Xerox Phaser 3150 User Guide [nl]

Deze gebruiksaanwijzing dient slechts ter informatie. Alle informatie in deze gebruiksaanwijzing kan zonder nadere aankondiging worden gewijzigd. Xerox Corporation is niet verantwoordelijk voor veranderingen die al dan niet rechtstreeks voortvloeien uit of betrekking hebben op het gebruik van deze handleiding.

Copyright © 2004, Xerox Corporation. Alle rechten voorbehouden. Niet-gepubliceerde rechten voorbehouden krachtens de copyrightwetten van de Verenigde Staten. De inhoud van deze publicatie mag in geen enkele vorm worden verveelvoudigd zonder toestemming van Xerox Corporation.

De geëiste bescherming van auteursrechten heeft betrekking op alle mogelijke dragers van gegevens die auteursrechterlijk beschermd kunnen worden evenals informatie, die op dit moment zijn toegelaten door rechtspraak of geschreven recht of hierna worden toegestaan, met inbegrip en zonder enige beperking van gegevens die voortkomen uit softwareprogramma’s die op het scherm worden getoond, zoals opmaakprofielen, sjablonen, pictogrammen, schermweergaven, design, enz.

XEROX®, The Document Company®, the digital X®, en Phaser® zijn gedeponeerde handelsmerken van Xerox Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.

Adobe®, Acrobat® Reader®, and PostScript® zijn gedeponeerde handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of andere landen.

Ghostscript® is een gedeponeerd handelsmerk van Artifex Software, Inc.

IBM® is een gedeponeerd handelsmerk van International Business Machines Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.

HP-GL® en PCL® zijn gedeponeerde handelsmerken van Hewlett-Packard Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.

Microsoft®, Windows® en Windows NT® zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.

UNIX® is een gedeponeerd handelsmerk in de Verenigde Staten en andere landen waarop uitsluitend via X/Open Company Limited een gebruiksrecht wordt verleend.

i

INHOUD

 

Hoofdstuk 1: INLEIDING

 

 

Speciale functies .................................................

1.2

 

Printeronderdelen ................................................

1.4

 

Voorkant .......................................................

1.4

 

Achterkant .....................................................

1.5

 

Kennismaken met het bedieningspaneel .................

1.6

 

On Line/Error en Tonerbesparende LED’s ...........

1.6

 

Cancel knop ...................................................

1.7

 

Hoofdstuk 2: UW PRINTER INSTALLEREN

 

 

Uitpakken ...........................................................

2.2

 

Een geschikte plaats voor de printer kiezen ........

2.3

 

Tonercassette installeren ......................................

2.4

 

Papier laden ........................................................

2.7

 

Het papierformaat in de papierlade wijzigen .......

2.9

 

Printerkabel aansluiten ........................................

2.11

 

De printer aanzetten ...........................................

2.13

 

Een testpagina afdrukken ....................................

2.14

 

De printersoftware installeren ..............................

2.15

 

Functies van het printerstuurprogramma ..........

2.16

 

Printersoftware onder Windows installeren ........

2.16

 

De printersoftware verwijderen .............................

2.18

 

Raadpleeg de gebruikersdocumentatie ...................

2.19

 

Hoofdstuk 3: GEBRUIK VAN AFDRUKMATERIAAL

 

 

Papier en andere media kiezen ..............................

3.2

 

Formaten en capaciteiten .................................

3.3

 

Richtlijnen voor papier en speciaal

 

 

afdrukmateriaal ..............................................

3.4

 

De uitvoerlocatie selecteren ..................................

3.5

 

Afdrukken naar de bovenste uitvoerlade

 

 

(Voorkant omlaag) ..........................................

3.5

ii

 

 

 

 

 

Afdrukken naar de achterste uitvoerlade

 

(Voorkant omhoog) .........................................

3.6

Papier laden ........................................................

3.7

Afdrukken via papierlade 2 ...............................

3.8

Afdrukken via papierlade 1 ...............................

3.8

De handmatige invoermodus gebruiken ............

3.12

Afdrukken op enveloppen ....................................

3.14

Afdrukken op etiketten ........................................

3.17

Afdrukken op transparanten .................................

3.19

Afdrukken op kaarten of aangepaste materialen

..... 3.21

Afdrukken op voorbedrukt papier ..........................

3.23

Hoofdstuk 4: AFDRUKTAKEN

 

Document afdrukken ............................................

4.2

Afdruktaak annuleren ......................................

4.4

Een instelling voor favorieten gebruiken .............

4.5

Help-informatie gebruiken ................................

4.6

Instellen van Voorkeurinstellingen voor Papier .........

4.7

Meer pagina’s per vel afdrukken (N op een vel) ......

4.9

Een document verkleind of vergroot afdrukken .......

4.10

Uw document aan een bepaald papierformaat

 

aanpassen .........................................................

4.11

Posters afdrukken ...............................................

4.12

Watermerken gebruiken ......................................

4.13

Een bestaand watermerk gebruiken .................

4.13

Nieuw watermerk maken ................................

4.14

Een watermerk bewerken ...............................

4.15

Een watermerk verwijderen .............................

4.15

Instellen van Voorkeursintellingen voor

 

Afbeeldingen ......................................................

4.16

Uitvoeropties gebruiken .......................................

4.18

Gebruik van Probleemoplossing ............................

4.19

De statuscontrole gebruiken .................................

4.20

De statuscontrole installeren ...........................

4.20

De probleemoplossingsgids openen ..................

4.20

De programma-instelling van de statuscontrole

wijzigen ........................................................

4.21

Een lokaal gedeelde printer instellen .....................

4.22

In Windows 98/Me .........................................

4.22

Onder Windows NT 4.0/2000/XP ......................

4.23

iii

Hoofdstuk 5: ONDERHOUD VAN UW PRINTER

Onderhoud tonercassette ......................................

5.2

Toner opnieuw verdelen ..................................

5.3

Tonercassette vervangen .................................

5.5

De printer reinigen ...............................................

5.5

Buitenkant reinigen .........................................

5.5

Binnenkant reinigen ........................................

5.5

Configuratiepagina Afdrukken ................................

5.8

Hoofdstuk 6: PROBLEMEN OPLOSSEN

Problemen oplossen Checklist ................................

6.2

Algemene afdrukproblemen oplossen .....................

6.3

Vastgelopen afdrukpapier verwijderen ....................

6.6

In het papieruitvoergebied ...............................

6.7

Rond de tonercassette .....................................

6.9

In het papieruitvoergebied ..............................

6.10

Als A5-papier regelmatig vastloopt, kunt u het

 

volgende doen ...............................................

6.11

Tips om papierstoringen te vermijden ...............

6.12

Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen ............

6.13

Probleemoplossing bij foutberichten ......................

6.18

Gebruikelijke Windows-problemen ........................

6.19

Gebruikelijke Linux-problemen .............................

6.20

Hoofdstuk 7: UW PRINTER GEBRUIKEN IN LINUX

Het printerstuurprogramma installeren ...................

7.2

Systeemeisen .................................................

7.2

Het printerstuurprogramma installeren ..............

7.2

De printerverbindingsmethode wijzigen .............

7.6

De installatie van het printerstuurprogramma

 

ongedaan maken ............................................

7.7

Het configuratiehulpprogramma .............................

7.8

LLPR-eigenschappen wijzigen ...............................

7.10

iv

Hoofdstuk 8: AFDRUKKEN VANUIT

DOS-TOEPASSINGEN

Over het Remote Control Panel ..............................

8.2

Het Remote Control Panel installeren ......................

8.2

De afdrukinstellingen selecteren ............................

8.3

Het Remote Control Panel starten .....................

8.3

De tabbladen van het Remote Control Panel

 

gebruiken ......................................................

8.4

Hoofdstuk 9: SPECIFICATIES

Specificaties van de printer ...................................

9.2

Papierspecificaties ...............................................

9.3

Inleiding ........................................................

9.3

Ondersteunde papierformaten ..........................

9.4

Richtlijnen voor het gebruik van papier ..............

9.5

Papierspecificaties ..........................................

9.6

Papieruitvoercapaciteit ....................................

9.6

Bewaaromgeving van printer en papier ..............

9.7

Enveloppen ....................................................

9.8

Etiketten ......................................................

9.10

Transparanten ...............................................

9.10

v

Belangrijke voorzorgsmaatregelen en veiligheidsinformatie

Houd u bij gebruik van dit apparaat altijd aan de onderstaande basisinstructies om de kans op brand, elektrische schokken en persoonlijke ongelukken zo klein mogelijk te houden:

1Zorg dat u alle instructies gelezen en begrepen hebt.

2Gebruik altijd uw gezond verstand bij het gebruik van elektrische apparaten.

3Volg alle aanwijzingen en waarschuwingen op die zich op het product en in de bijbehorende documentatie bevinden.

4Als andere gebruiksinstructies deze veiligheidsinstructies lijken tegen te spreken, moet u zich aan deze veiligheidsinstructies houden. Misschien zijn de andere gebruiksinstructies u niet helemaal duidelijk. Wanneer u er niet uit komt, moet u contact opnemen met uw leverancier of servicecenter.

5Haal de stekker van het apparaat altijd uit het stopcontact voordat u het apparaat reinigt. Gebruik geen vloeistoffen of spuitbussen. Gebruik voor het schoonmaken alleen een vochtige doek.

6Zet het apparaat niet op een wankel wagentje, onderstel of tafel. Het apparaat kan dan vallen, waardoor het ernstig beschadigd kan raken.

7Het apparaat mag nooit op of dichtbij een radiator, kachel, airconditioner of ventilatiekanaal worden geplaatst.

8Plaats geen voorwerpen op het netsnoer. Zet het apparaat ook niet op een plaats waar de kabels kunnen knikken of problemen kunnen ontstaan doordat er mensen over de kabels heen lopen.

9Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan de werking verstoren en verhoogt de kans op brand en elektrische schokken.

10Zorg dat er geen huisdieren in de wisselstroomkabels of pc-interfacekabels kunnen bijten.

11Steek nooit vreemde voorwerpen door de openingen in de behuizing van het apparaat. Ze kunnen immers in aanraking komen met een gevaarlijk hoge spanning, met kans op brand of elektrische schokken. Zorg dat er nooit vloeistoffen op of in het apparaat worden gemorst.

vi

12Om de kans op elektrische schokken zo klein mogelijk te houden, mag u het apparaat niet uit elkaar halen. Breng het naar een gekwalificeerd onderhoudstechnicus, wanneer herstellingen nodig zijn. Als u de behuizing opent of verwijdert, kunt u worden blootgesteld aan een gevaarlijk hoge spanning en andere gevaren. Wanneer het apparaat niet op de juiste manier in elkaar wordt gezet, bestaat ook tijdens gebruik kans op elektrische schokken.

13Koppel het apparaat los van de pc en de wandcontactdoos, en doe een beroep op gekwalificeerd onderhoudspersoneel in de volgende situaties:

Als een deel van het netsnoer of de stekker of connector is beschadigd of gerafeld.

Als er vloeistof in het apparaat is gemorst.

Als het apparaat is blootgesteld aan regen of water.

Als het apparaat niet goed werkt hoewel de instructies goed zijn opgevolgd.

Als het apparaat is gevallen of wanneer de behuizing zichtbaar beschadigd is.

Als het apparaat plotseling duidelijk anders functioneert.

14Verander alleen instellingen die in de handleiding worden behandeld. Wijzigen van andere instellingen kan schade tot gevolg hebben, en een deskundige onderhoudsmonteur kan daarna heel wat tijd nodig hebben om het apparaat weer in orde te brengen.

15Gebruik het apparaat niet tijdens onweer. Er bestaat dan enige kans op elektrische schokken ten gevolge van blikseminslag. Indien mogelijk koppelt u het apparaat van het wisselstroomnet voor de duur van het onweer.

16Als u vaak meerdere pagina’s afdrukt, kan het oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet aan en zorg dat er zich geen kinderen in nabijheid van het oppervlak bevinden.

17BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.

vii

Xerox Phaser 3150 User Guide

Milieuen veiligheidsoverweging

Laserveiligheidsverklaring

De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1, subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de vereisten van IEC 825.

Klasse I laser producten worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik, onderhoud door de gebruiker of in de instructies voorgeschreven onderhoudsituaties personen niet blootgesteld worden aan een hoger niveau laserstralen dan Klasse I.

LET OP!

Bedien of onderhoud de printer nooit, wanneer de beschermkap van de laser/scanner-installatie is afgenomen. De laserstraal kan naar buiten worden gereflecteerd en uw ogen blijvend beschadigen.

Als u dit product gebruikt, moeten deze basisveiligheidsmaatregelen altijd in acht worden genomen om het risico op brand, elektrische schokken en lichamelijk letsel te minimaliseren.

viii

Ozonbelasting

Tijdens normaal gebruik produceert dit apparaat ozon. De hoeveelheid ozon is overigens zo gering dat dit geen gevaar voor de gebruiker oplevert. Wel raden we u aan om het apparaat in een goed geventileerde ruimte te installeren.

Voor meer informatie over ozon kunt u contact opnemen met een Xerox-verkoper in uw buurt.

Recyclage

Recycleer de verpakkingsmaterialen van dit product, of voer ze af op een milieuvriendelijke wijze.

Radiogolven

FCC-voorschriften

Uit tests is gebleken dat dit apparaat voldoet aan de beperkingen voor een digitaal apparaat van Klasse B conform artikel 15 van de FCC-reglementering. Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen storende interferentie met een lokale installatie. Dit apparaat genereert, gebruikt en zendt mogelijk radiogolven uit en kan, indien niet overeenkomstig de aanwijzingen geïnstalleerd en gebruikt, radioverbindingen storen. Er kan niet worden gegarandeerd dat bij een bepaalde installatie geen storing optreedt. Wanneer u zich aan de aanwijzingen hebt gehouden en u merkt dat dit apparaat toch invloed heeft op radioof tv-ontvangst, wat u kunt controleren door het apparaat uit en weer aan te zetten, adviseren wij u de volgende maatregelen te nemen.

1.Verplaats de ontvangstantenne.

2.Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.

3.Sluit de apparatuur aan op een uitgang van een andere kring dan deze waarop de ontvanger is aangesloten.

4.Neem contact op met de verdeler en of een deskundige radio/TV-technicus voor hulp.

WAARSCHUWING: Wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant die verantwoordelijk is voor de naleving van de toepasselijke voorschriften kunnen ertoe leiden dat de gebruiker niet langer gemachtigd is om het apparaat te gebruiken.

ix

MEMO

x

1INLEIDING

Gefeliciteerd met de aankoop van uw printer!

In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:

Speciale functies

Printeronderdelen

Kennismaken met het bedieningspaneel

Speciale functies

Uw nieuwe printer beschikt over bijzondere functies die de afdrukkwaliteit verhogen. U kunt:

Met uitstekende kwaliteit en hoge snelheid afdrukken

U kunt afdrukken met een beeldkwaliteit van 1200 dpi. Zie pagina 4.16 voor meer informatie.

Uw printer drukt tot 22 pagina’s per minuut (Letter-formaat), tot 20 pagina’s per minuut (A4-formaat).

Geschikt voor talrijke papiersoorten

Papierlade 1 heeft een capaciteit van 50 vellen en ondersteunt papier met briefhoofd, enveloppen, etiketten, transparanten, aangepaste materialen, postkaarten en zwaar papier.

Standard invoerlade voor 250 vellen ondersteunt alle standaard papierformaten.

Twee uitvoerladen; selecteer ofwel de bovenste uitvoerlade (voorkant naar beneden) of de achterste uitvoerlade (voorkant naar boven) voor de meest comfortabele toegang.

Mogelijkheid tot doorgaande papierdoorvoer van papierlade 1 naar de achterste uitvoerlade.

Maak professionele documenten

U kunt uw documenten personaliseren met Watermerken, zoals "Vertrouwelijk". Zie pagina 4.13 voor meer informatie.

Posters afdrukken. De tekst en de afbeeldingen op elke pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt over het geselecteerde vel papier. Nadat het document is afgedrukt, knipt u de witte randen van elk vel af. Kleef de vellen met tape samen, zodat ze een poster vormen. Zie pagina 4.12 voor meer informatie.

1.2 INLEIDING

Drukt af onder verschillende besturingssystemen

• U kunt afdrukken onder

1

Windows 98/Me/NT 4.0/2000/XP.

Uw printer is compatibel met Linux.

Uw printer heeft zowel een parallelle als USB-interface.

INLEIDING 1.3

Printeronderdelen

Voorkant

Voorklep

Tonercassette

Papiersteun

Bovenste uitvoerlade (Voorkant omlaag)

Bedieningspaneel

Papierlade 2 (invoer voor

250 vellen)

Papierlade 1

Aan/Uit-schakelaar

Papierniveau-indicatie

1.4 INLEIDING

Achterkant

1

Achterste uitvoerlade

Bovenste uitvoerlade

(Voorkant omlaag)

(Voorkant omhoog)

 

Aansluiting

netsnoer

USB-poort

Parallelle

poort

INLEIDING 1.5

Kennismaken met het bedieningspaneel

On Line/Error( ) en

Tonerbesparende() LED’s

LED

Technische gegevens

 

 

Als groen oplicht, is de printer gereed om af te drukken.

Als rood oplicht, ondervindt de printer een probleem,

zoals vastgelopen papier, geen papier, open deksel, of ontbrekende tonercassette. Zie "Probleemoplossing bij foutberichten" op pagina 6.18 voor meer informatie.

Als u op de knop drukt terwijl de printer gegevens

ontvangt, knippert de LED rood op om het afdrukken te annuleren.

Als er in de handmatige invoermodus geen papier in

papierlade 1 aanwezig is, knippert de LED rood. Laad papier in papierlade 1 en de LED stopt met knipperen.

Als de printer gegevens ontvangt, knippert de LED traag groen.

Als de printer de ontvangen gegevens afdrukt, dan knippert de LED snel groen.

1.6 INLEIDING

LED

Technische gegevens

1

 

 

 

Als de geïnstalleerde tonercassette leeg is, knippert het

LED orange. U dient de lege tonercassette te vervangen

door een nieuwe. Zie voor vervangen van de tonercassette "Tonercassette installeren" op pagina 2.4.

Als u een tonercassette hebt geïnstalleerd die niet geschikt is

voor de printer, knippert de LED afwisselend rood en orange. Plaats de juiste tonercassette.

Als de LED's en knipperen, heeft uw systeem een

probleem. Om het probleem op te lossen, zie "Probleemoplossing bij foutberichten" op pagina 6.18.

Cancel() knop

Functie

Technische gegevens

 

 

 

 

 

 

Testpagina afdrukken

In de gereedmodus houdt u deze knop ca. 2 seconden

 

 

lang ingedrukt tot alle LED’s traag knipperen. Laat de

 

 

knop los.

 

 

 

 

 

 

Configuratiepagina’s

In de gereedmodus houdt u deze knop ca. 6 seconden

 

afdrukken

lang ingedrukt tot alle LED’s snel knipperen. Laat de

 

 

knop los.

 

 

 

 

 

 

Handmatig afdrukken

Druk op deze knop telkens u papier in papierlade 1

 

 

laadt, nadat u in het programma voor Bron

 

 

Lade1(Handmatige invoer) hebt geselecteerd.

 

 

Voor gedetailleerde informatie, zie "De handmatige

 

 

invoermodus gebruiken" op pagina 3.12.

 

 

 

 

 

 

De printer aan de

In de gereedmodus houdt u deze knop

 

binnenkant reinigen

ca. 10 seconden lang ingedrukt tot alle LED’s

 

 

oplichten. Laat de knop los. Nadat het reinigen van de

 

 

printer is voltooid, wordt een "reinigingspagina"

 

 

(zie pagina 5.7) afgedrukt.

 

 

 

 

 

 

De afdruktaak

Druk op deze knop tijdens het afdrukken. De LED

 

 

 

 

 

annuleren

knippert terwijl de afdruktaak zowel uit de printer als

 

 

 

 

de computer wordt gewist. Vervolgens keert de printer

 

 

terug naar gereedmodus. Dit kan even duren

 

 

naargelang de omvang van de afdruktaak.

 

 

 

 

 

 

 

 

INLEIDING

 

 

 

 

1.7

 

 

 

 

 

 

 

MEMO

1.8 INLEIDING

2UW PRINTER INSTALLEREN

In dit hoofdstuk krijgt u stapsgewijze informatie over het installeren van uw printer.

In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:

Uitpakken

Tonercassette installeren

Papier laden

Printerkabel aansluiten

De printer aanzetten

Een testpagina afdrukken

De printersoftware installeren

De printersoftware verwijderen

Raadpleeg de gebruikersdocumentatie

Uitpakken

1Haal de printer en alle accessoires uit de doos. Controleer of de volgende onderdelen aanwezig zijn:

Tonercassette Netsnoer

Cd-rom Installatiehandleiding

USB-kabel

NB:

Mist u een onderdeel, neem hierover dan direct contact op met uw leverancier.

De onderdelen kunnen verschillen van land tot land.

De cd-rom bevat het printerstuurprogramma en de gebruikershandleiding.

2 Verwijder voorzichtig de kleefband van de printer.

2.2 UW PRINTER INSTALLEREN

Een geschikte plaats voor de printer kiezen

Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie. Voorzie extra ruimte voor het openen van kleppen en papierlade(n). Plaats de printer niet in direct zonlicht of vlakbij een warmteof koudebron zoals een kachel,

CV-radiator, airconditioning of luchtverfrisser. Raadpleeg de onderstaande figuur voor de vrije ruimte. Plaats de printer niet 2

op de rand van een bureau of tafel!

Vrije ruimte

<![if ! IE]>

<![endif]>100 mm

<![if ! IE]>

<![endif]>(3.9 in.)

100 mm

100 mm

(3.9 in.)

(3.9 in.)

<![if ! IE]>

<![endif]>482.6 mm(19 in.)

558 mm(22 in.)

<![if ! IE]>

<![endif]>1034.6 mm(40.7 in.)

Voorkant: 482,6 mm (voldoende ruimte voor het verwijderen van de papierlade(n))

Achterkant: 100 mm (voldoende ruimte voor het openen van de achterste uitvoerlade)

Rechts: 100 mm (voldoende ruimte voor ventilatie)

Links: 100 mm

UW PRINTER INSTALLEREN 2.3

Tonercassette installeren

1 Pak de voorklep vast en trek ze naar u toe om ze te openen.

OPMERKING: Omdat de printer erg licht is, kan hij bewegen tijdens het gebruik; bijvoorbeeld, wanneer u de papierlade opent/sluit of wanneer u de tonercassette plaatst/verwijdert. Zorg dat de printer niet wordt verplaatst.

2Haal de tonercassette uit de verpakking en verwijder het papier rond de cassette.

Gebruik daarvoor geen mes of ander scherp voorwerp, waardoor de drum of cassette zou kunnen beschadigen.

2.4 UW PRINTER INSTALLEREN

3Schud de cassette voorzichtig van links naar rechts, zodat de toner evenredig over de cassette wordt verdeeld.

2

LET OP!

Om beschadiging te vermijden, mag u de tonercassette niet langer dan enkele minuten blootstellen aan licht. Leg een vel papier over de cassette als u deze langer dan enkele minuten uitgepakt laat liggen. Plaats de cassette altijd op een schoon en gelijkmatig oppervlak.

Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, gebruik dan een droge doek om het af te vegen en was het in koud water. Was het niet met warm water, want dan zal de toner zich vastzetten in de stof.

4Kijk waar zich in de printer de twee bevestigingspunten voor de cassette bevinden.

UW PRINTER INSTALLEREN 2.5

5Pak de cassette vast en schuif hem in de printer tot hij op zijn plaats klikt.

6 Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.

OPMERKING: Als u tekst afdrukt met een dekking van 5%, zal u met een tonercassette met standaardcapaciteit ongeveer

3.500 bladzijden kunnen afdrukken, en met een tonercassette met hoge capaciteit ongeveer 5.000 bladzijden.

2.6 UW PRINTER INSTALLEREN

Papier laden

In papierlade 2 kunt u ongeveer 250 vellen papier laden.

1

Trek de papierlade uit de printer.

2

 

2Bereid een stapel papier voor door het papier wat te buigen of van achteren naar voren uit te waaieren. Maak er op een vlakke ondergrond een rechte stapel van.

3Leg het papier met de te bedrukken kant naar beneden gericht in de papierlade.

UW PRINTER INSTALLEREN 2.7

U kunt ook voorbedrukt papier laden. Laad het papier met de bedrukte kant naar boven en de ontkrulde kant naar de printer gericht. Bij invoerproblemen draait u het papier 180 graden.

Zorg dat alle vier hoeken plat in de papierlade liggen.

OPMERKING: Als u het papierformaat in de papierlade wilt veranderen, zie "Het papierformaat in de papierlade wijzigen" op pagina 2.9.

4Controleer of het papier niet boven de papiergrensmarkering links in de papierlade uitkomt. Te veel papier in de papierlade kan ervoor zorgen dat het papier vastloopt.

5 Schuif de papierlade weer in de printer.

2.8 UW PRINTER INSTALLEREN

Het papierformaat in de papierlade wijzigen

Om langere papierformaten te laden, moet u de papiergeleiders aanpassen om de papierlade te verlengen.

1 Door de vergrendeling van de geleider in te drukken en los

2

te laten, kunt u de papierlengtegeleider volledig

uitschuiven, zodat de volledige lengte van de papierlade

kan worden gebruikt.

2Nadat u papier in de papierlade hebt geplaatst, schuift u de geleider tot net tegen de rand van de stapel papier.

UW PRINTER INSTALLEREN 2.9

Als u papier gebruikt dat kleiner is dan het formaat Letter, past u de voorste papierlengtegeleider aan.

3Stel met de geleider de papierbreedte in zoals weergegeven, schuif de geleider tot net tegen de rand van de stapel.

NB:

Zorg ervoor dat de breedtegeleider niet zo strak tegen het afdrukmateriaal aan zit dat het bol gaat staan.

Als u de breedtegeleider niet instelt, kan het papier vastlopen.

2.10 UW PRINTER INSTALLEREN

Printerkabel aansluiten

Om lokaal vanaf uw computer te kunnen afdrukken, moet u de

printer met behulp van een printerkabel op uw computer aansluiten. U kunt hiervoor zowel een parallelle kabel als de 2 meegeleverde USB (Universal Serial Bus)-kabel gebruiken.

Aansluiten via een USB kabel

OPMERKING: Om uw printer via de USB poort op uw computer aan te sluiten, heeft u een goedgekeurde USB kabel nodig.

1Zorg ervoor dat zowel de computer als de printer uit staan.

2Steek de USB kabel in de aansluiting aan de achterkant van de printer.

3Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de USB poort van uw computer.

Raadpleeg eventueel de handleiding van uw computer.

OPMERKING: U kunt alleen een USB-kabel aansluiten wanneer uw computer gebruik maakt van Windows 98/Me/2000/XP.

UW PRINTER INSTALLEREN 2.11

Loading...
+ 122 hidden pages