Sony ILME-FX6T Users guide [nl]

Solid-State Memory Camcorder
FX6
ILME-FX6V/ILME-FX6VK ILME-FX6T/ILME-FX6TK
5-024-458-94 (1)
NL
E-bevestiging
Gebruiksaanwijzing
© 2020 Sony Corporation
2

Inhoudsopgave

1. Overzicht
Systeemconfiguratie ......................................... 3
Plaats en functie van onderdelen
Het aanraakscherm gebruiken
Schermdisplay
................................................. 11
..................... 4
........................ 10
2. Voorbereiding
Stroomvoorziening ..........................................17
Apparaten aansluiten
Basisbediening van de camcorder
configureren
Geheugenkaarten gebruiken
......................................19
............................................. 24
.......................... 26
3. Filmen
Basisbediening ............................................... 34
De Zoom aanpassen
De scherpstelling aanpassen
De helderheid aanpassen
Aanpassing voor natuurlijke kleuren
(witbalans)
De audio voor opname instellen
Handige functies
Proxy-opname
Filmen met het gewenste uiterlijk
Filmen met uiterlijkaanpassing in
postproductie
RAW video opnemen
....................................... 36
.......................... 37
............................... 43
...............................................46
.................... 47
............................................. 49
................................................ 55
.................. 56
........................................... 58
...................................... 59
4. Netwerkfuncties
Verbinding maken met andere apparaten via
LAN
...........................................................60
Verbinding met internet
Bestanden uploaden
................................. 63
......................................65
5. Pictogrammenscherm
Pictogrammenscherm ..................................... 67
Clips afspelen
Clipfuncties
.................................................. 68
.....................................................69
6. Menuweergave en instellingen
Configuratie en hiërarchie hoofdmenu ........... 70
Handelingen hoofdmenu
Menu User
Menu Edit User
Menu Shooting
Menu Project
Menu Paint/Look
Menu TC/Media
Menu Monitoring
Menu Audio
Menu Thumbnail.............................................98
Menu Technical
Menu Network
Menu Maintenance
Instellingen en standaardwaarden menu
Beeldkwaliteitsinstellingen opgeslagen voor
Configuratiegegevens opslaan en laden
....................................................... 74
................................................ 75
............................................... 76
................................................... 82
...............................................91
....................................................96
............................................... 99
...............................................102
Shooting
elke opnamemodus
..................................................107
............................... 72
............................................89
............................................ 93
....................................... 106
.................................111
....... 112
7. Aansluiting met een extern apparaat
Aansluiting externe monitors en opname-
apparaten
Tijdcodes synchroniseren
Clips beheren/bewerken met behulp van een
computer
................................................ 113
..............................114
................................................. 115
8. Appendix
Voorzorgsmaatregelen voor gebruik ............. 116
Uitvoerindelingen en beperkingen
Problemen oplossen
Fout-/waarschuwingsmeldingen
Menu-onderdelen die in bestanden worden
opgeslagen
Blokschema's
E-mount objectiefsoftware updaten
Licenties
.........................................................135
Specificaties
...................................... 119
.............................................123
................................................. 131
...................................................138
................ 117
.................. 121
..............134

1. Overzicht

3

Systeemconfiguratie

UWP-D21 UWP-D22 UWP-D26 Draadloos microfoonpakket
SMAD-P5 Multi-interface­schoenadapter
URX-P03D Draadloze micro­foonontvanger
SMAD-P3D Multi-interface schoenadapter
XLR-K2M XLR-K3M XLR-adapterset
HVL-LBPC Videolamp
CFexpress Type A Geheugenkaarten
SDXC Geheugenkaarten
CFexpress Type A-kaartlezer/ SD-kaartlezer
MCX-500 Multi Camera Live Producer
LA-EA3 LA-EA4 A-bevestigingsadapter
Objectief met E-bevestiging
ECM-VG1 ECM-MS2 Microfoon
RM-30BP Afstandsbedieningsunit
ILME-FX6V/ILME-FX6VK ILME-FX6T/ILME-FX6TK
Afstandsbedieningsgreep (meegeleverd)
BP-U35, BP-U60, BP-U60T, BP-U70, BP-U90, BP-U100 Accuset
Netadapter (meegeleverd)
BC-U1A, BC-U2A Acculader
BC-CU1 Acculader (meegeleverd)
1. Overzicht
11
2
4 5 6
8 9
12
13
14
3
16
15
10
4

Plaats en functie van onderdelen

Linkerkant en voorkant
1
9. Wifi-antenne
10. Opname/tally-lampje (voorkant)
(pagina 34)
Knippert als de resterende capaciteit van de opnamemedia of accu laag is.
11. FOCUS-schakelaar (pagina 37)
12. Beeldsensor
13. Knop PUSH AUTO FOCUS (pagina 41)
14. Signaalcontacten objectief
[Opmerking]
Niet direct met uw handen aanraken.
15. Knop WB SET (witbalansinstelling)
(pagina 46)
16. Vrijgaveknop objectief (pagina 22)
7
1. Meetlinthaak
De meetlinthaak zit op dezelfde hoogte als de beeldsensor. Gebruik deze haak als referentiepunt om de afstand tussen de camcorder en het onderwerp nauwkeurig te meten. U kunt het uiteinde van een meetlint aan de haak bevestigen om de afstand vanaf het onderwerp te meten.
2. Zoekeraansluiting (pagina 19)
3. Ventilatie-opening
[Opmerking]
Bedek de ventilatie-opening niet.
4. Keuzeschakelaar TC IN/OUT (pagina 34,
114)
5. Aansluiting afstandsbedieningsgreep
(pagina 21)
6. (N-teken) (pagina 60)
Raak met een smartphone die is uitgerust

met de NFC-functie het apparaat aan, om een draadloze verbinding tot stand te brengen. Sommige smartphones die draadloze betalingssystemen ondersteunen ondersteunden mogelijk geen NFC. Raadpleeg voor details de gebruiksaanwijzing van de smartphone. NFC (Near Field Communication) is een

internationaal communicatieprotocol voor draadloze communicatie tussen objecten die zich dicht bij elkaar bevinden.
7. Bevestiging afstandsbedieningsgreep
8. Vrijgaveknop voor de
(pagina 21)
afstandsbedieningsgreep (pagina 21)
1. Overzicht: Plaats en functie van onderdelen
1816
5
Rechterkant (voorkant/bovenkant/onderkant)
1 2 3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
19171514
1. Knop Clipvlaggen (pagina 53, 69)
2. HOLD-schakelaar (pagina 99)
3. Knop Record START/STOP (pagina 34)
Druk op de knop START/STOP om te starten met opnemen. De LED brandt tijdens opname.
4. Regelaar ND VARIABLE (pagina 44)
5. Schakelaar ND PRESET/VARIABLE
(pagina 44)
6. Omhoog/omlaag-knoppen ND FILTER
POSITION (pagina 44)
7. Indicator ND CLEAR (pagina 44)
20
Rechterkant (achter) (pagina 6)
8. Knop ND VARIABLE AUTO (pagina 44)
Druk op de knop ND VARIABLE AUTO om automatische dichtheidsaanpassing van het ND filter te starten. De LED brandt groen als dit is ingeschakeld.
9. Multifunctionele regelaar (pagina 49)
Indrukken tijdens het bekijken van het beeld in de zoeker om het directmenu weer te geven en te bedienen. Draai de multifunctionele regelaar als er een menu in de zoeker wordt weergegeven om de cursor omhoog/omlaag te verplaatsen om menu-onderdelen of instellingen te selecteren. Indrukken om het geselecteerde onderdeel toe te passen. Op momenten dat het menu niet wordt weergegeven kan de regelaar ook functioneren als een toewijsbare regelaar.
10. Functieknop IRIS (pagina 43)
11. Knop CANCEL/BACK (pagina 68)
12. Knop THUMBNAIL (pagina 67)
13. Knop MENU (pagina 10, 72)
Druk op de knop MENU om het statusscherm weer te geven. Houd de knop MENU ingedrukt om het hoofdmenuscherm weer te geven. Druk op de knop tijdens weergave van het statusscherm of hoofdmenuscherm om naar de vorige schermweergave te gaan.
14. Functieknop ISO/GAIN (pagina 43)
15. Schakelaar ISO/GAIN
(versterkingsselectie) (pagina 43)
16. Functieknop WHT BAL (witbalans)
(pagina 46)
17. Schakelaar WHT BAL (geheugenselectie
witbalans) (pagina 46)
18. Functieknop SHUTTER (pagina 44)
19. Hoofdtelefoonaansluiting (pagina 34)
20. POWER-schakelaar (pagina 34)
1. Overzicht: Plaats en functie van onderdelen
8
7
6
5
4
12
14
6
Rechterkant en kaartsleuf
14. CFexpress Type A/SD kaartsleuf (B)
(pagina 26)
15. Toegangsindicator B (pagina 26)
123
13
11
15
10
9
1. Wifi-antenne
2. Regelaar AUDIO LEVEL (CH1)
(pagina 47)
3. Schakelaar CH1 (AUTO/MAN)
(pagina 47)
4. ASSIGN (toewijsbaar) knoppen 1 t/m 3
(pagina 49)
5. Interne microfoon (pagina 47)
Spraakmicrofoon voor opname van omgevingsgeluid.
[Tip]
Deze microfoon wordt uitgeschakeld als de draaggreep wordt bevestigd en de interne microfoon van de draaggreep actief wordt (pagina 7).
6. Knop DISPLAY (pagina 11)
7. Interne luidspreker (pagina 34)
8. POWER-indicator (pagina 34)
9. Knop SLOT SELECT (selectie
geheugenkaartsleuf (A)/(B)) (pagina 34)
10. Schakelaar CH2 (AUTO/MAN)
(pagina 47)
11. Regelaar AUDIO LEVEL (CH2)
(pagina 47)
12. Toegangsindicator A (pagina 26)
13. CFexpress Type A/SD kaartsleuf (A)
(pagina 26)
1. Overzicht: Plaats en functie van onderdelen
16
18 19
7
Draaggreep, achterkant en aansluitblok
10
10
9
10
11
1 2 1 3
1 4
15
20
1. HOLD-schakelaar draaggreep
(pagina 99)
Gebruiken om de bediening van bedieningselementen op de draaggreep uit te schakelen.
[Tip]
U kunt dit ook instellen voor alleen de knop Record START/STOP op de draaggreep.
2. Knop draaggreep opname START/STOP
10
4 3 2 1
5 6
7
8
20 21
22
23 24
25 26
3. Interne microfoon draaggreep
4. Multi-interfaceschoen
Neem voor details over de accessoires die worden ondersteund door de multi­interfaceschoen contact op met uw verkoopvertegenwoordiger.
17
5. Toewijsbare regelaar draaggreep
(pagina 49)
6. Zoomregelaar draaggreep (pagina 100)
7. ASSIGN (toewijsbare) knoppen 7 t/m 8
(pagina 49)
8. Keuzeschakelaar (8-voudig D-pad en
toepassingsknop)
9. Accessoireschoen (pagina 7)
10. Schroefgaten bevestiging accessoires (1/4
inch)
Compatibel met 1/4-20 UNC-schroeven (lengte van 6mm of minder).
[Opmerking]
Gebruik van schroeven die langer zijn dan 6 mm kan schade aan externe onderdelen veroorzaken.
11. Opname/tally-lampje (achterkant)
(pagina 34)
12. Knop BATT RELEASE (pagina 17)
13. Luchtinlaat
[Opmerking]
Bedek de luchtinlaat niet.
14. Accuset aansluitopening (pagina 17)
15. USB-C-aansluiting (pagina 63)
16. Aansluiting INPUT2 (audio-ingang 2)
(pagina 47)
17. Aansluiting INPUT1 (audio-ingang 1)
(pagina 47)
18. Schakelaar INPUT2 (LINE/MIC/MIC+48V)
(pagina 47)
19. Schakelaar INPUT1 (LINE/MIC/MIC+48V)
(pagina 47)
20. Schroefgaten voor externe apparaten
Compatibel met M3-schroeven (lengte van 4mm of minder).
[Opmerking]
Gebruik van schroeven die langer zijn dan 4 mm kan schade aan het externe oppervlak veroorzaken.
21. HDMI OUT-aansluiting (pagina 113)
22. SDI OUT-aansluiting (pagina 113)
23. Aansluiting TC IN/TC OUT (tijdcode in/uit)
(pagina 114)
24. REMOTE-aansluiting
Aansluiten op algemene LANC jack-accessoire.
25. USB/multi-aansluiting (pagina 115)
26. DC-IN-aansluiting (standaard DC-stekker)
(pagina 18)
De accessoireschoen bevestigen
1 Til de voorste rand van de schoenveer
omhoog en trek de veer in tegenovergestelde richting van de pijl die op de veer is gegraveerd.
Schoenveer
1
Accessoireschoen
2 Plaats de accessoireschoen op de
accessoireschoenbevestiging, lijn de uitsteeksels op de schoen uit met de corresponderende punten op de bevestiging en draai de vier schroeven vast.
1. Overzicht: Plaats en functie van onderdelen
2
2
2
2
8
3 Zet de schoenveer er in de richting van de
pijl in, zodat het U-vormige gedeelte op het eind van de accessoireschoen past.
Accessoireschoen
3
232
Schoenveer
De accessoireschoen verwijderen
Verwijder de schoenveer zoals beschreven in stap 1 in "De accessoireschoen bevestigen", schroef de vier schroeven los en verwijder de accessoireschoen.
De draaggreep bevestigen
Plaats de draaggreep zo dat de draaggreepaansluiting en schroefgaten op elkaar zijn uitgelijnd. Druk in en draai de bevestigingsschroeven van de draaggreep naar rechts om de draaggreep aan het apparaat te bevestigen. U kunt ook de bevestigingsschroeven van de twee draaggrepen vastmaken door deze naar rechts te draaien met een inbussleutel (4mm).
[Opmerking]
Zorg dat de twee bevestigingsschroeven van de draaggreep goed zijn vastgemaakt, alvorens de draaggreep te gebruiken. De hendel kan van de camcorder afvallen als de schroeven niet stevig zijn vastgemaakt.
De draaggreep verwijderen
Verwijderen in de omgekeerde volgorde als van de bevestigingsprocedure.
De beschermkap voor de draaggreepaansluiting (meegeleverd) bevestigen
Als de camcorder wordt gebruikt zonder de draaggreep, bescherm dan de aansluiting met de meegeleverde beschermkap.
[Tip]
Als de draaggreep wordt bevestigd, berg dan de beschermkap op aan de onderkant van de draaggreep.
Bovenkant
1
1. Aansluiting draaggreep
2. Schroefgaten bevestiging accessoires (1/4
inch)
Compatibel met 1/4-20 UNC-schroeven (lengte van 6mm of minder).
[Opmerking]
Gebruik van schroeven die langer zijn dan 6 mm kan schade aan externe onderdelen veroorzaken.
De fysieke aansluitingen beschermen
Bevestig de kap voor niet gebruikte aansluitingen om de chassisdelen te beschermen.
1. Overzicht: Plaats en functie van onderdelen
1 2
2 3
4 5
4
1
8
6
5
9
Onderkant
1. Schroefgaten statief (1/4 inch, 3/8 inch)
Compatibel met 1/4-20 UNC-schroeven en 3/8-16 UNC-schroeven. Bevestigen op een statief (optie, schroeflengte 5,5 mm of minder).
2. Luchtuitlaat
[Opmerking]
Bedek de luchtuitlaat niet.
Zoeker
Zie voor details over bevestiging van de zoeker (meegeleverd) pagina 19.
1
1. Knop PEAKING
2. Knop ZEBRA
3. Knop ASSIGN (toewijsbaar) 9
(pagina 49)
4. Aanraakscherm
Aanraakbediening kan worden uitgeschakeld met een toewijsbare knop of in het menu (pagina 10).
5. Schakelaar MIRROR
Afstandsbedieningsgreep
Zie voor details over bevestiging van de (meegeleverde) afstandsbedieningsgreep pagina 21.
2 3
7
8. Knop ASSIGN (toewijsbaar) 5
(pagina 49)
1. Zoomregelaar
2. Knop ASSIGN (toewijsbaar) 4
(pagina 49)
3. Afstandsbedieningsgreep toewijsbare
regelaar (pagina 49)
4. Knop ASSIGN (toewijsbaar) 6
(pagina 49)
5. Rotatieregelaar afstandsbedieningsgreep
(pagina 21)
6. Knop Record START/STOP
7. Keuzeschakelaar (8-voudig D-pad en
toepassingsknop)
1. Overzicht
10

Het aanraakscherm gebruiken

Voorzorgsmaatregelen voor gebruik van het aanraakscherm
De zoeker van het apparaat is een aanraakscherm, dat u bedient met directe aanraking met uw vinger.
Het aanraakscherm is ontworpen om licht

met uw vinger te worden aangeraakt. Oefen geen kracht uit op het scherm en raak het niet aan met voorwerpen met scherpe randen of punten (nagel, balpen, sleutel etc.) Het aanraakscherm reageert mogelijk niet

bij aanraking in de volgende situaties. Let op, hierdoor kan ook een defect veroorzaakt worden.
Bediening met het uiteinde van

vingernagels Bediening terwijl andere objecten

contact maken met het oppervlak Bediening met een aangebrachte

beschermfolie of sticker Bediening met waterdruppels of

condens op het display Bediening met natte of bezwete vingers

Aanraakscherm bewegingen
Tik
Raak een onderdeel, zoals een pictogram of een menu-onderdeel, licht aan met uw vinger en verwijder uw vinger direct weer.
Sleep
Raak het scherm aan en sleep uw vinger naar de gewenste positie op het scherm, en verwijder vervolgens uw vinger.
Korte of lange veeg
Raak het scherm aan en veeg uw vinger snel omhoog, omlaag, naar links of naar rechts.
Het aanraakscherm configureren
Bediening van het aanraakscherm kan worden ingeschakeld of uitgeschakeld met het onderdeel Touch Operation (pagina 99) in het menu Technical.
[Tip]
Als de displayinhoud doorloopt buiten de randen van het scherm, kunt u de displayinhoud met vegen laten verschuiven.
1. Overzicht
3 42
9 10
75
18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
29
30
31
32
33
34
35
36
137
11

Schermdisplay

Tijdens filmen (opnemen/standby) en afspelen worden de status en instellingen van de camcorder geprojecteerd op het beeld dat in de zoeker wordt weergegeven. U kunt de informatie weergeven/verbergen met de knop DISPLAY. Zelfs indien verborgen, verschijnt dit bij het uitvoeren van handelingen in het directmenu (pagina 49). U kunt ook kiezen om elk onderdeel afzonderlijk weer te geven of te verbergen (pagina 93).
Informatie weergegeven op het scherm tijdens filmen
11 12
13 14
15 16
17
1. Indicator netwerkstatus (pagina 13)
Geeft de netwerkverbindingsstatus weer als pictogram.
2. Indicator upload/resterende bestanden
(pagina 65)
3. Indicator scherpstellingsgebied
(pagina 38)
Geeft het scherpstellingsgebied voor automatische scherpstelling weer.
4. Opnamemodus, sleuf A/B, Interval Rec
opname-intervalindicator (pagina 50)
Weergave Betekenis
Rec Stby Opnemen stand-by
Opnemen
5. Indicator scherptediepte
6. Indicator scanmodus beeldsensor
Er wordt een als zich een verkeerde combinatie voordoet tussen de beeldcirkelomvang van het objectief en de effectieve scanmodusinstelling van de beeldgrootte van de beeldsensor. Als Imager Scan Mode is ingesteld op FF, wordt een "C"-markering weergegeven in modi met smallere hoek of beeldweergave (bijgesneden). Bijsnijden vindt plaats in de volgende modi.
6 8
(pagina 24)
-markering weergegeven
Als de opname-indeling 3840×2160 is

en S&Q Motion beeldsnelheid 100fps of 120fps Als Codec is ingesteld op RAW of RAW

& XAVC-I en het RAW uitgangsformaat 3840×2160 is
7. Uitvoerindicator voor RAW
werkingsstatus (pagina 59)
Geeft de uitvoerstatus van het RAW-signaal weer.
8. Statusindicator UWP-D serie
(pagina 13)
Geeft de signaalsterkte van het RF-signaal weer als een pictogram als er een apparaat uit de UWP-D-serie is aangesloten op de MI-schoen die is geconfigureerd voor digitale audio-overdracht.
9. Beeldsnelheidindicator voor Slow & Quick
Motion filmen (pagina 50)
10. Indicator resterende accucapaciteit/DC IN
voltage (pagina 17)
11. Indicator scherpstellingsmodus
(pagina 41)
Betekenis Weergave
Modus vasthouden scherpstelling
MF-modus MF AF-modus AF Modus AF volgen in echttijd Gezichts/ogendetectie AF (AF/ /Only/ / )
Pictogram gezichts/ ogendetectie
Pictogram gezichts/ ogendetectie AF
Pictogram Opgeslagen gezicht voor volgen
AF gepauzeerd tijdens gezichts/ogendetectie
1)
AF
1) Wordt weergegeven als er geen gezicht is opgeslagen voor volgen en er geen gezicht is gedetecteerd, of als er een gezicht is opgeslagen voor volgen maar het gezicht voor volgen niet is gedetecteerd.
Focus Hold
Only
12. Indicator zoompositie (pagina 36)
Geeft de zoompositie weer binnen het bereik van 0 (brede hoek) tot 99 (telefoto) (als er een objectief is bevestigd dat weergave van de zoominstelling ondersteunt). De weergave kan worden gewijzigd naar een balkweergave of afstandsindicator voor scherpstelling (pagina 101). De volgende onderdelen worden aan het display toegevoegd als Clear Image Zoom is ingeschakeld.
Weergave Betekenis
Clear Image Zoom is ingeschakeld
Vergrotings­waarde
Bij gebruik van Clear Image Zoom
13. Indicator beeldstabilisatiemodus
14. Indicator SDI output/HDMI output Rec
Control status (pagina 113)
Geeft de uitvoerstatus van het REC besturingssignaal weer.
15. Indicator scherpstelling (pagina 37)
16. Indicator resterende mediacapaciteit
Er verschijnt een geheugenkaart schrijfbeveiligd is.
-pictogram als de
17. Indicator witbalansmodus
Weergave Betekenis
Automodus
Hold W:P Presetmodus W:A Modus geheugen A W:B Modus geheugen B
Automodus gepauzeerd
18. Indicator externe vergrendeling tijdcode/
weergave tijd en datum (pagina 34)
Geeft "EXT-LK" aan bij vergrendeling aan de tijdcode van een extern apparaat.
1. Overzicht: Schermdisplay
12
19. Indicator ND filter (pagina 44)
Weergave Betekenis
Automodus
Modus Bokeh Control (pagina 53)
20. Indicator scenebestand (pagina 56)
21. Indicator diafragma
Geeft de diafragmapositie (F-waarde) weer (als er een objectief is bevestigd dat weergave van de diafragma-instelling ondersteunt).
22. Indicator waarschuwing videoniveau
23. Indicator versterking (pagina 43)
Geeft de EI-waarde weer in Cine EI-modus (pagina 24).
Weergave Betekenis
Automodus
H Preset H-modus M Preset M-modus L Preset L-modus
Tijdelijke aanpassingsmodus
Modus Bokeh Control (pagina 53)
24. Weergave clipnaam (pagina 67)
25. Sluiterindicator (pagina 44)
26. Indicator AE-modus/AE-niveau
(pagina 43)
27. Waterpasindicator
Geeft het horizontale niveau weer in stappen van ±1° tot en met ±15°.
28. Audioniveaumeter
Geeft het audioniveau van CH1 naar CH4 weer.
29. Videosignaalmonitor (pagina 52)
Geeft een golfvorm, vectorscoop en histogram weer. De oranje lijn geeft de ingestelde waarde van het zebrapatroonniveau weer. In de modus Cine EI (pagina 24) geeft dit het LUT-type weer van het signaal dat wordt gemonitord.
30. Indicator basisgevoeligheid/Basis-ISO
(pagina 43)
In de modus Custom (pagina 24) geeft dit de basisgevoeligheid weer bij gebruik van Base ISO/Sensitivity op het scherm Main Status of ISO/Gain/EI>Base Sensitivity in het menu Shooting van het hoofdmenu. In de modus Cine EI (pagina 24) geeft dit de Base ISO-gevoeligheid weer bij gebruik van Base ISO/Sensitivity van het scherm Main Status of ISO/Gain/EI>Base ISO in het menu Shooting van het hoofdmenu.
31. Indicator Gammaweergave-assistent/
monitor LUT
Geeft de status weer van de gammaweergave-assistent. De functie gammaweergave-assistent kan worden in- of uitgeschakeld door Gamma Display Assist toe te wijzen aan een toewijsbare knop (pagina 49). In de modus Cine EI (pagina 24) geeft dit LUT-instelling van de monitor weer (pagina 80).
32. Indicator basisuiterlijk (pagina 56)
Geeft de instelling voor basisuiterlijk weer. In de modus Cine EI (pagina 24) geeft dit het videosignaal weer dat wordt opgenomen op de geheugenkaarten (pagina 80).
33. Indicator proxy-status
34. Indicator opname-indeling (codec)
(pagina 82)
Geeft de naam weer van de opname-indeling op de geheugenkaarten.
35. Indicator opname-indeling
(beeldsnelheid en scanmethode)
36. Indicator opname-indeling (beeldgrootte)
(pagina 82)
Geeft de beeldgrootte weer voor opname op de geheugenkaarten.
37. Knop Stop AF volgen in echttijd
(pagina 42)
1. Overzicht: Schermdisplay
13
Informatie die wordt weergegeven op het scherm tijdens afspelen
De volgende informatie wordt geprojecteerd op het afspeelbeeld.
1
9 10 11 12 13 14
1. Indicator netwerkstatus
2. Uploadindicator/indicator resterende
bestanden
3. Clipnummer/totaal aantal clips
4. Indicator afspeelstatus
5. Indicator afspeelindeling (beeldsnelheid
en scanmethode)
6. Indicator afspeelindeling (beeldgrootte)
7. Indicator resterende accucapaciteit/DC IN
voltage
8. Indicator afspeelindeling (codec)
9. Mediaindicator
Er verschijnt een geheugenkaart schrijfbeveiligd is.
10. Weergave tijd/datum
11. Weergave clipnaam
12. Indicator gammaweergave-assistent
-pictogram als de
2 3 4 5 6 7 8
13. Audioniveaumeter
Geeft het audio-afspeelniveau weer.
14. Indicator basisuiterlijk
Pictogramweergave
Pictogramweergave netwerkverbinding
Netwerkmodus Verbindingsstatus Pictogram
Toegangspuntmodus Werkend als toegangspunt
Toegangspunt fout
Stationmodus Wifiverbinding
Pictogram wijzigt naargelang de signaalsterkte (4 stappen)
Wifi ontkoppeld
Wifi verbindingsfout
USB-tethering USB-tethering verbonden
USB-tethering losgekoppeld
USB-tetheringfout
Pictogramweergave UWP-D-serie
Verzendingsstatus Ontvangststatus Pictogram
Uitgeschakeld Geen ontvangst
Normale verzendingsstatus Ontvangend
Dempingsstatus Ontvangen (gedempt)
Waarschuwingsstatus resterende accucapaciteit
Dempen en waarschuwingsstatus resterende accucapaciteit
Ontvangend
Ontvangend
(ontvangstniveau (4 stappen))
(Pictogram knippert)
(Pictogram knippert)
1. Overzicht: Schermdisplay
14
Statusscherm
U kunt de status en instellingen van de camcorder controleren op het statusscherm. De instellingen van onderdelen die zijn gemarkeerd met een asterisk (*) kunnen worden gewijzigd. Het statusscherm ondersteunt aanraakbediening.
Het statusscherm weergeven
Druk op de knop MENU.

[Tip]
U kunt de verschillende statusschermen weergeven of verbergen met Menu Page On/Off (pagina 100) in het menu Technical.
Het statusscherm omschakelen
Draai aan de multifunctionele regelaar.

Druk de keuzeschakelaar omhoog/omlaag

Veeg het statusscherm omhoog/omlaag.

Het statusscherm verbergen
Druk op de knop MENU.

Een instellingen wijzigen
Druk als het statusscherm wordt weergegeven op de multifunctionele regelaar of keuzeschakelaar om selectie van een configuratieonderdeel op een pagina mogelijk te maken. Selecteer een paginanummer en druk vervolgens om pagina's om te schakelen. U kunt ook direct onderdelen selecteren met aanraakbediening.
[Opmerking]
U kunt wijzigingen vanaf het statusscherm uitschakelen door Menu Settings >User Menu Only (pagina 100) in het menu Technical van het hoofdmenu op On in te stellen.
Scherm Main Status
Geeft de hoofdfuncties van de camera en de vrije ruimte op de media weer.
Displayonderdeel
S&Q Frame Rate* Instellingen voor opnemen
Frequency/Scan* Systeemfrequentie en
Imager Scan* Scanmodus van de
Media Remain (A)
ND Filter Instelling ND-filter ISO/Gain/EI Instelling ISO/versterking/
Base ISO/ Sensitivity*
Codec* Instelling codec voor
Media Remain (B) Resterende vrije ruimte op
Scene File* Scenebestand in gebruik en
Base Look/LUT* Basisuiterlijk/LUT-instelling Shutter Instelling sluitertijd of
Iris Diafragma-instelling Video Format* Beeldgrootte voor opnamen
RAW Output Format*
White Balance Instelling witbalans
Beschrijving
in Slow & Quick Motion en framesnelheid
instellingen scanmethode
beeldsensor Resterende vrije ruimte op
media in sleuf A
belichtingsindex Instelling basis-ISO/
basisgevoeligheid
opname
media in sleuf B
de instelling voor bestand­ID
sluiterhoek
op geheugenkaarten Beeldgrootte van RAW
uitvoer
Scherm Camera Status
Geeft de status van verschillende presets van de camera weer.
Displayonderdeel
White Switch<B> Instelling witbalans
White Switch<A> Instelling witbalans
White Switch<P> Instelling preset wit ND<Preset> Instellingen ND-filter Preset1
ISO/ Gain ISO/ Gain ISO/ Gain Base ISO/
Sensitivity* Zebra1* Instelling en niveau Zebra1
Zebra2* Instelling en niveau Zebra2
VF Gamma/ Gamma
Scene File* Scenebestand in gebruik en
1) Exposure Index als Shooting Mode is ingesteld Cine EI.
1)
<L>* Instelling ISO/Gain1)<L>
1)
<M>* Instelling ISO/Gain1)<M>
1)
<H>* Instelling ISO/Gain1)<H>
Beschrijving
geheugen B
geheugen A
t/m 3
Instelling basis-ISO/ basisgevoeligheid
aan/uit
aan/uit Gamma categorie en curve
de instelling voor bestand­ID
Scherm Audio Status
Geeft de ingangsinstelling, audioniveaumeter en volumemonitorinstelling voor elk kanaal weer.
Displayonderdeel
CH1 Level
Control Level Meter Audioniveaumeter Source* Ingangsbron Ref./Sens.* Ingangsreferentieniveau Wind
Filter*
CH2 Level
Control Level Meter Audioniveaumeter Source* Ingangsbron Ref./Sens.* Ingangsreferentieniveau Wind
Filter*
CH3 Level
Control* Level
Meter* Source* Ingangsbron Ref./Sens.* Ingangsreferentieniveau Wind
Filter*
CH4 Level
Control* Level
Meter* Source* Ingangsbron Ref./Sens.* Ingangsreferentieniveau Wind
Filter*
Audio Input Level*
HDMI Output CH* Instelling HDMI-uitvoer
Beschrijving
Aan/uit-status van auto­aanpassing
Instelling windruisreductie microfoon
Aan/uit-status van auto­aanpassing
Instelling windruisreductie microfoon
Aan/uit-status van auto­aanpassing
Audioniveaumeter
Instelling windruisreductie microfoon
Aan/uit-status van auto­aanpassing
Audioniveaumeter
Instelling windruisreductie microfoon
Instelling audio­ingangsniveau (mastervolume)
audiokanaal
1. Overzicht: Schermdisplay
15
Displayonderdeel
Volume* Volume-instelling
Monitor CH* Instelling monitorkanaal
Beschrijving
hoofdtelefoon/interne luidspreker
Statusscherm Project
Geeft de basisinstellingen weer met betrekking tot het filmproject.
Displayonderdeel
Frequency/Scan* Systeemfrequentie en
Codec* Instelling codec voor
Rec Function* Aan-uitinstelling voor
Simul Rec* Status simultane
Title Prefix Titeldeel van de clipnaam Imager Scan* Scanmodus van de
Video Format* Beeldgrootte voor opnamen
Picture Cache Rec*
Number Numeriek achtervoegsel van
Shooting Mode* Instellingen opnamemodus RAW Output
Format* Proxy Rec* Instelling Proxy-
Beschrijving
instellingen scanmethode
opname
speciale opnamefunctie en hoofdinstellingen
opnamefunctie 2 kaartsleuven aan-uit en instelling
beeldsensor
op geheugenkaarten Opnamefunctie voor
beelden aan-uit en instelling voor cachegrootte
de clipnaam
Beeldgrootte van RAW uitvoer
opnamefunctie aan-uit
Scherm Monitoring Status
Geeft de SDI en HDMI-uitvoerinstellingen weer.
Displayonderdeel Beschrijving
SDI Signal* Beeldgrootte uitvoer
Info. Disp.*
Color Gamut*
HDMI Signal* Beeldgrootte uitvoer
Info. Disp.*
Color Gamut*
Stream Signal Beeldgrootte uitvoer
Info. Disp.
Color Gamut*
VF Color
Gamut*
Base Look/LUT* Basisuiterlijk/LUT-instelling Gamma Display
Assist*
Aan/uit-instelling uitvoerdisplay
Instelling kleurbereik/ Monitor LUT-status
Aan/uit-instelling uitvoerdisplay
Instelling kleurbereik/ Monitor LUT-status
Uitvoerdisplay (uit (vast))
Instelling kleurbereik/ Monitor LUT-status
Instelling gammaweergave­assistent/instelling Color space/status Monitor LUT
Gammaweergave-assistent instelling aan/uit
Scherm Assignable Button Status
Geeft de functies weer die aan de toewijsbare knoppen zijn toegewezen.
Displayonderdeel
1 Functie toegewezen aan de
2 Functie toegewezen aan de
3 Functie toegewezen aan de
4 Functie toegewezen aan de
5 Functie toegewezen aan de
6 Functie toegewezen aan de
7 Functie toegewezen aan de
8 Functie toegewezen aan de
9 Functie toegewezen aan de
Focus Hold Button
Multi Function Dial
Grip Dial Functie toegewezen aan de
Handle Dial Functie toegewezen aan de
Beschrijving
knop ASSIGN 1
knop ASSIGN 2
knop ASSIGN 3
knop ASSIGN 4
knop ASSIGN 5
knop ASSIGN 6
knop ASSIGN 7
knop ASSIGN 8
knop ASSIGN 9 Functie toegewezen aan de
knop Focus Hold van het objectief
Functie toegewezen aan de multifunctionele regelaar
toewijsbare regelaar van de handgreep
toewijsbare regelaar van de draaggreep
Scherm Battery Status
Geeft informatie weer over de accu en de netstroombron (DC IN).
Displayonderdeel
Detected Battery Type accu Remaining Resterende capaciteit (%) Charge Count Aantal laadcycli Capacity Resterende capaciteit (Ah) Voltage Accuvoltage (V) Manufacture
Date Video Light
Remaining
Power Source Voedingsbron Supplied Voltage Geleverd voedingsvoltage
Beschrijving
Fabricagedatum accu
Geeft de resterende capaciteit van de videolampaccu weer.
1. Overzicht: Schermdisplay
16
Scherm Media Status
Geeft de resterende capaciteit en resterende opnametijd van opnamemedia weer.
Displayonderdeel
Media A informatie
Media A meter resterende capaciteit
Media A resterende opnametijd
Media B informatie
Media B meter resterende capaciteit
Media B resterende opnametijd
Beschrijving
Geeft het mediapictogram weer als opnamemedia is geplaatst in sleuf A.
Geeft de resterende capaciteit weer van opnamemedia geplaatst in sleuf A, uitgedrukt als een percentage op een balkgrafiek.
Geeft een schatting weer van de resterende opnametijd van het opnamemedium geplaatst in sleuf A in minuteneenheden onder de huidige opnamecondities.
Geeft het mediapictogram weer als opnamemedia is geplaatst in sleuf B.
Geeft de resterende capaciteit weer van opnamemedia geplaatst in sleuf B, uitgedrukt als een percentage op een balkgrafiek.
Geeft een schatting weer van de resterende opnametijd van opnamemedia geplaatst in sleuf B in minuteneenheden onder de huidige opnamecondities.
Scherm Network Status
Geeft de netwerkverbindingsstatus weer.
Displayonderdeel
Wireless LAN Draadloze netwerkinstelling
Wired LAN Bekabelde LAN-
Modem Draadloze netwerkinstelling
Beschrijving
en verbindingsstatus
netwerkinstelling en verbindingsstatus
en verbindingsstatus van USB-tethering
Scherm File Transfer Status
Geeft bestandsoverdrachtinformatie weer.
Displayonderdeel
Auto Upload (Proxy)
Job Status (Remain / Total)
Total Transfer Progress
Default Upload Server
Current File Transfer Progress
Current Transferring File Name
Server Address Adres van transmissie-
Destination Directory
Beschrijving
Aan/uit-status van de functie Auto Upload (Proxy)
Resterend aantal taken en totaal aantal taken
Overdrachtsvoorgang van alle taken
Naam van Auto Upload (Proxy) bestemmingsserver
Overdrachtsvoortgang van de huidige bestandsoverdracht
Naam van het bestand dat momenteel wordt overgedragen
bestemmingsserver Bestemmingsdirectory voor
transmissiebestemmings­server
Gebruik van aanraakschermen voor instellen
Schermindeling
Onderdeel
Selectie-opties
Naam onderdeel
Bediening
1 Tik op een configuratie-onderdeel.
Tik
De selectieopties voor de waarde verschijnen.
2 Sleep naar of tik op een instelling om de
3 Tik op de toets Set of de
[Tips]
Druk op de knop CANCEL/BACK om naar de vorige

waarde te gaan. U kunt ook de multifunctionele regelaar of

keuzeschakelaar gebruiken. Aanraakbediening kan ook worden uitgeschakeld

(pagina 99).
Set-toets (toepassen)
Markering die de huidige instelling aangeeft
Selectiecursor voor instellen (oranje kader)
waarde te selecteren.
Aantikken
waardeselectiecursor. De waarde wordt toegepast en het display keert terug naar het vorige scherm.

2. Voorbereiding

17

Stroomvoorziening

U kunt een accuset gebruiken of netstroom via een netadapter. Gebruik voor uw veiligheid alleen de hieronder vermelde Sony accusets en netadapters.
Lithium-ion accusets
BP-U35 (meegeleverd) BP-U60 BP-U60T BP-U70 BP-U90 BP-U100
Acculaders
BC-CU1 (meegeleverd) BC-U1A BC-U2A
Netadapter (meegeleverd)
[LET OP]
Bewaar accusets niet op plaatsen die blootstaan aan direct zonlicht, open vuur of hoge temperaturen.
[Opmerkingen]
Gebruik bij werken op een locatie met netstroombron

de meegeleverde netadapter. Zet de POWER-schakelaar altijd in de stand Off

voordat u een accu of netadapter aansluit. Als de aansluiting plaatsvindt terwijl de POWER-schakelaar op On staat, kan de camcorder in sommige gevallen mogelijk niet starten. Als de camcorder niet kan worden gestart, zet de POWER-schakelaar dan in de Off-stand en maak de accuset of de netadapter tijdelijk los, en wacht vervolgens 30 seconden alvorens opnieuw aan te sluiten. (Als de netadapter is aangesloten terwijl de camcorder werkt op de accuset, kan deze zonder problemen worden aangesloten met de POWER-schakelaar in de aan­stand).
Een accuset gebruiken
Om een accuset aan te sluiten steekt u deze zo ver mogelijk in de aansluitopening (pagina 7) en schuift u deze daarna omlaag om de set vast op zijn plaats te vergrendelen.
Om een accuset te verwijderen houdt u de knop BATT RELEASE (pagina 7) ingedrukt, schuift u de accuset omhoog en trekt deze vervolgens uit de aansluitopening.
Knop BATT RELEASE
[Opmerkingen]
Laad voor het bevestigen van een accuset de accu

op met de speciale accu-opladers BC-CU1, BC-U1A, of BC-U2A. Opladen van een accuset als deze nog warm is

(bijvoorbeeld direct na gebruik) kan resulteren in het niet volledig opladen van de accu.
De resterende capaciteit controleren
Bij het filmen/afspelen bij gebruik van een accuset wordt de resterende accucapaciteit weergegeven in de zoeker (pagina 11).
Pictogram Betekenis
91% t/m 100%
71% t/m 90%
51% t/m 70%
31% t/m 50%
11% t/m 30%
0% t/m 10%
De camcorder geeft de resterende capaciteit aan door de beschikbare tijd met de accuset te berekenen als de werking wordt voortgezet met het huidige energieverbruik.
Als de acculading minder wordt
Als de resterende acculading tijdens gebruik onder een bepaald niveau daalt (status Low Battery), verschijnt er een bericht dat de accu bijna leeg is en begint het opname/tally­lampje te knipperen om u te waarschuwen. Als de resterende acculading onder het niveau komt waarop verder werken niet mogelijk is (status Battery Empty) verschijnt een melding dat de accu leeg is. Vervangen door een opgeladen accuset.
De waarschuwingsniveaus wijzigen
Vanuit de fabriek is het niveau Low Battery ingesteld op 10% van de volledige acculading en het niveau Battery Empty op 3%. U kunt het waarschuwingsniveau instellen met Camera Battery Alarm (pagina 101) in het menu Technical van het hoofmenu.
De accuset opladen met behulp van de meegeleverde acculader (BC-CU1)
1 Sluit de netadapter (meegeleverd) aan op
de acculader en sluit het netsnoer (meegeleverd) aan op de netstroombron.
2 Duw de accu erin en schuif deze in de
richting van de pijl. De CHARGE-lamp gaat oranje branden en het opladen begint.
CHARGE-lamp
Netadapter
Netsnoer
CHARGE-lamp (oranje)
Brandt: Laadt op Knippert: Oplaadfout, of de temperatuur
bevindt zich buiten bedrijfstemperatuur en het opladen wordt gepauzeerd.
De CHARGE-lamp van de acculader.

Gebruik altijd originele Sony-accu's.

2. Voorbereiding: Stroomvoorziening
18
Laadtijd
Geschatte tijd (in minuten) die vereist is om een volledig ontlade accuset op te laden.
Accuset Volledige laadtijd
BP-U35 120 minuten
[Opmerking]
Als de netadapter wordt losgekoppeld van de acculader en de accu blijft aangesloten op de acculader, gaat de accu zich ontladen.
Netstroom gebruiken
Als de camcorder op de netstroom wordt aangesloten is gebruik zonder zorgen over het opladen van de accuset mogelijk.
Netsnoer
Sluit de netadapter aan op de DC IN­aansluiting op de camcorder en sluit het netsnoer (meegeleverd) aan op de netstroombron.
Als het uitgangsvoltage van de netadapter laag wordt
Netstroomingang
Netadapter
De waarschuwingsvoltages wijzigen
Het niveau van DC Low Voltage1 is vanuit de fabriek ingesteld op 16,5V en het niveau van DC Low Voltage2 op 15,5V. U kunt de waarschuwingsniveaus instellen met Camera DC IN Alarm (pagina 101) in het menu Technical.
Netadapter
Sluit een netadapter niet aan of gebruik

deze in een krappe ruimte, zoals tussen een muur en meubels. Steek de netadapter in het dichtstbijzijnde

stopcontact. Als er zich tijdens het werken een probleem voordoet, trek dan onmiddellijk het netsnoer uit het stopcontact. Maak geen kortsluiting met de metalen

onderdelen van de stekker van de netadapter. Dit heeft een defect tot gevolg. De accu kan niet worden opgeladen als

deze aan de camcorder is bevestigd, zelfs als de netadapter is aangesloten. Pak bij het loskoppelen van de netadapter

de stekker rechtstreeks vast en trek deze recht uit het stopcontact. Trekken aan de kabel kan een defect veroorzaken.
Als het uitgangsvoltage van de netadapter tijdens bedrijf onder een bepaald niveau komt (status DC Low Voltage1), verschijnt er een melding dat het voltage van de netadapter is gedaald en gaat het opname/tally-lampje gaat knipperen. Als het uitgangsvoltage van de netadapter tijdens bedrijf onder het niveau komt waarop gebruik niet meer mogelijk is (status DC Low Voltage2) verschijnt er een melding dat het voltage van de netadapter te laag is. Als dit gebeurt kan de netadapter defect zijn. Controleer de netadapter, zoals vereist.
2. Voorbereiding
19

Apparaten aansluiten

De microfoon aansluiten (apart aanschaffen)
1 Plaats de microfoon in de
microfoonhouder.
2 Sluit de microfoonkabel aan op de
aansluitingen INPUT1 of INPUT2.
1
2
1
2
LINE MIC
LINE MIC
+48V
MIC
INPUT1 INPUT2
+48V
MIC
INPUT
Microfoon
Microfoonhouder
3 Plaats de microfoonkabel in de
kabelhouder, zoals in de afbeelding wordt weergegeven.
Kabelhouder
[Tips]
Als de microfoon niet stabiel kan worden bevestigd,

gebruik dan de afstandhouder die bij de microfoon wordt geleverd. Afhankelijk van het bevestigde objectief kan het

uiteinde van de microfoon zichtbaar zijn in het camcorderbeeld. Pas de positie van de microfoon aan.
De zoeker bevestigen
[Opmerking]
Bevestig/verwijder de zoeker als de camcorder is uitgeschakeld.
De zoeker aan de voorkant van de draaggreep bevestigen
1 Plaats de montageklemadapter van de
zoeker in de zoekerbevestiging van de draaggreep () en draai de schroef (meegeleverd) naar rechts om de adapter op zijn plaats te fixeren (). De montageklemadapter kan vrij worden bevestigd in stappen van 45°, maar de positie waarbij het bevestigingspunt zich direct boven de schroef bevindt, wordt geadviseerd.
Schroef
Montageklemadapter van de zoeker
2 Monteer de zoekerklem op de
montageklemadapter van de zoeker () en draai de vergrendelknop naar rechts om de adapter op zijn plaats te fixeren ().
[Opmerking]
Zorg dat de vergrendelknop bij gebruik van de zoeker stevig vast zit. De zoeker kan eraf vallen als de vergrendelknop niet stevig vastgedraaid is.
3 Lijn de -markering op de camcorder uit
met de -markering op de zoekeraansluiting, en bevestig de kabel. Zorg dat de -markering zich aan de buitenzijde bevindt, alvorens de stekker te plaatsen.
4 Plaats het snoer in de snoerhouder, zoals
weergegeven in de afbeelding.
Kabelhouder
2. Voorbereiding: Apparaten aansluiten
20
De zoeker aan de achterkant van de draaggreep bevestigen
Er zijn twee bevestigingspunten, aan de achterkant van de draaggreep () en aan de achterkant van de camcorder () voor het bevestigen van de zoeker. Bevestig de zoeker op dezelfde manier als beschreven in "De zoeker aan de voorkant van de draaggreep bevestigen".
De positie van de zoeker aanpassen
Kantel de zoeker omhoog/omlaag/vooruit/ achteruit om de hoek van de zoeker aan te passen. U kunt de MIRROR-schakelaar gebruiken om het beeld om te draaien als u bijvoorbeeld vanaf de voorkant van de camcorder kijkt.
[Tip]
Als het apparaat niet wordt gebruikt of wordt getransporteerd, wordt geadviseerd de zoeker in een positie te plaatsen zoals in de volgende afbeelding, om de zoeker te beschermen.
De zoeker verwijderen
Maak de vergrendelknop van de zoeker los en voer de handelingen voor het bevestigen van de zoeker in de omgekeerde volgorde uit.
De zoekerkap bevestigen
2 Bevestig de metalen beugel aan de
bovenkant van de zoekerkap aan de haak aan de bovenkant van de zoeker en bevestig de metalen clip aan de onderkant van de zoekerkap aan de haak aan de onderkant van de zoeker.
Bevestigingshaken
3 Duw de vergrendelplaat aan de onderkant
van de zoekerkap in de richting van de pijl om de zoeker in kappositie te vergrendelen.
Vergrendelingsplaat
[Opmerking]
Houd bij het verplaatsen van de zoeker de body van de zoeker vast als u verplaatst. Niet vastpakken aan de zoekerkap.
De zoekerkap verwijderen
Maak de klem van de zoekerkapvergrendeling los en verwijder de zoekerkap van de zoeker.
1 Open de metalen clips op de zoekerkap.
De zoekerkap openen
Trek de middenonderkant van de zoekerkap uit naar u toe, en duw vervolgens omhoog om de kap te openen.
2. Voorbereiding: Apparaten aansluiten
21
De afstandsbedieningsgreep bevestigen
[Opmerking]
Bevestig of verwijder de afstandsbedieningsgreep terwijl de camcorder is uitgeschakeld.
1 Sluit de kabel aan op de aansluiting van
de afstandsbedieningsgreep.
2 Breng de bevestiging van de
afstandsbedieningsgreep van de camcorder en de montagemarkering op de greep op één lijn (), bevestig de greep aan de camcorder en draai deze langzaam naar links (). U hoort een klikgeluid als de greep in positie vergrendelt.
Indexmarkering
[Opmerking]
Als correcte bevestiging niet lukt, bevestig dan opnieuw zonder overmatige kracht op de afstandsbedieningsgreep of op de camcorder uit te oefenen.
3 Steek de in stap twee aangesloten kabel
onder de sleuf van de afstandsbedieningsgreep, zoals in de afbeelding wordt weergegeven.
De hoek van de afstandsbedieningsgreep aanpassen
U kunt de hoek van de afstandsbedieningsgreep aanpassen over een bereik zoals weergegeven in de volgende afbeelding, om deze aan te passen aan uw stijl van filmen.
Standaardpositie
Naar het objectief gedraaid (90° max.)
1 Beweeg de rotatieregelaar op de
draaggreep naar de in de afbeelding weergegeven stand, en draai de greep terwijl u de regelaar ingedrukt houdt.
2 Haal uw vinger van de rotatieregelaar op
de draaggreep bij de gewenste stand.
3 Verplaats de greep enigszins tot u een
klikgeluid hoort, wat aangeeft dat de greep op zijn plaats is vergrendeld. Als de draaggreep is gezekerd, keert de rotatieregelaar terug naar de oorspronkelijke stand.
[Opmerking]
Als de kabel niet onder de sleuf wordt geplaatst kan het wijzigen van de hoekbevestiging overmatig veel kracht uitoefenen op de kabel, of de kabel kan klem komen te zitten in het draaimechanisme.
Naar de achterkant gedraaid (83° max.)
[Opmerkingen]
Controleer na het wijzigen van de stand altijd of de

greep stabiel is geplaatst. De hoek kan niet verder worden aangepast dan

binnen het aanpassingsbereik. Gebruik geen overmatige kracht bij het draaien van de greep.
2. Voorbereiding: Apparaten aansluiten
22
De greep vasthouden (geadviseerde methode)
Er zijn geen regels voor het vasthouden van de greep, maar het volgende voorbeeld toont een manier voor makkelijke bediening van de greep.
Bij gebruik van de knop ASSIGN 5 of keuzeschakelaar
A: Bedien de toewijsbare regelaar van de handgreep met uw wijsvinger. B: Bedien de keuzeschakelaar en de knop ASSIGN 5 met uw duim. C: Houd de handgreep stevig vast met uw middelvinger, ringvinger en pink.
Bij bedienen van de Zoom
A: bedien de zoomregelaar met uw wijsvinger en middelvinger. B: Houd de greep stevig vast met uw duim. C: Houd de greep stevig vast met uw ringvinger en pink.
De greep verwijderen
[Opmerking]
Plaats bij het verwijderen van de greep de camcorder op een vlak oppervlak, zoals een bureau.
1 Maak de kabel los van de aansluiting van
de afstandsbedieningsgreep.
2 Houd de vrijgaveknop voor de
afstandsbedieningsgreep op de camcorder ingedrukt en draai de greep naar rechts tot deze loskomt.
Vrijgaveknop voor de afstandsbedieningsgreep
[Tip]
Er kan een rozet worden bevestigd aan zowel het greepbevestigingspunt op het apparaat als het bijbehorende bevestigingspunt op de greep. Neem voor details over het aanschaffen van rozetten contact op met uw Sony-dealer.
– Camcorderzijde: 4-546-932- (optie) – Greepzijde: 4-547-089- (optie) – Bevestigingsschroeven*
Camcorderzijde: 7-627-556- (optie) Greepzijde: 7-627-556- (optie)
* Voor elke rozet zijn vier schroeven vereist
(schroefgaten worden aangegeven door de cirkels in de volgende afbeelding). Gebruik van andere schroeven dan vermeld kan schade aan externe onderdelen veroorzaken.
Een objectief bevestigen
[LET OP]
Laat het objectief niet met de lens in de zon liggen. Direct zonlicht kan de lens binnendringen, een brandpunt vormen in de camcorder en zo brand veroorzaken.
[Opmerkingen]
Bevestig/verwijder een objectief als de camcorder is

uitgeschakeld. Een objectief is een precisiecomponent. Plaats

het objectief niet op een oppervlak met de objectiefbevestiging omlaag. Bevestig de meegeleverde objectiefbevestigingsdop.
[Tip]
Neem voor details over objectieven die door de camcorder worden ondersteund contact op met uw Sony servicevertegenwoordiging.
Een objectief met E-bevestiging bevestigen
1 Verwijder de lensdop en kap van de
camcorder en het objectief.
2 Lijn de objectiefmontagemarkering (wit)
uit met de camcorder, plaats het objectief en draai het daarna naar rechts. U hoort een klikgeluid als de greep in positie vergrendelt.
Bevestigingsmarkeringen (wit)
[Opmerking]
Druk niet op de objectiefvrijgaveknop bij het bevestigen van het objectief.
Een objectief met A-bevestiging bevestigen
Om een objectief met A-bevestiging te gebruiken bevestigt u een objectiefadapter (optie) en bevestigt u vervolgens het objectief met A-bevestiging.
[Opmerking]
Bij gebruik van een objectief met A-bevestiging wordt het diafragma handmatig ingesteld en is de scherpstelling ingesteld op MF.
Een objectief verwijderen
Verwijder een objectief met de volgende procedure.
1 Houd de objectiefvrijgaveknop ingedrukt
en draai het objectief naar links terwijl u het ondersteunt.
Camcorderzijde Greepzijde
2 Trek het objectief er in voorwaartse
richting uit.
2. Voorbereiding: Apparaten aansluiten
23
[Opmerkingen]
Lijn bij het verwijderen van een objectief

de bevestigingsmarkering op de objectiefvergrendelingsring uit met de bevestigingsmarkering op de camcorder. Pak het objectief stevig vast, zodat het niet kan vallen.

Als er niet direct een ander objectief wordt bevestigd,

bevestig dan altijd de bodydop.
Diafragma-aanpassingen voor objectieven met Auto Iris-schakelaar
Als de Auto Iris van het objectief is ingesteld

op AUTO, wordt het diafragma automatisch aangepast, maar kan ook handmatig vanaf de camcorder worden ingesteld. Als de Auto Iris van het objectief is ingesteld

op MANUAL, kan het diafragma alleen worden aangepast met de objectiefring. Bediening van het diafragma vanaf de camcorder heeft geen effect.
Scherpstellingsaanpassingen voor objectieven met scherpstellingsschakelaar
Als de scherpstellingsschakelaar voor het

objectief is ingesteld op AF/MF of AF, wordt de scherpstelling automatisch aangepast en kan ook handmatig worden aangepast vanaf een afstandsbediening. Als de scherpstellingsschakelaar van

het objectief is ingesteld op MF, wordt de scherpstelling aangepast met de objectiefring en kan ook handmatig worden aangepast vanaf een afstandsbediening.
[Opmerking]
Bij gebruik van een objectief met A-bevestiging is handmatige aanpassing vanaf een afstandsbediening mogelijk niet beschikbaar.
Als de scherpstellingsschakelaar van een

objectief is ingesteld op Full MF, kan de scherpstelling alleen worden aangepast met de objectiefring. Bediening van de scherpstelling op de camcorder heeft geen effect.
Een statief bevestigen
Gebruik de schroefopening op de camcorder voor het bevestigen van een statief. Gebruik van de statiefbevestiging op het objectief kan schade veroorzaken.
2. Voorbereiding
24

Basisbediening van de camcorder configureren

De eerste keer dat de camcorder wordt ingeschakeld of als de back-upaccu volledig is ontladen verschijnt het beginscherm voor instellingen in de zoeker. Stel in dit scherm de datum en tijd van de interne klok in.
Time Zone
Time Zone stelt het tijdsverschil in met UTC (Coordinated Universal Time). Wijzig zo nodig de instelling.
De datum en tijd instellen
Gebruik de keuzeschakelaar (pagina 7) of de multifunctionele regelaar (pagina 5) om onderdelen en instellingen te selecteren en druk vervolgens op de toepassingsknop van de keuzeschakelaar om de instellingen toe te passen en het lopen van de klok te starten. Zodra het instelscherm is gesloten kunt u de datum, tijd en tijdzone-instelling wijzigen met Clock Set (pagina 106) in het menu Maintenance.
[Opmerkingen]
Als de klokinstelling verloren gaat omdat de back-

up-batterij leeg is vanwege gedurende langere tijd geen aangesloten voeding (geen accuset en geen DC IN stroombron), wordt het oorspronkelijke instellingenscherm weergegeven als u de camcorder weer inschakelt. Terwijl het beginscherm voor instellingen wordt

weergegeven is er geen andere bediening mogelijk, behalve het apparaat in- of uitschakelen, totdat u de instellingen in dit scherm heeft afgerond. De camcorder heeft een ingebouwde oplaadbare

batterij voor het opslaan van datum, tijd en andere instellingen, zelfs als de camcorder wordt uitgeschakeld.
Configureer voor het filmen de voor de toepassing geschikte basisbediening van de camcorder op het scherm status Project.
Opnamemodus
U kunt de opnamemodus schakelen tussen "modus Custom" om flexibel op locatie beelden te maken en "Cine EI-modus" (waarbij de camcorder op dezelfde manier wordt bediend als een filmcamera, met beeldmateriaal ontwikkeld in postproductie). Stel de opnamemodus in met Shooting Mode (pagina 15) op het scherm status Project.
[Tip]
U kunt ook de opnamemodus instellen met Base Setting >Shooting Mode (pagina 82) in het menu Project van het hoofdmenu.
Custom modus
In de Custom filmmodus kunt u de videostandaard selecteren. U kunt de videostandaard instellen met Base Setting >Target Display (pagina 82) in het menu Project van het hoofdmenu.
SDR(BT.709): Filmen volgens HD broadcast-

norm HDR(HLG): Filmen volgens de nieuwe

generatie 4K broadcast-norm
Zie voor details pagina 56.
Cine EI-modus
Als de opnamemodus is ingesteld op de modus Cine EI, selecteer dan het basiskleurbereik voor het opnamesignaal en uitgangssignaal. Het hier geselecteerde kleurbereik is het kleurbereik van de video­uitvoer als MLUT is ingesteld op Off. U kunt het kleurbereik instellen met Cine EI Setting >Color Gamut (pagina 83) in het menu Project van het hoofdmenu.
S-Gamut3.Cine/SLog3: Makkelijk voor het

aanpassen van kleurbereik voor digitale cinema (DCI-P3). S-Gamut3/SLog3: breed Sony kleurbereik

dat het ITU-R BT.2020 kleurbereik omvat.
Zie voor details pagina 58.
[Opmerkingen]
Cine EI-modus heeft de volgende beperkingen.

Functies die niet automatisch kunnen worden

aangepast (tracking)
– Witbalans – Versterking – Sluiter
Functies die niet kunnen worden geconfigureerd

– ISO gevoeligheid/versterking (ingesteld op
basis-ISO-gevoeligheid (vast))
– Menu-instellingen Paint/Look (exclusief Base
Look)
– Scene File (uitgeschakeld)
De volgende functies zijn alleen beschikbaar in de

modus Cine EI (pagina 58).
Exposure Index

Monitor LUT

Systeemfrequentie
Stel de systeemfrequentie in met Frequency/ Scan (pagina 15) op het scherm status Project. De camcorder kan mogelijk automatisch herstarten na overschakeling, afhankelijk van de geselecteerde waarde.
[Tip]
U kunt de systeemfrequentie ook instellen met Rec Format >Frequency (pagina 82) in het menu Project van het hoofdmenu.
[Opmerking]
U kunt de systeemfrequentie niet overschakelen tijdens opnemen of afspelen.
Scanmodus beeldsensor
U kunt de effectieve beeldgrootte en resolutie van de beeldsensor instellen. Stel de scanmodus in met Imager Scan (pagina 15) op het scherm status Project.
FF: volledige kadergrootte.

S35: Super 35mm size.

[Tip]
U kunt de scan modus ook instellen met Rec Format >Imager Scan Mode (pagina 82) in het menu Project van het hoofdmenu.
[Opmerkingen]
De scanmodus van de beeldsensor kan niet worden

omgeschakeld tijdens opnemen of afspelen. Indien ingesteld op S35 is het videoformaat beperkt

tot 1920×1080.
Codec
Stel de codec in met Codec (pagina 15) op het scherm status Project.
[Tip]
U kunt de codec ook instellen met Rec Format >Codec (pagina 82) in het menu Project van het hoofdmenu.
[Opmerking]
U kunt de codec niet omschakelen tijdens opnemen of afspelen.
2. Voorbereiding: Basisbediening van de camcorder configureren
25
Video-indeling
U kunt de video-indeling voor opnemen instellen. Stel de video-indeling in met Video Format (pagina 15) op het scherm status Project.
[Tip]
U kunt de video-indeling ook instellen met Rec Format >Video Format (pagina 82) in het menu Project van het hoofdmenu.
[Opmerkingen]
U kunt de video-indeling niet omschakelen tijdens

opnemen of afspelen. Er kunnen beperkingen gelden voor het signaal van

de aansluitingen SDI OUT en HDMI OUT, afhankelijk van de instelling voor video-indeling.
2. Voorbereiding
26

Geheugenkaarten gebruiken

De camcorder neemt audio en video op CFexpress Type A geheugenkaarten (apart verkrijgbaar) op of op SDXC geheugenkaarten (apart verkrijgbaar) die in kaartsleuven zijn geplaatst. De geheugenkaarten worden ook gebruikt voor proxy-opname, het opslaan/laden van instellingen en tijdens upgraden (software-update).
Over CFexpress Type A geheugenkaarten
Gebruik in de camcorder de Sony CFexpress Type A geheugenkaarten* vermeld in “Aanbevolen media” (pagina 27). Raadpleeg voor details over werken met media van andere fabrikanten de gebruiksaanwijzing voor de media of de informatie van de producent.
* In dit document aangeduid als "CFexpress geheugenkaarten".
Over SDXC-geheugenkaarten
Gebruik in de camcorder de SDXC geheugenkaarten* vermeld in “Aanbevolen media” (pagina 27).
* In dit document aangeduid als "SD-kaarten".
2. Voorbereiding: Geheugenkaarten gebruiken
27
Aanbevolen media
De gegarandeerde functioneringscondities variëren afhankelijk van de instellingen voor Rec Format en Recording. Ja: Functioneren wordt ondersteund Nee: Normaal functioneren niet gegarandeerd
Opname-indeling CFexpress
Type A
VPG400 Class10 U1 U3 VSC
RAW Out & XAVC-I
4096×2160 Class300
3840×2160 Class300
Normale modus 59.94P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
50P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
29.97P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja 25P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja 24P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
23.98P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
Normale modus 59.94P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
50P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
29.97P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja 25P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
23.98P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
S&Q (60fps of minder) 59.94P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
50P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
29.97P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja 25P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
23.98P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
S&Q (100fps, 120fps) 59.94P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
50P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
29.97P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee 25P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
23.98P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
SDXC
V10
VSC V30
VSC V60
VSC V90
2. Voorbereiding: Geheugenkaarten gebruiken
28
XAVC-I 4096×2160
Class300
3840×2160 Class300
Opname-indeling CFexpress
SDXC
Type A
VPG400 Class10 U1 U3 VSC
V10
Normale modus 59.94P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
50P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
29.97P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja 25P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja 24P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
23.98P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
S&Q (60fps of minder) 59.94P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
50P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
29.97P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja 25P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja 24P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
23.98P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
Normale modus 59.94P Ja
50P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
29.97P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja 25P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
23.98P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
S&Q (60fps of minder) 59.94P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
50P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
29.97P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja 25P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
23.98P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
S&Q (100fps, 120fps) 59.94P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
50P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
29.97P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee 25P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
23.98P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
VSC V30
VSC V60
VSC V90
Nee
2. Voorbereiding: Geheugenkaarten gebruiken
29
XAVC-I 1920×1080
Class100
Opname-indeling CFexpress
SDXC
Type A
VPG400 Class10 U1 U3 VSC
V10
Normale modus 59.94P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
50P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
29.97P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja 25P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
23.98P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
S&Q (60fps of minder) 59.94P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
50P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
29.97P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja 25P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
23.98P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
S&Q (100fps, 120fps) 59.94P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
50P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
29.97P Ja Nee Nee 25P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
23.98P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
S&Q (150fps, 180fps) 59.94P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
50P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
29.97P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee 25P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
23.98P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
S&Q (200fps, 240fps) 59.94P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
50P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
29.97P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee 25P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
23.98P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Nee Nee Nee Nee Ja
VSC V30
VSC V60
VSC V90
2. Voorbereiding: Geheugenkaarten gebruiken
30
XAVC-L 3840×2160
420
1920×1080 HD50
Opname-indeling CFexpress
SDXC
Type A
VPG400 Class10 U1 U3 VSC
V10
Normale modus 59.94P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
50P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
29.97P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja 25P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
23.98P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
S&Q (60fps of minder) 59.94P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
50P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
29.97P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja 25P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
23.98P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
S&Q (100fps, 120fps) 59.94P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
50P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
29.97P Ja Nee Nee 25P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
23.98P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Normale modus 59.94P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
50P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
29.97P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja 25P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
23.98P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
S&Q (60fps of minder) 59.94P Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
50P Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
29.97P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja 25P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
23.98P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
S&Q (100fps, 120fps) 59.94P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
50P Ja Nee Nee Ja Nee Ja
29.97P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja 25P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
23.98P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
Nee Nee Nee Nee Ja
VSC V30
VSC V60
Ja Ja
VSC V90
2. Voorbereiding: Geheugenkaarten gebruiken
31
XAVC-L 1920×1080
HD50
1920×1080 HD35
Opname-indeling CFexpress
SDXC
Type A
VPG400 Class10 U1 U3 VSC
V10
S&Q (150fps, 180fps) 59.94P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
50P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
29.97P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja 25P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
23.98P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
S&Q (200fps, 240fps) 59.94P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
50P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
29.97P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja 25P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
23.98P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
Normale modus 59.94P Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
50P Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
29.97P Ja 25P Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
23.98P Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
S&Q (60fps of minder) 59.94P Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
50P Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
29.97P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja 25P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
23.98P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
S&Q (100fps, 120fps) 59.94P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
50P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
29.97P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja 25P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
23.98P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
S&Q (150fps, 180fps) 59.94P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
50P Ja Nee Nee Ja Nee Ja
29.97P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja 25P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
23.98P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
S&Q (200fps, 240fps) 59.94P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
50P Ja Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja
29.97P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja 25P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Ja Ja
23.98P Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
VSC V30
VSC V60
Ja Ja
VSC V90
2. Voorbereiding: Geheugenkaarten gebruiken
32
Een geheugenkaart plaatsen
1 Open de mediaklep van het
kaartsleufgedeelte.
2 Plaats een geheugenkaart.
Bij CFexpress-kaarten wijst het etiket

naar links.
Etiket
Voor SD-kaarten wijst het etiket naar

rechts met de schuin afgeplatte hoek aan de onderkant.
Afgeschuinde hoek
De toegangsindicator (pagina 6) brandt rood, en gaat branden als de kaart onbruikbaar is.
[Opmerking]
Als de toegangsindicator doorlopend rood knippert en niet groen wordt, schakel de camcorder dan tijdelijk uit, verwijder de geheugenkaart en zet deze er weer opnieuw in.
3 Sluit de mediaklep.
[Opmerkingen]
De geheugenkaart, de geheugenkaartsleuf en

beeldgegevens op de geheugenkaart kunnen beschadigd raken als de kaart geforceerd verkeerd om in de sleuf wordt geplaatst. Gebruik bij opnemen op media die zijn geplaatst

in zowel CFexpress Type A/SD-kaartsleuven A als B media die worden geadviseerd voor gebruik met de gebruikte opname-indeling in beide sleuven.
Een geheugenkaart uitwerpen
Open de mediaklep van het kaartgedeelte en druk de geheugenkaart voorzichtig een klein stukje naar binnen om de kaart uit te werpen.
[Opmerkingen]
Als de camcorder is uitgeschakeld of als de

geheugenkaart wordt verwijderd terwijl er gegevens worden uitgewisseld kan de integriteit van de gegevens op de kaart niet worden gegarandeerd. Alle gegevens op de kaart kunnen verloren gaan. Controleer altijd of de toegangsindicator groen is of niet brandt, alvorens de camcorder uit te schakelen of de geheugenkaart te verwijderen. Als een geheugenkaart direct na beëindiging van een

opname wordt verwijderd kan deze heet zijn, maar dit duidt niet op een probleem.
Geheugenkaarten formatteren (initialiseren)
Als een niet geformatteerde geheugenkaart of een geheugenkaart wordt geplaatst die is geformatteerd met andere specificaties,
verschijnt in de zoeker de melding "Media Needs to be Formatted". Formatteer de kaart met de volgende procedure.
1 Selecteer Format Media (pagina 92) in
het menu TC/Media van het hoofdmenu.
2 Selecteer Media(A) (sleuf A) of Media(B)
(sleuf B) en kies de formatteerwijze, (Full Format of Quick Format). Er verschijnt een bevestigingsmelding.
Full Format: Initialiseert de media

volledig, inclusief de dataregio en databeheerinformatie. Quick Format: Initialiseert alleen de

databeheerinformatie van de media.
3 Selecteer Execute.
Er verschijnt een melding terwijl het formatteren bezig is en de toegangsindicator brandt rood. Als het formatteren is voltooid, verschijnt hiervan een melding. Druk op de multifunctionele regelaar om de melding te verwijderen.
[Opmerkingen]
Het formatteren van een geheugenkaart wist alle

gegevens, inclusief opgenomen videogegevens en configuratiebestanden. Er kunnen meldingen verschijnen tijdens de

uitvoering, afhankelijk van de duur van het formatteringsproces.
Als het formatteren mislukt
Geheugenkaarten die niet worden ondersteund door de camcorder kunnen niet worden geformatteerd. Er verschijnt een waarschuwingsmelding. Volg de instructies voor het vervangen van de kaart door een ondersteunde geheugenkaart.
Een op de camcorder geformatteerde kaart gebruiken in de sleuf van een ander apparaat
Maak eerst een back-up van de kaart en formatteer vervolgens de kaart in het apparaat dat wordt gebruikt.
De resterende opnametijd controleren
Bij het filmen (opnemen/stand-by) kunt u de resterende capaciteit van de geheugenkaart in elke sleuf monitoren met de sleuf A/B resterende media-indicators in de zoeker (pagina 11). De resterende opnametijd wordt berekend met de resterende capaciteit van de media in elke sleuf en de huidige video­indeling (opname-bitrate), en wordt in minuteneenheden weergegeven.
Geheugenkaart vervangingstiming
Wanneer de totale resterende opnametijd

op de twee geheugenkaarten minder dan 5 minuten wordt, verschijnt het bericht "Media Near Full", begint het opname/tally­lampje te knipperen en zal een pieptoon (hoofdtelefoonuitgang) u waarschuwen. Vervangen door media met vrije ruimte. Als u doorgaat met opnemen tot de totale

resterende opnametijd nul bereikt, wordt de melding gewijzigd naar "Media Full" en stopt de opname.
[Opmerking]
Op een geheugenkaart kunnen ongeveer 600 clips worden opgenomen.
2. Voorbereiding: Geheugenkaarten gebruiken
33
Geheugenkaarten herstellen
Als er zich om bepaalde redenen een fout zou voordoen in een geheugenkaart, moet de kaart vóór gebruik worden hersteld. Als u een geheugenkaart laadt die moet worden hersteld, verschijnt een melding op het zoekerscherm of u de kaart wilt herstellen.
Een kaart herstellen
Draai aan de multifunctionele regelaar (pagina 5) om Execute te selecteren en druk vervolgens op de multifunctionele regelaar. Er worden een melding en voortgangsstatus (%) weergegeven tijdens het formatteren en de toegangsindicator brandt rood. Als het herstellen is voltooid, verschijnt hiervan een melding.
Als herstellen mislukt
Geheugenkaarten waarop geheugenfouten

hebben plaatsgevonden kunnen niet worden hersteld. Er verschijnt een waarschuwingsmelding. Volg de instructies om de kaart te vervangen. Geheugenkaarten waarop geheugenfouten

hebben plaatsgevonden worden mogelijk onbruikbaar als ze worden geformatteerd. In sommige gevallen kunnen clips worden

hersteld en andere niet. De herstelde clips kunnen normaal worden afgespeeld.
[Opmerkingen]
Herstel media die zijn opgenomen met deze

camcorder ook met deze camcorder. Media die zijn opgenomen met een ander apparaat

dan deze camcorder of met een andere (soft- of firmware)versie van deze camcorder (ook al is het hetzelfde model) mogen niet met deze camcorder worden hersteld. Clips die korter zijn dan 2 seconden kunnen niet

worden hersteld.

3. Filmen

34

Basisbediening

Eenvoudig filmen wordt als volgt uitgevoerd.
1 Bevestig de vereiste apparaten en
controleer of er stroom beschikbaar is.
2 Plaats de geheugenkaart(en). 3 Zet de POWER-schakelaar in de stand on.
De POWER-indicator gaat aan en het camerabeeld verschijnt in de zoeker.
4 Druk op de knop START/STOP
(pagina 5). Het opname/tally-lampje brandt en de opname begint.
5 Om het opnemen te stoppen drukt u weer
op de knop START/STOP. Het opnemen stopt en de camcorder schakelt over op STBY (standby-modus).
[Opmerking]
Als de knop START/STOP voor opname binnen enkele seconden na het inschakelen van de camcorder wordt ingedrukt, gaat de opname/tally-lamp branden om aan te geven dat de eenheid zich in opnamemodus bevindt, maar opnemen op media kan nog enkele seconden op zich laten wachten, afhankelijk van de geselecteerde opname-indeling.
Overschakelen tussen geheugenkaarten
Als er twee geheugenkaarten zijn geplaatst, druk dan op de knop SLOT SELECT (pagina 6) om van kaart te wisselen. Opnemen schakelt automatisch over naar de tweede geheugenkaart, vlak voordat de capaciteit van de eerste kaart nul wordt (relay­opname). U kunt ononderbroken doorgaan met opnemen bij het overschakelen van geheugenkaart door de volle geheugenkaart te verwisselen voor een nieuwe geheugenkaart.
[Opmerking]
Tijdens afspelen kan niet worden overgeschakeld tussen geheugenkaarten. Ook het ononderbroken afspelen van een clip waarvan de media zich op twee geheugenkaarten bevinden is niet mogelijk.
Clips (opgenomen gegevens)
Als u stopt met opnemen worden de video, de audio en bijbehorende gegevens van start tot eind van de opname opgeslagen als één "clip" op een geheugenkaart.
Clipnamen
De naam van elke door de camcorder opgenomen clip wordt automatisch toegewezen volgens de indeling die is ingesteld in Clip Name Format (pagina 92) van het menu TC/Media van het hoofdfmenu.
Maximale cliplengte
Maximaal 6 uur per clip. De maximale duur van continue opname is hetzelfde als de maximale duur van een clip. Als de opnametijd de maximale duur van een clip overschrijdt, wordt automatisch een nieuwe clip aangemaakt en gaat het opnemen door. De nieuwe clip verschijnt als afzonderlijke clip op het pictogrammenscherm.
Meerder clips worden achter elkaar opgenomen tijdens relay-opname, maar het
opnemen stopt automatisch na ongeveer 24 uur.
[Opmerkingen]
Verwijder geen geheugenkaart tijdens het opnemen

als erop wordt opgenomen. Vervang tijdens het opnemen alleen geheugenkaarten in sleuven waarvan de sleuftoegangsindicator niet brandt. Als de resterende capaciteit op de geheugenkaart

waarop wordt opgenomen minder dan een minuut wordt en een beschrijfbare geheugenkaart in de andere sleuf wordt geplaatst, verschijnt het bericht "Will Switch Slots Soon". De melding verdwijnt nadat er is gewisseld van geheugenkaartsleuf. Relay-opname werkt mogelijk niet als het opnemen

is gestart als de resterende capaciteit van de geheugenkaart minder dan een minuut is. Controleer voor correcte relay-opname of de capaciteit van de geheugenkaart meer dan een minuut is, voordat het opnemen wordt gestart. Video die is gemaakt met de relay-functie van de

camcorder kan niet naadloos worden afgespeeld op de camcorder. Gebruik om video te combineren die is gemaakt

met de relay-functie van de camcorder de software "Catalyst Browse".
Audio monitoren
U kunt de audio die wordt opgenomen monitoren met een hoofdtelefoon. Als u een hoofdtelefoon op de hoofdtelefoonaansluiting (pagina 5) aansluit, kunt u de audio die wordt opgenomen monitoren. U kunt ook de afgespeelde audio monitoren (pagina 68) met de ingebouwde luidspreker (pagina 6) of hoofdtelefoon. U kunt het geluidsvolume van de te monitoren audio aanpassen met Volume (pagina 14) op het scherm Audio Status of Audio Output >Volume (pagina 97) in het menu Audio van het hoofdmenu. U kunt het te monitoren kanaal selecteren met Monitor CH (pagina 14) op het scherm Audio Status of Audio Output >Monitor CH (pagina 97) in het menu Audio van het hoofdmenu.
Tijdgegevens instellen
De tijdcode instellen
Stel de tijdcode in die moet worden opgenomen met Timecode (pagina 91) in het menu TC/Media van het hoofdmenu.
Userbits instellen
U kunt een 8-bits hexadecimaal getal aan het opgenomen beeld als userbits toevoegen. U kunt de userbits ook op de huidige tijd instellen. Instellen met Users Bit (pagina 91) in het menu TC/Media.
Tijdgegevens weergeven
Stel de tijdcode die moet worden weergegeven in met TC Display (pagina 91) >Display Select in het menu TC/Media. Indrukken van een toewijsbare knop (pagina 49) waaraan DURATION/TC/U-BIT is toegewezen, schakelt de weergave cyclisch om tussen tijdcode, userbits en tijdsduur.
De tijdcode invoer/uitvoer omschakelen
U kunt omschakelen tussen tijdcode invoer/ uitvoer met de keuzeschakelaar TC IN/OUT (pagina 4). Zie voor details pagina 114.
3. Filmen: Basisbediening
35
Een opname controleren (Rec Review)
U kunt de laatst opgenomen clip op het scherm controleren (opname controleren).
[Opmerking]
Rec Review wordt niet ondersteund als de video­indeling is gewijzigd na het opnemen van de clip.
Methode voor opname controleren
Wijs eerst Rec Review toe aan een van de toewijsbare knoppen. Druk na het stoppen van de opname op de toewijsbare knop (pagina 49) waaraan Rec Review is toegekend. Het afspelen van de laatste opgenomen clip begint. De clip wordt tot het eind afgespeeld, Rec Review wordt beëindigd en de camcorder gaat terug naar de modus STBY (standby).
Rec Review stoppen
Druk op de toewijsbare knop waaraan Rec Review is toegewezen of druk op de knop CANCEL/BACK.
Instellingen voor opname controleren
U kunt de startpositie voor afspelen aan een van de volgende posities toewijzen met de instelling Rec Review (pagina 99) in het menu Technical.
Laatste 3 seconden van de clip

Laatste 10 seconden van de clip

Begin van de clip

[Tip]
Als u een specifieke clip wilt controleren na het opnemen van meerdere clips, druk dan op de knop THUMBNAIL om het pictogrammenscherm weer te geven en selecteer de gewenste clip om deze af te spelen.
3. Filmen
36

De Zoom aanpassen

U kunt de zoom aanpassen volgens de condities waarin wordt gefilmd.
Als er een power-zoomobjectief is bevestigd, kunt u de zoom aanpassen met de zoomregelaar op de afstandsbedieningsgreep of de draaggreep. De zoomsnelheid varieert met de druk die op de regelaar wordt uitgeoefend. De camcorder is uitgerust met een zoomfunctie die gebruik maakt van het beeldsignaalverwerking met de naam Clear Image Zoom. Als Clear Image Zoom is ingeschakeld wordt zoom ondersteund, zelfs voor objectieven met vaste brandpuntsafstand (prime). Het kan ook worden gebruikt om het bereik te vergroten buiten het optische bereik op een powerzoom-objectief. De maximale zoomverhouding bij gebruik van Clear Image Zoom varieert, afhankelijk van de opnameresolutie.
Voor QFHD/4K-opnameresolutie: 1,5×

Voor HD-opnameresolutie: 2×

Het type zoom selecteren
Stel het zoomtype in met Zoom >Zoom Type (pagina 99) in het menu Technical van het hoofdmenu. Het type zoom varieert afhankelijk van het type objectief dat is bevestigd.
Bevestigd objectief
Prime objectief/ handmatig zoomobjectief
Instelling Zoom Type Optical Zoom
Only
Zoombediening met de regelaar wordt niet ondersteund.
On(Clear Image Zoom)
Clear Image Zoom wordt ondersteund.
Bevestigd objectief
Power­zoomobjectief
[Opmerkingen]
Clear Image Zoom is niet beschikbaar in de volgende

gevallen.
– Als S&Q Motion >Frame Rate (pagina 80) in het
menu Shooting van het hoofmenu hoger is dan 60fps
– Als Rec Format >Codec (pagina 82) in het menu
Project van het hoofdmenu is ingesteld op RAW of een optie die RAW bevat.
Het bedienen van de selectieschakelaar SERVO/

MANUAL op een objectief reset de vergroting van Clear Image Zoom naar 1×. Wanneer automatisch scherpstellen door indrukken

(AF-S) wordt uitgevoerd tijdens Clear Image Zoom, geeft de AF voorrang aan het gebied midden in het scherm.
Instelling Zoom Type Optical Zoom
Only
Alleen optische zoom
On(Clear Image Zoom)
Optische zoom en Clear Image Zoom worden ondersteund.
Zoom van de draaggreep instellen
Stel de zoominstelling van de draaggreep in met Handle Zoom (pagina 100) in het menu Technical van het hoofdmenu.
De richting van de zoomring instellen
Op sommige objectieven met E-bevestiging kan de draairichting van de zoomring worden omgedraaid. Stel de draairichting in met Lens >Zoom Ring Direction (pagina 100) in het menu Technical van het hoofdmenu.
3. Filmen
37

De scherpstelling aanpassen

U kunt de scherpstelling automatisch of handmatig aanpassen, afhankelijk van de condities waarin wordt gefilmd.
De scherpstelling handmatig aanpassen (Handmatig scherpstellen)
Om de scherpstelling handmatig aan te passen zet u de knop FOCUS (pagina 4) op de stand "MAN". Hiermee kunt u de scherpte handmatig aanpassen volgens de condities waarin wordt gefilmd. Handmatig scherpstellen is nuttig voor de volgende onderwerpen.
Onderwerpen aan de zijkant van een

venster die zijn bedekt met waterdruppels Onderwerpen met weinig contrast tegen

een achtergrond Onderwerpen die zich verder weg bevinden

dan de onderwerpen op de voorgrond
[Tip]
U kunt in de volgende gevallen automatische scherpstelling ook gebruiken, als handmatige aanpassing de hoofdmethode voor bediening is.
Als de AF-gevoeligheid voor objectverplaatsing is

ingesteld op 1(Locked) Als de schakelaar FOCUS is ingesteld op de stand "AF"

Bij het bedienen van de scherpstellingsring (AF Assist

pagina 40)
Scherpstellen door aanraken (Spot Focus)
In handmatige scherpstelmodus kunt u de plek aangeven waarop u wilt scherpstellen door deze aan te raken. Wilt u Spot Focus gebruiken, stel dan Focus> Touch Function in MF (pagina 80) in het menu Shooting in op Spot Focus.
Een markering voor Spot Focus wordt weergegeven wanneer u op de plek tikt waarop u wilt scherpstellen.
[Tips]
In de modus Spot Focus kunt u drukken op een

toewijsbare knop (pagina 49) die is toegewezen aan Push AF/Push MF om tijdelijk Spot Focus te stoppen en automatisch scherpstellen inschakelen voor zolang als u de knop ingedrukt houdt. De scherpstelling gaat terug naar handmatige scherpstelling als u de knop loslaat. De functie Spot Focus werkt niet als het objectief is

ingesteld op handmatige scherpstelling. U kunt de plaats voor Spot Focus niet opgeven als de

scherpstelling is vergroot of wanneer Touch Operation (pagina 99) in het menu Technical is ingesteld op Off.
Automatische scherpstelling tijdelijk gebruiken (Push Auto Focus (AF))
Als Focus >Push AF Mode (pagina 80) in het menu Shooting van het hoofdmenu is ingesteld op AF, druk dan op de knop PUSH AUTO FOCUS (pagina 4) in de modus handmatig scherpstellen om automatisch scherp te stellen als de knop wordt ingedrukt. Scherpstellen vindt plaats binnen het scherpstellingsgebied dat is ingesteld met Focus >Focus Area (pagina 80) in het menu Shooting van het hoofdmenu. De scherpstelling gaat terug naar handmatige scherpstelling als u de knop loslaat. Dit is nuttig als u de scherpstelling langzaam van het ene naar het andere onderwerp wilt verplaatsen tijdens handmatige scherpstelling.
[Tip]
Dezelfde werking wordt ondersteund bij gebruik van een toewijsbare knop (pagina 49) toegewezen aan Push AF/Push MF.
[Opmerking]
De functie Push Auto Focus werkt niet als het objectief is ingesteld op handmatige scherpstelling.
Eenmalig automatische scherpstelling gebruiken (Push Auto Focus (AF-S))
Stel Focus >Push AF Mode (pagina 80) in het menu Shooting van het hoofdmenu in op Single-shot AF(AF-S) en stel vervolgens het scherpstellingsgebied in met Focus >Focus Area(AF-S) (pagina 80) in het menu Shooting van het hoofdmenu. Druk in de modus handmatige scherpstelling op de knop PUSH AUTO FOCUS om automatisch met hoge snelheid scherp te stellen. Het scherpstellen stopt zodra u de toets loslaat. De scherpstellingsstatus wordt aangegeven door de scherpstellingsindicator.
Aan: de scherpstelling is gefixeerd op de

scherpstellingspositie. Knipperend: onscherp. Omdat scherpstellen

niet automatisch plaatsvindt, wijzigt u de compositie en scherpstellingsinstellingen om scherpstelling te bereiken.
De scherpstelling gaat terug naar handmatige scherpstelling als u de knop loslaat. Dit is nuttig als u snel op een onderwerp wilt scherpstellen voordat u begint met filmen.
[Tips]
Dezelfde werking wordt ondersteund bij gebruik van

een toewijsbare knop (pagina 49) toegewezen aan Push AF/Push MF. U kunt ook de functie Push AF Mode toewijzen aan

een toewijsbare knop (pagina 49). U kunt ook de Focus Area(AF-S) toewijzen aan een

toewijsbare knop (pagina 49). U kunt het scherpstellingskader weergeven of

verbergen met Display On/Off> Focus Area Ind. (AF-S) (pagina 93) in het menu Monitoring van het hoofdmenu.
Tijdens scherpstellingsvergroting wordt de

scherpstelling aangepast om in de vergrote weergavepositie te passen.
[Opmerkingen]
De functie Push Auto Focus werkt niet als het

objectief is ingesteld op handmatige scherpstelling. Het scherpstellingskader is niet verborgen als de

knop DISPLAY wordt gebruikt. Tijdens Clear Image Zoom kunt u de kaderpositie

voor Focus Area(AF-S) niet instellen. Tijdens Push AF-S geeft AF voorrang aan het gebied midden in het scherm.
Scherpstellen met behulp van vergrote weergave (Focus Magnifier)
Volgens de standaard fabrieksinstellingen is de functie Focus Magnifier ×3/×6 toegewezen aan de knop ASSIGN4 op de afstandsbedieningsgreep en de knop ASSIGN7 op de draaggreep (pagina 49). Druk op de knop ASSIGN 4 of ASSIGN 7 om de zoeker over te schakelen naar het scherm scherpstellingsvergroting, waar het midden ongeveer drie keer wordt vergroot. Druk nogmaals op de knop om de vergroting ongeveer zes keer te maken. Deze functie is nuttig om de scherpstelling te controleren. Druk nogmaals op de knop om terug te gaan naar het normale scherm. U kunt de positie die moet worden vergroot tijdens scherpstellingsvergroting verplaatsen met de keuzeschakelaar (pagina 7). Indrukken van de keuzeschakelaar gaat terug naar het midden van het beeld. Als scherpstellen (AF) plaatsvindt binnen het scherpstellingsgebied dat is ingesteld met Focus >Focus Area (pagina 80) in het menu Shooting van het hoofdmenu. Als scherpstelling door knop indrukken (AF-S) wordt gebruikt tijdens scherpstellingsvergroting, wordt de scherpstelling aangepast aan de vergrote weergavepositie.
3. Filmen: De scherpstelling aanpassen
38
[Opmerkingen]
Het opgenomen beeld of het SDI/HDMI-uitvoerbeeld

wordt niet vergroot als de scherpstelling wordt vergroot. Tijdens scherpstellingsvergroting zijn de knop MENU

en andere bedieningssubroutines uitgeschakeld. De vergrote positie gaat terug naar het midden van

het scherm als de camcorder wordt uitgeschakeld.
De scherpstelling automatisch aanpassen (Autofocus)
De camcorder gebruikt fasedetectie AF voor scherpstelling op hoge snelheid en contrast AF voor scherpstelling met hoge nauwkeurigheid. De combinatie van deze twee AF-methodes zorgt voor automatische scherpstelling met hoge snelheid en hoge nauwkeurigheid. Om de scherpstelling automatisch aan te passen zet u de schakelaar FOCUS (pagina 4) van de camcorder op de stand "AUTO". Als het objectief is uitgerust met een focus-keuzeschakelaar, zet de schakelaar dan op de stand "AF/MF" of "AF". Als de schakelaar is ingesteld op de stand "Full MF" of "MF", kan het scherpstellen van het objectief niet worden bediend vanaf de camcorder (pagina 23).
[Tip]
Als Focus >AF Assist (pagina 80) in het menu Shooting van het hoofdmenu is ingesteld op On, kunt u de scherpstellingsring tijdens automatische scherpstelling nog steeds gebruiken om de scherpstelling aan te passen.
[Opmerkingen]
Een objectief dat automatische scherpstelling

ondersteunt is vereist. Nauwkeurigheid kan mogelijk niet worden bereikt,

afhankelijk van de condities waarin wordt gefilmd. De scherpstelling kan niet automatisch worden

aangepast op een objectief met A-bevestiging.
Het gebied of de positie van automatische scherpstelling instellen (Focus Area)
U kunt het doelgebied voor automatische scherpstelling instellen met Focus >Focus Area (pagina 80) in het menu Shooting van het hoofdmenu.
Flexible Spot:
Richt zich op een specifieke positie op het beeld. Als dit is geselecteerd, geef dan de positie aan met de keuzeschakelaar (pagina 7). U kunt terugkeren naar de middenpositie door de keuzeschakelaar vast te houden.
Zone:
Zoekt automatisch een scherpstellingspositie binnen de opgegeven zone. Als dit is geselecteerd, geef dan de positie aan met de keuzeschakelaar (pagina 7). U kunt terugkeren naar de middenpositie door de keuzeschakelaar vast te houden.
Wide:
Zoekt bij scherpstellen naar een onderwerp in een brede hoek in het beeld. Er wordt geen kader weergegeven.
[Tip]
Dezelfde bediening wordt ondersteund bij het gebruik van een toewijsbare knop (pagina 49) die is toegewezen aan Focus Area. U kunt het scherpstellingskader weergeven of verbergen met Display On/Off >Focus Area Indicator (pagina 93) in het menu Monitoring van het hoofdmenu.
[Opmerking]
Het scherpstellingskader is niet verborgen als de knop DISPLAY wordt gebruikt.
Het scherpstellingsgebied snel wijzigen (Focus Setting)
U kunt de positie en de grootte van het automatische scherpstellingsgebied snel wijzigen tijdens het filmen door Focus Setting aan een toewijsbare knop toe te wijzen (pagina 49). De werking varieert afhankelijk van de instelling voor het scherpstellingsgebied.
Als Focus >Focus Area (pagina 80) in het menu Shooting van het hoofdmenu is ingesteld op Flexible Spot of Zone
U kunt de positie van het scherpstellingsgebied wijzigen door op een toewijsbare knop te drukken die is toegewezen aan Focus Setting en aanpassen met de keuzeschakelaar (pagina 7). U kunt de positie van het scherpstellingsgebied naar het midden terugbrengen tijdens het aanpassen van de positie door op de keuzeschakelaar te drukken. U kunt de grootte van het scherpstellingsgebied wijzigen door een toewijsbare knop vast te houden die is toegewezen aan de Focus Setting. Na het wijzigen van de grootte bevestigt u de positie van het scherpstellingsgebied door op de keuzeschakelaar te drukken. Druk na voltooiing op de toewijsbare knop die is toegewezen aan de Focus Setting om naar het oorspronkelijke scherm terug te keren.
Als Focus >Focus Area (pagina 80) in het menu Shooting van het hoofdmenu is ingesteld op Wide
U kunt de grootte van het scherpstellingsgebied alleen wijzigen door een toewijsbare knop vast te houden die is toegewezen aan de Focus Setting. De positie kan ook worden gewijzigd door eerst het type
te veranderen naar Flexible Spot of Zone.
[Tips]
Als zowel Focus >Push AF Mode (pagina 80) in

het menu Shooting van het hoofdmenu is ingesteld op Single-shot AF(AF-S) en de schakelaar FOCUS (pagina 4) in de stand MF staat, kunt u de stand van de Focus Area(AF-S) (pagina 80) wijzigen. Het scherpstellingskader wordt oranje weergegeven

als de positie van het scherpstellingsgebied kan worden gewijzigd.
3. Filmen: De scherpstelling aanpassen
39
Het scherpstellingskader verplaatsen met aanraakbediening (aanraakgebied scherpstelling)
U kunt de positie van het scherpstellingsgebied wijzigen door op een toewijsbare knop (pagina 49) te drukken die is toegewezen aan Focus Setting om de weergave van het scherpstellingsgebied te wijzigen in oranje en vervolgens te verplaatsen met aanraakbediening. Tip op het scherm om het scherpstellingsgebied te verplaatsen met de scherpstelling gecentreerd op de aangetikte positie. Sleep over het scherm om het scherpstellingsgebied te verplaatsen naar de positie die uw vinger volgt (pagina 10).
[Tip]
U kunt aanraakbediening voor scherpstellingsbediening in- of uitschakelen op het schooting-scherm met een toewijsbare knop toegewezen aan Focus Setting.
Tik op een willekeurige plaats
Het scherpstellingsgebied verplaatst zich met het scherpstellingsgebied gecentreerd op de aangetikte positie.
Sleep om het scherpstellingsgebied te verplaatsen, waarbij het uw vingerpositie volgt.
[Opmerkingen]
Als u op een plaats tikt of het scherpstellingsgebied

naar een positie sleept die buiten het instelbereik ligt, wordt het scherpstellingsgebied ingesteld op de boven-/onder-/linker of rechterkant van het instelbereik. Deze functie is niet beschikbaar in de volgende

gevallen.
– Als Touch Operation (pagina 99) in het menu
Technical van het hoofdmenu is ingesteld op Off.
– Als het scherpstellingsgebied grijs wordt
weergegeven of helemaal niet wordt weergegeven.
De automatische scherpstellingsactie aanpassen (AF-overgangssnelheid, AF-gevoeligheid onderwerpverplaatsing)
AF-overgangssnelheid
U kunt de snelheid van de scherpstellingsaandrijving voor als het onderwerp verandert instellen met Focus >AF Transition Speed (pagina 79) in het menu Shooting van het hoofdmenu. Als dit is ingesteld op lage snelheid, verandert de scherpstelling langzaam als het scherp te stellen onderwerp wijzigt, waardoor indrukwekkende beelden kunnen worden gemaakt. Als dit is ingesteld op hoge snelheid wisselt de scherpstelling tussen onderwerpen snel. Er wordt onmiddellijk scherpgesteld op het onderwerp dat het frame binnenkomt, waardoor dit ideaal is voor het filmen van documentaires, waarbij snel scherpstellen vereist is.
Scherpgesteld op een onderwerp verder weg
Tijdens de wijziging: 1(Slow): Scherpstelling werkt langzaam . . . 7(Fast): Scherpstelling werkt snel
Scherpgesteld op een onderwerp dichterbij
3. Filmen: De scherpstelling aanpassen
40
AF-gevoeligheid voor objectverplaatsing
U kunt de gevoeligheid voor het overschakelen tussen onderwerpen instellen met Focus >AF Subj. Shift Sens. (pagina 79) in het menu Shooting van het hoofdmenu. Ingesteld op een lage gevoeligheid verandert de scherpte niet direct, zelfs als er een ander onderwerp vóór het scherpgestelde onderwerp komt. Ingesteld op een hoge gevoeligheid reageert de scherpstelling direct op het onderwerp dat naar de voorgrond gaat.
[Tip]
Als AF Speed/Sens. is toegewezen aan een toewijsbare knop, worden de niveausegmenten voor instellen van waarden in de volgende volgorde weergegeven, elke keer als de knop wordt ingedrukt. Hiermee kunt u de instellingen voor AF overgangssnelheid en AF gevoeligheid voor objectverplaatsing wijzigen. AF-overgangssnelheid AF-gevoeligheid voor objectverplaatsing Geen weergave …
AF Subj. Shift Sens.: 1(Locked On) AF Subj. Shift Sens.: 5(Responsive)
Langzaam scherpstellen op een ander
Snel scherpstellen op een ander onderwerp
onderwerp
Het onderwerp voor scherpstelling handmatig wijzigen (AF assist)
Als Focus >AF Assist (pagina 80) in het menu Shooting van het hoofdmenu is ingesteld op On, kunt u de scherpstellingsring op het objectief tijdens automatische scherpstelling nog steeds gebruiken om scherp te stellen op het onderwerp. Als u stopt met gebruik van de scherpstellingsring, gaat automatische scherpstelling door met scherpstellen op het onderwerp waarop werd scherpgesteld met de scherpstellingsring (AF assistentiestaat). Na het bedienen van de scherpstellingsring is het verplaatsen van de scherpstelling naar een ander onderwerp iets moeilijker, ongeacht Focus >AF Subj. Shift Sens. (pagina 79) instelling in het menu Shooting van het hoofmenu. De AF assistentiestaat wordt geannuleerd door het volgende.
Als het onderwerp waarop met de

scherpstellingsring is scherpgesteld niet langer zichtbaar is Bij het overschakelen naar handmatige

scherpstelling Wanneer AF volgen in echttijd is gestart

[Tips]
De AF assistentiestaat kan snel worden geannuleerd

door een toewijsbare knop (pagina 49) te gebruiken die is toegewezen aan Push AF/Push MF. AF volgen in echttijd stopt wanneer u de

scherpstelring gebruikt. In de modus Face/Eye Only AF, stelt automatische

scherpstelling scherp op het gezicht dat zich het dichts bij de scherpstellingspositie van de scherpstellingsring bevindt.
3. Filmen: De scherpstelling aanpassen
41
Handmatige scherpstelling tijdelijk gebruiken (Push Manual Focus)
Druk op de knop PUSH AUTO FOCUS (pagina 4) in de modus automatische scherpstelling als u handmatig wilt scherpstellen terwijl de knop is ingedrukt. De scherpstelling gaat terug naar automatische scherpstelling als u de knop loslaat. Hiermee kunt u tijdelijk automatische scherpstelling stoppen en handmatig scherpstellen als er iets anders dan het onderwerp van het filmen voor het onderwerp passeert.
[Tip]
Dezelfde werking wordt ondersteund bij gebruik van een toewijsbare knop (pagina 49) toegewezen aan Push AF/Push MF.
Volgen met behulp van gezichts­en ogendetectie (Face/Eye Detection AF)
De camcorder kan gezichten en ogen van mensen detecteren als volgobject en vervolgens de scherpstelling aanpassen op de gezichten en ogen binnen het scherpstellingsgebied. Deze functie is alleen beschikbaar als de AF-modus als scherpstellingsmodus wordt gebruikt of tijdens scherpstelling door knop indrukken. Als er gezichten worden gedetecteerd, worden grijze gezicht/ogen-detectiekaders weergegeven. Als automatisch scherpstellen mogelijk is, worden de kaders wit en start het volgen. Als er ogen worden gedetecteerd en de scherpstelling wordt aangepast, wordt het gezicht/ogen-detectiekader weergegeven op de ogen. Als er meerdere personen worden gedetecteerd, wordt het hoofdonderwerp automatisch bepaald.
[Tips]
Als het scherpstellingsgebied is ingesteld op Zone of

Flexible Spot en gezichten of ogen overlappen in het specifieke scherpstellingsgebied, worden de gezicht/ ogen-detectiekaders wit en stelt de camcorder scherp op deze gezichten/ogen. Als scherpstelling door knop indrukken (AF-S) wordt

gebruikt, worden de gezicht/ogen-detectiekaders groen voor de gezichten en ogen waarop is scherpgesteld.
Stel de AF-actie voor gezichts/ogendetectie in met Focus >Face/Eye Detection AF (pagina 80) in het menu Shooting.
Face/Eye Only AF:
De camera detecteert de gezichten/ogen van onderwerpen (mensen) en volgt en stelt scherp op alleen hun gezichten/ogen. Als er geen gezicht of oog wordt gedetecteerd, wordt AF tijdelijk gestopt en wordt het pictogram
(modus Face/Eye Only AF­modus voor automatische scherpstelling gepauzeerd) (pagina 11) weergegeven. Deze modus is effectief als u alleen wilt volgen en scherpstellen op gezichten/ogen.
Face/Eye Priority AF:
De camera detecteert de gezichten/ogen van onderwerpen (mensen) en geeft voorrang aan het volgen/scherpstellen op de gezichten/ ogen. Als er geen gezicht of oog wordt gedetecteerd, vindt scherpstellen plaats in AF­modus (standaardinstelling).
Off:
De functie gezichts/ogendetectie AF is uitgeschakeld.
[Opmerkingen]
Tijdens werking van scherpstelling door knop

indrukken wordt Face/Eye Priority AF geactiveerd, zelfs als Face/Eye Only AF momenteel is geselecteerd. Als de schakelaar FOCUS is ingesteld op MAN, is face/

eye detection AF uitgeschakeld (behalve tijdens scherpstelling door knop indrukken). Als u de camcorder uitschakelt terwijl Face/Eye Only

AF is geselecteerd, schakelt de modus automatisch over naar Face/Eye Priority AF als de camcorder de volgende keer weer wordt ingeschakeld.
Gezicht/ogen-detectiekaders verbergen
U kunt de gezicht/ogen-detectiekaders weergeven of verbergen met Display On/Off >Face/Eye Detection Frame (pagina 93) in het menu Monitoring van het hoofdmenu.
[Opmerking]
Groene gezicht/ogen-detectiekaders worden weergegeven voor gezichten en ogen die zijn scherpgesteld met scherpstelling door knop indrukken (AF-S) en niet zijn verborgen met de knop DISPLAY of als Face/Eye Detection Frame is ingesteld op Off.
De werking van gezichts/ogen-detectie AF in- of uitschakelen met een toewijsbare knop
Wijs Face/Eye Detection AF toe aan een toewijsbare knop (pagina 49). U kunt dan met elke druk op de knop de werking van gezichts/ oogdetectie AF omschakelen in de volgorde Face/Eye Priority AF, Face/Eye Only AF en Off.
Instellen in het hoofdmenu
U kunt ook de werking van gezichts/ogen­detectie AF instellen in het hoofdmenu (pagina 49).
3. Filmen: De scherpstelling aanpassen
42
Een bepaald onderwerp volgen (AF volgen in echttijd)
U kunt blijven scherpstellen op een onderwerp door het onderwerp op te geven door aanraken of door een kader voor gezichtsherkenning te selecteren. Wanneer een onderwerp is geselecteerd, wordt een wit kader weergegeven en start het volgen.
[Tips]
Het volgen gebeurt over het hele beeldgebied,

ongeacht de instelling voor automatisch scherpstellen. Wanneer Focus>Touch Function in MF (pagina 80)

in het menu Shooting is ingesteld op Tracking AF, wordt AF volgen in echttijd ondersteund, zelfs als MF­modus de scherpstelmodus is.
De volgende handelingen worden uitgevoerd op het volgobject, afhankelijk van de modus voor AF met gezichts-/ogendetectie.
Face/Eye Only AF, Face/Eye Priority AF:
Gebruik dit om op een bepaald onderwerp scherp te stellen en dit te volgen. Als het volgobject een persoon is en een gezicht of ogen worden gedetecteerd, stelt de camera scherp op dat gezicht/ die ogen. Wanneer een gezicht/ogen voor volgen wordt gedetecteerd, wordt het gezicht voor volgen opgeslagen. Eenmaal opgeslagen, wordt (pictogram Opgeslagen gezicht voor volgen) (pagina 11) weergegeven.
[Opmerking]
Als u AF volgen start tijdens handmatig scherpstellen, wordt het gezicht voor volgen niet opgeslagen.
Off:
Het opgegeven onderwerp wordt gevolgd en er wordt op scherpgesteld. Gezicht/ogen worden niet gedetecteerd, zelfs niet als het volgobject een persoon is.
[Opmerking]
De functie AF volgen in echttijd werkt niet als het objectief is ingesteld op handmatige scherpstelling.
AF volgen in echttijd starten
Wanneer u een bepaald onderwerp hebt aangegeven als volgobject, start het volgen van dat onderwerp.
Opgeven door aanraken
Tik op het volgobject om het te volgen in een van de volgende situaties:
Wanneer de scherpstelmodus MF is of

tijdens handmatig scherpstellen door indrukken en Focus>Touch Function in MF (pagina 80) in het menu Shooting is ingesteld op Tracking AF Wanneer de AF-modus als

scherpstellingsmodus wordt gebruikt of tijdens scherpstelling door knop indrukken (AF)
[Opmerking]
U kunt geen doel opgeven door aanraken wanneer Touch Operation (pagina 99) in het menu Technical is ingesteld op Off.
Opgeven door selectie van een kader voor gezichtsherkenning
Verplaats de gezichtsselectiecursor (oranje onderstreept) met de keuzeschakelaar (pagina 7) naar het volgobject en druk op de keuzeschakelaar.
Andere gezichtsdetectiekaders (grijs)
Volgkader
Gezichtsselectiekader (oranje)
[Tips]
U kunt het volgobject ook wijzigen om dit te volgen

tijdens AF volgen in echttijd. Als u op een toewijsbare knop (pagina 49)

drukt die is toegewezen aan de functie Focus Magnifier tijdens AF volgen in echttijd, wordt de volgstatus behouden en wordt het scherpstelgebied vergroot. U kunt echter geen doel opgeven tijdens scherpstellingsvergroting.
[Opmerking]
Tijdens handmatig scherpstellen kunt u het volgen niet starten door een kader voor gezichtsherkenning te selecteren.
AF volgen in echttijd stoppen
Stoppen door aanraken
Tik op de knop (AF volgen in echttijd stoppen) die linksboven op het aanraakscherm wordt weergegeven.
[Tips]
AF volgen in echttijd stopt in de volgende gevallen:

– Wanneer u de schakelaar FOCUS of de knop AUTO/
MAN op het objectief gebruikt – Wanneer u de scherpstelmodus wijzigt – Wanneer u assistentie voor automatisch
scherpstellen gebruikt
– Wanneer u de instelling voor het
scherpstellingsgebied of de handeling voor gezichts-/ogendetectie met AF wijzigt
– Wanneer u een toewijsbare knop indrukt die is
toegewezen aan Push AF/Push MF
– Wanneer het volgobject zich niet binnen het
opnamevenster bevindt of wanneer het onderwerp meerdere seconden lang onscherp is
Wanneer u een gezicht voor volgen opslaat (wanneer

het pictogram “ wordt weergegeven), gaat AF volgen in echttijd weer verder wanneer het opgeslagen gezicht voor volgen weer in het beeldgebied komt. U wist het gezicht voor volgen door AF volgen in echttijd te stoppen, zoals hierboven is beschreven.
” (opgeslagen gezicht voor volgen)
B
C
D
H
A
3. Filmen
43

De helderheid aanpassen

Push Auto Iris is niet mogelijk wanneer Iris> Bokeh
De basisgevoeligheid selecteren
U kunt op de camcorder twee typen basisgevoeligheid selecteren. In Custom-modus kunt u de basisgevoeligheid
E
F
I
U kunt de helderheid aanpassen door het diafragma, versterking en sluitertijd in te stellen en het lichtniveau met ND-filters te beïnvloeden. U kunt ook automatisch aanpassingen maken. Het doelniveau voor automatische helderheidsaanpassing wordt ingesteld met Auto Exposure (pagina 77) >Level in het menu Shooting van het hoofdmenu. U kunt ook Auto Exposure Level toewijzen aan een toewijsbare knop of toewijsbare regelaar (pagina 49).
[Opmerking]
De versterking kan niet worden aangepast in de modus Cine EI. De basisgevoeligheid is vast. De helderheid kan dus niet automatisch met de sluitertijd worden aangepast. Automatische helderheidsaanpassing met het diafragma en ND-Filter wordt ondersteund.
instellen op High of Low met Base ISO/ Sensitivity op het scherm Main Status (pagina 14), het scherm Camera Status (pagina 14), of ISO/Gain/EI >Base Sensitivity (pagina 76) in het menu Shooting van het hoofdmenu. In modus Cine EI kunt u de basis-ISO instellen op ISO 12800 of ISO 800 met Base ISO/Sensitivity op het scherm Main Status (pagina 14), het scherm Camera Status (pagina 14) of ISO/Gain/EI >Base ISO (pagina 76) in het menu Shooting van het hoofdmenu. Geadviseerd wordt om Low of ISO800 onder normale lichtcondities en High of ISO12800 onder zwakke lichtcondities te selecteren.
* Kan ook worden geconfigureerd op het statusscherm.
[Tip]
U kunt Base ISO/Sensitivity ook aan een toewijsbare knop toewijzen (pagina 49).
Het diafragma aanpassen
U kunt het diafragma zo instellen dat het automatisch de helderheid aanpast.
Het diafragma automatisch aanpassen
Deze functie past de helderheid aan, aan de hand van het onderwerp. Een objectief dat autodiafragma ondersteunt is vereist.
1 Als er een objectief is bevestigd met een
Auto Iris-schakelaar, zet de schakelaar dan op AUTO.
2 Houd de functieknop IRIS (E) ingedrukt
om het directmenu weer te geven
(pagina 49) en selecteer Auto.
[Tip]
U kunt Auto Iris ook toewijzen aan een toewijsbare knop (pagina 49).
[Opmerking]
Het diafragma kan niet automatisch worden aangepast op een objectief met A-bevestiging.
Het diafragma handmatig aanpassen
1 Houd de functieknop IRIS (E) ingedrukt
om het directmenu weer te geven
(pagina 49) en selecteer Manual.
2 Druk op de functieknop IRIS (E), zodat de
diafragmawaarde wordt weergegeven op
een witte achtergrond.
3 Draai aan de multifunctionele regelaar om
de waarde aan te passen.
[Tips]
U kunt ook de multifunctionele regelaar

bedienen als een IRIS-regelaar (pagina 49) door de functie IRIS aan de multifunctionele regelaar toe te wijzen. U kunt ook de functie IRIS toewijzen aan een

toewijsbare regelaar (pagina 49).
Tijdelijk automatisch aanpassen
Druk op de toewijsbare knop (pagina 49) die is toegewezen aan de functie Push Auto Iris om automatisch het diafragma tijdelijk aan te passen zolang de knop wordt ingedrukt. Het diafragma gaat terug naar de vorige instelling als u de knop loslaat.
[Opmerkingen]
Als de schakelaar Auto Iris van het objectief is

ingesteld op MANUAL, hebben de functies Auto Iris en Push Auto Iris van de camcorder geen effect. Handmatige aanpassingen van het diafragma op de camcorder hebben ook geen effect.

Control (pagina 77) in het menu Shooting is ingesteld op On.
De versterking aanpassen
In Custom-modus kunt u de versterking aanpassen om de helderheid aan te passen.
De versterking automatisch aanpassen
Houd de functieknop ISO/GAIN (H) ingedrukt om het directmenu weer te geven (pagina 49) en selecteer Auto.
[Tips]
U kunt dezelfde actie ook uitvoeren door Auto

Exposure (pagina 77) >AGC in het menu Shooting op On in te stellen. U kunt ook AGC aan een toewijsbare knop toewijzen

(pagina 49).
Versterking handmatig aanpassen
U kunt de versterking regelen als u de belichting wilt aanpassen bij gebruik van een vaste diafragma-instelling of als u extra versterking wilt voorkomen als gevolg van AGC.
1 Houd de functieknop ISO/GAIN (H)
ingedrukt om het directmenu weer te geven (pagina 49) en selecteer Manual.
2 Stel de schakelaar ISO/GAIN switch (I) in
op H, M of L.
3. Filmen: De helderheid aanpassen
44
[Tips]
U kunt de presetwaarde van de verschillende

schakelaarstanden wijzigen met ISO/Gain<L>/<M>/ <H> (pagina 14) op het scherm Camera Status of ISO/Gain/EI> ISO/Gain<H>/<M>/<L> (pagina 76) in het menu Shooting van het hoofdmenu. U kunt ook Push AGC aan een toewijsbare knop

toewijzen en AGC tijdelijk inschakelen door de knop vast te houden.
[Opmerking]
Push AGC is niet mogelijk wanneer Iris> Bokeh Control (pagina 77) in het menu Shooting in het hoofdmenu is ingesteld op On.
De versterking regelen (fijnafstelling)
1 Druk op de functieknop ISO/GAIN (H),
zodat de versterkingswaarde wordt weergegeven op een witte achtergrond.
2 Draai aan de multifunctionele regelaar om
de waarde aan te passen.
[Tip]
Wijzig de versterkingspresetwaarde volgens de instelling van de ISO/GAIN-schakelaar (I).
De versterking tijdelijk regelen (fijnafstelling)
Draai aan de toewijsbare regelaar (pagina 49) die is toegewezen aan de functie ISO/Gain/EI, om de versterkingswaarde aan te passen die is ingesteld met de schakelaar ISO/GAIN (I). Dit is nuttig als u de belichting met een stap wilt aanpassen zonder de scherptediepte te wijzigen. De aangepaste versterkingswaarde wordt geannuleerd door het omschakelen van de schakelaar ISO/Gain (I), wijzigen van de basisgevoeligheid, AGC op On instellen of de stroom uitschakelen.
[Tips]
U kunt deze functie ook toewijzen aan de

multifunctionele regelaar (pagina 49). U kunt ook Push AGC aan een toewijsbare knop

toewijzen en AGC tijdelijk inschakelen door de knop vast te houden.
[Opmerking]
Push AGC is niet mogelijk wanneer Iris> Bokeh Control (pagina 77) in het menu Shooting in het hoofdmenu is ingesteld op On.
De belichtingsindex aanpassen
In de modus Cine EI wordt ervan uitgegaan dat videouitvoer met MLUT ingesteld op Off wordt opgenomen als het hoofdsignaal. Door de helderheid van het beeld met MLUT On te wijzigen om overeen te komen met de EI-waarde, kunt u tijdens het filmen het resultaat van post-productieaanpassing van belichtingsgevoeligheid controleren. U kunt de EI-waarde wijzigen door de ISO/ GAIN-schakelaar (I) in te stellen op H, M of L.
[Tip]
U kunt de EI-waarde van elke stand wijzigen met ISO/Gain/EI (pagina 14) op het scherm Camera Status of ISO/Gain/EI >Exposure Index<H>/<M>/<L> (pagina 76) in het menu Shooting van het hoofdmenu.
Fijnafstelling van de belichtingsindex
1 Druk op de functieknop ISO/GAIN (H),
zodat de EI-waarde wordt weergegeven op een witte achtergrond.
2 Draai aan de multifunctionele regelaar om
de waarde aan te passen.
[Tip]
Wijzig de EI-presetwaarde volgens de instelling van de ISO/GAIN-schakelaar (I).
De sluiter aanpassen
U kunt de sluiter aanpassen, zodat deze de helderheid aanpast.
De sluiter automatisch aanpassen
Houd de functieknop SHUTTER (F) ingedrukt om het directmenu (pagina 49) weer te geven en selecteer Auto om automatisch de sluitertijd of sluiterhoek aan te passen als reactie op de beeldhelderheid.
[Tip]
U kunt dezelfde actie ook uitvoeren door Auto Exposure >Auto Shutter (pagina 78) in het menu Shooting van het hoofdmenu op On in te stellen.
De sluiter handmatig aanpassen
1 Houd de functieknop SHUTTER (F)
ingedrukt om het directmenu
(pagina 49) weer te geven en selecteer
Speed of Angle.
2 Druk op de functieknop SHUTTER (F),
zodat de sluiterwaarde wordt
weergegeven op een witte achtergrond.
3 Draai aan de multifunctionele regelaar om
de sluitertijd aan te passen.
[Tips]
Selecteer Off in stap 1 om de belichtingstijd aan te

passen aan het frame-interval. U kunt ook de hoek instellen en de frequentie

aanpassen (pagina 76).
Het lichtniveau aanpassen (ND­Filter)
Onder condities waarin het licht te helder is, kunt u de juiste helderheid instellen door wijziging van het ND-filter. De camcorder heeft twee ND-filter-modi. U kunt tussen de twee modi overschakelen met de schakelaar ND PRESET/VARIABLE.
De presetmodus aanpassen
Zet de schakelaar ND PRESET/VARIABLE (A) in de stand PRESET en zet de omhoog/omlaag­knoppen ND FILTER POSITION (B) op een van de volgende instellingen. Clear: geen ND-filter 1: Lichtdoorlatendheid ingesteld met ND Filter >Preset1 (pagina 76) in het menu Shooting van het hoofdmenu. 2: Lichtdoorlatendheid ingesteld met ND Filter >Preset2 (pagina 76) in het menu Shooting van het hoofdmenu. 3: Lichtdoorlatendheid ingesteld met ND Filter >Preset3 (pagina 76) in het menu Shooting van het hoofdmenu.
Aanpassen in variabele modus
Zet de schakelaar ND PRESET/VARIABLE (A) in de stand VARIABLE. Schakel de omhoog/ omlaag-knoppen ND FILTER POSITION (B) om tussen CLEAR en On.
3. Filmen: De helderheid aanpassen
45
Het lichtniveau automatisch aanpassen
U kunt Auto ND Filter op On instellen om automatische belichtingsaanpassing met het ND-filter in te schakelen.
1 Druk op de [+]-knop van de omhoog/
omlaag-knoppen ND FILTER POSITION (B) om de werking van het ND-filter in te schakelen.
2 Houd de knop ND VARIABLE AUTO (C)
ingedrukt tot Auto is geselecteerd.
Het lichtniveau handmatig aanpassen
1 Druk op de [+]-knop van de omhoog/
omlaag-knoppen ND FILTER POSITION (B) om de werking van het ND-filter in te schakelen.
2 Houd de knop ND VARIABLE AUTO (C)
ingedrukt tot Manual is geselecteerd.
3 Draai aan de regelaar ND VARIABLE (D)
om de lichtdoorlatendheid van het filter aan te passen.
[Tip]
U kunt ook de functie ND Filter toewijzen aan een toewijsbare regelaar (pagina 49).
Push Auto ND is niet mogelijk wanneer Iris> Bokeh

Control (pagina 77) in het menu Shooting is ingesteld op On.
[Tips]
U kunt overschakelen naar CLEAR door de regelaar

ND VARIABLE (D) omlaag te draaien van ND1/4. De regelaar omhoog draaien vanaf CLEAR stelt ND1/4 in. U kunt deze actie uitschakelen met ND Dial >CLEAR with Dial (pagina 99) in het menu Technical van het hoofdmenu. U kunt ND Filter Position toewijzen aan een

toewijsbare knop (pagina 49) en deze knop indrukken in plaats van de knoppen ND FILTER POSITION omhoog/omlaag te gebruiken om deze instelling te wijzigen. Presetmodus: Clear Preset1 Preset2 Preset3 Clear… Variabele modus: Clear On Clear… U kunt ook Auto ND Filter toewijzen aan een

toewijsbare knop (pagina 49) en de knop indrukken om over te schakelen tussen Auto ND filter On en Off. Bij het filmen van een helder verlicht onderwerp

kan het dichtdraaien van het diafragma diffractievervaging veroorzaken, wat een beeld produceert dat onscherp begint te worden (en typisch verschijnsel in videocamera's). U kunt dit effect onderdrukken voor betere videoresultaten met behulp van het ND-filter.
Tijdelijk automatisch aanpassen
U kunt Push Auto ND aan een toewijsbare knop aanpassen (pagina 49) en tijdelijk Auto ND Filter inschakelen door de knop vast te houden. De knop loslaten schakelt Auto ND Filter weer uit. Druk op de [+]-knop van de omhoog/omlaag­knoppen ND FILTER POSITION (B) om de werking van het ND-filter in te schakelen.
[Opmerkingen]
Als het ND-filter wordt overgeschakeld van of

naar CLEAR tijdens het filmen, wordt het ND­filterkader weergegeven op het beeld en wordt het bedieningsgeluid opgenomen in de audio.
3. Filmen
G
46

Aanpassing voor natuurlijke kleuren (witbalans)

J
U kunt de aanpassingsmodus instellen die geschikt is voor de condities waarin wordt gefilmd.
ATW (automatische witbalans)
Deze functie past de witbalans automatisch aan tot een geschikt niveau. De witbalans wordt automatisch aangepast als de kleurtemperatuur van de lichtbron zich wijzigt. Houd de functieknop WHT BAL (G) ingedrukt om het directmenu weer te geven (pagina 49) en selecteer ATW. U kunt de aanpassingssnelheid (vijf stappen) selecteren met White Setting >ATW Speed (pagina 79) in het menu Shooting van het hoofdmenu.
[Tip]
U kunt de huidige witbalansinstelling bevriezen door de ATW Hold-functie toe te wijzen aan een toewijsbare knop (pagina 49) en de toewijsbare knop in te drukken om de ATW-modus tijdelijk te pauzeren.
[Opmerkingen]
ATW kan niet worden gebruikt in de modus Cine EI.

De juiste kleur kan mogelijk niet worden aangepast

met ATW, afhankelijk van de condities van het licht en het onderwerp. Voorbeelden:
– Als het onderwerp wordt gedomineerd door één
kleur, zoals lucht, zee, aarde of bloemen.
– Als de kleurtemperatuur extreem hoog of extreem
laag is.
Als het adequate effect niet kan worden bereikt
omdat de ATW autotracking-snelheid laag is of om andere redenen, voer dan automatische witbalans uit.
De witbalans handmatig aanpassen
1 Als witbalans is ingesteld op ATW-modus,
houd dan de functieknop WHT BAL (G) ingedrukt om het directmenu weer te geven (pagina 49) en selecteer W:P, W:A, of W:B.
2 Selecteer B, A of PRESET met de WHT
BAL-schakelaar (J). B: modus geheugen B A: modus geheugen A PRESET: Presetmodus
[Tip]
ATW kan worden uitgeschakeld voor geheugen B door White Setting >White Switch<B> (pagina 79) in het menu Shooting van het hoofdmenu in te stellen op ATW.
Modus geheugen A/geheugen B
Deze modus als de witbalans aan naar de instelling die is opgeslagen in geheugen A of B.
Presetmodus
Deze modus past de kleurtemperatuur aan tot een presetwaarde (standaard fabrieksinstellingen is 3200K).
De standaard presetwaarde wijzigen
In presetmodus kunt u een bestaande presetwaarde rechtstreeks veranderen. Houd de functieknop WHT BAL (G) ingedrukt en selecteer een van de volgende opties in het directmenu. Modus Custom:
5600K, 6300K
Modus Cine EI:
5500K
[Tip]
U kunt ook Preset White Select aan een toewijsbare knop toewijzen (pagina 49) en de knop indrukken om de instelling te wijzigen. Modus Custom: 3200K 4300K 5600K 6300K
3200K…
Modus Cine EI: 3200K 4300K 5500K 3200K…
3200K, 4300K,
3200K, 4300K,
De kleurtemperatuur wijzigen
1 Druk op de functieknop WHT BAL (G),
zodat de kleurtemperatuurwaarde wordt
weergegeven op een witte achtergrond.
2 Draai aan de multifunctionele regelaar om
de waarde aan te passen.
[Tips]
In presetmodus kunt u de waarde instellen in stappen

van 100K. In geheugenmodus kunt u de waarde instellen in

stappen van 20K binnen het bereik van 2000K tot 5600K. Waarden boven 5600K kunnen worden ingesteld in intervallen die overeenkomen met de hoeveelheid kleurwijziging (Mired) van 5580K tot 5600K. U kunt ook de tintwaarde aanpassen met White (pagina 78) >Tint in het menu Shooting van het hoofdmenu.
Automatische witbalans uitvoeren
De witbalans die wordt opgeslagen in de modus geheugen A/geheugen B wordt automatisch geconfigureerd.
1 Selecteer de modus geheugen A of
geheugen B.
2 Plaats een wit papier (of object) op een
plaats met dezelfde lichtbron en condities als het onderwerp en zoom vervolgens in op het papier om wit op het scherm weer te geven.
3 Pas de helderheid aan.
Pas het diafragma aan volgens de procedure in “Het diafragma handmatig aanpassen” (pagina 43).
4 Druk op de knop WB SET (pagina 4).
Als automatische witbalans wordt

uitgevoerd in de geheugenmodus wordt het resultaat van de automatische aanpassing opgeslagen in het geheugen (A of B) dat in stap1 is geselecteerd. Als automatische witbalans wordt

uitgevoerd in ATW-modus, blijft het resultaat behouden en gaat ATW verder wanneer de automatische aanpassing stopt. Dit is handig als u de witbalans snel wilt aanpassen, ongeacht de instelling voor ATW Speed.
[Opmerking]
Als de aanpassing niet is gelukt, verschijnt gedurende ongeveer 3 seconden een foutmelding op het scherm. Als de foutmelding aanhoudt na herhaalde pogingen voor het instellen van de witbalans, neem dan contact op met uw Sony servicevertegenwoordiger.
3. Filmen
47

De audio voor opname instellen

U kunt de audio die moet worden opgenomen instellen met de ingangsaansluitingen, schakelaars en regelaars op de camcorder.
Externe ingangen audio en selectieschakelaars
Aansluiting INPUT1 (pagina 7) Aansluiting INPUT2 (pagina 7) Multi-interfaceschoen (pagina 7) Schakelaar INPUT1 (LINE/MIC/MIC+48V) (pagina 7) Schakelaar INPUT2 (LINE/MIC/MIC+48V) (pagina 7)
Schakelaars voor instellen van het audioniveau
Schakelaar CH1 (AUTO/MAN) (pagina 6) Schakelaar CH2 (AUTO/MAN) (pagina 6) Regelaar AUDIO LEVEL (CH1) (pagina 6) Regelaar AUDIO LEVEL (CH2) (pagina 6)
Scherm Audio Status
Het audio-invoerapparaat selecteren
1 Stel de audio-ingang in met CH1/CH2/
CH3/CH4>Source (pagina 14) op het scherm Audio Status of Audio Input >CH1 Input Select t/m CH4 Input Select (pagina 96) in het menu Audio van het hoofdmenu. Als u een microfoon of XLR-adapter gebruikt met de multi-interfaceschoen, geef dan Shoe CH1 of Shoe CH2 op. Zie voor details over de XLR-adapter “Audio­ingangen toevoegen” (pagina 48).
[Opmerkingen]
Audio wordt niet opgenomen in de Interval Rec

mode of Slow & Quick Motion. De camcorder heeft een ingebouwde

spraakmicrofoon voor het opnemen van omgevingsgeluid. Deze kan worden gebruikt voor het synchroniseren van de timing met andere apparatuur. Specificeer in dergelijke gevallen Internal MIC. De interne microfoon van de draaggreep

(pagina 7) wordt alleen actief voor het opnemen van audio als de draaggreep is bevestigd. Als de draaggreep niet is bevestigd kan de spraakmicrofoon (pagina 6) voor het opnemen van omgevingsgeluid worden gebruikt. Als CH1 Input Select en CH2 Input Select zijn

ingesteld op Internal MIC, wordt het audio­opnameniveau van zowel CH1 als CH2 aangepast met de regelaar AUDIO LEVEL(CH1) (pagina 6). Als CH3 Input Select en CH4 Input Select zijn ingesteld op Internal MIC, wordt het audio­opnameniveau van zowel CH3 als CH4 aangepast met CH3 Input Level (pagina 96).
2 De audio-ingangsbron selecteren.
Stel de schakelaars INPUT1/INPUT2 (LINE/
MIC/MIC+48V) in op de apparaten die zijn
aangesloten op de ingangen INPUT1/
INPUT2.
Aangesloten apparaat Schakelaar-
stand
Externe audiobron
(bijvoorbeeld een
mengpaneel)
Dynamische microfoon,
microfoon met batterij
+48 V fantoomvoeding
microfoon
Het selecteren van MIC+48V en

een microfoon aansluiten die niet compatibel is met +48V kan het aangesloten apparaat beschadigen. Controleer de instelling, alvorens het apparaat aan te sluiten. Als ruis een probleem is bij ingangen

waarop geen apparaat is aangesloten, zet de betreffende schakelaars voor INPUT1/INPUT2 (LINE/MIC/MIC+48V) dan op LINE.
Het audio-opnameniveau automatisch aanpassen
Zet de schakelaars CH1/CH2 (AUTO/MAN) op AUTO om de kanalen automatisch aan te passen. Stel voor CH3/CH4 de audioniveauregeling in op Auto op het scherm Audio Status (pagina 14) of bij Audio Input >CH3 Level Control en CH4 Level Control in het menu Audio van het hoofdmenu (pagina 96).
LINE
MIC
MIC+48V
Het audio-opnameniveau handmatig aanpassen
Gebruik de volgende procedure om het audio­opnameniveau voor CH1/CH2 aan te passen.
1 Zet de schakelaars CH1/CH2 (AUTO/MAN)
voor de kanalen op MAN om handmatig aan te passen.
2 Draai tijdens het filmen aan de regelaars
AUDIO LEVEL (CH1)/(CH2) van de betreffende kanalen om het audioniveau aan te passen.
Stel voor CH3/CH4 de

audioniveauregeling met behulp van CH3/CH4 (pagina 14) op het scherm Audio Status of Audio Input >CH3 Level Control of CH4 Level Control in het menu Audio van het hoofdmenu in op Manual en stel vervolgens het audio­opnameniveau in met behulp van CH3 Input Level of CH4 Input level. U kunt de niveaus voor CH1 t/m CH4

als groep aanpassen. U kunt het opnameniveau aanpassen met een toewijsbare knop (pagina 49) die is toegewezen aan het functie Audio Input Level, het scherm Audio Status, of Audio Input >Audio Input Level het menu Audio of het hoofdmenu.
[Tip]
Het scherm Audio Status is handig om het audio­ingangsniveau te controleren (pagina 14).
[Opmerkingen]
De instellingen voor Audio Input Level zijn mogelijk

uitgeschakeld, afhankelijk van de combinatie van instellingen in het menu Audio. Zie voor details het schema op pagina 131. De camcorder ondersteunt combinaties van

diverse instellingen. Zie voor details het schema op pagina 131.
3. Filmen: De audio voor opname instellen
48
Audio-ingangen toevoegen
U kunt maximaal vier kanalen met XLR­audioapparatuur tegelijk aansluiten op de camcorder met de XLR-K2M XLR-adapter (niet meegeleverd) of de XLR-K3M XLR adapter (niet meegeleverd). Bevestig de XLR-adapter aan de multifunctionele interfaceschoen en stel CH3 >Source in op Shoe CH1 en CH4 >Source op Shoe CH2 op het scherm Audio Status in (pagina 14). Of stel Audio Input> CH3 Input Select in op Shoe CH1 en CH4 Input Select op Shoe CH2 in het menu Audio van het hoofdmenu. Camcorderfuncties die overlappen worden uitgeschakeld voor kanalen waarop de XLR­adapter als ingang is geselecteerd. Gebruik de schakelaar en regelaars op de XLR-adapter voor aanpassingen.
[Opmerkingen]
De camcorder ondersteunt de 2-kanaals digitale

audio-interface van de XLR-K3M. Als Audio Input >CH3 Level en CH4 Level in het menu

Audio zijn ingesteld op Audio Input Level, dan wordt Audio Input Level op de camcorder vermenigvuldigd met het aangepaste niveau op de XLR-adapter. Audio Input Level wordt ook ingeschakeld als de schakelaar op de XLR-adapter is ingesteld op AUTO. Als "Through" is opgegeven, wordt audio opgenomen op het niveau dat is ingesteld met de XLR-adapter (pagina 132).
3. Filmen
49

Handige functies

Handelingen directmenu
U kunt de status en instellingen van de camcorder controleren die worden weergegeven op het zoekerscherm en direct instellingen selecteren en wijzigen. De volgende onderdelen kunnen worden geconfigureerd.
Face/Eye Detection AF

SteadyShot

White Mode

Color Temp

Scene File

ND Filter Position / Auto ND Filter

ND Filter Value

Auto Iris

Iris Value

AGC

Gain Value

ISO Value

Exposure Index Value

Auto Shutter / ECS

Shutter Value

Auto Exposure Mode

Auto Exposure Level

S&Q Motion Frame Rate

1 Druk op de multifunctionele regelaar of
een toewijsbare knop die is toegewezen met de functie Direct Menu. Alleen de onderdelen op het scherm die kunnen worden geconfigureerd met het directmenu kunnen worden geselecteerd met de oranje cursor.
2 Draai aan de multifunctionele regelaar om
de cursor te verplaatsen naar het menu­onderdeel dat moet worden bewerkt en druk vervolgens op de multifunctionele regelaar. Er wordt een menu weergegeven of het onderdeel wordt weergegeven op een witte achtergrond.
3 Draai aan de multifunctionele regelaar om
een instelling te selecteren en druk vervolgens op de multifunctionele regelaar. Het menu of de witte achtergrond verdwijnt en de nieuwe instelling wordt weergegeven met een oranje cursor. Druk nogmaals op de toewijsbare knop die is toegewezen aan Direct Menu of wacht 3 seconden zonder een handeling uit te voeren om het directmenu te verlaten.
[Tips]
Directe instellingen kunnen ook worden

geconfigureerd door indrukken en vasthouden van de verschillende functieknoppen (pagina 5). Als onderdelen worden weergegeven op een

witte achtergrond kan de multifunctionele regelaar worden gebruikt als een toewijsbare regelaar. De keuzeschakelaar (pagina 9) kan ook

worden gebruikt voor het selecteren van handelingen.
Toewijsbare knoppen/regelaars
Er bevinden zich negen toewijsbare knoppen (pagina 6, 7, 9) op de camcorder waar u functies aan kunt toewijzen. U kunt ook functies toewijzen aan de multifunctionele regelaar op de camcorder (pagina 5), de toewijsbare regelaar op de draaggreep (pagina 7) en de toewijsbare regelaar op de afstandsbedieningsgreep (pagina 9).
De functie van een knop wijzigen
Gebruik Assignable Button (pagina 85) in het menu Project van het hoofdmenu. U kunt de toegewezen functies op het scherm Assignable Button Status zien (pagina 15).
De functies die standaard vanuit de fabriek zijn toegewezen aan de toewijsbare knoppen
Knop 1 S&Q Motion Knop 2 AF Speed/Sens. Knop 3 Focus Setting Knop 4 Focus Magnifier x3/x6 Knop 5 Direct Menu Knop 6 Off Knop 7 Focus Magnifier x3/x6 Knop 8 Direct Menu Knop 9 Video Signal Monitor Knop Hold button Focus Hold
Toewijsbare functies
Off

Base ISO/Sensitivity

AGC

Push AGC

ND Filter Position

Auto ND Filter

Push Auto ND

Auto Iris

Push Auto Iris

Bokeh Control

Auto Shutter

Auto Exposure Level

Backlight

Spotlight

Preset White Select

ATW

ATW Hold

AF Speed/Sens.

Focus Setting

Focus Area

Focus Area(AF-S)

Face/Eye Detection AF

Push AF Mode

Push AF/Push MF

Focus Hold

Focus Magnifier x3/x6

Focus Magnifier x3

Focus Magnifier x6

S&Q Motion

SteadyShot

Rec

Picture Cache Rec

Rec Review

Clip Flag OK

Clip Flag NG

Clip Flag Keep

Color Bars

Tally [Front]

DURATION/TC/U-BIT

Display

Lens Info

Video Signal Monitor

Marker

VF Adjust

VF Mode
Gamma Display Assist

Peaking

Zebra

Volume

Thumbnail

Touch Operation

Handle Zoom

NFC

Auto Upload (Proxy)

Direct Menu

User Menu

Menu

De functie van de regelaar veranderen
U kunt de functie wijzigen van de multifunctionele regelaar op de camcorder, de toewijsbare regelaar op de handgreep en de toewijsbare regelaar op de draaggreep.
Gebruik voor het instellen van de multifunctionele regelaar Multi Function Dial (pagina 88) >Default Function in het menu Project. Vanuit de fabriek is Off toegewezen.
3. Filmen: Handige functies
50
Functies toewijsbare aan de multifunctionele regelaar
Off

ISO/Gain/EI

IRIS

Auto Exposure Level

Audio Input Level

[Opmerking]
De instelling is uitgeschakeld als het menu wordt weergegeven.
Gebruik voor de toewijsbare regelaar Assignable Dial (pagina 87) in het menu Project of het hoofdmenu. Standaard vanuit de fabriek is IRIS aan alle knoppen toegekend.
[Tip]
De toewijsbare regelaar van de RM-30BP (optie) volgt de instelling van de handgreep/ afstandsbedieningsregelaar.
Toewijsbare functies aan de toewijsbare regelaar op de draaggreep/handgreep
Off

ISO/Gain/EI

ND Filter

IRIS

Auto Exposure Level

Audio Input Level

Multi Function Dial

U kunt de toegewezen functies op het scherm Assignable Button Status zien (pagina 15).
Slow & Quick Motion
Als de opname-indeling (pagina 82) is ingesteld op de volgende waarden, kunt u verschillende waarden opgeven voor de beeldsnelheid waarmee wordt gefilmd en de beeldsnelheid waarmee wordt afgespeeld.
Opname-indeling Beeldsnelheid Systeemfrequentie
59.94/50/29.97/ 25/23.98
24 FF XAVC-I 4096×2160P 1–60
U kunt de modus Slow & Quick Motion in- of uitschakelen door het indrukken van een toewijsbare knop (pagina 49) die is toegewezen aan de functie S&Q Motion. U kunt de beeldsnelheid voor opname instellen door de knop vast te houden.
[Tip]
U kunt de modus ook instellen met S&Q Frame Rate in het scherm Main Status, Rec Function in het statusscherm Project, en S&Q Motion in het menu Shooting van het hoofdmenu.
Scanmodus
Codec Video-indeling
beeldsensor
FF RAW 3840×2160P 1–60, 100, 120
RAW & XAVC-I 3840×2160P 1–60, 100, 120 XAVC-I 4096×2160P 1–60
3840×2160P 1–60, 100, 120 1920×1080P 1–60, 100, 120, 150,
180, 200, 240
XAVC-L 3840×2160P 1–60, 100, 120
1920×1080P 1–60, 100, 120, 150,
180, 200, 240
S35 XAVC-I 1920×1080P 1–60, 100, 120
XAVC-L 1920×1080P 1–60, 100, 120
[Opmerkingen]
Slow & Quick Motion kan niet worden

ingesteld tijdens opname, afspelen of als het pictogrammenscherm wordt weergegeven. Audio opname wordt niet ondersteund in de modus

Slow & Quick Motion. De functies automatisch scherpstellen,

autodiafragma, en automatische sluitertijd worden in de modus Slow & Quick Motion uitgeschakeld. De functie automatische scherpstelling kan wel worden gebruikt als de beeldsnelheid als volgt is ingesteld.
Systeemfrequentie Beeldsnelheid
59.94/29.97/23.98 30, 60, 120, 240 50/25 25, 50, 100, 200
Zie voor details over RAW-uitvoer pagina 59.

Intervalopname (Interval Rec)
Met de functie Interval Rec van de camcorder kunt u time-lapse-video's vastleggen in het interne geheugen van de camcorder. Dit is een effectieve manier om langzaam bewegende onderwerpen te filmen. Als de opname wordt gestart, neemt de camcorder automatisch een vastgesteld aantal frames binnen een specifiek tijdsinterval op.
Filminterval (Interval Time)
Aantal frames in één take (Number of Frames)
Als Interval Rec is ingeschakeld, gaat de HVL-LBPC (optie) videolamp automatisch aan voordat de opname begint, waardoor u foto's kunt maken onder stabiele licht- en kleurtemperatuuromstandigheden (functie voorverlichting).
[Opmerkingen]
Er kan slechts één speciale opnamefunctie, zoals

Interval Rec, tegelijk worden gebruikt. Als er een andere speciale opnamemodus actief

wordt terwijl Interval Rec in gebruik is, wordt Interval Rec automatisch uitgeschakeld. De modus Interval Rec wordt automatisch

uitgeschakeld na het wijzigen van systeeminstellingen, zoals de video-indeling. De instellingen voor Interval Rec kunnen niet worden

gewijzigd tijdens opnemen of afspelen, of als het pictogrammenscherm wordt weergegeven.
3. Filmen: Handige functies
51
Interval Rec instellen
Selecteer Rec Function>Interval Rec in het statusscherm Project en configureer de instellingen Number of Frames en Interval Time. Stel bij gebruik van de HVL-LBPC videolamp (optie) het vereiste tijdsinterval in voor het inschakelen van de videolamp, voordat de opname start met Interval Rec >Pre-Lighting in het menu Project.
[Tip]
U kunt de modus ook instellen met Interval Rec (pagina 84) in het menu Project van het hoofdmenu.
[Opmerkingen]
Als u de videolamp wilt inschakelen voor het begin

van de opname, zet de videolampschakelaar dan op AUTO. De videolamp gaat automatisch aan en uit volgens de instelling van Video Light Set (pagina 101) in het menu Technical. Als u de videolampschakelaar op aan zet, is de

videolamp altijd aan (en gaat de videobelichting niet automatisch aan en uit). Als de videolamp zo wordt geconfigureerd dat deze

5 seconden of korter wordt uitgeschakeld, gaat de videolamp helemaal niet uit.
De camcorder verlaat de modus Interval Rec als hij wordt uitgeschakeld, maar de instellingen voor Number of Frames, Interval Time en Pre-Lighting blijven behouden. De volgende keer als u gaat opnemen in de modus Interval Rec hoeft u deze niet meer in te stellen.
Filmen met Interval Rec
Druk op de knop START/STOP om te starten met opnemen. "Int Rec" en "Int Stby" verschijnen afwisselend in de zoeker. Als u de voorverlichtingfunctie gebruikt, gaat de videolamp aan voordat de opname begint.
Stoppen met filmen
Stop het filmen. Als het filmen wordt gestopt worden de in het geheugen opgeslagen videogegevens tot dat punt opgeslagen op de media.
De modus Interval Rec verlaten
Voer een van de volgende handelingen uit.
Zet de POWER-schakelaar op Off.

In opname-stand-bymodus stelt u in het

statusscherm Project de optie Rec Function
in op een andere instelling dan Interval Rec. De modus Interval Rec wordt ook automatisch uitgeschakeld als de camcorder opnieuw wordt opgestart.
Beperkingen tijdens opname
Audio wordt niet opgenomen.

Een opname controleren (Rec Review) is niet

mogelijk.
Als de camcorder wordt uitgeschakeld tijdens opname
Als de POWER-schakelaar op de camcorder

in de Off-stand staat, wordt het medium
gedurende enkele seconden gebruikt om de
beelden op te slaan die tot dat moment in
het geheugen zijn opgeslagen, waarna het
apparaat automatisch wordt uitgeschakeld.
Als de stroom uitvalt omdat de accu is

verwijderd, het netsnoer is losgekoppeld
of de stroom van de netadapter is
uitgeschakeld, gaan de tot dan toe
opgenomen video- en audiogegevens
mogelijk verloren (maximaal 10 seconden).
Bij het vervangen van de accu moet u
voorzichtig te werk gaan.
Beelden in cache opnemen (Picture Cache Rec)
Met de functie Picture Cache Rec kunt u video achteraf vastleggen wanneer u een opname start door een intern cachegeheugen bij te houden met een bepaalde duur. Stel Picture Cache Rec in op On in het statusscherm Project en stel vervolgens de cachegrootte in.
Instelling Cache Size
Short 5seconden Medium 10seconden
Long 20seconden Max Maximale waarde van de
[Tips]
De cachetijd kan korter zijn, afhankelijk van de

opnamebeeldsnelheid en de opname-indeling. Let op de weergave rechtsonder van het instellingenscherm voor de cachegrootte. U kunt de modus ook instellen met Picture Cache

Rec (pagina 84) in het menu Project van het hoofdmenu. U kunt ook Picture Cache Rec schakelen tussen On en

Off met een toewijsbare knop (pagina 49).
[Opmerkingen]
U kunt Picture Cache Rec niet gebruiken in combinatie

met Interval Rec, simultane opnamefunctie met 2 kaartsleuven of proxy-opname. Wanneer Picture Cache Rec is ingesteld op On, worden deze andere opnamefuncties geforceerd uitgeschakeld. De modus Picture Cache Rec kan niet worden

geselecteerd tijdens het opnemen of wanneer Rec Review bezig is. Wanneer zowel Slow & Quick Motion en Picture Cache

Rec zijn ingeschakeld, wordt de tijdcode vastgelegd in de modus Free Run, ongeacht de instelling in het menu TC/Media (pagina 91). De instelling Output Format kan misschien niet

worden geconfigureerd tijdens de modus Picture Cache Rec. Als dat gebeurt, schakel dan Picture Cache Rec tijdelijk uit en wijzig vervolgens de instelling.
Cache-tijd (ongeveer)
betreffende opname­indeling
Picture Cache Rec starten
Wanneer Picture Cache Rec is ingesteld op On, verschijnt “Cache” ( is groen) in de zoeker. Wanneer u op de knop START/STOP drukt, start de opname en wordt video naar de geheugenkaarten geschreven, te beginnen met de video die in het cachegeheugen is opgeslagen.
Picture Cache Rec annuleren
Stel Picture Cache Rec in op Off in het statusscherm Project of druk op een toewijsbare knop die u de functie Picture Cache Rec hebt toegewezen.
[Opmerkingen]
Door de opname-indeling of het basisuiterlijk te

wijzigen, wist u de video die tot dan toe in het cachegeheugen is opgeslagen. Vervolgens wordt nieuwe video naar de cache geschreven. Daardoor is het opnemen in de beeldcache van beelden van voor het wijzigen van de indeling niet mogelijk, ook niet als u onmiddellijk met opnemen begint nadat u de indeling hebt gewijzigd. Als u onmiddellijk nadat u een geheugenkaart hebt

geplaatst Picture Cache Rec instelt op On of Off, worden cachegegevens misschien niet op de kaart opgenomen. Video wordt in het cachegeheugen opgeslagen als de

functie Picture Cache Rec is ingesteld op On. Video van voor u de functie instelde op On wordt niet in de cache opgenomen. Video wordt niet in het cachegeheugen opgeslagen

wanneer een geheugenkaart bezet is, zoals bij afspelen, Rec Review of weergave van het pictogrammenscherm. Op die momenten is opnemen naar de beeldcache van video niet mogelijk.
3. Filmen: Handige functies
52
Opnemen op geheugenkaart A en B tegelijkertijd (2-slot Simul Rec)
U kunt opnemen op zowel geheugenkaart A als geheugenkaart B tegelijkertijd door Simul Rec (pagina 15) op het scherm status Project of Simul Rec >Setting (pagina 84) in het menu Project van het hoofdmenu in te stellen op On.
Afzonderlijk naar geheugenkaart A en geheugenkaart B opnemen
U kunt het opnemen naar de verschillende geheugenkaarten onafhankelijk in- en uitschakelen met de knoppen Record START/ STOP op de camcorder en de draaggreep. Standaard zijn beide knoppen ingesteld op gelijktijdig starten en stoppen met opnemen naar beide geheugenkaarten A enB.
“Rec Button:[SlotA SlotB] Handle Rec

Button:[SlotA SlotB]” Wanneer de knoppen zijn ingesteld voor opnemen naar verschillende geheugenkaarten, volgt SDI/HDMI Rec Control (pagina 85) de opnamestatus van sleufA.
De instelling wijzigen
Selecteer Simul Rec>Rec Button Set (pagina 84) in het menu Project.
Rec Button Set Knoppen en
geheugenkaarten
"Rec Button:[SlotA SlotB] Handle Rec Button:[SlotA SlotB]"
"Rec Button:[SlotA] Handle Rec Button: [SlotB]"
"Rec Button:[SlotB] Handle Rec Button:[SlotA]"
[Tip]
De opnameknop op de afstandsbedieningsgreep of LANC-afstandsbediening werkt hetzelfde als de knop Record START/STOP op het apparaat.
Start en stopt gelijktijdig opnemen naar de geheugenkaarten A en B door middel van beide knoppen.
De knop Record START/STOP start­stopt het opnemen naar geheugenkaart A, en de knop Record START/STOP op de draaggreep start-stopt het opnemen naar geheugenkaartB.
De knop Record START/STOP start­stopt het opnemen naar geheugenkaart B, en de knop Record START/STOP op de draaggreep start-stopt het opnemen naar geheugenkaartA.
Per ongeluk gebruiken van de knop Record START/STOP op de draaggreep voorkomen
[Opmerking]
De schakelaar HOLD op de draaggreep werkt niet wanneer HOLD Switch Setting (pagina 99)>with Rec Button is ingesteld op Off in het menu Technical van het hoofdmenu. Als dit is ingesteld op On, stel dan Handle HOLD Switch in op Rec Button Only.
Wilt u de zoomregelaar en de overige knoppen behalve de knop Record START/STOP op de draaggreep inschakelen, stel dan HOLD Switch Setting>Handle HOLD Switch in op Rec Button Only.
Videosignaalmonitor
U kunt het type videosignaal instellen dat op het zoekerscherm wordt weergegeven als golfvorm, vectorscoop of historogram met Display On/Off >Video Signal Monitor (pagina 94) in het menu Monitoring. De oranje lijn geeft de ingestelde waarde van het zebrapatroonniveau weer. U kunt ook de functie Video Signal Monitor toewijzen aan een toewijsbare knop (pagina 49).
Doelweergave voor monitoring
In de modus Cine EI wordt de informatie voor kleurbereikinstelling (pagina 24) of monitor­LUT-instelling (pagina 80) rechts boven in de videosignaalmonitor weergegeven om het doel van de monitoring aan te geven.
De functie Gamma Display Assist
Wanneer Target Display in de modus Custom is ingesteld op HDR(HLG)(pagina 24), stel dan Gamma Display Assist* op het scherm Monitoring Status in op On voor een weergave met hulp in de zoeker waarmee het opnemen in HDR makkelijker wordt.
* U kunt de functie ook instellen met Gamma Display
Assist>Setting (pagina 95) in het menu Monitoring van het hoofdmenu.
De zoekerweergave selecteren wanneer de functie Gamma Display Assist is ingeschakeld
Er zijn twee weergavemethoden beschikbaar voor het weergeven van HDR-beelden in de zoeker wanneer de functie Gamma Display Assist is ingeschakeld.
HDR weergeven met behoud van contrast tussen gebieden met lage helderheid en gebieden met hoge helderheid
Deze methode maakt gebruik van de expressieve mogelijkheden van HDR en geeft het beeld in de zoeker weer zonder extra zwarte of overdreven lichte gebieden, zelfs als u opneemt met heldere of donkere belichting. Het contrast is echter wat minder. Wilt u deze weergavemethode gebruiken, stel dan HDR Setting>VF SDR Preview (pagina 84) in op Off in het menu Project van het hoofdmenu.
Zet de HOLD-schakelaar op de draaggreep in de stand HOLD.
3. Filmen: Handige functies
53
SDR weergeven door eenvoudige conversie van HDR naar SDR
Met deze methode kunt u de camera bedienen met hetzelfde gevoel als bij conventionele SDR. U kunt de helderheid van het HDR-beeld aanpassen door het verschil in versterking tussen HDR en SDR in te stellen met SDR Gain. Om deze weergavemethode te kunnen gebruiken, configureert u op de volgende manier.
1 Stel HDR Setting>VF SDR Preview
(pagina 84) in op On in het menu Project van het hoofdmenu.
2 Pas de SDR-versterking in HDR-modus
aan met HDR Setting>SDR Gain (pagina 84) in het menu Project van het hoofdmenu.
[Tip]
Wanneer u na het opnemen HDR-beeld naar SDR converteert met SR Live Metadata, wordt SDR Gain toegepast op de conversie zodat het SDR-beeld dezelfde belichting heeft als te zien was in de zoeker toen u de opname maakte.
Clipvlaggen
U kunt een OK-clipvlag aan de clip toevoegen door op de Knop Clipvlaggen (pagina 5) te drukken en Add OK te selecteren. U kunt een OK Clip-vlag wissen door twee keer op de knop te drukken en Delete Clip Flag te selecteren.
[Tips]
U kunt ook een toewijsbare knop gebruiken die is

toegewezen aan de clipvlagfunctie om clipvlaggen
toe te voegen (pagina 49).
U kunt ook een clipvlag toevoegen met Set Clip

Flag (pagina 98) in het menu Thumbnail van het
hoofdmenu (pagina 69).
Ademcompensatie
U kunt kiezen voor ademcompensatie voor het objectief met Lens>Breathing Compensation (pagina 100) in het menu Technical van het hoofdmenu. Deze functie corrigeert voor het fenomeen waarbij de kijkhoek verandert wanneer de scherpstelpositie verandert. Wanneer ademcompensatie wordt toegepast, wordt een deel van het beeld elektronisch afgesneden zodat een constante kijkhoek wordt aangehouden zodat het ademfenomeen niet optreedt.
[Opmerkingen]
Wanneer ademcompensatie is ingeschakeld, kunnen

de kijkhoek en beeldkwaliteit enigszins afwijken. Afhankelijk van het objectief kan het zijn dat u de

verandering in kijkhoek niet kunt corrigeren wanneer ademcompensatie is ingeschakeld. Compensatie is niet mogelijk wanneer u een objectief

hebt gemonteerd dat ademcompensatie niet ondersteunt. Deze functie is in de volgende gevallen ingesteld op

Off (vast).
– Wanneer Lens>Distortion Comp. is ingesteld op
Off in het menu Technical
– Wanneer S&Q Motion>Setting in het menu
Shooting is ingesteld op On
– Wanneer Rec Format>Codec in het menu Project is
ingesteld op RAW of een optie die RAW bevat
Bokeh aanpassen (functie Bokeh Control)
U kunt het bokeh-niveau gemakkelijk aanpassen door het ND-filter en de versterking te koppelen aan de bediening van het diafragma.
De functie Bokeh Control in-uitschakelen
Deze functie kan alleen worden ingeschakeld als u de belichting handmatig aanpast. Stel het diafragma, de versterking, de sluiter en het ND-filter in op handmatige bediening en stel dan het ND-filter in op variabele modus. U kunt de functie Bokeh Control in­uitschakelen met Iris> Bokeh Control (pagina 77) in het menu Shooting van het hoofdmenu. Wanneer de functie Bokeh Control is ingeschakeld, verschijnt het pictogram
op
het ND-filter en de versterkingsindicatoren.
[Tip]
U kunt de functie Bokeh Control ook toewijzen aan een toewijsbare knop (pagina 49) en de functie Bokeh Control in- en uitschakelen met de knop.
Het bokeh-niveau aanpassen
1 Stel de functie Bokeh Control in op On. 2 Pas het ND-filter en de versterking aan om
de belichting in te stellen.
3 Pas het diafragma aan.
Het bokeh-niveau verandert.
[Tips]
Wanneer de functie Bokeh Control is ingesteld op

On, werken het ND-filter en de versterking samen en compenseren ze wijzigingen in de belichting door aanpassing van het diafragma. Zo kunt u het bokeh­niveau aanpassen.
De Bokeh Control wordt eerst gekoppeld aan het

ND-filter in reactie op het gebruik van het diafragma. Wanneer het ND-filter niet meer gewijzigd kan worden, wordt de versterking gekoppeld. In MF-modus kunt u het beste eerst het diafragma

openen en vervolgens scherpstellen. Wanneer u het automatische ND-filter gebruikt in

plaats van de functie Bokeh Control, volgt het ND­filter de wijzigingen in helderheid van het onderwerp.
Weergave tijdens koppelen van versterking
Wanneer de functie Bokeh Control is ingesteld op On, kan de versterking wijzigen als het diafragma wordt aangepast. Wanneer de versterking is gekoppeld en deze wijzigt, verschijnt er een melding bovenin het scherm en knippert het pictogram versterkingsindicator.
[Opmerkingen]
Deze functie is alleen ingeschakeld op objectieven

met E-bevestiging die kunnen communiceren met het apparaat. Het maximale effect van deze functie wordt bereikt

door de diafragmaring op een objectief met E-bevestiging van Sony te gebruiken. Hoe dit eruit ziet, hangt af van de gebruikssnelheid,

lens, opname-instellingen en het onderwerp; ook de helderheid kan veranderen. U kunt het beste eerst een cameratest uitvoeren voor u gaat opnemen. De helderheid kan veranderen wanneer de richting

van het diafragmagebruik wijzigt, bijvoorbeeld wanneer u het diafragma opent nadat u het eerder had gesloten of wanneer u het diafragma sluit na het te openen. In dat geval past u iets verder aan dan nodig en neemt u vervolgens iets terug. Controleer de helderheid en begin dan met opnemen. Als u bijvoorbeeld het diafragma wilt openen naar F8 en de achtergrond wilt vervagen, open dan het diafragma eerst verder dan F8 en neem vervolgens terug tot F8. Controleer vervolgens de helderheid en begin met opnemen. Voer bedieningsfuncties aan de bokeh langzaam uit.

Als u sneller wilt werken, probeer dan geleidelijk aan te passen terwijl u de wijzigingen in het beeld in de gaten houdt. De kwaliteit van het beeld met Bokeh Control is niet

gegarandeerd onder alle opnameomstandigheden. De functie Bokeh Control wordt uitgeschakeld in elk

van de volgende gevallen.
op de
3. Filmen: Handige functies
54
– Wanneer u de camcorder uitschakelt – Wanneer diafragma, versterking, sluiter of ND-filter
is ingesteld op automatisch – Wanneer u de opnamemodus wijzigt – Wanneer het ND-filter is ingesteld op wissen of een
presetmodus – Wanneer u het objectief verwijdert – Wanneer het apparaat opnieuw opstart,
bijvoorbeeld na een wijziging in frequentie
3. Filmen
55

Proxy-opname

Met deze functie kunt u tegelijkertijd proxydata op lage resolutie opnemen, samen met originele videodata op hoge resolutie.
Zie “Geheugenkaarten gebruiken” (pagina 26) voor details over ondersteunende geheugenkaarten, formatteren van geheugenkaarten en controleren van de resterende capaciteit.
Configureren vóór filmen
1 Stel Proxy Rec (pagina 15) op het
scherm status Project of Proxy Rec
>Setting (pagina 84) in het menu
Project van het hoofdmenu in op On.
2 Plaats een geheugenkaart in een
CFexpress Type A/SD-kaartsleuf
(pagina 6).
Bij CFexpress-kaarten wijst het etiket

naar links. Voor SD-kaarten wijst het etiket naar

rechts met de schuin afgeplatte hoek aan de onderkant.
[Opmerking]
Proxy Rec kan niet tegelijk worden ingeschakeld met S&Q Motion of Interval Rec. Als Proxy Rec is ingesteld op On, worden deze andere opnamemodi geforceerd uitgeschakeld.
Een proxy opnemen
Druk op de knop START/STOP om het opnemen te starten na het maken van de juiste instelling voor het filmen.
[Opmerkingen]
Als de camcorder is uitgeschakeld of als de

geheugenkaart wordt verwijderd terwijl er gegevens worden uitgewisseld kan de integriteit van de gegevens op de kaart niet worden gegarandeerd. Alle gegevens op de geheugenkaart kunnen verloren gaan. Controleer altijd of de toegangsindicator van de geheugenkaart niet brandt, alvorens de camcorder uit te schakelen of de geheugenkaart te verwijderen. Zorg dat de geheugenkaart er niet uitspringt bij het

plaatsen of verwijderen.
Om te verlaten stopt u de opname.
De audiokanalen voor proxy­opname instellen
Selecteer Proxy Rec >Audio Channel (pagina 84) in het menu Project van het hoofdmenu, en stel het audiokanaal in voor proxydata-opname.
Opslagbestemming van het opgenomen bestand
Het opgenomen bestand wordt opgeslagen in de volgende map.
Opnamemedia Map naar pad
SDXC /PRIVATE/XDROOT/Sub CFexpress Type A /XDROOT/Sub
Over de bestandsnaam
De bestandsnaam bestaat uit de clipnaam die is opgenomen op de geheugenkaart en een "S03"-achtervoegsel. Zie voor details over clipnamen Clip Name Format (pagina 92) in het menu TC/Media van het hoofdmenu.
Over het opgenomen bestand
De bestandsnaamextensie is ".mp4". De tijdcode wordt tegelijkertijd opgenomen.
3. Filmen
56

Filmen met het gewenste uiterlijk

Als de camcorder zich in Custom-modus bevindt, kunt u wijzigingen aanbrengen in de zwart, matrix en andere parameters om een "look" (uiterlijk) te creëren gebaseerd op het basisuiterlijk.
Matrix
Uiterlijk
U kunt ook snel een ander uiterlijk selecteren door verschillende combinaties van instellingen in scene-bestanden op te slaan. De camcorder wordt geleverd met in totaal zes presets voor uiterlijk.
Zwart
Basisuiterlijk
Een uiterlijk selecteren
1 Druk op de multifunctionele regelaar als
het scherm shooting wordt weergegeven.
2 Selecteer het pictogram
(scènebestand).
3 Druk op de multifunctionele regelaar. 4 Selecteer het gewenste uiterlijk in het
menu en druk op de multifunctionele
regelaar.
[Tips]
De volgende presets zijn standaard vanuit de fabriek

geconfigureerd.
Shooting Mode Custom Target Display SDR(BT.709) HDR(HLG) Scènebestand 1 S-Cinetone HLG Live Scènebestand 2 Standard HLG Natural Scènebestand 3 Still
Scènebestand 4 ITU709
Scènebestanden 5 t/m 16
U kunt ook een uiterlijk selecteren met Scene File

(pagina 14) op het scherm Main Status of Scene File >Recall (pagina 89) in het menu Paint/Look van het hoofdmenu. U kunt ook een presetuiterlijk oproepen met Scene File >Preset Recall.
(Niet geregistreerd)
(Niet geregistreerd)
(Niet geregistreerd)
(Niet geregistreerd)
Een gewenst basisuiterlijk importeren
U kunt een 3D LUT-bestand, dat op een computer of een ander apparaat is gemaakt, importeren als basisuiterlijk. Er kunnen maximaal 16 bestanden worden geïmporteerd.
Bestandsindeling: CUBE-bestand (*.cube)

voor een 17-punt of 33-punt 3D LUT gemaakt met Catalyst Browse, RAW Viewer, of DaVinci Resolve* (van Blackmagic Design Pty. Ltd.).
* Gecontroleerd met Resolve V9.0, V10.0 en V11.0.
Invoerkleurbereik/Gamma: S-Gamut3.

Cine/S-Log3 of S-Gamut3/S-Log3
1 Sla het 3D LUT-bestand op de computer of
andere apparaat in de gespecificeerde map of het opnamemedium op.
Opnamemedia
SDXC /PRIVATE/SONY/PRO/LUT/ CFexpress
Type A
Map naar pad
/SONY/PRO/LUT/
2 Plaats het opnamemedium waarop 3D
LUT-bestanden zijn opgeslagen in de kaartsleuf CFexpress Type A/SD Card (B).
3 Selecteer Base Look >Import
(pagina 89) in het menu Paint/Look van het hoofdmenu.
4 Selecteer een importbestemming. 5 Selecteer een 3D LUT-bestand om te
importeren. Volg de instructies op het scherm. De camcorder behandelt een 3D LUT-bestand als een basisuiterlijk.
6 Selecteer het geïmporteerde 3D LUT-
bestand met Base Look >Select (pagina 89) in het menu Paint/Look van het hoofdmenu.
7 Configureer Base Look >Input en Output
(pagina 89) in het menu Paint/Look van het hoofdmenu om de attributen aan te passen aan het geïmporteerde 3D LUT­bestand.
Aanpassen voor onderbelichting
Als er een tendens voor onderbelichting is als automatische belichting is geselecteerd bij gebruik van het geïmporteerde basisuiterlijk, pas dan Base Look >AE Level Offset (pagina 89) in het menu Paint/Look aan.
[Opmerkingen]
Het zojuist geïmporteerde 3D LUT-bestand verandert

het beeld niet. Laad het geïmporteerde 3D LUT­bestand met Base Look >Select (pagina 89) in het menu Paint/Look van het hoofdmenu. Als Input niet correct is ingesteld, wordt het juiste

uiterlijk niet bereikt. De instellingen van de menu-onderdelen Input,

Output en AE Level Offset worden toegepast op het geselecteerde basisuiterlijk met Select. Als er meerdere 3D LUT-bestanden zijn geïmporteerd, selecteer dan Select voor elk 3D LUT-bestand en configureer Input, Output en AE Level Offset voor elk bestand afzonderlijk. De geconfigureerde instellingen voor Input, Output

en AE Level Offset worden voor elk 3D LUT-bestand opgeslagen. De basisuiterlijk/LUT selectie-opties voor

geïmporteerde 3D LUT-bestanden zijn gebruikelijk voor SDR(BT.709)/HDR(HLG)/Cine EI-modi, maar kleurbereik- en gammaconversie worden niet uitgevoerd volgens deze modi. 3D LUT-bestanden worden niet gewist als All Reset>

Reset wordt uitgevoerd in het menu Maintenance van het hoofdmenu.
3. Filmen: Filmen met het gewenste uiterlijk
57
Een uiterlijk aanpassen
U kunt het uiterlijk aanpassen gebaseerd op het basisuiterlijk met de Matrix en andere configuratie-onderdelen in het menu Paint/ Look van het hoofdmenu. Zie voor details over elk configuratieonderdeel pagina 89. Sluit uw camcorder aan op een tv of monitor en pas de beeldkwaliteit aan terwijl u het beeld bekijkt op de tv of het monitorscherm.
[Opmerking]
Als u een 3D LUT-bestand importeert en op het beeld toepast, wordt het gewenste beeld dat in het 3D LUT-bestand is gedefinieerd niet bereikt als Matrix en andere instellingen dan die van het basisbeeld in het menu Paint/Look zijn gewijzigd. U kunt alle aangepaste instellingen resetten met Reset Paint Settings >Reset without Base Look (pagina 89) in het menu Paint/ Look van het hoofdmenu.
Een uiterlijk opslaan
U kunt het huidige uiterlijk opslaan als een scene-bestand in het interne geheugen met Scene File >Store (pagina 89) in het menu Paint/Look van het hoofdmenu. U kunt snel opslaan met handelingen in het directmenu vanaf het filmscherm.
[Opmerkingen]
Als u een ander uiterlijk selecteert zonder het huidige

uiterlijk op te slaan, wordt het huidige uiterlijk verworpen. Scènebestanden worden niet gewist als All Reset>

Reset(pagina 106) wordt uitgevoerd in het menu Maintenance van het hoofdmenu.
[Tip]
U kunt de preset scene-bestanden overschrijven. Om een preset scene-bestand te herstellen, laadt u het uiterlijk dat moet worden hersteld met Scene File >Preset Recall (pagina 89) in het menu Paint/Look van het hoofdmenu en slaat u de scene vervolgens op met Scene File >Store.
Een opgeslagen uiterlijk verwijderen
U kunt een scene-bestand verwijderen dat in het interne geheugen is opgeslagen met Scene File >Delete (pagina 89) in het menu Paint/Look van het hoofdmenu.
[Tip]
Na wissen wordt het niet langer weergegeven in het directmenu.
Een basisuiterlijk verwijderen
U kunt een geïmporteerd 3D LUT-bestand verwijderen met Base Look >Delete (pagina 89) in het menu Paint/Look van het hoofdmenu. U kunt alle geïmporteerde 3D LUT-bestanden verwijderen met Base Look >Delete All (pagina 89) in het menu Paint/Look van het hoofdmenu.
[Opmerkingen]
Controleer voor het verwijderen of het basisuiterlijk

niet wordt gebruikt in een scene-bestand. Als een basisuiterlijk wordt verwijderd dat in gebruik is, wordt het uiterlijk van de betreffende scene-bestanden incorrect. Geïmporteerde 3D LUT-bestanden worden niet gewist

als All Reset >Reset (pagina 106) wordt geselecteerd in het menu Maintenance. Een verwijderd basisuiterlijk kan niet langer

worden gebruikt als een LUT in de modus Cine EI (pagina 58).
3. Filmen
58

Filmen met uiterlijkaanpassing in postproductie

Door de camcorder in Cine EI-modus te gebruiken en gradaties gelijkmatig op te nemen van donkere gebieden naar lichte gebieden, kunt u fijnaanpassingen maken, zoals het lokaal herstellen van de gradaties van donkere gebieden en lichte gebieden, in postproductie. Echter, bij het bekijken van de opgenomen beelden op een conventionele monitor is het algehele contrast laag, waardoor scherpstellings- en belichtingsaanpassingen moeilijk worden. U kunt een LUT toepassen op een monitordoel op de camcorder om te helpen bij verschillende aanpassingen tijdens het filmen. U kunt ook een LUT toepassen op de afspeelvideo om het voltooide resultaat te controleren. LUTs worden toegepast door de volgende systemen. Maar er kan slechts één LUT worden toegepast.
SDI-uitgang en HDMI-uitgang

Zoeker en proxy-beelden, streaming

Video opgenomen op opnamemedia

Een LUT toepassen op het zoekerbeeld
1 Druk op de knop MENU om het scherm
Monitoring Status weer te geven.
3 Selecteer On of Off.
[Opmerkingen]
De instelling LUT On/Off van VF wordt ook toegepast

op proxy file en streaming video. Gammaweergave-assistent is beschikbaar tijdens

gebruik van scherpstellingsvergroting.
[Tips]
U kunt ook instellen met LUT On/Off >VF/Proxy/

Stream (pagina 80) in het menu Shooting van het hoofdmenu. SDI/HDMI kan identiek aan VF worden ingesteld.

Voor video op opnamemedia kunt u LUT On/Off

>Internal Rec (pagina 80) in het menu Shooting van het hoofdmenu instellen.
Een LUT wijzigen
1 Druk op de knop MENU om het scherm
Monitoring Status weer te geven.
2 Selecteer het veld Base Look/LUT.
[Tips]
U kunt ook een 3D LUT-bestand importeren en

toepassen. s709, 709(800%), of S-Log3 kan worden geselecteerd voor het basisuiterlijk. Zie voor details “Een gewenst basisuiterlijk importeren” (pagina 56) en “Een basisuiterlijk verwijderen” (pagina 57). Het basisuiterlijk kan ook worden ingesteld met Base

Look >Select (pagina 89) in het menu Paint/Look van het hoofdmenu.
De verdeling van donkere en lichte gebieden in opgenomen video wijzigen
U kunt de verdeling van donkere gebieden en lichte gebieden wijzigen, bijvoorbeeld als u prioriteit wilt geven aan de toon van donkere gebieden boven lichte gebieden, door de Exposure Index te wijzigen ten opzichte van de basisgevoeligheid.
1 Pas een LUT toe op het zoekerbeeld
(pagina 58).
2 Druk op de knop MENU om het scherm
Camera Status weer te geven.
3 Stel de velden L/M/H van Eposure index
in. De afzonderlijke instellingen worden toegewezen aan de L/M/H-posities van de schakelaar ISO/GAIN (pagina 5).
[Opmerking]
Gammaweergave-assistent is beschikbaar tijdens gebruik van scherpstellingsvergroting. De instelling voor Exposure Index wordt niet toegepast op de gammaweergave-assistent.
[Tips]
De belichting kan ook worden aangepast met ISO/

Gain/EI >Exposure Index (pagina 76) in het menu Shooting van het hoofdmenu. De tweede numerieke waarde van de instelling

geeft aan hoeveel stappen helderheidinformatie zijn toegewezen voor lichte gebieden (helderheid hoger dan 18% grijs). Gebieden die lichter zijn dan dat, zijn overbelicht. Voorbeeld: In "400EI/5.0E" zijn 5,0 stappen toegewezen aan de lichte zijde. U kunt dit ook als een leidraad gebruiken om de toon

van donkere en lichte gebieden tijdens het filmen te controleren. Bijvoorbeeld, als de M-positie de basisgevoeligheid is, L-positie is min 2 stappen en H-positie is plus 2 stappen, kunt u controleren door de ISO/GAIN om te schakelen. Vergeet niet terug te gaan naar de M-positie na het controleren van de belichting.
2 Selecteer de kolom Gamut/Gamma in de
rij VF.
3 Selecteer de LUT in de basisuiterlijklijst die
moet worden toegepast.
4 Selecteer de waarde voor Exposure index
die moet worden toegepast met de schakelaar ISO/GAIN.
5 Pas de belichting van het zoekerbeeld op
de juiste manier aan.
3. Filmen
59

RAW video opnemen

U kunt het RAW-video-uitgangssignaal van de SDI OUT- of HDMI OUT-aansluiting van de camcorder opnemen naar een externe recorder die wordt ondersteund.
Opnemen vanaf de SDI OUT­aansluiting
1 Sluit een externe RAW recorder aan op de
SDI OUT-aansluiting van de camcorder.
2 Stel de filmmodus in het scherm status
Project (pagina 15) of Base Setting
>Shooting Mode (pagina 82) in het
menu Project van het hoofdmenu in op
Cine EI.
3 Stel de scanmodus (alleen FF) in met
Imager Scan op het scherm status Project
of Rec Format >Imager Scan Mode
(pagina 82) in het menu Project van het
hoofdmenu.
4 Stel een codec in die RAW ondersteunt
met het scherm status Project of Rec
Format >Codec (pagina 82) in het menu
Project van het hoofdmenu.
Als u RAW & XAVC-I selecteert, wordt
tegelijkertijd video naar de externe RAW-
recorder opgenomen en naar de
geheugenkaarten in de camcorder.
5 Stel de resolutie in met het scherm status
Project of Rec Format >RAW Output
Format (pagina 82) in het menu Project
van het hoofdmenu.
6 Controleer of de externe recorder is
ingeschakeld, en druk dan op de opnameknop START/STOP op de camcorder.
[Opmerking]
Als de opname is gestart op de externe recorder, zonder gebruik te maken van de opnameknop START/STOP op de camcorder, worden de clips mogelijk niet goed opgenomen.
De ondersteunde RAW uitvoerindelingen worden hieronder weergegeven.
Systeem­frequentie
59.94/ 50/
29.97/ 25/
23.98 24 RAW 4096×2160
Codec RAW Output
Format
RAW 4096×2160
3840×2160
RAW & XAVC-I 4096×2160
3840×2160
RAW & XAVC-I 4096×2160
Opnemen vanaf de HDMI OUT­aansluiting
1 Sluit een externe RAW recorder aan op de
HDMI OUT-aansluiting van de camcorder.
2 Stel de filmmodus in het scherm status
Project (pagina 15) of Base Setting >Shooting Mode (pagina 82) in het menu Project van het hoofdmenu in op Cine EI.
3 Stel de scanmodus (alleen FF) in met
Imager Scan op het scherm status Project of Rec Format >Imager Scan Mode (pagina 82) in het menu Project van het hoofdmenu.
4 Stel de codec in op RAW(HDMI) met het
scherm status Project of Rec Format> Codec (pagina 82) in het menu Project van het hoofdmenu. Als u RAW(HDMI) & XAVC-I selecteert, wordt tegelijkertijd video naar de externe RAW-recorder opgenomen en naar de geheugenkaarten in de camcorder.
5 Controleer of de externe recorder is
ingeschakeld, en druk dan op de opnameknop START/STOP op de camcorder.
[Opmerking]
Als de opname is gestart op de externe recorder, zonder gebruik te maken van de opnameknop START/STOP op de camcorder, worden de clips mogelijk niet goed opgenomen.
De ondersteunde RAW uitvoerindelingen worden hieronder weergegeven.
Systeem­frequentie
59.94/ 50/
29.97/ 25/
23.98
Indicator opnamestatus
Als Display On/Off (pagina 93) >RAW Output Control Status in het menu Monitoring van het hoofdmenu is ingesteld op On, wordt de RAW-opnamestatus aangegeven door een pictogram in de zoeker.
Codec RAW Output
Format
RAW(HDMI) 4240×2392 RAW(HDMI) &
XAVC-I
4240×2392
[Opmerking]
Het opnameregelsignaal wordt verzonden via de SDI OUT-aansluiting van de camcorder, maar het is niet mogelijk om de status van de externe recorder op te vragen. Als gevolg hiervan kan de camcorder aangeven dat RAW video-opname loopt als de externe recorder eigenlijk niet opneemt. Controleer de indicator op de externe recorder voor de correcte functioneringsstatus.
[Tip]
De instelling voor RAW Output Format wordt ook weergegeven.
Slow & Quick Motion-opname
Als S&Q Motion >Setting in het menu Shooting is op On ingesteld, wordt RAW video opgenomen in de modus Slow & Quick Motion. Zie voor details over de ondersteunde beeldsnelheden pagina 50.
[Opmerking]
Opnemen van Slow & Quick Motion vanaf de HDMI OUT­aansluiting wordt niet ondersteund.

4. Netwerkfuncties

60

Verbinding maken met andere apparaten via LAN

De camcorder kan verbinding maken met smartphones, tablets en andere apparaten via een LAN-verbinding. Na het tot stand brengen van een LAN­verbinding tussen een apparaat en de camcorder is met de app “Content Browser Mobile” het volgende mogelijk.
Bediening op afstand

U kunt de camcorder bedienen vanaf een smartphone of tablet die is verbonden met de camcorder via een LAN. Bestandsoverdracht

U kunt een proxy-bestand (lage resolutie) of een origineel bestand (hoge resolutie) dat is opgenomen op een geheugenkaart in de camcorder verzenden naar de server via een LAN. Videocontrole

U kunt het camerabeeld of de afgespeelde video van de camcorder volgen met de app “Content Browser Mobile” op een apparaat.
[Opmerking]
Monitoren van de video wordt niet ondersteund bij de
volgende instellingen.
– Slow & Quick Motion-modus – Systeemfrequentie 24 – Interval Rec-modus
Toepassing "Content Browser Mobile"
U kunt de camcorder op afstand bedienen op het scherm van het apparaat terwijl u de video van de camcorder bekijkt en u kunt de instellingen van de camcorder configureren met de toepassing "Content Browser Mobile".
Neem voor details over de app "Content Browser Mobile" contact op met uw Sony verkoopvertegenwoordiging.
Gebruikersnaam en wachtwoord instellen
Stel de gebruikersnaam en het wachtwoord van de camcorder in om de netwerkfunctie te gebruiken.
1 Stel Access Authentication >User Name
(pagina 102) in het menu Network van het hoofdmenu in.
2 Stel Access Authentication>Input
Password (pagina 102) in het menu Network van het hoofdmenu in.
[Tips]
U kunt ook automatisch een wachtwoord laten

genereren. Voer Generate Password uit in plaats van Input Password. De gebruikersnaam, het wachtwoord, de tekst en

de QR-code kunnen zichtbaar worden gemaakt met Show Settings.
[Opmerking]
Let erop dat andere mensen de QR-code en het wachtwoord niet kunnen zien.
Verbinding tot stand brengen in draadloze LAN-toegangspuntmodus
De camcorder werkt als een toegangspunt en maakt verbinding met een apparaat via een draadloos LAN.
Smartphone/tablet
Verbinding maken met een NFC­compatibel apparaat via één druk op de knop
Met apparaten die NFC (verbinding via één druk op de knop) ondersteunen kan via herkenning op korte afstand (NFC) verbinding worden gemaakt.
1 Open [Settings] op het apparaat, selecteer
[More] en plaats een vinkje in het selectievakje NFC.
2 Schakel de camcorder in. 3 Activeer de NFC-functie.
Houd (gedurende 3 seconden) een toewijsbare knop ingedrukt die is toegewezen aan NFC of selecteer Wireless LAN >NFC in het menu Network om de NFC verbindingsmodus te activeren. De NFC-functie is alleen beschikbaar als
op het scherm verschijnt.
4 Raak de camcorder aan met het apparaat.
Het apparaat maakt verbinding met de camcorder en "Content Browser Mobile" wordt gestart.
[Opmerkingen]
Schakel ook eerst slaapmodus en

schermvergrendeling uit. Houd het apparaat stil en laat het contact maken

tot de app "Content Browser Mobile" start (1 tot 2 seconden).
4. Netwerkfuncties: Verbinding maken met andere apparaten via LAN
61
Verbinding maken met een WPS­compatibel apparaat
Apparaten die WPS ondersteunen kunnen verbinding maken met behulp van WPS.
1 Selecteer Wireless LAN >Setting >Access
Point Mode in het menu Network van het
hoofdmenu.
2 Selecteer Wireless LAN >WPS >Execute in
het menu Network van het hoofdmenu.
3 Open de netwerkinstellingen of wifi-
instellingen van het apparaat en schakel
wifi in.
4 Selecteer de SSID van de camcorder in de
SSID-lijst in Wi-Fi Network op het apparaat
en selecteer vervolgens WPS drukknop in
de opties van het apparaat dat moet
worden verbonden.
[Opmerkingen]
De werkwijze verschilt, afhankelijk van het

apparaat. Controleer voor de SSID en het wachtwoord van

de camcorder AP Mode Settings >Camera SSID & Password (pagina 102) in het menu Network van het hoofdmenu.
5 Verbinding maken met de app Content
Browser Mobile.
[Tip]
U kunt de gegevens die nodig zijn om de camcorder te verbinden bekijken met Access Authentication> Show Settings(pagina 102) in het menu Network van het hoofdmenu.
Verbinding maken door invoeren van een SSID en wachtwoord op een apparaat
U kunt de camcorderverbinding laten maken met een ander apparaat door de SSID en het wachtwoord van de camcorder in te voeren.
1 Selecteer Wireless LAN >Setting >Access
Point Mode in het menu Network van het hoofdmenu.
2 Open de netwerkinstellingen of wifi-
instellingen van het apparaat en schakel wifi in.
3 Breng de verbinding tussen het apparaat
en de camcorder tot stand door de SSID van de camcorder te selecteren in de lijst in Wi-Fi Network en het wachtwoord in te voeren. Controleer voor de SSID en het wachtwoord van de camcorder AP Mode Settings >Camera SSID & Password (pagina 102) in het menu Network.
[Opmerking]
De werkwijze verschilt, afhankelijk van het apparaat.
4 Verbinding maken met de app Content
Browser Mobile.
[Tip]
U kunt de gegevens die nodig zijn om de camcorder te verbinden bekijken met Access Authentication> Show Settings(pagina 102) in het menu Network van het hoofdmenu.
Verbinding maken met behulp van draadloos LAN in stationmodus
De camcorder maakt verbinding met een bestaand toegangspunt op het draadloos LAN als een client. De camcorder en het apparaat maken verbinding via het toegangspunt. De 10 toegangspunten waarmee het laatst verbinding is gemaakt worden weergegeven in de geschiedenis. De verbindingsgeschiedenis wordt opgeslagen in een ALL-bestand, maar de toegangswachtwoorden worden niet opgeslagen. Na het laden van het ALL-bestand is bij het tot stand brengen van de volgende verbinding wachtwoordinvoer vereist.
Smartphone/ tablet
Toegangspunt
Computer
Verbinding maken met een toegangspunt met behulp van WPS
Als het toegangspunt compatibel is met de WPS-functie, kunt u verbinding maken met het toegangspunt met eenvoudige instellingen.
1 Schakel het toegangspunt in. 2 Schakel de camcorder in. 3 Selecteer Wireless LAN >Setting > Station
Mode in het menu Network van het hoofdmenu.
4 Selecteer ST Mode Settings >Camera
Remote Control (pagina 103) >Enable in het menu Network van het hoofdmenu.
5 Selecteer Wireless LAN >WPS >Execute in
het menu Network van het hoofdmenu.
6 Druk op de WPS-knop op het
toegangspunt. Raadpleeg voor details over de werking van de WPS-knop de gebruiksaanwijzing van het toegangspunt. Als de verbinding is gelukt, geeft het pictogram indicator netwerkstatus een sterkte van 1 of hoger weer op het zoekerscherm.
[Opmerking]
Als de verbinding mislukt, voer de stappen vanaf stap 1 dan opnieuw uit.
7 Maak met het apparaat verbinding met
het toegangspunt. Raadpleeg voor details over verbinden de gebruiksaanwijzing van het apparaat.
8 Start de app “Content Browser Mobile” op
een apparaat en selecteer de camcorder.
4. Netwerkfuncties: Verbinding maken met andere apparaten via LAN
62
[Tip]
U kunt de gegevens die nodig zijn om de camcorder te verbinden bekijken met Access Authentication> Show Settings(pagina 102) in het menu Network van het hoofdmenu.
Verbinding maken met de automatische detectiefunctie voor toegangspunten
1 Voer de stappen 1 t/m 3 uit in “Verbinding
maken met een toegangspunt met
behulp van WPS” (pagina 61).
2 Selecteer ST Mode Settings >Scan
Networks (pagina 103) >Execute in het
menu Network van het hoofdmenu.
De camcorder start detectie van
verbindingsbestemmingen.
Mogelijke gevonden bestemmingen
worden weergegeven in een lijst.
3 Kies een bestemming uit de lijst.
Het netwerkdetailscherm (toegangspunt)
verschijnt. De geselecteerde verbinding
wordt weergegeven in SSID.
4 Selecteer Password en voer het
wachtwoord voor het toegangspunt in op
het wachtwoordinvoerscherm om
verbinding te maken.
Het selecteren van een SSID in de
verbindingsgeschiedenis configureert
automatisch de instellingen, waaronder
het wachtwoord.
Stel het wachtwoord in om naar het
netwerkdetailscherm (toegangspunt)
terug te gaan.
5 Configureer de volgende
verbindingsinstellingen.
DHCP

Stel DHCP in. Als dit is ingesteld op On wordt het IP-adres automatisch aan de camcorder toegewezen.
Op Off instellen om het IP-adres handmatig aan de camcorder toe te wijzen. IP Address

Voer het IP-adres van het apparaat in. Deze instelling is alleen beschikbaar als DHCP is ingesteld op Off. Subnet Mask

Voer het subnetmasker in voor het apparaat. Deze instelling is alleen beschikbaar als DHCP is ingesteld op Off. Gateway

Voer de gateway voor het toegangspunt in. Deze instelling is alleen beschikbaar als DHCP is ingesteld op Off. DNS Auto

Stelt in of DNS automatisch moet worden verkregen. Als dit is ingesteld op On wordt het DNS-adres automatisch verkregen. Deze instelling is alleen beschikbaar als DHCP is ingesteld op On. Primary DNS Server

Voer de primaire DNS-server voor het toegangspunt in. Deze instelling is alleen beschikbaar als DNS Auto is ingesteld op Off. Secondary DNS Server

Voer de secundaire DNS-server voor het toegangspunt in. Deze instelling is alleen beschikbaar als DNS Auto is ingesteld op Off.
6 Selecteer na voltooiing Connect om
verbinding te maken met het toegangspunt.
7 Maak met het apparaat verbinding met
het toegangspunt. Raadpleeg voor details over verbinden de gebruiksaanwijzing van het apparaat.
8 Start de app “Content Browser Mobile” op
een apparaat en selecteer de camcorder.
[Tip]
U kunt de gegevens die nodig zijn om de camcorder te verbinden bekijken met Access Authentication> Show Settings(pagina 102) in het menu Network van het hoofdmenu.
Handmatig verbinding maken door de gegevens van het toegangspunt in te voeren
1 Voer de stappen 1 t/m 3 uit in “Verbinding
maken met een toegangspunt met behulp van WPS” (pagina 61).
2 Selecteer ST Mode Settings >Manual
Register (pagina 104) >Execute in het menu Network van het hoofdmenu. Het netwerkdetailscherm (toegangspunt) verschijnt kort.
3 Configureer de volgende
verbindingsinstellingen.
SSID

Voer de SSID in voor het verbindingstoegangspunt. Security

Geselecteerde versleutelingsmethode. Password

Voer het wachtwoord in voor de verbinding met het toegangspunt. DHCP

Stel DHCP in. Als dit is ingesteld op On wordt het IP-adres automatisch aan de camcorder toegewezen. Op Off instellen om het IP-adres handmatig aan de camcorder toe te wijzen. IP Address

Voer het IP-adres van het apparaat in. Deze instelling is alleen beschikbaar als DHCP is ingesteld op Off.
Subnet Mask

Voer het subnetmasker in voor het apparaat. Deze instelling is alleen beschikbaar als DHCP is ingesteld op Off. Gateway

Voer het adres in van de gateway. Deze instelling is alleen beschikbaar als DHCP is ingesteld op Off. DNS Auto

Stelt in of DNS automatisch moet worden verkregen. Als dit is ingesteld op On wordt het DNS-adres automatisch verkregen. Deze instelling is alleen beschikbaar als DHCP is ingesteld op On. Primary DNS Server

Voer het adres in van de primaire DNS­server. Deze instelling is alleen beschikbaar als DNS Auto is ingesteld op Off. Secondary DNS Server

Voer het adres in van de secondaire DNS-server. Deze instelling is alleen beschikbaar als DNS Auto is ingesteld op Off.
4 Selecteer na voltooiing Connect om
verbinding te maken met het toegangspunt.
5 Maak met het apparaat verbinding met
het toegangspunt. Raadpleeg voor details over verbinden de gebruiksaanwijzing van het apparaat.
6 Start de app “Content Browser Mobile” op
een apparaat en selecteer de camcorder.
[Tip]
U kunt de gegevens die nodig zijn om de camcorder te verbinden bekijken met Access Authentication> Show Settings(pagina 102) in het menu Network van het hoofdmenu.
4. Netwerkfuncties
63

Verbinding met internet

U kunt met de camcorder verbinding maken met internet met behulp van USB-tethering, bekabeld LAN of draadloos LAN. Stel van tevoren de gebruikersnaam en het wachtwoord van de camcorder in(pagina 60).
Verbinding maken met USB-tethering
U kunt met het apparaat verbinding maken met een smartphone via een USB-kabel en vervolgens met de smartphone verbinding maken met internet.
Smartphone-communicatie configureren
Schakel tethering-communicatie in op de smartphone. Raadpleeg voor details de gebruiksaanwijzing van de smartphone.
Een smartphone op de camcorder aansluiten
Sluit een USB-kabel aan op de USB-C­aansluiting (pagina 7) van de camcorder en sluit deze kabel vervolgens aan op de smartphone.
[Opmerkingen]
Sluit de smartphone alleen aan of koppel deze los als

de camcorder is uitgeschakeld. USB-tethering kan niet worden gebruikt als de

smartphone is verbonden via een USB-hub. USB-tethering kan niet worden gebruikt als een

computer is verbonden met de USB/multi-aansluiting (pagina 7).
Verbinding maken met een netwerk
1 Schakel de camcorder in.
2 Stel Modem >Setting (pagina 104) in het
menu Network van het hoofdmenu in op On.
Werking van de smartphone activeren
U kunt de camcorder op afstand bedienen met de app “Content Browser Mobile” op een smartphone die is aangesloten met een USB­kabel.
1 Stel Modem>Camera Remote
Control(pagina 104) in op Enable in het menu Network van het hoofdmenu.
2 Start de app “Content Browser Mobile” op
een smartphone en selecteer de camcorder.
[Tip]
U kunt de gegevens die nodig zijn om de camcorder te verbinden met de app Content Browser Mobile bekijken met Access Authentication>Show Settings(pagina 102) in het menu Network van het hoofdmenu.
Verbinding maken met behulp van draadloze LAN-stationmodus (wifi-stationmodus)
U kunt met de camcorder verbinding met het internet maken in wifi-stationmodus door middel van een optionele wifi-router of door wifi-tethering te gebruiken op een smartphone. Maak verbinding met de wifi-router of het apparaat zoals beschreven in “Verbinding maken met behulp van draadloos LAN in stationmodus” (pagina 61).
Smartphone/ tablet
Smartphone/ tablet
Wifi-router
Computer
Internet
Internet
Verbinding maken behulp van een LAN-kabel
U kunt verbinding maken met internet door de bekabelde LAN-aansluiting van een bekabelde LAN-adapter (optie) verbonden met de USB­C-aansluiting (pagina 7) van de camcorder met een LAN-kabel aan te sluiten op een wifi­router (optie).
Smartphone/ tablet
Wifi-router
Adapter voor
bekabeld LAN
Computer
Internet
4. Netwerkfuncties: Verbinding met internet
64
LAN-kabelverbindingen en instellingen bekabeld LAN
1 Sluit een bekabelde LAN-adapter aan op
de USB-C-aansluiting van de camcorder.
2 Sluit de bekabelde LAN-aansluiting van de
bekabelde LAN-adapter aan op een
wifi-router met een LAN-kabel.
3 Schakel de camcorder in. 4 Stel Wired LAN >Setting (pagina 104) in
het menu Network van het hoofdmenu in
op On.
DNS Auto

Stelt in of DNS automatisch moet worden verkregen. Als dit is ingesteld op On wordt het DNS-adres automatisch verkregen. Deze instelling is alleen beschikbaar als DHCP is ingesteld op On. Primary DNS Server

Voer het adres in van de primaire DNS­server. Deze instelling is alleen beschikbaar als DNS Auto is ingesteld op Off. Secondary DNS Server

Voer het adres in van de secondaire DNS-server. Deze instelling is alleen beschikbaar als DNS Auto is ingesteld op Off.
5 Configureer verbindingsinstellingen met
Wired LAN >Detail Settings (pagina 104)
in het menu Netwerk.
DHCP

Stel DHCP in. Als dit is ingesteld op On wordt het IP-adres automatisch aan de camcorder toegewezen. Op Off instellen om het IP-adres handmatig aan de camcorder toe te wijzen. IP Address

Voer het IP-adres van het apparaat in. Deze instelling is alleen beschikbaar als DHCP is ingesteld op Off. Subnet Mask

Voer het subnetmasker in voor het apparaat. Deze instelling is alleen beschikbaar als DHCP is ingesteld op Off. Gateway

Voer het adres in van de gateway. Deze instelling is alleen beschikbaar als DHCP is ingesteld op Off.
6 Klik na voltooiing op Set om de
instellingen toe te passen.
[Opmerkingen]
Selecteer altijd Set naar het wijzigen van

verbindingsinstellingen. De instellingen worden niet toegepast als Set niet is geselecteerd. Gebruik een bekabelde LAN-adapter van het type

USB C. Gebruik van een adapter die compatibel is met Gigabit Ethernet wordt geadviseerd. Correcte werking met alle apparaten kan echter niet worden gegarandeerd. Een bekabelde USB-LAN-adapter (optie) kan niet

worden gebruikt als een computer is verbonden met de USB/multi-aansluiting (pagina 7). De ingebouwde wifi-communicatiefunctie kan

worden beïnvloed, afhankelijk van het model van de bekabelde LAN-adapter (optie).
Bediening met een smartphone inschakelen via een bekabeld LAN
Om de camcorder op afstand te kunnen gebruiken met de app Content Browser Mobile op een smartphone via wifi over een wifi­router die is aangesloten via een bekabeld LAN, stelt u Wired LAN>Camera Remote Control(pagina 104) in het menu Network van het hoofdmenu in op Enable.
4. Netwerkfuncties
65

Bestanden uploaden

U kunt een proxy-bestand of een origineel bestand dat is opgenomen op de camcorder uploaden naar een server op internet, of een server op een lokaal netwerk, via een smartphone of toegangspunt.
Voorbereidingen
Verbinding maken met een netwerk
Breng verbinding van de camcorder met internet of een lokaal netwerk tot stand zoals beschreven in “Verbinding met internet” (pagina 63) of “Verbinding maken met andere apparaten via LAN” (pagina 60).
Een bestemming van een bestandsoverdracht registreren
Registreer eerst de server voor het uploaden.
1 Selecteer File Transfer >Server Settings1
(of Server Settings2, Server Settings3) in
het menu Network van het hoofdmenu.
Het configuratiescherm
overdrachtsbestemming verschijnt.
2 Stel alle items in op het
configuratiescherm
overdrachtsbestemming.
Display Name
Voer de naam van de server in die moet
worden weergegeven in de
overdrachtsbestemmingslijst.
Service
Geeft het servertype weer.
"FTP": FTP-server
Host Name
Voer het adres van de server in.
Port
Voer het poortnummer van de server in waarmee verbinding moet worden gemaakt.
User Name
Voer de gebruikersnaam in.
Password
Voer het wachtwoord in.
Passive Mode
Schakel passieve modus in of uit.
Destination Directory
Voer de naam van de map op de bestemmingsserver in.
[Opmerkingen]
Tijdens bewerking geeft "" tekens aan die niet

kunnen worden gewijzigd. Als deze tekens in een mapnaam worden gebruikt kan correcte werking niet worden gegarandeerd. Als u wilt bewerken, verwijder dan alle tekens en voer opnieuw een waarde in. Als er voor de Destination Directory op de

bestemmingsserver tekens worden ingevoerd die ongeldig zijn, worden bestanden verzonden naar de hoofdmap van de gebruiker. Welke tekens ongeldig zijn verschilt, afhankelijk van de server.
Using Secure Protocol
Stel in of veilig FTP-uploaden moet worden gebruikt.
Root Certificate
Laad/wis een certificaat.
Load

Selecteer Set in stap 3 om een CA­certificaat te importeren.
* Het certificaat dat moet worden geladen moet
de PEM-indeling hebben met de bestandsnaam "certification.pem", en moet worden opgeslagen in de hoofdmap van de geheugenkaart die is geplaatst in de CFexpress Type A/SD-kaartsleuf (B).
Clear

Selecteer Set in step3 om een CA­certificaat te wissen. None

Geen certificaat laden of wissen.
[Opmerkingen]
Stel de klok van de camcorder in op de juiste tijd,

alvorens een CA-certificaat te importeren.
Bij opnemen in XAVC-I 4096×2160P/

3840×2160P 59.94/50P, kan Load niet worden geselecteerd. Bij weinig stroom kan Load/Clear niet worden

geselecteerd voor een CA-certificaat.
Root Certificate Status
Geeft de laadstatus van het certificaat weer.
Reset
Herstel de instellingen van Server Settings naar de standaardwaarden.
3 Klik na voltooiing op Set om de
instellingen toe te passen. Selecteer altijd Set na het wijzigen van de instellingen. De instellingen worden niet toegepast als Set niet is geselecteerd.
Een bestand selecteren en uploaden
U kunt voor overdracht naar de server proxy­bestanden of originele bestanden die zijn opgenomen op geheugenkaarten selecteren.
Een proxy-bestand op een geheugenkaart uit het pictogrammenscherm uploaden
1 Maak verbinding tussen de camcorder en
apparaat met een LAN-verbinding (pagina 60).
2 Selecteer Transfer Clip (Proxy) >Select Clip
in het menu Thumbnail van het hoofdmenu. De weergave schakelt over van het hoofdmenu naar het pictogrammenscherm. Clips kunnen worden verzonden vanuit het pictogrammenscherm of het pictogrammenscherm met gefilterde clips.
3 Selecteer de clip die u wilt verzenden en
druk op de toets MENU. Er verschijn een bevestigingsscherm voor de overdracht.
4 Selecteer Execute.
Het proxy-bestand dat overeenkomt met het geselecteerde bestand wordt geregistreerd als een overdrachtsopdracht en het uploaden begint. Als de overdrachtsopdracht succesvol is geregistreerd verschijnt het resultaatscherm voor de overdracht.
5 Select OK.
4. Netwerkfuncties: Bestanden uploaden
66
Alle bestanden uploaden
Kies in stap 2 All Clips in plaats van Select Clip om de proxy-bestanden te verzenden die corresponderen met alle bestanden.
[Opmerking]
Er kunnen maximaal 200 bestanden worden verzonden.
Een origineel bestand op een geheugenkaart vanuit het pictogrammenscherm uploaden
1 Maak verbinding tussen de camcorder en
apparaat met een LAN-verbinding
(pagina 60).
2 Selecteer Transfer Clip >Select Clip in het
menu Thumbnail van het hoofdmenu.
De weergave schakelt over van het
hoofdmenu naar het
pictogrammenscherm.
Clips kunnen worden verzonden vanuit
het pictogrammenscherm of het
pictogrammenscherm met gefilterde clips.
3 Selecteer de clip die u wilt verzenden en
druk op de toets MENU.
Er verschijn een bevestigingsscherm voor
de overdracht.
4 Selecteer Execute.
Het geselecteerde bestand wordt
geregistreerd als een overdrachtsopdracht
en het uploaden begint.
Als de overdrachtsopdracht succesvol is
geregistreerd verschijnt het
resultaatscherm voor de overdracht.
[Opmerking]
Er kunnen maximaal 200 bestanden worden verzonden.
De bestandsoverdracht controleren
U kunt de status van de bestandsoverdracht controleren door selecteren van File Transfer >View Job List (pagina 105) in het menu Network van het hoofdmenu. U kunt ook de status van bestandsoverdracht controleren vanuit het scherm van de app Content Browser Mobile.
[Tip]
Als File Transfer >Auto Upload (Proxy) (pagina 105) in het menu Network van het hoofdmenu is ingesteld op On (aan) en er een netwerkverbinding bestaat, worden proxy-bestanden automatisch ge-upload naar de server die is opgegeven bij Default Upload Server (pagina 105) als de opname wordt beëindigd.
[Opmerkingen]
Er kunnen maximaal 200 overdrachtstaken worden

geregistreerd. De joblijst wordt bewaard als de camcorder wordt

uitgeschakeld, maar maximaal 10 minuten van de laatste voortgangsinformatie kan verloren gaan als de accuset wordt verwijderd of als de camcorder wordt uitgeschakeld zonder dat de POWER-schakelaar eerst op STANDBY wordt gezet. Opdrachten die zijn toegevoegd na het weergeven

van een lage-stroommelding. Als er een fout optreedt tijdens de

bestandsoverdracht, wordt de overdracht van een clip met dezelfde naam als een overgedragen clip mogelijk niet hervat, afhankelijk van de instellingen en status van de bestemmingsserver voor overdracht. Controleer in dit geval de instelling en status van de transmissiebestemmingsserver.
Uploaden met veilige FTP
U kunt bestanden uploaden met versleuteling met behulp van FTPS in Explicit mode (FTPES) voor de verbinding met de bestemmingsbestandsserver.
Veilige FTP-overdracht instellen
Voor veilige FTP-overdracht zet u Using Secure Protocol op de bestemmingsbestandsserver op ON en importeert u een certificaat. Zie voor details over configuratie “Een bestemming van een bestandsoverdracht registreren” (pagina 65).
5 Select OK.
Alle bestanden uploaden
Kies All Clips in plaats van Select Clip in stap 2 om alle bestanden te verzenden.

5. Pictogrammenscherm

67

Pictogrammenscherm

Als u op de knop THUMBNAIL (pagina 5) drukt, worden de clips die zijn opgenomen op de geheugenkaart weergegeven als pictogrammen op het scherm. U kunt een clip op het pictogrammenscherm selecteren en het afspelen van die clip starten. Het afspeelbeeld kan worden weergegeven in de zoeker of op een externe monitor. Nogmaals op de knop THUMBNAIL drukken sluit het pictogrammenscherm weer en gaat terug naar het camerabeeld.
[Opmerking]
Alleen de clips die zijn opgenomen in de momenteel geselecteerde opname-indeling worden weergegeven op het pictogrammenscherm. Als een verwachte opgenomen clip niet wordt weergegeven, controleer dan de opname-indeling. Let hier speciaal op vóór het formatteren (initialiseren) van media.
Schermindeling
Informatie over de clip op de cursorpositie wordt weergegeven aan de onderkant van het scherm.
Indicator momenteel geselecteerde geheugenkaart (Er verschijnt een hangslot-pictogram als de card is beveiligd.)
Cursor (geel)
Clipnummer/totaal aantal clips
1. Pictogram (indexafbeelding)
Geeft de indexafbeelding van de clip weer. Als een clip wordt opgenomen, wordt het eerste frame automatisch ingesteld als indexafbeelding. Clip/frame-informatie wordt weergegeven onder het pictogram. U kunt de weergegeven informatie wijzigen met Customize View
1
2
3
(pagina 98) >Thumbnail Caption in het menu Thumbnail van het hoofdmenu.
2. Clipnaam
Geeft de naam van de geselecteerde clip weer.
3. Video-opname-indeling
Geeft de bestandindeling van de geselecteerde clip weer.
4 5
4. Speciale opname-informatie
Geeft de opname-indeling alleen weer als de clip is opgenomen in een speciale opnamemodus. Voor Slow & Quick Motion-clips wordt de beeldsnelheid aan de rechterkant weergegeven.
5. Clipduur
6
6. Aanmaakdatum
5. Pictogrammenscherm
68

Clips afspelen

Opgenomen clips afspelen
U kunt opgenomen clips afspelen als de camcorder in opnamestand-by (Stby) staat.
1
Plaats de geheugenkaart om af te spelen.
2
Druk op de knop THUMBNAIL.
3
Gebruik de keuzeschakelaar
(pagina 7) of multifunctionele
regelaar (pagina 5) om de cursor te
verplaatsen naar het pictogram voor de
gewenste clip.
4
Druk op de toepassingsknop van de
keuzeschakelaar of multifunctionele
regelaar.
Afspelen begint vanaf het begin van de
geselecteerde clip.
Afspelen kan worden bediend met de volgende knoppen.
Druk op de toepassingsknop van de
keuzeschakelaar of de multifunctionele regelaar:
afspelen pauzeren. Nogmaals indrukken om terug te gaan naar normaal afspelen.
Druk op de linker/rechter knop van de
keuzeschakelaar:
naar start van de huidige clip of van de volgende clip springen.
De linker/rechter knop indrukken en
vasthouden:
vooruit/achteruit spoelen. Na het loslaten van de knop wordt normaal afspelen hervat.
Knop CANCEL/BACK:
Stopt afspelen en gaat terug naar de modus opname-stand-by.
[Opmerkingen]
Er kan zich een tijdelijke onderbreking van het beeld

of stilstaand beeld voordoen bij de overgang tussen clips. U kunt de camcorder niet tegelijk gebruiken. Als u een clip selecteert in het pictogrammenscherm

en afspelen start, kan er zich een tijdelijke onderbreking van het beeld bij de start van de clip voordoen. Om het begin van de clip zonder onderbreking te bekijken zet u de camcorder in de modus afspelen, pauze, en gebruikt u de linker knop van de keuzeschakelaar om naar het begin van de clip terug te gaan. Start daarna het afspelen opnieuw.
5. Pictogrammenscherm
69

Clipfuncties

In het pictogrammenscherm kunt u de clips bedienen of clipeigenschappen controleren in het menu Thumbnail van het hoofdmenu. Het menu Thumbnail (pagina 98) verschijnt als u de knop MENU ingedrukt houdt en Thumbnail selecteert.
Functies in het menu Thumbnail
Gebruik de keuzeschakelaar (pagina 7) of de multifunctionele regelaar (pagina 5) om een functie te selecteren, en druk vervolgens op de toepassingsknop van de keuzeschakelaar of de multifunctionele regelaar. Druk op de knop CANCEL/BACK (pagina 5) om naar het vorige scherm te gaan.
[Opmerking]
Sommige onderdelen kunnen niet worden geselecteerd, afhankelijk van de staat waarin het menu werd weergegeven.
Menu-onderdelen voor clipfuncties
Display Clip Properties

Set Clip Flag

Lock/Unlock Clip

Delete Clip

Transfer Clip

Transfer Clip (Proxy)

Filter Clips

Customize View

Zie voor details over menu-onderdelen voor clipfuncties het menu Thumbnail (pagina 98).
Clipeigenschappen weergeven
Selecteer Display Clip Properties (pagina 98) in het menu Thumbnail om het scherm clipeigenschappen weer te geven.
Clipvlaggen toevoegen
U kunt clipvlaggen (OK-, NG- of KP­markeringen) aan clips toevoegen om de weergave te filteren op clips die zijn gebaseerd op de clipvlaggen. Selecteer het pictogram voor de clip waar u een vlag aan wilt toevoegen en selecteer vervolgens de clipvlag met Set Clip Flag (pagina 98) in het menu Thumbnail van het hoofdmenu.
Instelling Toegevoegde clipvlag
Add OK OK Add NG NG Add KEEP KP
[Tips]
U kunt ook een toewijsbare knop gebruiken die is

toegewezen aan de clipvlagfunctie om clipvlaggen toe te voegen (pagina 49).
U kunt een OK-clipvlag(pagina 53) aan het

pictogram van de geselecteerde clip toevoegen door op de knop Clip Flag(pagina 5) te drukken.
Weergeven van het gefilterde clip­pictogrammenscherm
Selecteer Filter Clips (pagina 98) in het menu Thumbnail van het hoofdmenu en selecteer een type clipvlag om alleen de clips met die specifieke vlag weer te geven. Selecteer All om alle clips weer te geven.
[Tip]
Met de knop DISPLAY kunt u de filters ook opeenvolgend doorlopen.
Clips verwijderen
U kunt clips van een geheugenkaart verwijderen. Selecteer Delete Clip >Select Clip of All Clips in het menu Thumbnail van het hoofdmenu. Select Clip:
verwijdert de geselecteerde clip. Er kunnen meerdere clips tegelijk worden geselecteerd.
All Clips:
verwijdert alle weergegeven clips.
Wijzigen van de op het pictogrammenscherm weergegeven informatie
U kunt de weergegeven clip/frame-informatie onder het pictogram wijzigen. Selecteer Customize View >Thumbnail Caption in het menu Thumbnail van het hoofdmenu en selecteer de informatie die moet worden weergegeven. Date Time:
geeft de datum en de tijd weer waarop de clip is gemaakt en het laatst is gewijzigd.
Time Code:
geeft de tijdcode weer.
Duration:
geeft de duur van de clip weer.
Sequential Number:
geeft een opeenvolgend getal weer voor elk pictogram.

6. Menuweergave en instellingen

70

Configuratie en hiërarchie hoofdmenu

Houd de knop MENU ingedrukt om het hoofdmenu in de zoeker weer te geven en om diverse onderdelen te specificeren voor filmen, opnemen en afspelen (het menu kan ook worden weergegeven op een externe monitor). Het hoofdmenu bestaat uit de volgende menu's.
Menuconfiguratie
Menu User
Bevat menu-onderdelen die zijn
geconfigureerd door de gebruiker met
Edit User Menu.
Menu Edit User
Bevat menu-onderdelen voor bewerking
van het User-menu.
Menu Shooting
Bevat instellingen met betrekking tot
filmen.
Menu Project
Bevat basisinstellingen voor projecten.
Menu Paint/Look
Bevat instellingen met betrekking tot
beeldkwaliteit.
Menu TC/Media
Bevat instellingen met betrekking tot
tijdcodes en opnamemedia.
Menu Monitoring
Bevat instellingen met betrekking tot
video-uitvoer en het zoekerscherm.
Menu Audio
Bevat instellingen met betrekking tot
audio.
Menu Thumbnail
Bevat instellingen met betrekking tot
weergave van pictogrammen.
Menu Technical
Bevat instellingen voor technische
onderdelen.
Menu Network
Bevat instellingen met betrekking tot
netwerken.
Menu Maintenance
Bevat apparaatinstellingen, zoals de klok
en taal.
Hiërarchie hoofdmenu
User (Fabrieks­instellingen)
Edit User Menu Add Item
Shooting ISO/Gain/EI
Base Setting Focus S&Q Motion LUT On/Off Simul Rec Proxy Rec Interval Rec Assignable Button Assignable Dial Multi Function Dial All File Clip Name Format Format Media VF Setting Zebra Zoom Menu Settings
Customize Reset
ND Filter Shutter Iris Auto Exposure White White Setting Offset White Focus S&Q Motion LUT On/Off Noise Suppression Flicker Reduce SteadyShot
Project Base Setting
Rec Format Cine EI Setting HDR Setting Simul Rec Proxy Rec Interval Rec Picture Cache Rec SDI/HDMI Rec Control Assignable Button Assignable Dial Multi Function Dial User File All File
Paint/Look Scene File
Base Look Reset Paint Settings Black Knee Detail Matrix Multi Matrix
TC/Media Timecode
TC Display Users Bit HDMI TC Out Clip Name Format Update Media Format Media
Monitoring Output On/Off
Output Format Output Display Display On/Off Marker VF Setting Gamma Display Assist Peaking Zebra
Audio Audio Input
Audio Output
Thumbnail Display Clip Properties
Set Clip Flag Lock/Unlock Clip Delete Clip Transfer Clip Transfer Clip (Proxy) Filter Clips Customize View
Technical Color Bars
ND Dial Tally HOLD Switch Setting Touch Operation Rec Review Zoom Handle Zoom Menu Settings Menu Page On/Off Fan Control Lens Video Light Set APR Camera Battery Alarm Camera DC IN Alarm
6. Menuweergave en instellingen: Configuratie en hiërarchie hoofdmenu
71
Network Access Authentication
Wireless LAN AP Mode Settings ST Mode Settings Wired LAN Modem File Transfer Network Reset
Maintenance Language
Clock Set All Reset Hours Meter Version
6. Menuweergave en instellingen
72

Handelingen hoofdmenu

Houd de knop MENU ingedrukt om het hoofdmenu in de zoeker weer te geven om specifieke instellingen te maken (het menu kan ook worden weergegeven op een externe monitor).
Functies in het hoofdmenu
Knop MENU (pagina 5)
Indrukken en vasthouden om het
hoofdmenu weer te geven. Nogmaals
indrukken als het hoofdmenu wordt
weergegeven om het menu te verbergen.
Keuzeschakelaar (8-voudig D-pad en toepassingsknop) (pagina 7)
Druk op de knoppen van het 8-richtings-
D-pad om de cursor omhoog/omlaag/
naar links/naar rechts te verplaatsen om
menu-onderdelen of instellingen te
selecteren.
Druk op de toepassingsknop van de
keuzeschakelaar om het geselecteerde
onderdeel toe te passen.
Multifunctionele regelaar (pagina 5)
Draai de multifunctionele regelaar om de
cursor omhoog/omlaag te verplaatsen
om menu-onderdelen of instellingen te
selecteren.
Druk op de multifunctionele regelaar om
het geselecteerde onderdeel toe te
passen.
Knop CANCEL/BACK (pagina 5)
Indrukken om naar het vorige menu terug
te gaan. Een wijziging die niet compleet is
wordt geannuleerd.
[Opmerkingen]
Het hoofdmenu kan niet worden bediend in de

modus scherpstellingsvergroting (pagina 37). Sommige onderdelen kunnen niet worden

geselecteerd, afhankelijk van de staat waarin het menu werd weergegeven.
Menu-onderdelen instellen
Druk op de knoppen van het 8-richtings-D­pad of draai aan de multifunctionele regelaar om de cursor naar het menu-onderdeel te verplaatsen dat moet worden ingesteld. Druk daarna op de toepassingsknop of de multifunctionele regelaar om het onderdeel te selecteren.
Het selectiegebied voor menu-onderdelen

geeft maximaal acht regels weer. Als alle beschikbare opties voor een onderdeel niet tegelijkertijd kunnen worden weergegeven, verschuif dan het display door de cursor omhoog en omlaag te verplaatsen. Voor de subonderdelen met een groot

instelbereik (bijvoorbeeld –99 tot +99) wordt het instelgebied niet weergegeven. De huidige instelling wordt gemarkeerd om aan te geven dat de waarde kan worden gewijzigd. Door [Execute] te selecteren voor een

functie wordt de betreffende functie uitgevoerd. Een onderdeel selecteren dat moet

worden bevestigd vóór uitvoering, verbergt het menu tijdelijk en geeft een bevestigingsmelding weer. Controleer de melding en kies of de functie moet worden uitgevoerd of niet.
Een reeks tekens invoeren
Als u een onderdeel selecteert waarvoor tekens moeten worden ingevoerd, zoals een bestandsnaam, verschijnt het tekeninvoerscherm.
1
2 3
1 Druk op de knoppen van het 8-richtings-
D-pad of draai aan de multifunctionele regelaar om een teken te selecteren en pas vervolgens de instelling toe. ABC: hoofdletters abc: kleine letters 123: numerieke tekens !#$: speciale tekens
2 Selecteer een teken van het gekozen
tekentype en pas vervolgens de instelling toe. De cursor gaat naar het volgende veld.
Space: voert een spatie in op de
cursorpositie.
/: verplaatst de positie van de cursor. BS: verwijdert het teken links van de cursor
(backspace).
3 Als u klaar bent selecteert u [Done] en
past u de instelling toe. De tekenreeks is bevestigd en het tekeninvoerscherm verdwijnt.
Het menu vergrendelen en ontgrendelen
U kunt het hoofdmenu vergrendelen, zodat alleen het menu User wordt weergegeven. In deze situatie kunnen geen instellingen worden gewijzigd met de statusschermen.
Het menu vergrendelen
1 Houd de multifunctionele regelaar
ingedrukt en houd ook de knop MENU ingedrukt.
2 Selecteer Menu Settings >User Menu with
Lock in het menu Technical.
[Opmerking]
Als u alleen de knop MENU ingedrukt houdt om het normale hoofdmenu weer te geven, wordt User Menu Only weergegeven bij Menu Settings in het menu Technical. Houd de multifunctionele regelaar ingedrukt en houd ook de knop MENU ingedrukt om User Menu with Lock op te roepen.
3 Stel in op On, en druk op de
toepassingsknop of multifunctionele regelaar. Het zoekerscherm schakelt over naar het scherm voor invoer van de cijfercode.
4 Voer een willekeurig getal in.
Voer een viercijferig nummer in het bereik van 0000 t/m 9999 in. De standaardwaarde is 0000. Voer een cijfer in en druk op de toepassingsknop of de multifunctionele regelaar om de cursor naar het volgende cijfer te verplaatsen. Als alle cijfers zijn ingevoerd, verplaats de cursor dan naar SET.
6. Menuweergave en instellingen: Handelingen hoofdmenu
73
5 Druk op de toepassingsknop of de
multifunctionele regelaar.
Het onderdeel is toegepast.
Er verschijnt een bevestigingsmelding en
het scherm schakelt over naar weergave
van het menu User.
Het menu ontgrendelen
1 Houd de multifunctionele regelaar
ingedrukt en houd ook de knop MENU
ingedrukt.
2 Selecteer Menu Settings >User Menu with
Lock in het menu User.
[Opmerking]
Als u alleen de knop MENU ingedrukt houdt om
het normale hoofdmenu weer te geven, wordt User
Menu Only weergegeven bij Menu Settings in het
menu Technical. Houd de multifunctionele regelaar
ingedrukt en houd ook de knop MENU ingedrukt
om User Menu with Lock op te roepen.
3 Stel in op Off, en druk op de
toepassingsknop of multifunctionele
regelaar.
Het zoekerscherm schakelt over naar het
scherm voor invoer van de cijfercode.
4 Voer de cijfercode in die is gebruikt om
het menu te vergrendelen.
Voer een cijfer in en druk op de
toepassingsknop of de multifunctionele
regelaar om de cursor naar het volgende
cijfer te verplaatsen.
Als alle cijfers zijn ingevoerd, verplaats de
cursor dan naar SET.
5 Druk op de toepassingsknop of de
multifunctionele regelaar.
Het onderdeel is toegepast.
Als de ingevoerde cijfercode overeenkomt
met de cijfercode die werd gebruikt om
het menu te vergrendelen, wordt het menu ontgrendeld en weer weergegeven.
[Opmerkingen]
Als de ingevoerde cijfercode niet overeenkomt met

de cijfercode die werd gebruikt om het menu te vergrendelen, wordt het menu niet ontgrendeld. Het wordt geadviseerd om een notitie van de

cijfercode bij de hand te houden, voor het geval u deze vergeet. Als u de cijfercode vergeet, neem dan contact op met uw Sony servicevertegenwoordiger. Als het menu wordt vergrendeld zonder dat

onderdelen uit het hoofdmenu in de volgende tabel in het menu User worden geregistreerd, kunnen deze functies niet worden toegewezen aan toewijsbare knoppen. Als deze functies zijn toegewezen aan toewijsbare

knoppen wordt de toewijsbare functie geforceerd uitgeschakeld als het menu wordt vergrendeld.
Onderdeel hoofdmenu
Shooting >ISO/Gain/EI >Base Sensitivity, Shooting >ISO/Gain/EI >Base ISO
Shooting >Auto Exposure >AGC
Auto ND Filter Shooting>Iris>Bokeh
Control Shooting >Auto
Exposure >Auto Shutter Shooting >Auto
Exposure >Level Shooting >Auto
Exposure >Mode Shooting >Auto
Exposure >Mode Shooting >White >
Preset White Shooting >Focus >
AF Transition Speed, Shooting >Focus > AF Subj. Shift Sens.
Shooting >Focus > Focus Area
Selectie toewijsbare knop
Base ISO/Sensitivity
AGC
Bokeh Control
Auto Shutter
Auto Exposure Level
Backlight
Spotlight
Preset White Select
AF Speed/Sens.
Focus Area
Onderdeel hoofdmenu
Shooting >Focus > Focus Area(AF-S)
Shooting >Focus > Face/Eye Detection AF
Shooting >Focus > Push AF Mode
Shooting >S&Q Motion >Setting
Shooting >SteadyShot >Setting
Project>Picture Cache Rec>Setting
Technical >Rec Review >Setting
Thumbnail >Set Clip Flag >Add OK
Thumbnail >Set Clip Flag >Add NG
Thumbnail >Set Clip Flag >Add KEEP
Technical >Color Bars >Setting
Monitoring >Display On/Off >Lens Info
Monitoring >Display On/Off >Video Signal Monitor
Monitoring >Marker >Setting
Monitoring >VF Setting >Color Mode
Monitoring >Gamma Display Assist >Setting
Monitoring >Peaking >Setting
Monitoring >Zebra >Setting
Audio >Audio Output >Volume
Selectie toewijsbare knop
Focus Area(AF-S)
Face/Eye Detection AF
Push AF Mode
S&Q Motion
SteadyShot
Picture Cache Rec
Rec Review
Clip Flag OK
Clip Flag NG
Clip Flag Keep
Color Bars
Lens Info
Video Signal Monitor
Marker
VF Mode
Gamma Display Assist
Peaking
Zebra
Volume
Onderdeel hoofdmenu
Technical >Touch Operation >Setting
Technical >Handle Zoom >Setting
Network >Wireless LAN >NFC
Network >File Transfer >Auto Upload (Proxy)
User User Menu
Selectie toewijsbare knop
Touch Operation
Handle Zoom
NFC
Auto Upload (Proxy)
6. Menuweergave en instellingen
74

Menu User

Dit gedeelte beschrijft de functie en instelling van alle menu-onderdelen.
User Onderdeel Beschrijving
Base Setting Menu-onderdeel Project >Base Setting Focus Menu-onderdeel Shooting >Focus S&Q Motion Menu-onderdeel Shooting >S&Q Motion LUT On/Off Menu-onderdeel Shooting >LUT On/Off Simul Rec Menu-onderdeel Project >Simul Rec Proxy Rec Menu-onderdeel Project >Proxy Rec Interval Rec Menu-onderdeel Project >Interval Rec Assignable Button Menu-onderdeel Project >Assignable Button Assignable Dial Menu-onderdeel Project >Assignable Dial Multi Function Dial Menu-onderdeel Project >Multi Function Dial All File Menu-onderdeel Project >All File Clip Name Format Menu-onderdeel TC/Media >Clip Name Format Format Media Menu-onderdeel TC/Media >Format Media VF Setting Menu-onderdeel Monitoring >VF Setting Zebra Menu-onderdeel Monitoring >Zebra Zoom Menu-onderdeel Technical >Zoom Menu Settings Menu-onderdeel Technical >Menu Settings Edit User Menu Geeft het menuscherm Edit User weer.
[Opmerking]
U kunt menu-onderdelen toevoegen en verwijderen in het menu User met behulp van het menu Edit User. Er kunnen maximaal 20 onderdelen worden geconfigureerd.
6. Menuweergave en instellingen
75

Menu Edit User

Het menu Edit User wordt weergegeven als bovenste niveau als Edit User Menu wordt geselecteerd in het menu User.
Edit User Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Add Item Een onderdeel aan het menu User toevoegen
Customize Reset Reset de onderdelen in het menu User
Het tijdens bewerking geselecteerde menu­onderdeel
Delete Wist het geregistreerde menu-
Move Herschikt de geregistreerde menu-
Edit Sub Item Bewerkt (registreren/wissen) het
Voegt een menu-onderdeel aan het menu User toe.
Herstelt de menu-onderdelen die zijn geregistreerd in het menu User naar de fabrieksinstellingen.
onderdeel uit het menu User.
onderdelen binnen het menu User.
geregistreerde menu-subonderdeel in het menu User.
6. Menuweergave en instellingen
76

Menu Shooting

Dit gedeelte beschrijft de functie en instelling van alle menu-onderdelen. Standaard fabrieksinstellingen worden vet weergegeven (bijvoorbeeld 18dB).
Shooting >ISO/Gain/EI
Versterkingsinstellingen maken.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Mode ISO/dB Selecteert de instellingsmodus voor
versterking.
ISO/Gain<H> Zie voor details over instellingen
"Instellingen ISO/Gain en standaardwaarden" (pagina 107).
ISO/Gain<M> Zie voor details over instellingen
"Instellingen ISO/Gain en standaardwaarden" (pagina 107).
ISO/Gain<L> Zie voor details over instellingen
"Instellingen ISO/Gain en standaardwaarden" (pagina 107).
Exposure Index<H>
Als Base ISO is ingesteld is op ISO 800:
200EI / 4.0E 250EI / 4.3E 320EI / 4.7E 400EI / 5.0E 500EI / 5.3E 640EI / 5.7E 800EI / 6.0E 1000EI / 6.3E
1250EI / 6.7E
1600EI / 7.0E 2000EI / 7.3E 2500EI / 7.7E 3200EI / 8.0E
Als Base ISO is ingesteld is op ISO 12800:
3200EI / 4.0E 4000EI / 4.3E 5000EI / 4.7E 6400EI / 5.0E 8000EI / 5.3E 10000EI / 5.7E 12800EI / 6.0E 16000EI / 6.3E
20000EI / 6.7E
25600EI / 7.0E 32000EI / 7.3E 40000EI / 7.7E 51200EI / 8.0E
Stelt de presetwaarde voor <H> gain in.
Stelt de presetwaarde voor <M> gain in.
Stelt de presetwaarde voor <L> gain in.
Stelt de <H> belichtingsindexwaarde in. Alleen beschikbaar in de modus Cine EI mode.
Shooting >ISO/Gain/EI
Versterkingsinstellingen maken.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Exposure Index<M>
Exposure Index<L>
Shockless Gain
Base Sensitivity
Base ISO
(Dezelfde instellingen als Exposure Index<H>) Als Base ISO is ingesteld is op ISO 800:
1000EI / 6.3E
Als Base ISO is ingesteld is op ISO 12800:
16000EI / 6.3E
(Dezelfde instellingen als Exposure Index<H>) Als Base ISO is ingesteld is op ISO 800:
800EI / 6.0E
Als Base ISO is ingesteld is op ISO 12800:
12800EI / 6.0E
On / Off Schakelt de functie naadloze
High / Low Stelt de basisgevoeligheid in voor de
ISO 12800 / ISO 800 Stelt de basis-ISO-gevoeligheid in voor
Stelt de <M> belichtingsindexwaarde in.
Stelt de <L> belichtingsindexwaarde in.
versterkingsomschakeling in of uit.
modus SDR/HDR.
de modus Cine EI.
Shooting >ND Filter
Stelt de presetwaarden in voor het ND-filter.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Preset1 1/4 / 1/8 / 1/16 / 1/32 / 1/64 / 1/128 Stelt de preset 1-waarde in voor het
ND-filter.
Preset2
Preset3
1/4 / 1/8 / 1/16 / 1/32 / 1/64 / 1/128 Stelt de preset 2-waarde in voor het
ND-filter.
1/4 / 1/8 / 1/16 / 1/32 / 1/64 / 1/128 Stelt de preset 3-waarde in voor het
ND-filter.
Shooting >Shutter
Stelt de werkcondities in voor de elektronische sluiter.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Mode Speed / Angle Selecteert de werkmodus van de
elektronische sluiter. Wordt gebruikt voor het duidelijk filmen van snel bewegende objecten. Selecteert de modus voor instelling van de sluitertijd in seconden (Speed) of als een sluiterhoek (Angle).
6. Menuweergave en instellingen: Menu Shooting
77
Shooting >Shutter
Stelt de werkcondities in voor de elektronische sluiter.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Shutter Speed On/Off
Shutter Speed
Shutter Angle
ECS On/Off
On / Off Stelt in of de belichtingstijd bij actieve
Speed-modus de sluitertijd volgt of is ingesteld op volledige belichting.
64F t/m 1/8000 De beschikbare instellingen variëren afhankelijk van de beeldfrequentie van de geselecteerde video-indeling.
59.94P: 64F/ 32F/ 16F/ 8F/ 7F/ 6F/ 5F/ 4F/ 3F/ 2F/ 1/50/ 1/60/ 1/100/ 1/120/ 1/125/ 1/250/ 1/500/ 1/1000/ 1/2000/ 1/4000/ 1/8000
50P:
64F/ 32F/ 16F/ 8F/ 7F/ 6F/ 5F/ 4F/ 3F/ 2F/ 1/50/ 1/60/ 1/100/ 1/120/ 1/125/ 1/250/ 1/500/ 1/1000/ 1/2000/ 1/4000/ 1/8000
29.97P: 64F/ 32F/ 16F/ 8F/ 7F/ 6F/ 5F/ 4F/ 3F/ 2F/ 1/30/ 1/40/ 1/50/ 1/60/ 1/100/ 1/120/ 1/125/ 1/250/ 1/500/ 1/1000/ 1/2000/ 1/4000/ 1/8000
25P:
64F/ 32F/ 16F/ 8F/ 7F/ 6F/ 5F/ 4F/ 3F/ 2F/ 1/25/ 1/33/ 1/50/ 1/60/ 1/100/ 1/120/ 1/125/ 1/250/ 1/500/ 1/1000/ 1/2000/ 1/4000/ 1/8000
24P/23.98P:
64F/ 32F/ 16F/ 8F/ 7F/ 6F/ 5F/ 4F/ 3F/ 2F/ 1/24/ 1/32/ 1/48/ 1/50/ 1/60/ 1/96/ 1/100/ 1/120/ 1/125/ 1/250/ 1/500/ 1/1000/ 1/2000/ 1/4000/ 1/8000
64F/ 32F/ 16F/ 8F/ 7F/ 6F/ 5F/ 4F/ 3F/ 2F/ 360.0°/ 300.0°/
270.0°/ 240.0°/ 216.0°/ 210.0°/
180.0°/ 172.8°/ 150.0°/ 144.0°/
120.0°/ 90.0°/ 86.4°/ 72.0°/ 45.0°/
30.0°/ 22.5°/ 11.25°/ 5.6°
On / Off Schakelt de functie Extended Clear Scan
Stelt de sluitertijd in als Mode is ingesteld op Speed.
Stelt de sluiterhoek in als Mode is ingesteld op Angle.
in of uit.
Shooting >Shutter
Stelt de werkcondities in voor de elektronische sluiter.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
ECS Frequency
23.99 t/m 8000 De beschikbare instellingen variëren afhankelijk van de framefrequentie van de geselecteerde video-indeling. De standaardwaarden worden hieronder vermeld.
59.94P: 60.00 50P: 50.00
29.97P: 30.00
23.98P: 23.99 25P: 25.02 24P: 24.02
Stelt de ECS-frequentie in als Mode is ingesteld op ECS.
Shooting> Iris
Stelt functie-instellingen voor Bokeh Control in.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Bokeh Control
On / Off Schakelt de functie Bokeh Control in en
uit.
Shooting >Auto Exposure
Regelt de instellingen voor automatische belichtingsaanpassingen.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Level +3.0/ +2.75/ +2.5/ +2.25/ +2.0/ +1.75/
+1.5/ +1.25/ +1.0/ +0.75/ +0.5/ +0.25/
±0/ –0.25/ –0.5/ –0.75/ –1.0/ –1.25/
–1.5/ –1.75/ –2.0/ –2.25/ –2.5/ –2.75/ –3.0
Mode
Speed
Backlight / Standard / Spotlight Stelt de werkmodus in van de auto-
–99 t/m +99 (±0) Stelt de aanpassingssnelheid in van auto-
Stelt het helderheidniveau in voor de automatische gedetecteerde belichting.
belichtingsaanpassing. Backlight:
Modus Backlight (modus voor minder donker worden van een onderwerp als het onderwerp met tegenlicht wordt gefilmd)
Standard:
Standaardmodus
Spotlight:
Modus Spotlight (modus voor minder overbelichting als het onderwerp wordt verlicht door spotlights)
belichtingsaanpassing.
6. Menuweergave en instellingen: Menu Shooting
78
Shooting >Auto Exposure
Regelt de instellingen voor automatische belichtingsaanpassingen.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
AGC On / Off Schakelt de functie AGC (auto gain
control) in of uit.
AGC Limit Zie voor details over instellingen "AGC
Limit-instellingen en standaardwaarden"
Stelt de maximale versterking van de functie AGC in.
(pagina 109).
AGC Point
F2.8 / F4 / F5.6 Stelt de F-stopwaarde van het diafragma
in waar AGC-werking begint als de functie AGC is ingesteld op On.
Auto Shutter
On / Off Schakelt de automatische sluiterfunctie
in of uit.
A.SHT Limit
1/100 / 1/150 / 1/200 / 1/250 / 1/2000 Stelt de snelste sluitertijd in voor de
automatische sluiterfunctie.
A.SHT Point
F5.6 / F8 / F11 / F16 Stelt de F-stopwaarde van het diafragma
in waar de werking van de automatische sluiterfunctie begint.
Clip High light
On / Off Schakelt de functie in of uit die de meest
heldere gebieden negeert voor een vlakkere respons bij hoge helderheid.
Detect Window
1 / 2 / 3 / 4 / 5 / 6 / Custom Stelt het lichtmetingsbereik voor
automatische belichtingsaanpassing in op basis van de helderheid van het onderwerp. (Niet beschikbaar als de belichting handmatig wordt ingesteld)
Detect Window
On / Off Schakelt de indicatie van de lichtmeting
in of uit.
Indication Custom
Width Custom
Height Custom H
Position Custom V
Position
40 t/m 999 (500) Stelt de breedte van het
lichtmetingsbereik in.
70 t/m 999 (500) Stelt de hoogte van het
lichtmetingsbereik in.
–479 t/m +479 (±0) Stelt de horizontale positie van het
lichtmetingsbereik in.
–464 t/m +464 (±0) Stelt de verticale positie van het
lichtmetingsbereik in.
Shooting >White
Regelt de witbalansinstelling.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Preset White 2000K t/m 15000K (3200K) Stelt de presetwaarde van de witbalans
in.
Color Temp <A>
2000K t/m 15000K (3200K) Stelt de kleurtemperatuur van de
witbalans in, die wordt opgeslagen in geheugen A.
[Opmerking]
Omdat Color Temp wordt beperkt tot 2000K en 15000K tijdens R/B Gain-werking, kan de correcte waarde voor Color Temp mogelijk niet worden weergegeven voor de R/B Gain­waarde.
Tint<A> –99 t/m +99 (±0) Stelt de tint van de witbalans in die wordt
opgeslagen in witgeheugen A.
[Opmerking]
Omdat Tint wordt beperkt tot ±99 tijdens R/B Gain-werking, kan de correcte waarde voor Tint mogelijk niet worden weergegeven voor de R/B Gain-waarde.
R Gain <A> –99.0 t/m +99.0 (±0.0) Stelt de witbalans R-versterkingswaarde
in die wordt opgeslagen in geheugen A.
B Gain <A>
–99.0 t/m +99.0 (±0.0) Stelt de witbalans B-versterkingswaarde
in die wordt opgeslagen in geheugen A.
Color Temp <B>
2000K t/m 15000K (3200K) Stelt de kleurtemperatuur van de
witbalans in, die wordt opgeslagen in geheugen B.
[Opmerking]
Omdat Color Temp wordt beperkt tot 2000K en 15000K tijdens R/B Gain-werking, kan de correcte waarde voor Color Temp mogelijk niet worden weergegeven voor de R/B Gain­waarde.
Tint<B> –99 t/m +99 (±0) Stelt de tint van de witbalans in die wordt
opgeslagen in witgeheugen B.
[Opmerking]
Omdat Tint wordt beperkt tot ±99 tijdens R/B Gain-werking, kan de correcte waarde voor Tint mogelijk niet worden weergegeven voor de R/B Gain-waarde.
R Gain <B> –99.0 t/m +99.0 (±0.0) Stelt de witbalans R-versterkingswaarde
in die wordt opgeslagen in geheugen B.
B Gain <B>
–99.0 t/m +99.0 (±0.0) Stelt de witbalans B-versterkingswaarde
in die wordt opgeslagen in geheugen B.
6. Menuweergave en instellingen: Menu Shooting
79
Shooting >White Setting
Past de witbalansinstelling aan.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Shockless White
ATW Speed
White Switch<B>
Filter White Memory
Off / 1 / 2 / 3 Stelt de reactiesnelheid in van de
witbalans als wordt overgeschakeld van witbalansmodus. Off: schakelt onmiddellijk. 1 t/m 3: hogere nummers schakelen
langzamer.
1 / 2 / 3 / 4 / 5 Stelt de reactiesnelheid van de ATW-
modus in. 1: Snelste reactietijd
Memory / ATW Selecteert de aanpassingsmodus van de
witbalans die is geselecteerd als de schakelaar WHT BAL is ingesteld op B.
On / Off Schakelt de functie die het
geheugengebied voor de witbalans voor elk ND Filter instelt in of uit. On: stelt het witbalansgeheugen voor elk
ND-Filter in.
[Tip]
In presetmodus zijn er vier instellingen (CLEAR/1/2/3). In variabele modus zijn er twee instellingen (CLEAR/On).
Off: stelt het witbalansgeheugen globaal
voor alle ND-Filters in.
Shooting >Offset White
Regelt de offsetinstelling voor witbalans.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Offset White <A>
Offset Color Temp<A>
Offset Tint<A>
Offset White <B>
On / Off Selecteert of er wel (On) of niet (Off) een
offsetwaarde aan de witbalans in geheugen A moet worden toegevoegd.
–99 t/m +99 (±0) Stelt de offset van de kleurtemperatuur
in, die aan de witbalans moet worden toegevoegd in geheugen A als Offset White <A> is ingesteld op On.
–99 t/m +99 (±0) Stelt de offset van de tintwaarde in, die
aan de witbalans moet worden toegevoegd in geheugen A als Offset White <A> is ingesteld op On.
On / Off Selecteert of er wel (On) of niet (Off) een
offsetwaarde aan de witbalans in geheugen B moet worden toegevoegd.
Shooting >Offset White
Regelt de offsetinstelling voor witbalans.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Offset Color Temp<B>
Offset Tint<B>
Offset White <ATW>
Offset Color Temp<ATW>
Offset Tint<ATW>
–99 t/m +99 (±0) Stelt de offset van de kleurtemperatuur
in, die aan de witbalans moet worden toegevoegd in geheugen B als Offset White <B> is ingesteld op On.
–99 t/m +99 (±0) Stelt de offset van de tintwaarde in, die
aan de witbalans moet worden toegevoegd in geheugen B als Offset White <B> is ingesteld op On.
On / Off Selecteert of er wel (On) of niet (Off) een
offsetwaarde aan de ATW-witbalans moet worden toegevoegd.
–99 t/m +99 (±0) Stelt de offset van de kleurtemperatuur
in, die aan de ATW-witbalans moet worden toegevoegd als Offset White <ATW> is ingesteld op On.
–99 t/m +99 (±0) Stelt de offset van de tintwaarde in, die
aan de ATW-witbalans moet worden toegevoegd als Offset White <ATW> is ingesteld op On.
Shooting >Focus
Regelt de scherpstelling.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
AF Transition Speed
AF Subj. Shift Sens.
1(Slow) / 2 / 3 / 4 / 5 / 6 / 7(Fast) Stelt de snelheid in van de
scherpstellingsaandrijving als het onderwerp verandert tijdens automatische scherpstelling.
1(Locked On) / 2 / 3 / 4 / 5(Responsive) Stelt de gevoeligheid in voor wijziging
van onderwerpscherpstelling tijdens automatische scherpstelling.
6. Menuweergave en instellingen: Menu Shooting
80
Shooting >Focus
Regelt de scherpstelling.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Focus Area Wide / Zone / Flexible Spot Stelt het gebied in voor automatische
scherpstelling en automatische scherpstelling door knop indrukken (AF) (pagina 38). Wide:
de zoekt naar een onderwerp in hun brede hoek van het beeld tijdens het scherpstellen.
Zone:
zoekt automatisch naar een scherpstellingspunt binnen de gespecificeerde zone.
Flexible Spot:
stelt scherp op een specifieke plaats in het beeld.
Focus Area (AF-S)
Face/Eye Detection AF
Push AF Mode
Touch Function in MF
AF Assist
Flexible Spot
Face/EyeOnlyAF/ Face/EyePriorityAF/ Off
AF / Single-shot AF(AF-S) Stelt de automatische scherpstelmodus
Tracking AF/ Spot Focus Stelt de actie in die wordt uitgevoerd
On / Off Als dit op On is ingesteld kunt u tijdelijk
Stelt het doelgebied in voor scherpstelling door knop indrukken (AF-S).
Schakelt gezichtsherkenning voor AF in of uit.
door knop indrukken in tijdens handmatig scherpstellen.
wanneer u op het aanraakscherm tikt tijdens handmatige scherpstelling.
automatische scherpstelling opheffen en handmatig scherpstellen.
Shooting >S&Q Motion
Regelt de modusinstelling voor Slow & Quick Motion (pagina 50).
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting On / Off Schakelt de Slow & Quick motion-modus
in of uit. Als dit is ingesteld op On zijn de volgende functies uitgeschakeld.
 Automatisch diafragma  Automatische scherpstelling
Frame Rate 1fps t/m 60fps/ 100fps/ 120fps/ 150fps/
180fps/ 200fps/ 240fps
Stelt de beeldsnelheid in voor het filmen met Slow & Quick Motion.
[Opmerking]
De beschikbare instellingen kunnen variëren afhankelijk van de geselecteerde systeemfrequentie, codec en video-indeling.
Shooting >LUT On/Off
Regelt LUT-instellingen.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
SDI/HDMI MLUT On / MLUT Off Selecteert of er monitor LUT op de SDI-
en HDMI-uitvoervideo moet worden toegepast.
VF/Proxy/ Stream
Internal Rec
MLUT On / MLUT Off Selecteert of er monitor LUT op de
zoeker, proxy, en stream-uitvoervideo moet worden toegepast.
MLUT On / MLUT Off Selecteert of er monitor LUT op de intern
opgenomen video moet worden toegepast.
Shooting >Noise Suppression
Regelt de ruisonderdrukkingsinstellingen.
[Tip]
De instellingen Setting(Custom) en Level(Custom) worden weerspiegeld in de instelling voor Target Display (pagina 111).
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting (Custom)
Level (Custom)
Setting (Cine EI)
Level (Cine EI)
On / Off Schakelt de functie ruisonderdrukking in
of uit in de modus Custom.
Low / Mid / High Stelt de ruisonderdrukking in de modus
Custom in.
On / Off Schakelt de functie ruisonderdrukking in
of uit in de modus Cine EI.
Low / Mid / High Stelt het ruisonderdrukkingsniveau in de
modus Cine EI in.
6. Menuweergave en instellingen: Menu Shooting
81
Shooting >Flicker Reduce
Regelt de instellingen voor flikkercorrectie.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Mode Auto / On / Off Stelt de flikkercorrectiemodus is. Frequency
50Hz / 60Hz Stelt de frequentie van de stroombron
van de verlichting in die het flikkeren veroorzaakt.
Shooting >SteadyShot
Regelt de beeldstabilisatie-instellingen.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting Active / Standard / Off Stelt de functie beeldstabilisatie in.
[Opmerking]
Ingeschakeld als er een compatibel objectief is bevestigd.
6. Menuweergave en instellingen
82

Menu Project

Dit gedeelte beschrijft de functie en instelling van alle menu-onderdelen. Standaard fabrieksinstellingen worden vet weergegeven (bijvoorbeeld 18dB).
Project >Base Setting
Regelt basisinstellingen.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Shooting Mode
Target Display
Custom / Cine EI Regelt de opnamemodus (pagina 24).
SDR(BT.709) / HDR(HLG) Stelt de kleurruimte in van de opname/
uitvoer in de modus Custom.
Project >Rec Format
Regelt de instellingen voor opname-indeling.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Frequency 59.94 / 50 / 29.97 / 25 / 24 / 23.98 Selecteert de systeemfrequentie. Imager Scan
Mode
Codec
RAW Output Format
FF / S35 Stelt de combinatie van
beeldsensoruitlezing (alle pixels/ pixelbinning) en formaatinstelling van de beeldsensor in.
RAW/ RAW & XAVC-I/ RAW(HDMI)/ RAW(HDMI) & XAVC-I/ XAVC-I/ XAVC-L
De beschikbare instellingen kunnen variëren, afhankelijk van de instellingen voor Frequency en Codec.
Frequency Codec Selectie-opties
59.94/
50/
29.97/
25/
23.98
24 RAW 4096×2160
RAW 4096×2160
3840×2160
RAW & XAVC-I
RAW(HDMI) 4240×2392 RAW(HDMI)
& XAVC-I
RAW & XAVC-I
4096×2160 3840×2160
4240×2392
4096×2160
Stelt de opname/afspeelmodus in.
Stelt de resolutie van de RAW-uitvoer in.
[Opmerking]
Als Codec is ingesteld op RAW & XAVC-I, schakelt de instelling voor Video Format synchroon over met de instellingen voor RAW Output Format.
Project >Rec Format
Regelt de instellingen voor opname-indeling.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Video Format De beschikbare instellingen kunnen
variëren, afhankelijk van de instellingen voor Frequency en Codec.
Frequency Codec Selectie-opties
59.94 RAW/ RAW(HDMI)
RAW & XAVC-I
RAW(HDMI) & XAVC-I
XAVC-I 4096×2160P
XAVC-L 3840×2160P
50 RAW/
RAW(HDMI) RAW &
XAVC-I
RAW(HDMI) & XAVC-I
XAVC-I 4096×2160P
XAVC-L 3840×2160P
4096×2160P 3840×2160P 3840×2160P
3840×2160P 1920×1080P
1920×1080P 50 1920×1080P 35 –
4096×2160P 3840×2160P 3840×2160P
3840×2160P 1920×1080P
1920×1080P 50 1920×1080P 35
Stelt de opname-indelingen in.
6. Menuweergave en instellingen: Menu Project
83
Project >Rec Format
Regelt de instellingen voor opname-indeling.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Video Format 29.97 RAW/
RAW(HDMI) RAW &
XAVC-I
RAW(HDMI) & XAVC-I
XAVC-I 4096×2160P
XAVC-L 3840×2160P
25 RAW/
RAW(HDMI) RAW &
XAVC-I
RAW(HDMI) & XAVC-I
XAVC-I 4096×2160P
XAVC-L 3840×2160P
4096×2160P 3840×2160P 3840×2160P
3840×2160P 1920×1080P
1920×1080P 50 1920×1080P 35 –
4096×2160P 3840×2160P 3840×2160P
3840×2160P 1920×1080P
1920×1080P 50 1920×1080P 35
Project >Rec Format
Regelt de instellingen voor opname-indeling.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Video Format 23.98 RAW/
RAW(HDMI) RAW &
XAVC-I
RAW(HDMI) & XAVC-I
XAVC-I 4096×2160P
XAVC-L 3840×2160P
24 RAW/
RAW(HDMI) RAW &
XAVC-I RAW(HDMI)
& XAVC-I XAVC-I 4096×2160P
4096×2160P 3840×2160P 3840×2160P
3840×2160P 1920×1080P
1920×1080P 50 1920×1080P 35 –
4096×2160P
3840×2160P
Project >Cine EI Setting
Regelt de instellingen voor de modus Cine EI.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Color Gamut S-Gamut3/SLog3 / S-Gamut3.Cine/SLog3 Stelt het kleurbereik in de modus Cine EI
in. S-Gamut3/SLog3:
Stelt het kleurbereik in de modus Cine EI in op S-Gamut3.
S-Gamut3.Cine/SLog3:
Stelt het kleurbereik in de modus Cine EI in op S-Gamut3.Cine.
6. Menuweergave en instellingen: Menu Project
84
Project> HDR Setting
Stelt instellingen voor de HDR-modus in.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
VF SDR Preview
SDR Gain 0dB t/m –15dB (–6dB) In HDR-modus stelt dit de instelling voor
On / Off In HDR-modus schakelt dit de functie in
of uit die het beeld in de zoeker converteert van HDR naar SDR wanneer Gamma Display Assist is ingeschakeld.
[Tip]
Wanneer dit is ingesteld op On, wordt SDR Gain toegepast op het beeld in de zoeker.
SDR Gain in die wordt toegepast op de zoeker wanneer VF SDR Preview is ingesteld op On.
Project >Simul Rec
Regelt de instellingen voor simultane opnamemodus (pagina 52).
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting On / Off Schakelt de functie simultane opname in
of uit en stelt de doelmedia voor opnamen in.
Rec Button Set
Rec Button:[SlotA SlotB] Handle Rec Button:[SlotA SlotB]/ Rec Button:[SlotA]
Handle Rec Button:[SlotB]/ Rec Button:[SlotB] Handle Rec Button:[SlotA]
Wijst de opnameknoppen in waarmee de verschillende opnamemedia worden bediend.
Project >Proxy Rec
Regelt de instellingen voor proxy-opname.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting On / Off Schakelt proxy-opname in of uit. Audio
Channel
CH1/CH2 / CH3/CH4 Selecteert het audiokanaal dat naar
proxydata moet opnemen.
Project >Interval Rec
Regelt instellingen voor intervalopname (pagina 50).
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting On / Off Schakelt intervalopname in of uit. (Als
deze modus op On wordt gezet, worden alle andere speciale modi uitgeschakeld.)
Interval Time
Number of Frames
Pre-Lighting
1/ 2/ 3/ 4/ 5/ 6/ 7/ 8/ 9/ 10/ 15/
20/ 30/ 40/ 50 (s) 1/ 2/ 3/ 4/ 5/ 6/ 7/ 8/ 9/ 10/ 15/ 20/ 30/ 40 / 50 (min) 1/ 2/ 3/ 4/ 6/ 12/ 24 (h)
1frame/ 2frames/ 3frames/ 6frames/ 9frames/ 12frames De beschikbare instellingen variëren afhankelijk van de framefrequentie van de geselecteerde video-indeling.
59.94P/50P:
2frames/ 6frames/ 12frames
29.97P/25P/24P/23.98P:
1frame/ 3frames/ 6frames/ 9frames
Off/ 2s/ 5s/ 10s Stelt het aantal seconden in dat het
Stelt het interval in tussen opname in de modus Interval Rec (als Interval Rec op On staat).
Stelt het aantal frames in dat per take moet worden opgenomen in de modus Interval Rec (als Interval Rec op On staat).
videolicht aangaat, alvorens opname start in de modus Interval Rec.
[Tip]
Alleen beschikbaar bij gebruik van de HVL­LBPC (optie).
Project> Picture Cache Rec
Stelt de instellingen in voor de opnamemodus Picture Cache (pagina 51).
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting On / Off Schakelt de opnamemodus Picture Cache
in of uit.
Cache Size
Cache Rec Time
Short/ Medium/ Long/ Max Stelt de tijd in voor het verzamelen van
beelden in het beeld-cachegeheugen (opnametijd voor beeld-cache).
Geeft de tijd weer voor het verzamelen van beelden in het beeld­cachegeheugen (opnametijd voor beeld-cache).
6. Menuweergave en instellingen: Menu Project
85
Project >SDI/HDMI Rec Control
Regelt de bedieningsinstellingen voor SDI/HDMI-opname.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting Off / SDI/HDMI Remote I/F / Parallel Rec Stelt start/stop-bediening in van een
extern apparaat via het SDI/HDMI uitgangssignaal. Off:
Geen afstandsbediening gebruiken.
SDI/HDMI Remote I/F:
Bediening van stop/start van een extern aangesloten apparaat, als er geen medium in de camcorder is geplaatst. Niet gesynchroniseerd met frame-nauwkeurigheid aan camcordermedia.
Parallel Rec:
Bediening van stop/start van een extern aangesloten apparaat, als er een medium in de camcorder is geplaatst. Gesynchroniseerd met frame-nauwkeurigheid aan camcordermedia.
[Opmerking]
Als het HDMI uitgangssignaal moet worden gebruikt voor besturing, stel HDMI TC Out >Setting (pagina 91) in het menu TC/Media van het hoofdmenu dan in op On.
Project >Assignable Button
Stelt functietoewijzing aan toewijsbare knoppen in.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
<1> t/m <9>, Focus Hold Button
Off/ Base ISO/Sensitivity/ AGC/ Push AGC/ ND Filter Position/ Auto ND Filter/ Push Auto ND/ Auto Iris/ Push Auto Iris/ Bokeh Control/ Auto Shutter/ Auto Exposure Level/ Backlight/ Spotlight/ Preset White Select/ ATW/ ATW Hold/ AF Speed/Sens./ Focus Setting/ Focus Area/ Focus Area(AF-S)/ Face/Eye Detection AF/ Push AF Mode/ Push AF/Push MF/ Focus Hold/ Focus Magnifier x3/x6/ Focus Magnifier x3/ Focus Magnifier x6/ S&Q Motion/ SteadyShot/ Rec/ Picture Cache Rec/ Rec Review/ Clip Flag OK/ Clip Flag NG/ Clip Flag Keep/ Color Bars/ Tally [Front]/ DURATION/TC/U-BIT/ Display/ Lens Info/ Video Signal Monitor/ Marker/ VF Adjust/ VF Mode/ Gamma Display Assist/ Peaking/ Zebra/ Volume/ Thumbnail/ Touch Operation/ Handle Zoom/ NFC/ Auto Upload (Proxy)/ Direct Menu/ User Menu/ Menu
Wijst functies aan toewijsbare knoppen toe. Base ISO/Sensitivity:
Schakelt de basisgevoeligheid van de beeldsensor om.
AGC:
Schakelt de functie AGC in of uit.
Push AGC:
Schakelt de functie AGC in zolang de knop wordt ingedrukt.
ND Filter Position:
Schakelt ND-filters om.
Auto ND Filter:
Schakelt de functie auto ND filter in of uit.
Push Auto ND:
Schakelt de functie auto ND filter in zolang de knop wordt ingedrukt.
Auto Iris:
Schakelt de diafragmafunctie in of uit.
Push Auto Iris:
Schakelt de functie autodiafragma in zolang de knop wordt ingedrukt.
Bokeh Control:
Schakelt de modus Bokeh Control in en uit.
Auto Shutter:
Schakelt de automatische sluiterfunctie in of uit.
Auto Exposure Level:
Opent of sluit het menu Auto Exposure Level.
Backlight:
Schakelt over tussen Backlight en Standard.
Spotlight:
Schakelt over tussen Spotlight en Standard.
Preset White Select:
Schakelt de presetmodus van de witbalanswaarde over.
6. Menuweergave en instellingen: Menu Project
86
Project >Assignable Button
Stelt functietoewijzing aan toewijsbare knoppen in.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
<1> t/m <9>, Focus Hold Button
ATW:
Schakelt de functie ATW in of uit.
ATW Hold:
Pauzeert werking van de functie ATW.
AF Speed/Sens.:
Schakelt de AF-snelheidsinstelling en gevoeligheid van de AF­onderwerpverplaatsing om.
Focus Setting:
Stelt het scherpstellingsgebied in.
Focus Area:
Stelt het scherpstellingsgebied in voor AF en push AF.
Focus Area(AF-S):
Stelt het scherpstellingsgebied in voor scherpstelling per knopdruk (AF-S).
Face/Eye Detection AF:
Schakelt de AF-instellingen voor gezichts/oogherkenning om.
Push AF Mode:
Schakelt de modusinstelling voor scherpstelling per knopdruk om.
Push AF/Push MF:
Activeert in de modus MF scherpstelling de AF automatische scherpstelling, zolang de knop wordt ingedrukt. Activeert MF in de modus AF scherpstelling zolang de knop wordt ingedrukt.
Focus Hold:
In de modus AF scherpstelling wordt de scherpstelling gefixeerd, zolang
deze knop is ingedrukt. Focus Magnifier x3/x6: Focus Magnifier x3: Focus Magnifier x6:
Schakelt de functie
scherpstellingsvergroting in of uit. S&Q Motion:
Schakelt Slow & Quick Motion in of
uit.
Stelt de opnamebeeldsnelheid in bij
indrukken en vasthouden.
Project >Assignable Button
Stelt functietoewijzing aan toewijsbare knoppen in.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
<1> t/m <9>, Focus Hold Button
SteadyShot:
schakelt over tussen Active, Standard, en Off.
Rec:
start/stopt opname.
Picture Cache Rec:
Schakelt de opnamemodus Picture Cache in of uit.
Rec Review:
Schakelt de functie Rec Review in of uit.
Clip Flag OK:
Voert de functie Add OK uit. Twee keer indrukken om de functie Delete Clip Flag uit te voeren.
Clip Flag NG:
Voert de functie Add NG uit. Twee keer indrukken om de functie Delete Clip Flag uit te voeren.
Clip Flag Keep:
Voert de functie Add Keep uit. Twee keer indrukken om de functie Delete Clip Flag uit te voeren.
Color Bars:
Schakelt de kleurbalken in of uit.
Tally [Front]:
Schakelt de functie opnemen/tally lamp/knipperen in of uit.
DURATION/TC/U-BIT:
Schakelt over tussen Time Code, Users Bit, en Duration.
Display:
Schakelt de schermindicatoren in of uit.
Lens Info:
Schakelt de scherptediepte-indicator om.
Video Signal Monitor:
Schakelt de videosignaalmonitor om (zoals een golfvormmonitor).
Marker:
Schakelt de markerfunctie in of uit.
VF Adjust:
Geeft de niveaubalken weer voor het aanpassen van de helderheid van het zoekerscherm.
6. Menuweergave en instellingen: Menu Project
87
Project >Assignable Button
Stelt functietoewijzing aan toewijsbare knoppen in.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
<1> t/m <9>, Focus Hold Button
VF Mode:
Schakelt de zoeker om tussen kleur
en zwart-wit. Gamma Display Assist:
Schakelt de functie
gammaweergave-assist om. Peaking:
Schakelt de functie
beeldomtrekversterking in of uit. Zebra:
Schakelt de functie Zebra-patroon in
of uit. Volume:
Regelt het monitoraudioniveau naar
de hoofdtelefoonuitgang en
ingebouwde luidspreker. Thumbnail:
Opent of sluit het
pictogrammenscherm. Touch Operation:
Schakelt aanraakbediening in of uit. Handle Zoom:
Schakelt de zoombediening via de
draaggreep in of uit. NFC:
Voert de functie NFC uit. Auto Upload (Proxy):
Schakelt automatische overdracht
van proxy-bestanden in of uit. Direct Menu:
Opent of sluit het directmenu. User Menu:
Opent of sluit het menu User. Menu:
Opent of sluit het hoofdmenu.
Project >Assignable Dial
Stelt functietoepassingen in voor de toewijsbare regelaar en stelt de draairichting in.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Grip/Remote Dial
Grip Dial Direction
Handle Dial
Handle Dial Direction
Off/ ISO/Gain/EI/ ND Filter/ IRIS/ Auto Exposure Level/ Audio Input Level/ Multi Function Dial
Normal / Opposite Stelt de draairichting in voor de
Off/ ISO/Gain/EI/ ND Filter/ IRIS/ Auto Exposure Level/ Audio Input Level/ Multi Function Dial
Normal / Opposite Stelt de draairichting in voor de
Wijst functies toe aan de toewijsbare regelaar van de greep. ISO/Gain/EI:
Past de versterking of EI aan.
ND Filter:
Past het ND filter aan.
IRIS:
Past de iris aan.
Auto Exposure Level:
Past het niveau voor automatische belichting aan.
Audio Input Level:
Past het audio-opnameniveau aan.
Multi Function Dial:
Functioneert als een multifunctionele regelaar.
toewijsbare regelaar van de handgreep. Normal: In normale richting draaien. Opposite: In tegenovergestelde richting
draaien.
Wijst functies toe aan de toewijsbare regelaar van de draaggreep. ISO/Gain/EI:
Past de versterking of EI aan.
ND Filter:
Past het ND filter aan.
IRIS:
Past de iris aan.
Auto Exposure Level:
Past het niveau voor automatische belichting aan.
Audio Input Level:
Past het audio-opnameniveau aan.
Multi Function Dial:
Functioneert als een multifunctionele regelaar.
toewijsbare regelaar van de draaggreep. Normal: In normale richting draaien. Opposite: In tegenovergestelde richting
draaien.
6. Menuweergave en instellingen: Menu Project
88
Project >Multi Function Dial
Wijst functies toe aan de multifunctionele regelaar.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Default Function
Off/ IRIS/ ISO/Gain/EI/ Auto Exposure
Level/ Audio Input Level
Wijst de standaardfunctie toe aan de multifunctionele regelaar. IRIS:
Past de iris aan. ISO/Gain/EI:
Past de versterking of EI aan. Auto Exposure Level:
Past het niveau voor automatische
belichting aan. Audio Input Level:
Past het audio-opnameniveau aan.
Project >User File
Regelt instellingen voor bewerkingen van gebruikersbestanden.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Load Media(B)
Save Media(B)
File ID Opent een scherm voor weergegeven/
Load Customize Data
Load White Data
Execute / Cancel Laadt instellingen voor
gebruikersbestanden van een geheugenkaart die is geplaatst in een CFexpress Type A/SD kaartsleuf (B). Execute: functie uitvoeren.
Execute / Cancel Slaat instellingen voor
gebruikersbestanden van een geheugenkaart op die is geplaatst in een CFexpress Type A/SD kaartsleuf (B). Execute: functie uitvoeren.
bewerken van de bestands-ID van gebruikersbestanden.
On / Off Stelt in of er aangepaste informatie voor
het menu User moet worden geladen als Load Media(B) wordt uitgevoerd.
On / Off Stelt in of er informatie voor witbalans
moet worden geladen als Load Media(B) wordt uitgevoerd.
Project >All File
Regelt instellingen voor ALL-bestanden.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Load Media(B)
Save Media(B)
File ID Kent een naam toe aan een bestand. Load Network
Data
Execute / Cancel Laadt een ALL-bestand
Execute: functie uitvoeren.
Execute / Cancel Slaat een ALL-bestand op.
Execute: functie uitvoeren.
On / Off Stelt in of er informatie voor het menu
Network moet worden geladen als Load Media(B) wordt uitgevoerd.
6. Menuweergave en instellingen
89

Menu Paint/Look

Dit gedeelte beschrijft de functie en instelling van alle menu-onderdelen. Standaard fabrieksinstellingen worden vet weergegeven (bijvoorbeeld 18dB).
Paint/Look >Scene File
Regelt instellingen voor scene-bestanden.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Recall Laadt een scene-bestand dat is
opgeslagen in het interne geheugen en past de instellingen toe als de huidige beeldkwaliteitsinstellingen.
Store Slaat de huidige staat van de
beeldkwaliteit op als een scene-bestand in het interne geheugen.
Delete Verwijdert een scene-bestand dat is
opgeslagen in het interne geheugen.
Preset Recall Als Shooting Mode is ingesteld op Custom
en Target Display is ingesteld op SDR(BT.709):
S-Cinetone/ Standard/ Still/ ITU709 Als Shooting Mode is ingesteld op Custom en Target Display is ingesteld op HDR(HLG):
HLG Live/ HLG Natural
Past preset beeldkwaliteitsinstellingen (niet overschrijfbaar) toe als de huidige beeldkwaliteitsinstellingen.
Paint/Look >Base Look
Regelt instellingen voor het basisuiterlijk.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Select Als Shooting Mode is ingesteld op Custom
en Target Display is ingesteld op SDR(BT.709):
S-Cinetone/ Standard/ Still/ ITU709/
User1 tot User16 Als Shooting Mode is ingesteld op Custom en Target Display is ingesteld op HDR(HLG):
HLG Live/ HLG Natural/ User1 tot
User16 Als Shooting Mode is ingesteld Cine EI:
s709/ 709(800)/ S-Log3/ User1 tot
User16
Delete Verwijdert het geselecteerde
Delete All Verwijdert alle basisuiterlijken. Import Laadt een basisuiterlijk-bestand van
Selecteert een basisuiterlijk.
basisuiterlijk.
opnamemedia.
Paint/Look >Base Look
Regelt instellingen voor het basisuiterlijk.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Input S-Gamut3/SLog3 / S-Gamut3.Cine/SLog3 Stelt het invoerkleurbereik voor het
geselecteerde basisuiterlijk in.
Output
AE Level Offset
BT.709 / HLG Stelt het uitvoerkleurbereik voor het
geselecteerde basisuiterlijk in.
0EV/ 1/3EV/ 2/3EV/ 1EV/ 4/3EV/
5/3EV/ 2EV
Stelt de belichtingsreferentiewaarde voor het geselecteerde basisuiterlijk in.
Paint/Look >Reset Paint Settings
Herstelt de instellingen voor het menu Paint/Look, met uitzondering van het basisuiterlijk.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Reset without Base Look
Execute / Cancel Herstelt de instellingen voor het menu
Paint/Look, met uitzondering van het basisuiterlijk. Execute: functie uitvoeren.
Paint/Look >Black
Regelt de zwartinstellingen.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Master Black –99.0 t/m +99.0 (±0.0) Stelt het masterniveau zwart in. R Black B Black
–99.0 t/m +99.0 (±0.0) Stelt het zwartniveau voor R-signalen in. –99.0 t/m +99.0 (±0.0) Stelt het zwartniveau voor B-signalen in.
Paint/Look >Knee
Regelt kniecorrectie-instellingen.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting Als Target Display is ingesteld op
SDR(BT.709):
On / Off / --­Als Target Display is ingesteld op HDR(HLG):
On / Off / ---
Auto Knee Als Target Display is ingesteld op
SDR(BT.709):
On / Off / ---
Als Target Display is ingesteld op HDR(HLG):
On / Off / ---
Point Slope
75% t/m 109% (90%) Stelt het kniepunt in. –99 t/m +99 (±0) Stelt de compressieverhouding in.
Schakelt de kniecorrectiefunctie in of uit.
[Tip]
Alleen ingeschakeld als Base Look>Select is ingesteld op Standard of ITU709.
Schakelt de functie auto knee in of uit.
6. Menuweergave en instellingen: Menu Paint/Look
90
Paint/Look >Detail
Regelt instellingen voor detailaanpassingen.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting On / Off Schakelt de detailfunctie in of uit. Level Manual
Setting V/H Balance
B/W Balance
Limit
Crispening
High Light Detail
–7 t/m +7 (±0) Stelt het detailniveau in. On / Off / --- Schakelt de functie handmatige
detailaanpassing in of uit.
–2 t/m +2 (±0) Stelt de balans in tussen verticaal (V) en
horizontaal (H) detail voor handmatige detailaanpassing.
Type1/ Type2/ Type3/ Type4/ Type5 Stelt de balans in tussen zwart (B) detail
voor gebieden met lage helderheid en wit (W) detail voor gebieden met hoge helderheid voor handmatige detailaanpassingen.
0 t/m 7 Stelt het limietniveau in voor het detail
voor handmatige detailaanpassingen.
0 t/m 7 Stelt het niveau in voor aanscherpen voor
handmatige detailaanpassingen.
0 t/m 4 Stelt het detailniveau in van heldere
gebieden voor handmatige detailaanpassingen.
Paint/Look >Matrix
Regelt matrix correctie-instellingen.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
User Matrix On / Off Schakelt de functie user matrix-correctie
in of uit.
User Matrix Level
User Matrix Phase
User Matrix R-G
User Matrix R-B
User Matrix G-R
User Matrix G-B
User Matrix B-R
–99 t/m +99 (±0) Past de kleurverzadiging van het totale
beeld aan.
–99 t/m +99 (±0) Past de kleurtoon (fase) van het totale
beeld aan.
–99 t/m +99 (±0) Stelt een door de gebruiker aangepaste
R-G user matrix in.
–99 t/m +99 (±0) Stelt een door de gebruiker aangepaste
R-B user matrix in.
–99 t/m +99 (±0) Stelt een door de gebruiker aangepaste
G-R user matrix in.
–99 t/m +99 (±0) Stelt een door de gebruiker aangepaste
G-B user matrix in.
–99 t/m +99 (±0) Stelt een door de gebruiker aangepaste
B-R user matrix in.
Paint/Look >Matrix
Regelt matrix correctie-instellingen.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
User Matrix B-G
–99 t/m +99 (±0) Stelt een door de gebruiker aangepaste
B-G user matrix in.
Paint/Look >Multi Matrix
Regelt multi matrix-correctie-instellingen.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting On / Off Schakelt de functie multi matrix-correctie
in of uit.
Reset Execute / Cancel Reset de tint en verzadiging van alle
askleuren naar de standaardwaarden.
Axis
Hue
Saturation
B/ B+/ MG–/ MG/ MG+/ R/ R+/ YL–/
YL/ YL+/ G–/ G/ G+/ CY/ CY+/ B– –99 t/m +99 (±0) Stelt de tint in van de voor multi matrix-
–99 t/m +99 (±0) Stelt de verzadiging in van de voor multi
Seleteert de as.
correctie gebruikte kleur.
matrix-correctie gebruikte kleur.
6. Menuweergave en instellingen
91

Menu TC/Media

Dit gedeelte beschrijft de functie en instelling van alle menu-onderdelen. Standaard fabrieksinstellingen worden vet weergegeven (bijvoorbeeld 18dB).
TC/Media >Timecode
Regelt tijdcode-instellingen.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Mode Preset / Regen / Clock Stelt de uitvoermodus voor de tijdcode
in. Preset:
Begint met uitvoeren vanaf een presetwaarde.
Regen:
Begint met uitvoeren van de tijdcode vanaf het eind van de vorige clip.
Clock:
Gebruikt de interne klok als tijdcode.
Run
Setting Stelt de tijdcode in op een willekeurige
Reset Execute / Cancel Reset de tijdcode naar 00:00:00:00.
TC Format
Rec Run / Free Run Rec Run: De tijdcode loopt alleen tijdens
opname.
Free Run: De tijdcode loopt altijd,
onafhankelijk van de camcorderwerking.
waarde. SET: stelt de waarde in.
Execute: functie uitvoeren.
DF / NDF Stelt de tijdcode-indeling in.
DF: Drop Frame NDF: Non-Drop Frame
TC/Media >TC Display
Regelt de instellingen voor weergave van de tijdgegevens.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Display Select Timecode/ Users Bit/ Duration Schakelt de weergave van tijdgegevens
om.
TC/Media >Users Bit
Regelt instellingen met betrekking tot user bits.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Mode Fix / Time Stelt de modus voor user bits in.
Fix: Gebruikt een willekeurige vaste
waarde in user bits.
Time: Gebruikt de huidige tijd in user
bits.
TC/Media >Users Bit
Regelt instellingen met betrekking tot user bits.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting Stelt de user bits in op een willekeurige
waarde.
TC/Media >HDMI TC Out
Regelt instellingen met betrekking tot tijdcode-uitvoer bij gebruik van HDMI.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting On / Off Regelt of er tijdcode naar apparaten voor
andere doeleinden moet worden verzonden met HDMI.
6. Menuweergave en instellingen: Menu TC/Media
92
TC/Media >Clip Name Format
Regelt instellingen met betrekking tot naamgeving en verwijdering van clips.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Title Prefix nnn_ (nnn is tenminste 3 cijfers van het
serienummer) (Max. 7-cijferige weergave)
Stelt het titelgedeelte (4 - 46 tekens) voor de clipnaam in. Opent een invoerscherm voor tekenreeksen.
Schermopbouw invoerscherm tekenreeksen
Tekenselectiegebied (3 regels):
Selecteert de tekens die in het vak Title Prefix moeten worden ingevoerd. !#$%()+.-.;=@[ ]^_~0123456789 abcdefghijklmnopqrstuvwxyz ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ
Cursorbedieningsdeel (1regel):
Space: voegt een spatie in op de plaats van de cursor.
: Verplaatst de cursor naar links. : Verplaatst de cursor naar rechts.
BS: Verwijdert het teken links van de cursor.
Gedeelte Title Prefix (1regel):
Gedeelte voor invoeren van de titel.
TC/Media >Update Media
Updatet het beheerbestand op geheugenkaarten.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Media(A) Execute / Cancel Updatet het beheerbestand op de
geheugenkaart in sleuf A. Execute: functie uitvoeren.
Media(B) Execute / Cancel Updatet het beheerbestand op de
geheugenkaart in sleuf B. Execute: functie uitvoeren.
TC/Media >Format Media
Initialiseert geheugenkaarten.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Media(A) Full Format/ Quick Format/ Cancel Formatteert de geheugenkaart in sleuf A. Media(B) Full Format/ Quick Format/ Cancel Formatteert de geheugenkaart in sleuf B.
Number Set
Zo voert u de titel in
1. Selecteer met de keuzeschakelaar het teken dat op de plaats van de cursor moet worden ingevoerd in het gedeelte Title Prefix van het tekenselectiegebied (pagina 7), en druk op de toepassingsknop van de keuzeschakelaar. (Het geselecteerde teken wordt ingevoerd en de cursor beweegt naar rechts.)
2. Herhaal stap 1 om de titel in te stellen. (Gebruik BS indien nodig.)
3. Selecteer na het invoeren van de titel Done om het tekeninvoerscherm te sluiten.
0001 t/m 9999 Stelt het 4-cijferige achtervoegsel van de
clipnaam in.
6. Menuweergave en instellingen
93

Menu Monitoring

Dit gedeelte beschrijft de functie en instelling van alle menu-onderdelen. Standaard fabrieksinstellingen worden vet weergegeven (bijvoorbeeld 18dB).
Monitoring >Output On/Off
Regelt de video-uitvoerinstelling.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
SDI On / Off Schakelt de SDI-uitvoer in of uit. HDMI
On / Off Schakelt HDMI-uitvoer in of uit.
Monitoring >Output Format
Regelt de uitvoerindeling.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
SDI Zie voor details over instellingen HDMI
"Uitvoerindelingen en beperkingen" (pagina 117).
Regelt de uitvoerresolutie voor SDI en HDMI.
Monitoring >Output Display
Regelt de uitvoerinstellingen van de schermweergave.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
SDI On / Off Stelt in of het menu, de status en de
schermweergave worden opgenomen in het SDI-uitgangssignaal.
HDMI
On / Off Stelt in of het menu, de status en de
schermweergave worden opgenomen in het HDMI-uitgangssignaal.
Monitoring >Display On/Off
Regelt instellingen voor weergave-onderdelen.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Network Status
File Transfer Status
Rec/Play Status
RAW Output Control Status
Tally Battery
Remain Focus Mode
Focus Position
Focus Area Indicator
Focus Area Ind.(AF-S)
Face/Eye Detection Frame
Lens Info Imager Scan
Mode Rec Format
Frame Rate Zoom
Position UWP RF Level
SteadyShot
On / Off Selecteert de onderdelen die moeten
worden weergegeven in de zoeker.
On / Off
On / Off
On / Off
On / Off On / Off
On / Off On / Off
On / Off
On / Off
On / Off
On / Off
On / Off
On / Off On / Off On / Off
On / Off On / Off
6. Menuweergave en instellingen: Menu Monitoring
94
Monitoring >Display On/Off
Regelt instellingen voor weergave-onderdelen.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Base Look/ LUT
SDI/HDMI Rec Control
Gamma Display Assist
Proxy Status Base ISO/
Sensitivity Media Status
Video Signal Monitor
Clip Name White
Balance Scene File
Focus Indicator
Auto Exposure Mode
Auto Exposure Level
Timecode ND Filter Iris ISO/Gain/EI Shutter Level Gauge Audio Level
Meter Video Level
Warning Clip Number
Notice Message
On / Off
On / Off
On / Off
On / Off On / Off
On / Off Off/ Waveform/ Vector/ Histogram
On / Off On / Off
On / Off On / Off
On / Off
On / Off
On / Off On / Off On / Off On / Off On / Off On / Off On / Off
On / Off
On / Off On / Off
Monitoring >Marker
Regelt instellingen voor markerweergave.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting On / Off Schakelt de weergave van alle markers in
of uit.
Color
Center Marker
Safety Zone
Safety Area
Aspect Marker
Aspect Mask
Aspect Safety Zone
Aspect Safety Area
Aspect Select
Custom Aspect Ratio
Guide Frame On / Off Schakelt de weergave van het hulpkader
100% Marker User Box
User Box Width
White/ Yellow/ Cyan/ Green/ Magenta/
Red/ Blue 1 / 2 / 3 / 4 / Off Selecteert de centrale marker.
On / Off Schakelt de veiligheidszonemarker in of
80% / 90% / 92.5% / 95% Selecteert de grootte van de
Line / Mask / Off Selecteert het type
0 t/m 15 (12) Stelt het niveau van het videosignaal
On / Off Schakelt de veiligheidsmarkering voor
80% / 90% / 92.5% / 95% Selecteert de grootte van de
1:1/ 4:3/ 13:9/ 14:9/ 15:9/ 16:9/ 17:9/
1.66:1/ 1.85:1/ 2.35:1/ 2.39:1/ Custom Voer een willekeurig waarde in
(01.00:01.00)
On / Off Schakelt de 100%-marker in of uit. On / Off Schakelt de weergave van de
3 t/m 479 (240) Stelt de breedte in van de
Selecteert de kleur van het markerssignaal.
uit.
veiligheidszonemarker (als een percentage van de totale schermgrootte).
beeldindelingsmarkering.
buiten de markering in.
beeldindeling in of uit.
veiligheidsmarkering voor beeldindeling (als een percentage van de totale schermgrootte).
Stelt de modus in bij weergave van de beeldindelingsmarkering.
Stelt de beeldindelingsverhouding in op een willekeurige waarde.
[Opmerking]
Deze instelling is actief als Aspect Select is ingesteld op Custom.
in of uit.
indelingsmarkering in of uit.
indelingsmarkering (afstand van het midden tot de linker en rechter randen).
6. Menuweergave en instellingen: Menu Monitoring
95
Monitoring >Marker
Regelt instellingen voor markerweergave.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
User Box Height
User Box H Position
User Box V Position
3 t/m 269 (135) Stelt de hoogte in van de
indelingsmarkering (afstand van het midden tot de bovenste en onderste randen).
–476 t/m +476 (0) Stelt de horizontale positie van het
midden van de beeldindelingsmarkering in.
–266 t/m +266 (0) Stelt de verticale positie van het midden
van de beeldindelingsmarkering in.
Monitoring >VF Setting
Regelt de instellingen voor de zoeker.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Brightness 1 t/m 15 (8) Past de helderheid van het zoekerbeeld
aan.
Color Mode
Color / B&W Selecteert de weergavemodus van de
zoeker in E-E/opname-modus.
Monitoring >Gamma Display Assist
Regelt de instellingen van de gammaweergave-assistent.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting On / Off Schakelt de functie gammaweergave-
assistent in of uit in Custom-modus als Target Display is ingesteld op HDR(HLG).
Monitoring >Peaking
Regelt de instellingen voor beeldomtrekversterking.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting On / Off Schakelt de functie
beeldomtrekversterking in of uit.
Peaking Level
Color
High / Mid / Low Stelt de kleur van het
beeldomtrekversterkingssignaal in.
B&W / Red / Yellow / Blue Selecteert de kleur van het
beeldomtrekversterkingssignaal.
Monitoring >Zebra
Regelt de instellingen voor zebra-patroon.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting Off / Zebra1 / Zebra2 Selecteert het type zebra-patroon (Off,
Zebra 1, Zebra 2).
Zebra1 Level Zebra1
Aperture Level
Zebra2 Level
0% t/m 109% (70%) Stelt het weergaveniveau van Zebra 1 in. 2% t/m 20% (10%) Stelt het diafragmaniveau van Zebra 1 in.
0% t/m 109% (100%) Stelt het weergaveniveau van Zebra 2 in.
6. Menuweergave en instellingen
96

Menu Audio

Dit gedeelte beschrijft de functie en instelling van alle menu-onderdelen. Standaard fabrieksinstellingen worden vet weergegeven (bijvoorbeeld 18dB). Raadpleeg "Blokschema's" (pagina 131).
Audio >Audio Input
Regelt instellingen voor audio-invoer.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
CH1 Input Select
CH2 Input Select
CH3 Input Select
CH4 Input Select
INPUT1 MIC Reference
INPUT2 MIC Reference
Line Input Reference
Reference Level
CH1 Wind Filter
CH2 Wind Filter
CH3 Wind Filter
CH4 Wind Filter
CH3 Level Control
INPUT1/ Internal MIC/ Shoe CH1 Schakelt de ingangsbron om voor
opname op kanaal 1.
INPUT1/ INPUT2/ Internal MIC/ Shoe CH2 Schakelt de ingangsbron om voor
opname op kanaal 2.
Off/ INPUT1/ Internal MIC/ Shoe CH1 Schakelt de ingangsbron om voor
opname op kanaal 3.
Off/ INPUT1/ INPUT2/ Internal MIC/ Shoe CH2
–80dB/ –70dB/ –60dB/ –50dB/ –40dB/ –30dB
–80dB/ –70dB/ –60dB/ –50dB/ –40dB/ –30dB
+4dB/ 0dB/ –3dB/ EBUL Stelt het referentie-ingangsniveau in als
–20dB/ –18dB/ –16dB/ –12dB/ EBUL Selecteert het opnameniveau van de
On / Off Schakelt het windreductiefilter voor
On / Off Schakelt het windreductiefilter voor
On / Off Schakelt het windreductiefilter voor
On / Off Schakelt het windreductiefilter voor
Auto / Manual Selecteert automatische ingangsniveau-
Schakelt de ingangsbron om voor opname op kanaal 4.
Stelt het referentie-opnameniveau in voor XLR-microfooninvoer van INPUT1.
Stelt het referentie-opnameniveau in voor XLR-microfooninvoer van INPUT2.
de schakelaar INPUT1/INPUT2 op LINE staat.
1 kHz referentietoon.
opname via kanaal 1 in of uit.
opname via kanaal 2 in of uit.
opname via kanaal 3 in of uit.
opname via kanaal 4 in of uit.
aanpassing of handmatige aanpassing voor opname via kanaal 3.
[Opmerking]
Als zowel CH3 Input Select als CH4 Input Select zijn ingesteld op Internal MIC, wordt CH4 automatisch/handmatig ingesteld, in combinatie met deze instelling.
Audio >Audio Input
Regelt instellingen voor audio-invoer.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
CH4 Level Control
CH3 Input Level
CH4 Input Level
Audio Input Level
Limiter Mode
CH1&2 AGC Mode
CH3&4 AGC Mode
AGC Spec 1kHz Tone on
Color Bars
Auto / Manual Selecteert automatische ingangsniveau-
aanpassing of handmatige aanpassing voor opname via kanaal 4.
[Opmerking]
Als zowel CH3 Input Select als CH4 Input Select zijn ingesteld op Internal MIC, wordt CH4 op automatisch/handmatig ingesteld, in combinatie met de instelling voor CH3 Level Control.
0 t/m 99 (49) Stelt het ingangsniveau in voor opname
van kanaal 3.
0 t/m 99 (49) Stelt het ingangsniveau in voor opname
van kanaal 4.
0 t/m 99 Stelt het audio-ingangsniveau in.
Kan worden gebruikt als mastervolume, afhankelijk van de instellingen van CH1 Level t/m CH4 Level.
Off/ –6dB/ –9dB/ –12dB/ –15dB/ –17dB Selecteert de limiterkarakteristiek voor
hoge ingangsignalen als het audio­ingangsniveau handmatig wordt ingesteld.
Mono / Stereo Stelt de modus in voor automatische
niveau-aanpassing voor opname van kanaal 1 en kanaal 2. Bij instelling op Stereo is de AGC tussen de kanalen gekoppeld.
Mono / Stereo Stelt de modus in voor automatische
niveau-aanpassing voor opname van kanaal 3 en kanaal 4. Bij instelling op Stereo is de AGC tussen de kanalen gekoppeld.
–6dB/ –9dB/ –12dB/ –15dB/ –17dB Selecteert de AGC-karakteristiek.
On / Off Schakelt de 1 kHz referentietoon in of uit
bij het weergeven van kleurbalken.
[Opmerking]
Als dit is ingesteld op On, wordt de 1 kHz referentietoon ingesteld voor opname van kanaal 3 en kanaal 4, zelfs als CH3 Input Select en CH4 Input Select zijn ingesteld op Off.
6. Menuweergave en instellingen: Menu Audio
97
Audio >Audio Input
Regelt instellingen voor audio-invoer.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
CH1 Level Invoer zonder XLR-adapter
Audio Input Level / Side / Level+Side
Invoer met XLR-adapter (pagina 48)
Audio Input Level / Through
CH2 Level Invoer zonder XLR-adapter
Audio Input Level / Side / Level+Side
Invoer met XLR-adapter (pagina 48)
Audio Input Level / Through
CH3 Level Invoer zonder XLR-adapter
Audio Input Level/ CH3 Input Level/
Level+CH3 Input Level
Stelt de combinatie van audio­ingangsniveau-aanpassing in op actief voor opnemen via kanaal 1.
[Opmerking]
"Side" heeft betrekking op de regelaar AUDIO LEVEL (CH1) aan de zijkant van de camcorder. Als Level+Side is geselecteerd, wordt het audio-opnameniveau bepaald door de combinatie van Audio Input Level en de regelaarinstellingen (pagina 131).
Stelt de combinatie van audio­ingangsniveau-aanpassing in op actief voor opnemen via kanaal 2.
[Opmerking]
"Side" heeft betrekking op de regelaar AUDIO LEVEL (CH2) aan de zijkant van de camcorder. Als Level+Side is geselecteerd, wordt het audio-opnameniveau bepaald door de combinatie van Audio Input Level en de regelaarinstellingen (pagina 131).
Stelt de combinatie van audio­ingangsniveau-aanpassing in op actief voor opnemen van kanaal 3.
Invoer met XLR-adapter (pagina 48)
Audio Input Level / Through
CH4 Level
Invoer zonder XLR-adapter
Audio Input Level/ CH4 Input Level/
Level+CH4 Input Level
Stelt de combinatie van audio­ingangsniveau-aanpassing in op actief voor opnemen van kanaal 4.
Invoer met XLR-adapter (pagina 48)
Audio Input Level / Through
Audio >Audio Output
Regelt instellingen voor audio-uitvoer.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Monitor CH CH1/CH2/ CH3/CH4/ MIX ALL/ CH1/
CH2/ CH3/ CH4
Selecteert de audiokanaalingang voor de hoofdtelefoonaansluiting en ingebouwde luidspreker.
[Opmerking]
Als audio voor meerdere kanalen is ingesteld op gelijktijdige uitvoer, wordt het uitgangsniveau van de audio voor elk kanaal gereduceerd om clippen te voorkomen.
Volume 0 t/m 50 Past het audio-uitgangsniveau naar de
hoofdtelefoonuitgang en interne luidspreker aan.
Headphone Out
Alarm Level HDMI Output
CH
Mono / Stereo Selecteert of de hoofdtelefoonuitgang
mono of stereo signaal weergeeft.
0 t/m 7 (4) Past het volume van het alarm aan.
CH1/CH2 / CH3/CH4 Stelt de combinatie van audiokanalen in
op de HDMI-uitvoer.
6. Menuweergave en instellingen
98

Menu Thumbnail

Dit gedeelte beschrijft de functie en instelling van alle menu-onderdelen. Standaard fabrieksinstellingen worden vet weergegeven (bijvoorbeeld 18dB).
Thumbnail Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Display Clip Properties
Geeft het scherm weer voor clipeigenschappen.
Thumbnail >Set Clip Flag
Regelt instellingen voor clipvlag.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Add OK Voegt een OK-vlag toe. Add NG Voegt een NG-vlag toe. Add KEEP Voegt een Keep-vlag toe. Delete Clip
Flag
Verwijdert alle vlaggen.
Thumbnail >Lock/Unlock Clip
Regelt instellingen voor clipbescherming.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Select Clip Selecteert en vergrendelt/ontgrendelt
een clip.
Lock All Clips Vergrendelt alle clips. Unlock All
Clips
Ontgrendelt alle clips.
Thumbnail >Delete Clip
Verwijdert clips.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Select Clip Verwijdert de geselecteerde clip. All Clips Verwijdert alle clips.
Thumbnail >Transfer Clip
Verzendt clips.
[Opmerking]
Transfer Clip kan niet worden geconfigureerd als er geen wachtwoord is geconfigureerd met Access Authentication in het menu Network.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Select Clip Verzendt geselecteerde clips. All Clips Verzendt alle clips.
[Opmerking]
Er kunnen maximaal 200 clips worden verzonden.
Thumbnail >Transfer Clip (Proxy)
Verzendt proxy-clips.
[Opmerking]
Transfer Clip (Proxy) kan niet worden geconfigureerd als er geen wachtwoord is geconfigureerd met Access Authentication in het menu Network.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Select Clip Verzendt proxy-clips corresponderend
met de geselecteerde clips.
All Clips Verzendt proxy-clips corresponderend
met alle clips.
[Opmerking]
Er kunnen maximaal 200 clips worden verzonden.
Thumbnail >Filter Clips
Regelt instellingen voor weer te geven clips.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
OK
NG
KEEP Geeft alleen clips weer die een Keep-vlag
None Geeft alleen clips weer die geen vlag
All Geeft alle clips weer, ongeacht of er een
Geeft alleen clips weer die een OK-vlag hebben.
Geeft alleen clips weer die een NG-vlag hebben.
hebben.
hebben.
vlag is.
Thumbnail >Customize View
Schakelt het pictogrammenscherm om.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Thumbnail Caption
Date Time/ Time Code/ Duration/ Sequential Number
Schakelt de onder de pictogrammen weergegeven informatie om.
6. Menuweergave en instellingen
99

Menu Technical

Dit gedeelte beschrijft de functie en instelling van alle menu-onderdelen. Standaard fabrieksinstellingen worden vet weergegeven (bijvoorbeeld 18dB).
Technical >Color Bars
Regelt instellingen voor kleurbalk.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting On / Off Schakelt de kleurbalken in of uit. Type
ARIB / 100% / 75% / SMPTE Selecteert het type kleurbalk.
Technical >ND Dial
Regelt instellingen met betrekking tot regelaarbediening van ND VARIABLE.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
CLEAR with Dial
On / Off Stelt in of ND statusomschakeling (CLEAR
On) moet worden geactiveerd door
bediening van de regelaar ND VARIABLE.
Technical >Tally
Regelt instellingen van opname/tally-lampje.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Front On / Off Schakelt het opname/tally-lampje (voor)
in of uit.
Rear
On / Off Schakelt het opname/tally-lampje
(achter) in of uit.
Technical >HOLD Switch Setting
Regelt instellingen voor HOLD-schakelaar.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
with Rec Button
with Hand Grip Remote
On / Off Stelt in of de opnameknop START/STOP
moet worden vergrendeld.
On / Off Stelt in of de bediening van de
afstandsbedieningsgreep moet worden vergrendeld.
Technical >HOLD Switch Setting
Regelt instellingen voor HOLD-schakelaar.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Handle HOLD Switch
Normal/ Rec Button Only Stelt in of het vergrendelingsdoel van de
HOLD-schakelaar op de draaggreep alleen de knop Record START/STOP op de draaggreep is. Normal:
Alle bedieningsknoppen op de draaggreep zijn doel van de vergrendeling. Alleen de Record START/STOP-knop op de draaggreep volgt de instelling "with Rec Button".
Rec Button Only:
Alleen de knop Record START/STOP op de draaggreep is doel van de vergrendeling.
Technical >Touch Operation
Regelt instellingen met betrekking tot aanraakbediening.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting On / Off Schakelt aanraakbediening in of uit.
Technical >Rec Review
Regelt instellingen voor opname controleren.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting 3s/ 10s/ Clip Selecteert de afspeeltijd van clips die
zojuist zijn opgenomen voor het controleren.
Technical >Zoom
Regelt instellingen voor zoom.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Zoom Type Optical Zoom Only/ On(Clear Image
Zoom)
Stelt het zoomtype in. Optical Zoom Only:
Optische zoom wordt aangepast door bediening van het objectief.
On(Clear Image Zoom):
Elektronische zoom met weinig of geen aantasting van de beeldkwaliteit.
6. Menuweergave en instellingen: Menu Technical
100
Technical >Handle Zoom
Regelt de zoominstellingen van de draaggreep.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting Off / Low / High / Variable Regelt de snelheid van de
draaggreepzoom.
High
1 t/m 8 (8) Stelt de zoomsnelheid in van de
zoomregelaar van de draaggreep als de snelheid High is geselecteerd.
Low
1 t/m 8 (3) Stelt de zoomsnelheid in van de
zoomregelaar van de draaggreep als de snelheid Low is geselecteerd.
[Opmerking]
Onregelmatig zoomen kan zich voordoen als de zoomsnelheid laag is ingesteld.
Technical >Menu Settings
Regelt instellingen met betrekking tot het menu.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
User Menu Only
On / Off Stelt in of alleen het menu User moet
worden weergegeven (On) of de menulijst (Off) als de camcorder het menu weergeeft.
User Menu with Lock
On / Off Stelt in of de menuweergave moet
worden vergrendeld, waardoor alleen het menu User wordt weergegeven.
[Opmerking]
Bij normale menuweergavebediening wordt dit onderdeel niet weergegeven. Zie voor details over menuweergavebediening pagina 72.
Technical >Menu Page On/Off
Configureert instellingen die te maken hebben met de weergave van het statusscherm.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Main On / Off Schakelt de weergave van het scherm
Main Status uit.
Camera
On / Off Schakelt de weergave van het scherm
Camera Status uit.
Audio
On / Off Schakelt de weergave van het scherm
Audio Status uit.
Project
On / Off Schakelt de weergave van het
statusscherm Project uit.
Monitoring
On / Off Schakelt de weergave van het scherm
Monitoring Status uit.
Technical >Menu Page On/Off
Configureert instellingen die te maken hebben met de weergave van het statusscherm.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Assignable Button
Battery
On / Off Schakelt de weergave van het scherm
Assignable Button Status uit.
On / Off Schakelt de weergave van het scherm
Battery Status uit.
Media
On / Off Schakelt de weergave van het scherm
Media Status uit.
Network
On / Off Schakelt de weergave van het scherm
Network Status uit.
File Transfer
On / Off Schakelt de weergave van het scherm
File Transfer Status uit.
Technical >Fan Control
Regelt instellingen voor de ventilator.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Setting Auto / Minimum / Off in Rec Stelt de besturingsmodus voor de
camcorderventilator in.
[Opmerking]
Zelfs als Off in Rec is geselecteerd, gaat de ventilator werken als de interne temperatuur van de camcorder boven een bepaalde grens komt.
Technical >Lens
Regelt instellingen met betrekking tot lenzen.
Onderdeel Instelling subonderdeel Beschrijving
Zoom Ring Direction
Shading Compensation
Chroma Aberration
Left(W)/Right(T) / Right(W)/Left(T) Stelt de richting in van de
zoomringbediening.
[Opmerking]
Alleen inschakelen bij gebruik van een objectief met E-bevestiging die overschakeling van zoomringrichting ondersteunt.
Auto / Off Stelt de automatische
schaduwcompensatie in.
Auto / Off Stelt de automatische chromatische
aberratie in.
Comp. Distortion
Comp. Breathing
Compensation
Auto / Off Stelt de automatische
vervormingscompensatie in.
Auto/ Off Stelt de ademcompensatie voor het
objectief in.
Loading...