Whirlpool AFE 125/G, AF 130/1, AFE 548/H, AFE 547/G-1, AFE 548/G-1 INSTRUCTION FOR USE [nl]

...
Informatie over het milieu
Het behandelen van verpakking en afval
Werp de verpakking van Uw apparaat niet in de vuilnisbak maar selecteer de verschillende soorten materiaal (bijv. karton, polystyreen) en breng deze, volgens de plaastselijke voorschrif­ten, naar de hiervoor bestemde depots.
Verklaring
Dit apparaat bevat onderdelen die in contact kunnen komen met levensmiddelen. De onderdelen voldoen aan de E.E.G. Richtlijn 89/109/CEE.
Informatie
Dit apparaat bevat geen HCFK (het koelcìrcuit bevat R134a) of HFK (het koelcircuit bevat R600a - Isobutaan). Raadpleeg voor verdere details het typeplaatje op het apparaat.
Voor apparaten met Isobutaan (R600a)
Het koelgas Isobutaan is een natuurlijk gas dat zeer milieu­vriendelijk is, maar wel brandbaar. Daarom is het essentiëel dat u goed controleert of de buizen van het koelcircuit niet beschadigt zijn.
Leer uw apparaat kennen
De met het symbool gemerkte diepvriezer die u hebt aangeschaft is geschikt voor het perfekt invriezen van verse en toebereide levensmiddelen, voor het maken van ijsblokjes en voor het bewaren van bevroren en diepgevroren levens­middelen. De versies met super-isolatie zijn speciaal ontworpen om hogere prestaties bij een lager energieverbruik te leveren. We raden u aan dit boekje aandachtig te lezen. U vindt hierin de beschrijving van het apparaat en nuttige raadgevingen voor het verkrijgen van de beste resultaten bij het bewaren van uw levensmiddelen.
Beschrijving van het apparaat (Fig. 1)
A. Bedieningspanelen met:
Apparaten met verlichte externe thermometer
1. Toetsschakelaar voor snelvriezen.
2. Knop, met een muntstuk te draaien, voor regeling van de
temperatuur (thermostaat).
3. Controlelampje voor ‘snelvriezen ingeschakeld’ (geel lampje): gaat aan/uit door op toets 1 te drukken.
4. Verlichte externe thermometer: hiermee krijgt u een indica- tie van de temperatuur van het opgeslagen voedsel. Bij normale kamertemperaturen zijn, vanaf links gerekend, de eerste drie groene controlelampjes aan; dit komt overeen met een temperatuur van -18°C. Wordt de deur geopend, dan kunnen door het binnenstromen van warme lucht uit de omgeving het derde en tweede lampje uitgaan. Hetzelfde verschijnsel kan optreden na het inzetten van in te vriezen voedsel. Dit betekent niet dat de reeds inge­vroren levensmiddelen gevaar lopen, het is een verschijnsel dat veroorzaakt wordt door de warmte van de juist ingezette le­vensmiddelen die bezig zijn in te vriezen.
5. Waarschuwingslampje voor kritische temperaturen in de diepvriezer (rood lampje). Dit gaat aan en begint te knipperen wanneer:
- het apparaat net is ingeschakeld
- de temperatuur in de diepvriezer niet laag genoeg is
- er juist vers in te vriezen voedsel in de diepvriezer is gezet
- de deur van de diepvriezer lang open is geweest. Het gaat uit wanneer:
- de juiste temperatuur in de diepvriezer is bereikt.
Apparaten zonder verlichte thermometer
6. Knop, met een muntstuk te draaien, voor keuze van de temperatuur (thermostaat).
7. Waarschuwingslampje voor kritische temperaturen in de diepvriezer (rood lampje).
Dit gaat aan wanneer:
- het apparaat net is ingeschakeld
- de temperatuur in de diepvriezer niet laag genoeg is
- er juist vers in te vriezen voedsel in de diepvriezer is gezet
- de deur van de diepvriezer lang open is geweest. Het gaat uit wanneer:
- de juiste temperatuur in de diepvriezer is bereikt.
8. Controlelampje voor ‘apparaat ingeschakeld’ (groen lampje). Dit gaat aan wanneer de stekker in het stopcontact wordt ge­stoken en de thermostaat niet op stand ““ staat.
9. Controlelampje voor ‘snelvriezen ingeschakeld’ (geel lampje): gaat aan/uit door schakelaar 10 te gebruiken.
10. Schakelaar voor snelvriezen. B. Vak voor het invriezen en bewaren van diepgevroren levens-
middelen. C. Vakken, alleen voor het bewaren van diepgevroren levens-
middelen. D. Bij sommige modellen zijn koudeverzamelaars (koelelemen-
ten) meegeleverd; haal deze uit het onderste vak en plaats ze naast elkaar bovenop het bovenste rooster.
Installatie
Verzeker u ervan dat het apparaat niet beschadigd is: eventue­le transportschade dient binnen 24 uur na aflevering aan uw handelaar te worden gemeld. De beste plaats van opstelling is in een droge en goed geventileerde ruimte, ver van warmte­bronnen. Vermijd plaatsing in een nis of inspringend gedeelte van de wand. Laat boven het apparaat een afstand van ten­minste 50 mm vrij (Fig. 2); zet het apparaat horizontaal; even­tueel regelt u dit bij met de twee voorste voetjes (Fig. 3). Om de lucht vrij te kunnen laten circuleren moet het ventilatie­rooster aan de bovenkant van het apparaat vrij gehouden worden (Fig. 4). Maak de binnenkant van de compartimenten schoon met een vochtige spons en lauw water met azijn. Plaats de koelelementen bovenop het bovenste rooster.
Elektrische aansluiting en inschakelen
Laat het apparaat 1 uur staan alvorens het op het stroomnet aan te sluiten. Controleer of het voltage, zoals aangegeven op het type­plaatje (Fig. 5), overeenkomt met de netspanning (Fig. 6). Het aarden van het apparaat is wettelijk verplicht. De fabrikant wijst iedere verantwoordelijkheid af voor eventuele schade aan personen en zaken, veroorzaakt door het niet opvolgen van deze norm. Past de stekker van het apparaat niet in het stopcontact, laat dan het stopcontact door een erkend vaktechnicus vervangen voor een geschikt model. Deze technicus dient zich er in het bijzonder van te verzekeren, dat de bedrading van het stop­contact geschikt is voor de hoeveelheid stroom die door het apparaat wordt afgenomen. Het gebruik van verloopstekkers, verdeelstekkers en verleng­snoeren wordt afgeraden. Is dit niet te vermijden, gebruik dan alleen verloop- of verdeelstekkers en verlengsnoeren die vol­doen aan de geldende veiligheidsnormen. Het amperage, zoals vermeld op verloopstekker of verleng­snoer, mag hierbij niet overschreden worden, evenmin als het maximum vermogen zoals aangegeven op de meervoudige stekker. Na de stekker in het stopcontact te hebben gestoken, stelt u thermostaat of (Fig. 1) in zoals aangegeven in het hoofdstuk “regeling van de temperatuur”. Wanneer het apparaat voorzien is van een externe thermome­ter wordt een normale werking aangegeven door het aan­gaan van één of meer groene controlelampjes, afhankelijk van de temperatuur in de diepvriezer. Wanneer de diepvriezer voor de eerste maal wordt inge­schakeld, gaat alleen het rode waarschuwingslampje  knip- perend branden; dit lampje gaat uit zodra de groene thermo­meterlampjes aangaan, wat aangeeft dat u nu voedsel in het apparaat kunt gaan opslaan.
Nederlands
12
NL
Nederlands
Is het apparaat niet uitgerust met een buitenthermometer, dan wordt een normale werking aangegeven door het groene con­trolelampje . Wanneer u de diepvriezer voor de eerste maal aanzet, gaan het groene lampje en het rode lampje  aan. Zodra het rode lampje uit gaat kunt u levensmiddelen in het apparaat gaan zetten.
Regeling van de temperatur
Met de thermostaat (zie de afbeelding) kunt u de temperatuur trapsgewijs regelen. Stand ““ betekent ‘werking van het ap­paraat’ tijdelijk onderbroken. De ideale temperatuur voor het gedurende langere tijd bewa­ren van bevroren of diepgevroren levensmiddelen is -18°C. Bij normale omstandigheden (bij een omgevingstemperatuur tus­sen +20°C en +25°C), raden we aan de index van de thermo­staatknop op stand 2 te zetten. Wenst u lagere of hogere temperaturen dan -18°C in de vrie­sruimte, draai dan de thermostaatknop naar respectievelijk een hoger nummer of meer naar stand ““. We maken u er op attent dat de regeling van de thermostaat afhankelijk is van de kamertemperatuur, de hoeveelheid opgeslagen leven­smiddelen, de plaats van opstelling en de frequentie van het openen van de deur. U zult al gauw de voor u meest geschikte afstelling vinden.
Gebruik van de diepvriezer (Fig. 7)
Invriezen
De maximale hoeveelheid voedsel, uitgedrukt in kg, die in 24 uur bij een omgevingstemperatuur van 25°C kan worden in­gevroren, staat vermeld op het typeplaatje (Fig. 5).
- Wilt u de maximale hoeveelheid levensmiddelen invriezen, dan raden we aan 24 uur vóór het inzetten van het voedsel toets of voor het snelvriezen te gebruiken (gele controle­lampje of aan) en dit snelvriezen gedurende nog eens 24 uur ingeschakeld te houden. Het bovenste vak is het invriesvak. Bent u klaar met invriezen, schakel dan, om terug te keren tot een normale werking van het apparaat, het snelvriezen uit (gele controlelampje uit).
- De invriestijden voor hoeveelheden beneden het maximum zijn korter.
- Zeer kleine hoeveelheden kunnen worden ingevroren zonder het snelvriezen te hoeven inschakelen. Zet nooit warme levensmiddelen in de diepvriezer; vries geen zelfs maar half ontdooid voedsel opnieuw in. Verpak het in te vriezen voedsel in plastic of aluminium folie of in een geschik­te doos. Plak op deze verpakkingen een etiket met daarop de inhoud en de datum van invriezen. Het diepvriescompartiment kan, zelfs in geval van een stroo­monderbreking, de juiste temperatuur voor het bewaren van voedsel gedurende een periode van circa 16 - 18 uur vasthou­den. Sommige modellen zijn voorzien van koudeverzamelaars (koel-elementen) die, geplaatst op het bovenste rooster, de bewaartijd in geval van een stroomonderbreking verlengen tot circa 25 - 28 uur.
Wel raden we aan de deur van de diepvriezer tijdens deze periode gesloten te houden. Noot: Doordat de afdichting zeer efficiënt afsluit, is het niet mo-
gelijk de deur van het compartiment direkt na sluiting te openen; wacht enkele minuten alvorens de deur opnieuw te openen.
Het maken van Ijsblokjes
Vul de bakjes voor het maken van ijs voor driekwart met water en plaats ze in het bovenste vak. Wanneer de bakjes vastge­vroren zouden zijn, probeer ze dan niet ze met scherpe of
puntige voorwerpen los te maken. U zou het apparaat kunnen beschadigen. Gebruik liever de steel van een lepel. Waarschuwing: Eet geen ijsblokjes of ijslollies zó uit het vries­vak, ze zouden koudeverbrandingen kunnen veroorzaken. Zet geen vloeistoffen in glazen potten of flessen in het vriesvak.
Het bewaren van diepvriesprodukten
Het maximaal beschikbare volume voor het bewaren van le­vensmiddelen verkrijgt u door alle manden, behalve de onder­ste, en een eventuele scheidingswand te verwijderen. De limietlijn op de zijwanden van de vriesruimte geeft aan tot welke hoogte u de diepvriezer maximaal kunt vullen. Bij apparaten voorzien van een flap wordt het instapelvolume door deze flap begrensd. Controleer, wanneer u diepvries­voedsel koopt, of de verpakking onbeschadigd is en geen bla­zen of vochtvlekken vertoont. Breng de diepvriesprodukten zo snel mogelijk over naar de diepvriezer, om te voorkomen dat de versheid van het voedsel door een temperatuurstijging tij­dens het transport zou verminderen. In ieder geval dienen de­ze produkten binnen de op de verpakking vermelde uiterste bewaardatum geconsumeerd te worden.
Ontdooien
Hier volgen enige raadgevingen: Kookgroenten: niet ontdooien, maar in kokend water doen en verder zoals gebruikelijk koken. Vlees in het algemeen (grote stukken): in de originele ver­pakking in de koelkast ontdooien. Vóór het vlees verder te be­reiden dit enige uren bij kamertemperatuur laten rusten. (kleine stukken): bij kamertemperatuur ontdooien of meteen bereiden. Vis: in de originele verpakking in de koelkast ontdooien of na gedeeltelijk ontdooien meteen bereiden. Voorgekookt voedsel: direct in de oven toebereiden zonder het uit het aluminium bakje te halen. Fruit: in de koelkast ontdooien.
Houders voor datumkaartjes
Wanneer uw apparaat is voorzien van externe houders voor datumkaartjes (Fig. 8), plak dan de zelfklevende nummers op de in het zakje met accessoires meegeleverde houders en op de datumkaartjes. Zet vervolgens de houders op de voorkant van de manden. Op die manier kunt u op de datumkaartjes de lijst van levensmiddelen schrijven die zich in de respectievelijke manden bevinden, met hun datum van aankoop of invriezen. Is uw apparaat daarentegen voorzien van interne op de man­den van de diepvriezer bevestigde houders voor datumkaartjes (Fig. 9), dan kunt u met behulp van de meegeleverde kaartjes aangeven welke levensmiddelen er in de diverse manden zit­ten, met hun datum van aankoop of invriezen.
Het verwijderen van rijp
Verwijder tenminste twee maal per jaar de rijp en in ieder ge­val wanneer de rijplaag een dikte van 3 mm heeft bereikt. Tussen het ontdooien door is het goed af en toe met een spa­tel de rijp van de roosters van de diepvriezer te verwijderen.
Gebruik hiervoor geen scherpe of puntige voorwerpen.
Geen enkele schade, veroorzaakt door deze voorwerpen, wordt door de garantie gedekt. Ontdooi bij voorkeur wanneer er weinig diepvriesprodukten in de vriezer zitten of wanneer het apparaat leeg is. Is er nog diepvriesvoedsel in het appa­raat, schakel dan vóór u met ontdooien begint gedurende eni­ge tijd het snelvriezen in, om het opgeslagen voedsel extra koud te maken. Om te ontdooien gaat u als volgt te werk:
- Wikkel de diepvriesprodukten in krantepapier (of in een deken) en plaats ze in de koelkast of in een koele ruimte.
- Haal de stekker uit het stopcontact (Fig. 10).
- Verwijder de manden en laat de deur open.
- Trek het afvoerkanaaltje dat beneden op de voorkant zit naar buiten en plaats een bakje voor het opvangen van water (Fig. 11)
- Probeer niet de rijp met scherpe voorwerpen te verwijderen.
- Maak de binnenkant schoon en droog deze zorgvuldig af.
- Maak de buitendeur van het apparaat schoon met een zach-
13
NL
2
-
+
1
2
3
4
Loading...
+ 1 hidden pages