Dit is de Xperia L2-gebruikershandleiding voor de Android™ 7.1-softwareversie.
Als u niet zeker weet welke softwareversie uw apparaat gebruikt, kunt u dat
controleren in het menu Instellingen.
Updates voor het systeem en de applicatie kunnen de apparaatfuncties op een andere
manier weergeven dan in deze gebruikershandleiding wordt beschreven. De Android™versie wordt mogelijk niet door een update beïnvloed. Voor meer informatie over softwareupdates, raadpleegt u
De huidige softwareversie en het modelnummer van uw apparaat bekijken
1Tik op Instellingen > Over de telefoon.
2De huidige softwareversie wordt weergegeven bij Build-nummer. Het
huidige modelnummer wordt weergegeven bij Model.
Beperkingen van services en functies
Bepaalde services en functies die in deze Gebruikershandleiding worden
beschreven, worden mogelijk niet voor alle landen of regio's of voor alle
netwerken en serviceproviders in alle gebieden ondersteund. Het internationale
GSM-alarmnummer kan altijd in alle landen, regio's, netwerken en door alle
serviceproviders worden gebruikt, mits het apparaat met het mobiele netwerk is
verbonden. Neem contact op met uw netwerkaanbieder of serviceprovider om de
beschikbaarheid te bepalen van bepaalde services of functies en om na te gaan of
dit extra kosten voor toegang of gebruik met zich meebrengt.
Het gebruik van bepaalde functies en applicaties die in deze handleiding zijn
beschreven, kunnen internettoegang vereisen. Er kunnen kosten voor
dataoverdracht in rekening worden gebracht wanneer u verbinding maakt met
internet met uw apparaat. Neem contact op met uw draadloze serviceprovider
voor meer informatie.
Uw apparaat ondersteunt alleen nano-SIM-kaarten. Op apparaten met een enkele
SIM kunt u één SIM-kaart en een geheugenkaart gebruiken.
De nano-SIM-kaart en de geheugenkaart hebben elk een eigen sleuf. Zorg dat u
beide niet met elkaar verwart.
Als u wilt controleren of uw apparaat een enkele of een dubbele SIM ondersteunt,
De IMEI-nummer(s) van het apparaat zoeken
zie
informatie.
Om gegevensverlies te voorkomen, moet u het apparaat uitschakelen of de geheugenkaart
ontkoppelen voordat u de houder er uit haalt om de nano-SIM-kaart of geheugenkaart uit
het apparaat te verwijderen.
op pagina 15 voor meer
Een nano-SIM-kaart en een geheugenkaart plaatsen
Knip niet in de SIM-kaart omdat dit het apparaat kan beschadigen.
1
Trek de SIM-kaarthouder naar buiten.
2Plaats de geheugenkaart in de juiste stand in de geheugenkaartsleuf zoals is
aangegeven in de afbeelding.
3Plaats de SIM-kaart stevig in de SIM-kaarthouder. Zie de afbeelding.
4Duw de houder voorzichtig helemaal terug in de sleuf.
Uw apparaat ondersteunt alleen nano-SIM-kaarten. Apparaten met een dubbele
SIM ondersteunen één of twee nano-SIM-kaarten en een geheugenkaart.
Apparaten met dubbele SIM zijn niet voor elke regio en bij elke aanbieder
beschikbaar.
Als u wilt controleren of uw apparaat een enkele of een dubbele SIM ondersteunt,
zie
De IMEI-nummer(s) van het apparaat zoeken
informatie.
Om gegevensverlies te voorkomen, moet u het apparaat uitschakelen of de geheugenkaart
ontkoppelen voordat u de houder er uit haalt om de nano-SIM-kaart (of kaarten) of
geheugenkaart uit het apparaat te verwijderen.
De nano-SIM-kaarten en de geheugenkaart plaatsen
op pagina 15 voor meer
Knip niet in de SIM-kaart omdat dit het apparaat kan beschadigen.
1Trek de SIM-kaarthouder naar buiten.
2Plaats de geheugenkaart in de juiste positie in de geheugenkaartsleuf, zoals
is aangegeven in de afbeelding.
3Plaats de hoofd-SIM-kaart (SIM1) stevig in de SIM-kaarthouder. Zie de
afbeelding.
4Plaats de tweede SIM-kaart (SIM2) stevig in de SIM-kaarthouder. Zie de
afbeelding.
5Duw de houder voorzichtig helemaal terug in de sleuf.
Schermbescherming
Voordat u het apparaat gebruikt,
gebruiken.
Met een schermcover of een schermbescherming kunt u het apparaat beschermen
tegen beschadiging. We raden aan dat u alleen schermcovers gebruikt die voor
het Xperia-apparaat zijn bedoeld. Als u een schermbescherming van een ander
merk gebruikt, kan het zijn dat uw apparaat niet correct functioneert omdat
sensoren, lenzen, luidsprekers of microfoons eventueel worden bedekt. Hierdoor
kan de garantie komen te vervallen.
verwijdert u de beschermfolies om alle functies te kunnen
Het wordt aangeraden de batterij minimaal dertig minuten op te laden voordat u
het apparaat voor het eerst inschakelt. U kunt het apparaat blijven gebruiken
tijdens het opladen. Zie hiervoor
De eerste keer dat u uw apparaat inschakelt, wordt u aan de hand van een
installatiehandleiding geholpen bij het configureren van de basisinstellingen, het
personaliseren van uw apparaat en u aan te melden bij bepaalde accounts,
bijvoorbeeld een Google™-account.
Als u het apparaat koopt, is er al een basisveegvergrendeling ingesteld. Dit
betekent dat u op het scherm omhoog of naar links moet vegen om het te
ontgrendelen. U kunt de beveiligingsinstellingen later wijzigen en andere soorten
vergrendeling toevoegen.
Het apparaat inschakelen
Gebruik de meegeleverde USB Type-C kabel voor het opladen van uw apparaat. Laad de
batterij minstens 30 minuten op voordat u het apparaat voor het eerst inschakelt.
1Houd de aan-uitknop ingedrukt totdat het apparaat trilt.
2Voer desgevraagd de PIN van uw SIM-kaart in en tik vervolgens op .
3Wacht even tot het apparaat start.
De PIN van uw SIM-kaart wordt aanvankelijk door uw netwerkoperator geleverd, maar u
kunt deze later wijzigen in het menu Instellingen.
Het apparaat uitschakelen
1Houd de aan-uitknop ingedrukt tot het optiemenu wordt weergegeven.
2Tik in het optiemenu op Uitschakelen.
Uw apparaat opladen
op pagina 36.
Het kan even duren voordat het apparaat uit gaat.
Waarom heb ik een Google-account nodig?
Uw Xperia-apparaat van Sony gebruikt het Android-platform dat door Google is
ontwikkeld. Diverse Google-applicaties en -services zijn al op het apparaat
geïnstalleerd, zoals Gmail™, Google Maps™, YouTube™ en de Play Store™. Om
alles uit deze services te halen, hebt u een Google-account nodig. Met een
Google-account kunt u bijvoorbeeld het volgende doen:
•Applicaties downloaden en installeren van Google Play™.
•E-mail, contacten en de agenda synchroniseren met Gmail.
•Chatten met vrienden met de Duo™-applicatie.
•Browsergeschiedenis en bladwijzers synchroniseren met de webbrowser Google
Chrome™.
•Uzelf kenbaar maken als de bevoegde gebruiker na een softwarereparatie met
behulp van Xperia Companion.
•Een verloren of gestolen apparaat op afstand vinden, vergrendelen of wissen met
behulp van de Mijn apparaat zoeken-services.
Ga naar
Het is uitermate
account te onthouden, omdat u dit account uit veiligheidsoogpunt in bepaalde situaties
nodig hebt om uzelf te identificeren. Als u in dergelijke gevallen de gebruikersnaam of het
wachtwoord van Google niet kunt invullen, wordt uw apparaat vergrendeld. Als u meerdere
Google-accounts hebt, zorg dan dat u de gegevens van het betreende account invult.
http://support.google.com
belangrijk om de gebruikersnaam en het wachtwoord van uw Google-
1Tik op Instellingen > Gebruikers > Gebruiker toevoegen en tik vervolgens
op OK.
2Volg de registratiewizard om een nieuwe gebruiker toe te voegen. Tik op
om toegang te krijgen tot de instellingen van het Nieuwe gebruiker-account
en het Gastaccount. U kunt ook uw gesprek- en SMS-geschiedenis delen.
U kunt ook een Google-account maken via de instellingengids als u het apparaat voor de
eerste keer start. Of u gaat op een later tijdstip online en maakt een account op
https://myaccount.google.com/
.
Een Google-account verwijderen
1Tik op Instellingen > Gebruikers.
2Tik op
om te selecteren welke gebruiker u wilt verwijderen.
3Tik op Gebruiker verwijderen en vervolgens op verwijderen.
Als u uw Google-account verwijdert, zijn beveiligingsfuncties die aan uw Google-account
zijn gekoppeld niet langer beschikbaar.
Het apparaat bevat beveiligingsfuncties. Het wordt sterk aanbevolen deze te
gebruiken in verband met verlies of diefstal.
Als u het apparaat beveiligt met een beveiligingsfunctie, is het essentieel dat u de
ingestelde gegevens onthoudt.
Schermvergrendeling
Stel een veilige schermvergrendeling op uw apparaat in met behulp van een
pincode, wachtwoord of vingerafdruk, om te voorkomen dat anderen het apparaat
zonder toestemming kunnen gebruiken. Zodra de schermvergrendeling is
ingesteld, kan zonder het invoeren van de schermvergrendelingsinformatie het
scherm niet worden ontgrendeld en kunnen geen gegevens worden gewist door
de standaardinstellingen te herstellen.
Als u contactgegevens, bijvoorbeeld uw e-mailadres, toevoegt aan de
schermvergrendeling, kan deze informatie worden gebruikt om het apparaat terug te
krijgen als u het heeft verloren.
Google-account
Voeg een Google-account toe zodat u de service Mijn apparaat zoeken kunt
gebruiken. In sommige gevallen moet u zich vanwege veiligheidsredenen ook
identificeren met uw Google-account.
Mijn apparaat vinden
Gebruik de service Mijn apparaat zoeken om een apparaat op afstand te zoeken,
vergrendelen, ontgrendelen of de inhoud van een verloren apparaat te wissen. Als
u zich heeft aangemeld met uw Google-account, wordt Mijn apparaat zoeken
standaard ingeschakeld.
SIM-kaartvergrendeling
Vergrendel SIM-kaarten met een PIN om misbruik van uw abonnement te
voorkomen. De PIN is elke keer nodig als u het apparaat opnieuw opstart.
IMEI-nummer
Bewaar een exemplaar van het IMEI-nummer. En als uw apparaat wordt gestolen,
kunnen sommige netwerkproviders uw IMEI-nummer gebruiken om ervoor te
zorgen dat het apparaat geen toegang meer krijgt tot het netwerk in uw land of
regio.
Apparaten met dubbele SIM's hebben twee IMEI-nummers.
Back-up
Maak een back-up van de inhoud van het apparaat voor het geval het apparaat
beschadigd, gestolen of verloren raakt. Ga voor meer informatie naar
maken van inhoud en inhoud herstellen
op de pagina 43.
Back-up
Schermvergrendeling
Als het scherm is vergrendeld, kunt u het ontgrendelen met een veeggebaar of
met een persoonlijk patroon, PIN, wachtwoord of vingerafdruk. Oorspronkelijk
wordt een onbeveiligde veegbeweging over het scherm ingesteld, maar we raden
aan om een veiligere schermvergrendeling in te stellen op het apparaat.
Het beveiligingsniveau van elk type vergrendeling staat hieronder vermeld op
volgorde van zwak naar sterk:
•Vegen: geen beveiliging, maar u hebt snel toegang tot het startscherm.
•Patroon: teken een eenvoudig patroon met uw vinger om het apparaat te
ontgrendelen.
•PIN: voer een pincode in van minstens vier cijfers om het apparaat te
ontgrendelen.
•Wachtwoord: voer een alfanumeriek wachtwoord in om het apparaat te
ontgrendelen.
•Vingerafdruk: plaats de geregistreerde vinger op de sensor om het apparaat te
ontgrendelen.
Vingerafdrukken moeten met Vingerafdrukbeheer worden geregistreerd voordat
ze kunnen worden gebruikt. Zie
Meldingen
op de pagina 29 voor informatie over
het configureren van meldingen op het vergrendelingsscherm.
Een schermontgrendeling maken of veranderen
Het is heel belangrijk dat u het patroon, de PIN of het wachtwoord voor
schermvergrendeling onthoudt. Als u deze informatie vergeet, kunt u belangrijke gegevens,
zoals contacten en berichten, mogelijk niet meer herstellen. Zie tips voor
probleemoplossing voor uw apparaat op
http://support.sonymobile.com
.
1Tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Schermvergrendeling.
2Bevestig desgevraagd uw huidige schermvergrendeling.
3Kies een optie en volg de instructies op het scherm.
4Als een veilige schermvergrendeling is ingesteld, kunt u instellen dat de aan-
uitknop het scherm vergrendelt, de activeringstijd van de
schermvergrendeling instellen en een bericht voor het
vergrendelingsscherm instellen door op
te drukken.
Als u een Microsoft Exchange ActiveSync-account (EAS) gebruikt, is het type
schermvergrendeling mogelijk beperkt tot alleen PIN of wachtwoord op basis van de EASbeveiligingsinstellingen. Neem contact op met de netwerkbeheerder om te controleren
welk netwerkbeveiligingsbeleid is geïmplementeerd.
Het apparaat automatisch ontgrendelen
Met de functie Smart Lock kunt u het apparaat in bepaalde situaties automatisch
ontgrendelen, bijvoorbeeld als het is verbonden met een Bluetooth-apparaat of als
u het met u meedraagt.
De functie Smart Lock is voor de meeste markten, landen en regio's beschikbaar.
Ga naar
http://www.support.google.com/
informatie over de functie Smart Lock.
Smart Lock inschakelen
1Stel een patroon, PIN of wachtwoord in als schermvergrendeling als u dit
nog niet hebt gedaan.
2Tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging > Trust-agents.
3Tik op de schuifregelaar Smart Lock (Google) om de functie in te schakelen.
4Tik op
.
5Tik op Smart Lock.
6Voer uw patroon, PIN of wachtwoord in. Als u de Smart Lock-instellingen wilt
wijzigen, moeten deze referenties worden ingevoerd.
7Selecteer een Smart Lock-type.
en zoek "smart lock" voor meer
Vingerafdrukbeheer
Registreer uw vingerafdruk als extra beveiligingsmethode voor het ontgrendelen
van het apparaat of om aankopen te verifiëren. U kunt maximaal vijf
Als een vingerafdruk is ingesteld als schermontgrendeling, fungeren het patroon,
de PIN of het wachtwoord voor de schermvergrendeling als alternatieve
ontgrendelingsmethode. Voordat u uw vingerafdruk registreert, controleert u of de
sensor schoon is en vrij is van zichtbaar vocht.
Voor de eerste keer een vingerafdruk registreren
1Tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Vingerafdrukbeheer.
2Tik op VOLGENDE. Bevestig desgevraagd uw patroon, PIN of wachtwoord of
kies een alternatieve vergrendelingsmethode en volg de instructies op het
scherm om dit in te stellen.
3Tik op VOLGENDE en volg de instructies op het scherm om de registratie van
de vingerafdruk te voltooien.
Extra vingerafdrukken registreren
1Tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Vingerafdrukbeheer.
2Bevestig uw patroon, PIN of wachtwoord.
3Tik op
Een geregistreerde vingerafdruk verwijderen
1Tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Vingerafdrukbeheer.
2Bevestig uw patroon, PIN of wachtwoord.
3Tik op de geregistreerde vingerafdruk en tik op VERWIJDEREN >
VERWIJDEREN.
en volg de instructies op het scherm.
De naam van een geregistreerde vingerafdruk wijzigen
1Tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Vingerafdrukbeheer.
2Selecteer een geregistreerde vingerafdruk in de lijst, voer een naam in en tik
op OK.
SIM-kaartbeveiliging
U kunt elke SIM-kaart in uw apparaat vergrendelen en ontgrendelen met een PIN.
Als een SIM-kaart is vergrendeld, is het bijbehorende abonnement beschermd
tegen ongeoorloofd gebruik. Telkens wanneer u uw apparaat inschakelt, moet u
dus een PIN invoeren.
Als u uw pincode te vaak onjuist invoert, wordt de SIM-kaart geblokkeerd. U moet
dan de PUK-code (Personal Unblocking Key) en een nieuwe pincode invoeren. U
ontvangt de pincode en de PUK-code van uw netwerkoperator.
Een SIM-kaartblokkering instellen
1Tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging > SIM-
kaartvergrendeling instellen.
2Als u twee SIM-kaarten gebruikt, kiest u een SIM-kaart.
3Tik op de schuifregelaar naast SIM vergrendelen om deze in te schakelen.
4Voer de pincode voor de SIM-kaart in en tik op OK. De SIM-kaartblokkering is
nu actief en telkens wanneer u het apparaat opnieuw start, wordt u
1Tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging > SIM-
kaartvergrendeling instellen.
2Als u twee SIM-kaarten gebruikt, kiest u een SIM-kaart.
3Tik op SIM PIN-code wijzigen.
4Voer de oude pincode voor de SIM-kaart in en tik op OK.
5Voer de nieuwe pincode voor de SIM-kaart in en tik op OK.
6Voer de nieuwe pincode voor de SIM-kaart opnieuw in en tik op OK.
Een geblokkeerde SIM-kaart met behulp van een PUK-code deblokkeren
1Voer de PUK-code in en tik op
.
2Voer een nieuwe PIN-code in en tik op .
3Voer de nieuwe PIN-code nogmaals in en tik op .
Als u te vaak een onjuiste PUK-code hebt ingevoerd, dient u contact met uw
netwerkprovider op te nemen voor een nieuwe SIM-kaart.
Meerdere SIM-kaarten gebruiken
Deze functie is alleen van toepassing voor apparaten met dubbele SIM-kaart.
Apparaten met dubbele SIM-kaart werken met één of met twee geplaatste SIM-
kaarten. U kunt binnenkomende communicatie voor beide SIM-kaarten ontvangen
en selecteren van welk nummer u uitgaande communicatie wilt uitvoeren. Voordat
u meerdere SIM-kaarten kunt gebruiken, moet u deze inschakelen en de SIM-kaart
selecteren die het dataverkeer moet verwerken.
U kunt oproepen die binnenkomen op SIM 1 doorschakelen naar SIM 2 als SIM 1
niet bereikbaar is en omgekeerd. Deze functie heet Dual SIM reachability. U moet
dit handmatig inschakelen. Zie
Gesprekken doorschakelen
op de pagina 70.
Het gebruik van twee SIM-kaarten in- of uitschakelen
1Tik op Instellingen > Dubbele SIM.
2Tik op de schuifregelaars SIM1 en SIM2 om de SIM-kaartblokkering in of uit
te schakelen.
De naam van een SIM-kaart wijzigen
1Tik op Instellingen > Dubbele SIM.
2Selecteer een SIM-kaart en voer er een naam voor in.
3Tik op OK.
Selecteren welke SIM-kaart dataverkeer afhandelt
1Tik op Instellingen > Dubbele SIM > Mobiel dataverkeer.
2Selecteer de SIM-kaart die u voor dataverkeer wilt gebruiken.
Voor hogere datasnelheden selecteert u de SIM-kaart die het snelste mobiele netwerk
ondersteunt, bijvoorbeeld LTE.
De IMEI-nummer(s) van het apparaat zoeken
Uw apparaat heeft een of twee unieke identificatienummers die IMEI of Product-ID
worden genoemd. Zorg dat u een kopie hiervan bewaart. U hebt dit nummer
eventueel nodig als het apparaat is gestolen of als u contact opneemt met de
klantenservice.
Alleen voor apparaten met een dubbele SIM-kaart: uw apparaat heeft twee
IMEI-nummers, eentje voor elke SIM-kaartsleuf.
1Tik op .
2Tik op .
3Voer *#06# in met het toetsenblok. De IMEI-nummer(s) worden automatisch
weergegeven.
Uw IMEI-nummer(s) op de etiketstrook bekijken
1Trek de SIM-/geheugenkaarthouder met een vingernagel naar buiten.
2Trek de strook met een vingernagel naar buiten. U ziet de IMEI-nummer(s)
op de strook.
Een verloren apparaat terugvinden, vergrendelen of wissen
Google biedt een locatie- en beveiligingswebservice aan die Mijn apparaat zoeken
heet. Als u zich heeft aangemeld met een Google-account, wordt Mijn apparaat
zoeken standaard ingeschakeld. Als u uw apparaat verliest, kunt u met Mijn
apparaat zoeken:
•De locatie van uw apparaat zoeken en weergeven op een kaart.
•Het apparaat vergrendelen en op het vergrendelingsscherm een bericht laten
verschijnen.
•Het apparaat ontgrendelen en resetten door de inhoud te wissen.
•De beltoon activeren, zelfs als het geluid is uitgeschakeld.
Het apparaat moet zijn ingeschakeld, een internetverbinding hebben en de
locatieservice moet zijn geactiveerd. De service Mijn apparaat zoeken is mogelijk
niet in alle landen of regio's beschikbaar.
Voor meer informatie over Mijn apparaat zoeken gaat u naar
https://www.support.google.com/
Als u met
het wachtwoord van een Google-account invoeren om het apparaat weer te kunnen
gebruiken. Dit kan elk Google-account zijn dat u als eigenaar op het apparaat heeft
ingesteld. Als u tijdens het instellen deze informatie niet kunt verstrekken, kunt u het
apparaat na een reset niet gebruiken.
Mijn apparaat zoeken inhoud op het apparaat wist, moet u de gebruikersnaam en
en zoekt u "Mijn apparaat vinden".
Zo controleert u of uw apparaat kan worden gevonden
Applicaties zoals Maps en de camera kunnen via locatieservices informatie
gebruiken van mobiele en Wi-Fi-netwerken en tevens GPS-informatie (Global
Positioning System) om uw locatie bij benadering te bepalen. Als de verbinding
met GPS-satellieten niet optimaal is, kan uw apparaat uw locatie met behulp van
de Wi-Fi-functie bepalen. En als u niet binnen het bereik van een netwerk bent,
kan uw apparaat uw locatie met behulp van uw mobiele netwerk bepalen.
Als u wilt dat uw apparaat weet waar u bent, moet u locatieservices inschakelen.
Er kunnen kosten voor gegevensverbinding in rekening worden gebracht wanneer u
verbinding met internet maakt vanaf uw apparaat.
Locatieservices in- of uitschakelen
•Tik op Instellingen > Google > Locatie. Tik op de schuifregelaar om
locatieservices in of uit te schakelen.
Google locatie delen in- of uitschakelen
1Tik op Instellingen > Google > Locatie.
2Tik op Google locatie delen >
3Selecteer de tijd waarin de functie moet worden ingeschakeld en kies een
optie om het contact te selecteren waarmee u de locatie wilt delen. Tik op
Meer om te kiezen hoe u de locatie wilt delen.
Bij Google-locatiegeschiedenis kunt u ook uw locatiegeschiedenis volgen.
.
De nauwkeurigheid van GPS verbeteren
Als u de GPS-functie van het apparaat voor het eerst gebruikt, kan het enkele
minuten duren voordat uw locatie wordt gevonden. Om de detectie niet te
belemmeren, zorgt u dat u de GPS-antenne niet afdekt, zie de afbeelding. GPSsignalen kunnen door wolken en plastic dringen, maar niet door de meeste vaste
objecten, zoals gebouwen en bergen. Wordt uw locatie niet na enkele minuten
gevonden, ga dan ergens anders staan.
Als uw apparaat is ingeschakeld en gedurende een bepaalde periode inactief is,
wordt het scherm gedimd en uitgeschakeld om batterijstroom te besparen. U kuntwijzigen hoe lang het scherm actief blijft voordat het wordt uitgeschakeld.
Als het scherm wordt uitgeschakeld, kan het apparaat vergrendeld of ontgrendeld
zijn,afhankelijk van de instelling van schermvergrendeling. Zie
Schermvergrendeling
Het scherm in- of uitschakelen
•Druk kort op de aan-uitknop .
Opgeven na hoeveel tijd het scherm moet worden uitgeschakeld als de
telefoon niet wordt gebruikt
1Tik op Instellingen > Scherm > Slaapstand.
2Selecteer een optie.
op de pagina 12.
Slimme achtergrondverlichting
De slimme achtergrondverlichting houdt het scherm aan zolang u het apparaat in
uw hand houdt. Zodra u het apparaat neerlegt, schakelt het scherm uit
overeenkomstig de slaapinstelling.
De Slimme achtergrondverlichting in- of uitschakelen
1Tik op Instellingen > Scherm > Smart-tegenlicht.
2Tik op de schuifregelaar om de functie in of uit te schakelen.
Startscherm
Het startscherm is het beginpunt voor het gebruik van uw apparaat. Het is
vergelijkbaar met het bureaublad op een computerscherm. Het aantal
deelvensters in het startscherm wordt aangegeven met een reeks stippen onder
aan het startscherm. De gemarkeerde stip toont het deelvenster dat momenteel
wordt weergegeven.
Overzicht van startscherm
Welkom bij Xperia-widget: tik om de widget te openen en selecteer een taak zoals het kopiëren
1
van inhoud van het oude apparaat of het instellen van Xperia-services
2Stippen: geven het aantal deelvensters in het startscherm aan
U kunt nieuwe deelvensters verwijderen of toevoegen aan het startscherm
(maximaal twintig deelvensters).
Een deelvenster instellen als het hoofdvenster van het startscherm
1Houd een leeg gebied op uw startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt.
2Veeg naar links of rechts om te bladeren naar het venster dat u wilt instellen
als uw hoofdvenster van het startscherm, tik vervolgens op
.
Als Google Feed is ingeschakeld, wordt het meest linkse deelvenster voor deze service
gereserveerd en kan het hoofdvenster van het startscherm niet worden gewijzigd. Voor
meer informatie zie
1Houd een leeg gebied op uw startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt.
2Veeg helemaal naar rechts of naar links om door de deelvensters te bladeren
en tik vervolgens op .
Als Google Feed is ingeschakeld, wordt het linkerdeelvenster voor deze service
gereserveerd en kunnen geen andere deelvensters meer aan de linkerkant worden
toegevoegd. Voor meer informatie zie
Google Feed
op pagina 103.
Een deelvenster verwijderen van de startpagina
1Houd een leeg gebied op uw startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt.
2Veeg naar links of rechts om naar het deelvenster te gaan dat u wilt
verwijderen en tik op
rechtsboven in de hoek van het deelvenster.
Instellingen startpagina
Een applicatie uitschakelen of verwijderen vanuit het startscherm
Als u een vooraf geïnstalleerde app uitschakelt, worden alle gegevens verwijderd. U kunt de
app opnieuw inschakelen via Instellingen > Apps. Alleen gedownloade apps kunnen
volledig worden verwijderd.
1Tik en houd vast op de applicatie die u wilt verwijderen of uitschakelen.
2Alle applicaties die kunnen worden uitgeschakeld of verwijderd, worden
aangeduid met
3Tik op de desbetreende applicatie en tik vervolgens op Uitschakelen in het
geval van een vooraf geïnstalleerde app op uw apparaat, of op OK als u de
app zelf hebt gedownload en deze wilt verwijderen.
.
De grootte van pictogrammen op het startscherm aanpassen
1Houd een leeg gebied op de startpagina aangeraakt tot het apparaat trilt en
tik vervolgens op
.
2Tik op Pictogramgrootte en selecteer een optie.
Applicatiescherm
Het applicatiescherm, dat u opent vanuit het startscherm, bevat de applicaties die
vooraf op uw apparaat zijn geïnstalleerd en de applicaties die u hebt gedownload.
Alle applicaties op het applicatiescherm weergeven
1Tik op .
2Veeg naar links of rechts op het applicatiescherm.
U kunt recent weergegeven apps ook zoeken door in het applicatiescherm naar links te
vegen.
De lijsten met aanbevolen apps in- of uitschakelen
1Houd een leeg gebied op de startpagina aangeraakt en tik vervolgens op .
2Tik op de schuifregelaar Aanbevelingen voor apps.
Een applicatie openen vanuit het applicatiescherm
•Als het applicatiescherm is geopend, veegt u naar links of rechts om de
applicatie te zoeken en tikt u vervolgens op de applicatie.
Vanuit het applicatiescherm naar een applicatie zoeken
1Wanneer het applicatiescherm is geopend, tikt u op Applicaties zoeken.
2Voer de naam in van de applicatie die u wilt zoeken.
U kunt applicaties ook zoeken door op het applicatiescherm omhoog of omlaag te vegen.
Applicaties rangschikken op het applicatiescherm
1Wanneer het applicatiescherm is geopend, tikt u op .
2Tik op Apps sorteren en selecteer vervolgens een optie.
Een applicatiesnelkoppeling toevoegen aan het startscherm
1Raak vanuit het applicatiescherm een applicatiepictogram aan en houd dit
vast totdat het scherm gaat trillen, sleep het pictogram vervolgens naar de
bovenkant van het scherm. Het startscherm wordt geopend.
2Sleep het pictogram naar de gewenste locatie op het startscherm en laat uw
vinger vervolgens los.
Een applicatie verplaatsen op het applicatiescherm
1Open het applicatiescherm en tik op
.
2Zorg dat Eigen volgorde is geselecteerd onder Apps sorteren.
3Houd de applicatie aangeraakt tot het apparaat trilt. Sleep deze vervolgens
naar de nieuwe locatie.
Een applicatie uitschakelen of verwijderen vanuit het applicatiescherm
Of een app kan worden verwijderd of uitgeschakeld is afhankelijk van de app en of deze op
de telefoon was voorgeïnstalleerd of gedownload. Gedownloade apps kunnen worden
verwijderd. Voorgeïnstalleerde apps kunnen niet worden verwijderd. Ze kunnen alleen
worden uitgeschakeld als de app dit ondersteunt. Als u een voorgeïnstalleerde app
uitschakelt, kunt u de app weer inschakelen via Instellingen > Apps.
1Tik en houd vast op de applicatie die u wilt verwijderen of uitschakelen.
2Tik op > UITSCHAKELEN om een app uit te schakelen of tik op OK om een
app te verwijderen.
Navigeren door applicaties
U kunt tussen applicaties navigeren met de navigatietoetsen en het venster met
onlangs gebruikte applicaties, waarmee u eenvoudig kunt schakelen tussen alle
onlangs gebruikte applicaties. De navigatietoetsen zijn de terug-toets, de
starttoets en de toets Recente apps. U kunt ook twee applicaties in één keer op het
scherm openen met de modus voor gesplitst scherm indien de applicatie de
functie voor meerdere schermen ondersteunt. Bepaalde applicaties worden
gesloten wanneer u op de starttoets
drukt om af te sluiten. Andere applicaties
kunnen actief blijven op de achtergrond of kunnen worden onderbroken. Als de
applicatie wordt onderbroken of actief is op de achtergrond, kunt u, de volgende
keer wanneer u de applicatie opent, doorgaan waar u gebleven was.
Overzicht van navigeren door applicaties
1Alles wissen - Alle recent gebruikte applicaties sluiten.
2Venster met onlangs gebruikte applicaties – open een onlangs gebruikte applicatie
3Toets Recente apps – Open het venster met onlangs gebruikte applicaties en de favorietenbalk
4Starttoets – sluit een applicatie en ga terug naar het startscherm
5Terugtoets – ga terug naar het vorige scherm binnen een applicatie of sluit de applicatie
Het venster met onlangs gebruikte toepassingen openen
•Druk op .
Snel wisselen tussen recent gebruikte applicaties
•Druk snel twee keer op
.
Alle recentelijk gebruikte applicaties sluiten
•Druk op
en tik op ALLES WISSEN.
Een menu in een applicatie openen
•Druk terwijl u een applicatie gebruikt op
Niet in alle applicaties is een menu beschikbaar.
of .
Modus voor gesplitst scherm
In de modus voor gesplitst scherm kunt u twee applicaties tegelijk weergeven,
bijvoorbeeld als u het postvak van uw e-mail en een webbrowser tegelijkertijd wilt
bekijken.
1Tik op of om het scherm naar links of naar rechts te schuiven.
2Versleep de horizontale strepen om het scherm omhoog of omlaag te
slepen.
3Pas de grootte van het scherm aan door de drie diagonale strepen te
verslepen.
Keer terug naar het volledige scherm door op te tikken.
Widgets
Widgets zijn kleine applicaties die u direct op uw startscherm kunt gebruiken. Ze
werken tevens als snelkoppelingen. Met de widget Weer kunt u bijvoorbeeld
basisinformatie over het weer direct op uw startscherm bekijken. Als u op de
widget tikt, wordt de volledige applicatie Weer geopend. U kunt meer widgets
downloaden via Google Play.
Een widget toevoegen aan het startscherm
1Raak een leeg gebied in het Startscherm aan en houd vast totdat het
aanpassingsmenu verschijnt. Tik vervolgens op Widgets.
2Tik op de widget die u wilt toevoegen.
De afmetingen van een widget wijzigen
1Raak een widget aan en houd deze even vast tot het apparaat trilt. Laat de
widget vervolgens los.
2Als de afmetingen van de widget kunnen worden veranderd, verschijnt de
optie Formaat wijzigen. Bijvoorbeeld van de widget Agenda kan het
formaat worden gewijzigd.
3Tik op Formaat wijzigen en versleep de punten om de widget kleiner of
groter te maken.
4Tik op een willekeurige plaats in het Startscherm om de nieuwe afmetingen
te bevestigen.
Een widget verplaatsen
•Houd de widget aangeraakt tot het apparaat trilt. Sleep deze vervolgens
naar de nieuwe locatie.
Een widget verwijderen
•Houd de widget aangeraakt tot het apparaat trilt. Sleep deze vervolgens
naar Verwijderen van startscherm.
Snelkoppelingen en mappen
Gebruik snelkoppelingen en mappen voor het beheren van uw applicaties en om
uw startscherm overzichtelijk te houden.
Een applicatiesnelkoppeling toevoegen aan het startscherm
1Raak een leeg gebied in het Startscherm aan en houd het even vast tot het
apparaat trilt.
2Tik in het instelmenu op Widgets > Snelkoppelingen.
3Blader door de lijst en selecteer een applicatie. De geselecteerde applicatie
wordt toegevoegd aan het Startscherm.
Een item op het startscherm verplaatsen
•Houd het item aangeraakt tot het apparaat trilt. Sleep het item vervolgens
naar de nieuwe locatie.
Een item van de startpagina verwijderen
•Houd het item aangeraakt tot het apparaat trilt. Sleep het item vervolgens
naar Verwijderen van startscherm boven aan het scherm.
Een map op het startscherm maken
•Houd het pictogram of de snelkoppeling van een applicatie aangeraakt tot
het apparaat trilt; sleep het vervolgens naar het pictogram of de
snelkoppeling van een andere applicatie.
Items toevoegen aan een map op het startscherm
•Houd een item aangeraakt tot het apparaat trilt. Sleep het item vervolgens
naar de map.
Een map op het startscherm hernoemen
1Tik op de map om deze te openen.
2Tik op de titelbalk van de map om het veld Mapnaam weer te geven.
3Voer de naam van de nieuwe map in en tik op GEREED.
Achtergrond en thema's
Het apparaat heeft een standaardachtergrond, maar u kunt het startscherm en het
vergrendelingsscherm aanpassen aan uw eigen stijl met achtergronden en
thema's met verschillende kleuren en patronen.
U kunt een achtergrond gebruiken zonder de andere elementen van het
startscherm en vergrendelingsscherm te veranderen.
Thema's kunnen een achtergrond, schermbeveiliging, titelbalken en een
geluidsschema bevatten die bij elkaar passen en uw apparaat een unieke look en
feel geven.
De achtergrond veranderen
1Tik op Instellingen > Achtergrond > Xperia Home.
2Selecteer een achtergrond en tik op Toepassen. Selecteer een optie.
U kunt ook een foto als achtergrond gebruiken. In plaats van een achtergrond uit de
weergegeven opties te kiezen, kunt u ook op Foto's of Album tikken. Kies een foto en tik op
Achtergrond instellen.
Een thema instellen
1Raak een leeg gebied in het Startscherm aan en houd het even vast tot het
apparaat trilt.
2Tik op Thema´s.
3Kies een optie:
•Voor een bestaand thema, selecteert u het thema en tikt u op THEMA
TOEPASSEN.
•Download een nieuw thema door op MEER THEMA'S DOWNLOADEN te
tikken.
Als u een thema wijzigt, wordt ook de achtergrond in sommige applicaties gewijzigd.
Een screenshot maken
U kunt stilstaande beelden maken van een scherm op uw apparaat als screenshot.
Screenshots worden automatisch opgeslagen in de applicatie Album.
Een schermafbeelding maken
1Houd de aan-uitknop
lang ingedrukt totdat een venster verschijnt.
2Tik op .
U kunt ook een schermafbeelding maken door de aan-uitknop en de toets voor volume
omlaag tegelijkertijd ingedrukt te houden.
De schermafbeelding weergeven
1Dubbeltik op de statusbalk om het Gedeelte voor meldingen te openen.
2Tik op de screenshot.
Meldingen
Meldingen brengen u op de hoogte van gebeurtenissen zoals nieuwe berichten en
agendameldingen evenals lopende activiteiten zoals downloads. Meldingen
verschijnen op:
Een melding uit het vergrendelingscherm verwijderen
•Veeg de melding naar links of rechts.
Een melding op het vergrendelingscherm vergroten
•Sleep de melding omlaag.
Niet alle meldingen kunnen worden vergroot.
Opties voor weergave van meldingen op het vergrendelscherm
Inhoud van alle
meldingen weergeven
Helemaal geen
meldingen weergeven
Alle meldingen weergeven op het vergrendelscherm. Als deze instelling is
ingeschakeld, is alle inhoud (inclusief de inhoud van binnenkomende emails en chatberichten) zichtbaar op het vergrendelscherm.
U krijgt geen meldingen op het vergrendelscherm.
De meldingen selecteren voor weergave op het vergrendelingsscherm
1Tik op Instellingen > Meldingen.
2Tik op en vervolgens op Op het vergrendelingsscherm.
3Selecteer een optie.
Meldingen kunnen op het vergrendelingsscherm behouden blijventenzij u ze verwijdert
door te vegen. Tik op de Meldingen vergrendelings-scherm behouden-schuifregelaar om
deze functie in te schakelen.
Het meldingniveau van een app instellen
Alles blokkeren
Geluid en trillen uitBlokkeer geluid en schermmeldingen.
Onderbrekingen alleen met
prioriteit
U kunt meldingskanalen instellen om meldingsniveaus te categoriseren. Druk lang op een
melding om de meldingscategorieën te wijzigen.
Blokkeer alle meldingen van de geselecteerde app.
Ontvang meldingen van deze app zelfs als Niet storen is
ingesteld op Alleen prioriteit.
Het meldingsniveau voor een app instellen
1Tik op Instellingen > Meldingen.
2Selecteer de gewenste app.
3Tik op de schuifregelaars om de gewenste meldingsinstellingen aan te
passen.
Meldingslampje
Het meldingslampje informeert u over de batterijstatus en een aantal andere
zaken. Een wit knipperend lampje betekent bijvoorbeeld dat er een nieuw bericht
of een gemist gesprek is. Het meldingslampje is standaard ingeschakeld maar u
kunt het handmatig uitschakelen.
Als het meldingslampje is uitgeschakeld, gaat het alleen branden
voor de batterijstatus,bijvoorbeeld als het energieniveau lager is dan 15 procent.
1Tik op Instellingen > Meldingen > .
2Tik op de schuifregelaar naast Meldingslampje om de functie in of uit te
schakelen.
Pictogrammen in de statusbalk
Statuspictogrammen
Geen SIM-kaart
Signaalsterkte
Geen signaal
Roaming
LTE-gegevens worden verzonden en gedownload
GPRS-gegevens worden verzonden en gedownload
EDGE-gegevens worden verzonden en gedownload
3G-gegevens worden verzonden en gedownload
HSPA+-gegevens worden verzonden en gedownload
Mobiele data is uitgeschakeld
Een Wi-Fi-verbinding wordt ingeschakeld en er worden gegevens
verzonden
Er is een Wi-Fi-verbinding ingeschakeld maar er is geen internetverbinding.
Dit pictogram wordt ook weergegeven wanneer u probeert verbinding te
maken met een beveiligd Wi-Fi-netwerk. Nadat u bent ingelogd, verdwijnt
het kruisje.
Als Google in uw regio is geblokkeerd, kan het kruisje zelfs worden
weergegeven als u verbinding maakt met een Wi-Fi-netwerk en er een
werkende internetverbinding is.
Afhankelijk van uw serviceprovider, netwerk of regio zijn bepaalde functies of services die
door sommige pictogrammen in deze lijst worden vertegenwoordigd, mogelijk niet
beschikbaar.
Pictogrammen in de statusbalk beheren
1Tik vervolgens op Instellingen > Scherm > Systeempictogrammen.
2Markeer de selectievakjes voor de systeempictogrammen die u in de
statusbalk wilt weergeven.
Meldingspictogrammen
Nieuw sms-bericht of mms-bericht
Lopend gesprek
Gemist gesprek
Gesprek in de wacht
Apparaat met enkele SIM-kaart: Oproepen doorschakelen is ingeschakeld
Apparaat met dubbele SIM-kaart: Oproepen doorschakelen is ingeschakeld
Nieuw voicemailbericht
Nieuw e-mailbericht
Gegevens worden gedownload
Gegevens worden geüpload
Mobiele data is uitgeschakeld
Een basisinstallatie van uw apparaat uitvoeren
Er is een software-update beschikbaar
Er zijn systeemupdates beschikbaar
Systeemupdates worden gedownload
Tikken om de gedownloade systeemupdates te installeren
STAMINA-modus is geactiveerd
Ultra STAMINA-modus is geactiveerd
Batterijonderhoud is geactiveerd
Screenshot gemaakt
Videochatten met vrienden met de Duo™-applicatie
Er wordt een nummer afgespeeld
Het apparaat is via een USB-kabel met een computer verbonden
Intern geheugen is 75% vol; tik om gegevens op geheugenkaart over te
brengen
Niet alle pictogrammen die op uw apparaat kunnen verschijnen,zijn hier vermeld. Deze lijst
dient slechts als leidraad, en er kunnen wijzigingen worden aangebracht zonder
voorafgaande kennisgeving.
Een applicatie verhinderen notificaties te verzenden
1Tik op Instellingen > Meldingen.
2Selecteer een applicatie.
3Tik op de schuifregelaar Alles blokkeren.
Overzicht van applicaties
Beheer, bekijk en bewerk uw foto's en video's met de applicatie Album.
Gebruik de applicatie Amazon Shopping om te zoeken in en bladeren door
duizenden producten en koop deze rechtstreeks vanaf uw apparaat.
Blader door, winkel en lees boeken op je apparaat.
Beveilig uw apparaat tegen virussen, malware, spyware, phishingaanvallen en onlinemisbruik.
Gebruik de applicatie Rekenmachine om basisberekeningen uit te voeren.
Houd gebeurtenissen bij en beheer afspraken.
Maak foto's en neem videoclips op.
Gebruik de Chrome-webbrowser om te navigeren, webpagina's, tekst en
afbeeldingen weer te geven en om favorieten te beheren.
Stel diverse alarmen en timers in.
Beheer telefoonnummers, e-mailadressen en andere contactgegevens.
Gebruik de applicatie Bestanden om gedownloade applicaties,
documenten en foto's te openen.
Blader door en luister naar FM-radiozenders.
Gebruik de applicatie Duo om video-oproepen te voeren.
Maak, bewerk en werk samen met anderen aan documenten met Google
Docs.
Sla documenten en bestanden op voor eenvoudige toegang vanaf een
willekeurig apparaat, deel deze met uw vrienden en werk samen met
collega's met de Google Drive-applicatie.
Verstuur en ontvang e-mails via persoonlijke en zakelijke accounts.
Gebruik de applicatie Facebook™ om wereldwijd deel te nemen aan
sociale netwerken met vrienden, familie en collega's.
Lees, schrijf en orden e-mailberichten.
Zoek naar informatie op uw apparaat en op internet.
Geniet van muziek, films, apps en games op uw apparaat en krijg exclusief
toegang tot unieke inhoud die alleen beschikbaar is voor Xperia-apparaten.
Bekijk uw huidige locatie, zoek andere locaties en plan routes met Google
Maps.
Gebruik de applicatie Berichten om sms- en mms-berichten te verzenden
en ontvangen.
Movie Creator maakt automatisch korte videocollages op basis van foto's
en video's uit uw bestaande verzameling.
Gebruik de applicatie Muziek om muziek en audioboeken te ordenen en af
te spelen.
Bekijk nieuws van News Suite.
Voer telefoongesprekken door het nummer handmatig in te voeren of door
middel van de functie Smart Dial.
Zoek of blader door al uw foto's en video's of orden ze.
Gebruik de applicatie Google Play Movies & TV om films en tvprogramma's te bekijken die u op Google Play hebt gekocht of gehuurd.
Met de applicatie Google Play Music ontdekt u duizenden nummers en
kunt u deze afspelen.
Gebruik de applicatie Play Store om applicaties te zoeken om te kopen of
gratis te downloaden.
Blijf verbonden met uw gamevrienden en de games die u graag speelt, ga
winkelen in de PlayStation®Store, en meer.
Optimaliseer de instellingen naar eigen inzicht.
Maak, bewerk en werk samen met anderen aan spreadsheets met de
applicatie Google Sheets.
Gebruik de applicatie Schets om afbeeldingen te maken en te verkennen
en deze te delen met uw vrienden.
Werk met anderen samen aan presentaties om iets te maken of bewerken.
Gebruik de applicatie Ondersteuning voor gebruikersondersteuning op uw
apparaat. Zo krijgt u bijvoorbeeld toegang tot de gebruikershandleiding,
informatie over het oplossen van problemen, en tips en trucs.
Speel video's af op uw apparaat en deel inhoud met vrienden.
Gebruik de applicatie Video en TV SideView om video's op uw apparaat af
te spelen en inhoud te delen met uw vrienden.
Gebruik de applicatie Weer om de weersvoorspelling te bekijken.
Bekijk video's van gebruikers overal ter wereld en deel uw eigen video's.
Wellicht staan bepaalde applicaties niet op uw apparaat of worden ze niet in alle regio's
ondersteund door alle netwerken of serviceproviders.
Gebruik altijd een originele Sony-lader en USB Type-C-kabel die voor uw specifieke
Xperia-model is gemaakt. Bij andere laders en kabels kan de oplaadtijd langer
uitvallen, wordt het apparaat mogelijk helemaal niet opgeladen, of kan het
apparaat zelfs beschadigd raken. Controleer of alle USB-poorten en verbindingsstukken volkomen droog zijn voordat u de kabel erin steekt.
Als de batterij leeg is, kan het wel 30 minuten duren voordat het apparaat reageert
op het opladen. Gedurende deze tijdblijft het scherm helemaal zwart en wordt er
geen oplaadpictogram weergeven. Het kan tot 4 uur duren voordat een volledig
lege batterij helemaal is opgeladen.
Uw apparaat beschikt over een ingebouwde oplaadbare batterij die alleen door een
geautoriseerd Sony-reparatiecentrum kan worden vervangen. Probeer nooit om het
apparaat zelf te openen of demonteren. Dit kan schade aan uw apparaat veroorzaken en de
garantie in gevaar brengen.
Het opladen van het apparaat gaat sneller via een stopcontact dan via de computer. U kunt
het apparaat blijven gebruiken tijdens het opladen.
1Steek een uiteinde van de USB-kabel in de lader (of in de USB-poort van een
computer).
2Steek het andere een uiteinde van de USB Type-C-kabel in een poort van het
apparaat. Het meldingslampje gaat branden als het opladen begint.
3Wanneer het apparaat helemaal is opgeladen, koppelt u de kabel los door
het recht uit het apparaat te trekken. Pas op dat u het verbindingsstuk niet
buigt.
Het is belangrijk dat u een USB Type-C-kabel (meegeleverd) gebruikt. Andere typen USBkabels kunnen het apparaat beschadigen.
Als de batterij helemaal leeg is, kan het een paar minuten duren voordat het
meldingslampje gaat branden en het oplaadpictogram wordt weergegeven.
Meldingslampje batterijstatus
GroenDe batterij wordt opgeladen, het oplaadniveau is meer dan 90%.
OranjeDe batterij wordt opgeladen, het oplaadniveau is 15-90%.
RoodDe batterij wordt opgeladen, het oplaadniveau is minder dan 15%.
Batterij- en energiebeheer
Uw apparaat beschikt over een ingebouwde batterij. Haal alles uit de batterij door
het energieverbruik van diverse apps en functies bij te houden. Gebruik
Batterijonderhoud om de levensduur van de batterij te verlengen.
Energiebesparingsfuncties op de achtergrond zijn standaard ingeschakeld om het
energieverbruik van de batterij te beperken en er zijn extra energiebesparingsmodi
beschikbaar als u het energieverbruik van de batterij verder wilt beperken.
Energiebesparingsfuncties verlagen de prioriteit van bepaalde niet-essentiële
apparaatfuncties. Als u een bepaalde applicatie niet wilt beïnvloeden, kunt u deze
uitsluiten in het menu Batterijoptimalisatie. Telefoongesprekken en SMS-berichten
worden niet beïnvloed.
Systeemupdates kunnen de beschikbare energiebesparingsfuncties van uw apparaat
wijzigen.
Batterijverbruik, geschatte tijd en tips voor energiebesparing weergeven
1Tik op Instellingen > Batterij. Er wordt een overzicht weergegeven met het
batterijpercentage en de geschatte batterijduur.
2Tik op BATTERIJGEBRUIK WEERGEVEN voor een lijst met functies en services
die energie hebben verbruikt sinds u het apparaat voor het laatst hebt
opgeladen. Tik op een item voor informatie om het energieverbruik ervan te
verminderen.
Batterijverbruik voor applicaties weergeven
1Tik op Instellingen > Apps.
2Selecteer een applicatie en bekijk het batterijverbruik onder
Batterijverbruik.
Algemene gebruikstips om de batterijduur te verlengen
Aan de hand van de volgende tips kunt u ervoor zorgen dat de batterij langer
meegaat:
•Het helderheidsniveau van het scherm verlagen. Zie
Scherminstellingen
pagina 59.
•Schakel Bluetooth, Wi-Fi en locatieservices uit als u deze functies niet gebruikt.
•Schakel uw apparaat uit of gebruik de vliegmodus in een gebied met een lage
netwerkdekking. Anders scant uw apparaat herhaaldelijk naar beschikbare
netwerken en dit verbruikt ook energie.
•Gebruik een Wi-Fi-netwerk in plaats van roaming wanneer u in het buitenland
bent. Bij roaming wordt uw thuisnetwerk gezocht. Dit vraagt veel van de batterij,
omdat het apparaat veel vermogen gebruikt bij het verzenden. Zie
Wi-Fi
op
pagina 48.
•De synchronisatie-instellingen wijzigen voor e-mail, kalender en contacten. Zie
Synchroniseren met onlineaccounts
op pagina 54.
•Controleer welke applicaties een hoog batterijverbruik hebben en lees de tips over
batterijbesparing voor deze applicaties op dit apparaat.
•Het meldingsniveau voor een applicatie wijzigen. Zie
Meldingen
op pagina 29.
•Schakel de toestemming voor het delen van locaties voor een applicatie uit. Zie
Applicatie-instellingen
•Verwijder applicaties die u niet gebruikt. Zie
op pagina 60.
Applicatiescherm
op pagina 23.
•Gebruik een originele headset van Sony om naar muziek te luisteren. Handsfree-
apparaten verbruiken minder energie dan de luidsprekers van het apparaat.
•Start het apparaat af en toe opnieuw op.
Specifieke applicaties van optimalisatie uitsluiten
1Tik op Instellingen > Batterij.
2Tik op
en selecteer Accuoptimalisatie. U ziet een lijst met applicaties die
niet zijn geoptimaliseerd.
3Als u applicaties aan de lijst wilt toevoegen of uit de lijstverwijderen, tikt u
op APPS en selecteert of deselecteert u een applicatie in de lijst om de
instellingen voor optimalisatie ervan aan te passen.
4De lijst met applicaties die niet worden geoptimaliseerd, wordt conform uw
aanpassingen bijgewerkt.
U kunt applicaties niet uitsluiten voor optimaliseren door de Ultra STAMINA-modus.
U kunt Accuoptimalisatie ook configureren vanuit Instellingen > Apps > > Speciale
toegang.
STAMINA-modus
Afhankelijk van het STAMINA-niveau kunnen bepaalde functies zijn beperkt of
uitgeschakeld om de batterij te sparen. Dit zijn de functies voor het weergeven van
de prestaties, animatie en helderheid van het scherm, het verbeteren van
afbeeldingen, het synchroniseren van achtergrondgegevens van apps, trillen
(behalve bij inkomende gesprekken), streamen en GPS (als het scherm uit is).
verschijnt op de statusbalk.
Als u een apparaat met meerdere gebruikers deelt, moet u zich wellicht aanmelden als de
eigenaar, d.w.z. de primaire gebruiker, om de STAMINA-modus in of uit te schakelen.
STAMINA-modus activeren of deactiveren
1Tik op Instellingen > Batterij.
2Tik op STAMINA-modus en vervolgens op de schuifregelaar om de functie
te activeren of deactiveren. Als de STAMINA-modus is geactiveerd, kunt u
extra opties kiezen, bijvoorbeeld het percentage Automatisch starten
aanpassen.
In het menu
STAMINA-modus.
Batterijoptimalisatie kunt u applicaties uitsluiten voor optimaliseren door
Ultra STAMINA-modus
De gebruikstijd van de batterij wordt aanzienlijk verlengd, maar apps worden
ingeperkt en mobiele data en Wi-Fi worden uitgeschakeld. U kunt nog steeds
bellen en sms'en. Het startscherm wordt gewijzigd en
weergegeven.
Als u een apparaat met meerdere gebruikers deelt, moet u zich wellicht aanmelden als de
eigenaar, d.w.z. de primaire gebruiker, om de Ultra STAMINA-modus in of uit te schakelen.
1Tik op Instellingen > Batterij.
2Tik op Ultra STAMINA-modus en vervolgens op Activeren.
3Tik op OK
U kunt applicaties niet uitsluiten voor optimaliseren door de Ultra STAMINA-modus.
Ultra STAMINA-modus deactiveren
1Sleep de statusbalk omlaag om het gedeelte voor meldingen te openen.
2Tik op de melding Ultra STAMINA-modus actief.
3Tik op OK.
Als u Ultra STAMINA-modus deactiveert, wordt het apparaat opnieuw opgestart.
Batterijverzorging
Gebruik Batterijverzorging om de levensduur van de batterij te verlengen. Deze
functie detecteert uw oplaadritme en schat de begin- en eindtijden van uw
normale oplaadperiode. Vervolgens wordt de oplaadsnelheid zodanig geregeld
dat de batterij net voordat u de lader loskoppelt volledig is opgeladen.
Batterijverzorging regelt de oplaadsnelheid pas wanneer een regelmatige oplaadcyclus van
minstens vier uur in een periode van een aantal dagen is gedetecteerd.
Batterijverzorging in- of uitschakelen
1Tik op Instellingen > Batterij > Batterijverzorging.
2Tik op de schuifregelaar om Batterijverzorging in of uit te schakelen.
Aangeleerde patronen van de regelmatige oplaadcyclus worden opgeslagen door
Batterijverzorging. Zelfs als de functie is uitgeschakeld, neemt deze na inschakelen de
geleerde patronen over.
Uw apparaat bijwerken
Werk de software van uw apparaat bij voor de nieuwste functies, verbeteringen en
bugfixes, zodat het apparaat optimaal functioneert. Als er een software-update
beschikbaar is, wordt op de statusbalk weergegeven. U kunt ook handmatig
controleren of er nieuwe updates zijn of een update inplannen.
De eenvoudigste manier om een software-update te installeren, is draadloos vanaf
uw apparaat. Sommige updates kunnen echter niet draadloos worden
gedownload. In dat geval gebruikt u de Xperia Companion-software op een pc of
op een Apple Mac®-computer om uw apparaat bij te werken.
Denk om het volgende vóór u het apparaat bijwerkt:
•Zorg dus voor voldoende opslagruimte voordat u het apparaat bijwerkt.
•Als u een apparaat met meerdere gebruikers deelt, moet u inloggen als de
eigenaar, d.w.z. de primaire gebruiker, om het apparaat te updaten.
•Updates voor het systeem en de applicatie kunnen de apparaatfuncties op een
andere manier weergeven dan in deze gebruikershandleiding wordt beschreven.
De Android™-versie wordt mogelijk niet na een update beïnvloed.
Ga voor meer informatie over software-updates naar
support.sonymobile.com/software/
.
http://
Controleren op nieuwe software
1Gebruikt u een apparaat met meerdere gebruikers, zorg er dan voor dat u
bent aangemeld als de eigenaar.
2Tik op Instellingen > Over de telefoon > Software-update.
Als geen nieuwe software beschikbaar is, bevat het apparaat wellicht onvoldoende
geheugen. Als uw Xperia-apparaat minder dan 500 MB intern geheugen beschikbaar heeft,
ontvangt u geen informatie over nieuwe software. In dit geval ontvangt u een
waarschuwing in het meldingsvenster: “Onvoldoende opslagruimte. Enkele
systeemfuncties functioneren wellicht niet.” Als u deze melding ontvangt, moet u eerst
ruimte in het interne geheugen vrijmaken voordat u meldingen ontvangt over nieuwe
beschikbare software.
Het apparaat draadloos bijwerken
Gebruik de applicatie voor software-updates om de apparaatsoftware draadloos
bij te werken. Welke updates u kunt downloaden via een mobiel netwerk is
afhankelijk van uw provider. We raden u aan voor het downloaden van nieuwe
software een Wi-Fi-netwerk te gebruiken in plaats van een mobiel netwerk, om
extra kosten voor dataverkeer te voorkomen.
Een systeemupdate installeren
1Als u een apparaat met meerdere gebruikers deelt, zorg dan dat u bent
aangemeld als de eigenaar.
2Tik op Instellingen > Over de telefoon > Software-update.
3Als een systeemupdate beschikbaar is, tikt u op DOORGAAN en vervolgens
op NU INSTALLEREN.
Een systeemupdate inplannen
1Als u een apparaat met meerdere gebruikers deelt, zorg dan dat u bent
aangemeld als de eigenaar.
2Tik op Instellingen > Over de telefoon > Software-update.
3Als een systeemupdate beschikbaar is, tikt u op DOORGAAN en vervolgens
op de schuifregelaar Installatie plannen.
4Tik op OK > Tijd instellen.
5Stel de gewenste tijd in voor de software-update en tik op OK.
6Het apparaat wordt op de ingestelde tijd automatisch bijgewerkt.
Het automatisch downloaden van systeemupdates instellen
1Tik op Instellingen > Over de telefoon > Software-update.
2Tik op
en vervolgens op Instellingen > Systeemupdates automatisch
downloaden.
3Selecteer een optie.
Automatisch bijwerken van alle applicaties in- of uitschakelen
1Tik op Instellingen > Over de telefoon > Software-update.
2Tik op
en vervolgens op Instellingen > Apps automatisch bijwerken.
3Selecteer de gewenste optie.
Uw apparaat bijwerken met een computer
1Sluit het apparaat aan op de computer via een USB Type-C-kabel.
2Zorg dat het scherm van uw apparaat ontgrendeld is en dat de USB-
verbindingsmodus op het apparaat is ingesteld op Bestanden overzetten.
3Open Xperia Companion als dit nog niet automatisch is gestart.
4Controleer of de computer verbinding maakt met internet.
5Computer: Als er een nieuwe software-update wordt gedetecteerd, wordt
een pop-upvenster weergegeven. Volg de aanwijzingen op het scherm om
de relevante software-updates uit te voeren.
Als de Xperia Companion-software niet op de
uw apparaat aan op de computer en volgt u de installatie-instructies op het scherm.
Gebruik alleen de USB Type-C-kabel die met uw apparaat is meegeleverd en zorg ervoor dat
deze correct is aangesloten op het apparaat en de computer.
Met de Apparaat gebruiken als MIDI-modus kunt u uw apparaat gebruiken als
MIDI-invoer voor apps met muziekinstrumenten.
De USB-verbindingsmodus wijzigen
1Sluit een USB-verbindingsstuk aan op uw apparaat.
2Sleep de statusbalk omlaag en tik op Dit apparaat opladen.
3Selecteer een optie.
Opslag en geheugen
Uw apparaat heeft verschillende opslag- en geheugenopties:
•Het interne geheugen is de opslag voor gedownloade of overgedragen content en
voor persoonlijke instellingen en gegevens.
•Voor meer opslagruimte kunt u een verwisselbare geheugenkaart gebruiken.
Mediabestanden kunnen worden verplaatst naar dit type geheugen om intern
geheugen vrij te maken.
•Het dynamische geheugen (RAM) kan niet voor opslag worden gebruikt. RAM
wordt gebruikt als werkgeheugen voor applicaties en voor het besturingssysteem.
Een geheugenkaart is apart verkrijgbaar.
Geheugenprestaties verbeteren
Het apparaatgeheugen raakt bij normaal gebruik langzaam vol. Als het apparaat
trager wordt of als applicaties plotseling worden afgesloten, kunt u het volgende
doen:
•Zorg er altijd voor dat er minstens 500 MB vrij intern geheugen beschikbaar is.
•Sluit applicaties af als u ze niet gebruikt.
•Wis het cachegeheugen voor alle applicaties.
•Verwijder gedownloade applicaties die u niet gebruikt.
•Verplaats applicaties naar de geheugenkaart als de interne opslag vol is.
•Verplaats foto's, video's en muziek van het interne geheugen naar de
geheugenkaart.
•Als uw apparaat de content op de geheugenkaart niet kan lezen, moet u de kaart
wellicht formatteren. Bij het formatteren wordt alle inhoud op de geheugenkaart
gewist.
Als u een apparaat met meerdere gebruikers deelt, moet u zich als eigenaar aanmelden,
oftewel de primaire gebruiker, om bepaalde handelingen te kunnen verrichten zoals het
overzetten van gegevens naar de geheugenkaart en het formatteren van de
geheugenkaart.
De geheugenstatus weergeven
•Tik op Instellingen > Opslag en geheugen.
De hoeveelheid vrij en gebruikt RAM-geheugen weergeven
1Tik op Instellingen > Opslag en geheugen.
2Tik op
en vervolgens op Geavanceerd > Geheugen.
Het cachegeheugen van alle applicaties wissen
1Tik op Instellingen > Opslag en geheugen.
2Tik op
, vervolgens op Geavanceerd > Opslagruimte, en vervolgens op
Gegevens in de cache > OK. Als een geheugenkaart in het apparaat is
geplaatst, kiest u Interne gedeelde opslag nadat u op Opslagruimte hebt
getikt.
1Zorg dat een geheugenkaart in het apparaat is geplaatst.
2Tik op Instellingen > Opslag en geheugen > Gegevens overdragen.
3Markeer de bestanden die u naar de geheugenkaart wilt overbrengen.
4Tik op Overbrengen.
Applicaties en services stoppen
1Tik op Instellingen > Apps.
2Selecteer een applicatie of service en tik op NU STOPPEN > OK.
De geheugenkaart formatteren
1Tik op Instellingen > Opslag en geheugen.
2Tik op
en vervolgens op Geavanceerd > Opslagruimte > SD-kaart > .
Tik ten slotte op Instellingen voor opslag > Formatteren > Wissen enformatteren.
Tijdens het formatteren wordt alle inhoud op de geheugenkaart gewist. Maak eerst een
back-up van alle gegevens die u wilt behouden. Als u een back-up van de inhoud wilt
maken, kunt u deze naar een computer kopiëren. Zie voor meer informatie
beheren met een computer
op de pagina 41.
Bestanden
Smart Cleaner
Met Slimme wisser kunt u de apparaatprestaties verbeteren door de opslagruimte
en het geheugen automatisch te optimaliseren afhankelijk van hoe vaak u een app
gebruikt.
Smart Cleaner in- of uitschakelen
1Tik op Instellingen > Helpen > Slimme wisser.
2Tik op de schuifregelaar naast Slimme wisser.
U kunt bestanden ook handmatig wijzigen, kopiëren of verwijderen via Instellingen >
Opslag en geheugen > Ruimte vrijmaken.
Back-up maken van inhoud en inhoud herstellen
In het algemeen kunt u foto's, video's en andere persoonlijke gegevens beter niet
alleen op het interne geheugen van uw toestel opslaan. Als uw toestel beschadigd
raakt, zoek raakt of wordt gestolen, is het wellicht niet meer mogelijk om de
gegevens op het interne geheugen van het toestel te herstellen. Het wordt
aanbevolen om Xperia Companion te gebruiken om back-ups te maken die uw
gegevens veilig op een ander apparaat opslaan. Deze methode wordt in het
bijzonder aanbevolen als u de software van uw apparaat bijwerkt naar een
nieuwere Android-versie.
Met de applicatie Google Back-up maken en herstellen kunt u een back-up maken
van gegevens op een server van Google.
Een gegevensback-up maken naar een computer
Gebruik de applicatie Xperia Companion om vanaf uw apparaat een
gegevensback-up naar een pc of een Apple Mac®-computer te maken. U kunt een
Een back-up van uw gegevens maken met een computer
1
Zorg dat
2Sluit het apparaat via een USB-kabel aan op de computer.
3Computer: Open de Xperia Companion-software als deze nog niet
automatisch is gestart. Na enkele ogenblikken herkent de computer uw
apparaat.
4Klik op
5Volg de instructies op het scherm om een back-up te maken van gegevens
op het apparaat.
Uw gegevens terugzetten met een computer
1Ontgrendel het scherm van het apparaat en sluit het apparaat op de
computer aan via een USB Type-C-kabel.
2Open de Xperia Companion-software op de computer als deze nog niet
automatisch is gestart. Na enkele ogenblikken herkent de computer uw
apparaat. Selecteer de Bestanden overzetten-modus op uw apparaat.
3Klik op
4Selecteer een back-upbestand in de back-upgegevens, klik op Volgende en
volg de instructies op het scherm om gegevens op uw apparaat terug te
zetten.
Als Xperia Companion niet is geïnstalleerd, wordt gevraagd om dit te installeren als u het
apparaat op de computer aansluit.
Xperia Companion
Back-up
Herstellen
in het hoofdscherm van Xperia Companion.
in het hoofdscherm van Xperia Companion.
op de pc of Mac® is geïnstalleerd.
Een back-up maken van gegevens met de applicatie Xperia Backup maken en herstellen
Met de applicatie Xperia Back-up maken en herstellen kunt u een online back-up
of een lokale back-up maken van gegevens. U kunt dit handmatig uitvoeren of de
automatische back-upfunctie inschakelen, zodat uw gegevens regelmatig worden
opgeslagen.
We raden dat u uw gegevens back-upt met de applicatie Xperia Back-up maken en
herstellen voordat u de standaardinstellingen herstelt. Met deze applicatie kunt u
de volgende soorten gegevens back-uppen op een online account of op een SDkaart in het apparaat:
•Contacten
•Gesprekken
•Gesprekkenlijst
•Agenda
•E-mailaccounts
•Wi-Fi-accounts
•Apparaatinstellingen
•Applicaties
•Indeling Xperia-startscherm
De automatische back-upfunctie instellen
1Als u een back-up wilt maken op een SD-kaart, moet u zorgen dat de SD-
kaart goed in het apparaat is geplaatst. Als u een back-up wilt maken in een
onlineaccount, moet u ervoor zorgen dat u bent aangemeld bij uw Googleaccount.
2Tik op Instellingen > Back-up maken en resetten.
3Tik bij Back-up en herstel van Xperia™ op Automatische back-up.
4Tik op de schuifregelaar om de automatische back-upfunctie in te schakelen.
5Geef aan waar de back-upbestanden worden opgeslagen.
6Indien gewenst, selecteert u een frequentie voor de back-up, het tijdstip van
de back-up en de gegevens waarvan een back-up moet worden gemaakt.
Als u dit niet instelt, wordt de back-up uitgevoerd volgens de
standaardinstellingen.
1Als u een back-up maakt op een SD-kaart, zorg dan dat de SD-kaart goed in
het apparaat is geplaatst. Als u een back-up wilt maken in een
onlineaccount, moet u ervoor zorgen dat u bent aangemeld bij uw Googleaccount.
2Tik op Instellingen > Systeem > Back-up en herstel van Xperia™.
3Tik op Meer.
4Tik op Handmatige back-up en selecteer vervolgens een back-uplocatie en
de gegevens waarvan u een back-up wilt maken.
5Tik op BACK-UP MAKEN.
6Tik op Voltooien als de back-up klaar is.
Een back-upbestand bewerken of verwijderen
1Tik op Instellingen > Back-up maken en resetten.
2Tik bij Back-up en herstel van Xperia™ op Meer.
3Tik op Back-upbestand bewerken en selecteer een bronlocatie voor de
back-up en het type gegevens dat u wilt verwijderen.
4Tik op Gegevens verwijderen.
5Tik op OK om te bevestigen.
6Tik op Voltooien als de gegevens zijnverwijderd.
Back-ups van inhoud herstellen
1Als u inhoud herstelt vanaf een SD-kaart, zorgt u dat de SD-kaart correct in
het apparaat is geplaatst. Als u inhoud herstelt via de service Xperia Back-up
maken en herstellen, zorgt u dat u bij uw Google-account bent aangemeld.
2Tik op Instellingen > Back-up maken en resetten.
3Tik onder Back-up en herstel van Xperia™ op Gegevens herstellen en
selecteer een herstelbron en de gegevens die u wilt herstellen.
4Tik op Gegevens herstellen.
5Tik op Voltooien wanneer de inhoud is hersteld.
Alle wijzigingen die u in uw gegevens en instellingen aanbrengt nadat u een back-up hebt
gemaakt, worden tijdens een daaropvolgende herstelprocedure verwijderd. Dit omvat ook
nieuw geïnstalleerde apps.
Een back-up maken van gegevens met de applicatie Google
Backup & restore
Met de applicatie Google Backup & restore kunt u een back-up van gegevens
maken op een server van Google. U kunt ook de automatische herstelfunctie
inschakelen om applicatiegegevens en -instellingen te herstellen als u een
applicatie opnieuw installeert.
Met deze applicatie kunt u een back-up maken van de volgende gegevenstypen:
•Applicaties
•Bladwijzers
•Wi-Fi-netwerken
•Andere instellingen
Een back-up maken in een Google-account
1Tik op Instellingen > Back-up maken en resetten.
2Tik onder Back-up en herstel van Google™ op Back-up maken van mijn
data en tik vervolgens op de schuifregelaar.
Automatisch herstellen inschakelen of uitschakelen als u een applicatie
opnieuw installeert
1Tik op Instellingen > Back-up maken en resetten.
2Tik onder Back-up en herstel van Google™ op de schuifregelaar
Google Play is de ociële onlinewinkel van Google voor het downloaden van
applicaties, spelletjes, muziek, films en boeken. Het bevat zowel gratis als betaalde
applicaties. Voordat u begint met downloaden van Google Play, zorgt u voor een
functionerende internetverbinding, bij voorkeur via Wi-Fi, om de kosten van
dataverkeer te beperken. Zie
informatie.
U moet beschikken over een Google-account om Google Play te kunnen gebruiken. Google
Play is mogelijk niet in alle landen of regio's beschikbaar.
Een applicatie downloaden van Google Play
1Tik op Play Store.
2Zoek een item dat u wilt downloaden door te bladeren door categorieën of
via de zoekfunctie.
3Tik op het item om de details ervan weer te geven. Volg de instructies op het
scherm om de installatie te voltooien.
Sommige applicaties hebben wellicht toegang nodig tot gegevens, instellingen en diverse
functies op uw apparaat om goed te kunnen functioneren. Installeer en geef alleen
toestemming aan applicaties die u vertrouwt.
U kunt de verleende toestemmingen aan een gedownloade applicatie bekijken door op
Instellingen > Apps te tikken.
Uw apparaat bijwerken
op pagina 39 voor meer
Applicaties downloaden van andere bronnen
Wanneer uw apparaat is ingesteld om downloads toe te staan van andere bronnen
dan Google Play, kunt u applicaties rechtstreeks van andere websites downloaden
door de desbetreende downloadinstructies te volgen.
Als u applicaties installeert van onbekende oorsprong of uit een onbetrouwbare bron, kan
uw apparaat beschadigd raken. Download alleen applicaties die afkomstig zijn van
betrouwbare bronnen. Neem contact op met de leverancier van de applicatie als u vragen
hebt of problemen ondervindt.
Wordt een apparaat door meerdere gebruikers gedeeld, dan heeft alleen de eigenaar,
d.w.z. de primaire gebruiker, de mogelijkheid om downloads toe te staan van andere
bronnen dan Google Play. Wijzigingen door de eigenaar gelden voor alle andere
gebruikers.
Het downloaden van applicaties van andere bronnen in- of uitschakelen
1Tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging.
2Tik op de schuifregelaar Onbekende bronnen om in of uit te schakelen.
In de meeste landen is de Google Chrome-webbrowser vooraf geïnstalleerd op
geleverde Android-apparaten. Zie
informatie over het gebruik van deze webbrowser.
Internetten
1Tik op .
2Als u Google Chrome voor het eerst gebruikt, selecteer dan of u zich wilt
aanmelden bij een Google-account of anoniem wilt bladeren met Google
Chrome.
3Voer een zoekterm of webadres in het zoek- en adresveld in en tik
vervolgens op
op het toetsenbord.
Internet- en MMS-instellingen
Als u wilt internetten of multimediaberichten wilt versturen als geen Wi-Fi-netwerk
beschikbaar is, hebt u een actieve mobiele gegevensverbinding nodig met de
juiste instellingen voor internet en MMS (Multimedia Messaging Service). Een paar
tips:
•Voor de meeste mobiele telefoonnetwerken en aanbieders zijn deze instellingen
vooraf op het apparaat geïnstalleerd, zodat u meteen kunt internetten en
multimediaberichten kunt verzenden.
•U kunt zelf controleren op updates voor internet- en MMS-instellingen. Als u een
internet- of MMS-instelling per ongeluk wijzigt of verwijdert, downloadt u de
internet- en MMS-instelling opnieuw.
•Raadpleeg de tips voor het oplossen van problemen voor het apparaat op
http://support.sonymobile.com
data en MMS.
•Als de instelling Voorkeur voor batterijtijd van de STAMINA-modus is geactiveerd
om energie te sparen, wordt al het mobiele dataverkeer onderbroken als het
scherm is uitgeschakeld. Als dit verbindingsproblemen veroorzaakt, stel dan in dat
enkele applicaties en services niet worden onderbroken, of deactiveer de
STAMINA-modus tijdelijk.
•Als u een apparaat met meerdere gebruikers deelt, dan kan alleen de eigenaar,
d.w.z. de primaire gebruiker, de instellingen voor internet en berichten
downloaden vanuit het menu Instellingen. De gedownloade instellingen zijn
echter wel van toepassing op alle gebruikers.
http://support.google.com/chrome
voor problemen met netwerkdekking, mobiele
voor meer
Internet- en MMS-instellingen downloaden
1Tik op Instellingen > Meer > Internetinstellingen.
2Tik op ACCEPTEREN. Zodra de instellingen zijn gedownload, verschijnt
de statusbalk en wordt mobiele data automatisch ingeschakeld.
Als de instellingen niet naar uw apparaat kunnen worden gedownload, controleer dan de
signaalsterkte van uw mobiele netwerk of Wi-Fi-netwerk. Ga naar een open plek zonder
obstakels of ga bij een raam staan en probeer het nogmaals.
Internet- en MMS-instellingen toevoegen
1Tik op Instellingen > Meer > Mobiele netwerken.
2Als u twee SIM-kaarten gebruikt, kiest u een SIM-kaart.
3Tik op Namen toegangspunten >
4Tik op Naam, geef een gewenste naam op en tik vervolgens op OK.
5Tik op APN, voer de naam van het toegangspunt in en tik vervolgens op OK.
6Voer alle vereiste gegevens in. Als u niet weet welke gegevens vereist zijn,
neem dan contact op met uw netwerkaanbieder voor meer informatie.
De gedownloade instellingen voor internet en MMS bekijken
1Tik op Instellingen > Meer > Mobiele netwerken.
2Als u twee SIM-kaarten gebruikt, kiest u een SIM-kaart.
3Tik op Namen toegangspunten.
4Voor meer informatie tikt u op een van de beschikbare items.
Wi-Fi
Gebruik Wi-Fi om te internetten, applicaties te downloaden of e-mails te
verzenden en te ontvangen. Wanneer u verbinding hebt gemaakt met een Wi-Finetwerk, onthoudt uw apparaat dit netwerk. De volgende keer dat u weer in de
buurt bent, wordt automatisch verbinding gemaakt met dit netwerk.
Bij sommige Wi-Fi-netwerken moet u inloggen bij een webpagina voordat u
toegang krijgt. Neem voor meer informatie contact op met de betreende Wi-Fi-
netwerkbeheerder.
Beschikbare Wi-Fi-netwerken kunnen open of beveiligd zijn:
•Open netwerken worden aangeduid met
•Beveiligde netwerken worden aangeduid met
netwerk.
Sommige Wi-Fi-netwerken worden niet weergegeven in de lijst met beschikbare netwerken
omdat zij hun netwerknaam (SSID) niet uitzenden. Als u de naam van het netwerk kent,
kunt u het handmatig toevoegen aan uw lijst met beschikbare Wi-Fi-netwerken.
naast de naam van het Wi-Fi-netwerk.
naast de naam van het Wi-Fi-
Wi-Fi in- of uitschakelen
1Tik op Instellingen > Wi-Fi.
2Tik op de schuifregelaar om Wi-Fi in of uit te schakelen.
Het kan een paar seconden duren voordat Wi-Fi is ingeschakeld.
Verbinden met een Wi-Fi-netwerk
1Tik op Instellingen > Wi-Fi.
2Tik op de schuifregelaar om Wi-Fi in te schakelen. Alle beschikbare Wi-Fi-
netwerken worden weergegeven.
3Tik op een Wi-Fi-netwerk om hiermee verbinding te maken. Voor beveiligde
netwerken voert u het desbetreende wachtwoord in.
wordt
weergegeven op de statusbalk wanneer u bent verbonden.
Tik op Wi-Fi om nieuwe beschikbare netwerken te zoeken. Als u geen verbinding kunt
maken met een Wi-Fi-netwerk, raadpleeg dan de betreende tips voor probleemoplossing
voor uw apparaat op
http://support.sonymobile.com
.
Een Wi-Fi-netwerk handmatig toevoegen
1Tik op Instellingen > Wi-Fi.
2Blader omlaag en tik op
.
3Voer de Netwerknaam (SSID)-gegevens in.
4Tik op het veld Beveiliging om een beveiligingstype te selecteren.
5Voer indien nodig een wachtwoord in.
6Als u geavanceerde opties, zoals proxy- en IP-instellingen, wilt bewerken,
tikt u op Geavanceerde opties en bewerkt u de opties naar wens.
7Tik op Opslaan.
Neem contact op met uw Wi-Fi-netwerkbeheerder voor de netwerk-SSID en het
wachtwoord.
U kunt de Wi-Fi-ontvangst op verschillende manieren verbeteren:
•Houd het apparaat dichter bij het Wi-Fi-toegangspunt.
•Plaats het Wi-Fi-toegangspunt uit de buurt van mogelijke obstakels of
interferentie.
•Dek het Wi-Fi-antennegebied van het apparaat niet af (het gemarkeerde gebied in
de afbeelding).
Wi-Fi-instellingen
Wanneer u bent verbonden met een Wi-Fi-netwerk of wanneer er Wi-Fi-netwerken
beschikbaar zijn in uw omgeving, kunt u de status van deze netwerken bekijken. U
kunt op uw apparaat ook instellen dat u een melding ontvangt wanneer er een
open Wi-Fi-netwerk wordt gedetecteerd.
Meldingen van het Wi-Fi-netwerk in- of uitschakelen
1Zorg dat Wi-Fi is ingeschakeld op het apparaat.
2Tik op Instellingen > Wi-Fi.
3Tik op
uit te schakelen.
Gedetailleerde informatie over een verbonden Wi-Fi-netwerk weergeven
1Tik op Instellingen > Wi-Fi.
2Tik op het Wi-Fi-netwerk waarmee u momenteel bent verbonden. Er wordt
gedetailleerde informatie over het netwerk weergegeven.
Een Wi-Fi-slaapbeleid toevoegen
1Tik op Instellingen > Wi-Fi.
2Tik op
3Selecteer een optie.
Het MAC-adres van uw apparaat zoeken
1Tik op Instellingen > Wi-Fi.
2Tik op
en vervolgens op de schuifregelaar Netwerkmelding om deze in of
> Wi-Fi behouden in slaapstand.
> MAC-adres wordt weergegeven in de lijst.
Wi-Fi Protected Setup™
Wi-Fi Protected Setup is een draadloze netwerkstandaard waarmee u veilige
draadloze netwerkverbindingen tot stand kunt brengen. U kunt met Wi-Fi
Protected Setup eenvoudig WPA™-encryptie (Wi-Fi Protected Access®) instellen om
Uw mobiele dataverbinding met een ander Bluetooth-apparaat delen
1Zorg dat uw apparaat en het andere Bluetooth-apparaat met elkaar
gekoppeld zijn en dat mobiel dataverkeer op uw apparaat actief is.
2Uw apparaat: Tik op Instellingen > Meer > Tethering/mobiele hotspot. Tik
op de schuifregelaar Bluetooth-tethering om de functie in te schakelen.
3Bluetooth-apparaat: Stel het apparaat zodanig in dat de netwerkverbinding
verkregen wordt via Bluetooth. Als het apparaat een computer is, raadpleeg
dan de relevante instructies om de instelling te voltooien. Als het een
Android-apparaat is, tikt u op het instellingenpictogram naast de naam van
het apparaat waarmee het is gekoppeld onder Instellingen > Bluetooth >
Gekoppelde apparaten. Vervolgens vinkt u het selectievak Internettoegang
aan.
4Uw apparaat: Wacht tot
op de statusbalk verschijnt. Wanneer dit
verschijnt is de instelling voltooid.
5Tik nogmaals op de schuifregelaar naast Bluetooth-tethering om de functie
uit te schakelen.
De functie Bluetooth-tethering wordt telkens uitgeschakeld als u het apparaat of de
functie Bluetooth uitschakelt.
Uw apparaat gebruiken als een draagbare Wi-Fi-hotspot
1Tik op Instellingen > Meer > Tethering/mobiele hotspot.
2Tik op Instellingen draagbare hotspot > Hotspot configureren.
3Voer de Netwerknaam (SSID)-gegevens in.
4Tik op het veld Beveiliging om een beveiligingstype te selecteren. Voer
indien nodig een wachtwoord in.
5Tik op Opslaan.
6Tik op
en tik op de schuifregelaar Draagbare hotspot om de functie in te
schakelen.
7Als dit wordt gevraagd, tikt u ter bevestiging op OK.
verschijnt op de
statusbalk als de draagbare Wi-Fi-hotspot actief is.
8Als u uw gegevensverbinding niet langer wilt delen via Wi-Fi, tikt u op de
schuifregelaar Draagbare hotspot om de functie uit te schakelen.
Toestaan dat een apparaat met ondersteuning voor Wi-Fi Protected Setup
wordt gebruikt voor uw mobiele dataverbinding
1Zorg dat uw apparaat is ingesteld als draagbare Wi-Fi-hotspot.
2Tik op Instellingen > Meer > Tethering/mobiele hotspot > Instellingen
draagbare hotspot.
3Controleer bij Hotspot configureren of uw draagbare hotspot door een
wachtwoord is beveiligd.
4Tik op WPS-knop en volg de instructies op het scherm. U kunt ook op
>
WPS-pin tikken en vervolgens de PIN invoeren die op het apparaat met
ondersteuning voor Wi-Fi Protected Setup wordt weergegeven.
Uw mobiele hotspot een nieuwe naam geven of beveiligen
1Tik op Instellingen > Meer > Tethering/mobiele hotspot.
2Tik op Instellingen draagbare hotspot > Hotspot configureren.
3Voer de Netwerknaam (SSID)-gegevens in.
4Tik op het veld Beveiliging om een beveiligingstype te selecteren.
5Voer indien nodig een wachtwoord in.
6Tik op Opslaan.
Het dataverbruik in de gaten houden
U kunt de hoeveelheid gegevens bijhouden die gedurende een bepaalde periode
van en naar uw apparaat wordt overgebracht via uw mobiele dataverbinding of
Wi-Fi-verbinding. U kunt bijvoorbeeld de hoeveelheid gegevens weergeven die
door individuele applicaties wordt gebruikt. Voor gegevens die via uw mobiele
dataverbinding worden overgebracht, kunt u ook waarschuwingen en beperkingen
instellen om extra kosten te voorkomen.
Als u een apparaat gebruikt met meerdere gebruikers, kan alleen de eigenaar, d.w.z. de
primaire gebruiker, de instellingen voor datagebruik wijzigen. Door de instellingen voor
datagebruik aan te passen, hebt u meer controle over het datagebruik. Dit garandeert
echter niet dat geen extra kosten in rekening worden gebracht.
Dataverbruik verminderen
1Tik op Instellingen > Datagebruik > Databesparing.
2Tik op de schuifregelaar om de functie in of uit te schakelen.
Dataverkeer in- of uitschakelen
1Tik op Instellingen > Datagebruik.
2Tik op de schuifregelaar Mobiel dataverkeer om dataverkeer in- of uit te
schakelen.
Als dataverkeer is uitgeschakeld, kan het apparaat nog altijd Wi-Fi- en Bluetoothverbindingen gebruiken.
Een waarschuwing voor dataverbruik instellen
1Zorg dat mobiel dataverkeer is ingeschakeld.
2Tik op Instellingen > Datagebruik > Betalingscyclus.
3Tik op de schuifregelaar naast Datawaarschuwing instellen, tik op
Datawaarschuwing, voer de gewenste datalimiet in en tik op INSTELLEN. U
ontvangt een waarschuwingsbericht wanneer de hoeveelheid gegevens het
ingestelde niveau bereikt.
Een limiet voor mobiele data instellen
1Zorg dat mobiel dataverkeer is ingeschakeld.
2Tik op Instellingen > Datagebruik.
3Tik op Betalingscyclus, tik op de schuifregelaar naast Gegevenslimiet
instellen en tik vervolgens op OK.
4Als u de limiet voor dataverbruik wilt instellen, tikt u op Datalimiet, voert u
de gewenste datalimiet in en tikt u op INSTELLEN.
Wanneer uw mobiele datagebruik de ingestelde limiet bereikt, wordt het mobiele
dataverkeer op uw apparaat automatisch uitgeschakeld.
Het gegevensgebruik van afzonderlijke applicaties beheren
1Tik op Instellingen > Apps.
2Tik op de applicatie die u wilt beheren en vervolgens op Datagebruik.
De prestaties van afzonderlijke applicaties kunnen worden beïnvloed als u de betreende
instellingen voor gegevensgebruik wijzigt.
Uw dataverbruik controleren
1Tik op Instellingen > Datagebruik.
2Als u informatie wilt weergeven over de hoeveelheid data die via de mobiele
dataverbinding is overgedragen, tikt u op het tabblad Mobieledatagebruik.
3Als u informatie wilt weergeven over de hoeveelheid data die via de Wi-Fi-
verbinding is overgedragen, tikt u op Wifi-datagebruik onder Datagebruik.
Een SIM-kaart selecteren voor dataverkeer
Deze functie is alleen van toepassing voor apparaten met dubbele SIM-kaart.
Als u een apparaat met een dubbele SIM-kaart gebruikt, kunt u op elk gewenst
moment aangeven welke SIM-kaart data afhandelt. U kunt dit uitvoeren tijdens de
eerste keer dat u het apparaat instelt of dit later kiezen of veranderen via het menu
Instellingen.
De SIM-kaart wijzigen die wordt gebruikt voor dataverkeer
1Tik op Instellingen > Dubbele SIM > Mobiel dataverkeer.
2Selecteer de SIM-kaart die u voor dataverkeer wilt gebruiken.
Voor hogere datasnelheden selecteert u de SIM-kaart die het snelste mobiele netwerk
ondersteunt, bijvoorbeeld 4G.
Mobiele netwerken selecteren
Uw apparaat ondersteunt het gebruik van drie verschillende netwerken
tegelijkertijd. U kunt kiezen uit een van de volgende combinaties van
netwerkmodi:
•Een WCDMA-netwerk
•Een GSM-netwerk
•Een WCDMA-netwerk en een GSM-netwerk
•Een LTE-netwerk, een WCDMA-netwerk en een GSM-netwerk
Afhankelijk van welke mobiele netwerken beschikbaar zijn op de plek waar u bent,
schakelt uw apparaat automatisch tussen de mobiele netwerken. U kunt uw
apparaat ook handmatig instellen om toegang te krijgen tot een bepaald type
mobiel netwerk, bijvoorbeeld WCDMA of GSM. Als u een apparaat met een
dubbele SIM-kaart gebruikt, geldt dit voor elke SIM-kaart.
Afhankelijk van het netwerktype waarmee u verbonden bent, worden
verschillende statuspictogrammen op de statusbalk weergegeven. Ga
Statuspictogrammen
zien.
op pagina 32 om de verschillende statuspictogrammen te
Een netwerkmodus selecteren
1Ga naar en tik op Instellingen > Meer > Mobiele netwerken.
2Als u twee SIM-kaarten gebruikt, kiest u een SIM-kaart.
3Tik op Voorkeursnetwerktype en selecteer een netwerkmodus.
Als u een apparaat met dubbele SIM-kaart gebruikt, kan LTE alleen voor één SIM-kaart
worden geselecteerd.
Handmatig een ander netwerk selecteren
1Tik op Instellingen > Meer > Mobiele netwerken.
2Als u twee SIM-kaarten gebruikt, kiest u een SIM-kaart.
3Tik op Serviceproviders > Netwerken zoeken.
4Selecteer een netwerk.
Als u handmatig een netwerk selecteert, zal het apparaat niet naar andere netwerken
zoeken, zelfs niet als u zich buiten het bereik van het geselecteerde netwerk begeeft.
Automatische netwerkselectie activeren
1Tik op Instellingen > Meer > Mobiele netwerken.
2Als u twee SIM-kaarten gebruikt, kiest u een SIM-kaart.
3Tik op Serviceproviders > Zoekmodus > Automatisch.
Synchroniseer uw apparaat met contacten, e-mails, evenementen en andere
informatie uit onlineaccounts, bijvoorbeeld e-mailaccounts zoals Gmail™ en
Exchange ActiveSync, Facebook™ en Flickr™. U kunt gegevens automatisch voor
deze accounts synchroniseren door de functie Automatische synchronisatie te
activeren, of u synchroniseert elke account handmatig.
Een onlineaccount instellen voor synchronisatie
1Tik op Instellingen > Accounts en synchronisatie > Account toevoegen en
selecteer het account dat u wilt toevoegen.
2Volg de aanwijzingen op het scherm om een account te maken of u zich erbij
aan te melden.
Handmatig synchroniseren met een onlineaccount
1Tik op Instellingen > Accounts en synchronisatie .
2Tik op de naam van het account waarmee u wilt synchroniseren. Er verschijnt
een lijst waarin staat wat met het account kan worden gesynchroniseerd.
3Tik op de schuifregelaar naast het item dat u wilt synchroniseren.
Een onlineaccount verwijderen
1Tik op Instellingen > Accounts en synchronisatie .
2Selecteer het account en tik op
3Tik opnieuw op Account verwijderen om te bevestigen.
> Account verwijderen.
Synchroniseren met Microsoft Exchange ActiveSync
Als uw bedrijf een Microsoft Exchange ActiveSync-account gebruikt, kunt u uw
zakelijke e-mailberichten, kalenderafspraken en contacten direct op uw apparaat
openen. Na de installatie kunt u uw informatie vinden in de applicaties E-mail,
Agenda en Contacten.
Als u een Microsoft Exchange ActiveSync-account (EAS) op uw Xperia-apparaat hebt
ingesteld, is het type schermvergrendeling mogelijk beperkt tot alleen PIN of wachtwoord
op basis van de EAS-beveiligingsinstellingen. Dit treedt op wanneer uw netwerkbeheerder
uit veiligheidsoogpunt voor het bedrijf een schermvergrendelingstype heeft ingesteld voor
alle EAS-accounts. Neem contact op met de netwerkbeheerder van uw bedrijf of
organisatie om te controleren welk netwerkbeveiligingsbeleid voor mobiele apparaten van
toepassing is.
1Druk op de volumetoets omhoog of omlaag. Dit wijzigt het volume van de
beltoon en meldingen.
2Tik op om de media- en alarmvolumes te wijzigen. Pas de volumes aan
met de schuifregelaars.
Tik op een volumepictogram om het volume snel in of uit te schakelen.
De trilstand of Niet storen-modus activeren
1Houd de volumetoets ingedrukt totdat
verschijnt om de trilstand te
activeren.
2Laat de volumetoets los en druk deze weer in om de Niet storen-modus te
activeren.
Het apparaat instellen om te trillen bij binnenkomende oproepen
1Tik op Instellingen > Geluid.
2Tik op de schuifregelaar Ook trillen voor oproepen om de functie in te
schakelen.
Geluiden en tonen
De beltoon instellen
1Tik op Instellingen > Geluid > Beltoon telefoon.
2Als u twee SIM-kaarten gebruikt, kiest u een SIM-kaart.
3Selecteer een optie in de lijst of tik op
apparaat te selecteren.
4Tik op GEREED om uw keuze te bevestigen.
om een muziekbestand op het
Als u een bepaalde beltoon wilt instellen voor een contact, zie dan
en bewerken
een andere beltoon instellen.
op pagina 72. Als u twee SIM-kaarten gebruikt, kunt u voor elke SIM-kaart
Contacten toevoegen
Het meldingsgeluid instellen
1Tik op Instellingen > Geluid > Meldingsgeluid.
2Selecteer een geluid uit de lijst of kies Geen om alle meldingsgeluiden uit te
schakelen en de meldingen in te stellen op alleen trillen.
3Tik op
om een muziekbestand te selecteren dat op het apparaat is
opgeslagen.
4Tik op GEREED om uw keuze te bevestigen.
U kunt de appinstellingen veranderen zodat een geluid van een specifieke app zelfs wordt
afgespeeld als het meldingsgeluid is ingesteld op Geen. Zie
Meldingen
op pagina 29.
Aanraaktonen inschakelen
1Tik op Instellingen > Geluid > Andere geluiden.
2Tik op de schuifregelaars om de diverse aanraaktonen naar wens in of uit te
schakelen.
Schakel de geluiden van het apparaat uit met Niet storen
Activeer Niet storen om geluiden te dempen en trillingen en visuele meldingen tot
een minimum te beperken voor situaties waarin u niet wilt worden gestoord, zoals
's nachts.
U kunt het gedrag van het scherm, de helderheid, weergavegrootte en kwaliteit
veranderen. U kunt bijvoorbeeld de leesbaarheid verhogen met een groter
lettertype of grotere schermgrootte en u kunt de pictogrammen op de statusbalk
veranderen.
Zie
Achtergrond en thema's
de achtergrond en het thema. Zie
als u wilt veranderen hoe lang het scherm ingeschakeld blijft voordat het wordt
uitgeschakeld.
Een scherminstelling wijzigen
1Tik op Instellingen > Scherm.
2Tik op de instelling die u wilt wijzigen.
3Gebruik de schuifregelaar, keuzevakken en extra menu's om zaken te
wijzigen.
Helderheid
Pas het helderheidsniveau aan met de schuifregelaar. U kunt ook Aanpasbare
helderheid inschakelen om de helderheid automatisch te optimaliseren voor het
omgevegingslicht.
Witbalans
Pas de witbalans van het scherm aan met de schuifregelaars. Tik op
standaardinstelling te herstellen.
op de pagina 28 voor informatie over het wijzigen van
Het scherm in- of uitschakelen
op de pagina 21
om de
Schermbeveiliging
Stel een schermbeveiliger in die foto's in een diavoorstelling weergeeft als uw
apparaat wordt opgeladen of het scherm niet wordt gebruikt. Op een apparaat
met meerdere gebruikers kan elke gebruiker zijn of haar eigen instellingen voor
schermbeveiliging instellen.
Schermrotatie
Stel in dat het scherm automatisch wordt gedraaid als het apparaat wordt
gedraaid, of stel in dat het apparaat in de staande stand blijft.
Scherm vastzetten
Gebruik de optie Scherm vastzetten zodat het apparaat alleen het scherm voor een
specifieke applicatie weergeeft. Als u bijvoorbeeld een game speelt en u per
ongeluk de navigatietoets Startscherm aanraakt, voorkomt de optie Scherm
vastzetten dat het actieve scherm van de game wordt geminimaliseerd. U kunt
deze functie ook gebruiken als u het apparaat aan iemand anders uitleent, om het
moeilijker te maken om meer dan één applicatie te openen. U kunt uw apparaat
bijvoorbeeld aan iemand uitlenen om een foto te maken en het scherm vastzetten
op de toepassing Camera zodat de ander niet gemakkelijk andere apps kan
gebruiken zoals E-mail.
Scherm vastzetten is geen beveiligingsfunctie en voorkomt niet helemaal dat andere
gebruikers het scherm activeren en uw apparaat gebruiken. Om uw gegevens te
beschermen, moet u uw apparaat instellen om een pincode, wachtwoord of patroon voor
de schermvergrendeling in te stellen voordat iemand het scherm kan activeren.
1Tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging > Scherm
vastzetten.
2Tik op de schuifregelaar om de functie in of uit te schakelen.
Voor scherm vastzetten is geen patroon, PIN of wachtwoord vereist.
Een scherm vastzetten
1Zorg dat scherm vastzetten op het apparaat is geactiveerd.
2Open een app en ga naar het scherm dat u wilt vastzetten.
3Tik op
.
4Veeg omhoog en tik op om het pictogram van scherm vastzetten weer te
geven.
5Tik op Duidelijk in het venster dat wordt geopend.
Een scherm losmaken
•Houd
en vast op het vastgemaakte scherm totdat het scherm wordt
losgemaakt.
Als u een beveiligingsoptie hebt geselecteerd tijdens het vastzetten van het scherm, moet
u het patroon, de PIN of het wachtwoord invoeren om het apparaat te ontgrendelen
voordat u het scherm kunt losmaken.
Applicatie-instellingen
Sommige apps vragen u om toestemming als u ze begint te gebruiken. U kunt de
toestemming voor elke app afzonderlijk wel of niet toestaan of weigeren, hetzij
vanaf het menu Settings (Instellingen of vanaf het bevestigingsdialoogvenster
Permission (Toestemming). De vereisten voor toestemming hangen af van het
ontwerp van de app.
Bevoegdheden toestaan of weigeren
U kunt kiezen om bevoegdheden toe te staan of te weigeren wanneer het
dialoogvenster verschijnt. Als u voorheen een andere versie van Android heeft
gebruikt, dan worden voor de meeste apps de benodigde bevoegdheden al
toegekend.
Een toestemming toestaan
•Tik op Toestaan om een toestemming toe te staan. Indien gewenst, kunt u
het selectievakje Niet meer vragen inschakelen.
Een bevoegdheid weigeren
•Om een bevoegdheid te weigeren, tikt u op Afwijzen wanneer het
dialoogvenster verschijnt.
Sommige applicaties kunnen nog steeds worden gebruikt, ook al heeft u de bevoegdheid
geweigerd.
Cruciale bevoegdheden
Sommige bevoegdheden zijn verplicht om de app te laten werken zoals de
werking bedoeld is. In dergelijke situaties ziet u een dialoogvenster met
informatie.
Applicaties configureren
1Tik op Instellingen > Apps >
.
2Selecteer een configuratie-optie, zoals App-rechten, en kies een applicatie
1Tik op Instellingen > Apps.
2Tik op een app en vervolgens op Toestemmingen.
3Selecteer een optie en tik vervolgens op de betreende schuifregelaar om
de toestemmingen aan te passen.
Automatisch bijwerken van applicatie toestaan of afwijzen
Als de automatische bijwerkfunctie is ingeschakeld, worden uw applicaties
bijgewerkt zonder dat u wordt gevraagd, zodat u wellicht niet merkt dat een groot
volume aan gegevens wordt gedownload. Om hoge kosten voor
bestandsoverdracht te voorkomen, kunt u automatisch bijwerken uitschakelen of
automatisch bijwerken alleen inschakelen via een Wi-Fi-verbinding. Schakel
automatisch bijwerken uit in de Play Store-app om het automatisch bijwerken van
apps te vermijden.
Automatisch bijwerken van alle applicaties in de Play Store in- of uitschakelen
1Tik op
.
2Tik op en vervolgens op Instellingen > Apps automatisch bijwerken.
3Selecteer de gewenste optie.
Applicaties koppelen
Uw apparaat kan de standaard app bepalen om een bepaalde web-link af te
handelen. Dat houdt in dat als de koppeling is ingesteld, u niet steeds opnieuw
een app hoeft te kiezen wanneer u een link opent. U kunt de standaard-app op elk
moment wijzigen.
App-koppelingen beheren via het menu Instellingen
1Tik op Instellingen > Apps.
2Tik op
en zoek naar Links openen.
3Selecteer een app en pas de instellingen naar wens aan.
Applicaties resetten
U kunt een applicaties resetten of applicatiegegevens wissen als de applicaties
niet meer reageert of problemen veroorzaakt op het apparaat.
Applicatievoorkeuren resetten
1Tik op Instellingen > Apps.
2Tik op
Als u de applicatievoorkeuren reset, worden er geen applicatiegegevens van het apparaat
verwijderd.
Applicatiegegevens wissen
1Tik op Instellingen > Apps.
2Selecteer een applicatie of service en tik op Opslagruimte > GEGEVENS
WISSEN > OK.
Wanneer u applicatiegegevens wist, worden de gegevens voor de geselecteerde applicatie
permanent van uw apparaat verwijderd. De optie om applicatiegegevens te wissen is niet
beschikbaar voor alle applicaties of services.
en vervolgens op App-voorkeuren resetten > Apps resetten.
Het cachegeheugen van een applicatie wissen
1Tik op Instellingen > Apps.
2Selecteer een applicatie of service en tik op Opslagruimte > CACHE WISSEN.
De optie om het cachegeheugen van een applicatie te wissen is niet voor elke applicatie of
service beschikbaar.
1Tik op Instellingen > Apps.
2Selecteer een applicatie of service en tik op Standaard openen >
STANDAARD-WAARDEN WISSEN.
De optie om de standaardinstelling van een applicatie te wissen is niet voor elke applicatie
of service beschikbaar.
Taalinstellingen
U kunt een standaardtaal selecteren voor uw apparaat en dit op een later moment
weer wijzigen. U kunt tevens de schrijftaal voor tekstinvoer wijzigen.
De taal wijzigen
1Tik op Instellingen > Talen en invoer > Talen.
2Verander de taal door de gewenste taal naar de bovenste plek in de lijst te
slepen. Als de gewenste taal niet in de lijst staat, tikt u op
voegen.
Als u de verkeerde taal kiest en u de menuteksten niet meer kunt lezen, zoekt u het
pictogram en tikt u erop. Selecteer vervolgens de tekst naast en selecteer de eerste
vermelding in het menu dat verschijnt. U kunt vervolgens de gewenste taal selecteren.
om deze toe te
Datum en tijd
U kunt de datum en tijd op uw apparaat wijzigen.
De datum handmatig instellen
1Tik op Instellingen > Datum en tijd.
2Schakel de functie Automatische tijd en datum uit door op de
schuifregelaar te tikken.
3Tik op Datum instellen.
4Veeg naar links of rechts of gebruik de pijltjes om de gewenste datum in te
stellen.
5Tik op OK.
De tijd handmatig instellen
1Tik op Instellingen > Datum en tijd.
2Schakel de functie Automatische tijd en datum uit door op de
schuifregelaar te tikken.
3Tik op Tijd instellen.
4Selecteer de betreende waarden voor uur en minuut.
5Tik op OK.
De tijdzone instellen
1Tik op Instellingen > Datum en tijd.
2Schakel de functie Automatische tijdzone uit door op de schuifregelaar te
tikken.
3Tik op Tijdzone selecteren.
4Selecteer een optie.
De geluidsuitvoer verbeteren
U kunt het geluid van uw apparaat verbeteren door handmatig individuele
geluidsinstellingen in te schakelen, zoals de equalizer en surroundgeluid. U kunt
de volumebalans inschakelen om volumeverschillen tussen nummers en video's te
beperken. U kunt de kwaliteit van gecomprimeerde muziekbestanden verbeteren
naar een kwaliteit die hogeresolutiegeluid benadert als u een hoofdtelefoon met
kabel gebruikt.
1Tik op Instellingen > Geluid > Geluidsinstellingen.
2Schakel de functie ClearAudio+ in door op de schuifregelaar te tikken.
De geluidsinstellingen handmatig aanpassen met de equalizer
1Tik op Instellingen > Geluid > Geluidsinstellingen.
2Als ClearAudio+-functie is ingeschakeld, tikt u op de schuifregelaar om deze
uit te schakelen.
3Tik op Geluidseecten > Equalizer.
4Versleep de knoppen van de frequentieband als u het geluid handmatig wilt
aanpassen. Kies een vooraf ingestelde mogelijkheid door op
te tikken om
een mogelijkheid te kiezen en tik vervolgens ter bevestiging op OK.
Handmatig aanpassen van instellingen voor geluidsuitvoer heeft geen invloed op
applicaties voor gesproken communicatie. De geluidskwaliteit van een gesprek verandert
bijvoorbeeld niet.
3Veeg naar links of rechts om een instelling te selecteren en tik ter
bevestiging op OK.
Volumeverschillen beperken met de volumebalans
1Tik op Instellingen > Geluid > Geluidsinstellingen.
2Schakel de functie Volumebalans in door op de schuifregelaar te tikken.
Meerdere gebruikersaccounts
Uw apparaat ondersteunt meerdere gebruikersaccounts zodat meerdere
gebruikers zich afzonderlijkbij het apparaat kunnen aanmelden en het kunnen
gebruiken. Werken met meerdere gebruikersaccounts is handig wanneer u
hetzelfde apparaat met anderen deelt of uw apparaat voor een tijdje aan iemand
anders uitleent. De gebruiker die het apparaat voor het eerst installeert, wordt de
eigenaar van het apparaat. Alleen de eigenaar kan de accounts van andere
gebruikers beheren. Naast het account van de eigenaar zijn er twee verschillende
soorten accounts:
•Regelmatige gebruiker: Dit type account is geschikt voor iemand die uw apparaat
regelmatig gebruikt.
•Gastgebruiker: Schakel de gastaccountoptie in voor iemand die uw apparaat
slechts tijdelijk wil gebruiken.
Sommige functies zijn alleen beschikbaar voor de eigenaar. Zo kan bijvoorbeeld alleen de
eigenaar downloads toestaan van andere bronnen dan Google Play™.
Over het account voor regelmatige gebruikers
Door accounts voor regelmatige gebruikers toe te voegen, kunt u verschillende
gebruikers toestaan om eigen startschermen, achtergronden en algemene
instellingen te gebruiken. Ze krijgen tevens apart toegang tot toepassingen en
geheugenopslag voor bestanden zoals muziek en foto's. U kunt maximaal zeven
accounts voor regelmatige gebruikers aan het apparaat toevoegen.
Een account van een regelmatige gebruiker toevoegen
1Zorg dat u als eigenaar bent ingelogd. Een eigenaar is de gebruiker die het
apparaat voor de eerste keer heeft ingesteld.
2Tik op Instellingen > Gebruikers > Gebruiker toevoegen.
3Tik op OK. Het nieuwe account wordt gemaakt.
4Tik op NU INSTELLEN. Het scherm wordt vergrendeld en er verschijnt een
pictogram in de hoek rechtsboven dat de nieuwe gebruiker
vertegenwoordigt.
5Ontgrendel het scherm door een veegbeweging omhoog te maken.
6Volg de instructies op het scherm om het account voor de gebruiker te
maken.
U kunt ook een account voor een regelmatige gebruiker toevoegen vanaf de statusbalk op
een willekeurig scherm. Sleep de statusbalk volledig omlaag, tik op het
gebruikerspictogram en tik vervolgens op Gebruiker toevoegen.
Een account van een regelmatige gebruiker van uw apparaat verwijderen
1Zorg dat u bent ingelogd als de eigenaar.
2Tik op Instellingen > Gebruikers.
3Tik op
naast de naam van de gebruiker die uw wilt verwijderen en tik
vervolgens op Gebruiker verwijderen > Verwijderen.
Over het gastaccount
Als iemand uw apparaat alleen tijdelijk wil gebruiken, kunt u voor die gebruiker
een gastaccount inschakelen. In de gastmodus start het apparaat op als een nieuw
geïnstalleerd systeem met alleen de vooraf geïnstalleerde apps. Nadat de gast
klaar is met uw apparaat, kunt u de sessie verwijderen zodat de volgende gast
helemaal opnieuw kan beginnen. Het gastaccount is vooraf geïnstalleerd en kan
niet worden verwijderd.
Het gastaccount activeren
1Zorg dat u als eigenaar bent ingelogd. Een eigenaar is de gebruiker die het
apparaat voor de eerste keer heeft ingesteld.
2Sleep de statusbalk met twee vingers omlaag en tik op
.
3Tik op Gast toevoegen.
De gegevens van de gastsessie wissen
1Zorg dat u bent ingelogd bij het gastaccount.
2Tik op Instellingen > Gebruikers.
3Tik op Gast verwijderen.
4Tik op Verwijderen.
Als u bent ingelogd bij het gastaccount, kunt u de gastsessie wissen via de statusbalk van
elk willekeurig scherm. Sleep de statusbalk omlaag, tik op het gebruikerspictogram en tik
vervolgens op Gast verwijderen.
Schakelen tussen meerdere gebruikersaccounts
Schakelen tussen meerdere gebruikersaccounts
1Als u de lijst van gebruikers wilt weergeven, sleept u de statusbalk met twee
vingers omlaag en tikt u op
2Tik op het pictogram van het gebruikersaccount dat u wilt gebruiken. Het
vergrendelingsscherm van dat gebruikersaccount wordt weergegeven.
Als u naar het gastaccount schakelt, tikt u op Opnieuw als u de vorige sessie wilt wissen of
op Ja, doorgaan om door te gaan met de vorige sessie.
Op uw apparaat bevinden zich drie vooraf geïnstalleerde methoden voor
tekstinvoer.
De standaardmethoden voor tekstinvoer zijnmogelijkafhankelijk van de regionale of
taalinstellingen die u gebruikt. Een of meer methoden voor tekstinvoer zijnmogelijk niet in
uw regio beschikbaar.
SwiftKey®-toetsenbord
U kunt tekst invoeren via het virtuele toetsenbord door elke letter afzonderlijk in te
tikken of u kunt de functie SwiftKey® flow gebruiken en met uw vinger van de ene
naar de andere letter schuiven om woorden te vormen.
1 Schakelen tussen kleine letters, hoofdletters en alleen hoofdletters
2 Cijfers en symbolen weergeven
3 Tikken om een komma in te voeren
4 Een spatie invoeren
5 Leestekens invoeren
6 Tikken om een regelterugloop in te voeren, aangeraakt houden om smileys te openen
7 Verwijderen
Ga naar
https://swiftkey.com/
voor meer informatie over SwiftKey.
Het virtuele toetsenbord weergeven om tekst in te voeren
•Tik op een tekstinvoerveld.
Het virtuele toetsenbord in de liggende stand gebruiken
•Wanneer het virtuele toetsenbord wordt weergegeven, draait u het apparaat
in de liggende stand.
Het kan nodig
liggende stand in te schakelen.
zijn om de instellingen bij sommige applicaties aan te passen om de
Schakelen tussen verschillende opties van het virtuele toetsenbord
1Tik op Instellingen > Talen en invoer > Virtueel toetsenbord.
2Tik op Toetsenborden beheren en vervolgens op de schuifregelaar om het
1Als u een teken wilt invoeren dat zichtbaar is op het toetsenbord, tikt u op
dit teken.
2Als u een tekenvariant wilt invoeren, raakt u een regulier teken op het
toetsenbord aan en houdt u dit vast om een lijst met beschikbare opties
weer te geven. Selecteer vervolgens een optie in de lijst. Als u bijvoorbeeld
'é' wilt invoeren, raakt u 'e' aan en houd u het ingedrukt tot andere opties
worden weergegeven. Sleep terwijl u uw vinger op het toetsenbord houdt,
naar 'é' en selecteer deze optie.
Een punt invoeren
•Tik tweemaal op de spatiebalk nadat u een woord hebt ingevoerd.
Tekst invoeren met de functie Gebaren
1Wanneer het virtuele toetsenbord wordt weergegeven, veeg dan met uw
vinger van letter naar letter om het woord te traceren dat u wilt schrijven.
2Als u een woord hebt ingevoerd, tilt u uw vinger op. Uw apparaat stelt een
woord voor op basis van de letters waar u langs hebt geveegd.
3Als u het woord dat u wilt niet verschijnt, tikt u op
de gewenste optie niet verschijnt,verwijder dan het hele woord en veeg het
opnieuw of voer het woord in door op alle letters apart te tikken.
voor meer opties. Als
Tekst bewerken
U kunt tekst selecteren, knippen, kopiëren en plakken terwijl u schrijft. U kunt de
bewerkfuncties openen door dubbel te tikken op de tekst die u heeft ingevuld. De
bewerkfuncties worden dan beschikbaar via een applicatiebalk.
Applicatiebalk
De volgende handelingen zijn beschikbaar op de geselecteerde tekst:
•Knippen
•Kopiëren
•Plakken
•Delen
•Alles selecteren
De optie Plakken verschijnt alleen als u tekst op het klembord heeft opgeslagen.
Tekst selecteren
1Dubbeltik op een woord om het te markeren.
2U kunt de tabbladen aan weerszijden van het gemarkeerde woord verslepen
om meer tekst te selecteren.
Tekst bewerken
1Dubbeltik op een woord om de applicatiebalk weer te geven.
2Selecteer de tekst die u wilt bewerken en gebruik vervolgens de
applicatiebalk om de gewenste wijzigingen aan te brengen.
Het vergrootglas gebruiken
•Wanneer u tekst invoert, tikt u op het tekstveld en houdt u dit vast om de
tekst vergroot weer te geven en de cursor te plaatsen op de gewenste plaats
binnen het tekstveld.
U kunt bellen door zelf het telefoonnummer in te voeren of met de functie Smart
Dial om snel nummers in de contactlijst en gesprekkenlijsten te vinden. Voor een
video-oproep kunt u de videochat-applicatie Duo op het apparaat.
Als u twee SIM-kaarten gebruikt, kunt u een standaard SIM-kaart voor telefoneren
instellen of instellen dat telkens wanneer u telefoneert u een SIM-kaart moet
kiezen. Tik op Instellingen > Dubbele SIM > Oproepen om een optie te kiezen.
Overzicht van bellen
1Terug naar gesprekkenlijst
2Verwijderen
3Toetsenblok
4Oproepknop
Het toetsenblok openen
1Tik op .
2Als het toetsenblok niet wordt weergegeven, tikt u op
Een telefoonnummer bellen
1Tik op .
2Als de gesprekkenlijstverschijnt, tikt u op
3Voer het telefoonnummer in en tik op .
4Als u twee SIM-kaarten gebruikt, kiest u een SIM-kaart als dit wordt
gevraagd.
Bellen met smart dial
1Tik op
2Als de gesprekkenlijstverschijnt, tikt u op
3Gebruik het toetsenblok om letters of nummers in te voeren die horen bij het
contact dat u wilt bellen. Bij elke letter of elk nummer dat u invoert, wordt
een lijst met mogelijkheden weergegeven.
4Tik op het contact dat u wilt bellen.
5Als u twee SIM-kaarten gebruikt, kiest u een SIM-kaart als dit wordt
1Tik op . De gesprekkenlijst wordt weergegeven.
2Tik op om het toetsenblok te openen.
3Houd 0 aangeraakt totdat een '+' wordt weergegeven.
4Voer de landcode, het netnummer zonder de eerste nul en het
telefoonnummer in. Tik vervolgens op .
5Als u twee SIM-kaarten gebruikt, kiest u een SIM-kaart als dit wordt
gevraagd.
Een telefoonnummer voor direct bellen aan het startscherm toevoegen
1Raak een leeg gebied in het Startscherm aan en houd dit even vast.
2Tik in het instelmenu op Widgets > Snelkoppelingen.
3Blader door de lijst met applicaties en selecteer Direct bellen.
4Selecteer het contact en het nummer dat u voor direct bellen wilt gebruiken.
Uw telefoonnummer weergeven of verbergen tijdens uitgaande gesprekken
1Tik op
.
2Tik op > Instellingen.
3Als u twee SIM-kaarten gebruikt, tikt u op Oproepaccounts en selecteert u
een SIM-kaart. Als u een enkele SIM-kaart gebruikt, tikt u op Oproepen.
4Tik op Aanvullende instellingen > Beller-id en kies een optie.
Deze optie wordt wellicht niet door elke provider aangeboden.
Oproepen ontvangen
Als u een binnenkomende oproep ontvangt terwijl het apparaat in de slaapstand
staat of als het scherm is vergrendeld, wordt de telefoonapplicatie op het volledige
scherm geopend. Voor apparaten met dubbele SIM-kaart geeft een SIM-pictogram
aan aan welke SIM-kaart het gesprek is gericht.
Als u een binnenkomende oproep ontvangt terwijl het scherm actief is, wordt de
binnenkomende oproep weergegeven als een zwevende melding, dat wil zeggen
in een verkleind venster dat over de inhoud van het scherm zweeft. Voor
apparaten met dubbele SIM-kaart geeft SIM1 of SIM2 aan aan welke SIM-kaart het
gesprek is gericht. Als de melding binnenkomt, kunt u kiezen om de oproep te
beantwoorden en het applicatiescherm voor de telefoon te openen, of u kunt de
oproep afwijzen en op het huidige scherm blijven.
Een gesprek beantwoorden wanneer het scherm inactief is
•Sleep
Een oproep beantwoorden wanneer het scherm actief is
•Als een oproep binnenkomt, tikt u in de melding boven in het scherm op
ANTWOORD.
In plaats van de oproep te beantwoorden, kunt u naar het hoofdscherm van de
telefoonapplicatie gaan door op de melding te tikken. Op deze manier krijgt u meer opties
voor het afhandelen van het gesprek. U kunt bijvoorbeeld het gesprek weigeren met een
bericht.
naar rechts als een gesprek binnenkomt.
Een oproep beantwoorden als het scherm inactief is
•Sleep zodra een oproep binnenkomt
naar links.
Een oproep beantwoorden als het scherm inactief is
•Als een gesprek binnenkomt, tikt u in de melding boven in het scherm op
AFWIJZEN.
In plaats van de oproep te weigeren, kunt u naar het hoofdscherm van de
telefoonapplicatie gaan door op de melding te tikken. Via deze methode krijgt u meer
opties om de oproep te beheren. U kunt bijvoorbeeld het gesprek weigeren met een
bericht.
De beltoon voor een inkomende oproep dempen
•Druk op de volumetoets als u een oproep ontvangt.
Een oproep weigeren met een SMS-bericht
Wanneer u een gesprek weigert met een SMS-bericht, wordt het bericht
automatisch naar de beller gestuurd en opgeslagen in de berichtenconversatie
met het betreende contact.
U kunt kiezen uit een aantal vooraf gedefinieerde berichten die op uw apparaat
beschikbaar zijn, of u kunt een nieuw bericht maken. U kunt ook uw eigen
persoonlijke berichten maken door de voorgedefinieerde berichten te bewerken.
Een gesprek weigeren met een sms-bericht als het scherm inactief is
1Tik op ANTWOORDOPTIES als er een gesprek binnenkomt.
2Selecteer een vooraf gedefinieerd bericht of tik op Nieuw bericht schrijven.
Een gesprek weigeren met een sms-bericht als het scherm actief is
1Als er een gesprek binnenkomt, tikt u op het geopende gedeelte voor
meldingen, daar waar het telefoonnummer of de naam van het contact
wordt weergegeven.
2Tik op ANTWOORDOPTIES.
3Selecteer een vooraf gedefinieerd bericht of tik op Nieuw bericht schrijven.
Een tweede gesprek weigeren met een sms-bericht
1Tik op ANTWOORDOPTIES wanneer u een herhaalde pieptoon hoort tijdens
een gesprek.
2Selecteer een vooraf gedefinieerd bericht of tik op Nieuw bericht schrijven.
Het SMS-bericht bewerken dat wordt gebruikt om een gesprek te weigeren
1Tik op
2Tik op > Instellingen.
3Als u twee SIM-kaarten gebruikt, tikt u op Oproepaccounts en selecteert u
een SIM-kaart. Als u een enkele SIM-kaart gebruikt, tikt u op Oproepen.
4Tik op Gesprek weigeren met bericht.
5Tik op het bericht dat u wilt bewerken en breng de benodigde wijzigingen
aan.
6Tik op OK.
.
Gesprekken doorschakelen
U kunt gesprekken doorsturen naar een andere ontvanger, bijvoorbeeld een ander
telefoonnummer of een ander apparaat.
Als u een apparaat met een dubbele SIM-kaart gebruikt, kunt u ook gesprekken die
op SIM-kaart 1 binnenkomen, doorsturen naar SIM-kaart 2 wanneer SIM-kaart 1 niet
bereikbaar is, en omgekeerd. Deze functie heet Dual SIM reachability. U moet deze
functie handmatig inschakelen.
Oproepen doorschakelen
1Tik op
2Tik op > Instellingen.
3Als u twee SIM-kaarten gebruikt, tikt u op Oproepaccounts en selecteert u
een SIM-kaart. Als u een enkele SIM-kaart gebruikt, tikt u op Oproepen.
4Tik op Gesprekken doorverbinden > Spraak en selecteer vervolgens een
optie.
5Voer het nummer in waarnaar u de oproepen wilt doorschakelen en tik
1Tik op .
2Tik op > Instellingen.
3Als u twee SIM-kaarten gebruikt, tikt u op Oproepaccounts en selecteert u
een SIM-kaart. Als u een enkele SIM-kaart gebruikt, tikt u op Oproepen.
4Tik op Gesprekken doorverbinden > Spraak.
5Selecteer een optie en tik op Uit.
Bereikbaarheidsfunctie voor dubbele SIM inschakelen
Deze functie geldt alleen voor apparaten met dubbele SIM-kaart.
Tik op Instellingen > Dubbele SIM > Bereikbaarheid dubbele SIM.
1
2Tik op de schuifregelaar om de functie in te schakelen.
3Tik op DOORGAAN.
4Volg de instructies op het scherm om de procedure te voltooien.
Als de functie Bereikbaarheid dubbele SIM niet werkt nadat u deze hebt ingeschakeld,
moet u controleren of voor elke SIM-kaart de telefoonnummers correct zijn ingevoerd. In
sommige gevallen worden de nummers tijdens de installatie automatisch gevonden.
Anders wordt u gevraagd om ze handmatig in te voeren.
Een nummer blokkeren
U kunt bepaalde nummers blokkeren zodat deze u niet kunnen bellen of berichten
kunnen sturen. Kies een of meer nummers uit de opgeslagen nummers of voer
een nummer in.
Een telefoonnummer blokkeren
1Tik op
.
2Houd het nummer aangeraakt dat u wilt blokkeren.
3Tik op Nummer blokkeren en vervolgens op BLOKKEREN. Gesprekken en
sms'jes van dat nummer worden geblokkeerd.
Een nummer blokkeren door het nummer in te voeren
1Tik op
.
2Tik op > Instellingen > Nummers blokkeren > Een nummer toevoegen.
3Voer het nummer in dat u wilt blokkeren en tik op BLOKKEREN. Gesprekken
en sms'jes van dat nummer worden geblokkeerd.
De blokkering van een nummer opheen
1Tik op
.
2Tik op > Instellingen > Nummers blokkeren.
3Tik op naast het telefoonnummer waarvan u de blokkering wilt opheen
en tik vervolgens op BLOKKERING OPHEFFEN. Gesprekken en sms'jes van
dat nummer worden niet meer geblokkeerd.
U kunt contacten op het apparaat toevoegen, bewerken of verwijderen en vanaf
gesynchroniseerde accounts. Voeg afbeeldingen van contacten toe of stel aparte
beltonen in om contacten te personaliseren. U kunt ook contactgegevens over
uzelf bewerken.
Een contact toevoegen
1Tik op .
2Tik op
3Als u voor het eerst een contact toevoegt en er meerdere accounts met het
apparaat worden gesynchroniseerd, selecteert u een account. Dit wordt het
standaardaccount om contacten op te slaan. U kunt op een later tijdstip
aangeven waar het contact moet worden opgeslagen door op
in te tikken.
4Voer de gewenste gegevens voor het contact in of selecteer deze.
5Als u klaar bent, tikt u op Opslaan.
Als u een bestaand contact naar een nieuw account wilt verplaatsen, moet u eerst het
contact opnieuw maken en dit opslaan naar het nieuwe account.
Als u een plusteken en de landcode toevoegt voor het telefoonnummer van een contact,
hoeft u het nummer niet opnieuw te bewerken wanneer u vanuit een ander land belt.
.
> Opslaan
Een contact bewerken
1Tik op
2Tik op het contact dat u wilt bewerken en tik vervolgens op .
3Bewerk de gewenste informatie.
4Als u klaar bent, tikt u op Opslaan.
Bij sommige synchronisatieservices kunt u geen contactgegevens bewerken.
Een contactafbeelding toevoegen of verwijderen
1Tik op .
2Tik op het contact dat u wilt bewerken en tik vervolgens op .
3Tik op
4Zodra de afbeelding is bijgewerkt, tikt u op Opslaan.
U kunt ook een afbeelding aan een contact toevoegen vanuit de applicatie Album . Als u
een afbeelding wilt toevoegen die is opgeslagen in een onlineaccount, moet u de
afbeelding eerst downloaden.
De ringtone van een contact personaliseren
1Tik op .
2Tik op het contact dat u wilt bewerken en tik vervolgens op
3Tik op > Ringtone instellen.
4Selecteer een beltoon of tik op om een muziekbestand te kiezen dat op
het apparaat is opgeslagen. Tik vervolgens op GEREED.
5Tik op Opslaan.
.
en selecteer een optie.
.
Contacten verwijderen
1Tik op
2Raak het contact aan dat u wilt verwijderen en houd vast.
3Schakel de selectievakjes in naast de contacten die u wilt verwijderen als u
1Tik op .
2Tik op .
3Voer de naam of het telefoonnummer van de ontvanger in en kies
vervolgens uit de suggesties die worden weergegeven. Als de ontvanger
niet in de contactlijst voorkomt, voert u het nummer van de ontvanger
handmatig in.
4Als u een groepsbericht wilt verzenden, tikt u op om meer ontvangers
toe te voegen.
5Als u twee SIM-kaarten gebruikt, tikt u op
om de gewenste SIM-kaart te
selecteren.
6Voer de tekst van het bericht in. Als u een bijlage wilt toevoegen, tikt op u
en selecteert u de desbetreendebijlageoptie.
7Als u het bericht wilt verzenden, tikt u op
Als u een bericht afsluit voordat u het verzendt, wordt het als concept opgeslagen. Het
gesprek wordt gelabeld met het woord Concept.
.
Een ontvangen bericht lezen
1Tik op
.
2Tik op het gewenste gesprek.
3Als het bericht nog niet is gedownload, tikt u erop.
Alle ontvangen berichten worden standaard in het apparaatgeheugen opgeslagen.
Een bericht beantwoorden
1Tik op
.
2Tik op het gesprek met het bericht.
3Als u twee SIM-kaarten gebruikt, tikt u op om de gewenste SIM-kaart te
selecteren.
4Voer uw antwoord in en tik op
.
Een bericht doorsturen
1Tik op
.
2Tik op het gesprek met het gewenste bericht.
3Als u twee SIM-kaarten gebruikt, tikt u op
om de gewenste SIM-kaart te
selecteren.
4Raak het gewenste bericht aan, houd het vast en tik vervolgens op
.
5Kies een recent contact uit de lijst of tik op NIEUW BERICHT en voer de naam
of het telefoonnummer van de ontvanger in en kies vervolgens uit de
suggesties die worden weergegeven. Als de ontvanger niet in de contactlijst
voorkomt, voert u het nummer van de ontvanger handmatig in.
6Indien nodig bewerkt u het bericht en tikt u vervolgens op
.
Een bestand in een ontvangen bericht opslaan
1Tik op
.
2Als het bericht nog niet is gedownload, tikt u erop.
3Raak het bericht dat u wilt opslaan aan en houd het even vast, en selecteer
de gewenste optie.
Berichtinstellingen
U kunt de instellingen van berichtmeldingen veranderen en
ontvangstbevestigingen inschakelen.
1Tik op .
2Tik op en vervolgens op Instellingen.
3Als u twee SIM-kaarten gebruikt, tikt u op Algemeen.
4Tik op Meldinggeluid en selecteer een optie om een meldingsgeluid in te
stellen of tik op en selecteer een muziekbestand dat op uw apparaat is
opgeslagen.
5Tik op GEREED om uw keuze te bevestigen.
6Tik op de schuifregelaars om nog meer meldingsinstellingen aan te passen.
Ontvangstbevestigingen voor uitgaande berichten in- of uitschakelen
1Tik op
.
2Tik op en vervolgens op Instellingen.
3Als u twee SIM-kaarten gebruikt, kiest u een SIM-kaart. Als u een enkele SIM-
kaart gebruikt, tikt u op Geavanceerd.
4Tik op de schuifregelaar SMS-ontvangstbevestigingen ontvangen om de
functie in of uit te schakelen.
Als ontvangstbevestigingen zijn ingeschakeld, verschijnt de tekst "Afgeleverd" bij berichten
die zijn afgeleverd.
Videochat
U kunt de videochat-applicatie Google Duo™ op uw apparaat gebruiken om te
chatten met vrienden die de applicatie ook gebruiken op Android™-apparaten en
iOS-apparaten.
Ga naar
https://support.google.com/duo/
van deze applicatie.
voor meer informatie over het gebruik
De videogesprekfunctie werkt alleen op apparaten met een camera aan de voorzijde.
De applicatie Duo gebruiken
•Tik op om de applicatie voor videochats te gebruiken.
E-mail instellen
Gebruik de e-mailapplicatie op uw apparaat voor het versturen en ontvangen van
e-mailberichten via uw e-mailaccounts. U kunt een of meerdere e-mailaccounts
tegelijkertijd hebben, inclusief zakelijke Microsoft Exchange ActiveSync-accounts.
Een e-mailaccount instellen
1Tik op
2Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
Voor sommige e-mailservices moet u wellicht contact opnemen met uw aanbieder van de
e-mailservice voor gedetailleerde instellingen voor het e-mailaccount.
Een extra e-mailaccount toevoegen
1Tik op
2Tik op en vervolgens op Instellingen > Account toevoegen.
3Volg de instructies op het scherm. Als de instellingen voor het e-mailaccount
niet automatisch kunnen worden gedownload, voltooit u de instelling
handmatig.
•Wanneer een nummer wordt afgespeeld, tikt u op om naar het
Startscherm te gaan. De applicatie Muziek blijft actief op de achtergrond.
De applicatie Muziek openen wanneer muziek op de achtergrond wordt
afgespeeld
•Sleep de statusbalk omlaag en tik op de Muziekmelding terwijl een nummer
op de achtergrond wordt afgespeeld.
•Of tik op
.
Naar de radio luisteren
De FM-radio in uw apparaat werkt net als elke andere FM-radio. U kunt
bijvoorbeeld bladeren door FM-radiozenders, deze beluisteren en de zenders
opslaan als favorieten. U moet een bekabelde headset of hoofdtelefoon op het
apparaat aansluiten voordat u de radio kunt gebruiken. Dat komt omdat de
headset of hoofdtelefoon als antenne werkt. Als een van deze apparaten is
aangesloten, kunt u het geluid eventueel uit de luidspreker laten komen.
Overzicht van FM-radio
Lijst Favorieten
1
2Aan-uitknop voor radio
3Menuopties bekijken
4Ingestelde frequentie
5Een zender als favoriet opslaan of verwijderen
6Afstemknop
7Frequentieband: sleep naar links of rechts om tussen kanalen te wisselen
8Ga omhoog over de frequentieband om een zender te zoeken
10 Over de frequentieband omlaag zoeken naar een zender
Naar de FM-radio luisteren
1Sluit een headset of een hoofdtelefoon aan op uw apparaat.
2Tik op . De beschikbare zenders worden weergegeven terwijl u door de
frequentieband bladert.
Wanneer u de FM-radio start, worden de beschikbare zenders automatisch weergegeven.
Als een zender RDS-informatie doorgeeft, verschijnt deze enkele seconden nadat u
begonnen bent met luisteren naar de zender.
Schakelen tussen radiozenders
•Sleep de frequentieband naar links of naar rechts.
•U kunt ook op de pijlen aan weerszijden van de frequentieband tikken om
naar het volgende duidelijke radiosignaal te springen.
Opnieuw zoeken naar radiozenders
1Wanneer de radio is geopend, tikt u op
.
2Tik op Kanalen zoeken. De hele frequentieband wordt gescand en alle
beschikbare zenders worden gemarkeerd.
Het radiogeluid naar de luidspreker omschakelen
1Als de radio is geopend, tikt u op
.
2Tik op Via luidspreker afsp..
Tik op
headset of hoofdtelefoon.
en op Afsp. op hoofdtelefoon om het geluid terug te schakelen naar de bedrade
2Schakel tussen de camera aan de voorkant en de hoofdcamera
3Selecteer een opnamemodus
4Gebruik volumetoetsen om in en uit te zoomen
5Tik op het miniatuur om foto's en video's weer te geven, te delen of te bewerken
6Sla uw locatie op
7Gebruik de sluiterknop om foto's te maken of video's op te nemen
8Ga terug of sluit de camera
9Instellingen voor opnamemodus
10 Flitserinstellingen
Basistips voor de camera
•Zorg dat de lens schoon is. Een vingerafdruk of kleine vetvlek kan de kwaliteit van
de foto verminderen.
•Gebruik de zelfontspanner als extra tijd nodig hebt om klaar te staan, of om
onscherpe foto's te voorkomen.
•Controleer regelmatig de geheugenstatus van het apparaat. Foto's en video's van
hoge resolutie verbruiken meer geheugen.
•Lees meer over
Fotografie met de Xperia-camera
.
De camera starten
•Veeg
vanaf het vergrendelingsscherm of tik op in het Applicatiescherm.
Opnamemodi
De camera is uitgerust met drie opnamemodi. Twee zijn bedoeld om foto's te
maken, de modus Automatisch en de modus Handmatig.
Automatisch optimaliseert instellingen automatisch voor talloze scenario's. De
modus Handmatig is vooral handig als u uw eigen creativiteit de vrije loop wilt
laten.
Welke instellingen beschikbaar
zijn, is afhankelijk van de geselecteerde opnamemodus.
Gebruik de Zelfontspanner als u meer tijd nodig hebt om u voor te bereiden op
een foto. Het kan ook behulpzaam zijn om het apparaat stabiel te houden en
scherpe foto's te maken.
De zelfontspanner met de hoofdcamera gebruiken
1Selecteer een foto-opnamemodus terwijl u de hoofdcamera gebruikt en tik
op .
2Tik op Zelfontspanner en selecteer de gewenste vertraging.
3Sluit het instellingenmenu. De Zelfontspanner-instelling wordt opgeslagen.
4Tik op de sluiterknop om een foto te maken. Een reeks pieptonen markeert
het aftellen totdat de foto wordt gemaakt.
Tik op
terwijl u de camera aan de voorzijde gebruikt om de Zelfontspanner in te stellen.
Sluiterknop
De sluiterknop wordt in verschillende opnamemodi en voor verschillende
geactiveerde functies anders gebruikt.
Overzicht van sluiterknop
Een foto maken
Een video opnemen/opname hervatten
Een video onderbreken
Een video-opname stoppen
Zelfontspanner is geactiveerd
Vastleggen met aanraken is geactiveerd
Vastleggen met aanraken en Zelfontspanner zijn geactiveerd
De camera-instellingen aanpassen
1Tik op terwijl u de camera gebruikt.
2Selecteer een instelling of druk op Meer.
3Als Meer is geselecteerd, veegt u door de lijst voor de beschikbare
instellingen.
Welke instellingen beschikbaar zijn, is afhankelijk van de geselecteerde opnamemodus.
1Tik terwijl u de camera gebruikt op de miniatuur om een foto of video te
openen.
2Veeg naar links of rechts om uw foto's en video's weer te geven.
3Tik op het scherm om een foto of video te bewerken.
Uw foto's en video's worden opgeslagen in de applicatie Album. Zie
weergeven
op pagina 94 voor meer opties.
Foto's en video's
Belichtings-, kleur en lichtomstandigheden
Voor een goede belichting van foto's is voldoende licht nodig. De camera
detecteert automatisch de lichtomstandigheden en past de instellingen hierop
aan.
Verschillende belichtingen zijn nodig om bijvoorbeeld gezichten te fotograferen of
bewegende voorwerpen bij weinig licht.
Lichtomstandigheden optimaliseren
•Ontdek hoe u met richting en kleur met licht kunt spelen waardoor u meer
vormgeving en diepte krijgt. Dit soort licht ontstaat op natuurlijkewijze vlak voor
zonsopgang en bij zonsondergang. Natuurlijk licht uit een raam is ook goed.
•Houd de camera stil in omstandigheden met weinig licht om toch mooie foto's te
maken. Plaats de camera eventueel op een stabiel oppervlak en gebruik de
zelfontspanner.
•Zelfs als de belichtingsomstandigheden slechts zijn, kunt u foto's maken met en
zonder flitser. Soms is de kwaliteit beter zonder flitser.
De flitser gebruiken
1Tik op het flitserpictogram op het scherm terwijl u de camera gebruikt,
bijvoorbeeld
2Indien nodig verandert u de flitserinstelling.
3Druk op de sluiterknop om een foto of video te maken.
.
Welke instellingen beschikbaar zijn, is afhankelijk van de geselecteerde opnamemodus.
Als de achtergrond helderder is dan het voorwerp, kunt u Opvulflits gebruiken om
ongewenste donkere schaduwen te verwijderen.
Kleur-, helderheid- en belichtingswaarde
De camera kan de waarden van kleur, helderheid en belichting automatisch
aanpassen door de belichting te meten en de kleurtemperatuur van het
gegevenslicht te schatten. Digitale camera's kunnen de kleurtemperatuur alleen
schatten, dus eventueel moet u de instellingen aanpassen om alles goed te
krijgen.
Als u merkt dat foto's binnenshuis een gele tint hebben of, als u de flitser gebruikt
een blauwe tint hebben, pas dan de kleur aan met de modus Automatisch.
Voor een betere belichting in omgevingen met weinig licht past u de helderheid
aan in de modi Automatisch en Video of verandert u de belichtingswaarde in de
modus Handmatig.
1Tik op terwijl u de camera gebruikt.
2Tik op Kleur en helderheid.
3Versleep de schuifregelaars om kleur en helderheid aan te passen.
4Tik op de sluiterknop om een foto of video te maken.
5Tik op om de kleurinstelling te resetten en te sluiten.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de modi Automatisch en Video.
Als u de camera gebruikt, kunt u ook de kleur en helderheid aanpassen door op het scherm
te tikken. Controleer of Objecttracering is uitgeschakeld als u deze functie wilt inschakelen.
De belichtingswaarde aanpassen
1Tik op
terwijl u de camera gebruikt.
2Tik op EV en versleep de schuifregelaar om de belichtingswaarde aan te
passen.
3Sluit het instellingenmenu. De instelling wordt opgeslagen.
4Tik op de sluiterknop om een foto te maken.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de modus Handmatig.
Sluitertijd
Sluitertijdverwijst naar hoe lang de sluiter wordt geopend en hoe lang de
camerasensor wordt blootgesteld aan licht.
Een korte sluitertijd helpt een beweging stil te zetten. Een lange sluitertijd kan het
eect van bewegingsonscherpte creëren, waarbij bewegende voorwerpen
onscherp zijn langs de richting van hun beweging.
In de modi Automatisch en Video wordt de sluitertijd automatisch aangepast.
De sluitertijd aanpassen
1Tik op
terwijl u de camera gebruikt.
2Tik op SS en versleep de schuifregelaar om de sluitertijd aan te passen.
3Sluit het instellingenmenu. De instelling wordt opgeslagen.
4Tik op de sluiterknop om de foto te maken.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de modus Handmatig van de hoofdcamera.
ISO
ISO bepaalt de gevoeligheid voor licht van de camera. Een laag ISO-nummer
betekent een lagere gevoeligheid, een hoog ISO-nummer een hogere
gevoeligheid. Bij een hoge gevoeligheid kunnen foto's onscherp worden.
Kies een hoge ISO-waarde als u foto's maakt van bewegende voorwerpen of als u
foto's maakt bij weinig licht zonder flitser.
Als er te veel licht is, gebruikt u de laagste ISO-instelling voor een betere
beeldkwaliteit.
ISO wordt in de modi Automatisch en Video automatisch aangepast.
De ISO-waarde aanpassen
1Tik op
2Tik op ISO en selecteer een ISO-waarde.
3Sluit het instellingenmenu. De instelling wordt opgeslagen.
4Tik op de sluiterknop om een foto te maken.
terwijl u de camera gebruikt.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de modus Handmatig van de hoofdcamera.
In de modus Automatisch wordt automatisch gecompenseerd voor sterk
tegenlicht. Dit wordt aangeduid met . In de modus Handmatig kunt u handmatig
compenseren voor sterk tegenlicht.
Compenseren voor sterk tegenlicht
1Tik op terwijl u de camera gebruikt.
2Tik op de schuifregelaar HDR om de functie in te schakelen.
3Sluit het instellingenmenu. De instelling wordt opgeslagen.
4Tik op de sluiterknop om een foto te maken.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de modus Handmatig.
Witbalans
De witbalans wordt automatisch aangepast in de modi Automatisch en Video. U
kunt zelf de witbalans aanpassen in de modus Handmatig.
De witbalans aanpassen
1Tik op
2Tik op WB en selecteer een van de voorgedefinieerde lichtomstandigheden,
zoals
3Sluit het instellingenmenu. De instelling wordt opgeslagen.
4Tik op de sluiterknop om een foto te maken.
terwijl u de camera gebruikt.
.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de modus Handmatig.
Witbalansinstellingen
Automatisch
Pas de kleurbalans automatisch aan
Bewolkt
Pas de kleurbalans aan voor een bewolkte hemel
Daglicht
Pas de kleurbalans aan voor zonlicht buitenshuis
Tl-licht
Pas de kleurbalans aan voor tl-licht
Gloeilamp
Pas de kleurbalans aan voor warme lichtomstandigheden zoals onder
gloeilampen
Belichting optimaliseren
Belichtingsmeting meet de hoeveelheid licht op een voorwerp om de belichting te
optimaliseren.
Belichtingsmeting wordt in de modi Automatisch en Video automatisch
aangepast. U kunt de belichting voor de hoofdcamera handmatig aanpassen in de
modus Handmatig, bijvoorbeeld om de belichting voor een bepaald deel van de
foto aan te passen.
1Tik op terwijl u de camera gebruikt.
2Tik op Meer > Lichtmeting.
3Selecteer een belichtingsoptie en sluit het instellingenmenu. De instelling
wordt opgeslagen.
4Tik op de sluiterknop om een foto te maken.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de modus Handmatig van de hoofdcamera.
Meetinstellingen
Gezicht
Meet de hoeveelheid licht op een gezicht en past de belichting aan zodat het
gezicht niet te donker of te licht is
Midden
Bepaalt het midden van de foto en stelt de belichting in op basis van de
helderheid van het voorwerp
Punt
Past de belichting aan voor een klein onderdeel van het voorwerp
Aanraken
Hiermee kunt u het scherm aanraken om aan te geven voor welk voorwerp of
gebied de belichting moet worden geoptimaliseerd
Correct scherpstellen
De camera stelt automatisch scherp en detecteert automatisch gezichten in alle
opnamemodi. De camera kan ook een bewegend voorwerp detecteren en volgen.
Een geel kader geeft aan op welk gezicht of bewegend voorwerp wordt
scherpgesteld.
U kunt ook op het scherm tikken om scherp te stellen op een bepaald gebied of
om een bepaalde scherpstelafstand in te stellen. Deze opties zijn uitsluitend
beschikbaar voor de hoofdcamera en zijnafhankelijk van de geselecteerde
opnamemodus.
De scherpstelafstand instellen
1Tik op
2Tik op .
3Tik de schuifregelaar om de scherpstelafstand in te stellen.
4Sluit het instellingenmenu. De instelling wordt opgeslagen.
5Tik op de sluiterknop om een foto te maken.
.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de modus Handmatig van de hoofdcamera.
Gezichten waarop wordt scherpgesteld worden aangeduid met een gekleurd
kader. Tik op een kader om een gezicht te selecteren om scherp te stellen.
Gebruik Lachsluiter om automatisch een foto te maken als iemand lacht. Als u een
video opneemt, wordt telkens wanneer een lach wordt gedetecteerd een foto
gemaakt.
Gebruik de camera aan de voorzijde met superbreedhoekfunctie om meer in de
opname te passen.
Foto's en video's van personen maken
•Let op de houding van de camera. Gebruik de staande stand voor close-upfoto's
om het beeld te vullen. Gebruik de liggende stand voor groepsfoto's of om een
voorwerp op de achtergrond op te nemen.
•Plaats de camera op een stabiel oppervlak en gebruik de zelfontspanner
onscherpe foto's te voorkomen.
om
Scherpstellen op een ander gezicht
•Voordat u een foto maakt of video opneemt, tikt u op een van de kaders om
een gezicht te kiezen om op scherp te stellen.
Een foto maken als iemand lacht
1Tik op
2Tik op Meer > Automatische opname of op Automatische opname (video)
> Lachsluiter.
3Sluit het instellingenmenu. De instelling wordt opgeslagen voor de
geselecteerde opnamemodus.
4Als een lach wordt gedetecteerd, wordt automatisch een foto gemaakt.
Een selfie maken
1Selecteer een foto-opnamemodus voor de selfieterwijl u de camera
gebruikt.
2Tik op
3Tik op om een normale hoek te kiezen of tik op voor de
breedhoekfunctie.
4Tik op
5Tik op de sluiterknop om een selfie te maken.
Schakel
terwijl u de camera gebruikt.
om de camera aan de voorzijde te activeren.
als u de zelfontspanner wilt gebruiken.
Zachte-huideect in om huidstinten zachter te maken als u selfies maakt.
Bewegende voorwerpen
Timing is uitermate belangrijk voor het fotograferen en opnemen van bewegende
voorwerpen.
Objecttracering kan automatisch een bewegend voorwerp volgen.
•Probeer het voorwerp niet te volgen. U kunt beter een positie vinden van waaruit
het voorwerp u voorbijgaat.
•Pas eventueel de belichting aan op een kortere sluitertijd of een hogere ISO om de
beweging te bevriezen.
Een voorwerp volgen
1Tik op terwijl u de hoofdcamera gebruikt.
2Tik op Meer en vervolgens op Objecttracering om in te schakelen.
3Sluit het instellingenmenu. De instelling wordt opgeslagen.
4Raak in de zoeker een voorwerp aan om te volgen.
5Druk op de sluiterknop om een foto of video te maken.
Resolutie en geheugen
Het aantal foto's en video's dat kan worden opgeslagen, is afhankelijk van de
resolutie of het aantal megapixels en de lengte van video.
Foto's en video's van hoge resolutie nemen meer geheugen in beslag. Een lage
resolutie kan prima geschikt zijn voor dagelijks gebruik.
Controleer de status van het geheugen regelmatig. Als het geheugen vol is, kunt u
foto's en video's naar een ander opslagapparaat overzetten om geheugen vrij te
maken. Zie
Geef met de optie Gegevensopslag in het camera-instellingenmenu aan of foto's
en video's moeten worden opgeslagen in het interne geheugen van het apparaat
of op een SD-kaart.
Bestanden beheren met een computer
op de pagina 41.
De resolutie wijzigen
1Tik op
2Tik op Resolutie of Videoresolutie.
3Selecteer de resolutie en sluit het instellingenmenu. De instelling wordt
opgeslagen voor de geselecteerde opnamemodus.
U kunt voor elke opnamemodus een aparte resolutie instellen.
terwijl u de camera gebruikt.
Fotoresoluties
Hoofdcamera:
13MP
4224×3136 (4:3). Resolutie van 13 megapixels met een beeldverhouding van 4:3.
Geschikt voor foto's die u op een niet-breedbeeldscherm wilt weergeven of wilt
afdrukken met een hoge resolutie.
10MP
4208×2368 (16:9). Resolutie van 10 megapixels met een beeldverhouding van
16:9. Geschikt voor foto's die u op een breedbeeldscherm wilt weergeven.
Camera aan voorzijde:
8MP
3264×2448 (4:3). Resolutie van 8 megapixels met een beeldverhouding van 4:3.
Geschikt voor foto's die u op een niet-breedbeeldscherm wilt weergeven of wilt
afdrukken met een hoge resolutie.
5.8MP
3200×1808 (16:9). Resolutie van 5,8 megapixels met een beeldverhouding van
16:9. Geschikt voor foto's die u op een breedbeeldscherm wilt weergeven.
HD staat voor High Definition en FPS staat voor Frames Per Second. Een hogere
fps-instelling levert vloeiendere videobeelden, tegen een hogere bestandsgrootte.
De beeldverhouding is de verhouding tussen breedte en hoogte, waarbij de
breedte het eerste getal is.
Hoofdcamera:
Volledige HD (30 fps)
1920×1080 (16:9). Full HD met 30 fps en beeldverhouding 16:9.
HD
1280×720 (16:9). HD met beeldverhouding 16:9.
VGA
640×480 (4:3). VGA (Video Graphics Array) met beeldverhouding 4:3.
MMS
176×144 (11:9). MMS (Multimedia Messaging Service)-indeling met
beeldverhouding 11:9. Video's opnemen die geschikt zijn om in MMS-berichten te
worden verzonden. De opnametijd van deze video-indeling is beperkt, zodat
videobestanden aan een MMS-bericht kunnen worden toegevoegd.
Camera aan voorzijde:
Full HD
1920×1080 (16:9). Full HD met beeldverhouding 16:9.
HD
1280×720 (16:9). HD met beeldverhouding 16:9.
VGA
640×480 (4:3). VGA (Video Graphics Array) met beeldverhouding 4:3.
MMS
176×144 (11:9). MMS (Multimedia Messaging Service)-indeling met
beeldverhouding 11:9. Video's opnemen die geschikt zijn om in MMS-berichten te
worden verzonden. De opnametijd van deze video-indeling is beperkt, zodat
videobestanden aan een MMS-bericht kunnen worden toegevoegd.
Een diagnose stellen over de camera
Als de camera niet correct functioneren, kunt u een diagnosetest uitvoeren om te
ontdekken of een probleem is opgetreden bij de hoofdcamera, frontcamera of
1Zorg dat u verbonden bent met internet. Tik op terwijl u de camera
gebruikt.
2Tik op Meer.
3Tik op Help en selecteer Camera, Camera aan voorzijde of Flitser.
4Volg de instructies op het scherm.
Extra camera-instellingen
Geotags
U kunt bij foto's en video's de locatie opslaan waarop ze zijn genomen. Dit heet
geotaggen. De optie om foto's en video's te geotaggen vereist een draadloos
netwerk en dat de GPS-functie is ingeschakeld.
Geotags inschakelen
1Tik op
2Tik op Meer en vervolgens op Locatie opslaan om in te schakelen. De
instelling wordt opgeslagen.
Statuspictogrammen van geotags
terwijl u de camera gebruikt.
De geografische positie is opgeslagen.
De geografische positie is niet gevonden.
Rasterlijnen
Met Rasterlijnen kunt u de Regel van derden toepassen en belangrijke
voorwaarden langs rasterlijnen of snijpunten daarvan plaatsen. Door voorwerpen
niet altijd in het midden van het beeld te plaatsen, maakt u uw foto's en video's
nog interessanter.
Rasterlijnen activeren of deactiveren
1Tik op
2Tik op Meer en vervolgens op de schuifregelaar Rasterlijnen om in of uit te
schakelen. De instelling wordt opgeslagen.
terwijl u de camera gebruikt.
Voorbeeldinstellingen voor foto's
U kunt een voorbeeld van foto's weergeven vlak nadat ze zijn gemaakt.
1Tik op terwijl u de camera gebruikt.
2Tik op Meer > Automatisch fotovoorbeeld en selecteer een optie. De
instelling wordt opgeslagen.
Voorbeeldinstellingen
AanNadat u een foto hebt gemaakt, verschijnt drie seconden lang
rechtsonder in beeld een voorbeeld op het scherm. Vervolgens
wordt de foto opgeslagen.
Alleen camera
aan voorzijde
UitEr verschijnt geen voorbeeld. De foto wordt meteen opgeslagen.
Nadat u een foto met de camera aan de voorzijde hebt gemaakt,
verschijnt drie seconden lang rechtsonder in beeld een
voorbeeld op het scherm. Vervolgens wordt de foto opgeslagen.
Verschillende manieren om de volumetoets te gebruiken
U kunt veranderen hoe u de volumetoets gebruikt.
Wijzigen hoe de volumetoets wordt gebruikt
1Tik op terwijl u de camera gebruikt.
2Tik op Meer > Volumeknop gebruiken als en selecteer een optie. De
instelling wordt opgeslagen.
Volumetoetsinstellingen
ZoomfunctieGebruik de volumetoets om in of uit te zoomen.
VolumeDe volumetoets is gedeactiveerd voor de camera.
SluiterGebruik de volumetoets als sluiterknop voor foto's en video's.
Geluid
Als Geluid is geactiveerd, maakt de camera een geluid als u een foto maakt of als u
een video-opname start of stopt. Daarnaast hoort u een reeks aftelpieptonen als u
de zelfontspanner gebruikt.
Geluiden activeren of deactiveren
1Tik op
2Tik op Meer en vervolgens op de schuifregelaar Geluid om in of uit te
Gebruik de applicatie Album om foto's weer te geven en video's af te spelen die u
met de camera hebt gemaakt of om vergelijkbare inhoud weer te geven die u op
het apparaat hebt opgeslagen. Alle foto's en video's worden in een raster in
chronologische volgorde weergegeven.
Overzicht van Album
1
Tik op om het startmenu van Album te openen
2Menuopties bekijken
3Bekijk een diavoorstelling van de foto's en video's
4Sleep de linkerrand van het scherm naar rechts om het startmenu van Album te openen
5Bekijk de datum van items in de groep
6Tik op een foto of video om deze te bekijken
7Blader omhoog of omlaag om de inhoud te bekijken
Foto's en video's weergeven
1Tik op Album .
2Tik op een foto of video die u wilt bekijken. Tik op als dit wordt gevraagd.
3Veeg naar links om de volgende foto of video weer te geven. Veeg naar
rechts om de vorige foto of video weer te geven.
De applicatie Album ondersteunt
U kunt instellen dat het scherm automatisch meedraait als u het apparaat draait. Tik op
Instellingen > Scherm > Wanneer het apparaat wordt gedraaid om deze functie in of uit te
schakelen.
mogelijk niet alle bestandsindelingen.
De grootte van de miniaturen wijzigen
•Spreid twee vingers uit elkaar om uit te zoomen of knijp twee vingers samen
om in te zoomen als u miniaturen van foto's en video's in Album bekijkt.
•Spreid twee vingers uit elkaar om uit te zoomen of knijp twee vingers samen om
uit te zoomen als u een foto bekijkt.
Een diavoorstelling van uw foto's bekijken
1Geef een foto weer, tik op het scherm om de werkbalken weer te geven en
tik op > Diavoorstelling om alle foto's in het album weer te geven.
2Tik op een foto om de diavoorstelling te beëindigen.
Een video afspelen
1Tik in Album op de video die u wilt afspelen.
2Tik op
3Als er geen afspeelknoppen worden weergegeven, tikt u op het scherm om
deze weer te geven. Tik nogmaals op het scherm om de knoppen weer te
verbergen.
Een video onderbreken
1Wanneer een video wordt afgespeeld, tikt u op het scherm om de
besturingselementen weer te geven.
2Tik op
Een video vooruit- en terugspoelen
1Wanneer een video wordt afgespeeld, tikt u op het scherm om de
besturingselementen weer te geven.
2Sleep de voortgangsbalkmarkering naar links om terug te spoelen of naar
rechts om vooruit te spoelen.
.
.
Het geluidsvolume van een video aanpassen
•Druk op de volumetoets omhoog of omlaag.
Startschermmenu Album
Via het startschermmenu Album kunt u door al uw fotoalbums bladeren, inclusief
albums van foto's en video's die zijn gemaakt met speciale eecten. U kunt ook
inhoud bekijken die u online hebt gedeeld via services als Picasa™ en Facebook.
Wanneer u bent ingelogd bijdergelijke platforms, kunt u inhoud beheren en
onlineafbeeldingen bekijken. Vanuit de applicatie Album kunt u tevens geotags
toevoegen aan foto's, basisbewerkingstaken uitvoeren en gebruikmaken van
methoden zoals draadloze Bluetooth-technologie en e-mail om inhoud te delen.
1Terugkeren naar het startscherm van de applicatie Album om alle inhoud weer te geven
2Alle foto's en video's bekijken die u met de camera van het apparaat hebt gemaakt
3Alle foto's en video's weergeven die in verschillende mappen op uw apparaat zijn opgeslagen
4Alle video's weergeven die op uw apparaat zijn opgeslagen
5Uw foto's op een kaart of in de Globe-weergave bekijken
6Uw favoriete foto's en video's bekijken
7Foto's of video's weergeven die u voor weergave hebt verborgen
8Korten films van foto's bekijken
9Het menu Instellingen voor de applicatie Album openen
10 Webondersteuning openen
Foto's vanuit onlineservices bekijken in Album
1Tik op Album en vervolgens op .
2Tik op de gewenste onlineservice en volg de instructies op het scherm om
aan de slag te gaan. Alle beschikbare onlinealbums die u naar de service
hebt geüpload, worden weergegeven.
3Tik op een album om de inhoud weer te geven en tik vervolgens op een foto
in het album.
4Veeg naar links om de volgende foto of video weer te geven. Veeg naar
rechts om de vorige foto of video weer te geven.
Foto's en video's delen en beheren
U kunt foto's en video's delen die u op het apparaat zijn opgeslagen. U kunt foto's
ook in series beheren of foto's aan contacten koppelen. Maak ruimte vrij en
vermeid onverwacht dataverlies door foto's en video's regelmatig over te dragen
naar een computer of extern opslagapparaat. Zie
computer
Wellicht kunt u geen auteursrechtelijk beschermde items kopiëren, verzenden of
overbrengen. Sommige items kunnen niet worden verzonden als het bestandsformaat te
groot is.
op de pagina 41.
Een foto of video delen
1Tik in Album op de foto of video die u wilt delen.
2Tik op het scherm om de werkbalken weer te geven en tik vervolgens op
3Tikt op de applicatie die u wilt gebruiken om de foto te delen en volg de
stappen om de foto te verzenden.
Een foto als contactafbeelding gebruiken
1Geef een foto weer en tik op het scherm om de werkbalken weer te geven.
Tik vervolgens op
> Gebruiken als > Contactfoto.
2Selecteer een contact en bewerk de foto naar wens.
3Tik op Opslaan.
Een foto gebruiken als achtergrond
1Geef een foto weer en tik op het scherm om de werkbalken weer te geven.
Tik vervolgens op
> Gebruiken als > Achtergrond.
2Selecteer een optie en bewerk de foto naar wens.
3Tik op Opslaan.
1Geef een foto weer, tik op het scherm om de werkbalken te openen en tik
vervolgens op .
2Tik op Draaien en selecteer een optie. De foto wordt opgeslagen in de
nieuwe stand.
Een foto of video verwijderen
1Geef een foto weer, tik op het scherm om de werkbalken te openen en tik
vervolgens op .
2Tik op VERWIJDEREN.
Werken met foto- of videobatches in Album
1Geef miniaturen van foto's en video's weer in Album en raak een item aan
en houd het vast totdat het gemarkeerd is.
2Tik op andere items waarmee u wilt werken om ze te selecteren. Als u alle
items wilt selecteren, tikt u op
3Gebruik de hulpmiddelen in de werkbalk om met uw geselecteerde items te
werken.
en vervolgens op Alles selecteren.
Foto's en video's verbergen
U kunt foto's en video's op het startscherm van Album verbergen. Nadat foto's en
video's zijn verborgen op het startscherm van Album, zijn ze alleen zichtbaar in de
map Verborgen.
Een foto of video verbergen
1Tik in Album op de foto of video die u wilt verbergen.
2Tik op het scherm om de werkbalken weer te geven en tik vervolgens op
3Tik op Verbergen > OK.
Verborgen foto's en video's weergeven
1Tik in Album op
2Tik op een foto of video om deze te bekijken.
3Veeg naar links om de volgende foto of video weer te geven. Veeg naar
rechts om de vorige foto of video weer te geven.
Een foto of video weer zichtbaar maken
1Tik in Album op
2Tik op de foto of video die u weer zichtbaar wilt maken.
3Tik op het scherm om de werkbalken weer te geven en tik vervolgens op
4Tik op Niet verbergen.
Gebruik NFC (Near Field Communication) om gegevens met andere apparaten te
delen, zoals video's, foto's, adressen van webpagina's, muziekbestanden en
contacten. U kunt NFC ook gebruiken om labels te scannen die u meer informatie
geven over een product of service, en om labels te scannen die bepaalde functies
op het apparaat activeren.
NFC is een draadloze technologie met een maximumbereik van één centimeter,
dus de apparaten die gegevens delen moeten dicht bij elkaar worden gehouden.
Voordat u NFC kunt gebruiken, moet u de functie NFC eerst inschakelen en het
scherm van het apparaat moet actief en ontgrendeld zijn.
Het NFC-detectiegebied bevindt zich aan de voorzijde van het apparaat. Houd uw
apparaat in de buurt van een ander apparaat of een NFC-lezer waarbij de NFCdetectiegebieden elkaar aanraken.
NFC is mogelijk niet in alle landen of regio's beschikbaar. Voor bepaalde apps kunnen NFCfuncties worden ingeschakeld, ook als het apparaat is uitgeschakeld. Deze functie wordt
niet op alle apparaten ondersteund.
De NFC-functie in- of uitschakelen
1Tik op Instellingen > Meer.
2Tik op de schuifregelaar om NFC in of uit te schakelen.
Een contact delen met een ander apparaat door middel van NFC
1Zorg ervoor dat de NFC-functie op beide apparaten is ingeschakeld en dat
beide schermen actief en ontgrendeld zijn.
2Ga naar en tik op
3Tik op het contact dat u wilt delen.
4Houd uw apparaat en het ontvangende apparaat dicht bij elkaar zodat de
NFC-detectiegebieden van beide apparaten elkaar raken. Als de apparaten
verbinding maken, verschijnt een miniatuur van het contact.
5Tik op de miniatuur om de overdracht te starten.
6Als de overdracht is voltooid, worden de contactgegevens opgeslagen op
het ontvangende apparaat en op het scherm weergegeven.
1Zorg ervoor dat de NFC-functie op uw apparaat en het ontvangende
apparaat is ingeschakeld en dat beide schermen actief en ontgrendeld zijn.
2Tik op om de applicatie Muziek te openen.
3Selecteer een muziekcategorie en blader naar het nummer dat u wilt delen.
4Tik op een nummer om het af te spelen. U kunt vervolgens op tikken om
het nummer te onderbreken. De overdracht werkt, ongeacht of het nummer
wordt afgespeeld of is onderbroken.
5Zorg ervoor dat het nummer in het volledige scherm wordt weergegeven.
6Houd uw apparaat en het ontvangende apparaat dicht bij elkaar zodat de
NFC-detectiegebieden van beide apparaten elkaar raken. Als de apparaten
verbinding maken, wordt een miniatuur van het nummer weergegeven.
7Tik op de miniatuur om de overdracht te starten.
8Als de overdracht is voltooid, wordt het muziekbestand opgeslagen op het
ontvangende apparaat.
9Als u het muziekbestand wilt weergeven, sleept u de statusbalk omlaag om
het gedeelte voor meldingen te openen en tikt u vervolgens op Beam
voltooid.
Een foto of video delen met een ander apparaat door middel van NFC
1Zorg ervoor dat de NFC-functie op beide apparaten is ingeschakeld en dat
beide schermen actief en ontgrendeld zijn.
2Als u foto's en video's op uw apparaat wilt bekijken, tikt u op Album .
3Tik op de foto of video die u wilt delen.
4Houd uw apparaat en het ontvangende apparaat dicht bij elkaar zodat de
NFC-detectiegebieden van beide apparaten elkaar raken. Als de apparaten
verbinding maken, wordt een miniatuur van de foto of video weergegeven.
5Tik op de miniatuur om de overdracht te starten.
6Als de overdracht is voltooid, wordt de foto of video opgeslagen op het
ontvangende apparaat.
7Als u de foto of video wilt weergeven, sleept u de statusbalk omlaag om het
gedeelte voor meldingen te openen en tikt u vervolgens op Beam voltooid.
Een webadres delen met een ander apparaat door middel van NFC
1Zorg ervoor dat de NFC-functie op beide apparaten is ingeschakeld en dat
beide schermen actief en ontgrendeld zijn.
2Tik op
3Laad de webpagina die u wilt delen.
4Houd uw apparaat en het ontvangende apparaat dicht bij elkaar zodat de
NFC-detectiegebieden van beide apparaten elkaar raken. Als de apparaten
verbinding maken, wordt een miniatuur van de webpagina weergegeven.
5Tik op de miniatuur om de overdracht te starten.
6Wanneer de overdracht is voltooid, wordt de webpagina weergegeven op
het scherm van het ontvangende apparaat.
om de webbrowser te openen.
NFC-tags scannen
Uw apparaat kan verschillende soorten NFC-tags scannen voor aanvullende
informatie, zoals een internetadres. Het kan bijvoorbeeld tags scannen op een
poster, op een reclame-ache of bij een product in een winkel.
Een NFC-tag scannen
1Zorg dat de NFC-functie op uw apparaat is ingeschakeld en dat het scherm
actief is en ontgrendeld.
2Plaats uw apparaat boven de tag zodat deze contact maakt met het NFC-
detectiegebied. Uw apparaat scant de tag en toont de verzamelde inhoud.
Tik op de inhoud van de tag om deze te openen.
Verbinding maken met een apparaat dat NFC ondersteunt
U kunt het apparaat aansluiten op andere apparaten met NFC-compatibiliteit die
door Sony worden geproduceerd, zoals een speaker of een hoofdtelefoon.
Wanneer u dit type verbinding gebruikt, raadpleegt u de gebruikershandleiding
van het compatibele apparaat voor meer informatie.
Mogelijk moet u Wi-Fi of Bluetooth op beide apparaten activeren om de verbinding te laten
werken.
Draadloze Bluetooth-technologie
Gebruik de Bluetooth-functie om bestanden te verzenden naar andere
compatibele Bluetooth-apparaten of om een verbinding te maken met handsfreeaccessoires. Bluetooth-verbindingen werken het beste binnen een straal van 10
meter (33 voet), zonder vaste voorwerpen tussen de apparaten. In sommige
gevallen moet u het apparaat handmatig koppelen met andere Bluetoothapparaten.
De interoperabiliteit en compatibiliteit tussen Bluetooth-apparaten varieert.
Als u een apparaat met meerdere gebruikers deelt, kunnen alle gebruikers de Bluetoothinstellingen veranderen; de wijzigingen gelden dan voor alle gebruikers.
Bluetooth in- of uitschakelen
1Tik op Instellingen > Bluetooth.
2Tik op de schuifregelaar Bluetooth om de functie in of uit te schakelen.
U kunt Bluetooth ook in- of uitschakelen via het venster met Snelle instellingen.
Uw apparaat een naam geven
U kunt uw apparaat een naam geven. Deze naam wordt aan andere apparaten
getoond, als u de Bluetooth-functie hebt ingeschakeld en uw apparaat hebt
ingesteld op zichtbaar.
Uw apparaat een naam geven
1Zorg dat de Bluetooth-functie is ingeschakeld.
2Tik op Instellingen > Bluetooth.
3Tik op
> De naam van dit apparaat wijzigen.
4Voer een naam in voor uw apparaat.
5Tik op NAAM WIJZIGEN.
Koppelen met een ander Bluetooth-apparaat
Als u uw apparaat met een ander apparaat koppelt, kunt u het bijvoorbeeld
verbinden met een Bluetooth-headset of een Bluetooth-carkit en met deze andere
apparaten muziek delen.
Nadat u uw apparaat hebt gekoppeld met een ander Bluetooth-apparaat,
onthoudt uw apparaat deze koppeling. Als u uw apparaat voor het eerst koppelt
met een Bluetooth-apparaat, moet u mogelijk een toegangscode invoeren. Uw
apparaat probeert automatisch de generieke code 0000. Als dat niet werkt, moet u
de handleiding van uw Bluetooth-apparaat raadplegen voor het wachtwoord. U
hoeft de toegangscode de volgende keer dat u verbinding maakt met een eerder
gekoppeld Bluetooth-apparaat niet meer in te voeren.
Bepaalde Bluetooth-apparaten, zoals de meeste Bluetooth-headsets, moeten met het
andere apparaat worden gekoppeld en hiermee worden verbonden voordat u ze kunt
gebruiken.
U kunt uw apparaat met meerdere Bluetooth-apparaten koppelen. U kunt echter met
slechts één Bluetooth-profieltegelijk verbinding maken.