N C
Nederlands
MILIEUVRIENDELIJKE WENKEN
Het behandelen van verpakking en afval
Werp de verpakking van Uw apparaat niet in de vuilnisbak
maar selecteerde verschillende soorten materiaal (bijv. karton, polystyreen) en breng deze, volgens de plaatselijke
voorschriften, naar de hiervoor bestemde depots.
Verklaring
Dit apparaat bevat onderdelen die in contact kunnen
komen met levensmiddelen. De onderdelen voldoen
aan de E.E.G richtlijn 89/09/CEE.
Informatie
Dit apparaat bevat geen HCFK (het koelcircuit bevat R134a)
of HFK (het koelcircuit bevat R600a – Isobutaan). Raadpleeg voor verdere details het typeplaatje op het apparaat.
Voor apparaten met Isobutaan (R600a)
Het koelgas Isobutaan is een natuurlijk gas dat zeer milieuvriendelijk is, maar wel brandbaar.
Daarom is het essentie¨el dat u goed controleert of de buizen
van het koelcircuit niet beschadigt zijn.
Ù
LEER UW APPARAAT KENNEN
Het apparaat met het symbool
schaft maakt het mogelijk om op perfecte wijze vers en gekookt voedsel in te vriezen, ijsblokjes te maken en diepvriesproducten of ingevroren voedsel te bewaren.
We raden aan deze gebruiksaanwijzing aandachtig door te
lezen, hierin vindt u de beschrijving van het apparaat en nuttige wenken om de beste resultaten te verkrijgen bij het invriezen en het bewaren van voedsel.
ç
dat u hebt aange-
BESCHRIJVING VAN HET APPARAAT
(Fig. )
A) Lade voor het invriezen.
B) Manden voor het bewaren van diepvriesproducten.
C) Thermostaat te regelen met een muntstuk.
D) Snelvries schakelaar (geel lampje).
E) Alarm lampje voor het invriezen (rood lampje).
Dit gaat aan wanneer:
− Het apparaat net ingeschakeld is
− De temperatuur in de vrieskast niet laag genoeg is
− De vrieskast geladen wordt met vers in te vriezen voedingswaren
− Wanneer de deur van de vrieskast lang opengelaten is.
Het lampje gaat uit wanneer:
− De juiste temperatuur in de vrieskast bereikt is.
F) Kontrolelampje voor de werking (groen lampje).
INSTALLATIE (Fig. 2-3)
Controleer of het apparaat niet beschadigd is. Eventuele
schade, opgelopen tijdens het transport, moet binnen 24
uur na aflevering van het apparaat aan de leverancier gemeld worden. Het apparaat op een droge en goed geventileerde plaats installeren, niet in de nabijheid van warmtebronnen, zoals kachels, fornuizen, direct zonlicht, enz.
Vo´o´r u het apparaat op zijn plaats zet, raden we aan om te
kontroleren of de buizen op de achterkant niet beschadigd
zijn door het transport en de achterkant van het apparaat of
de muur niet raken, dit zou tijdens de werking van de vrieskast lawaai kunnen veroorzaken.
Het apparaat moet ingebouwd worden in een kolom, voorzien van een frontale luchttoevoer en luchtafvoerpijp aan de
achterkant; gedetailleerde instructies zijn bijgevoegd.
Maak de binnenkant schoon met een vochtige spons gedrenkt in een oplossing van lauw water en soda of azijn en
breng de eventuele meegeleverde accessoires aan.
Attentie: Na het installeren moet het stopcontact bereikbaar zijn om het apparaat, indien nodig, uit te kunnen schakelen. Indien dit niet mogelijk is, het apparaat op het lichtnet
aansluiten door middel van een tweepolige schakelaar met
een contactopening van minstens 3 mm die bereikbaar gemonteerd is.
ELEKTRISCHE AANSLUITING EN IN
GEBRUIK NEMEN
Laat het apparaat 1 uur staan vo´o´r u het op het net aansluit.
Controleer of de netspanning op het typeplaatje (Fig. 4-5)
dat zich in de vriesruimte bevindt, overeenkomt met de netspanning van de woning.
Het is wettelijk verplicht het apparaat te aarden. De fabrikant is niet aansprakelijk voor eventuele schade aan
personen of voorwerpen, welke door het niet opvolgen
van dit voorschrift kan ontstaan.
Wanneer het apparaat aangesloten is, en de thermostaatknop niet is ingesteld op het symbool
en rode kontrolelampje branden (Fig. 1F-1E). Na het instellen van de temperatuur, zoals aangegeven in het volgende
hoofdstuk, is de vrieskast klaar voor gebruik wanneer het
rode kontrolelampje uit is.
x, gaat het groene
REGELEN VAN DE TEMPERATUUR
Met de thermostaat (zie Fig. 1C) kan de temperatuur geregeld worden. De stand
werking en de controlelampjes gaan uit. De ideale temperatuur voor het langdurig bewaren van diepvriesprodukten of
ingevroren voedsel is -18
den (omgevingstemperatuur tussen +20
aangeraden de thermostaatknop op stand 2 in te stellen.
Indien men een lagere of hogere temperatuur dan -18
de vrieskast wenst, de thermostaatknop respectievelijk naar
een hoger cijfer of naar de stand
de thermostaat is afhankelijk van de temperatuurwisselingen buiten de vrieskast, van de hoeveelheid te bewaren
voedsel, van de frekwentie van het openen van de deur en
van de plaats waar het apparaat geı¨nstalleerd is: na enige ervaring zult u de regeling vinden die aan uw wensen voldoet.
x betekent een tijdelijk onderbroken
o
C. Onder normale omstandighe-
x draaien. Het regelen van
o
Cen+25o), wordt
o
Cin
GEBRUIK VAN HET VRIESKASTGEDEELTE
INVRIEZEN
De maximum hoeveelheid voedsel, uitgedrukt in kg, die in
24 uur ingevroren kan worden bij een omgevingstemperatuur van 25
Vers voedsel moet steeds ingevroren worden in de b ovenste twee invriesvakken bovenin de vrieskast. De invriescapaciteit die aangegeven staat op het typeplaatje, wordt verkregen door de laden te verwijderen en het in te vriezen
voedsel direct op de koelroosters te plaatsen.
− Voor het behalen van het besteresultaat, als volgt te werk
gaan:
− breng alle reeds in de bovenste vriesvakken opgeslagen
diepvriesproducten over naar de onderste manden.
Man kan ook invriezen d oor gebruik te maken van de laden,
maar in dat geval wordt de invriescapaciteit wat kleiner.
Nadat u de in te vriezen voedingswaren hebt ingepakt in
aluminium of plastic folie, de pakjes voorzien van een etiket
met inhoud en invriesdatum, zodat u later de eerst ingevroren pakken kunt gebruiken, bergt u de pakken op in de bovenste vriesvakken (Fig. 6).
− Voor omgevingstemperaturen t ot 25oC de snelvriestoets
D indrukken
gint. Het gele controlelampje licht op. Op deze wijze werkt
het apparaat continu; daarom raden wij u aan om 24 uur na
het opbergen van het voedsel de schakelaar D weer in te
drukken, zodat het apparaat weer op normale wijze functioneert. Zet nooit warme gerechten in de vrieskast; geen levensmiddelen die gedeeltelijk ontdooid zijn opnieuw invriezen.
MAKEN VAN IJSBLOKJES (Fig. 6)
De ijsbakjes voor drie vierde met water vullen en ze in de invriesruimte plaatsen.
o
C, is aangegeven op het typeplaatje (Fig. 5).
(Fig. D)
24 uur voordat u met het invriezen be-
11
M Y
N C
NL
Attentie: geen ijsblokjes of waterijs onmiddellijk nadat het
uit de vrieskast komt opeten, door de koude kunnen deze
brandwonden veroorzaken.
Geen vloeistoffen in glas in de vrieskast plaatsen.
BEWAREN VAN DIEPVRIESPRODUCTEN (Fig. 6)
Bij het inkopen van diepvriesproducten, nakijken of de verpakking niet beschadigd is, niet bol staat of geen vochtplek
ken vertoont. De diepvriesproducten zo vlug mogelijk in de
vrieskast opbergen om te voorkomen dat een verhoogde
temperatuur tijdens het vervoer de versheid benadeelt.
In elk geval moeten deze producten verbruikt worden vo´o´r
de vervaldatum aangegeven op de verpakking.
− De pakjes in d e bewaarruimte opbergen zodat de invriesruimte vrijblijft.
Het maximum beschikbare volume voor het bewaren wordt
verkregen door de manden, indien aanwezig, te verwijderen, behalve de bovenste en onderste mand. De pakjes mogen in elk geval ook direkt op de koelplaten gelegd worden,
rekening houdend met de maximum opslagruimte, aangegeven op de zijwanden van de vrieskast. In de vrieskast kan
de juiste temperatuur voor het bewaren van voedingswaren
behouden blijven, ook ingeval van stroomonderbreking, gedurende 11 uur in het invriesgedeelte en ongeveer 16 uur in
de bewaarmanden; er wordt wel aangeraden de vrieskastdeur tijdens deze periode niet te openen.
N.B.: Door de goede hermetische sluiting van de vrieskastdeur is het niet mogelijk deze meteen na het sluiten weer
open te maken; wacht enkele minuten.
ONTDOOIEN
Enkele raadgevingen:
Groente om te koken: niet ontdooien maar direkt in kokend water brengen en zoals gebruikelijk bereiden.
Vlees in het algemeen (grote stukken): ontdooien in de
koelkast zonder de oorspronkelijke verpakking te verwijderen. Het vlees een paar uur bij omgevingstemperatuur laten
rusten vo´o´r u het bereidt.
(Kleine stukken): ontdooien bij omgevingstemperatuur of
meteen bereiden.
Vis: ontdooien in de koelkast, zonder de verpakking te verwijderen of bereiden wanneer de vis half ontdooid is.
Voorgekookte gerechten: meteen in de oven bereiden
zonder het aluminium bakje te verwijderen.
Fruit: ontdooien in de koelkast.
ONTDOOIEN VAN DE VRIESKAST
De hoeveelheid rijp die zich vormt op de binnenwand van
het vriesgedeelte is afhankelijk van hoe vaak de deur geopend wordt.
De ijsaanslag dient verwijderd te worden zodra deze ca. 3
mm dik is. In de regel wordt de vrieskast 2 maal per jaar ontdooid en schoongemaakt, bij voorkeur wanneer de kast
bijna leeg is.
Ga als volgt te werk:
−
23 uur vo´o´rdat U met ontdooien begint, de snelvriesschakelaar indrukken, opdat de opgeslagen diepvriesproducten
zo koud mogelijk uit de kast gehaald kunnen worden;
− neem de stekker uit het stopcontact (Fig. 8);
− verwijder de ijsbakjes;
− wikkel de pakketten ingevroren levensmiddelen in krantepapier en bewaar zu zolang op een koele plaats;
− neem alle manden uit de kast;
− verwijder het afvoerpijpje (Fig. 7);
− zet een bakje onder de afvoeropening om het smeltwater
op te vangen;
− laat de deur open.
Probeer de ijsaanslag niet met scherpe voorwerpen te verwijderen. Schade veroorzaakt voor het gebruik van scherpe
voorwerpen, valt niet onder de garantie. Vermijd eveneens
het gebruik van heet water, electrische verwarmingsapparaten of andere warmtebronnen.
Zodra de vrieskast ontdooid is, de binnenwanden schoonmaken met wat lauw water en soda of azijn. De afdichting
van de deur reinigen met schoon water. Zorg ervoor dat de
deurafdichting niet met vet of olie in aanraking komt, om
aantasting van het afdichtingsmateriaal te voorkomen.
Na het schoonmaken, de kast goed nadrogen, het afvoerpijpje weer op zijn plaats aanbrengen, de manden in de
vrieskast plaatsen en het apparaat weer op het net aansluiten. Voer deze werkzaamheden zo snel mogelijk uit. Nadat
het rode waarschuwingslampje is uitgegaan kunnen de
diepvriesproducten weer in de vrieskast worden geplaatst.
ONDERHOUD EN SCHOONMAKEN
De goede werking en de levensduur van het apparaat zijn
afhankelijk van een juist en regelmatig onderhoud.
Haal steeds de steker uit het stopkontakt voor gelijk welke
werkzaamheden te ondernemen.
Indien de steker niet bereikbaar is, de hoofdschakelaar uitzetten. Voor het schoonmaken van de binnenkant de instrukties van het vorige hoofdstuk volgen.
RAADGEVINGEN IN GEVAL VAN AFWEZIGHEID (Fig. 9)
Indien de afwezigheid van lange duur is, het apparaat uitschakelen door de steker uit het stopkontakt te nemen; de
vrieskast helemaal leeg maken. Schoonmaken en de deur
open laten. Indien de afwezigheid van korte duur is, het apparaat aangesloten laten.
SERVICE (Fig. 0--2)
Een foutieve werking van het apparaat is niet altijd te wijten
aan een defekt, maar wordt vaak veroorzaakt door een verkeerd gebruik of onjuiste installatie.
Om onnodige service diensten, met de daaraan verbonden
kosten te vermijden, raden we aan als volgt te handelen:
1) Indien de temperatuur in het apparaat niet laag genoeg is en het rode alarmlampje flikkert of continu blijft
branden, kontroleer of:
− De voedingswaren zo opgeborgen zijn dat de deur perfect sluit
− het apparaat niet te dicht bij warmtebronnen staat
− er niet te veel rijp op de wanden van de vrieskast is
− de condensor of het ventilatierooster niet zeer bevuild
zijn
− de omgevingstemperatuur niet zeer laag is, in dit geval
de wijzer van de thermostaatknop naar een hoger cijfer
draaien. Indien na deze kontroles het rode lampje nog
steeds brandt of flikkert, wordt de storing waarschijnlijk veroorzaakt door de thermostaat. In dit geval de snelvries schakelaar aanzetten en de Service Dienst waarschuwen.
2) Indien de kompressor continu werkt, kan dit door de
volgende redenen komen:
− de snelvriesschakelaar is eventueel aangezet
− de omgevingstemperatuur is te hoog
− het gebruik van de vrieskast is zeer intensief met vaak
openmaken van de deur.
3) Indien het apparaat niet werkt, kontroleer of:
− er elektrische stroom is
− de steker goed in het wandkontakt is aangebracht
− de eventueel aanwezige automatische zekering van de
elektrische installatie van de woning niet uitgeschakeld is en
dat de smeltzekeringen bij de meter niet doorgebrand zijn
− de voedingskabel niet gebroken is.
4) Indien de vrieskast teveel lawaai maakt, kontroleer
of:
− het apparaat niet tegen meubels of wanden staat die vibratie kunnen veroorzaken.
5) De afdichting rond de deur is warm.
− dit is geen defekt maar een voorziening om condensvorming te voorkomen.
2
M Y