Xerox Phaser 3130 User Guide [nl]

Deze handleiding is uitsluitend ter informatie bedoeld. Alle in deze handleiding opgenomen informatie kan zonder aankondiging worden gewijzigd. Xerox Corporation is niet aansprakelijk voor directe of indirecte schade als gevolg van het gebruik van deze handleiding.
© 2003 Xerox Corporation. Alle rechten voorbehouden.
• Phaser 3130 en het Xerox logo zijn handelsmerken van Xerox Corporation.
• PCL en PCL 6 zijn handelsmerken van Hewlett-Packard Company.
• Centronics is een handelsmerk van Centronics Data Computer Corporation.
• IBM en IBM PC zijn handelsmerken van International Business Machines Corporation.
• Microsoft, Windows, Windows 9x, Windows Me, Windows 2000, Windows NT en Windows XP zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
• Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectievelijke bedrijven of organisaties.
i
NHOUD
I
Hoofdstuk 1:
Bijzondere eigenschappen .................................... 1.2
Onderdelen van de printer .................................... 1.4
Uitleg van het bedieningspaneel ............................ 1.6
Hoofdstuk 2:
Uitpakken ........................................................... 2.2
Tonercassette plaatsen ......................................... 2.4
Papier laden ........................................................ 2.6
Printerkabel aansluiten ......................................... 2.9
De printer aanzetten ........................................... 2.11
Demopagina afdrukken ....................................... 2.12
Printersoftware installeren ................................... 2.13
I
NLEIDING
Voorkant ....................................................... 1.4
Binnenkant .................................................... 1.5
Achterkant ..................................................... 1.5
Lampjes voor Online, Foutmeldingen en
Tonerspaarstand ............................................ 1.6
Cancel toets ................................................... 1.7
RINTER INSTALLEREN
P
Een geschikte plaats voor de printer kiezen ........ 2.3
Formaat van het papier in de lade wijzigen ......... 2.8
Eigenschappen van het printerstuurprogramma . 2.14
Printersoftware onder Windows installeren ........ 2.15
USB stuurprogramma voor Windows 98/Me
installeren .................................................... 2.17
ii
Hoofdstuk 3:
Papier en andere afdrukmaterialen kiezen ............... 3.2
Uitvoer kiezen ..................................................... 3.5
Papier laden ........................................................ 3.7
Op enveloppen afdrukken .................................... 3.10
Etiketten afdrukken ............................................ 3.12
Op transparanten afdrukken ................................ 3.13
Op kaarten of ander afdruk-materiaal met een
afwijkend formaat afdrukken ................................ 3.15
Afdrukken op voorbedrukt papier .......................... 3.16
A
FDRUKMATERIAAL KIEZEN
Papierformaten en capaciteit ............................ 3.3
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
Afdrukken via de bovenuitvoer
(Voorkant omlaag) .......................................... 3.5
Afdrukken via de achteruitvoer
(Voorkant omhoog) ......................................... 3.6
De invoerlade gebruiken .................................. 3.7
Afdrukken via de handinvoer ............................ 3.8
. 3.4
Hoofdstuk 4:
Een document afdrukken ...................................... 4.2
Tabblad Papier .................................................... 4.6
Tonerspaarstand ................................................. 4.8
Document vergroten of verkleinen ........................ 4.10
Document aan een geselecteerd papierformaat
aanpassen ......................................................... 4.11
Meer pagina’s per vel afdrukken ........................... 4.12
Posters afdrukken ............................................... 4.14
Tabblad Grafisch ................................................. 4.16
Watermerken afdrukken ...................................... 4.19
Overlays afdrukken ............................................. 4.22
FDRUKTAKEN
A
Een afdruktaak annuleren ................................ 4.4
Favorieten gebruiken ...................................... 4.5
Help-informatie gebruiken ............................... 4.5
Een bestaand watermerk gebruiken ................. 4.19
Een nieuw watermerk maken .......................... 4.20
Een watermerk bewerken ............................... 4.21
Een watermerk verwijderen ............................ 4.21
Wat is een overlay? ........................................ 4.22
Een nieuwe pagina-overlay maken ................... 4.22
Een pagina-overlay gebruiken ......................... 4.24
Een pagina-overlay verwijderen ....................... 4.25
iii
Uitvoerinstellingen .............................................. 4.26
Printer in een netwerk opnemen ........................... 4.28
Windows 9x/Me ............................................. 4.28
Windows NT/2000/XP ..................................... 4.29
Hoofdstuk 5:
Onderhoud tonercassette ...................................... 5.2
Printer reinigen ................................................... 5.5
Verbruiksartikelen en te vervangen onderdelen ........ 5.8
Hoofdstuk 6:
Checklist voor het oplossen van problemen ............. 6.2
Algemene afdrukproblemen oplossen ..................... 6.3
Vastgelopen papier verwijderen ............................. 6.7
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen ............ 6.12
Foutmeldingen oplossen ...................................... 6.18
Algemene Windows problemen oplossen ................ 6.19
Algemene Linux problemen oplossen ..................... 6.20
Algemene DOS problemen oplossen ...................... 6.23
P
RINTER ONDERHOUDEN
Toner opnieuw verdelen .................................. 5.3
Tonercassette vervangen ................................. 5.4
Buitenzijde reinigen ........................................ 5.5
Binnenzijde reinigen ........................................ 5.5
P
ROBLEMEN OPLOSSEN
Het papier is vastgelopen in het uitvoergedeelte . 6.7 Het papier is vastgelopen in het invoergedeelte .. 6.9 Het papier is vastgelopen bij de tonercassette ... 6.10 Tips om te voorkomen dat papier vastloopt
bij het afdrukken op A5-papier. ....................... 6.11
Tips om ervoor te zorgen dat het papier niet
vastloopt ...................................................... 6.12
Checklist afdrukkwaliteit ................................. 6.12
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen ....... 6.13
iv
Hoofdstuk 7:
De printer onder Linux gebruiken ........................... 7.2
Afdrukken vanuit DOS toepassingen ...................... 7.12
Printerspecificaties .............................................. 7.21
Papierspecificaties .............................................. 7.22
A
PPENDIX
Stuurprogramma van de printer installeren ........ 7.2
Aansluitmethode van de printer wijzigen ............ 7.6
Configuration Tool gebruiken ............................ 7.8
LLPR eigenschappen wijzigen .......................... 7.10
Over het programma RCP bedieningspaneel ...... 7.12
Remote Control Panel installeren ..................... 7.12
Afdrukinstellingen selecteren ........................... 7.14
Overzicht ...................................................... 7.22
Ondersteunde papiersoorten ........................... 7.23
Richtlijnen voor gebruik van het papier ............. 7.24
Papierspecificaties ......................................... 7.25
Papieruitvoer capaciteit .................................. 7.25
Richtlijnen voor de printeromgeving en het
opslaan van papier ......................................... 7.26
v
Veiligheid en milieu
Verklaring inzake veiligheid laser
De printer is in de VS gecertificeerd volgens de eisen van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1 subhoofdstuk J voor Klasse I(1) laser producten en buiten de VS als Klasse I laser product volgens de eisen van IEC 825/EN69825.
Klasse I laser producten worden als ongevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat personen geen toegang hebben tot laserstralen van een hoger niveau dan Klasse I bij normaal gebruik of onderhoud door de gebruiker of een in de instructies aangegeven servicesituatie.
WAARSCHUWING
Gebruik of onderhoud de printer nooit wanneer de beschermkap van het laser/ scanner gedeelte is verwijderd. De laserstraal kan naar buiten worden gereflecteerd en uw ogen beschadigen. Bij gebruik van dit product, moeten atijd de gebruikelijke voorzorgsmaatregelen worden genomen, zodat het risico van brand, elektrische schok en persoonlijk letsel zoveel mogelijk wordt verkleind.
vi
Veiligheid ozonproductie
Tijdens normaal gebruik produceert de Phaser 3130 printerserie ozon. De hoeveelheid ozon is overigens zo gering dat het geen gevaar voor de gebruiker oplevert. Wel raden we u aan om de printer in een goed geventileerde ruimte te installeren.
Als u meer wilt weten over ozon, neem dan gerust contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde Xerox dealer.
Energie besparen
Deze printer maakt gebruik van geavanceerde energiebesparende technieken, die zorgen voor gereduceerd energiegebruik wanneer de printer niet wordt gebruikt.
Wanneer de printer gedurende langere tijd geen gegevens ontvangt, wordt het energiegebruik automatisch verminderd.
Het Energy star logo betekent niet dat EPA een bepaald product of een bepaalde dienst aanbeveelt.
Radiogolven
FCC Regulations (USA)
Dit product is getest en voldoet aan de limieten voor Klasse B digitale producten zoals vastgelegd in Part 15 van de FCC normen. Deze limieten zijn vastgesteld om een redelijke bescherming te bieden tegen interferentie in de woonomgeving. Dit apparaat genereert en maakt gebruik van radiogolven en kan deze ook uitzenden. Als dit apparaat niet overeenkomstig de aanwijzingen wordt ge
kan dit de radiocommunicatie beïnvloeden. Wanneer u zich aan de aanwijzingen hebt gehouden en u merkt dat dit apparaat toch invloed heeft op radio- of tv­ontvangst, wat u kunt controleren door het apparaat uit en weer aan te zetten, adviseren wij u de volgende maatregelen te nemen:
1
Kies een andere richting voor de ontvangantenne of verplaats de antenne.
2
Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvanger.
3
Sluit het apparaat aan op een andere groep dan het apparaat waarvan de ontvangst wordt gestoord.
4
Raadpleeg uw printerleverancier of een ervaren radio/televisiemonteur.
PAS OP:
de fabrikant (die er zorg voor dient te dragen dat het apparaat aan de normen voldoet) kunnen ertoe leiden dat de toestemming om het apparaat te gebruiken vervalt.
Wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door
ïnstalleerd en gebruikt,
vii
Canadese regelgeving m.b.t. radio-interferentie
Dit digitale apparaat blijft binnen de grenzen (Klasse B limieten) voor radiostraling vanuit digitale apparatuur zoals bepaald in de standaard voor apparatuur die storing zou kunnen veroorzaken met de titel “Digital Apparatus”, ICES-003 van Industry and Science, Canada.
This digital apparatus does not exceed the Class B limits for radio noise emissions from digital apparatus as set out in the interference-causing equipment standard entitled “Digital Apparatus”, ICES-003 of the Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans la norme sur le matériel brouilleur : “Appareils Numériques”, ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
Conformiteitsverklaring (Europa)
Goedkeuringen en certificeringen
De CE markering die op dit product is toegepast, symboliseert de conformiteitsverklaring van Xerox Corporation. ten aanzien van de richtlijnen 93/68/EEC van de Europese Unie op de hierna genoemde data:
1 januari 1995: Richtlijn 73/23/EEC, benadering van de wetten van de lidstaten met betrekking tot laag voltage apparatuur.
1 januari 1996: Richtlijn 89/336/EEC (92/31/EEC), benadering van de wetten van de lidstaten met betrekking tot elektromagnetische compatibilteit.
Een volledige verklaring waarin de van toepassing zijnde richtlijnen en standaards waarnaar wordt verwezen zijn vastgelegd, kunt u opvragen bij de lokale vertegenwoordiger van Xerox Corporation.
OPGELET: Veranderingen of wijzigingen aan deze apparatuur, die niet specifiek werden goedgekeurd door Xerox Europe, kunnen ertoe leiden dat de gebruiker niet meer gemachtigd is om de apparatuur te bedienen. Bij deze apparatuur moeten gepantserde kabels worden gebruikt; anders voldoet de uitrusting niet meer aan de EMC Richtlijn (89/336/EEC).
OPGELET: Deze apparatuur mag alleen in de nabijheid van Industriële, Wetenschappelijke en Medische (Industrial, Scientific and Medical, of kortweg ISM) uitrustingen worden gebruikt, indien de externe straling van deze laatste uitrusting wordt beperkt of indien er maatregelen worden genomen waardoor deze straling wordt gedempt.
NOTAS IN VERBAND MET DE VEILIGHEID
Producten en benodigdheden van XEROX worden volgens strenge veiligheidsregels, elektromagnetische reglementeringen en gevestigde milieustandaarden vervaardigd, getest en gecontroleerd.
viii
OPGELET
functies of de aansluiting van externe apparaten, kan gevolgen hebben voor de certificatie van het product.
Gelieve met uw XEROX-vertegenwoordiger contact op te nemen voor meer informatie hierover.
: Iedere ongeoorloofde verandering, inclusief de toevoeging van nieuwe
Waarschuwingsmarkeringen
Alle instructies die op de producten zijn aangebracht of die worden meegeleverd, moeten worden gerespecteerd.
Deze WAARSCHUWING maakt de gebruikers attent op plaatsen op het product die blessures zouden kunnen veroorzaken.
Deze WAARSCHUWING maakt de gebruikers attent op warme oppervlakken op het product, die niet mogen worden aangeraakt.
Elektrische voeding
Dit product moet worden aangesloten op het type elektrische voeding dat op het label met de technische gegevens van het product staat vermeld. Indien u er niet zeker van bent dat uw elektrisch netwerk aan de vereisten voldoet, neemt u best vooraf contact op met uw plaatselijke stroomleverancier.
OPGELET
Dit product moet op een beschermend aardingscircuit worden aangesloten.
Dit product is voorzien van een stekker met een beschermende aardingspin. Deze pin past alleen in een geaard elektrisch stopcontact. Dit is een veiligheidsvoorziening, die de gebruiker moet behoeden voor elektrische schokken. Gelieve contact op te nemen met uw elektricien indien deze stekker niet in het stopcontact past. Gebruik nooit een geaarde adapter om het product op een stopcontact zonder aardingsklem aan te sluiten.
Met behulp van het stroomsnoer kunt u het product volledig afsluiten van het elektriciteitsnet. Haal daarbij de stekker uit het elektrische stopcontact..
ix
Koeling
De gleuven en openingen in de behuizing van het product zijn bedoeld voor de koeling. Zorg ervoor dat deze koelgaten nooit worden geblokkeerd of afgedekt; anders zou het product oververhit kunnen raken.
Dit product mag niet in een ingebouwde installatie worden geplaatst, tenzij daarbij de nodige aandacht aan de koeling is besteed. Gelieve in ieder geval contact op te nemen met uw XEROX-vertegenwoordiger indien u hierover advies wilt.
Steek nooit voorwerpen in de koelopeningen van het product.
Zones die voor de gebruiker toegankelijk zijn
Dit product werd zo ontworpen, dat de bediener alleen bij de veilige zones kan. Gevaarlijke zones worden afgschermd met kappen of beschermkasten, die alleen met behulp van gereedschap kunnen worden verwijderd. Laat deze kappen en beschermkasten altijd op hun plaats zitten.
Onderhoud
In de gebruikshandleiding die bij het product wordt meegeleverd, vindt u een beschrijving van alle onderhoudsprocedures die de bediener kan uitvoeren. Voer geen onderhoudsactiviteiten op het product uit, die niet in deze documentatie staat beschreven.
Uw product schoonmaken
Haal de stekker van het product uit het stopcontact voor u het product begint schoon te maken. Gebruik altijd materialen die specifiek voor dit product bedoeld zijn. Indien u andere materialen gebruikt, zult u geen goed resultaat verkrijgen en kunnen er zelfs gevaarlijke situaties ontstaan. Gebruik geen schoonmaakproducten in een spuitbus; deze kunnen in bepaalde omstandigheden ontvlambaar zijn.
Meer informatie over de aspecten Milieu, Gezondheid en Veiligheid in verband met dit XEROX-product en de benodigdheden kunt u verkrijgen op de volgende hulplijnen voor de klanten:
EUROPA: +44 1707 353434
USA: 1 800 8286571
CANADA: 1 800 8286571
x
xi
N
OTITIES
xii
1
NLEIDING
I
Gefeliciteerd met de aanschaf van uw nieuwe printer!
In dit hoofdstuk vindt u informatie over:
• Bijzondere eigenschappen
• Onderdelen van de printer
• Uitleg van het bedieningspaneel

Bijzondere eigenschappen

Uw nieuwe printer beschikt over een aantal bijzondere eigenschappen, waardoor u mooiere afdrukken kunt maken, wat u een voorsprong geeft op uw concurrenten. U kunt:
Afdrukken met een uitstekende kwaliteit en hoge snelheid
Dear ABC
• U kunt afdrukken maken met
1200 dots per inch
(dpi).
Zie pagina 4.16.
17 pagina’s per minuut (Letter formaat) 16 pagina’s per minuut (A4 formaat)
,
.
Flexibiliteit in papierkeuze
Standaard lade voor 250 vel
en een handinvoer waar u met 1 vel tegelijk papier van diverse types en afmetingen kunt invoeren.
• Twee uitvoerbakken: U kunt kiezen voor de
(voorkant omlaag) omhoog)
.
of de
achteruitvoer (voorkant
bovenuitvoer
Geef uw documenten een professionele uitstraling
• Desgewenst kunt u aan uw documenten een toevoegen, bijvoorbeeld “Vertrouwelijk” of “Concept”. Zie pagina 4.19.
Watermerk
1.
2
Regards
WORLD BEST
I
NLEIDING
Posters
afdrukken. Daarbij worden de tekst en afbeeldingen van iedere pagina van uw document vergroot, en verdeeld over meerdere vellen papier afgedrukt. Nadat u het document hebt afgedrukt, knipt u de witte randen eraf en plakt u de vellen aan elkaar, zodat een poster ontstaat. Zie pagina 4.14.
Bespaar tijd en geld
• Door de minder toner. Zie pagina 4.8.
• Desgewenst kunt u op papier besparen door meer pagina’s op één vel af te drukken. Zie pagina 4.12.
• Deze printer voldoet aan de efficiënt energiegebruik.
Tonerspaarstand
te selecteren, gebruikt de printer
Energy Star
richtlijnen voor
Geschikt voor verschillende omgevingen
• U kunt afdrukken onder
en 2000/XP
• Uw printer is compatibel met
• De printer wordt standaard geleverd met een een
USB
.
interface.
Windows 95/98/Me/NT 4.0/
Linux
.
parallelle
1
- en
I
NLEIDING
1.
3

Onderdelen van de printer

Voorkant

Uitvoersteun
Bovenuitvoer (Voorkant omlaag)
Bedieningspaneel
Voorklep
Geleider handinvoer
Handinvoer
Lade
Indicator papierniveau
Aan/uitschakelaar
1.
4
I
NLEIDING

Binnenkant

Toner cassette

Achterkant

1
Voorklep
Achteruitvoer
(Voorkant omhoog)
Aansluiting netsnoer
Parallelle poort
USB poort
I
NLEIDING
1.
5

Uitleg van het bedieningspaneel

Lampjes voor Online( ), Foutmeldingen en Tonerspaarstand( )
Lampje Beschrijving
Als het lampje groen oplicht, is de printer gereed voor gebruik.
Als het lampje rood oplicht, is sprake van een storing. Er kan bijvoorbeeld papier zijn vastgelopen, de klep kan openstaan of de tonercassette is leeg. Zie “Foutmeldingen oplossen” op pagina 6.18.
Als u op de toets drukt terwijl de printer bezig is met het ontvangen van gegevens, gaat het lampje
knipperen en wordt het afdrukken geannuleerd.
Als voor de stand Handinvoer is gekozen en er geen papier in de handinvoer zit, gaat het lampje rood knipperen. Zodra
u papier in de handinvoer hebt gelegd, houdt het knipperen op.
Als de printer gegevens ontvangt, knippert het lampje langzaam in de kleur groen. Als de printer bezig is met het afdrukken van de ontvangen
gegevens, knippert het lampje snel in de kleur groen.
Dit lampje licht op wanneer de printer klaar staat voor gebruik en u op de toets drukt. De Tonerspaarstand wordt dan
ingeschakeld. Als u nogmaals op deze toets drukt, gaat het lampje uit en wordt de Tonerspaarstand uitgeschakeld.
rood
1.
6
I
NLEIDING
Lampje Beschrijving
Functie Beschrijving
Demopagina afdrukken
Configuratieblad afdrukken
Handmatig invoeren
Als de lampjes en knipperen, is sprake van een probleem. Zie “Foutmeldingen oplossen” op pagina 6.18.
Cancel( ) toets
Houd terwijl de printer gereed is voor gebruik, de toets gedurende 2 seconden ingedrukt tot alle lampjes langzaam knipperen. Laat vervolgens de toets los.
Houd terwijl de printer gereed is voor gebruik, de toets gedurende 6 seconden ingedrukt tot alle lampjes snel knipperen. Laat vervolgens de toets los.
Wanneer u in uw programma als Handinvoer,
handinvoer hebt gelegd, op de toets. Voor meer informatie, zie “Afdrukken via de handinvoer” op pagina 3.8.
drukt u steeds nadat u een nieuw vel in de
Invoer
heeft gekozen voor
1
Binnenzijde printer reinigen
Afdruktaak annuleren
Tonerspaarstand in-/uitschakelen
Houd terwijl de printer gereed is voor gebruik, de toets gedurende 10 seconden ingedrukt tot alle lampjes oplichten. Laat vervolgens de toets los. Na het reinigen van de printer wordt een schoonmaakblad afgedrukt.
Wanneer u een afdruktaak wilt annuleren, drukt u tijdens het afdrukken op de toets. Terwijl de afdruktaak
zowel uit de printer als de computer wordt verwijderd, knippert het lampje
naar de stand “Ready”. Afhankelijk van de grootte van de afdruktaak kan dit enige tijd duren.
Wanneer u afdrukt via de handinvoer, kunt u de afdruktaak niet via deze toets annuleren. Zie “Afdrukken via de handinvoer” op pagina 3.8.
Als de printer gereed is voor gebruik, kunt u op deze toets drukken om de Tonerspaarstand in- of uit te schakelen. Zie pagina 4.8 voor meer informatie.
. Vervolgens gaat de printer terug
I
NLEIDING
1.
7
N
OTITIES
1.8
I
NLEIDING
2

PRINTER INSTALLEREN

In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u uw printer kunt installeren.
De volgende onderwerpen komen aan de orde:
• Uitpakken
• Tonercassette plaatsen
• Papier laden
• Printerkabel aansluiten
• De printer aanzetten
• Demopagina afdrukken
• Printersoftware installeren

Uitpakken

1
Haal de printer en alle accessoires uit de doos. Controleer of de volgende onderdelen aanwezig zijn:
Tonercassette Netsnoer
USB Kabel Cd-rom
Installatiehandleiding
Opmerkingen:
• Mist u een onderdeel, neem hierover dan direct contact op met uw leverancier.
De onderdelen kunnen van land tot land verschillen.
• De cd-rom bevat het stuurprogramma van de printer, de gebruiksaanwijzing en het programma Acrobat Reader van Adobe.
2
Verwijder zorgvuldig al het verpakkingstape van de printer.
Tape
2.2
P
RINTER INSTALLEREN
Vrije ruimte

Een geschikte plaats voor de printer kiezen

Kies voor de printer een vlakke, stabiele plaats met voldoende ruimte voor de luchtcirculatie. Zorg ervoor dat u de kleppen en laden gemakkelijk kunt openen. De printer moet in een ruimte staan die voldoende geventileerd is. Plaats de printer niet in direct zonlicht of vlakbij een warmte- of koudebron zoals een kachel, CV-radiator, airco of luchtverfrisser. Onderstaande illustratie geeft aan hoeveel ruimte aan alle zijden vrij moet blijven. Plaats de printer niet op de rand van een bureau of tafel!
2
Voorkant: 48,26 cm (voldoende ruimte voor het verwijderen van de papierlade)
Achterkant: 10 cm (voldoende ruimte voor het openen van de achteruitvoer)
Rechts: 10 cm (voldoende ventilatieruimte)
Links: 10 cm
P
RINTER INSTALLEREN
2.3

Tonercassette plaatsen

1
Pak de voorklep vast en open hem door de klep naar u toe te trekken.
NB: Omdat de printer erg licht is, kan deze gemakkelijk verschuiven bij bijvoorbeeld het openen/sluiten van de lade of het plaatsen/verwijderen van de tonercartridge. Ga hierbij dan ook zo voorzichtig mogelijk te werk.
2
Haal de tonercassette uit de verpakking en verwijder het papier van de cassette.
2.4
3
LET OP:
• Stel de tonercassette niet langer dan enkele minuten aan
• Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg dit dan af met
P
RINTER INSTALLEREN
Schud de cassette voorzichtig van links naar rechts, zodat de toner evenredig over de cassette wordt verdeeld.
daglicht bloot. Is het nodig de cassette langer aan daglicht bloot te stellen, dek deze dan met wat papier af.
een droge doek en was het in koud water. Warm water zorgt ervoor dat de toner zich aan de kleding hecht.
4
Kijk waar zich in de printer de twee bevestigingspunten voor de cassette bevinden.
5
Pak de cassette vast en schuif hem in de printer tot hij op zijn plaats klikt.
2
6
Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht zit. Als deze niet goed gesloten is, kunnen tijdens het afdrukken fouten optreden.
NB: Bij het afdrukken van een tekstdocument met 5 % dekking, kunt u met een standaard tonercassette ongeveer 3 000 pagina’s afdrukken.
P
RINTER INSTALLEREN
2.5

Papier laden

In de papierlade kunt u ongeveer 250 vel papier laden.
1
Trek de lade uit de printer.
NB: Omdat de printer erg licht is, kan deze gemakkelijk verschuiven bij bijvoorbeeld het openen/sluiten van de lade of het plaatsen/verwijderen van de tonercartridge. Ga hierbij dan ook zo voorzichtig mogelijk te werk.
2
Duw de drukplaat omlaag tot deze op zijn plaats klikt.
3
Bereid een stapel papier voor door dit wat te buigen of van achteren naar voren uit te waaieren. Maak er op een vlakke ondergrond een rechte stapel van.
2.6
P
RINTER INSTALLEREN
4
Leg het papier met de te bedrukken kant naar omlaag gericht in de lade.
Controleer of het papier in alle hoeken vlak ligt.
5
Controleer of het papier niet boven de maximummarkering in de lade uitkomt. Teveel papier in de lade kan ertoe leiden dat het papier vastloopt.
2
NB: Wilt u een ander papierformaat in de lade gebruiken, kijk dan bij “Formaat van het papier in de lade wijzigen” op pagina 2.8.
6
Schuif de lade weer in de printer.
P
RINTER INSTALLEREN
2.7

Formaat van het papier in de lade wijzigen

1
Stel de achterste papiergeleider in op de juiste papierlengte (zie illustratie).
2
Plaats de zijgeleider links tegen het papier aan (zie illustratie).
2.8
Opmerkingen:
• Zorg ervoor dat de breedtegeleider niet zo dicht tegen het
• Als u de breedtegeleider niet instelt, kan het papier vastlopen.
P
RINTER INSTALLEREN
afdrukmateriaal aanligt dat dit bol komt te staan.

Printerkabel aansluiten

Om vanaf uw computer te kunnen afdrukken, moet u uw printer met behulp van een printerkabel op uw printer aansluiten. U kunt hiervoor zowel een parallelle kabel als een USB (Universal Serial Bus) kabel gebruiken.
Aansluiten via een parallelle kabel
NB: Voor het aansluiten van de printer op de parallelle poort van
uw computer heeft u een goedgekeurde parallelle kabel nodig. Schaf hiervoor eventueel een IEEE1284 printerkabel aan.
1
Zorg ervoor dat zowel de computer als de printer uit staan.
2
Steek de parallelle printerkabel in de aansluiting aan de achterkant van de printer.
Duw de metalen clipjes omlaag, zodat de kabel goed vastzit.
2
Naar de parallelle poort van uw computer
3
Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de parallelle poort van uw computer en schroef hem vast.
Raadpleeg eventueel de gebruiksaanwijzing van uw computer.
P
RINTER INSTALLEREN
2.9
Aansluiten via een USB kabel
NB: Om uw printer via de USB poort op uw computer aan te
sluiten, heeft u een goedgekeurde USB kabel nodig.
1
Zorg ervoor dat zowel de computer als de printer uit staan.
2
Steek de USB kabel in de aansluiting aan de achterkant van de printer.
Naar de USB poort van uw computer
3
Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de USB poort van uw computer.
Raadpleeg eventueel de handleiding van uw computer.
Opmerkingen:
• U kunt een USB kabel gebruiken wanneer u gebruik maakt van Windows 98/Me/2000/XP.
• Onder Windows 98/Me kunt u alleen via de USB kabel aansluiten wanneer u de USB poort hebt toegevoegd door het USB stuurprogramma te installeren. Zie pagina 2.17.
• Wanneer u gebruik maakt van Windows 2000/XP, moet u eerst het stuurprogramma van de printer installeren voordat u via de USB kabel kunt aansluiten. Zie pagina 2.15.
2.10
P
RINTER INSTALLEREN

De printer aanzetten

1
Sluit het netsnoer aan op de aansluiting aan de achterkant van de printer.
2
Steek het andere uiteinde in een geaard stopcontact en zet met de aan-/uitschakelaar de printer aan.
Naar stopcontact
LET OP:
• Het fixeergedeelte achterin de binnenzijde van de printer wordt heet zodra u de printer aanzet. Zorg dat u zich hier niet aan brandt wanneer u in dit gedeelte van de printer komt.
• Haal de printer niet uit elkaar wanneer deze aanstaat. Hierdoor kunt u een elektrische schok krijgen.
2
P
RINTER INSTALLEREN
2.11

Demopagina afdrukken

Om te controleren of de printer goed werkt, kunt u een demopagina of configuratieblad afdrukken.
1
Om een demopagina af te drukken, houdt u de toets ongeveer 2 seconden ingedrukt.
OF
Om een configuratieblad af te drukken houdt u de toets
ongeveer 6 seconden ingedrukt.
2.12
2
P
RINTER INSTALLEREN
Op de demopagina en het configuratieblad kunt u zien hoe de printer op dit moment is ingesteld.
XEROX
Personal Laser Printer
Great Performance
Great Value
Xerox Phaser 3130
Demopagina Configuratieblad

Printersoftware installeren

De meegeleverde cd-rom bevat de stuurprogramma’s voor gebruik in een Windows-, Macintosh- en Linux-omgeving, de online handleiding en het programma Acrobat Reader waarmee u de handleiding op uw scherm kunt bekijken.
Afdrukken vanuit een Windows-omgeving
Vanaf de cd-rom kunt u de volgende printersoftware installeren:
Printerdriver voor windows. Om gebruik te kunnen maken van alle mogelijkheden die uw printer biedt, adviseren wij u dit stuurprogramma te installeren. Zie pagina 2.15.
USB stuurprogramma voor het toevoegen van de USB poort aan Windows 98/Me. Als u gebruik maakt van Windows 98/Me moet u eerst dit programma installeren voordat u gebruik kunt maken van de USB aansluiting. Onder Windows 2000/XP hoeft u het USB stuurprogramma niet te installeren. Installatie van de printersoftware is dan voldoende. Zie pagina 2.15.
Remote Control Panel (RCP bedieningspaneel). Dit programma heeft u nodig wanneer u vanuit DOS programma’s wilt afdrukken. Kijk bij “Afdrukken vanuit DOS toepassingen” op pagina 7.12 voor meer informatie over het installeren van dit programma en het afdrukken vanuit DOS toepassingen.
2
Afdrukken vanuit een Linux-omgeving
Kijk bij “De printer onder Linux gebruiken” op pagina 7.2 voor meer informatie over het installeren van het Linux stuurprogramma.
P
RINTER INSTALLEREN
2.13

Eigenschappen van het printerstuurprogramma

De stuurprogramma’s van uw printer ondersteunen de volgende standaardfuncties:
• Invoer selecteren
• Papierformaat, ori
• Aantal exemplaren
Onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de mogelijkheden die door de stuurprogramma’s worden ondersteund:
Functie
Win9x/Me Win2000/XP NT4.0
Tonerspaarstand Ja Ja Ja
Afdrukkwaliteit selecteren Ja Ja Ja
Posters afdrukken Ja Ja Ja
Meer pagina’s per vel Ja Ja Ja
Afdruk aanpassen aan papierformaat
ëntatie (afdrukrichting)
Printerdriver
Ja Ja Ja
en papiertype
Verkleinen/vergroten Ja Ja Ja
Watermerk Ja Ja Ja
Overlay Ja Ja Ja
2.14
P
RINTER INSTALLEREN

Printersoftware onder Windows installeren

Systeemeisen
Controleer het volgende:
• Uw PC dient over tenminste 32 MB (Windows 9x/Me), 64 MB (Windows 2000/NT), 128 MB (Windows XP) RAM-geheugen te beschikken.
• Er moet tenminste 200 MB schijfruimte vrij zijn op uw PC.
• Voordat u met installeren begint, zorgt u ervoor dat alle toepassingen op uw PC zijn afgesloten.
• Op uw PC draait Windows 95, Windows 98, Windows Me, Windows NT 4.0, Windows 2000 of Windows XP.
• Minimaal Internet Explorer 5.0.
Printersoftware installeren
1
a
s
h
e
P
r
3
x
1
o
r
3
e
0
X
Plaats de cd-rom in het cd-rom-station van uw computer. De installatie start automatisch.
Als de cd-rom niet automatisch wordt gestart:
Selecteer in het Start menu Uitvoeren... en geef in het invoervenster Openen in: x:\cdsetup.exe (vul in plaats van x de letter in van uw cd-rom-station). Klik vervolgens op OK.
2
NB: Als tijdens de installatie het venster Nieuwe hardware gevonden wordt getoond, klikt u op in de rechter bovenhoek van het venster of op Annuleren.
2
Als het venster wordt getoond waarin u een taal kunt selecteren, kiest u de door u gewenste taal.
P
RINTER INSTALLEREN
2.15
3
Klik op Printerstuurprogramma installeren.
4
Het openingsvenster wordt getoond. Klik op Volgende.
5
Om de installatie te voltooien volgt u de getoonde instructies op.
Printersoftware opnieuw installeren
Als de installatie niet is gelukt, is het nodig de software opnieuw te installeren.
1
Selecteer vanuit het Start menu Programma’s.
2
Selecteer Xerox Phaser 3130 PCL 6 en vervolgens Onderhoud Xerox Phaser 3130 PCL 6 stuurprogramma.
3
Het venster Onderhoud Xerox Phaser 3130 PCL 6 stuurprogramma wordt nu getoond. Klik op Herstellen en daarna op Volgende.
4
Als de software opnieuw geïnstalleerd is, klikt u op
Voltooien.
2.16
P
RINTER INSTALLEREN
Printersoftware verwijderen
1
Selecteer vanuit het Start menu Programma’s.
2
Selecteer Xerox Phaser 3130 PCL 6 en daarna Onderhoud Xerox Phaser 3130 PCL 6 stuurprogramma.
3
Het venster Onderhoud Xerox Phaser 3130 PCL 6 stuurprogramma wordt geopend. Klik op Verwijderen en daarna op Volgende.
4
Als om een bevestiging gevraagd wordt, klikt u op OK.
Het stuurprogramma van de Xerox Phaser 3130 en alle onderdelen worden nu van uw computer verwijderd.
5
Nadat de programma’s verwijderd zijn, klikt u op
Voltooien.

USB stuurprogramma voor Windows 98/Me installeren

1
Sluit de printer met behulp van de USB kabel aan op uw computer en zet beide apparaten aan. Voor meer informatie, zie pagina 2.10.
2
2
Het venster Wizard Nieuwe hardware wordt getoond. Klik op Volgende.
3
Plaats de cd-rom in het cd-rom-station van uw computer en kruis Zoeken naar het beste stuurprogramma voor dit
apparaat aan en klik op Volgende.
4
Kruis Cd-rom-station aan en klik op Bladeren. Selecteer x:\USB (waarbij x de letter is van uw cd-rom-station). Klik
op Volgende.
P
RINTER INSTALLEREN
2.17
5
Klik op Volgende. Het USB stuurprogramma wordt nu ge
ï
nstalleerd.
6
Als het stuurprogramma geïnstalleerd is, klikt u op
Voltooien.
7
Als het venster wordt getoond waarin u een taal kunt selecteren, kiest u de door u gewenste taal.
NB: Als de printersoftware al geïnstalleerd is, verschijnt dit scherm niet.
8
Volg de getoonde instructies op om de installatie van de printersoftware af te ronden. Voor meer informatie, zie pagina 2.15.
Opmerkingen:
• Als u de printer via een parallelle kabel op uw computer wilt aansluiten, verwijdert u de USB kabel en sluit u de parallelle kabel aan. Vervolgens installeert u de het stuurprogramma van de printer opnieuw.
• Als uw printer niet goed werkt, adviseren wij u het stuurprogramma van de printer opnieuw te installeren.
2.18
P
RINTER INSTALLEREN
3

Afdrukmateriaal kiezen

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de verschillende papiersoorten die u voor deze printer kunt gebruiken en hoe u de papierlade op de juiste manier vult.
De volgende onderwerpen worden behandeld:
• Papier en andere afdrukmaterialen kiezen
• Uitvoer kiezen
• Papier laden
• Op enveloppen afdrukken
• Etiketten afdrukken
• Op transparanten afdrukken
• Op kaarten of ander afdruk-materiaal met een afwijkend formaat afdrukken
• Afdrukken op voorbedrukt papier

Papier en andere afdrukmaterialen kiezen

U kunt op een grote verscheidenheid aan papiersoorten afdrukken: normaal papier, enveloppen, etiketten, transparanten enz. (zie “Papierspecificaties” op pagina 7.22). U verkrijgt de beste afdrukresultaten wanneer u kopieerpapier van goede kwaliteit gebruikt.
Bij het kiezen van afdrukmateriaal moet u met het volgende rekening houden:
Gewenste resultaat: Het papier dat u kiest moet geschikt zijn voor het doel waarvoor u het wilt gebruiken.
Formaat: U kunt elk formaat papier gebruiken dat binnen de
geleiders van de papierinvoer past.
Gewicht: Uw printer ondersteunt de volgende
papiergewichten:
• 60- 90 grams bankpost (via de papierlade)
• 60-163 grams bankpost (via de handinvoer)
Helderheid:
en produceren scherpere, levendigere afdrukken.
Gladheid: De gladheid van het papier bepaalt hoe scherp de
afdruk eruit ziet.
LET OP: Gebruik van afdrukmateriaal dat niet aan de in deze gebruiksaanwijzing genoemde specificaties voldoet, kan tot een storing leiden, die niet onder de garantie of eventuele onderhoudsovereenkomst valt.
Sommige papiersoorten zijn witter dan andere
3.2
A
FDRUKMATERIAAL KIEZEN

Papierformaten en capaciteit

Afmetingen
Normaal papier
Letter (215 x 279 mm) Legal (216 x 355 mm) Executive (184 x 267 mm) Folio (216 x 330 mm) A4 (210 x 297 mm) B5 (182 x 257 mm) A5 (148 x 210 mm) A6 (105 x 148 mm)
Enveloppen
No. 10 (105 x 241 mm) Monarch (98 x 191 mm) C5 (162 x 229 mm) DL (110 x 220 mm) B5 (176 x 250 mm) C6 (114 x 162 mm)
b
Invoer/Capaciteit
Lade Handinvoer
250 250 250 250 250 250 250 250
-
-
-
-
-
-
a
1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1
3
Etiketten
Letter (215 x 279 mm) A4 (210 x 297 mm)
Transparanten
Letter (215 x 279 mm) A4 (210 x 297 mm)
Kaarten
a. Afhankelijk van de dikte, kan de maximumcapaciteit lager liggen. b. Als u het papier via de papierlade invoert en het loopt regelmatig vast, probeer
het dan een voor een via de handinvoer
b
-
-
b
-
-
b
-1
1 1
1 1
A
FDRUKMATERIAAL KIEZEN
3.3

Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal

Houd bij het kiezen en laden van papier, enveloppen of afwijkende materialen de volgende richtlijnen in gedachten:
Afdrukken op vochtig, gekruld, gekreukt of gescheurd papier kan resulteren in vastlopen van het papier en een lage afdrukkwaliteit.
Gebruik alleen losse vellen. U kunt niet afdrukken op materiaal met meer dan een laag.
Gebruik alleen kopieerpapier van hoge kwaliteit.
Gebruik geen papier waarop al eerder iets is geprint of dat
al in een kopieerapparaat is gebruikt.
Gebruik geen papier met onregelmatigheden zoals stickers
of nietjes.
Probeer nooit een papierlade te plaatsen of te verwijderen
tijdens het printen en doe nooit teveel papier in de papierlade. Het papier kan dan vastlopen.
Vermijd papier met reliëf, perforaties of een te ruw of te glad oppervlak.
Gekleurd papier moet dezelfde hoge kwaliteit hebben als wit kopieerpapier. De kleurstoffen moeten 0,1 seconde lang de fixeertemperatuur van de printer van kunnen verdragen zonder achteruit te gaan. Gebruik geen papier met een gekleurde bovenlaag die is aangebracht nadat het papier is gefabriceerd.
Voorgedrukte formulieren moeten zijn gedrukt in onbrandbare, hittebestendige inkt die niet smelt of verdampt en waaruit geen gevaarlijke stoffen vrijkomen wanneer ze 0,1 seconde lang worden blootgesteld aan de fixeertemperatuur van de printer
Bewaar papier in de originele verpakking tot u het gaat gebruiken. Zet het op pallets of planken, niet op de vloer.
Zet geen zware voorwerpen op het papier, of het zich nu in
de verpakking bevindt of niet.
Houd papier uit de buurt van vocht, direct zonlicht of andere omstandigheden waaronder het kan kreuken of krullen.
(205 °C).
205 °C
3.4
A
FDRUKMATERIAAL KIEZEN

Uitvoer kiezen

De printer heeft twee uitvoermogelijkheden: de achteruitvoer en de bovenuitvoer.
Bovenuitvoer Achteruitvoer
Wanneer u de bovenuitvoer wilt gebruiken, moet u ervoor zorgen dat de achteruitvoer gesloten is. Om de achteruitvoer te gebruiken, moet u deze eerst openen.
Opmerkingen:
• Als er bij gebruik van de bovenuitvoer problemen zijn met
het papier, bijvoorbeeld omkrullen, helpt het misschien wanneer u de achteruitvoer gebruikt.
• Om vastlopen van het papier te voorkomen, moet u de
achteruitvoer niet openen terwijl de printer bezig is met afdrukken.
3
Afdrukken via de bovenuitvoer
(Voorkant omlaag)
In de bovenuitvoer wordt het papier met de voorkant omlaag en in de juiste volgorde verzameld. U kunt de bovenuitvoer voor de meeste afdruktaken gebruiken.
NB: Als u langdurig veel pagina's afdrukt, kan het oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Zorg ervoor dat u het oppervlak niet aanraakt. Let hierop met name bij kinderen.
A
FDRUKMATERIAAL KIEZEN
3.5
Afdrukken via de achteruitvoer
(Voorkant omhoog)
Wanneer de achteruitvoer is geopend, voert de printer de afgedrukte vellen altijd via deze uitvoer uit. Het papier verlaat de printer met de voorkant omhoog en de laatste pagina bovenop.
Bij afdrukken op materiaal uit de handinvoer en uitvoer via de achteruitvoer beschikt u over een vlakke papierbaan. Openen van de achteruitvoer kan de uitvoerkwaliteit van de volgende materialen verbeteren:
• enveloppen
• etiketten
• transparanten.
3.6
Achteruitvoer openen:
1
Open de achterklep door hem omlaag te trekken. De klep werkt nu als papieropvang
NB: Wees voorzichtig bij het openen van de achteruitvoer. De binnenkant van de printer kan nog warm zijn.
A
FDRUKMATERIAAL KIEZEN
.
2
Als u de afgedrukte pagina’s niet aan de achterzijde wilt uitvoeren, sluit u de achterklep. De pagina’s worden dan via de bovenuitvoer uitgevoerd.

Papier laden

Op de juiste manier laden van papier helpt vastlopen voorkomen en is de basis voor probleemloos printen. Verwijder de papierlade nooit terwijl de printer bezig is met afdrukken. Als u dit toch doet, kan het papier vastlopen.
hoofdstuk “Papierformaten en capaciteit” op pagina 3.3 geeft informatie over de papierformaten die u kunt gebruiken en de capaciteit van de invoerlade.
Het
3
De papierindicator aan de voorkant van de lade geeft aan hoeveel papier de lade nog bevat. Wanneer de lade leeg is, staat de indicator lager.
gevuldPapier voor

De invoerlade gebruiken

In de invoerlade kunt u maximaal 250 vel papier laden. Onder “Papierformaten en capaciteit” op pagina 3.3 vindt u informatie over de geschikte papierformaten en de capaciteit van de invoerlade.
Leg een stapel papier in de papierlade en start met afdrukken. Zie voor nadere informatie over het vullen
papierlade “Papier laden” op pagina 2.6.
van de
A
FDRUKMATERIAAL KIEZEN
3.7

Afdrukken via de handinvoer

Als u als Invoer kiest voor Handmatig, kunt u het afdrukmateriaal vel voor vel via de handinvoer invoeren. Dit kan bijvoorbeeld handig zijn wanneer u na iedere pagina de afdrukkwaliteit wilt controleren.
Als bij het afdrukken via de papierlade het papier steeds vastloopt, voer het papier dan een voor een via de handinvoer in.
1
Leg het afdrukmateriaal met de te bedrukken kant naar boven in de handinvoer.
Zorg ervoor dat de papiergeleider tegen het papier aan zit, zonder het papier te buigen.
3.8
2
Kies in uw programma bij Invoer voor Handmatig en selecteer vervolgens het juiste papierformaat en papiertype. Voor meer informatie, zie pagina 4.6.
3
Druk op de toets . De printer voert nu het papier in.
4
De printer start met afdrukken.
5
Als u meer pagina’s via de handinvoer wilt afdrukken, wacht dan met het invoeren van het volgende vel tot de eerste pagina is afgedrukt. Daarna drukt u op de toets .
Herhaal deze stap voor iedere pagina die u via de handinvoer wilt afdrukken.
A
FDRUKMATERIAAL KIEZEN
Wanneer u via de handinvoer afdrukt, kunt u een afdruktaak niet met de toets annuleren.
Om een afdruktaak die u via de Handinvoer afdrukt te annuleren, doet u het volgende:
1
Zet de printer uit.
2
Dubbelklik op het pictogram rechts onderin het scherm.
Dubbelklik op dit pictogram voor de wachtrij met afdruktaken.
3
Selecteer de afdruktaak die u wilt annuleren.
4
Onder Windows 9x/Me selecteert u Afdrukken annuleren in het menu Document. Onder Windows NT/2000/XP selecteert u Annuleren in het menu Document.
3
5
Zodra de afdruktaken uit de lijst verwijderd zijn, kunt u de printer weer aanzetten.
A
FDRUKMATERIAAL KIEZEN
3.9

Op enveloppen afdrukken

Richtlijnen
Gebruik alleen enveloppen die voor laserprinters zijn bedoeld. Controleer voordat u enveloppen in de handinvoer doet of ze niet beschadigd zijn en zorg ervoor dat ze niet aan elkaar vastzitten.
Gebruik geen enveloppen waar al een postzegel op zit.
Gebruik nooit enveloppen met speciale sluitingen zoals
splitpennen of drukknoopjes, vensterenveloppen, gevoerde enveloppen of zelfklevende enveloppen, omdat deze de printer kunnen beschadigen.
1
Open de achteruitvoer. Leg de envelop met de klep naar onderen in de handinvoer.
Het gedeelte waar de postzegel komt moet links zitten en deze kant van de envelop gaat als eerste in de invoer.
3.10
2
Schuif de geleider naar links tegen de stapel enveloppen.
A
FDRUKMATERIAAL KIEZEN
3
Wanneer u op enveloppen wilt afdrukken, moet u in uw programma bij Invoer voor Handmatig kiezen, en vervolgens het juiste papierformaat en papiertype selecteren. Voor meer informatie, zie pagina 4.6.
4
Om het afdrukken te starten, drukt u op de toets .
NB: Wees voorzichtig bij het openen van de achteruitvoer. De binnenkant van de printer kan nog warm zijn.
5
Het afdrukken wordt gestart. Sluit de achteruitvoer.
3
A
FDRUKMATERIAAL KIEZEN
3.11

Etiketten afdrukken

Richtlijnen
Gebruik alleen etiketten die voor laserprinters zijn
bedoeld.
Controleer of de lijm van de etiketten 0,1 seconde bestand is tegen de fixeertemperatuur van de printer
200 °C.
Controleer of er tussen de etiketten misschien gedeelten met lijm zichtbaar zijn. Als dat zo is, kunnen de etiketten tijdens het printen loskomen van het vel en loopt de printer vast. Ook kan de printer hierdoor beschadigd raken
Doe hetzelfde vel etiketten niet voor de tweede keer in
de printer. De lijmlaag is hiervoor niet geschikt.
Gebruik geen etiketten die gedeeltelijk hebben losgelaten of gekreukt, hobbelig of beschadigd zijn.
1
Open de achteruitvoer. Leg de etiketten met de af te drukken kant naar boven in de handinvoer.
3.12
2
Stel de geleider in op de breedte van het vel etiketten.
A
FDRUKMATERIAAL KIEZEN
3
Voordat u de etiketten afdrukt, moet u in uw programma de juiste Invoer (Handmatig), materiaaltype/ papiersoort en formaat instellen.
zie pagina 4.6.
NB: Wees voorzichtig bij het openen van de achteruitvoer. De binnenkant van de printer kan nog warm zijn.
4
Om de invoer van de etiketten te starten, drukt u op de toets . Het afdrukken wordt gestart. Sluit de achterinvoer.
NB:
Om te voorkomen dat de vellen aan elkaar vastkleven,
moet u ieder vel direct na het afdrukken uit de uitvoer halen.
Voor meer informatie,

Op transparanten afdrukken

3
Richtlijnen
Gebruik alleen transparanten die voor laserprinters zijn
bedoeld.
Gebruik alleen vlakke, onbeschadigde en ongekreukte transparanten.
Houd transparanten bij de rand vast en raak de te bedrukken kant niet aan. Vingerafdrukken geven problemen met de afdrukkwaliteit.
Kijk uit dat u de transparant niet beschadigt met uw nagels.
1
Open de achteruitvoer. Leg de transparanten met de te bedrukken kant naar boven en
zelfklevende strook) als eerste
de bovenrand (met
in de handinvoer.
A
FDRUKMATERIAAL KIEZEN
3.13
2
Stel de geleider in op de breedte van de transparanten.
3
Voordat u de transparanten afdrukt, moet u in uw programma de juiste Invoer (Handmatig) papiersoort/ materiaaltype en formaat instellen. Zie voor details
pagina 4.6.
NB: Wees voorzichtig bij het openen van de achteruitvoer. De binnenkant van de printer kan nog warm zijn.
4
Om de invoer van de etiketten te starten, drukt u op de toets . Het afdrukken wordt gestart. Sluit de achterinvoer.
Opmerkingen:
• Om te voorkomen dat de transparanten aan elkaar
vastkleven, moet u ieder vel direct na het printen uit de uitvoer halen.
• Leg de transparanten na het printen op een vlakke
ondergrond.
3.14
A
FDRUKMATERIAAL KIEZEN
Op kaarten of ander afdruk­materiaal met een afwijkend formaat afdrukken
U kunt met deze printer ook op briefkaarten, indexkaarten en ander afdrukmateriaal met een afwijkend formaat afdrukken. De minimumafmetingen zijn 76 x 127 mm en het maximumformaat 216 x 356 mm.
Richtlijnen
Doe altijd de korte kant als eerste in de invoer. Als u het document “liggend” wilt afdrukken, moet u dit via uw programma selecteren. Hierbij gaat het papier met de lange kant in de printer. Het nadeel hierbij is, dat het kan vastlopen.
Probeer niet af te drukken op te smal of te laag materiaal dat kleiner is dan
• Als u afdrukmateriaal heeft geladen met een afmeting van 76 x 127 mm, opent u de achteruitvoer.
1
Open de achteruitvoer.
bedrukken kant omhoog, korte kant eerst en tegen de linkerkant van de invoer
76 mm breed of 127 mm lang.
Leg het afdrukmateriaal met de te
.
3
2
Stel de geleider in op de breedte van het materiaal.
A
FDRUKMATERIAAL KIEZEN
3.15
3
Selecteer de Invoer (Handmatig), Type en Formaat in uw programma (zie
NB:
Als het formaat van uw afdrukmateriaal niet voorkomt op het tabblad Papier in het keuzevenster Formaat onder Eigenschappen in het printerstuurprogramma, selecteer dan Aangepast en stel het papierformaat handmatig in.
pagina 4.6.
4
Om de invoer van de etiketten te starten, drukt u op de toets . Het afdrukken wordt gestart. Sluit de achterinvoer.
pagina 4.6).
Zie

Afdrukken op voorbedrukt papier

Voorbedrukt papier is papier dat al bedrukt is voordat er door de printer op wordt afgedrukt (bijvoorbeeld briefpapier of vervolgvellen).
Richtlijnen
• Het briefpapier moet bedrukt zijn met hittebestendige inkt, die niet smelt, verdampt of schadelijke stoffen vrijgeeft wanneer deze gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan de fixeertemperatuur van de printer
• De gebruikte inkt moet niet-ontvlambaar zijn en mag geen schade toebrengen aan de printerrollen.
• Formulieren en briefpapier moeten verpakt zijn in vochtbestendig verpakkingsmateriaal, zodat het tijdens de opslag niet in kwaliteit achteruit gaat.
• Controleer voordat u voorbedrukt papier gebruikt of de inkt volledig is opgedroogd. Tijdens het fixeerproces kan natte inkt van het voorbedrukte papier losraken.
NB:
Gebruik geen carbonpapier. Hierdoor kunnen problemen met
de printer optreden.
van
205°C.
3.16
A
FDRUKMATERIAAL KIEZEN
1
Leg het voorbedrukte papier in de gewenste invoer, zoals aangegeven in onderstaande illustraties. Stel de geleiders in op de breedte van de stapel papier.
Laden met de bedrukte kant omlaag en de onderkant naar de printer.
Laden met de bedrukte kant omhoog en de bovenkant naar de printer.
3
2
Voordat u gaat afdrukken, moet u in uw programma de juiste invoer, papiersoort/materiaaltype en formaat instellen. Voor meer informatie, zie
pagina 4.6.
A
FDRUKMATERIAAL KIEZEN
3.17
N
OTITIES
3.18
A
FDRUKMATERIAAL KIEZEN
4

Afdruktaken

In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en algemene afdruktaken behandeld.
De volgende onderwerpen komen aan de orde:
• Een document afdrukken
• Tabblad Papier
• Tonerspaarstand
• Document vergroten of verkleinen
• Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen
• Meer pagina’s per vel afdrukken
• Posters afdrukken
• Tabblad Grafisch
• Watermerken afdrukken
• Overlays afdrukken
• Uitvoerinstellingen
• Printer in een netwerk opnemen

Een document afdrukken

De volgende procedure beschrijft de algemene stappen die u moet volgende om vanuit een Windows programma af te drukken. Deze exacte procedure kan per programma verschillen. Deze vindt u in de handleiding van het betreffende programma.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Ga naar het menu Bestand en selecteer Afdrukken. Het venster Afdrukken wordt getoond. (Dit kan, afhankelijk van het gebruikte programma, enigszins afwijken van onderstaande illustratie).
In dit venster Afdrukken zijn de standaard afdrukinstellingen geselecteerd, inclusief het aantal exemplaren en de af te drukken pagina’s.
Zorg dat uw printer geselecteerd is.
4.2
A
FDRUKTAKEN
3
Om gebruik te kunnen maken van de vele extra mogelijkheden die de printer biedt, klikt u in dit venster op Eigenschappen en gaat u verder bij stap 4.
Zie u in uw venster Instellingen, Printer of Opties, klik dan daarop. Klik in het volgende scherm op
Eigenschappen.
4
Vervolgens wordt het venster Eigenschappen van de Xerox Phaser 3130 PCL 6 getoond. Dit venster geeft toegang tot alle informatie die u voor uw printer nodig heeft.
Het eerst tabblad dat wordt getoond is het tabblad Layout.
De afbeelding toont de voorbeeld pagina van de huidige instellingen.
4
Selecteer desgewenst de optie Oriëntatie.
Met de optie informatie op de pagina moet worden afgedrukt.
Staand (bijvoorbeeld voor brieven).
Liggend (bijvoorbeeld voor spreadsheets).
• Met de optie Draaien kunt u de pagina het gewenste
aantal graden draaien. U kunt een instelling kiezen tussen 0 en 180 graden.
5
Op tabblad Papier kunt u de invoer, het formaat en het type papier selecteren. Meer informatie hierover vindt u op pagina 4.6.
Oriëntatie
drukt de informatie over de breedte van de pagina af
drukt de informatie over de lengte van de pagina af
Liggend
kunt u aangeven in welke richting de
Staand
6
Klik zonodig op de andere tabbladen bovenin het venster Eigenschappen van de Xerox Phaser 3130 PCL 6 om andere instellingen te wijzigen.
A
FDRUKTAKEN
4.3
7
Als u tevreden bent met uw instellingen, klikt u op OK totdat het venster Afdrukken weer wordt getoond.
8
Klik op OK om het afdrukken te starten.
Opmerkingen:
• De meeste Windows toepassingen geven voorrang aan de instellingen van de toepassing zelf. Daarom raden wij u aan eerst de afdrukinstellingen in de toepassing zelf te wijzigen en de overige instellingen via het stuurprogramma van de printer aan te passen.
• De gewijzigde instellingen gelden zolang u het huidige programma gebruikt. Om instellingen permanent te wijzigen moet u deze via de map Printers aanbrengen. Dit doet u als volgt.
1
Klik in het Windows scherm op Start.
2
Werkt u met Windows 9x/Me/2000/NT, selecteer dan eerst Instellingen en daarna Printers. Werkt u met Windows XP, select eer dan Printers en
faxapparaten.
3
Selecteer de printer Xerox Phaser 3130 PCL 6.
4
Klik met de rechter muisknop op het pictogram van de printer en selecteer daarna:
• bij Windows 9x/Me Eigenschappen.
• bij Windows 2000/XP Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
• bij Windows NT Standaardwaarden document.
4.4
A
FDRUKTAKEN
5
Wijzig op de diverse tabbladen de gewenste instellingen en klik op OK.

Een afdruktaak annuleren

Een afdruktaak kunt u op twee manieren annuleren.
Een afdruktaak afbreken via het bedieningspaneel
Druk op het bedieningspaneel op de toets .
De printer zal de pagina die op dat moment wordt afgedrukt afmaken en de rest van de afdruktaak verwijderen. Als u op
drukt, wordt alleen de huidige afdruktaak verwijderd. Als er meer afdruktaken in het geheugen van de printer zitten en u wilt deze ook verwijderen, moet u voor iedere afdruktaak op
drukken.
Een afdruktaak afbreken via de map Printers
1
Selecteer vanuit het Windows Start menu Instellingen.
2
Open het venster Printers door Printers te selecteren en dubbelklik op het pictogram van de Xerox Phaser 3130
PCL 6.
3
Selecteer vanuit het menu Document menu Afdrukken annuleren (Windows 9x/Me) of Annuleren (Windows NT 4.0/
2000/XP).

Favorieten gebruiken

Met behulp van de optie Favorieten die op ieder Eigenschappen tabblad aanwezig is, kunt u de huidige instellingen opslaan voor toekomstig gebruik.
Het toevoegen van een instelling aan uw favorieten doet u als volgt:
1
Pas de instellingen op ieder tabblad aan uw wensen aan.
2
Geef in het invoervenster Favorieten een naam aan deze instellingen.
3
Klik op Opslaan.
Wilt u een als Favoriet opgeslagen set instellingen gebruiken, selecteer dan in de lijst met Favorieten de naam waaronder u deze instellingen hebt opgeslagen.
U kunt een als favoriet opgeslagen set instellingen verwijderen door in de lijst met Favorieten de naam te selecteren waaronder u deze instellingen hebt opgeslagen en op Wissen te klikken.
Desgewenst kunt u teruggaan naar de standaard fabrieksinstellingen van de printer door in de lijst Automatisch te selecteren.
4

Help-informatie gebruiken

De printer beschikt over een helpscherm, dat u kunt oproepen door in het venster Eigenschappen van de printer op de toets Help te drukken. Dit helpscherm geeft gedetailleerde informatie over de mogelijkheden die het stuurprogramma van de printer biedt.
U kunt de help-informatie ook oproepen door op in de rechter bovenhoek te drukken en vervolgens op de instelling waarover u meer informatie wilt.
A
FDRUKTAKEN
4.5

Tabblad Papier

Via de volgende opties kunt u in het venster Eigenschappen van de printer de papierinstellingen aanpassen. Op pagina 4.3 leest u hoe u toegang krijgt tot het venster Eigenschappen van de printer.
Klik op tabblad Papier. U ziet nu de diverse papier- eigenschappen van de printer.
Eigenschap Beschrijving
Aantal. Hier kunt u aangeven hoeveel exemplaren u wilt afdrukken. Het maximum is 999.
Bij Formaat kunt u aangegeven welk papierformaat er in de lade zit.
Als het gewenste formaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Aangepast venster Aangepast papierformaat wordt getoond, stelt u het gewenste formaat in en klikt u op OK. Dit formaat wordt nu aan de lijst toegevoegd, zodat u dit kunt selecteren.
.
Als het
Geef de naam van het aangepaste formaat in.
Geef het papier­formaat in.
4.6
A
FDRUKTAKEN
Eigenschap Beschrijving
Controleer of bij Invoer de juiste invoer is gekozen.
Selecteer Handmatig wanneer u op speciaal afdrukmateriaal wilt afdrukken. Daarbij kunt u slechts één vel tegelijk invoeren. Zie pagina 3.8.
Als bij Invoer Automatisch is geselecteerd, kiest de printer eerst voor de Handinvoer en daarna voor de papierlade.
Controleer of Type is ingesteld op Standaard. Als u een ander type afdrukmateriaal wilt gebruiken, selecteert u het betreffende type in de lijst. Meer informatie over afdrukmaterialen vindt u in hoofdstuk 3 “Afdrukmateriaal kiezen”.
Als u gebruik maakt van papier waarin katoen is verwerkt, krijgt u de beste resultaten wanneer u het type papier op Dik instelt.
4
Als u hergebruikt papier met een gewicht tussen 75 en 90 g/m
papier wilt gebruiken, moet u Gekleurd papier selecteren.
Met de optie Schaling kunt u uw printerjob automatisch of handmatig op een pagina afstellen.
U hebt hierbij de keuze uit Geen,
Aanpassen aan form. en Verkleinen/ vergroten. Voor meer details hierover
verwijzen we u naar de pagina 4.10 en pagina 4.11.
2
of overig gekleurd
A
FDRUKTAKEN
4.7

Tonerspaarstand

In de tonerspaarstand gebruikt de printer minder toner op iedere pagina. Hierdoor wordt de gebruiksduur van uw tonercassette verlengd en de kosten per pagina verlaagd. Dit gaat echter wel enigszins ten koste van de afdrukkwaliteit.
U kunt op twee manieren de Tonerspaarstand inschakelen:
Vanaf het bedieningspaneel
Druk op het bedieningspaneel op de toets . Daarbij moet de printer klaar staan voor gebruik (het lampje is groen).
4.8
A
FDRUKTAKEN
• Als het lampje brandt, staat de printer in de
Tonerspaarstand en gebruikt de printer dus minder toner voor iedere pagina.
• Als het lampje niet brandt, staat deze functie uit en
gebruikt de printer de normale hoeveelheid toner bij het afdrukken.
Vanuit uw toepassingsprogramma
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 4.3.
2
Klik op tabblad Grafisch en selecteer Tonerspaarstand. U kunt kiezen uit:
Automatisch: Als u deze optie selecteert, geldt de instelling die u via het bedieningspaneel van de printer heeft gekozen.
Aan: Selecteer deze optie als u per pagina minder toner wilt gebruiken.
Uit: Selecteer deze optie als u de normale hoeveelheid toner wilt gebruiken.
4
3
Klik op OK.
A
FDRUKTAKEN
4.9

Document vergroten of verkleinen

U kunt uw tekst of afbeelding groter of kleiner afdrukken.
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 4.3.
2
In tabblad Papier selecteert u Verkleinen/vergroten in de keuzelijst Type.
3
Geef in het invoervenster Percentage het gewenste vergrotings- of verkleiningspercentage in.
U kunt ook op of drukken.
4.10
A
FDRUKTAKEN
4
Selecteer vervolgens de bron, het formaat en het type papier uit de keuzelijst Papier-opties.
5
Klik op OK en druk het document af.

Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen

Me deze functie past de printer de afdruktaak zodanig aan het
A
gekozen papierformaat aan dat het hierop past. Daarbij maakt het niet uit wat de digitale afmetingen van het document zijn. Dit kan nuttig zijn wanneer u de details van een kleine tekst of afbeelding wilt bekijken.
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 4.3.
2
Ga naar tabblad Papier en selecteer Aanpassen aan form. in de keuzelijst Type.
3
Selecteer in de keuzelijst Afdrukpapier het juiste formaat.
4
4
Selecteer vervolgens de bron, het formaat en het type papier uit de keuzelijst Papier-opties.
5
Klik op OK en druk het document af.
A
FDRUKTAKEN
4.11

Meer pagina’s per vel afdrukken

Desgewenst kunt u een aantal pagina’s op één vel afdrukken. Daarbij worden de pagina’s verkleind over het blad verdeeld. Het maximum is 16 pagina’s per vel.
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 4.3.
2
Ga naar tabblad Layout en selecteer in de keuzelijst bij Type: Meer pagina’s per vel.
3
Selecteer in de keuzelijst Pagina’s/vel het aantal pagina’s dat u per vel wilt afdrukken (1, 2, 4, 6, 9 of 16).
4.12
A
FDRUKTAKEN
Als u rond iedere pagina een kader wilt afdrukken, kruist u
Paginakaders afdrukken aan. Dit kan alleen wanneer bij Pagina’s/vel is gekozen voor 2, 4, 6, 9 of 16.
4
Selecteer desgewenst de Afdrukvolgorde waarin de pagina’s moeten worden afgedrukt.
132
4
Rechts, dan omlaag
5
Klik op tabblad Papier en selecteer de gewenste invoer, het formaat en het type papier.
6
Klik op OK en druk het document af.
123
4
Omlaag, dan rechts
241
3
Links, dan omlaag
341
2
Omlaag, dan links
4
A
FDRUKTAKEN
4.13

Posters afdrukken

U kunt een document dat uit 1 pagina bestaat desgewenst verdeeld over 4, 9 of 16 vellen papier afdrukken. Vervolgens kunt u deze vellen aan elkaar plakken, zodat een document op posterformaat ontstaat.
1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 4.3.
2
Klik op tabblad Layout en selecteer Poster in de keuzelijst Type.
4.14
A
FDRUKTAKEN
3
Stel de gewenste instellingen voor de poster in:
U kunt kiezen voor een poster bestaande uit 2x2, 3x3, 4x4 of Aangepast vellen. Als u 2x2 selecteert, wordt de afdruk automatisch over 4 fysieke pagina’s verdeeld.
Indien de layout die u wenst, niet in de lijst is opgenomen, kunt u de optie Aangepast in de Grootte uitrollijst selecteren. In dat geval kunt u in de optie Vergrot. factor het gewenste percentage kiezen.
Om de poster eenvoudiger aan elkaar te kunnen plakken, kunt u een overlap (in mm of inch) ingeven.
4
Klik op tabblad Papier en selecteer de gewenste invoer, het formaat en het type papier.
5
Klik op OK en druk het document af. Daarna plakt u de vellen aan elkaar zodat een poster ontstaat.
4
A
FDRUKTAKEN
4.15

Tabblad Grafisch

Via het tabblad Grafisch kunt u de instellingen van de printer wijzigen die te maken hebben met de afdrukkwaliteit. Op pagina 4.3 kunt u lezen hoe u toegang krijgt tot het scherm Eigenschappen van de printer.
Klik op tabblad Grafisch, waarna de onderstaande eigenschappen worden getoond.
Eigenschap Beschrijving
Resolutie
U kunt een afdrukresolutie kiezen van 1200 dpi klasse(best), 600 dpi(normaal) of 300 dpi(concept). Hoe hoger de instelling,
hoe scherper de tekens en afbeeldingen worden afgedrukt. Bij een hogere resolutie kost het afdrukken wel wat meer tijd.
4.16
A
FDRUKTAKEN
Eigenschap Beschrijving
Afbeelding­modus
Het kan voorkomen dat tekens of afbeeldingen enigszins gerafeld of ongelijk worden afgedrukt. In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit van de tekst of afbeelding verbeteren door de optie Afbeeldingmodus te selecteren. Zowel de optie Tekstverbetering als de optie Afbeeldingen zijn alleen beschikbaar indien u 1200 dpi klasse(best) in de Resolutie optie selecteert. De volgende opties zijn beschikbaar:
Automatisch: Dit is de standaard instelling van de printer, die vanaf het bedieningspaneel van de printer wordt ingesteld.
Normaal: Met deze instelling kunt u in de originele resolutie afdrukken.
Tekstverbetering: Deze instelling verbetert de kwaliteit waarmee de tekst wordt afgedrukt, door de gerafelde omtrek van tekens glad te strijken.
Afbeeldingen: Deze instelling verfijnt de afdrukkwaliteit van bijvoorbeeld foto’s.
4
Toner­spaarstand
Als u deze optie selecteert, gebruikt de printer minder toner bij het afdrukken. Hierdoor wordt de gebruiksduur van de tonercassette verlengd en de kosten per afdruk verlaagd, zonder dat de afdrukkwaliteit noemenswaardig minder wordt. Meer informatie hierover vindt u op pagina 4.8.
A
FDRUKTAKEN
4.17
Eigenschap Beschrijving
TrueType opties
Door op TrueType opties te drukken, krijgt u toegang tot het scherm waarin u een aantal extra instellingen kunt wijzigen.
TrueType opties
Deze optie bepaalt wat het stuurprogramma aan de printer doorgeeft over de weergave van tekst in uw document. Pas deze instelling eventueel aan uw document aan.
Downloaden als Contour: Wanneer u deze optie selecteert, zal de driver de gegevens van het lettertype (font) van de documenten als beelden van de outline font downloaden en deze informatie naar de printer verzenden. Documenten met minder lettertypes zullen in deze instelling sneller afdrukken. Wanneer u een job afdrukt waarvan de lettertypes niet correct op de afgedrukte pagina verschijnen, moet u Downloaden als Bitmap kiezen en de job nog eens invoeren.
Downloaden als Bitmap: Als deze optie gekozen is, laadt het stuurprogramma de lettertypes als bitmap afbeeldingen. Wanneer u een document met een ingewikkeld lettertype wilt afdrukken (bijvoorbeeld Koreaans of Chinees) gaat het afdrukken sneller als u deze optie selecteert.
Grafisch afdrukken: Als u deze optie selecteert, laadt het stuurprogramma de lettertypes als grafische afbeeldingen. Als u een document met veel afbeeldingen en betrekkelijk weinig TrueType lettertypes afdrukt, kunt u de afdruksnelheid verhogen door deze instelling te kiezen.
Als de optie Alle tekst zwart is aangekruist, wordt alle tekst in uw document in zwart afgedrukt, onafhankelijk van de kleur die de tekst op het scherm heeft. Wanneer deze optie niet is aangekruist, wordt gekleurde tekst in grijstinten afgedrukt.
4.18
A
FDRUKTAKEN

Watermerken afdrukken

Met de optie Watermerk kunt u over een bestaande tekst heen een diagonale tekst afdrukken, bijvoorbeeld in grote grijze letters “CONCEPT” of “VERTROUWELIJK”. U kunt de tekst alleen op de eerste pagina of op alle pagina’s afdrukken.
Bij uw printer worden een aantal watermerken standaard meegeleverd. Deze kunt u desgewenst wijzigen en u kunt ook nieuwe watermerken toevoegen.

Een bestaand watermerk gebruiken

1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 4.3.
2
Klik op tabblad Extra en selecteer in de lijst bij Watermerk het watermerk dat u wilt gebruiken. Het
voorbeeld hiervan wordt getoond.
4
3
Klik op OK om het afdrukken te starten.
A
FDRUKTAKEN
4.19

Een nieuw watermerk maken

1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 4.3.
2
Klik op tabblad Extra en vervolgens in het Watermerk­gedeelte op de knop Wijzigen. Het venster Watermerken wordt geopend.
3
In het invoervenster Tekst watermerk geeft u de tekst in die u als watermerk wilt afdrukken.
De tekst wordt in het voorbeeldvenster getoond. Zo krijgt u een indruk hoe het watermerk er op de afdruk uit zal zien.
Als het vakje watermerk alleen op de eerste pagina afgedrukt.
4
Pas de watermerkopties aan uw wensen aan.
In het gedeelte Lettertype kunt u het gewenste lettertype, de lettergrootte en de kleur selecteren. In het gedeelte Tekst watermerk kunt u aangeven met welke hoek de tekst moet worden afgedrukt.
5
Om uw nieuwe watermerk aan de lijst toe te voegen, klikt u op Toevoegen.
6
Als uw instellingen naar wens zijn, klikt u op OK en drukt u uw document af.
Als u geen watermerk meer wilt gebruiken, selecteert u in de
Watermerk keuzelijst <Geen watermerk>.
Alleen eerste pagina
is aangekruist, wordt het
4.20
A
FDRUKTAKEN

Een watermerk bewerken

1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 4.3.
2
Klik op tabblad Extra en vervolgens in het Watermerk­gedeelte op de knop Wijzigen. Het venster Watermerken wordt geopend.
3
Selecteer in de lijst met Huidige watermerken het watermerk dat u wilt wijzigen. Wijzig desgewenst de watermerktekst en de opties. Zie “Een nieuw watermerk maken” op pagina 4.20.
4
Sla de wijzigingen op door op Wijzigen te klikken.
5
Klik op OK.

Een watermerk verwijderen

1
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 4.3.
4
2
Klik op tabblad Extra en vervolgens in het Watermerk­gedeelte op de knop Wijzigen. Het venster Watermerken wordt geopend.
3
Selecteer in de lijst Beschikbare watermerken het watermerk dat u wilt verwijderen en klik op Wissen.
4
Klik op OK.
A
FDRUKTAKEN
4.21
Dear ABC
Regards
WORLD BEST
WORLD BEST

Overlays afdrukken

Wat is een overlay?

Een overlay is een tekst of afbeelding die met een speciaal bestandsformaat op de harde schijf van uw computer is opgeslagen en die u met ieder gewenst document kunt afdrukken. Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier of formulieren. In plaats van een voorbedrukt vel briefpapier of een formulier te gebruiken, kunt u een overlay samenstellen die dezelfde informatie bevat. U hoeft in dat geval geen speciaal papier in de printer te laden. Het enige wat u hoeft te doen is aan de printer doorgeven welke overlay voor uw document gebruikt moet worden.

Een nieuwe pagina-overlay maken

Voordat u een pagina-overlay kunt gebruiken, moet u een nieuwe pagina-overlay samenstellen die bijvoorbeeld het logo en de adresgegevens van uw bedrijf of de gewenste afbeelding bevat.
1
Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor de overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst precies op de plaats staat waar deze afgedrukt moet worden. Sla het bestand eventueel op voor toekomstig gebruik.
2
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 4.3.
3
Klik op tabblad Extra en klik in het gedeelte Overlay op Wijzigen.
4.22
A
FDRUKTAKEN
4
In het venster Overlays klikt u op Nieuwe overlay maken.
5
In het venster Nieuwe overlay maken geeft u in het invoerveld Bestandsnaam een naam van maximaal 8 posities in. Selecteer eventueel het pad naar de bestemming (standaard is dit C:\Mijn documenten).
4
Indien u het bestand als een “alleen-lezen” bestand wilt openen, moet u Openen als alleen-lezen aanvinken.
6
Klik op Opslaan. U zult zien dat de naam is toegevoegd aan het Lijst met overlays.
7
Klik zo vaak als nodig op OK of Ja.
Het bestand wordt niet afgedrukt, maar op de harde schijf van uw computer opgeslagen.
NB: Het formaat van het overlaydocument moet exact hetzelfde zijn als dat van het document waaraan u het toe wilt voegen. Stel geen overlays met watermerken samen.
A
FDRUKTAKEN
4.23

Een pagina-overlay gebruiken

Nadat u een overlay hebt samengesteld, kunt u deze met uw document afdrukken. Dit doet u als volgt:
1
Maak of open het document dat u wilt afdrukken.
2
Wanneer u de afdrukinstellingen vanuit uw programma wijzigt, gaat u naar het scherm Eigenschappen van de printer. Zie pagina 4.3.
3
Klik op tabblad Extra.
4
Selecteer in de keuzelijst Overlay de overlay die u wilt gebruiken.
5
Als de overlay die u zoekt niet in de lijst Overlay voorkomt, klikt u op Wijzigen en Overlay laden. Vervolgens selecteert u het gewenste bestand.
4.24
A
FDRUKTAKEN
Ook als de overlay die u wilt gebruiken op een extern medium (bijvoorbeeld cd-rom of diskette) is opgeslagen, kunt u deze laden via het venster Overlay laden.
Nadat u het bestand hebt geselecteerd, klikt u op Openen. Het bestand is nu in het Lijst met overlays opgenomen, zodat u deze voor uw afdruk kunt selecteren.
6
Klik eventueel op Overlay bevestigen voor afdruk. Als dit vakje is aangekruist, wordt iedere keer dat u een document afdrukt een bevestiging gevraagd of u bij het document de overlay wilt afdrukken.
Als u in dat geval Ja antwoordt, wordt de geselecteerde overlay bij uw document afgedrukt. Als u Nee antwoordt, wordt geen overlay afgedrukt.
Als dit vakje leeg is en er wel een overlay is geselecteerd, wordt automatisch bij elk document de overlay afgedrukt.
7
Klik zo vaak als nodig op OK of Ja totdat de printer begint met afdrukken.
De geselecteerde overlay wordt bij uw afdruktaak geladen en met uw document afgedrukt.
NB: De voor de overlay ingestelde resolutie moet hetzelfde zijn als die van het document waarbij u de overlay afdrukt.

Een pagina-overlay verwijderen

4
Overlays die u niet meer gebruikt, kunt u verwijderen.
1
In het venster Eigenschappen van de printer klikt u op tabblad Extra.
2
In het gedeelte Overlay klikt u op Wijzigen.
3
Selecteer in het Lijst met overlays de overlay die u wilt verwijderen.
4
Klik op Overlay verwijderen.
5
Klik zo vaak als nodig op OK totdat u het venster Afdrukken verlaten hebt.
A
FDRUKTAKEN
4.25

Uitvoerinstellingen

U kunt een aantal uitvoerinstellingen wijzigen.
Informatie over het openen van het venster Eigenschappen van de printer vindt u op pagina 4.2.
Klik op tabblad Extra om de functie Uitvoeropties te openen.
4.26
A
FDRUKTAKEN
Menukeuze Beschrijving
Printvolgorde
Via de keuzelijst bij Afdrukvolgorde kunt u instellen in welke volgorde de pagina’s moeten worden afgedrukt:
Normaal
volgorde.
Omgekeerde volgorde
drukt in omgekeerde volgorde af. Dit is handig wanneer u de achteruitvoer gebruikt.
Oneven pagina’s afdrukken
de oneven pagina’s worden afgedrukt.
Even pagina’s afdrukken
even pagina’s worden afgedrukt.
: Afdrukken in de normale
: De printer
: Alleen
: Alleen de
Menukeuze Beschrijving
Printerfonts gebruiken
Wanneer deze optie is geselecteerd, gebruikt de printer de lettertypes die in zijn geheugen zijn opgeslagen om uw document af te drukken in plaats van de lettertypes te downloaden die in uw document worden gebruikt.
Indien u in uw document echter lettertypes gebruikt die erg verschillen van de lettertypes die in het werkgeheugen van de printer beschikbaar zijn, zal het afgedrukte blad er compleet anders uitzien dan wat er op het scherm verschijnt.
4
A
FDRUKTAKEN
4.27

Printer in een netwerk opnemen

U kunt de printer rechtstreeks op een daarvoor binnen het netwerk geselecteerde computer (de “hostcomputer”) aansluiten. Via een Windows 9x, Me, 2000, XP of NT 4.0 netwerkprinteraansluiting kunnen alle gebruikers binnen het netwerk van de printer gebruik maken.

Windows 9x/Me

Hostcomputer configureren
1
Start Windows.
2
Selecteer vanuit het Start menu Instellingen, Configuratiescherm en dubbelklik op het Netwerk
pictogram.
3
Kruis het vakje Bestanden en printers delen aan en klik op OK.
4
Klik op Start; selecteer Instellingen en vervolgens Printers. Dubbelklik op de naam van uw printer.
5
Selecteer in het Printer menu Eigenschappen.
6
Klik op tabblad Delen en kruis het vakje Gedeeld als aan. Geef de naam waaronder de printer gedeeld wordt in en klik op OK.
Client PC configureren
1
Klik met de rechter muisknop op Start en selecteer Verkennen.
2
Open in de linker kolom uw netwerkmap.
3
Klik met de rechter muisknop op de naam waaronder de printer gedeeld is en selecteer Printerpoort toewijzen.
4
Selecteer de gewenste poort, kruis het vakje Opnieuw verbinden bij aanmelden aan en klik daarna op OK.
5
Selecteer vanuit het Start menu Instellingen en daarna Printers.
6
Dubbelklik op het pictogram van uw printer.
7
Selecteer in het Printer menu Eigenschappen.
4.28
A
FDRUKTAKEN
8
Druk op tabblad Details, selecteer de printerpoort en klik op OK.

Windows NT/2000/XP

Hostcomputer configureren
1
Start Windows.
2
Selecteer vanuit het Start menu Instellingen en vervolgens Printers. (Windows NT/2000) Selecteer vanuit het Start menu Printers en
faxapparaten. (Windows XP)
3
Dubbelklik op het pictogram van uw printer.
4
Selecteer in het Printer menu Delen.
5
Kruis het vakje Gedeeld aan. (Windows NT) Kruis het vakje Gedeeld als aan. (Windows 2000) Kruis het vakje Deze printer delen aan. (Windows XP)
Geef de Sharenaam in waaronder de printer wordt gedeeld en klik op OK.
Client PC configureren
4
1
Klik met de rechter muisknop op Start en selecteer Verkennen.
2
Open in de linker kolom uw netwerkmap.
3
Klik op de naam waaronder de printer gedeeld is.
4
Selecteer vanuit het Start menu Instellingen en daarna Printers. (Windows NT/2000) Selecteer vanuit het Start menu Printers en faxapparaten. (Windows XP)
5
Dubbelklik op het pictogram van uw printer.
6
Selecteer in het Printer menu Eigenschappen.
7
Druk op tabblad Poorten en klik op Poort toevoegen.
8
Selecteer Lokale poort en klik op Nieuwe poort.
A
FDRUKTAKEN
4.29
9
Vul het invoerveld Geef een poortnaam op in en geef de naam in waaronder de printer wordt gedeeld.
10
Klik op OK en vervolgens op Sluiten.
11
Klik op OK. (Windows NT) Klik op Toepassen en daarna op OK. (Windows 2000/XP)
4.30
A
FDRUKTAKEN
5

Printer onderhouden

In dit hoofdstuk kunt u lezen wat de beste manier is om de tonercassette en uw printer te onderhouden.
U vindt informatie over de volgende onderwerpen:
• Onderhoud tonercassette
• Printer reinigen
• Verbruiksartikelen en te vervangen onderdelen

Onderhoud tonercassette

Bewaren tonercassette
Houd u voor de beste resultaten aan de volgende richtlijnen:
• Haal de tonercassette pas uit de verpakking op het moment dat u deze gaat gebruiken.
• Vul tonercassettes niet bij. Schade aan de printer die het
gevolg is van een bijgevulde cassette, valt niet onder de garantie.
Bewaar tonercassettes in dezelfde ruimte als de printer.
• Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze niet langer dan enkele minuten aan daglicht wordt blootgesteld.
Verwachte gebruiksduur van de tonercassette
De gebruiksduur van de tonercassette hangt af van de hoeveelheid toner die tijdens het afdrukken wordt gebruikt. Wanneer u tekstdocumenten met een gemiddelde dekking van 5 % afdrukt, gaat een nieuwe tonercassette gemiddeld 3 000 pagina’s mee.
5.2
Tonerspaarstand
Om toner te besparen, drukt u op de
bedieningspaneel van de printer.
de Tonerspaarstand ook inschakelen via het venster Eigenschappen van de printer. Zie
pagina 4.8.
langer mee en hebt u lagere kosten per pagina, hoewel dit enigszins ten koste gaat van de afdrukkwaliteit.
P
RINTER ONDERHOUDEN
toets van het
De toets licht dan op. U kunt
“Tonerspaarstand” op
Als u deze optie selecteert, gaat de tonercassette

Toner opnieuw verdelen

Wanneer de toner op begint te raken, worden gedeelten van uw document vaag of lichter afgedrukt. U kunt proberen de afdrukkwaliteit tijdelijk te verbeteren door de resterende toner over de cassette te herverdelen, bijvoorbeeld om een afdruktaak af te maken voordat u de tonercassette vervangt. Dit doet u als volgt:
1
Open de voorklep door deze naar u toe te trekken.
5
2
Duw de tonercassette omlaag en haal hem uit de printer.
Let op:
• Steek uw hand niet te ver in de printer. Het fixeergedeelte kan heet zijn.
• Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat de cassette niet langer dan enkele minuten aan daglicht wordt blootgesteld.
P
RINTER ONDERHOUDEN
5.3
3
Verdeel de nog aanwezige toner over de cassette door de cassette voorzichtig een keer of vijf, zes heen en weer te schudden.
NB:
Als er toner op uw kleding komt,
droge doek en reinigt u de kleding met koud water. Heet water hecht de toner aan de stof!
4
Zet de tonercassette terug in de printer. Controleer of de cassette op zijn plaats klikt.
veegt u deze af met een
5.4
5

Tonercassette vervangen

Als de afdrukken ook na het herverdelen van de toner te licht zijn (zie pagina 5.3), moet u de tonercassette vervangen.
Verwijder de oude cassette en plaats een nieuwe. Zie “Tonercassette plaatsen” op pagina 2.4.
P
RINTER ONDERHOUDEN
Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht zit. Als deze niet goed gesloten is, kunnen tijdens het afdrukken fouten optreden.

Printer reinigen

Voor een goede afdrukkwaliteit is het van belang de printer goed schoon te houden door onderstaande instructies op te volgen. Doe dit iedere keer als u de tonercassette vervangt of als de afdrukkwaliteit achteruit gaat.
NB:
Vermijd tijdens het reinigen van de binnenkant van de printer dat u de transferrol aanraakt (deze bevindt zich onder de tonercassette). Vet of olie op uw vingers kan tot problemen met de afdrukkwaliteit leiden.
LET OP:
schoonmaakmiddelen die veel alcohol, oplosmiddelen of andere bijtende bestanddelen bevatten, kan deze van kleur veranderen of barsten.
Wanneer u de behuizing van de printer schoonmaakt met

Buitenzijde reinigen

U kunt de behuizing van de printer het best schoonmaken met een zachte, niet-pluizende doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met water, maar let erop dat er geen water op of in de printer komt.

Binnenzijde reinigen

Tijdens het afdrukken kunnen zich in de printer papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de afdrukkwaliteit gaan veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden opgeheven of tegengegaan door de binnenkant van de printer te reinigen.
Binnenzijde printer reinigen
1
Zet de printer uit en haal de stekker uit het stopcontact Wacht daarna tot de printer is afgekoeld.
5
2
Open de voorklep en verwijder de tonercassette. Duw de tonercassette omlaag en haal hem uit de printer.
P
RINTER ONDERHOUDEN
5.5
3
Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en gemorste toner in het gedeelte van de tonercassette en de tonercassette-opening.
NB:
Om schade aan de tonercassette te voorkomen, mag u de cassette niet langer dan een paar minuten aan daglicht bloot­stellen. Dek de cassette zo nodig af met een stuk papier. Let er ook op dat u de zwarte transferrol in de printer niet aanraakt.
4
Zet de tonercassette terug en sluit de klep. Controleer of de klep goed dicht zit. Als deze niet goed gesloten is, kunnen tijdens het afdrukken fouten optreden.
5.6
5
P
RINTER ONDERHOUDEN
Doe de stekker weer in het stopcontact en zet de printer aan.
Schoonmaakblad afdrukken
Door een schoonmaakblad af te drukken, wordt de drum in de tonercassette gereinigd. Doe dit als er vlekken of vegen op uw afdrukken verschijnen. Hierbij wordt een vel met tonerresten geproduceerd, dat u kunt weggooien.
1
Controleer of de printer aan staat en klaar is voor gebruik, en of er papier in de lade zit.
2
Houd de toets op het bedieningspaneel ongeveer 10 seconden ingedrukt.
5
3
Uw printer voert automatisch een vel papier in en drukt een schoonmaakblad met stof of tonerresten af.
NB: Het cassetteschoonmaakproces kan enige tijd duren. U kunt dit proces onderbreken door de printer uit te zetten.
P
RINTER ONDERHOUDEN
5.7

Verbruiksartikelen en te vervangen onderdelen

Om de kwaliteit van de printer zo goed mogelijk te houden en papierstoringen te voorkomen, zal het van tijd tot tijd nodig zijn bepaalde onderdelen als de transferrol en de fixeereenheid (fuser) te vervangen.
De volgende onderdelen dienen na het afdrukken van een bepaald aantal pagina’s vervangen te worden:
Onderdeel
Papierdoorvoerrol 60,000
Transferrol 60,000
Papieropnamerol 60,000
Fixeereenheid (fuser) 60,000
Voor de aanschaf van verbruiksartikelen en nieuwe onderdelen kunt u terecht bij een Xerox dealer of de leverancier van de printer. Wij adviseren nadrukkelijk om genoemde onderdelen door een ervaren technicus te laten vervangen.
Aantal afdrukken
(gemiddeld)
5.8
P
RINTER ONDERHOUDEN
6

Problemen oplossen

In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er tijdens het afdrukken een probleem optreedt.
De volgende onderwerpen worden behandeld:
• Checklist voor het oplossen van problemen
• Algemene afdrukproblemen oplossen
• Vastgelopen papier verwijderen
• Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen
• Foutmeldingen oplossen
• Algemene Windows problemen oplossen
• Algemene Linux problemen oplossen
• Algemene DOS problemen oplossen

Checklist voor het oplossen van problemen

Als de printer niet goed werkt, kunt u de volgende checklist raadplegen en de daarbij vermelde oplossing(en) proberen.
Controle Oplossing
Controleer de stekker, het netsnoer en de aan-/ uitschakelaar.
Controleer of het lampje brandt.
Houd de toets ingedrukt om een demopagina af te drukken.
Controleer of de demopagina goed is afgedrukt.
Druk met uw programma een pagina af om te controleren of de computer en printer goed op elkaar zijn aangesloten en goed met elkaar communiceren.
Probeer eventueel of de printer het wel doet als u de stekker in een ander stopcontact doet.
Als de printer klaar is voor gebruik, licht het lampje groen op. Licht het lampje rood op, kijk
dan bij “Foutmeldingen oplossen” op pagina 6.18.
• Als er geen demopagina wordt afgedrukt, controleert u eerst of er papier in de papierlade zit.
• Als er papier in de printer is vastgelopen, kijkt u bij “Vastgelopen papier verwijderen” op pagina 6.7.
Als de afdrukkwaliteit niet goed is, kijkt u bij “Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen” op pagina 6.12.
• Als de pagina niet wordt afgedrukt, controleert u of de kabel tussen de printer en de computer goed is aangesloten.
• Controleer in de printerwachtrij of spooler of een afdruktaak onderbroken is.
• Controleer in uw programma of het juiste printerstuurprogramma en de juiste communicatie­poort worden gebruikt. Als de afdruk tijdens het afdrukken wordt onderbroken, kijkt u bij “Algemene afdrukproblemen oplossen” op pagina 6.3.
Als het probleem na het doorlopen van deze checklist nog niet is opgelost, raadpleegt u de volgende hoofdstukken:
6.2
P
ROBLEMEN OPLOSSEN
• “Algemene afdrukproblemen oplossen” op pagina 6.3.
• “Foutmeldingen oplossen” op pagina 6.18.
• “Algemene Windows problemen oplossen” op pagina 6.19.
• “Algemene Linux problemen oplossen” op pagina 6.20.
• “Algemene DOS problemen oplossen” op pagina 6.23.

Algemene afdrukproblemen oplossen

Ingeval van problemen met de werking van de printer, kunt u onderstaande oplossing(en) proberen.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
De printer drukt niets af
De printer krijgt geen stroom.
De printer is niet als standaardprinter geselecteerd.
Controleer het volgende:
Heeft u gekozen voor Handinvoer?
Kabel tussen de computer en printer niet goed aangesloten.
Controleer de stekker en het netsnoer, de aan-/uitschakelaar en de stroombron/het stopcontact.
Selecteer in Windows in de map Printers de Xerox Phaser 3130 PCL 6 als standaard-printer.
• Is de klep van de printer dicht?
• Is in de printer papier vastgelopen?
• Is de papierlade of handinvoer leeg?
• Is er een tonercassette geplaatst? Bij een systeemfout van de printer
adviseren wij u contact op te nemen met een Xerox service center.
Leg een vel papier in de handinvoer. Om het afdrukken te starten, drukt u op de
toets op het bedieningspaneel.
Maak de kabel los en sluit deze opnieuw aan.
6
De kabel tussen de computer en de printer is defect.
De poortinstelling is niet juist.
Misschien is de printer niet goed geconfigureerd.
Sluit de kabel zo mogelijk aan op een andere computer waarvan u weet dat die goed werkt en druk een document af; probeer een andere printerkabel.
Controleer in Windows of de afdruktaak naar de juiste poort wordt gestuurd (bijvoorbeeld LPT1). Als uw computer meer poorten heeft, controleert u of de printer op de juiste poort is aangesloten.
Controleer bij de eigenschappen van de printer of alle instellingen juist zijn.
P
ROBLEMEN OPLOSSEN
6.3
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
De printer drukt niets af. (vervolg)
De printer haalt het papier uit de verkeerde invoer.
De printer voert het papier niet in.
Het afdrukken gaat erg langzaam.
Misschien is het printerstuurprogram­ma niet goed ge
ïnstalleerd
.
De printer werkt niet goed.
Installeer het printerstuurprogramma opnieuw (zie pagina 2.16). Druk ter controle een demopagina af.
Controleer de lampjes op het bedieningspaneel om na te gaan of de printer een systeemfout aangeeft.
Misschien is in de eigenschappen van de printer niet de juiste invoer geselecteerd.
Het papier is niet goed geladen.
Er zit teveel papier in
Bij veel programma’s wordt de invoer geselecteerd via tabblad Papier in de Eigenschappen van de printer. Selecteer de juiste invoer. Zie pagina 4.6.
Verwijder het papier uit de lade en leg het goed terug.
Haal het teveel aan papier uit de lade.
de lade.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat aan de in deze
handleiding vermelde specificaties voldoet.
De afdruktaak is te complex.
Maak de pagina minder complex door bijvoorbeeld afbeeldingen te verwijderen of wijzig de instellingen van de afdrukkwaliteit.
De maximum afdruksnelheid van deze printer is 16 pagina’s (bij A4) respectie­velijk 17 pagina’s (bij Letter) per minuut.
De helft van de pagina is leeg.
6.4
P
ROBLEMEN OPLOSSEN
Onder Windows 9x/Me is de spool-instelling niet juist.
De pagina lay-out is te complex.
De bij Ori
gekozen instelling
ëntatie
is
niet juist.
Het gebruikte papierformaat stemt niet overeen met de bij Formaat gekozen instelling.
Selecteer vanuit het Start menu Instellingen en Printers. Klik met de rechter muisknop op het pictogram van de
Xerox Phaser 3130 PCL 6
en selecteer Eigenschappen. Klik op tabblad Details en selecteer de knop Spool instellingen. Selecteer de gewenste spool-instelling.
Maak de lay-out minder complex door bijvoorbeeld afbeeldingen te verwijderen.
Wijzig in uw programma de ori
Staand of Liggend
.
ëntatie in
Controleer of de bij Formaat gekozen instelling hetzelfde is als het papier in de invoer.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
Het papier loopt steeds vast.
De printer drukt wel af, maar niet de juiste tekst, de tekst is vervormd of niet compleet.
Er zit teveel papier in de invoer.
De gebruikte papiersoort wordt niet ondersteund.
De gekozen uitvoermethode is niet juist.
Misschien zitten er nog papierresten in de printer.
De printerkabel is niet goed aangesloten of defect.
Verwijder het teveel aan papier uit de lade. Gebruik voor het afdrukken van speciaal afdrukmateriaal de handinvoer.
Gebruik alleen papier dat aan de in deze handleiding vermelde specificaties voldoet.
Voor speciaal afdrukmateriaal, bijvoorbeeld dik papier, gebruikt u niet de bovenuitvoer (afdruk omlaag gericht), maar de achteruitvoer (afdruk naar boven).
Open de voorklep en verwijder eventuele papierresten.
Maak de printerkabel los en sluit deze opnieuw aan. Probeer een document af te drukken dat u al eerder met succes hebt afgedrukt. Sluit de kabel en printer zo mogelijk aan op een andere computer en druk een document af dat u al eerder met succes hebt afgedrukt. Probeer het eventueel met een andere printerkabel.
6
U heeft niet het juiste stuurprogramma geselecteerd.
Het toepassings­programma werkt niet goed.
Het besturings­systeem werkt niet goed.
Controleer in het afdrukmenu van de toepassing of u de juiste printer hebt geselecteerd.
Probeer of u met een ander programma wel kunt afdrukken.
Voor elke versie van Windows geldt het volgende: Ga naar DOS (klik vanuit het Start menu op Uitvoeren en geef in: command). Bij
Dir LPT1
printer is aangesloten op LPT1). Druk vervolgens op start de computer opnieuw. Zet de printer uit een weer aan.
C:\
geeft u het commando
in (ervan uitgaand dat de
Enter
. Sluit Windows af en
P
ROBLEMEN OPLOSSEN
6.5
Loading...