid. Instelwaarden: 0 tot 127
van een halve noot.
Instelwaarden:
van 0,1 Hertz. Instelwaarden: -12,8 tot +12,7 (Hz)
Met deze parameter kunt u de mate instellen waarin het pitchbendwiel de toonhoogte van het huidige part wijzigt, in stappen van een halve noot. Bij een instelling van 12, bijvoorbeeld, kan het pitchbendwiel de toonhoogte wijzigen tussen -12 (d.w.z. een octaaf lager) en +12 (d.w.z. een octaaf hoger). Instelwaarden: 0 tot 12
Met deze parameter kunt u muziekstemmingssysteem selecteren. De CP5 of CP50 kan in totaal zeven stemmingssystemen nabootsen. Hoewel het stemmingssysteem met gelijkzwevende temperatuur nu standaard geworden is voor piano's, werden de jaren daarvoor een groot aantal andere systemen ontwikkeld, die ongetwijfeld de basis hebben gevormd voor het ontstaan van nieuwe muziekstijlen. Door een ander stemmingssysteem te selecteren, kunt u melodieën van de overeenkomstige muziekstijlen spelen en genieten van hun unieke nuances.
Instelwaarden: 00 Equal Temp (Equal Temperament)
Het toonhoogtebereik van elk octaaf is gelijk onderverdeeld in twaalf delen, waarbij de toonhoogte tussen elke halve toon gelijkmatig is verdeeld. Dat is vandaag het meest populaire stemmingssysteem voor piano's.
-24 tot +24 (halve noten)
Navigeer naar de gewenste
Beschrijving
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
27 CP5/CP50 Naslaggids
01 PureMaj (Pure Major) 02 PureMin (Pure Minor)
Deze twee stemmingsystemen houden de zuivere wiskundige intervallen van elke toonschaal in stand, vooral voor drieklanken (grondtoon, terts, kwint). Deze karakteristieken kunt u het best horen in vocale harmonieën – zoals bij koren en a cappella zang.
03 Pythag (Pythagorean)
Deze toonschaal is uitgevonden door de beroemde Griekse filosoof Pythagoras en wordt samengesteld door een serie reine kwinten, die zijn samengebracht in een enkel octaaf. De tertsen in deze stemming zijn niet zo glad, maar de kwarten en kwinten zijn mooi en geschikt voor bepaalde solo's.
04 MeanTn (Mean Tone)
Deze stemming is gecreëerd als een verbetering van de Pythagoreaanse stemming, door het majeur tertsinterval vloeiender te laten klinken. Ze was vooral populair van het tweede deel van de 16e eeuw tot het einde van de 18e eeuw. Een van de bekendste gebruikers was Handel.
Page 28
Pagina
127
0
127
Wanneer VelOfs (hieronder) 64 is:
VelD pt = 64
VelD pt = 127
VelD pt = 32
VelDpt = 0
Werke lij ke
aanslagsnelheid
(naar toongenerators)
Speelsnelheid
127
012764
127
64
127
0
12764
127
0
Wanneer VelDpt (hierboven) 64 is
en VelOfs 32 is:
Werkelijke
aanslagsnelheid
(naar
toongenerators)
Speelsnelheid
Wanneer VelD pt 64 is
en VelOfs 96 is:
Wanneer VelD pt 64 is
en VelOfs 64 is:
Speelsnelheid
Werkelijke
aanslagsnelheid
(naar
toongenerators)
Speelsnelheid
Werkelijke
aanslagsnelheid
(naar
toongenerators)
3 TuningNo.
Schermnaam
(en volledige naam)
(Micro Tuning Number)
Beschrijving
05 Werckmeist (Werckmeister) 06 Kirnberger
De schalen van Werckmeister en Kimberger verbeteren de middentoonschaal en Pythagoreaanse schaal door ze op verschillende manieren te combineren. Beide worden op een unieke manier gekenmerkt door de manier waarop modulatie de nuances van aparte songs kan wijzigen. Ze werden vaak toegepast ten tijde van Bach en Beethoven, en worden vandaag gebruikt om de muziek van die periode op klavecimbel na te bootsen.
TunRoot (Micro Tuning Root)
Met deze parameter kunt u de grondtoon voor het stemmingssysteem van het part selecteren. Er is geen instelling vereist voor bepaalde stemmingssystemen.
Instelwaarden: C tot B
4 PrtMode (Part Mode) Met deze parameter kunt u de afspeelmodus van het part opgeven.
Instelwaarden: mono (monofoon) of poly (polyfoon)
mono
Er klinkt telkens slechts één noot, ongeacht hoeveel toetsen worden bespeeld. Bij veel instrumentgeluiden (zoals bas en synthlead) zorgt dit ervoor dat er natuurlijker en vloeiender legato gespeeld kan worden dan wanneer "poly" is ingesteld.
poly
Meerdere noten en akkoorden kunnen worden gespeeld.
Vel Dpt (Velocity Sensitivity Depth)
Met deze parameter kunt u definiëren hoe de aanslagsnelheid waarmee de toetsen worden bespeeld invloed heeft op de MIDI-aanslagsnelheden die werkelijk worden verzonden van het huidige part. Zoals getoond in de onderstaande grafiek, geldt dat hoe hoger de ingestelde waarde, hoe groter de mate waarin MIDI­aanslagsnelheden variëren als reactie op wijzigingen in de speelsnelheid (d.w.z. des te steiler de helling van de grafiek). Als een waarde van 0 is ingesteld, worden de MIDI-aanslagsnelheden niet beïnvloed door de verschillende speelsnelheden, wat resulteert in een reactie vergelijkbaar met die van een orgel, waar de speelkracht praktisch geen effect heeft op het geproduceerde geluid.
Instelwaarden: 0 tot 127
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
VelOfs (Velocity Sensitivity Offset)
28 CP5/CP50 Naslaggids
Met deze parameter kunt u alle MIDI-aanslagsnelheden verzonden van het huidige part verhogen of verlagen. Zoals getoond in de grafiek, wordt 64 afgetrokken van de hier ingestelde waarde om de werkelijk hoeveelheid te bepalen waarmee de MIDI­aanslagsnelheden worden aangepast. Als de resulterende MIDI-aanslagsnelheid echter minder is dan 1, wordt een waarde van 1 ingesteld. Als de resulterende MIDI­aanslagsnelheid hoger is dan 127, wordt een waarde van 127 ingesteld.
Instelwaarden: 0 tot 127
Appendix
Page 29
Pagina
Decay-
niveau
Amplitude
Attack­ niveau
Decay-
tijd
Releasetijd Attack-
tijd
Toets wordt aangeslagen
(noot aan)
Toets wordt losgelaten
(noot uit)
Tijd
5 Por taSw
Schermnaam
(en volledige naam)
(Portamento Switch)
Beschrijving
Met deze parameter kunt u het portamento-effect in- of uitschakelen voor het huidige part. Instelwaarden: aan of uit
Time (Portamento Time) Met deze parameter kunt u de hoeveelheid tijd instellen die portamento
nodig heeft om de toonhoogte van het huidige part te sweepen. Instelwaarden: 0 tot 127
Mode (Portamento Mode) Met deze parameter kunt u bepalen hoe de speelstijl van het huidige part
de manier dat portamento wordt toegepast beïnvloedt.
Instelwaarden: fingr (Finger mode) of full (Full mode)
fingr
Portamento wordt alleen toegepast als u legato speelt (d.w.z. de volgende noot speelt voordat u de voorgaande noot loslaat).
full
Portamento wordt op alle noten toegepast.
6 F.Cutof (Filter Cutoff) De term 'afsnijfrequentie' beschrijft de middenfrequentie waarbij het filter
ongewenste frequenties afsnijdt. Door de afsnijfrequentie in te stellen, kunt u de wijze waarop het filter het geluid van het part beïnvloedt veranderen. Met deze parameter kunt u de afsnijfrequentie in vergelijking met die ingesteld voor het huidige part verhogen of verlagen. Instelwaarden: -64 tot +0 tot +63
F.Reso (Filter Resonance) Met deze parameter kunt u de filterresonantie in vergelijking met die
ingesteld voor het huidige part verhogen of verlagen. Instelwaarden: -64 tot +0 tot +63
7 EGAtk (AEG Attack Time)
EGDcy (AEG Decay Time) EGRel (AEG Releas e Time)
Met deze parameters kunt u de attack-, decay- en releasetijd voor de amplitude-envelopegenerator van het part aanpassen. Hoe hoger de ingestelde waarde, des te langer het duurt voordat de amplitude het volgende niveau bereikt (d.w.z. het volume verandert trager).
Instelwaarden: -16 tot +16
EGAtk (AEG Attack Time)
Bepaalt de hoeveelheid tijd voordat de amplitude zijn maximumniveau bereikt nadat een toets wordt bespeeld.
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
EGDcy (AEG Decay Time)
Bepaalt de hoeveelheid tijd voordat de amplitude daalt tot het decayniveau nadat het zijn maximum heeft bereikt.
EGRel (AEG Release Time)
Bepaalt de hoeveelheid tijd voordat de amplitude daalt tot nul nadat de toets is losgelaten.
0
OPMERKING
De instellingen de parameters
EGDcy Decay
en
en
EGRel
kunnen ook worden aangepast met
Release
(pagina 13) in het blok Pre-Amplifier.
8 NoteLimit (Note Limits) Met deze parameters kunt u een toetsenbordgedeelte voor het huidige part
definiëren. Knop 1 wordt gebruikt om de laagste noot voor het gedeelte in te stellen; knop 2 wordt gebruikt om de hoogste noot in te stellen.
Instelwaarden: C-2 tot G8
Appendix
29 CP5/CP50 Naslaggids
Page 30
Pagina
Schermnaam
(en volledige naam)
9 RcvCC
(Receive Control Change) RcvPB (Receive Pitch Bend)
0 (10) Parts op de CP5:
RcvFC1 (Receive Foot Controller 1) RcvFC2 (Receive Foot Controller 2) RcvFS (Receive Assignable Foot Switch)
Parts op de CP50:
RcvFC (Receive Foot Controller) RcvFS (Receive Assignable Foot Switch)
A (11) RcvSus
(Receive Sustain Pedal) RcvVol (Receive Volume) RcvPan (Receive Pan)
Beschrijving
Met deze parameters kunt u de ontvangst van besturingswijzigingsberichten en andere MIDI-berichten door het huidige part in- of uitschakelen.
Instelwaarden: aan of uit
OPMERKING Wanneer RcvCC "off" is ingesteld, zijn alle andere parameters
voor het ontvangen van besturingswijzigingsberichten (uitgezonderd RcvPB) niet meer beschikbaar.
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
30 CP5/CP50 Naslaggids
Page 31

Gedeelte Common Settings

Het gedeelte Common Settings wordt gebruikt voor het instellen van parameters die invloed hebben op alle linker en rechter parts in de huidige performance. Het scherm Common Settings bestaat uit vijf afzonderlijke pagina's.
Performancenamen en speelmodi instellen (pagina's 1 en 2)
Bewerkingsvolgorde
Pagina Schermnaam Beschrijving
1 Name Namen mogen uit maximaal 10 tekens bestaan. U vindt meer informatie
Cursor U kunt aan knop 1 draaien om de cursor in het veld Name te verplaatsen.
Data U kunt aan knop 2 draaien om het teken op de huidige cursorpositie te
2 Split Met deze parameter kunt u bepalen of het toetsenbord wordt opgesplitst
Point (Split Point) Met deze parameter kunt u het punt (of de toets) instellen waarop het
ZoneEdit Druk op knop 3 om het scherm Zone Edit (pagina 32) te openen.
Druk op de knop [COMMON] Navigeer naar pagina 1 en 2 met de knoppen
L PAGE] en [PAGE R] Draai aan of druk op knoppen 1 en 2
[
over hoe u deze kunt instellen in het gedeelte Basisbediening van de Gebruikershandleiding.
wijzigen. Instelwaarden:
• Kleine letters .......................... abcdefghijklmnopqrstuvwxyz
• Hoofdletters............................ ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ
• Cijfers en symbolen ..............0123456789!”#$%&'()*+,-./:;<=>?@[\]^_`{|}~
in een boven- en ondergedeelte, die voorrang krijgen op de instellingen NoteLimit voor de individuele parts. Wanneer deze parameter op "on" is ingesteld, worden de linker en rechter parts van de performance toegewezen aan de gedeelten boven en onder de toets ingesteld met de parameter Point. Wanneer Split op "off" is ingesteld, zijn de instellingen NoteLimit (pagina 29) van de individuele parts van toepassing.
Instelwaarden: aan of uit
toetsenbord wordt opgesplitst tussen linker en rechter parts.
Instelwaarden: C-2 tot G8
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
31 CP5/CP50 Naslaggids
Page 32
Scherm Zone Edit
Wanneer de CP5 of CP50 wordt gebruikt als masterkeyboard, worden instellingen opgegeven in het scherm Zone Edit. Door de parameter ZoneSw op "on" in te stellen, kunt u het toetsenbord in maximaal vier zones opsplitsen. Als deze zones vervolgens worden toegewezen aan de ingebouwde toongenerator en externe muziekapparaten, kunt u deze allemaal bespelen met het toetsenbord van de stagepiano. Als u het scherm Zone Edit wilt openen, drukt u op knop 3 (ZoneEdit [PUSH] op pagina 2 van het scherm Common Settings.
Bewerkingsvolgorde
Pagina
Alle
pagina's
1 ZoneSw
2 Target Met deze parameter kunt u een bestemming voor besturingssignalen van de
3 Octave Met deze parameter kunt u de huidige zone in stappen van één octaaf
4 NoteLimit
5 MIDIBankSel
6 MIDIPgmChg
7 Vol um e Met deze parameter kunt u het volume van de huidige zone aanpassen.
Schermnaam
(en volledige naam)
Zone Met deze parameter kunt u de zone selecteren die u wilt bewerken. Omdat
(Zone Switch)
TransCh (Transmit Channel)
Trnsps (Transpose) Met deze parameter kunt u de huidige zone in stappen van een halve noot
(Note Limits)
(MIDI Bank Select)
(MIDI Program Change)
Pan Met deze parameter kunt u de stereopan van de huidige zone aanpassen.
Druk op de knop [COMMON] Navigeer naar pagina 2 met de knoppen [L PAGE] en [PAGE R] Druk op knop 3 (ZoneEdit [PUSH])
Beschrijving
pagina 1 alle zones beïnvloedt, wordt de instelling van deze parameter weergegeven als "COMMON" op die pagina.
Instelwaarden: zone1, zone2, zone3 of zone4
Met deze parameter kunt u de opsplitsing van het toetsenbord in vier verschillende zones in- en uitschakelen.
huidige zone selecteren.
Instelwaarden: uit..........De huidige zone wordt uitgeschakeld.
TG.........De huidige zone bestuurt de ingebouwde
toongenerator.
MIDI ......De huidige zone bestuurt een ander muziekapparaat
dat op de stagepiano is aangesloten.
beide.....De huidige zone bestuurt zowel de ingebouwde
toongenerator als een ander muziekapparaat dat op de stagepiano is aangesloten.
Met deze parameter kunt u een MIDI-zendkanaal voor besturingssignalen van de huidige zone selecteren. U kunt alleen maar een instelling opgeven wanneer Target op "MIDI" of "beide" is ingesteld.
Instelwaarden: 1 tot 16
transponeren. Instelwaarden: -3 tot +0 tot +3
transponeren. Instelwaarden: -11 tot +0 tot +11 (halve noten)
Met deze parameters kunt u een toetsenbordgedeelte voor de huidige zone definiëren. Knop 2 wordt gebruikt om de laagste noot in te stellen; knop 3 wordt gebruikt om de hoogste noot in te stellen.
Instelwaarden: C-2 tot G8
U kunt deze parameters instellen door aan knoppen 2 en 3 te draaien. Ze dienen om te bepalen welke bankselectie MSB-, bankselectie LSB- en programmawijzigingswaarden als MIDI-berichten naar het overeenkomstige externe muziekapparaat moeten worden verzonden. Op die manier kunt u selecteren welk geluid door de huidige zone wordt gespeeld. Het geluid dat daadwerkelijk wordt geproduceerd, hangt af van het type muziekapparaat dat u gebruikt. Als deze parameters op "off" zijn ingesteld, worden geen bankselectie MSB-, bankselectie LSB- of programmawijzigingswaarden als MIDI-berichten van de desbetreffende zone verzonden.
Instelwaarden: MIDIBankSel...... uit, 0 tot 127
MIDIPgmChg..... uit, 1 tot 128
Instelwaarden: 0 tot 127
Instelwaarden: L63 tot C tot R63
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
32 CP5/CP50 Naslaggids
Page 33
Pagina
(en volledige naam)
8
Zones van de CP5:
TxFC1 (Transmit Foot Controller 1) TxFC2 (Transmit Foot Controller 2)
Zones van de CP50:
TxFC (Transmit Foot Controller)
9 TxSus
(Transmit Sustain Pedal) TxFS (Transmit Foot Switch)
0 (10) TxPB
(Transmit Pitch Bend Wheel)
Schermnaam
Beschrijving
Met deze parameters kunt u de verzending van MIDI-berichten gegenereerd door voetregelaar 1, voetregelaar 2, het sustainpedaal, de toewijsbare voetschakelaar en het pitchbendwiel van de huidige zone in- of uitschakelen.
Instelwaarden: aan of uit
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
33 CP5/CP50 Naslaggids
Page 34
Regelaars instellen (pagina's 3 t/m 5)
Bron Bestemming
PB (Pitch Bend) uit of modFx (modulatie-effect)
FC1 of FC2 (CP5 Foot Controller 1 of 2) / FC (CP50 Foot Controller)
uit, volume of modFx
FS (toewijsbare voetschakelaar)
uit, vibrato, modFx of pwrAmp (alleen CP5)
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Bewerkingsvolgorde
Pagina
Pagina's
3 tot 5
(en volledige naam)
Bron Met deze parameter kunt u de regelaar selecteren die u wilt bewerken.
Druk op de knop [COMMON] Navigeer naar pagina 3, 4 of 5 met de knoppen
L PAGE] en [PAGE R] Draai aan knoppen 1 t/m 3
[
Schermnaam
Instelwaarden:
Beschrijving
Performances van de CP5:
PB (Pitch Bend wheel), FC1 (Foot Controller 1), FC2 (Foot Controller 2), FS (toewijsbare voetschakelaar)
Performances van de CP50:
PB (Pitch Bend Wheel), FC (Foot Controller), FS (toewijsbare voetschakelaar)
FC1 of FC2 (CP5) / FC (CP50) Voetregelaar(s) aangesloten op de FOOT CONTROLLER-aansluiting(en)
FS Voetschakelaar aangesloten op de ASSIGNABLE-aansluiting
3
CP5:
L1Dest (LEFT1 Destination) L2Dest (LEFT2 Destination)
Met deze parameters kunt u de regelaars geselecteerd met Source toewijzen aan een functie voor het overeenkomstige part.
Instelwaarden: Als volgt.
CP50:
LDest (LEFT Destination)
4
CP5:
R1Dest (RIGHT1 Destination) R2Dest (RIGHT2 Destination)
CP50:
RDest (RIGHT Destination)
OPMERKING Als "modFx" is geselecteerd als een bestemming met
Source ingesteld op "PB", "FC1", "FC2" of "FC", kunt u de overeenkomstige regelaar gebruiken om een van de parameters uit het blok Modulation Effect te verhogen of verlagen wat betreft de huidige instelling. Voor meer informatie over de huidige parameter die wordt toegewezen, zie de lijst met parameters van het blok Modulation Effect in het PDF-document Data List. De parameter gemarkeerd met meer bepaald toegewezen aan de regelaar.
in het veld Control wordt
OPMERKING Als Source op "FS" is ingesteld, dan kunt u de functie
toegewezen als de bestemming in- en uitschakelen door op de desbetreffende regelaar te drukken. Als de bestemming is bepaald als "vibrato", "modFx" of "pwrAmp", dan heeft op de regelaar drukken hetzelfde effect als op de knop [PRE-AMP], [MOD-FX] of [PWR-AMP] drukken. Voor meer informatie over hoe dit het geluid beïnvloedt, zie het gedeelte Beknopte handleiding van de Gebruikershandleiding.
5 Mode (Switch Mode) Deze parameter is alleen beschikbaar wanneer Source op "FS"
is ingesteld. De parameter wordt gebruikt om de bepalen of de regelaar in kwestie wordt gebruikt als latch-type of momentary-type. Schakelaars van het latch-type blijven in- of uitgeschakeld nadat ze zijn gebruikt, terwijl schakelaars van het momentary-type alleen ingeschakeld blijven terwijl deze bediend worden.
Instelwaarden: momentary of latch
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
34 CP5/CP50 Naslaggids
Page 35

Gedeelte Song Setting

Voor instellen van Nummer
Naam van geselecteerde drumfrase of drumkit
Naam van geselecteerde gebruikerssong
Nummer
Filenaam
In het gedeelte Song Setting kunt u tracks configureren die worden gebruikt als begeleiding bij uw performances. Het scherm Song Setting dat wordt weergegeven door op de knop [SONG SETTING] te drukken, wordt eerst behandeld. Daarna volgt een beschrijving van het scherm Record, dat u kunt openen door op de knop [REC] te drukken.

Scherm Song Setting

In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een achtergrondtrack kunt selecteren, een tempo kunt instellen en andere gelijkaardige handelingen kunt uitvoeren via het scherm Song Setting, dat uit drie pagina's bestaat.
Bewerkingsvolgorde
Pagina
1 Ty p e Met deze parameter kunt u het type data aangeven dat als achtergrondtrack
Schermnaam
(en volledige naam)
Druk op de knop [SONG SETTING] Navigeer naar de gewenste pagina met de knoppen [
L PAGE] en [PAGE R] Draai aan of druk op knoppen 1 t/m 3
Beschrijving
moet worden gebruikt. Instelwaarden: PreDrum (Preset Drum Pattern), UsrSong (User Song) of Wave
(Wave file)
OPMERKING Voor meer informatie over deze instelwaarden, zie pagina 3 van
Intern ontwerp van de CP5 en CP50.
Als Ty pe op "PreDrum" is ingesteld:
Type [8Beat ]E PreDrum Phrase 001
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Draai aan knop 2 om te wisselen tussen "Phrase" en "Kit" als het type instelling dat u wilt opgeven. Als u "Phrase" kiest, kunt u een drumfrasenummer selecteren met knop 3. Als u "Kit" kiest, kunt u een drumkit (d.w.z. een set drumgeluiden) selecteren met knop 3. De naam van de geselecteerde frase of kit wordt weergegeven in de rechterbovenhoek van de display.
Als Ty pe op "UsrSong" is ingesteld:
Type [UsrSong001]E UsrSong
Draai aan knop 3 om het nummer van een gebruikerssong te selecteren. De naam van de geselecteerde gebruikerssong wordt weergegeven in de rechterbovenhoek van de display.
Als Ty pe op "Wave" is ingesteld:
Type
Draai aan knop 3 om een Wave-file te selecteren in de hoofddirectory van het USB-flashgeheugenapparaat dat op de CP5 of CP50 is aangesloten.
001
Wave [ ve001 ]
Wa
Appendix
E
35 CP5/CP50 Naslaggids
Page 36
Pagina
Schermnaam
(en volledige naam)
Beschrijving
2 Te m p o Met deze parameter kunt u het afspeeltempo voor de achtergrondtrack
en metronoom selecteren. Het tempo kan ook worden aangepast met de parameter Te m po in het scherm Record (pagina 37).
Instelwaarden: 30 tot 300
OPMERKING Als u het tempo van de achtergrondtrack wilt synchroniseren met
dat van een extern MIDI-apparaat of DAW-toepassing, dan stelt u de parameter MIDISyn (pagina 46) op pagina 6 van het scherm Utility in op "ext" of "auto". Wanneer "ext" is geselecteerd of wanneer "auto" is geselecteerd en MIDI-clockberichten van een externe bron worden ontvangen, wordt het tempo weergegeven als "ext" en kan het niet worden gewijzigd.
Beat Met deze parameter kunt u een maatsoort voor de achtergrondtrack en
metronoom instellen. De maatsoort kan ook worden aangepast met de parameter Beat in het scherm Record (pagina 37). Instelwaarden: 1/4 tot 16/4, 1/8 tot 16/8, 1/16 tot 16/16
3 StartKey Met deze parameter kunt u een noot instellen die wordt gespeeld om het
afspelen van de geselecteerde achtergrondtrack of de opname te starten. Houd de knop [J] (Stop) ingedrukt en druk op de knop [R/K] (Play/Pause) om
afspelen of opnemen in stand-by te zetten. Op deze manier start de functie Key-on Start het afspelen of opnemen wanneer de toets die bij de ingestelde noot hoort, wordt bespeeld. Als u "all" selecteert, kunt u een willekeurige toets bespelen om afspelen of opnemen te starten.
Instelwaarden: C-2 tot G8 of all
AutoKeyOn Met deze parameter kunt u bepalen of de stand-bystand voor het afspelen van
de achtergrondtrack met de functie Key-on Start automatisch wordt geactiveerd wanneer de huidige performance wordt geselecteerd. Wanneer u een performance selecteert en deze parameter op "on" is ingesteld, begint het lampje linksboven de
knop [R/K] (Play/Pause) te knipperen en kan het afspelen worden gestart door de toets te bespelen die werd ingesteld met de parameter StartKey.
Instelwaarden: aan of uit
4 Rename Druk op knop 1 om het scherm Rename te openen en de naam van de
geselecteerde achtergrondtrackdata te wijzigen. De naam wijzigen is alleen mogelijk wanneer u Ty pe op pagina 1 op "UsrSong" of "Wave" hebt ingesteld. In dit scherm kunt u aan knop 1 (Cursor) draaien om de cursor binnen de weergegeven naam te verplaatsen. Met knop 2 (Data) kunt u vervolgens het teken op de cursorpositie wijzigen. Wanneer u de naam van de data hebt gewijzigd, drukt u op de knop [ENTER] om terug te keren naar pagina 3 van het scherm Song Setting. Of u drukt op de knop [EXIT] om terug te keren zonder de naam van de data te wijzigen.
OPMERKING Als u een Wave-file die werd opgenomen met de CP5 of CP50 hebt
geselecteerd, moet u het zevende en achtste teken in de filenaam – namelijk } en { – ongewijzigd laten. Als deze tekens worden gewijzigd, wordt het afspeelvolume op uw stagepiano enorm laag.
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
Delete Op deze pagina kunt u op knop 2 drukken om overbodige achtergronddata te
4 MemInfo
(Memory Information)
36 CP5/CP50 Naslaggids
LET OP
Als u een Wave-file hebt geselecteerd die niet met uw CP5 of CP50 werd opgenomen, mag u } en { niet gebruiken als het zevende en achtste teken van de filenaam. Als u hiermee geen rekening houdt, kan het afspeelvolume enorm hoog worden (het uitgangsniveau wordt automatisch verhoogd wanneer deze tekens zich op de aangeduide posities bevinden).
verwijderen. Wanneer u dat doet, wordt u gevraagd om te bevestigen dat u wilt doorgaan met het verwijderen. Verwijderen is alleen mogelijk wanneer u Ty pe op pagina 1 op "UsrSong" of "Wave" hebt ingesteld. Om de data te verwijderen, drukt u op knop 1 (YES [PUSH]) of op de knop [ENTER]. Als u de verwijderingsprocedure wilt annuleren, drukt u op knop 3 (NO [PUSH]) of op de knop [EXIT].
Druk op knop 3 om een scherm op te roepen met informatie over het sequencegeheugen, een specifiek deel van het geheugen waarin gebruikerssongs worden opgeslagen. Op dit scherm worden de volgende items weergegeven.
Free Dit veld geeft de hoeveelheid vrije ruimte in het sequencegeheugen
weer. Het vrije geheugen wordt ook weergegeven als een percentage van de totale capaciteit van het geheugen.
Tot al Dit veld geeft de totale grootte van het sequencegeheugen weer.
Page 37

Scherm Record

In het scherm Record kunt u gebruikerssongs of Wave-files opnemen die als achtergrondtracks worden gebruikt. Het scherm bestaat uit vier afzonderlijke pagina's.
Bewerkingsvolgorde
Pagina
1 Rec (Recording Type) Deze parameter kan worden gewijzigd met knop 1 en bepaalt het type data dat
Schermnaam
(en volledige naam)
Name Deze parameter is alleen beschikbaar wanneer Rec op "Wave" is ingesteld.
Druk op de knop [RECORD] Navigeer naar de gewenste pagina met de knoppen
L PAGE] en [PAGE R] Draai aan of druk op knoppen 1 t/m 3
[
Beschrijving
wordt opgenomen. Selecteer "Song" om uw performance als een gebruikerssong op te nemen of selecteer "'Wave" om deze als een Wave-file op te nemen op een USB-flashgeheugenapparaat dat op de stagepiano is aangesloten.
Instelwaarden: Song (gebruikerssong) of Wave (Wave-file)
Song
Als
Typ e
op "UsrSong" is ingesteld in het scherm Song Setting (pagina 35), wat betekent dat een gebruikerssong als achtergrondtrack zal worden gebruikt, dan wordt de geselecteerde gebruikerssong in dat scherm gebruikt om uw performance-data op te nemen. Als drumpatroon of Wave-file als achtergrondtrack zal worden gebruikt, dan wordt automatisch een lege gebruikerssong geselecteerd voor de opname van uw performance-data. Als geen lege gebruikerssongs beschikbaar zijn, dan krijgt een waarschuwingsbericht hierover te zien. Om in dat geval verder te gaan met opnemen, moet u eerst een overbodige gebruikerssong verwijderen via het scherm Song Setting (pagina 35).
Wave
Als deze optie geselecteerd is, wordt uw performance als een Wave-file opgeslagen op een USB-flashgeheugenapparaat dat is aangesloten op de stagepiano. Er wordt automatisch een ongebruikte naam voor die file gekozen.
In dat geval drukt u op knop 3 om het scherm Name te openen en een nieuwe naam in te voeren voor de Wave-file die u wilt opnemen. In dit scherm kunt u aan knop 1 (Cursor) draaien om de cursor binnen de weergegeven naam te verplaatsen. Met knop 2 (Data) kunt u vervolgens het teken op de cursorpositie wijzigen. Namen van Wave-files mogen hoofdletters, cijfers en symbolen bevatten. Wanneer u een naam hebt opgegeven, drukt u op de knop [ENTER] om terug te keren naar pagina 1 van het scherm Record. Als al een Wave-file met dezelfde naam bestaat op het USB-flashgeheugenapparaat dat is aangesloten op de CP5 of CP50, dan verschijnt er een foutbericht wanneer u de opname probeert te starten. In dat geval geeft u een andere naam op en drukt u opnieuw op de knop [ENTER]. Druk op de knop [EXIT] om terug te keren naar het scherm Record zonder een nieuwe naam op te geven.
Typ e
op "PreDrum" of "Wave" is ingesteld, wat betekent dat een vooraf ingesteld
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
37 CP5/CP50 Naslaggids
OPMERKING
Scherm Name
Name=[WAVE001]E (Cursor) (Data)  
Wanneer Wave-files worden opgenomen op de CP5 of CP50, worden de tekens } en { automatisch toegevoegd op de zevende en achtste positie van de filenaam. Deze kunnen niet worden gewijzigd in dit scherm. Hoewel namen na de opname kunnen worden gewijzigd, mogen deze twee tekens niet worden verwijderd. In vergelijking met het volume van performances op het toetsenbord, is het volume van Wave-files opgenomen op de stagepiano enorm laag. Het afspeelniveau wordt overeenkomstig automatisch verhoogd voor Wave-files met de tekens } en { op de aangeduide posities om een goede balans tussen het niveau van het toetsenbord en het afspeelniveau te behouden.
Page 38
Pagina
Schermnaam
(en volledige naam)
Beschrijving
2 Mode Met deze parameter kunt u een opnamemodus selecteren. Deze is niet
beschikbaar wanneer Rec op "Wave" is ingesteld.
Instelwaarden: replace of overdub
replace
Data in de gebruikerssong die werd geselecteerd voor opname, worden overschreven door de nieuwe performance-data.
overdub
Uw nieuwe performance-data worden toegevoegd aan de data aanwezig in de gebruikerssong die werd geselecteerd voor opname.
Meas (Measure) Met deze parameter kunt u het beginpunt voor de opname selecteren. Deze is
niet beschikbaar wanneer Rec op "Wave" is ingesteld.
Instelwaarden: 001 tot 999
OPMERKING Als u een gebruikerssong hebt geselecteerd die al data voor opname
bevat, kunt u de parameter Meas instellen op een maat tot de laatste die data bevat.
3 Te m p o Met deze parameter kunt u het afspeeltempo voor de achtergrondtrack en
metronoom selecteren. Wanneer Rec op "Song" is ingesteld, wordt dit tempo gebruikt voor afspelen na de opname. Het tempo kan ook worden aangepast met de parameter Tem p o in het scherm Song Setting (pagina 35).
Instelwaarden: 30 tot 300
OPMERKING Als u het tempo van de achtergrondtrack wilt synchroniseren met
dat van een extern MIDI-apparaat of DAW-toepassing, dan stelt u de parameter MIDISyn (pagina 46) op pagina 6 van het scherm Utility in op "ext" of "auto". Wanneer "ext" is geselecteerd of wanneer "auto" is geselecteerd en MIDI-clockberichten van een externe bron worden ontvangen, wordt het tempo weergegeven als "ext" en kan het niet worden gewijzigd.
Beat Met deze parameter kunt u een maatsoort voor de achtergrondtrack en metronoom
instellen. De maatsoort kan ook worden aangepast met de parameter Beat in het scherm Song Setting (pagina 35).
Instelwaarden: 1/4 tot 16/4, 1/8 tot 16/8, 1/16 tot 16/16
Click Met deze parameter kunt u de metronoom in- en uitschakelen. U kunt dezelfde
instelling opgeven met de parameter Click op pagina 7 van het scherm Utility. Instelwaarden: aan of uit
4 RecCount Met deze parameter kunt u een inleidende maat bij de start van een opname in- of
uitschakelen. U kunt dezelfde instelling opgeven met de parameter RecCnt op pagina 7 van het scherm Utility. Instelwaarden: aan of uit
Undo Deze parameter is beschikbaar wanneer opnamen zijn uitgevoerd. Met deze
parameter kunt u de meest recente opname ongedaan maken. Wanneer u op knop 3 drukt om een opname ongedaan te maken, wordt u gevraagd om te bevestigen dat u wilt doorgaan. Daarvoor drukt u op knop 1 (YES [PUSH]) of op de knop [ENTER]. Als u het ongedaan maken wilt annuleren, drukt u op knop 3 (NO [PUSH]) of op de knop [EXIT]. Deze parameter is niet meer beschikbaar wanneer Rec op "Wave" is ingesteld.
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
38 CP5/CP50 Naslaggids
Page 39

TRACK-part

Wanneer een vooraf ingesteld drumpatroon of een Wave-file is geselecteerd als achtergrondtrack van de performance, dan worden de bijbehorende data toegewezen aan het TRACK-part. Het volgende gedeelte bevat een gedetailleerde beschrijving van de parameters die worden gebruikt om dit part te configureren.
Bewerkingsvolgorde
Schermnaam
(en volledige naam)
Vol ume Met deze parameter kunt u het uitgangsniveau van het part aanpassen. Deze kan ook
Pan Met deze parameter kunt u de stereopan van het part aanpassen. Deze is alleen
RevSend (Reverb Send) Met deze parameter kunt u bepalen hoeveel van het uitgangssignaal van het part
Houd de knop [TRACK] ingedrukt (minstens één seconde)  Draai aan knoppen 1 t/m 3
Beschrijving
op elk moment worden ingesteld met de knop [TRACK] op het besturingspaneel. Instelwaarden: 0 tot 127
beschikbaar wanneer een vooraf ingesteld drumpatroon is geselecteerd voor gebruik als achtergrondtrack.
Instelwaarden: L63 (uiterst links) tot C (midden) tot R63 (uiterst rechts)
naar het blok Reverb wordt gezonden. Hogere waarden produceren een meer uitgesproken reverbgeluid. Deze is alleen beschikbaar wanneer een vooraf ingesteld drumpatroon is geselecteerd voor gebruik als achtergrondtrack.
Instelwaarden: 0 tot 127
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
39 CP5/CP50 Naslaggids
Page 40

MIC INPUT-part (alleen CP5)

Dit gedeelte bevat een gedetailleerde beschrijving van de parameters die worden gebruikt om het MIC INPUT-part van de CP5 te configureren. Het instelscherm voor dit part bestaat uit twee pagina's.
Bewerkingsvolgorde
Pagina
1 Volu me
2 MicFx (Mic Effects)
Schermnaam
(en volledige naam)
Pan
RevSend (Reverb Send)
MicIns (Mic Insert Effect)
Scherm Mic Effects
In het scherm Mic Effects kunt u parameters instellen die invloed hebben op de compressor, noisegate en EQ die de audiosignalen ingevoerd via de MIC INPUT-aansluiting beïnvloeden. Dit scherm bestaat in totaal uit zeven pagina's.
Houd de knop [MIC INPUT] ingedrukt (minstens één seconde)  Navigeer naar de gewenste
L
pagina met de knoppen [
Met deze parameter kunt u het uitgangsniveau van het part aanpassen. Deze kan ook op elk moment worden ingesteld met de knop [MIC INPUT] op het besturingspaneel.
Instelwaarden: 0 tot 127
Met deze parameter kunt u de stereopan van het part aanpassen.
Instelwaarden:
Met deze parameter kunt u bepalen hoeveel van het uitgangssignaal van het part naar het blok Reverb wordt gezonden. Hogere waarden produceren een meer uitgesproken reverbgeluid.
Instelwaarden:
Door op deze pagina op knop 1 te drukken, kunt u het scherm Mic Effect (zie verder) openen voor het configureren van de compressor, noisegate en EQ die de microfooningang beïnvloeden.
Door op deze pagina op knop 2 te drukken, kunt u het scherm Mic Insert Effect (pagina 41) openen om een invoegeffect voor de microfooningang te selecteren en configureren.
PAGE] en [PAGER]  Draai aan of druk op knoppen 1 t/m 3
Beschrijving
L63 (uiterst links) tot C (midden) tot R63 (uiterst rechts)
0 tot 127
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Bewerkingsvolgorde
Pagina
1 NoiseSw
2 NoisAtk
3 CompAtk
Schermnaam
(en volledige naam)
(Noise Gate Switch)
CompSw (Compressor Switch)
(Noise Gate Attack)
NoisRel (Noise Gate Release)
NoisTh (Noise Threshold)
(Compressor Attack)
CompRel (Compressor Release)
Houd de knop [MIC INPUT] ingedrukt (minstens één seconde) Navigeer naar pagina 2 met de knop [PAGE R] Druk op knop 1 Navigeer naar de gewenste pagina met de knoppen [
Met deze parameter kunt u de noisegate voor de microfooningangssignalen in- en uitschakelen.
Instelwaarden:
Met deze parameter kunt u de compressie van microfooningangssignalen in- en uitschakelen.
Instelwaarden:
Met deze parameter kunt u de hoeveelheid tijd die verstrijkt tussen het aankomen van een ingangssignaal en de activering van de noisegate instellen.
Instelwaarden:
Met deze parameter kunt u de hoeveelheid tijd instellen waarboven de noisegate stopt met het ingangssignaal te dempen.
Instelwaarden:
Met deze parameter kunt u het niveau instellen waarop de noisegate het ingangssignaal begint te dempen.
Instelwaarden:
Met deze parameter kunt u de hoeveelheid tijd instellen die verstrijkt tussen het aankomen van een ingangssignaal en de activering van de compressor.
Instelwaarden:
Met deze parameter kunt u de hoeveelheid tijd instellen waarboven de compressor stopt met het geluid te comprimeren.
Instelwaarden:
L PAGE] en [PAGE R] Draai aan knoppen 1 t/m 3
Beschrijving
aan of uit
aan of uit
1 ms tot 40 ms
10 ms tot 680 ms
-73 dB tot -30 dB
1 ms tot 40 ms
10 ms tot 680 ms
Appendix
40 CP5/CP50 Naslaggids
Page 41
Pagina
(en volledige naam)
3 CompTh
(Compressor Threshold)
4 CompRat
(Compression Ratio)
CompOut (Compressor Output Level)
5 L.Freq
(Low Frequency)
L.Gain (Low Gain) Met deze parameter kunt u de mate instellen waarin lagebandfrequenties worden
6 M.Freq
(Mid Frequency)
M.Gain (Mid Gain) Met deze parameter kunt u de mate instellen waarin middenbandfrequenties
M.Width (Mid Width) Met deze parameter kunt u de breedte van de EQ-band met middenfrequentie
7 H.Freq
(High Frequency)
H.Gain (High Gain) Met deze parameter kunt u de mate instellen waarin hogebandfrequenties
Schermnaam
Beschrijving
Met deze parameter kunt u het ingangsniveau instellen waarop de compressor het geluid begint te comprimeren. Instelwaarden: -48 dB tot -6 dB
Met deze parameter kunt u de compressieverhouding instellen. Instelwaarden: 1,0 tot 20,0
Met deze parameter kunt u het uitgangsniveau van de compressor aanpassen. Instelwaarden: 0 tot 127
Met deze parameter kunt u een lagebandfrequentie voor het versterken of verzwakken van het geluid instellen. Instelwaarden: 32 Hz tot 2,0 kHz
versterkt of verzwakt. Instelwaarden: -12 dB tot +12 dB
Met deze parameter kunt u een middenbandfrequentie instellen waarrond het geluid wordt versterkt of verzwakt. Instelwaarden: 100 Hz tot 10,0 kHz
worden versterkt of verzwakt. Instelwaarden: -12 dB tot +12 dB
instellen. Instelwaarden: 0,1 tot 12,0
Met deze parameter kunt u een hogebandfrequentie voor het versterken of verzwakken van het geluid instellen. Instelwaarden: 500 Hz tot 16,0 kHz
worden versterkt of verzwakt.
Instelwaarden: -12 dB tot +12 dB
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Scherm Mic Insert Effect
In het scherm Mic Insert Effect kunt u een invoegeffect selecteren en configureren om de invoer van audiosignalen via de MIC INPUT-aansluiting te bewerken. Afhankelijk van het geselecteerde effect kan dit scherm uit maximaal zes pagina's bestaan.
Houd de knop [MIC INPUT] ingedrukt (minstens één seconde)  Navigeer naar pagina 2
Bewerkingsvolgorde
met de knop [PAGE pagina met de knoppen [
Pagina
1 MicInsType
2 tot 6 Effectparameters De parameters weergegeven op pagina 2 en verder zijn afhankelijk van de
Schermnaam
(en volledige naam)
(Mic Insert Effect Ty p e)
Met deze parameter kunt u een categorie en effecttype selecteren voor de audiosignalen van het MIC INPUT-part. Deze categorieën en effecten zijn identiek aan die van de groep Other van het blok Modulation Effect. U vindt meer informatie in de tabel op pagina 16.
instellingen voor MicInsType. Voor meer informatie, zie Parameters voor niet- pianovoice-effecten (pagina 19).
R
] of de knop [2]  Druk op knop 2  Navigeer naar de gewenste
L
PAGE] en [PAGE R]  Draai aan knoppen 1 t/m 3
Beschrijving
Appendix
41 CP5/CP50 Naslaggids
Page 42

Instellingen voor alle parts

Intern ontwerp van de CP5 en CP50

Blok Reverb

In dit gedeelte vindt u een beschrijving van de parameters die worden gebruikt om het reverbeffect te configureren dat wordt toegepast op alle parts van elke performance op uw stagepiano. Instellingen voor deze parameters worden opgegeven via het scherm Reverb, dat uit twee pagina's bestaat.
Bewerkingsvolgorde
Pagina
1 RevType
2 RevTime
Schermnaam
(en volledige naam)
(Reverb Type)
(Reverb Time)
HPF (High-pass Filter Cutoff)
FBHiDamp (Feedback High Damping)
Houd de knop [REVERB] ingedrukt (minstens één seconde)  Navigeer naar de gewenste pagina met de knoppen [LPAGE] en [PAGER]  Draai aan knoppen 1 t/m 3
Beschrijving
Met deze parameter kunt u selecteren welk type reverb u wilt toepassen. Instelwaarden: RichHall, RichPlt, RichRoom, WoodRoom, Room1, Room2,
RichHall (Rich Hall)
RichPlt (Rich Plate)
RichRoom (Rich Room)
WoodRoom (Woody Room)
Room1
Room2
Stage1
Stage2
Met deze parameter kunt u instellen hoeveel seconden het duurt voordat het reverbgeluid volledig uitsterft.
Instelwaarden: WoodRoom ......................0,3 s tot 10,0 s
Met deze parameter kunt u de afsnijfrequentie van het hoogdoorlaatfilter voor het blok Reverb instellen.
Instelwaarden: 20 Hz tot 8,0 kHz
Met deze parameter kunt u de helderheid van het reverbgeluid aanpassen. Bij hogere instellingen duurt het langer voordat de hoge-frequentiecomponent wegsterft, met een helderder totaal reverbgeluid als resultaat. Deze parameter wordt niet op het scherm weergegeven wanneer RevType op "WoodRoom" is ingesteld.
Instelwaarden: 0,1 tot 1,0
Stage1 of Stage2
Emulatie van de akoestiek van een hal met een rijk, diep reverbgeluid.
Emulatie van rijk, aangehouden plaatreverbgeluid.
Emulatie van akoestiek van een kamer met een zacht reverbgeluid.
Emulatie van akoestiek van een kamer met een warm reverbgeluid.
Emulatie van akoestiek van een kamer met een fris reverbgeluid.
Emulatie van akoestiek van een kamer met een dieper reverbgeluid.
Emulatie van akoestiek van een podium met een breed, aangehouden reverbgeluid.
Emulatie van de reverb typisch voor een kleiner podium.
Andere reverbtypes.........0,3 s tot 30,0 s
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
42 CP5/CP50 Naslaggids
Page 43

Instellingen voor alle performances

Intern ontwerp van de CP5 en CP50

Blok Master Compressor

In dit gedeelte vindt u een beschrijving van de parameters die worden gebruikt om de compressor te configureren die wordt toegepast op alle performances op de CP5 of CP50. Deze instellingen worden opgegeven via het scherm Master Compressor, dat uit zeven pagina's bestaat.
Houd de knop [MASTER COMPRESSOR] ingedrukt (minstens één seconde)
Bewerkingsvolgorde
Pagina
1 LowTh
2 LowRat (Low Ratio) Met deze parameter kunt u de compressieverhouding voor de lagefrequentieband
3 MidTh
4 MidRat (Mid Ratio) Met deze parameter kunt u de compressieverhouding voor de middenfrequente
5 HiTh
6 HiRat (High Ratio) Met deze parameter kunt u de compressieverhouding voor de hogefrequentieband
7 DivFrqL
Schermnaam
(en volledige naam)
(Low Threshold)
LowAtk (Low Attack)
LowGain (Low Gain) Met deze parameter kunt u het uitgangsniveau van de lagefrequentieband instellen.
(Mid Threshold)
MidAtk (Mid Attack) Met deze parameter kunt u de hoeveelheid tijd instellen die verstrijkt tussen het
MidGain (Mid Gain)
(High Threshold)
HiAtk (High Attack) Met deze parameter kunt u de hoeveelheid tijd instellen die verstrijkt tussen het
HiGain (High Gain) Met deze parameter kunt u het uitgangsniveau van de hogefrequentieband instellen.
(Dividing Frequency Low)
DivFrqH (Dividing Frequency High)
CmnRel (Common Release)
Navigeer naar de gewenste pagina met de knoppen [L PAGE] en [PAGE R] Draai aan knoppen 1 t/m 3
Beschrijving
Met deze parameter kunt u het niveau van het ingangssignaal instellen waarbij de compressor het geluid in de lagefrequentieband begint te bewerken. Instelwaarden: -54 dB tot -6 dB
Met deze parameter kunt u de hoeveelheid tijd instellen die verstrijkt tussen het aankomen van een ingangssignaal en de activering van compressie in de lagefrequentieband. Instelwaarden: 1 ms tot 200 ms
instellen.
Instelwaarden: 1,0 tot 20,0
Instelwaarden: -∞ tot +18 dB
Met deze parameter kunt u het niveau van het ingangssignaal instellen waarbij de compressor het geluid in de middenfrequente band begint te bewerken. Instelwaarden: -54 dB tot -6 dB
aankomen van een ingangssignaal en de activering van compressie in de middenfrequente band.
Instelwaarden: 1 ms tot 200 ms
band instellen. Instelwaarden: 1,0 tot 20,0
Met deze parameter kunt u het uitgangsniveau van de middenfrequente band instellen. Instelwaarden: -∞ tot +18 dB
Met deze parameter kunt u het niveau van het ingangssignaal instellen waarbij de compressor het geluid in de hogefrequentieband begint te bewerken. Instelwaarden: -54 dB tot -6 dB
aankomen van een ingangssignaal en de activering van compressie in de hogefrequentieband.
Instelwaarden: 1 ms tot 200 ms
instellen.
Instelwaarden: 1,0 tot 20,0
Instelwaarden: -∞ tot +18 dB
Met deze parameter kunt u de lage-tot-middenfrequentie instellen wanneer het geluid in drie banden wordt opgesplitst. Instelwaarden: 16 Hz tot 20 kHz
Met deze parameter kunt u de midden-tot-hoge frequentie instellen wanneer het geluid in drie banden wordt opgesplitst. Instelwaarden: 16 Hz tot 20 kHz
Deze parameter beïnvloedt alle drie compressiebanden en wordt gebruikt om de hoeveelheid tijd die verstrijkt tot het geluid niet meer gecomprimeerd wordt in te stellen.
Instelwaarden: 10 ms tot 3.000 ms
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
43 CP5/CP50 Naslaggids
Page 44

Gedeelte Utility

In dit gedeelte vindt u een beschrijving van de Utility-parameters die het volledige CP5- of CP50­systeem beïnvloeden. Instellingen voor deze parameters worden opgegeven via het scherm Utility, dat uit dertien pagina's bestaat.
Bewerkingsvolgorde
Pagina
1 MasterTune
2 Ve lCr v
3 SusPedal
Schermnaam
(en volledige naam)
(Master Tuning)
(Velocity Curve)
FixdLvl (Fixed Level) Deze parameter is alleen beschikbaar wanneer VelC rv op "fixed" is ingesteld.
Tu n Cr v (Tuning Curve)
(Sustain Pedal)
Druk op de knop [UTILITY] Navigeer naar de gewenste pagina met de knoppen
L PAGE] en [PAGE R] Draai aan of druk op knoppen 1 t/m 3
[
Beschrijving
Met deze parameter kunt u de stemming van alle geluiden geproduceerd door de ingebouwde toongenerator van de stagepiano aanpassen, in eenheden van één cent.
OPMERKING De standaardinstelling van de CP5 of CP50 is 440 Hz voor A3 en 4 cents
Instelwaarden: -102,4 tot +102,3 (cents)
Met deze parameter kunt u een curve selecteren om te bepalen hoe de werkelijke aanslagsnelheden worden gegenereerd en verzonden afhankelijk van de kracht waarmee u de noten op het toetsenbord speelt.
Instelwaarden: norm (Normal), soft, hard, wide of fixed
norm (Normal)
soft
hard
wide
fixed
Ongeacht de kracht waarmee u speelt, worden aanslagsnelheden op dit niveau verzonden voor alle bespeelde toetsen.
Instelwaarden: 1 tot 127
Met deze parameter kunt u een of twee stemkarakteristieken voor het volledige toetsenbord selecteren.
Instelwaarden: flat of stretch
flat
stretch
OPMERKING Niet alle pianovoices worden door de instelling "stretch" beïnvloed.
Met deze parameter kunt u het type voetregelaar aangesloten op de SUSTAIN­voetschakelaaraansluiting op het achterpaneel aanduiden. Instelwaarden: FC3(HalfOn), FC3(HalfOff) of FC4/5
FC3(HalfOn)
FC3(HalfOff)
FC4/5
komen ongeveer overeen met 1 Hz.
De Normal-curve produceert aanslagsnelheden in rechtstreekse verhouding met de kracht waarmee u het toetsenbord bespeelt.
De Soft-curve maakt het makkelijker om hoge aanslagsnelheden over het hele toetsenbord te produceren.
De Hard-curve maakt het moeilijker om hoge aanslagsnelheden over het hele toetsenbord te produceren.
De Wide-curve benadrukt uw speelkracht door lagere aanslagsnelheden te produceren bij zachter spelen en hogere aanslagsnelheden bij harder spelen. U kunt deze instelling dus gebruiken om het dynamische bereik van uw performances uit te breiden.
De Fixed-curve kan worden gebruikt om een vaste aanslagsnelheid naar de toongenerator te sturen, ongeacht hoe hard of zacht u op het toetsenbord speelt. Wanneer deze geselecteerd is, kunt u FixdLvl aanpassen met knop 2 om de werkelijke aanslagsnelheid die moet worden verzonden tussen 1 en 127 in te stellen.
Met de Flat-curve verdubbelt de frequentie (in Hertz) voor elke verhoging of verlaging met een octaaf tussen toetsen voor het volledige toetsenbord.
De Stretch-curve modelleert de karakteristieke reactie van een akoestische piano. In vergelijking met de Flat-curve, worden lagere toetsen iets vlakker gestemd en hogere toetsen iets scherper.
Voor meer informatie, zie de lijsten met PIANO- en E.PIANO-voices (pagina 12).
Kies deze instelling wanneer u de bijgeleverde FC3-voetregelaar voor halfdemperpedaaleffect gebruikt.
Kies deze instelling wanneer u de bijgeleverde FC3-voetregelaar maar niet het halfdemperpedaaleffect gebruikt.
Kies deze instelling wanneer u een optionele FC4- of FC5­voetregelaar gebruikt.
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
44 CP5/CP50 Naslaggids
Page 45
Pagina
4 CtrlAsn
5 RcvCh
6 DevNo.
Schermnaam
(en volledige naam)
(Controller Assign)
CtrlNo (Control Number)
(Receive Channel)
TxCh (Transmit Channel)
LocalSw (Local Control Switch)
(Device Number)
In/Out (MIDI In/Out)
Beschrijving
Met deze parameter kunt u de regelaar selecteren die u wilt toewijzen.
Instelwaarden: Voor de CP5
FC1 (Foot Controller 1), FC2 (Foot Controller 2) of FS (toewijsbare voetschakelaar)
Voor de CP50
FC (Foot Controller) of FS (toewijsbare voetschakelaar)
FC1 of FC2 (CP5) / FC
Voetregelaar aangesloten op de bijbehorende FOOT CONTROLLER­aansluiting
(CP50)
FS
Voetschakelaar aangesloten op de ASSIGNABLE-aansluiting
Met deze parameter kunt u een besturingswijzigingsnummer voor de regelaar ingesteld met CtrlAsn opgeven.
Instelwaarden: Als CtrlAsn op "FC1", "FC2" of "FC" is ingesteld
00 (uit) of 01 tot 95
Als CtrlAsn op "FS" is ingesteld
00 (uit), 01 tot 95, 98 (Ply/Stop), 99 (PcInc) of 100 (PcDec)
Met deze parameter kunt u het kanaal instellen waarlangs u MIDI-berichten wilt ontvangen.
Instelwaarden: 1 tot 16, omni of uit
omni
Berichten worden ontvangen op alle MIDI-kanalen.
Met deze parameter kunt u het kanaal instellen waarlangs MIDI-berichten geproduceerd door het toetsenbord te bespelen en regelaars te bedienen, worden verzonden.
Instelwaarden: 1 tot 16 of uit
OPMERKING Als de parameter ZoneSw in het scherm Zone Edit van het gedeelte
Common Settings op "on" is ingesteld, heeft de parameter TxCh geen effect en worden MIDI-berichten verzonden volgens de instellingen van Tra ns Ch (pagina 32) in dat scherm.
Met deze parameter kunt u lokale besturing in- en uitschakelen. Wanneer "off" is geselecteerd, is de ingebouwde toongenerator van de stagepiano in principe losgekoppeld van het toetsenbord en de regelaars en wordt er geen geluid geproduceerd door het toetsenbord te bespelen. De stagepiano blijft echter MIDI­berichten verzenden wanneer LocalSw op "off" is ingesteld en de toongenerator blijft geluid produceren in reactie op MIDI-berichten ontvangen van externe apparaten. Instelwaarden: aan of uit
Met deze parameter kunt u een MIDI-apparaatnummer voor de CP5 of CP50 instellen. Om succesvol bulkdumpdata, parameterwijzigingen of andere systeemeigen berichten uit te wisselen, moet dit nummer overeenkomen met het apparaatnummer van het externe MIDI-apparaat.
Instelwaarden: 1 tot 16, all of uit
all
uit
Systeemeigen berichten voor alle MIDI-apparaatnummers worden ontvangen. In de tussentijd worden data verzonden van de stagepiano met apparaatnummer 1.
Er is geen uitwisseling van bulkdumpdata, parameterinstellingen of andere systeemeigen berichten met andere apparaten mogelijk. Bovendien wordt mogelijk een foutbericht weergegeven als u een dergelijke handeling probeert uit te voeren.
Met deze parameter kunt u de interface voor het uitwisselen van MIDI-berichten bepalen.
Instelwaarden: MIDI of USB
MIDI
USB
De MIDI-aansluitingen worden gebruikt.
De USB TO HOST-poort wordt gebruikt.
OPMERKING Het is niet mogelijk om gelijktijdig MIDI-berichten uit te wisselen via de
MIDI-aansluitingen en de USB TO HOST-poort. Zorg ervoor dat u deze parameter correct instelt overeenkomstig uw apparaatinstellingen.
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
45 CP5/CP50 Naslaggids
Page 46
Pagina
Schermnaam
(en volledige naam)
6 MIDISyn (MIDI
Synchronization)
7 TrnsRcvSw
(Transmit & Receive Switch)
Click Met deze parameter kunt u de metronoom in- en uitschakelen. U kunt dezelfde
RecCnt (Record Count-in)
8 MIDIClock
(MIDI Clock)
MIDICtrl (MIDI Control)
9,
0 (10)
MEQ (Master Equalizer Band)
Beschrijving
Met deze parameter kunt u bepalen of het afspelen van gebruikerssongs of vooraf ingestelde drumpatronen op de CP5 of CP50 moet worden gesynchroniseerd met de ingebouwde clock of met een externe clock van een aangesloten MIDI-apparaat. Instelwaarden: int (intern), ext (extern) of auto
int (intern)
ext (extern)
auto
Het afspelen wordt gesynchroniseerd met de ingebouwde clock. Gebruik deze instelling wanneer de CP5 of CP50 alleen moet worden gebruikt of als de master-clockbron voor andere apparatuur.
Het afspelen wordt gesynchroniseerd met een externe clock op een ander MIDI-apparaat. Gebruik deze instelling wanneer u het externe MIDI-apparaat als master gebruikt. In dat geval moet u het externe MIDI-apparaat zo instellen dat het MIDI-clockberichten naar de stagepiano kan verzenden.
MIDI-clockberichten ontvangen van een extern apparaat krijgen voorrang op het huidige tempo van de stagepiano. Het afspelen wordt dus gesynchroniseerd met MIDI-clockberichten als deze ontvangen worden. In alle andere gevallen wordt het interne tempo gebruikt. Deze instelling is handig wanneer u wilt afwisselen tussen synchronisatie met de externe en ingebouwde clocks (door de eerste in en uit te schakelen).
Met deze parameter kunt u bepalen of MIDI-bankselectie- en MIDI­programmawijzigingsberichten moeten worden uitgewisseld tussen de stagepiano en externe MIDI-apparaten.
Instelwaarden: uit, bank (bankselectie), pgm (programmawijziging), bank&pgm
(bankselectie en programmawijziging)
uit
bank (bankselectie)
pgm (programma-
Er worden geen MIDI-bankselectie- of MIDI­programmawijzigingsberichten verzonden en ontvangen.
MIDI-bankselectieberichten worden verzonden en ontvangen, maar dat geldt niet voor MIDI-programmawijzigingsberichten.
MIDI-programmawijzigingsberichten worden verzonden en ontvangen, maar dat geldt niet voor MIDI-bankselectieberichten.
wijziging)
bank&pgm (bankselectie
Er worden zowel MIDI-bankselectie- als MIDI­programmawijzigingsberichten verzonden en ontvangen.
en programma­wijziging)
handeling uitvoeren met de parameter Click op pagina 3 van het scherm Record (pagina 37). Instelwaarden: aan of uit
Met deze parameter kunt u een inleidende maat bij de start van een opname in- of uitschakelen. U kunt dezelfde instelling opgeven met de parameter RecCnt op pagina 4 van het scherm Record.
Instelwaarden: aan of uit
Met deze parameter kunt u het verzenden van MIDI-clockberichten (d.w.z. F8 Timing Clock) via de MIDI OUT-aansluiting inschakelen ("on") of uitschakelen ("off").
Instelwaarden: aan of uit
Met deze parameter kunt u bepalen of realtime-berichten van het systeem (d.w.z. FA Start, FB Continue en FC Stop) worden verzonden en ontvangen via MIDI.
Instelwaarden: off, in, out, in/out
off
...........Realtime-berichten van systeem worden niet verzonden of ontvangen.
in
............Realtime-berichten van het systeem worden ontvangen, maar niet verzonden.
out
..........Realtime-berichten van het systeem worden verzonden, maar niet ontvangen.
in/out
......Realtime-berichten van het systeem worden verzonden en ontvangen.
Met deze parameter kunt u de frequentieband van de masterequalizer die u wilt instellen selecteren.
Instelwaarden: Voor de CP5
Low, LowMid, Mid, HighMid of High
Voor de CP50
Low, Mid of High
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
46 CP5/CP50 Naslaggids
Page 47
Pagina
+
0
+
0
EQ Low
EQ High
Frequentie
Frequentie
Ver st er kin g
Frequentie
Frequentie
Ver ste rki ng
Frequentie
Frequentie
Ver ste rki ng
+
0
0.1
12.0
Frequentie
Frequentie
Schermnaam
(en volledige naam)
Beschrijving
9 Shape Met deze parameter kunt u bepalen of shelving of peaking equalizer moet worden
toegepast op de twee uiterste banden – namelijk Low en High. Deze is alleen beschikbaar wanneer MEQ op "Low" of "High" is ingesteld.
Instelwaarden: shelv (Shelving EQ), peak (Peaking EQ) shelv
Signalen op alle frequenties boven ("High") of onder ("Low") de opgegeven frequentie worden versterkt of verzwakt.
peak
Signalen binnen een band van frequenties rond de opgegeven frequentie worden versterkt of verzwakt.
+
0
Gain Met deze parameter kunt u bepalen hoeveel signaalniveaus in de buurt van de
frequentie ingesteld met de parameter Freq worden versterkt of verzwakt. De versterkingsniveaus voor de afzonderlijke frequentiebanden kunnen ook worden ingesteld met de knoppen [MASTER EQUALIZER] op het besturingspaneel.
Instelwaarden: -12 dB tot +12 dB
0 (10) Freq (Frequency) Met deze parameter kunt u de centrale frequentie instellen waarrond de
signaalniveaus worden versterkt of verzwakt.
Instelwaarden: Low
Als Shape op "shelv" is ingesteld: 32 Hz tot 2,0 kHz Als Shape op "peak" is ingesteld: 63 Hz tot 2,0 kHz
LowMid, Mid en HighMid
100 Hz tot 10,0 kHz
High
500 Hz tot 16,0 kHz
Q (Resonance) Met deze parameter kunt u een aantal verschillende frequentiecurvekenmerken in
de buurt van de frequentie ingesteld met de parameter Freq aanmaken. Als u een hoge waarde instelt, wordt een beperktere frequentieband versterkt of verzwakt, en verandert de klank opvallend rond de middenfrequentie. Als u een kleinere waarde instelt, wordt een bredere frequentieband versterkt of verzwakt, en verandert de klank meer geleidelijk rond de middenfrequentie.
Instelwaarden: 0,1 tot 12,0
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
47 CP5/CP50 Naslaggids
OPMERKING De parameter Q is niet beschikbaar voor de Low- en High-banden
wanneer hun respectieve Shape-parameters op "shelv" zijn ingesteld.
Page 48
Pagina
Schermnaam
(en volledige naam)
Beschrijving
A (11) Bright (Brightness) Met deze parameter kunt u de helderheid van de display van de stagepiano instellen.
Instelwaarden: 1 tot 4 (helderst)
OPMERKING U kunt de helderheid ook verminderen door de knop [UTILITY]
ingedrukt te houden en op de knop [L PAGE] te drukken. U kunt de helderheid verhogen door de knop [UTILITY] ingedrukt te houden en op de knop [PAGE R] te drukken.
AutoLoad Met deze parameter kunt u het automatisch laden van een All-file (pagina 51) van
het aangesloten USB-flashgeheugenapparaat in- of uitschakelen wanneer de stagepiano ingeschakeld is. Om deze functie te gebruiken, moet de naam van de All-file voor automatisch laden op "AUTOLOAD.C5A" (CP5) of "AUTOLOAD.C6A" (CP50) zijn ingesteld. Bovendien moet de automatisch te laden file zijn opgeslagen in de hoofddirectory van een USB-flashgeheugenapparaat en moet het apparaat op uw stagepiano aangesloten zijn voordat deze wordt ingeschakeld.
Instelwaarden: aan of uit
B (12) StartUp Met deze parameter kunt u de performance selecteren die automatisch moet
worden geselecteerd wanneer u de CP5 of CP50 inschakelt.
Instelwaarden:
PRE1: A01 tot D10, PRE2: A01 tot D10, PRE3: A01 tot D10 USR1: A01 tot D10, USR2: A01 tot D10, USR3: A01 tot D10 EXT1: A01 tot D10, EXT2: A01 tot D10, EXT3: A01 tot D10
C (13) BulkDmp Met de functie Bulk Dump kunt u alle data voor de geselecteerde performance naar
een computer of extern MIDI-apparaat verzenden in de vorm van systeemeigen MIDI-data (d.w.z. bulkdata). Druk op knop 1 om een bulkdump uit te voeren. Wanneer u wordt gevraagd of u wilt doorgaan, drukt u op knop 1 (YES [PUSH]) of op de knop [ENTER] om te bevestigen. Als u niet wilt doorgaan, drukt u op knop 3 (NO [PUSH]) of op de knop [EXIT].
OPMERKING Om de functie Bulk Dump te gebruiken, moet u de parameter DevNo.
(pagina 45) gebruiken om het apparaatnummer van de stagepiano correct in te stellen. Voor meer informatie over de bulkdumpprocedures, zie de Gebruikershandleiding.
FactSet (Factory Reset)
U kunt de functie Factory Set gebruiken om het gebruikersgeheugen van de stagepiano in zijn oorspronkelijke toestand terug te zetten. Druk op knop 2 om het apparaat terug te zetten naar de fabriekstoestand. Wanneer u wordt gevraagd of u wilt doorgaan, drukt u op knop 1 ( Als u niet wilt doorgaan, drukt u op knop 3 (
YES [PUSH]
) of op de knop [ENTER] om te bevestigen.
NO [PUSH]
) of op de knop [EXIT].
LET OP
Wanneer u de functie Factory Set gebruikt om het apparaat terug te zetten naar de fabriekstoestand, worden alle performance-data, gebruikerssongs en systeeminstellingen (in het gedeelte Utility, het blok Master Compressor, het gedeelte Transpose enz.) in het gebruikersgeheugen teruggezet naar hun oorspronkelijke toestand. Wees daarom voorzichtig dat u geen onvervangbare data overschrijft. Het is bovendien aangewezen om regelmatig een back-up te maken van belangrijke performance-data en systeeminstellingen op een USB­flashgeheugenapparaat, computer enz.
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
48 CP5/CP50 Naslaggids
Page 49

Gedeelte File

In het gedeelte File kunt u een aantal filebeheerbewerkingen uitvoeren, zoals de volledige inhoud van het gebruikersgeheugen van de stagepiano opslaan op een USB-flashgeheugenapparaat en eerder opgeslagen data op dit type apparaat terugzetten. Het scherm File bestaat uit twee pagina's. Hieronder vindt u een beschrijving van de functies.
Bewerkingsvolgorde
Pagina
1 Save Deze functie wordt gebruikt om files met CP5- of CP50-data te maken in de
2 Delete Met deze functie kunt u de All-file van het aangesloten USB-flashgeheugenapparaat
Schermnaam
(en volledige naam)
Load Deze functie wordt gebruikt om files met CP5- of CP50-data te lezen in de
Rename Met deze functie kunt u de All-file op het aangesloten USB-flashgeheugenapparaat
Format Met deze functie kunt u het aangesloten USB-flashgeheugenapparaat formatteren
MemInfo (Memory Info)
Druk op de knop [FILE] Navigeer naar de gewenste pagina met de knoppen
L PAGE] en [PAGE R] Draai aan of druk op knoppen 1 t/m 3
[
Beschrijving
hoofddirectory van het aangesloten USB-flashgeheugenapparaat. U kunt het scherm Save openen door op knop 1 te drukken. Zie pagina 50 voor meer informatie over de inhoud van dit scherm.
hoofddirectory van het aangesloten USB-flashgeheugenapparaat. U kunt het scherm Load openen door op knop 2 te drukken. Zie pagina 51 voor meer informatie over de inhoud van dit scherm.
LET OP
Wanneer data uit het USB-flashgeheugenapparaat worden geladen, worden alle data op de opgegeven bestemming overschreven. Het is daarom aangewezen om regelmatig een back-up te maken van belangrijke performances op een USB­flashgeheugenapparaat enz.
een nieuwe naam geven. U kunt het scherm Rename openen door op knop 3 te drukken. Zie pagina 53 voor meer informatie over de inhoud van dit scherm.
verwijderen U kunt het scherm Delete openen door op knop 1 te drukken. Zie pagina 53 voor meer informatie over de inhoud van dit scherm.
en de volledige inhoud van het geheugen naar de oorspronkelijke toestand terugzetten. Druk op knop 2 om het apparaat te formatteren. Wanneer u wordt gevraagd of u wilt doorgaan, drukt u op knop 1 (YES [PUSH]) of op de knop [ENTER] om te bevestigen. Als u niet wilt doorgaan, drukt u op knop 3 (NO [PUSH]) of op de knop [EXIT] om terug te keren naar pagina 2 van het scherm File.
LET OP
Wanneer u een USB-flashgeheugenapparaat formatteert, worden alle data op het apparaat definitief verwijderd. Voordat u een geheugenapparaat formatteert, moet u controleren of het geen onvervangbare data bevat.
Met deze functie kunt u controleren hoeveel vrije ruimte beschikbaar is op het aangesloten USB-flashgeheugenapparaat. Wanneer u op knop 3 drukt, wordt de volgende informatie weergegeven.
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
49 CP5/CP50 Naslaggids
Free
Deze waarde duidt de hoeveelheid vrije ruimte op het USB-flashgeheugenapparaat aangesloten op de CP5 of CP50 aan. Het vrije geheugen wordt ook weergegeven als een percentage van de totale capaciteit van het apparaat.
Tot al
Deze waarde duidt de totale geheugencapaciteit van het USB-flashgeheugenapparaat aangesloten op de CP5 of CP50 aan.
Page 50
Save
Hieronder vindt u een overzicht van de parameters die u in het scherm Save kunt instellen.
Schermnaam
(en volledige naam)
Ty p e Met deze parameter kunt u bepalen welk type file u op het USB-flashgeheugenapparaat wilt
opslaan. Wanneer u het geschikte type hebt opgegeven, drukt u op de knop [ENTER] om door te gaan. Druk op de knop [EXIT] om terug te keren naar pagina 1 van het scherm File zonder data op te slaan. Instelwaarden: All, Ext (extern) of SMF (Standard MIDI-file)
Alle data van het gebruikersperformancegeheugen, alle gebruikerssongs en
All
systeeminstellingen (van het gedeelte Utility, het blok Master Equalizer, het gedeelte Transpose, enz.) worden als één file opgeslagen. De extensie .C5A wordt gebruikt voor data van de CP5; de extensie .C6A wordt gebruikt voor data van de CP50. Het externe performancegeheugen maakt geen deel uit van het gebruikersgeheugen en wordt niet opgenomen in deze file.
Alle data van het externe performancegeheugen worden opgeslagen als één file. Data
Ext
van de CP5 krijgen de filenaam EXTBANK.C5E; data van de CP50 krijgen de filenaam EXTBANK.C6E.
De geselecteerde gebruikerssong wordt opgeslagen als een MIDI-file met de extensie .MID.
SMF
Als Ty p e op "All" is ingesteld:
Name=[aaaaaaaa]   EXITU (Cursor) (Data)  ENTERD
<<   Areyou sure?   >> <<YES[PUSH]   NO[PUSH]>>
Schermnaam
(en volledige naam)
Name Met deze parameter kunt u een naam opgeven voor de All-file die moet worden
opgeslagen. U kunt aan knop 1 (Cursor) draaien om de cursor binnen de weergegeven naam te verplaatsen. Met knop 2 (Data) kunt u vervolgens het teken op de cursorpositie wijzigen. De naam van een All-file mag hoofdletters, cijfers en symbolen bevatten. Nadat u de file een naam hebt gegeven, drukt u op de knop [ENTER]. Wanneer u wordt gevraagd om te bevestigen dat u wilt doorgaan, drukt u op knop 1 (YES [PUSH]) of op de knop [ENTER] om de data op te slaan, of drukt u op knop 3 (NO [PUSH]) of de knop [EXIT] om terug te keren naar het scherm Name.
Beschrijving
Beschrijving
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
Als Ty p e op "Ext" is ingesteld:
50 CP5/CP50 Naslaggids
Name=[EXTBANK ]   EXITU
(Cursor) (Data)ENTERD
<<   Areyou sure?   >> <<YES[PUSH]   NO[PUSH]>>
Page 51
Schermnaam
(en volledige naam)
Name De naam van de file met externe performance-data wordt weergegeven in het veld
Name. Deze is altijd "EXTBANK" en kan niet worden gewijzigd. Wanneer u op de knop [ENTER] drukt, wordt u gevraagd om te bevestigen dat u wilt doorgaan. Druk op knop 1 (YES [PUSH]) of op de knop [ENTER] om de data op te slaan of druk op knop 3 (NO [PUSH]) of de knop [EXIT] om terug te keren naar het scherm Name.
Beschrijving
OPMERKING Elk USB-flashgeheugenapparaat kan slechts één externe
performancegeheugenfile bevatten (EXTBANK.C5E voor de CP5 of EXTBANK.C6E voor de CP50).
Als Ty p e op "SMF" is ingesteld:
Src EXITU 001[UserSong01] ENTERD
Name=[aaaaaaaa]  EXITU (Cursor) (Data) ENTERD
<<   Areyou sure?   >> <<YES[PUSH]   NO[PUSH]>>
Schermnaam
(en volledige naam)
Src (Source)
Name
Draai aan knop 1 om de gebruikerssong te selecteren die u wilt opslaan. Dit scherm wordt alleen weergegeven als er gebruikerssongdata zijn opgenomen. Druk op de knop [ENTER] om verder te gaan naar het scherm waar u de gebruikerssong die u wilt opslaan een naam kunt geven. Of druk op de knop [EXIT] om terug te keren naar het scherm
Met deze parameter kunt u een naam opgeven voor de gebruikerssong die u wilt opslaan. U kunt aan knop 1 ( naam te verplaatsen. Met knop 2 ( cursorpositie wijzigen. Namen van gebruikerssongs mogen hoofdletters, cijfers en symbolen bevatten. Nadat u de file een naam hebt gegeven, drukt u op de knop [ENTER]. Wanneer u wordt gevraagd om te bevestigen dat u wilt doorgaan, drukt u op knop 1 ( u op knop 3 (
YES [PUSH] NO [PUSH]
) of de knop [EXIT] om terug te keren naar het scherm
Beschrijving
Typ e
.
Cursor
) draaien om de cursor binnen de weergegeven
Data
) kunt u vervolgens het teken op de
) of op de knop [ENTER] om de data op te slaan, of drukt
Name
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Appendix
.
Load
Hieronder vindt u een overzicht van de parameters die u in het scherm Load kunt instellen.
Schermnaam
(en volledige naam)
Ty p e Met deze parameter kunt u bepalen welk filetype u in de CP5 of CP50 wilt laden. Wanneer u het
gewenste type hebt geselecteerd, drukt u op de knop [ENTER]. Of druk op de knop [EXIT] om terug te keren naar pagina 1 van het scherm File. Als zich geen files van het opgegeven type in de hoofddirectory van het USB-flashgeheugenapparaat aangesloten op de CP5 of CP50 bevinden, is het niet mogelijk om verder te gaan naar de volgende pagina met de knop [ENTER].
Instelwaarden: All, Perf (performance), Ext (extern) of SMF (Standard MIDI-file)
Data van de opgegeven file* worden in het gebruikersgeheugen van de stagepiano
All
geladen en overschrijven alles behalve de externe performance-data. (*: CP5-data hebben de extensie .C5A; CP50-data hebben de extensie .C6A.)
51 CP5/CP50 Naslaggids
Beschrijving
Page 52
Schermnaam
File EXITU 001[aaaaaaaa]   ENTERD
(en volledige naam)
Ty p e P e r f
File Met deze parameter kunt u de file die u wilt laden selecteren. Wanneer Type op "Ext" is
Een enkele performance van de opgegeven file* wordt in het gebruikersgeheugen van de stagepiano geladen en overschrijft de gebruikersperformance die werd geselecteerd met de parameter Dst (hieronder).
(*: CP5-data hebben de extensie .C5A; CP50-data hebben de extensie .C6A.)
Een volledig extern performancegeheugen* wordt in de stagepiano geladen.
Ext
(*: CP5-data krijgen de naam "EXTBANK.C5E"; CP50-data krijgen de naam "EXTBANK.C6E".)
Een Standard MIDI-file, met de extensie .MID, wordt in de stagepiano geladen.
SMF
ingesteld, wordt dit ingesteld op "001[EXTBANK]".
Wanneer u de gewenste file hebt geselecteerd, drukt u op de knop [ENTER]. Als "All" of "Ext" is ingesteld voor Typ e, wordt u gevraagd om te bevestigen dat u wilt verdergaan met het laden. Daarvoor drukt u op knop 1 (YES [PUSH]) of op de knop [ENTER]. Als u "Perf" of "SMF" hebt geselecteerd, volgt u de hieronder beschreven procedure om de gewenste data te laden. Als u wilt terugkeren naar de pagina File zonder data te laden, drukt u op knop 3 (NO [PUSH]) of op de knop [EXIT].
Beschrijving
Als Ty p e op "Perf" is ingesteld:
Src EXITU    USR1:A01[UserPerf1 ]D
Dst EXITU    USR1:A02[UserPerf2 ]D
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Schermnaam
(en volledige naam)
Src (Source)
Dst (Destination)
<<   Areyou sure?   >> <<YES[PUSH]   NO[PUSH]>>
Beschrijving
Met deze parameters bepaalt u een enkele performance die u uit de geselecteerde file wilt laden. Bepaal een geheugenbank in het gebruikersperformancegeheugen (USR1 tot USR3) met knop 1 en bepaal een groep (A tot D) en nummer (01 tot 10) met knop 2. Bovendien kunt u "all" selecteren voor de groep en het nummer met knop 2. Dat betekent dat alle performances uit de geheugenbank van het gebruikersperformancegeheugen opgegeven met knop 1 worden geladen. Druk op de knop [ENTER] om verder te gaan naar een pagina waar u de bestemming voor de geladen data kunt selecteren. Of druk op de knop [EXIT] om terug te keren naar de pagina
Met deze parameters kunt u de gebruikersperformance selecteren waar u de geladen data wilt bewaren. Bepaal een geheugenbank van een gebruikersperformancegeheugen (USR1 tot USR3) met knop 1 en bepaal een groep (A tot D) en nummer (01 tot 10) met knop 2. Als "all" is geselecteerd voor Src hierboven, dan wordt deze parameter ook ingesteld op "all". Dat betekent dat data worden geladen in alle performances in de geheugenbank van het gebruikersperformancegeheugen dat werd geselecteerd met knop 1. Nadat u een bestemming hebt opgegeven, drukt u op de knop [ENTER]. Wanneer u wordt gevraagd om te bevestigen dat u wilt doorgaan, drukt u op knop 1 (
[PUSH]
) of op de knop [ENTER] om de data te laden, of drukt u op knop 3 (
de knop [EXIT] om terug te keren naar de pagina
Dst
.
File
.
NO [PUSH]
YES
) of
Appendix
52 CP5/CP50 Naslaggids
Page 53
Als Ty p e op "SMF" is ingesteld:
File EXITU 001[aaaaaaa] ENTERD
Dst EXITU 001[aaaaaaaa]   ENTERD
<<   Areyou sure?   >> <<YES[PUSH]   NO[PUSH]>>
Schermnaam
(en volledige naam)
Dst (Destination) Met deze parameter kunt u een gebruikerssongnummer (1 tot 128) selecteren
waar u de geladen data wilt opslaan.
Beschrijving
Rename
Hieronder vindt u een overzicht van de parameters die u in het scherm Rename kunt instellen.
Schermnaam
(en volledige naam)
Ty pe Dit veld geeft het type file dat een nieuwe naam moet krijgen weer. Alleen de naam van All-files
kan worden gewijzigd. Deze instelling kan dus niet worden gewijzigd. Druk op de knop [ENTER] om verder te gaan naar de volgende pagina. Druk op de knop [EXIT] om terug te keren naar pagina 1 van het scherm File zonder data een andere naam te geven. Als zich geen All-file in de hoofddirectory van het USB-flashgeheugenapparaat aangesloten op de CP5 of CP50 bevindt, is het niet mogelijk om verder te gaan naar de volgende pagina met de knop [ENTER].
File Met deze parameter kunt u de file waarvan u de naam wilt wijzigen selecteren.
Beschrijving
Intern ontwerp van de CP5 en CP50
Referentie
Linker en rechter parts
R[VOICE]
R[PRE-AMP]
R[MOD-FX]
R[PWR-AMP] (alleen CP5)
R[LEFT1]/[LEFT2]/[RIGHT1]/
[RIGHT2] (CP5) [LEFT]/[RIGHT] (CP50)
R[COMMON]
Gedeelte Song Setting
R[SONG SETTING]
R[RECORD]
TRACK-part
R[TRACK]
MIC INPUT-part
R[MIC INPUT] (alleen CP5)
Instellingen voor alle parts
R[REVERB]
Instellingen voor alle performances
R[MASTER COMPRESSOR]
R[UTILITY]
R[FILE]
Wanneer u de gewenste file hebt geselecteerd, drukt u op de knop [ENTER]. Als u wilt terugkeren naar de pagina File zonder data te laden, drukt u op knop 3 (NO [PUSH]) of op de knop [EXIT].
Name Met deze parameter kunt u een nieuwe naam opgeven voor de geselecteerde file. U kunt aan
knop 1 (Cursor) draaien om de cursor binnen de weergegeven naam te verplaatsen. Met knop 2 (Data) kunt u vervolgens het teken op de cursorpositie wijzigen. Namen van files mogen hoofdletters, cijfers en symbolen bevatten. Wanneer u een nieuwe naam hebt opgegeven, drukt u op de knop [ENTER] om de procedure te voltooien. Of druk op de knop [EXIT] om terug te keren naar de pagina File.
Delete
Hieronder vindt u een overzicht van de parameters die u in het scherm Delete kunt instellen.
Schermnaam
(en volledige naam)
Ty pe Dit veld geeft het type file dat moet worden verwijderd weer. Alleen All-files kunnen worden
verwijderd. Deze instelling kan dus niet worden gewijzigd. Om door te gaan naar de volgende pagina, drukt u op de knop [ENTER]. Of druk op de knop [EXIT] om terug te keren naar pagina 2 van het scherm File. Als zich geen All-file in de hoofddirectory van het USB­flashgeheugenapparaat aangesloten op de CP5 of CP50 bevindt, is het niet mogelijk om verder te gaan naar de volgende pagina met de knop [ENTER].
File Met deze parameter kunt u de file die u wilt verwijderen selecteren.
File EXITU 001[aaaaaaaa]   ENTERD
Wanneer u op de knop [ENTER] drukt, wordt u gevraagd om te bevestigen dat u wilt doorgaan. Druk op knop 1 (YES [PUSH]) of op de knop [ENTER] om de data te verwijderen of druk op knop 3 (NO [PUSH]) of de knop [EXIT] om terug te keren naar de pagina File.
Beschrijving
Appendix
53 CP5/CP50 Naslaggids
Page 54
Appendix > MIDI
1
2
2
Weerbericht
Nieuws
Nieuws
MIDI-kabel
CP5 of CP50
MIDI-toetsenbord of -synthesizer
(zoals de MOTIF XS)

Appendix

MIDI

Musical Instrument Digital Interface (MIDI) is een wereldwijde standaard die is ontworpen voor het overdragen van performance-data, voicedata en andere data tussen muziekinstrumenten. Datacommunicatie is zelfs mogelijk tussen muziekinstrumenten en apparatuur van verschillende fabrikanten. Behalve data die worden gegenereerd door op het toetsenbord te spelen of een performance te selecteren, kunnen ook heel wat andere soorten informatie – zoals tempo- en instrumentbesturing – worden uitgewisseld via MIDI. Dankzij de krachtige functionaliteit van deze technologie kunt u dus niet alleen andere instrumenten bespelen met het toetsenbord en de regelaars van de CP5 of CP50, maar ook de pan- en reverb-instellingen wijzigen voor elk part en de geluidseffectinstellingen aanpassen. In feite kunnen vrijwel alle parameters die kunnen worden ingesteld met het besturingspaneel van de CP5 of CP50 extern worden bestuurd met een ander MIDI-apparaat.
In dit gedeelte worden de data en waarden weergegeven in binaire, decimale en hexadecimale indeling. Bij hexadecimale waarden wordt een "H" weergegeven aan het begin van de dataregel of na de waarden zelf. Bovendien wordt "n" gebruikt voor een willekeurig geheel getal.

MIDI-kanalen

MIDI-performance-data kunnen worden gezonden en ontvangen via een van de zestien MIDI-kanalen. Op die manier kunnen performance-data voor maximaal zestien verschillende instrumentgedeelten gelijktijdig via één MIDI-kabel worden uitgewisseld.
U kunt MIDI-kanalen vergelijken met tv-kanalen. Elk tvstation verstuurt zijn uitzendingen via een specifiek kanaal. Uw tv-toestel, bijvoorbeeld, ontvangt veel verschillende programma's van verschillende tv-stations tegelijkertijd en u selecteert het juiste kanaal om het gewenste programma te bekijken.
MIDI werkt volgens hetzelfde principe. Meerdere zendapparaten in een MIDI-systeem kunnen elk worden ingesteld om data te zenden via een apart kanaal (d.w.z. een MIDI-zendkanaal), via MIDI-kabels verbonden met de ontvangstapparaten van het systeem. Als het MIDI­kanaal van een ontvangstapparaat (d.w.z. een MIDI­ontvangstkanaal) overeenkomt met het MIDI-zendkanaal, dan produceert het ontvangstapparaat geluid aan de hand van de data verzonden door het overeenkomstige zendapparaat. Voor meer informatie over MIDI­zendkanalen en MIDI-ontvangstkanalen, zie pagina 45 van het gedeelte Referentie.
54 CP5/CP50 Naslaggids

Ondersteunde MIDI-berichttypen

MIDI-berichten kunnen doorgaans in twee groepen worden verdeeld – kanaalberichten en systeemberichten. Hieronder vindt u een beschrijving van de verschillende typen kanaalberichten en systeemberichten die de CP5 of CP50 ondersteunt. U vindt meer informatie in de gedeelten Indeling van MIDI-data en MIDI- implementatie-overzicht van het boekje Data List.
Kanaalberichten
MIDI-kanaalberichten bevatten informatie die betrekking heeft op de performances en elk bericht wordt verzonden via een specifiek MIDI-kanaal.
Note On & Note Off
Noot On (noot aan)- en Note Off (noot uit)-berichten worden gegenereerd als het toetsenbord wordt bespeeld. Een noot aan-bericht wordt meer bepaald weergegeven wanneer een toets wordt ingedrukt; een noot uit-bericht verschijnt wanneer de toets wordt losgelaten. Elk bericht bevat een specifiek nootnummer dat overeenkomt met de ingedrukte toets en een aanslagsnelheidswaarde, die aanduidt hoe hard de toets werd aangeslagen. MIDI-nootnummers liggen tussen 0 (C -2) en 127 (G8), waarbij de centrale C (C3) wordt aangeduid met 60. De aanslagsnelheidswaarden, die alleen worden weergegeven in noot aan-berichten, liggen tussen 1 en 127.
Page 55
Appendix > MIDI
Besturingswijziging
MIDI-besturingswijzigingsberichten worden gebruikt om het volume, stereopan en heel wat andere parameters te besturen. Zoals hieronder blijkt heeft elk berichttype zijn eigen unieke besturingsnummer.
Bankselectie MSB (besturingsnr. 0) Bank Select LSB (besturingsnr. 32)
De Bank Select MSB en LSB-berichten (bankselectie MSB en LSB) worden gebruikt om op afstand een geheugenbank te selecteren vanaf een ander MIDI-apparaat. De geheugenbank die moet worden geselecteerd, wordt bepaald door de MSB- en LSB-waarden te combineren. Voor de CP5 of CP50 kan een performancebank worden ingesteld met behulp van de LSB-waarde. Een selectie wordt echter pas van kracht nadat het volgende programmawijzigingsbericht is ontvangen. Wanneer u op deze manier een performance uit een nieuwe geheugenbank selecteert, verzendt u best samen een Bank Select MSB-bericht, een Bank Select LSB-bericht en een programmawijzigingsbericht, in die volgorde. Voor meer informatie
Data List
over geheugenbanken en performances, zie het boekje
.
Bank Entry MSB (besturingsnr. 6) Bank Entry LSB (besturingsnr. 38)
Bank Entry MSB- en LSB-berichten (bankinvoer MSB en LSB) worden gebruikt voor het instellen van de parameter die werd geselecteerd met de RPN MSB- en RPN LSB-berichten (zie verder). De waarde die moet worden ingesteld, wordt bepaald door de MSB- en LSB-waarden te combineren.
Main Volume (besturingsnr. 7)
Main Volume-berichten (totaalvolume) kunnen worden gebruikt om het volume van elk gedeelte aan te passen. Een waarde van 127 produceert het maximale volume, terwijl 0 het volume van het desbetreffende gedeelte volledig dempt. Deze berichten kunnen nuttig zijn bij het aanpassen van het relatieve volume van elk gedeelte.
Pan (besturingsnr. 10)
Pan-berichten (pan) kunnen worden gebruikt om de stereopan van elk gedeelte aan te passen. Een waarde van 127 verplaatst het geluid volledig naar rechts, 0 verplaatst het geluid volledig naar links en 64 verplaatst het geluid naar het midden van het stereobeeld.
Expression (besturingsnr. 11)
Expression-berichten (expressie) kunnen worden gebruikt om het niveau van expressie of intonatie van elk gedeelte te wijzigen. Een waarde van 127 produceert het maximale volume, terwijl 0 het volume van het desbetreffende gedeelte volledig dempt. Deze berichten kunnen handig zijn wanneer u het volume wilt aanpassen om expressie toe te voegen tijdens performances.
Hold 1 (besturingsnr. 64)
Hold 1-berichten (vasthouden 1) kunnen worden gebruikt om het geluid van noten op dezelfde manier te wijzigen als het sustainpedaal van een piano. Een waarde tussen 64 en 127 schakelt sustain in, terwijl waarden tussen 0 en 63 sustain uitschakelen. Wanneer sustain ingeschakeld is, houden noten langer aan dan normaal nadat het bijbehorende noot uit-bericht werd ontvangen.
Soft (besturingsnr. 67)
Soft-berichten (soft) kunnen worden gebruikt om het geluid van noten op dezelfde manier te wijzigen als het softpedaal van een piano. Een waarde tussen 64 en 127 schakelt soft in, vermindert het volume en verzacht het timbre enigszins; waarden tussen 0 en 63 schakelen soft uit.
Release Time (besturingsnr. 72)
Release Time-berichten (releasetijd) kunnen worden gebruikt om de releasetijd van de AEG voor elk gedeelte aan te passen. Waarden tussen 0 en 127 komen overeen met de offsetwaarden
-64 tot +63, die worden gebruikt om de releasetijd overeenkomstig te verlagen of te verhogen.
Decay Time (besturingsnr. 75)
Decay Time-berichten (decaytijd) kunnen worden gebruikt om de decaytijd van de AEG voor elk gedeelte aan te passen. Waarden tussen 0 en 127 komen overeen met de offsetwaarden -64 tot +63, die worden gebruikt om de decaytijd overeenkomstig te verlagen of te verhogen. Hoe hoger de waarde, des te langer het duurt vooraleer het geluid wegsterft na de aanvangsattack.
Effect 1 Depth (reverb-zendniveau) (besturingsnr. 91)
Effect 1 Depth-berichten (effect 1 diepte) kunnen worden gebruikt om het zendniveau van een reverbeffect aan te passen.
Data Increment (besturingsnr. 96) Data Decrement (besturingsnr. 97)
Data Increment-berichten (datatoename) en Data Decrement­berichten (data-afname) kunnen worden gebruikt om de pitchbendgevoeligheid te verhogen of te verlagen, nauwkeurig af te stemmen of grof te stemmen in stappen van 1 (op voorwaarde dat de parameter die u wilt aanpassen vooraf werd ingesteld met RPN-berichten (zie verder)).
RPN LSB (registered parameter number LSB) (besturingsnr. 100)
RPN MSB (registered parameter number MSB) (besturingsnr. 101)
RPN LSB- en MSB-berichten worden hoofdzakelijk gebruikt om de instelling van offsetwaarden voor pitchbendgevoeligheid, stemmen en andere partparameters te vergemakkelijken. De parameter die u wilt wijzigen wordt eerst geselecteerd met deze berichten. Daarna worden de bovenvermelde Data Increment- en Data Decrement-berichten gebruikt om de parameterinstelling te wijzigen. Zodra een RPN is ingesteld, hebben alle daaropvolgende data­invoerberichten op hetzelfde kanaal invloed op de geselecteerde parameter. Nadat u op basis van deze berichten een parameter hebt ingesteld, is het verstandig om de RPN in te stellen op Null (7FH, 7FH) om onvoorziene wijzigingen te voorkomen. Uw CP5 of CP50 ondersteunt de selectie van de volgende parameters met behulp van RPN LSB- en MSB-berichten
.
RPN MSB RPN LSB Parameternaam
00H 00H Pitch Bend Sensitivity
7FH 7FH RPN Null
Sostenuto (besturingsnr. 66)
Sostenuto-berichten (sostenuto) kunnen worden gebruikt om het geluid van noten op dezelfde manier te wijzigen als het sostenutopedaal van een piano. Een waarde tussen 64 en 127 schakelt sostenuto in, terwijl waarden tussen 0 en 63 sostenuto uitschakelen. Als sostenuto ingeschakeld is terwijl de noot gegenereerd door een bepaald noot aan-bericht wordt gespeeld, wordt deze langer aangehouden tot het overeenkomstige noot uit-bericht wordt ontvangen.
55 CP5/CP50 Naslaggids
Page 56
Appendix > MIDI
Kanaalmodusberichten
2e byte 3e byte Bericht
120 0 All Sound Off
121 0 Reset All Controllers
123 0 All Notes Off
All Sound Off (besturingsnr. 120)
All Sound Off-berichten (al het geluid uit) worden gebruikt om alle geluiden die worden gegenereerd door beide parts volledig te dempen. De status van kanaalberichten zoals Hold 1 en Sostenuto wordt in dat geval behouden.
Reset All Controllers (besturingsnr. 121)
Een Reset All Controllers-bericht (alle besturingen resetten) wordt gebruikt om de standaardwaarden van elk van de volgende regelaars te herstellen.
Regelaar Standaardwaarde
Pitchbend 0 (midden)
Expressie 127 (maximum)
Hold 1 0 (uit)
Sostenuto 0 (uit)
Soft 0 (uit)
RPN Getal wordt niet opgegeven; de interne data
worden niet gewijzigd.
All Notes Off (besturingsnr. 123)
Een Alll Notes Off-bericht (alle noten uit) wordt gebruikt om alle noten voor elke part uit te schakelen. Als op dat moment echter Hold 1 of Sostenuto wordt ingeschakeld, blijven de noten spelen tot deze regelaars worden uitgeschakeld.
Omni Mode Off (besturingsnr. 124)
Omni Mode Off-berichten (omni-modus uit) hebben hetzelfde effect als een All Notes Off-bericht. Dit bericht stelt bovendien het ontvangstkanaal van het instrument in op 1.
Systeemberichten
MIDI-systeemberichten worden niet geassocieerd met een specifiek kanaal, maar worden gebruikt voor het synchroniseren van apparaten en ander gedrag van het instrument in zijn geheel.
Systeemeigen berichten
MIDI-systeemeigen berichten worden gebruikt om bulkdatadumps uit te voeren en parameters te wijzigen. Ze bevatten een apparaatnummer, waardoor ze kunnen werken alsof ze zich op een uniek MIDI-kanaal bevinden. Om dit soort berichten te kunnen uitwisselen tussen apparaten, moet zowel het zend- als ontvangstapparaat op hetzelfde apparaatnummer worden ingesteld. Met systeemeigen berichten kunt u vrijwel elke parameter op de CP5 of CP50 besturen vanaf een ander MIDI-apparaat.
System Realtime-berichten
Active Sensing (FEH)
Active Sensing (actieve meting) is een soort MIDI-bericht dat wordt gebruikt om onvoorziene resultaten te voorkomen in gevallen waar een MIDI-kabel wordt losgekoppeld of beschadigd terwijl het instrument bespeeld wordt. Bij ontvangst van een Active Sensing-bericht, begint de CP5 of CP50 de status van de aangesloten MIDI-kabels te controleren. Als geen MIDI-data wordt ontvangen gedurende de volgende 300 ms, dan besluit het instrument dat een probleem is opgetreden met een MIDI-kabel en reageert het alsof het een All Notes Off­bericht of een Reset All Controllers-bericht heeft ontvangen.
Timing Clock (F8H)
Timing Clock-berichten worden verzonden met een vast interval (d.w.z. 24 keer per 1/4 noot) om aangesloten MIDI-instrumenten te synchroniseren. Om te bepalen of u de interne clock van de stagepiano of clocksignalen ontvangen via MIDI wilt gebruiken, drukt u op de knop [UTILITY] gevolgd door de knop [6] en vervolgens stelt u de parameter MIDISyn naar wens in.
Omni Mode On (besturingsnr. 125)
Omni Mode On-berichten (omni-modus aan) hebben hetzelfde effect als een All Notes Off-bericht. Dit bericht stelt bovendien het ontvangstkanaal van het instrument in op "omni".
Programmawijziging
MIDI-programmawijzigingsberichten worden gebruikt om verschillende performances te selecteren. In combinatie met Bankselectie MSB- en LSB-berichten is het bovendien mogelijk om performances te selecteren in elke geheugenbank van het instrument via MIDI. Voor meer informatie over geheugenbanken en performances, zie het boekje Data List.
OPMERKING Programmawijzigingsnummers (0 tot 127) zijn één lager dan
het overeenkomstige nummer in het document Data List. Om bijvoorbeeld programmanummer 16 te selecteren, moet u een bericht verzenden met programmawijzigingsnummer 15.
Pitchbend
Pitchbendberichten zijn continue besturingsberichten waarmee de toonhoogte van aangewezen noten kan worden verhoogd of verlaagd met een opgegeven hoeveelheid tijdens een bepaalde duur.
56 CP5/CP50 Naslaggids
Page 57
57 CP5/CP50 Naslaggids
Yamaha Web Site (English only)
http://www.yamahasynth.com/
Yamaha Manual Library
http://www.yamaha.co.jp/manual/
U.R.G., Pro Audio & Digital Instrument Division, Yamaha Corporation
© 2010 Yamaha Corporation
B0
Loading...