Yamaha AN1X User Manual [nl]

NEDERLANDSTALIGE
NEDERLANDSTALIGE
GEBRUIKSAANWIJZING
GEBRUIKSAANWIJZING
SPECIALE MEDEDELINGEN
Dit produkt maakt gebruik van batterijen of een externe voe­ding (een adaptor). Sluit dit produkt NIET aan op een andere adaptor dan die, die omschreven staat in de handleiding, op het naamplaatje of in het bijzonder is aangeraden door Ya­maha.
Dit produkt kunt u het beste alleen gebruiken met de mee­geleverde componenten, of een kar, rack of standaard die wordt aangeraden door Yamaha. Als u zo’n component ge­bruikt, let dan goed op alle veiligheidsmarkeringen en instruc­ties die het component vergezellen.
SPECIFICATIES KUNNEN ZICH WIJZIGEN:
Wij geloven dat de informatie in deze handleiding correct is ten tijde van printen. Yamaha behoudt zich echter het recht voor om specificaties te wijzigen of aan te passen, zonder hier vantevoren melding van te maken op bestaande appara­tuur te update’n.
Dit produkt, alleen of in combinatie met een versterker en koptelefoon of luidsprekers, is in staat geluidsniveaus te pro­duceren die gehoorverlies op kunnen leveren. WERK NIET te lang op te hoge volumes, of op oncomfortabele niveaus. Als u gehoorverlies ervaart of gering in uw oren moet u onmiddelijk contact opnemen met een sonoloog. BELANGRIJK: Des te harder het geluid des te sneller schade optreedt.
OPMERKING:
Reparaties die te wijten zijn aan gebrek aan kennis met hoe een functie of een effect werkt (als het apparaat naar beho­ren functioneert), worden niet gedekt door de garantie, en zijn derhalve de verantwoording van de eigenaar. Bestudeer deze handleiding a.u.b. goed en raadpleeg uw dealer alvo­rens om service te verzoeken.
MILIEUPROBLEMATIEK: Yamaha streeft naar produkten die zowel veilig in het gebruik als milieuvriendelijk zijn. We zijn ervan overtuigd dat onze produkten en produktiemethodes hieraan voldoen. Overeenkomstig de letter en de geest van de wet willen we u van het volgende op de hoogte brengen:
BATTERIJ: Dit artikel KAN een kleine, niet vervangbare batte­rij bevatten, die (indien van toepassing) is vast gesoldeerd. De gemiddelde levensduur van een dergelijke batterij is on­geveer vijf jaar. Wanneer u aan vervanging toe bent, neem dan contact op met een erkend servicebedrijf om de vervan­ging uit te voeren.
Dit produkt kan ook “huishoud” type batterijen bevatten. Som­mige van dit type batterij kan opgeladen worden. Zorg er voor dat batterij die opgeladen wordt inderdaad opgeladen kan worden en dat de oplader bedoeld is voor de batterij die u op wil laden.
Als u de batterijen wilt vervangen meng dan nooit oude- en nieuwe batterijen of verschillende soorten batterijen. Batte­rijen MOETEN goed vervangen worden. Gemaakte fouten bij het vervangen van de batterijen kunnen leiden tot oververhitting en ontploffende batterijen.
WAARSCHUWING: Probeer oude batterijen niet te demon­teren of te verbranden. Houd ze weg bij kinderen. Gooi oude batterijen volgens voorschrift weg.
AFVAL VOORSCHRIFT: Wanneer dit artikel beschadigt raakt en niet meer te repareren is, gooi het dan weg volgens de geldende wettelijke voorschriften voor produkten die lood, batterijen, plastic e.d. bevatten. Kan uw leverancier u niet helpen, neem dan contact op met Yamaha.
NAAMPLAATJE:
Het naamplaatje zit onderop het instrument. Op dit plaatje staat het model nummer, serienummer, voeding vereisten enz. Hieronder zou u het model nummer, serienummer en de da­tum van aanschaf in moeten vullen, en de handleiding goed bewaren als een permanent ‘bewijs’ van aanschaf.
Model Serienummer Datum van Aanschaf
BEWAAR DEZE HANDLEIDING GOED
3
Inhoud
De Step Sequencer Gebruiken
....................................37
Step Sequencer Aan/Uit.................................................38
Step Sequencer Hold Modes...........................................38
Voice Patroon en User (Eigen) Patroon Banken ..................39
Step Sequencer Patronen Afspelen...................................40
Step Sequencer Editten...................................................44
Step Sequencer MIDI Uitsturing........................................46
De Free EG Gebruiken
................................................47
Free EG Parameters .......................................................47
De Besturingskenmerken
...........................................49
Real-time Control............................................................49
Utility Control Toewijsfunctie............................................50
Control Matrix...............................................................51
KENMERK REFERENTIES
Voice Selecteren
..........................................................52
Knop Editten
...............................................................53
Knop Parameters
.......................................................54
PEG/LFO ......................................................................54
SYNC/FM ....................................................................58
VCO1 ..........................................................................61
VCO2 ..........................................................................63
VCF..............................................................................64
MIX/VCF ......................................................................66
VCA.............................................................................68
ASSIGN .......................................................................70
Paneel Parameters Wijzigen
......................................71
Edit Procedure ...............................................................71
Edit Parameters
..........................................................72
VOICE SCENE SETUP ....................................................72
VOICE COMMON ........................................................77
VOICE FREE EG ............................................................81
VOICE ARPEGGIO/SEQ ................................................85
SEQ EDIT/SETUP ...........................................................89
UTILITY SETUP................................................................92
Voice Herroepen
.........................................................96
Voice Initializeren
.......................................................97
Store (Opslaan)
..........................................................98
Voice Opslaan...............................................................98
Scene Opslaan..............................................................99
Fabrieksinstellingen
..................................................100
APPENDIX
Voice Creatie Voorbeelden
.......................................101
Over MIDI
.................................................................109
Foutmeldingen
..........................................................112
Troubleshooting (In de Problemen?)
.........................113
Lege Tabel
.................................................................114
Specificaties
..............................................................116
Index
........................................................................117
VOORZORGMAATREGELEN .........................................
4
INLEIDING
Hoe werkt deze Handleiding
.......................................5
Belangrijkste Kenmerken
.............................................5
De AN1x in één oogopslag
..........................................6
Een Moderne Klassieker ontwerpen
............................8
Wat is een Voice?
.........................................................9
AN1x Geheugen Structuur
...........................................9
ANALOG PHYSICAL
MODELING SYNTHESE
AN1x Toongenerator
..................................................10
LATEN WE BEGINNEN
Systeem Voorbeelden
12
De Stroom Aanzetten .....................................................13
De Demo Songs Afspelen
...........................................13
Basis Handelingen
......................................................14
AN1x Bedieningsmodes .................................................14
Voices Selecteren...........................................................14
De Knoppen gebruiken...................................................15
CONTROL Knoppen en Parameter Groepen .....................16
AN1x Snelle Rondleiding
...........................................17
De Fabrieksvoices ontdekken...........................................17
Scenes selecteren en Scene Morphing
........................19
Scene Geheugens..........................................................19
Scene Control................................................................20
Scene Store Functie........................................................21
Scene Load Functie ........................................................22
Scene Swap Functie .......................................................22
Layer Modes Selecteren
..............................................22
Layer Modes .................................................................22
Portamento Spelen
.....................................................24
PORTAMENTO Aan en Uit Zetten ....................................24
De Portamento Tijd Instellen ............................................25
Portamento Modes Selecteren..........................................25
Parameter Groepen Selecteren
..................................25
De CONTROL Knoppen Gebruiken
.............................26
Parameters Aan Knoppen Toewijzen ................................27
De Paneel Edit Matrix Gebruiken
...............................28
Voices Editten
.............................................................29
Voice Edit Procedure ......................................................29
Originele Voices Creëren................................................30
Store Handelingen
......................................................33
ARPEGGIO/SEQ Aan en Uit Zetten
.............................33
De Arpeggiator Gebruiken
.........................................33
Arpeggiator On/Off ......................................................33
Arpeggio Hold Functie ...................................................34
Arpeggio Patroon Typen.................................................34
Arpeggio Subdivide .......................................................34
Arpeggiated Akkoorden Spelen.......................................35
Arpeggio MIDI Uitsturing ................................................37
VOORZORGSMAATREGELEN
LEES ALLES ZORGVULDIG DOOR VOOR U VERDER GAAT
* Bewaar deze voorzorgsmaatregelen op een veilige plaats voor later.
WAARSCHUWING
Volg altijd de algemene voorzorgsmaatregelen op die hieronder worden opgesomd om te voorkomen dat u gewond raakt of zelfs sterft als gevolg van elektrische schokken, kortsluiting, schade, brand of andere gevaren. De voorzorgsmaatregelen houden in, maar zijn niet beperkt tot:
Open het instrument niet, haal de interne onderdelen niet uit elkaar en modificeer het instrument niet. Het instrument bevat geen door de gebruiker te vervangen onderdelen. Als het instrument stuk schijnt te zijn, stop dan met het gebruiken van het instrument en laat het nakijken door gekwalificeerd Yamaha personeel.
Stel het instrument niet bloot aan regen, gebruik het niet in de buurt van water of natte omstandigheden, plaats geen voorwerpen op het instru­ment die vloeistoffen bevatten die in de openingen kunnen vallen.
Als het snoer van de adaptor beschadigd is of stuk gaat, als er plotse­ling geluidsverlies is in het instrument, of als er plotseling een geur of rook uit het instrument komt, moet u het instrument onmiddellijk uitzet­ten, de stekker uit het stopcontact halen en het instrument na laten kijken door gekwalificeerd Yamaha personeel.
Gebruik alleen de gespecificeerde adaptor (PA-3B of aanverwante, door Yamaha aangeraden) adaptor. Het gebruik van een verkeerde adaptor kan schade veroorzaken aan het instrument, te wijten aan oververhitting.
Haal altijd de stekker uit het stopcontact voor u het instrument schoon­maakt. Haal nooit een stekker uit het stopcontact als u natte handen hebt.
Controleer zo nu en dan de stroomstekker, en verwijder stof en viezig­heid die zich verzamelt op de stekker.
PAS OP!
Volg altijd de algemene voorzorgsmaatregelen op die hieronder worden opgesomd om te voorkomen dat u gewond raakt of zelfs sterft als gevolg van elektrische schokken, kortsluiting, schade, brand of andere gevaren. De voorzorgsmaatregelen houden in, maar zijn niet beperkt tot:
Plaats het stroomsnoer niet in de buurt van warmtebronnen zoals ver­warming en kachels, verbuig of beschadig het snoer niet, plaats geen zware voorwerpen op het snoer, leg het snoer uit de weg, zodat nie­mand er op trapt, er over kan struikelen en zodat er geen zware voor­werpen over heen kunnen rollen.
Als u de stekker uit het stopcontact haalt moet u altijd aan de stekker trekken, nooit aan het snoer. Aan het snoer trekken kan het beschadi­gen.
Sluit het instrument niet aan op een stopcontact die een T-Plug bevat. Dit kan resulteren in een verminderde geluidskwaliteit en het stopcon­tact oververhitten.
Haal het instrument uit het stopcontact als u het lange tijd niet gebruikt, of tijdens onweer.
Voordat u het instrument aansluit op andere elektronische componen­ten moet u alle betreffende apparatuur uitzetten. Voordat u alle betref­fende apparatuur aanzet moet u alle volumes op minimum zetten.
Stel het instrument niet bloot aan overdreven schokken of stof, extreme koude of warme omstandigheden (zoals in direct zonlicht, bij de verwar­ming of in de auto) om verkleuren te voorkomen aan het paneel of schade aan de interne elektronica.
Gebruik het instrument niet in de buurt van elektrische produkten zoals televisies, radio's of speakers, aangezien deze interferentie kunnen veroorzaken die de prestaties van de andere apparatuur kunnen beïn­vloeden.
Plaats het instrument niet op een onstabiele plek waar deze kan vallen.
Verwijder alle kabels alvorens het instrument te verplaatsen.
Gebruik bij het schoonmaken van het instrument een droge, schone doek. Gebruik geen oplosmiddelen, schoonmaakmiddelen of chemi­sche schoonmaakdoekjes. Plaats daarbij geen voorwerpen van vinyl op het instrument aangezien deze het paneel en het toetsenbord kunnen verkleuren.
Leun niet op, en plaats geen zware voorwerpen op het instrument, ga voorzichtig om met de knoppen, schakelaars en aansluitingen.
Gebruik het instrument niet te lang op een niet comfortabel geluids­niveau aangezien dit permanent gehoorverlies op kan leveren. Als u gehoorverlies constateert of geruis in uw oren, neem dan contact op met een K.N.O.-arts.
DE BACKUP BATTERIJ VERVANGEN
Dit instrument bevat een niet oplaadbare interne backup batterij, waar­door de gegevens bewaard blijven, zelfs als het instrument uitstaat. Als deze vervangen moet worden verschijnt de melding “Battery Low” in de display. Als dit gebeurd moet u onmiddellijk uw data backuppen (op een extern opslagmedium zoals de op floppy-disk gebaseerde Yamaha MIDI Data Filer MDF2), waarna de batterij vervangen moet worden door gekwalificeerd Yamaha personeel.
Probeer de batterij niet zelf te vervangen, daar dit gevaarlijk is. Laat de batterij altijd vervangen door gekwalificeerd Yamaha personeel.
Leg de batterij niet op een plek die toegankelijk is voor kinderen, aangezien een kind de batterij in zou kunnen slikken. Als dit echter toch gebeurd moet u onmiddellijk contact opnemen met een arts.
• USER DATA OPSLAAN
Bewaar frequent gegevens op floppy disk, om te voorkomen dat u belang-
rijke data kwijtraakt door een bedieningsfout of stuk gaan van het apparaat.
Yamaha kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor schade die is te wijten
aan onzorgvuldig gebruik of modificaties die zijn aangebracht aan het instrument,
Doe het instrument altijd uit als u het niet gebruikt. De LCD schermen en diagrammen in deze handleiding zijn alleen ter
ondersteuning van de instrukties, en kunnen iets afwijken van die op uw instrument.
of data die kwijt is geraakt of vernietigd.
5
Hoe werkt deze Handleiding
Deze handleiding vormt de sleutel tot het volledige begrijpen van de AN1x Control Synthesizer. Het is verdeeld in de volgende onderdelen :
INTRODUCTIE Geeft een korte opsomming van de belangrijkste functies van de AN1x en beschrijft alle knoppen op het front- en achterpaneel, met daarnaast informatie over de geheugenstructuur van de AN1x. Wij raden u aan om, voordat u aan de slag gaat, rustig de tijd te nemen om de INLEIDING goed door te lezen, zodat u bekend wordt met de algemene kenmerken en mogelijkheden van de AN1x.
ANALOG PHYSICAL MODELING SYNTHESE Geeft een overzicht van het basis concept van de toongeneratie technologie, plus beschrijvingen van basis terminologie en een signaalbaan diagram, zodat u een idee krijgt wat er zich in het instrument afspeelt
terwijl u met de knoppen speelt en parameters wijzigt.
Gefeliciteerd! En dank u voor het kiezen van Yamaha. U bent nu de trotse bezitter van de AN1x Control Synthesizer, een volledig proffesioneel digitaal keyboard met krachtig geluid en een verscheidenheid aan realtime besturingskenmerken. De AN1x is een moderne muzikale dynamo in staat tot het overtuigend voortbrengen van de warme, vette en knallende geluiden van de legendarische synths — met dezelfde bekende oscillator, filter en andere geluidscreatie elementen en intuitieve bediening via knoppen — plus de geavanceerde flexibiliteit die u van een professionele digitale synthesizer zou verwachten.
LATEN WE BEGINNEN Geeft een basis overzicht hoe u uw
AN1x kunt opstellen en snel bekend kunt raken met zijn belangrijkste functies en handelingen. We raden u aan hierbij daadwerkelijk achter uw AN1x te zitten terwijl u het LATEN WE BEGINNEN gedeelte leest, zodat u iedere functie terwijl u leest uit kunt proberen en u doorkrijgt hoe de AN1x werkt.
KENMERK REFERENTIES Geeft een uitgebreide uitleg van alle AN1x kenmerken. Dit is in weze een woordenboek waarin u wanneer u wilt een bepaalde functie op kunt zoeken als u daar meer informatie over wilt.
APPENDIX Bevat informatie over MIDI, troubleshooting en meer. Het Data Lijst gedeelte bevat voice, Arpeggiator Type, Effect Type
en andere lijsten en informatie.
Belangrijkste Kenmerken
De AN1x Control Synthesizer is een daadwerkelijk baanbrekend en professioneel instrument met enorm flexibele geluid- en performance mogelijkheden. Hieronder volgt een korte omschrijving van de belangrijkste kenmerken:
Analog Physical Modeling synthese
De AN1x genereert fantastische geluiden, met een hoge kwaliteit, op dezelfde manier als legendarische analoge synthesizers dat deden — door gebruik te maken van voltage controlled oscillators en filters, low frequency oscillators, ring modulator en voltage controlled amplifiers — maar met de voordelen van digitale effecten, MIDI besturing en veel meer.
128 voices maximaal 10 noten polyfoon
De AN1x is uitgerust met een indrukwekkende bibliotheek met 128 voorgeprogrammeerde voices die u direct kunt bespelen, en u iedere naar wens kunt editten en overschrijven met uw eigen creatie. De tien noten polyfonie heeft u vele SINGLE, DUAL en SPLIT speelmogelijkheden.
Intuitieve interface en voices editten met knoppen en meerdere toewijsbare realtime controllers
De acht CONTROL knoppen van de AN1x's en de paneel Edit matrix bieden, terwijl u speelt, directe toegang tot vele parameters. Alle controllers zijn toewijsbaar, inclusief de [PITCH] en [MODULATION] wheels en verscheidene voetpedalen, net als de [RIBBON] controller met horizontale slide (X) en druk (pressure) (Z) besturing van de filter, LFO, delay enz. Met de Control Matrix functie kunt u eenvoudig tot 16 sets “bron” controllers (MW, FC, Key Touch, enz.) aan bestemmingsparameters (VCA, Filter, LFO, enz.) voor iedere Scene toewijzen, die u allen als voice data voor iedere voice kunt wegschrijven.
2 Scene geheugens voor iedere voice, met real-time morphing tussen Scenes
Iedere voice bevat twee Scenes, waarvan u ieder kunt selecteren door op een [SCENE] schakelaar te drukken. Hierdoor ontstaan twee totaal verschillende geluiden in iedere voice die u terwijl u speelt direct op kunt roepen. U kunt beide [SCENE] schakelaars tegelijk indrukken om de "Scene Control" functie te aktiveren, en kunt u met het [MODULATION] wheel (of voetpedaal of andere continuous controller) de Scenes morphen, hetgeen betekent dat u tussen het geluid van Scene 1 en Scene 2 heen en weer beweegt terwijl u speelt.
Zes typen layers selecteerbaar voor iedere voice
De SINGLE, UNISON, DUAL, DUAL UNISON, SPLIT, en SPLIT UNISON Layer modes bieden u de
mogelijkheid te beschikken over een ruime keuze van besturing van de twee Scenes, en hoe deze geconfigureerd zijn om met elkaar bespeeld te worden.
Arpeggiator met 30 patronen en verscheidene speel opties, en MIDI data uitsturing
Met de Arpeggiator kunt met een simpele druk op een toets perfecte arpeggio akkoorden spelen. U kunt de Arpeggiator één of beide Scenes laten spelen, of één Scene links van het splitpunt en de andere rechts van het splitpunt bespelen. U kunt uit meerdere typen arpeggio patronen kiezen, waaronder Up, Down, en Up&Down over één of meerdere oktaven, plus verscheidene speciale patronen zoals Techno, House, en Random. De arpeggio patroondata kan via MIDI over zijn eigen MIDI kanaal uitgestuurd worden.
Gemakkelijk te bespelen en te wijzigen “Step Sequencer” met 128 Voice patronen en 128 User (Eigen) Patronen
Met de Step Sequencer kunt u snel en eenvoudig hoogst geavanceerde ge-loopte patronen creëren, die u op verschillende manieren vanaf het toetsenbord kunt triggeren. Ieder individuele step event (Note, Velocity, Gate Time, en Control Change) kunt u met een specifieke CONTROL knop wijzigen, over een maximum van 16 stappen. Er zijn een aantal handige Step Sequencer wijzig- en afspeelopties, inclusief “Afspeel Effecten” waarmee u tot in de puntjes de “feel” van uw sequence kunt instellen. U kunt patroon eventdata via MIDI op zijn eigen MIDI kanaal uitsturen.
De 4-sporen “Free EG” neemt realtime knop positiewijzigingen voor vier verschillende parameters op en speelt deze identiek af
U kunt met de 4-sporen Free EG realtime CONTROL knop wijzigingen opnemen, zodat u handmatig de filter, resonance, LFO en vele andere parameters kunt “tekenen” — en deze automatisch af laten spelen door een voice te bespelen. U kunt tot vier verschillende parameters onafhankelijk besturen, met ieder zijn eigen Free EG opnamespoor. Uitermatige geschikt voor de momenten wanneer u dacht “Had ik nu maar een paar extra handen !”, aangezien de Free EG zelf een ongelooflijk complexe, volkomen unieke voice opbouwt.
Programmeerbare multi-effecten en 3-band EQ voor iedere voice
De AN1x is uitgerust met drie typen programmeerbare multi-effecten plus EQ ingebouwd in de voice architectuur, waarmee u de effect configuratie van iedere voice zelf aan kunt passen. Er zijn 8 Reverb effecten, 5 Delay effecten, 14 Variation effecten (waaronder Chorus, Auto Pan, Pitch Change, Compressor en Distortion), en een stereo 3-band Equalizer. U kunt met de Effect Bypass functie alle of specifieke effecten met één druk op de knop tijdelijk uitschakelen.
INLEIDING
PITCH
MODULATION
VOLUME
CTRL
SCENE
Algorithm
Wave
Attack
Attack
ASSIGN 1 ASSIGN 2
ASSIGN 3
ASSIGN 4
PEG Decay
Wave
VCO1
Fine
Fine
PEG Sw
FM Src2
LFO2 Spd
PmodDepth PmodDepth
Level
LFO1 Wave LFO1 Spd
LFO1 Dly
PW
ASSIGN 5
ASSIGN 6 ASSIGN 7 ASSIGN 8
VCF Cutoff
Sync Pmod Sw
Sync Pitch
Pitch Pitch
PEG Depth
Decay
Decay
VCO2 Level
FM Depth
FM Src1
PHONES
L / MONO
OUTPUT
R
DC IN POWER
FOOT
VOLUME
FOOT
CONTROLLER
FOOT
SWITCH
Sync Pitch Depth
Sustain
Ring Mod
Sustain
Sync Pitch Src
Edge
Port Time
Edge
Release
Release
Noise Level
PW
HPF
Feedback
VCF
PWM Depth
PWM Src PWM Src
PWM Depth
Type
Reso nance
Volume
FEG Depth
Fmod Depth
Amod Depth
Vel Sens
Key Track
Vel Sens
IN
OUT
MIDI
THRU
PROGRAM CHANGE
VWX
MNO
7YZ8
PQR
5
GHI
2
4
DEF
1
ABC
0
OT
YESNO
KNOB PARAMETER GROUP
PEG/LFOSYNC/FM
VCO1
VCO2
MIX/VCF
VCF
VCA
ASSIGN
[VOLUME] knob
This knob controls the AN1x’s overall volume level output from the PHONES and OUTPUT jacks. Turn the [VOLUME] between left-most (minimum) and right- most (maximum) positions to set the proper listening level whether using headphones or amplified speakers.
[SCENE] switches
Each of the AN1x's 128 voices has two Scene memories, each of which are instantly accessible by pressing the [SCENE 1] or [SCENE 2] switch. Each Scene can have its own distinct sound. Pressing both [SCENE] switches simultaneously activates the Scene Control function, which lets you "morph", or cross-fade between Scenes in real- time using the assignable [MODULATION] wheel, an assignable Foot Controller, or any other continuous controller.
[RIBBON] controller
The assignable [RIBBON] controller gives you horizontal slide (X) and pressure (Z) control of designated controllable parameters as you play, including filter cutoff, resonance, LFO, panpot, reverb, and more.
[PITCH] wheel
The [PITCH] wheel lets you bend the pitch up or down as you play. It is spring-loaded to automatically return to center position when you let go of it. You can use the Control Matrix to designate specific Pitch Bend parameters for the upper and lower bend ranges for each Scene.
[MODULATION] wheel
The assignable [MODULATION] wheel lets you apply modulation or another designated controllable parameter as you play, or morph between Scenes when the Scene Control function is active (and the [MODULATION] wheel is designated as the source controller).
CONTROL knobs with push-switch (knob parameters)
The eight assignable CONTROL knobs are used for real-time control and edit of the various tone generator parameters, depending on which KNOB PARAMETER GROUP select switch is currently selected, plus instant access to each step event when the [EDIT ROTARY] switch is set to the SEQ EDIT/SETUP menu. Press a CONTROL knob (push-switch) to confirm the current parameter in the LCD. Turn a CONTROL knob left to decrease values or right to increase them. Make fine edit adjustments by turning a knob while pressing it. Since all CONTROL knobs are assignable, you can have each one access one of many different available parameters to give you maximum real-time control over specific aspects of your sound, including versatile control of external instruments via MIDI output.
KNOB PARAMETER GROUP switches
These switches determine which set of parameters are controlled by the CONTROL knobs. The switches are color coded in cross-reference to the parameter names as printed in the same color on the panel beside each knob. Whenever you select a voice, the [ASSIGN] switch is automatically selected, to give you instant access to your assigned CONTROL knob parameters.
FOOT
VOLUME
FOOT
CONTROLLER
FOOT
SWITCH
ON OFF
DC IN R L/MONO
OUTPUT PHONES
POWER
ASSIGNABLE
MIDI OUTTHRU IN
The AN1x A
Front Panel
Rear Panel
1 MIDI terminals
MIDI [IN], [OUT] and [THRU] terminals let you connect external MIDI devices such as a MIDI keyboard, tone generator, sequencer or computer or others, using a MIDI cable. [IN] is for input of MIDI data, including data dumps from another AN1x or MIDI data storage device. [OUT] is for output of MIDI data, including data dumps to another AN1x or MIDI data storage device. [THRU] is for “daisy- chain” connection of additional MIDI instruments, as the MIDI data received at the AN1x’s [IN] terminal is passed along unchanged to the [THRU] terminal.
6
Front Paneel
De AN1x in
[SCENE] schakelaars
Ieder van de 128 AN1x voices bevatten twee scene geheugens die u direct op kunt roepen door de [SCENE 1] of [SCENE 2] schakelaar in te drukken. Iedere Scene kan zijn eigen bepaalde geluid bevatten. Als u beide [SCENE] schakelaars tegelijk indrukt, wordt de Scene Control functie geaktiveerd, waarna u met het toewijsbare [MODULATION] wheel, een toewijsbare voetcontroller of andere continous controller tussen de twee Scenes kunt “morphen”.
[VOLUME] knop
Deze knop bestuurt het algehele volume niveau van de PHONES en OUTPUT uitgangen. Zet het [VOLUME] tussen de volledig linkse (minimaal) en volledig rechtse (maximaal) positie om een optimaal luisterniveau in te stellen, of u nu gebruik maakt van een hoofdtelefoon of luidsprekers met ingebouwde versterker.
KNOP PARAMETER GROEP schakelaars
Deze schakelaars bepalen welke sets parameters door de CONTROL knoppen bestuurd worden. Deze schakelaars zijn in kleuren gecodeerd en refereren aan de kleuren van de parameternamen op het paneel naast iedere knop. Zodra u een voice selecteert, wordt de [ASSIGN] schakelaar automatisch geselecteerd, waardoor u direct toegang krijgt tot uw toegewezen CONTROL knop parameters.
[RIBBON] controller
De toewijsbare [RIBBON] controller biedt tijdens het spelen besturing over de toegewezen bestuurbare parameters, waaronder filter cutoff, resonance, LFO, panpot, reverb en meer, middels horizontale slide- (X) en druk (Z) besturing.
[PITCH] wheel
U kunt met het [PITCH] wheel de toonhoogte tijdens het spelen omhoog of omlaag buigen. Het is voorzien van een veersysteem waardoor het automatisch op de middelste positie terugspringt zodra deze losgelaten wordt. U kunt met de Control Matrix specifieke Pitch Bend parameters aan het bovenste en onderste bend bereik van iedere Scene toewijzen.
[MODULATION] wheel
U kunt met het toewijsbare [MODULATION] wheel tijdens het spelen modulatie of een andere toegewezen parameter toevoegen, of tussen twee Scenes morphen als de Scene Control functie aktief is (en het [MODULATION] wheel als bron controller aangewezen is).
CONTROL knoppen met druk-schakelaar (knop parameters)
Met de acht toewijsbare CONTROL knoppen kunt u realtime de diverse toongenerator parameters besturen en wijzigen, afhankelijk van de geselecteerde KNOP PARAMETER GROEP selectie schakelaar, plus directe toegang tot iedere step event als de [EDIT ROTARY] schakelaar op het SEQ EDIT/SETUP menu staat. Druk op een CONTROL knop (drukschakelaar) om de huidige parameter in de LCD te bevestigen. Draai een CONTROL knop naar links om waarden te verlagen en naar rechts om deze te verhogen. U kunt fijne instellingen maken door tijdens het draaien de knop in te drukken. Aangezien alle CONTROL knoppen toewijsbaar zijn, kunt u met iedere knop diverse verschillende parameters besturen, en op die manier specifieke aspecten van het geluid op maximale wijze realtime te besturen, inclusief uitgebreide besturing van externe apparaten via MIDI uitsturing.
AchterPaneel
1 MIDI Aansluitingen
U kunt aan de MIDI [IN], [OUT] en [THRU] aansluitingen met behulp van een MIDI kabel externe MIDI apparaten zoals een MIDI keyboard, toongenerator, sequencer (of computer) en andere apparaten aansluiten. [IN] is voor de invoer van MIDI data, inclusief data dumps van een andere AN1x of MIDI data opslag apparaat. [OUT] is voor het versturen van MIDI data, inclusief data dumps naar een andere AN1x of MIDI data opslag apparaat. [THRU] wordt gebruikt om een MIDI “ketting” te creëren van diverse MIDI apparaten, aangezien alle data die in de AN1x [IN] aansluiting binnenkomt, ongewijzigd door de [THRU] uitgestuurd wordt.
U
YZ
8
PQR
5
GHI
2
OTHERS
STU
9
6
JKL
3
YES/ENTERNO
DEMO
PORTAMENTO
STORE
ARPEGGIO/SEQ
LAYER
CONTROL SYNTHESIZER
ANALOG PHYSICAL MODELING
CTRL
PEG
LFO2 LFO1
VCO
VCO1
SYNC
MASTER
SLAVE
FM
VCO2
MIX/VCF
MOD
RING
NOISE
FEG
VCA
VOLUME
AEG
FEEDBACK
VARI
EQ
DLY REV
EFFECT
Mode Poly
Port
Tempo Split Pnt
Track Common Trigger
LoopType
Common Arp/SEQ
Type/No
Knob Event
1-8/9-16
System MstrTune
KbdTrans
VOICE
SCENE SETUP
VOICE
COMMON
VOICE
FREE EG
VOICE
ARPEGGIO/SEQ
SEQ EDIT/ SETUP
UTILITY SETUP
LFO Rst
Ctrl Matrix Set No
Vari EF/EQ Param Data
Length
Key Track
KbdMode Hold
Step Hold
Pattern Bank
Kbd Vel
MIDI Tx Ch
Param Source
Vari EF Dry:Wet
Dly/Rev EF Param
Param
Track Track No
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
No
BaseUnit
Rx Ch
DeviceNo Local
BulkDump
Length LoopType
Arpeggio
Subdivide
Play EF Swing
Scene Sw
Track Job Rec
Data
Depth
EF Bypass
Layer Pan
Separate
Unison Detune
Name Cursor Char
Copy Undo
Velocity
GateTime
Ctrl No
SEQ Store
Ctrl Device
Ctrl No
PROGRAM CHANGE keypad
The PROGRAM CHANGE keypad is primarily used for selecting a voice or confirming the currently selected voice name and number. Other functions include selecting letters when naming a User voice, and confirming ([YES]) or canceling ([NO]) specific store and other operations.
[PORTAMENTO] switch
For turning the portamento function on and off.
[LAYER] switch
For selecting one of the six Layer modes.
[STORE] switch
For initiating Store operations.
[ARPEGGIO/SEQ] switch
For turning the Arpeggiator or Step Sequencer on and off.
DEMO
Pressing [PORTAMENTO] and [LAYER] simultaneously lets you access the Demonstration songs.
[EDIT ROTARY] switch
The 6-position [EDIT ROTARY] switch lets you designate one of the six Edit menus, as printed on the panel to the right of each menu.
LCD
The back-lit LCD (Liquid Crystal Display) provides various types of information which clearly indicates the current operating status of the AN1x as you select voices, turn knobs and press switches.
Synthesis Block Diagram
The Analog Physical Modeling synthesis block diagram provides a handy visual reference or reminder of how the signal flows through the key blocks, or components of the AN1x's tone generation architecture, which is helpful when manipulating the various parameters during voice editing or real- time sound control.
Parameter value [UP/DOWN] switches
These ten switches are used to access and edit specific parameters (as printed on the panel), depending on which Edit menu is currently selected with the [EDIT ROTARY] switch. Pressing the upper area of a parameter value [UP/DOWN] switch increments the parameter value or setting, and pressing the lower area decrements it. Simply pressing a switch once will display the parameter name and current value or setting in the LCD. Thereafter, pressing or holding the upper or lower area of the switch will change the value or setting accordingly.
Keyboard
The 61-key touch-sensitive keyboard features Initial (velocity) and After Touch (pressure) control.
2 [FOOTSWITCH] jack
An optional Yamaha FC4 or FC5 Footswitch connected to the [FOOTSWITCH] jack can be used to control hold on/off, Portamento on/off and other discrete controllers.
3 [FOOT CONTROLLER] jack
An optional Yamaha FC7 foot controller connected to the [FOOT CONTROLLER] jack can be used for control of various continuous or discrete controllers, depending on controller assignment.
4 [FOOT VOLUME] jack
An optional Yamaha FC7 foot controller connected to the [FOOT VOLUME] jack can be used to regulate overall volume (or any other assigned continuous controller function.).
5 [POWER] switch
Press the [POWER] switch to turn the AN1x on and off.
6 [DC IN] terminal
Connect the supplied Yamaha PA-3B Power Adaptor to the [DC IN] terminal. (CAUTION: Do not attempt to use an AC adaptor other than the Yamaha PA-3B or equivalent, since the use of an incompatible adaptor may cause irreparable damage to the AN1x, and may even pose a serious shock hazard.)
7 OUTPUT jacks
The stereo OUTPUT jacks let you connect the AN1x to an external stereo amplifier/speaker system. When using a mono system, connect it to the [L/MONO] jack.
8 [PHONES] jack
The [PHONES] jack lets you connect a set of stereo headphones to the AN1x for private listening.
één oogopslag
LCD
Het verlichtte LCD (Liquid Crystal Display) voorziet u van ver­schillende soorten informatie en geeft duidelijk de huidige status van de AN1x aan zodra u voices selecteert, aan knoppen draait, en schakelaars indrukt.
[EDIT ROTARY] schakelaar
Met de 6 standen [EDIT ROTARY] knop kunt u één van de zes Edit menus selecteren, zoals rechts van ieder menu op het paneel staat afgebeeld.
Parameter waarde [UP/DOWN] schakelaars
Met deze tien schakelaars kunt u toegang krijgen tot specifieke parameters (zoals op het paneel afgebeeld staat) en deze wijzigen, afhankelijk van het huidig met de [EDIT ROTARY] schakelaar geselecteerde Edit menu. Als u op het bovenste gedeelte van de parameter waarde [UP/DOWN] schakelaar drukt, wordt de desbetreffende parameter waarde verhoogd, en met het onderste gedeelte wordt deze waarde verlaagd. Als u simpelweg op een schakelaar drukt verschijnt de parameternaam en huidige waarde of instelling in de LCD. Als u het bovenste- of onderste gedeelte indrukt of ingedrukt houd wordt deze waarde aan de hand van de ingedrukte toets gewijzigd.
Synthese Blokdiagram
Het Analog Physical Modeling Synthese blokdiagram is een handige visuele referentie of herinnering aan hoe het signaal door de diverse blokken gestuurd wordt, of de componenten van de toongenerator architectuur van de AN1x in elkaar zit, wat handig kan zijn bij het wijzigen van verschillende parameters of tijdens realtime geluidsbesturing.
Toetsenbord
Het aanslaggevoelig toetsenbord met 61 toetsen is druk- en nadrukgevoelig (inital touch en aftertouch)
PROGRAM CHANGE numerieke
toetsenbord.
Het numerieke PROGRAM CHANGE toetsenbord is voornamelijk bedoeld om voices te selecteren of de huidige voicenaam en nummer te bevestigen. Andere functies zijn het selecteren van tekens bij het benoemen van een User Voice, en het bevestigen[YES] of annuleren[NO] bij andere specifieke handelingen.
[PORTAMENTO] schakelaar
hiermee kunt u de portamento functie aan en uit zetten.
[LAYER] schakelaar
Voor het selecteren van één van de zes layer modes.
[STORE] schakelaar
Voor het opslaan van data.
[ARPEGGIO/SEQ] schakelaar
Voor het aan- en uitzetten van de Arpeggiator of Step Sequencer
DEMO
Als u [PORTAMENTO] en [LAYER] tegelijkertijd indrukt krijgt u toegang tot de Demonstratie Songs.
2 [FOOTSWITCH] jack
U kunt op de [FOOTSWITCH] jack een los verkrijgbare Yamaha FC4 of FC5 aansluiten, zodat u hold aan/uit, Portamento aan/uit en andere directe controllers kunt besturen.
3 [FOOTCONTROLLER] jack
U kunt op de [FOOTCONTROLLER] jack een los verkrijgbare Yamaha FC7 aansluiten, zodat u de toegewezen controller hiermee kunt besturen.
4 [FOOTVOLUME] jack
U kunt op de [FOOTCONTROLLER] jack een los verkrijgbare Yamaha FC7 aansluiten, zodat u de algehele volume (of andere toegewezen controller) hiermee kunt besturen.
5 [POWER] schakelaar
Druk op de [POWER] schakelaar om de AN1x aan en uit te zetten.
7
6 [DC IN] aansluiting
SLuit de meegeleverde Yamaha PA-3B adaptor aan op de [DC IN] aansluiting. (PAS OP!: Probeer nooit een andere adaptor dan de Yamaha PA-3B (of vergelijkbaar) te gebruiken, aangezien het gebruik van een incompatibele adaptor onherroepelijke schade aan de AN1x, of zelf een gevaarlijke stroomschok kan veroorzaken.)
7 OUPUT jacks
De OUTPUT jacks geven de mogelijkheid de AN1x aan te sluiten op een extern stereo versterker/luidspreker systeem. Als u een mono systeem heeft, gebruikt u de [L/MONO] jack.
8 [PHONES] jack
U kunt op de [PHONES] jack een hoofdtelefoon aansluiten als u privé wilt oefenen.
8
De Geschiedenis…
Waarom is het “analoge geluid” zo populair in een digitaal tijdperk? Welke lange en winderige weg moest er begaan worden—om terug te komen waar we zijn begonnen? Laten we in het kort bekijken hoe we zover gekomen zijn, en hoever we eigenlijk zijn.
Electronische muzieksynthese bestaat al in bepaalde vorm sinds het begin van de 20ste eeuw. Maar pas in begin 70’er jaren begon de voltage controlled synthe­se zich pas goed praktisch te ontwikkelen—en nog betaalbaar ook.
Daardoor werd de voltage controlled synthesizer minder en minder een experimentele curiositeit in ‘s werelds grootste universiteiten en geluidslaboratoria en werd steeds meer een daadwerkelijk—en revolutionair —muziekinstrument in de ware zin des woords. Het werd al snel een “must” in professionele opname­studio’s, en zijn vele geluiden begonnen de oren van miljoenen mensen te bereiken door de populaire opnamen van letterlijk alle muziekgenres.
Toen kwam de jaren ‘80, samen met de introductie van de immens populaire, voor iedereen betaalbare, fan­tastisch klinkende en eenvoudig te gebruiken digitale synths, zoals de wereldbekende Yamaha DX7. Wat volgde was de MIDI revolutie, wat de snelle ontwik­keling van nóg geavanceerdere multi-timbrale digitale synthesizers en toongenerators tot gevolg had, samen met de algemene aanvaarding van digitale sampling, wat letterlijk de manier waarop we muziek creëren en naar muziek luisteren heeft verandert. En alles is hand in hand gegaan met de desktop muziek revolutie.
Pas geleden was de introductie van de baanbrekende physical modeling synthese technologie, dat succesvol toegepast is bij accurate reproductie van akoestische instrumenten op volledig electronische wijze, als ook het creëren van nieuwe hybride, akoustisch georiën­teerde geluiden.
Een Moderne Klassieker Ontwerpen
Het klassieke analoge synth geluid is terug, en hoe ! Daarbij nog populairder dan ooit tevoren. Oude analoge synthesizers zijn zeer gewilde items, krijgen steeds nieuwe eigenaars en komen uiteindelijk terecht in de arsenaals van ‘s werelds bekendste muzikanten, waarvan er vele ten tijde van de voltage controlled synthesizer nog niet eens geboren waren.
Nu is er de Yamaha AN1x Control Synthesizer—een moderne klassieker op zijn eigen wijze—compleet met de VCO, VCF, en VCA blocks, of "modules" die vroegere synths het bekende vette, rijke, warme geluid geven, met daarbij meerdere knoppen waarmee u iedere nuance van het geluid kunt instellen, en zelfs een ingebouwde Arpeggiator en Step Sequencer waarmee u met één druk op de knop patroonloopjes kunt genereren.
En wat nog veel leuker is, is dat de AN1x funkties bevat waarvan oude analoge synths alleen maar kunnen dromen, zoals drie ingebouwde programmeerbare digitale multi-effects en een 3-band stereo EQ, een meervoudige controller-aan-parameter toewijzingsarchitectuur, een 4-sporen Free EG om de knopbewegingen van vier aparte toongeneratorparameters te “tekenen”, en real-time morphen tussen twee geluiden, en veel meer—en alles kan voor ieder van de 128 voices gewijzigd worden en als individuele voicedata opgeslagen worden.
En toen kwam Analog Physical Modeling…
De klassieke analoge synth voelde zich nooit buiten­gesloten door ‘s werelds meest innovatieve muzikanten. Dat komt omdat het een speciale “punch”, of kracht heeft, plus belangrijke interactieve elementen bevat waar digitale synths en samplers niet tegen op kunnen.
En nu, met de enorme vraag naar dat "klassieke analoge geluid" door de wereldwijde populariteit van techno, trance, en andere moderne vormen dance muziek, is het bijna geen verrassing dat Yamaha—een fabrikant die continu op het hoogtepunt staat van technologische ontwikkelingen—op deze vraag reageert met het creëren van een compleet nieuwe spel-georiënteerde "control synthesizer", die gebruik maakt van de originele revolutionaire physical modeling synthese, om op digitale wijze, de analoge geluidsgenererende componenten met zijn unieke karakter en vrijwel ongelimiteerde bereik in geluid, vorm te geven.
Breidt dit alles uit met alle huidige digitale extra’s om de technologie tot een eenheid te brengen, compleet en toepasbaar als nooit tevoren.
In het kort, de AN1x is een logische—en tijdloze— ontwikkeling in de evolutie van electronische muziekinstrument geschiedenis, gebaseerd op de moderne behoeften en eisen van ‘s werelds vooraanstaande muzikanten. En wederom, zoals vaak het geval is bij creaties van Yamaha, zal de muziekgeschiedenis nooit hetzelfde meer zijn.
Alles wat u nodig heeft zit in het instrument. De rest is aan u….
9
Wat is een Voice?
Door de jaren heen heeft de term “voice”, vooral bij synthesizers, per merk en model een andere betekenis. Over het algemeen betekent het een geluid, waar het in sommige synths een “patch”, en andere een “program” genoemd wordt.
Bij de AN1x, is een voice de configuratie van alle toongenerator en andere parameterinstellingen, inclusief effecten setup en data voor één enkel Voice patroon, maar zonder de systeem instellingen of de bank met Step Sequencer User (eigen) patronen. Daardoor hebben alle 128 voices in het geheugen eigen unieke configuraties van alle belangrijke parameters.
AN1x Geheugen Structuur
De AN1x heeft een simpele en eenvoudig te begrijpen geheugenstructuur. Er zijn namelijk twee hoofdtypen data: voice data en systeem data. Er is apart geheugen voor de Step Sequencer User (eigen) Patroon bank.
Voice Data
Voice data bestaat uit de diverse parameter instellingen die ieder van de 128 User voices opbouwt, als volgt:
Toongenerator instellingen gebaseerd op
CONTROL knop posities voor iedere KNOP PARAMETER GROEP parameter, PORTAMENTO schakelaar status, Scene status en Scene­gerelateerde parameters, inclusief Control Matrix toewijzingen, Mode instellingen en Variation Effect Dry:Wet instelling.
LAYER mode instelling en Layer parameters inclusief
Pan, Separation en Detune instellingen.
VOICE COMMON (m.a.w., parameters die beide
Scenes beïnvloeden) instellingen inclusief Tempo, Split Punt, Effect configuraties en voice Naam.
Free EG parameter instellingen en spoor data en
andere instellingen.
ARPEGGIO/SEQ schakelaar status en de diverse
Arpeggiator en Step Sequencer parameter instellingen inclusief Play Effect instellingen, plus Step Sequencer Voice Patroondata.
Systeem Data
Systeem data is opgebouwd uit de diverse “global” parameter instellingen die onafhankelijk van de geselecteerde voice hetzelfde blijven, zoals:
UTILITY SETUP parameters, inclusief de instellingen
voor System tuning en toetsenbord transpositie en aanslaggevoeligheid,MIDI-gerelateerde parameters, en Control device en nummer toewijzingen.
User Patroon Data
User Patroon data is opgebouwd uit de Step Sequencer User Patroon bank, die 128 User patronen bevat.
Voice Data 128 User Voices
SCENE 1
Utility Setup Parameters
SYSTEM: MASTER TUNE, VELOCITY,
KEYBOARD TRANSPOSE
MIDI: TRANSMIT CHANNEL,
RECEIVE CHANNEL (each Scene), PATTERN TRANSMIT CHANNEL, DEVICE NUMBER, LOCAL, BULK DUMP, EFFECT BYPASS
CONTROL: ASSIGNABLE KNOB CONTROL
CHANGE NUMBERS, CONTROLLER CONTROL CHANGE NUMBERS
Layer Parameters
PAN, SEPARATE, DETUNE
Voice Common Parameters
TEMPO, SPLIT POINT, EFFECT, NAME
Pattern Parameters
ARPEGGIATOR or SEQUENCER, ARPEGGIATOR PATTERN NUMBER, VOICE PATTERN, KEYBOARD MODE, HOLD, SCENE SWITCH, SUBDIVIDE (Arpeggiator only), PLAY EFFECT (Arpeggiator = Velocity only)
Free EG Parameters
TRIGGER MODE, LOOP TYPE, LENGTH, KEY TRACK
SCENE 2
LAYER
(SINGLE/UNISON/
DUAL/DUAL UNISON/
SPLIT/SPLIT UNISON)
PORTAMENTO
(On/Off)
ARPEGGIO/SEQ
(On/Off)
Tone Generator Knob Parameters
PEG, LFO1, LFO2, VCO1, VCO2, SYNC, FM, MIXER (NOISE, RING MODULATOR), VCF (FEG), VCA (AEG)
Scene Setup Parameters
POLY/MONO/LEGATO, PORTAMENTO MODE, LFO RESET, CONTROL MATRIX (Assignments), VARIATION EFFECT DRY:WET
System Data
Step Sequencer
(User Pattern Bank)
No (1 ~ 128)
AN1x ToonGenerator
Zoals het AN1x Toongenerator blokdiagram toont, genereert de VCO module het basis signaal, stuurt het door naar de MIX/VCF module, dat het signaal op verscheidene manieren kan bewerken voordat het naar de VCA module gaat, die het signaal versterkt en het via het signaalpad richting het uit drie multi­effects units en een stereo equalizer bestaande EFFECT module stuurt, waarna het signaal via de stereo uitgangen van de AN1x's uitgestuurd wordt. Tijdens deze rit kunnen diverse real-time en andere controllers iedere module op zich nog op verscheidene manieren beïnvloeden.
Oscillators, Filters En Amplifiers
Wat is er nodig om een geluid te creëren? En hoe genereert de AN1x geluiden ?
Op zijn simpelst gezegd, er zijn drie basis elementen die het geluid vormen: toonhoogte, oftwel hoe hoog of laag het is, toon, oftewel hoe de algemene kwaliteit of timbre klinkt, en amplitude, oftwel het volumeniveau van het geluid.
Synthesizers vertrouwen op drie electronische componenten om geluiden te genereren en electronisch de geluidsgolven van bekende muziekinstrumenten te imiteren of unieke geluiden te laten klinken. In traditionele analog synthese, wordt de bron geluidstoonhoogte gegenereerd door een oscillator; de toon wordt gecreërd door een filter; en het volume word bepaald door een versterker. Bij de AN1x, heten deze drie elementen de VCO (voltage controlled oscillator), de VCF (voltage controlled filter), en de VCA (voltage controlled amplifier).
Het “signaal pad” begint bij de VCO, daarna de VCF, en daarna naar de VCA. Het signaal wordt in ieder blok (of module) bewerkt tot het uiteindelijke geluid.
VCO VCF VCA OUT
The amplifier determines the volume
The oscillator creates the source pitch
The filter determines the timbre
10
1 VCO
De VCO module is waar de oorspronkelijke geluidsgolfvorm gecreërd wordt. In principe is één enkele oscillator genoeg om een standaard zaagtand, blokgolf (square) or andere golfvorm te generen die nodig is voor diverse typen muziek­instrumentgeluiden, maar de VCO module in de AN1x nóg complexer.
Allereerst bevat de VCO1 daarnaast nog een saw2 en mix wave, die als één van drie “sync algoritmes” geconfigureerd kan worden en de “master” en “slave” oscillators binnen de VCO1 synchroniseert. Deze kan afhankelijk van het algoritme met FM gemoduleerd worden. Dus, als sync aanstaat, bestaat VCO1 eigenlijk uit twee oscillatoren, én zijn er drie extra golfvormen beschikbaar.
De VCO1 staat altijd vast als de FM carrier, maar de carrier kan zowel -afhankelijk van het algoritme- master of slave zijn. De FM modulator kunt u vanaf een tweede VCO (VCO2) selecteren, de PEG, FEG, LFO1, LFO2 of anderen. Met de Pitch Envelope Generator (PEG) kunt u bepalen hoe de toonhoogte van VCO in tijd wijzigt, en kunt u met de LFO de VCO moduleren, om zo een vibrato te creëren.
Voor meer informatie, zie als volgt:
VCO1 — pag. 61 VCO2 — pag. 63 SYNC/FM — pag. 58 PEG/LFO — pag. 54
2 MIX/VCF
In de MIX/VCF module vind het mengen (mixen) van VCO1, VCO2, Ring Modulator, Noise en Feedback signalen plaats, die dan gefilterd kunnen worden door de VCF High Pass Filter (HPF), Low Pass Filter (LPF), Band Pass Filter (BPF) en Band Eliminate Filter (BEF). U kunt de cutoff frequency van de VCF en de hoeveelheid resonantie bepalen, of het geluid rond het frequentie cutoff punt versterken. U kunt met de Filter Envelope Generator (FEG) bepalen hoe de timbre in de tijd wijzigt, en kunt u met LFO1 de VCF moduleren om wah te creëren.
Voor meer informatie, zie als volgt:
MIX/VCF — pag. 66 VCF — pag. 64 HPF — pag. 67
ANALOG PHYSICAL MODELING SYNTHESE
De Oscillator creëert de basistoonhoogte
Het filter bepaald het timbre
De versterker bepaald het volume
11
LPF, HPF, BPF, BEF — pag. 67 FEG — pag. 31 PEG/LFO — pag. 54 RING MODULATOR — pag. 66 NOISE — pag. 66
3 VCA
In de VCA module worden de uitgangsniveaus van alle signalen bepaald, samen met de Feedback en het Feedback niveau dat teruggestuurd wordt naar de mixer in de MIX/VCF module. Met de Amplitude Envelope Generator (AEG) kunt u bepalen hoe het volume in tijd verandert, en kunt u deze met LFO1 moduleren om tremolo te creëren.
Voor meer informatie, zie als volgt:
VCA — pag. 68 VOLUME — pag. 69 FEEDBACK — pag. 69 AEG — pag. 32 PEG/LFO — pag. 54
4 EFFECT
In de EFFECT module kunnen drie verschillende typen programmeerbare effecten en een programmeerbare 3­band EQ toegepast kunnen worden. Onder de 14 Variation Effecten vallen Chorus, Flanger, Phaser, Auto Pan, Rotary Speaker, Pitch Change, Aural Exciter, Compressor, Distortion, Overdrive, Amp Simulator en meer. De 5 Delay effecten bevat Delay LCR, Delay LR, Echo, en Tempo Delay, die zich automatisch aanpast
aan de huidige tempo instelling. Onder de 8 Reverb effecten vallen diverse Hall, Room en Stage typen en meer. U kunt Delay en Reverb effecten configureren als seriëel of parallel, en kunt u gespecificeerde (of alle) effecten (behalve EQ) naar wens tijdelijk uitschakelen. U kunt Controllers toewijzen om bepaalde specifieke effect parameters te besturen.
Voor meer informatie, zie als volgt:
Vari EF/EQ — pag. 77 Dly/Rev EF — pag. 79 EF Bypass — pag. 80
5 CONTROL
U kunt specifieke parameters van zowel de VCO, MIX/VCF, VCF, VCA en EFFECT modules, als de PEG, LFO1 en LFO2 door vele verschillende typen realtime controllers besturen, zoals [MODULATION] wheel, [RIBBON] controller X- of Z-as, de acht toewijsbare CONTROL knoppen, een aangesloten [FOOT CONTROLLER], toetsenbord After Touch, en meer, waaronder MIDI Control Change boodschappen die in de MIDI [IN] ontvangen worden.
Met de AN1x Control Matrix en UTILITY SETUP Control Assign functie kunt u op flexibele wijze bepalen welke ingebouwde of externe controllers welke individuele interne of externe parameters besturen.
Voor meer informatie, zie als volgt:
Control Features — pag. 49 Control Matrix — pag. 51, 73 Utility Control Assign — pag. 50, 95
VCO
VCO1
SYNC
MASTER
SLAVE
FM
VCO2
VCA
VOLUME
AEG
FEEDBACK
VARI
EQ
DLY REV
EFFECT
AN1x Tone Generator Block Diagram
MIX/VCF
MOD
RING
NOISE
FEG
MIX HPF
VCF
CTRL
PEG
LFO2 LFO1
AN1x Toongenerator Blokdiagram
12
Zorg ervoor dat, om mogelijke schade aan de luidsprekers of andere aangesloten electronische componenten te voorkomen, voordat u het instrument aanzet, het [VOLUME] niveau van de AN1x en de volumeniveaus van aangesloten apparatern op het absolute minimum staan.
De AN1x In Een MIDI Systeem
Het is vrij eenvoudig om een simpel maar krachtig MIDI muzieksysteem te creëren met slechts een aantal componenten. Onderstaande illustratie toont hoe u de AN1x op een Yamaha QY700 Music Sequencer kunt aansluit.
U kunt de Tempo instelling van de AN1x de clock van de sequencer laten besturen, of de clock van de sequencer de snelheid van de Arpeggiator of Step Sequencer van de AN1x laten besturen.
Zie pag. 93 voor meer details over het toewijzen van AN1x MIDI verstuur- en ontvangst kanalen. Raadpleeg de bij het apparaat dat u wilt gebruiken meegeleverde handleiding voor details over het instellen van de MIDI kanalen en andere instellingen. Voor meer informatie over MIDI, zie de APPENDIX, pag. 109.
N.B.
QY700
MIDI OUT
MIDI IN
MIDI IN
AN1x
MIDI OUT
PAS OP!
Amp
Mixer
AN1x
Speaker Speaker
Headphones
12345678910111213141516LR
L R INPUT
R OUTPUT
L
R OUTPUTPHONES
L
FC4 FC7
Systeem Voorbeelden
Er zijn vele manieren om de AN1x in een eenvoudig of uitgebreid muzieksysteem op te nemen. Hieronder volgen voorbeelden van de meest voorkomende setups.
De AN1x Op Zichzelf
Op de eenvoudigste manier hoeft u alleen maar een hoofdtelefoon in de [PHONES] jack op het achterpaneel aan te sluiten, en kunt u direct aan de slag. Als u de AN1x als op zichzelf staand instrument wilt gebruiken, sluit u simpelweg luidsprekers met ingebouwde versterker en een los verkrijgbare FC Voetcontroller en voet­schakelaar pedalen aan, zoals de diagram rechts toont.
Uw AN1x Opstellen
De AN1x Control Synthesizer is een ideale stand-alone op performance gebaseerd elektronisch muzikaal instrument én daarnaast een krachtig component om een MIDI muzieksysteem uit te breiden. Hierop volgen instructies over het juist opstellen van de AN1x en het aansluiten van externe apparaten.
1. Plaats, nadat u voorzichtig uw AN1x uitgepakt heeft, deze op een keyboard standaard of bovenop een stabiele tafel of bureau.
2. Sluit de meegeleverde Yamaha PA-3B (of vergelijkbaar) Adaptor aan op de [DC IN] aansluiting op het achterpaneel van de AN1x. Stop daarna de adaptor in het dichtstbijzijnde stopcontact.
3. Sluit, voordat u de AN1x aanzet, eerst randapparaten zoals luidsprekers met ingebouwde versterker, FC Footcontroller of Voetschakelaar pedalen of externe MIDI instrumenten aan.
Probeer nooit een andere AC adaptor dan de PA-3B (of vergelijkbaar) te gebruiken. Het gebruik van een incompatibele adaptor kan resulteren in onherroepelijke schade aan de AN1x, of zelfs een stroomschok veroorzaken.
Haal de adaptor altijd uit het stopcontact als u de AN1x niet gebruikt.
PAS OP!
PAS OP!
FOOT VOLUME
FOOT
CONTROLLER
FOOT
SWITCH
ON OFF
DC IN R L/MONO
OUTPUT PHONES
POWER
ASSIGNABLE
MIDI OUTTHRU IN
PA-3B Adaptor
DC IN
LATEN WE BEGINNEN
Luidspreker
Luidspreker
Hoofdtelefoon
Versterker
INGANG
UITGANG
Mengpaneel
UITGANGPHONES
AN1x
FC4
FC7
13
De AN1x Aan Een MIDI Data Opslag Apparaat Aansluiten
U kunt de AN1x ook aan een MIDI data opslag apparaat, zoals de Yamaha MDF2 MIDI Data Filer aansluiten, zodat u “bulk dumps” kunt uitvoeren, AN1x voices kunt opslaan, of Step Sequencer en andere data op floppy disks kunt wegschrijven. Hierdoor kunt u een complete bibliotheek opbouwen van uw favoriete geluiden, sequences en instellingen, die u wanneer u wilt weer in de AN1x in kunt laden.
Zie Pag. 94 voor meer informatie over het uitvoeren van Bulk Dumps.
De Stroom Aanzetten
Als eenmaal alles correct is aangesloten, kunt u het instrument aanzetten en beginnen met het bespelen van de AN1x.
1. Zet de [VOLUME] knob van de AN1x op de minimum instelling.
2. Druk op de [POWER] schakelaar op het achterpaneel van de AN1x.
Na een korte begroeting in de LCD, is de AN1x klaar om bespeeld te worden.
3. Draai langzaam de [VOLUME] knop naar rechts terwijl u op het toetsenbord speelt om zo een aangenaam luisterniveau in te stellen.
VOLUME
N.B.
MDR SEO JOB UTIL
MIDI
MIDI DATA FILTER
CURSOR
- FILE DATA +
REC PAUSE START/STOP
TEMPO
MDF2, etc.
AN1x
MIDI IN
MIDI OUT
MIDI IN
MIDI OUT
De Demo Songs Afspelen
De AN1x bevat voorgeprogrammeerde demonstratiesong die u dynamische voorbeelden geven over hoe krachtig de AN1x daadwerkelijk is. Voer de volgende handeling uit om een Demo te selecteren en af te spelen:
1. Druk gelijktijdig op de [PORTAMENTO] en [LAYER] schakelaars. Het woord “DEMO” verschijnt in de LCD.
2. Druk op een PROGRAM CHANGE schakelaar (0 - 9) om één van de 10 Demo songs te selecteren. Na enkele seconden begint de Demo song, en blijft het spelen tot het afgelopen is.
3. Druk, als de Demo afgelopen is op [-/NO] om naar de normale speel mode te gaan.
De Demo song blijft herhalend afspelen totdat u het stopt. U kunt de Demo song tijdens het spelen stoppen door op de [-/NO] knop te drukken.
N.B.
PROGRAM CHANGE
VWX
MNO
7
YZ
8
PQR
5
GHI
2
4
DEF
1
ABC
0
OTHERS
STU
9
6
JKL
3
YES/ ENTERNO
DEMO
PORTAMENTO LAYER
14
Voices Selecteren
De AN1x is uitgerust met 128 direct te bespelen voorgepro­grammeerde voices. Deze voices zijn niet alleen hoge kwaliteit en op zichzelf heel goed bruikbaar, maar deze vormen een levend voorbeeld van de sonische kracht en bereik van de AN1x en u kunt deze gebruiken om te zien hoe de geluiden samengesteld zijn.
Ze zijn tevens prima bruikbaar als beginpunt bij het creëren van uw eigen voices—door geheel naar wens kleine wijzigingen aan te brengen—die u daarna in het AN1x geheugen op kunt slaan zodat u deze later direct weer op kunt roepen.
Als u daarentegen liever een geluid van niets zelf op wilt bouwen met de VCO, VCF en VCA, kunt u een voice op simpele wijze intializeren (m.a.w., iedere parameter op de fabrieksinstelling zetten) en van dat punt beginnen. De AN1x biedt u tevens enkele handige templates (sjablonen) waarmee u veel tijd en moeite kunt besparen door alle instellingen voor een bepaald type geluid automatisch in te stellen, zodat u zich van dit punt kunt concentreren op het leuke en creatieve gedeelte. (Zie pag. 30).
Voice Selectie Handeling
Alle 128 voices zijn oproepbaar middels een Program Nummer tussen de 001 en 128. U kunt een voice selecteren met het PROGRAM CHANGE numerieke toetsenbord. Er zijn twee manieren om dit te doen, als volgt:
METHODE 1 Geef een nummer tussen de 1 en 128 in, en druk op [ENTER].
METHOD 2 Druk op [+] of [–] om stap voor stap door de voices te wandelen.
De voice naam, voice Kategorie en Program Nummer verschijnen in de LCD.
0
YES/ ENTERNO
Voice Category
Voice name
Voice number
PROGRAM CHANGE
VWX
MNO
7
YZ
8
PQR
5
GHI
2
4
DEF
1
ABC
0
OTHERS
STU
9
6
JKL
3
YES/ ENTERNO
Basis Handelingen
U zult zien dat het proces van het begrijpen van de AN1x leuk en inspirerend is—in het bij­zonder als u een aantal fundamentele dingen onthoud als u de voices selecteert en speelt, voor het eerst de diverse knoppen uitprobeert en met de paneelfuncties gaat experimenteren. Hieronder volgen enkele belangrijke aspecten van de AN1x basishandelingen die u helpen vanaf het begin alle dingen in de juiste context te onthouden.
AN1x Bedieningsmodes
Voor het grootste gedeelte, behalve bij specifieke Store of MIDI bulk dump handelingen, is de AN1x vrijwel altijd in Voice Play/Edit mode. Dit betekent dat u tijdens het spelen aan de CONTROL knoppen kunt draaien, parameterwaarden of instellingen kunt wijzigen met de Edit matrix [UP/DOWN] schakelaars, een Layer mode kunt selecteren, enz., en u daadwerkelijk de voice wijzigt. (Het “EDIT” tekentje verschijnt geïnverteerd in de linkeronderhoek van de LCD als de voicedata voor het eerst gewijzigd wordt.)
Deze wijzigingen blijven behouden zolang de voice geselecteerd is, tenzij u de zojuist gewijzigde voice met een Voice Store (opslaan) handeling opslaat voordat u een andere voice selecteert. Als u de wijzigingen niet wilt opslaan, gaan deze verloren zodra u een andere voice selecteert.
De AN1x is gelukkig een vergevingsgezind instrument. U kunt met de Voice Recall functie (zie pag. 96) de gewijzigde data terugroepen. Plus, als u de stroom heeft uitgezet voordat u een voice opgeslagen heeft, zit de gewijzigde parameter instelling nog steeds in de voice edit buffer als u het instrument weer aanzet.
Er zijn diverse andere modes, maar dit zijn simpelweg sub­modes van de Voice Play/Edit mode (zoals de Step Sequencer mode voor het creëren en wijzigen van Voice en User Patronen; zie pag. 37), aangezien bijna alle paneelinstellingen—inclusief Scene, Layer, Effects, Arpeggiator, Step Sequencer instellingen, en meer—als voicedata voor iedere voice opgeslagen worden (exclusief systeem-gerelateerde instellingen).
Voice Naam
Voice Kategorie
Voice Nummer
15
Voice Kategoriën
Voices kunnen in verschillende Kategorie typen ondergebracht worden, en kan er tijdens de voice Naam handeling een twee tekens bevattende code ingevoerd worden. Zie pag. 81 voor een lijst met beschikbare Kategorietypen.
Scenes
Iedere voice bevat twee “Scenes”, of twee aparte geluiden die u direct op kunt roepen door op een [SCENE] schakelaar te drukken. Omdat de specifieke Scene aan/uit status als voicedata opgeslagen wordt, licht de LED naast één van de [SCENE] schakelaars op om te tonen welke Scene aktief is. (Als beide LEDs branden, is Scene Control aan als onderdeel van de voice opgeslagen, hetgeen betekent dat u kunt morphen, oftewel tijdens het spelen tussen de twee Scenes met het toewijsbare [MODULATION] wheel of iedere andere toegewezen controller heen en weer kunt bewegen.) Voor meer informatie over Scenes, zie pag. 19.
Voice Naam Display
Zodra u een voice wijzigt door aan de knoppen te draaien of in het Edit menu parameters wijzigt, wordt de informatie in het scherm getoond. Als u de voicenaam en nummer in de LCD wilt zien, kunt u altijd op de [-] of [+] drukken.
Voice Recall (heroproepen)
Als u tijdens het wijzigen per ongeluk een andere voice selecteert, en u de voice niet had opgeslagen, kunt u de meest recent gewijzigde voicedata weer oproepen met de Voice Recall funktie. Voor meer informatie, zie pagina 96.
YES/ ENTERNO
or
Press once
Indicates a voice has been edited but not stored.
Knob position settings 2
Knob position settings 1
Algorithm
Wave
Attack
Attack
ASSIGN 1 ASSIGN 2
ASSIGN 3
ASSIGN 4
PEG Decay
Wave
VCO1
Fine
Fine
PEG Sw
FM Src2
LFO2 Spd
PmodDepth PmodDepth
Level
LFO1 Wave LFO1 Spd
LFO1 Dly
PW
ASSIGN 5
ASSIGN 6 ASSIGN 7 ASSIGN 8
VCF
Cutoff
Sync
Pmod Sw
Sync Pitch
Pitch Pitch
PEG Depth
Decay
Decay
VCO2 Level
FM Depth
FM Src1
Sync Pitch Depth
Sustain
Ring Mod
Sustain
Sync Pitch Src
Edge
Port Time
Edge
Release
Release
Noise Level
PW
HPF
Feedback
VCF
PWM Depth
PWM Src PWM Src
PWM Depth
Type
Reso nance
Volume
FEG Depth
Fmod Depth
Amod Depth
Vel Sens
Key Track
Vel Sens
Algorithm
Wave
Attack
Attack
ASSIGN 1 ASSIGN 2
ASSIGN 3
ASSIGN 4
PEG Decay
Wave
VCO1
Fine
Fine
PEG Sw
FM Src2
LFO2 Spd
PmodDepth PmodDepth
Level
LFO1 Wave LFO1 Spd
LFO1 Dly
PW
ASSIGN 5
ASSIGN 6 ASSIGN 7 ASSIGN 8
VCF
Cutoff
Sync
Pmod Sw
Sync Pitch
Pitch Pitch
PEG Depth
Decay
Decay
VCO2 Level
FM Depth
FM Src1
Sync Pitch Depth
Sustain
Ring Mod
Sustain
Sync Pitch Src
Edge
Port Time
Edge
Release
Release
Noise Level
PW
HPF
Feedback
VCF
PWM Depth
PWM Src PWM Src
PWM Depth
Type
Reso nance
Volume
FEG Depth
Fmod Depth
Amod Depth
Vel Sens
Key Track
Vel Sens
CTRL
SCENE
De Knoppen gebruiken
De AN1x is uitgerust met diverse controllers/ knoppen waarmee u specifieke parameters realtime kunt besturen. Naast een aanslag- en drukgevoelig toetsenbord, vallen daaronder het [PITCH] wheel, [MODULATION] wheel, [RIBBON] controller, en natuurlijk de acht toewijsbare CONTROL knoppen.
PITCH Wheel
Met het [PITCH] wheel kunt u de toonhoogte met een toewijsbare hoeveelheid omhoog of omlaag buigen. De pitch bend “diepte” (bereik) kan voor iedere Scene verschillende zijn, zoals ingesteld is in de Control Matrix.
Het pitch bend bereik kan voor iedere Scene in iedere voice anders zijn. U kunt met het [PITCH] wheel ook andere parameters besturen. Zie pagina 51 voor meer informatie.
MODULATION Wheel
U kunt met het [MODULATION] wheel tijdens het spelen een variërende hoeveelheid modulatie aan het geluid toevoegen, afhankelijk van de toegewezen functie met de Utility Control Assign functie (zie pag.
50) of in de Control Matrix (zie pag. 51).
U kunt tevens volume, pan of één van de vele beschikbare parameters aan het [MODULATION] wheel toewijzen. Zie pagina 95 voor meer informatie. U kunt met het [MODULATION] wheel ook tussen twee Scenes “morphen” als de Scene Control functie geaktiveerd is.Zie pagina 20 voor meer informatie.
N.B.
MODULATION
Maximum
Minimum
N.B.
PITCH
Bends the pitch up
Bends the pitch down
Knop positie instellingen 2
Knop positie instellingen 1
Geeft aan dat een voice gewijzigd is en (nog) niet opge­slagen is.
Druk op
of
Buigt de toonhoogte omlaag
PITCH
Buigt de toonhoogte omhoog
16
RIBBON Controller
U kunt met de [RIBBON] controller tijdens het spelen twee verschillende toewijsbare parameters besturen. U kunt de eerste parameter besturen door uw vinger over de X-as te schuiven, en de tweede door druk op de Z­as uit te oefenen. U kunt met de Utility Assign Control functie (pag. 50) of de Control Matrix (zie pag. 51) para-meters aan de [RIBBON] controller toewijzen.
U kunt bij iedere voice andere parameters aan de [RIBBON] controller toewijzen. Zie pagina 75 voor details.
Om de Z-as te aktiveren moet u behoorlijk druk uitoefenen. Lichte druk heeft alleen invloed op de X-as.
Als u uw vinger van de [RIBBON] controller haalt, kan de waarde hetzelfde blijven als op het moment van het loslaten, of gereset worden naar de middelste waarde, afhankelijk van de Control Matrix instelling. (Zie pag. 73.)
CONTROL Knoppen en Parameter Groepen
Welke parameters door de verschillende CONTROL knop­pen in de verschillende Scenes gewijzigd worden, is afhankelijk van de huidig geselecteerde KNOP PARAMETER GROEP schakelaar, wat door een LED links daarvan wordt aangegeven. Als u een CONTROL knob (druk-schakelaar) indrukt of aan een knop draait wordt de parameter naam en waarde in de LCD weergegeven.
Als u een voice selecteert wordt automatisch de [ASSIGN] schakelaar geselecteerd (tenzij de [EDIT ROTARY] schakelaar op SEQ EDIT/SETUP staat), waarmee u toegang krijgt tot de acht parameters van de respectievelijke CONTROL knoppen.
Zie pag. 50 en 95 voor meer informatie over de Utility Control Assign function.
N.B.
KNOB PARAMETER GROUP
PEG/LFOSYNC/FM
VCO1
VCO2
MIX/ VCF
VCF
VCA
ASSIGN
ASSIGN 4
Sync Pitch Src
Edge
Port Time
Edge
Release
Release
Noise Level
Selected parameter group
Selected CONTROL knob parameter
N.B.
N.B.
N.B.
X-axis
Minimum
Maximum
Z-axis
Apply pressure
Als u de [EDIT ROTARY] schakelaar op de 5de positie zet (SEQ EDIT/SETUP menu), worden de CONTROL knoppen toegewezen aan de event parameters van de diverse stappen (tellen) van de Step Sequencer.
In deze situatie brandt er geen LED in het KNOP PARAMETER GROEP gedeelte, en de naam van de huidige stap event verschijnt in de LCD als u een knop indrukt of aan de knop draait.
Door het simpelweg indrukken van een KNOP PARAMETER GROEP schakelaar keert u terug naar de normale toon­generator parameter besturing, net als bij het selecteren van een ander Edit menu met de [EDIT ROTARY] schakelaar. Zodra de [EDIT ROTARY] schakelaar op het SEQ EDIT/SETUP menu staat, kunt u nogmaals op de geselecteerde KNOP PARAMETER GROEP schakelaar drukken om terug te keren naar Step Sequencer besturen door de knoppen (m.a.w., u kunt door op de schakelaar te drukken heen en weer springen tussen knop parameter besturing en stap event data wijzigen .)
Voor meer informatie over de KNOP PARAMETER GROEP schakelaars, zie pag. 16. Voor meer informatie over de CONTROL knoppen, zie pag. 16. Voor informatie over de Step Sequencer, zie pag. 37.
Foot Controllers
De AN1x is uitgerust met [FOOT CONTROLLER], [FOOT VOLUME], en [FOOTSWITCH] jacks waarop u diverse voetpedalen aan kunt sluiten, waarvan ieder één van de vele typen ingebouwde en externe parameters kan besturen.
Voor meer informatie over het toewijzen van controllers, zie pag. 49.
Layer Modes En Portamento
U kunt aan iedere voice één van de zes Layer modes toewijzen door op de [LAYER] schakelaar te drukken, en de Portamento aan/uit status kunt u wijzigen door op de [PORTAMENTO] schakelaar te drukken.
Voor meer informatie over Layer modes, zie pag. 22. Voor meer informatie over portamento, zie pag. 24.
N.B.
DEMO
PORTAMENTO
STORE
ARPEGGIO/ SEQ
LAYER
N.B.
N.B.
KNOB PARAMETER GROUP
PEG/LFOSYNC/FM
VCO1
VCO2
MIX/ VCF
VCF
VCA
ASSIGN
ASSIGN 4
Sync Pitch Src
Edge
Port Time
Edge
Release
Release
Noise Level
Knob Event
1-8/9-16
SEQ EDIT/ SETUP
Step Hold
Pattern Bank
No
BaseUnit
Length LoopType Ctrl No
SEQ Store
Zet druk op de controller
Z-as
X - as
Minimum
Maximum
Geselecteerde CONTROL knop parameter
Geselecteerde parameter groep
17
AN1x Snelle Rondleiding
Dit gedeelte biedt u een “handen op de knoppen” rondleiding door de belangrijkste functies, die u tegenkomt als u voices selecteert, geluiden aanpast en de instellingen van de diverse parameters wijzigt.
De Fabrieksvoices ontdekken
Als u de tijd neemt om systematisch alle 128 voices te beluisteren is dit een fantastische manier om een goed beeld te krijgen van het sonische bereik en kracht van de AN1x. Het is tevens een natuurlijke weg om snel wegwijs te worden met de meest fundamentele handelingen die u tijdens het bespelen en bij het instellen van een voice, Arpeggiator, Step Sequencer en Free EG gebruikt.
Probeer de eenvoudige handelingen hieronder als u iedere preset voice selecteert en bespeelt, en onthoud wat er met het geluid gebeurt als u de diverse instellingen maakt. Als u onderweg op een geluid stuit dat u wilt bewaren, kunt u deze met de Voice Store handeling (zie pag. 98)opslaan. Als u daarentegen een geluid te veel verknoeit, hoeft u zich niet druk te maken: Selecteer gewoon dezelfde voice nogmaals om de originele geluidsdata weer terug te krijgen en begin nog eens opnieuw! Tenzij u een Voice Store handeling uitvoert zijn de wijzigingen niet permanent. Zelf als u besluit een voice op te slaan, hoeft u zich geen zorgen te maken om permanent fabrieksgeluiden te verliezen, want u kunt de gehele bank altijd weer oproepen (zie pag. 100).
3 Vergelijk Scenes, en morph tussen Scenes met
Scene Control.
Als u een voice selecteert, gaat de LED naast de
[SCENE 1] of [SCENE 2] schakelaar (of beide LEDs) branden, hetgeen de Scene status die in de voice data opgeslagen is aangeeft. Druk op iedere schakelaar om het verschil tussen het geluid van Scene 1 en Scene 2 te beluisteren.
Druk beide [SCENE] schakelaars teglijkertijd in om
de Scene Control functie te aktiveren, en speel met het [MODULATION] wheel om te morphen, of beweeg vrij tussen de Scenes terwijl u speelt.
Voor meer informatie over Scenes en Scene morphing, zie pag. 19.
N.B.
1 Selecteer een voice.
Selecteer met het PROGRAM CHANGE numerieke
toetsenbord een voice (1 - 128).
Voor meer informatie over het selecteren van een voice, zie basishandelingen, pag. 14.
2 Controleer de LCD status.
Kijk als u een voice selecteert eerst naar de
informatie op de LCD, zoals Poly mode (“POLY”, “MONO”, “LEGATO”), Layer mode (“SINGLE”, “UNISON”, “DUAL”, “SPLIT”, enz.), en of de Arpeggiator (“ARP”) of Sequencer (“SEQ”) aan staat. Dit geeft de fundamentele opbouw van een geluid snel weer.
This area displays Arpeggiator/ Sequencer on/off and hold status
This area displays Layer mode status
This area displays Poly mode status
N.B.
VOLUME
CTRL
SCENE
Algorithm
Wave
Attack
Attack
ASSIGN 1 ASSIGN 2
ASSIGN 3
ASSIGN 4
PEG Decay
Wave
VCO1
Fine
Fine
PEG Sw
FM Src2
LFO2 Spd
PmodDepth PmodDepth
Level
LFO1 Wave LFO1 Spd
LFO1 Dly
PW
ASSIGN 5
ASSIGN 6 ASSIGN 7 ASSIGN 8
VCF Cutoff
Sync Pmod Sw
Sync Pitch
Pitch Pitch
PEG Depth
Decay
Decay
VCO2 Level
FM Depth
FM Src1
PHONES
L / MONO
OUTPUT
R
DC IN POWER
FOOT
VOLUME
FOOT
CONTROLLER
FOOT
SWITCH
Sync Pitch Depth
Sustain
Ring Mod
Sustain
Sync Pitch Src
Edge
Port Time
Edge
Release
Release
Noise Level
PW
HPF
Feedback
VCF
PWM Depth
PWM Src PWM Src
PWM Depth
Type
Reso nance
Volume
FEG Depth
Fmod Depth
Amod Depth
Vel Sens
Key Track
Vel Sens
IN
OUT
MIDI
THRU
PROGRAM CHANGE
VWX
MNO
7YZ8
PQR
5
GHI
2
4
DEF
1
ABC
0
OTHERS
STU
9
6
JKL
3
YES/ENTERNO
DEMO
PORTAMENTO
STORE
ARPEGGIO/SEQ
LAYER
Mode Poly
Port
Tempo Split Pnt
Track Common Trigger
LoopType
Common Arp/SEQ
Type/No
Knob Event
1-8/9-16
System MstrTune
KbdTrans
VOICE SCENE SETUP
VOICE COMMON
VOICE FREE EG
VOICE ARPEGGIO/SEQ
SEQ EDIT/SETUP
UTILITY SETUP
LFO Rst
Ctrl Matrix Set No
Vari EF/EQ Param Data
Length
Key Track
KbdMode Hold
Step Hold
Pattern Bank
Kbd Vel
MIDI Tx Ch
Param Source
Vari EF Dry:Wet
Dly/Rev EF Param
Param
Track Track No
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
No
BaseUnit
Rx Ch
DeviceNo Local
BulkDump
Length LoopType
Arpeggio
Subdivide
Play EF Swing
Scene Sw
Track Job Rec
Data
Depth
EF Bypass
Layer Pan
Separate
Unison Detune
Name Cursor Char
Copy Undo
Velocity
GateTime
Ctrl No
SEQ Store
Ctrl Device
Ctrl No
KNOB PARAMETER GROUP
PEG/LFOSYNC/FM
VCO1
VCO2
MIX/VCF
VCF
VCA
ASSIGN
Dit gedeelte toont de Poly mode status
Dit gedeelte toont de Layer Mode Status
Dit gedeelte toont de Arpeggiator/ Sequencer aan/uit en hold status
18
4 Draai aan de CONTROL knoppen.
Druk op een KNOP PARAMETER GROEP scha-
kelaar en draai terwijl u speelt aan elke CONTROL knop om te luisteren hoe het geluid beïnvloed wordt. Er zijn acht verschillende groepen para­meters vanuit de fabriek ingeprogrammeerd. Hiermee kunt u de toongenerator parameters laten zoals ze op het paneel naast iedere knop afgedrukt zijn. Let er op hoe eenvoudig het wijzigen is en hoe drastisch het geluid wijzigd.
Voor meer informatie over het gebruik van de CONTROL knoppen, zie pag. 26.
5 Vergelijk Layer modes.
Druk op de [LAYER] schakelaar om terwijl u speelt
het verschil tussen de zes Layer modes te beluisteren
Voor meer informatie over Layer modes, zie pag. 22.
6 Wijzig de Poly mode instellingen.
Als u wilt horen welk effect de toetsenbord Poly
instelling de voice beïnvloed, zet u de [EDIT ROTARY] schakelaar op het VOICE SCENE SETUP menu en drukt u op de Poly [UP/DOWN] schakelaar om POLY, MONO of LEGATO te selecteren. Speel iets op het toetsenbord.
Voor meer informatie over Poly mode, zie pag. 72.
7 Zet [ARPEGGIO/SEQ] aan en uit.
Als voices de Arpeggiator gebruiken (“ARP”
verschijnt in de LCD) of Sequencer (“SEQ” verschijnt in de LCD), drukt u op de [ARPEGGIO /SEQ] om het uit te zetten en hoort u de voices zonder een patroon.
Let er op hoe de arpeggio of sequence getriggered
wordt—over de gehele lengte van het toetsenbord, of alleen links van het splitpunt. In het geval van de Step Sequencer, zijn sommige voice geprogram­meerd om van iedere toets links van het splitpunt een ander patroon te triggeren.
Zet de [EDIT ROTARY] schakelaar op het VOICE
ARPEGGIO/SEQ menu en druk één maal op KbdMode [UP/DOWN] om de instelling die be­paalt hoe het patroon wordt getriggerd te be­vestigen. Zet daarna de [EDIT ROTARY] schakelaar op het VOICE SCENE SETUP menu, druk op Poly [UP/DOWN] en vergelijk de manier waarop de verschillende Poly mode instellingen het patroon beïnvloeden als u op het toetsenbord speelt.
Als de voice de Arpeggiator of Step Sequencer niet
gebruikt, drukt u op [ARPEGGIO/SEQ] om de Arpeggiator of Step Sequencer aan te zetten en te horen hoe noten en akkoorden beïnvloed worden.
Voor meer informatie over de Arpeggiator, zie pag. 33. Voor meer informatie over de Step Sequencer, zie pa. 37.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
8 Wijzig het arpeggio Tempo, Patroon Type,
Subdivision, en Hold status.
Om het Arpeggiator patroon (of sequence) te
vesnellen of vertragen, zet u de [EDIT ROTARY] shakelaar op het VOICE COMMON menu en drukt u op Tempo [UP/DOWN] totdat u de gewenste snelheid heeft gevonden.
Voor meer informatie over Tempo, zie pag. 77.
Probeer de 30 verschillende preset Arpeggiator
patroon typen, zet de [EDIT ROTARY] schakelaar op het VOICE ARPEGGIO/SEQ menu en druk op de Type/No [UP/DOWN] schakelaar en stap door ieder patroon heen.
Voor meer infrmatie over de Type/No parameter, zie pag. 34.
Als u wilt horen hoe de timing resolutie van een
patroon wijzigt met de 10 verschillende Subdivide instellingen, zet u de [EDIT ROTARY] schakelaar op het VOICE ARPEGGIO/SEQ menu en druk u op Arpeggio Subdivide [UP/DOWN] om door iedere heen te wandelen.
Voor meer informatie over Arpeggio Subdivide, zie pag. 34.
9 Wijzig Effecten en pas de EQ aan.
Als u de verschillende Variation en EQ effecten en
instellingen wilt beluisteren, zet u de [EDIT ROTARY] schakelaar op het VOICE COMMON menu en drukt u op de Vari EF/EQ Param [UP/DOWN] en Data [UP/DOWN] schakelaars. U kunt met de Vari EF Dry:Wet [UP/DOWN] schakelaars de balans tussen “droge” (normale) en “natte” (bewerkt) signalen instellen.
Voor meer informatie over Vari EF/EQ, zie pag. 77.
Als u de verschillende Delay en Reverb effecten en
instellingen wilt horen, kunt u dit met de Dly/Rev EF Param [UP/DOWN] en Data [UP/DOWN] schakelaars doen.
Voor meer informatie over Dly/Rev EF mode, zie pag. 79.
Om alle of specifieke effecten tijdelijk uit te
schakelen en te horen hoe de voice “kaal” klinkt, drukt u op EF Bypass [UP/DOWN] en kunt u de status naar wens wijzigen.
EF Bypass is een systeem parameter, en blijft ingesteld op de huidige waarde onafhankelijk van de geselecteerde voice. Voor meer informatie, zie pag. 80.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
19
Toewijsbare Real-time Controllers
U kunt specifieke parameters aan de toewijsbare controller van uw keuze toewijzen, inclusief de acht CONTROL knoppen, [MODULATION] wheel, [RIBBON] controller (X-as en Z-as) en toetsenbord After Touch, en zelfs (los verkrijgbaar) [FOOT VOLUME], [FOOT CONTROLLER] en [FOOTSWITCH] pedalen. Controller en parameter toewijzingen maakt u met de Control Matrix (zie pag. 73) en de Utility Control Assign functie (zie pag. 95).
Voor meer informatie over controllers, zie De Control kenmerken gebruiken, pag.
49.
N.B.
Scenes Selecteren en Scene Morphen
De Scene selectie en speel functies van de AN1x bieden geavanceerde en handige real-time geluidsbesturing, waarmee u zich op een compleet andere manier muzi-kaal kunt uitdrukken. U kunt met de [SCENE] schakelaars een Scene of de Scene Control functie aktiveren.
In Iedere Scene Opgeslagen Parameters
• Alle parameter groep CONTROL knop positie instellingen (behalve voor de [ASSIGN] groep)
• VOICE SCENE SETUP Menu Mode en Control Matrix (zonder common) parameter instellingen.
• VOICE COMMON menu Vari EF Dry:Wet instellingen.
Scene Geheugens
Iedere voice bevat twee Scene geheugens, waarin onafhankelijk parameters gewijzigd kunnen worden met de CONTROL knoppen. U kunt iedere Scene terwijl u speelt altijd oproepen door op [SCENE 1] of [SCENE 2] te drukken. Een LED links van de geselecteerde schakelaar geeft de aktieve Scene aan.
Door de vrijwel ongelimiteerde hoeveelheid resultaten als u KNOP PARAMETER GROEP schakelaars selecteert en aan de CONTROL knoppen draait, kan ieder van de twee Scenes zowel vergelijkbaar als radicaal anders zijn dan u wilt. Dit geeft u van ieder van de 128 voices twee specifieke geluiden waaruit u wanneer u wilt kunt kiezen, door één druk op een [SCENE] schakelaar.
Scenes zijn bijzonder handig voor het creëren van lichte varaties op hetzelfde geluid tijdens aparte onderdelen van een song—dat er bijvoorbeld één een snelle attack heeft voor ritmische gedeelten, en één een langzamere attack voor achtergrondakkoorden. En als de twee Scenes compleet verschillende zijn—één voor refrein en coupletten en een andere voor de solo break—is het eenvoudiger om tussen de twee Scenes te schakelen dan een andere voice te selecteren, in het bijzonder onder de druk van een live situatie.
Knob position settings 2
Knob position settings 1
Algorithm
Wave
Attack
Attack
ASSIGN 1 ASSIGN 2
ASSIGN 3
ASSIGN 4
PEG Decay
Wave
VCO1
Fine
Fine
PEG Sw
FM Src2
LFO2 Spd
PmodDepth PmodDepth
Level
LFO1 Wave LFO1 Spd
LFO1 Dly
PW
ASSIGN 5
ASSIGN 6 ASSIGN 7 ASSIGN 8
VCF Cutoff
Sync Pmod Sw
Sync Pitch
Pitch Pitch
PEG Depth
Decay
Decay
VCO2 Level
FM Depth
FM Src1
Sync Pitch Depth
Sustain
Ring Mod
Sustain
Sync Pitch Src
Edge
Port Time
Edge
Release
Release
Noise Level
PW
HPF
Feedback
VCF
PWM Depth
PWM Src PWM Src
PWM Depth
Type
Reso nance
Volume
FEG Depth
Fmod Depth
Amod Depth
Vel Sens
Key Track
Vel Sens
Algorithm
Wave
Attack
Attack
ASSIGN 1 ASSIGN 2
ASSIGN 3
ASSIGN 4
PEG Decay
Wave
VCO1
Fine
Fine
PEG Sw
FM Src2
LFO2 Spd
PmodDepth PmodDepth
Level
LFO1 Wave LFO1 Spd
LFO1 Dly
PW
ASSIGN 5
ASSIGN 6 ASSIGN 7 ASSIGN 8
VCF Cutoff
Sync Pmod Sw
Sync Pitch
Pitch Pitch
PEG Depth
Decay
Decay
VCO2 Level
FM Depth
FM Src1
Sync Pitch Depth
Sustain
Ring Mod
Sustain
Sync Pitch Src
Edge
Port Time
Edge
Release
Release
Noise Level
PW
HPF
Feedback
VCF
PWM Depth
PWM Src PWM Src
PWM Depth
Type
Reso nance
Volume
FEG Depth
Fmod Depth
Amod Depth
Vel Sens
Key Track
Vel Sens
CTRL
SCENE
Knop positie instellingen 2
Knop positie instellingen 1
20
Scene Edit Buffers
Als u een voice selecteert, worden de twee Scenes in de Scene edit buffers ingeladen. Aangezien iedere Scene zijn eigen buffer heeft, kunt u op iedere Scene apart werken. Als bijvoorbeeld [SCENE 1] geselecteerd is en uw edit zijn parameters door aan de knoppen te draaien, blijft deze data in Scene 1 onthouden, zelfs als u [SCENE 2] selecteert en deze gaat wijzigen. Als u terugkeert naar Scene 1, wordt uw gewijzigde data opgeroepen (en niet de originele Scene 1 data die in de voice opgeslagen is).
Er is ook een Scene Control buffer, waar parameter wijzigingen door het [MODULATION] wheel (en de CONTROL knop posities als Scene Control aktief is) uitgevoerd worden. Dit geluid kan in elke Scene edit buffer opgeslagen worden met de Scene Store handeling.
Omdat Scene wijzigen, en Scene opslag, Inlaad en Swap handelingen (zie pag. 21, 22) in de Scene edit buffers plaatsvinden, hoeft u zich geen zorgen te maken over de originele Scene data van de geselecteerde voice, tenzij u een Voice Store handeling op dezelfde locatie uitvoert.
Aangezien de Scene buffer kort geheugen is, verliest u uw gewijzigde data als u een andere voice selecteert, tenzij u de Voice eerst opslaat.
Voor meer informatie over het uitvoeren van een Voice Store handeling, zie pag.
98.
N.B.
Scene
Scene Control
Buffer
Tone
Generator
Scene
Control knobs
1-8
Scene Edit
Buffers
Tone
Generator
Scene
Scene
Control knobs
1-8
Scene Edit
Buffers
CTRL
SCENE
Scene Control
Met de Scene Control functie kunt u “morphen”, oftewel tussen de twee Scenes heen en weer bewegen met het toewijsbare [MODULATION] wheel, toewijsbare Voetcontroller of andere continuous controller.
Voor meer informatie over het toewijzen van controllers, zie pag. 95.
De procedure voor het aktiveren van de Scene Control funcite is als volgt:
1. Druk beide [SCENE] schakelaars tegelijkertijd in. De LEDs links van beide schakelaars gaan branden om aan te geven dat Scene Control aktief is.
2. Rol het [MODULATION] wheel naar voren en achteren terwijl u speelt (of gebruik een VoetController, enz.).
De minimum waarde van het [MODULATION] wheel (of Voetcontroller, enz.) bespeelt Scene 1; de maximum waarde speelt Scene 2; iedere positie tussen de twee extremen (tussen 0 en127) speelt een mix van beide Scenes.
MODULATION
Scene 1 setting
Scene 1/2
equal balance
Minimum
Maximum
Halfway
MODULATION
Scene 2 setting
MODULATION
Scene 2 settings
Scene 1 settings
MODULATION
Scene 1
Scene 2
VOLUME
CTRL
SCENE
Algorithm
Wave
Attack
Attack
ASSIGN 1 ASSIGN 2
ASSIGN 3
ASSIGN 4
PEG Decay
Wave
VCO1
Fine
Fine
PEG Sw
FM Src2
LFO2 Spd
PmodDepth PmodDepth
Level
LFO1 Wave LFO1 Spd
LFO1 Dly
PW
ASSIGN 5
ASSIGN 6 ASSIGN 7 ASSIGN 8
VCF Cutoff
Sync Pmod Sw
Sync Pitch
Pitch Pitch
PEG Depth
Decay
Decay
VCO2 Level
FM Depth
FM Src1
Sync Pitch Depth
Sustain
Ring Mod
Sustain
Sync Pitch Src
Edge
Port Time
Edge
Release
Release
Noise Level
PW
HPF
Feedback
VCF
PWM Depth
PWM Src PWM Src
PWM Depth
Type
Reso nance
Volume
FEG Depth
Fmod Depth
Amod Depth
Vel Sens
Key Track
Vel Sens
VOLUME
CTRL
SCENE
Algorithm
Wave
Attack
Attack
ASSIGN 1 ASSIGN 2
ASSIGN 3
ASSIGN 4
PEG Decay
Wave
VCO1
Fine
Fine
PEG Sw
FM Src2
LFO2 Spd
PmodDepth PmodDepth
Level
LFO1 Wave LFO1 Spd
LFO1 Dly
PW
ASSIGN 5
ASSIGN 6 ASSIGN 7 ASSIGN 8
VCF Cutoff
Sync Pmod Sw
Sync Pitch
Pitch Pitch
PEG Depth
Decay
Decay
VCO2 Level
FM Depth
FM Src1
Sync Pitch Depth
Sustain
Ring Mod
Sustain
Sync Pitch Src
Edge
Port Time
Edge
Release
Release
Noise Level
PW
HPF
Feedback
VCF
PWM Depth
PWM Src PWM Src
PWM Depth
Type
Reso nance
Volume
FEG Depth
Fmod Depth
Amod Depth
Vel Sens
Key Track
Vel Sens
CTRL
SCENE
N.B.
Scene 2 instellingen
Scene 1 instellingen
Scene 2
Scene 1
MODULATION
Scene 2 instelling
Scene 1/2
gelijke balans
Scene 2 instelling
21
Afhankelijk van hoe verschillend iedere Scene is, wordt tijdens het morphen een behoorlijk aantal parameters tegelijkertijd gewijzigd. Zo heeft u een groot pallet aan geluidssoorten die u realtime tijdens het spelen toe kunt passen. U kunt ook de KNOP PARAMETER GROEP schakelaars selecteren en met de CONTROL knoppen de data wijzigen tijdens Scene Control. Alle parameter­wijzigingen vinden plaats in de Scene Control buffer als beide [SCENE] schakelaars geaktiveerd zijn.
Als u tijdens het morphen tussen de twee Scenes en het draaien aan de CONTROL knoppen op een waanzinnig mooi geluid stuit, moet u deze oplaan voordat u hem kwijt raakt. Als u een Scene Store handeling uitvoert kunt u het direct in één van de Scenes opslaan.
Tijdens Scene Control, wijzigen de Control Matrix instellingen en sommige schakelaar parameters niet (v.b., VCF Type, LFO Wave, VCO Wave, enz.). Voor deze parameters blijft de instelling van Scene 1 aktief.
Scene Control In DUAL En SPLIT Modes
Afhankelijk of de Layer mode op DUAL of SPLIT staat, morpht de Scene Control op verschillende manieren.
In DUAL mode, morpht de Scene Control het geluid van Scene 1 naar het geluid van Scene 2.
In SPLIT mode, morpht de Scene Control het geluid van Scene 1 naar het geluid van Scene 2 als het toetsenbord links van het splitpunt bespeeld wordt. Als het toetsenbord rechts van het Splitpunt bespeeld word, wordt alleen Scene 2 gespeeld.
Voor meer informatie over Layer modes, zie pag. 22.
N.B.
Layer mode = SPLIT
Scene Control
Edit Buffer
SPLIT POINT
Scene 1
Scene 2
Layer mode = DUAL
Scene Control
Edit Buffer
Scene 1
Scene 2
N.B.
De Scene Control toegewezen Controller bevestigen
U kunt ten alle tijden kijken welke controller aan Scene Control toegewezen is. Houd beide [SCENE] schakelaars ingedrukt, en de naam van de huidig toegewezen controller verschijnt in de LCD.
Voor meer informatie over het toewijzen van een controller aan Scene Control, zie pag. 95.
Scene Store Functie
U kunt met de Scene Store functie de data van de ene Scene Edit buffer naar de andere kopiëren, of de data die tijdens Scene Control in één van de Scene edit buffers is gecreëerd.
1. Houd [STORE] ingedrukt en druk op de [SCENE 1] of [SCENE 2] schakelaar, afhanke­lijk van de Scene waarin u de huidige Scene wilt opslaan. “SURE?[Y/N]” knippert in de LCD.
2. Druk op [YES/ENTER] om de Scene Store (opslaan) handeling uit te voeren, of [NO] om te annuleren.
Aangezien de Scene Store functie de data naar een Scene edit buffer wegschrijft, moet u eerst de Voice Store (opslaan) handeling uitvoeren voordat u een andere voice selecteert.
N.B.
CTRL
SCENE
STORE
N.B.
SPLITPUNT
Layer mode=SPLIT
22
Scene Load Functie
U kunt met de Scene Load functie Scene data vanuit een willekeurige voice inladen in de corresponderende Scene in de huidige voice. Hierdoor kunt u bijvoorbeeld de Scene 1 parameters van een voice naar Scene 1 van de huidige voice, en de Scene 2 parameters van een andere voice naar Scene 2 van de huidige geselecteerde voice kopiëren.
1. Houd [SCENE 1] (of [SCENE 2]) ingedrukt en voer het nummer in van de voice waarvan u de Scene data wilt kopiëren. Het geselec­teerde voice nummer knippert in de LCD.
2. Druk op [YES/ENTER] om de Scene Load handeling uit te voeren, [NO] om te stoppen.
Data die ingeladen wordt:
•Alle knop parameter instellingen (exclusief [ASSIGN] groep)
•VOICE SCENE SETUP Mode en Control Matrix parameters
•VOICE COMMON Vari EF Dry:Wet parameter
Scene Swap Functie
Met de Scene Swap functie kunt u de data in een Scene edit buffer omruilen met de andere Scene Edit buffer.
1. Houd [STORE] ingedrukt en druk op beide [SCENE 1] en [SCENE 2] schakelaars. “SURE?[Y/N]” knippert in de LCD.
2. Druk op [YES/ENTER] om de Scene Swap handeling uit te voeren, [NO] om te stoppen.
Data die omgeruild wordt:
•Alle knop parameter instellingen (exclusief [ASSIGN] groep)
•VOICE SCENE SETUP Mode en Control Matrix parameters
•VOICE COMMON Vari EF Dry:Wet parameter
•VOICE FREE EG Spoor SceneSw parameter
•VOICE ARPEGGIO/SEQ Common SceneSw parameter
CTRL
SCENE
STORE
Layer Modes Selecteren
De LAYER schakelaar wordt gebruikt voor het selecteren van één van de zes Layer modes. Iedere keer dat u op de schakelaar drukt, wordt er een andere Layer mode geselecteerd. De hui­dig geselecteerde Layer wordt tijdens de Voice Store handeling in de voice data opgeslagen.
Iedere Layer mode bepaalt hoe Note On boodschappen vanaf het AN1x toetsenbord of extern MIDI apparaat (ontvangen in de AN1x MIDI [IN]) worden behandeld. Afhankelijk van de geselecteerde Layer mode, wordt één of beide Scenes bespeeld, en werkt de Scene Control functie op specifieke wijze. De geslecteerde Layer beïnvloed tevens de beschikbare polyfonie, en bepaalt de multitimbrale status.
Layer Modes
SINGLE
Dit is de normale speel mode voor een voice. Het geluid wordt bepaald door de data van de huidig geselecteerde Scene. In deze mode is de AN1x maximaal 10 noten polyfoon.
UNISON
Deze mode is perfect voor het verkrijgen van de “vette” analoge synthesizergeluiden. In Unison mode, wordt de data van de huidig geselecteerde Scene verveelvoudigd. De Polyfonie wordt bepaald door de Poly mode instelling (zie pag. 72). Als bijvoorbeeld Poly mode op “mono” of “legato” staat, gebruikt één Note On boodschap vijf noten polyfonie; Als deze op “poly” staat, gebruikt één Note On boodschap slechts twee noten polyfonie.
U kunt met de Unison Detune functie (zie pag. 76) de verstemming van de Unison instellen om het geluid vetter te maken.
N.B.
DEMO
PORTAMENTO
STORE
ARPEGGIO/ SEQ
LAYER
23
DUAL
Deze mode legt de geluiden van Scene 1 en Scene 2 op elkaar—m.a.w. het speelt beide Scenes tegelijk af. In deze mode kan de AN1x multitimbraal bespeeld wor­den (max. 2 geluiden), en kan een extern MIDI apparaat (b.v. sequencer) iedere Scene op aparte MIDI kanalen bespelen, die ingesteld staan in de UTILITY SETUP Rx Ch (Ontvangst kanaal) parameter (zie pag. 93).
Druk, om een Scene aan een MIDI kanaal toe te wijzen, op een [SCENE] schakelaar.
DUAL UNISON
In deze mode, speelt iedere Dual layer in Unison (één Note On boodschap gebruikt vijf noten polyfonie) als de Poly mode op “mono” of “legato” staat. Als beide Scenes op “poly” staan, is het resultaat hetzelfde als DUAL mode. U kunt de AN1x hier ook Multitimbraal vanaf een extern MIDI apparaat bespelen (max. 2 geluiden), de MIDI kanalen staan ingesteld in de UTILITY SETUP Rx Ch (Ontvangstkanaal) parameter (zie pag. 93).
N.B.
MIDI IN
AN1x
QY300
MUSIC SEQUENCER
MIDI OUT
External sequencer
Scene 1 range = MIDI ch. 1
Scene 2 range = MIDI ch. 2
Two incoming MIDI signals play each Scene independently across the entire keyboard according to Rx Ch settings.
SPLIT
In deze mode is Scene 1 toegewezen aan de toetsen links van het variabele Splitpunt (zie pag. 77), en Scene 2 aan de toetsen rechts van het Splitpunt.
In SPLIT mode kan de AN1x multitimbraal bespeeld worden (max. 2 geluiden).
SPLIT UNISON
In deze mode, speelt iedere Scene aan iedere kant van het variabele Splitpunt in Unison (één Note On boodschap gebruikt vijf noten polyfonie) als Poly mode op “mono” of “legato” staat. Als beide Scenes op “poly” staan, is het resulaat gelijk aan SPLIT mode.
U kunt de AN1x multitimbraal bespelen vanaf een extern MIDI apparaat (max. 2 geluiden), bepaald door de UTILITY SETUP Rx Ch (Ontvangstkanaal) instellingen.
MIDI IN
AN1x
QY300
MUSIC SEQUENCER
MIDI OUT
External sequencer
SPLIT POINT
Scene 2 range = MIDI ch. 1Scene 1 range = MIDI ch. 1
Two incoming MIDI signals play each scene independently over a range determined by the Split Point, according to Rx Ch settings.
Plays Scene 1 sound Plays Scene 2 sound
SPLIT POINT
Externe Sequencer
MIDI OUT
MIDI IN
AN1x
Scene 1 bereik = MIDI kanaal 1
Scene 2 bereik = MIDI kanaal 2
Twee binnenkomende MIDI signalen spelen iedere onafhankelijke Scene over het gehele toetsenbord, afhankelijk van de RX Ch. instelling.
Speelt het Scene 1 geluid
Speelt het Scene 2 geluid
SPLITPUNT
Externe Sequencer
MIDI OUT
MIDI IN
AN1x
SPLITPUNT
Scene 1 bereik = MIDI kanaal 1
Scene 2 bereik = MIDI kanaal 2
Twee binnenkomende MIDI signalen spelen iedere Scene onafhankelijk over een bereik gespecificeerd door het splitpunt, zoals ingesteld in Rx Ch. instelling.
24
Layer Parameters
De AN1x bevat Layer parameters in het VOICE SCENE SETUP menu waarmee u de Unison of Dual layers kunt ont­stemmen als UNISON mode of DUAL mode geselecteerd is, of het stereobeeld tussen de twee lagen wijzigen als UNISON mode, DUAL mode of SPLIT mode geselecteerd is Zie pag. 76 voor meer informatie.
Portamento Play
Portamento is een effect dat vaak gebruikt wordt tijdens het zingen of bij een strijkinstrument (glissando), waar het geluid in een soepele slide van één noot naar een andere noot glijdt, door alletussenliggende toonhoogten heen.
De portamento wordt niet alleen door de AN1x voice als audio output vanaf de interne toongenerator gecreërd, maar wordt ook via de MIDI [OUT] verstuurd, hetgeen betekent dat het een voice kan beïnvoeden op een externe toongenerator dat op hetzelfde MIDI kanaal ingesteld staat als de AN1x, of als Control Change data in een externe MIDI sequencer opgenomen kan worden.
PORTAMENTO Aan En Uit Zetten
U zet met de [PORTAMENTO] schakelaar de portamento aan en uit. De Portamento aan/uit status wordt als voice data opgeslagen.
Na het indrukken van [PORTAMENTO] wordt er via de MIDI [OUT] een Control Change boodschap verstuurd, die als Control Change data in een externe MIDI sequencer opgenomen kan worden.
U kunt met de UTILITY SETUP Control functie de Voet­schakelaar instellen om portamento met de voet aan en uit te schakelen (zie pag. 95).
DEMO
PORTAMENTO
STORE
ARPEGGIO/ SEQ
LAYER
C1 C2
C1 C2
Key pressed
Key pressed
Normal play
Portamento
Pitch glides from note to note
Toets ingedrukt C1
Toets ingedrukt C1
C2
C2
Normaal spelen
Portamento
Toonhoogte glijdt van noot naar noot
25
Portamento Tijd instellen
U kunt de Portamento tijd instellen door [PEG/LFO] in te drukken en aan CONTROL knop 4 te draaien.
Als de [PORTAMENTO] schakelaar uitstaat, knippert “– – –” in de LCD.
Voor meer informatie, zie pag. 56.
Portamento Modes Selecteren
Er zijn afhankelijk van de Poly mode instelling diverse Portamento modes beschikbaar. U krijgt hier toegang toe via het VOICE SCENE SETUP menu.
Voor meer informatie, zie pag. 73.
N.B.
Mode Poly
Port
VOICE SCENE SETUP
LFO Rst
Ctrl Matrix Set No
Param Source
Depth
Layer Pan
Separate
Unison Detune
N.B.
N.B.
ASSIGN 4
Sync Pitch Src
Edge
Port Time
Edge
Release
Release
Noise Level
Parameter Groepen Selecteren
De KNOP PARAMETER GROEP schakelaar be­paald welke groep toongeneratorparameters u met de CONTROL knoppen kunt wijzigen. U kunt de voice ingrijpend veranderen door de diverse parameters te wijzigen. De geselecteerde schakelaar wordt met een LED links ervan aangegeven.
De naam van iedere parameter in de groep staat, op het paneel, naast de knop waarmee het gewijzigd wordt, afgebeeld. Deze zijn kleur gecodeerd correspondernde met iedere KNOP PARAMETER GROEP schakelaar. Een be­schrijving van iedere parameter groep, samen met de be­schikbare parameters en instellingen van iedere groep, vindt u in het REFERENCE gedeelte.
Voor details, zie als volgt:
1PEG/LFO — pag. 54 2SYNC/FM — pag. 58 3VCO1 — pag. 61 4VCO2 — pag. 63 5VCF — pag. 64 6MIX/VCF — pag. 66 7VCA — pag. 68
(ASSIGN — pag 70)
Voor details over het toewijzen van parameters aan CONTROL knoppen, zie pag.
95. Voor informatie over de AN1x toongenerator, zie pag. 10.
N.B.
CTRL
PEG
LFO2 LFO1
VCO
VCO1
SYNC
MASTER
SLAVE
FM
VCO2
MIX/VCF
MOD
RING
NOISE
FEG
VCA
VOLUME
AEG
FEEDBACK
VARI
EQ
DLY RE V
EFFECT
KNOB PARAMETER GROUP
PEG/LFOSYNC/FM
VCO1
VCO2
MIX/ VCF
VCF
VCA
ASSIGN
26
De CONTROL Knoppen Gebruiken
De acht CONTROL knoppen bieden u directe toegang tot vele toongeneratorparameters waarmee u, letterlijk realtime, een ongelimi­teerde hoeveelheid geluiden met de AN1x kunt creëren. U kunt hiermee tevens toegang krijgen tot de individuele events in iedere stap van de Step Sequencer (als de [EDIT ROTARY] schakelaar op het SEQ EDIT/SETUP menu staat).
De CONTROL knoppen zijn toewijsbaar, dus kunt u een specifieke parameter aan iedere knop toewijzen. U kunt met de Control Matrix iedere knop parameter voor iedere Scene in iedere voice bepalen. Bovendien kunt u met de UTILITY SETUP menu Control functie specifieke Control Change parameters toewijzen, die kunnen, als de [ASSIGN] schakelaar geselecteerd is, niet alleen naar de interne toongenerator verstuurd worden, maar ook via de MIDI [OUT] verstuurd worden, en u hiermee een extern MIDI apparaat kunt besturen.
Als u aan een knop draait om een parameter te wijzigen, verschijnt de parameternaam en waarde automatisch in de LCD, waarop tevens de data in de LCD wijzigt. Als u een knop (druk-schakelaar) indrukt zonder hieraan te draaien, verschijnt de parameternaam en waarde in de LCD, zonder dat de waarde gewijzigt wordt.
Als u een knop naar links draait vermindert de numerieke waarde (of scrollt naar de top van de lijst met beschikbare parameters), en als u een knop naar rechts draait wordt de numerieke waarde verhoogd (of scrollt deze naar de bodem van de lijst met beschikbare parameters).
Voor informatie over het toewijzen van controllers, zie pag. 95.
N.B.
ASSIGN 4
Sync Pitch Src
Edge
Port Time
Edge
Release
Release
Noise Level
Algorithm
Wave
Attack
Attack
ASSIGN 1 ASSIGN 2
ASSIGN 3
ASSIGN 4
PEG Decay
Wave
VCO1
Fine
Fine
PEG Sw
FM Src2
LFO2 Spd
PmodDepth PmodDepth
Level
LFO1 Wave LFO1 Spd
LFO1 Dly
PW
ASSIGN 5
ASSIGN 6 ASSIGN 7 ASSIGN 8
VCF Cutoff
Sync Pmod Sw
Sync Pitch
Pitch Pitch
PEG Depth
Decay
Decay
VCO2
Level
FM Depth
FM Src1
Sync Pitch Depth
Sustain
Ring Mod
Sustain
Sync Pitch Src
Edge
Port Time
Edge
Release
Release
Noise Level
PW
HPF
Feedback
VCF
PWM Depth
PWM Src PWM Src
PWM Depth
Type
Reso nance
Volume
FEG Depth
Fmod Depth
Amod Depth
Vel Sens
Key Track
Vel Sens
Als de [EDIT ROTARY] schakelaar op posities 1 - 4 of 6 staat, en u een voice selecteert, wordt de [ASSIGN] schakelaar automatisch geselecteerd (de LED ernaast licht op), hetgeen betekent dat de groep parameters die aan de knoppen is toegewezen met de UTILITY SETUP menu Control functie, met de CONTROL knoppen bestuurd en gewijzigd kunnen worden. Druk, om toegang tot een andere groep knop parameters te krijgen, op een KNOP PARAMETER GROEP schakelaar.
Voor meer informatie over de knop parameters, zie pag. 54.
De Knop Data grafiek
Tijdens het wijzigen van toongenerator of sequence event parameters, verschijnt een horizontaal 11-segment “knop data grafiek” onderin de LCD. Als u op de schakelaar van een knop drukt voor data bevestiging (voordat u de knop omdraait), biedt de data grafiek een zichtbare referentie van de parameter waarde in vergelijking met de huidige knop positie.
Een knipperend segment in de data grafiek toont de huidige waarde van de parameter, en geschaduwde segmenten links of recht van het knipperende segment tonen de huidige knoppositie. Als u de knop naar links of rechts draait, verplaatst ook de data grafiek corrsponderend aan de knop bewegingen.
Coarse/Fine Wijzigen
U kunt, afhankelijk hoe u aan de knop draait, de CONTROL knob parameters in coarse (grote) of fine (kleine) stappen wijzigen. De knop data ziet er voor iedere methode anders uit.
Als u normaal aan de knop draait wordt de parameter waard in grote (coarse) stappen verhoogd/verlaagd. In dit geval is de knipperende indicator in de data grafiek niet zichtbaar. Als u tijdens het draaien aan de knop de knop indrukt, wijzigt de parameter in kleine stappen. In dit geval staat de knipperende indicator stil als u aan de knop draait, en blijft deze knipperen als u de knop loslaat.
Actual value (flashing)Current knob position
N.B.
Huidige knop positie
Huidige waarde (knippert)
Step Sequencer Event Wijzigen
Als u de [EDIT ROTARY] schakelaar op het SEQ EDIT/SETUP menu (positie 5) zet, of u een voice selecteert als de [EDIT ROTARY] schakelaar hier al op staat, brandt er geen LED naast een KNOP PARAMETER GROEP schakelaar, en wordt door draaien aan een CONTROL knob de geselecteerde event data van de Sequencer step van die knop gewijzigd.
Als u aan een knop draait om een event te wijzigen, verschijnt de eventnaam en waarde (en stap nummer) automatisch in de LCD, en de knop data grafiek toont de knopwijzigingen. Als u daarnaast op een knop (druk­schakelaar) drukt zonder hieraan te draaien, verschijnt de informatie in de LCD.
Als u op een KNOP PARAMETER GROEP schakelaar drukt wordt de corresponderende groep toongeneratorparameters geaktiveerd (de LED licht op), drukt u nogmaals op dezelfde knop keert u terug naar Step Sequencer edit. Als u de [EDIT ROTARY] schakelaar op een andere positie zet wordt Step Sequencer edit uitgezet.
Voor meer informatie over de Step Sequencer, zie pag. 37.
N.B.
27
Parameters aan Knoppen toewijzen
U kunt één van de vele beschikbare Control Change para­meters aan iedere knop toewijzen. Nadat u op de [ASSIGN] schakelaar heeft gedrukt, zijn de parameters voor realtime wijziging met de CONTROL knoppen beschikbaar .
U kunt met de Control functie (Device en Control Nummer) parameters in het UTILITY SETUP menu knoppen toewijzen. Als u op [ASSIGN] drukt en aan een CONTROL knop draait, wordt de MIDI Control Change data naar zowel de interne toongenerator als de MIDI [OUT] verstuurd, waar­mee externe apparaten bestuurd kunnen worden. De Control functie toewijzingen zijn systeem parameter instel­lingen, deze behouden de huidige waarde als er een andere voice geselecteerd wordt.
U kunt met de Control Matrix in het VOICE SCENE SETUP menu andere parameters aan de knoppen toewijzen, waar alleen parameters die invloed hebben op de interne toongenerator (net als binnenkomende MIDI boodschappen) geselecteerd kunnen worden. Aangezien Control Matrix parameters voice instel­lingen zijn, worden deze als voice data opgeslagen, waardoor iedere voice aangepaste knoptoewijzingen voor iedere Scene kan bevatten!
Voor details over het toewijzen van Control functie parameters aan de CONTROL knoppen, zie pag. 95. Voor details over het toewijzen van Control Matrix parameters aan de CONTROL knoppen, zie pag. 73.
Voor een lijst met beschikbare parameters die aan iedere CONTROL knop toegewezen kunnen worden, zie het Data Lijst gedeelte.
N.B.
N.B.
28
De Paneel Edit Matrix Gebruiken
Het paneel matrix van de Edit menus op de AN1x bieden u snelle en eenvoudige toegang tot de honderden parameterinstellingen. Het enige wat u hoeft te doen is de [EDIT ROTARY] schakelaar op één van de zes menus te zetten en de parameter waarde [UP/DOWN] schakelaar onder de naam van de parameters die u wilt wijzigen in te drukken.
Druk één keer op de [UP/DOWN] schakelaar om de naam en huidige waarde van de parameter in de LCD te tonen. Druk herhaaldelijk op het bovenste of onderste gedeelte om door de instellingen heen te wandelen, of houd het bovenste of onderste gedeelte ingedrukt om door de instellingen heen te scrollen.
Mode Poly
Port
Tempo Split Pnt
Track Common Trigger
LoopType
Common Arp/SEQ
Type/No
Knob Event
1-8/9-16
System MstrTune
KbdTrans
VOICE SCENE SETUP
VOICE COMMON
VOICE FREE EG
VOICE ARPEGGIO/ SEQ
SEQ EDIT/ SETUP
UTILITY SETUP
LFO Rst
Ctrl Matrix Set No
Vari EF/EQ Param Data
Length
Key Track
KbdMode Hold
Step Hold
Pattern Bank
Kbd Vel
MIDI Tx Ch
Param Source
Vari EF Dry:Wet
Dly/Rev EF Param
Param
Track Track No
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
No
BaseUnit
Rx Ch
DeviceNo Local
BulkDump
Length LoopType
Arpeggio
Subdivide
Play EF
Swing
Scene Sw
Track Job
Rec
Data
Depth
EF Bypass
Layer Pan
Separate
Unison Detune
Name Cursor Char
Copy Undo
Velocity
GateTime
Ctrl No
SEQ Store
Ctrl Device
Ctrl No
Press this area to decrement settings (hold to scroll)
Select a menu (1 - 6)
Press once to display information in LCD
Press this area to increment settings (hold to scroll)
1 Voice Menus
De vier Voice menus zijn voornamelijk toegewijd aan parameters die de toongenerator beïnvloeden.
VOICE SCENE SETUP Bevat Scene Mode en Control Matrix parameters plus Layer-gerelateerde parameters van de voice.
VOICE COMMON Bevat Tempo, Splitpunt, Effect en voice­naam parameters die voor beide Scenes gelijk zijn, en Variation Effect Dry:Wet balans parameter die voor iedere Scene apart ingesteld kan worden.
VOICE FREE EG Bevat Trigger en Lengte instelling, Spoor en Parameter selectie, plus opname en andere parameters speciaal voor de Free EG functie.
VOICE ARPEGGIO/SEQ bevat gemeenschappelijke en specifieke parameters die te maken hebben met de Arpeggiator en Step Sequencer.
Voor een beschrijving van iedere parameter en de beschikbare instellingen, zie het REFERENTIE gedeelte, pag. 72. Voor meer informatie over de Arpeggiator, zie pag. 33.
2 Step Sequencer Menu
Het SEQ EDIT/SETUP menu bevat Knop event en sequence wijziging-gerelateerde parameters, Patroon Bank en Nummer selectie, en andere parameters die met de Step Sequencer te maken hebben.
Voor een beschrijving van iedere parameter en de beschikbare instellingen, zie het REFERENTIE gedeelte
, pag. 89. Voor informatie over de Step Sequencer, zie
pag. 37.
3 Utility Menu
Het UTILITY SETUP menu bevat “global” parameters, waaronder Systeem stemming, toetsenbord transpose en ­aanslaggevoeligheid parameters, MIDI kanaal verstuur, ontvangst en andere instellingen, en Control functie toewijzingsparameters.
Voor een beschrijving van iedere parameter en de beschikbare instellingen, zie het REFERENTIE gedeelte, pag, 92. Voor meer informatie over de Control functie, zie pag. 50.
N.B.
N.B.
N.B.
Mode Poly
Port
Tempo Split Pnt
Track Common Trigger
LoopType
Common Arp/SEQ
Type/No
Knob Event
1-8/9-16
System MstrTune
KbdTrans
VOICE SCENE SETUP
VOICE COMMON
VOICE FREE EG
VOICE ARPEGGIO/ SEQ
SEQ EDIT/ SETUP
UTILITY SETUP
LFO Rst
Ctrl Matrix Set No
Vari EF/EQ Param Data
Length
Key Track
KbdMode Hold
Step Hold
Pattern Bank
Kbd Vel
MIDI Tx Ch
Param Source
Vari EF
Dry:Wet
Dly/Rev EF Param
Param
Track Track No
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
No
BaseUnit
Rx Ch
DeviceNo Local
BulkDump
Length LoopType
Arpeggio
Subdivide
Play EF Swing
Scene Sw
Track Job Rec
Data
Depth
EF Bypass
Layer Pan
Separate
Unison Detune
Name Cursor Char
Copy Undo
Velocity
GateTime
Ctrl No
SEQ Store
Ctrl Device
Ctrl No
3 Utility Menu
2 Step Sequencer Menu
1 Voice Menus
Selecteer een menu (1-6)
Druk hier om instellingen te verhogen (inhouden om te scrollen) Druk hier om instellingen te verlagen (inhouden om te scrollen)
Druk één keer om informatie in de LCD te tonen.
29
Voices Editten
Als u alle voorgaande gedeelten goed heeft doorgelezen, en vooral de diverse functies uitgeprobeerd heeft, heeft u een aardige basis opgebouwd over hoe de AN1x de geluiden creërt, en hoe u met de diverse knoppen de vele parameters kunt wijzigen. Dit gedeelte biedt een overzicht, in de benodigde stappen, bij het wijzigen van een voice, met daarbij de belangrijkste procedures om uw eigen voice uit het niets op te bouwen.
Voice Edit Procedure
De AN1x is zo uitermate intuitief, dat de procedure voor het wijzigen van een voice extreem eenvoudig is. Er zijn slechts enkele stappen, als volgt:
1. Selecteer met het PROGRAM CHANGE numerieke toetsenbord een voice.
2. Stel de Layer mode met de [LAYER] schakelaar en Poly mode in (bevindt zich in het VOICE SCENE SETUP menu).
Mode Poly
Port
VOICE SCENE SETUPLFO Rst
Ctrl Matrix Set No
Param Source
Depth
Layer Pan
Separate
Unison Detune
DEMO
PORTAMENTO
STORE
ARPEGGIO/ SEQ
LAYER
PROGRAM CHANGE
VWX
MNO
7
YZ
8
PQR
5
GHI
2
4
DEF
1
ABC
0
OTHERS
STU
9
6
JKL
3
YES/ ENTERNO
3. Wijzig de diverse toongenerator parameters van iedere Scene met behulp van de KNOP PARAMETER GROEP schakelaars en CONTROL knoppen.
4. Maak, afhankelijk van uw wensen, gebruik van de paneel Edit matrix om effect confi­guraties en instellingen te maken, neem real­time knopwijzigingen voor één of meer para­meters op met de 4-sporen Free EG functie, bepaal de Arpeggiator instellingen, creëer een Step Sequence, wijs Control Matrix sets toe, en stel andere voice parameters in.
5. Sla de voice data op in een voice geheugen­locatie (1 - 128) met behulp van de Voice Store (opslaan) handeling (zie pag. 98).
Parameters die u ten alle tijden kunt wijzigen maar niet als voice data opgeslagen worden zijn systeemparameters, waar u toegang tot krijgt via het UTILITY SETUP menu, en Effect Bypass status (VOICE COMMON menu) en MIDI Patroon Verstuur Kanaal (VOICE ARPEGGIO/SEQ menu). Deze worden niet gewijzigd als er een andere voice geselecteerd wordt.
N.B.
Mode Poly
Port
Tempo Split Pnt
Track Common Trigger
LoopType
Common Arp/SEQ
Type/No
Knob Event
1-8/9-16
System
MstrTune
KbdTrans
VOICE SCENE SETUP
VOICE COMMON
VOICE FREE EG
VOICE ARPEGGIO/ SEQ
SEQ EDIT/ SETUP
UTILITY SETUP
LFO Rst
Ctrl Matrix Set No
Vari EF/EQ Param Data
Length
Key Track
KbdMode Hold
Step Hold
Pattern Bank
Kbd Vel
MIDI Tx Ch
Param Source
Vari EF Dry:Wet
Dly/Rev EF Param
Param
Track Track No
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
No
BaseUnit
Rx Ch
DeviceNo Local
BulkDump
Length LoopType
Arpeggio
Subdivide
Play EF Swing
Scene Sw
Track Job Rec
Data
Depth
EF Bypass
Layer Pan
Separate
Unison Detune
Name Cursor Char
Copy Undo
Velocity
GateTime
Ctrl No
SEQ Store
Ctrl Device
Ctrl No
KNOB PARAMETER GROUP
PEG/LFOSYNC/FM
VCO1
VCO2
MIX/ VCF
VCF
VCA
ASSIGN
Algorithm
Wave
Attack
Attack
ASSIGN 1 ASSIGN 2
ASSIGN 3
ASSIGN 4
PEG Decay
Wave
VCO1
Fine
Fine
PEG Sw
FM Src2
LFO2 Spd
PmodDepth PmodDepth
Level
LFO1 Wave LFO1 Spd
LFO1 Dly
PW
ASSIGN 5
ASSIGN 6 ASSIGN 7 ASSIGN 8
VCF Cutoff
Sync Pmod Sw
Sync Pitch
Pitch Pitch
PEG Depth
Decay
Decay
VCO2
Level
FM Depth
FM Src1
Sync Pitch Depth
Sustain
Ring Mod
Sustain
Sync Pitch Src
Edge
Port Time
Edge
Release
Release
Noise Level
PW
HPF
Feedback
VCF
PWM Depth
PWM Src PWM Src
PWM Depth
Type
Reso nance
Volume
FEG Depth
Fmod Depth
Amod Depth
Vel Sens
Key Track
Vel Sens
30
ORIGINELE VOICES CREËEREN
Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste procedures die nodig zijn om uw eigen voices van niets af op te bouwen. Zie pagina 101 voor stap-voor-stap voorbeelden voor het creëren van voices, waaronder analoge synth klassiekers zoals Synth Bass en Synth Brass, en traditionele Electronic Organ en Electric Piano voices.
Toongenerator en Paneel Parameters Wijzigen
Met het wijzigen van de toongeneratorparameters kunt u de fundamentele kenmerken van de voice bepalen. U krijgt hier toegang toe door een KNOP PARAMETER GROEP schakelaar in te drukken en aan specifieke CONTROL knoppen te draaien. Er zijn vier belangrijke stappen in het proces van het wijzigen van de toongenerator parameters, namelijk:
1. VCO edit om de fundamentele golfvorm te selecteren en toonhoogte te bepalen.
2. VCF edit om filters toe te passen en de toon of timbre te bepalen.
3.
VCA edit om versterking aan de voice toe
te voegen.
4. LFO edit om modulatie aan de VCO, VCF en VCA toe te voegen.
Toongenerator parameters wijzigen beïnvloedt de geselecteerde Scene (ingeladen in de Scene edit buffer) of het Scene Control geluid (in de Scene Control buffer). Voor details, zie pag. 20.
Door de diverse paneel Edit menu parameters te wijzigen, kunt u de toetsenbord en Scene ge-relateerde modes bepalen, effect typen en instellingen wijzigen, Free EG sporen opnemen, Step Sequencer patronen creëeren en toewijzen of de Arpeggiator configureren. (Voor details, zie pag. 71.)
Bepaalde paneel parameters gelden voor individuele Scenes of beide Scenes van de voice. Voor details over ieder menu en de beschikbare parameters, zie pagina
72.
N.B.
N.B.
1. VCO Edit
Met de [VCO1] KNOP PARAMETER GROEP schakelaar krijgt u toegang tot de belangrijkste voltage controlled oscillator parameters, waarmee u de basisgolfvorm en fundamentele toonhoogte van het geluid in kunt stellen. Met de [VCO2] schakelaar krijgt u toegang tot de tweede oscillator, die dezelfde set parameters als VCO1 bevat, en u een extra dimensie aan de voice toe kunt voegen.
Er wordt geen geluid gegenereerd als de VCO1 Level of VCO2 Niveau instellingen in de [MIX/VCF] groep op een te laag niveau staan.
Golfvorm
U kunt met CONTROL knop 1 de golfvorm voor de VCO1 oscillator selecteren—waaronder zaagtand, golfvorm (pulse) en een aantal anderen—die de fundamentele kenmerken van het geluid bepalen.
Voor meer informatie over de beschikbare golfvormen, zie pag. 61.
Pitch En Fine
Door het draaien aan CONTROL knop 2 (Pitch) en 3 (Fine) kunt u de fundamentele toonhoogte van de golf­vorm bepalen. Als u beide oscillators gebruikt kunt u deze, om het geluid vetter te maken, met de Fine para­meter “ontstemmen”, of kunt u, om intervals te creëren, de Pitch parameters voor iedere golfvorm anders instellen.
Voor meer informatie over Pitch en Fine parameters, zie pag. 61, 62.
Edge, Pulse Width En Pmod Depth (sterkte)
Als u aan CONTROL knop 4 draait kunt u instellen hoe scherp of afgekapt de "edge" van de golfvorm wordt. U kunt met CONTROL knop 5 de pulswidth van de golfvorm bepalen, om zo de harmonischen te bepalen. U kunt met CONTROL knop 8 de Pitch Modulation Depth (sterkte) instellen om een vibrato effect te creëren. Met andere parameters kunt u modulatie aan de pulswidth van LFO1 en andere golfvormen toevoegen.
Voor details over de Edge, Pulse width en Pmod Depth parameters, zie pag. 62,
63.
N.B.
N.B.
N.B.
Saw Wave Pulse Wave
N.B.
Zaagtand
Blokgolf
31
Sync Algoritme
Als u op de [SYNC/FM] KNOP PARAMETER GROEP schakelaar drukt kunt u met de CONTROL knoppen toegang krijgen tot parameters die de "master" en "slave" oscillators beïnvloeden, en onderdeel zijn van VCO1, en kunt u configureren hoe het FM (Frequency Modulation) signaal aan de master en/of slave oscillators wordt toegevoegd. Als de "sync" aanstaat wordt VCO1 letterlijk twee oscillators in één, met de slave gesynct aan de master.
Met het draaien aan CONTROL knop 1 configureert u het sync Algorithme, wat ofwel sync uitzet en alleen het FM signaal beschikbaar maakt, of het FM signaal aan master, slave, of beide oscillators toe kunt voegen. Met CONTROL knop 2 krijgt u toegang tot de Sync Pitch parameter om een verschil in toonhoogte tussen de master en slave oscillators te creëren en de harmonische interval kunt instelllen. Met andere beschikbare parameters kunt u modulatie aan VCO1 toevoegen met de LFO1 of andere golfvormen.
Voor details over de [SYNC/FM] parameters, zie pag. 58.
PEG
Als u de [PEG/LFO] KNOP PARAMETER GROEP schakelaar indrukt kunt u met de CONTROL knoppen toegang krijgen tot parameters die de Pitch Envelope Generator (PEG) besturen, die bepaalt hoe de toon­hoogte van een voice over tijd wijzigt—vanaf het mo­ment dat een toets wordt ingedrukt, vastgehouden, losgelaten, en hoe lang het duurt voordat het geluid wegvalt. Met CONTROL knop 2 kunt u de PEG Depth, of toonhoogte in halve tonen instellen. Met CONTROL knop 1 kunt u de PEG Decay instellen, oftewel de tijd die nodig is voor het geluid om vanaf de PEG Depth instelling de basis toonhoogte te bereiken. Met CONTROL knop 3 kunt u de PEG schakelaar instellen om te bepalen aan welke VCO de PEG toegevoegd wordt.
Voor meer informatie over PEG Depth, PEG Decay, en PEG Switch parameters, zie pag. 55.
N.B.
N.B.
VCO
VCO1
SYNC
MASTER
SLAVE
FM
VCO2
2. VCF Edit
Als u op de [VCF] KNOP PARAMETER GROEP schakelaar drukt krijgt u toegang tot de voltage controlled filter parameters, waarmee u het karakter van de tone, of timbre van de voice kunt bepalen, en de Filter Envelope Generator (FEG) kunt configureren.
VCF Cutoff En Resonance
Met het draaien aan CONTROL knop 5 kunt u de cutoff frequency van het VCF Type (zoals vastgesteld staat in de MIX/VCF groep) instellen, wat het punt be-paalt waar specifieke frequenties doorgelaten of afge-knepen worden (gefilterd). Met CONTROL knop 6 kunt u, om resonantie toe te voegen, de harmonischen bij de cutoff frequentie versterken. Deze twee parameters zijn essentiëel bij het bepalen van de timbre van de voice.
FEG
Met CONTROL knoppen 1-4 kunt u de Attack, Decay, Sustain en Release waarden bepalen, zodat u precies in kunt stellen hoe de timbre van de voice over tijd wijzigt—vanaf dat een toets wordt ingedrukt, vastge­houden, losgelaten, en hoe lang het duurt voordat het geluid wegvalt. Met CONTROL knop 7 stelt u de FEG Depth in, of bewegingsbereik van de cutoff frequentie.
Voor meer informatie over [VCF] parameters, zie pag. 64.
N.B.
Key on Key off
Attack ReleaseDecay
Time
Cutoff frequency
Sustain
Range passed
Cutoff frequency Frequency
Cutoff range
VCF Type = Low Pass Filter
Bereik doorgelaten
Cutoff bereik
Cutoff frequentie Frequentie
VCF Type = Low Pass Filter
Cutoff frequentie
Toets ingedrukt
Toets los
Tijd
32
Ring Modulator, Noise En Mixer
Als u op de [MIX/VCF] KNOP PARAMETER GROEP schakelaar drukt, kunt u met CONTROL knoppen 1-4 respectievelijk de niveau’s van de VCO1, VCO2, Ring Modulator en Noise signalen instellen. Met CONTROL knop 5 kunt u de cutoff frequentie van de High Pass Filter die aan het signaal vanuit de mixer toegevoegd wordt instellen. Met CONTROL knop 6 kunt u het VCF filter type (LPF, HPF, BPF, BEF) selecteren dat bestuurd wordt door de VCF Cutoff frequentie (in de [VCF] para-meter groep). Met CONTROL knop 7 kunt u de Filter Modulation Depth wijzigen om een wah effect te creëren.
Voor meer informatie over [MIX/VCF] parameters, zie pag. 66.
3. VCA Edit
Als u op de [VCA] KNOP PARAMETER GROEP schakelaar drukt krijgt u toegang tot de voltage controlled amplifier parameters, waarmee u het volume van het geluid kunt bepalen, en de Amplitude Envelope Generator (AEG) kunt configureren.
AEG
Met CONTROL knoppen 1-4 bepaalt u respectievelijk de Attack, Decay, Sustain en Release waarden, zodat u precies in kunt stellen hoe het volume over tijd wijzigd—vanaf dat een toets wordt ingedrukt, vastgehouden, losgelaten, en hoe lang het duurt voordat het geluid wegvalt. Volgende diagram toont het verschil in envelope generator karakteristiek voor sommige bekende instrumenten.
Voor meer informatie, zie pag. 68.
N.B.
Piano Violin
Key on Key off
Attack ReleaseDecay
Time
Level
Sustain
N.B.
Amod Depth En Vel Sens
Met CONTROL knop 7 kunt u de Amplitude Modulation Depth instellen om met LFO1 een tremolo effect te creëren. Met CONTROL knop 8 kunt u de Velocity Sensitivity (aanslaggevoeligheid) instellen om de amplitude van de VCA in relatie tot u speelsterkte in te stellen, om zo het dynamische bereik te verhogen met een lichtere of hardere aanslag.
Voor meer informatie over Amod Depth en Vel Sens parameters, zie pag. 70.
Feedback En Volume
Met CONTROL knop 5 kunt u het feedback niveau instellen dat vanuit de VCA teruggestuurd wordt naar de mixer, waardoor het signaal vetter wordt. Met CONTROL knop 6 bepaald u het algehele uitgangs­niveau van de VCA voordat het signaal naar het Effect block gestuurd wordt.
Voor meer informatie over Feedback en Volume parameters, zie pag. 69.
4. LFO Edit
De Low Frequency Oscillator is een oscillator dat lage frequentie signale genereert waarmee u modulatie aan specifieke aspecten van de voice kunt toevoegen. Als u bijvoorbeeld de LFO aan de VCO toevoegt creëert dat vibrato, het toevoegen aan de VCF creëert wah, en het toevoegen aan de VCA creëert tremolo. De AN1x bevat twee aparte LFOs waarmee u op allerlei manieren modulatie kunt besturen.
Wave En Speed
Als u op de [PEG/LFO] KNOP PARAMETER GROEP schakelaar drukt kunt u met CONTROL knop 5 LFO1 Wave uit 21 beschikbare typen selecteren. Met CONTROL knop 6 stelt u de LFO1 Speed in, en met CONTROL knop 7 bepaalt u de LFO1 Delaytijd van de modulatie. Met CONTROL knob 8 stelt u de LFO2 Speed voor LFO2 wave in die vastgesteld staat op een zaagtand golfvorm.
Voor meer informatie over LFO parameters, zie pag. 54.
Een Voice Opslaan
Als u uw voice wijzigt, afhankelijk of u werkt met Scene 1, Scene 2 of het Scene Control geluid, kan het zijn dat u een Voice Store handeling uit wilt voeren.
N.B.
N.B.
N.B.
Niveau
Attack
Decay
Sustain
Release
Tijd
Toets ingedrukt Toets losgelaten
Piano
Viool
33
Store Handelingen
De [STORE] schakelaar wordt gebruikt voor het uitvoeren van Voice Store (opslaan) handelingen.
Voor informatie over het uitvoeren van een Voice Store handeling, zie pag. 98.
Voor informatie over datatypen die in een voice opgeslagen worden, zie pag. 9.
Voor informatie over Scene-gerelateerde Store functies, zie pag. 21. Voor informatie over SEQ Store, zie pag. 46.
De ARPEGGIO/SEQ Aan en Uit Zetten
U kunt met de [ARPEGGIO/SEQ] schakelaar de Arpeggiator of Step Sequencer aan en uit zetten. “ARP” of “SEQ” verschijnt in de LCD om aan te geven welke van de twee aktief is voor de voice, dat bepaald wordt door de Common Arp/SEQ instellling in het VOICE ARPEGGIO/SEQ menu.
Voor informatie over de Arpeggiator, zie pag. 33. Voor informatie over de Step Sequencer, zie pag. 37. Voor informatie over de Arp/SEQ instelling, zie pag. 85.
N.B.
DEMO
PORTAMENTO
STORE
ARPEGGIO/ SEQ
LAYER
N.B.
N.B.
DEMO
PORTAMENTO
STORE
ARPEGGIO/ SEQ
LAYER
De Arpeggiator Gebruiken
U kunt met de Arpeggiator met één druk op de toets arpeggio akkoord-patronen afspelen. Er zijn 30 arpeggio patroontypen waaruit u kunt kiezen. Met de 10 Arpeggio Subdivide (timing resolutie) instellingen, Play Effect Velocity parameter en aantal gespeelde noten, heeft u een breed bereik aan besturing en aanpassing van de lengte, ritme en “feel” van de arpeggio van een voice.
U kunt aangeven welke Scene de arpeggio patronen bespeeld, u kunt de Arpeggio Hold functie naar wens aan of uit zetten, en zelfs een onafhankelijk MIDI kanaal toewijzen waarop de Arpeggiator data verstuurd wordt.
De specifieke Arpeggiator-gerelateerde parameters zijn beschikbaar in het VOICE ARPEGGIO/SEQ menu, maar enkele andere hebben ook invloed op uw arpeggio spel, zoals Tempo en Poly mode instellingen, en afhankelijk van de Layer mode, zelfs het Splitpunt.
Voor informatie over de VOICE ARPEGGIO/SEQ menu parameter, zie pag. 85.
Arpeggiator Aan/Uit
De Arpeggiator kan alleen geaktiveerd worden als de Arp/SEQ parameter (VOICE ARPEGGIO/SEQ menu) op “Arpeggio” staat.
U kunt de Arpeggiator aan en uit zetten met de [ARPEGGIO/SEQ] schakelaar. Als de Arpeggiator aan­staat, verschijnt “ARP” rechtsonderin de LCD.
Common Arp/SEQ
Type/No
VOICE
ARPEGGIO/ SEQ
KbdMode Hold
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
Arpeggio Subdivide
Play EF Swing
Velocity
GateTime
N.B.
Common Arp/SEQ
Type/No
VOICE
ARPEGGIO/ SEQ
KbdMode Hold
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
Arpeggio Subdivide
Play EF Swing
Velocity
GateTime
34
Het Arpeggiator Tempo Instellen
Zet de [EDIT ROTARY] schakelaar op VOICE COMMON en druk op Tempo [UP/DOWN] om het tempo van de Arpeggiator in BPM (Beats Per Minute) in te stellen.
Als u ilt dat de clock van een externe MIDI sequencer of drumcomputer de tempo van de AN1x bestuurd, zet dan het tempo op “MIDI” (de eerste waarde vóór “40”) zodat de twee apparaten gesynchroniseerd met elkaar werken.
Arpeggio Hold Functie
Als u op Hold [UP/DOWN] drukt zet u de Arpeggio Hold functie aan of uit. Als Hold op "on" staat, verschijnt "HOLD" in geïnverteerde letters rechtsonder in de LCD. Nadat u de Arpeggiator heeft getriggerd door het spelen van een akkoord, blijft de arpeggio automatisch doorgaan als u de toetsen loslaat, totdat u Hold op "off" zet, of op [ARPEGGIO /SEQ] drukt om de Arpeggiator te stoppen. Als deze op "off" staat, stopt de Arpeggiator als u de toetsen loslaat.
De Arpeggio Hold functie is bijzonder handig tijdens live optredens als de Layer mode op “SPLIT” staat en de Keyboard Mode op “chrd&norm” (zie pag. 35), aan­gezien u de arpeggio kunt triggeren met noten links van het Splitpunt, en u met beide handen rechts van het Split­punt akkoorden of solo’s kunt spelen. Arpeggio Hold is tevens handig om de diverse Arpeggiator Typen of Subdivide instellingen uit te proberen, en is vrijwel onmisbaar voor het aanpassen van de toongenerator parameters van uw arpeggio’s met de CONTROL knoppen.
Common Arp/SEQ
Type/No
VOICE ARPEGGIO/ SEQ
KbdMode Hold
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
Arpeggio
Subdivide
Play EF Swing
Velocity
GateTime
Arpeggio Patroon Typen
U kunt de 30 arpeggio patroon typen selecteren door op Type/No [UP/DOWN] te drukken. De beschikbare typen zijn verdeeld in twee groepen, gescheiden akkoorden (Typen 1-15), en speciale arpeggio’s (Typen 16-30).
Typen 1-15 scheiden de akkoorden die u speelt op een aantal manieren, ofwel door het generen van arpeggio’s die omhoog, omlaag, omhoog&omlaag, of willekeurig gaan—over één, twee of vier oktaven. Typen 16-30 zijn speciale typen die in toon variëren of voegt een kleine verschuiving of complexere dynamiek en ritmische elementen toe aan de arpeggio.
Voor meer informatie over Type/No, zie pag. 85. Voor een liijst met beschikbare Arpeggiator Typen, zie de Arpeggiator Type Lijst in het Data Lijst gedeelte.
Arpeggio Subdivide
Door op Arpeggio Subdivide [UP/DOWN] te drukken kunt u één van de tien timing subdivision (ritme resolutie) instellingen voor het Arpeggiator patroon instellen.
Beschikbare Subdivide instellingen zijn:
3/8=q., 1/4=q, 3/16=e., 1/6= , 1/8=e, 3/32=x., 1/12= , 1/16=x, 1/24= , 1/32=r
Voor meer informatie over Arpeggio Subdivide, zie pag. 88.
N.B.
qqq
3
qqq
3
hhh
3
Common Arp/SEQ
Type/No
VOICE ARPEGGIO/ SEQ
KbdMode Hold
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
Arpeggio
Subdivide
Play EF Swing
Velocity
GateTime
N.B.
Common Arp/SEQ
Type/No
VOICE
ARPEGGIO/ SEQ
KbdMode Hold
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
Arpeggio Subdivide
Play EF Swing
Velocity
GateTime
35
Arpeggio Akkoorden Spelen
De diverse arpeggio’s uitproberen is ontzettend leuk. Zet de Arpeggio Hold functie aan, speel een akkoord met een even hoeveelheid noten, en luister hoe de verschillende patroon typen en Subdivide instellingen reageren. Speel dan een akkoord met oneven aantal noten en herhaal het process.
Er is een overvloed aan combinaties—relatief recht-door­zee of zelfs onverwachte resultaten wachten op u. En alleen door de handen uit de mouwen te steken en door alle opties te ontdekken kunt u een expert worden in het creëren van de juiste arpeggio voor de juiste muziek.
Keyboard Mode
Druk op KbdMode [UP/DOWN] om te bepalen hoe de Arpeggiator patronen reageren op de noten die u op het toetsenbord speelt. Selecteer “chrd” (Chord=akkoord) als u over het gehele toetsenbord arpeggio akkoorden wilt spelen. Selecteer “chrd&norm” (Chord & Normaal) als u links van het splitpunt arpeggio akkoorden wilt spelen en normale akkoorden aan rechts van het splitpunt.
Voor informatie over het instellen van het Splitpunt, zie pag. 77.
Scene Schakelaar
Druk op SceneSw [UP/DOWN] om te bepalen welke Scene het Arpeggiator patroon afspeelt. Scenes spelen overeenkomstig met de Layer mode en Keyboard Mode instelling.
Common Arp/SEQ
Type/No
VOICE
ARPEGGIO/ SEQ
KbdMode Hold
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
Arpeggio
Subdivide
Play EF Swing
Velocity
GateTime
N.B.
Common Arp/SEQ
Type/No
VOICE ARPEGGIO/ SEQ
KbdMode Hold
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
Arpeggio Subdivide
Play EF Swing
Velocity
GateTime
“scne1” of “scne2”
Als de Scene Schakelaar op “scne1” of “scne2” staat, speelt Scene 1 of Scene 2 als volgt af:
Layer mode = DUAL
Als KbdMode op “chrd” staat, kunt u beide Scenes
tegelijkertijd over het gehele toetsenbord bespelen. De geselecteerde Scene speelt de arpeggio, en de ander speelt normaal.
Als KbdMode op "chrd&norm" staat, kunt u beide
Scenes tegelijk over het gehele toetsenbord bespelen. De geselecteerde Scene speelt arpeggio’s als u links van het Splitpunt akkoorden speelt, en speelt u rechts van het Splitpunt de Dual voice.
Layer mode = SPLIT
Als “scne1” geselecteerd is en KbdMode op “chrd”
staat, kunt u arpeggio’s met Scene 1 links van het Splitpunt bespelen, en arpeggio’s met Scene 1 en mormale akkoorden rechts.
Als “scne1” geselecteerd is en KbdMode op “chrd”
staat, kunt u arpeggio’s met Scene 2 en normale akkoorden met Scene 1 links van het Splitpunt, en arpeggio’s met Scene 2 rechts.
Arpeggiator
Scene 1: Pad sound
Scene 2: Decay sound
Scene 2 only
Alleen Scene 2
Arpeggiator
Scene 2: Decay geluid
Scene 1 Pad geluid
36
Als “scne1” geselecteerd is en KbdMode op “chrd&norm” staat, speelt u arpeggio’s met Scene 1 links van het Splitpunt, en speelt u normaal met Scene 2 aan rechts van het Splitpunt.
Als “scne2” geselecteerd is en KbdMode op “chrd&norm” staat, speelt u arpeggio’s met Scene 2 en normale akkoorden met Scene 1 links van het Splitpunt, en speelt u normaal met Scene 2 rechts.
Layer mode = SINGLE
Als KbdMode op “chrd” staat, speelt u de arpeggio’s alleen met de geselecteerde [SCENE] schakelaar (of Scene Control geluid) over het gehele bereik van het toetsenbord.
Als KbdMode op “chrd&norm” staat, speelt u de arpeggio’s alleen met het geluid van de geselecteerde [SCENE] schakelaar (of Scene Control geluid) aan links van het Splitpunt, en alleen normale akkoorden met het geluid van de geselecteerde [SCENE] schakelaar (of Scene Control geluid) aan rechts.
“both” (beide)
Als de Scene Schakelaar op “both” staat, spelen beide Scenes als volgt:
Layer mode = DUAL
Als KbdMode op “chrd” staat, speelt u de arpeggio’s met Scene 1 en Scene 2 over het gehele toetsenbord.
Als KbdMode op “chrd&norm” staat, speelt u de arpeggio’s met Scene 1 en Scene 2 links van het Splitpunt, en speelt u normaal met Scene 1 en Scene 2 aan rechts van het Splitpunt.
Arpeggiator
Scene 1:
Scene 1 only
Bass sound
Scene 2: Solo sound
Layer mode = SPLIT
Als KbdMode op “chrd” staat, speelt u de
arpeggio’s met Scene 1 links van het Splitpunt, en speelt u normaal met Scene 2 aan rechts.
Als KbdMode op “chrd&norm” staat, speelt u
arpeggio’s met Scene 1 links van het Splitpunt en normale akkoorden aan rechts.
Als SceneSw op “both” staat in de SPLIT mode, kunnen, afhankelijk van het geselecteerde arpeggio Type als Splitpunt instelling en de plaats waar u de toetsen bespeeld, bepaalde noten van de arpeggiated akkoorden over het SPlitpunt gaan, m.a.w. lagere noten spelen Scene 1 en hogeren noten spelen met Scene 2.
Layer mode = SINGLE
(Hetzelfde als voor “scne1” of “scne2”, pag. 35.)
Arpeggio Pattern Length
De lengte van een AN1x arpeggio patroon wordt door drie factoren bepaald: Arpeggio Type, Arpeggio Subdivide instelling, en het totaal aantal noten dat u voor een arpeggio akkoord speelt.
Als u bijvoorbeed een arpeggio patroon met een uit vier noten bestaand akkoord speelt, zoals bijvoorbeeld een C majeur triool met één oktaaf in de grondtoon. Als Subdivide op “1/8” staat, breekt de Arpeggiator het akkoord op in 8ste noten, en creëert een arpeggio gebaseerd op de Type instelling. Als het Type op “UpOct2” staat klimt de arpeggio over twee oktaven, en herhaalt dit nu vier tellen. Als u Subdivide naar “1/16” zet, herhaalt de arpeggio zich na 2 tellen. Daarnaast, als u het Type naar “UpOct1” zet, herhaalt de arpeggio na één tel.
Omdat het aantal noten dat u speelt een directe relatie heeft met de patroonlengte gebaseerd op de Subdivide resolutie, kunnen soms ongewenste resultaten verkregen worden. Als algemene regel kunt u dit voorkomen door een even aantal akkoordnoten te nemen voor even subdivide resoluties (1/4, 1/8, 1/16 en 1/32) en een oneven aantal noten (b.v. akkoorden uit drie of vijf noten) met oneven resoluties (1/6, 1/12, 1/24).
Dit geldt overigens niet voor dotted nootritmes (3/8, 3/16 en 3/32). Deze resoluties zijn bijzonder interessant voor oneven tellen (v.b. 3/8 of 6/8), zodat u akkoorden met een even hoeveelheid noten moet spelen om deze uit drie parts bestaande ritmes correct af te spelen.
Zet als voorbeeld het Type op “UpOct2” en Subdivide op “3/8”. Als u een triool speelt wordt de grondtoon op de eerste tel in de 4de maat geplaatst, wat onregelmatige loopjes genereert. Bij een uit vier noten bestaand akkoord worden er wel symmetrische 4 maat loopje gegenereert. De grondtoon wordt na de eerste loop op bar 3 geplaatst, na de tweede op maat 7, enzovoorts, en komt altijd op de eerste tel terecht.
In het geval van de speciale Arpeggiator Types (16-30), zult u merken deze niet echt goed werken met triool ritmes. Het beste resultaat krijgt u met een 4/4 met en een Subdivide resolutie van “1/16”, “1/8” of “1/32”.
N.B.
Scene 1: Bas geluid
Scene 2: Solo geluid
Alleen Scene 1
Arpeggiator
37
Play Effect Velocity
Druk op de Play Effect Velocity [UP/DOWN] schake­laar om de ratio tussen de hogere en lagere aanslag­gevoeligheidswaarden van het Arpeggiator patroon in te stellen over een bereik tussen 1% en 200%.
Een instelling van “100%” behoudt de oorspronkelijke aanslaggevoeligheid tussen de noten. Lagere waarden stellen tijdens het afspelen lagere aanslaggevoeligheid in, en hogere waarden verhogen de aanslaggevoelig­heid bij het afspelen. De instelling “real” (Real-time) zorgt ervoor dat de aanslaggevoeligheidswaarde bepaald wordt door hoe hard u de toetsen aanslaat.
Arpeggio MIDI Uitsturing
U kunt de MIDI Patroon Verstuur Kanaal (“PtnTxCh”) parameter gebruiken om een MIDI kanaal te bepalen waar de Arpeggiator patroon data op verstuurd wordt, om ofwel een externe toongenerator te bespelen of de data op te nemen in een MIDI sequencer of computer.
Deze instelling is onafhankelijk van de MIDI Verstuur Kanaal (“MIDI Tx Ch”) instelling in het UTILITY SETUP menu (zie pag. 93), maar u kunt deze wel naar wens op dezelfde- of verschillende kanalen instellen. Onderstaande diagram toont hoe deze op verschillende kanalen ingesteld kunnen worden om twee verschillende externe toongenerators aan te sturen.
Common Arp/SEQ
Type/No
VOICE ARPEGGIO/ SEQ
KbdMode Hold
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
Arpeggio
Subdivide
Play EF Swing
Velocity
GateTime
Common Arp/SEQ
Type/No
VOICE ARPEGGIO/ SE
KbdMode Hold
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
Arpeggio Subdivide
Play EF Swing
Velocity
GateTime
Voor informatie over het instellen van het MIDI Patroon Verstuur Kanaal (“MIDI PtnTxCh”), zie pag. 87.
De MIDI PtnTxCh instelling is een systeem parameter, en wordt niet in de voicedata opgeslagen.
De Step Sequencer Gebruiken
U kunt met de Step Sequencer uw eigen 16­staps geloopte patronen creëren door het - met behulp van de CONTROL knoppen - invoeren van de Noot, Aanslaggevoeligheid, Gate Time en Control Change event waarden voor iedere stap (tel) in the sequence, waar iedere knop u toegang geeft tot de events in een specifieke stap als de [EDIT ROTARY] schakelaar op het SEQ EDIT/SETUP menu staat.
Ieder van de 128 voices bevat zijn eigen “Voice” Patroon­geheugen voor het opslaan van één sequence. Er is tevens een aparte bank met 128 “User” Patronen. U kunt de Patronen op verscheidene manieren vanaf het toetsenbord triggeren.
De specifieke Step Sequencer-gerelateerde parameters zijn beschikbaar in het SEQ EDIT/SETUP menu. Daarnaast zijn Patroon Nummer, Keyboard Mode, Hold, Scene Schake­laar en Play Effect parameters in het VOICE ARPEGGIO /SEQ menu beschikbaar en bevatten speciale functies voor de Step Sequencer. Andere instellingen die invloed hebben op uw sequences zijn Tempo en Poly mode instelling, en afhankelijk van de Layer mode, het Splitpunt.
Voor informatie over iedere SEQ EDIT/SETUP menu parameter, zie pag. 89.
N.B.
Knob Event
1-8/9-16
SEQ EDIT/ SETUP
Step Hold Length
SEQ Store
Pattern Bank
No
BaseUnit
LoopType Ctrl No
VOLUME
CTRL
SCENE
Algorithm
Wave
Attack
Attack
ASSIGN 1 ASSIGN 2
ASSIGN 3
ASSIGN 4
PEG Decay
Wave
VCO1
Fine
Fine
PEG Sw
FM Src2
LFO2 Spd
PmodDepth PmodDepth
Level
LFO1 Wave LFO1 Spd
LFO1 Dly
PW
ASSIGN 5
ASSIGN 6 ASSIGN 7 ASSIGN 8
VCF Cutoff
Sync Pmod Sw
Sync Pitch
Pitch Pitch
PEG Depth
Decay
Decay
VCO2 Level
FM Depth
FM Src1
Sync Pitch Depth
Sustain
Ring Mod
Sustain
Sync Pitch Src
Edge
Port Time
Edge
Release
Release
Noise Level
PW
HPF
Feedback
VCF
PWM Depth
PWM Src PWM Src
PWM Depth
Type
Reso nance
Volume
FEG Depth
Fmod Depth
Amod Depth
Vel Sens
Key Track
Vel Sens
N.B.
N.B.
Arpeggiator
Ext. TG 2
(Attack sound)
Ext. TG 1
(Pad sound)
Rcv. Ch2
Ptn TxCh2
Rcv. Ch1
MIDI TxCh1
38
Step Sequencer Aan/Uit
De Step Sequencer kan alleen geaktiveerd worden als de Arp/SEQ parameter (VOICE ARPEGGIO/SEQ menu) op “Step SEQ” staat.
U kunt de Step Sequencer aan- en uit zetten door op de [ARPEGGIO/SEQ] schakelaar te drukken. Als de Step Sequencer aanstaat, verschijnt “SEQ” rechtsonder in de LCD.
Als Arp/SEQ op “Arpeggio” staat, kunnen de diverse parameters in het SEQ EDIT/SETUP menu niet gebruikt worden.
Het Step Sequencer Tempo Instellen
Zet de [EDIT ROTARY] schakelaar op VOICE COMMON en druk op Tempo [UP/DOWN] om de tempo van de Step Sequencer in BPM (Beats Per Minute) in te stellen.
Als u de clock van een externe MIDI sequencer of drum­computer het tempo van de AN1x wilt laten besturen, zet dan het Tempo op “MIDI” (de eerste waarde vóór “40”), zodat de twee apparaten gesynchroniseerd met elkaar samenwerken.
Tempo Split Pnt
VOICE COMMON
Vari EF/EQ Param Data
Vari EF Dry:Wet
Dly/Rev EF Param
Data
EF Bypass
Name Cursor Char
N.B.
Common Arp/SEQ
Type/No
VOICE
ARPEGGIO/ SEQ
KbdMode Hold
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
Arpeggio Subdivide
Play EF Swing
Velocity
GateTime
Step Sequencer Hold Modes
Als u op Hold [UP/DOWN] drukt kunt u de SEQ Hold functie aan- en uit zetten. Afhankelijk van de Keyboard Mode instelling, zijn er nog twee toegevoegde Hold modes.
Als SEQ Hold op “on” staat, verschijnt “HOLD” geïnver­teerd rechtonder in de LCD. Nadat de Step Sequencer getriggert is door op het toetsenbord te spelen, blijft de sequence automatisch spelen als u de toetsen loslaat, totdat u de Hold instelling op “off” zet, of op [ARPEGGIO /SEQ] drukt om de Step Sequencer te stoppen.
Als KbdMode op “sel&norm” of “sel&shift” staat, zijn er twee extra SEQ Hold mode instellingen beschikbaar: “mode1”, dat een patroon iedere keer triggert als er een toets ingedrukt wordt, en “mode2”, dat een patroon triggert nadat de huidige sequence afloopt, zelf als u tijdens de huidige sequence een toets indrukt.
De SEQ Hold functie, in combinatie met de Layer mode en Keyboard Mode instellingen maken meer mogelijk tijden het spelen op het instrument. Het is dan ook niet weg te denken bij zowel het zoeken naar Voice- en User patronen, als bij het wijzigen van een patroon of het aanpassen van de diverse toongenerator parameters voor uw sequence geluid met de CONTROL knoppen.
Common Arp/SEQ
Type/No
VOICE ARPEGGIO/ SEQ
KbdMode Hold
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
Arpeggio Subdivide
Play EF Swing
Velocity
GateTime
39
Voice Patroon en User Patroon Banken
Naast de voice-gerelateerde data opgeslagen in een voice geheugenlocatie, bevat iedere voice “Voice Patroon” data voor één Step Sequencer patroon. Aangezien er 128 voices in het geheugen zitten, wordt de collectie van 128 patronen die in de voices opgeslagen zijn de Voice Patroonbank genoemd. Naast de Voice Patroon bank, is er een aparte bank met 128 “User Patronen”, dat de User Patroon bank genoemd wordt.
De Voice en User patronen kunnen op diverse manieren vanaf het toetsenbord bespeeld worden, afhankelijk van de Keyboard Mode instelling in het VOICE ARPEGGIO/SEQ menu. De individuele Keyboard Mode instellingen worden op pagina 41 uitgelegd, maar laten we eerst even kijken naar de twee belangrijkste methodes van het afspelen van de Step Sequencer play—Single Patroon Play en Patroon Select Play—en zien wat er in de geheugenstructuur van de AN1x gebeurd zodra u patronen selecteert, wijzigt en opslaat.
Single Patroon Play
Tijdens Single Patroon Play kunt u een enkel Step Sequencer patroon vanaf het toetsenbord bespelen. Voor Single Patroon Play moet de Keyboard Mode parameter (VOICE ARPEGGIO/SEQ menu) op “norm” of “shift&norm” staan.
Zoals de Single Patroon Play diagram toont, wordt zodra u een voice met het PROGRAM CHANGE numerieke toetsenbord selecteert, de Voice Pattern data in de Voice Pattern edit buffer gekopiëerd.
Als u een toets op het toetsenbord indrukt, triggert u het Voice Patroon opgeslagen in de voice, dat ingeladen is in de buffer. U kunt de [EDIT ROTARY] schakelaar op het VOICE EDIT SETUP menu zetten en op Bank [UP/ DOWN] drukken om de Voice of User Patroon bank te selecteren, en iedere keer dat u op No [UP/DOWN] om een patroonnummer te selecteren, wordt dat patroon in de Voice Pattern edit buffer geladen.
Voice Patterns (128)
Voice Pattern Edit Buffer (Pattern loaded into the Voice Pattern edit buffer will be played)
Voice Bank
User Patterns (128)
User Bank
SINGLE PATTERN PLAY
Alle wijzigingen vinden natuurlijk plaats in de buffer. Als u wilt, kunt u met SEQ Store [UP/DOWN] het gewijzigde patroon in een User Patroon bank geheugen (1 - 128) opslaan. Als u een Voice Store handeling uitvoert, krijgt de gewijzigde voice het nieuwe Voice patroon.
Patroon Select Play
Tijdens Patroon Select Play, kunt u meer dan één Step Sequencer patroon vanaf het toetsenbord bespelen. Ieder patroon is toegewezen aan een andere toets. Bij Patroon Select Play, moet de Keyboard Mode para­meter (VOICE ARPEGGIO/SEQ menu) op “sel&norm” of “sel&shift” staan.
Zoals de Patroon Select Play diagram toont, wordt als u een voice met de PROGRAM CHANGE nummerieke toetsen selecteert, Voice Pattern data in de Voice Pa­troon edit buffer ingeladen, en alle 128 User Patronen worden in de User Patroon Edit buffer ingeladen.
Door het bespelen van verschillende toetsen op het toetsenbord “selecteert” u andere patronen, waarvan C1 altijd het Voice Patroon van de huidige voice speelt. C#1 en daarboven selecteert en triggert verschillende User Patronen in oplopende volgorde volgens de Key Code (toetsenbord noten) tot het Splitpunt, gebaseerd op welk User Patroonnummer aan C#1 is toegewezen. Als u de [EDIT ROTARY] schakelaar op het SEQ EDIT/SETUP menu en eenmaal op (Pattern) No [UP/DOWN] drukt, verschijnt iedere keer dat u de corresponderende toets indrukt het patroonnummer in de LCD .
Voice Patterns (128)
Voice Pattern
Edit Buffer
C1
C
#
1 to Split Point
SPLIT POINT
User Pattern
Edit Buffer (128)
Voice Bank
User Patterns (128)
User Bank
PATTERN SELECT PLAY
Single Patroon Play
Voice Bank
User Bank
Voice Patronen (128)
Voice Patroon Edit Buffer (Patroon dat in de Voice Patroon buffer ingeladen is wordt bespeeld)
User Patronen (128)
Patroon Select Play
User Bank
Voice Bank
Voice Patronen (128)
User Patronen (128)
Voice Patroon Edit Buffer
User Patroon Edit Buffer (128)
SPLITPUNT
C#1 tot Splitpunt
C1
40
Omdat de getriggerde Voice en User Patronen geselecteerd en bespeeld worden vanuit de edit buffers, kunt u naar wens ieder patroon wijzigen—u kunt één patroon triggeren en wijzigen, een tweede triggeren en wijzigen, terug gaan naar de eerste en het nog een beetje aanpassen, enzovoort, zodat u de diverse patronen op elkaar af kunt stemmen.
Als u wilt kunt u met SEQ Store [UP/DOWN] een gewijzigd patroon in één van de User Patroon bank geheugens (1 - 128) opslaan. Als het User Patroon gewijzigd is, verschijnt de "All Ptn" (Alle Patronen) opslag bevestigings boodschap in de LCD, en kunt u kiezen om alle patronen te oversschijven, met [YES/ ENTER], of [NO] om de handeling te annuleren.
C#1 Toewijzen
C#1 is altijd de basisnoot toewijzing van het eerst geselecteerde User Patroon. Zoals in de Patroon Select Play diagram (pag. 39) getoond wordt, als “Usr001” (User 001) is toegewezen aan C#1, selecteert het drukken op C#1 User Patroon 001, D1 selecteert Patroon 002, D#1 selecteert Patroon 003, enzovoorts. De User Patronen worden altijd in volgorde van het patroonnummer geselecteerd (001 - 128).
Met de C#1 Toewijzing functie kunt u het start patroon­nummer verschuiven. Als u bijvoorbeeld “Usr003” aan C#1 toewijst, selecteert C#1 User Patroon 003, D1 selecteert Patroon 004, D#1 selecteert Patroon 005, enzovoort.
Zet, om een User Patroon aan C#1 toe te wijzen, de [EDIT ROTARY] schakelaar op VOICE ARPEGGIO/SEQ en druk op Type/No [UP/DOWN]. Arp SEQ moet ingesteld staan op “Step SEQ”, en KbdMode moet op “sel&norm” of “sel&shift” staan. (zie pag. 85.)
Step Sequencer Patronen Afspelen
De AN1x bevat 128 Voice Patronen en 128 User Patronen waarmee u direct aan de slag kunt. U kunt alle patronen overschrijven met uw eigen patronen.
Patroonbanken En Nummers Selecteren
Zet, om een Patroonbank te selecteren, de [EDIT ROTARY] schakelaar op SEQ EDIT/SETUP en druk op Bank [UP/DOWN]. Bij Single Patroon Play, kunt u de Voice- of User Patroonbank selecteren. Bij Patroon Select Play, kan alleen de User Patroon bank geselecteerd worden.
Druk, om een Patroonnummer te selecteren, op No [UP/DOWN]. U kunt per bank uit 128 patronen kiezen.
Keyboard Mode
De Keyboard Mode instelling (VOICE ARPEGGIO/SEQ menu) bepaald de Single Patroon Play (“norm” of “shift&norm”) of Patroon Select Play (“sel&norm” of “sel&shift”) status.
Common Arp/SEQ
Type/No
VOICE ARPEGGIO/ SEQ
KbdMode Hold
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
Arpeggio
Subdivide
Play EF Swing
Velocity
GateTime
Knob Event
1-8/9-16
SEQ EDIT/ SETUP
Step Hold
Pattern Bank
No
BaseUnit
Length LoopType Ctrl No
SEQ Store
41
norm (Normal): Hiermee speelt u het Voice
Patroon van de huidig geselecteerde voice op de basis toonhoogte op het toetsenbord. U kunt normale noten en akkoorden over het gehele toetsenbord spelen als er een sequence loopt.
shift&norm (Shift & Normaal): Als u een toets links van het Splitpunt indrukt transponeert de toonhoogte van de Voice Pattern aan de hand hiervan (met C2 als originele toonhoogte), en de toetsen rechts van het Splitpunt zijn normaal te bespelen, zonder de sequence te beïnvloeden. Als het Splitpunt op een hoge instelling staat (boven C6, bijv.), kunt u het patroon vanaf iedere toets transponeren, met C2 als basis voor het gepro­grammeerde patroon.
sel&norm (Select & Normaal): Als u een toets links van het Splitpunt aanslaat triggert (selecteert) dat een specifiek User Patroon, gebaseerd op de C#1 Toewijzingsinstelling (C1 triggert het Voice Patroon voor de huidige voice), en toetsen rechts van het Splitpunt zijn normaal, zonder dat het de sequence beïnvloedt. Ieder User Patroon speelt op zijn voorgeprogrammeerde toonhoogte. Als het Splitpunt op een hoge instelling staat (boven C6, bijv.), kunt u vanaf iedere toets een ander patroon selecteren.
SPLIT POINTBase pitch
Shifts pattern Normal play
Triggers current Voice Pattern
sel&shift (Select & Shift): Als u links van het Splitpunt speelt triggert (selecteert) dit een specifiek User Patroon gebaseerd op de C#1 Toewijs instelling (C1 triggert het Voice Patroon van de huidige voice), en speelt u rechts van het Splitpunt trasnponeert de toonhoogte aan de hand van de gespeelde noot. C4 bepaalt altijd de basistoon­hoogte van het geselecteerde patroon. Als het Splitpunt bijvoorbeeld op C3 gezet wordt, speelt C1 het Voice Patroon van de geselecteerde voice, en kunt u 23 verschillende User Patronen selecteren door op de toetsen C#1 ~ B2 te spelen, waarbij deze getransponeerd worden door te spelen op C3 en daarboven, waarbij C4 de originele basis toonhoogte van de sequence triggert.
Als “sel&shift” geselecteerd is en het Splitpunt boven C4 staat, kan de sequence pitch alleen boven de basis toonhoogte verschoven worden.
Voor meer informatie over Keyboard Mode, zie pag. 86. Voor informatie over het toewijzen van een Spltipunt, zie pag. 77.
N.B.
N.B.
User Patterns (128)
User Bank
SPLIT POINT
Base pitch
Voice Pattern
User Patterns
Shifts pattern notes
SPLIT POINT
User Patterns (128)
User Bank
Normal playUser Patterns
Voice Pattern
Triggert huidige Voice Patroon
Basis toonhoogte
SPLITPUNT
Shift het Patroon
Normaal spelen
SPLITPUNT
User Bank
User Patronen (128)
User Patronen Normaal spelen
Voice Patroon
User Patronen (128)
User Bank
SPLITPUNT
Basis toonhoogte
User Patronen
Transponeert patroon noten
Voice Patroon
42
Base Unit En Length
De Base Unit parameter, samen met de huidige Tempo instelling (zie pag. 77) bepalen en completeren de timing resolutie van het sequence patroon.
De Length parameter instelling bepaalt de lengte van het sequence patroon gebaseerd op het aantal stappen. Een stap is gelijk aan één noot, dus gebaseerd op de Base Unit instelling, kunt u ook een oneven hoeveelheid stappen selecteren om een oneven aantal tellen te verkrijgen (zoals de instelling van de Length op "3" voor een 3/4-maat, of op "5" voor een 5/4-maat), en compleet ongewone ritme creëren.
Voor meer informatie over Base Unit en Length, zie pag. 91. Zie ook het gedeelte over Arpeggio Subdivide, wat vergelijkbaar is met Base Unit, pag. 34.
Loop Type
Met de Loop Type parameter kunt u het type loop voor het sequence patroon bepalen. Het patroon “loop’t” (herhaalt) altijd, en kunt u bepalen of het vooruit, óf achteruit loop’t, of één van de twee vooruit/achteruit typen selecteren.
N.B.
Knob Event
1-8/9-16
SEQ EDIT/ SETUPStep Hold
Pattern Bank
No
BaseUnit
Length LoopType Ctrl No
SEQ Store
Knob Event
1-8/9-16
SEQ EDIT/ SETUP
Step Hold
Pattern Bank
No
BaseUnit
Length LoopType Ctrl No
SEQ Store
Voor meer informatie over Loop Type, zie pag. 91.
Scene Schakelaar
De Scene Schakelaar instelling (in het VOICE ARPEGGIO /SEQ menu) bepaalt of het Step Sequencer Patroon Scene 1, Scene 2, of beide Scenes bespeelt. De huidige Scene status beïnvloedt tevens hoe de Scenes afspelen.
Control Nummer
De Control Nummer instelling bepaalt het type MIDI Control Change boodschap dat bij ieder event dat de sequencer afspeelt verstuurd wordt. Als eenmaal het Control Nummer ingesteld is, wordt het Control Change event geselecteerd met (Knob) Event [UP/DOWN], en de waarde die verstuurd wordt bij iedere stap wijzigt u met de corresponderende CONTROL knop.
Voor meer informatie, zie pag. 91. Voor meer informatie over MIDI Control Change boodschappen, zie pag. 109.
N.B.
Knob Event
1-8/9-16
SEQ EDIT/ SETUP
Step Hold
Pattern Bank
No
BaseUnit
Length LoopType Ctrl No
SEQ
Store
N.B.
Knob Event
1-8/9-16
SEQ EDIT/ SETUP
Step Hold
Pattern Bank
No
BaseUnit
Length LoopType Ctrl No
SEQ Store
43
Play (Afspeel) Effecten
Met de Play Effect (“Play EF”) parameters kunt u instellingen bepalen waardoor het Step Sequencer patroon een meer menselijk “gevoel” krijgt. (Of zelfs minder, als u dat wilt!) Er zijn drie Play Effect parameters, Swing, Velocity en Gate Time.
Swing: Creërt een “swing” gevoel door het lichtelijk verschuiven van bepaalde tellen.
Velocity: Hiermee kunt u de ratio tussen lager en hogere aanslaggevoeligheidswaarden van iedere stap instellen.
Gate Time: Hiermee kunt u de nootlengte (hoe lang de noot duurt) zowel korter als langer maken, als percentage van het origineel.
Voor meer informatie over Play Effects en beschikbare instellingen, zie pag. 88.
N.B.
Common Arp/SEQ
Type/No
VOICE ARPEGGIO/ SEQ
KbdMode Hold
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
Arpeggio
Subdivide
Play EF Swing
Velocity
GateTime
Common Arp/SEQ
Type/No
VOICE
ARPEGGIO/ SEQ
KbdMode Hold
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
Arpeggio
Subdivide
Play EF Swing
Velocity
GateTime
Common Arp/SEQ
Type/No
VOICE ARPEGGIO/ SEQ
KbdMode Hold
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
Arpeggio
Subdivide
Play EF Swing
Velocity
GateTime
De Fabriekspatronen ontdekken
Om een duidelijker beeld te krijgen van hoe de diverse Step Sequencer-gerelateerde parameters en instellingen werken, kunt u het beste tijd nemen om systematisch de details van sommige fabrieksvoices (die speciaal zijn geprogrammeerd om de kracht van de Step Sequencer te tonen) te onderzoeken, en de diverse instellingen wijzigen om de gevolgen daarvan te onderzoeken.
Selecteer als voorbeeld met het PROGRAM CHANGE toetsenbord “Sq:011 Alan”, en trigger het patroon.
Deze voice gebruikt de Hold functie, dus het patroon blijft zich herhalen als u de diverse instellingen controlleert :
1. Kijk welke Layer mode in de LCD verschijnt. Controlleer KbdMode en Scene Schakelaar instellingen en de Play Effect instellingen in het VOICE ARPEGGIO/SEQ menu.
2. Controlleer het Splitpunt in het VOICE COMMON menu.
3. Zet de [EDIT ROTARY] schakelaar op het SEQ EDIT/SETUP menu en controlleer de the Base Unit, Length en Loop Type instellingen.
4. Herhaal het basisprocess hirboven voor iedere voice dat de Step Sequencer gebruikt.
Als u toch bezig bent, waarom gaat u niet door en onderzoekt u ook enkele fabrieksvoice en User patronen terwijl de sequence afspeelt? Druk op (Pattern) Bank [UP/DOWN] om de Voice of User Patroonbank te selecteren, druk dan op (Pattern) No [UP/DOWN] om ieder patroon te selecteren en beluisteren.
En wees ook niet bang om een beetje met de verschillende parameter instellingen te spelen om te kijken welk effect ze op de sequence hebben. Als u op iets stuit wat te gek klinkt, kunt u de gewijzigde voice in een andere voice locatie opslaan, voordat u deze weer verliest! Als het allemaal echt uit de hand loopt, selecteert u gewoon weer de zelfde voice met het PROGRAM CHANGE toetsenbord en begint u overnieuw! Het zal niet lang duren voordat u een duidelijk beeld krijgt over hoe de verschillende instellingen samenwerken, zodat u snel uw eigen flitsende sequence kunt creëren en bespelen.
44
Step Sequencer Edit
Het creëren van uw eigen Step Sequencer patronen is een eenvoudig te begrijpen proces. Als de [EDIT ROTARY] schakelaar op het SEQ EDIT/SETUP menu staat, kunt u met iedere CONTROL knop Note, Velocity, Gate Time en Control Change waarde van een enkele stap invoeren.
Bepaal als eerste de Base Unit en Length van het sequence patroon. Dan is het wijzigen van iedere stap simpel.
Iedere knop op het paneel (1-8) komt overeen met de corresponderende sequence stap (ofwel 1-8 of 9-16). Druk op 1-8/9-16 [UP/DOWN] om heen en weer te schakelen tussen de stappenseries die beschikbaar zijn voor data invoer onder de acht CONTROL knoppen.
Als u op een CONTROL knop drukt wordt de huidige ge­selecteerde stap en Knop Event parameter naam samen met de huidige parameter waarde instelling in de LCD getoond. Als u aan de knop draait wordt de waarde gewijzigd.
Event parameter name:
Select with (Knob) Event parameter
Step number:
Depends on selected knob and (Knob) 1-8/9-16 setting
Event parameter value:
Turn the knob to edit
Knob Event
1-8/9-16
SEQ
EDIT/ SETUPStep Hold
Pattern Bank
No
BaseUnit
Length LoopType Ctrl No
SEQ Store
Knop Event Parameters
Zet, om te bepalen welk typen event door de CONTROL knoppen gewijzigd worden, de [EDIT ROTARY] schakelaar op het SEQ EDIT/SETUP menu en druk op Event [UP/ DOWN]. Er zijn vier typen events waaruit u kunt kiezen.
Noot (C-2 ~ G8): Hiermee kunt u een noot voor de stap selecteren
.
U kunt een noot kiezen die u aan iedere stap toe wilt wijzen door aan tijdens het afspelen van de Step Sequencer aan de knoppen te draaien.
Aanslaggevoeligheid (0 ~ 127): Hiermee kunt u het aanslaggevoeliheidsniveau voor de stap ingeven.
N.B.
Step 1 or 9 Step 2 or 10 Step 3 or 11 Step 4 or 12
Step 5 or 13 Step 6 or 14 Step 7 or 15 Step 8 or 16
Knob Event
1-8/9-16
SEQ EDIT/ SETUP
Step Hold
Pattern Bank
No
BaseUnit
Length LoopType Ctrl No
SEQ Store
Event Parameter naam:
Selecteer met (Knop) Event Parameter
Stap nummer:
Afhankelijk van de geselec­teerde Knop en (Knop) 1­8/9-16 instelling
Event Parameter Waarde:
Draai aan de knop om te wijzigen
Stap 1 of 9
Stap 2 of 10 Stap 3 of 11
Stap 4 of 12
Stap 5 of 13
Stap 6 of 14
Stap 7 of 15 Stap 8 of 16
45
Gate Time (1 ~ 200%): Hiermee kunt u de
nootlengte van de stap instellen.
Control Change (0 ~ 127): Hiermee kunt u de waarde van de door de stap te versturen MIDI Control Change boodschap instellen.
De Control Change instelling (off, CC1~95, After Touch) wordt bepaald door de Control No (Nummer) parameter in het SEQ EDIT/SETUP menu. Voor meer informatie, zie pag. 91.
Voor meer informatie over Event parameters, zie pag. 89.
Step Hold
De Step Hold functie wordt gebruikt tijdens stap event editten. Als u op Step Hold [UP/DOWN] drukt en deze op “on” zet, blijft een enkele stap herhaaldelijk spelen, gebaseerd op de Tempo en Pattern Base Unit instellingen, om zo de events van de specifieke stap fijn in te stellen. Hiermee kunt u de diverse instellingen wijzigen die te maken hebben met de snelheid en resolutie van de sequence.
Iedere keer dat u op een drukschakelaar van een andere CONTROL knop drukt terwijl Step Hold aktief is, wordt die stap gespeeld, en verschijnt de bijbe­horende informatie in de LCD. Als u aan een CONTROL knop draait wordt de huidige event waarde
Knob Event
1-8/9-16
SEQ EDIT/ SETUPStep Hold
Pattern Bank
No
BaseUnit
Length LoopType Ctrl No
SEQ Store
N.B.
N.B.
van de geselecteerde stap gewijzigd. Als Step Hold aktief is, kunt u op Event [UP/DOWN] drukken om het type event dat u wilt wijzigen te selecteren, en daarna aan de CONTROL knop te draaien.
Druk, om de Step Hold functie uit te zetten, nogmaals op Step Hold [UP/DOWN] en zet deze op “off”.
Voor meer informatie ,zie pag. 89.
1-8/9-16
Druk op 1-8/9-16 [UP/DOWN] om de stappen series binnen de te editten stap te kiezen, en druk op de drukschakelaar van een CONTROL knop om een specifieke stap te selecteren. De huidige informatie over de stap wordt in de LCD getoond.
Knob Event
1-8/9-16
SEQ EDIT/ SETUPStep Hold
Pattern Bank
No
BaseUnit
Length LoopType Ctrl No
SEQ Store
N.B.
46
Step Sequences Opslaan
Afhankelijk of de Step Sequencer in Single Pattern Play of Pattern Select Play staat, kunt u het volgende:
• Voer een Voice Store handeling uit om de huidige Voice Pattern data in de Voice edit buffer als voice data op te slaan (in Single Pattern Play).
Voor informatie over het uitvoeren van een Voice Store handeling, zie pag. 98.
• Voer een Sequence Store handeling uit om het huidig geselecteerde patroon in een User Patroon geheugen op te slaan (in Single Pattern Play of Pattern Select Play).
SEQ Store Handeling
1. Druk op SEQ Store [UP/DOWN] om de user patroon locatie te selecteren. “SURE? [Y/N]” en “Bank User” knipperen om-en-om in de LCD.
2. Druk op [YES/ENTER] om het patroon op te slaan, of [NO] om de handeling te stoppen.
De SEQ Store handeling slaat tijdelijk het huidig spelende patroon op in de patroon edit buffer, dus zorg ervoor dat u een Voice Store handeling (zie pag.
98) uitvoert voordat u een andere voice selecteert.
N.B.
Knob Event
1-8/9-16
SEQ EDIT/ SETUPStep Hold
Pattern Bank
No
BaseUnit
Length LoopType Ctrl No
SEQ Store
N.B.
Step Sequencer MIDI Uitsturing
U kunt met de MIDI Pattern Verstuur Kanaal (“PtnTxCh”) parameter een MIDI kanaal bepalen waarop de patroondata van de Step Sequencer verstuurd wordt, om bijvoorbeeld een externe toongenerator te bespelen of de data in een MIDI sequencer of computer op te nemen.
Deze instelling is onafhankelijk van het MIDI Verstuur Kanaal (“MIDI Tx Ch”) in het UTILITY SETUP menu (zie pag. 93), maar u kunt deze naar wens op zowel dezelfde als verschillende kanalen instellen. Onderstaande diagram geeft een voorbeeld hoe deze ingesteld kunnen worden om twee verschillende externe toongenerators te besturen.
Voor het instellen van het MIDI Pattern Transmit Channel (“MIDI PtnTxCh”), zie pag. 87.
De MIDI PtnTxCh instelling is een systeem parameter, en wordt dus niet in de voice data opgeslagen.
N.B.
N.B.
Step
Sequencer
Ext. TG 2
(Attack sound)
Ext. TG 1
(Pad sound)
Rcv. Ch2
Ptn TxCh2
Rcv. Ch1
MIDI TxCh1
(Depends on Keyboard Mode setting)
Common Arp/SEQ
Type/No
VOICE ARPEGGIO/ SEQ
KbdMode Hold
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
Arpeggio
Subdivide
Play EF Swing
Velocity
GateTime
Ext. TG 2 (Attack geluid)
Ext. TG 1 (Pad geluid)
Ontv, Kanaal 1
Ontv, Kanaal 2
Ptn TxCh2
Ptn TxCh1
Step
Sequencer
Afhankelijk van Keyboard Mode instelling
ASSIGN 1 ASSIGN 2
ASSIGN 3
ASSIGN 4
ASSIGN 5
ASSIGN 6 ASSIGN 7 ASSIGN 8
Track 1
Track 2
Track 3
Track 4
MIX/VCF
SYNC/FM
VCF
VCF
Noise Level
Sync Pitch
Resonance
Values relative to knob movements
VCF Cutoff
Parameter changes over time (bars or seconds)
47
De Free EG Gebruiken
De Free EG is een speciale 4-sporen recorder voor het opnemen van realtime knoppositie wijzigingen, één parameter per spoor. Als u de voice bespeeld, wordt de data van de aan het spoor toegewezen parameter automatisch gewijzigd zoals u het opgenomen heeft.
Track Common Trigger
LoopType
VOICE FREE EG
Length
Key Track
Param
Track Track No
Scene Sw
Track Job Rec Copy Undo
Free EG Parameters
Er zijn drie categoriën Free EG parameters: (1) Track Common (Algemeen), die instellingen bevat die alle vier sporen met data beïnvloeden bij het opnemen en afspelen; (2) Track (Spoor), of instellingen die het huidige Free EG spoor bepalen, de parameter die aan ieder spoor is toegewezen, en met welke Scene de Free EG speelt; en (3) Track Job (lett. klusje), voor het opnemen van een spoor (of alle sporen) en spoor kopieër handelingen. Hieronder volgt een korte omschrijving van de parameters in ieder kategorie.
Track Common Parameters
Trigger: Bepaalt hoe het afspelen van een spoor wordt getriggerd, of door het indrukken van een toets op het AN1x’s toetsenbord na een voice geselecteerd te hebben (“free”), een Note On boodschap vanaf het toetsenbord of een extern MIDI apparaat (“kbd”), of een Note On bood­schap van het toetsenbord, extern apparaat, de Arpeggiator of Step Sequencer (“all”).
De Free EG is extreem flexibel. U kunt iedere parameter in ieder spoor stuk voor stuk, of alle sporen tegelijkertijd in één keer opnemen. U kunt de tijdsduur van het opnemen of afspelen van de Free EG bepalen in maten (tot 8 maten, gebaseerd op de Tempo instelling), of “absolute” tijd (tot
16.0 seconden), en kunt u de Free EG in één van de vier manieren laten herhalen als u de toetsen ingedrukt houdt.
U kunt Free EG data van een andere spoor naar het huidige spoor kopiëren, vanuit dezelfde voice of van een andere voice. Een aangezien Free EG spoor data en instellingen voice parameters zijn, worden deze opgeslagen als u een Voice Store handeling uitvoert.
Voor meer informatie de Free EG recording procedure, zie pag. 84.
N.B.
Voor meer informatie, zie pag. 81.
N.B.
Track Common Trigger
LoopType
VOICE
FREE EG
Length
Key Track
Param
Track Track No
Scene Sw
Track Job Rec Copy Undo
Spoor 1
Spoor 2
Spoor 3
Spoor 4
Parameter wijzigt over tijd (maten of seconden)
Waarden staan in relatie met knopbeweging
48
Spoor Parameters
Track No (Spoor Nummer): Selecteert een Free EG spoor (“Trk1” ~ “Trk4”).
Voor meer informatie, zie pag. 83.
Param (Parameter): Bepaalt welke knop parameter door de data in het spoor gespeeld wordt.
Voor meer informatie, zie pag. 83.
U kunt maar één parameter per spoor selecteren. Voor informatie over beschikbare parameters, zie het Data Lijst gedeelte.
SceneSw (Scene Schakelaar): Bepaalt welke Scene (of beide Scenes) door de geselecteerde Free EG spoor gespeeld wordt.
Voor meer informatie, zie pag. 83.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
Track Common Trigger
LoopType
VOICE
FREE EG
Length
Key Track
Param
Track Track No
Scene Sw
Track Job Rec Copy Undo
Loop Type: Bepaalt het “loop” type voor het afspelen van de Free EG sequence, om één keer te spelen maar niet te herhalen (“off”), om vanaf begin tot eind te herhalen (loopen) (“fwd”), om vanaf het midden tot eind te herhalen (“half”), of Alternate, m.a.w. herhalen vanaf het begin tot einde en weer terug (“ alt”), of Half Alternate, m.a.w. vanaf het midden tot einde en terug naar het midden (“ half”).
Voor meer informatie, zie pag. 82.
Length: Bepaalt de tijd voor het opnemen en afspelen van de Free EG sequence, ofwel in hoeveelheid maten (tussen 1/2 en 8 bars; bepaald door de Tempo instelling) of in absolute tijd (tussen
1.0 en 16.0 seconden).
Voor meer informatie, zie pag. 82.
Key Track: Bepaalt de lengte van de Free EG in relatie tot de noten die u op het toetsenbord speelt, met C3 als basis nootlengte, waar positieve waarde de lengte verminderen als u hoger op het toetsenbord speelt, en negatieve waarden de nootlengte verminderen als u lager op het toetsen­bord speelt. (De instelling “0” heeft geen effect.)
Voor meer informatie, zie pag. 82.
N.B.
N.B.
N.B.
49
Spoor Job (klusje) Parameters
Rec (Opname): Bepaald hoe een Free EG opname handeling uitgevoerd wordt (m.a.w. de geselecteerde - of alle sporen). Druk op een toets op het toetsenbord om de opname te beginnen.
Voor meer informatie, zie pag. 83.
Copy: Voor het kopieëren van de Free EG data van een spoor in de huidige voice naar het huidig geselecteerde spoor, of het kopiëren van de data van een willekeurig spoor in een willekeurige voice naar het huidig geselecteerde spoor van de huidige voice.
Voor meer informatie, zie pag. 83.
Undo: Hiermee kunt u de meeste Free EG kopieër en opname handelingen ongedaan maken en het ongedaan maken weer ongedaan maken.
Voor meer informatie, zie pag. 84.
Als u een spoor kopieërt, wordt alleen de spoordata gekopieërd. Scene status wordt niet gekopieërd.
Free EG Basis Positie
De knopposities worden in een Free EG spoor opgenomen als verhogingen (positieve waarden) en verlagingen (negatieve waarden) van de “basis” positie van de knop, of de positie waar de knop stond op het moment dat u het verdraaide. Na Free EG opname kunt u, als u de knop parameter wijzigt, ook de basis positie aan de hand hiervan instellen. Als de knop basis positie te hoog staat, kan het lijken of de Free EG data wijzigingen buiten bereik van de toegewezen spoorparameter vallen. Let daarvoor op dat u de knop niet te hoog instelt.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
Track Common Trigger
LoopType
VOICE FREE EG
Length
Key Track
Param
Track Track No
Scene Sw
Track Job Rec Copy Undo
De Besturings­Kenmerken
De AN1x is uitgerust met een verscheidenheid aan besturingsfuncties die u tijdens het bespelen (of wijzigen) van het instrument kunt gebruiken, en flexibele controller toewijzingsfuncties die bepalen welke parameter aan een bepaalde controller toegewezen wordt. Deze functies werken samen om het geluid van de AN1x zelf én aangesloten MIDI instrumenten op uitgebreide- en expressieve wijze te besturen.
Real-time Besturing
De real-time controllers van de AN1x omvatten alle ingebouwde geluidsbesturingskenmerken die u met handen en voeten kunt bedienen, die ook als continuous Control Change data via MIDI uitgestuurd kunnen worden, inclusief de acht CONTROL knoppen, het [MODULATION] wheel, het [PITCH] wheel, de [RIBBON] controller (met zowel horizontale X-as en Z-as druk besturing), en [FOOT CONTROLLER], [FOOT VOLUME] en controllers (zoals toegewezen in de Utility Control Assign functie).
Hieronder vallen ook de diverse schakelaars, zoals de [FOOTSWITCH] en [PORTAMENTO] en andere paneel schakelaars, die iedere keer dat een toets ingedrukt wordt een specifieke enkelvoudige (aan/uit) MIDI Control Change boodschap verstuurt. Het PROGRAM CHANGE toetsenbord verstuurt iedere keer als een voice geselecteerd is MIDI Program Change boodschappen.
Continuous En Enkelvoudig Controllers
Continuous type controllers sturen een aanhoudende stroom Control Change data (tussen 000, of minimum, en 127, of maximum) zodra u ze beweegt.
De [FOOT CONTROLLER] en [FOOT VOLUME] jacks op het achterpaneel van de AN1x zijn bestemd voor “continuous” Foot Controllers (zoals de Yamaha FC7). De [FOOTSWITCH] jack is voor enkelvoudige aan/uit Voetschakelaars (zoals de Yamaha FC4 of FC5). U kunt deze gebruiken om diverse functies van de AN1x of externe MIDI apparaten te besturen.
Continuous parameters die bestuurd kunnen worden zijn Modulation Depth, Volume, Panpot, Expression, Pitch Control, Attack, Decay, Release, Vibrato Speed, Pan Range, Effect Depth, Reverb Depth, en veel meer, als u de juiste instellingen in de Control Matrix maakt.
Continuous/enkelvoudige parameters die bestuurd kunnen worden zijn bijv. Sustain, Sostenuto en Soft.
U kunt met een continuous controller een enkelvoudige boodschap versturen, waar 000~063 “uit” is en 064~127 “aan” is, maar voor de beste resultaten en gebruiksgemak kunt u beter een aan/uit voetschakelaar gebruiken.
50
Step Sequencer Event Besturing
U kunt met de Ctrl No (Control Nummer) parameter van de Step Sequencer het type MIDI Control Change bepalen dat tijdens het afspelen van de sequencer uitgestuurd wordt. Als het Control Nummer eenmaal ingesteld is, wordt het Control Change event geselecteerd met Knop Event parameter [UP/DOWN] en wordt de waarde die bij iedere stap met de CONTROL knoppen gewijzigd. Voor meer informatie, zie pag. 91.
Utility Control Toewijs Functie
Met de Control parameters in het UTILITY SETUP menu kunt u het type Control Change boodschappen dat door het [MODULATION] wheel, ieder van de acht CONTROL knoppen, de [RIBBON] controller (X-as en Z-as), enz. bestuurd wordt bepalen, door het toewijzen van Control Change nummers aan de specifieke "Device" controllers. Voor meer informatie, zie pag. 95.
System
MstrTune
KbdTrans
UTILITY SETUP
Kbd Vel
MIDI Tx Ch
Rx Ch
DeviceNo Local
BulkDump
Ctrl Device
Ctrl No
Knob Event
1-8/9-16
SEQ EDIT/ SETUP
Step Hold
Pattern Bank
No
BaseUnit
Length LoopType Ctrl No
SEQ Store
Gebaseerd op de instelling in de Control Assign functie en de Control Matrix, kunt u tegelijkertijd met één enkele controller één parameter van de interne toongenerator besturen en één andere parameter van een extern MIDI apparaat. U kunt ook bepalen welk apparaat (MW, FC, enz.) voor Scene Control gebruikt wordt (zie pag. 20).
Controllers die u met de UTILITY SETUP Control functie toe kunt wijzen:
MW — Modulation Wheel FV — Foot Volume FC — Foot Controller FS — Footswitch RbnX — Ribbon Controller X-axis RbnZ — Ribbon Controller Z-axis Knob1~8 — Assign groep knoppen 1 ~ 8 SCENE — Scene Control controller
Tussen de Control Assign functie (systeem) knoptoewij­zingen en Control Matrix (voice) knoptoewijzingen kunt u een monster knop besturingssysteem configureren waar iedere knop dezelfde Control Change parameter voor de interne toongenerator en een externe toongenerator bestuurt, of verschillende parameters voor de interne en externe toongenerator.
Voor meer informatie over iedere parameter, zie het Data Lijst gedeelte. Voor meer informatie over het toewijzen van controllers, zie pag. 95.
N.B.
AN1x Tone Generator
MIDI IN MIDI OUT
UTILITY SETUP
Control CC
VOICE SCENE SETUP
Control Matrix
51
Control Matrix
De Control Matrix parameters hebben alleen invloed op de interne toongenerator. Het bepaalt hoe MIDI Control Change boodschappen die gegenereerd worden door de ingebouwde controllers (acht CONTROL knoppen, [MODULATION] wheel, [FOOT CONTROLLER], [RIBBON] controller, enz.), en de boodschappen die door externe apparaten gegenereerd worden en in de MIDI[IN] binnen­komen, door de AN1x toongenerator gevoerd worden, net als het depth (sterkte) bereik van de besturing.
De Control Matrix is een configuratie van 16 sets control setup, met Pitch Bend parameters en twee sets Common parameters. De 16 parameter Sets en Pitch Bend parameters beïnvloeden iedere Scene apart, en de Common parameters beïnvloeden de voice. Hieronder volgt een korte beschrijving.
Set No: Voor het selecteren van Pitch Bend Pitch Up en Down (iedere Scene), het Setnummer (1-16; voor iedere Scene), en Common (1 en 2; beide Scenes) parameter toewijzingen.
Parameter: Bepaalt welke parameter aan de Scene Set Nummer (1-16), Pitch Bend, of Common Set (1-2) toegewezen wordt.
Mode Poly
Port
VOICE SCENE SETUPLFO Rst
Ctrl Matrix Set No
Param Source
Depth
Layer Pan
Separate
Unison Detune
Source: Bepaalt welke controller (op Control Change nummer) de corresponderende Parameter bestuurt.
Depth (sterkte): Bepaald het bereik van de Source (bron) controller. Als deze op "Dirct" (0 instelling) staat, wordt de Direct Control functie geaktiveerd, en kunt u direct de parameter die aan de controller toegewezen is in zijn oorspronkelijke bereik wijzigen. Voor meer informatie, zie pag. 75.
Voor meer informatieover iedere parameter, beschikbare instellingen, en hoe u met de Control Matrix parameters en controllers toe kunt wijzen, zie pag. 73.
Voor informatie over MIDI en MIDI Control Change boodschappen, zie pag. 109.
N.B.
N.B.
52
Voice Selecteren
U kunt een voice selecteren om mee te spelen uit de 128 beschikbare voices in het geheugen. Dit kan op twee manieren, zie hieronder.
Procedure 1
1. Geef een nummer in tussen [1] en [128] met het PROGRAM CHANGE numerieke toetsenbord. Het ingegeven voicenummer begint te knipperen in de LCD.
Als het voicenummer knippert, wordt de voice selecteer handeling met [NO] geannuleerd en keert de LCD terug naar de vorige hoedanigheid.
2. Als het voicenummer knippert wordt de voice die is toegewezen aan het nummer dat u ingaf opgeroepen als u op [YES/ENTER] drukt.
De voicenaam, voice Kategorie en voicenummer wordt afgebeeld in de LCD, samen met de Poly mode, Layer mode en Arpeggiator/Sequencer (aan/uit) status.
Zie voor details de Poly mode, pag. 72, Layer mode, pag. 22, Arpeggiator, pag. 33 en Step Sequencer, pag. 37.
N.B.
ABC
0
VWX
MNO
7
YZ
8
PQR
5
GHI
2
4
DEF
1
OTHERS
STU
9
6
JKL
3
YES/ ENTERNO
Voice Category
Voice name
Poly mode, Layer mode and Arp/SEQ status
Voice number
N.B.
ABC
0
VWX
MNO
7
YZ
8
PQR
5
GHI
2
4
DEF
1
OTHERS
STU
9
6
JKL
3
YES/ ENTERNO
Dit gedeelte bevat lijsten van de vele AN1x parameters en een beschrijving van alle parameters als referentie. Controleer de INHOUD of de INDEX voor het pagenummer van de gewenste parameter.
KENMERK REFERENTIES
VoicenummerVoicekategorie
Procedure 2
1. Druk op [+] om n voor n, naar voren, door de voices te wandelen.
2. Druk op [-] om n voor n, naar achteren, door de voices te wandelen.
In dit geval hoeft u niet op [YES/ENTER] te drukken, aangezien de voice wordt opgeroepen met iedere druk op de [+] of [-] knop.
Als een voice wordt geselecteerd, wordt een MIDI Program Change message verstuurd naar de interne toongenerator van de AN1x en de MIDI [OUT]. Voice nummers 001 ~ 128 corresponderen met Program Change nummers 000 ~ 127, respectievelijk. (Zie, voor meer informatie over MIDI, pag. 109.)
PROGRAM CHANGE
VWX
MNO
7
YZ
8
PQR
5
GHI
2
4
DEF
1
ABC
0
OTHERS
STU
9
6
JKL
3
YES/ ENTERNO
Poly mode, Layer Mode en Arp/SEQ status.
Voicenaam
53
Knop Edit
Met de acht CONTROL knoppen kunt u allerlei karakteristieken van de verschillende voices in real-time wijzigen. Gewijzigde data van de geselecteerde voice kan worden opgeslagen in ieder gewenst voice geheugen (1 ~ 128).
De functie van de verschillende knoppen hangt af van welke KNOP PARAMETER GROEP schakelaar is geselecteerd. De volgende parameter groepen zijn beschikbaar:
SYNC/FM: Sync functie/Frequency Modulation PEG/LFO: Pitch Envelope Generator/Low Frequency
Oscillator
VCO1: Voltage Controlled Oscillator 1 VCO2: Voltage Controlled Oscillator 2 VCF: Voltage Controlled Filter MIX/VCF: Mixer/Voltage Controlled Filter VCA: Voltage Controlled Amplifier ASSIGN: Toegewezen knop parameters
Zie voor meer informatie over de CONTROL knoppen pag. 26.
Op pag. 114 staat een lege tabel waarin u parameterwaarden en of user voices kunt noteren.
1. Druk op een KNOB PARAMETER GROUP schakelaar. De LED aan de linkerkant van de geselecteerde schakelaar licht op.
De parameter die bestuurd of gewijzigd kan worden met de verschillende knoppen staat bij iedere knop afge-beeld op het paneel, kleurgecodeerd om overeen te komen met de gerelateerde KNOP PARAMETER GROEP schakelaar. Als bijvoorbeeld de [VCA] (witte schakelaar) is geselecteerd, biedt iedere knop toegang tot de parameters die staan afgebeeld in het witte gedeelte aan de linkeronderkant van de knop: Attack, Decay, Sustain, Release, Feedback, Volume, Amod Depth en Vel Sens, respectievelijk.
Level
LFO1 Wave LFO1 Spd
LFO1 Dly
PW
ASSIGN 5
ASSIGN 6 ASSIGN 7 ASSIGN 8
VCF Cutoff
Sync Pmod Sw
Sync Pitch
Pitch Pitch
PEG Depth
Decay
Decay
VCO2
Level
FM Depth
FM Src1
Sync Pitch Depth
Sustain
Ring Mod
Sustain
Sync Pitch Src
Edge
Port Time
Edge
Release
Release
Noise Level
PW
HPF
Feedback
VCF
PWM Depth
PWM Src PWM Src
PWM Depth
Type
Reso nance
Volume
FEG Depth
Fmod Depth
Amod Depth
Vel Sens
Key Track
Vel Sens
KNOB PARAMETER GROUP
PEG/LFOSYNC/FM
VCO1
VCO2
MIX/VCF
VCF
VCA
ASSIGN
Algorithm
Wave
Attack
Attack
ASSIGN 1 ASSIGN 2
ASSIGN 3
ASSIGN 4
PEG Decay
Wave
VCO1
Fine
Fine
PEG Sw
FM Src2
LFO2 Spd
PmodDepth PmodDepth
KNOB PARAMETER GROUP
PEG/LFOSYNC/FM
VCO1
VCO2
MIX/ VCF
VCF
VCA
ASSIGN
N.B.
N.B.
2. Druk een CONTROL knop in, zonder er aan te draaien.
De parameternaam, huidige waarde en een horizontale knop data grafiek wordt getoond in de display. Een knipperend onderdeel in de data grafiek geeft de waarde positie van de knop aan, waar schaduw onderdelen de daadwerkelijke positie van de knop aangeven.
3. Draai aan de knop om de waarde van de parameter te wijzigen.
Draait u de knop naar rechts wordt de waarde verhoogd, draait u naar links wordt deze verlaagd.
De knop data grafiek toont de huidige knoppositie als u er aan draait. Posities naar links worden aange­geven door een kortere horizontale bar, en posities naar rechts worden aangegeven door een langere bar.
U kunt stap 2 overslaan en de parameter direct editten door aan de knop te draaien. Edit informatie wordt aan de hand hiervan in de LCD getoond.
Door te draaien aan de knop neemt de parameterwaarde toe of af in coarse waarden (grote hoeveelheden), en wordt de knipperende indicator geannuleerd. Draait u aan de knop terwijl u deze indrukt doet de waarde toenemen in fine waarden (kleine hoeveelheden), en maakt de knipperende indicator actief, die blijft knipperen als u uiteindelijk de knop loslaat. Het zo ingestelde bereik is kleiner dan mogelijk is met coarse edit.
4. Edit andere parameters.
Om andere parameters te bevestigen en te wijzigen in dezelfde groep moet u stap 2 en 3 herhalen. Om parameters in andere groepen te wijzigen moet u stap 1 t/m 3 herhalen.
Alle hier gemaakte wijzigingen vinden plaats in de geselecteerde Scene.
N.B.
N.B.
N.B.
Length of graph indicates current knob position
Parameter name
Parameter value
Data graph
Knob position of the parameter value (flashing segment)
Actual knob position
Parameternaam
Data grafiek Daadwerkelijk knop positie
Parameterwaarde
Knop positie van de parameterwaarde (knipperend onderdeel)
Lengte van de grafiek geeft huidige knoppositie aan
54
5. Sla de gewijzigde voice op.
Als u klaar bent met wijzigen en de nieuwe knopparameters op wilt slaan kunt u deze opslaan als een nieuwe voice in iedere gewenste voice lokatie (1 ~
128). Zie voor details Voice Opslaan pag. 98.
Als u de AN1x uitzet, of de adaptor verwijdert, zit de door u gewijzigde data nog steeds in het geheugen zodra u het instrument weer aanzet. Let er echter altijd op dat u belangrijke voice data opslaat.
Sla altijd eerst uw gewijzigde voice op alvorens een nieuwe voice te selecteren, of u zult u gewijzigde data verliezen (zie Voice Opslaan pag. 98). Als u per ongeluk uw gewij­zigde voice vergeet op te slaan en een nieuwe voice selecteert kunt u de gewijzigde data terugroepen met de Voice Recall functie. Zie voor meer details, pag. 96.
Tijdens het wijzigen kunt u het huidige voicenummer en naam wanneer u wilt bevestigen door n keer op [+] of [-] te drukken om deze te tonen in de display. Hierop kunt u door gaan met editten door aan de knop te draaien of deze in te drukken.
N.B.
N.B.
N.B.
Edit Markering
Als een voiceparameter is gewijzigd verschijnt de Edit mar­kering ge nverteerd in de LCD. De Edit markering geeft aan dat voicedata is gewijzigd maar dat deze nog niet is opge­slagen.
Voice Herroepen (Recall)
Als u een andere voice selecteert alvorens belangrijke voice data op te slaan, kunt u met de Voice Recall functie de gewijzigde data herroepen. Zie pag. 96 voor details.
Indicates a voice has been edited but not stored
Knop Parameters
In dit gedeelte worden alle parameters beschreven die beschikbaar zijn of gewijzigd kunnen worden in de verschillende KNOP PARAMETER GROEPEN.
KNOB PARAMETER GROUP
ASSIGN 1 ASSIGN 2 ASSIGN 3 ASSIGN 4 ASSIGN 5 ASSIGN 6 ASSIGN 7 ASSIGN 8
PEG/LFO
PEG Decay PEG Depth PEG Sw Port T ime LFO1 Wave LFO1 Spd LFO1 Dly LFO2 Spd
SYNC/FM
Algorithm Sync Pitch Sync Pitch Depth Sync Pitch Src Sync Pmod Sw FM Depth FM Src 1 FM Src 2
VCO1
Wave Pitch Fine Edge PW PWM Depth PWM Src PmodDepth
VCO2
Wave Pitch Fine Edge PW PWM Depth PWM Src PmodDepth
VCF
Attack Decay Sustain Release VCF Cutoff Resonance FEG Depth Vel Sens
MIX/VCF
VCO1 Level VCO2 Level Ring Mod Noise Level HPF VCF Type Fmod Depth Key Track
VCA ASSIGN
Attack Decay Sustain Release Feedback Volume Amod Depth Vel Sens
PEG/LFO
Als KNOP PARAMETER GROEP schakelaar [PEG/LFO] is geselecteerd, krijgt u met de acht CONTROL knoppen toegang tot de specifieke Pitch Envelope Generator- en Low Frequency Oscillator-gerelateerde parameters.
De PEG parameters besturen de envelope wijzigingen van de toonhoogte van een voice in tijd, vanaf het moment dat de toets wordt ingedrukt, deze wordt losgelaten, en hoe lang het duurt voordat het geluid stil is.
De LFO is een oscillator die laagfrequente signalen genereert die gebruikt worden om de VCO- (voor pitch modulatie oftewel vibrato), de VCF- (voor filter modulatie oftewel wah) of de VCA te moduleren (voor amplitude modulatie oftewel tremolo). De AN1x bevat twee onafhankelijke LFOs, LFO1 en LFO2.
Zie voor meer informatie over de PEG en LFOs pag. 31, 32.
N.B.
KNOP PARAMETER GROEP
geeft aan dat de voice is gewijzigd maar nog niet opgeslagen
55
PEG Decay
De PEG Decay instelling bepaalt de tijd die nodig is voor een geluid om de algemene toonhoogte te bereiken vanaf het PEG Depth level terwijl de toets blijft ingedrukt.
De volgende grafiek toont hoe de decay wijzigt als een als een toets wordt ingedrukt en er een positieve PEG Decay waarde is ingesteld.
De volgende grafiek toont de decay wijzigingen als een toets wordt ingedrukt als er een negatieve PEG Decay is ingesteld.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
PEG Decay =
High Pitch
PEG Depth
Time
PEG Depth
Low Pitch
PEG Decay = Negative setting
PEG Decay =
High Pitch
PEG Depth
Time
PEG Depth
Low Pitch
PEG Decay = Positive setting
PEG Depth (sterkte)
De PEG Depth instelling bepaalt de toonhoogte in halve tonen. Als de PEG Decay (zie hiernaast) op een positieve waarde staat, stelt de PEG Depth instelling de begin toonhoogte voor. Als PEG Decay op een negatieve waarde staat stelt de PEG Depth instelling de eind toonhoogte voor.
Het naar links draaien van de knop verlaagt de toonhoogte, terwijl het naar rechts draaien de toonhoogte verhoogt. Staat de knop in het midden (basis toonhoogte), wijzigt de toonhoogte niet.
Instellingen: -64 ~ 0 (basis toonhoogte) ~ +63
Zie de PEG Decay grafieken (links) voor een visuele voorstelling van de relatie tussen PEG Depth en PEG Decay.
PEG Sw (PEG Schakelaar)
De PEG Schakelaar bepaalt welke VCO wordt be nvloedt door de PEG; VCO1, VCO2, of zowel VCO1 als VCO2. Past u de PEG toe op de VCO1 of de VCO2 kunt u de delicate toonhoogte wijzigingen van een blaasinstrument simuleren.
Instellingen: VCO1, VCO2, beiden
N.B.
PEG Decay = Positief
PEG Depth (sterkte)
Hoge Pitch
Lage Pitch
PEG Depth
Tijd
PEG Decay
PEG Decay = Negatief
Hoge Pitch
Tijd
PEG Depth (sterkte)
PEG Depth
Lage Pitch
PEG Decay
56
Port Time (Portamento Tijd)
Portamento is een effect dat vaak wordt gebruikt in zangstemmen of bij strijkinstrumenten, als het geluid van de ene noot in de volgende noot overglijdt (of naar meerdere noten), door allerlei verschillende toonhoogten heen.
De Portamento Tijd instellingen bepalen de tijd waarin de toonhoogte de de volgende noot bereikt. Lagere waarden resulteren in een snellere toonhoogte wijzi­ging en hogere waarden resulteren in een langzamere toonhoogte wijziging.
Instellingen: 0 ~ 127
Zie voor meer informatie over Portamento pag. 24.
Als de Portamento uitstaat (met de [PORTAMENTO] schakelaar), knippert ter bevestiging "— — —" in de LCD, om aan te geven dat de portamento functie niet beschikbaar is.
LFO1 Wave
De LFO1 Wave instelling bepaalt het soort golfvorm van LFO1. De golfvorm die hier wordt ingesteld bepaalt het karakter van de modulatie die wordt toegepast op de VCO (vibrato), VCF (wah) en VCA (tremolo). Er zijn 21 verschillende golfvormen, zoals rechts en op de volgende pagina s blijkt.
Instellingen:
sine, sine-, sine --, sine180-, sine180--, tri, tri-, tri--, tri180-, tri180--, squ, squ--, squ180--, saw dwn, saw dwn--, saw up, saw up --, s/h, s/h--, s/h2, s/h2--
N.B.
N.B.
Sine
Sine
Sine
Sine180
Sine180
Sine Wave
57
Tri (Triangle) Wave
Squ (Square) Wave
Triangle
Triangle
Triangle
Triangle180
Square
Square
Square180
Saw (Sawtooth) Wave
Triangle180
Saw down
Saw down
Saw up
Saw up
58
In vergelijking met "s/h", is s/h2 gebonden aan het positieve bereik.
LFO1 Spd (LFO1 Speed)
De LFO1 Speed instelling bepaalt de golfsnelheid (rate) van LFO1. Draait u de knop naar links is het resultaat een lagere golfsnelheid, draait u de knop naar rechts is het resultaat een hogere golfsnelheid. (Zie pag. 73 voor details over de LFO Reset functie.)
Instellingen: 1 ~ 256
Slow Speed Fast Speed
N.B.
s/h
s/h
s/h (Sample & Hold) Wave
s/h2
s/h2
LFO1 Dly (LFO1 Delay)
De LFO1 Delay instelling bepaalt de vertraging van de modulatie. De knop naar links resulteert in kortere LFO vertragingen, de knop naar rechts resulteert in langere LFO vertragingen.
Instellingen: 0 ~ 127
LFO2 Spd (LFO2 Speed)
Beschrijving, parameters en waarden van LFO2 Speed zijn gelijk aan die van LFO1 Speed, hiervoor.
De LFO2 golfvorm kan alleen triangle zijn, en kan niet gewijzigd worden.
SYNC/FM
Als de KNOP PARAMETER GROEP schakelaar [SYNC/FM] wordt geselecteerd, krijgt u met de acht CONTROL knoppen toegang tot specifieke Sync functie- en Frequency Modulation-gerelateerde parameters.
Sync parameters staan in relatie met de synchronisatie status van de twee VCO1 oscillators (master en slave), die de fundamentele golfvorm genererende elementen zijn in de AN1x.
Een Frequency Modulation (FM) signaal ( modulator ) kan op verschillende manieren worden toegepast op de VCO1 om zijn frequentie te wijzigen, in welk geval de output van de oscillator het gemoduleerde signaal wordt ( carrier ).
Zie voor meer informatie over Sync FM pag. 31, 59.
N.B.
N.B.
Short Delay Long Delay
Lage Snelheid Hoge Snelheid
Grote vertragingKleine vertraging
59
Algorithm
De Algorithm instelling bepaalt hoe de twee VCO1 oscillators (master en slave) staan aangesloten in relatie met het FM signaal. Er zijn vier soorten aansluitingen oftewel algorithms , zoals hieronder in de diagram­men wordt getoond.
Instellingen: alleen FM, Sync+FMbth, Sync+FMmst, Sync+FMslv
Als "only FM" is geselecteerd worden de master en slave oscillators op disable gezet en wordt VCO1 een enkelvoudige oscillator.
Zie voor informatie over Sync en FM pag. 31, 59.
N.B.
N.B.
Sync+FMslv
Master of VCO1 Slave VCO1
Master of VCO1 VCO2 LFO1, 2 EG, etc.
FM
Sync
(Sync is enabled and FM is applied to the slave oscillator)
Sync+FMmst
VCO2 LFO1, 2 EG, etc.
Master of VCO1 Slave VCO1
FM
Sync
(Sync is enabled and FM is applied to the master oscillator)
Sync+FMbth
Master of VCO1 Slave VCO1
Master of VCO1 VCO2 LFO1, 2 EG, etc.
FM
Sync
(Sync is enabled and FM is applied to both master and Slave oscillators)
only FM (Sync is disabled)
VCO1
Master of VCO1 VCO2 LFO1,2 EG, etc.
FM
Sync Pitch
De Sync Pitch instelling bepaalt de toonhoogte van de slave oscillator in halve tonen, alleen beschikbaar als Sync aanstaat. Hiermee kunt u toonhoogte verschillen cre ren tussen de master en slave oscillators en de resulterende harmonische interval besturen.
Als de knop in het midden staat is de toonhoogte gelijk aan die van de master oscillator. De knop naar rechts zetten resulteert in een toename van de interval, de knop naar links resulteert in een zachter geluid.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ + 63
Om een duidelijk resultaat te bereiken moet u er voor zorgen dat het VCO1 niveau (pag. 66) hoog genoeg staat.
De Sync Pitch functie is alleen effectief als het Algorithm type op iets anders staat dan "only FM".
Sync Pitch Depth
De Sync Pitch Depth instelling bepaalt de hoe sterk de Sync Pitch Bron (bepaalt door de Sync Pitch Bron parameter, hieronder) over tijd wordt aangestuurd. De knop naar rechts verhoogt de Depth (sterkte).
Instellingen: -64 ~ 0 ~ + 63
N.B.
N.B.
alleen FM (Sync disabled)
VCO 1
Master van
VCO1, VCO2,
LFO1,2, EG enz.
Sync +FMbth (Sync is enable en FM wordt toegepast op zowel de master
als slave oscillators
Master van VCO1
Slave VCO1
Master van
VCO1, VCO2,
LFO1,2, EG enz.
Sync+FMmst (Sync is enable en FM wordt toegepast op de
master oscillator
Master van VCO1
Slave VCO1
VCO2, LFO1,2, EG enz.
Sync+FMslv (Sync is enable en FM wordt toegepast op de
slave oscillator
Master van VCO1
Slave VCO1
Master of VCO1,
VCO2, LFO1,2, EG enz.
60
Sync Pitch Src (Sync Pitch Source)
De Sync Pitch Source (lett. bron) instelling bepaalt de bron die in tijd de modulatie toepast op de slave oscillator.
Instellingen: fixed, PEG, FEG, LFO1, LFO2
Als fixed is geselecteerd is zijn er geen modulatie wijzigingen in tijd.
Sync Pmod Sw (Sync Pitch
Modulation Switch)
De Sync Pitch Modulation Schakelaar bepaalt welke oscillator (master, slave of beiden) wordt gemoduleerd door LFO1. Depth rate (golfsnelheid sterkte) wordt bepaalt door VC01 Pmod Depth instelling (pag. 63).
Instellingen: mastr, slave, both
Pitch Modulatie kan niet worden bestuurd door LFO2.
FM Depth
De FM Depth instelling bepaalt de hoeveelheid modulatie wordt gecre erd door FM Source 1 (zie volgende parameter). De knop naar rechts verhoogt de Depth.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Dit is een andere parameter dan de parameter in de Yamaha DX-series FM synthesizers. Een te grote instelling wijzigt de toonhoogte van de voice. Wijzig de toonhoogte met de VCO1 Pitch en Fine parameters (zie pag. 61, 62).
N.B.
N.B.
N.B.
FM Src1 (FM Source 1)
De FM Bron 1 instelling bepaalt de modulatie bron die de FM Depth bestuurt (zie vorige parameter).
Instellingen: fixed, PEG, FEG, LFO1, LFO2
Als deze op fixed er is geen wijziging in modulatie in tijd.
FM Src2 (FM Source 2)
De FM Bron 2 instelling bepaalt de bron golfvorm die de VCO1 golfvorm moduleert.
Instellingen: VCO2, VCO1, VCO1s (sub oscillator), PEG, FEG, LFO1, LFO2
N.B.
VCO1
Als de KNOP PARAMETER GROEP schakelaar [VCO1] wordt geselecteerd geven de acht CONTROL knoppen toegang tot specifieke Voltage Controlled Oscillator 1­gerelateerde parameters, inclusief golfvorm selectie, toonhoogte specificatie en golfvorm besturing.
Zie voor meer informatie over VCO1 pag. 10, 30.
Wave (Golfvorm)
De golfvorm instelling bepaalt de golfvorm van VCO1. Beschikbare golfvormen zijn afhankelijk van de huidige SYNC status (aan/uit).
Instellingen: Als SYNC = uit: saw, pulse, saw2, mix Als SYNC = aan: saw, pulse, Innrl, Innr2, Innr3
Het verschil tussen saw/pulse Sync aan en Sync uit is slechts een nuance in het geluid die pas echt op gaat vallen als de Pulse Width (zie pag. 62) op een andere waarde wordt gezet dan 64.
saw (Zaagtand)
De saw (zaagtand) golfvorm dankt zijn naam aan zijn vorm, en wordt o.a. gebruikt bij het maken van een trompet- of vioolgeluid. Aangezien deze alle harmonischen in het spectrum bevat, produceert deze golfvorm een vol, rijk geluid. Bij gebruik met de Pulse Width functie (zie pag. 62), kan het vergroten van de even harmonischen de toonhoogte verhogen tot een vol octaaf.
pulse (Blokgolf)
The pulse (square) wave is used to make woodwind (clarinet­type) sounds. Its spectrum is similar to a sawtooth wave, but since every second (even-numbered) harmonic is missing, the waveform contains only odd-numbered harmonics when Pulse Width (see page 62) is set to "64".
PW = below 64
N.B.
N.B.
saw2 (Zaagtand2)
Het spectrum van de saw2 golfvorm wordt gecre erd door een zaagtand golf te combineren met een blokgolf, waardoor deze afwijkt van de saw1 golfvorm. Als de Pulse Width (zie pag. 62) op 64 staat, is de vorm van de golfvorm hetzelfde als saw1. Zelfs als u de even-genummerde harmo­nischen middels Pulse Width verhoogt, blijft de algemene toonhoogte gelijk.
mix
De mix golfvorm wordt gevormd door een combinatie van zaagtand- en blokgolf golfvormen.
innr1, innr2, innr3
Als SYNC op on staat, staan er drie inner (binnenste) golfvormen tot uw beschikking (Innr1-3). Deze golfvorm is effectief bij gebruik met Pulse Width (zie pag. 62).
Pitch
De Pitch instelling bepaalt de toonhoogte van de VCO1 in halve tonen. De knop naar rechts verhoogt de toonhoogte, de knop naar links verlaagt de toonhoogte. De middenpositie (waarde = 0) stelt de basistoonhoogte voor.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Pulse Saw Mix
PW = below 64
61
PW = onder 64
62
Fine
De Fine (fijnstemming) instelling bepaalt de toonhoogte van de VCO1 in stappen van 1-cent met een bereik van 100 cents, gelijk aan n halve toon. De knop naar rechts draaien verhoogt de toonhoogte, de knop naar links draaien verlaagt de toonhoogte. De middenpositie (waarde = 0) is de basic toonhoogte.
Instellingen: -50 ~ 0 ~ +50 (cents)
Edge
De Edge instelling be nvloedt de scherpte of de afvlakking van de hoeken van de golfvorm van VCO1. De knop naar rechts produceert een scherpere golfvorm, met als resultaat een harde golfvorm. De knop naar links brengt een rondere golfvorm voort, met als resultaat een softer geluid. De waarde 0 brentgt een sinus golfvorm voort.
Instellingen: 0 ~ 127
Sharper wave Rounder wave Sine wave
PW (Pulse Width)
De PW instelling bepaalt de wijdte van de VCO1 blokgolf. De knop naar rechts produceert meer harmonischen, hetgeen resulteert in een vetter geluid. In het algemeen bestuurd u met pulse width een blokgolf; de AN1x is echter in staat om PW ook toe te passen op andere golfvormen, waardoor meer geluidsmogelijkheden ontstaan dan gebruikelijk is.
Als deze op 64 staat is de Pulse Wijdte in balans, waardoor alleen oneven-genummerde harmonischen worden gegenereerd.
Instellingen: 0 ~ 64 ~ 127 (0% ~ 50% ~ 99%)
PWM Depth (Pulse Width
Modulation Depth)
De PWM Depth instelling bepaalt de sterkte van pulse width modulatie van VCO1, gebaseerd op de PWM Source golfvorm (zie volgende page). De knop naar rechts produceert een diepere modulatie.
Instellingen: -64 ~ +63
Basic Pulse Wave (with only odd- numbered harmonics)
More HarmonicsMore Harmonics
Pulse Width is
Small
Pulse Width is
64 (50%)
Pulse Width is
Large
Scherpere golfvorm Rondere golfvorm Sinus golfvorm
Pulse wijdte is klein Pulse wijdte is 64
(50%)
Pulse wijdte is groot
Meer harmonischen Basis blokgolf (met alleen
oneven-genummerde harmonischen)
Meer harmonischen
63
PWM Src (Pulse Width Modulation
Source)
De PWM Source instelling selecteert de bron golfvorm die de pulse wijdte van de VCO1wijzigt in tijd, en daarmee het gedrag van de pulse wijdte bepaalt.
Instellingen: fixed, PEG, FEG, LFO1, LFO2, LFO2p, LFO2f
Als deze op fixed staat is er geen modulatie wijziging in tijd.
De Low Frequency Oscillator 2 Phase (LFO2p) kantelt de LFO2 golfvorm later 60 graden. De Low Frequency Oscillator 2 Fast (LFO2f) versneld de LFO2 cyclus een beetje.
PmodDepth
(Pitch Modulation Depth)
De Pitch Modulation depth instelling bepaalt de sterkte van de pitch modulatie van VCO1 door de LFO1. Pitch Modulatie voegt een cyclische wijziging toe aan de toonhoogte om een vibrato effect te cre ren. Draait u de knop naar rechts wordt het bereik van de toonhoogte wijziging vergroot. Negatieve waarden draaien de fase van LFO1 180 graden om.
Instellingen: -127 ~ +127
N.B.
N.B.
VCO2
Als de KNOP PARAMETER GROEP schakelaar [VCO2] wordt geselecteerd, geven de acht CONTROL knoppen toegang tot specifieke Voltage Controlled Oscillator 2­gerelateerde parameters, waaronder golfvorm selectie, toonhoogte specificatie en golfvorm besturing.
Zie voor meer informatie over VCO2 pag. 10, 30.
Wave (golfvorm)
De Wave instelling bepaalt de VCO2 golfvorm als SYNC (zie pag. 59) uitstaat.
Instelling: saw, pulse, saw2, mix
De beschikbare golfvormen zijn gelijk aan die van VCO1. Zie pag. 61 voor een beschrijving.
Pitch
Fine
Edge
PW
PWMDepth
PWM Src
PmodDepth
(Alle parameter beschrijvingen zijn gelijk aan de beschrijvingen van VCO1; zie pag. 61.)
N.B.
N.B.
64
VCF
Als KNOP PARAMETER GROEP schakelaar [VCF] geselecteerd, geven de acht CONTROL knoppen toegang tot specifieke Voltage Controlled Filter-gerelateerde parameters.
De VCF is een filter die bepaalde frequentiegebieden doorlaat, en de rest er af snijdt, waarmee u op uitgebreide wijze controle hebt over vele aspecten van het timbre. Onder de beschikbare parameters vallen ook cutoff fre­quentie bereik van de VCF en het bereik van de resonantie.
De VCF kan ook worden bestuurd door de attack tijd, decay tijd, sustain level en release tijd van de FEG (Filter Envelope Generator), waarmee u de vorm van het timbre van de voice in tijd kunt wijzigen, vanaf het moment dat een toets wordt ingedrukt, wordt vastgehouden, vervolgens losgelaten, en uiteindelijk hoe lang het duurt voor het geluid is uitgestorven.
Zie pag. 31 voor meer informatie over de VCF en FEG.
Attack
De Attack instelling bepaalt de attack tijd van de FEG, de tijd die nodig is alvorens de het signaal het maximum cutoff frequentie niveau bereikt nadat een toets is aangeslagen (key on). De knop naar rechts resulteert in een langere Attack tijd.
Instellingen: 0 ~ 127
Decay
De Decay instelling bepaalt de decay tijd van de FEG, de tijd die nodig is voordat het signaal het sustainniveau bereikt vanaf het maximum niveau zolang de toets wordt vastgehouden. De knop naar rechts resulteert in een langere Decay tijd.
Instellingen: 0 ~ 127
N.B.
Sustain
De Sustain instelling bepaalt het niveau van de sustain van de FEG, hetgeen het onveranderbare (fixed) niveau is van de cutoff frequentie die blijft gehand­haafd zolang de toets is ingedrukt. De knop naar rechts verhoogt het Sustain niveau.
Instellingen: 0 ~ 127
Release
De Release instelling bepaalt de release tijd van de FEG, de tijd die nodig is alvorens het signaal het 0 niveau bereikt nadat de toets is losgelaten (key off). De knop naar rechts verhoogte de Release tijd.
Instellingen: 0 ~ 127
Key on Key off
Attack ReleaseDecay
Time
Cutoff
frequency
Sustain
Cutoff
Frequentie
Key on
Key off
Attack Decay Release
Tijd
Sustain
65
VCF Cutoff
De VCF Cutoff instelling bepaalt de cutoff frequentie van de VCF. De waarde die hier wordt ingesteld staat in relatie met het toegewezen VCF Type in de MIX/VCF parametergroep (zie pag. 67).
Als de filter bijvoorbeeld op Low Pass Filter staat, worden de lagere frequenties doorgelaten, terwijl de hogere frequenties worden afgesneden (cut off). De knop naar rechts verhoogt de VCF Cutoff frequentie, zoals blijkt uit de onderstaande grafiek.
Instellingen: 0 ~ 127
Resonance
De Resonantie instelling bepaalt de hoeveelheid resonantie boost, oftewelhet benadrukken van de harmonischen bij de cutoff frequentie. De knop naar rechts produceert een hogere resonantie peak (produceert scherpere hoge tonen), terwijl het naar links draaien van de knop een relatief vlakke respons geeft. De instelling 0 resulteert in geen resonantie.
Instellingen: -12 ~ 0 ~ +102
Cutoff frequency Frequency
Level
102
64
-12
0
Range passed
Cutoff frequency Frequency
Cutoff range
VCF Type = Low Pass Filter
FEG Depth
De FEG Depth instelling bepaalt het bereik van de vorm (lett. beweging) van cutoff frequentie. De knop naar rechts verhoogt de FEG Depth. Negatieve waarden draait de vorm van de envelope om. Als u de FEG niet gebruikt moet u de waarde op 0 zetten.
Instellingen: -128 ~ +127
Vel Sens (Aanslaggevoeligheid)
De Velocity Sensitivity (aanslaggevoeligheid) instelling bepaalt de wijze waarop de VCF reageert op aanslaggevoeligheid oftewel hoe hard u aanslaat op het toetsenbord. De knop naar rechts verhoogt het dynamische bereik aan de hand van de kracht waarmee u aanslaat op het toetsenbord, naar links produceert het tegenovergestelde effect (d.w.z. zachter aanslaan verhoogt het dynamische bereik, en harder aanslaan verhoogt deze). De instelling "0" brengt geen wijzigingen teweeg in het dynamische bereik door aanslaggevoeligheid.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Cutoff
frequency
Time
Level
Doorgelaten bereik
Cutoff bereik
Cutoff frequentie
Frequentie
VCF Type = Low Pass Filter
Cutoff frequentie
Frequentie
Level (niveau)
Level (niveau)
Tijd
Cutoff
Frequentie
66
MIX/VCF (Mixer/VCF)
Als de KNOP PARAMETER GROEP schakelaar [MIX/VCF] wordt geselecteerd, geven de acht CONTROL knoppen toegang tot specifieke Mixer- en Voltage Controlled Filter­gerelateerde parameters, inclusief VCO1 en VCO2 signaalniveau, Noise en Ring Modulator niveaus, VCF Type en HPF (High Pass Filter), en Key Track instellingen, en sterkte van frequentie modulatie.
Zie pag. 31 voor meer informatie over de VCF.
VCO1 Level (niveau)
De VCO1 Level instelling bepaalt de balans van het VCO1 niveau in relatie met de VCO2, Ring Modulator, Noise, en VCA Feedback niveaus. De knop naar rechts verhoogt het VCO1 niveau. Als u alleen gebruik maakt van de VCO2 moet u deze waarde op 0 zetten.
Instellingen: 0 ~ 127
VCO2 Level (niveau)
De VCO2 Level instelling bepaalt de balans van het VCO2 niveau in relatie met de VCO1, Ring Modulator, Noise, en VCA Feedback niveaus. De knop naar rechts verhoogt het VCO2 niveau. Maakt u alleen gebruik van VCO1 moet u deze waarde op 0 zetten.
Instellingen: 0 ~ 127
N.B.
Ring Mod (Ring Modulator niveau)
De Ring Modulator instelling bepaalt de balans van het Ring Modulator niveau in relatie met de VCO1, VCO2, Noise, en VCA Feedback niveaus. De knop naar rechts verhoogt het Ring Modulator niveau. Maakt u geen gebruik van de Ring Modulator moet u deze waarde op 0 zetten.
Instellingen: 0 ~ 127
De Ring Modulator combineert de VCO1 en VCO2 signalen en stuurt van beide inputs de som en verschillen van alle frequentie componenten uit. Dit is in het bijzonder effectief bij het produceren van dissonante interval geluiden met een raspend of metalig effect.
Noise Level (niveau)
De Noise Level instelling bepaalt de balans van het Noise signaal in relatie met de VCO1, VCO2, Ring Modulator, en VCA Feedback niveaus. Draait u de knop naar rechts verhoogt het Noise niveau. Als u geen gebruik maakt van noise moet u de waarde op
0 zetten.
Door Noise in te voegem em gebruik te maken van een bijpassend Filter Type (VCF, HPF, enz.), kunt u verscheidene unieke special effect geluiden cre ren.
Instellingen: 0 ~ 127
N.B.
N.B.
HPF (High Pass Filter Cutoff)
De HPF instelling bepaalt de cutoff frequentie van de High Pass Filter. Frequenties boven de instellingen worden doorgegeven terwijl anderen worden afgesne­den. De knop naar rechts verhoogt de HPF Cutoff frequentie, hetgeen resulteert in een helderder geluid.
Instellingen: 0 ~ 127
Deze High Pass Filter wordt toegepast op het signaal na de mixer, en wijkt af van degene in het VCF Type.
VCF Type
De VCF Type instelling bepaalt het soort filter dat wordt gebruik door de VCF. De VCF passeert alleen een be­paald frequentiegebied terwijl de rest wordt afgesne­den, waardoor het timbre op vele manieren gewijzigd kan worden. Er zijn zes soorten filters, die hieronder worden omschreven.
Instellingen: LPF24, LPF18, LPF12, BPF, HPF12, BEF
LPF24, LPF18, LPF12
Bij de Low Pass Filter passeren alleen frequenties onder het specificeerde cutoff punt. Er kan een cutoff curve van 24dB/octaaf (LPF24), 18dB/octaaf (LPF18) en 12dB/octaaf (LPF12) worden geselecteerd.
Cutoff frequency
Frequency
Level
Cutoff range
12dB/oct 18dB/oct 24dB/oct
N.B.
Range passed
Cutoff frequency
Frequency
Level
Cutoff range
BPF
De Band Pass Filter laat alleen frequenties door in het gespecificeerde bereik, met een cutoff curve van 12dB/octaaf.
HPF12
De High Pass Filter laat alleen de frequenties door boven het gespecificeerde cutoff punt, met een cutoff curve van 12dB/octaaf.
BEF
De Band Eliminate Filter laat alleen frequenties door buiten het gespecificeerde frequentiegebied. De Resonantie instelling (zie pag. 65) bepaalt het elimineerbereik.
De filters die hierboven worden opgesomd zijn van toepassing op het signaal output van de HPF die zich bevindt tussen de Mixer en de VCA. Zie pag. 10 voor meer informatie over de signaalbaan.
N.B.
Cutoff range
Frequency
Level
Range passed Range passed
Center frequency
Range passed
Frequency
Level
Cutoff range
Cutoff frequency
Range passed
Frequency
Level
Cutoff range Cutoff range
Center frequency
67
Level (niveau)
Doorgelaten bereik
Cutoff bereik
Cutoff frequentie
Frequentie
Level (niveau)
Cutoff bereik
Cutoff frequentie
Frequentie
Level (niveau)
Doorgelaten bereik
Cutoff bereik
Cutoff bereik
Cutoff bereik
Centrale frequentie
Frequentie
Level (niveau)
Doorgelaten bereik
Cutoff bereik
Cutoff frequentie
Frequentie
Level (niveau)
Doorgelaten bereik
Cutoff bereik
Doorgelaten bereik
Frequentie
Centrale frequentie
68
Fmod Depth (Filter Modulation Depth)
De Filter Modulatie Depth instelling bepaalt de sterkte van de filter modulatie van de VCF door de LFO1. Filter Modulatie wijzigt de filter cyclisch om een wah effect te cre ren. De knop naar rechts vergroot het bereik van de cutoff frequentie wijziging. Negatieve waarden draaien de fase van de LFO1 180 graden.
Instellingen: -64 ~ +63
Key Track
De Key Track instelling bepaalt de key tracking van de VCF, waarbij het cutoff frequency punt wordt verhoogd of verlaagd aan de hand van de op het toetsenbord gespeelde noten. Als u gebruik maakt van Key Track, verspringt het cutoff bereik bij noot, met C3 als de basis.
De knop naar rechts (positieve waarden) maakt dat hogere noten een hoger cutoff punt krijgen. De knop naar links (negatieve waarden) maakt dat hogere noten een lager cutoff punt krijgen. De waarde 0 zorgt voor helemaal geen key tracking.
Instellingen: -32 ~ +63
Key T rack–
+
C3
Cutoff
Lower
Keyboard
Upper Keyboard
C3
Cutoff
Key T rack+
+
Lower
Keyboard
Upper Keyboard
VCA
Als de KNOP PARAMETER GROEP schakelaar [VCA] is geselecteerd, geven de acht CONTROL knoppen toegang tot specifieke Voltage Controlled Amplifier-gerelateerde parameters.
De VCA is een versterker (amplifier) waarmee de gain van het inputsignaal, zoals het ontvangen wordt van de VCF, versterkt- en vervolgens doorgestuurd wordt naar het Effect blok in de signaalbaan. Onder de beschikbare parameters zitten o.a. parameters voor feedback, volume en keyboard velocity sensitivity (aanslaggevoeligheid), als ook depth parameters voor amplitude modulatie.
De VCA kan ook worden bestuurd door de attack tijd, decay tijd, sustain niveau en release tijd van de AEG (Amplitude Envelope Generator), waarmee u kunt bepalen hoe het geluid wijzigt in tijd, vanaf het moment dat een toets is aangeslagen, vastgehouden en vervolgens losgelaten, en als laatste hoe lang het duurt voordat het geluid helemaal stil is.
Zie pag. 11 en 32 voor meer informatie over de VCA.
Attack
De Attack instelling bepaalt de attack tijd van de AEG, de tijd waarin het signaal zijn maximum volume niveau bereikt nadat een toets is ingedrukt (key on). De knop naar rechts produceert een langere Attack tijd.
Instelling: 0 ~ 127
Decay
De Decay instelling bepaalt de decay tijd van de AEG, de tijd waarin het signaal het sustain niveau bereikt vanuit een maximum volume niveau, zolang de toets is ingedrukt. De knop naar rechts produceert langere Decay tijden.
Instellingen: 0 ~ 127
N.B.
Key Track
Cutoff
Lower
Upper
Key Track
Cutoff
Lower
Upper
69
Sustain
De Sustain instelling bepaalt het niveau van de sustain van de AEG, het niveau waarop het volume wordt gehandhaafd zolang de toets is ingedrukt. De knop naar rechts verhoogd het Sustain niveau.
Instellingen: 0 ~ 127
Release
De Release instelling bepaalt de release tijd van de AEG, de tijd waarin het signaal het niveau 0 bereikt nadat een toets is losgelaten (key off). De knop naar rechts verhoogt de Release tijd.
Instellingen: 0 ~ 127
Key on Key off
Attack ReleaseDecay
Time
Level
Sustain
Feedback
De Feedback instelling bepaalt het niveau van de feedback output van de VCA en het signaal dat wordt
teruggevoed (fed back) in de input van de mixer, waardoor de amplitude van het signaal groeit aan de hand van het ingestelde niveau. De knop naar rechts verhoogt het Feedback niveau, resulterende in een vetter geluid.
Instellingen: 0 ~ 127
U moet voorzichtig omspringen met feedback. Teveel feedback kan extreem hoge frequenties veroorzaken, hetgeen uw luidsprekers kan beschadigen.
Teveel feedback kan het karakter van de VCF drastisch wijzigen.
Volume
De Volume instelling bepaalt het algemene output niveau van de VCA voordat het signaal door het Effect blok gaat. De knop naar rechts verhoogt het Volume niveau.
Instellingen: 0 ~ 127
N.B.
N.B.
VCO Mixer HPF
Feedback
VCF VCA OUT
Level (niveau)
Key on
Key off
Attack Decay Release
Tijd
Sustain
70
Amod Depth (Amplitude Modulatie
Sterkte)
De Amplitude Modulation Depth instelling bepaalt de sterkte van de amplitude modulatie van de VCA door de LFO1. Amplitude Modulatie wijzigt het volume­niveau cyclisch om een tremelo effect te cre ren. De knop naar rechts vergroot het bereik van de volume wijziging. Negatieve waarden draaien de fase van de LFO1 180 graden om.
Instellingen: -64 ~ +63
Vel Sens (Aanslaggevoeligheid)
De Velocity Sensitivity instelling bepaalt het amplitude bereik van de VCA aan de hand van hoe hard u aanslaat. De knop naar rechts (positieve waarden) resulteert in een hogere gevoeligheid, waardoor u harder moet aanslaan om de amlitude te verhogen. Draait u de knop naar links (negatieve waarden) moet u zachter aanslaan om de amplitude te verhogen. Bij de waarde 0 blijft dezelfde amplitude gehandhaafd onafhankelijk van de hardheid waarmee u aanslaat.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
ASSIGN
Als KNOP PARAMETER GROEP schakelaar [ASSIGN] wordt geselecteerd, kunnen alle acht CONTROL knoppen gebruikt worden als individuele controller voor specifieke Control Change parameters die vrij kunnen worden toegewezen.
Assign 1-8
Werkend als MIDI controllers worden er, zodra de knop bewogen wordt, control data verstuurd via de MIDI [OUT] uitgang. Als u de knop naar rechts draait wordt de waarde van de toegewezen parameter verhoogd. Draait u de knop naar links wordt de waarde verlaagd.
Instellingen: 0 ~ 127
Iedere Control Change parameter kan worden toegewezen aan iedere CONTROL knop m.b.v. de Control Device en Control Nummer parameters in het UTILITY SETUP menu. Zie voor details, pag. 95.
U kunt Tempo en Data Entry direct via de CONTROL knoppen bedienen.
U kunt de parameternaam direct ingeven door op de drukschakelaar van de knop te drukken.
N.B.
N.B.
N.B.
71
Paneel Parameters Wijzigen
De AN1x matrix van paneel Edit parameters biedt snel en gemakkelijk toegang tot voice, Scene, Free EG, Arpeggiator, Step Sequencer en System parameters. Alle voice-gerelateerde parameters kunnen worden als voice data in
n van de 128 beschikbare user voices.
Er zijn zes menu s Edit parameters, als volgt:
VOICE SCENE SETUP: Bevat Scene- en Layer­gerelateerde parameters van de voice.
VOICE COMMON: Bevat Tempo, Effect en andere algemene voice parameters.
VOICE FREE EG: Bevat het selecteren van het spoor, opname- en andere parameters die te maken hebben met de Free EG functie.
VOICE ARPEGGIO/SEQ: Bevat algemene en specifieke parameters die te maken hebben met de Arpeggiator en Step Sequencer.
SEQ EDIT/SETUP: bevat Knop en Pattern parameters die te maken hebben met de Step Sequencer.
UTILITY SETUP: Bevat global parameters die van invloed zijn op het systeem van de AN1x, waaronder MIDI instellingen, Control Change-gerelateerde toewij­zingen en anderen.
Utility parameter instellingen kunnen niet worden opgeslagen als voice data.
Zie pag. 114 voor een lege tabel van alle beschikbare parameters die u kunt gebruiken bij het wijzigen van uw eigen voices.
N.B.
N.B.
Mode Poly
Port
Tempo Split Pnt Track Common
Trigger
LoopType
Common Arp/SEQ
Type/No
Knob Event
1-8/9-16
System MstrTune
KbdTrans
VOICE SCENE SETUP
VOICE COMMON
VOICE FREE EG
VOICE ARPEGGIO/ SEQ
SEQ EDIT/ SETUP
UTILITY SETUP
LFO Rst
Ctrl Matrix Set No
Vari EF/EQ
Param Data
Length
Key Track
KbdMode Hold
Step Hold
Pattern Bank
Kbd Vel
MIDI Tx Ch
Param Source Vari EF
Dry:Wet
Dly/Rev EF Param
Param
Track Track No
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
No
BaseUnit
Rx Ch
DeviceNo Local
BulkDump
Length LoopType
Arpeggio
Subdivide
Play EF Swing
Scene Sw
Track Job Rec
Data
Depth
EF Bypass
Layer Pan
Separate
Unison Detune
Name Cursor Char
Copy Undo
Velocity
GateTime
Ctrl No
SEQ Store
Ctrl Device
Ctrl No
Edit Procedure
Hieronder staat beschreven hoe u een voice kunt wijzigen.
1. Selecteer een voice met het PROGRAM CHANGE numerieke toetsenbord.
Geef het nummer in van de voice die u wilt, gevolgd door [YES/ENTER], of selecteer de voice door op [+] / [-] te drukken.
2. Selecteer het edit menu.
Zet de [EDIT ROTARY] schakelaar op het menu die de parameter bevat die u wilt wijzigen.
3. Selecteer de parameter die u wilt wijzigen.
Druk n keer op de [UP/DOWN] schakelaar onder de parameternaam om de parameternaam weer te geven en wijzig de huidige waarde of instelling in de LCD.
4. Stel de parameterwaarde of instelling in.
Iedere keer dat u op het bovenste gedeelte van de [UP/DOWN] schakelaar drukt, neemt de parameter- of waarde instelling toe met n, en iedere keer dat u op het onderste gedeelte van de schakelaar drukt, neemt de parameter- of waarde instelling af met n. Houd u het bovenste- of onderste gedeelte van de knop vast kunt u snel door de waarden of instellingen scrollen.
Tempo Split Pnt
VOICE COMMON
Vari EF/EQ Param Data
Vari EF Dry:Wet
Dly/Rev EF Param
Data
EF Bypass
Name Cursor Char
Tempo Split Pnt
VOICE
COMMON
Vari EF/EQ Param Data
Vari EF Dry:Wet
Dly/Rev EF Param
Data
EF Bypass
Name Cursor Char
Mode Poly
Port
Tempo Split Pnt Track Common
Trigger
LoopType
Common Arp/SEQ
Type/No
Knob Event
1-8/9-16
System MstrTune
KbdTrans
VOICE SCENE SETUP
VOICE COMMON
VOICE FREE EG
VOICE ARPEGGIO/ SEQ
SEQ EDIT/ SETUP
UTILITY SETUP
LFO Rst
Ctrl Matrix Set No
Vari EF/EQ
Param Data
Length
Key Track
KbdMode Hold
Step Hold
Pattern Bank
Kbd Vel
MIDI Tx Ch
Param Source Vari EF
Dry:Wet
Dly/Rev EF Param
Param
Track Track No
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
No
BaseUnit
Rx Ch
DeviceNo Local
BulkDump
Length LoopType
Arpeggio
Subdivide
Play EF Swing
Scene Sw
Track Job Rec
Data
Depth
EF Bypass
Layer Pan
Separate
Unison Detune
Name Cursor Char
Copy Undo
Velocity
GateTime
Ctrl No
SEQ Store
Ctrl Device
Ctrl No
PROGRAM CHANGE
VWX
MNO
7
YZ
8
PQR
5
GHI
2
4
DEF
1
ABC
0
OTHERS
STU
9
6
JKL
3
YES/ ENTERNO
72
5. Selecteer een andere parameter en stel hier de waarde van in.
Herhaal stappen 3 en 4 om andere parameters te selecteren en in te stellen in hetzelfde menu.
6. Voer de Store (opslaan) handeling uit.
Zodra u klaar bent met het wijzigen van de data, kunt u de voice opslaan in een user voice memory (1 - 128) met de Voice Store handeling. Daarbij kunt u ook op ieder gewenst moment Scene-gerelateerde parameters van de voice opslaan in Scene 1 of Scene 2 met een Scene Store handeling. Zie pag. 98 voor meer informatie over het opslaan van voices. Zie voor meer informatie over het opslaan van Scenes, pag. 99.
Gewijzigde voice data blijft in het geheugen, zelfs als u het instrument uitzet alvorens de voice op te slaan. Als u het instrument weer aanzet, kunt u doorgaan met het wijzigen van de voice.
Zorg ervoor dat u de gewijzigde voice opslaat voordat u een nieuwe voice selecteert, of u raakt uw wijzigingen kwijt (zie pag. 98). Als u per ongeluk vergeet uw gewijzigde data op te slaan en een andere voice selecteert, moet u gebruik maken van de Voice Recall functie (zie pag. 96).
Tijdens het edit proces, kunt u de naam- en het nummer van de huidige voice op ieder gewenst moment bevestigen door n keer op [-] of [+] te drukken om de informatie weer te geven in de LCD. U kunt doorgaan met wijzigen door een Edit menu te selecteren en op een [UP/DOWN] schakelaar te drukken.
Edit Markering
De eerste keer dat een voice parameter is gewijzigd verschijnt de Edit markering ge nverteerd in de LCD. De Edit markering geeft aan dat er voice data is gewijzigd die nog niet is opgeslagen.
Voice Recall (herroepen)
Als u een andere voice selecteert alvorens belangrijke voice­data op te slaan, kunt u met de Voice Recall functie de gewijzigde voicedata terugroepen. Zie, voor meer details, pag. 96.
Indicates a voice has been edited but not stored
N.B.
N.B.
N.B.
Edit Parameters
Hieronder volgt een beschrijving van alle parameters in de zes beschikbare Edit menu s, samen met een opsomming van de beschikbare instellingen.
VOICE SCENE SETUP
Dit menu bevat Mode, Control Matrix en Layer parame­ters, die kunnen worden ingesteld en opgeslagen als voice data. Mode en Control Matrix parameters kunnen in iedere voice worden opgeslagen als Scene data.
Een Scene geheugen is niets meer dan een snapshot van de parameters zoals ze zijn ingesteld door de acht CONTROL knoppen. Er zijn twee Scene geheugens die u kunt opslaan in iedere voice, en op gemakkelijke wijze kunt oproepen door op de [SCENE 1] of [SCENE 2] schakelaar te drukken tijdens het spelen. Zie pag. 19 voor meer informatie over Scenes.
Mode
Met mode instellingen bepaalt u de manier hoe de toongenerator van de AN1x reageert tijdens het spelen op het toetsenbord. Er zijn drie groepen parameters, waaronder Poly mode instellingen, Portamento karakteristieken en de LFO Reset instelling.
Poly
De Poly mode instelling bepaalt de polyfonie, ofwel het aantal noten die de toongenerator voortbrengt, als er noten worden aangeslagen op het toetsenbord of als er Note On boodschappen worden ontvangen via de MIDI [IN]. Er zijn drie soorten Poly mode instellingen.
N.B.
Mode Poly
Port
VOICE SCENE SETUP
LFO Rst
Ctrl Matrix Set No
Param Source
Depth
Layer Pan
Separate
Unison Detune
Mode Poly
Port
Tempo Split Pnt
Track Common Trigger
LoopType
Common Arp/SEQ
Type/No
Knob Event
1-8/9-16
System
MstrTune
KbdTrans
VOICE
SCENE SETUP
VOICE
COMMON
VOICE
FREE EG
VOICE
ARPEGGIO/ SEQ SEQ
EDIT/ SETUP UTILITY
SETUP
LFO Rst
Ctrl Matrix Set No
Vari EF/EQ Param Data
Length
Key Track
KbdMode Hold
Step Hold
Pattern Bank
Kbd Vel
MIDI Tx Ch
Param Source Vari EF
Dry:Wet
Dly/Rev EF Param
Param
Track Track No
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
No
BaseUnit
Rx Ch
DeviceNo Local
BulkDump
Length LoopType
Arpeggio
Subdivide
Play EF Swing
Scene Sw
Track Job Rec
Data
Depth
EF Bypass
Layer Pan
Separate
Unison Detune
Name Cursor Char
Copy Undo
Velocity
GateTime
Ctrl No
SEQ Store
Ctrl Device
Ctrl No
Stored as System data
Stored in each voice
Stored in Scenes
Geeft aan dat de voice is gewijzigd en nog niet is opgeslagen
Opgeslagen als Systeemdata
Opgeslagen in iedere Voice
Opgeslagen in Scenes
73
Instellingen: poly: U kunt maximaal 10 noten tegelijk voortbrengen als de
Layer op SINGLE staat.
mono: Brengt n (monofone) noot voort. legat (Legato): Brengt n (monofone) noot voort, en maakt
legato frases mogelijk, of solo s zonder een merkbare onderbreking tussen de noten. Legato treedt op als u de volgende toets aanslaat zonder de vorige toets los te laten.
Port (Portamento)
De Portamento mode instelling bepaalt het karakter van de portamento (soms wel glissando genoemd), oftewel hoe de toon glijdt van de ene toon naar de volgende door tussenliggende toonhoogten, mits de PEG/LFO Portamento Tijd (zie pag. 56) op een andere waarde staat dan 0 . Beschikbare parameters zijn afhankelijk van de Poly mode instelling.
Om de Portamento functie enable te maken moet u op de [PORTAMENTO] schakelaar drukken op het paneel (zie pag. 24). Als de PEG/LFO Portamento Tijd parameter (zie pag. 56) op "0" staat heeft Portamento geen effect.
Instellingen:
Als Poly = Poly: normal: Normale portamento spelen. sus-key: Met deze instelling wordt de doorklinkende toon
(vanwege een sustainpedaal) gespecificeerd als de begin­toonhoogte van de portamento.
Als Poly = Mono, Legato: fingerd (Fingered): Portamento is alleen mogelijk door
legato te spelen. full time: Portamento is altijd enable.
De Portamento instelling mode hier is effectief en is hoorbaar als de [PORTAMENTO] schakelaar op het paneel op "ON" staat.
N.B.
N.B.
LFO Rst (LFO Reset)
De LFO Reset mode instelling bepaalt het startpunt van de LFO1 en LFO2 cyclus.
Instellingen: off: LFO1 en LFO2 resetten niet maar moduleren constant. ky-on (Key On): LFO1 en LFO2 resetten iedere keer als er
een toets wordt aangeslagen.
Ctrl Matrix (Control Matrix)
Control Matrix ( Ctrl Matrix ) parameter instellingen bepalen welk MIDI Control Change nummer bron controller (acht CONTROL knoppen op het paneel, Modulation Wheel, Foot Controller, Ribbon-X, Keyboard After Touch, enz.) worden toegewezen an welke AN1x parameters (VCF Cutoff, Resonance, FEG Depth, Variation Effect Wet:Dry balance, enz.).
De Control Matrix biedt u de vrijheid om bronnen en parameters van iedere voice te configureren. U kunt bijvoorbeeld de AN1x zo instellen dat deze met After Touch vibrato genereert, of met het Modulation Wheel de resonantie wijzigen tijdens het spelen, het bereik van zowel Pitch Bend omhoog en omlaag instellen, en nog veel meer.
De Control Matrix is een configuratie van 16 verzamelingen control setup parameters en 2 verzamelingen algemene parameters. De 16 parameter verzamelingen zijn van invloed op iedere Scene en de algemene parameters gelden voor de voice. Ieder verzameling bestaat uit een Verzameling ( set ) Nummer, Parameter, Bron, en Depth parameters.
Een lege tabel is beschikbaar om zelf Parameter- en Broninstellingen van de Control Matrix te noteren; zie pag. 114.
N.B.
Handige Parameter Besturing
U kunt met de Control Matrix verzamelingen een enkelvoudige controller instellen om meer dan n parameter te besturen, of met meerdere controllers n en dezelfde parameter besturen.
[Ex. 1]
n controller bestuurt meer dan n parameter
[Ex. 2] Meerdere controllers besturen dezelfde parameter
Gebruiksprocedure van de Control Matrix
1. Selecteer het Set Nr (1-16).
2. Selecteer de Parameter die u wilt besturen.
3. Selecteer de Bron (controller) van de parameter besturing.
4. Stel de sterkte (Depth) in.
5. Herhaal stappen 1-4 om additionele controller verzamelingen toe te voegen.
Zie het Data Lijst gedeelte achter in de handleiding voor meer informatie over de Control Matrix.
N.B.
Set Param Source Depth 1 VCF Cutoff A.MW +20 2 VCF Cutoff A.RbX -10
Set Param Source Depth 1 VCF Cutoff A.MW +25 2 Resonance A.MW +30
74
Set No (Set Nummer)
Met de Set Number parameter kunt u Pitch Bend Pitch Up (omhoog) en Down (omlaag) selecteren, het nummer van de verzameling (1-16), en de Common (algemeen 1 en 2) parameter toewijzingen.
Instellingen: PB Pitch -: Selecteert de Pitch Bend Up parameter waarmee
u het bereik in kunt stellen van de pitch bend up (omhoog) (boven de waarde 64) bij het bewegen van het Pitch Bend wheel tussen de middenpositie en maximaal naar voren (van de geselecteerde Scene).
PB Pitch ¯: Selecteert de Pitch Bend Down parameter waarmee u het bereik in kunt stellen van de pitch bend down (omlaag) (onder de waarde 64) bij het bewegen van het Pitch Bend wheel tussen de middenpositie en maximaal naar achteren (van de geselecteerde Scene).
Set 1 ~ 16: Om het Set Nummer te selecteren waaraan u Parameter, Source en Depth instellingen wilt toewijzen (van de geselecteerde Scene).
Comn 1 ~ 2 (Common Set 1 ~ 2): Selecteert het Common Set nummer waaraan u Parameter (Off, Common Volume, Common Pan, Variation Parameter, Delay Return, Reverb Return), Source en Depth instellingen wilt toewijzen (geldt voor beide Scenes).
Parameter
De Parameter instelling bepaalt welke parameter is toegewezen aan Set Nummer (1-16) of Common Set (1-2). Als het Set No op PB
- of PB¯ staat hoeft
de Parameter niet te selecteren omdat dit de parameters van de Pitch Bend zijn.
Instellingen:
Zie het Data Lijst gedeelte achter in de handleiding voor een opsomming van de Control Matrix parameters.
Source (bron)
De Source (bron) instelling bepaalt welke controller (per Control Change nummer) is geselecteerd om de corresponderende Parameter te besturen.
U kunt de bron selecteren per Control Change nummer of per controllernaam, zoals getoond wordt in de Instellingen die hieronder listed below.
Instellingen: CcOff: Geen controller toegewezen. CC1 ~ 95: Selecteert Bron controller aan de hand van het
Control Change nummer, door het ontvangen van informatie van controllers op het keyboard of binnenkomende MIDI boodschappen.
AT (After Touch): Voor toetsenbord After Touch. PB (Pitch Bend): Voor Pitch Bend wheel besturing. KyTrk (Key Track): Voor nootnummer boodschappen die
gegenereerd worden door het aanslaan van toetsen. Vel (Velocity): Voor aanslaggevoeligheid van het
toetsenbord, ofwel de kracht waarmee u de toetsen aanslaat. KyRnd (Key Random): Voor random (willekeurige)
nootnummer boodschappen die gegenereerd worden door het aanslaan van toetsen.
A.MW (Assign Modulation Wheel): Voor het Modulatie Wheel, en/of binnenkomende MIDI boodschappen met hetzelfde Control Change nummer als die van het MWl.
A.FV (Assign Foot Volume): Voor een aangesloten Voet Volume controller, en/of binnenkomende MIDI boodschappen met hetzelfde Control Change nummer als die van FV.
A.FC (Assign Foot Control): Voor een aangesloten voet controller, en/of binnenkomende MIDI boodschappen met hetzelfde Control Change nummer als die van FC.
A.FS (Assign Footswitch): Voor een aangesloten voetschakelaar en/of binnenkomende MIDI boodschappen met hetzelfde Control Change nummer als die van FS.
A.RbX (Assign Ribbon Controller-X): Voor de Ribbon controller X-axis links en rechts) en/of binnenkomende MIDI boodschappen met hetzelfde Control Change nummer als die van RbX.
A.RbZ (Assign Ribbon Controller-Z): Voor de Ribbon controller Z-axis (push), en/of binnenkomende MIDI boodschappen met hetzelfde Control Change nummer als die van RbZ.
Kn1~8 (Knob 1 ~ 8): Voor een specifieke CONTROL knop (als KNOP PARAMETER GROEP [ASSIGN] aanstaat).
Afhankelijk van de geselecteerde Parameter, kan de beschikbare Source afwijken. Zie, voor details over de beschikbare parameters, de tabel van Control Matrix parameters in de Data Lijst achterin de handleiding.
N.B.
N.B.
U kunt dezelfde Bron controller en Parameter niet toewijzen aan meer dan n set. Als u dit toch doet, hebben de lage nummer verzamelingen prioriteit, en verschijnt "— — —" in de LCD bij sets met hogere nummers.
Als u [RIBBON] controller "A.RbX" als de "Bron" controller selecteert en Pitch Up/Pitch Down als de "Parameter", wordt de [RIBBON] controller waarde gereset in de middenpositie als u uw vinger optilt van de [RIBBON]. De sets met andere Parameters (andere dan Pitch Up/Pitch Down) onthouden de positie waar u uw vinger optilt.
Depth
Met de Depth instelling bepaalt u het besturingsbereik van de Bron controller.
Instellingen:
Afhankelijk van de geselecteerde Parameter kunnen beschik­bare instellingen afwijken. Zie voor details de tabel met Control Matrix parameters in de Data Lijst achter in de handleiding.
Direct Control Function
Als Depth "Dirct" is geselecteerd (0 instelling), wordt de Direct Control functie geactiveerd, en u kunt de parameter die is toegewezen aan de controller binnen zijn originele bereik direct wijzigen.
Verhouding Tussen Control Matrix En Utility Control Toewijs Functie
Er zijn twee soorten Control Change toewijsfuncties de Control Matrix en de Utility Control Toewijs functie. Tussen de Control Matrix en Utility Control Toewijs functie (zie pag. 95), kunt u een geavanceerde controller setup configureren om bepaalde parameters van de interne toongenerator en een externe toongenerator op hetzelfde moment aan te sturen met de acht CONTROL knoppen en andere controllers. Control Change toewijzingen, gemaakt in de Utility Control Assign functie worden verstuurd naar zowel de MIDI [OUT] als de Control Matrix, waar ze kunnen worden gereroute (lett. omgeleid worden) voordat ze de interne toongenerator bereiken. Externe Control Change signalen die ontvangen worden via de MIDI [IN] kunnen gereroute worden middels de Control Matrix om de AN1x toongenerator parameter van uw keus te besturen.
AN1x Tone Generator
MIDI IN MIDI OUT
Utility Control
Assign
Control Matrix
Control Signal Flow
N.B.
N.B.
75
Signaalbaan
Als Pan instelling = alt of rnd :
¥ Met de Separate instelling stelt u het Pan separatiebereik
in. Hogere waarden resulteren in een grotere separatie. Als de waarde maximaal is ( 32 ), dan zijn links, rechts en midden volkomen gesepareerd.
De Separate functie werkt niet op de Vari EF Wet signalen, dus als de Wet instelling te hoog is ingesteld wordt het Separate effect afgezwakt.
Unison Detune (ontstemmen)
Als de UNISON mode is geselecteerd (zie Layer mode, pag. 22), worden er meerdere geluiden voortgebracht, waarbij de toonhoogte van ieder geluid lichtelijk is ontstemd. Unison Detune ontstemt de toonhoogte van VCO1 aan in kleine stapjes, waardoor u een nog dikker UNISON geluid kunt cre ren, al moet u er wel op letten dat u niet te ver ontstemt, omdat anders de algemene stemming van de voice wijzigt. (Deze functie werkt alleen als de Layer mode op UNISON, DUAL UNISON of SPLIT UNISON staat.)
Instellingen: 1 ~ 32
N.B.
Layer
Layer parameter instellingen gelden voor de geselec­teerde Layer mode, en zijn van invloed op beide Scenes. Deze instellingen worden opgeslagen als voice data. Er zijn drie parameters, waaronder Pan, Separate en Unison Detune.
Zie pag. 22 voor mee informatie over Layer modes.
Pan
Met de Pan parameter stelt u het type stereo panning in, de manier waarop het geluid beweegt tussen de linker- en rechterluidsprekers.
Instellingen: off: Als de Layer mode op SINGLE staat (zie pag. 22), werkt
Pan niet. Staat deze op DUAL, DUAL UNISON, SPLIT of SPLIT UNISON, kunt u de pan width (breedte) van Scene 1 en Scene 2 wijzigen met de Separate functie (zie hieronder).
alt (Alternate): Varie rt het geluid tussen links, rechts en het midden iedere keer dat er een toets wordt aangeslagen. Bepaal de pan width (breedte) met de Separate functie.
rnd (Random): Zorgt er voor dat het geluid willekeurig van links naar rechts beweegt. Bepaal de pan width (wijdte) met de Seperate functie.
Separate
Met de Separate parameter kunt u de hoeveelheid amplitude selecteren van de linker- en rechter outputs. Het resultaat hangt af van de Pan type instelling (zie hierboven).
Instellingen: 0 (geen effect) ~ 32
If Pan setting = off :
¥ Als de Layer mode (zie pag. 22) op SINGLE staat, heeft
panning geen effect.
¥ Als de Layer mode op UNISON staat cre ren hogere
waarden een bredere stereodimensie, door twee tot vijf geluiden te separeren. (Poly mode genereert twee geluiden bij iedere aangeslagen toets, en Mono/Legato mode genereert vijf geluiden bij ieder aangeslagen toets.)
¥ Als de Layer mode op DUAL/DUAL UNISON staat of
SPLIT/SPLIT UNISON, cre ren hogere waarden een bredere stereodimensie door de geluiden van Scene 1 en Scene 2 te separeren.
N.B.
76
77
VOICE COMMON
Dit menu bevat algemene voice parameters (beide Scenes) waaronder Tempo van de Arpeggiator en Step Sequencer, plus instellingen die met Effect te maken hebben en parameter voor het naam geven aan een voice. De Vari EF Dry:Wet parameter kan gewijzigd worden in iedere Scene.
Tempo
De Tempo instelling bepaalt het tempo van de interne clock van de AN1x in beats per minute (BPM), in een bereik van 40 t/m 240 BPM. De Tempo instelling bestuurt zowel de Arpeggiator als de Step Sequencer.
Instellingen: MIDI, 40 ~ 240
Als het Tempo op MIDI staat, kan de clock van de AN1x worden bestuurd door de clock van een extern MIDI instrument zoals een sequencer, aangesloten op de MIDI [IN].
Als de Free EG Length parameter op "bar" staat, wordt de Free EG sequence gesynchronizeerd met de Tempo set hier. Zie pag. 82 voor meer informatie.
N.B.
N.B.
Tempo Split Pnt
VOICE COMMON
Vari EF/EQ
Param Data
Vari EF Dry:Wet
Dly/Rev EF Param
Data
EF Bypass
Name Cursor Char
Split Pnt (Split Punt)
De Split Punt instelling bepaalt de noot waar het toetsenbord wordt verdeeld in lower (Scene 1) en upper (Scene 2) zones om te spelen in Split mode (SPLIT/SPLIT UNISON mode). Deze instelling bepaalt ook de verdeling tussen de Arpeggiator of Step Se­quencer, afhankelijk van de Keyboard Mode instelling.
Zie pag. 23 voor meer informatie over Split modes.
Instellingen: C-2 ~ G8
Vari EF/EQ
(Variatie Effect/Equalizer)
Variatie Effect/Equalizer instellingen bepalen het Variation Effect type en data instellingen, en de EQ data instellingen, van de voice. Er zijn drie parameters, waaronder Param (Parameter), Data en Variation Effect Dry:Wet.
Het signaal gaat vanuit de VCA output eerst naar het Effect blok, en passeert het Variatie Effect en de Equalizer in een seri le aansluiting. Zie pag. 11 voor meer informatie. Zie ook de Data Lijst achter in de handleiding.
Param (Parameter)
De Parameter instelling bepaalt het Variation Effect type en selecteert zowel parameters van het geselecteerde effect als de EQ.
N.B.
N.B.
78
Data
Met de Data parameter kunt u het Variation Effect type selecteren en de data waarden van het geselecteerde effect of EQ Parameter wijzigen.
Instellingen:
Zie voor meer informatie over de verschillende Parameters en beschikbare instellingen, de Effect Type Lijst in het Data Lijst gedeelte achterin de handleiding.
Het Variatie Effect Instellen
1. Druk op het onderste gedeelte van de Param [UP/DOWN] schakelaar om Variatie Effect te selecteren.
2. Druk op Data [UP/DOWN] om de typen Variatie Effect te selecteren. (Er zijn 14 typen; zie het aparte Data Lijst gedeelte achterin de handleiding.)
3. Druk nogmaals op Param [UP/DOWN] om de parameter te selecteren die u wilt instellen. (De parameters van het Variatie Effect die u selecteerde in stap 2 zijn beschikbaar.)
4. Druk nogmaals op Data [UP/DOWN] om de Parameter value waarde in te stellen.
5. herhaal stappen 3 en 4, hierboven, om data waarden in te stellen van andere parameters van het geselecteerde Variatie Effect.
Zie voor meer informatie over het Variatie Effect het Data Lijst gedeelte achterin de handleiding.
N.B.
De Equalizer Instellen
1. Druk op de Param [UP/DOWN] knop om een EQ
parameter te selecteren. (Er staan zeven EQ pa­rameters tot uw beschikking; zie het aparte Data Lijst gedeelte achterin de handleiding.)
2. Druk op Data [UP/DOWN] om de waarde in te
stellen van de geselecteerde parameter as desired.
3. Herhaal stappen 1 en 2, hierboven, zo vaak als
u wilt om andere parameters te selecteren en hun waarden in te stellen.
Zie voor meer informatie over de EQ parameters het Data Lijst gedeelt achter in de handleiding.
Vari EF Dry:Wet
De Variatie Effect Dry:Wet instelling bepaalt de balans tussen de wet (effect) en de dry (originele) signalen. De instelling D63 laat alleen het dry (droge) signaal door, en de instelling W63 laat alleen het wet (natte=effect) signaal door. De instelling D=W stelt een gelijke balans voor tussen het wet en dry signaal.
Instellingen: D63 ~ D=W ~ W63
Als het Vari EF Param type op AuralExc of Comprssr staat, staan er Data
dry en wet instellingen tot uw beschikking. Als Vari EF Param type op OvrDrive of Amp Sim staat , staan Data dry , both en wet
instellingen tot uw beschikking.
Aural Exciter is een geregistreerd handelsmerk van- en gefabriceerd door Aphex Systems Ltd.
N.B.
N.B.
N.B.
79
Dly/Rev EF (Delay/Reverb Effect)
De Delay/Reverb Effect instellingen bepalen de Delay and Reverb effect typen en data instellingen. Er zijn twee parameters beschikbaar, Param (Parameter) en Data.
De Delay en Reverb effecten bevinden zich achter de EQ output, en kunnen serie l en parallel worden aangesloten. Zie voor meer informatie het Data Lijst gedeelte achterin de handleiding.
Param (Parameter)
De Parameter instelling selecteert het Connect, Delay effect (en parameters) en Reverb effect (en parameters).
Data
De Data parameter selecteert de Connect instellingen, Delay type (en wijzigt data waarden van Delay parameters) en Reverb type (en wijzigt data waarden van de Reverb parameters).
Instellingen:
Zie het aparte Data Lijst gedeelte achterin de handleiding voor meer informatie over beschikbare parameters en instellingen van de Delay en Reverb effecten.
N.B.
Delay en Reverb Instellen
1. Druk op het onderste gedeelte van de Param
[UP/DOWN] schakelaar om de Connect parameter selecteren.
2. Druk op Data [UP/DOWN] om serie l ( seri ) of
parallel ( para ) te selecteren en de Delay and Reverb effecten to configureren.
3. Druk nog eens op Param [UP/DOWN] om ofwel
de Delay ( DlyEF ) of Reverb ( RevEF ) pagina te selecteren.
4. Druk nog eens op Data [UP/DOWN] om het
Delay type (1 ~ 5) of Reverb type (1 ~ 8) te selecteren; zie het Data Lijst gedeelte.
5. Druk nog eens op Param [UP/DOWN] en
selecteer de Delay of Reverb parameter om in te stellen (afhankelijk van het geselecteerde Delay of Reverb type, kunnen de beschikbare parameters afwijken).
6. Druk weer op Data [UP/DOWN] om de
parameter naar wens in te stellen.
7. Herhaal stappen 5 en 6, hierboven, net zo vaak
als noodzakelijk is om alle parameter waarden in te stellen.
When Delay is selected, “DlyEF” appears here
Als delay is
geselecteerd verschijnt
‘DlyEf’
80
EF Bypass (Effect Bypass)
Met de Effect Bypass instellingen kunt u bepaalde effecten bypassen (tijdelijk uitschakelen) hetgeen handig is bij het cre ren van nieuwe voices. Ge­bypassde effecten voorzien het originele geluid niet van effect, en als de EF Bypass uitstaat ( off ) gaat het signaal door alle effects units.
U kunt alle effecten bypassen of alleen de Delay en de Reverb, of alleen de Reverb. Aangezien EF Bypass een systeem parameter is, wordt deze niet opgeslagen als voice data, en blijft daarom ingesteld zoals u hem instelt, welke voice ook wordt geselecteerd.
Instellingen: off: Zet de Effect Bypass uit waardoor het signaal door de
effect units gaat (droog signaal en effecten zijn hoorbaar).
OnlyRev: Alleen het Reverb effect wordt gebypassed. Only Dly: Alleen het Delay effect wordt gebypassed. Dly&Rev: Zowel Delay als Reverb effects worden
gebypassed. AllEF: Het signaal passeert alle effecten in het Effect block,
inclusief Variatie Effect, Delay en Reverb (exclusief EQ).
Effect Bypass Markering
De Effect Bypass markering verschijnt in de LCD als de Effect Bypass actief is.
Name (naam)
Met de naam parameters kunt u een voice Kategorie selecteren en de gewijzigde voice voorzien van een naam die maximaal bestaat uit tien lettertekens. Er staan twee parameters tot uw beschikking; Cursor en Char (Letterteken).
Cursor
Met de Cursor parameter kunt u de cursor neerzetten in het voice Kategorie veld, of op n van de tien beschikbare lettertekensvelden van de voicenaam.
Char (Character=letterteken)
Met de Character (letterteken) parameter kunt u een voice Kategorie selecteren (als de cursor in een voice kategorie veld staat) of een letterteken (als de cursor op een voicenaam lettertekenveld staat).
Beschikbare lettertekens:
ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZÒabcdefghijklmnop qrstuvwxyz0123456789*_!Ó#$%&Õ()+,-=
(space)
Character Cursor
81
Naam Geven Aan een Voice
1. Druk op het onderste gedeelte van de Cursor [UP/DOWN] schakelaar om de cursor in het voice Kategorie veld te zetten (de huidige cursor positie gaat knipperen).
2. Druk op Char [UP/DOWN] om de twee letter voice kategorie code te selecteren.
3. Druk zo vaak als noodzakelijk is op Cursor [UP/DOWN] om de cursor op een voicenaam lettertekenveld te zetten, en druk vervolgens op Char om alfabet, numeriek of symbolen te selecteren.
U kunt ook met het numerieke PROGRAM CHANGE toetsenbord alfabetische en numerieke tekens invoeren, door iedere 0-9 toets n keer of meer keer in te drukken, zoals aangegeven staat boven iedere toets. Herhaaldelijk drukken op bijvoorbeeld de 0 toets kiest herhaaldelijk de volgende lettertekens: 0-A-B-C-a-b-c-0, enz.
# LCD
0-­1Pf 2Cp 3Or 4Gt 5Ba 6St 7En 8Br 9Rd
10 Pi 11 Ld 12 Pd 13 Fx 14 Et 15 Pc 16 Se 17 Dr 18 Sc 19 Vo 20 Co 21 Wv 22 Sq
Category
No category Piano Chromatic Percussion Organ Guiter Bass Strings/Orchestral Ensamble Brass Reed Pipe Synth Lead Synth Pad Synth Effect Ethnic Percussive Sound effect Drums Synth Comp Vocal Combination Material Wave Sequence
VOICE FREE EG
Dit menu bevat Spoor Opname en andere parameters die te maken hebben met de Free EG functie. De Free EG is een speciale 4-track recorder waarmee maximaal vier tracks opgenomen kunnen worden ( n parameter per track) en real-time wijzigingen van CONTROL knop positie data (alle knoppen) in een bepaald gedeelte, uit te drukken in maten of in sekonden.
De parameter wijzigingen die te maken hebben met de opgenomen knopbewegingen spelen automatisch af zoals ze zijn opgenomen als u de voice bespeelt met het toetsenbord. U kunt de lengte selecteren in bars (tot 8 maten) of absolute tijd (maximaal 16.0 sekonden), het loop type, en track data kopi ren van dezelfde voice of van een andere voice. Free EG parameters en data worden opgeslagen als voice data.
Zie pag. 84 voor meer informatie over Free EG opnamen.
Track Common (algemeen)
Track Common parameters bevatten instellingen die van invloed zijn bij het opnemen of afspelen op data in alle vier de sporen. Er zijn vier parameters, waaronder Trigger, Loop Type, Length en Key Track.
Trigger
De Trigger instelling bepaalt hoe de opname of het afspelen wordt getriggerd.
Instellingen: free: Na het selecteren van een voice, triggert de eerste toets
die u aanslaat op het toetsenbord de Free EG. kbd (Keyboard & MIDI): De Free EG wordt getriggerd
door een note on boodschap van het toetsenbord of een extern MIDI apparaat.
all: De Free EG wordt getriggerd door een Note On boodschap van het toetsenbord of een extern MIDI apparaat, of door de Arpeggiator of Step Sequencer.
N.B.
Track Common Trigger
LoopType
VOICE
FREE EG
Length
Key Track
Param
Track Track No
Scene Sw
Track Job Rec Copy Undo
Kategorie
Geen Kategorie
Als deze op bar staat wordt de Free EG opname- en afspeeltijd bepaald door de Tempo instelling in het VOICE COMMON menu. Dit synchronizeert de Free EG beweging met de Arpeggiator of Step Sequencer.
Key Track
De Key Track instelling bepaalt de lengte van de Free EG in relatie met de noten die aangeslagen worden op het toetsenbord, waar C3 wordt gebruikt als de basis nootlengte. Als deze op 0 staat, is de lengte van alle noten hetzelfde over het gehele toetsenbord. Negatieve waarden doen de Free EG lengte afnemen als u speelt in het lage gedeelte van het toetsenbord, en positieve waarden doen de Free EG length afnemen als u speelt in het hoge gedeelte van het toetsenbord.
Instellingen: -64 ~ +63
Track (spoor)
Track instellingen bepalen het huidige Free EG spoor, de parameter toegewezen aan de verschillende sporen en welke Scene de Free EG afspeelt. Er zijn drie Spoor parameters, including Track No (Nummer), Param (Parameter) en SceneSw (Schakelaar).
Als u begint met opnemen van de Free EG, wordt de parameter van de eerste knop die u beweegt, samen met de hudiige Scene instelling, toegewezen aan de track Parameter (d.w.z. de parameter wordt opgenomen in het spoor). Dit is handig bij het onmiddellijk beginnen van een Free EG opname, zonder eerst alles in te stellen.
Spoor Bevestiging en Toewijsprocedure
1. Selecteer het spoor dat u wilt afspelen of
opnemen met de Track No [UP/DOWN] knop.
2. Selecteer met Param [UP/DOWN] de parameter
die u wilt opnemen in het spoor.
3. Selecteer met SceneSw [UP/DOWN] de Scene
(Scene 1, Scene 2, of beide Scenes) waarvan u wilt dat de EG invloed heeft.
4. Herhaal, indien noodzakelijk, stap 1 t/m 3 voor
het selecteren van andere sporen en het toewijzen van parameters aan deze sporen.
U kunt dezelfde parameters niet aan meer dan n spoor toewijzen. Als u dit toch probeert heeft de laatst opgenomen spoor prioriteit, terwijl andere sporen automatisch worden uitgeschakeld wat de Scene Schakelaar betreft.
N.B.
N.B.
N.B.
De Free EG Triggeren met Patronen
De Free EG kan ook gebruikt worden in samenwerking met de Arpeggiator of Step Sequencer. Als de Trigger op kbd staat wordt de Free EG toegepast op het patroon.
Iedere keer dat u een toets indrukt wordt de Free EG opnieuw getriggerd. Als de Trigger op all staat, wordt de Free EG opnieuw getriggerd zodra de Arpeggiator of Step Sequencer wordt afgespeeld.
Loop Type
De Loop Type instelling bepaalt het soort loop bij het afspelen van de Free EG sequence.
Instellingen: off: De Free EG sequence speelt n keer maar loopt niet. De
parameter instellingen aan het einde van de Free EG sequence blijven werken.
fwd: De Free EG sequence loop t van het begin tot het einde.
half: De Free EG sequence loop t van het midden naar
het einde.
alt (Alternate): De Free EG sequence loop t van het
begin naar het einde, en weer van het einde naar het begin.
half (Half Alternate): De Free EG sequence loop t van
het midden naar heteinde en van het einde tot het midden.
Length
De Length instelling bepaalt de tijd van de opnemen en het afspelen van de Free EG sequence. Er zijn twee Length typen, inclusief de lengte die bepaald wordt door het aantal maten of door absolute tijd (seconden).
Instellingen: bar (aantal maten): 1/2, 1, 3/2, 2, 3, 4, 6, 8
s (seconden): 1.0 ~ 16.0
Motif
Hold = “on”
EG
Key On Key Off Key On
82
83
Track No (Track Nummer)
Met de Track Nummer parameter kunt u de Free EG spoor selecteren.
Instellingen: Trk1 ~ Trk4
De geselecteerde track neemt knopbewegingen op als Free EG opname aktief is. Als de [EDIT ROTARY] schakelaar op het VOICE FREE EG wordt gezet, wordt er automatisch een lege spoor geselecteerd.
Param (Parameter)
De Parameter instelling bepaalt welke knop parameter wordt afgespeeld door de data in de geselecteerde Free EG track.
Instellingen:
Er kan slechts n parameter worden geselecteerd per spoor.
Zie voor meer informatie over beschikbare parameters het Data Lijst gedeelte.
SceneSw (Scene Schakelaar)
De Scene Schakelaar instelling bepaalt welke Scene wordt afgespeeld door het geselecteerde Free EG spoor.
Instellingen: off, Scene1, Scene2, both (Scenes 1 en 2)
N.B.
N.B.
Track Job
Met Track Job (lett. klusje) parameters kunt u een geselecteerde Free EG track opnemen, track copy handelingen verrichten en een Free EG opname ongedaan/opnieuw gedaan maken of kopi ren. Er zijn drie parameters, inclusief Rec (Record), Copy en Undo.
Rec (Opnemen)
De Record parameter bepaalt hoe een Free EG opname (of knopbeweging data) wordt uitgevoerd.
Na het opnemen van een spoor wordt automatisch de hoogst genummerde spoor geselecteerd voor opname.
Instellingen: REC OFF: Free EG wordt niet opgenomen. REC STBY Trk: Standby situatie voor het geselecteerde
spoor. De Free EG is klaar voor opname aan de hand van de Trigger instelling.
REC STBY All: Standby situatie voor het tegelijk opnemen van alle vier de sporen (een verschillende parameter per spoor). De Free EG is klaar voor opname aan de hand van de Trigger instelling.
Free EG Basis Positie
Knop posities worden opgenomen in een Free EG track als toe­nemende waarden (positieve waarden) en afnemende waarden (negatieve waarden) afgemeten aan de basis positie van de knop, of de positie waarin de knop stond toen u deze voor het eerst be-woog. Na Free EG opname is het een goed idee om, als u de knop parameter wijzigt, ook aan de hand hiervan de basispositie te wijzigen. Als de basispositie van de knop bijvoorbeeld te hoog is kan het zijn dat de Free EG data wijzigingen buiten het bereik van de toegewezen track parameter liggen. Let er daarom goed op dat de basispositie van de knop niet te hoog staat.
Copy
Met de Copy functie kunt u de Free EG data (knop bewegingen) van een andere spoor in de huidige voice naar de huidig geselecteerde spoor kopi ren, of de data van een willekeurige spoor in een willekeu-rige spoor kopi ren naar de huidig geselecteerde spoor van de huidige voice.
Instellingen: Trk 1 ~ Trk 4; (Voice) 1 ~ 128 Trk 1 ~ Trk 4
N.B.
Kopieerprocedure
1. Druk op Track No [UP/DOWN] om het spoor te
selecteren waar u Free EG data naar wilt kopi ren (bestemming).
2. Druk op Copy [UP/DOWN] om het spoor te
selecteren waar u Free EG van wilt kopi ren (bron).
De kopieerprocedure is voltooid.
Als de Cpy fm (Copy from=kopi ren van) page wordt getoond in de LCD, kunt u op Copy [UP/DOWN] drukken om een spoor te selec-teren uit ofwel de huidige voice of een andere voice. Als u een spoor selecteert kunt u iets spelen op het toetsenbord om te horen hoe de nieuwe Free EG data de voice be nvloedt.
Als het nieuwe spoornummer is geselecteerd (stap 2), is de kopiehandeling voltooid.
Er volgt geen echte bevestiging bij het kopi ren, maar u kunt de originele original spoor Free EG data herroepen m.b.v de Undo functie.
U moet niet vergeten dat Free EG data bestaat uit knopbewegingen en niet uit daadwerkelijke parameterwaarden. Dit betekent dat de bestuurde parameter alles kan zijn wat u instelt voor het Track Nummer m.b.v. de Param instelling.
Undo
Met de Undo functie kunt u de laatste Free EG copy of opname zowel undo n (ongedaan maken) als
redo n (weer gedaan maken) .
Na een kopie- of opnamehandeling hoeft u alleen maar op Undo (/Redo) [UP/DOWN] te drukken om heen-en-weer te scrollen tussen de nieuwe data en de originele data.
Free EG Opnameprocedure
1. Druk op de Rec [UP/DOWN] schakelaar en ga
naar de Record Standby (Track of All) mode.
N.B.
N.B.
In Record Standby mode staan Length en Track Nummer parameters tot uw beschikking, maar u krijgt geen toegang tot andere parameters. (Daarbij werkt MIDI besturing ook niet.)
In Record Standby mode of tijdens opnamen kunt u de opname stoppen door te draaien aan de [EDIT ROTARY] schakelaar en keert u terug naar de REC OFF status.
Als u wilt opnemen in de geselecteerde track, moetu REC STBY Trk selecteren. Als u wilt opnemen in alle vier de tracks moet u REC STBY All selecteren.
2. Wijzig de Free EG Length instelling (zie page 82),
of selecteer een Track Nummer van de geselec­teerde Parameter (zie pag. 83).
Als de Length parameter op "bar" staat, wordt de lengte bepaald door de Tempo instelling, en klinkt er een klik (in vierkwarts) als metronoom.
3. Als u een toets indrukt op het toetsenbord
begint de opname, waarna u naar wens aan de knop(pen) kan gaan draaien.
De opnametijd wordt getoond in de horizontale data grafiek in de LCD.
Als de KNOP PARAMETER GROEP [ASSIGN] schakelaar wordt geselecteerd, worden knopbewegingen niet in de track opgenomen.
In stap 1, hierboven, wordt de knop, als REC STBY Trk is geselecteerd, die het laatst is bewogen toegewezen als zijnde beschikbaar voor opname. Als If REC STBY All is geselecteerd, worden de vier knoppen die het laatst zijn bewogen toegewezen als zijnde beschikbaar voor opname.
Als u begint met het opnemen van de Free EG, wordt de huidig geselecteerde Scene automatisch toegewezen aan de Scene Schakelaar (van de geselecteerde track), en de parameter van de eerste knop die u beweegt zal worden toegewezen aan de track Parameter (m.a.w. de bewuste parameter zal worden opgenomen in de track). Dit is handig bij het onmiddellijk beginnen van de Free EG opname, zonder alles eerst in te moeten stellen.
Als Scene Control (besturing) aktief is selecteert wordt bij het in Record Standby mode zetten van de Free EG automatisch Scene 1 geselecteert.
4. De opname stopt automatisch als het einde van
de ingestelde Length (lengte) wordt bereikt.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
84
85
VOICE ARPEGGIO/SEQ
Dit menu bevat algemene en specifieke parameters die te maken hebben met de Arpeggiator en Step Sequencer. Arpeggiator en Step Sequencer parameter instellingen zijn voice data die worden opgeslagen in de voice.
Met de Arpeggiator kunt u met n toets een arpeggio akkoord voortbrengen. Er zijn 30 Arpeggiator patronen waaruit u voor iedere voice kunt kiezen, en daarbij bieden Arpeggio Subdivide en Play Effect parameters u een groot aantal besturingsmogelijkheden en wijzigmogelijkheden over het arpeggiopatroon.
Met de Step Sequencer kunt u uw eigen 16-step arpeggio­patroon bedenken door noten, aanslaggevoeligheid en andere events toe te wijzen aan iedere stap (beat) in de geloop te sequence. U kunt een Voice Patroon cre ren voor iedere voice, en totaal 128 User patronen cre ren en opslaan. U kunt de patronen vanaf het toetsenbord op een groot aantal manieren triggeren.
Step Sequencer opname-, wijzig- en afspeelparameters zijn beschikbaar in het SEQ EDIT/SETUP menu. Zie pag. 89 voor details.
Druk, om de Arpeggiator of het Step Sequencer patroon te starten, op de [ARPEGGIO/SEQ] schakelaar.
Zie pag. 33 voor meer informatie over het gebruik van de Arpeggiator. Zie pag. 37 voor meer informatie over het gebruik van de Step Sequencer.
Common (algemeen)
Common (algemene) parameters hebben zowel te maken met de Arpeggiator als de Step Sequencer. Er staan vijf parameters tot uw beschikking, waaronder Arp/SEQ, Type/No (Nummer), KbdMode (Keyboard Mode), Hold en SceneSw (Scene Schakelaar).
N.B.
Common Arp/SEQ
Type/No
VOICE ARPEGGIO/ SEQ
KbdMode Hold
SceneSw
MIDI Ptn Tx Ch
Arpeggio Subdivide
Play EF
Swing
Velocity
GateTime
N.B.
N.B.
Arp/SEQ (Arpeggiator/Sequencer)
De Arp/SEQ instelling bepaalt of de Arpeggiator f de Step Sequencer gaat spelen als de [ARPEGGIO/SEQ] schakelaar aanstaat. Hier kunt u bepalen of de een of de ander gaat spelen per voice.
Instellingen: Arpeggio (Arpeggiator), Step SEQ (Step Sequencer)
Type/No (Type/Nummer)
Voor het selecteren van een Arpeggiator patroon als "Arpeggio" is geselecteerd in Arp/SEQ. Als "Step SEQ" is geselecteerd in Arp/SEQ en de KbdMode staat op "sel&norm" of "sel&shift", kunt u een User patroonnummer toewijzen aan de C#1 toets om Pattern Select af te spelen (zie C#1 Toewijzen, pag. 40). Als "Step SEQ" is geselecteerd in Arp/SEQ en de KbdMode staat op "norm" of "shift&norm", wordt "SEQ" vermeld in de LCD, en kunnen er geen instellingen gemaakt worden. Step Sequencer patronen worden geselecteerd in het SEQ EDIT/SETUP menu (zie pag. 89).
C#1 Assign determines the first accessed User Pattern number
D1 plays the next highest User Pattern number (above C#1)
D#1 plays the next highest User Pattern number, etc.
C#1 Toewijzen bepaalt het eerste User Patroonnummer waar u toegang toe krijgt D1 speelt het volgende User Patroonnummer af (boven C#1
D#1 speelt het volgende User Patroonnummer af
86
Instellingen: Als Arp/SEQ op Arpeggio staat: Arp 01 ~ 30
U kunt n Arpeggio patroon selecteren uit de 30 beschikbare patronen. Zie voor een opsomming van de beschikbare patronen de Arpeggio Patroon Lijst in het Data Lijst gedeelte achterin de handleiding.
Als Arp/SEQ op Step Sequencer staat en KbdMode op "sel&norm" of "sel&shift" staat:
C#1: Usr001-128
U kunt het eerste User Patroonnummer af laten spelen met de C#1 toets. Als u bijvoorbeeld "Usr025" selecteert zal het aanslaan van C#1 User Patroonnummer 25 triggeren, en zal het aanslaan van D1 User Patroonnummer 26 triggeren, en zal het aanslaan van D#1 User Patroonnummer 27 triggeren, enz. (Zie voor meer informatie C#1 Toewijzen pag. 40.)
KbdMode (Keyboard Mode)
De Keyboard Mode instelling bepaalt hoe de Arpeggiator of Step Sequencer patronen reageren op het toetsenbord aangeslagen toetsen. De beschikbare parameters wijzigen aan de hand van de Arp/SEQ instellingen.
Instellingen:
Als Arp/SEQ op Arpeggio staat: chrd (Akkoord): kunnen Arpeggio akkoorden over het
gehele toetsenbord gespeeld worden . chrd&norm (Chord & Normal): kunnen Arpeggio
akkoorden gespeeld worden door akkoorden die worden aangeslagen aan de linkerkant van het huidige Splitpunt (zie pag. 77), en u kunt normaal spelen aan de rechterkant.
Plays arpeggios
SPLIT POINT
Normal play
Als Arp/SEQ op Step Sequencer staat: norm (Normaal): Voor het triggeren van het Voice Patroon
van de huidige geselecteerde voice op zijn basis toonhoogte, en het normaal kunnen bespelen van de voice op het toetsenbord. Als Hold op off staat begint het patroon iedere keer als u een toets aanslaat.
shift&norm (Shift & Normal): Als u een toets aanslaat aan de linkerkant van het Splitpunt wijzigt de toonhoogte van het patroon en kunt u rechts van het splitpunt normale noten spelen zonder de sequence te be nvloeden. Als u bijvoorbeeld het Splitpunt op C3 zet, kunt u de toonhoogte van het sequencer patroon wijzigen met C1 ~ B2, waar C2 de basis toonhoogte is, en normale noten spelen aan de rechterkant. (Zie pag. 77 voor meer informatie over het Splitpunt.)
sel&norm (Selecteren & Normaal): Het spelen van een toets aan de linkerkant van het Splitpunt triggert ( selecteert ) een bepaalde User Patroon, en spelen aan de rechterkant van het Splitpunt speelt normale noten zonder de sequence te be nvloeden. Als het Splitpunt bijvoorbeeld op C3 staat, speelt C1 het voicepatroon van de geselecteerde voice af, en verder kunnen 23 verschillende User Patronen geselecteerd worden door de toetsen C#1 ~ B2 aan te slaan. (Zie pag. 77 voor meer informatie over het Splitpunt.)
SPLIT POINT
Selects Patterns
Normal play
Voice Pattern = C1
User Pattern = C#1 to SPLIT POINT
SPLIT POINT
Base pitch = C2
Shifts low Shifts high
Shifts Pattern pitch
Normal play
SPLITPUNT
speelt arpeggio af
normaal spel
SPLITPUNT
Wijzigt toonhoogte
omlaag omhoog
Normaal spel
Normale toonhoogte - C2
SPLITPUNT
Patronen selecteren
normaal spel
User Patroon =
C#1 tot splitpunt
Voicepatroon = C1
87
sel&shift (Select & Shift): Het aanslaan van een toets aan
de linkerkant van het Splitpunt triggert ( selecteert ) een specifiek User Patroon, en het bespelen van toetsen aan de rechterkant van het Splitpunt wijzigt de toonhoogte van de geselecteerde patroon. Als het Splitpunt bijvoorbeeld op C3, staat, brengt het aanslaan van C1 de Voice Patroon van de geselecteerde voice voort, en kunnen 23 andere User Patterns geselecteerd worden door op toetsen C#1 ~ B2 te drukken. (Zie pag. 77 voor meer informatie over het Splitpunt.) C4 bepaalt altijd de basis toonhoogte.
Zie pag. 39 voor meer informatie over het triggeren en toewijzen van User Patronen om te selecteren .
Hold
De Hold parameter bepaalt de Hold instelling van de Arpeggiator en Step Sequencer. De Pattern Hold functie zorgt er voor dat de Arpeggiator of het Sequencer patroon blijft doorspelen na het loslaten van de toetsen. Feitelijk zet de Hold parameter de Hold aan of uit, maar als de Keyboard Mode op
sel&norm of sel&shift staat, zijn er twee soorten
hold modes voor de Step Sequencer.
Instellingen: Als Arpeggiator is geselecteerd: on, off
Als Step Sequencer is geselecteerd en KbdMode staat op norm of shift&norm : on, off
Als Step Sequencer is geselecteerd en KbdMode staat op sel&norm of sel&shift : off, mode1,
mode2 ¥ mode1: Een patroon wordt iedere keer als er een toets
wordt aangeslagen getriggerd.
¥ mode2: Een patroon wordt iedere keer als de huidige
sequence uitgespeeltd is getriggerd, zelfs u een toets aanslaat in het midden van de huidige sequence.
N.B.
Base pitch = C4
Shifts low Shifts high
SPLIT POINT
Shifts PatternSelects Patterns
Voice Pattern = C1
User Pattern = C#1 to SPLIT POINT
SceneSw (Scene Schakelaar)
De Scene Schakelaar instelling bepaalt welke Scene de Arpeggiator of Step Sequencer patroon af zal spelen.
Instellingen: scene1, scene2, both (Beide Scenes)
MIDI PtnTxCh (Patroon Verstuur
Kanaal)
Met de MIDI Patroon Verstuur Kanaal instelling kunt u het MIDI kanaal selecteren waarop de Arpeggio of Step Sequencer patroon data verstuurd wordt via de MIDI [OUT].
Hiermee kunt u bijvoorbeeld de patroon nootdata-, en andere data die wordt voortgebracht door de Arpeggiator of Step Sequencer naar een externe MIDI sequencer sturen, of u kunt met de patroondata van de AN1xtrigger een externe toongenerator triggeren. (Aangezien deze instelling een systeemparameter is, kan deze niet worden opgeslagen als voice data, en blijft deze alszodanig altijd gelden, wat voor voice u ook selecteert.)
Instellingen: off, 1 ~ 16
SPLITPUNT
SPLITPUNT
Patronen selecteren
Patroontoonhoogte wijzigen
User Patroon = C#1 tot SPLITPUNT
Voicepatroon = C1 Basis toonhoogte = C4
toonhoogte omlaag
toonhoogte omhoog
88
Arpeggio Subdivide
Met de Arpeggio Subdivide (onderverdeling) para­meter kunt u de timing onderverdeling (resolutie) waarde van het Arpeggio patroon instellen. Als Arp/SEQ op Step SEQ staat, is deze parameter niet beschikbaar. (Zie pag. 42, 91 voor meer informatie over timing resolutie van de Step Sequencer.)
Als Arp/SEQ op SEQ staat, krijgt u geen toegang tot Subdivide functie en verschijnt — — —- in de LCD.
Instellingen: 3/8=q., 1/4=q, 3/16=e., 1/6= , 1/8=e, 3/32=x., 1/12= , 1/16=x, 1/24= , 1/32=r
Play EF (Afspeel Effect)
De Afspeel Effect parameters bevatten instellingen waarmee de Arpeggiator of Step Sequencer patronen
menselijker worden. Er zijn drie Afspeel Effect
parameters, waaronder Swing, Velocity en Gate Time.
Swing
De Swing parameter voegt een Swing rate toe aan de Step Sequencer patroon door bepaalde tellen een klein beetje te verschuiven om zodoende een swing feel te cre ren. De waarde 50% produceert geen Swing en 83% produceert een maximale Swing. Zie de onderstaande tabel voor meer informatie over de manier waarop Swing het ritme van de patroon be nvloedt.
Instellingen: 50 ~ 83%
De Swing parameter is niet beschikbaar als Arp/SEQ op Arpeggio (Arpeggiator) staat.
N.B.
50%
1st
beat
Back
beat
Back beat
Back
beat
Back
beat
2nd
beat
3rd
beat
4th
beat
83%
qqq
3
qqq
3
hhh
3
N.B.
Velocity (aanslaggevoeligheid)
De Velocity parameter stelt verhouding in tussen de lagere en hogere velocity waarden van de Arpeggiator of het Step Sequencer patroon in een bereik van 1% tot 200%. De waarde 100% handhaaft de originele aanslaggevoeligheidsverhouding tussen de noten. Lagere waarden verlagen de aanslaggevoeligheid tijdens het afspelen, en hogere waarden verhogen de aanslaggevoeligheid tijdens het afspelen. Bij de instelling real (Real-time) wordt de aanslaggevoelig-heidswaarde bepaalt door de aanslaggevoeligheids-waarde van de aanslag op het toetsenbord, in verhouding met de VCA Vel Sens instelling.
Instellingen: real (Real-time), 1 ~ 200%
GateTime
De Gate Time parameter stelt de note length (de lengte van de noot) in, korter of langer, als een percentage van het origineel. Hier kunt u bijvoorbeeld de noten instellen om staccato te spelen, zodat het geluid weg is lang voordat de step tijd voorbij is. En kunt u de noot uit laten klinken vlak voor het begin van de volgende stap waardoor deze zonder onderbreking overgaat (legato) in de volgende noot. De waarde 100% handhaaft de originele verhouding tussen de noten. Lagere waarden verlagen de Gate Tijd, hogere waarden verhogen de Gate Tijd.
Instellingen: 1 ~ 200%
De Gate Time parameter is niet beschiikbaar als Arp/SEQ op Arpeggio (Arpeggiator) staat.
Als de Gate Time instelling de originele nootlengte overschrijdt wordt het Gate Tijd percentage automatisch aangepast zodat de nootlengte niet in de weg komt van de legato.
N.B.
N.B.
89
SEQ EDIT/SETUP
Dit menu bevat parameters en instellingen die te maken hebben met het cre ren en afspelen van Step Sequencer patronen. U kunt een Voice Patroon cre ren voor iedere voice, en 128 User Patronen cre ren en opslaan. Step Sequencer instellingen worden opgeslagen als voice data.
Als [EDIT ROTARY] schakelaar op het SEQ EDIT/SETUP menu wordt gezet, kunt u met de acht CONTROL knoppen event data van de 16 verschillende stappen instellen. Zie pag. 37 voor meer informatie over de Step Sequencer.
Knop
Knop parameters hebben te maken met de 16 sequencer stappen. Er staan drie parameters tot uw beschikking waaronder Event, 1-8/9-16, en Step Hold.
Event
De Event parameters bepalen het type event data dat wordt ingevoerd middels de acht CONTROL knoppen.
Instellingen: Note (0 ~ 127 (C-2 ~G8)), Velocity (0 ~ 127), Gate Time (1 ~ 200%), Control Change (off, 1 ~ 95, AT)
Control Change instelling (off, CC1~95, After Touch) wordt bepaald door de Control Nummer parameter in dezelfde menu rij (zie pag. 91).
N.B.
Knob Event
1-8/9-16
SEQ EDIT/ SETUP
Step Hold
Pattern Bank
No
BaseUnit
Length LoopType Ctrl No
SEQ Store
N.B.
1-8/9-16
Deze parameter bepaalt welke reeks stappen (1-8 of 9-
16) beschikbaar zijn om data in te voeren middels de acht CONTROL knoppen. Iedere knop, zoals deze gepositioneerd is op het paneel (1-8) relateert met de corresponderende sequence stap (ofwel1-8 of 9-16, resp.), afhankelijk van deze instelling.
Het indrukken van een knop voor parameter bevestiging of het draaien aan de knop om data in te voeren, zorgt er voor dat het stepnummer wordt getoond in de LCD, aan de linkerkant van de waarde.
Instellingen: 1-8, 9-16
Step Hold
Met de Step Hold parameter kunt u de Step Hold functie aan- en uitzetten. Als Step Hold op on (aan) staat, wordt de noot van de huidig geselecteerde step continue herhaald, gebaseerd op het Tempo en de Patroon Basis Unit instellingen. Hiermee kunt u de verschillende Event instellingen wijzigen in context met de snelheid en timing van de sequence.
Als Step Hold op on staat kunt u een step parameter selecteren en controleren door op de drukschakelaar van de knop te drukken of aan de knop te draaien.
Instellingen: on, off
N.B.
N.B.
90
Pattern
Pattern parameters bepalen welk patroon afgespeeld wordt door de Step Sequencer, en hiermee wordt timing resolutie, sequence lengte, looptype en event controlnummer mee ingesteld. Er zijn zes parameters beschikbaar, waaronder Bank, No (Nummer), Basis Unit, Lengte, Loop Type en Control Nummer.
Bank
Met de Bank parameter kunt u het Voice patroon of de User pattern bank selecteren, als Common KbdMode op norm of shift&norm staat. Als Common KbdMode op sel&norm of sel&shift staat, is de User Pattern bank toegewezen, en krijgt u geen toegang tot de Voice Pattern bank.
Zie pag. 40 voor meer informatie.
Instellingen: Vce (Voice), User
No (Nummer)
Met de Nummer parameter kunt u een Voice Pattern of User Pattern nummer (1-128) selecteren, afhankelijk van welke bank is toegewezen met de Bank parameter hierboven. U kunt uit 128 patronen kiezen in iedere bank.
Zie de Sequence Patroon Lijst in het Data Lijst gedeelte achterin de handleiding.
Instellingen: 1 ~ 128
N.B.
Sequence Patronen en Banken
Als u een voice selecteert waarbij de Common KbdMode parameter op norm of shift&norm staat, wordt de Voice Patroon data van de voice geladen. Hierop kunt u een Voice Patroon bank of nummer of User Patroon bank of number selecteren en het patroon wijzigen.
Als u een voice selecteert waarbij de Common KbdMode parameter op sel&norm of sel&shift staat, wordt de Voice Pattern data van de voice geladen. Hierop kunt u een toets aanslaan aan de linkerkant van het Splitpunt waarop het patroon geladen worden die is toegewezen aan dat nootnummer, en vervolgens het patroon wijzigen.
Voice Patterns (128)
Voice Pattern
Edit Buffer
Keyboard
User Pattern
Edit Buffer (128)
Voice Bank
User Patterns (128)
User Bank
Voice Patterns (128)
Voice Pattern
Edit Buffer
Voice Bank
User Patterns (128)
User Bank
Base Unit
De Base Unit parameter bepaalt de timing resolutie van het sequence patroon. Dit, tesamen met de huidige Tempo instelling (zie pag. 77), bepaalt de interval tussen de stappen.
Instellingen: 3/8=q., 1/4=q, 3/16=e., 1/6= , 1/8=e, 3/32=x., 1/12= , 1/16=x, 1/24= , 1/32=r
Length
De Length parameter bepaalt de lengte van het se­quence patroon gebaseerd op het aantal stappen.
n stap is gelijk aan n noot, dus gebaseerd op de Base Unit instelling (zie hierboven), kunt u ook oneven­genummerde stappen selecteren om oneven-genum­merde beats te cre ren (zoals het instellen van een Length op "3" voor 3/4 maten, of op "5" voor 5/4­maten), en u kunt ook complete niet-conventionele ritmes cre ren.
Instellingen: 1 ~ 16 (Steps)
LoopType
Met de Loop Type parameter kunt u het type loop bepalen van het sequence patroon. Het patroon loop t altijd en u kunt n van de vier verschillende loop manieren selecteren.
Instellingen: forward: Het patroon loop t van de eerste tot de laatste
stap. backward: Het patroon loop t van de laatste tot de eerste
stap. alternateA: Het patroon speelt van de eerste stap tot de
laatste stap voorwaarts, dan van de laatste stap tot de eerste stap achterwaarts, en blijft zo herhalen (m.a.w. 1-2-3-4-4-3-2­1-1-enz.).
alternateB: Het patroon speelt van de eerste stap tot de laatste stap voorwaarts, draait dan het beginnen om van de
qqq
3
qqq
3
hhh
3
91
volgende tot de laatste stap, en blijft op deze manier loop en (m.a.w. 1-2-3-4-3-2-1-2-3-4-3-enz.).
Ctrl No (Control Nummer)
De Control Nummer instelling bepaalt het type MIDI Control Change die wordt uitgestuurd tijdens het spelen van de sequencer. Als het Control Nummer is ingesteld, kan het Control Change event worden geselecteerd met de Knop Event parameter [UP/DOWN] en kan de waarde die wordt uitgestuurd worden gewijzigd met de CONTROL knoppen.
Als u bijvoorbeeld het Control Nummer op CC Nr 10: Pan Pot zet, dan kunt u door het selecteren van een andere Control Change event waarde bij iedere stap de individuele patroon noten van links naar rechts plaatsen in het stereobeeld.
Instellingen: 0 (off), Control Change (1 ~ 95), After Touch
Zie pag. 109 voor meer informatie over MIDI en MIDI Control Change boodschappen.
SEQ Store (Sequence Opslaan)
Met Sequence Store (opslaan) kunt u uw gewijzigde Step Sequence patroon opslaan in n van de User bank patroon lokaties.
Het Sequence Opslaan slaat het patroon op die momenteel aanwezig is in de edit buffer van de User Pattern bank. Dit is iets anders als een Voice Opslaan (zie pag.
98).
1. Druk op SEQ Store [UP/DOWN] om een User patroonnummer te selecteren. "SURE?[Y/N]" gaat knipperen in de LCD.
N.B.
N.B.
92
2. Druk op [YES/ENTER] om de Sequence Store (opslaan) handeling uit te voeren. De LCD keert terug naar de Patroon Bank/Nummer display.
Om het opslaan van de Sequence te annuleren na stap 1 moet u op [NO] drukken.
UTILITY SETUP
Het Utility menu bevat global (globale) parameters die van invloed zijn op het AN1x systeem, waaronder het stemmen, toetsenbord aanslaggevoeligheid en MIDI instellingen.
Systeemparameters kunnen niet worden opgeslagen als voicedata, en blijven dan ook ongewijzigd, onafhankelijk van de geselecteerde voice.
Systeem
Systeeminstellingen hebben te maken met de stemming van de toongenerator van de AN1x, en transpositie en aanslaggevoeligheid van het toetsenbord. Er staan drie parameters tot uw beschikking, waaronder MstrTune (Master Tune), KbdTrans (Keyboard Transpose), en Kbd Vel (Keyboard Velocity).
MstrTune (Master Tune)
De Master Tune parameter bepaalt de algemene stem­ming van de toongenerator van de AN1x in waarden van ongeveer 0.3 cent (100 cents = 1 halve toon.
Instellingen: -100 ~ 0 ~ +100
System
MstrTune
KbdTrans
UTILITY SETUP
Kbd Vel
MIDI Tx Ch
Rx Ch
DeviceNo Local
BulkDump
Ctrl Device
Ctrl No
N.B.
KbdTrans (Toetsenbord Transpositie)
De Toetsenbord Transpositie parameter bepaalt de toetsenbord transpositie in halve tonen.
Instellingen: -36 ~ 0 (algemene toonhoogte) ~ +36
Kbd Vel (Aanslaggevoeligheid)
Met deze parameter kunt u de aanslaggevoeligheids­curve van het toetsenbord instellen, die de manier bepaalt waarop de toongenerator reageert op de kracht waarmee u aanslaat op het toetsenbord.
De standaard fabrieksinstelling is wide , die de grootst mogelijke dynamische instelling biedt.
Instellingen: norm, soft1, soft2, easy, wide, hard, Vel Fix (1 ~ 127)
norm (Normal): De aanslaggevoeligheid is in verhouding met de kracht (waarmee u aanslaat op het toetsenbord).
soft1: Deze curve verhoogd het volumeniveau als u zachter aanslaat, en is geschikt voor spelers met een zachte aanslag.
Keyboard Playing Strength
Volume
Keyboard Playing Strength
Volume
N.B.
De kracht waarmee u aanslaat
De kracht waarmee u aanslaat
Volume
Volume
93
soft2: Deze curve verhoogt ook het volumeniveau bij een
zachte speelstijl, maar zit meer in de buurt van de Normale curve dan Soft1.
easy: Deze curve verhoogt ook het volumeniveau bij een zachtere speelstijl, maar het volume is stabiel in alle registers aangezien de velocity curve in het middelste register van het toetsenbord dicht bij Normaal ligt.
wide: Deze curve verlaagt het volumeniveau bij een zachtere speelstijl, en verhoogt het volume bij een sterkere speelstijl, het resulteert in een breder algemeen dynamisch bereik
hard: Deze curve verhoogd het volumeniveau als u harder aanslaat, en is bijzonder geschikt voor mensen die erg hard aanslaan.
Vel Fix (Velocity Fix) 1 ~ 127: Hiermee wordt de aanslaggevoeligheid van het toetsenbord van de AN1x op een bepaalde waarde gezet, zodat het geluid wordt voort­gebracht op n (fixed) sterkte, hoe hard u ook aanslaat.
Keyboard Playing Strength
Volume
Keyboard Playing Strength
Volume
Keyboard Playing Strength
Volume
Keyboard Playing Strength
Volume
Keyboard Playing Strength
Volume
MIDI
MIDI parameters hebben te maken met het versturen en ontvangen van MIDI gegevens naar- en van een extern MIDI instrument. Er zijn vijf parameters beschikbaar waaronder Tx Ch (Verstuurkanaal), Rx Ch (Ontvangstkanaal), Device Nummer, Local en Bulk Dump.
Tx Ch (Verstuurkanaal)
De Verstuurkanaal parameter stelt het MIDI kanaal in waarop het toetsenbord, controllers en schakelaars MIDI gegevens versturen. Als u niets wilt versturen naar een extern instrument moet u Tx Ch op off zetten.
Alhoewel MIDI Tx Ch en MIDI PtnTxCh op hetzelfde kanaal gezet kunnen worden kunnen de noten die u speelt via het toetsenbord storen op die van de Arpeggiator of het Step Sequencer patroon. Daarom kunt u deze het best afstellen op afwijkende kanaalnummers.
Instellingen: 1 ~ 16, off
De AN1x kan andere MIDI instrumenten afspelen en besturen (en bestuurd worden door) zoals toongenerators, sequencers en andere. Zie pag. 109 voor informatie over MIDI.
Rx Ch (Ontvangstkanaal)
De Receive Kanaal parameter stelt het MIDI kanaal in waarop de toongenerator van de AN1x MIDI noten, controllers en andere gegevens ontvangt. Als Layer mode op SINGLE of UNISON staat, bepaalt de huidige Scene instelling welke Scene wordt bespeeld door externe MIDI signalen.
U kunt aan iedere Scene een eigen MIDI kanaal toewijzen die onafhankelijk kan worden bespeeld door binnenkomende MIDI signalen (als de Layer mode op SPLIT/SPLIT UNISON of DUAL/DUAL UNISON). Als u niets wilt ontvangen van externe instrumenten moet u Rx Ch op off zetten.
Instellingen: SINGLE/UNISON: 1 ~ 16, off
SPLIT/SPLIT UNISON/DUAL/DUAL UNISON:
Scene 1: 1 ~ 16, off; Scene 2: 1 ~ 16, off
Als Layer mode op SINGLE of UNISON staat, zijn de ontvangstkanalen van Scene 1 en Scene 2 gelijk, en kunt u geen geen uniek ontvangstkanaal selecteren voor beide Scenes.
N.B.
N.B.
N.B.
De kracht waarmee u aanslaat
De kracht waarmee u aanslaat
Volume
Volume
De kracht waarmee u aanslaat
Volume
De kracht waarmee u aanslaat
Volume
De kracht waarmee u aanslaat
Volume
Bulk Dump
Met de Bulk Dump parameter kunt u bulk dumpen handelingen uitvoeren waardoor AN1x data naar het geheugen wordt gestuurd van een extern MIDI data opslagmedium (zoals de Yamaha MDF2 MIDI Data Filer) of een andere AN1x. Met Bulk dumphandelingen kunt u belangrijke voicedata, Free EG, pattern en systeemdata backuppen en veiligstellen, en deze weer terugzetten in de AN1x wanneer u maar wilt.
Voor het uitvoeren van een bulk dump handeling moet u het externe instrument instellen voor het versturen en/of ontvangen van een bulk dump send and/or receive. Daarbij moet u ook nog het Device Number van de AN1x en het externe instrument instellen. Zie de handleiding van het externe instrument voor meer informatie.
Verstuur Bulk Dump
1.
Druk op BulkDump [UP/DOWN] om het type data dat verstuurd moet worden te selecteren.
Beschikbare typen:
1scene: Verstuurt de data van de huidige Scene. 1vce: Verstuurt de data van de huidige Voice. 1-64 vce: Verstuurt de data van voice set 1 ~ 64. 65-128 vce: Verstuurt de data van voice set 65 ~ 128. all voices: Verstuurt de data van alle 128 voices. 1ptn: Verstuurt de data van het huidig geselecteerde patroon
in de Step Sequencer.
1-64 ptn: Verstuurt de data van de User Patroon bank 1-64. 65-128 ptn: Verstuurt de data van de User Patroon bank 65-128. all ptn: Verstuurt alle Step Sequencer User Patroon data. system: Verstuurt alle systeemparameter data. all: Verstuurt alle data in het geheugen.
N.B.
DeviceNo (Device Nummer)
Met de Device Nummer parameter kunt u het MIDI devicenummer instellen voor bulk dump handelingen, of bij het ontvangen en versturen van Systeem Exclusive boodschappen. Beide instrumenten moeten wel op hetzelfde nummer staan.
Instellingen: 1 ~ 16, all, off
Local
Met de Local parameter kunt u bepalen of het toetsenbord van de AN1x de interne toongenerator direct aanstuurt of niet.
Als deze op on staat, zorgt het bespelen van het toetsenbord van de AN1x er voor dat de interne toongenerator geluid produceert. Staat deze op
off , klinkt de toongenerator niet bij het bespelen van het toetsenbord, maar er wordt wel nootdata verstuurd via de MIDI [OUT] waardoor er geluid geproduceerd kan worden via een externe toongenerator en waardoor u ook data kunt opnemen in een externe sequencer.
Normaal gesproken staat deze parameter op on , behalve als u de AN1x gebruikt als een master keyboard controller om nootdata in een externe MIDI sequencer op te nemen, waarbij de output van de sequencer bepaalt of er wel of niet geluid komt uit de toongenerator van de AN1x tone generator, door signalen die worden ontvangen door de MIDI [IN].
Instellingen: on, off
External MIDI Device
MIDI OUT
MIDI IN (Rx Ch)
MIDI IN MIDI OUT (Tx Ch)
Local on/off
switch
Keyboard Controller
AN1x
Tone
Generator
ARP/SEQ
94
Externe toongenerator
Local on/off
schakelaar
ARP/SEQ
AN1x
Toon-
generator
Toetsenbord
Controller
2. Druk op [YES/ENTER] om de bulk dump te begin-
nen. Als de handeling is uitgevoerd verschijnt
End even in de LCD, waarna deze terugkeert
naar de vorige display.
Een bulk dump handeling kunt u stoppen door op [NO] te drukken. De LCD keert hierop terug naar de vorige status.
Receive Bulk Dump
Met een Receive (ontvangen) Bulk Dump handeling kunt u data terugzetten in de AN1x via een extern MIDI instrument.
Het type data dat kan worden ontvangen hangt af van de huidige mode. Zie voor meer informatie MIDI data formaat gedeelte in het Data Lijst gedeelte achterin de handleiding.
Voor het uitvoeren van een Receive Bulk Dump handeling moet u er zeker van zijn dat de Device Nummers van beide instrumenten gelijk zijn. (Zie Device No op de vorige pagina voor meer informatie.
ABC
0
VWX
MNO
7
YZ
8
PQR
5
GHI
2
4
DEF
1
OTHERS
STU
9
6
JKL
3
YES/ ENTERNO
Ctrl (Control)
Control parameters bepalen het type Control Change boodschappen die kunnen worden bestuurd door het [MODULATION] Wheel, de acht verschillende CONTROL knoppen, de [RIBBON] Controller, enz., door het toewijzen van Control Change nummers aan specifieke controllers ("devices"). Er zijn twee parameters beschikbaar; Device en Control Nummer.
Gebaseerd op instellingen die zowel hier gemaakt zijn als in de Control Matrix (zie pag. 51, 73), kunt u met
n controller een parameter van de interne toongenerator besturen en tegelijkertijd een andere parameter van een extern MIDI instrument. Daarbij kunt u ook bepalen welk onderdeel (MW, FC, enz.) u wilt gebruiken om de Scene aan te sturen.
Device
Met de Device parameter kunt u de controller selecteren waaraan u een Control Nummer wilt toewijzen.
Ctrl No (Control Nummer)
Met de Control Nummer parameter wijst u het Control Change nummer (parameter type) toe die het onderdeel (MW, FC, enz.) aan moet gaan sturen.
Zie pag. 109 voor meer informatie over MIDI en MIDI Control Change boodschappen.
Instellingen: 0 (off), CC 1 ~ 95, After Touch
Procedure
1. Druk op Device [UP/DOWN] om de naam van
de controller te selecteren waaraan u een controllernummer toegewezen hebt.
Controllers:
MW: Modulation Wheel FV: Foot Volume FC: Foot Controller FS: Footswitch RbnX: Ribbon Controller X-axis RbnZ: Ribbon Controller Z-axis Knob1~8: Groep toewijs knoppen 1 ~ 8
SCENE: Scene Control controller
N.B.
95
2. Druk op Ctrl No [UP/DOWN] om de control
functie te selecteren. De control functienaam verschijnt naast de beschikbare controlnummers.
Indien ingesteld op Knob (1 ~ 8), kunnen ook Tempo en Data Entry worden geselecteerd om te besturen.
Zie het Data Lijst gedeelte voor een opsomming van beschikbare controllers.
3. Herhaal stappen 1 en 2, hierboven om alle
controllers naar wens toe te wijzen.
Scene Besturing Toewijzen
(1) Druk op Device [UP/DOWN] en selecteer "Scene". (2) Druk op Ctrl No [UP/DOWN] om een Control Change
nummer toe te wijzen die de Scene gaat besturen.
(3 Press Device [UP/DOWN] again to select the controller you
want to use.
(4) Druk nog eens op Ctrl No [UP/DOWN] om hetzelfde Control
Change nummer te selecteren als in stap 2, hierboven.
Control Change Modes
De AN1x kent twee Control Change modes. Mode 1 is de offici le MIDI standaard, die is ingesteld in de fabriek. Mode is een speciale lijst Control Change parameter instellingen die uniek zijn voor de AN1x.
Om van mode te wijzigen moet u eerst het instrument uitzetten. Druk op, en houd vervolgens vast, de [ASSIGN] knop en zet het instrument aan met de [POWER] schakelaar.
mode1 of mode2 verschijnt in de LCD bij het
opstarten, om aan te geven welke mode aktief is.
Bij het gebruiken van Mode 2, moet u goed opletten bij het toewijzen van Controls Changes aangezien het gedrag van de AN1x afwijkt van de normaal gebruikte MIDI standaard.
Zie het Data Lijst gedeelte achter in de handleiding voor een opsomming van de Control Change typen in iedere mode.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
Voice Recall (herroepen)
Als u een voice wijzigt en per ongeluk een andere voice selecteert alvorens de gewijzigde voice op te slaan, kunt u de gewijzigde data terugroepen met de Voice Recall functie.
1. Geef [129] in met de PROGRAM CHANGE toetsen. Het nummer 129 begint te knipperen in de LCD.
2. Druk op [YES/ENTER]. Recall?[Y/N] verschijnt in de LCD.
3. Druk nog een keer op [YES/ENTER] om de eerder gewijzigde voice data op te roepen.
Na stap 2, zal het indrukken van [NO] de Voice Recall handeling annuleren en verschijnt in de LCD de eerder geselecteerde voice naame en zijn nummer.
N.B.
ABC
0
VWX
MNO
7
YZ
8
PQR
5
GHI
2
4
DEF
1
OTHERS
STU
9
6
JKL
3
YES/ ENTERNO
96
97
Voice Initialize
Met de Voice Initializeer functie kunt u de voice "resetten" naar zijn oorspronkelijke instellingen wat handig is bij het from scratch cre eren van een voice.
De ge nitializeerde instelling wordt geladen in de edit buffer, dus let er op dat u na het uitvoeren van de Voice Initialize handeling de voice opslaat met de Voice Store (opslaan) handeling.
1. Geef [130] in met het PROGRAM CHANGE toetsenbord. Het nummer begint te knipperen in de LCD.
2. Druk op [YES/ENTER]. "Init?[Y/N]" verschijnt in de LCD.
3. Druk nog een keer op [YES/ENTER]. "Type? 1-8" verschijnt in de LCD. Selecteer het template Type (1-8) door te drukken op de corresponderende nummertoets op het PROGRAM CHANGE toetsenbord. Het num­mer en de naam verschijnen in de LCD.
U kunt kiezen uit acht typen oorspronkelijke voice instellingen, allemaal met algemene instellingen voor bepaalde soorten voices, als volgt:
1 - Normal (alle instellingen ge nitializeerd) 2 - Bass 3 - Brass 4 - Strings 5 - E.Piano 6 - Organ 7 - Sync mono (voor solo lead voices) 8 - PWM (voor pad voices)
ABC
0
VWX
MNO
7
YZ
8
PQR
5
GHI
2
4
DEF
1
OTHERS
STU
9
6
JKL
3
YES/ ENTERNO
ABC
0
VWX
MNO
7
YZ
8
PQR
5
GHI
2
4
DEF
1
OTHERS
STU
9
6
JKL
3
YES/ ENTERNO
N.B.
4. Druk op [YES/ENTER] om de voice data te initializeren.
De ge nitializeerde voice instellingen worden geladen in de edit buffer. U zou de naam kunnen wijzigen met de Naam functie in het VOICE COMMON menu (zie pag. 80), en de voice op kunnen slaan met de Voice Store (opslaan) handeling (zie pag. 98).
Na stap 1, annuleert u door op [NO] te drukken de Voice Initialize handeling, en verschijnt in de LCD de eerder geselecteerde voice naam en het nummer.
U kunt de voice van een naam voorzien met de Naamfunctie in het VOICE COMMON menu. Zie pag. 80 voor meer informatie.
N.B.
N.B.
ABC
0
VWX
MNO
7
YZ
8
PQR
5
GHI
2
4
DEF
1
OTHERS
STU
9
6
JKL
3
YES/ ENTERNO
98
Store (opslaan)
Met Store kunt u Voices en Scenes Store n (opslaan).
Voice Store (opslaan)
Met de Voice Store (opslaan) handeling kunt u gewijzigde voice data opslaan (inclusief Scene 1 en 2 instellingen) in een willekeurige geheugenlokatie (1 ~ 128).
Bij het uitvoeren van een Voice Store (opslaan) handeling wordt de originele voice data in de geheugenlokatie overschreven, dus moet u er letten dat u alle belangrijke voices vantevoren opslaat op een extern MIDI opslagmedium zoals de Yamaha MDF2 MIDI Data Filer. De originele fabrieksvoices kunnen overigen op ieder gewenst moment teruggeroepen worden (zie pag. 100).
Zie de Naam functie in het VOICE COMMON menu op pag. 80 voor mee informatie over het geven van een naam aan een gewijzigde voice.
1. Na het wijzigen van een voice (de EDIT markering staat in de LCD), moet u op de [STORE] schakelaar drukken. Nu staat de STORE markering in de LCD.
DEMO
PORTAMENTO
STORE
ARPEGGIO/ SEQ
LAYER
N.B.
N.B.
Voice 1-128
Scene1
2
Voice Store
Scene Setup
Parameters
• Layer Mode
• Portamento On/Off
Arpeggiator/Step Sequencer On/Off
• Voice Common Parameters
• Voice Pattern Parameters
• Free EG Parameters
2. Geef een nummer (1 ~ 128) in op het PROGRAM CHANGE toetsenbord, die de lokatie voorstelt waarin u de gewijzigde voice wilt opslaan, gevolgd door [ENTER], of selecteert de lokatie met [-] / [+]. De voicenaam geeft om de beurt "HIT[STORE]" aan.
Stap kan worden overgeslagen als u de voice wilt opslaan in hetzelfde lokatienummer. Ga in zulke gevallen meteen naar stap 3.
3. Druk nog eens op de store schakelaar.
SURE?[Y/N] verschijnt in de LCD.
Als een User Pattern is gewijzigd verschijnt All Ptns?[Y/N] in de LCD. Om alle User Patterns te overschrijven moet u op [YES/ENTER] drukken. Om de handeling te annuleren moet u op [NO] drukken.
4. Druk op [YES/ENTER] om de Voice Store (opslaan) uit te voeren. De LCD keert hierop terug naar de normale voicenaam en nummer display.
Na stappen 1 t/m 3, annuleert het indrukken van [NO] de Voice Store (opslaan) handeling, waarna in de LCD de eerder geselecteerde voice-naam en zijn nummer zal verschijnen.
Als u een Voice Store (opslaan) handeling uitvoert, worden Scene 1 en Scene 2 on/off status, Layer mode instelling, ARPEGGIO/SEQ on/off status, Portamento on/off status en alle andere voice parameters opgeslagen in het aangewezen voicenummer.
Als u al besloten hebt in welke lokatie u de voice wilt opslaan, hoeft alleen het nummer in te geven met het PROGRAM CHANGE toetsenbord en op [STORE] te drukken.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
Voice 1 ~ 128
Scene Setup
Parameters
Voice Opslaan
• Layer Mode
• Portamento On/off
• Arpeggiator/Step Sequencer on/off
• Voice Common parameters
• Voice Pattern parameters
• Free EG parameters
99
Scene Store (opslaan)
Scene Store (opslaan) is handig bij het opslaan van de knopposities - gecre erd tijdens Scene Besturing - in n van de [SCENE] schakelaars.
Scene Store (opslaan) laad de data in de Scene edit buffer, zodat u toch nog een Voice Store (opslaan) handeling moet verrichten om de Scene parameters op te slaan als voice data.
De procedure is als volgt:
1. Houd [STORE] vast, en druk op de [SCENE 1] of [SCENE 2] schakelaar, afhankelijk van waar u de huidige instelling in wilt opslaan. SURE?[Y/N] knippert in de LCD.
2. Druk op [YES/ENTER] om de Scene Store (opslaan) handeling te verrichten. De LCD keert hierop terug naar de vorige display.
Na stappen 1-2 annuleert het drukken op [NO] de Scene Store (opslaan) handeling, en keert de LCD terug in de vorige conditie.
3. Voer een Voice Store (opslaan) handeling uit om de Scene data op te slaan als onderdeel van de voice, samen met de Scene on/off status.
N.B.
Scene Selecteren
Na het selecteren van een voice moet u op [SCENE 1] of [SCENE 2] drukken om de gewenste scene te selecteren. De LED verschijnt naast de geselecteerde schakelaar om de aktieve Scene aan te geven. (Minimaal n Scene is altijd aktief).
Scene Control (besturing)
Druk beide [SCENE] schakelaars in om de Scene Besturingsfunctie te aktiveren - die kan worden bestuurd met de MW of FC, of een andere toewijsbare continuous controller - om te morphen , of te crossfaden tussen Scene 1 en 2 geluiden. (Zie pag. 20 voor meer informatie.)
Scene Swap And Scene Load
Met de Scene Swap functie kunt u de data van de twee Scenes van de huidig geselecteerde voice omruilen (zie pag.
22), en met de Scene Load (inladen) functie kunt u Scene data van een Scene in een andere voice in een Scene van de huidige geselecteerde voice laden (zie pag. 22).
CTRL
SCENE
MODULATION
Move forward and back
Beweeg naar voren en terug
Fabrieksinstellingen
U kunt alle originele voices, en de scene, Step Sequencer, system, MIDI en andere parameterinstellingen oproepen die zijn voorgeprogrammeerd in de fabriek.
Met deze handeling worden alle instellingen in het geheugen gereset, dus u moet er voor zorgen dat u eerst alle belangrijke data op een extern MIDI opslagmedium opslaat, alvorens deze handeling uit te voeren.
1. Na het uitzetten van het instrument moet u knop [7], [8] en [9] op het PROGRAM CHANGE toetsenbord ingedrukt houden en tegelijkertijd het instrument aanzetten.
2. "Fact Set? [1-9]" verschijnt in de LCD.
U kunt kiezen uit de volgende fabriekssets:
1 - 1-64 voice (laad voices 1-64) 2 - 65-128 voice (laad voices 65-128) 3 - alle voices (laad alle 128 voices) 4 - sorted voice (laad alle voices in die gesorteerd zijn op voice Kategorie) 5 - 1-64 user pattern (laad User Patronen 1-64) 6 - 65-128 pattern (laad User Patronen 65-128) 7 - all pattern (laad alle User Patronen) 8 - system (loads system data) 9 - all (laad alle voices, User Patronen en systeem data)
3. Druk op het nummer van het PROGRAM CHANGE toetsenbord ([1] ~ [9]) dat correspondeert met de fabrieksset die u op wilt roepen. Het nummer en de naam van de set verschijnt in de LCD.
4 Druk op [YES/ENTER] om de set op te roepen.
PROGRAM CHANGE
VWX
MNO
7
YZ
8
PQR
5
GHI
2
4
DEF
1
ABC
0
OTHERS
STU
9
6
JKL
3
YES/ ENTERNO
FOOT
VOLUME
ON OFF
DC IN
POWER
N.B.
100
Loading...