Wij hopen dat u jarenlang rijplezier van uw Volvo zult hebben. Bij
het ontwerp hebben veiligheid en comfort van u en uw medepassagiers voorop gestaan. Een Volvo is een van de veiligste
auto’s ter wereld. Uw Volvo is ook ontworpen om aan alle geldende veiligheidsvoorschriften en milieueisen te voldoen.
Om nog meer plezier van uw auto te hebben, raden wij u aan om
vertrouwd te raken met de uitrusting, de instructies en de onderhoudsinformatie in dit instructieboekje.
Een goede manier om vertrouwd te raken met
uw nieuwe auto is om het instructieboekje te
lezen, idealiter voordat u uw eerste rit maakt.
Zo maakt u kennis met nieuwe functies, krijgt
u tips hoe u het beste in verschillende situaties
met de auto kunt omgaan en leert u hoe u optimaal gebruik kunt maken van alle mogelijkheden die uw auto biedt. Besteed ook aandacht aan de veiligheidsinstructies in het
boekje:
Waarschuwingsteksten geven aan dat er
gevaar voor persoonlijk letsel bestaat, als u
de instructies niet opvolgt.
“Belangrijk”-teksten geven aan dat het gevaar bestaat dat de auto beschadigd raakt,
als u de instructies niet opvolgt.
De in het instructieboekje beschreven uitrusting is niet op alle modellen aanwezig. Als aanvulling op de standaarduitrusting worden in dit
instructieboekje ook de opties (af fabriek gemonteerde uitrusting) en bepaalde accessoires (extra uitrusting) beschreven.
De uitrusting van de auto’s van Volvo hangt
af van de verschillende behoeften op de diverse markten en de landelijke en/of regionale wet- en regelgeving.
De specificaties, constructiegegevens en afbeeldingen in dit instructieboekje zijn niet bindend. We behouden ons het recht voor om
zonder voorafgaande mededeling wijzigingen
aan te brengen.
Zorg voor het milieu, veiligheid en kwaliteit zijn
de drie kernwaarden van Volvo Car Corporation die van invloed zijn op alle activiteiten. We
zijn ervan overtuigd dat onze klanten onze
zorg voor het milieu delen.
Uw Volvo voldoet aan strenge internationale
milieueisen en is bovendien geproduceerd in
een fabriek die zeer schoon is en efficiënt met
hulpbronnen omgaat. De meeste eenheden
binnen de Volvo Car Corporation zijn gecertificeerd voor de milieunorm ISO 14001. Deze
norm leidt tot verbeteringen op milieugebied.
Alle Volvo-modellen gaan vergezeld van een
milieuverklaring (EPI of Environmental Product
Information). Daarin staat de impact aangegeven die de auto gedurende zijn hele levenscyclus op het milieu heeft.
Lees meer op: www.volvocars.com/EPI.
Brandstofverbruik
De auto’s van Volvo zijn concurrerend in hun
klasse wat het brandstofverbruik betreft. Een
lager brandstofverbruik levert over het algemeen een geringere uitstoot van het broeikasgas kooldioxide op.
U als bestuurder kunt uw steentje bijdragen
aan een verlaging van het brandstofverbruik.
Lees voor meer informatie de tekst onder het
kopje Spaar het milieu op pagina 9.
7
Inleiding
Volvo Car Corporation en het milieu
Efficiënte uitlaatgasreiniging
Uw Volvo is gebouwd volgens het concept
Schoon aan binnen- en buitenkant – een
concept dat een schone passagiersruimte
combineert met een uitermate efficiënt uitlaatgasreinigingssysteem. In veel gevallen liggen
de uitlaatgasemissies ver onder de geldende
normen.
Op de radiateur zit bovendien PremAir®
speciale laag die schadelijk laaghangend ozon
kan omzetten in zuivere zuurstof wanneer het
ozon langs de radiateur stroomt. Hoeveel
ozon er wordt omgezet hangt af van het ozongehalte van de buitenlucht.
1
Optie op vijfcilindermotoren (bepaalde markten).
® is een gedeponeerd handelsmerk
PremAir
van de Engelhard Corporation.
1
, een
Schone lucht in passagiersruimte
Het interieurfilter zorgt dat stofdeeltjes en pollen niet via de luchtinlaatopening in de passagiersruimte kunnen dringen.
Een geavanceerd luchtreinigingssysteem,
2
IAQS
(Interior Air Quality System), zorgt ervoor dat de lucht die de passagiersruimte binnenkomt schoner is dan de lucht buiten in het
verkeer.
Het systeem bestaat uit een elektronische
sensor en een koolstoffilter. De binnenkomende lucht wordt continu gecontroleerd en als
het gehalte aan bepaalde schadelijke gassen
zoals koolmonoxide te hoog oploopt, wordt
de luchtinlaat gesloten. Iets dergelijks kan zich
voordoen in bijvoorbeeld druk verkeer, files of
tunnels.
Het koolstoffilter zorgt ervoor dat stikstofoxiden, laaghangend ozon en koolwaterstoffen
niet binnendringen.
Textielnorm
Het interieur van een Volvo werd dusdanig
vormgegeven dat het gezellig en comfortabel
is – ook voor mensen met contactallergieën of
astma. Alle stoelhoezen en bekledingsstoffen
zijn getest op stoffen en emissies die schadelijk zijn voor de gezondheid en allergische
reacties kunnen veroorzaken. Dit betekent dat
2
Optie
alle stoffen voldoen aan de eisen van de textielnorm Öko-Tex 100
3
– een enorme stap op
weg naar een gezonder milieu in de passagiersruimte.
Het Öko-Tex-label stelt regels aan bijvoorbeeld de veiligheidsgordels, de vloerbekleding
en de gebruikte garens en stoffen. De leren
bekledingsvarianten zijn chroomvrij gelooid
met plantaardige stoffen en voldoen aan de
gestelde certificeringseisen.
Erkende Volvo-werkplaatsen en het
milieu
Met regelmatig onderhoud kunt u de voorwaarden scheppen voor een laag brandstofverbruik en op die manier bijdragen aan een
schoner milieu. Wanneer u de reparaties en
het onderhoud aan de auto toevertrouwd aan
de werkplaatsen van Volvo, wordt de auto een
onderdeel van ons systeem. We stellen duidelijke milieueisen aan de outillage van onze
werkplaatsen om te voorkomen dat er schadelijke stoffen vrijkomen in het milieu. Het personeel in de werkplaatsen van Volvo beschikt
over de kennis en het gereedschap om optimale zorg voor het milieu te kunnen garanderen.
3
Op www.oekotex.com vindt u meer informatie.
8
Inleiding
Spaar het milieu
U kunt eenvoudig meehelpen het milieu te beschermen door bijvoorbeeld zuinig te rijden,
milieuvriendelijke autoverzorgingsproducten
te kopen en de auto te onderhouden of te laten onderhouden aan de hand van de aanwijzingen in het instructieboekje.
Hier volgen enkele tips voor hoe u het milieu
kunt ontzien:
• Verlaag het brandstofverbruik door de zogeheten ECO-bandenspanning aan te houden (zie pagina 148).
• Lading op het dak en een skibox resulteren
in een grotere luchtweerstand waardoor het
brandstofverbruik aanzienlijk toeneemt.
Verwijder ze daarom meteen na het gebruik.
• Laat spullen niet onnodig in de auto liggen.
Hoe groter de belading van de auto, des te
hoger het brandstofverbruik.
• Gebruik voor een koude start altijd de motorverwarming, als de auto hiermee is uitgerust. Hierdoor nemen het
brandstofverbruik en de uitstoot af.
• Rijd rustig en vermijd krachtig remmen.
• Rijd in de hoogst mogelijke versnelling. Een lager
toerental zorgt voor een
lager verbruik.
• Laat het gaspedaal los wanneer u van een
helling afrijdt.
• Rem op de motor af om vaart te minderen.
• Voorkom stationair draaien. Houd u aan de
plaatselijke voorschriften. Zet de motor af
wanneer u lang stilstaat in een file.
• Hanteer afval dat schadelijk zijn voor het milieu,
zoals accu’s en olie, op
een milieuvriendelijke manier. Neem contact op met
een erkende Volvo-werkplaats, als u niet zeker
weet hoe u dergelijk afval moet verwerken.
• Onderhoud uw auto regelmatig.
Door deze tips op te volgen kunt u het brandstofverbruik verlagen zonder dat dit van invloed is op de reistijd of het plezier in het autorijden. U spaart uw auto, bespaart geld en gebruikt minder van de hulpbronnen op aarde.
Kinderen en veiligheid ..........................................................................................28
VEILIGHEID
01
01 Veiligheid
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
01
Veiligheidsgordels
Draag altijd een veiligheidsgordel
Heupgordel uittrekken. De gordel moet laag
gedragen worden.
Remmen kan ernstige gevolgen hebben als de
veiligheidsgordel niet wordt gedragen. Let er
daarom op dat alle passagiers hun veiligheidsgordel omhebben.
Gordel omdoen:
– Trek de gordel langzaam uit en maak deze
vast door de borglip in de sluiting te steken.
Een duidelijke “klik” geeft aan dat de gordel
vastzit.
Gordel losmaken:
– Druk op de rode knop van de sluiting en
laat het oprolmechanisme de gordel naar
binnen trekken. Als de gordel niet volledig
wordt opgerold, moet u de gordel handmatig zo ver terugrollen dat deze niet langer
slap hangt.
De gordel is geblokkeerd en kan niet
verder worden uitgetrokken:
• wanneer u de gordel te snel uittrekt
• wanneer u remt of optrekt
• als de auto sterk overhelt.
Voor optimale bescherming door de gordel is
het van belang dat de gordel goed tegen het
lichaam ligt. Laat de rugleuning niet te ver
achteroverhellen. De gordel biedt de beste bescherming bij een normale rijhouding.
Let erop dat:
• u geen klemmen of andere accessoires
gebruikt waardoor u de gordel niet strak
langs uw lichaam kunt trekken
• er geen slagen in de gordel zitten en dat hij
nergens achter blijft steken
• de heupgordel laag moet zitten (niet over
de buik)
• u de heupgordel over de heupen spant
door aan de diagonale schoudergordel te
trekken zoals afgebeeld.
De veiligheidsgordel en de airbag werken
samen. Als de veiligheidsgordel niet of onjuist wordt gebruikt, kan de bescherming
die de airbag bij een aanrijding biedt afnemen waardoor u als klant ernstig letsel kunt
oplopen.
Elke gordel is bestemd ter bescherming van
slechts een persoon.
Breng nooit zelf wijzigingen in de gordels
aan en probeer ze nooit zelf te repareren.
Neem contact op met een erkende Volvowerkplaats. Als een gordel aan grote krachten heeft blootgestaan zoals tijdens een
aanrijding, dient u de gordel in zijn geheel te
vervangen. De gordel kan een deel van zijn
beschermende eigenschappen hebben verloren, zelfs als de gordel ogenschijnlijk niet
beschadigd is. Vervang de gordel ook als
deze versleten of beschadigd is. De nieuwe
gordel moet zijn goedgekeurd en bedoeld
voor montage op dezelfde positie als de
vervangen gordel.
De achterbank is bestemd voor maximaal
twee personen.
12
01 Veiligheid
Gordelwaarschuwing
Er gaan waarschuwingslampjes branden en er
worden geluidssignalen afgegeven wanneer
iemand de veiligheidsgordel niet draagt. Of er
geluidssignalen klinken, hangt af van de snelheid. De waarschuwingslampjes zitten in de
plafondconsole en op het instrumentenpaneel. Op lage snelheden klinkt er zes seconden lang een geluidssignaal.
Het gordelwaarschuwingssysteem geldt niet
voor kinderzitjes.
Achterbank
De functie van de gordelwaarschuwing voor
de achterbank is tweeledig:
• Aangeven welke veiligheidsgordels van de
achterbank er worden gebruikt. Dit gebeurt
met behulp van een melding op het informatiedisplay. De melding wordt na
ca. 30 seconden automatisch gewist, maar
kan ook handmatig worden bevestigd door
op de knop
• Waarschuwen dat iemand op de achterbank de veiligheidsgordel heeft losgenomen. Er wordt gewaarschuwd met een
melding op het informatiedisplay in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingslampje. De waarschuwing stopt
wanneer de gordel weer is omgedaan,
maar kan ook handmatig worden bevestigd
door op de knop
De melding op het informatiedisplay, die aangeeft welke gordels er gebruikt worden, is altijd beschikbaar. Druk op de knop
de opgeslagen meldingen te zien.
READ te drukken.
READ te drukken.
READ om
Bepaalde markten
Er gaat een waarschuwingslampje branden en
er worden geluidssignalen afgegeven wanneer
de bestuurder de gordel niet draagt. Op lage
snelheden klinkt er zes seconden lang een geluidssignaal.
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordel en zwangerschap
Wanneer u zwanger bent, is het belangrijk dat
u de gordel altijd op de juiste manier draagt.
De gordel moet strak langs de schouder lopen, waarbij het diagonale deel van de veiligheidsgordel tussen de borsten en tegen de zijkant van de buik ligt. Het heupgedeelte van de
gordel moet vlak tegen de buitenkant van de
bovenbenen liggen – en zo ver mogelijk onder
de buik liggen. Het mag nooit over de buik
omhoog kunnen glijden. De gordel moet zo
strak mogelijk over het lichaam lopen zonder
onnodige speling. Controleer ook of de gordel
nergens gedraaid zit.
01
13
01 Veiligheid
01
Veiligheidsgordels
Naarmate de zwangerschap vordert moeten
zwangere bestuurders de stoel en het stuur
dusdanig verstellen dat ze de auto volledig
onder controle hebben (wat inhoudt dat ze
met gemak bij het stuur en de pedalen moeten
kunnen komen). Streef ernaar de afstand tussen de buik en het stuur zo groot mogelijk te
maken.
Gordelspanners
Alle veiligheidsgordels zijn uitgerust met gordelspanners. Dit is een mechanisme dat bij
een voldoende krachtige aanrijding de gordel
rond het lichaam spant. De gordel kan de passagier daarmee beter in de stoel gedrukt houden.
Gordelgeleider
Zowel de bestuurders- als de passagiersstoel
zijn voorzien van een gordelgeleider.
De gordelgeleider is een hulpmiddel dat de
veiligheidsgordels beter bereikbaar maakt.
Neem bij het in- en uitstappen van achterpassagiers de gordel uit de gordelgeleider en
plaats deze achteraan op de gordelstang.
14
01 Veiligheid
WAARSCHUWING
Waarschuwingslampje op
instrumentenpaneel
Het airbagsysteem1wordt continu gecontroleerd door de regeleenheid. Het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel gaat
branden, wanneer u de contactsleutel naar
stand I, II of III draait. Het lampje dooft na ca.
zeven seconden, wanneer de regeleenheid
heeft vastgesteld dat het airbagsysteem
geen storingen vertoont.
1
Behalve het waarschuwingslampje verschijnt er, in die gevallen waarin dat nodig is, een
melding op het informatiedisplay. Als het waarschuwingslampje niet werkt, gaat het
waarschuwingsdriehoekje
branden en verschijnt er SRS-
AIRBAG SERVICE SPOED
op het display. Neem zo spoedig mogelijk contact op met een erkende Volvo-werkplaats.
Als het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem blijft branden of tijdens het rijden korte tijd oplicht, betekent dit dat het
airbagsysteem niet naar behoren werkt. Het
lampje kan ook duiden op een storing in de
gordelspanners, het SIPS-, het SRS- of het
IC-systeem. Neem zo spoedig mogelijk
contact op met een erkende Volvo-werkplaats.
Airbagsysteem
01
1
Omvat SRS en gordelspanners, SIPS en IC.
15
01 Veiligheid
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
01
Airbags (SRS)
Airbag (SRS) aan de bestuurderszijde
Als aanvulling op de veiligheidsgordel van de
bestuurdersstoel heeft uw auto ook een airbag
(SRS, Supplemental Restraint System) in het
stuurwiel. De airbag zit opgevouwen in het
midden van het stuurwiel. Het stuurwiel is
voorzien van het opschrift
De veiligheidsgordel en de airbag werken
samen. Als de veiligheidsgordel niet of onjuist wordt gebruikt, kan de bescherming
die de airbag bij een aanrijding biedt afnemen waardoor u als klant ernstig letsel kunt
oplopen.
SRS AIRBAG.
Airbag (SRS) aan de passagierszijde
Als aanvulling op de veiligheidsgordel heeft
uw auto ook een airbag (SRS, Supplemental
Restraint System). De airbag aan de passagierszijde
ven het dashboardkastje. Het paneel is voorzien van het opschrift
1
1
ligt opgevouwen in een ruimte bo-
SRS AIRBAG.
Niet alle auto’s hebben een airbag (SRS) aan
de passagierszijde. Dit is afhankelijk van de
vraag of de airbag besteld werd tijdens het
verkoopproces.
Om de kans op letsel bij het opblazen van
de airbags te beperken, moeten de passagiers zo rechtop mogelijk zitten met hun
voeten op de vloer en hun rug tegen de rugleuning. De veiligheidsgordel moet goed
vastzitten.
Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of
op een verhogingskussen op de passagiersstoel als de airbag (SRS) geactiveerd
1
is.
Laat kinderen nooit voor de passagierstoel
zitten of staan. Personen kleiner dan 1,40 m
mogen nooit op de passagiersstoel plaatsnemen als de airbag (SRS) geactiveerd is.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke situaties opleveren voor het kind.
1
Zie pagina 19 voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
16
01 Veiligheid
N.B.
N.B.
WAARSCHUWING
SRS-systeem
SRS-systeem, auto met stuur links
Het systeem bestaat uit airbags en sensoren.
Bij een voldoende krachtige aanrijding reageren de sensoren, waarna één of meer airbags
worden opgeblazen. Daarbij worden de airbags warm. Om de klap op te vangen loopt de
airbag leeg wanneer de inzittende de airbag
raakt. Daarbij treedt er rookvorming in de auto
op. Dit is volkomen normaal. Het totale verloop, van het opblazen tot het leeglopen van
de airbag, neemt enkele tienden van een seconde in beslag.
SRS-systeem, auto met stuur rechts
De reactie van de sensoren hangt af van de
ernst van de aanrijding en van het feit of de
veiligheidsgordel aan de bestuurderszijde
of de passagierszijde vooraan wordt gedragen of niet. Het is dan ook mogelijk dat er bij
ongelukken slechts één (of geen enkele) van
de airbags wordt opgeblazen. Het SRSsysteem registreert de botskracht waaraan
de auto blootstaat en stemt de activering
van een of meerdere airbags daarop af.
Airbags (SRS)
De airbags werken dusdanig dat de capaciteit ervan wordt afgestemd op de botskracht waaraan de auto blootstaat.
Reparaties mogen alleen door een erkende
Volvo-werkplaats worden uitgevoerd.
Ingrepen in het SRS-systeem kunnen storingen in de werking veroorzaken en leiden
tot ernstig letsel.
01
17
01 Veiligheid
WAARSCHUWING
01
Airbags (SRS)
Positie van de airbag aan de passagierszijde in
een auto met het stuur links of rechts
Verricht nooit zelf werkzaamheden aan de
onderdelen van het SRS-systeem in het
stuurwiel of aan het paneel boven het dashboardkastje.
Plaats geen voorwerpen of accessoires op
of in de buurt van het SRS AIRBAG -paneel
(boven het dashboardkastje) of binnen de
actieradius van de airbag.
18
01 Veiligheid
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
PACOS (optie)
Hiermee wordt aangeduid dat de airbag (SRS)
aan de passagierszijde gedeactiveerd is
De airbag (SRS) aan de passagierszijde voorin
kan gedeactiveerd worden met een schakelaar. Dit is bijvoorbeeld noodzakelijk als daar
een kind in een kinderzitje moet zitten.
Aand uiding
Een tekstmelding op het plafondpaneel geeft
aan dat de airbag (SRS) aan de passagierszijde is gedeactiveerd.
Activeren/deactiveren
Schakelaar voor PACOS (Passenger Airbag Cut
Off Switch)
De schakelaar zit aan de passagierszijde aan
de zijkant van het dashboard en u kunt erbij
door het portier aan die kant te openen. Controleer of de schakelaar in de gewenste stand
staat. Volvo adviseert u de contactsleutel te
gebruiken om de stand te wijzigen. (U kunt
ook andere voorwerpen gebruiken die qua
vorm op een sleutel lijken.)
Airbag (SRS) activeren/deactiveren
Als de auto is uitgerust met een airbag
(SRS) aan de passagierszijde maar geen
PACOS heeft, is de airbag altijd geactiveerd.
Geactiveerde airbag (passagiersstoel):
Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of
op een verhogingskussen op de passagiersstoel, wanneer de airbag aan de passagierszijde geactiveerd is. Laat evenmin
personen die kleiner zijn dan 1,40 m op
deze stoel plaatsnemen.
Gedeactiveerde airbag (passagiersstoel):
Laat personen die groter zijn dan 1,40 m
nooit plaatsnemen op de passagiersstoel
wanneer de airbag aan de passagierszijde
gedeactiveerd is
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke situaties opleveren.
01
19
01 Veiligheid
WAARSCHUWING
01
Airbag (SRS) activeren/deactiveren
Stand van de schakelaar
SRS-schakelaar in stand ON
ON = De airbag (SRS) is geactiveerd. Met de
schakelaar in deze stand kunnen passagiers
groter dan 1,40 m aan de passagierszijde op
de voorstoel zitten, maar kinderen in een kinderzitje of op een verhogingskussen beslist
niet.
SRS-schakelaar in stand OFF
OFF = De airbag (SRS) is gedeactiveerd. Met
de schakelaar in deze stand kunnen kinderen
in een kinderzitje of op een verhogingskussen
aan de passagierszijde op de voorstoel zitten,
maar passagiers groter dan 1,40 m beslist
niet.
Laat geen passagier op de passagiersstoel
plaatsnemen, als het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem op het instrumentenpaneel oplicht terwijl de melding op het
plafondpaneel aangeeft dat de airbag (SRS)
aan die kant gedeactiveerd is. Het duidt op
een ernstige storing. Bezoek zo spoedig
mogelijk een erkende Volvo-werkplaats.
20
01 Veiligheid
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
SIPS-airbags – (zij-airbags)
Positie van de SIPS-airbags.
Een groot deel van de botskracht wordt door
het SIPS-systeem (Side Impact Protection
System) over balken, stijlen, vloer, dak en andere delen van de carrosserie verspreid. De
SIPS-airbags aan de bestuurders- en de passagierszijde beschermen de borstkas en vormen een belangrijk onderdeel van het SIPSsysteem. De SIPS-airbags zijn aangebracht in
de rugleuningframes van de voorstoelen.
Opgeblazen SIPS-airbag
De SIPS-airbags vormen een aanvulling op
het SIPS-systeem. Draag altijd de veiligheidsgordel.
Reparaties mogen alleen door een erkende
Volvo-werkplaats worden uitgevoerd.
Ingrepen in het SIPS-systeem kunnen storingen in de werking veroorzaken en leiden
tot ernstig letsel.
SIPS-airbags (zij-airbags)
Leg geen voorwerpen tussen de stoelen en
de portierpanelen, omdat dit gebied binnen
de actieradius van de SIPS-airbag ligt.
Gebruik alleen stoelhoezen van Volvo of
stoelhoezen die door Volvo goedgekeurd
zijn. Andere stoelhoezen kunnen de SIPSairbags in hun werking hinderen.
Kinderzitjes en SIPS-airbags
Een SIPS-airbag heeft geen nadelige invloed
op de beschermende werking van kinderzitjes
of verhogingskussens in de auto.
Het is mogelijk een kinderzitje/verhogingskussen op de voorstoel te plaatsen, als de auto
aan de passagierszijde niet is uitgerust met
een geactiveerde
1
Zie pagina 19 voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
1
airbag.
01
21
01 Veiligheid
01
SIPS-airbags (zij-airbags)
SIPS-airbag
Bestuurderszijde
Het SIPS-systeem bestaat uit SIPS-airbags en
sensoren. Bij een voldoende krachtige aanrijding reageren de sensoren, waarna de SIPSairbag wordt geactiveerd. De SIPS-airbag
wordt vervolgens opgeblazen tussen de inzittende en het portierpaneel. Daarmee wordt de
klap van de aanrijding opgevangen, waarna
de airbag weer leegloopt. De SIPS-airbags
worden normaal gesproken alleen opgeblazen
aan de kant van de aanrijding.
Passagierszijde
22
01 Veiligheid
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Eigenschappen
De opblaasgordijnen van het IC-systeem (Inflatable Curtain) vormen een aanvulling op het
SIPS-systeem. Ze zitten verborgen achter de
plafondbekleding langs beide zijden van de
auto en beschermen inzittenden zowel voorals achterin. Bij een voldoende krachtige aanrijding reageren de sensoren, waarna de opblaasgordijnen worden geactiveerd. Het systeem helpt voorkomen dat de bestuurder en
eventuele passagiers bij een botsing met hun
hoofd tegen de binnenkant van de auto slaan.
Hang of bevestig nooit zware voorwerpen
aan de handgrepen aan het plafond. De
haak is alleen bedoeld voor niet al te zware
kledingstukken (en niet voor harde voorwerpen zoals paraplu’s).
Schroef of bevestig geen onderdelen op de
plafondbekleding, de portierstijlen of de zijpanelen van de auto. Ze kunnen daarbij hun
beschermende werking verliezen. Er mogen
uitsluitend originele Volvo-onderdelen, bestemd voor montage op deze plaatsen,
worden gebruikt.
Opblaasgordijnen (IC)
Zorg dat de lading in de auto niet uitsteekt
boven de denkbeeldige, horizontale lijn op
50 mm onder de bovenkant van de zijruiten.
Anders is het mogelijk dat het opblaasgordijn dat schuilgaat achter de plafondbekleding geen bescherming meer biedt.
Het opblaasgordijn vormt een aanvulling op
de veiligheidsgordel.
Draag altijd de veiligheidsgordel.
01
23
01 Veiligheid
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
01
WHIPS
Bescherming tegen whiplash-letsel, – WHIPS
Het WHIPS-systeem (Whiplash Protection
System) bestaat uit energieabsorberende rugleuningen en speciaal voor het systeem ontwikkelde hoofdsteunen voor de beide voorstoelen. Het systeem wordt geactiveerd bij
een aanrijding van achteren, afhankelijk van
de hoek waaronder en de snelheid waarmee
het achteropkomende voertuig de auto raakt
en de materiaaleigenschappen van dat voertuig.
Het WHIPS-systeem vormt een aanvulling
op de veiligheidsgordels. Draag altijd de
veiligheidsgordel.
Eigenschappen van de stoel
Als het WHIPS-systeem wordt geactiveerd,
klappen de rugleuningen van de voorstoelen
naar achteren zodat de zithouding van de bestuurder en de passagier op de voorstoelen
verandert. Zo wordt de kans op zogeheten
whiplash-letsel beperkt.
Breng nooit zelf wijzigingen in de stoel of
het WHIPS-systeem aan en probeer ze
nooit zelf te repareren. Neem contact op
met een erkende Volvo-werkplaats.
WHIPS-systeem en kinderzitjes/
verhogingskussens
Het WHIPS-systeem heeft geen nadelige invloed op de beschermende werking van de
kinderzitjes.
Juiste zithouding
Voor optimale bescherming moeten de bestuurder en de voorpassagier zoveel mogelijk
in het midden van de stoel plaatsnemen en de
afstand tussen het hoofd en de hoofdsteun zo
klein mogelijk houden.
24
01 Veiligheid
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Zorg dat u de werking van het WHIPSsysteem niet nadelig beïnvloedt
Plaats geen koffer of iets dergelijks tussen
het zitgedeelte van de achterbank en de
rugleuning van de voorstoelen. Let erop dat
u de werking van het WHIPS-systeem niet
beïnvloedt.
Als u een van de ruggedeelten van de achterbank hebt omgeklapt, moet u de voorstoel aan dezelfde kant naar voren schuiven
zodat de rugleuning van de stoel niet tegen
het omgeklapte ruggedeelte van de achterbank aankomt.
WHIPS
Als de stoel heeft blootgestaan aan grote
krachten zoals bij een aanrijding van achteren, moet u het WHIPS-systeem laten controleren in een erkende Volvo-werkplaats.
Het WHIPS-systeem kan een deel van zijn
beschermende eigenschappen hebben verloren, zelfs als de stoel ogenschijnlijk intact
is.
Neem contact op met een erkende Volvowerkplaats om het systeem te laten controleren, ook na een lichte aanrijding van achteren.
01
25
01 Veiligheid
N.B.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
01
Activering van de veiligheidssystemen
SysteemActivering
GordelspannersBij een frontale botsing en/of aanrijding in de zij en/of kantelen.
Airbags (SRS)
SIPS-airbags
Opblaasgordijnen (IC)
WHIPS-systeemBij een aanrijding van achteren.
1
Het is mogelijk dat de airbags niet worden opgeblazen, ondanks dat de carrosserie van de auto danig vervormd raakt. Enkele factoren zoals de stijfheid en het
gewicht van het lichaam waarmee de auto in botsing komt, de snelheid van de auto, de hoek waaronder de botsing plaatsvindt e.d. zijn van invloed op de wijze van
activering van de verschillende veiligheidssystemen in de auto.
Wanneer de airbags werden opgeblazen,
wordt u het volgende geadviseerd:
• Sleep de auto naar een erkende Volvowerkplaats.Rijd niet met opgeblazen airbags.
• Laat het vervangen van de onderdelen van
de veiligheidssystemen in de auto over aan
een erkende Volvo-werkplaats.
• Neem altijd contact op met een arts.
De SRS-, SIPS-, IC-systemen en de gordelspanners worden bij een botsing slechts
eenmaal geactiveerd.
Bij een frontale botsing1.
Bij een aanrijding in de zij1.
Bij een aanrijding in de zij1.
De regeleenheid van het airbagsysteem zit
in de middenconsole. Als de middenconsole doorweekt geraakt is, moet u de accukabels loskoppelen. Probeer de auto niet te
starten, omdat de airbags daarbij geactiveerd kunnen worden. Sleep de auto naar
een erkende Volvo-werkplaats.
Rijd nooit met opgeblazen airbags. Ze kunnen u bij het sturen danig in de weg zitten.
Ook de andere veiligheidssystemen kunnen
beschadigd zijn. Langdurige blootstelling
aan de rook- en stofdeeltjes die vrijkomen
bij het opblazen van de airbags kan oog- en
huidirritatie veroorzaken. Spoel bij irritatie
met koud water. De snelheid waarmee de
airbags/gordijnen worden opgeblazen kan
in combinatie met de toegepaste materialen
resulteren in schaaf- en brandwonden aan
de huid.
26
01 Veiligheid
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Rijden na een aanrijding
Als de auto betrokken is geweest bij een aanrijding, kan de melding CRASH MODE ZIE
HANDLEIDING op het informatiedisplay ver-
schijnen. Dit betekent dat de functionaliteit
van de auto is verminderd. Crash mode is een
veiligheidsfunctie die in werking treedt wanneer de aanrijding belangrijke onderdelen van
de auto zoals de brandstofleidingen, de sensoren voor een van de veiligheidssystemen of
het remsysteem, kan hebben beschadigd.
Auto proberen te starten
Controleer eerst of er geen brandstof uit de
auto is gelopen. Er mag evenmin een brandstofgeur waarneembaar zijn.
Als alles normaal lijkt en u hebt vastgesteld
dat er geen brandstof lekt, kunt u proberen de
motor te starten.
Haal de contactsleutel uit het contact en steek
hem er opnieuw in. De elektronica van de auto
probeert te resetten naar de normale stand.
Probeer vervolgens de auto te starten. Als
CRASH MODE nog op het display staat, mag
u niet met de auto rijden en hem evenmin verslepen. Verborgen schade kan de auto tijdens
het rijden onbestuurbaar maken, zelfs als het
lijkt dat u nog met de auto kunt rijden.
Auto verzetten
Als de melding NORMAL MODE wordt weergegeven nadat de CRASH MODE is gereset,
mag u de auto voorzichtig uit de huidige, gevaarlijke positie verrijden. Verrijd de auto niet
verder dan nodig.
Probeer nooit zelf de auto te repareren of de
elektronische onderdelen te resetten nadat
de auto in de Crash mode heeft gestaan. Dit
kan aanleiding geven tot letsel of een slechte functie van de auto. Laat de auto altijd in
een erkende Volvo-werkplaats controleren
NORMAL MODE resetten, wan-
en naar
neer de melding
nen.
CRASH MODE is versche-
Cra sh mode
Probeer onder geen beding de auto opnieuw te starten, als u brandstof ruikt terwijl
de melding
geven. Verlaat de auto onmiddellijk.
De auto mag niet worden weggesleept zolang deze in de
auto moet van zijn huidige plaats worden
vervoerd naar een erkende Volvo-werkplaats.
CRASH MODE wordt weerge-
CRASH MODE staat. De
01
27
01 Veiligheid
N.B.
WAARSCHUWING
01
Kinderen e n veiligheid
Kinderen moeten comfortabel en
veilig zitten
Het gewicht en de lengte van het kind zijn bepalend voor de plaats van het kind in de auto
en de vereiste uitrusting. Zie pagina 30 voor
meer informatie.
De wettelijke bepalingen voor het vervoer
van kinderen in de auto verschillen van land
tot land. Ga na welke regels er in uw land
van kracht zijn.
Ongeacht leeftijd en lengte moeten kinderen
altijd met de gordel goed om in de auto zitten.
Laat kinderen nooit bij passagiers op schoot
zitten.
De veiligheidsuitrusting voor kinderen die Volvo biedt, is afgestemd op het gebruik in uw
auto. Door het gebruik van originele Volvo-onderdelen bent u er zeker van dat de bevestigingspunten en bevestigingsonderdelen op de
juiste wijze zijn aangebracht en sterk genoeg
zijn.
Het volgende kan worden gebruikt:
• een kinderzitje/verhogingskussen op de
passagiersstoel, zolang de airbag aan de
passagierszijde gedeactiveerd
• een achterstevoren gemonteerd kinderzitje
op de achterbank dat tegen de rugleuning
van de voorstoel steunt.
1
is;
Kinderzitjes en airbags
Kinderzitjes en airbags gaan niet samen
Plaats een kind altijd op de achterbank als de
airbag aan de passagierszijde geactiveerd is
Als de airbag wordt geactiveerd, kan een kind
in een kinderzitje aan de passagierszijde ernstig letsel oplopen.
Personen kleiner dan 1,40 m mogen alleen
op de voorstoel plaatsnemen, wanneer de
airbag aan de passagierszijde gedeactiveerd is.
1
.
28
1
Zie pagina 19 voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
01 Veiligheid
WAARSCHUWING
Positie van airbagsticker in voorportieropening
aan passagierszijde
Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of
op een verhogingskussen op de passa-
giersstoel, als de airbag (SRS) geactiveerd
is. Het niet opvolgen van de deze aanbeveling kan levensgevaarlijke situaties opleveren voor het kind.
1
Zie pagina 19 voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
Kinderen en veiligheid
Sticker op zijwand dashboardSticker op zijwand dashboard (alleen Australië)
1
01
29
Loading...
+ 217 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.