Geachte cliënt(e),
Het doet ons veel genoegen dat u hebt gekozen
voor een kwaliteitsproduct van de firma STIHL.
Dit product werd met moderne productiemetho‐
den en onder uitgebreide kwaliteitscontroles
gefabriceerd. Er is ons alles aan gelegen dat u
tevreden bent met dit apparaat en er probleem‐
loos mee kunt werken.
Wendt u zich met vragen over uw apparaat tot
uw dealer of de importeur.
Met vriendelijke groet,
Dr. Nikolas Stihl
1Met betrekking tot deze
handleiding
1.1Symbolen
Symbolen die op het apparaat zijn aangebracht
worden in deze handleiding toegelicht.
Afhankelijk van het apparaat en de uitrusting
kunnen de volgende symbolen op het apparaat
zijn aangebracht.
Benzinetank; brandstofmengsel van
benzine en motorolie
Hand-benzinepomp bedienen
1.2Codering van tekstblokken
WAARSCHUWING
Waarschuwing voor kans op ongevallen en letsel
voor personen alsmede voor zwaarwegende
materiële schade.
LET OP
Waarschuwing voor beschadiging van het appa‐
raat of afzonderlijke componenten.
1.3Technische doorontwikkeling
STIHL werkt continu aan de verdere ontwikkeling
van alle machines en apparaten; wijzigingen in
de leveringsomvang qua vorm, techniek en uit‐
rusting behouden wij ons daarom ook voor.
Aan gegevens en afbeeldingen in deze handlei‐
ding kunnen dan ook geen aanspraken worden
ontleend.
2Veiligheidsaanwijzingen en
werktechniek
Er zijn speciale veiligheidsmaatrege‐
len nodig bij het werken met een
motorapparaat.
De gehele gebruiksaanwijzing voor
de eerste ingebruikneming aandach‐
tig doorlezen en voor later gebruik
goed opbergen. Het veronachtzamen
van de gebruiksaanwijzing kan tot
levensgevaarlijke situaties leiden.
De nationale veiligheidsvoorschriften, bijv. van
beroepsgroepen, sociale instanties, arbeidsin‐
spectie en andere in acht nemen.
Wie voor het eerst met het apparaat werkt: door
de verkoper of door een andere deskundige
laten uitleggen hoe men hiermee veilig kan wer‐
ken – of deelnemen aan een cursus.
Minderjarigen mogen niet met het apparaat wer‐
ken – behalve jongeren boven de 16 aar die
onder toezicht leren met het apparaat te werken.
Kinderen, huisdieren en toeschouwers op
afstand houden.
Als het apparaat niet wordt gebruikt, het appa‐
raat zo neerzetten dat niemand in gevaar kan
Originele handleiding
0000008456_005_NL
Gedrukt op chloorvrij gebleekt papier.
Drukinkten bevatten plantaardige olie, papier is recyclebaar.
2 Veiligheidsaanwijzingen en werktechniekNederlands
worden gebracht. Het apparaat zo opbergen dat
onbevoegden er geen toegang toe hebben.
De gebruiker is verantwoordelijk voor ongevallen
die andere personen of hun eigendommen over‐
komen, resp. voor de gevaren waaraan deze
worden blootgesteld.
Het apparaat alleen meegeven of uitlenen aan
personen die met dit model en het gebruik ervan
vertrouwd zijn – altijd de gebruiksaanwijzing
meegeven.
Het gebruik van geluid producerende apparaten
kan door nationale alsook plaatselijke, lokale
voorschriften tijdelijk worden beperkt.
Het apparaat alleen dan in gebruik nemen als
alle componenten in goede staat verkeren.
Voor het reinigen van het apparaat geen hoge‐
drukreiniger gebruiken. Door de harde waters‐
traal kunnen onderdelen van het apparaat wor‐
den beschadigd.
2.1Toebehoren en onderdelen
Alleen die onderdelen of toebehoren monteren
die door STIHL voor dit apparaat zijn vrijgegeven
of technisch gelijkwaardige onderdelen. Bij vra‐
gen hierover contact opnemen met een geautori‐
seerde dealer. Alleen hoogwaardige onderdelen
of toebehoren monteren. Als dit wordt nagelaten,
is er kans op ongelukken of schade aan de
apparaat.
STIHL adviseert originele STIHL onderdelen en
toebehoren te monteren. Deze zijn qua eigen‐
schappen optimaal op het product en de eisen
van de gebruiker afgestemd.
Geen wijzigingen aan het apparaat aanbrengen
– uw veiligheid kan hierdoor in gevaar worden
gebracht. Voor persoonlijke en materiële schade
die door het gebruik van niet-vrijgegeven aan‐
bouwapparaten wordt veroorzaakt, is STIHL niet
aansprakelijk.
geheel worden uitgesloten. Ter voorkoming van
gezondheidsrisico's adviseert STIHL de behan‐
delend arts en de fabrikant van de pacemaker te
raadplegen.
Na gebruik van alcohol, medicijnen die het reac‐
tievermogen beïnvloeden of drugs mag niet met
het apparaat worden gewerkt.
2.3Gebruik conform de voorschrif‐
ten
Met de bladblazer kunnen bladeren, gras, papier
en dergelijke, bijv. in parken, sportstadions, op
parkeerplaatsen of inritten, bij elkaar worden
'geveegd'. De bladblazer is ook geschikt voor het
schoonblazen van jachtpaden in het bos.
De zuighakselaar is bovendien geconstrueerd
voor het opzuigen van bladeren en ander licht,
los en niet-brandbaar afval.
Geen voor de gezondheid schadelijke materialen
wegblazen of opzuigen.
Het gebruik van het apparaat voor andere doel‐
einden is niet toegestaan en kan leiden tot onge‐
lukken of defecten aan het apparaat. Geen wijzi‐
gingen aan het product aanbrengen – ook dit kan
leiden tot ongelukken of defecten aan het appa‐
raat.
2.4Kleding en uitrusting
De voorgeschreven kleding en uitrusting dragen.
De kleding moet doelmatig zijn en
mag tijdens het werk niet hinderen.
Nauwsluitende kleding, combipak,
geen stofjas.
Geen kleding, sjaal, das, sieraden
dragen die in de luchtaanzuigopening
kunnen worden getrokken. Lang haar
in een paardenstaart binden en dus‐
danig vastmaken, dat het zich boven
de schouders bevindt.
Stevige schoenen met stroeve, slipvrije zolen
dragen.
2.2Lichamelijke gesteldheid
Wie met het apparaat werkt moet goed uitgerust
en gezond zijn en een goede lichamelijke condi‐
tie hebben.
Wie zich om gezondheidsredenen niet mag
inspannen, moet zijn arts raadplegen of het wer‐
ken met een motorapparaat mogelijk is.
Alleen voor dragers van een pacemaker: het ont‐
stekingsmechanisme van dit apparaat genereert
een zeer gering elektromagnetisch veld. Beïn‐
vloeding van enkele typen pacemakers kan niet
0458-296-7621-F3
WAARSCHUWING
Om de kans op oogletsel te reduce‐
ren een nauw aansluitende veilig‐
heidsbril volgens de norm EN 166
dragen. Erop letten dat de veilig‐
heidsbril goed zit.
"Persoonlijke" gehoorbescherming dragen –
zoals bijv. oorkappen.
STIHL biedt een omvangrijk programma aan per‐
soonlijke beschermuitrusting.
Nederlands2 Veiligheidsaanwijzingen en werktechniek
De handgrepen moeten schoon en droog, vrij
2.5Apparaat vervoeren
Altijd de motor afzetten.
Bij vervoer in voertuigen:
Het apparaat zo beveiligen dat het niet kan
–
omvallen, worden beschadigd en er ook geen
benzine uit kan lopen
2.6Tanken
Benzine is bijzonder licht ontvlambaar
– uit de buurt blijven van open vuur –
geen brandstof morsen – niet roken.
Voor het tanken de motor afzetten.
Niet tanken zolang de motor nog heet is – de
benzine kan overstromen – brandgevaar!
De tankdop voorzichtig losdraaien, zodat de
heersende overdruk zich langzaam kan afbou‐
wen en er geen benzine uit de tank kan spuiten.
Uitsluitend op een goed geventileerde plek tan‐
ken. Als er benzine werd gemorst, het motorap‐
paraat direct schoonmaken – de kleding niet in
aanraking laten komen met de benzine – anders
direct andere kleding aantrekken.
Op lekkages letten! Als er benzine
weglekt de motor niet starten –
levensgevaar door verbranding!
Na het tanken de schroef-tankdop zo
vast mogelijk aandraaien.
Hierdoor wordt het risico verkleind dat de tank‐
dop door de motortrillingen losloopt en er ben‐
zine wegstroomt.
2.7Voor het starten
Controleren of het apparaat in goede staat ver‐
keert – het desbetreffende hoofdstuk in de
gebruiksaanwijzing in acht nemen:
Het brandstofsysteem op lekkage controleren,
–
vooral de zichtbare onderdelen zoals bijv. de
tankdop, slangaansluitingen, hand-benzine‐
pomp (alleen bij motorapparaten met handbenzinepomp). Bij lekkages of beschadiging
de motor niet starten – brandgevaar! Het
apparaat voor de ingebruikneming door een
geautoriseerde dealer laten repareren
De gashendel moet soepel bewegen en van‐
–
zelf in de stationaire stand terugveren
De stelhendel/schakelaar moet gemakkelijk in
–
stand STOP, resp. 0 kunnen worden geplaatst
–
van olie en vuil zijn – belangrijk voor een vei‐
lige bediening van het motorapparaat
De blaasinrichting moet volgens voorschrift
–
zijn gemonteerd
Bougiesteker op vastzitten controleren –
–
bij een loszittende steker kunnen vonken ont‐
staan, hierdoor kan het vrijkomende benzineluchtmengsel ontbranden – brandgevaar!
De staat van het schoepenwiel en het blaas‐
–
ventilatorhuis controleren
Slijtage aan het blaasventilatorhuis (scheurtjes,
breuken) kan tot letsel leiden door naar buiten
toe weggeslingerde voorwerpen. Bij beschadigin‐
gen aan het blaasventilatorhuis contact opne‐
men met een geautoriseerde dealer – STIHL
adviseert de STIHL dealer
Geen wijzigingen aan de bedieningselementen
en de veiligheidsinrichtingen aanbrengen
Het apparaat mag alleen in technisch goede
staat worden gebruikt – kans op ongelukken!
2.8Motor starten
Minstens op 3 meter van de plek waar werd
getankt en niet in een afgesloten ruimte.
Het apparaat wordt door slechts één persoon
bediend – geen andere personen toelaten in de
directe werkomgeving – ook niet tijdens het star‐
ten.
De motor niet 'los uit de hand' starten – starten
zoals in de handleiding staat beschreven.
Alleen op een vlakke ondergrond, op een stabi‐
ele en veilige houding letten, het apparaat goed
vasthouden.
Na het aanslaan van de motor kunnen door de in
kracht toenemende luchtstroom voorwerpen
(bijv. stenen) omhoog worden geslingerd.
2.9Tijdens de werkzaamheden
Bij dreigend gevaar, resp. in geval van nood
direct de motor afzetten – de stelhendel/schake‐
laar in stand STOP, resp. 0 plaatsen.
Het apparaat wordt slechts door één persoon
bediend – geen andere personen in het werkge‐
bied toestaan
Binnen een straal van 5 m mogen
zich geen andere personen ophou‐
den – kans op letsel door weggeslin‐
gerde voorwerpen!
40458-296-7621-F
295BA052 KN
2 Veiligheidsaanwijzingen en werktechniekNederlands
Deze afstand ook ten opzichte van andere objec‐
ten (auto's, ruiten) aanhouden – kans op materi‐
ele schade!
Nooit in de richting van personen of
dieren blazen – het apparaat kan
kleine voorwerpen met hoge snelheid
omhoog slingeren – kans op letsel!
Tijdens het blazen en zuighakselen (in open ter‐
rein en in de tuin) op huisdieren letten, om deze
niet in gevaar te brengen.
Het apparaat nooit onbeheerd laten draaien.
Let op bij gladheid, regen, sneeuw, ijs, op hellin‐
gen, in oneffen terrein – kans op uitglijden!
Op obstakels letten: afval, boomstronken, wor‐
tels, greppels – kans op struikelen!
Niet op een ladder, niet op onstabiele plaatsen
werken.
Bij gebruik van gehoorbeschermers moet extra
omzichtig en bedachtzaam worden gewerkt –
omdat geluiden die op gevaar wijzen (schreeu‐
wen, alarmsignalen e.d.) minder goed hoorbaar
zijn.
Rustig en met overleg werken – alleen bij vol‐
doende licht en goed zicht. Voorzichtig werken,
anderen niet in gevaar brengen.
Op tijd rustpauzes nemen om vermoeidheid en
uitputting te voorkomen – kans op ongelukken!
Uitlaatdempers met katalysator kunnen bijzonder
heet worden.
Het motorapparaat produceert giftige
uitlaatgassen, zodra de motor draait.
Deze gassen kunnen geurloos en
onzichtbaar zijn en onverbrande kool‐
waterstoffen en benzol bevatten.
Nooit in afgesloten of slecht geventi‐
leerde ruimtes met het motorapparaat
werken – ook niet met machines
voorzien van katalysator.
Bij het werken in greppels, slenken of op plaat‐
sen met weinig ruimte, steeds voor voldoende
luchtventilatie zorgen – levensgevaar door vergif‐
tiging!
Bij misselijkheid, hoofdpijn, gezichtsstoornissen
(bijv. kleiner wordend blikveld), gehoorverlies,
duizeligheid, afnemende concentratie, de werk‐
zaamheden direct onderbreken – deze sympto‐
men kunnen onder andere worden veroorzaakt
door een te hoge uitlaatgasconcentratie – kans
op ongelukken!
Niet roken tijdens het gebruik en in de directe
nabijheid van het apparaat – brandgevaar! Uit
het brandstofsysteem kunnen ontvlambare ben‐
zinedampen ontsnappen.
Bij stofontwikkeling altijd een stofmasker dragen.
Geluidsoverlast en uitlaatgasemissie zo veel
mogelijk beperken – de motor niet onnodig laten
draaien, alleen gas geven tijdens het werk.
Het apparaat na de werkzaamheden op een
vlakke, niet-brandbare ondergrond neerzetten.
Niet in de buurt van licht ontvlambare materialen
(bijv. houtspanen, boomschors, droog gras,
brandstof) neerzetten – brandgevaar!
Geen voorwerpen via het beschermrooster of de
blaasmond in het blaasventilatorhuis schuiven.
Door de ventilator kunnen deze met een hoge
snelheid naar buiten worden geslingerd – kans
op letsel!
Bij merkbare wijzigingen in de motorkarakteris‐
tiek (bijv. hoger trillingsniveau) de werkzaamhe‐
den onderbreken en de oorzaken voor de wijzi‐
ging opheffen.
Als het apparaat niet volgens voorschrift (bijv.
door geweld van buitenaf, door stoten of vallen)
werd uitgeschakeld, voor het opnieuw in gebruik
nemen beslist controleren of het apparaat in een
bedrijfszekere staat verkeert – zie ook "Voor het
starten". Vooral op lekkage van het brandstof‐
systeem en de goede werking van de veilig‐
heidsinrichtingen letten. Een niet-bedrijfszeker
apparaat in geen geval verder gebruiken. In
geval van twijfel contact opnemen met een geau‐
toriseerde dealer.
2.10Bladblazer gebruiken
De bladblazer is geconstrueerd voor eenhand‐
sbediening. Het apparaat moet door de gebrui‐
ker met de rechterhand op de bedieningshand‐
greep worden gedragen.
Het motorapparaat altijd stevig vasthouden.
Tijdens het blazen in open terrein en in de tuin
op huisdieren letten.
0458-296-7621-F5
295BA053 KN
Nederlands2 Veiligheidsaanwijzingen en werktechniek
Alleen stapsgewijs voorwaarts werken – de lucht‐
uitstroomopening van de blaaspijp altijd in het
oog houden – niet achteruit lopen – kans op
struikelen!
WAARSCHUWING
Het apparaat alleen met een compleet gemon‐
teerde blaaspijp in gebruik nemen – kans op let‐
sel!
De ronde blaasmond is vooral geschikt bij
gebruik in oneffen terrein (bijv. weiden en
gazons).
De platte blaasmond (met het apparaat meegele‐
verd of als speciaal toebehoren leverbaar) levert
een vlakke luchtstroom, die gericht en gecontro‐
leerd kan worden gebruikt, vooral voor het
schoonvegen van egale vlakken die zijn bedekt
met houtspanen, blad, afgemaaid gras of iets
dergelijks.
2.11Zuigmechanisme gebruiken
Zie de aanbouwrichtlijnen in het betreffende
hoofdstuk van deze handleiding.
De draagriem van de opvangzak over een
schouder hangen. Oefen het afdoen van het
apparaat samen met de opvangzak, zodat het
apparaat in geval van nood snel van het lichaam
kan worden verwijderd - kans op letsel!
WAARSCHUWING
Het apparaat alleen met compleet gemonteerde
zuigpijp en gemonteerde, gesloten opvangzak
gebruiken – kans op letsel!
LET OP
Bij het opzuigen van schurende materialen (bijv.
split, steen enz.) worden het schoepenwiel en
het blaasventilatorhuis blootgesteld aan zeer
sterke slijtage. Deze slijtage openbaart zich door
een sterk teruglopende zuigcapaciteit. In dit
geval contact opnemen met een geautoriseerde
dealer. STIHL adviseert de STIHL dealer.
Bij het opzuigen van nat blad kan het blaasventi‐
latorhuis of het kniestuk verstopt raken.
Voor het opheffen van verstoppingen in het
apparaat:
apparaat uitschakelen
–
Het kniestuk en de zuigpijp demonteren – zie
–
"Zuighakselaar completeren"
Kniestuk en blaasventilatorhuis reinigen
–
Tijdens het zuigen in open terrein en in de tuin
op het bodemleven letten.
Geen hete of brandende materialen
(bijv. hete as, gloeiende sigaretten)
opzuigen – kans op letsel door brand!
De zuighakselaar is ontworpen voor tweehand‐
sbediening. Het apparaat moet door de gebrui‐
ker met de rechterhand op de bedieningshand‐
greep en met de linkerhand op de handgreep
van het huis worden gedragen.
60458-296-7621-F
Nooit ontbrandbare vloeistoffen (bijv.
brandstof) of in brandbare vloeistof‐
fen gedrenkte materialen opzuigen –
kans op dodelijk letsel door vuur of
explosie!
2 Veiligheidsaanwijzingen en werktechniekNederlands
Voor het losmaken van het
beschermrooster de motor afzetten.
Het beschermrooster moet altijd zijn
gesloten en geborgd, als de zuigpijp
niet is gemonteerd – kans op letsel
door contact met roterende onderde‐
len! Bovendien kan er schade aan de
motor ontstaan.
2.12Werktechniek
Voor het minimaliseren van de blaastijd de hark
en bezem gebruiken om het vuil voor het
schoonblazen los te maken.
Indien nodig het schoon te blazen oppervlak
–
met water besproeien om sterke stofvorming
te voorkomen.
Het vuil niet in de richting van personen,
–
vooral kinderen, huisdieren, in de richting van
openstaande ramen of net gewassen auto's
blazen. Vuil voorzichtig wegblazen
Bij elkaar geveegd vuil in een vuilniscontainer
–
afvoeren, niet op het perceel van de buurman
blazen
Motorapparaten alleen gedurende de werku‐
–
ren gebruiken – niet 's ochtends vroeg, laat in
de avond/nacht of tijdens de middagpauze, als
mensen er hinder van kunnen ondervinden.
De lokaal voorgeschreven rusttijden aanhou‐
den
De bladblazer laten draaien met een zo laag
–
mogelijk motortoerental waarbij de blaascapa‐
citeit voldoende is voor de werkzaamheden
De uitrusting voor de ingebruikneming contro‐
–
leren, vooral de uitlaatdemper, de luchtaanzui‐
gopeningen en het luchtfilter
2.13Trillingen
Langdurig gebruik van het motorapparaat kan
leiden tot door trillingen veroorzaakte doorbloed‐
ingsstoornissen aan de handen ("witte vingers").
Een algemeen geldende gebruiksduur kan niet
worden vastgesteld, omdat deze van meerdere
factoren afhankelijk is.
De gebruiksduur wordt verlengd door:
Warme handen
–
Rustpauzes
–
De gebruiksduur wordt verkort door:
Bijzondere persoonlijke aanleg voor slechte
–
doorbloeding (kenmerk: vaak koude vingers,
kriebelen)
Lage buitentemperaturen
–
De mate van kracht uitgeoefend door de han‐
–
den (stevig beetpakken beïnvloedt de door‐
bloeding nadelig)
Bij regelmatig, langdurig gebruik van het motor‐
apparaat en bij het herhaald optreden van de
betreffende symptomen (bijv. vingers kriebelen)
wordt een medisch onderzoek geadviseerd.
2.14Onderhoud en reparaties
Het motorapparaat regelmatig onderhouden.
Alleen die onderhouds- en reparatiewerkzaam‐
heden uitvoeren die in de handleiding staan
beschreven. Alle andere werkzaamheden laten
uitvoeren door een geautoriseerde dealer.
STIHL adviseert onderhouds- en reparatiewerk‐
zaamheden alleen door de STIHL dealer te laten
uitvoeren. De STIHL dealers worden regelmatig
geschoold en hebben de beschikking over Tech‐
nische informaties.
Alleen hoogwaardige onderdelen monteren. Als
dit wordt nagelaten is er kans op ongelukken of
schade aan de handrugnevelspuit. Bij vragen
contact opnemen met een geautoriseerde dea‐
ler.
STIHL adviseert originele STIHL onderdelen te
monteren. Deze zijn qua eigenschappen opti‐
maal op het apparaat en de eisen van de gebrui‐
ker afgestemd.
Voor reparatie-, onderhouds- en schoonmaak‐
werkzaamheden altijd de motor afzetten – kans
op letsel! – Uitzondering: afstelling carburateur
en stationair toerental.
De motor mag bij een losgetrokken bougiesteker
of bij een losgedraaide bougie niet met behulp
van het startmechanisme worden getornd –
brandgevaar door ontstekingsvonken buiten de
cilinder!
Het motorapparaat niet in de nabijheid van open
vuur onderhouden en opslaan.
De tankdop regelmatig op lekkage controleren.
Alleen in goede staat verkerende, door STIHL
Controleer of de uitlaatdemper in een goede
staat verkeert.
Niet met een defecte of zonder uitlaatdemper
werken – brandgevaar! – Gehoorschade!
De hete uitlaatdemper niet aanraken – gevaar
voor brandwonden!
0458-296-7621-F7
1
3
296BA016 KN
296BA017 KN
a
b
5
6
2
296BA031 KN
1
296BA018 KN
3
296BA019 KN
a
6
5
2
296BA032 KN
Nederlands3 Bladblazer completeren
De staat van de antivibratie-elementen beïn‐
vloedt het trillingsgedrag – de antivibratie-ele‐
menten regelmatig controleren.
Motor afzetten voor het opheffen van storingen.
► Blaasmond (5) in stand (a) (lang) of stand (b)
(kort) tot aan de pal (6) op de blaaspijp (2)
schuiven en in de richting van de pijl vergren‐
delen
BG 66
3Bladblazer completeren
3.1Blaaspijp monteren
► Pijlen (1) met elkaar in lijn brengen
►
Wartelmoer zo uitlijnen dat het symbool ‚ in
► Pijlen (1) met elkaar in lijn brengen
►
Wartelmoer zo uitlijnen dat het symbool ‚ in
lijn staat met de pijlen
► Blaaspijp (2) tot aan de aanslag in de uitspa‐
ring van de aansluitmond (3) schuiven
lijn staat met de pijlen
► Blaaspijp (2) tot aan de aanslag in de uitspa‐
ring van de aansluitmond (3) schuiven
► Wartelmoer (4) tot aan de aanslag over de
aansluitmond schuiven
► Wartelmoer (4) tot aan de aanslag over de
aansluitmond schuiven
► Wartelmoer (4) in de richting van de pijl
draaien tot het symbool ƒ in lijn staat met de
pijlen – de wartelmoer klikt hoorbaar vast
BG 56, BG 86, SH 56, SH 86
► Wartelmoer (4) in de richting van de pijl
draaien tot het symbool ƒ in lijn staat met de
pijlen – de wartelmoer klikt hoorbaar vast
► Blaasmond (5) in stand (a) tot aan de pal (6)
op de blaaspijp (2) schuiven en in de richting
van de pijl vergrendelen
80458-296-7621-F
296BA020 KN
4
295BA058 KN
3
2
1
5
296BA021 KN
6
8
296BA022 KN
295BA080 KN
1
2
269BA030 KN
4 ZuigHakselaar completerenNederlands
►
3.2Blaaspijp demonteren
► Motor afzetten
► De lip met een hiertoe geschikt gereedschap
via de boring in de wartelmoer indrukken
► De wartelmoer in de richting van de pijl tot aan
de aanslag draaien
► De blaaspijp wegnemen
4ZuigHakselaar complete‐
ren
Wartelmoer zo uitlijnen dat het symbool ‚ in
lijn staat met de pijlen
► Het kniestuk tot aan de aanslag in de uitspa‐
ring van de aansluitmond (6) schuiven
► Wartelmoer (7) tot aan de aanslag over de
aansluitmond schuiven
► Wartelmoer (7) in de richting van de pijl
draaien tot het symbool ƒ in lijn staat met de
pijlen – de wartelmoer klikt hoorbaar vast
4.2Zuigpijp completeren
4.1Kniestuk monteren
► De zuigpijp en het zuigpijpverlengstuk aan de
► Kniestuk (1) tot aan de markering (pijl) in de
opvangzak (2) schuiven
► Band (3) op de opvangzak vasttrekken en de
lip (4) naar beneden drukken
LET OP
De ritssluiting van de opvangzak moet dicht zijn
hand van de pijlen uitlijnen, in elkaar schuiven
en vergrendelen
4.3Zuigpijp monteren
► Motor afzetten
► Schroevendraaier in de lip (1) steken en deze
► Pijlen (5) met elkaar in lijn brengen
0458-296-7621-F9
indrukken – hierdoor wordt het beschermroos‐
ter (2) ontgrendeld – beschermrooster opklap‐
pen
4
3
296BA023 KN
296BA033 KN
296BA024 KN
296BA025 KN
Nederlands5 Brandstof
► Pijlen (3) met elkaar in lijn brengen
► Wartelmoer (5) zo uitlijnen dat de opening in
lijn ligt met de pijlen (3)
► De zuigpijp tot aan de aanslag in de aansluit‐
mond (4) van het blaasventilatorhuis schuiven
► De wartelmoer (5) over de aansluitmond van
het blaasventilatorhuis schuiven
► Wartelmoer (5) in de richting van de pijl ver‐
draaien tot deze hoorbaar vastklikt
► De wartelmoer in de richting van de pijl verder
draaien en vastdraaien
4.4Kniestuk demonteren
► Motor afzetten
► De wartelmoer tot aan de aanslag in de rich‐
ting van de pijl draaien
► De lip met een hiertoe geschikt gereedschap
via de boring in de wartelmoer indrukken
► De wartelmoer verder in de richting van de pijl
tot aan de volgende aanslag draaien
► De zuigpijp wegnemen
► Het beschermrooster sluiten en vergrendelen
5Brandstof
De motor draait op een brandstofmengsel van
benzine en motorolie.
WAARSCHUWING
Direct huidcontact met benzine en het inademen
van benzinedampen voorkomen.
5.1STIHL MotoMix
STIHL adviseert het gebruik van STIHL MotoMix.
Dit kant-en-klare brandstofmengsel bevat geen
benzol, is loodvrij, kenmerkt zich door een hoog
octaangetal en biedt altijd de juiste mengverhou‐
ding.
STIHL MotoMix is voor de langst mogelijke
levensduur van de motor gemengd met
STIHL tweetaktmotorolie HP Ultra.
MotoMix is niet in alle exportlanden leverbaar.
► De lip met een hiertoe geschikt gereedschap
via de boring in de wartelmoer indrukken
► De wartelmoer in de richting van de pijl tot aan
de aanslag draaien
► Kniestuk wegnemen
4.5Zuigpijp demonteren
► Motor afzetten
100458-296-7621-F
6 TankenNederlands
5.2Brandstof mengen
LET OP
Brandstoffen die niet geschikt zijn of met een
afwijkende mengverhouding kunnen leiden tot
ernstige schade aan de motor. Benzine of motor‐
olie van een mindere kwaliteit kunnen de motor,
keerringen, leidingen en benzinetank beschadi‐
gen.
5.2.1Benzine
Alleen benzine van een gerenommeerd merk
met een octaangetal van minimaal 90 RON tan‐
ken – loodvrij of loodhoudend.
Benzine met een alcoholpercentage van meer
dan 10% kan bij motoren met handmatig instel‐
bare carburateurs storingen veroorzaken,
daarom mag deze benzine voor deze motoren
niet worden gebruikt.
Motoren met M-Tronic leveren met benzine met
een alcoholpercentage tot 25% (E25) het volle
motorvermogen.
5.2.2Motorolie
Als brandstof zelf wordt gemengd mag alleen
een STIHL tweetaktmotorolie of een andere
hoogwaardige motorolie van de klasse JASO FB,
JASO FC, JASO FD, ISO-L-EGB, ISO-L-EGC of
ISO-L-EGD worden gebruikt.
STIHL schrijft de tweetaktmotorolie STIHL HP
Ultra of een gelijkwaardige hoogwaardige motor‐
olie voor om de emissiegrenswaarden gedu‐
rende de machinelevensduur te kunnen waarbor‐
gen.
5.2.3Mengverhouding
Bij STIHL tweetaktmotorolie 1:50;
motorolie bijvullen en vervolgens benzine en
goed mengen
STIHL tweetakt‐
olie 1:50
5.3Brandstofmengsel opslaan
Benzine alleen bewaren in voor benzine vrijge‐
geven jerrycans op een veilige, droge en koele
plaats, beschermd tegen licht en zonnestralen.
Het brandstofmengsel veroudert – alleen de hoe‐
veelheid die nodig is voor enkele weken men‐
gen. Het brandstofmengsel niet langer dan
30 dagen bewaren. Door de inwerking van licht,
zon, lage of hoge temperaturen kan het brand‐
stofmengsel sneller onbruikbaar worden.
STIHL MotoMix kan echter tot zo'n 2 jaar pro‐
bleemloos worden bewaard.
► De jerrycan met brandstofmengsel voor het
tanken goed schudden
WAARSCHUWING
In de jerrycan kan zich druk opbouwen – de dop
voorzichtig losdraaien.
► De benzinetank en de jerrycan regelmatig
grondig reinigen
De restbrandstof en de voor de reiniging
gebruikte vloeistof volgens voorschrift en milieu‐
bewust opslaan en afvoeren!
6Tanken
0458-296-7621-F11
295BA064 KN
295BA065 KN
1
296BA009 KN
Nederlands7 Motor starten/afzetten
6.1Apparaat voorbereiden
WAARSCHUWING
Na het tanken de tankdop met de hand zo stevig
mogelijk vastdraaien
6.3Benzineaanzuigmond vervan‐
gen
► De tankdop en de omgeving ervan voor het
tanken reinigen zodat er geen vuil in de tank
valt
► Het apparaat zo plaatsen, dat de tankdop naar
boven is gericht
STIHL adviseert het STIHL vulsysteem voor
brandstof (speciaal toebehoren).
6.2Tanken
Geen benzine morsen en de tank niet tot aan de
rand vullen.
► Tankdop opendraaien
► Tanken
► De tankdop vastdraaien
De benzineaanzuigmond jaarlijks vervangen,
hiertoe:
► Benzinetank aftappen
► De benzineaanzuigmond met een haak uit de
tank trekken en lostrekken van de slang
► Nieuwe aanzuigmond in de slang drukken
► De aanzuigmond weer in de tank aanbrengen
7Motor starten/afzetten
7.1Motor starten
► Veiligheidsvoorschriften in acht nemen
120458-296-7621-F
295BA069 KN
296BA007 KN
3
295BA067 KN
295BA068 KN
296BA006 KN
7 Motor starten/afzettenNederlands
► Balg (1) van de hand-benzinepomp ten minste
5-maal indrukken – ook als de balg met ben‐
Bij warme motor
zine is gevuld
7.1.1Stelhendel afstellen
Alleen BG 66 C, BG 86, SH 86
►
De chokeknop in stand < plaatsen
Deze instelling geldt ook als de motor al even
heeft gedraaid, maar nog koud is.
► Voor het starten de stelhendel in de werk‐
7.1.3Starten
stand F plaatsen
Met behulp van de stelhendel (2) kan de gashen‐
del (3) tijdens de werkzaamheden in elke wille‐
keurige stand worden gearrêteerd.
7.1.2Chokeknop afstellen
Bij koude motor
► Het apparaat veilig op de grond plaatsen
► Een veilige houding aannemen: het apparaat
met de rechterhand op het huis stevig op de
grond drukken
► Met de linkerhand de starthandgreep vastpak‐
ken
►
De chokeknop in stand g plaatsen
Uitvoering met ErgoStart
► De starthandgreep gelijkmatig uittrekken
Uitvoering zonder ErgoStart
► De starthandgreep langzaam tot aan de eerst
voelbare aanslag uittrekken en vervolgens
snel en krachtig doortrekken
0458-296-7621-F13
296BA008 KN
3
296BA008 KN
295BA072 KN
295BA073 KN
1
296BA009 KN
Nederlands8 Luchtfilter reinigen
7.3.2BG 66 C, BG 86, SH 86
LET OP
Het koord niet tot aan het koorduiteinde uit de
boring trekken – kans op breuk!
► De starthandgreep niet terug laten schieten –
maar laten vieren zodat het startkoord correct
kan worden opgerold
7.2Zodra de motor draait
► De stelhendel in stand 0 plaatsen – de motor
slaat af – de stelhendel veert terug in de uit‐
gangsstand
7.4Verdere aanwijzingen met
betrekking tot het starten
7.4.1
►
7.4.2Als de motor niet aanslaat
► Controleer of alle instellingen (stand van de
► Startprocedure herhalen
7.4.3Alle benzine werd verbruikt en de tank
Als de motor in de stand g of bij het
gas geven afslaat
Chokeknop in stand < draaien – verder star‐
ten tot de motor draait
chokeknop, stelhendel in de werkstand F) cor‐
rect zijn
werd weer gevuld
► Gashendel (3) even aantippen – de choke‐
knop springt in de werkstand F – de motor gaat
stationair draaien
7.3Motor afzetten
7.3.1BG 56, BG 66, SH 56
► Balg (1) van de hand-benzinepomp ten minste
5-maal indrukken – ook als de balg met ben‐
zine is gevuld
► Opnieuw starten
8Luchtfilter reinigen
Vervuilde luchtfilters leiden tot een lager motor‐
vermogen, verhogen het benzineverbruik en
► De stopschakelaar in stand
motor slaat af – de stopschakelaar veert na
het indrukken terug
140458-296-7621-F
0 plaatsen – de
bemoeilijken het starten.
1
295BA074 KN
2
3
295BA075 KN
2
5
1
296BA026 KN
22
296BA027 KN
3
4
9 Carburateur afstellenNederlands
8.1Verschillende luchtfilters
Afhankelijk van de uitvoering zijn de apparaten
voorzien van verschillende luchtfilters. De appa‐
raten zijn te onderscheiden aan de hand van het
luchtfilterhuis en het luchtfilter zelf.
8.3Uitvoering met gevouwen filter‐
materiaal
8.2Uitvoering met vlak filtermateri‐
aal
► Filterdekselschroef (1) linksom draaien
► Filterdeksel (2) wegnemen
► Het grove vuil rondom het filter verwijderen
► Filterdekselschroef (1) linksom in de verticale
stand draaien
► Filterdeksel (2) wegnemen
► Het grove vuil rondom het filter verwijderen
► Luchtfilter (3) uit het filterhuis (4) nemen
8.3.1Luchtfilter reinigen
► Luchtfilter voorzichtig uitkloppen of met pers‐
lucht van binnen naar buiten uitblazen
Bij hardnekkige vervuiling of bij aan het filter‐
weefsel vastgeplakt vuil
► Element (3) lostrekken en het luchtfilter (4) uit
het filterhuis (5) nemen
► Luchtfilter vervangen! In geval van nood uit‐
kloppen of uitblazen – niet uitwassen!
Beschadigde onderdelen vervangen!
8.2.1Filter aanbrengen
► Luchtfilter (4) in het filterhuis (5) plaatsen en
het element (3) hierop schuiven
► Filterdeksel (2) aanbrengen en de filterdeksel‐
schroef rechtsom in de horizontale stand
draaien
► Het luchtfilter in STIHL speciale reiniger (spe‐
ciaal toebehoren) of schone, niet ontvlambare
reinigingsvloeistof (bijv. warm zeepsop) uit‐
wassen – het luchtfilter van binnen naar buiten
onder een waterstraal uitspoelen – geen hoge‐
drukreiniger gebruiken
► Het luchtfilter laten drogen – niet blootstellen
aan hitte
8.3.2Luchtfilter aanbrengen
► Het luchtfilter in het filterhuis plaatsen
► Filterdeksel aanbrengen en de filterdeksel‐
schroef rechtsom vastdraaien
9Carburateur afstellen
De carburateur is af fabriek zo afgesteld dat de
0458-296-7621-F15
motor onder alle bedrijfsomstandigheden wordt
voorzien van een optimaal benzine-luchtmeng‐
sel.
0000-GXX-7919-A0
1
296BA015 KN
000BA039 KN
A
1
000BA045 KN
Nederlands10 Bougie
9.1Stationair toerental instellen
9.1.1Motor slaat bij stationair toerental af
► Aanslagschroef stationair toerental (LA)
rechtsom draaien tot de motor gelijkmatig
draait
► Vervuilde bougie reinigen
► Elektrodeafstand (A) controleren en zo nodig
afstellen, waarde voor elektrodeafstand – zie
"Technische gegevens"
► Oorzaken van de vervuiling van de bougie
opheffen
Mogelijke oorzaken zijn:
Te veel motorolie in de benzine
–
Vervuild luchtfilter
–
Ongunstige bedrijfsomstandigheden
–
10Bougie
► Bij onvoldoende motorvermogen, slecht star‐
ten of onregelmatig stationair toerental eerst
de bougie controleren.
► Na ca. 100 bedrijfsuren de bougie vervangen
– bij sterk ingebrande elektroden reeds eerder
– alleen door STIHL vrijgegeven, ontstoorde
bougies gebruiken – zie "Technische gege‐
vens"
10.1Bougie uitbouwen
WAARSCHUWING
Bij een niet vastgedraaide of ontbrekende aan‐
sluitmoer (1) kunnen vonken worden gevormd.
Als in een licht brandbare of explosieve omge‐
ving wordt gewerkt, kunnen brand of explosies
ontstaan. Personen kunnen ernstig letsel oplo‐
pen of er kan materiële schade ontstaan.
► Ontstoorde bougies met een vaste aansluit‐
moer monteren
► Bougiesteker (1) lostrekken
► De bougie losdraaien
10.2Bougie controleren
160458-296-7621-F
3
002BA178 KN
2
11 MotorkarakteristiekNederlands
10.3Bougie monteren
11Motorkarakteristiek
Als ondanks het gereinigde luchtfilter en de cor‐
recte carburateurafstelling de motorkarakteristiek
niet optimaal is, kan dit ook te wijten zijn aan de
uitlaatdemper.
De uitlaatdemper bij de geautoriseerde dealer op
vervuiling (koolaanslag) laten controleren!
STIHL adviseert onderhouds- en reparatiewerk‐
zaamheden alleen door de STIHL dealer te laten
uitvoeren.
12Apparaat opslaan
Bij buitengebruikstelling vanaf ca. 3 maanden
► De benzinetank op een goed geventileerde
plaats aftappen en reinigen
► De brandstof volgens de voorschriften en mili‐
euwetgeving opslaan
► De motor laten draaien tot hij uit zichzelf
afslaat – als dit wordt nagelaten kunnen de
carburateurmembranen vastplakken
► Het apparaat goed schoonmaken, vooral de
cilinderribben en het luchtfilter
► Bougie (3) in de boring schroeven en de bou‐
giesteker (2) op de bougie (3) drukken
► Het apparaat op een droge en veilige plaats
opslaan. Beschermen tegen onbevoegd
gebruik (bijv. door kinderen)
13Onderhouds- en reinigingsvoorschriften
De gegevens zijn gebaseerd op normale bedrijfs‐
omstandigheden. Onder zware omstandigheden
(veel stofoverlast enz.) en bij langere werktijden per
dag dienen de gegeven intervallen navenant te
worden verkort.
Wekelijks
Na elke tankvulling
Jaarlijks
Maandelijks
Bij storingen
Bij beschadiging
Indien nodig
Voor begin van de werkzaamheden
Complete machineVisuele controle (staat,
1)
STIHL adviseert de STIHL dealer
2)
Alleen afhankelijk van de exportuitvoering gemonteerd
0458-296-7621-F17
slijtage, lekkage)
reinigenx
Na beëindigen van de werkzaamheden, resp. dagelijks
xx
Nederlands13 Onderhouds- en reinigingsvoorschriften
De gegevens zijn gebaseerd op normale bedrijfs‐
omstandigheden. Onder zware omstandigheden
(veel stofoverlast enz.) en bij langere werktijden per
dag dienen de gegeven intervallen navenant te
worden verkort.
Wekelijks
Jaarlijks
Maandelijks
Bij storingen
Indien nodig
Bij beschadiging
Na elke tankvulling
Voor begin van de werkzaamheden
BedieningshandgreepWerking controlerenxx
Na beëindigen van de werkzaamheden, resp. dagelijks
natrekkenx
schroeven en moeren
(behalve stelschroeven)
Antivibratie-elementen
controlerenxxx
vervangen door geau‐
toriseerde dealer
x
1)
Veiligheidsstickervervangenx
1)
STIHL adviseert de STIHL dealer
2)
Alleen afhankelijk van de exportuitvoering gemonteerd
180458-296-7621-F
7
8
2
3
17
13
14
15
296BA003 KN
4
1
9
5
6
20
19
18
16
12
10
11
#
21
22
23
24
14 Slijtage minimaliseren en schade voorkomenNederlands
Schade aan het apparaat ten gevolge van
14Slijtage minimaliseren en
schade voorkomen
Het aanhouden van de voorschriften in deze
handleiding voorkomt overmatige slijtage en
schade aan het apparaat.
Gebruik, onderhoud en opslag van het apparaat
moeten net zo zorgvuldig plaatsvinden als staat
beschreven in de handleiding.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor alle
schade die door het niet in acht nemen van de
veiligheids-, bedienings- en onderhoudsaanwij‐
zingen wordt veroorzaakt. Dit geldt in het bijzon‐
der voor:
Niet door STIHL vrijgegeven wijzigingen aan
–
het product
Het gebruik van gereedschappen of toebeho‐
–
ren die niet voor het apparaat zijn vrijgegeven,
–
gebruik van kwalitatief minderwaardige onder‐
delen
14.2Aan slijtage onderhevige
onderdelen
Sommige onderdelen van het motorapparaat
staan ook bij gebruik volgens de voorschriften
aan normale slijtage bloot en moeten, afhankelijk
van de toepassing en de gebruiksduur, tijdig wor‐
den vervangen. Hiertoe behoren o.a.:
Filter (voor lucht, benzine)
–
schoepenwiel, hakselster
–
Opvangzak
–
Startmechanisme
–
bougie
–
15Belangrijke componenten
niet geschikt of kwalitatief minderwaardig zijn
Het niet volgens voorschrift gebruikmaken van
–
het apparaat
Gebruik van het apparaat bij sportmanifesta‐
–
ties of wedstrijden
Vervolgschade door het blijven gebruiken van
–
het apparaat met defecte onderdelen
14.1Onderhoudswerkzaamheden
Alle in het hoofdstuk "Onderhouds- en reinigings‐
voorschriften" vermelde werkzaamheden moeten
regelmatig worden uitgevoerd. Voorzover deze
onderhoudswerkzaamheden niet door de gebrui‐
ker zelf kunnen worden uitgevoerd, moeten deze
worden overgelaten aan een geautoriseerde
dealer.
STIHL adviseert onderhouds- en reparatiewerk‐
zaamheden alleen door de STIHL dealer te laten
uitvoeren. De STIHL dealers worden regelmatig
geschoold en hebben de beschikking over Tech‐
nische informaties.
Als deze werkzaamheden niet of onvakkundig
worden uitgevoerd kan er schade ontstaan waar‐
voor de gebruiker zelf verantwoordelijk is. Hier‐
toe behoren o.a.:
–
Schade aan de motor ten gevolge van niet tij‐
dig of niet correct uitgevoerde onderhouds‐
werkzaamheden (bijv. lucht- en benzinefilter),
verkeerde carburateurafstelling of onvol‐
doende reiniging van de koelluchtgeleiding
(inlaatsleuven, cilinderribben)
Corrosie- en andere vervolgschade ten
Voor het geluiddrukniveau en het geluidvermo‐
gensniveau bedraagt de K‑-waarde volgens
RL 2006/42/EG = 2,0 dB(A); voor de trillings‐
waarde bedraagt de K‑-waarde volgens
RL 2006/42/EG = 2,0 m/s².
16.7REACH
REACH staat voor een EG voorschrift voor de
registratie, classificatie en vrijgave van chemica‐
liën.
Informatie met betrekking tot het voldoen aan het
REACH voorschrift (EG) nr. 1907/2006 zie
www.stihl.com/reach
16.8Uitlaatgasemissiewaarde
De in de EU-typegoedkeuringsprocedure geme‐
ten CO2-waarde staat weergegeven bij de voor
het product specifieke technische gegevens bij
www.stihl.com/co2.
De gemeten CO2-waarde werd op een represen‐
tatieve motor volgens een genormeerde testpro‐
cedure onder laboratoriumomstandigheden
bepaald en vormt geen uitdrukkelijke of impli‐
ciete garantie van het vermogen van een
bepaalde motor.
Door het in deze handleiding beschreven gebruik
conform de voorschriften en onderhoud, wordt
aan de geldende uitlaatgasemissie-eisen vol‐
daan. Bij modificaties aan de motor vervalt de
typegoedkeuring.
17Reparatierichtlijnen
Door de gebruiker van dit apparaat mogen alleen
die onderhouds- en reinigingswerkzaamheden
worden uitgevoerd die in deze handleiding staan
beschreven. Verdergaande reparaties mogen
alleen door geautoriseerde dealers worden uit‐
gevoerd.
STIHL adviseert onderhouds- en reparatiewerk‐
zaamheden alleen door de STIHL dealer te laten
uitvoeren. De STIHL dealers worden regelmatig
geschoold en hebben de beschikking over Tech‐
nische informaties.
Bij reparatiewerkzaamheden alleen onderdelen
inbouwen die door STIHL voor dit apparaat zijn
vrijgegeven of technisch gelijkwaardige onderde‐
len. Alleen hoogwaardige onderdelen monteren.
Als dit wordt nagelaten is er kans op ongelukken
of schade aan de apparaat.
STIHL adviseert originele STIHL onderdelen te
monteren.
Originele STlHL onderdelen zijn te herkennen
aan het STlHL onderdeelnummer, aan het logo
{ en, indien aanwezig, aan het STlHL
onderdeellogo K (op kleine onderdelen kan dit
logo ook als enig teken voorkomen.).
0458-296-7621-F21
Loading...
+ 47 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.