Yamaha BW50N 2003 User Manual [nl]

HANDLEIDING
CW50 NAKED
1B1-F8199-D0
DAU04576
INLEIDING
Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Neem de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u alle voordelen van uw CW50 NAKED optimaal kunt benutten. Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de scooter, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw scooter in optimale con­ditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem con­tact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele veilige en plezierige ritten toe. En vergeet niet, veilig­heid voor alles!
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIGHEID!
DAU00005
WAARSCHUWING
LET OP:
OPMERKING:
Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan dit leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel
voor de motorrijder of omstanders of
degene die de scooter inspecteert of repareert.
De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moeten worden genomen om schade aan de scooter te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken of verhelderen.
OPMERKING:
_
Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze scooter en moet altijd
bij de machine blijven, ook als deze ooit wordt verkocht. Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om
deze reden kan soms sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
_
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DW000002
WAARSCHUWING
_
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE SCOOTER GAAT GEBRUIKEN.
_
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAUM0023
CW50 NAKED
HANDLEIDING VOOR DE EIGENAAR
© 2003 door MBK INDUSTRIE
1e Uitgave, januari 2003
Alle rechten voorbehouden
Elke vorm van herdruk of onbevoegd gebruik
zonder schriftelijke toestemming van
MBK INDUSTRIE
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Frankrijk.
DAU00009
INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
1 GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
2 BESCHRIJVING
3 FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
4 CONTROLES VOOR HET STARTEN
5 GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
6 PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
7 VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
8 SPECIFICATIES
9 GEBRUIKERSINFORMATIE
1
2
3
4
5
6
7
8
9
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
Andere aandachtspunten voor veilig motorrijden .............................. 1-2
1
1-
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
DAU00021
Scooters zijn schitterende machines die de motorrijder een onovertroffen gevoel van vrijheid kunnen geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar u niet omheen kunt; ook de beste scooter kan niet meer dan de natuurwetten toestaan.
1
Regelmatige verzorging en onderhoud is van groot belang om de waarde en de goede conditie van uw
2
motor te behouden. Dit geldt trouwens niet alleen voor de scooter, maar ook voor de motorrijder: om goed en veilig te rijden moet u zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder invloed van medicijnen, drugs en alcohol is natuurlijk uit den boze. Motorrijders horen altijdmeer nog dan autobestuurders
3
geestelijk en lichamelijk op hun best te zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.
4
Beschermende kleding is voor een motorrijder even belangrijk als veiligheidsgordels voor de
5
bestuurder en inzittenden van een auto. Draag steeds een compleet motorpak (gemaakt van leer of slijtvast synthetisch materiaal met beschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Optimaal beschermende kleding mag echter niet aanmoedigen tot zorgeloosheid.
6
Vooral integraal omsluitende helmen en motorpakken geven een gevoel van totale veiligheid en bescherming, maar toch zijn motorrijders altijd kwetsbaar in het verkeer. Ken uw eigen grenzen, rijd
7
niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in een klein hoekje. Een verstandig motorrijder rijdt defensief en met voorspelbaar weggedrag. Ook al
8
weet uzelf precies wat u doet, verrassing bij andere weggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
9
Veel plezier onderweg!
1-1
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
Andere aandachtspunten voor veilig motorrijden
Geef duidelijk richting aan wanneer u een bocht neemt.
Op een nat wegdek kan remmen uiterst lastig zijn. Vermijd te hard remmen, de scooter zou kunnen slippen.
Bedien de remmen rustig wanneer u op een nat wegdek wilt stoppen. Minder snelheid bij het naderen van een bocht of een afslag. Trek langzaam op nadat u de bocht hebt geno-
men. Wees voorzichtig bij het passeren van geparkeerde autos. Een bestuurder merkt u mogelijk niet op en kan het
portier openslaan in uw rijrichting. Spoorwegovergangen, tramrails, ijzeren platen gebruikt in de wegenbouw en putdeksels worden in natte toe-
stand zeer glad. Minder snelheid en passeer ze voorzichtig. Houd de scooter recht, anders kan hij gaan schui­ven. De remvoeringen kunnen nat worden bij het wassen van de scooter. Controleer de remmen na het wassen van
de scooter, voordat u gaat rijden. Draag steeds een helm, handschoenen, een lange broek (taps toelopend bij de enkel/omslag, om flapperen te
voorkomen), en een felgekleurd jack. Vervoer op uw scooter niet te veel bagage. Een overbeladen scooter is onstabiel.
DAU03099
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1-2
BESCHRIJVING
Aanzicht linkerzijde ............................................................................ 2-1
Aanzicht rechterzijde .......................................................................... 2-2
2
2-
BESCHRIJVING
Aanzicht linkerzijde
2
1. Achterremhendel (pagina 3-5)
2. Stuurschakelaars linkerstuurgreep (pagina 3-4)
3. Snelheidsmeterunit (pagina 3-3)
4. Contactslot/stuurslot-unit (pagina 3-1)
5. Zadelslot (pagina 3-8)
6. Handgreep
DAU01161
123 4 5 6
7891011
7. Vrije slag stelmoer van de achterremhendel (pagina 6-11)
8. Vuldop cardanolie (pagina 6-6)
9. Luchtfilterelement (pagina 6-7)
10. Kickstarter (pagina 3-8)
11. Remblokken voorrem (pagina 6-12)
2-1
Aanzicht rechterzijde
BESCHRIJVING
19
18 17
16
12. Voorremhendel (pagina 3-4)
13. Gasgreep (pagina 6-15)
14. Stuurschakelaars rechterstuurgreep (pagina 3-4)
15. Remvloeistofreservoir voorrem (pagina 6-13)
12 15
14
13
16. Bevestigingssteun (pagina 3-8)
17. Vuldop brandstoftank (pagina 3-5)
18. Accu (zekering) (pagina 6-17–6-19)
19. Dop oliereservoir (pagina 3-5)
2
2-2
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Contactslot/stuurslot-unit ................................................................... 3-1
Controlelampjes en waarschuwingslampjes ..................................... 3-2
Snelheidsmeterunit ........................................................................... 3-3
Stuurschakelaars .............................................................................. 3-4
Voorremhendel .................................................................................. 3-4
Achterremhendel .............................................................................. 3-5
Tankdop en dop van oliereservoir voor 2-takt injectiesmering .......... 3-5
Brandstof ........................................................................................... 3-6
2-takt injectiesmeerolie ..................................................................... 3-7
Uitlaatkatalysator ............................................................................... 3-7
Chokehendel ..................................................................................... 3-7
Kickstarter ......................................................................................... 3-8
Zadel ................................................................................................. 3-8
Bevestigingssteun ............................................................................. 3-8
3
3-
WAARSCHUWING
OPMERKING:
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU00027
PUSH
3
ZAUM0332
Contactslot/stuurslot-unit
Via het contactslot/stuurslot worden het ontstekingssysteem en de verlichtingssys­temen bediend en wordt het stuur vergren­deld. De diverse standen worden hierna beschreven.
ON “
Alle elektrische circuits worden voorzien van stroom; het achterlicht en de instru­mentenverlichting gaan branden en de mo­tor kan worden gestart. De sleutel kan niet worden uitgenomen.
DAU00029
DAU04384
OFF “
DAU00038
Alle elektrische systemen zijn uitgescha­keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DAU04470
“”
Het waarschuwingslampje voor het olieni­veau voor 2-takt injectiesmering moet gaan branden. Zie pagina 3-2 voor uitleg over de werking van het waarschuwingslampje voor olieniveau.
DAUM0074
LOCK “
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in vanuit de “” stand, laat los en draai dan naar “”.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen Steek de sleutel in en draai naar “”.
DW000016
_
Draai de contactsleutel nooit naar “ ” of naar “ ” terwijl de scooter rijdt; elektrische systemen worden dan afge­schakeld en mogelijk zult u zo de macht over het stuur verliezen of een ongeval veroorzaken. Zorg altijd dat de scooter stilstaat voordat u de sleutel naar “ ” of naar “ ” draait.
_
_
Neem de sleutel uit het contactslot als de scooter onbeheerd wordt achtergelaten.
_
OPMERKING:
_
De koplamp gaat branden zodra de motor wordt gestart.
_
3-1
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
ZAUM0524
12 34
ZAUM0522
1. Waarschuwingslampje “” brandstofniveau
2. Controlelampje grootlicht “”
3. Waarschuwingslampje “” voor olieniveau
4. Controlelampje “” richtingaanwijzers
DAU03034
Controlelampjes en waarschuwingslampjes
DAU00063
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje gaat branden wanneer het grootlicht van de koplamp is ingescha­keld.
DAU00057
Controlelampje “” richtingaanwijzers
Dit controlelampje knippert wanneer de schakelaar voor richtingaanwijzers naar de linker- of rechterstand is gedrukt.
Waarschuwingslampje “” voor
DAU02958
olieniveau
Dit waarschuwingslampje brandt als de sleutel in de “”-stand staat of als het olieniveau in het oliereservoir van een 2-takt motor tijdens bedrijf te laag staat. Als het waarschuwingslampje bij draaiende motor gaat branden, stop dan direct en vul het oliereservoir met Yamalube 2 of gelijk­waardige 2-takt injectiesmeerolie met ofwel JASO klasse “FC” of met de ISO klassen EG-C of EG-D. Het waarschuwings­lampje moet doven nadat het oliereservoir voor 2-takt injectiesmeerolie is bijgevuld.
OPMERKING:
_
Vraag een Yamaha dealer het elektrisch circuit te controleren als het waarschu­wingslampje niet gaat branden als de sleu­tel in de “”-stand staat of niet dooft nadat de olie in het oliereservoir van een 2-takt motor is bijgevuld.
_
LET OP:
_
DC000000
Gebruik de scooter alleen als u weet dat het motorolieniveau voldoende hoog is.
_
3
DAUM0112
Waarschuwingslampje “” brandstof- niveau
Dit waarschuwingslampje gaat branden en de laatste twee segmenten van de brand­stofniveaumeter beginnen te knipperen wanneer het brandstofniveau daalt tot be­neden ca. 0,8 L. Vul in dat geval zo snel mogelijk brandstof bij.
3-2
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING:
_
Voorkom dat de brandstoftank geheel
droog komt te staan. Het elektrisch circuit van het waar-
schuwingslampje controleert u als volgt.
_
Draai de sleutel naar “”. Als het waar- schuwingslampje niet gaat branden, vraag
3
dan een Yamaha dealer het elektrisch cir­cuit te testen.
ZAUM0523
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
3. Brandstofniveaumeter
Snelheidsmeterunit
De snelheidsmeterunit is voorzien van een snelheidsmeter, een kilometerteller en een brandstofniveaumeter. De snelheidsmeter toont de actuele rijsnelheid. De kilometer­teller toont de totale afgelegde afstand. De brandstofniveaumeter geeft aan hoe veel brandstof in de tank aanwezig is. (Zie pagi­na 3-2 voor uitleg over de werking van het waarschuwingslampje brandstofniveau.)
12 3
DAUM0113
3-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
ZAUM0084
2
3
ZAUM0142
1. Claxonschakelaar “”
2. Richtingaanwijzerschakelaar “”
3. Dimlichtschakelaar ,
1
DAU00118
Stuurschakelaars
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig­naal te geven.
Richtingaanwijzerschakelaar “”
Druk deze schakelaar naar rechts om af­slaan naar rechts aan te geven. Druk deze schakelaar naar links om afslaan naar links aan te geven. Na loslaten keert de schake­laar terug naar de middenstand. Om de richtingaanwijzers uit te schakelen wordt de schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge­keerd in de middenstand.
DAU00129
DAU00125
1
ZAUM0473
1. Startknop “”
DAU03888
Dimlichtschakelaar ,
Zet deze schakelaar op “” voor groot- licht en op “” voor dimlicht.
Startknop “”
DAUM0063
Druk bij bekrachtigde voor- of achterrem deze knop in om de motor via de startmotor te starten.
DC000005
LET OP:
_
Zie pagina 5-1 voor startinstructies voordat u de motor start.
_
3-4
3
1. Voorremhendel
DAU03882
Voorremhendel
De voorremhendel bevindt zich aan de rechterstuurgreep. Trek deze hendel naar het stuur toe om de voorrem te bekrachti­gen.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
WAARSCHUWING
1
3
ZAUM0085
1. Achterremhendel
Achterremhendel
De achterremhendel bevindt zich aan de linkerstuurgreep. Trek deze hendel naar het stuur toe om de achterrem te bekrachti­gen.
DAU00163
1
ZAUM0308
1. Vuldop brandstoftank
2. Dop oliereservoir
Tankdop en dop van oliereservoir voor 2-takt injectiesmering
De tankdop en de dop van oliereservoir voor 2-takt injectiesmering bevinden zich onder het zadel. (Zie pagina 3-8 voor ope­nen en sluiten van het zadel.)
Vuldop brandstoftank
Om de tankdop te verwijderen wordt deze linksom gedraaid en dan losgenomen. Om de tankdop aan te brengen wordt deze rechtsom gedraaid.
2
DAU03463
Dop van oliereservoir voor 2-takt injec­tiesmering
De dop van oliereservoir voor 2-takt injec­tiesmering wordt los getrokken om te ver­wijderen. Om de dop van oliereservoir voor 2-takt in­jectiesmering aan te brengen wordt deze vast gedrukt in de reservoiropening.
DW000025
_
Controleer alvorens te gaan rijden of de tankdop en de dop van het oliereservoir voor 2-takt injectiesmering correct zijn aangebracht.
_
3-5
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
WAARSCHUWING
1
2
ZAUM0020
1. Vulpijp
2. Brandstofniveau
DAU03753
Brandstof
Controleer of voldoende brandstof in de brandstoftank aanwezig is. Vul de brand­stoftank tot onderaan de vulpijp zoals ge­toond.
WAARSCHUWING
_
Overvul de brandstoftank niet, an­ders zal benzine uitstromen zodra deze warm wordt en uitzet.
Mors geen brandstof op een heet motorblok.
_
DW000130
DAU00185
LET OP:
_
Veeg gemorste brandstof direct af met een schone, droge en zachte doek, de brandstof kan immers schade toebren­gen aan de lak of aan kunststof onderde­len.
_
DAU04206*
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE LOODVRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
Totale hoeveelheid:
4,6 L
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het gebruik van normale loodvrije benzine met een octaangetal van RON 91 of hoger. Als de motor gaat detoneren (pingelen), ge­bruik dan brandstof van een ander merk of gebruik loodvrije superbenzine. Door lood­vrije benzine te gebruiken gaan bougies langer mee en blijven de onderhoudskos­ten beperkt.
DWA00008
_
Vanwege de ontvlambaarheid van benzi­ne moeten de volgende voorzorgsmaat­regelen in acht worden genomen.
Zet de motor af alvorens te tanken.
Vul de tank van de scooter nooit bij terwijl u rookt of in de nabijheid van open vuur.
Let op en mors tijdens bijvullen geen benzine op de motor of de uit­laatdemper als deze direct na ge­bruik nog heet zijn.
Veeg eventuele op motor of uitlaat­demper gemorste benzine af alvo­rens te starten.
_
3
3-6
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
a
b
ZAUM0309
2-takt injectiesmeerolie
Controleer of voldoende olie aanwezig is in het reservoir voor 2-takt injectiesmering. Vul zo nodig de voorgeschreven 2-takt in­jectiesmeerolie bij.
OPMERKING:
_
Controleer of de dop op het reservoir voor
3
2-takt injectiesmering correct is aange­bracht.
_
Aanbevolen olie:
Yamalube 2 of gelijkwaardige 2-takt injectiesmeerolie (JASO grade “FC” of ISO grades “EG-C” of “EG-D”)
Oliehoeveelheid:
1,3 L
DAU03750
DAU03098
Uitlaatkatalysator
Deze scooter heeft een uitlaatkatalysator die gemonteerd is in de uitlaatdemper.
WAARSCHUWING
_
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo­tor heeft gedraaid. Controleer of het uit­laatsysteem is afgekoeld alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voe­ren.
_
LET OP:
_
De volgende voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen om brand of andere schaderisicos te voorkomen.
Gebruik uitsluitend loodvrije benzi­ne. Bij gebruik van loodhoudende benzine zal onherstelbare schade worden toegebracht aan de uitlaat­katalysator.
Parkeer de scooter nooit nabij brandgevaarlijke stoffen, zoals op gras of op ander materiaal dat ge­makkelijk vlamvat.
Laat de motor niet te lang aaneen stationair draaien.
_
DW000128
DC000114
1. Chokehendel “”
DAU03839
Chokehendel “”
Voor het starten van een koude motor is een rijker lucht/brandstof mengsel nodig; via de choke wordt dit mengsel geleverd. Beweeg de chokehendel richting a om de choke aan te zetten. Beweeg de chokehendel richting b om de choke uit te zetten.
3-7
Loading...
+ 56 hidden pages