Knippert als de resterende capaciteit van de
opnamemedia of accu laag is.
11. FOCUS-schakelaar (pagina 37)
12. Beeldsensor
13. Knop PUSH AUTO FOCUS (pagina 41)
14. Signaalcontacten objectief
[Opmerking]
Niet direct met uw handen aanraken.
15. Knop WB SET (witbalansinstelling)
(pagina 46)
16. Vrijgaveknop objectief (pagina 22)
7
1. Meetlinthaak
De meetlinthaak zit op dezelfde hoogte
als de beeldsensor. Gebruik deze haak als
referentiepunt om de afstand tussen de
camcorder en het onderwerp nauwkeurig te
meten. U kunt het uiteinde van een meetlint
aan de haak bevestigen om de afstand vanaf
het onderwerp te meten.
2. Zoekeraansluiting (pagina 19)
3. Ventilatie-opening
[Opmerking]
Bedek de ventilatie-opening niet.
4. Keuzeschakelaar TC IN/OUT (pagina 34,
114)
5. Aansluiting afstandsbedieningsgreep
(pagina 21)
6. (N-teken) (pagina 60)
Raak met een smartphone die is uitgerust
met de NFC-functie het apparaat aan, om
een draadloze verbinding tot stand te
brengen.
Sommige smartphones die draadloze
betalingssystemen ondersteunen
ondersteunden mogelijk geen
NFC. Raadpleeg voor details de
gebruiksaanwijzing van de smartphone.
NFC (Near Field Communication) is een
internationaal communicatieprotocol voor
draadloze communicatie tussen objecten
die zich dicht bij elkaar bevinden.
7. Bevestiging afstandsbedieningsgreep
8. Vrijgaveknop voor de
(pagina 21)
afstandsbedieningsgreep (pagina 21)
1. Overzicht: Plaats en functie van onderdelen
1816
5
Rechterkant (voorkant/bovenkant/onderkant)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
19171514
1. Knop Clipvlaggen (pagina 53, 69)
2. HOLD-schakelaar (pagina 99)
3. Knop Record START/STOP (pagina 34)
Druk op de knop START/STOP om te starten
met opnemen. De LED brandt tijdens opname.
4. Regelaar ND VARIABLE (pagina 44)
5. Schakelaar ND PRESET/VARIABLE
(pagina 44)
6. Omhoog/omlaag-knoppen ND FILTER
POSITION (pagina 44)
7. Indicator ND CLEAR (pagina 44)
20
Rechterkant (achter)
(pagina 6)
8. Knop ND VARIABLE AUTO (pagina 44)
Druk op de knop ND VARIABLE AUTO om
automatische dichtheidsaanpassing van het
ND filter te starten. De LED brandt groen als dit
is ingeschakeld.
9. Multifunctionele regelaar (pagina 49)
Indrukken tijdens het bekijken van het beeld in
de zoeker om het directmenu weer te geven
en te bedienen.
Draai de multifunctionele regelaar als er een
menu in de zoeker wordt weergegeven om
de cursor omhoog/omlaag te verplaatsen
om menu-onderdelen of instellingen te
selecteren. Indrukken om het geselecteerde
onderdeel toe te passen.
Op momenten dat het menu niet wordt
weergegeven kan de regelaar ook
functioneren als een toewijsbare regelaar.
10. Functieknop IRIS (pagina 43)
11. Knop CANCEL/BACK (pagina 68)
12. Knop THUMBNAIL (pagina 67)
13. Knop MENU (pagina 10, 72)
Druk op de knop MENU om het statusscherm
weer te geven. Houd de knop MENU ingedrukt
om het hoofdmenuscherm weer te geven.
Druk op de knop tijdens weergave van het
statusscherm of hoofdmenuscherm om naar
de vorige schermweergave te gaan.
14. Functieknop ISO/GAIN (pagina 43)
15. Schakelaar ISO/GAIN
(versterkingsselectie) (pagina 43)
16. Functieknop WHT BAL (witbalans)
(pagina 46)
17. Schakelaar WHT BAL (geheugenselectie
witbalans) (pagina 46)
18. Functieknop SHUTTER (pagina 44)
19. Hoofdtelefoonaansluiting (pagina 34)
20. POWER-schakelaar (pagina 34)
1. Overzicht: Plaats en functie van onderdelen
8
7
6
5
4
12
14
6
Rechterkant en kaartsleuf
14. CFexpress Type A/SD kaartsleuf (B)
(pagina 26)
15. Toegangsindicator B (pagina 26)
123
13
11
15
10
9
1. Wifi-antenne
2. Regelaar AUDIO LEVEL (CH1)
(pagina 47)
3. Schakelaar CH1 (AUTO/MAN)
(pagina 47)
4. ASSIGN (toewijsbaar) knoppen 1 t/m 3
(pagina 49)
5. Interne microfoon (pagina 47)
Spraakmicrofoon voor opname van
omgevingsgeluid.
[Tip]
Deze microfoon wordt uitgeschakeld als de draaggreep
wordt bevestigd en de interne microfoon van de
draaggreep actief wordt (pagina 7).
6. Knop DISPLAY (pagina 11)
7. Interne luidspreker (pagina 34)
8. POWER-indicator (pagina 34)
9. Knop SLOT SELECT (selectie
geheugenkaartsleuf (A)/(B))
(pagina 34)
10. Schakelaar CH2 (AUTO/MAN)
(pagina 47)
11. Regelaar AUDIO LEVEL (CH2)
(pagina 47)
12. Toegangsindicator A (pagina 26)
13. CFexpress Type A/SD kaartsleuf (A)
(pagina 26)
1. Overzicht: Plaats en functie van onderdelen
16
18
19
7
Draaggreep, achterkant en aansluitblok
10
10
9
10
11
1 2
1 3
1 4
15
20
1. HOLD-schakelaar draaggreep
(pagina 99)
Gebruiken om de bediening van
bedieningselementen op de draaggreep uit te
schakelen.
[Tip]
U kunt dit ook instellen voor alleen de knop Record
START/STOP op de draaggreep.
2. Knop draaggreep opname START/STOP
10
4 3 2 1
5
6
7
8
20
21
22
23
24
25
26
3. Interne microfoon draaggreep
4. Multi-interfaceschoen
Neem voor details over de accessoires
die worden ondersteund door de multiinterfaceschoen contact op met uw
verkoopvertegenwoordiger.
17
5. Toewijsbare regelaar draaggreep
(pagina 49)
6. Zoomregelaar draaggreep (pagina 100)
7. ASSIGN (toewijsbare) knoppen 7 t/m 8
(pagina 49)
8. Keuzeschakelaar (8-voudig D-pad en
toepassingsknop)
9. Accessoireschoen (pagina 7)
10. Schroefgaten bevestiging accessoires (1/4
inch)
Compatibel met 1/4-20 UNC-schroeven (lengte
van 6mm of minder).
[Opmerking]
Gebruik van schroeven die langer zijn dan 6 mm kan
schade aan externe onderdelen veroorzaken.
11. Opname/tally-lampje (achterkant)
(pagina 34)
12. Knop BATT RELEASE (pagina 17)
13. Luchtinlaat
[Opmerking]
Bedek de luchtinlaat niet.
14. Accuset aansluitopening (pagina 17)
15. USB-C-aansluiting (pagina 63)
16. Aansluiting INPUT2 (audio-ingang 2)
(pagina 47)
17. Aansluiting INPUT1 (audio-ingang 1)
(pagina 47)
18. Schakelaar INPUT2 (LINE/MIC/MIC+48V)
(pagina 47)
19. Schakelaar INPUT1 (LINE/MIC/MIC+48V)
(pagina 47)
20. Schroefgaten voor externe apparaten
Compatibel met M3-schroeven (lengte van
4mm of minder).
[Opmerking]
Gebruik van schroeven die langer zijn dan 4 mm kan
schade aan het externe oppervlak veroorzaken.
21. HDMI OUT-aansluiting (pagina 113)
22. SDI OUT-aansluiting (pagina 113)
23. Aansluiting TC IN/TC OUT (tijdcode in/uit)
(pagina 114)
24. REMOTE-aansluiting
Aansluiten op algemene LANC jack-accessoire.
25. USB/multi-aansluiting (pagina 115)
26. DC-IN-aansluiting (standaard DC-stekker)
(pagina 18)
De accessoireschoen bevestigen
1 Til de voorste rand van de schoenveer
omhoog en trek de veer in
tegenovergestelde richting van de pijl die
op de veer is gegraveerd.
Schoenveer
1
Accessoireschoen
2 Plaats de accessoireschoen op de
accessoireschoenbevestiging, lijn de
uitsteeksels op de schoen uit met de
corresponderende punten op de
bevestiging en draai de vier schroeven
vast.
1. Overzicht: Plaats en functie van onderdelen
2
2
2
2
8
3 Zet de schoenveer er in de richting van de
pijl in, zodat het U-vormige gedeelte op
het eind van de accessoireschoen past.
Accessoireschoen
3
232
Schoenveer
De accessoireschoen verwijderen
Verwijder de schoenveer zoals beschreven in
stap 1 in "De accessoireschoen bevestigen",
schroef de vier schroeven los en verwijder de
accessoireschoen.
De draaggreep bevestigen
Plaats de draaggreep zo dat de
draaggreepaansluiting en schroefgaten op
elkaar zijn uitgelijnd. Druk in en draai de
bevestigingsschroeven van de draaggreep
naar rechts om de draaggreep aan het
apparaat te bevestigen.
U kunt ook de bevestigingsschroeven van de
twee draaggrepen vastmaken door deze naar
rechts te draaien met een inbussleutel (4mm).
[Opmerking]
Zorg dat de twee bevestigingsschroeven van de
draaggreep goed zijn vastgemaakt, alvorens de
draaggreep te gebruiken. De hendel kan van de
camcorder afvallen als de schroeven niet stevig zijn
vastgemaakt.
De draaggreep verwijderen
Verwijderen in de omgekeerde volgorde als
van de bevestigingsprocedure.
De beschermkap voor de
draaggreepaansluiting (meegeleverd)
bevestigen
Als de camcorder wordt gebruikt zonder de
draaggreep, bescherm dan de aansluiting met
de meegeleverde beschermkap.
[Tip]
Als de draaggreep wordt bevestigd, berg dan de
beschermkap op aan de onderkant van de draaggreep.
Bovenkant
1
1. Aansluiting draaggreep
2. Schroefgaten bevestiging accessoires (1/4
inch)
Compatibel met 1/4-20 UNC-schroeven (lengte
van 6mm of minder).
[Opmerking]
Gebruik van schroeven die langer zijn dan 6 mm kan
schade aan externe onderdelen veroorzaken.
De fysieke aansluitingen beschermen
Bevestig de kap voor niet gebruikte
aansluitingen om de chassisdelen te
beschermen.
1. Overzicht: Plaats en functie van onderdelen
12
2
3
45
4
1
8
6
5
9
Onderkant
1. Schroefgaten statief (1/4 inch, 3/8 inch)
Compatibel met 1/4-20 UNC-schroeven
en 3/8-16 UNC-schroeven. Bevestigen op
een statief (optie, schroeflengte 5,5 mm of
minder).
2. Luchtuitlaat
[Opmerking]
Bedek de luchtuitlaat niet.
Zoeker
Zie voor details over bevestiging van de
zoeker (meegeleverd) pagina 19.
1
1. Knop PEAKING
2. Knop ZEBRA
3. Knop ASSIGN (toewijsbaar) 9
(pagina 49)
4. Aanraakscherm
Aanraakbediening kan worden uitgeschakeld
met een toewijsbare knop of in het menu
(pagina 10).
5. Schakelaar MIRROR
Afstandsbedieningsgreep
Zie voor details over bevestiging van de
(meegeleverde) afstandsbedieningsgreep
pagina 21.
2
3
7
8. Knop ASSIGN (toewijsbaar) 5
(pagina 49)
1. Zoomregelaar
2. Knop ASSIGN (toewijsbaar) 4
(pagina 49)
3. Afstandsbedieningsgreep toewijsbare
regelaar (pagina 49)
4. Knop ASSIGN (toewijsbaar) 6
(pagina 49)
5. Rotatieregelaar afstandsbedieningsgreep
(pagina 21)
6. Knop Record START/STOP
7. Keuzeschakelaar (8-voudig D-pad en
toepassingsknop)
1. Overzicht
10
Het aanraakscherm gebruiken
Voorzorgsmaatregelen voor
gebruik van het aanraakscherm
De zoeker van het apparaat is een
aanraakscherm, dat u bedient met directe
aanraking met uw vinger.
Het aanraakscherm is ontworpen om licht
met uw vinger te worden aangeraakt. Oefen
geen kracht uit op het scherm en raak het
niet aan met voorwerpen met scherpe
randen of punten (nagel, balpen, sleutel
etc.)
Het aanraakscherm reageert mogelijk niet
bij aanraking in de volgende situaties. Let
op, hierdoor kan ook een defect veroorzaakt
worden.
Bediening met het uiteinde van
vingernagels
Bediening terwijl andere objecten
contact maken met het oppervlak
Bediening met een aangebrachte
beschermfolie of sticker
Bediening met waterdruppels of
condens op het display
Bediening met natte of bezwete vingers
Aanraakscherm bewegingen
Tik
Raak een onderdeel, zoals een pictogram of
een menu-onderdeel, licht aan met uw vinger
en verwijder uw vinger direct weer.
Sleep
Raak het scherm aan en sleep uw vinger
naar de gewenste positie op het scherm, en
verwijder vervolgens uw vinger.
Korte of lange veeg
Raak het scherm aan en veeg uw vinger snel
omhoog, omlaag, naar links of naar rechts.
Het aanraakscherm configureren
Bediening van het aanraakscherm kan worden
ingeschakeld of uitgeschakeld met het
onderdeel Touch Operation (pagina 99) in
het menu Technical.
[Tip]
Als de displayinhoud doorloopt buiten de randen van
het scherm, kunt u de displayinhoud met vegen laten
verschuiven.
1. Overzicht
342
9 10
75
1819 20 21 22 23 24 25 26 2728
29
30
31
32
33
34
35
36
137
11
Schermdisplay
Tijdens filmen (opnemen/standby) en afspelen worden de status en instellingen van de
camcorder geprojecteerd op het beeld dat in de zoeker wordt weergegeven.
U kunt de informatie weergeven/verbergen met de knop DISPLAY. Zelfs indien verborgen,
verschijnt dit bij het uitvoeren van handelingen in het directmenu (pagina 49).
U kunt ook kiezen om elk onderdeel afzonderlijk weer te geven of te verbergen (pagina 93).
Informatie weergegeven op het scherm tijdens filmen
11
12
13
14
15
16
17
1. Indicator netwerkstatus (pagina 13)
Geeft de netwerkverbindingsstatus weer als
pictogram.
2. Indicator upload/resterende bestanden
(pagina 65)
3. Indicator scherpstellingsgebied
(pagina 38)
Geeft het scherpstellingsgebied voor
automatische scherpstelling weer.
4. Opnamemodus, sleuf A/B, Interval Rec
opname-intervalindicator (pagina 50)
WeergaveBetekenis
Rec
StbyOpnemen stand-by
Opnemen
5. Indicator scherptediepte
6. Indicator scanmodus beeldsensor
Er wordt een
als zich een verkeerde combinatie voordoet
tussen de beeldcirkelomvang van het objectief
en de effectieve scanmodusinstelling van de
beeldgrootte van de beeldsensor.
Als Imager Scan Mode is ingesteld op FF,
wordt een "C"-markering weergegeven in
modi met smallere hoek of beeldweergave
(bijgesneden).
Bijsnijden vindt plaats in de volgende modi.
6
8
(pagina 24)
-markering weergegeven
Als de opname-indeling 3840×2160 is
en S&Q Motion beeldsnelheid 100fps of
120fps
Als Codec is ingesteld op RAW of RAW
& XAVC-I en het RAW uitgangsformaat
3840×2160 is
7. Uitvoerindicator voor RAW
werkingsstatus (pagina 59)
Geeft de uitvoerstatus van het RAW-signaal
weer.
8. Statusindicator UWP-D serie
(pagina 13)
Geeft de signaalsterkte van het RF-signaal
weer als een pictogram als er een apparaat
uit de UWP-D-serie is aangesloten op de
MI-schoen die is geconfigureerd voor digitale
audio-overdracht.
9. Beeldsnelheidindicator voor Slow & Quick
Motion filmen (pagina 50)
10. Indicator resterende accucapaciteit/DC IN
voltage (pagina 17)
11. Indicator scherpstellingsmodus
(pagina 41)
BetekenisWeergave
Modus vasthouden
scherpstelling
MF-modusMF
AF-modusAF
Modus AF volgen in echttijd
Gezichts/ogendetectie AF (AF/ /Only/ / )
Pictogram gezichts/
ogendetectie
Pictogram gezichts/
ogendetectie AF
Pictogram Opgeslagen
gezicht voor volgen
AF gepauzeerd tijdens
gezichts/ogendetectie
1)
AF
1) Wordt weergegeven als er geen gezicht is opgeslagen
voor volgen en er geen gezicht is gedetecteerd, of als
er een gezicht is opgeslagen voor volgen maar het
gezicht voor volgen niet is gedetecteerd.
Focus Hold
Only
12. Indicator zoompositie (pagina 36)
Geeft de zoompositie weer binnen het bereik
van 0 (brede hoek) tot 99 (telefoto) (als er een
objectief is bevestigd dat weergave van de
zoominstelling ondersteunt).
De weergave kan worden gewijzigd naar
een balkweergave of afstandsindicator voor
scherpstelling (pagina 101).
De volgende onderdelen worden aan het
display toegevoegd als Clear Image Zoom is
ingeschakeld.
WeergaveBetekenis
Clear Image Zoom is
ingeschakeld
Vergrotingswaarde
Bij gebruik van Clear Image
Zoom
13. Indicator beeldstabilisatiemodus
14. Indicator SDI output/HDMI output Rec
Control status (pagina 113)
Geeft de uitvoerstatus van het REC
besturingssignaal weer.
15. Indicator scherpstelling (pagina 37)
16. Indicator resterende mediacapaciteit
Er verschijnt een
geheugenkaart schrijfbeveiligd is.
-pictogram als de
17. Indicator witbalansmodus
WeergaveBetekenis
Automodus
Hold
W:PPresetmodus
W:AModus geheugen A
W:BModus geheugen B
Automodus gepauzeerd
18. Indicator externe vergrendeling tijdcode/
weergave tijd en datum (pagina 34)
Geeft "EXT-LK" aan bij vergrendeling aan de
tijdcode van een extern apparaat.
1. Overzicht: Schermdisplay
12
19. Indicator ND filter (pagina 44)
WeergaveBetekenis
Automodus
Modus Bokeh Control
(pagina 53)
20. Indicator scenebestand (pagina 56)
21. Indicator diafragma
Geeft de diafragmapositie (F-waarde) weer
(als er een objectief is bevestigd dat weergave
van de diafragma-instelling ondersteunt).
22. Indicator waarschuwing videoniveau
23. Indicator versterking (pagina 43)
Geeft de EI-waarde weer in Cine EI-modus
(pagina 24).
WeergaveBetekenis
Automodus
HPreset H-modus
MPreset M-modus
LPreset L-modus
Tijdelijke
aanpassingsmodus
Modus Bokeh Control
(pagina 53)
24. Weergave clipnaam (pagina 67)
25. Sluiterindicator (pagina 44)
26. Indicator AE-modus/AE-niveau
(pagina 43)
27. Waterpasindicator
Geeft het horizontale niveau weer in stappen
van ±1° tot en met ±15°.
28. Audioniveaumeter
Geeft het audioniveau van CH1 naar CH4 weer.
29. Videosignaalmonitor (pagina 52)
Geeft een golfvorm, vectorscoop en histogram
weer.
De oranje lijn geeft de ingestelde waarde van
het zebrapatroonniveau weer.
In de modus Cine EI (pagina 24) geeft dit
het LUT-type weer van het signaal dat wordt
gemonitord.
30. Indicator basisgevoeligheid/Basis-ISO
(pagina 43)
In de modus Custom (pagina 24) geeft
dit de basisgevoeligheid weer bij gebruik
van Base ISO/Sensitivity op het scherm Main
Status of ISO/Gain/EI>Base Sensitivity in het
menu Shooting van het hoofdmenu.
In de modus Cine EI (pagina 24) geeft dit
de Base ISO-gevoeligheid weer bij gebruik
van Base ISO/Sensitivity van het scherm Main
Status of ISO/Gain/EI>Base ISO in het menu
Shooting van het hoofdmenu.
31. Indicator Gammaweergave-assistent/
monitor LUT
Geeft de status weer van de
gammaweergave-assistent. De functie
gammaweergave-assistent kan worden
in- of uitgeschakeld door Gamma Display
Assist toe te wijzen aan een toewijsbare knop
(pagina 49).
In de modus Cine EI (pagina 24) geeft
dit LUT-instelling van de monitor weer
(pagina 80).
32. Indicator basisuiterlijk (pagina 56)
Geeft de instelling voor basisuiterlijk weer.
In de modus Cine EI (pagina 24) geeft dit
het videosignaal weer dat wordt opgenomen
op de geheugenkaarten (pagina 80).
33. Indicator proxy-status
34. Indicator opname-indeling (codec)
(pagina 82)
Geeft de naam weer van de opname-indeling
op de geheugenkaarten.
35. Indicator opname-indeling
(beeldsnelheid en scanmethode)
36. Indicator opname-indeling (beeldgrootte)
(pagina 82)
Geeft de beeldgrootte weer voor opname op
de geheugenkaarten.
37. Knop Stop AF volgen in echttijd
(pagina 42)
1. Overzicht: Schermdisplay
13
Informatie die wordt weergegeven op het scherm tijdens afspelen
De volgende informatie wordt geprojecteerd op het afspeelbeeld.
1
910111213 14
1. Indicator netwerkstatus
2. Uploadindicator/indicator resterende
bestanden
3. Clipnummer/totaal aantal clips
4. Indicator afspeelstatus
5. Indicator afspeelindeling (beeldsnelheid
en scanmethode)
6. Indicator afspeelindeling (beeldgrootte)
7. Indicator resterende accucapaciteit/DC IN
voltage
8. Indicator afspeelindeling (codec)
9. Mediaindicator
Er verschijnt een
geheugenkaart schrijfbeveiligd is.
10. Weergave tijd/datum
11. Weergave clipnaam
12. Indicator gammaweergave-assistent
-pictogram als de
2345678
13. Audioniveaumeter
Geeft het audio-afspeelniveau weer.
14. Indicator basisuiterlijk
Pictogramweergave
Pictogramweergave netwerkverbinding
NetwerkmodusVerbindingsstatusPictogram
ToegangspuntmodusWerkend als toegangspunt
Toegangspunt fout
StationmodusWifiverbinding
Pictogram wijzigt naargelang de
signaalsterkte (4 stappen)
Wifi ontkoppeld
Wifi verbindingsfout
USB-tetheringUSB-tethering verbonden
USB-tethering losgekoppeld
USB-tetheringfout
Pictogramweergave UWP-D-serie
VerzendingsstatusOntvangststatusPictogram
UitgeschakeldGeen ontvangst
Normale verzendingsstatusOntvangend
DempingsstatusOntvangen (gedempt)
Waarschuwingsstatus resterende
accucapaciteit
Dempen en waarschuwingsstatus
resterende accucapaciteit
Ontvangend
Ontvangend
–
(ontvangstniveau (4 stappen))
(Pictogram knippert)
(Pictogram knippert)
1. Overzicht: Schermdisplay
14
Statusscherm
U kunt de status en instellingen van de
camcorder controleren op het statusscherm.
De instellingen van onderdelen die zijn
gemarkeerd met een asterisk (*) kunnen
worden gewijzigd.
Het statusscherm ondersteunt
aanraakbediening.
Het statusscherm weergeven
Druk op de knop MENU.
[Tip]
U kunt de verschillende statusschermen weergeven of
verbergen met Menu Page On/Off (pagina 100) in het
menu Technical.
Het statusscherm omschakelen
Draai aan de multifunctionele regelaar.
Druk de keuzeschakelaar omhoog/omlaag
Veeg het statusscherm omhoog/omlaag.
Het statusscherm verbergen
Druk op de knop MENU.
Een instellingen wijzigen
Druk als het statusscherm wordt weergegeven
op de multifunctionele regelaar of
keuzeschakelaar om selectie van een
configuratieonderdeel op een pagina mogelijk
te maken. Selecteer een paginanummer en
druk vervolgens om pagina's om te schakelen.
U kunt ook direct onderdelen selecteren met
aanraakbediening.
[Opmerking]
U kunt wijzigingen vanaf het statusscherm uitschakelen
door Menu Settings >User Menu Only (pagina 100)
in het menu Technical van het hoofdmenu op On in te
stellen.
Scherm Main Status
Geeft de hoofdfuncties van de camera en de
vrije ruimte op de media weer.
Bewaar accusets niet op plaatsen die
blootstaan aan direct zonlicht, open vuur of
hoge temperaturen.
[Opmerkingen]
Gebruik bij werken op een locatie met netstroombron
de meegeleverde netadapter.
Zet de POWER-schakelaar altijd in de stand Off
voordat u een accu of netadapter aansluit. Als de
aansluiting plaatsvindt terwijl de POWER-schakelaar
op On staat, kan de camcorder in sommige gevallen
mogelijk niet starten. Als de camcorder niet kan
worden gestart, zet de POWER-schakelaar dan in
de Off-stand en maak de accuset of de netadapter
tijdelijk los, en wacht vervolgens 30 seconden
alvorens opnieuw aan te sluiten. (Als de netadapter
is aangesloten terwijl de camcorder werkt op
de accuset, kan deze zonder problemen worden
aangesloten met de POWER-schakelaar in de aanstand).
Een accuset gebruiken
Om een accuset aan te sluiten steekt u
deze zo ver mogelijk in de aansluitopening
(pagina 7) en schuift u deze daarna
omlaag om de set vast op zijn plaats te
vergrendelen.
Om een accuset te verwijderen houdt u de
knop BATT RELEASE (pagina 7) ingedrukt,
schuift u de accuset omhoog en trekt deze
vervolgens uit de aansluitopening.
Knop BATT
RELEASE
[Opmerkingen]
Laad voor het bevestigen van een accuset de accu
op met de speciale accu-opladers BC-CU1, BC-U1A, of
BC-U2A.
Opladen van een accuset als deze nog warm is
(bijvoorbeeld direct na gebruik) kan resulteren in het
niet volledig opladen van de accu.
De resterende capaciteit controleren
Bij het filmen/afspelen bij gebruik van een
accuset wordt de resterende accucapaciteit
weergegeven in de zoeker (pagina 11).
PictogramBetekenis
91% t/m 100%
71% t/m 90%
51% t/m 70%
31% t/m 50%
11% t/m 30%
0% t/m 10%
De camcorder geeft de resterende capaciteit
aan door de beschikbare tijd met de accuset
te berekenen als de werking wordt voortgezet
met het huidige energieverbruik.
Als de acculading minder wordt
Als de resterende acculading tijdens gebruik
onder een bepaald niveau daalt (status Low
Battery), verschijnt er een bericht dat de accu
bijna leeg is en begint het opname/tallylampje te knipperen om u te waarschuwen.
Als de resterende acculading onder het niveau
komt waarop verder werken niet mogelijk is
(status Battery Empty) verschijnt een melding
dat de accu leeg is.
Vervangen door een opgeladen accuset.
De waarschuwingsniveaus wijzigen
Vanuit de fabriek is het niveau Low Battery
ingesteld op 10% van de volledige acculading
en het niveau Battery Empty op 3%. U kunt het
waarschuwingsniveau instellen met Camera
Battery Alarm (pagina 101) in het menu
Technical van het hoofmenu.
De accuset opladen met behulp van de
meegeleverde acculader (BC-CU1)
1 Sluit de netadapter (meegeleverd) aan op
de acculader en sluit het netsnoer
(meegeleverd) aan op de netstroombron.
2 Duw de accu erin en schuif deze in de
richting van de pijl.
De CHARGE-lamp gaat oranje branden en
het opladen begint.
CHARGE-lamp
Netadapter
Netsnoer
CHARGE-lamp (oranje)
Brandt: Laadt op
Knippert: Oplaadfout, of de temperatuur
bevindt zich buiten
bedrijfstemperatuur en het opladen
wordt gepauzeerd.
De CHARGE-lamp van de acculader.
Gebruik altijd originele Sony-accu's.
2. Voorbereiding: Stroomvoorziening
18
Laadtijd
Geschatte tijd (in minuten) die vereist is om
een volledig ontlade accuset op te laden.
AccusetVolledige laadtijd
BP-U35120 minuten
[Opmerking]
Als de netadapter wordt losgekoppeld van de acculader
en de accu blijft aangesloten op de acculader, gaat de
accu zich ontladen.
Netstroom gebruiken
Als de camcorder op de netstroom wordt
aangesloten is gebruik zonder zorgen over het
opladen van de accuset mogelijk.
Netsnoer
Sluit de netadapter aan op de DC INaansluiting op de camcorder en sluit
het netsnoer (meegeleverd) aan op de
netstroombron.
Als het uitgangsvoltage van de
netadapter laag wordt
Netstroomingang
Netadapter
De waarschuwingsvoltages wijzigen
Het niveau van DC Low Voltage1 is vanuit
de fabriek ingesteld op 16,5V en het niveau
van DC Low Voltage2 op 15,5V. U kunt de
waarschuwingsniveaus instellen met Camera
DC IN Alarm (pagina 101) in het menu
Technical.
Netadapter
Sluit een netadapter niet aan of gebruik
deze in een krappe ruimte, zoals tussen een
muur en meubels.
Steek de netadapter in het dichtstbijzijnde
stopcontact. Als er zich tijdens het
werken een probleem voordoet, trek
dan onmiddellijk het netsnoer uit het
stopcontact.
Maak geen kortsluiting met de metalen
onderdelen van de stekker van de
netadapter. Dit heeft een defect tot gevolg.
De accu kan niet worden opgeladen als
deze aan de camcorder is bevestigd, zelfs
als de netadapter is aangesloten.
Pak bij het loskoppelen van de netadapter
de stekker rechtstreeks vast en trek deze
recht uit het stopcontact. Trekken aan de
kabel kan een defect veroorzaken.
Als het uitgangsvoltage van de netadapter
tijdens bedrijf onder een bepaald niveau komt
(status DC Low Voltage1), verschijnt er een
melding dat het voltage van de netadapter
is gedaald en gaat het opname/tally-lampje
gaat knipperen.
Als het uitgangsvoltage van de netadapter
tijdens bedrijf onder het niveau komt waarop
gebruik niet meer mogelijk is (status DC Low
Voltage2) verschijnt er een melding dat het
voltage van de netadapter te laag is.
Als dit gebeurt kan de netadapter defect zijn.
Controleer de netadapter, zoals vereist.
2. Voorbereiding
19
Apparaten aansluiten
De microfoon aansluiten (apart
aanschaffen)
1 Plaats de microfoon in de
microfoonhouder.
2 Sluit de microfoonkabel aan op de
aansluitingen INPUT1 of INPUT2.
1
2
1
2
LINE MIC
LINE MIC
+48V
MIC
INPUT1 INPUT2
+48V
MIC
INPUT
Microfoon
Microfoonhouder
3 Plaats de microfoonkabel in de
kabelhouder, zoals in de afbeelding wordt
weergegeven.
Kabelhouder
[Tips]
Als de microfoon niet stabiel kan worden bevestigd,
gebruik dan de afstandhouder die bij de microfoon
wordt geleverd.
Afhankelijk van het bevestigde objectief kan het
uiteinde van de microfoon zichtbaar zijn in het
camcorderbeeld. Pas de positie van de microfoon aan.
De zoeker bevestigen
[Opmerking]
Bevestig/verwijder de zoeker als de camcorder is
uitgeschakeld.
De zoeker aan de voorkant van de
draaggreep bevestigen
1 Plaats de montageklemadapter van de
zoeker in de zoekerbevestiging van de
draaggreep () en draai de schroef
(meegeleverd) naar rechts om de adapter
op zijn plaats te fixeren ().
De montageklemadapter kan vrij worden
bevestigd in stappen van 45°, maar de
positie waarbij het bevestigingspunt zich
direct boven de schroef bevindt, wordt
geadviseerd.
Schroef
Montageklemadapter
van de zoeker
2 Monteer de zoekerklem op de
montageklemadapter van de zoeker ()
en draai de vergrendelknop naar rechts
om de adapter op zijn plaats te fixeren
().
[Opmerking]
Zorg dat de vergrendelknop bij gebruik van de
zoeker stevig vast zit. De zoeker kan eraf vallen als de
vergrendelknop niet stevig vastgedraaid is.
3 Lijn de -markering op de camcorder uit
met de -markering op de
zoekeraansluiting, en bevestig de kabel.
Zorg dat de -markering zich aan de
buitenzijde bevindt, alvorens de stekker te
plaatsen.
4 Plaats het snoer in de snoerhouder, zoals
weergegeven in de afbeelding.
Kabelhouder
2. Voorbereiding: Apparaten aansluiten
20
De zoeker aan de achterkant van de
draaggreep bevestigen
Er zijn twee bevestigingspunten, aan de
achterkant van de draaggreep () en aan de
achterkant van de camcorder () voor het
bevestigen van de zoeker. Bevestig de zoeker
op dezelfde manier als beschreven in "De
zoeker aan de voorkant van de draaggreep
bevestigen".
De positie van de zoeker aanpassen
Kantel de zoeker omhoog/omlaag/vooruit/
achteruit om de hoek van de zoeker aan te
passen.
U kunt de MIRROR-schakelaar gebruiken om
het beeld om te draaien als u bijvoorbeeld
vanaf de voorkant van de camcorder kijkt.
[Tip]
Als het apparaat niet wordt gebruikt of wordt
getransporteerd, wordt geadviseerd de zoeker in een
positie te plaatsen zoals in de volgende afbeelding, om
de zoeker te beschermen.
De zoeker verwijderen
Maak de vergrendelknop van de zoeker los en
voer de handelingen voor het bevestigen van
de zoeker in de omgekeerde volgorde uit.
De zoekerkap bevestigen
2 Bevestig de metalen beugel aan de
bovenkant van de zoekerkap aan de haak
aan de bovenkant van de zoeker en
bevestig de metalen clip aan de
onderkant van de zoekerkap aan de haak
aan de onderkant van de zoeker.
Bevestigingshaken
3 Duw de vergrendelplaat aan de onderkant
van de zoekerkap in de richting van de pijl
om de zoeker in kappositie te
vergrendelen.
Vergrendelingsplaat
[Opmerking]
Houd bij het verplaatsen van de zoeker de body van
de zoeker vast als u verplaatst. Niet vastpakken aan de
zoekerkap.
De zoekerkap verwijderen
Maak de klem van de zoekerkapvergrendeling
los en verwijder de zoekerkap van de zoeker.
1 Open de metalen clips op de zoekerkap.
De zoekerkap openen
Trek de middenonderkant van de zoekerkap
uit naar u toe, en duw vervolgens omhoog om
de kap te openen.
2. Voorbereiding: Apparaten aansluiten
21
De afstandsbedieningsgreep
bevestigen
[Opmerking]
Bevestig of verwijder de afstandsbedieningsgreep
terwijl de camcorder is uitgeschakeld.
1 Sluit de kabel aan op de aansluiting van
de afstandsbedieningsgreep.
2 Breng de bevestiging van de
afstandsbedieningsgreep van de
camcorder en de montagemarkering op
de greep op één lijn (), bevestig de
greep aan de camcorder en draai deze
langzaam naar links ().
U hoort een klikgeluid als de greep in
positie vergrendelt.
Indexmarkering
[Opmerking]
Als correcte bevestiging niet lukt, bevestig
dan opnieuw zonder overmatige kracht op de
afstandsbedieningsgreep of op de camcorder uit te
oefenen.
3 Steek de in stap twee aangesloten kabel
onder de sleuf van de
afstandsbedieningsgreep, zoals in de
afbeelding wordt weergegeven.
De hoek van de
afstandsbedieningsgreep aanpassen
U kunt de hoek van de
afstandsbedieningsgreep aanpassen over
een bereik zoals weergegeven in de volgende
afbeelding, om deze aan te passen aan uw
stijl van filmen.
Standaardpositie
Naar het objectief gedraaid (90° max.)
1 Beweeg de rotatieregelaar op de
draaggreep naar de in de afbeelding
weergegeven stand, en draai de greep
terwijl u de regelaar ingedrukt houdt.
2 Haal uw vinger van de rotatieregelaar op
de draaggreep bij de gewenste stand.
3 Verplaats de greep enigszins tot u een
klikgeluid hoort, wat aangeeft dat de
greep op zijn plaats is vergrendeld.
Als de draaggreep is gezekerd, keert de
rotatieregelaar terug naar de
oorspronkelijke stand.
[Opmerking]
Als de kabel niet onder de sleuf wordt geplaatst kan het
wijzigen van de hoekbevestiging overmatig veel kracht
uitoefenen op de kabel, of de kabel kan klem komen te
zitten in het draaimechanisme.
Naar de achterkant gedraaid (83° max.)
[Opmerkingen]
Controleer na het wijzigen van de stand altijd of de
greep stabiel is geplaatst.
De hoek kan niet verder worden aangepast dan
binnen het aanpassingsbereik. Gebruik geen
overmatige kracht bij het draaien van de greep.
2. Voorbereiding: Apparaten aansluiten
22
De greep vasthouden (geadviseerde
methode)
Er zijn geen regels voor het vasthouden van
de greep, maar het volgende voorbeeld toont
een manier voor makkelijke bediening van de
greep.
Bij gebruik van de knop ASSIGN 5 of
keuzeschakelaar
A: Bedien de toewijsbare regelaar van de
handgreep met uw wijsvinger.
B: Bedien de keuzeschakelaar en de knop
ASSIGN 5 met uw duim.
C: Houd de handgreep stevig vast met uw
middelvinger, ringvinger en pink.
Bij bedienen van de Zoom
A: bedien de zoomregelaar met uw wijsvinger
en middelvinger.
B: Houd de greep stevig vast met uw duim.
C: Houd de greep stevig vast met uw
ringvinger en pink.
De greep verwijderen
[Opmerking]
Plaats bij het verwijderen van de greep de camcorder op
een vlak oppervlak, zoals een bureau.
1 Maak de kabel los van de aansluiting van
de afstandsbedieningsgreep.
2 Houd de vrijgaveknop voor de
afstandsbedieningsgreep op de
camcorder ingedrukt en draai de greep
naar rechts tot deze loskomt.
Vrijgaveknop voor de
afstandsbedieningsgreep
[Tip]
Er kan een rozet worden bevestigd aan zowel het
greepbevestigingspunt op het apparaat als het
bijbehorende bevestigingspunt op de greep.
Neem voor details over het aanschaffen van rozetten
contact op met uw Sony-dealer.
(schroefgaten worden aangegeven door de cirkels
in de volgende afbeelding). Gebruik van andere
schroeven dan vermeld kan schade aan externe
onderdelen veroorzaken.
Een objectief bevestigen
[LET OP]
Laat het objectief niet met de lens in de
zon liggen. Direct zonlicht kan de lens
binnendringen, een brandpunt vormen in de
camcorder en zo brand veroorzaken.
[Opmerkingen]
Bevestig/verwijder een objectief als de camcorder is
uitgeschakeld.
Een objectief is een precisiecomponent. Plaats
het objectief niet op een oppervlak met de
objectiefbevestiging omlaag. Bevestig de
meegeleverde objectiefbevestigingsdop.
[Tip]
Neem voor details over objectieven die door de
camcorder worden ondersteund contact op met uw
Sony servicevertegenwoordiging.
Een objectief met E-bevestiging
bevestigen
1 Verwijder de lensdop en kap van de
camcorder en het objectief.
2 Lijn de objectiefmontagemarkering (wit)
uit met de camcorder, plaats het objectief
en draai het daarna naar rechts.
U hoort een klikgeluid als de greep in
positie vergrendelt.
Bevestigingsmarkeringen (wit)
[Opmerking]
Druk niet op de objectiefvrijgaveknop bij het bevestigen
van het objectief.
Een objectief met A-bevestiging
bevestigen
Om een objectief met A-bevestiging te
gebruiken bevestigt u een objectiefadapter
(optie) en bevestigt u vervolgens het objectief
met A-bevestiging.
[Opmerking]
Bij gebruik van een objectief met A-bevestiging
wordt het diafragma handmatig ingesteld en is de
scherpstelling ingesteld op MF.
Een objectief verwijderen
Verwijder een objectief met de volgende
procedure.
1 Houd de objectiefvrijgaveknop ingedrukt
en draai het objectief naar links terwijl u
het ondersteunt.
CamcorderzijdeGreepzijde
2 Trek het objectief er in voorwaartse
richting uit.
2. Voorbereiding: Apparaten aansluiten
23
[Opmerkingen]
Lijn bij het verwijderen van een objectief
de bevestigingsmarkering op de
objectiefvergrendelingsring uit met de
bevestigingsmarkering op de camcorder.
Pak het objectief stevig vast, zodat het niet kan vallen.
Als er niet direct een ander objectief wordt bevestigd,
bevestig dan altijd de bodydop.
Diafragma-aanpassingen voor
objectieven met Auto Iris-schakelaar
Als de Auto Iris van het objectief is ingesteld
op AUTO, wordt het diafragma automatisch
aangepast, maar kan ook handmatig vanaf
de camcorder worden ingesteld.
Als de Auto Iris van het objectief is ingesteld
op MANUAL, kan het diafragma alleen
worden aangepast met de objectiefring.
Bediening van het diafragma vanaf de
camcorder heeft geen effect.
Scherpstellingsaanpassingen voor
objectieven met scherpstellingsschakelaar
Als de scherpstellingsschakelaar voor het
objectief is ingesteld op AF/MF of AF, wordt
de scherpstelling automatisch aangepast
en kan ook handmatig worden aangepast
vanaf een afstandsbediening.
Als de scherpstellingsschakelaar van
het objectief is ingesteld op MF, wordt
de scherpstelling aangepast met de
objectiefring en kan ook handmatig worden
aangepast vanaf een afstandsbediening.
[Opmerking]
Bij gebruik van een objectief met A-bevestiging is
handmatige aanpassing vanaf een afstandsbediening
mogelijk niet beschikbaar.
Als de scherpstellingsschakelaar van een
objectief is ingesteld op Full MF, kan de
scherpstelling alleen worden aangepast met de
objectiefring. Bediening van de scherpstelling
op de camcorder heeft geen effect.
Een statief bevestigen
Gebruik de schroefopening op de camcorder
voor het bevestigen van een statief. Gebruik
van de statiefbevestiging op het objectief kan
schade veroorzaken.
2. Voorbereiding
24
Basisbediening van de camcorder configureren
De eerste keer dat de camcorder wordt
ingeschakeld of als de back-upaccu volledig
is ontladen verschijnt het beginscherm voor
instellingen in de zoeker.
Stel in dit scherm de datum en tijd van de
interne klok in.
Time Zone
Time Zone stelt het tijdsverschil in met UTC
(Coordinated Universal Time). Wijzig zo nodig
de instelling.
De datum en tijd instellen
Gebruik de keuzeschakelaar (pagina 7) of
de multifunctionele regelaar (pagina 5)
om onderdelen en instellingen te selecteren
en druk vervolgens op de toepassingsknop
van de keuzeschakelaar om de instellingen toe
te passen en het lopen van de klok te starten.
Zodra het instelscherm is gesloten kunt u de
datum, tijd en tijdzone-instelling wijzigen
met Clock Set (pagina 106) in het menu
Maintenance.
[Opmerkingen]
Als de klokinstelling verloren gaat omdat de back-
up-batterij leeg is vanwege gedurende langere
tijd geen aangesloten voeding (geen accuset en
geen DC IN stroombron), wordt het oorspronkelijke
instellingenscherm weergegeven als u de camcorder
weer inschakelt.
Terwijl het beginscherm voor instellingen wordt
weergegeven is er geen andere bediening mogelijk,
behalve het apparaat in- of uitschakelen, totdat u de
instellingen in dit scherm heeft afgerond.
De camcorder heeft een ingebouwde oplaadbare
batterij voor het opslaan van datum, tijd en
andere instellingen, zelfs als de camcorder wordt
uitgeschakeld.
Configureer voor het filmen de voor de
toepassing geschikte basisbediening van de
camcorder op het scherm status Project.
Opnamemodus
U kunt de opnamemodus schakelen tussen
"modus Custom" om flexibel op locatie
beelden te maken en "Cine EI-modus"
(waarbij de camcorder op dezelfde manier
wordt bediend als een filmcamera, met
beeldmateriaal ontwikkeld in postproductie).
Stel de opnamemodus in met Shooting Mode
(pagina 15) op het scherm status Project.
[Tip]
U kunt ook de opnamemodus instellen met Base Setting
>Shooting Mode (pagina 82) in het menu Project van
het hoofdmenu.
Custom modus
In de Custom filmmodus kunt u de
videostandaard selecteren.
U kunt de videostandaard instellen met Base
Setting >Target Display (pagina 82) in het
menu Project van het hoofdmenu.
SDR(BT.709): Filmen volgens HD broadcast-
norm
HDR(HLG): Filmen volgens de nieuwe
generatie 4K broadcast-norm
Zie voor details pagina 56.
Cine EI-modus
Als de opnamemodus is ingesteld op
de modus Cine EI, selecteer dan het
basiskleurbereik voor het opnamesignaal
en uitgangssignaal. Het hier geselecteerde
kleurbereik is het kleurbereik van de videouitvoer als MLUT is ingesteld op Off.
U kunt het kleurbereik instellen met Cine EI
Setting >Color Gamut (pagina 83) in het
menu Project van het hoofdmenu.
S-Gamut3.Cine/SLog3: Makkelijk voor het
aanpassen van kleurbereik voor digitale
cinema (DCI-P3).
S-Gamut3/SLog3: breed Sony kleurbereik
dat het ITU-R BT.2020 kleurbereik omvat.
Zie voor details pagina 58.
[Opmerkingen]
Cine EI-modus heeft de volgende beperkingen.
Functies die niet automatisch kunnen worden
aangepast (tracking)
– Witbalans
– Versterking
– Sluiter
Functies die niet kunnen worden geconfigureerd
– ISO gevoeligheid/versterking (ingesteld op
basis-ISO-gevoeligheid (vast))
– Menu-instellingen Paint/Look (exclusief Base
Look)
– Scene File (uitgeschakeld)
De volgende functies zijn alleen beschikbaar in de
modus Cine EI (pagina 58).
Exposure Index
Monitor LUT
Systeemfrequentie
Stel de systeemfrequentie in met Frequency/
Scan (pagina 15) op het scherm status
Project. De camcorder kan mogelijk
automatisch herstarten na overschakeling,
afhankelijk van de geselecteerde waarde.
[Tip]
U kunt de systeemfrequentie ook instellen met Rec
Format >Frequency (pagina 82) in het menu Project
van het hoofdmenu.
[Opmerking]
U kunt de systeemfrequentie niet overschakelen tijdens
opnemen of afspelen.
Scanmodus beeldsensor
U kunt de effectieve beeldgrootte en resolutie
van de beeldsensor instellen.
Stel de scanmodus in met Imager Scan
(pagina 15) op het scherm status Project.
FF: volledige kadergrootte.
S35: Super 35mm size.
[Tip]
U kunt de scan modus ook instellen met Rec Format
>Imager Scan Mode (pagina 82) in het menu Project
van het hoofdmenu.
[Opmerkingen]
De scanmodus van de beeldsensor kan niet worden
omgeschakeld tijdens opnemen of afspelen.
Indien ingesteld op S35 is het videoformaat beperkt
tot 1920×1080.
Codec
Stel de codec in met Codec (pagina 15) op
het scherm status Project.
[Tip]
U kunt de codec ook instellen met Rec Format >Codec
(pagina 82) in het menu Project van het hoofdmenu.
[Opmerking]
U kunt de codec niet omschakelen tijdens opnemen of
afspelen.
2. Voorbereiding: Basisbediening van de camcorder configureren
25
Video-indeling
U kunt de video-indeling voor opnemen
instellen. Stel de video-indeling in met Video
Format (pagina 15) op het scherm status
Project.
[Tip]
U kunt de video-indeling ook instellen met Rec Format
>Video Format (pagina 82) in het menu Project van
het hoofdmenu.
[Opmerkingen]
U kunt de video-indeling niet omschakelen tijdens
opnemen of afspelen.
Er kunnen beperkingen gelden voor het signaal van
de aansluitingen SDI OUT en HDMI OUT, afhankelijk
van de instelling voor video-indeling.
2. Voorbereiding
26
Geheugenkaarten gebruiken
De camcorder neemt audio en video op CFexpress Type A geheugenkaarten (apart verkrijgbaar)
op of op SDXC geheugenkaarten (apart verkrijgbaar) die in kaartsleuven zijn geplaatst. De
geheugenkaarten worden ook gebruikt voor proxy-opname, het opslaan/laden van instellingen
en tijdens upgraden (software-update).
Over CFexpress Type A geheugenkaarten
Gebruik in de camcorder de Sony CFexpress Type A geheugenkaarten* vermeld in “Aanbevolen
media” (pagina 27).
Raadpleeg voor details over werken met media van andere fabrikanten de gebruiksaanwijzing
voor de media of de informatie van de producent.
* In dit document aangeduid als "CFexpress geheugenkaarten".
Over SDXC-geheugenkaarten
Gebruik in de camcorder de SDXC geheugenkaarten* vermeld in “Aanbevolen media”
(pagina 27).
* In dit document aangeduid als "SD-kaarten".
2. Voorbereiding: Geheugenkaarten gebruiken
27
Aanbevolen media
De gegarandeerde functioneringscondities variëren afhankelijk van de instellingen voor Rec Format en Recording.
Ja: Functioneren wordt ondersteund
Nee: Normaal functioneren niet gegarandeerd
rechts met de schuin afgeplatte hoek
aan de onderkant.
Afgeschuinde hoek
De toegangsindicator (pagina 6)
brandt rood, en gaat branden als de kaart
onbruikbaar is.
[Opmerking]
Als de toegangsindicator doorlopend rood knippert
en niet groen wordt, schakel de camcorder dan
tijdelijk uit, verwijder de geheugenkaart en zet deze
er weer opnieuw in.
3 Sluit de mediaklep.
[Opmerkingen]
De geheugenkaart, de geheugenkaartsleuf en
beeldgegevens op de geheugenkaart kunnen
beschadigd raken als de kaart geforceerd verkeerd
om in de sleuf wordt geplaatst.
Gebruik bij opnemen op media die zijn geplaatst
in zowel CFexpress Type A/SD-kaartsleuven A als B
media die worden geadviseerd voor gebruik met de
gebruikte opname-indeling in beide sleuven.
Een geheugenkaart uitwerpen
Open de mediaklep van het kaartgedeelte en
druk de geheugenkaart voorzichtig een klein
stukje naar binnen om de kaart uit te werpen.
[Opmerkingen]
Als de camcorder is uitgeschakeld of als de
geheugenkaart wordt verwijderd terwijl er gegevens
worden uitgewisseld kan de integriteit van de
gegevens op de kaart niet worden gegarandeerd.
Alle gegevens op de kaart kunnen verloren gaan.
Controleer altijd of de toegangsindicator groen is of
niet brandt, alvorens de camcorder uit te schakelen of
de geheugenkaart te verwijderen.
Als een geheugenkaart direct na beëindiging van een
opname wordt verwijderd kan deze heet zijn, maar dit
duidt niet op een probleem.
Geheugenkaarten formatteren
(initialiseren)
Als een niet geformatteerde geheugenkaart
of een geheugenkaart wordt geplaatst die
is geformatteerd met andere specificaties,
verschijnt in de zoeker de melding "Media
Needs to be Formatted".
Formatteer de kaart met de volgende
procedure.
1 Selecteer Format Media (pagina 92) in
het menu TC/Media van het hoofdmenu.
2 Selecteer Media(A) (sleuf A) of Media(B)
(sleuf B) en kies de formatteerwijze, (Full
Format of Quick Format).
Er verschijnt een bevestigingsmelding.
Full Format: Initialiseert de media
volledig, inclusief de dataregio en
databeheerinformatie.
Quick Format: Initialiseert alleen de
databeheerinformatie van de media.
3 Selecteer Execute.
Er verschijnt een melding terwijl het
formatteren bezig is en de
toegangsindicator brandt rood.
Als het formatteren is voltooid, verschijnt
hiervan een melding. Druk op de
multifunctionele regelaar om de melding
te verwijderen.
[Opmerkingen]
Het formatteren van een geheugenkaart wist alle
gegevens, inclusief opgenomen videogegevens en
configuratiebestanden.
Er kunnen meldingen verschijnen tijdens de
uitvoering, afhankelijk van de duur van het
formatteringsproces.
Als het formatteren mislukt
Geheugenkaarten die niet worden
ondersteund door de camcorder kunnen niet
worden geformatteerd.
Er verschijnt een waarschuwingsmelding. Volg
de instructies voor het vervangen van de kaart
door een ondersteunde geheugenkaart.
Een op de camcorder geformatteerde
kaart gebruiken in de sleuf van een
ander apparaat
Maak eerst een back-up van de kaart en
formatteer vervolgens de kaart in het apparaat
dat wordt gebruikt.
De resterende opnametijd
controleren
Bij het filmen (opnemen/stand-by) kunt u de
resterende capaciteit van de geheugenkaart
in elke sleuf monitoren met de sleuf A/B
resterende media-indicators in de zoeker
(pagina 11).
De resterende opnametijd wordt berekend
met de resterende capaciteit van de
media in elke sleuf en de huidige videoindeling (opname-bitrate), en wordt in
minuteneenheden weergegeven.
Geheugenkaart vervangingstiming
Wanneer de totale resterende opnametijd
op de twee geheugenkaarten minder dan
5 minuten wordt, verschijnt het bericht
"Media Near Full", begint het opname/tallylampje te knipperen en zal een pieptoon
(hoofdtelefoonuitgang) u waarschuwen.
Vervangen door media met vrije ruimte.
Als u doorgaat met opnemen tot de totale
resterende opnametijd nul bereikt, wordt
de melding gewijzigd naar "Media Full" en
stopt de opname.
[Opmerking]
Op een geheugenkaart kunnen ongeveer 600 clips
worden opgenomen.
2. Voorbereiding: Geheugenkaarten gebruiken
33
Geheugenkaarten herstellen
Als er zich om bepaalde redenen een fout
zou voordoen in een geheugenkaart, moet de
kaart vóór gebruik worden hersteld.
Als u een geheugenkaart laadt die moet
worden hersteld, verschijnt een melding op
het zoekerscherm of u de kaart wilt herstellen.
Een kaart herstellen
Draai aan de multifunctionele regelaar
(pagina 5) om Execute te selecteren
en druk vervolgens op de multifunctionele
regelaar.
Er worden een melding en voortgangsstatus
(%) weergegeven tijdens het formatteren en
de toegangsindicator brandt rood.
Als het herstellen is voltooid, verschijnt
hiervan een melding.
Als herstellen mislukt
Geheugenkaarten waarop geheugenfouten
hebben plaatsgevonden kunnen niet
worden hersteld. Er verschijnt een
waarschuwingsmelding. Volg de instructies
om de kaart te vervangen.
Geheugenkaarten waarop geheugenfouten
hebben plaatsgevonden worden mogelijk
onbruikbaar als ze worden geformatteerd.
In sommige gevallen kunnen clips worden
hersteld en andere niet. De herstelde clips
kunnen normaal worden afgespeeld.
[Opmerkingen]
Herstel media die zijn opgenomen met deze
camcorder ook met deze camcorder.
Media die zijn opgenomen met een ander apparaat
dan deze camcorder of met een andere (soft- of
firmware)versie van deze camcorder (ook al is het
hetzelfde model) mogen niet met deze camcorder
worden hersteld.
Clips die korter zijn dan 2 seconden kunnen niet
worden hersteld.
3. Filmen
34
Basisbediening
Eenvoudig filmen wordt als volgt uitgevoerd.
1 Bevestig de vereiste apparaten en
controleer of er stroom beschikbaar is.
2 Plaats de geheugenkaart(en).
3 Zet de POWER-schakelaar in de stand on.
De POWER-indicator gaat aan en het
camerabeeld verschijnt in de zoeker.
4 Druk op de knop START/STOP
(pagina 5).
Het opname/tally-lampje brandt en de
opname begint.
5 Om het opnemen te stoppen drukt u weer
op de knop START/STOP.
Het opnemen stopt en de camcorder
schakelt over op STBY (standby-modus).
[Opmerking]
Als de knop START/STOP voor opname binnen enkele
seconden na het inschakelen van de camcorder wordt
ingedrukt, gaat de opname/tally-lamp branden om aan
te geven dat de eenheid zich in opnamemodus bevindt,
maar opnemen op media kan nog enkele seconden op
zich laten wachten, afhankelijk van de geselecteerde
opname-indeling.
Overschakelen tussen
geheugenkaarten
Als er twee geheugenkaarten zijn geplaatst,
druk dan op de knop SLOT SELECT
(pagina 6) om van kaart te wisselen.
Opnemen schakelt automatisch over naar
de tweede geheugenkaart, vlak voordat de
capaciteit van de eerste kaart nul wordt (relayopname). U kunt ononderbroken doorgaan
met opnemen bij het overschakelen van
geheugenkaart door de volle geheugenkaart
te verwisselen voor een nieuwe
geheugenkaart.
[Opmerking]
Tijdens afspelen kan niet worden overgeschakeld
tussen geheugenkaarten. Ook het ononderbroken
afspelen van een clip waarvan de media zich op twee
geheugenkaarten bevinden is niet mogelijk.
Clips (opgenomen gegevens)
Als u stopt met opnemen worden de video, de
audio en bijbehorende gegevens van start tot
eind van de opname opgeslagen als één "clip"
op een geheugenkaart.
Clipnamen
De naam van elke door de camcorder
opgenomen clip wordt automatisch
toegewezen volgens de indeling die is
ingesteld in Clip Name Format (pagina 92)
van het menu TC/Media van het hoofdfmenu.
Maximale cliplengte
Maximaal 6 uur per clip.
De maximale duur van continue opname
is hetzelfde als de maximale duur van een
clip. Als de opnametijd de maximale duur
van een clip overschrijdt, wordt automatisch
een nieuwe clip aangemaakt en gaat het
opnemen door. De nieuwe clip verschijnt als
afzonderlijke clip op het pictogrammenscherm.
Meerder clips worden achter elkaar
opgenomen tijdens relay-opname, maar het
opnemen stopt automatisch na ongeveer 24
uur.
[Opmerkingen]
Verwijder geen geheugenkaart tijdens het opnemen
als erop wordt opgenomen. Vervang tijdens het
opnemen alleen geheugenkaarten in sleuven
waarvan de sleuftoegangsindicator niet brandt.
Als de resterende capaciteit op de geheugenkaart
waarop wordt opgenomen minder dan een minuut
wordt en een beschrijfbare geheugenkaart in de
andere sleuf wordt geplaatst, verschijnt het bericht
"Will Switch Slots Soon". De melding verdwijnt nadat
er is gewisseld van geheugenkaartsleuf.
Relay-opname werkt mogelijk niet als het opnemen
is gestart als de resterende capaciteit van de
geheugenkaart minder dan een minuut is. Controleer
voor correcte relay-opname of de capaciteit van de
geheugenkaart meer dan een minuut is, voordat het
opnemen wordt gestart.
Video die is gemaakt met de relay-functie van de
camcorder kan niet naadloos worden afgespeeld op
de camcorder.
Gebruik om video te combineren die is gemaakt
met de relay-functie van de camcorder de software
"Catalyst Browse".
Audio monitoren
U kunt de audio die wordt opgenomen
monitoren met een hoofdtelefoon.
Als u een hoofdtelefoon op
de hoofdtelefoonaansluiting
(pagina 5) aansluit, kunt u de audio die
wordt opgenomen monitoren. U kunt ook de
afgespeelde audio monitoren (pagina 68)
met de ingebouwde luidspreker (pagina 6)
of hoofdtelefoon.
U kunt het geluidsvolume van de te monitoren
audio aanpassen met Volume (pagina 14)
op het scherm Audio Status of Audio Output
>Volume (pagina 97) in het menu Audio
van het hoofdmenu.
U kunt het te monitoren kanaal selecteren
met Monitor CH (pagina 14) op het scherm
Audio Status of Audio Output >Monitor CH
(pagina 97) in het menu Audio van het
hoofdmenu.
Tijdgegevens instellen
De tijdcode instellen
Stel de tijdcode in die moet worden
opgenomen met Timecode (pagina 91) in
het menu TC/Media van het hoofdmenu.
Userbits instellen
U kunt een 8-bits hexadecimaal getal aan het
opgenomen beeld als userbits toevoegen.
U kunt de userbits ook op de huidige tijd
instellen. Instellen met Users Bit (pagina 91)
in het menu TC/Media.
Tijdgegevens weergeven
Stel de tijdcode die moet worden
weergegeven in met TC Display (pagina 91)
>Display Select in het menu TC/Media.
Indrukken van een toewijsbare knop
(pagina 49) waaraan DURATION/TC/U-BIT
is toegewezen, schakelt de weergave cyclisch
om tussen tijdcode, userbits en tijdsduur.
De tijdcode invoer/uitvoer omschakelen
U kunt omschakelen tussen tijdcode invoer/
uitvoer met de keuzeschakelaar TC IN/OUT
(pagina 4).
Zie voor details pagina 114.
3. Filmen: Basisbediening
35
Een opname controleren (Rec
Review)
U kunt de laatst opgenomen clip op het
scherm controleren (opname controleren).
[Opmerking]
Rec Review wordt niet ondersteund als de videoindeling is gewijzigd na het opnemen van de clip.
Methode voor opname controleren
Wijs eerst Rec Review toe aan een van de
toewijsbare knoppen.
Druk na het stoppen van de opname op de
toewijsbare knop (pagina 49) waaraan Rec
Review is toegekend. Het afspelen van de
laatste opgenomen clip begint.
De clip wordt tot het eind afgespeeld, Rec
Review wordt beëindigd en de camcorder
gaat terug naar de modus STBY (standby).
Rec Review stoppen
Druk op de toewijsbare knop waaraan Rec
Review is toegewezen of druk op de knop
CANCEL/BACK.
Instellingen voor opname controleren
U kunt de startpositie voor afspelen aan een
van de volgende posities toewijzen met de
instelling Rec Review (pagina 99) in het
menu Technical.
Laatste 3 seconden van de clip
Laatste 10 seconden van de clip
Begin van de clip
[Tip]
Als u een specifieke clip wilt controleren na het
opnemen van meerdere clips, druk dan op de knop
THUMBNAIL om het pictogrammenscherm weer te
geven en selecteer de gewenste clip om deze af te
spelen.
3. Filmen
36
De Zoom aanpassen
U kunt de zoom aanpassen volgens de
condities waarin wordt gefilmd.
Als er een power-zoomobjectief is bevestigd,
kunt u de zoom aanpassen met de
zoomregelaar op de afstandsbedieningsgreep
of de draaggreep. De zoomsnelheid varieert
met de druk die op de regelaar wordt
uitgeoefend.
De camcorder is uitgerust met een
zoomfunctie die gebruik maakt van het
beeldsignaalverwerking met de naam
Clear Image Zoom. Als Clear Image Zoom is
ingeschakeld wordt zoom ondersteund, zelfs
voor objectieven met vaste brandpuntsafstand
(prime). Het kan ook worden gebruikt om het
bereik te vergroten buiten het optische bereik
op een powerzoom-objectief.
De maximale zoomverhouding bij gebruik van
Clear Image Zoom varieert, afhankelijk van de
opnameresolutie.
Voor QFHD/4K-opnameresolutie: 1,5×
Voor HD-opnameresolutie: 2×
Het type zoom selecteren
Stel het zoomtype in met Zoom >Zoom Type
(pagina 99) in het menu Technical van het
hoofdmenu.
Het type zoom varieert afhankelijk van het
type objectief dat is bevestigd.
Bevestigd
objectief
Prime
objectief/
handmatig
zoomobjectief
Instelling Zoom Type
Optical Zoom
Only
Zoombediening
met de regelaar
wordt niet
ondersteund.
On(Clear Image
Zoom)
Clear Image
Zoom wordt
ondersteund.
Bevestigd
objectief
Powerzoomobjectief
[Opmerkingen]
Clear Image Zoom is niet beschikbaar in de volgende
gevallen.
– Als S&Q Motion >Frame Rate (pagina 80) in het
menu Shooting van het hoofmenu hoger is dan
60fps
– Als Rec Format >Codec (pagina 82) in het menu
Project van het hoofdmenu is ingesteld op RAW of
een optie die RAW bevat.
Het bedienen van de selectieschakelaar SERVO/
MANUAL op een objectief reset de vergroting van
Clear Image Zoom naar 1×.
Wanneer automatisch scherpstellen door indrukken
(AF-S) wordt uitgevoerd tijdens Clear Image Zoom,
geeft de AF voorrang aan het gebied midden in het
scherm.
Instelling Zoom Type
Optical Zoom
Only
Alleen optische
zoom
On(Clear Image
Zoom)
Optische zoom
en Clear Image
Zoom worden
ondersteund.
Zoom van de draaggreep instellen
Stel de zoominstelling van de draaggreep in
met Handle Zoom (pagina 100) in het menu
Technical van het hoofdmenu.
De richting van de zoomring
instellen
Op sommige objectieven met E-bevestiging
kan de draairichting van de zoomring worden
omgedraaid.
Stel de draairichting in met Lens >Zoom Ring
Direction (pagina 100) in het menu Technical
van het hoofdmenu.
3. Filmen
37
De scherpstelling aanpassen
U kunt de scherpstelling automatisch of
handmatig aanpassen, afhankelijk van de
condities waarin wordt gefilmd.
De scherpstelling handmatig
aanpassen (Handmatig
scherpstellen)
Om de scherpstelling handmatig aan te
passen zet u de knop FOCUS (pagina 4) op
de stand "MAN".
Hiermee kunt u de scherpte handmatig
aanpassen volgens de condities waarin wordt
gefilmd.
Handmatig scherpstellen is nuttig voor de
volgende onderwerpen.
Onderwerpen aan de zijkant van een
venster die zijn bedekt met waterdruppels
Onderwerpen met weinig contrast tegen
een achtergrond
Onderwerpen die zich verder weg bevinden
dan de onderwerpen op de voorgrond
[Tip]
U kunt in de volgende gevallen automatische
scherpstelling ook gebruiken, als handmatige
aanpassing de hoofdmethode voor bediening is.
Als de AF-gevoeligheid voor objectverplaatsing is
ingesteld op 1(Locked)
Als de schakelaar FOCUS is ingesteld op de stand "AF"
Bij het bedienen van de scherpstellingsring (AF Assist
pagina 40)
Scherpstellen door aanraken (Spot
Focus)
In handmatige scherpstelmodus kunt u de
plek aangeven waarop u wilt scherpstellen
door deze aan te raken.
Wilt u Spot Focus gebruiken, stel dan Focus>
Touch Function in MF (pagina 80) in het
menu Shooting in op Spot Focus.
Een markering voor Spot Focus wordt
weergegeven wanneer u op de plek tikt
waarop u wilt scherpstellen.
[Tips]
In de modus Spot Focus kunt u drukken op een
toewijsbare knop (pagina 49) die is toegewezen
aan Push AF/Push MF om tijdelijk Spot Focus te
stoppen en automatisch scherpstellen inschakelen
voor zolang als u de knop ingedrukt houdt.
De scherpstelling gaat terug naar handmatige
scherpstelling als u de knop loslaat.
De functie Spot Focus werkt niet als het objectief is
ingesteld op handmatige scherpstelling.
U kunt de plaats voor Spot Focus niet opgeven als de
scherpstelling is vergroot of wanneer Touch Operation
(pagina 99) in het menu Technical is ingesteld op
Off.
Automatische scherpstelling tijdelijk
gebruiken (Push Auto Focus (AF))
Als Focus >Push AF Mode (pagina 80) in
het menu Shooting van het hoofdmenu is
ingesteld op AF, druk dan op de knop PUSH
AUTO FOCUS (pagina 4) in de modus
handmatig scherpstellen om automatisch
scherp te stellen als de knop wordt ingedrukt.
Scherpstellen vindt plaats binnen het
scherpstellingsgebied dat is ingesteld met
Focus >Focus Area (pagina 80) in het menu
Shooting van het hoofdmenu.
De scherpstelling gaat terug naar handmatige
scherpstelling als u de knop loslaat.
Dit is nuttig als u de scherpstelling langzaam
van het ene naar het andere onderwerp wilt
verplaatsen tijdens handmatige scherpstelling.
[Tip]
Dezelfde werking wordt ondersteund bij gebruik van
een toewijsbare knop (pagina 49) toegewezen aan
Push AF/Push MF.
[Opmerking]
De functie Push Auto Focus werkt niet als het objectief is
ingesteld op handmatige scherpstelling.
Eenmalig automatische scherpstelling
gebruiken (Push Auto Focus (AF-S))
Stel Focus >Push AF Mode (pagina 80) in
het menu Shooting van het hoofdmenu in
op Single-shot AF(AF-S) en stel vervolgens
het scherpstellingsgebied in met Focus
>Focus Area(AF-S) (pagina 80) in het menu
Shooting van het hoofdmenu.
Druk in de modus handmatige scherpstelling
op de knop PUSH AUTO FOCUS om
automatisch met hoge snelheid scherp te
stellen. Het scherpstellen stopt zodra u de
toets loslaat.
De scherpstellingsstatus wordt aangegeven
door de scherpstellingsindicator.
Aan: de scherpstelling is gefixeerd op de
scherpstellingspositie.
Knipperend: onscherp. Omdat scherpstellen
niet automatisch plaatsvindt, wijzigt u de
compositie en scherpstellingsinstellingen
om scherpstelling te bereiken.
De scherpstelling gaat terug naar handmatige
scherpstelling als u de knop loslaat.
Dit is nuttig als u snel op een onderwerp wilt
scherpstellen voordat u begint met filmen.
[Tips]
Dezelfde werking wordt ondersteund bij gebruik van
een toewijsbare knop (pagina 49) toegewezen aan
Push AF/Push MF.
U kunt ook de functie Push AF Mode toewijzen aan
een toewijsbare knop (pagina 49).
U kunt ook de Focus Area(AF-S) toewijzen aan een
toewijsbare knop (pagina 49).
U kunt het scherpstellingskader weergeven of
verbergen met Display On/Off> Focus Area Ind.
(AF-S) (pagina 93) in het menu Monitoring van het
hoofdmenu.
Tijdens scherpstellingsvergroting wordt de
scherpstelling aangepast om in de vergrote
weergavepositie te passen.
[Opmerkingen]
De functie Push Auto Focus werkt niet als het
objectief is ingesteld op handmatige scherpstelling.
Het scherpstellingskader is niet verborgen als de
knop DISPLAY wordt gebruikt.
Tijdens Clear Image Zoom kunt u de kaderpositie
voor Focus Area(AF-S) niet instellen. Tijdens Push
AF-S geeft AF voorrang aan het gebied midden in het
scherm.
Scherpstellen met behulp van vergrote
weergave (Focus Magnifier)
Volgens de standaard fabrieksinstellingen
is de functie Focus Magnifier ×3/×6
toegewezen aan de knop ASSIGN4 op
de afstandsbedieningsgreep en de knop
ASSIGN7 op de draaggreep (pagina 49).
Druk op de knop ASSIGN 4 of ASSIGN 7 om
de zoeker over te schakelen naar het scherm
scherpstellingsvergroting, waar het midden
ongeveer drie keer wordt vergroot. Druk
nogmaals op de knop om de vergroting
ongeveer zes keer te maken. Deze functie is
nuttig om de scherpstelling te controleren.
Druk nogmaals op de knop om terug te gaan
naar het normale scherm.
U kunt de positie die moet worden vergroot
tijdens scherpstellingsvergroting verplaatsen
met de keuzeschakelaar (pagina 7).
Indrukken van de keuzeschakelaar gaat terug
naar het midden van het beeld.
Als scherpstellen (AF) plaatsvindt binnen het
scherpstellingsgebied dat is ingesteld met
Focus >Focus Area (pagina 80) in het menu
Shooting van het hoofdmenu.
Als scherpstelling door knop indrukken
(AF-S) wordt gebruikt tijdens
scherpstellingsvergroting, wordt de
scherpstelling aangepast aan de vergrote
weergavepositie.
3. Filmen: De scherpstelling aanpassen
38
[Opmerkingen]
Het opgenomen beeld of het SDI/HDMI-uitvoerbeeld
wordt niet vergroot als de scherpstelling wordt
vergroot.
Tijdens scherpstellingsvergroting zijn de knop MENU
en andere bedieningssubroutines uitgeschakeld.
De vergrote positie gaat terug naar het midden van
het scherm als de camcorder wordt uitgeschakeld.
De scherpstelling automatisch
aanpassen (Autofocus)
De camcorder gebruikt fasedetectie AF
voor scherpstelling op hoge snelheid en
contrast AF voor scherpstelling met hoge
nauwkeurigheid.
De combinatie van deze twee AF-methodes
zorgt voor automatische scherpstelling met
hoge snelheid en hoge nauwkeurigheid.
Om de scherpstelling automatisch aan
te passen zet u de schakelaar FOCUS
(pagina 4) van de camcorder op de stand
"AUTO". Als het objectief is uitgerust met een
focus-keuzeschakelaar, zet de schakelaar dan
op de stand "AF/MF" of "AF". Als de schakelaar
is ingesteld op de stand "Full MF" of "MF",
kan het scherpstellen van het objectief
niet worden bediend vanaf de camcorder
(pagina 23).
[Tip]
Als Focus >AF Assist (pagina 80) in het menu Shooting
van het hoofdmenu is ingesteld op On, kunt u de
scherpstellingsring tijdens automatische scherpstelling
nog steeds gebruiken om de scherpstelling aan te
passen.
[Opmerkingen]
Een objectief dat automatische scherpstelling
ondersteunt is vereist.
Nauwkeurigheid kan mogelijk niet worden bereikt,
afhankelijk van de condities waarin wordt gefilmd.
De scherpstelling kan niet automatisch worden
aangepast op een objectief met A-bevestiging.
Het gebied of de positie van
automatische scherpstelling instellen
(Focus Area)
U kunt het doelgebied voor automatische
scherpstelling instellen met Focus >Focus Area
(pagina 80) in het menu Shooting van het
hoofdmenu.
Flexible Spot:
Richt zich op een specifieke positie op het
beeld.
Als dit is geselecteerd, geef dan de positie aan
met de keuzeschakelaar (pagina 7).
U kunt terugkeren naar de middenpositie door
de keuzeschakelaar vast te houden.
Zone:
Zoekt automatisch een scherpstellingspositie
binnen de opgegeven zone.
Als dit is geselecteerd, geef dan de positie aan
met de keuzeschakelaar (pagina 7).
U kunt terugkeren naar de middenpositie door
de keuzeschakelaar vast te houden.
Wide:
Zoekt bij scherpstellen naar een onderwerp
in een brede hoek in het beeld. Er wordt geen
kader weergegeven.
[Tip]
Dezelfde bediening wordt ondersteund bij het gebruik
van een toewijsbare knop (pagina 49) die is
toegewezen aan Focus Area.
U kunt het scherpstellingskader weergeven of verbergen
met Display On/Off >Focus Area Indicator (pagina 93)
in het menu Monitoring van het hoofdmenu.
[Opmerking]
Het scherpstellingskader is niet verborgen als de knop
DISPLAY wordt gebruikt.
Het scherpstellingsgebied snel wijzigen
(Focus Setting)
U kunt de positie en de grootte van het
automatische scherpstellingsgebied snel
wijzigen tijdens het filmen door Focus Setting
aan een toewijsbare knop toe te wijzen
(pagina 49).
De werking varieert afhankelijk van de
instelling voor het scherpstellingsgebied.
Als Focus >Focus Area (pagina 80) in het
menu Shooting van het hoofdmenu is
ingesteld op Flexible Spot of Zone
U kunt de positie van het
scherpstellingsgebied wijzigen door op
een toewijsbare knop te drukken die is
toegewezen aan Focus Setting en aanpassen
met de keuzeschakelaar (pagina 7).
U kunt de positie van het
scherpstellingsgebied naar het midden
terugbrengen tijdens het aanpassen van
de positie door op de keuzeschakelaar te
drukken.
U kunt de grootte van het
scherpstellingsgebied wijzigen door een
toewijsbare knop vast te houden die is
toegewezen aan de Focus Setting.
Na het wijzigen van de grootte bevestigt u de
positie van het scherpstellingsgebied door op
de keuzeschakelaar te drukken.
Druk na voltooiing op de toewijsbare knop die
is toegewezen aan de Focus Setting om naar
het oorspronkelijke scherm terug te keren.
Als Focus >Focus Area (pagina 80) in het
menu Shooting van het hoofdmenu is
ingesteld op Wide
U kunt de grootte van het
scherpstellingsgebied alleen wijzigen door
een toewijsbare knop vast te houden die is
toegewezen aan de Focus Setting. De positie
kan ook worden gewijzigd door eerst het type
te veranderen naar Flexible Spot of Zone.
[Tips]
Als zowel Focus >Push AF Mode (pagina 80) in
het menu Shooting van het hoofdmenu is ingesteld
op Single-shot AF(AF-S) en de schakelaar FOCUS
(pagina 4) in de stand MF staat, kunt u de stand
van de Focus Area(AF-S) (pagina 80) wijzigen.
Het scherpstellingskader wordt oranje weergegeven
als de positie van het scherpstellingsgebied kan
worden gewijzigd.
3. Filmen: De scherpstelling aanpassen
39
Het scherpstellingskader verplaatsen
met aanraakbediening (aanraakgebied
scherpstelling)
U kunt de positie van het
scherpstellingsgebied wijzigen door op een
toewijsbare knop (pagina 49) te drukken
die is toegewezen aan Focus Setting om de
weergave van het scherpstellingsgebied
te wijzigen in oranje en vervolgens te
verplaatsen met aanraakbediening.
Tip op het scherm om het
scherpstellingsgebied te verplaatsen met de
scherpstelling gecentreerd op de aangetikte
positie. Sleep over het scherm om het
scherpstellingsgebied te verplaatsen naar de
positie die uw vinger volgt (pagina 10).
[Tip]
U kunt aanraakbediening voor scherpstellingsbediening
in- of uitschakelen op het schooting-scherm met een
toewijsbare knop toegewezen aan Focus Setting.
Tik op een willekeurige plaats
Het scherpstellingsgebied verplaatst zich met
het scherpstellingsgebied gecentreerd op de
aangetikte positie.
Sleep om het scherpstellingsgebied te
verplaatsen, waarbij het uw vingerpositie
volgt.
[Opmerkingen]
Als u op een plaats tikt of het scherpstellingsgebied
naar een positie sleept die buiten het instelbereik
ligt, wordt het scherpstellingsgebied ingesteld op
de boven-/onder-/linker of rechterkant van het
instelbereik.
Deze functie is niet beschikbaar in de volgende
gevallen.
– Als Touch Operation (pagina 99) in het menu
Technical van het hoofdmenu is ingesteld op Off.
– Als het scherpstellingsgebied grijs wordt
weergegeven of helemaal niet wordt
weergegeven.
De automatische scherpstellingsactie
aanpassen (AF-overgangssnelheid,
AF-gevoeligheid
onderwerpverplaatsing)
AF-overgangssnelheid
U kunt de snelheid van de
scherpstellingsaandrijving voor als het
onderwerp verandert instellen met Focus >AF
Transition Speed (pagina 79) in het menu
Shooting van het hoofdmenu.
Als dit is ingesteld op lage snelheid, verandert
de scherpstelling langzaam als het scherp
te stellen onderwerp wijzigt, waardoor
indrukwekkende beelden kunnen worden
gemaakt.
Als dit is ingesteld op hoge snelheid wisselt
de scherpstelling tussen onderwerpen snel.
Er wordt onmiddellijk scherpgesteld op
het onderwerp dat het frame binnenkomt,
waardoor dit ideaal is voor het filmen van
documentaires, waarbij snel scherpstellen
vereist is.
Scherpgesteld op een onderwerp verder weg
Tijdens de wijziging:
1(Slow): Scherpstelling werkt
langzaam
.
.
.
7(Fast): Scherpstelling werkt
snel
Scherpgesteld op een onderwerp dichterbij
3. Filmen: De scherpstelling aanpassen
40
AF-gevoeligheid voor objectverplaatsing
U kunt de gevoeligheid voor het
overschakelen tussen onderwerpen instellen
met Focus >AF Subj. Shift Sens. (pagina 79)
in het menu Shooting van het hoofdmenu.
Ingesteld op een lage gevoeligheid verandert
de scherpte niet direct, zelfs als er een
ander onderwerp vóór het scherpgestelde
onderwerp komt. Ingesteld op een hoge
gevoeligheid reageert de scherpstelling direct
op het onderwerp dat naar de voorgrond gaat.
[Tip]
Als AF Speed/Sens. is toegewezen aan een toewijsbare
knop, worden de niveausegmenten voor instellen
van waarden in de volgende volgorde weergegeven,
elke keer als de knop wordt ingedrukt. Hiermee kunt
u de instellingen voor AF overgangssnelheid en AF
gevoeligheid voor objectverplaatsing wijzigen.
AF-overgangssnelheid AF-gevoeligheid voor
objectverplaatsing Geen weergave …
AF Subj. Shift Sens.: 1(Locked On)AF Subj. Shift Sens.: 5(Responsive)
Langzaam scherpstellen op een ander
Snel scherpstellen op een ander onderwerp
onderwerp
Het onderwerp voor scherpstelling
handmatig wijzigen (AF assist)
Als Focus >AF Assist (pagina 80) in het
menu Shooting van het hoofdmenu is
ingesteld op On, kunt u de scherpstellingsring
op het objectief tijdens automatische
scherpstelling nog steeds gebruiken om
scherp te stellen op het onderwerp.
Als u stopt met gebruik van de
scherpstellingsring, gaat automatische
scherpstelling door met scherpstellen op het
onderwerp waarop werd scherpgesteld met
de scherpstellingsring (AF assistentiestaat).
Na het bedienen van de scherpstellingsring
is het verplaatsen van de scherpstelling naar
een ander onderwerp iets moeilijker, ongeacht
Focus >AF Subj. Shift Sens. (pagina 79)
instelling in het menu Shooting van het
hoofmenu.
De AF assistentiestaat wordt geannuleerd
door het volgende.
Als het onderwerp waarop met de
scherpstellingsring is scherpgesteld niet
langer zichtbaar is
Bij het overschakelen naar handmatige
scherpstelling
Wanneer AF volgen in echttijd is gestart
[Tips]
De AF assistentiestaat kan snel worden geannuleerd
door een toewijsbare knop (pagina 49) te
gebruiken die is toegewezen aan Push AF/Push MF.
AF volgen in echttijd stopt wanneer u de
scherpstelring gebruikt.
In de modus Face/Eye Only AF, stelt automatische
scherpstelling scherp op het gezicht dat zich
het dichts bij de scherpstellingspositie van de
scherpstellingsring bevindt.
Druk op de knop PUSH AUTO FOCUS
(pagina 4) in de modus automatische
scherpstelling als u handmatig wilt
scherpstellen terwijl de knop is ingedrukt.
De scherpstelling gaat terug naar
automatische scherpstelling als u de knop
loslaat.
Hiermee kunt u tijdelijk automatische
scherpstelling stoppen en handmatig
scherpstellen als er iets anders dan het
onderwerp van het filmen voor het onderwerp
passeert.
[Tip]
Dezelfde werking wordt ondersteund bij gebruik van
een toewijsbare knop (pagina 49) toegewezen aan
Push AF/Push MF.
Volgen met behulp van gezichtsen ogendetectie (Face/Eye
Detection AF)
De camcorder kan gezichten en ogen
van mensen detecteren als volgobject en
vervolgens de scherpstelling aanpassen
op de gezichten en ogen binnen het
scherpstellingsgebied.
Deze functie is alleen beschikbaar als de
AF-modus als scherpstellingsmodus wordt
gebruikt of tijdens scherpstelling door knop
indrukken.
Als er gezichten worden gedetecteerd,
worden grijze gezicht/ogen-detectiekaders
weergegeven. Als automatisch scherpstellen
mogelijk is, worden de kaders wit en start het
volgen. Als er ogen worden gedetecteerd en
de scherpstelling wordt aangepast, wordt het
gezicht/ogen-detectiekader weergegeven op
de ogen. Als er meerdere personen worden
gedetecteerd, wordt het hoofdonderwerp
automatisch bepaald.
[Tips]
Als het scherpstellingsgebied is ingesteld op Zone of
Flexible Spot en gezichten of ogen overlappen in het
specifieke scherpstellingsgebied, worden de gezicht/
ogen-detectiekaders wit en stelt de camcorder scherp
op deze gezichten/ogen.
Als scherpstelling door knop indrukken (AF-S) wordt
gebruikt, worden de gezicht/ogen-detectiekaders
groen voor de gezichten en ogen waarop is
scherpgesteld.
Stel de AF-actie voor gezichts/ogendetectie
in met Focus >Face/Eye Detection AF
(pagina 80) in het menu Shooting.
Face/Eye Only AF:
De camera detecteert de gezichten/ogen
van onderwerpen (mensen) en volgt en stelt
scherp op alleen hun gezichten/ogen. Als
er geen gezicht of oog wordt gedetecteerd,
wordt AF tijdelijk gestopt en wordt het
pictogram
(modus Face/Eye Only AFmodus voor automatische scherpstelling
gepauzeerd) (pagina 11) weergegeven.
Deze modus is effectief als u alleen wilt volgen
en scherpstellen op gezichten/ogen.
Face/Eye Priority AF:
De camera detecteert de gezichten/ogen van
onderwerpen (mensen) en geeft voorrang aan
het volgen/scherpstellen op de gezichten/
ogen. Als er geen gezicht of oog wordt
gedetecteerd, vindt scherpstellen plaats in AFmodus (standaardinstelling).
Off:
De functie gezichts/ogendetectie AF is
uitgeschakeld.
[Opmerkingen]
Tijdens werking van scherpstelling door knop
indrukken wordt Face/Eye Priority AF geactiveerd,
zelfs als Face/Eye Only AF momenteel is geselecteerd.
Als de schakelaar FOCUS is ingesteld op MAN, is face/
eye detection AF uitgeschakeld (behalve tijdens
scherpstelling door knop indrukken).
Als u de camcorder uitschakelt terwijl Face/Eye Only
AF is geselecteerd, schakelt de modus automatisch
over naar Face/Eye Priority AF als de camcorder de
volgende keer weer wordt ingeschakeld.
Gezicht/ogen-detectiekaders verbergen
U kunt de gezicht/ogen-detectiekaders
weergeven of verbergen met Display On/Off
>Face/Eye Detection Frame (pagina 93) in
het menu Monitoring van het hoofdmenu.
[Opmerking]
Groene gezicht/ogen-detectiekaders worden
weergegeven voor gezichten en ogen die zijn
scherpgesteld met scherpstelling door knop indrukken
(AF-S) en niet zijn verborgen met de knop DISPLAY of als
Face/Eye Detection Frame is ingesteld op Off.
De werking van gezichts/ogen-detectie AF
in- of uitschakelen met een toewijsbare knop
Wijs Face/Eye Detection AF toe aan een
toewijsbare knop (pagina 49). U kunt dan met
elke druk op de knop de werking van gezichts/
oogdetectie AF omschakelen in de volgorde
Face/Eye Priority AF, Face/Eye Only AF en Off.
Instellen in het hoofdmenu
U kunt ook de werking van gezichts/ogendetectie AF instellen in het hoofdmenu
(pagina 49).
3. Filmen: De scherpstelling aanpassen
42
Een bepaald onderwerp volgen
(AF volgen in echttijd)
U kunt blijven scherpstellen op een
onderwerp door het onderwerp op te geven
door aanraken of door een kader voor
gezichtsherkenning te selecteren.
Wanneer een onderwerp is geselecteerd,
wordt een wit kader weergegeven en start het
volgen.
[Tips]
Het volgen gebeurt over het hele beeldgebied,
ongeacht de instelling voor automatisch
scherpstellen.
Wanneer Focus>Touch Function in MF (pagina 80)
in het menu Shooting is ingesteld op Tracking AF,
wordt AF volgen in echttijd ondersteund, zelfs als MFmodus de scherpstelmodus is.
De volgende handelingen worden uitgevoerd
op het volgobject, afhankelijk van de modus
voor AF met gezichts-/ogendetectie.
Face/Eye Only AF, Face/Eye Priority AF:
Gebruik dit om op een bepaald onderwerp
scherp te stellen en dit te volgen.
Als het volgobject een persoon is en een
gezicht of ogen worden gedetecteerd, stelt de
camera scherp op dat gezicht/ die ogen.
Wanneer een gezicht/ogen voor volgen wordt
gedetecteerd, wordt het gezicht voor volgen
opgeslagen. Eenmaal opgeslagen, wordt
(pictogram Opgeslagen gezicht voor volgen)
(pagina 11) weergegeven.
[Opmerking]
Als u AF volgen start tijdens handmatig scherpstellen,
wordt het gezicht voor volgen niet opgeslagen.
Off:
Het opgegeven onderwerp wordt gevolgd en
er wordt op scherpgesteld.
Gezicht/ogen worden niet gedetecteerd, zelfs
niet als het volgobject een persoon is.
[Opmerking]
De functie AF volgen in echttijd werkt niet als het
objectief is ingesteld op handmatige scherpstelling.
AF volgen in echttijd starten
Wanneer u een bepaald onderwerp hebt
aangegeven als volgobject, start het volgen
van dat onderwerp.
Opgeven door aanraken
Tik op het volgobject om het te volgen in een
van de volgende situaties:
Wanneer de scherpstelmodus MF is of
tijdens handmatig scherpstellen door
indrukken en Focus>Touch Function in
MF (pagina 80) in het menu Shooting is
ingesteld op Tracking AF
Wanneer de AF-modus als
scherpstellingsmodus wordt gebruikt of
tijdens scherpstelling door knop indrukken
(AF)
[Opmerking]
U kunt geen doel opgeven door aanraken wanneer
Touch Operation (pagina 99) in het menu Technical is
ingesteld op Off.
Opgeven door selectie van een kader voor
gezichtsherkenning
Verplaats de gezichtsselectiecursor (oranje
onderstreept) met de keuzeschakelaar
(pagina 7) naar het volgobject en druk op
de keuzeschakelaar.
Andere gezichtsdetectiekaders
(grijs)
Volgkader
Gezichtsselectiekader (oranje)
[Tips]
U kunt het volgobject ook wijzigen om dit te volgen
tijdens AF volgen in echttijd.
Als u op een toewijsbare knop (pagina 49)
drukt die is toegewezen aan de functie Focus
Magnifier tijdens AF volgen in echttijd, wordt de
volgstatus behouden en wordt het scherpstelgebied
vergroot. U kunt echter geen doel opgeven tijdens
scherpstellingsvergroting.
[Opmerking]
Tijdens handmatig scherpstellen kunt u het volgen
niet starten door een kader voor gezichtsherkenning te
selecteren.
AF volgen in echttijd stoppen
Stoppen door aanraken
Tik op de knop (AF volgen in echttijd
stoppen) die linksboven op het aanraakscherm
wordt weergegeven.
[Tips]
AF volgen in echttijd stopt in de volgende gevallen:
– Wanneer u de schakelaar FOCUS of de knop AUTO/
MAN op het objectief gebruikt
– Wanneer u de scherpstelmodus wijzigt
– Wanneer u assistentie voor automatisch
scherpstellen gebruikt
– Wanneer u de instelling voor het
scherpstellingsgebied of de handeling voor
gezichts-/ogendetectie met AF wijzigt
– Wanneer u een toewijsbare knop indrukt die is
toegewezen aan Push AF/Push MF
– Wanneer het volgobject zich niet binnen het
opnamevenster bevindt of wanneer het onderwerp
meerdere seconden lang onscherp is
Wanneer u een gezicht voor volgen opslaat (wanneer
het pictogram “
wordt weergegeven), gaat AF volgen in echttijd weer
verder wanneer het opgeslagen gezicht voor volgen
weer in het beeldgebied komt. U wist het gezicht voor
volgen door AF volgen in echttijd te stoppen, zoals
hierboven is beschreven.
” (opgeslagen gezicht voor volgen)
B
C
D
H
A
3. Filmen
43
De helderheid aanpassen
Push Auto Iris is niet mogelijk wanneer Iris> Bokeh
De basisgevoeligheid selecteren
U kunt op de camcorder twee typen
basisgevoeligheid selecteren.
In Custom-modus kunt u de basisgevoeligheid
E
F
I
U kunt de helderheid aanpassen door het
diafragma, versterking en sluitertijd in te
stellen en het lichtniveau met ND-filters
te beïnvloeden. U kunt ook automatisch
aanpassingen maken.
Het doelniveau voor automatische
helderheidsaanpassing wordt ingesteld met
Auto Exposure (pagina 77) >Level in het
menu Shooting van het hoofdmenu. U kunt
ook Auto Exposure Level toewijzen aan een
toewijsbare knop of toewijsbare regelaar
(pagina 49).
[Opmerking]
De versterking kan niet worden aangepast in de modus
Cine EI. De basisgevoeligheid is vast. De helderheid
kan dus niet automatisch met de sluitertijd worden
aangepast. Automatische helderheidsaanpassing met
het diafragma en ND-Filter wordt ondersteund.
instellen op High of Low met Base ISO/
Sensitivity op het scherm Main Status
(pagina 14), het scherm Camera Status
(pagina 14), of ISO/Gain/EI >Base
Sensitivity (pagina 76) in het menu
Shooting van het hoofdmenu.
In modus Cine EI kunt u de basis-ISO
instellen op ISO 12800 of ISO 800 met Base
ISO/Sensitivity op het scherm Main Status
(pagina 14), het scherm Camera Status
(pagina 14) of ISO/Gain/EI >Base ISO
(pagina 76) in het menu Shooting van het
hoofdmenu.
Geadviseerd wordt om Low of ISO800 onder
normale lichtcondities en High of ISO12800
onder zwakke lichtcondities te selecteren.
* Kan ook worden geconfigureerd op het statusscherm.
[Tip]
U kunt Base ISO/Sensitivity ook aan een toewijsbare
knop toewijzen (pagina 49).
Het diafragma aanpassen
U kunt het diafragma zo instellen dat het
automatisch de helderheid aanpast.
Het diafragma automatisch aanpassen
Deze functie past de helderheid aan, aan de
hand van het onderwerp. Een objectief dat
autodiafragma ondersteunt is vereist.
1 Als er een objectief is bevestigd met een
Auto Iris-schakelaar, zet de schakelaar dan
op AUTO.
2 Houd de functieknop IRIS (E) ingedrukt
om het directmenu weer te geven
(pagina 49) en selecteer Auto.
[Tip]
U kunt Auto Iris ook toewijzen aan een toewijsbare
knop (pagina 49).
[Opmerking]
Het diafragma kan niet automatisch worden
aangepast op een objectief met A-bevestiging.
Het diafragma handmatig aanpassen
1 Houd de functieknop IRIS (E) ingedrukt
om het directmenu weer te geven
(pagina 49) en selecteer Manual.
2 Druk op de functieknop IRIS (E), zodat de
diafragmawaarde wordt weergegeven op
een witte achtergrond.
3 Draai aan de multifunctionele regelaar om
de waarde aan te passen.
[Tips]
U kunt ook de multifunctionele regelaar
bedienen als een IRIS-regelaar (pagina 49)
door de functie IRIS aan de multifunctionele
regelaar toe te wijzen.
U kunt ook de functie IRIS toewijzen aan een
toewijsbare regelaar (pagina 49).
Tijdelijk automatisch aanpassen
Druk op de toewijsbare knop (pagina 49)
die is toegewezen aan de functie Push Auto
Iris om automatisch het diafragma tijdelijk aan
te passen zolang de knop wordt ingedrukt.
Het diafragma gaat terug naar de vorige
instelling als u de knop loslaat.
[Opmerkingen]
Als de schakelaar Auto Iris van het objectief is
ingesteld op MANUAL, hebben de functies Auto
Iris en Push Auto Iris van de camcorder geen effect.
Handmatige aanpassingen van het diafragma op de
camcorder hebben ook geen effect.
Control (pagina 77) in het menu Shooting is
ingesteld op On.
De versterking aanpassen
In Custom-modus kunt u de versterking
aanpassen om de helderheid aan te passen.
De versterking automatisch aanpassen
Houd de functieknop ISO/GAIN (H)
ingedrukt om het directmenu weer te geven
(pagina 49) en selecteer Auto.
[Tips]
U kunt dezelfde actie ook uitvoeren door Auto
Exposure (pagina 77) >AGC in het menu Shooting
op On in te stellen.
U kunt ook AGC aan een toewijsbare knop toewijzen
(pagina 49).
Versterking handmatig aanpassen
U kunt de versterking regelen als u de
belichting wilt aanpassen bij gebruik van
een vaste diafragma-instelling of als u extra
versterking wilt voorkomen als gevolg van
AGC.
1 Houd de functieknop ISO/GAIN (H)
ingedrukt om het directmenu weer te
geven (pagina 49) en selecteer Manual.
2 Stel de schakelaar ISO/GAIN switch (I) in
op H, M of L.
3. Filmen: De helderheid aanpassen
44
[Tips]
U kunt de presetwaarde van de verschillende
schakelaarstanden wijzigen met ISO/Gain<L>/<M>/
<H> (pagina 14) op het scherm Camera Status of
ISO/Gain/EI> ISO/Gain<H>/<M>/<L> (pagina 76) in
het menu Shooting van het hoofdmenu.
U kunt ook Push AGC aan een toewijsbare knop
toewijzen en AGC tijdelijk inschakelen door de knop
vast te houden.
[Opmerking]
Push AGC is niet mogelijk wanneer Iris> Bokeh Control
(pagina 77) in het menu Shooting in het hoofdmenu
is ingesteld op On.
De versterking regelen (fijnafstelling)
1 Druk op de functieknop ISO/GAIN (H),
zodat de versterkingswaarde wordt
weergegeven op een witte achtergrond.
2 Draai aan de multifunctionele regelaar om
de waarde aan te passen.
[Tip]
Wijzig de versterkingspresetwaarde volgens de
instelling van de ISO/GAIN-schakelaar (I).
De versterking tijdelijk regelen
(fijnafstelling)
Draai aan de toewijsbare regelaar
(pagina 49) die is toegewezen
aan de functie ISO/Gain/EI, om de
versterkingswaarde aan te passen die is
ingesteld met de schakelaar ISO/GAIN (I).
Dit is nuttig als u de belichting met een stap
wilt aanpassen zonder de scherptediepte te
wijzigen.
De aangepaste versterkingswaarde wordt
geannuleerd door het omschakelen van
de schakelaar ISO/Gain (I), wijzigen van de
basisgevoeligheid, AGC op On instellen of de
stroom uitschakelen.
[Tips]
U kunt deze functie ook toewijzen aan de
multifunctionele regelaar (pagina 49).
U kunt ook Push AGC aan een toewijsbare knop
toewijzen en AGC tijdelijk inschakelen door de knop
vast te houden.
[Opmerking]
Push AGC is niet mogelijk wanneer Iris> Bokeh Control
(pagina 77) in het menu Shooting in het hoofdmenu
is ingesteld op On.
De belichtingsindex aanpassen
In de modus Cine EI wordt ervan uitgegaan
dat videouitvoer met MLUT ingesteld op
Off wordt opgenomen als het hoofdsignaal.
Door de helderheid van het beeld met MLUT
On te wijzigen om overeen te komen met
de EI-waarde, kunt u tijdens het filmen het
resultaat van post-productieaanpassing van
belichtingsgevoeligheid controleren.
U kunt de EI-waarde wijzigen door de ISO/
GAIN-schakelaar (I) in te stellen op H, M of L.
[Tip]
U kunt de EI-waarde van elke stand wijzigen met
ISO/Gain/EI (pagina 14) op het scherm Camera
Status of ISO/Gain/EI >Exposure Index<H>/<M>/<L>
(pagina 76) in het menu Shooting van het
hoofdmenu.
Fijnafstelling van de belichtingsindex
1 Druk op de functieknop ISO/GAIN (H),
zodat de EI-waarde wordt weergegeven
op een witte achtergrond.
2 Draai aan de multifunctionele regelaar om
de waarde aan te passen.
[Tip]
Wijzig de EI-presetwaarde volgens de instelling van de
ISO/GAIN-schakelaar (I).
De sluiter aanpassen
U kunt de sluiter aanpassen, zodat deze de
helderheid aanpast.
De sluiter automatisch aanpassen
Houd de functieknop SHUTTER (F) ingedrukt
om het directmenu (pagina 49) weer te
geven en selecteer Auto om automatisch de
sluitertijd of sluiterhoek aan te passen als
reactie op de beeldhelderheid.
[Tip]
U kunt dezelfde actie ook uitvoeren door Auto Exposure
>Auto Shutter (pagina 78) in het menu Shooting van
het hoofdmenu op On in te stellen.
De sluiter handmatig aanpassen
1 Houd de functieknop SHUTTER (F)
ingedrukt om het directmenu
(pagina 49) weer te geven en selecteer
Speed of Angle.
2 Druk op de functieknop SHUTTER (F),
zodat de sluiterwaarde wordt
weergegeven op een witte achtergrond.
3 Draai aan de multifunctionele regelaar om
de sluitertijd aan te passen.
[Tips]
Selecteer Off in stap 1 om de belichtingstijd aan te
passen aan het frame-interval.
U kunt ook de hoek instellen en de frequentie
aanpassen (pagina 76).
Het lichtniveau aanpassen (NDFilter)
Onder condities waarin het licht te helder
is, kunt u de juiste helderheid instellen door
wijziging van het ND-filter.
De camcorder heeft twee ND-filter-modi. U
kunt tussen de twee modi overschakelen met
de schakelaar ND PRESET/VARIABLE.
De presetmodus aanpassen
Zet de schakelaar ND PRESET/VARIABLE (A) in
de stand PRESET en zet de omhoog/omlaagknoppen ND FILTER POSITION (B) op een van
de volgende instellingen.
Clear: geen ND-filter
1: Lichtdoorlatendheid ingesteld met ND Filter
>Preset1 (pagina 76) in het menu Shooting
van het hoofdmenu.
2: Lichtdoorlatendheid ingesteld met ND Filter
>Preset2 (pagina 76) in het menu Shooting
van het hoofdmenu.
3: Lichtdoorlatendheid ingesteld met ND Filter
>Preset3 (pagina 76) in het menu Shooting
van het hoofdmenu.
Aanpassen in variabele modus
Zet de schakelaar ND PRESET/VARIABLE (A)
in de stand VARIABLE. Schakel de omhoog/
omlaag-knoppen ND FILTER POSITION (B) om
tussen CLEAR en On.
3. Filmen: De helderheid aanpassen
45
Het lichtniveau automatisch aanpassen
U kunt Auto ND Filter op On instellen om
automatische belichtingsaanpassing met het
ND-filter in te schakelen.
1 Druk op de [+]-knop van de omhoog/
omlaag-knoppen ND FILTER POSITION (B)
om de werking van het ND-filter in te
schakelen.
2 Houd de knop ND VARIABLE AUTO (C)
ingedrukt tot Auto is geselecteerd.
Het lichtniveau handmatig aanpassen
1 Druk op de [+]-knop van de omhoog/
omlaag-knoppen ND FILTER POSITION (B)
om de werking van het ND-filter in te
schakelen.
2 Houd de knop ND VARIABLE AUTO (C)
ingedrukt tot Manual is geselecteerd.
3 Draai aan de regelaar ND VARIABLE (D)
om de lichtdoorlatendheid van het filter
aan te passen.
[Tip]
U kunt ook de functie ND Filter toewijzen aan een
toewijsbare regelaar (pagina 49).
Push Auto ND is niet mogelijk wanneer Iris> Bokeh
Control (pagina 77) in het menu Shooting is
ingesteld op On.
[Tips]
U kunt overschakelen naar CLEAR door de regelaar
ND VARIABLE (D) omlaag te draaien van ND1/4. De
regelaar omhoog draaien vanaf CLEAR stelt ND1/4 in.
U kunt deze actie uitschakelen met ND Dial >CLEAR
with Dial (pagina 99) in het menu Technical van het
hoofdmenu.
U kunt ND Filter Position toewijzen aan een
toewijsbare knop (pagina 49) en deze knop
indrukken in plaats van de knoppen ND FILTER
POSITION omhoog/omlaag te gebruiken om deze
instelling te wijzigen.
Presetmodus: Clear Preset1 Preset2 Preset3
Clear…
Variabele modus: Clear On Clear…
U kunt ook Auto ND Filter toewijzen aan een
toewijsbare knop (pagina 49) en de knop
indrukken om over te schakelen tussen Auto ND filter
On en Off.
Bij het filmen van een helder verlicht onderwerp
kan het dichtdraaien van het diafragma
diffractievervaging veroorzaken, wat een beeld
produceert dat onscherp begint te worden (en
typisch verschijnsel in videocamera's). U kunt dit
effect onderdrukken voor betere videoresultaten met
behulp van het ND-filter.
Tijdelijk automatisch aanpassen
U kunt Push Auto ND aan een toewijsbare
knop aanpassen (pagina 49) en tijdelijk
Auto ND Filter inschakelen door de knop vast
te houden. De knop loslaten schakelt Auto ND
Filter weer uit.
Druk op de [+]-knop van de omhoog/omlaagknoppen ND FILTER POSITION (B) om de
werking van het ND-filter in te schakelen.
[Opmerkingen]
Als het ND-filter wordt overgeschakeld van of
naar CLEAR tijdens het filmen, wordt het NDfilterkader weergegeven op het beeld en wordt het
bedieningsgeluid opgenomen in de audio.
3. Filmen
G
46
Aanpassing voor natuurlijke kleuren (witbalans)
J
U kunt de aanpassingsmodus instellen die
geschikt is voor de condities waarin wordt
gefilmd.
ATW (automatische witbalans)
Deze functie past de witbalans automatisch
aan tot een geschikt niveau.
De witbalans wordt automatisch aangepast
als de kleurtemperatuur van de lichtbron zich
wijzigt.
Houd de functieknop WHT BAL (G)
ingedrukt om het directmenu weer te geven
(pagina 49) en selecteer ATW.
U kunt de aanpassingssnelheid (vijf stappen)
selecteren met White Setting >ATW Speed
(pagina 79) in het menu Shooting van het
hoofdmenu.
[Tip]
U kunt de huidige witbalansinstelling bevriezen door
de ATW Hold-functie toe te wijzen aan een toewijsbare
knop (pagina 49) en de toewijsbare knop in te
drukken om de ATW-modus tijdelijk te pauzeren.
[Opmerkingen]
ATW kan niet worden gebruikt in de modus Cine EI.
De juiste kleur kan mogelijk niet worden aangepast
met ATW, afhankelijk van de condities van het licht en
het onderwerp.
Voorbeelden:
– Als het onderwerp wordt gedomineerd door één
kleur, zoals lucht, zee, aarde of bloemen.
– Als de kleurtemperatuur extreem hoog of extreem
laag is.
Als het adequate effect niet kan worden bereikt
omdat de ATW autotracking-snelheid laag is of om
andere redenen, voer dan automatische witbalans uit.
De witbalans handmatig
aanpassen
1 Als witbalans is ingesteld op ATW-modus,
houd dan de functieknop WHT BAL (G)
ingedrukt om het directmenu weer te
geven (pagina 49) en selecteer W:P,
W:A, of W:B.
2 Selecteer B, A of PRESET met de WHT
BAL-schakelaar (J).
B: modus geheugen B
A: modus geheugen A
PRESET: Presetmodus
[Tip]
ATW kan worden uitgeschakeld voor geheugen B door
White Setting >White Switch<B> (pagina 79) in het
menu Shooting van het hoofdmenu in te stellen op ATW.
Modus geheugen A/geheugen B
Deze modus als de witbalans aan naar de
instelling die is opgeslagen in geheugen A of
B.
Presetmodus
Deze modus past de kleurtemperatuur
aan tot een presetwaarde (standaard
fabrieksinstellingen is 3200K).
De standaard presetwaarde wijzigen
In presetmodus kunt u een bestaande
presetwaarde rechtstreeks veranderen.
Houd de functieknop WHT BAL (G) ingedrukt
en selecteer een van de volgende opties in het
directmenu.
Modus Custom:
5600K, 6300K
Modus Cine EI:
5500K
[Tip]
U kunt ook Preset White Select aan een toewijsbare
knop toewijzen (pagina 49) en de knop indrukken om
de instelling te wijzigen.
Modus Custom: 3200K 4300K 5600K 6300K
3200K…
Modus Cine EI: 3200K 4300K 5500K 3200K…
3200K, 4300K,
3200K, 4300K,
De kleurtemperatuur wijzigen
1 Druk op de functieknop WHT BAL (G),
zodat de kleurtemperatuurwaarde wordt
weergegeven op een witte achtergrond.
2 Draai aan de multifunctionele regelaar om
de waarde aan te passen.
[Tips]
In presetmodus kunt u de waarde instellen in stappen
van 100K.
In geheugenmodus kunt u de waarde instellen in
stappen van 20K binnen het bereik van 2000K tot
5600K. Waarden boven 5600K kunnen worden
ingesteld in intervallen die overeenkomen met de
hoeveelheid kleurwijziging (Mired) van 5580K tot
5600K. U kunt ook de tintwaarde aanpassen met
White (pagina 78) >Tint in het menu Shooting van
het hoofdmenu.
Automatische witbalans uitvoeren
De witbalans die wordt opgeslagen in de
modus geheugen A/geheugen B wordt
automatisch geconfigureerd.
1 Selecteer de modus geheugen A of
geheugen B.
2 Plaats een wit papier (of object) op een
plaats met dezelfde lichtbron en condities
als het onderwerp en zoom vervolgens in
op het papier om wit op het scherm weer
te geven.
3 Pas de helderheid aan.
Pas het diafragma aan volgens de
procedure in “Het diafragma handmatig
aanpassen” (pagina 43).
4 Druk op de knop WB SET (pagina 4).
Als automatische witbalans wordt
uitgevoerd in de geheugenmodus
wordt het resultaat van de automatische
aanpassing opgeslagen in het geheugen
(A of B) dat in stap1 is geselecteerd.
Als automatische witbalans wordt
uitgevoerd in ATW-modus, blijft het
resultaat behouden en gaat ATW verder
wanneer de automatische aanpassing
stopt. Dit is handig als u de witbalans
snel wilt aanpassen, ongeacht de
instelling voor ATW Speed.
[Opmerking]
Als de aanpassing niet is gelukt, verschijnt gedurende
ongeveer 3 seconden een foutmelding op het scherm.
Als de foutmelding aanhoudt na herhaalde pogingen
voor het instellen van de witbalans, neem dan contact
op met uw Sony servicevertegenwoordiger.
3. Filmen
47
De audio voor opname instellen
U kunt de audio die moet worden opgenomen
instellen met de ingangsaansluitingen,
schakelaars en regelaars op de camcorder.
CH3/CH4>Source (pagina 14) op het
scherm Audio Status of Audio Input >CH1
Input Select t/m CH4 Input Select
(pagina 96) in het menu Audio van het
hoofdmenu.
Als u een microfoon of XLR-adapter
gebruikt met de multi-interfaceschoen,
geef dan Shoe CH1 of Shoe CH2 op. Zie
voor details over de XLR-adapter “Audioingangen toevoegen” (pagina 48).
[Opmerkingen]
Audio wordt niet opgenomen in de Interval Rec
mode of Slow & Quick Motion.
De camcorder heeft een ingebouwde
spraakmicrofoon voor het opnemen van
omgevingsgeluid. Deze kan worden gebruikt
voor het synchroniseren van de timing met
andere apparatuur. Specificeer in dergelijke
gevallen Internal MIC.
De interne microfoon van de draaggreep
(pagina 7) wordt alleen actief voor het
opnemen van audio als de draaggreep is
bevestigd. Als de draaggreep niet is bevestigd
kan de spraakmicrofoon (pagina 6) voor het
opnemen van omgevingsgeluid worden gebruikt.
Als CH1 Input Select en CH2 Input Select zijn
ingesteld op Internal MIC, wordt het audioopnameniveau van zowel CH1 als CH2 aangepast
met de regelaar AUDIO LEVEL(CH1) (pagina 6).
Als CH3 Input Select en CH4 Input Select zijn
ingesteld op Internal MIC, wordt het audioopnameniveau van zowel CH3 als CH4 aangepast
met CH3 Input Level (pagina 96).
2 De audio-ingangsbron selecteren.
Stel de schakelaars INPUT1/INPUT2 (LINE/
MIC/MIC+48V) in op de apparaten die zijn
aangesloten op de ingangen INPUT1/
INPUT2.
Aangesloten apparaatSchakelaar-
stand
Externe audiobron
(bijvoorbeeld een
mengpaneel)
Dynamische microfoon,
microfoon met batterij
+48 V fantoomvoeding
microfoon
Het selecteren van MIC+48V en
een microfoon aansluiten die niet
compatibel is met +48V kan het
aangesloten apparaat beschadigen.
Controleer de instelling, alvorens het
apparaat aan te sluiten.
Als ruis een probleem is bij ingangen
waarop geen apparaat is aangesloten,
zet de betreffende schakelaars voor
INPUT1/INPUT2 (LINE/MIC/MIC+48V) dan
op LINE.
Het audio-opnameniveau
automatisch aanpassen
Zet de schakelaars CH1/CH2 (AUTO/MAN)
op AUTO om de kanalen automatisch aan te
passen.
Stel voor CH3/CH4 de audioniveauregeling
in op Auto op het scherm Audio Status
(pagina 14) of bij Audio Input >CH3 Level
Control en CH4 Level Control in het menu
Audio van het hoofdmenu (pagina 96).
LINE
MIC
MIC+48V
Het audio-opnameniveau
handmatig aanpassen
Gebruik de volgende procedure om het audioopnameniveau voor CH1/CH2 aan te passen.
1 Zet de schakelaars CH1/CH2 (AUTO/MAN)
voor de kanalen op MAN om handmatig
aan te passen.
2 Draai tijdens het filmen aan de regelaars
AUDIO LEVEL (CH1)/(CH2) van de
betreffende kanalen om het audioniveau
aan te passen.
Stel voor CH3/CH4 de
audioniveauregeling met behulp van
CH3/CH4 (pagina 14) op het scherm
Audio Status of Audio Input >CH3 Level
Control of CH4 Level Control in het
menu Audio van het hoofdmenu in op
Manual en stel vervolgens het audioopnameniveau in met behulp van CH3
Input Level of CH4 Input level.
U kunt de niveaus voor CH1 t/m CH4
als groep aanpassen. U kunt het
opnameniveau aanpassen met een
toewijsbare knop (pagina 49) die is
toegewezen aan het functie Audio Input
Level, het scherm Audio Status, of Audio
Input >Audio Input Level het menu
Audio of het hoofdmenu.
[Tip]
Het scherm Audio Status is handig om het audioingangsniveau te controleren (pagina 14).
[Opmerkingen]
De instellingen voor Audio Input Level zijn mogelijk
uitgeschakeld, afhankelijk van de combinatie van
instellingen in het menu Audio. Zie voor details het
schema op pagina 131.
De camcorder ondersteunt combinaties van
diverse instellingen. Zie voor details het schema op
pagina 131.
3. Filmen: De audio voor opname instellen
48
Audio-ingangen toevoegen
U kunt maximaal vier kanalen met XLRaudioapparatuur tegelijk aansluiten op de
camcorder met de XLR-K2M XLR-adapter (niet
meegeleverd) of de XLR-K3M XLR adapter
(niet meegeleverd).
Bevestig de XLR-adapter aan de
multifunctionele interfaceschoen en stel
CH3 >Source in op Shoe CH1 en CH4 >Source
op Shoe CH2 op het scherm Audio Status in
(pagina 14). Of stel Audio Input> CH3 Input
Select in op Shoe CH1 en CH4 Input Select
op Shoe CH2 in het menu Audio van het
hoofdmenu.
Camcorderfuncties die overlappen worden
uitgeschakeld voor kanalen waarop de XLRadapter als ingang is geselecteerd. Gebruik
de schakelaar en regelaars op de XLR-adapter
voor aanpassingen.
[Opmerkingen]
De camcorder ondersteunt de 2-kanaals digitale
audio-interface van de XLR-K3M.
Als Audio Input >CH3 Level en CH4 Level in het menu
Audio zijn ingesteld op Audio Input Level, dan wordt
Audio Input Level op de camcorder vermenigvuldigd
met het aangepaste niveau op de XLR-adapter.
Audio Input Level wordt ook ingeschakeld als de
schakelaar op de XLR-adapter is ingesteld op AUTO.
Als "Through" is opgegeven, wordt audio opgenomen
op het niveau dat is ingesteld met de XLR-adapter
(pagina 132).
3. Filmen
49
Handige functies
Handelingen directmenu
U kunt de status en instellingen van
de camcorder controleren die worden
weergegeven op het zoekerscherm en direct
instellingen selecteren en wijzigen.
De volgende onderdelen kunnen worden
geconfigureerd.
Face/Eye Detection AF
SteadyShot
White Mode
Color Temp
Scene File
ND Filter Position / Auto ND Filter
ND Filter Value
Auto Iris
Iris Value
AGC
Gain Value
ISO Value
Exposure Index Value
Auto Shutter / ECS
Shutter Value
Auto Exposure Mode
Auto Exposure Level
S&Q Motion Frame Rate
1 Druk op de multifunctionele regelaar of
een toewijsbare knop die is toegewezen
met de functie Direct Menu.
Alleen de onderdelen op het scherm die
kunnen worden geconfigureerd met het
directmenu kunnen worden geselecteerd
met de oranje cursor.
2 Draai aan de multifunctionele regelaar om
de cursor te verplaatsen naar het menuonderdeel dat moet worden bewerkt en
druk vervolgens op de multifunctionele
regelaar.
Er wordt een menu weergegeven of het
onderdeel wordt weergegeven op een
witte achtergrond.
3 Draai aan de multifunctionele regelaar om
een instelling te selecteren en druk
vervolgens op de multifunctionele
regelaar.
Het menu of de witte achtergrond
verdwijnt en de nieuwe instelling wordt
weergegeven met een oranje cursor.
Druk nogmaals op de toewijsbare knop
die is toegewezen aan Direct Menu of
wacht 3 seconden zonder een handeling
uit te voeren om het directmenu te
verlaten.
[Tips]
Directe instellingen kunnen ook worden
geconfigureerd door indrukken en vasthouden
van de verschillende functieknoppen
(pagina 5).
Als onderdelen worden weergegeven op een
witte achtergrond kan de multifunctionele
regelaar worden gebruikt als een toewijsbare
regelaar.
De keuzeschakelaar (pagina 9) kan ook
worden gebruikt voor het selecteren van
handelingen.
Toewijsbare knoppen/regelaars
Er bevinden zich negen toewijsbare knoppen
(pagina 6, 7, 9) op de camcorder
waar u functies aan kunt toewijzen.
U kunt ook functies toewijzen aan de
multifunctionele regelaar op de camcorder
(pagina 5), de toewijsbare regelaar op de
draaggreep (pagina 7) en de toewijsbare
regelaar op de afstandsbedieningsgreep
(pagina 9).
De functie van een knop wijzigen
Gebruik Assignable Button (pagina 85) in
het menu Project van het hoofdmenu.
U kunt de toegewezen functies op het scherm
Assignable Button Status zien (pagina 15).
De functies die standaard vanuit de fabriek
zijn toegewezen aan de toewijsbare knoppen
Knop 1 S&Q Motion
Knop 2 AF Speed/Sens.
Knop 3 Focus Setting
Knop 4 Focus Magnifier x3/x6
Knop 5 Direct Menu
Knop 6 Off
Knop 7 Focus Magnifier x3/x6
Knop 8 Direct Menu
Knop 9 Video Signal Monitor
Knop Hold button Focus Hold
Toewijsbare functies
Off
Base ISO/Sensitivity
AGC
Push AGC
ND Filter Position
Auto ND Filter
Push Auto ND
Auto Iris
Push Auto Iris
Bokeh Control
Auto Shutter
Auto Exposure Level
Backlight
Spotlight
Preset White Select
ATW
ATW Hold
AF Speed/Sens.
Focus Setting
Focus Area
Focus Area(AF-S)
Face/Eye Detection AF
Push AF Mode
Push AF/Push MF
Focus Hold
Focus Magnifier x3/x6
Focus Magnifier x3
Focus Magnifier x6
S&Q Motion
SteadyShot
Rec
Picture Cache Rec
Rec Review
Clip Flag OK
Clip Flag NG
Clip Flag Keep
Color Bars
Tally [Front]
DURATION/TC/U-BIT
Display
Lens Info
Video Signal Monitor
Marker
VF Adjust
VF Mode
Gamma Display Assist
Peaking
Zebra
Volume
Thumbnail
Touch Operation
Handle Zoom
NFC
Auto Upload (Proxy)
Direct Menu
User Menu
Menu
De functie van de regelaar veranderen
U kunt de functie wijzigen van de
multifunctionele regelaar op de camcorder, de
toewijsbare regelaar op de handgreep en de
toewijsbare regelaar op de draaggreep.
Gebruik voor het instellen van de
multifunctionele regelaar Multi Function Dial
(pagina 88) >Default Function in het menu
Project.
Vanuit de fabriek is Off toegewezen.
3. Filmen: Handige functies
50
Functies toewijsbare aan de multifunctionele
regelaar
Off
ISO/Gain/EI
IRIS
Auto Exposure Level
Audio Input Level
[Opmerking]
De instelling is uitgeschakeld als het menu wordt
weergegeven.
Gebruik voor de toewijsbare regelaar
Assignable Dial (pagina 87) in het menu
Project of het hoofdmenu.
Standaard vanuit de fabriek is IRIS aan alle
knoppen toegekend.
[Tip]
De toewijsbare regelaar van de RM-30BP
(optie) volgt de instelling van de handgreep/
afstandsbedieningsregelaar.
Toewijsbare functies aan de toewijsbare
regelaar op de draaggreep/handgreep
Off
ISO/Gain/EI
ND Filter
IRIS
Auto Exposure Level
Audio Input Level
Multi Function Dial
U kunt de toegewezen functies op het scherm
Assignable Button Status zien (pagina 15).
Slow & Quick Motion
Als de opname-indeling (pagina 82) is ingesteld op de volgende waarden, kunt u
verschillende waarden opgeven voor de beeldsnelheid waarmee wordt gefilmd en de
beeldsnelheid waarmee wordt afgespeeld.
Opname-indelingBeeldsnelheid
Systeemfrequentie
59.94/50/29.97/
25/23.98
24FFXAVC-I4096×2160P1–60
U kunt de modus Slow & Quick Motion
in- of uitschakelen door het indrukken van
een toewijsbare knop (pagina 49) die is
toegewezen aan de functie S&Q Motion.
U kunt de beeldsnelheid voor opname
instellen door de knop vast te houden.
[Tip]
U kunt de modus ook instellen met S&Q Frame
Rate in het scherm Main Status, Rec Function in het
statusscherm Project, en S&Q Motion in het menu
Shooting van het hoofdmenu.
Scanmodus
CodecVideo-indeling
beeldsensor
FFRAW3840×2160P1–60, 100, 120
RAW & XAVC-I3840×2160P1–60, 100, 120
XAVC-I4096×2160P1–60
ingesteld tijdens opname, afspelen of als het
pictogrammenscherm wordt weergegeven.
Audio opname wordt niet ondersteund in de modus
Slow & Quick Motion.
De functies automatisch scherpstellen,
autodiafragma, en automatische sluitertijd worden
in de modus Slow & Quick Motion uitgeschakeld. De
functie automatische scherpstelling kan wel worden
gebruikt als de beeldsnelheid als volgt is ingesteld.
Met de functie Interval Rec van de camcorder
kunt u time-lapse-video's vastleggen in het
interne geheugen van de camcorder. Dit is een
effectieve manier om langzaam bewegende
onderwerpen te filmen.
Als de opname wordt gestart, neemt de
camcorder automatisch een vastgesteld aantal
frames binnen een specifiek tijdsinterval op.
Filminterval (Interval Time)
Aantal frames in één take
(Number of Frames)
Als Interval Rec is ingeschakeld, gaat de
HVL-LBPC (optie) videolamp automatisch
aan voordat de opname begint, waardoor
u foto's kunt maken onder stabiele licht- en
kleurtemperatuuromstandigheden (functie
voorverlichting).
[Opmerkingen]
Er kan slechts één speciale opnamefunctie, zoals
Interval Rec, tegelijk worden gebruikt.
Als er een andere speciale opnamemodus actief
wordt terwijl Interval Rec in gebruik is, wordt Interval
Rec automatisch uitgeschakeld.
De modus Interval Rec wordt automatisch
uitgeschakeld na het wijzigen van
systeeminstellingen, zoals de video-indeling.
De instellingen voor Interval Rec kunnen niet worden
gewijzigd tijdens opnemen of afspelen, of als het
pictogrammenscherm wordt weergegeven.
3. Filmen: Handige functies
51
Interval Rec instellen
Selecteer Rec Function>Interval Rec in het
statusscherm Project en configureer de
instellingen Number of Frames en Interval
Time.
Stel bij gebruik van de HVL-LBPC videolamp
(optie) het vereiste tijdsinterval in voor het
inschakelen van de videolamp, voordat de
opname start met Interval Rec >Pre-Lighting in
het menu Project.
[Tip]
U kunt de modus ook instellen met Interval Rec
(pagina 84) in het menu Project van het hoofdmenu.
[Opmerkingen]
Als u de videolamp wilt inschakelen voor het begin
van de opname, zet de videolampschakelaar dan
op AUTO. De videolamp gaat automatisch aan
en uit volgens de instelling van Video Light Set
(pagina 101) in het menu Technical.
Als u de videolampschakelaar op aan zet, is de
videolamp altijd aan (en gaat de videobelichting niet
automatisch aan en uit).
Als de videolamp zo wordt geconfigureerd dat deze
5 seconden of korter wordt uitgeschakeld, gaat de
videolamp helemaal niet uit.
De camcorder verlaat de modus Interval
Rec als hij wordt uitgeschakeld, maar de
instellingen voor Number of Frames, Interval
Time en Pre-Lighting blijven behouden. De
volgende keer als u gaat opnemen in de
modus Interval Rec hoeft u deze niet meer in
te stellen.
Filmen met Interval Rec
Druk op de knop START/STOP om te starten
met opnemen. "Int Rec" en "Int Stby"
verschijnen afwisselend in de zoeker.
Als u de voorverlichtingfunctie gebruikt, gaat
de videolamp aan voordat de opname begint.
Stoppen met filmen
Stop het filmen.
Als het filmen wordt gestopt worden de in het
geheugen opgeslagen videogegevens tot dat
punt opgeslagen op de media.
De modus Interval Rec verlaten
Voer een van de volgende handelingen uit.
Zet de POWER-schakelaar op Off.
In opname-stand-bymodus stelt u in het
statusscherm Project de optie Rec Function
in op een andere instelling dan Interval Rec.
De modus Interval Rec wordt ook automatisch
uitgeschakeld als de camcorder opnieuw
wordt opgestart.
Beperkingen tijdens opname
Audio wordt niet opgenomen.
Een opname controleren (Rec Review) is niet
mogelijk.
Als de camcorder wordt uitgeschakeld
tijdens opname
Als de POWER-schakelaar op de camcorder
in de Off-stand staat, wordt het medium
gedurende enkele seconden gebruikt om de
beelden op te slaan die tot dat moment in
het geheugen zijn opgeslagen, waarna het
apparaat automatisch wordt uitgeschakeld.
Als de stroom uitvalt omdat de accu is
verwijderd, het netsnoer is losgekoppeld
of de stroom van de netadapter is
uitgeschakeld, gaan de tot dan toe
opgenomen video- en audiogegevens
mogelijk verloren (maximaal 10 seconden).
Bij het vervangen van de accu moet u
voorzichtig te werk gaan.
Beelden in cache opnemen
(Picture Cache Rec)
Met de functie Picture Cache Rec kunt u video
achteraf vastleggen wanneer u een opname
start door een intern cachegeheugen bij te
houden met een bepaalde duur.
Stel Picture Cache Rec in op On in het
statusscherm Project en stel vervolgens de
cachegrootte in.
Instelling Cache
Size
Short5seconden
Medium10seconden
Long20seconden
MaxMaximale waarde van de
[Tips]
De cachetijd kan korter zijn, afhankelijk van de
opnamebeeldsnelheid en de opname-indeling. Let op
de weergave rechtsonder van het instellingenscherm
voor de cachegrootte.
U kunt de modus ook instellen met Picture Cache
Rec (pagina 84) in het menu Project van het
hoofdmenu.
U kunt ook Picture Cache Rec schakelen tussen On en
Off met een toewijsbare knop (pagina 49).
[Opmerkingen]
U kunt Picture Cache Rec niet gebruiken in combinatie
met Interval Rec, simultane opnamefunctie met 2
kaartsleuven of proxy-opname. Wanneer Picture
Cache Rec is ingesteld op On, worden deze andere
opnamefuncties geforceerd uitgeschakeld.
De modus Picture Cache Rec kan niet worden
geselecteerd tijdens het opnemen of wanneer Rec
Review bezig is.
Wanneer zowel Slow & Quick Motion en Picture Cache
Rec zijn ingeschakeld, wordt de tijdcode vastgelegd
in de modus Free Run, ongeacht de instelling in het
menu TC/Media (pagina 91).
De instelling Output Format kan misschien niet
worden geconfigureerd tijdens de modus Picture
Cache Rec. Als dat gebeurt, schakel dan Picture Cache
Rec tijdelijk uit en wijzig vervolgens de instelling.
Cache-tijd (ongeveer)
betreffende opnameindeling
Picture Cache Rec starten
Wanneer Picture Cache Rec is ingesteld op On,
verschijnt “Cache” ( is groen) in de zoeker.
Wanneer u op de knop START/STOP drukt,
start de opname en wordt video naar de
geheugenkaarten geschreven, te beginnen
met de video die in het cachegeheugen is
opgeslagen.
Picture Cache Rec annuleren
Stel Picture Cache Rec in op Off in het
statusscherm Project of druk op een
toewijsbare knop die u de functie Picture
Cache Rec hebt toegewezen.
[Opmerkingen]
Door de opname-indeling of het basisuiterlijk te
wijzigen, wist u de video die tot dan toe in het
cachegeheugen is opgeslagen. Vervolgens wordt
nieuwe video naar de cache geschreven. Daardoor is
het opnemen in de beeldcache van beelden van voor
het wijzigen van de indeling niet mogelijk, ook niet
als u onmiddellijk met opnemen begint nadat u de
indeling hebt gewijzigd.
Als u onmiddellijk nadat u een geheugenkaart hebt
geplaatst Picture Cache Rec instelt op On of Off,
worden cachegegevens misschien niet op de kaart
opgenomen.
Video wordt in het cachegeheugen opgeslagen als de
functie Picture Cache Rec is ingesteld op On. Video
van voor u de functie instelde op On wordt niet in de
cache opgenomen.
Video wordt niet in het cachegeheugen opgeslagen
wanneer een geheugenkaart bezet is, zoals
bij afspelen, Rec Review of weergave van het
pictogrammenscherm. Op die momenten is opnemen
naar de beeldcache van video niet mogelijk.
3. Filmen: Handige functies
52
Opnemen op geheugenkaart A en
B tegelijkertijd (2-slot Simul Rec)
U kunt opnemen op zowel geheugenkaart
A als geheugenkaart B tegelijkertijd door
Simul Rec (pagina 15) op het scherm status
Project of Simul Rec >Setting (pagina 84)
in het menu Project van het hoofdmenu in te
stellen op On.
Afzonderlijk naar geheugenkaart A en
geheugenkaart B opnemen
U kunt het opnemen naar de verschillende
geheugenkaarten onafhankelijk in- en
uitschakelen met de knoppen Record START/
STOP op de camcorder en de draaggreep.
Standaard zijn beide knoppen ingesteld op
gelijktijdig starten en stoppen met opnemen
naar beide geheugenkaarten A enB.
“Rec Button:[SlotA SlotB] Handle Rec
Button:[SlotA SlotB]”
Wanneer de knoppen zijn ingesteld
voor opnemen naar verschillende
geheugenkaarten, volgt SDI/HDMI Rec Control
(pagina 85) de opnamestatus van sleufA.
De instelling wijzigen
Selecteer Simul Rec>Rec Button Set
(pagina 84) in het menu Project.
De opnameknop op de afstandsbedieningsgreep of
LANC-afstandsbediening werkt hetzelfde als de knop
Record START/STOP op het apparaat.
Start en stopt
gelijktijdig opnemen
naar de
geheugenkaarten A en
B door middel van
beide knoppen.
De knop Record
START/STOP startstopt het opnemen
naar geheugenkaart A,
en de knop Record
START/STOP op de
draaggreep start-stopt
het opnemen naar
geheugenkaartB.
De knop Record
START/STOP startstopt het opnemen
naar geheugenkaart B,
en de knop Record
START/STOP op de
draaggreep start-stopt
het opnemen naar
geheugenkaartA.
Per ongeluk gebruiken van de knop
Record START/STOP op de draaggreep
voorkomen
[Opmerking]
De schakelaar HOLD op de draaggreep werkt niet
wanneer HOLD Switch Setting (pagina 99)>with Rec
Button is ingesteld op Off in het menu Technical van het
hoofdmenu. Als dit is ingesteld op On, stel dan Handle
HOLD Switch in op Rec Button Only.
Wilt u de zoomregelaar en de overige
knoppen behalve de knop Record START/STOP
op de draaggreep inschakelen, stel dan HOLD
Switch Setting>Handle HOLD Switch in op Rec
Button Only.
Videosignaalmonitor
U kunt het type videosignaal instellen dat
op het zoekerscherm wordt weergegeven
als golfvorm, vectorscoop of historogram
met Display On/Off >Video Signal Monitor
(pagina 94) in het menu Monitoring.
De oranje lijn geeft de ingestelde waarde van
het zebrapatroonniveau weer.
U kunt ook de functie Video Signal Monitor
toewijzen aan een toewijsbare knop
(pagina 49).
Doelweergave voor monitoring
In de modus Cine EI wordt de informatie voor
kleurbereikinstelling (pagina 24) of monitorLUT-instelling (pagina 80) rechts boven in
de videosignaalmonitor weergegeven om het
doel van de monitoring aan te geven.
De functie Gamma Display Assist
Wanneer Target Display in de modus Custom
is ingesteld op HDR(HLG)(pagina 24), stel
dan Gamma Display Assist* op het scherm
Monitoring Status in op On voor een weergave
met hulp in de zoeker waarmee het opnemen
in HDR makkelijker wordt.
* U kunt de functie ook instellen met Gamma Display
Assist>Setting (pagina 95) in het menu Monitoring
van het hoofdmenu.
De zoekerweergave selecteren wanneer
de functie Gamma Display Assist is
ingeschakeld
Er zijn twee weergavemethoden beschikbaar
voor het weergeven van HDR-beelden in de
zoeker wanneer de functie Gamma Display
Assist is ingeschakeld.
HDR weergeven met behoud van contrast
tussen gebieden met lage helderheid en
gebieden met hoge helderheid
Deze methode maakt gebruik van de
expressieve mogelijkheden van HDR en geeft
het beeld in de zoeker weer zonder extra
zwarte of overdreven lichte gebieden, zelfs als
u opneemt met heldere of donkere belichting.
Het contrast is echter wat minder.
Wilt u deze weergavemethode gebruiken,
stel dan HDR Setting>VF SDR Preview
(pagina 84) in op Off in het menu Project
van het hoofdmenu.
Zet de HOLD-schakelaar op de draaggreep in
de stand HOLD.
3. Filmen: Handige functies
53
SDR weergeven door eenvoudige conversie
van HDR naar SDR
Met deze methode kunt u de camera
bedienen met hetzelfde gevoel als bij
conventionele SDR.
U kunt de helderheid van het HDR-beeld
aanpassen door het verschil in versterking
tussen HDR en SDR in te stellen met SDR Gain.
Om deze weergavemethode te kunnen
gebruiken, configureert u op de volgende
manier.
1 Stel HDR Setting>VF SDR Preview
(pagina 84) in op On in het menu
Project van het hoofdmenu.
2 Pas de SDR-versterking in HDR-modus
aan met HDR Setting>SDR Gain
(pagina 84) in het menu Project van het
hoofdmenu.
[Tip]
Wanneer u na het opnemen HDR-beeld naar SDR
converteert met SR Live Metadata, wordt SDR Gain
toegepast op de conversie zodat het SDR-beeld
dezelfde belichting heeft als te zien was in de zoeker
toen u de opname maakte.
Clipvlaggen
U kunt een OK-clipvlag aan de clip toevoegen
door op de Knop Clipvlaggen (pagina 5) te
drukken en Add OK te selecteren.
U kunt een OK Clip-vlag wissen door twee keer
op de knop te drukken en Delete Clip Flag te
selecteren.
[Tips]
U kunt ook een toewijsbare knop gebruiken die is
toegewezen aan de clipvlagfunctie om clipvlaggen
toe te voegen (pagina 49).
U kunt ook een clipvlag toevoegen met Set Clip
Flag (pagina 98) in het menu Thumbnail van het
hoofdmenu (pagina 69).
Ademcompensatie
U kunt kiezen voor ademcompensatie voor het
objectief met Lens>Breathing Compensation
(pagina 100) in het menu Technical van het
hoofdmenu.
Deze functie corrigeert voor het fenomeen
waarbij de kijkhoek verandert wanneer de
scherpstelpositie verandert.
Wanneer ademcompensatie wordt
toegepast, wordt een deel van het beeld
elektronisch afgesneden zodat een constante
kijkhoek wordt aangehouden zodat het
ademfenomeen niet optreedt.
[Opmerkingen]
Wanneer ademcompensatie is ingeschakeld, kunnen
de kijkhoek en beeldkwaliteit enigszins afwijken.
Afhankelijk van het objectief kan het zijn dat u de
verandering in kijkhoek niet kunt corrigeren wanneer
ademcompensatie is ingeschakeld.
Compensatie is niet mogelijk wanneer u een objectief
hebt gemonteerd dat ademcompensatie niet
ondersteunt.
Deze functie is in de volgende gevallen ingesteld op
Off (vast).
– Wanneer Lens>Distortion Comp. is ingesteld op
Off in het menu Technical
– Wanneer S&Q Motion>Setting in het menu
Shooting is ingesteld op On
– Wanneer Rec Format>Codec in het menu Project is
ingesteld op RAW of een optie die RAW bevat
Bokeh aanpassen (functie Bokeh
Control)
U kunt het bokeh-niveau gemakkelijk
aanpassen door het ND-filter en de
versterking te koppelen aan de bediening van
het diafragma.
De functie Bokeh Control in-uitschakelen
Deze functie kan alleen worden ingeschakeld
als u de belichting handmatig aanpast. Stel
het diafragma, de versterking, de sluiter en het
ND-filter in op handmatige bediening en stel
dan het ND-filter in op variabele modus.
U kunt de functie Bokeh Control inuitschakelen met Iris> Bokeh Control
(pagina 77) in het menu Shooting van het
hoofdmenu.
Wanneer de functie Bokeh Control is
ingeschakeld, verschijnt het pictogram
op
het ND-filter en de versterkingsindicatoren.
[Tip]
U kunt de functie Bokeh Control ook toewijzen aan een
toewijsbare knop (pagina 49) en de functie Bokeh
Control in- en uitschakelen met de knop.
Het bokeh-niveau aanpassen
1 Stel de functie Bokeh Control in op On.
2 Pas het ND-filter en de versterking aan om
de belichting in te stellen.
3 Pas het diafragma aan.
Het bokeh-niveau verandert.
[Tips]
Wanneer de functie Bokeh Control is ingesteld op
On, werken het ND-filter en de versterking samen en
compenseren ze wijzigingen in de belichting door
aanpassing van het diafragma. Zo kunt u het bokehniveau aanpassen.
De Bokeh Control wordt eerst gekoppeld aan het
ND-filter in reactie op het gebruik van het diafragma.
Wanneer het ND-filter niet meer gewijzigd kan
worden, wordt de versterking gekoppeld.
In MF-modus kunt u het beste eerst het diafragma
openen en vervolgens scherpstellen.
Wanneer u het automatische ND-filter gebruikt in
plaats van de functie Bokeh Control, volgt het NDfilter de wijzigingen in helderheid van het onderwerp.
Weergave tijdens koppelen van
versterking
Wanneer de functie Bokeh Control is ingesteld
op On, kan de versterking wijzigen als het
diafragma wordt aangepast.
Wanneer de versterking is gekoppeld en deze
wijzigt, verschijnt er een melding bovenin het
scherm en knippert het pictogram
versterkingsindicator.
[Opmerkingen]
Deze functie is alleen ingeschakeld op objectieven
met E-bevestiging die kunnen communiceren met het
apparaat.
Het maximale effect van deze functie wordt bereikt
door de diafragmaring op een objectief met
E-bevestiging van Sony te gebruiken.
Hoe dit eruit ziet, hangt af van de gebruikssnelheid,
lens, opname-instellingen en het onderwerp; ook de
helderheid kan veranderen. U kunt het beste eerst
een cameratest uitvoeren voor u gaat opnemen.
De helderheid kan veranderen wanneer de richting
van het diafragmagebruik wijzigt, bijvoorbeeld
wanneer u het diafragma opent nadat u het eerder
had gesloten of wanneer u het diafragma sluit na het
te openen. In dat geval past u iets verder aan dan
nodig en neemt u vervolgens iets terug. Controleer de
helderheid en begin dan met opnemen.
Als u bijvoorbeeld het diafragma wilt openen naar
F8 en de achtergrond wilt vervagen, open dan het
diafragma eerst verder dan F8 en neem vervolgens
terug tot F8. Controleer vervolgens de helderheid en
begin met opnemen.
Voer bedieningsfuncties aan de bokeh langzaam uit.
Als u sneller wilt werken, probeer dan geleidelijk aan
te passen terwijl u de wijzigingen in het beeld in de
gaten houdt.
De kwaliteit van het beeld met Bokeh Control is niet
gegarandeerd onder alle opnameomstandigheden.
De functie Bokeh Control wordt uitgeschakeld in elk
van de volgende gevallen.
op de
3. Filmen: Handige functies
54
– Wanneer u de camcorder uitschakelt
– Wanneer diafragma, versterking, sluiter of ND-filter
is ingesteld op automatisch
– Wanneer u de opnamemodus wijzigt
– Wanneer het ND-filter is ingesteld op wissen of een
presetmodus
– Wanneer u het objectief verwijdert
– Wanneer het apparaat opnieuw opstart,
bijvoorbeeld na een wijziging in frequentie
3. Filmen
55
Proxy-opname
Met deze functie kunt u tegelijkertijd
proxydata op lage resolutie opnemen, samen
met originele videodata op hoge resolutie.
Zie “Geheugenkaarten gebruiken” (pagina 26)
voor details over ondersteunende geheugenkaarten,
formatteren van geheugenkaarten en controleren van de
resterende capaciteit.
Configureren vóór filmen
1 Stel Proxy Rec (pagina 15) op het
scherm status Project of Proxy Rec
>Setting (pagina 84) in het menu
Project van het hoofdmenu in op On.
2 Plaats een geheugenkaart in een
CFexpress Type A/SD-kaartsleuf
(pagina 6).
Bij CFexpress-kaarten wijst het etiket
naar links.
Voor SD-kaarten wijst het etiket naar
rechts met de schuin afgeplatte hoek
aan de onderkant.
[Opmerking]
Proxy Rec kan niet tegelijk worden ingeschakeld met
S&Q Motion of Interval Rec. Als Proxy Rec is ingesteld
op On, worden deze andere opnamemodi geforceerd
uitgeschakeld.
Een proxy opnemen
Druk op de knop START/STOP om het
opnemen te starten na het maken van de
juiste instelling voor het filmen.
[Opmerkingen]
Als de camcorder is uitgeschakeld of als de
geheugenkaart wordt verwijderd terwijl er gegevens
worden uitgewisseld kan de integriteit van de
gegevens op de kaart niet worden gegarandeerd.
Alle gegevens op de geheugenkaart kunnen verloren
gaan. Controleer altijd of de toegangsindicator van de
geheugenkaart niet brandt, alvorens de camcorder uit
te schakelen of de geheugenkaart te verwijderen.
Zorg dat de geheugenkaart er niet uitspringt bij het
plaatsen of verwijderen.
Om te verlaten stopt u de opname.
De audiokanalen voor proxyopname instellen
Selecteer Proxy Rec >Audio Channel
(pagina 84) in het menu Project van het
hoofdmenu, en stel het audiokanaal in voor
proxydata-opname.
Opslagbestemming van het
opgenomen bestand
Het opgenomen bestand wordt opgeslagen in
de volgende map.
OpnamemediaMap naar pad
SDXC/PRIVATE/XDROOT/Sub
CFexpress Type A/XDROOT/Sub
Over de bestandsnaam
De bestandsnaam bestaat uit de clipnaam die
is opgenomen op de geheugenkaart en een
"S03"-achtervoegsel.
Zie voor details over clipnamen Clip Name
Format (pagina 92) in het menu TC/Media
van het hoofdmenu.
Over het opgenomen bestand
De bestandsnaamextensie is ".mp4".
De tijdcode wordt tegelijkertijd opgenomen.
3. Filmen
56
Filmen met het gewenste uiterlijk
Als de camcorder zich in Custom-modus
bevindt, kunt u wijzigingen aanbrengen in de
zwart, matrix en andere parameters om een
"look" (uiterlijk) te creëren gebaseerd op het
basisuiterlijk.
Matrix
:
Uiterlijk
U kunt ook snel een ander uiterlijk selecteren
door verschillende combinaties van
instellingen in scene-bestanden op te slaan.
De camcorder wordt geleverd met in totaal zes
presets voor uiterlijk.
Zwart
Basisuiterlijk
Een uiterlijk selecteren
1 Druk op de multifunctionele regelaar als
het scherm shooting wordt weergegeven.
2 Selecteer het pictogram
(scènebestand).
3 Druk op de multifunctionele regelaar.
4 Selecteer het gewenste uiterlijk in het
menu en druk op de multifunctionele
regelaar.
[Tips]
De volgende presets zijn standaard vanuit de fabriek
U kunt ook een uiterlijk selecteren met Scene File
(pagina 14) op het scherm Main Status of Scene
File >Recall (pagina 89) in het menu Paint/Look
van het hoofdmenu. U kunt ook een presetuiterlijk
oproepen met Scene File >Preset Recall.
(Niet geregistreerd)
(Niet
geregistreerd)
(Niet
geregistreerd)
(Niet
geregistreerd)
Een gewenst basisuiterlijk
importeren
U kunt een 3D LUT-bestand, dat op een
computer of een ander apparaat is gemaakt,
importeren als basisuiterlijk. Er kunnen
maximaal 16 bestanden worden geïmporteerd.
Bestandsindeling: CUBE-bestand (*.cube)
voor een 17-punt of 33-punt 3D LUT
gemaakt met Catalyst Browse, RAW Viewer,
of DaVinci Resolve* (van Blackmagic Design
Pty. Ltd.).
* Gecontroleerd met Resolve V9.0, V10.0 en V11.0.
Invoerkleurbereik/Gamma: S-Gamut3.
Cine/S-Log3 of S-Gamut3/S-Log3
1 Sla het 3D LUT-bestand op de computer of
andere apparaat in de gespecificeerde
map of het opnamemedium op.
Opnamemedia
SDXC/PRIVATE/SONY/PRO/LUT/
CFexpress
Type A
Map naar pad
/SONY/PRO/LUT/
2 Plaats het opnamemedium waarop 3D
LUT-bestanden zijn opgeslagen in de
kaartsleuf CFexpress Type A/SD Card (B).
3 Selecteer Base Look >Import
(pagina 89) in het menu Paint/Look van
het hoofdmenu.
4 Selecteer een importbestemming.
5 Selecteer een 3D LUT-bestand om te
importeren.
Volg de instructies op het scherm. De
camcorder behandelt een 3D LUT-bestand
als een basisuiterlijk.
6 Selecteer het geïmporteerde 3D LUT-
bestand met Base Look >Select
(pagina 89) in het menu Paint/Look van
het hoofdmenu.
7 Configureer Base Look >Input en Output
(pagina 89) in het menu Paint/Look van
het hoofdmenu om de attributen aan te
passen aan het geïmporteerde 3D LUTbestand.
Aanpassen voor onderbelichting
Als er een tendens voor onderbelichting is als
automatische belichting is geselecteerd bij
gebruik van het geïmporteerde basisuiterlijk,
pas dan Base Look >AE Level Offset
(pagina 89) in het menu Paint/Look aan.
[Opmerkingen]
Het zojuist geïmporteerde 3D LUT-bestand verandert
het beeld niet. Laad het geïmporteerde 3D LUTbestand met Base Look >Select (pagina 89) in het
menu Paint/Look van het hoofdmenu.
Als Input niet correct is ingesteld, wordt het juiste
uiterlijk niet bereikt.
De instellingen van de menu-onderdelen Input,
Output en AE Level Offset worden toegepast op
het geselecteerde basisuiterlijk met Select. Als er
meerdere 3D LUT-bestanden zijn geïmporteerd,
selecteer dan Select voor elk 3D LUT-bestand en
configureer Input, Output en AE Level Offset voor elk
bestand afzonderlijk.
De geconfigureerde instellingen voor Input, Output
en AE Level Offset worden voor elk 3D LUT-bestand
opgeslagen.
De basisuiterlijk/LUT selectie-opties voor
geïmporteerde 3D LUT-bestanden zijn gebruikelijk
voor SDR(BT.709)/HDR(HLG)/Cine EI-modi, maar
kleurbereik- en gammaconversie worden niet
uitgevoerd volgens deze modi.
3D LUT-bestanden worden niet gewist als All Reset>
Reset wordt uitgevoerd in het menu Maintenance van
het hoofdmenu.
3. Filmen: Filmen met het gewenste uiterlijk
57
Een uiterlijk aanpassen
U kunt het uiterlijk aanpassen gebaseerd op
het basisuiterlijk met de Matrix en andere
configuratie-onderdelen in het menu Paint/
Look van het hoofdmenu. Zie voor details over
elk configuratieonderdeel pagina 89.
Sluit uw camcorder aan op een tv of monitor
en pas de beeldkwaliteit aan terwijl u het
beeld bekijkt op de tv of het monitorscherm.
[Opmerking]
Als u een 3D LUT-bestand importeert en op het beeld
toepast, wordt het gewenste beeld dat in het 3D
LUT-bestand is gedefinieerd niet bereikt als Matrix en
andere instellingen dan die van het basisbeeld in het
menu Paint/Look zijn gewijzigd. U kunt alle aangepaste
instellingen resetten met Reset Paint Settings >Reset
without Base Look (pagina 89) in het menu Paint/
Look van het hoofdmenu.
Een uiterlijk opslaan
U kunt het huidige uiterlijk opslaan als een
scene-bestand in het interne geheugen met
Scene File >Store (pagina 89) in het menu
Paint/Look van het hoofdmenu.
U kunt snel opslaan met handelingen in het
directmenu vanaf het filmscherm.
[Opmerkingen]
Als u een ander uiterlijk selecteert zonder het huidige
uiterlijk op te slaan, wordt het huidige uiterlijk
verworpen.
Scènebestanden worden niet gewist als All Reset>
Reset(pagina 106) wordt uitgevoerd in het menu
Maintenance van het hoofdmenu.
[Tip]
U kunt de preset scene-bestanden overschrijven.
Om een preset scene-bestand te herstellen, laadt u
het uiterlijk dat moet worden hersteld met Scene File
>Preset Recall (pagina 89) in het menu Paint/Look
van het hoofdmenu en slaat u de scene vervolgens op
met Scene File >Store.
Een opgeslagen uiterlijk verwijderen
U kunt een scene-bestand verwijderen dat
in het interne geheugen is opgeslagen met
Scene File >Delete (pagina 89) in het menu
Paint/Look van het hoofdmenu.
[Tip]
Na wissen wordt het niet langer weergegeven in het
directmenu.
Een basisuiterlijk verwijderen
U kunt een geïmporteerd 3D LUT-bestand
verwijderen met Base Look >Delete
(pagina 89) in het menu Paint/Look van het
hoofdmenu.
U kunt alle geïmporteerde 3D LUT-bestanden
verwijderen met Base Look >Delete All
(pagina 89) in het menu Paint/Look van het
hoofdmenu.
[Opmerkingen]
Controleer voor het verwijderen of het basisuiterlijk
niet wordt gebruikt in een scene-bestand. Als een
basisuiterlijk wordt verwijderd dat in gebruik is, wordt
het uiterlijk van de betreffende scene-bestanden
incorrect.
Geïmporteerde 3D LUT-bestanden worden niet gewist
als All Reset >Reset (pagina 106) wordt geselecteerd
in het menu Maintenance.
Een verwijderd basisuiterlijk kan niet langer
worden gebruikt als een LUT in de modus Cine EI
(pagina 58).
3. Filmen
58
Filmen met uiterlijkaanpassing in postproductie
Door de camcorder in Cine EI-modus te
gebruiken en gradaties gelijkmatig op te
nemen van donkere gebieden naar lichte
gebieden, kunt u fijnaanpassingen maken,
zoals het lokaal herstellen van de gradaties
van donkere gebieden en lichte gebieden, in
postproductie.
Echter, bij het bekijken van de opgenomen
beelden op een conventionele monitor
is het algehele contrast laag, waardoor
scherpstellings- en belichtingsaanpassingen
moeilijk worden.
U kunt een LUT toepassen op een
monitordoel op de camcorder om te helpen
bij verschillende aanpassingen tijdens het
filmen. U kunt ook een LUT toepassen op de
afspeelvideo om het voltooide resultaat te
controleren.
LUTs worden toegepast door de volgende
systemen. Maar er kan slechts één LUT
worden toegepast.
SDI-uitgang en HDMI-uitgang
Zoeker en proxy-beelden, streaming
Video opgenomen op opnamemedia
Een LUT toepassen op het
zoekerbeeld
1 Druk op de knop MENU om het scherm
Monitoring Status weer te geven.
3 Selecteer On of Off.
[Opmerkingen]
De instelling LUT On/Off van VF wordt ook toegepast
op proxy file en streaming video.
Gammaweergave-assistent is beschikbaar tijdens
gebruik van scherpstellingsvergroting.
[Tips]
U kunt ook instellen met LUT On/Off >VF/Proxy/
Stream (pagina 80) in het menu Shooting van het
hoofdmenu.
SDI/HDMI kan identiek aan VF worden ingesteld.
Voor video op opnamemedia kunt u LUT On/Off
>Internal Rec (pagina 80) in het menu Shooting van
het hoofdmenu instellen.
Een LUT wijzigen
1 Druk op de knop MENU om het scherm
Monitoring Status weer te geven.
2 Selecteer het veld Base Look/LUT.
[Tips]
U kunt ook een 3D LUT-bestand importeren en
toepassen. s709, 709(800%), of S-Log3 kan worden
geselecteerd voor het basisuiterlijk. Zie voor details
“Een gewenst basisuiterlijk importeren” (pagina 56)
en “Een basisuiterlijk verwijderen” (pagina 57).
Het basisuiterlijk kan ook worden ingesteld met Base
Look >Select (pagina 89) in het menu Paint/Look
van het hoofdmenu.
De verdeling van donkere en lichte
gebieden in opgenomen video
wijzigen
U kunt de verdeling van donkere gebieden en
lichte gebieden wijzigen, bijvoorbeeld als u
prioriteit wilt geven aan de toon van donkere
gebieden boven lichte gebieden, door de
Exposure Index te wijzigen ten opzichte van
de basisgevoeligheid.
1 Pas een LUT toe op het zoekerbeeld
(pagina 58).
2 Druk op de knop MENU om het scherm
Camera Status weer te geven.
3 Stel de velden L/M/H van Eposure index
in.
De afzonderlijke instellingen worden
toegewezen aan de L/M/H-posities van
de schakelaar ISO/GAIN (pagina 5).
[Opmerking]
Gammaweergave-assistent is beschikbaar tijdens
gebruik van scherpstellingsvergroting. De instelling
voor Exposure Index wordt niet toegepast op de
gammaweergave-assistent.
[Tips]
De belichting kan ook worden aangepast met ISO/
Gain/EI >Exposure Index (pagina 76) in het menu
Shooting van het hoofdmenu.
De tweede numerieke waarde van de instelling
geeft aan hoeveel stappen helderheidinformatie zijn
toegewezen voor lichte gebieden (helderheid hoger
dan 18% grijs). Gebieden die lichter zijn dan dat, zijn
overbelicht.
Voorbeeld: In "400EI/5.0E" zijn 5,0 stappen
toegewezen aan de lichte zijde.
U kunt dit ook als een leidraad gebruiken om de toon
van donkere en lichte gebieden tijdens het filmen
te controleren. Bijvoorbeeld, als de M-positie de
basisgevoeligheid is, L-positie is min 2 stappen en
H-positie is plus 2 stappen, kunt u controleren door
de ISO/GAIN om te schakelen. Vergeet niet terug te
gaan naar de M-positie na het controleren van de
belichting.
2 Selecteer de kolom Gamut/Gamma in de
rij VF.
3 Selecteer de LUT in de basisuiterlijklijst die
moet worden toegepast.
4 Selecteer de waarde voor Exposure index
die moet worden toegepast met de
schakelaar ISO/GAIN.
5 Pas de belichting van het zoekerbeeld op
de juiste manier aan.
3. Filmen
59
RAW video opnemen
U kunt het RAW-video-uitgangssignaal van
de SDI OUT- of HDMI OUT-aansluiting van
de camcorder opnemen naar een externe
recorder die wordt ondersteund.
Opnemen vanaf de SDI OUTaansluiting
1 Sluit een externe RAW recorder aan op de
SDI OUT-aansluiting van de camcorder.
2 Stel de filmmodus in het scherm status
Project (pagina 15) of Base Setting
>Shooting Mode (pagina 82) in het
menu Project van het hoofdmenu in op
Cine EI.
3 Stel de scanmodus (alleen FF) in met
Imager Scan op het scherm status Project
of Rec Format >Imager Scan Mode
(pagina 82) in het menu Project van het
hoofdmenu.
4 Stel een codec in die RAW ondersteunt
met het scherm status Project of Rec
Format >Codec (pagina 82) in het menu
Project van het hoofdmenu.
Als u RAW & XAVC-I selecteert, wordt
tegelijkertijd video naar de externe RAW-
recorder opgenomen en naar de
geheugenkaarten in de camcorder.
5 Stel de resolutie in met het scherm status
Project of Rec Format >RAW Output
Format (pagina 82) in het menu Project
van het hoofdmenu.
6 Controleer of de externe recorder is
ingeschakeld, en druk dan op de
opnameknop START/STOP op de
camcorder.
[Opmerking]
Als de opname is gestart op de externe recorder,
zonder gebruik te maken van de opnameknop
START/STOP op de camcorder, worden de clips
mogelijk niet goed opgenomen.
De ondersteunde RAW uitvoerindelingen
worden hieronder weergegeven.
Systeemfrequentie
59.94/
50/
29.97/
25/
23.98
24RAW4096×2160
CodecRAW Output
Format
RAW4096×2160
3840×2160
RAW & XAVC-I4096×2160
3840×2160
RAW & XAVC-I4096×2160
Opnemen vanaf de HDMI OUTaansluiting
1 Sluit een externe RAW recorder aan op de
HDMI OUT-aansluiting van de camcorder.
2 Stel de filmmodus in het scherm status
Project (pagina 15) of Base Setting
>Shooting Mode (pagina 82) in het
menu Project van het hoofdmenu in op
Cine EI.
3 Stel de scanmodus (alleen FF) in met
Imager Scan op het scherm status Project
of Rec Format >Imager Scan Mode
(pagina 82) in het menu Project van het
hoofdmenu.
4 Stel de codec in op RAW(HDMI) met het
scherm status Project of Rec Format>
Codec (pagina 82) in het menu Project
van het hoofdmenu.
Als u RAW(HDMI) & XAVC-I selecteert,
wordt tegelijkertijd video naar de externe
RAW-recorder opgenomen en naar de
geheugenkaarten in de camcorder.
5 Controleer of de externe recorder is
ingeschakeld, en druk dan op de
opnameknop START/STOP op de
camcorder.
[Opmerking]
Als de opname is gestart op de externe recorder, zonder
gebruik te maken van de opnameknop START/STOP
op de camcorder, worden de clips mogelijk niet goed
opgenomen.
De ondersteunde RAW uitvoerindelingen
worden hieronder weergegeven.
Systeemfrequentie
59.94/
50/
29.97/
25/
23.98
Indicator opnamestatus
Als Display On/Off (pagina 93) >RAW
Output Control Status in het menu Monitoring
van het hoofdmenu is ingesteld op On, wordt
de RAW-opnamestatus aangegeven door een
pictogram in de zoeker.
CodecRAW Output
Format
RAW(HDMI)4240×2392
RAW(HDMI) &
XAVC-I
4240×2392
[Opmerking]
Het opnameregelsignaal wordt verzonden via de SDI
OUT-aansluiting van de camcorder, maar het is niet
mogelijk om de status van de externe recorder op te
vragen. Als gevolg hiervan kan de camcorder aangeven
dat RAW video-opname loopt als de externe recorder
eigenlijk niet opneemt. Controleer de indicator op de
externe recorder voor de correcte functioneringsstatus.
[Tip]
De instelling voor RAW Output Format wordt ook
weergegeven.
Slow & Quick Motion-opname
Als S&Q Motion >Setting in het menu
Shooting is op On ingesteld, wordt RAW
video opgenomen in de modus Slow & Quick
Motion.
Zie voor details over de ondersteunde
beeldsnelheden pagina 50.
[Opmerking]
Opnemen van Slow & Quick Motion vanaf de HDMI OUTaansluiting wordt niet ondersteund.
4. Netwerkfuncties
60
Verbinding maken met andere apparaten via LAN
De camcorder kan verbinding maken met
smartphones, tablets en andere apparaten via
een LAN-verbinding.
Na het tot stand brengen van een LANverbinding tussen een apparaat en de
camcorder is met de app “Content Browser
Mobile” het volgende mogelijk.
Bediening op afstand
U kunt de camcorder bedienen vanaf een
smartphone of tablet die is verbonden met
de camcorder via een LAN.
Bestandsoverdracht
U kunt een proxy-bestand (lage resolutie) of
een origineel bestand (hoge resolutie) dat
is opgenomen op een geheugenkaart in de
camcorder verzenden naar de server via een
LAN.
Videocontrole
U kunt het camerabeeld of de afgespeelde
video van de camcorder volgen met de app
“Content Browser Mobile” op een apparaat.
[Opmerking]
Monitoren van de video wordt niet ondersteund bij de
U kunt de camcorder op afstand bedienen
op het scherm van het apparaat terwijl u de
video van de camcorder bekijkt en u kunt de
instellingen van de camcorder configureren
met de toepassing "Content Browser Mobile".
Neem voor details over de app "Content Browser Mobile"
contact op met uw Sony verkoopvertegenwoordiging.
Gebruikersnaam en wachtwoord
instellen
Stel de gebruikersnaam en het wachtwoord
van de camcorder in om de netwerkfunctie te
gebruiken.
1 Stel Access Authentication >User Name
(pagina 102) in het menu Network van
het hoofdmenu in.
2 Stel Access Authentication>Input
Password (pagina 102) in het menu
Network van het hoofdmenu in.
[Tips]
U kunt ook automatisch een wachtwoord laten
genereren. Voer Generate Password uit in plaats
van Input Password.
De gebruikersnaam, het wachtwoord, de tekst en
de QR-code kunnen zichtbaar worden gemaakt
met Show Settings.
[Opmerking]
Let erop dat andere mensen de QR-code en het
wachtwoord niet kunnen zien.
Verbinding tot stand brengen in
draadloze LAN-toegangspuntmodus
De camcorder werkt als een toegangspunt en
maakt verbinding met een apparaat via een
draadloos LAN.
Smartphone/tablet
Verbinding maken met een NFCcompatibel apparaat via één druk op de
knop
Met apparaten die NFC (verbinding via één
druk op de knop) ondersteunen kan via
herkenning op korte afstand (NFC) verbinding
worden gemaakt.
1 Open [Settings] op het apparaat, selecteer
[More] en plaats een vinkje in het
selectievakje NFC.
2 Schakel de camcorder in.
3 Activeer de NFC-functie.
Houd (gedurende 3 seconden) een
toewijsbare knop ingedrukt die is
toegewezen aan NFC of selecteer Wireless
LAN >NFC in het menu Network om de
NFC verbindingsmodus te activeren.
De NFC-functie is alleen beschikbaar als
op het scherm verschijnt.
4 Raak de camcorder aan met het apparaat.
Het apparaat maakt verbinding met de
camcorder en "Content Browser Mobile"
wordt gestart.
[Opmerkingen]
Schakel ook eerst slaapmodus en
schermvergrendeling uit.
Houd het apparaat stil en laat het contact maken
tot de app "Content Browser Mobile" start (1 tot
2 seconden).
4. Netwerkfuncties: Verbinding maken met andere apparaten via LAN
61
Verbinding maken met een WPScompatibel apparaat
Apparaten die WPS ondersteunen kunnen
verbinding maken met behulp van WPS.
1 Selecteer Wireless LAN >Setting >Access
Point Mode in het menu Network van het
hoofdmenu.
2 Selecteer Wireless LAN >WPS >Execute in
het menu Network van het hoofdmenu.
3 Open de netwerkinstellingen of wifi-
instellingen van het apparaat en schakel
wifi in.
4 Selecteer de SSID van de camcorder in de
SSID-lijst in Wi-Fi Network op het apparaat
en selecteer vervolgens WPS drukknop in
de opties van het apparaat dat moet
worden verbonden.
[Opmerkingen]
De werkwijze verschilt, afhankelijk van het
apparaat.
Controleer voor de SSID en het wachtwoord van
de camcorder AP Mode Settings >Camera SSID
& Password (pagina 102) in het menu Network
van het hoofdmenu.
5 Verbinding maken met de app Content
Browser Mobile.
[Tip]
U kunt de gegevens die nodig zijn om de camcorder
te verbinden bekijken met Access Authentication>
Show Settings(pagina 102) in het menu Network
van het hoofdmenu.
Verbinding maken door invoeren van
een SSID en wachtwoord op een
apparaat
U kunt de camcorderverbinding laten maken
met een ander apparaat door de SSID en het
wachtwoord van de camcorder in te voeren.
1 Selecteer Wireless LAN >Setting >Access
Point Mode in het menu Network van het
hoofdmenu.
2 Open de netwerkinstellingen of wifi-
instellingen van het apparaat en schakel
wifi in.
3 Breng de verbinding tussen het apparaat
en de camcorder tot stand door de SSID
van de camcorder te selecteren in de lijst
in Wi-Fi Network en het wachtwoord in te
voeren.
Controleer voor de SSID en het
wachtwoord van de camcorder AP Mode
Settings >Camera SSID & Password
(pagina 102) in het menu Network.
[Opmerking]
De werkwijze verschilt, afhankelijk van het
apparaat.
4 Verbinding maken met de app Content
Browser Mobile.
[Tip]
U kunt de gegevens die nodig zijn om de camcorder
te verbinden bekijken met Access Authentication>
Show Settings(pagina 102) in het menu Network
van het hoofdmenu.
Verbinding maken met behulp
van draadloos LAN in
stationmodus
De camcorder maakt verbinding met een
bestaand toegangspunt op het draadloos LAN
als een client. De camcorder en het apparaat
maken verbinding via het toegangspunt.
De 10 toegangspunten waarmee het laatst
verbinding is gemaakt worden weergegeven
in de geschiedenis.
De verbindingsgeschiedenis wordt
opgeslagen in een ALL-bestand, maar
de toegangswachtwoorden worden niet
opgeslagen. Na het laden van het ALL-bestand
is bij het tot stand brengen van de volgende
verbinding wachtwoordinvoer vereist.
Smartphone/
tablet
Toegangspunt
Computer
Verbinding maken met een
toegangspunt met behulp van WPS
Als het toegangspunt compatibel is met de
WPS-functie, kunt u verbinding maken met het
toegangspunt met eenvoudige instellingen.
1 Schakel het toegangspunt in.
2 Schakel de camcorder in.
3 Selecteer Wireless LAN >Setting > Station
Mode in het menu Network van het
hoofdmenu.
4 Selecteer ST Mode Settings >Camera
Remote Control (pagina 103) >Enable in
het menu Network van het hoofdmenu.
5 Selecteer Wireless LAN >WPS >Execute in
het menu Network van het hoofdmenu.
6 Druk op de WPS-knop op het
toegangspunt.
Raadpleeg voor details over de werking
van de WPS-knop de gebruiksaanwijzing
van het toegangspunt.
Als de verbinding is gelukt, geeft het
pictogram indicator netwerkstatus een
sterkte van 1 of hoger weer op het
zoekerscherm.
[Opmerking]
Als de verbinding mislukt, voer de stappen vanaf
stap 1 dan opnieuw uit.
7 Maak met het apparaat verbinding met
het toegangspunt.
Raadpleeg voor details over verbinden de
gebruiksaanwijzing van het apparaat.
8 Start de app “Content Browser Mobile” op
een apparaat en selecteer de camcorder.
4. Netwerkfuncties: Verbinding maken met andere apparaten via LAN
62
[Tip]
U kunt de gegevens die nodig zijn om de camcorder
te verbinden bekijken met Access Authentication>
Show Settings(pagina 102) in het menu Network
van het hoofdmenu.
Verbinding maken met de automatische
detectiefunctie voor toegangspunten
1 Voer de stappen 1 t/m 3 uit in “Verbinding
maken met een toegangspunt met
behulp van WPS” (pagina 61).
2 Selecteer ST Mode Settings >Scan
Networks (pagina 103) >Execute in het
menu Network van het hoofdmenu.
De camcorder start detectie van
verbindingsbestemmingen.
Mogelijke gevonden bestemmingen
worden weergegeven in een lijst.
3 Kies een bestemming uit de lijst.
Het netwerkdetailscherm (toegangspunt)
verschijnt. De geselecteerde verbinding
wordt weergegeven in SSID.
4 Selecteer Password en voer het
wachtwoord voor het toegangspunt in op
het wachtwoordinvoerscherm om
verbinding te maken.
Het selecteren van een SSID in de
verbindingsgeschiedenis configureert
automatisch de instellingen, waaronder
het wachtwoord.
Stel het wachtwoord in om naar het
netwerkdetailscherm (toegangspunt)
terug te gaan.
5 Configureer de volgende
verbindingsinstellingen.
DHCP
Stel DHCP in.
Als dit is ingesteld op On wordt het
IP-adres automatisch aan de camcorder
toegewezen.
Op Off instellen om het IP-adres
handmatig aan de camcorder toe te
wijzen.
IP Address
Voer het IP-adres van het apparaat in.
Deze instelling is alleen beschikbaar als
DHCP is ingesteld op Off.
Subnet Mask
Voer het subnetmasker in voor het
apparaat.
Deze instelling is alleen beschikbaar als
DHCP is ingesteld op Off.
Gateway
Voer de gateway voor het toegangspunt
in.
Deze instelling is alleen beschikbaar als
DHCP is ingesteld op Off.
DNS Auto
Stelt in of DNS automatisch moet
worden verkregen.
Als dit is ingesteld op On wordt het
DNS-adres automatisch verkregen. Deze
instelling is alleen beschikbaar als DHCP
is ingesteld op On.
Primary DNS Server
Voer de primaire DNS-server voor het
toegangspunt in.
Deze instelling is alleen beschikbaar als
DNS Auto is ingesteld op Off.
Secondary DNS Server
Voer de secundaire DNS-server voor het
toegangspunt in.
Deze instelling is alleen beschikbaar als
DNS Auto is ingesteld op Off.
6 Selecteer na voltooiing Connect om
verbinding te maken met het
toegangspunt.
7 Maak met het apparaat verbinding met
het toegangspunt.
Raadpleeg voor details over verbinden de
gebruiksaanwijzing van het apparaat.
8 Start de app “Content Browser Mobile” op
een apparaat en selecteer de camcorder.
[Tip]
U kunt de gegevens die nodig zijn om de camcorder
te verbinden bekijken met Access Authentication>
Show Settings(pagina 102) in het menu Network
van het hoofdmenu.
Handmatig verbinding maken door de
gegevens van het toegangspunt in te
voeren
1 Voer de stappen 1 t/m 3 uit in “Verbinding
maken met een toegangspunt met
behulp van WPS” (pagina 61).
2 Selecteer ST Mode Settings >Manual
Register (pagina 104) >Execute in het
menu Network van het hoofdmenu.
Het netwerkdetailscherm (toegangspunt)
verschijnt kort.
3 Configureer de volgende
verbindingsinstellingen.
SSID
Voer de SSID in voor het
verbindingstoegangspunt.
Security
Geselecteerde versleutelingsmethode.
Password
Voer het wachtwoord in voor de
verbinding met het toegangspunt.
DHCP
Stel DHCP in.
Als dit is ingesteld op On wordt het
IP-adres automatisch aan de camcorder
toegewezen.
Op Off instellen om het IP-adres
handmatig aan de camcorder toe te
wijzen.
IP Address
Voer het IP-adres van het apparaat in.
Deze instelling is alleen beschikbaar als
DHCP is ingesteld op Off.
Subnet Mask
Voer het subnetmasker in voor het
apparaat.
Deze instelling is alleen beschikbaar als
DHCP is ingesteld op Off.
Gateway
Voer het adres in van de gateway.
Deze instelling is alleen beschikbaar als
DHCP is ingesteld op Off.
DNS Auto
Stelt in of DNS automatisch moet
worden verkregen.
Als dit is ingesteld op On wordt het
DNS-adres automatisch verkregen. Deze
instelling is alleen beschikbaar als DHCP
is ingesteld op On.
Primary DNS Server
Voer het adres in van de primaire DNSserver.
Deze instelling is alleen beschikbaar als
DNS Auto is ingesteld op Off.
Secondary DNS Server
Voer het adres in van de secondaire
DNS-server.
Deze instelling is alleen beschikbaar als
DNS Auto is ingesteld op Off.
4 Selecteer na voltooiing Connect om
verbinding te maken met het
toegangspunt.
5 Maak met het apparaat verbinding met
het toegangspunt.
Raadpleeg voor details over verbinden de
gebruiksaanwijzing van het apparaat.
6 Start de app “Content Browser Mobile” op
een apparaat en selecteer de camcorder.
[Tip]
U kunt de gegevens die nodig zijn om de camcorder
te verbinden bekijken met Access Authentication>
Show Settings(pagina 102) in het menu Network
van het hoofdmenu.
4. Netwerkfuncties
63
Verbinding met internet
U kunt met de camcorder verbinding maken
met internet met behulp van USB-tethering,
bekabeld LAN of draadloos LAN.
Stel van tevoren de gebruikersnaam
en het wachtwoord van de camcorder
in(pagina 60).
Verbinding maken met USB-tethering
U kunt met het apparaat verbinding maken
met een smartphone via een USB-kabel en
vervolgens met de smartphone verbinding
maken met internet.
Smartphone-communicatie configureren
Schakel tethering-communicatie in op de
smartphone.
Raadpleeg voor details de gebruiksaanwijzing
van de smartphone.
Een smartphone op de camcorder
aansluiten
Sluit een USB-kabel aan op de USB-Caansluiting (pagina 7) van de camcorder
en sluit deze kabel vervolgens aan op de
smartphone.
[Opmerkingen]
Sluit de smartphone alleen aan of koppel deze los als
de camcorder is uitgeschakeld.
USB-tethering kan niet worden gebruikt als de
smartphone is verbonden via een USB-hub.
USB-tethering kan niet worden gebruikt als een
computer is verbonden met de USB/multi-aansluiting
(pagina 7).
Verbinding maken met een netwerk
1 Schakel de camcorder in.
2 Stel Modem >Setting (pagina 104) in het
menu Network van het hoofdmenu in op
On.
Werking van de smartphone activeren
U kunt de camcorder op afstand bedienen
met de app “Content Browser Mobile” op een
smartphone die is aangesloten met een USBkabel.
1 Stel Modem>Camera Remote
Control(pagina 104) in op Enable in het
menu Network van het hoofdmenu.
2 Start de app “Content Browser Mobile” op
een smartphone en selecteer de
camcorder.
[Tip]
U kunt de gegevens die nodig zijn om de camcorder
te verbinden met de app Content Browser Mobile
bekijken met Access Authentication>Show
Settings(pagina 102) in het menu Network van
het hoofdmenu.
Verbinding maken met behulp
van draadloze LAN-stationmodus
(wifi-stationmodus)
U kunt met de camcorder verbinding met
het internet maken in wifi-stationmodus
door middel van een optionele wifi-router
of door wifi-tethering te gebruiken op een
smartphone.
Maak verbinding met de wifi-router of het
apparaat zoals beschreven in “Verbinding
maken met behulp van draadloos LAN in
stationmodus” (pagina 61).
Smartphone/
tablet
Smartphone/
tablet
Wifi-router
Computer
Internet
Internet
Verbinding maken behulp van een
LAN-kabel
U kunt verbinding maken met internet door de
bekabelde LAN-aansluiting van een bekabelde
LAN-adapter (optie) verbonden met de USBC-aansluiting (pagina 7) van de camcorder
met een LAN-kabel aan te sluiten op een wifirouter (optie).
Smartphone/
tablet
Wifi-router
Adapter voor
bekabeld LAN
Computer
Internet
4. Netwerkfuncties: Verbinding met internet
64
LAN-kabelverbindingen en instellingen
bekabeld LAN
1 Sluit een bekabelde LAN-adapter aan op
de USB-C-aansluiting van de camcorder.
2 Sluit de bekabelde LAN-aansluiting van de
bekabelde LAN-adapter aan op een
wifi-router met een LAN-kabel.
3 Schakel de camcorder in.
4 Stel Wired LAN >Setting (pagina 104) in
het menu Network van het hoofdmenu in
op On.
DNS Auto
Stelt in of DNS automatisch moet
worden verkregen.
Als dit is ingesteld op On wordt het
DNS-adres automatisch verkregen. Deze
instelling is alleen beschikbaar als DHCP
is ingesteld op On.
Primary DNS Server
Voer het adres in van de primaire DNSserver.
Deze instelling is alleen beschikbaar als
DNS Auto is ingesteld op Off.
Secondary DNS Server
Voer het adres in van de secondaire
DNS-server.
Deze instelling is alleen beschikbaar als
DNS Auto is ingesteld op Off.
5 Configureer verbindingsinstellingen met
Wired LAN >Detail Settings (pagina 104)
in het menu Netwerk.
DHCP
Stel DHCP in.
Als dit is ingesteld op On wordt het
IP-adres automatisch aan de camcorder
toegewezen.
Op Off instellen om het IP-adres
handmatig aan de camcorder toe te
wijzen.
IP Address
Voer het IP-adres van het apparaat in.
Deze instelling is alleen beschikbaar als
DHCP is ingesteld op Off.
Subnet Mask
Voer het subnetmasker in voor het
apparaat.
Deze instelling is alleen beschikbaar als
DHCP is ingesteld op Off.
Gateway
Voer het adres in van de gateway.
Deze instelling is alleen beschikbaar als
DHCP is ingesteld op Off.
6 Klik na voltooiing op Set om de
instellingen toe te passen.
[Opmerkingen]
Selecteer altijd Set naar het wijzigen van
verbindingsinstellingen. De instellingen worden niet
toegepast als Set niet is geselecteerd.
Gebruik een bekabelde LAN-adapter van het type
USB C. Gebruik van een adapter die compatibel is
met Gigabit Ethernet wordt geadviseerd. Correcte
werking met alle apparaten kan echter niet worden
gegarandeerd.
Een bekabelde USB-LAN-adapter (optie) kan niet
worden gebruikt als een computer is verbonden met
de USB/multi-aansluiting (pagina 7).
De ingebouwde wifi-communicatiefunctie kan
worden beïnvloed, afhankelijk van het model van de
bekabelde LAN-adapter (optie).
Bediening met een smartphone
inschakelen via een bekabeld LAN
Om de camcorder op afstand te kunnen
gebruiken met de app Content Browser Mobile
op een smartphone via wifi over een wifirouter die is aangesloten via een bekabeld
LAN, stelt u Wired LAN>Camera Remote
Control(pagina 104) in het menu Network
van het hoofdmenu in op Enable.
4. Netwerkfuncties
65
Bestanden uploaden
U kunt een proxy-bestand of een origineel
bestand dat is opgenomen op de camcorder
uploaden naar een server op internet, of
een server op een lokaal netwerk, via een
smartphone of toegangspunt.
Voorbereidingen
Verbinding maken met een netwerk
Breng verbinding van de camcorder met
internet of een lokaal netwerk tot stand zoals
beschreven in “Verbinding met internet”
(pagina 63) of “Verbinding maken met
andere apparaten via LAN” (pagina 60).
Een bestemming van een
bestandsoverdracht registreren
Registreer eerst de server voor het uploaden.
1 Selecteer File Transfer >Server Settings1
(of Server Settings2, Server Settings3) in
het menu Network van het hoofdmenu.
Het configuratiescherm
overdrachtsbestemming verschijnt.
2 Stel alle items in op het
configuratiescherm
overdrachtsbestemming.
Display Name
Voer de naam van de server in die moet
worden weergegeven in de
overdrachtsbestemmingslijst.
Service
Geeft het servertype weer.
"FTP": FTP-server
Host Name
Voer het adres van de server in.
Port
Voer het poortnummer van de server in
waarmee verbinding moet worden
gemaakt.
User Name
Voer de gebruikersnaam in.
Password
Voer het wachtwoord in.
Passive Mode
Schakel passieve modus in of uit.
Destination Directory
Voer de naam van de map op de
bestemmingsserver in.
[Opmerkingen]
Tijdens bewerking geeft "" tekens aan die niet
kunnen worden gewijzigd. Als deze tekens in een
mapnaam worden gebruikt kan correcte werking
niet worden gegarandeerd.
Als u wilt bewerken, verwijder dan alle tekens en
voer opnieuw een waarde in.
Als er voor de Destination Directory op de
bestemmingsserver tekens worden ingevoerd die
ongeldig zijn, worden bestanden verzonden naar
de hoofdmap van de gebruiker. Welke tekens
ongeldig zijn verschilt, afhankelijk van de server.
Using Secure Protocol
Stel in of veilig FTP-uploaden moet
worden gebruikt.
Root Certificate
Laad/wis een certificaat.
Load
Selecteer Set in stap 3 om een CAcertificaat te importeren.
* Het certificaat dat moet worden geladen moet
de PEM-indeling hebben met de bestandsnaam
"certification.pem", en moet worden opgeslagen
in de hoofdmap van de geheugenkaart die is
geplaatst in de CFexpress Type A/SD-kaartsleuf
(B).
Clear
Selecteer Set in step3 om een CAcertificaat te wissen.
None
Geen certificaat laden of wissen.
[Opmerkingen]
Stel de klok van de camcorder in op de juiste tijd,
alvorens een CA-certificaat te importeren.
Bij opnemen in XAVC-I 4096×2160P/
3840×2160P 59.94/50P, kan Load niet worden
geselecteerd.
Bij weinig stroom kan Load/Clear niet worden
geselecteerd voor een CA-certificaat.
Root Certificate Status
Geeft de laadstatus van het certificaat
weer.
Reset
Herstel de instellingen van Server Settings
naar de standaardwaarden.
3 Klik na voltooiing op Set om de
instellingen toe te passen.
Selecteer altijd Set na het wijzigen van de
instellingen. De instellingen worden niet
toegepast als Set niet is geselecteerd.
Een bestand selecteren en
uploaden
U kunt voor overdracht naar de server proxybestanden of originele bestanden die zijn
opgenomen op geheugenkaarten selecteren.
Een proxy-bestand op een
geheugenkaart uit het
pictogrammenscherm uploaden
1 Maak verbinding tussen de camcorder en
apparaat met een LAN-verbinding
(pagina 60).
2 Selecteer Transfer Clip (Proxy) >Select Clip
in het menu Thumbnail van het
hoofdmenu.
De weergave schakelt over van het
hoofdmenu naar het
pictogrammenscherm.
Clips kunnen worden verzonden vanuit
het pictogrammenscherm of het
pictogrammenscherm met gefilterde clips.
3 Selecteer de clip die u wilt verzenden en
druk op de toets MENU.
Er verschijn een bevestigingsscherm voor
de overdracht.
4 Selecteer Execute.
Het proxy-bestand dat overeenkomt met
het geselecteerde bestand wordt
geregistreerd als een overdrachtsopdracht
en het uploaden begint.
Als de overdrachtsopdracht succesvol is
geregistreerd verschijnt het
resultaatscherm voor de overdracht.
5 Select OK.
4. Netwerkfuncties: Bestanden uploaden
66
Alle bestanden uploaden
Kies in stap 2 All Clips in plaats van Select Clip
om de proxy-bestanden te verzenden die
corresponderen met alle bestanden.
[Opmerking]
Er kunnen maximaal 200 bestanden worden verzonden.
Een origineel bestand op een
geheugenkaart vanuit het
pictogrammenscherm uploaden
1 Maak verbinding tussen de camcorder en
apparaat met een LAN-verbinding
(pagina 60).
2 Selecteer Transfer Clip >Select Clip in het
menu Thumbnail van het hoofdmenu.
De weergave schakelt over van het
hoofdmenu naar het
pictogrammenscherm.
Clips kunnen worden verzonden vanuit
het pictogrammenscherm of het
pictogrammenscherm met gefilterde clips.
3 Selecteer de clip die u wilt verzenden en
druk op de toets MENU.
Er verschijn een bevestigingsscherm voor
de overdracht.
4 Selecteer Execute.
Het geselecteerde bestand wordt
geregistreerd als een overdrachtsopdracht
en het uploaden begint.
Als de overdrachtsopdracht succesvol is
geregistreerd verschijnt het
resultaatscherm voor de overdracht.
[Opmerking]
Er kunnen maximaal 200 bestanden worden verzonden.
De bestandsoverdracht controleren
U kunt de status van de bestandsoverdracht
controleren door selecteren van File Transfer
>View Job List (pagina 105) in het menu
Network van het hoofdmenu.
U kunt ook de status van bestandsoverdracht
controleren vanuit het scherm van de app
Content Browser Mobile.
[Tip]
Als File Transfer >Auto Upload (Proxy) (pagina 105)
in het menu Network van het hoofdmenu is ingesteld
op On (aan) en er een netwerkverbinding bestaat,
worden proxy-bestanden automatisch ge-upload naar
de server die is opgegeven bij Default Upload Server
(pagina 105) als de opname wordt beëindigd.
[Opmerkingen]
Er kunnen maximaal 200 overdrachtstaken worden
geregistreerd.
De joblijst wordt bewaard als de camcorder wordt
uitgeschakeld, maar maximaal 10 minuten van de
laatste voortgangsinformatie kan verloren gaan als de
accuset wordt verwijderd of als de camcorder wordt
uitgeschakeld zonder dat de POWER-schakelaar eerst
op STANDBY wordt gezet.
Opdrachten die zijn toegevoegd na het weergeven
van een lage-stroommelding.
Als er een fout optreedt tijdens de
bestandsoverdracht, wordt de overdracht van een
clip met dezelfde naam als een overgedragen clip
mogelijk niet hervat, afhankelijk van de instellingen
en status van de bestemmingsserver voor overdracht.
Controleer in dit geval de instelling en status van de
transmissiebestemmingsserver.
Uploaden met veilige FTP
U kunt bestanden uploaden met versleuteling
met behulp van FTPS in Explicit mode
(FTPES) voor de verbinding met de
bestemmingsbestandsserver.
Veilige FTP-overdracht instellen
Voor veilige FTP-overdracht zet u Using Secure
Protocol op de bestemmingsbestandsserver
op ON en importeert u een certificaat.
Zie voor details over configuratie “Een
bestemming van een bestandsoverdracht
registreren” (pagina 65).
5 Select OK.
Alle bestanden uploaden
Kies All Clips in plaats van Select Clip in stap 2
om alle bestanden te verzenden.
5. Pictogrammenscherm
67
Pictogrammenscherm
Als u op de knop THUMBNAIL (pagina 5) drukt, worden de clips die zijn opgenomen op de geheugenkaart weergegeven als pictogrammen op het scherm.
U kunt een clip op het pictogrammenscherm selecteren en het afspelen van die clip starten. Het afspeelbeeld kan worden weergegeven in de zoeker of op een externe monitor.
Nogmaals op de knop THUMBNAIL drukken sluit het pictogrammenscherm weer en gaat terug naar het camerabeeld.
[Opmerking]
Alleen de clips die zijn opgenomen in de momenteel geselecteerde opname-indeling worden weergegeven op het pictogrammenscherm. Als een verwachte opgenomen clip niet wordt weergegeven, controleer dan de opname-indeling. Let
hier speciaal op vóór het formatteren (initialiseren) van media.
Schermindeling
Informatie over de clip op de cursorpositie wordt weergegeven aan de onderkant van het scherm.
Indicator momenteel geselecteerde geheugenkaart
(Er verschijnt een hangslot-pictogram als de card is
beveiligd.)
Cursor (geel)
Clipnummer/totaal aantal clips
1. Pictogram (indexafbeelding)
Geeft de indexafbeelding van de clip weer.
Als een clip wordt opgenomen, wordt het
eerste frame automatisch ingesteld als
indexafbeelding.
Clip/frame-informatie wordt weergegeven
onder het pictogram. U kunt de weergegeven
informatie wijzigen met Customize View
1
2
3
(pagina 98) >Thumbnail Caption in het
menu Thumbnail van het hoofdmenu.
2. Clipnaam
Geeft de naam van de geselecteerde clip
weer.
3. Video-opname-indeling
Geeft de bestandindeling van de
geselecteerde clip weer.
45
4. Speciale opname-informatie
Geeft de opname-indeling alleen weer
als de clip is opgenomen in een speciale
opnamemodus.
Voor Slow & Quick Motion-clips wordt
de beeldsnelheid aan de rechterkant
weergegeven.
5. Clipduur
6
6. Aanmaakdatum
5. Pictogrammenscherm
68
Clips afspelen
Opgenomen clips afspelen
U kunt opgenomen clips afspelen als de
camcorder in opnamestand-by (Stby) staat.
1
Plaats de geheugenkaart om af te spelen.
2
Druk op de knop THUMBNAIL.
3
Gebruik de keuzeschakelaar
(pagina 7) of multifunctionele
regelaar (pagina 5) om de cursor te
verplaatsen naar het pictogram voor de
gewenste clip.
4
Druk op de toepassingsknop van de
keuzeschakelaar of multifunctionele
regelaar.
Afspelen begint vanaf het begin van de
geselecteerde clip.
Afspelen kan worden bediend met de
volgende knoppen.
Druk op de toepassingsknop van de
keuzeschakelaar of de multifunctionele
regelaar:
afspelen pauzeren.
Nogmaals indrukken om terug te gaan
naar normaal afspelen.
Druk op de linker/rechter knop van de
keuzeschakelaar:
naar start van de huidige clip of van de
volgende clip springen.
De linker/rechter knop indrukken en
vasthouden:
vooruit/achteruit spoelen.
Na het loslaten van de knop wordt
normaal afspelen hervat.
Knop CANCEL/BACK:
Stopt afspelen en gaat terug naar de
modus opname-stand-by.
[Opmerkingen]
Er kan zich een tijdelijke onderbreking van het beeld
of stilstaand beeld voordoen bij de overgang tussen
clips. U kunt de camcorder niet tegelijk gebruiken.
Als u een clip selecteert in het pictogrammenscherm
en afspelen start, kan er zich een tijdelijke
onderbreking van het beeld bij de start van de
clip voordoen. Om het begin van de clip zonder
onderbreking te bekijken zet u de camcorder in de
modus afspelen, pauze, en gebruikt u de linker knop
van de keuzeschakelaar om naar het begin van de clip
terug te gaan. Start daarna het afspelen opnieuw.
5. Pictogrammenscherm
69
Clipfuncties
In het pictogrammenscherm kunt u de clips
bedienen of clipeigenschappen controleren in
het menu Thumbnail van het hoofdmenu.
Het menu Thumbnail (pagina 98) verschijnt
als u de knop MENU ingedrukt houdt en
Thumbnail selecteert.
Functies in het menu Thumbnail
Gebruik de keuzeschakelaar (pagina 7) of
de multifunctionele regelaar (pagina 5)
om een functie te selecteren, en druk
vervolgens op de toepassingsknop van de
keuzeschakelaar of de multifunctionele
regelaar.
Druk op de knop CANCEL/BACK (pagina 5)
om naar het vorige scherm te gaan.
[Opmerking]
Sommige onderdelen kunnen niet worden geselecteerd,
afhankelijk van de staat waarin het menu werd
weergegeven.
Menu-onderdelen voor
clipfuncties
Display Clip Properties
Set Clip Flag
Lock/Unlock Clip
Delete Clip
Transfer Clip
Transfer Clip (Proxy)
Filter Clips
Customize View
Zie voor details over menu-onderdelen
voor clipfuncties het menu Thumbnail
(pagina 98).
Clipeigenschappen weergeven
Selecteer Display Clip Properties
(pagina 98) in het menu Thumbnail om het
scherm clipeigenschappen weer te geven.
Clipvlaggen toevoegen
U kunt clipvlaggen (OK-, NG- of KPmarkeringen) aan clips toevoegen om
de weergave te filteren op clips die zijn
gebaseerd op de clipvlaggen.
Selecteer het pictogram voor de clip waar
u een vlag aan wilt toevoegen en selecteer
vervolgens de clipvlag met Set Clip Flag
(pagina 98) in het menu Thumbnail van het
hoofdmenu.
InstellingToegevoegde clipvlag
Add OKOK
Add NGNG
Add KEEPKP
[Tips]
U kunt ook een toewijsbare knop gebruiken die is
toegewezen aan de clipvlagfunctie om clipvlaggen
toe te voegen (pagina 49).
U kunt een OK-clipvlag(pagina 53) aan het
pictogram van de geselecteerde clip toevoegen door
op de knop Clip Flag(pagina 5) te drukken.
Weergeven van het gefilterde clippictogrammenscherm
Selecteer Filter Clips (pagina 98) in het
menu Thumbnail van het hoofdmenu en
selecteer een type clipvlag om alleen de clips
met die specifieke vlag weer te geven.
Selecteer All om alle clips weer te geven.
[Tip]
Met de knop DISPLAY kunt u de filters ook
opeenvolgend doorlopen.
Clips verwijderen
U kunt clips van een geheugenkaart
verwijderen.
Selecteer Delete Clip >Select Clip of All Clips in
het menu Thumbnail van het hoofdmenu.
Select Clip:
verwijdert de geselecteerde clip. Er
kunnen meerdere clips tegelijk worden
geselecteerd.
All Clips:
verwijdert alle weergegeven clips.
Wijzigen van de op het
pictogrammenscherm weergegeven
informatie
U kunt de weergegeven clip/frame-informatie
onder het pictogram wijzigen.
Selecteer Customize View >Thumbnail Caption
in het menu Thumbnail van het hoofdmenu
en selecteer de informatie die moet worden
weergegeven.
Date Time:
geeft de datum en de tijd weer waarop de
clip is gemaakt en het laatst is gewijzigd.
Time Code:
geeft de tijdcode weer.
Duration:
geeft de duur van de clip weer.
Sequential Number:
geeft een opeenvolgend getal weer voor
elk pictogram.
6. Menuweergave en instellingen
70
Configuratie en hiërarchie hoofdmenu
Houd de knop MENU ingedrukt om het
hoofdmenu in de zoeker weer te geven en
om diverse onderdelen te specificeren voor
filmen, opnemen en afspelen (het menu kan
ook worden weergegeven op een externe
monitor). Het hoofdmenu bestaat uit de
volgende menu's.
Menuconfiguratie
Menu User
Bevat menu-onderdelen die zijn
geconfigureerd door de gebruiker met
Edit User Menu.
Menu Edit User
Bevat menu-onderdelen voor bewerking
van het User-menu.
Menu Shooting
Bevat instellingen met betrekking tot
filmen.
Menu Project
Bevat basisinstellingen voor projecten.
Menu Paint/Look
Bevat instellingen met betrekking tot
beeldkwaliteit.
Menu TC/Media
Bevat instellingen met betrekking tot
tijdcodes en opnamemedia.
Menu Monitoring
Bevat instellingen met betrekking tot
video-uitvoer en het zoekerscherm.
Menu Audio
Bevat instellingen met betrekking tot
audio.
Menu Thumbnail
Bevat instellingen met betrekking tot
weergave van pictogrammen.
Menu Technical
Bevat instellingen voor technische
onderdelen.
Menu Network
Bevat instellingen met betrekking tot
netwerken.
Menu Maintenance
Bevat apparaatinstellingen, zoals de klok
en taal.
Hiërarchie hoofdmenu
User
(Fabrieksinstellingen)
Edit User MenuAdd Item
ShootingISO/Gain/EI
Base Setting
Focus
S&Q Motion
LUT On/Off
Simul Rec
Proxy Rec
Interval Rec
Assignable Button
Assignable Dial
Multi Function Dial
All File
Clip Name Format
Format Media
VF Setting
Zebra
Zoom
Menu Settings
Customize Reset
ND Filter
Shutter
Iris
Auto Exposure
White
White Setting
Offset White
Focus
S&Q Motion
LUT On/Off
Noise Suppression
Flicker Reduce
SteadyShot
ProjectBase Setting
Rec Format
Cine EI Setting
HDR Setting
Simul Rec
Proxy Rec
Interval Rec
Picture Cache Rec
SDI/HDMI Rec Control
Assignable Button
Assignable Dial
Multi Function Dial
User File
All File
Paint/LookScene File
Base Look
Reset Paint Settings
Black
Knee
Detail
Matrix
Multi Matrix
TC/MediaTimecode
TC Display
Users Bit
HDMI TC Out
Clip Name Format
Update Media
Format Media
Set Clip Flag
Lock/Unlock Clip
Delete Clip
Transfer Clip
Transfer Clip (Proxy)
Filter Clips
Customize View
TechnicalColor Bars
ND Dial
Tally
HOLD Switch Setting
Touch Operation
Rec Review
Zoom
Handle Zoom
Menu Settings
Menu Page On/Off
Fan Control
Lens
Video Light Set
APR
Camera Battery Alarm
Camera DC IN Alarm
6. Menuweergave en instellingen: Configuratie en hiërarchie hoofdmenu
71
NetworkAccess Authentication
Wireless LAN
AP Mode Settings
ST Mode Settings
Wired LAN
Modem
File Transfer
Network Reset
MaintenanceLanguage
Clock Set
All Reset
Hours Meter
Version
6. Menuweergave en instellingen
72
Handelingen hoofdmenu
Houd de knop MENU ingedrukt om het
hoofdmenu in de zoeker weer te geven om
specifieke instellingen te maken (het menu
kan ook worden weergegeven op een externe
monitor).
Functies in het hoofdmenu
Knop MENU (pagina 5)
Indrukken en vasthouden om het
hoofdmenu weer te geven. Nogmaals
indrukken als het hoofdmenu wordt
weergegeven om het menu te verbergen.
Keuzeschakelaar (8-voudig D-pad en
toepassingsknop) (pagina 7)
Druk op de knoppen van het 8-richtings-
D-pad om de cursor omhoog/omlaag/
naar links/naar rechts te verplaatsen om
menu-onderdelen of instellingen te
selecteren.
Druk op de toepassingsknop van de
keuzeschakelaar om het geselecteerde
onderdeel toe te passen.
Multifunctionele regelaar (pagina 5)
Draai de multifunctionele regelaar om de
cursor omhoog/omlaag te verplaatsen
om menu-onderdelen of instellingen te
selecteren.
Druk op de multifunctionele regelaar om
het geselecteerde onderdeel toe te
passen.
Knop CANCEL/BACK (pagina 5)
Indrukken om naar het vorige menu terug
te gaan. Een wijziging die niet compleet is
wordt geannuleerd.
[Opmerkingen]
Het hoofdmenu kan niet worden bediend in de
modus scherpstellingsvergroting (pagina 37).
Sommige onderdelen kunnen niet worden
geselecteerd, afhankelijk van de staat waarin het
menu werd weergegeven.
Menu-onderdelen instellen
Druk op de knoppen van het 8-richtings-Dpad of draai aan de multifunctionele regelaar
om de cursor naar het menu-onderdeel te
verplaatsen dat moet worden ingesteld.
Druk daarna op de toepassingsknop of de
multifunctionele regelaar om het onderdeel te
selecteren.
Het selectiegebied voor menu-onderdelen
geeft maximaal acht regels weer. Als alle
beschikbare opties voor een onderdeel niet
tegelijkertijd kunnen worden weergegeven,
verschuif dan het display door de cursor
omhoog en omlaag te verplaatsen.
Voor de subonderdelen met een groot
instelbereik (bijvoorbeeld –99 tot +99)
wordt het instelgebied niet weergegeven.
De huidige instelling wordt gemarkeerd om
aan te geven dat de waarde kan worden
gewijzigd.
Door [Execute] te selecteren voor een
functie wordt de betreffende functie
uitgevoerd.
Een onderdeel selecteren dat moet
worden bevestigd vóór uitvoering,
verbergt het menu tijdelijk en geeft een
bevestigingsmelding weer. Controleer de
melding en kies of de functie moet worden
uitgevoerd of niet.
Een reeks tekens invoeren
Als u een onderdeel selecteert waarvoor
tekens moeten worden ingevoerd,
zoals een bestandsnaam, verschijnt het
tekeninvoerscherm.
1
23
1 Druk op de knoppen van het 8-richtings-
D-pad of draai aan de multifunctionele
regelaar om een teken te selecteren en
pas vervolgens de instelling toe.
ABC: hoofdletters
abc: kleine letters
123: numerieke tekens
!#$: speciale tekens
2 Selecteer een teken van het gekozen
tekentype en pas vervolgens de instelling
toe.
De cursor gaat naar het volgende veld.
Space: voert een spatie in op de
cursorpositie.
/: verplaatst de positie van de cursor.
BS: verwijdert het teken links van de cursor
(backspace).
3 Als u klaar bent selecteert u [Done] en
past u de instelling toe.
De tekenreeks is bevestigd en het
tekeninvoerscherm verdwijnt.
Het menu vergrendelen en
ontgrendelen
U kunt het hoofdmenu vergrendelen, zodat
alleen het menu User wordt weergegeven.
In deze situatie kunnen geen instellingen
worden gewijzigd met de statusschermen.
Het menu vergrendelen
1 Houd de multifunctionele regelaar
ingedrukt en houd ook de knop MENU
ingedrukt.
2 Selecteer Menu Settings >User Menu with
Lock in het menu Technical.
[Opmerking]
Als u alleen de knop MENU ingedrukt houdt om
het normale hoofdmenu weer te geven, wordt User
Menu Only weergegeven bij Menu Settings in het
menu Technical. Houd de multifunctionele regelaar
ingedrukt en houd ook de knop MENU ingedrukt om
User Menu with Lock op te roepen.
3 Stel in op On, en druk op de
toepassingsknop of multifunctionele
regelaar.
Het zoekerscherm schakelt over naar het
scherm voor invoer van de cijfercode.
4 Voer een willekeurig getal in.
Voer een viercijferig nummer in het bereik
van 0000 t/m 9999 in. De
standaardwaarde is 0000.
Voer een cijfer in en druk op de
toepassingsknop of de multifunctionele
regelaar om de cursor naar het volgende
cijfer te verplaatsen.
Als alle cijfers zijn ingevoerd, verplaats de
cursor dan naar SET.
6. Menuweergave en instellingen: Handelingen hoofdmenu
73
5 Druk op de toepassingsknop of de
multifunctionele regelaar.
Het onderdeel is toegepast.
Er verschijnt een bevestigingsmelding en
het scherm schakelt over naar weergave
van het menu User.
Het menu ontgrendelen
1 Houd de multifunctionele regelaar
ingedrukt en houd ook de knop MENU
ingedrukt.
2 Selecteer Menu Settings >User Menu with
Lock in het menu User.
[Opmerking]
Als u alleen de knop MENU ingedrukt houdt om
het normale hoofdmenu weer te geven, wordt User
Menu Only weergegeven bij Menu Settings in het
menu Technical. Houd de multifunctionele regelaar
ingedrukt en houd ook de knop MENU ingedrukt
om User Menu with Lock op te roepen.
3 Stel in op Off, en druk op de
toepassingsknop of multifunctionele
regelaar.
Het zoekerscherm schakelt over naar het
scherm voor invoer van de cijfercode.
4 Voer de cijfercode in die is gebruikt om
het menu te vergrendelen.
Voer een cijfer in en druk op de
toepassingsknop of de multifunctionele
regelaar om de cursor naar het volgende
cijfer te verplaatsen.
Als alle cijfers zijn ingevoerd, verplaats de
cursor dan naar SET.
5 Druk op de toepassingsknop of de
multifunctionele regelaar.
Het onderdeel is toegepast.
Als de ingevoerde cijfercode overeenkomt
met de cijfercode die werd gebruikt om
het menu te vergrendelen, wordt het
menu ontgrendeld en weer weergegeven.
[Opmerkingen]
Als de ingevoerde cijfercode niet overeenkomt met
de cijfercode die werd gebruikt om het menu te
vergrendelen, wordt het menu niet ontgrendeld.
Het wordt geadviseerd om een notitie van de
cijfercode bij de hand te houden, voor het geval u
deze vergeet. Als u de cijfercode vergeet, neem dan
contact op met uw Sony servicevertegenwoordiger.
Als het menu wordt vergrendeld zonder dat
onderdelen uit het hoofdmenu in de volgende tabel
in het menu User worden geregistreerd, kunnen deze
functies niet worden toegewezen aan toewijsbare
knoppen.
Als deze functies zijn toegewezen aan toewijsbare
knoppen wordt de toewijsbare functie geforceerd
uitgeschakeld als het menu wordt vergrendeld.
Onderdeel
hoofdmenu
Shooting >ISO/Gain/EI
>Base Sensitivity,
Shooting >ISO/Gain/EI
>Base ISO
Shooting >Auto
Exposure >AGC
—Auto ND Filter
Shooting>Iris>Bokeh
Control
Shooting >Auto
Exposure >Auto Shutter
Shooting >Auto
Exposure >Level
Shooting >Auto
Exposure >Mode
Shooting >Auto
Exposure >Mode
Shooting >White >
Preset White
Shooting >Focus >
AF Transition Speed,
Shooting >Focus >
AF Subj. Shift Sens.
Shooting >Focus >
Focus Area
Selectie
toewijsbare knop
Base ISO/Sensitivity
AGC
Bokeh Control
Auto Shutter
Auto Exposure Level
Backlight
Spotlight
Preset White Select
AF Speed/Sens.
Focus Area
Onderdeel
hoofdmenu
Shooting >Focus >
Focus Area(AF-S)
Shooting >Focus >
Face/Eye Detection AF
Shooting >Focus >
Push AF Mode
Shooting >S&Q Motion
>Setting
Shooting >SteadyShot
>Setting
Project>Picture Cache
Rec>Setting
Technical >Rec Review
>Setting
Thumbnail >Set Clip
Flag >Add OK
Thumbnail >Set Clip
Flag >Add NG
Thumbnail >Set Clip
Flag >Add KEEP
Technical >Color Bars
>Setting
Monitoring >Display
On/Off >Lens Info
Monitoring >Display
On/Off >Video Signal
Monitor
Monitoring >Marker
>Setting
Monitoring >VF Setting
>Color Mode
Monitoring >Gamma
Display Assist >Setting
Monitoring >Peaking
>Setting
Monitoring >Zebra
>Setting
Audio >Audio Output
>Volume
Selectie
toewijsbare knop
Focus Area(AF-S)
Face/Eye Detection
AF
Push AF Mode
S&Q Motion
SteadyShot
Picture Cache Rec
Rec Review
Clip Flag OK
Clip Flag NG
Clip Flag Keep
Color Bars
Lens Info
Video Signal
Monitor
Marker
VF Mode
Gamma Display
Assist
Peaking
Zebra
Volume
Onderdeel
hoofdmenu
Technical >Touch
Operation >Setting
Technical >Handle
Zoom >Setting
Network >Wireless LAN
>NFC
Network >File Transfer
>Auto Upload (Proxy)
UserUser Menu
Selectie
toewijsbare knop
Touch Operation
Handle Zoom
NFC
Auto Upload (Proxy)
6. Menuweergave en instellingen
74
Menu User
Dit gedeelte beschrijft de functie en instelling van alle menu-onderdelen.
User
OnderdeelBeschrijving
Base SettingMenu-onderdeel Project >Base Setting
FocusMenu-onderdeel Shooting >Focus
S&Q MotionMenu-onderdeel Shooting >S&Q Motion
LUT On/OffMenu-onderdeel Shooting >LUT On/Off
Simul RecMenu-onderdeel Project >Simul Rec
Proxy RecMenu-onderdeel Project >Proxy Rec
Interval RecMenu-onderdeel Project >Interval Rec
Assignable ButtonMenu-onderdeel Project >Assignable Button
Assignable DialMenu-onderdeel Project >Assignable Dial
Multi Function DialMenu-onderdeel Project >Multi Function Dial
All FileMenu-onderdeel Project >All File
Clip Name FormatMenu-onderdeel TC/Media >Clip Name Format
Format MediaMenu-onderdeel TC/Media >Format Media
VF SettingMenu-onderdeel Monitoring >VF Setting
ZebraMenu-onderdeel Monitoring >Zebra
ZoomMenu-onderdeel Technical >Zoom
Menu SettingsMenu-onderdeel Technical >Menu Settings
Edit User MenuGeeft het menuscherm Edit User weer.
[Opmerking]
U kunt menu-onderdelen toevoegen en verwijderen in het menu User met behulp van het menu Edit User. Er kunnen
maximaal 20 onderdelen worden geconfigureerd.
6. Menuweergave en instellingen
75
Menu Edit User
Het menu Edit User wordt weergegeven als bovenste niveau als Edit User Menu wordt
geselecteerd in het menu User.
Edit User
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Add Item
Een onderdeel aan het
menu User toevoegen
Customize Reset
Reset de onderdelen in
het menu User
Het tijdens bewerking
geselecteerde menuonderdeel
DeleteWist het geregistreerde menu-
MoveHerschikt de geregistreerde menu-
Edit Sub ItemBewerkt (registreren/wissen) het
Voegt een menu-onderdeel aan het
menu User toe.
Herstelt de menu-onderdelen die
zijn geregistreerd in het menu User
naar de fabrieksinstellingen.
onderdeel uit het menu User.
onderdelen binnen het menu User.
geregistreerde menu-subonderdeel
in het menu User.
6. Menuweergave en instellingen
76
Menu Shooting
Dit gedeelte beschrijft de functie en instelling van alle menu-onderdelen.
Standaard fabrieksinstellingen worden vet weergegeven (bijvoorbeeld 18dB).
Shooting >ISO/Gain/EI
Versterkingsinstellingen maken.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
ModeISO/dBSelecteert de instellingsmodus voor
versterking.
ISO/Gain<H> Zie voor details over instellingen
"Instellingen ISO/Gain en
standaardwaarden" (pagina 107).
ISO/Gain<M> Zie voor details over instellingen
"Instellingen ISO/Gain en
standaardwaarden" (pagina 107).
ISO/Gain<L>Zie voor details over instellingen
"Instellingen ISO/Gain en
standaardwaarden" (pagina 107).
Stelt de <H> belichtingsindexwaarde in.
Alleen beschikbaar in de modus Cine EI
mode.
Shooting >ISO/Gain/EI
Versterkingsinstellingen maken.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Exposure
Index<M>
Exposure
Index<L>
Shockless
Gain
Base
Sensitivity
Base ISO
(Dezelfde instellingen als Exposure
Index<H>)
Als Base ISO is ingesteld is op ISO 800:
1000EI / 6.3E
Als Base ISO is ingesteld is op ISO 12800:
16000EI / 6.3E
(Dezelfde instellingen als Exposure
Index<H>)
Als Base ISO is ingesteld is op ISO 800:
800EI / 6.0E
Als Base ISO is ingesteld is op ISO 12800:
12800EI / 6.0E
On / OffSchakelt de functie naadloze
High / LowStelt de basisgevoeligheid in voor de
ISO 12800 / ISO 800Stelt de basis-ISO-gevoeligheid in voor
Stelt de <M> belichtingsindexwaarde in.
Stelt de <L> belichtingsindexwaarde in.
versterkingsomschakeling in of uit.
modus SDR/HDR.
de modus Cine EI.
Shooting >ND Filter
Stelt de presetwaarden in voor het ND-filter.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Preset11/4 / 1/8 / 1/16 / 1/32 / 1/64 / 1/128Stelt de preset 1-waarde in voor het
ND-filter.
Preset2
Preset3
1/4 / 1/8 / 1/16 / 1/32 / 1/64 / 1/128Stelt de preset 2-waarde in voor het
ND-filter.
1/4 / 1/8 / 1/16 / 1/32 / 1/64 / 1/128Stelt de preset 3-waarde in voor het
ND-filter.
Shooting >Shutter
Stelt de werkcondities in voor de elektronische sluiter.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
ModeSpeed / AngleSelecteert de werkmodus van de
elektronische sluiter.
Wordt gebruikt voor het duidelijk filmen
van snel bewegende objecten. Selecteert
de modus voor instelling van de
sluitertijd in seconden (Speed) of als een
sluiterhoek (Angle).
6. Menuweergave en instellingen: Menu Shooting
77
Shooting >Shutter
Stelt de werkcondities in voor de elektronische sluiter.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Shutter
Speed
On/Off
Shutter
Speed
Shutter Angle
ECS On/Off
On / OffStelt in of de belichtingstijd bij actieve
Speed-modus de sluitertijd volgt of is
ingesteld op volledige belichting.
64F t/m 1/8000
De beschikbare instellingen variëren
afhankelijk van de beeldfrequentie van de
geselecteerde video-indeling.
Stelt de sluitertijd in als Mode is ingesteld
op Speed.
Stelt de sluiterhoek in als Mode is
ingesteld op Angle.
in of uit.
Shooting >Shutter
Stelt de werkcondities in voor de elektronische sluiter.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
ECS
Frequency
23.99 t/m 8000
De beschikbare instellingen variëren
afhankelijk van de framefrequentie van de
geselecteerde video-indeling.
De standaardwaarden worden hieronder
vermeld.
59.94P: 60.00
50P: 50.00
29.97P: 30.00
23.98P: 23.99
25P: 25.02
24P: 24.02
Stelt de ECS-frequentie in als Mode is
ingesteld op ECS.
Shooting> Iris
Stelt functie-instellingen voor Bokeh Control in.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Bokeh
Control
On / OffSchakelt de functie Bokeh Control in en
uit.
Shooting >Auto Exposure
Regelt de instellingen voor automatische belichtingsaanpassingen.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Level+3.0/ +2.75/ +2.5/ +2.25/ +2.0/ +1.75/
+1.5/ +1.25/ +1.0/ +0.75/ +0.5/ +0.25/
±0/ –0.25/ –0.5/ –0.75/ –1.0/ –1.25/
–1.5/ –1.75/ –2.0/ –2.25/ –2.5/ –2.75/
–3.0
Mode
Speed
Backlight / Standard / SpotlightStelt de werkmodus in van de auto-
–99 t/m +99 (±0)Stelt de aanpassingssnelheid in van auto-
Stelt het helderheidniveau in voor de
automatische gedetecteerde belichting.
belichtingsaanpassing.
Backlight:
Modus Backlight (modus voor minder
donker worden van een onderwerp
als het onderwerp met tegenlicht
wordt gefilmd)
Standard:
Standaardmodus
Spotlight:
Modus Spotlight (modus voor minder
overbelichting als het onderwerp
wordt verlicht door spotlights)
belichtingsaanpassing.
6. Menuweergave en instellingen: Menu Shooting
78
Shooting >Auto Exposure
Regelt de instellingen voor automatische belichtingsaanpassingen.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
AGCOn / OffSchakelt de functie AGC (auto gain
control) in of uit.
AGC LimitZie voor details over instellingen "AGC
Limit-instellingen en standaardwaarden"
Stelt de maximale versterking van de
functie AGC in.
(pagina 109).
AGC Point
F2.8 / F4 / F5.6Stelt de F-stopwaarde van het diafragma
in waar AGC-werking begint als de
functie AGC is ingesteld op On.
Auto Shutter
On / OffSchakelt de automatische sluiterfunctie
in of uit.
A.SHT Limit
1/100 / 1/150 / 1/200 / 1/250 / 1/2000Stelt de snelste sluitertijd in voor de
automatische sluiterfunctie.
A.SHT Point
F5.6 / F8 / F11 / F16Stelt de F-stopwaarde van het diafragma
in waar de werking van de automatische
sluiterfunctie begint.
Clip High
light
On / OffSchakelt de functie in of uit die de meest
heldere gebieden negeert voor een
vlakkere respons bij hoge helderheid.
Detect
Window
1 / 2 / 3 / 4 / 5 / 6 / CustomStelt het lichtmetingsbereik voor
automatische belichtingsaanpassing in
op basis van de helderheid van het
onderwerp. (Niet beschikbaar als de
belichting handmatig wordt ingesteld)
Detect
Window
On / OffSchakelt de indicatie van de lichtmeting
in of uit.
Indication
Custom
Width
Custom
Height
Custom H
Position
Custom V
Position
40 t/m 999 (500)Stelt de breedte van het
lichtmetingsbereik in.
70 t/m 999 (500)Stelt de hoogte van het
lichtmetingsbereik in.
–479 t/m +479 (±0)Stelt de horizontale positie van het
lichtmetingsbereik in.
–464 t/m +464 (±0)Stelt de verticale positie van het
lichtmetingsbereik in.
Shooting >White
Regelt de witbalansinstelling.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Preset White 2000K t/m 15000K (3200K)Stelt de presetwaarde van de witbalans
in.
Color Temp
<A>
2000K t/m 15000K (3200K)Stelt de kleurtemperatuur van de
witbalans in, die wordt opgeslagen in
geheugen A.
[Opmerking]
Omdat Color Temp wordt beperkt tot 2000K
en 15000K tijdens R/B Gain-werking, kan de
correcte waarde voor Color Temp mogelijk
niet worden weergegeven voor de R/B Gainwaarde.
Tint<A>–99 t/m +99 (±0)Stelt de tint van de witbalans in die wordt
opgeslagen in witgeheugen A.
[Opmerking]
Omdat Tint wordt beperkt tot ±99 tijdens R/B
Gain-werking, kan de correcte waarde voor Tint
mogelijk niet worden weergegeven voor de
R/B Gain-waarde.
R Gain <A>–99.0 t/m +99.0 (±0.0)Stelt de witbalans R-versterkingswaarde
in die wordt opgeslagen in geheugen A.
B Gain <A>
–99.0 t/m +99.0 (±0.0)Stelt de witbalans B-versterkingswaarde
in die wordt opgeslagen in geheugen A.
Color Temp
<B>
2000K t/m 15000K (3200K)Stelt de kleurtemperatuur van de
witbalans in, die wordt opgeslagen in
geheugen B.
[Opmerking]
Omdat Color Temp wordt beperkt tot 2000K
en 15000K tijdens R/B Gain-werking, kan de
correcte waarde voor Color Temp mogelijk
niet worden weergegeven voor de R/B Gainwaarde.
Tint<B>–99 t/m +99 (±0)Stelt de tint van de witbalans in die wordt
opgeslagen in witgeheugen B.
[Opmerking]
Omdat Tint wordt beperkt tot ±99 tijdens R/B
Gain-werking, kan de correcte waarde voor Tint
mogelijk niet worden weergegeven voor de
R/B Gain-waarde.
R Gain <B>–99.0 t/m +99.0 (±0.0)Stelt de witbalans R-versterkingswaarde
in die wordt opgeslagen in geheugen B.
B Gain <B>
–99.0 t/m +99.0 (±0.0)Stelt de witbalans B-versterkingswaarde
in die wordt opgeslagen in geheugen B.
6. Menuweergave en instellingen: Menu Shooting
79
Shooting >White Setting
Past de witbalansinstelling aan.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Shockless
White
ATW Speed
White
Switch<B>
Filter White
Memory
Off / 1 / 2 / 3Stelt de reactiesnelheid in van de
witbalans als wordt overgeschakeld van
witbalansmodus.
Off: schakelt onmiddellijk.
1 t/m 3: hogere nummers schakelen
langzamer.
1 / 2 / 3 / 4 / 5Stelt de reactiesnelheid van de ATW-
modus in.
1: Snelste reactietijd
Memory / ATWSelecteert de aanpassingsmodus van de
witbalans die is geselecteerd als de
schakelaar WHT BAL is ingesteld op B.
On / OffSchakelt de functie die het
geheugengebied voor de witbalans voor
elk ND Filter instelt in of uit.
On: stelt het witbalansgeheugen voor elk
ND-Filter in.
[Tip]
In presetmodus zijn er vier instellingen
(CLEAR/1/2/3). In variabele modus zijn er
twee instellingen (CLEAR/On).
Off: stelt het witbalansgeheugen globaal
voor alle ND-Filters in.
Shooting >Offset White
Regelt de offsetinstelling voor witbalans.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Offset White
<A>
Offset Color
Temp<A>
Offset
Tint<A>
Offset White
<B>
On / OffSelecteert of er wel (On) of niet (Off) een
offsetwaarde aan de witbalans in
geheugen A moet worden toegevoegd.
–99 t/m +99 (±0)Stelt de offset van de kleurtemperatuur
in, die aan de witbalans moet worden
toegevoegd in geheugen A als Offset
White <A> is ingesteld op On.
–99 t/m +99 (±0)Stelt de offset van de tintwaarde in, die
aan de witbalans moet worden
toegevoegd in geheugen A als Offset
White <A> is ingesteld op On.
On / OffSelecteert of er wel (On) of niet (Off) een
offsetwaarde aan de witbalans in
geheugen B moet worden toegevoegd.
Shooting >Offset White
Regelt de offsetinstelling voor witbalans.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Offset Color
Temp<B>
Offset
Tint<B>
Offset White
<ATW>
Offset Color
Temp<ATW>
Offset
Tint<ATW>
–99 t/m +99 (±0)Stelt de offset van de kleurtemperatuur
in, die aan de witbalans moet worden
toegevoegd in geheugen B als Offset
White <B> is ingesteld op On.
–99 t/m +99 (±0)Stelt de offset van de tintwaarde in, die
aan de witbalans moet worden
toegevoegd in geheugen B als Offset
White <B> is ingesteld op On.
On / OffSelecteert of er wel (On) of niet (Off) een
offsetwaarde aan de ATW-witbalans
moet worden toegevoegd.
–99 t/m +99 (±0)Stelt de offset van de kleurtemperatuur
in, die aan de ATW-witbalans moet
worden toegevoegd als Offset White
<ATW> is ingesteld op On.
–99 t/m +99 (±0)Stelt de offset van de tintwaarde in, die
aan de ATW-witbalans moet worden
toegevoegd als Offset White <ATW> is
ingesteld op On.
Shooting >Focus
Regelt de scherpstelling.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
AF Transition
Speed
AF Subj. Shift
Sens.
1(Slow) / 2 / 3 / 4 / 5 / 6 / 7(Fast)Stelt de snelheid in van de
scherpstellingsaandrijving als het
onderwerp verandert tijdens
automatische scherpstelling.
1(Locked On) / 2 / 3 / 4 / 5(Responsive)Stelt de gevoeligheid in voor wijziging
van onderwerpscherpstelling tijdens
automatische scherpstelling.
6. Menuweergave en instellingen: Menu Shooting
80
Shooting >Focus
Regelt de scherpstelling.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Focus AreaWide / Zone / Flexible SpotStelt het gebied in voor automatische
scherpstelling en automatische
scherpstelling door knop indrukken (AF)
(pagina 38).
Wide:
de zoekt naar een onderwerp in hun
brede hoek van het beeld tijdens het
scherpstellen.
Zone:
zoekt automatisch naar een
scherpstellingspunt binnen de
gespecificeerde zone.
Flexible Spot:
stelt scherp op een specifieke plaats
in het beeld.
Focus Area
(AF-S)
Face/Eye
Detection AF
Push AF
Mode
Touch
Function in
MF
AF Assist
Flexible Spot
Face/EyeOnlyAF/ Face/EyePriorityAF/
Off
AF / Single-shot AF(AF-S)Stelt de automatische scherpstelmodus
Tracking AF/ Spot FocusStelt de actie in die wordt uitgevoerd
On / OffAls dit op On is ingesteld kunt u tijdelijk
Stelt het doelgebied in voor
scherpstelling door knop indrukken
(AF-S).
Schakelt gezichtsherkenning voor AF in
of uit.
door knop indrukken in tijdens
handmatig scherpstellen.
wanneer u op het aanraakscherm tikt
tijdens handmatige scherpstelling.
automatische scherpstelling opheffen en
handmatig scherpstellen.
Shooting >S&Q Motion
Regelt de modusinstelling voor Slow & Quick Motion (pagina 50).
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
SettingOn / OffSchakelt de Slow & Quick motion-modus
in of uit.
Als dit is ingesteld op On zijn de
volgende functies uitgeschakeld.
1frame/ 2frames/ 3frames/ 6frames/
9frames/ 12frames
De beschikbare instellingen variëren
afhankelijk van de framefrequentie van de
geselecteerde video-indeling.
59.94P/50P:
2frames/ 6frames/ 12frames
29.97P/25P/24P/23.98P:
1frame/ 3frames/ 6frames/ 9frames
Off/ 2s/ 5s/ 10sStelt het aantal seconden in dat het
Stelt het interval in tussen opname in de
modus Interval Rec (als Interval Rec op
On staat).
Stelt het aantal frames in dat per take
moet worden opgenomen in de modus
Interval Rec (als Interval Rec op On staat).
videolicht aangaat, alvorens opname
start in de modus Interval Rec.
[Tip]
Alleen beschikbaar bij gebruik van de HVLLBPC (optie).
Project> Picture Cache Rec
Stelt de instellingen in voor de opnamemodus Picture Cache (pagina 51).
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
SettingOn / OffSchakelt de opnamemodus Picture Cache
in of uit.
Cache Size
Cache Rec
Time
Short/ Medium/ Long/ MaxStelt de tijd in voor het verzamelen van
beelden in het beeld-cachegeheugen
(opnametijd voor beeld-cache).
Geeft de tijd weer voor het verzamelen
van beelden in het beeldcachegeheugen (opnametijd voor
beeld-cache).
6. Menuweergave en instellingen: Menu Project
85
Project >SDI/HDMI Rec Control
Regelt de bedieningsinstellingen voor SDI/HDMI-opname.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
SettingOff / SDI/HDMI Remote I/F / Parallel RecStelt start/stop-bediening in van een
extern apparaat via het SDI/HDMI
uitgangssignaal.
Off:
Geen afstandsbediening gebruiken.
SDI/HDMI Remote I/F:
Bediening van stop/start van een
extern aangesloten apparaat, als er
geen medium in de camcorder is
geplaatst. Niet gesynchroniseerd met
frame-nauwkeurigheid aan
camcordermedia.
Parallel Rec:
Bediening van stop/start van een
extern aangesloten apparaat, als er
een medium in de camcorder is
geplaatst. Gesynchroniseerd met
frame-nauwkeurigheid aan
camcordermedia.
[Opmerking]
Als het HDMI uitgangssignaal moet worden
gebruikt voor besturing, stel HDMI TC Out
>Setting (pagina 91) in het menu
TC/Media van het hoofdmenu dan in op On.
Project >Assignable Button
Stelt functietoewijzing aan toewijsbare knoppen in.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
<1> t/m <9>,
Focus Hold
Button
Off/ Base ISO/Sensitivity/ AGC/ Push
AGC/ ND Filter Position/ Auto ND Filter/
Push Auto ND/ Auto Iris/ Push Auto Iris/
Bokeh Control/ Auto Shutter/ Auto
Exposure Level/ Backlight/ Spotlight/
Preset White Select/ ATW/ ATW Hold/ AF
Speed/Sens./ Focus Setting/ Focus Area/
Focus Area(AF-S)/ Face/Eye Detection AF/
Push AF Mode/ Push AF/Push MF/ Focus
Hold/ Focus Magnifier x3/x6/ Focus
Magnifier x3/ Focus Magnifier x6/ S&Q
Motion/ SteadyShot/ Rec/ Picture Cache
Rec/ Rec Review/ Clip Flag OK/ Clip Flag
NG/ Clip Flag Keep/ Color Bars/ Tally
[Front]/ DURATION/TC/U-BIT/ Display/
Lens Info/ Video Signal Monitor/ Marker/
VF Adjust/ VF Mode/ Gamma Display
Assist/ Peaking/ Zebra/ Volume/
Thumbnail/ Touch Operation/ Handle
Zoom/ NFC/ Auto Upload (Proxy)/ Direct
Menu/ User Menu/ Menu
Wijst functies aan toewijsbare knoppen
toe.
Base ISO/Sensitivity:
Schakelt de basisgevoeligheid van de
beeldsensor om.
AGC:
Schakelt de functie AGC in of uit.
Push AGC:
Schakelt de functie AGC in zolang de
knop wordt ingedrukt.
ND Filter Position:
Schakelt ND-filters om.
Auto ND Filter:
Schakelt de functie auto ND filter in
of uit.
Push Auto ND:
Schakelt de functie auto ND filter in
zolang de knop wordt ingedrukt.
Auto Iris:
Schakelt de diafragmafunctie in of
uit.
Push Auto Iris:
Schakelt de functie autodiafragma in
zolang de knop wordt ingedrukt.
Bokeh Control:
Schakelt de modus Bokeh Control in
en uit.
Auto Shutter:
Schakelt de automatische
sluiterfunctie in of uit.
Auto Exposure Level:
Opent of sluit het menu Auto
Exposure Level.
Backlight:
Schakelt over tussen Backlight en
Standard.
Spotlight:
Schakelt over tussen Spotlight en
Standard.
Preset White Select:
Schakelt de presetmodus van de
witbalanswaarde over.
6. Menuweergave en instellingen: Menu Project
86
Project >Assignable Button
Stelt functietoewijzing aan toewijsbare knoppen in.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
<1> t/m <9>,
Focus Hold
Button
ATW:
Schakelt de functie ATW in of uit.
ATW Hold:
Pauzeert werking van de functie ATW.
AF Speed/Sens.:
Schakelt de AF-snelheidsinstelling en
gevoeligheid van de AFonderwerpverplaatsing om.
Focus Setting:
Stelt het scherpstellingsgebied in.
Focus Area:
Stelt het scherpstellingsgebied in
voor AF en push AF.
Focus Area(AF-S):
Stelt het scherpstellingsgebied in
voor scherpstelling per knopdruk
(AF-S).
Face/Eye Detection AF:
Schakelt de AF-instellingen voor
gezichts/oogherkenning om.
Push AF Mode:
Schakelt de modusinstelling voor
scherpstelling per knopdruk om.
Push AF/Push MF:
Activeert in de modus MF
scherpstelling de AF automatische
scherpstelling, zolang de knop wordt
ingedrukt.
Activeert MF in de modus AF
scherpstelling zolang de knop wordt
ingedrukt.
Focus Hold:
In de modus AF scherpstelling wordt
de scherpstelling gefixeerd, zolang
deze knop is ingedrukt.
Focus Magnifier x3/x6:
Focus Magnifier x3:
Focus Magnifier x6:
Schakelt de functie
scherpstellingsvergroting in of uit.
S&Q Motion:
Schakelt Slow & Quick Motion in of
uit.
Stelt de opnamebeeldsnelheid in bij
indrukken en vasthouden.
Project >Assignable Button
Stelt functietoewijzing aan toewijsbare knoppen in.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
<1> t/m <9>,
Focus Hold
Button
SteadyShot:
schakelt over tussen Active, Standard,
en Off.
Rec:
start/stopt opname.
Picture Cache Rec:
Schakelt de opnamemodus Picture
Cache in of uit.
Rec Review:
Schakelt de functie Rec Review in of
uit.
Clip Flag OK:
Voert de functie Add OK uit.
Twee keer indrukken om de functie
Delete Clip Flag uit te voeren.
Clip Flag NG:
Voert de functie Add NG uit.
Twee keer indrukken om de functie
Delete Clip Flag uit te voeren.
Clip Flag Keep:
Voert de functie Add Keep uit.
Twee keer indrukken om de functie
Delete Clip Flag uit te voeren.
Color Bars:
Schakelt de kleurbalken in of uit.
Tally [Front]:
Schakelt de functie opnemen/tally
lamp/knipperen in of uit.
DURATION/TC/U-BIT:
Schakelt over tussen Time Code,
Users Bit, en Duration.
Display:
Schakelt de schermindicatoren in of
uit.
Lens Info:
Schakelt de scherptediepte-indicator
om.
Video Signal Monitor:
Schakelt de videosignaalmonitor om
(zoals een golfvormmonitor).
Marker:
Schakelt de markerfunctie in of uit.
VF Adjust:
Geeft de niveaubalken weer voor het
aanpassen van de helderheid van het
zoekerscherm.
6. Menuweergave en instellingen: Menu Project
87
Project >Assignable Button
Stelt functietoewijzing aan toewijsbare knoppen in.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
<1> t/m <9>,
Focus Hold
Button
VF Mode:
Schakelt de zoeker om tussen kleur
en zwart-wit.
Gamma Display Assist:
Schakelt de functie
gammaweergave-assist om.
Peaking:
Schakelt de functie
beeldomtrekversterking in of uit.
Zebra:
Schakelt de functie Zebra-patroon in
of uit.
Volume:
Regelt het monitoraudioniveau naar
de hoofdtelefoonuitgang en
ingebouwde luidspreker.
Thumbnail:
Opent of sluit het
pictogrammenscherm.
Touch Operation:
Schakelt aanraakbediening in of uit.
Handle Zoom:
Schakelt de zoombediening via de
draaggreep in of uit.
NFC:
Voert de functie NFC uit.
Auto Upload (Proxy):
Schakelt automatische overdracht
van proxy-bestanden in of uit.
Direct Menu:
Opent of sluit het directmenu.
User Menu:
Opent of sluit het menu User.
Menu:
Opent of sluit het hoofdmenu.
Project >Assignable Dial
Stelt functietoepassingen in voor de toewijsbare regelaar en stelt de draairichting in.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Grip/Remote
Dial
Grip Dial
Direction
Handle Dial
Handle Dial
Direction
Off/ ISO/Gain/EI/ ND Filter/ IRIS/
Auto Exposure Level/ Audio Input Level/
Multi Function Dial
Normal / OppositeStelt de draairichting in voor de
Off/ ISO/Gain/EI/ ND Filter/ IRIS/ Auto
Exposure Level/ Audio Input Level/ Multi
Function Dial
Normal / OppositeStelt de draairichting in voor de
Wijst functies toe aan de toewijsbare
regelaar van de greep.
ISO/Gain/EI:
Past de versterking of EI aan.
ND Filter:
Past het ND filter aan.
IRIS:
Past de iris aan.
Auto Exposure Level:
Past het niveau voor automatische
belichting aan.
Audio Input Level:
Past het audio-opnameniveau aan.
Multi Function Dial:
Functioneert als een multifunctionele
regelaar.
toewijsbare regelaar van de handgreep.
Normal: In normale richting draaien.
Opposite: In tegenovergestelde richting
draaien.
Wijst functies toe aan de toewijsbare
regelaar van de draaggreep.
ISO/Gain/EI:
Past de versterking of EI aan.
ND Filter:
Past het ND filter aan.
IRIS:
Past de iris aan.
Auto Exposure Level:
Past het niveau voor automatische
belichting aan.
Audio Input Level:
Past het audio-opnameniveau aan.
Multi Function Dial:
Functioneert als een multifunctionele
regelaar.
toewijsbare regelaar van de draaggreep.
Normal: In normale richting draaien.
Opposite: In tegenovergestelde richting
draaien.
6. Menuweergave en instellingen: Menu Project
88
Project >Multi Function Dial
Wijst functies toe aan de multifunctionele regelaar.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Default
Function
Off/ IRIS/ ISO/Gain/EI/ Auto Exposure
Level/ Audio Input Level
Wijst de standaardfunctie toe aan de
multifunctionele regelaar.
IRIS:
Past de iris aan.
ISO/Gain/EI:
Past de versterking of EI aan.
Auto Exposure Level:
Past het niveau voor automatische
belichting aan.
Audio Input Level:
Past het audio-opnameniveau aan.
Project >User File
Regelt instellingen voor bewerkingen van gebruikersbestanden.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Load
Media(B)
Save
Media(B)
File IDOpent een scherm voor weergegeven/
Load
Customize
Data
Load White
Data
Execute / CancelLaadt instellingen voor
gebruikersbestanden van een
geheugenkaart die is geplaatst in een
CFexpress Type A/SD kaartsleuf (B).
Execute: functie uitvoeren.
Execute / CancelSlaat instellingen voor
gebruikersbestanden van een
geheugenkaart op die is geplaatst in een
CFexpress Type A/SD kaartsleuf (B).
Execute: functie uitvoeren.
bewerken van de bestands-ID van
gebruikersbestanden.
On / OffStelt in of er aangepaste informatie voor
het menu User moet worden geladen als
Load Media(B) wordt uitgevoerd.
On / OffStelt in of er informatie voor witbalans
moet worden geladen als Load Media(B)
wordt uitgevoerd.
Project >All File
Regelt instellingen voor ALL-bestanden.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Load
Media(B)
Save
Media(B)
File IDKent een naam toe aan een bestand.
Load Network
Data
Execute / CancelLaadt een ALL-bestand
Execute: functie uitvoeren.
Execute / CancelSlaat een ALL-bestand op.
Execute: functie uitvoeren.
On / OffStelt in of er informatie voor het menu
Network moet worden geladen als Load
Media(B) wordt uitgevoerd.
6. Menuweergave en instellingen
89
Menu Paint/Look
Dit gedeelte beschrijft de functie en instelling van alle menu-onderdelen.
Standaard fabrieksinstellingen worden vet weergegeven (bijvoorbeeld 18dB).
Paint/Look >Scene File
Regelt instellingen voor scene-bestanden.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
RecallLaadt een scene-bestand dat is
opgeslagen in het interne geheugen en
past de instellingen toe als de huidige
beeldkwaliteitsinstellingen.
StoreSlaat de huidige staat van de
beeldkwaliteit op als een scene-bestand
in het interne geheugen.
DeleteVerwijdert een scene-bestand dat is
opgeslagen in het interne geheugen.
Preset Recall Als Shooting Mode is ingesteld op Custom
en Target Display is ingesteld op
SDR(BT.709):
S-Cinetone/ Standard/ Still/ ITU709
Als Shooting Mode is ingesteld op Custom
en Target Display is ingesteld op
HDR(HLG):
HLG Live/ HLG Natural
Past preset beeldkwaliteitsinstellingen
(niet overschrijfbaar) toe als de huidige
beeldkwaliteitsinstellingen.
Paint/Look >Base Look
Regelt instellingen voor het basisuiterlijk.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
SelectAls Shooting Mode is ingesteld op Custom
en Target Display is ingesteld op
SDR(BT.709):
S-Cinetone/ Standard/ Still/ ITU709/
User1 tot User16
Als Shooting Mode is ingesteld op Custom
en Target Display is ingesteld op
HDR(HLG):
HLG Live/ HLG Natural/ User1 tot
User16
Als Shooting Mode is ingesteld Cine EI:
s709/ 709(800)/ S-Log3/ User1 tot
User16
DeleteVerwijdert het geselecteerde
Delete AllVerwijdert alle basisuiterlijken.
ImportLaadt een basisuiterlijk-bestand van
Selecteert een basisuiterlijk.
basisuiterlijk.
opnamemedia.
Paint/Look >Base Look
Regelt instellingen voor het basisuiterlijk.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
InputS-Gamut3/SLog3 / S-Gamut3.Cine/SLog3 Stelt het invoerkleurbereik voor het
geselecteerde basisuiterlijk in.
Output
AE Level
Offset
BT.709 / HLGStelt het uitvoerkleurbereik voor het
geselecteerde basisuiterlijk in.
0EV/ 1/3EV/ 2/3EV/ 1EV/ 4/3EV/
5/3EV/ 2EV
Stelt de belichtingsreferentiewaarde voor
het geselecteerde basisuiterlijk in.
Paint/Look >Reset Paint Settings
Herstelt de instellingen voor het menu Paint/Look, met uitzondering van het basisuiterlijk.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Reset without
Base Look
Execute / CancelHerstelt de instellingen voor het menu
Paint/Look, met uitzondering van het
basisuiterlijk.
Execute: functie uitvoeren.
Paint/Look >Black
Regelt de zwartinstellingen.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Master Black –99.0 t/m +99.0 (±0.0)Stelt het masterniveau zwart in.
R Black
B Black
–99.0 t/m +99.0 (±0.0)Stelt het zwartniveau voor R-signalen in.
–99.0 t/m +99.0 (±0.0)Stelt het zwartniveau voor B-signalen in.
Paint/Look >Knee
Regelt kniecorrectie-instellingen.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
SettingAls Target Display is ingesteld op
SDR(BT.709):
On / Off / --Als Target Display is ingesteld op
HDR(HLG):
On / Off / ---
Auto KneeAls Target Display is ingesteld op
SDR(BT.709):
On / Off / ---
Als Target Display is ingesteld op
HDR(HLG):
On / Off / ---
Point
Slope
75% t/m 109% (90%)Stelt het kniepunt in.
–99 t/m +99 (±0)Stelt de compressieverhouding in.
Schakelt de kniecorrectiefunctie in of uit.
[Tip]
Alleen ingeschakeld als Base Look>Select is
ingesteld op Standard of ITU709.
Schakelt de functie auto knee in of uit.
6. Menuweergave en instellingen: Menu Paint/Look
90
Paint/Look >Detail
Regelt instellingen voor detailaanpassingen.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
SettingOn / OffSchakelt de detailfunctie in of uit.
Level
Manual
Setting
V/H Balance
B/W Balance
Limit
Crispening
High Light
Detail
–7 t/m +7 (±0)Stelt het detailniveau in.
On / Off / ---Schakelt de functie handmatige
detailaanpassing in of uit.
–2 t/m +2 (±0)Stelt de balans in tussen verticaal (V) en
horizontaal (H) detail voor handmatige
detailaanpassing.
Type1/ Type2/ Type3/ Type4/ Type5Stelt de balans in tussen zwart (B) detail
voor gebieden met lage helderheid en
wit (W) detail voor gebieden met hoge
helderheid voor handmatige
detailaanpassingen.
0 t/m 7Stelt het limietniveau in voor het detail
voor handmatige detailaanpassingen.
0 t/m 7Stelt het niveau in voor aanscherpen voor
handmatige detailaanpassingen.
0 t/m 4Stelt het detailniveau in van heldere
gebieden voor handmatige
detailaanpassingen.
Paint/Look >Matrix
Regelt matrix correctie-instellingen.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
User MatrixOn / OffSchakelt de functie user matrix-correctie
in of uit.
User Matrix
Level
User Matrix
Phase
User Matrix
R-G
User Matrix
R-B
User Matrix
G-R
User Matrix
G-B
User Matrix
B-R
–99 t/m +99 (±0)Past de kleurverzadiging van het totale
beeld aan.
–99 t/m +99 (±0)Past de kleurtoon (fase) van het totale
beeld aan.
–99 t/m +99 (±0)Stelt een door de gebruiker aangepaste
R-G user matrix in.
–99 t/m +99 (±0)Stelt een door de gebruiker aangepaste
R-B user matrix in.
–99 t/m +99 (±0)Stelt een door de gebruiker aangepaste
G-R user matrix in.
–99 t/m +99 (±0)Stelt een door de gebruiker aangepaste
G-B user matrix in.
–99 t/m +99 (±0)Stelt een door de gebruiker aangepaste
B-R user matrix in.
Paint/Look >Matrix
Regelt matrix correctie-instellingen.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
User Matrix
B-G
–99 t/m +99 (±0)Stelt een door de gebruiker aangepaste
B-G user matrix in.
Paint/Look >Multi Matrix
Regelt multi matrix-correctie-instellingen.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
SettingOn / OffSchakelt de functie multi matrix-correctie
in of uit.
ResetExecute / CancelReset de tint en verzadiging van alle
askleuren naar de standaardwaarden.
Axis
Hue
Saturation
B/ B+/ MG–/ MG/ MG+/ R/ R+/ YL–/
YL/ YL+/ G–/ G/ G+/ CY/ CY+/ B–
–99 t/m +99 (±0)Stelt de tint in van de voor multi matrix-
–99 t/m +99 (±0)Stelt de verzadiging in van de voor multi
Seleteert de as.
correctie gebruikte kleur.
matrix-correctie gebruikte kleur.
6. Menuweergave en instellingen
91
Menu TC/Media
Dit gedeelte beschrijft de functie en instelling van alle menu-onderdelen.
Standaard fabrieksinstellingen worden vet weergegeven (bijvoorbeeld 18dB).
TC/Media >Timecode
Regelt tijdcode-instellingen.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
ModePreset / Regen / ClockStelt de uitvoermodus voor de tijdcode
in.
Preset:
Begint met uitvoeren vanaf een
presetwaarde.
Regen:
Begint met uitvoeren van de tijdcode
vanaf het eind van de vorige clip.
Clock:
Gebruikt de interne klok als tijdcode.
Run
SettingStelt de tijdcode in op een willekeurige
ResetExecute / CancelReset de tijdcode naar 00:00:00:00.
TC Format
Rec Run / Free RunRec Run: De tijdcode loopt alleen tijdens
opname.
Free Run: De tijdcode loopt altijd,
onafhankelijk van de
camcorderwerking.
waarde.
SET: stelt de waarde in.
Execute: functie uitvoeren.
DF / NDFStelt de tijdcode-indeling in.
DF: Drop Frame
NDF: Non-Drop Frame
TC/Media >TC Display
Regelt de instellingen voor weergave van de tijdgegevens.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Display Select Timecode/ Users Bit/ DurationSchakelt de weergave van tijdgegevens
om.
TC/Media >Users Bit
Regelt instellingen met betrekking tot user bits.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
ModeFix / TimeStelt de modus voor user bits in.
Fix: Gebruikt een willekeurige vaste
waarde in user bits.
Time: Gebruikt de huidige tijd in user
bits.
TC/Media >Users Bit
Regelt instellingen met betrekking tot user bits.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
SettingStelt de user bits in op een willekeurige
waarde.
TC/Media >HDMI TC Out
Regelt instellingen met betrekking tot tijdcode-uitvoer bij gebruik van HDMI.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
SettingOn / OffRegelt of er tijdcode naar apparaten voor
andere doeleinden moet worden
verzonden met HDMI.
6. Menuweergave en instellingen: Menu TC/Media
92
TC/Media >Clip Name Format
Regelt instellingen met betrekking tot naamgeving en verwijdering van clips.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Title Prefixnnn_ (nnn is tenminste 3 cijfers van het
serienummer)
(Max. 7-cijferige weergave)
Stelt het titelgedeelte (4 - 46 tekens) voor
de clipnaam in.
Opent een invoerscherm voor
tekenreeksen.
Schermopbouw invoerscherm
tekenreeksen
Tekenselectiegebied (3 regels):
Selecteert de tekens die in het vak
Title Prefix moeten worden
ingevoerd.
!#$%()+.-.;=@[ ]^_~0123456789
abcdefghijklmnopqrstuvwxyz
ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ
Cursorbedieningsdeel (1regel):
Space: voegt een spatie in op de
plaats van de cursor.
: Verplaatst de cursor naar links.
: Verplaatst de cursor naar rechts.
BS: Verwijdert het teken links van de
cursor.
Gedeelte Title Prefix (1regel):
Gedeelte voor invoeren van de titel.
TC/Media >Update Media
Updatet het beheerbestand op geheugenkaarten.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Media(A)Execute / CancelUpdatet het beheerbestand op de
geheugenkaart in sleuf A.
Execute: functie uitvoeren.
Media(B)Execute / CancelUpdatet het beheerbestand op de
geheugenkaart in sleuf B.
Execute: functie uitvoeren.
TC/Media >Format Media
Initialiseert geheugenkaarten.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Media(A)Full Format/ Quick Format/ CancelFormatteert de geheugenkaart in sleuf A.
Media(B)Full Format/ Quick Format/ CancelFormatteert de geheugenkaart in sleuf B.
Number Set
Zo voert u de titel in
1. Selecteer met de keuzeschakelaar het
teken dat op de plaats van de cursor
moet worden ingevoerd in het
gedeelte Title Prefix van het
tekenselectiegebied (pagina 7),
en druk op de toepassingsknop van
de keuzeschakelaar. (Het
geselecteerde teken wordt ingevoerd
en de cursor beweegt naar rechts.)
2. Herhaal stap 1 om de titel in te
stellen. (Gebruik BS indien nodig.)
3. Selecteer na het invoeren van de titel
Done om het tekeninvoerscherm te
sluiten.
0001 t/m 9999Stelt het 4-cijferige achtervoegsel van de
clipnaam in.
6. Menuweergave en instellingen
93
Menu Monitoring
Dit gedeelte beschrijft de functie en instelling van alle menu-onderdelen.
Standaard fabrieksinstellingen worden vet weergegeven (bijvoorbeeld 18dB).
Monitoring >Output On/Off
Regelt de video-uitvoerinstelling.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
SDIOn / OffSchakelt de SDI-uitvoer in of uit.
HDMI
On / OffSchakelt HDMI-uitvoer in of uit.
Monitoring >Output Format
Regelt de uitvoerindeling.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
SDIZie voor details over instellingen
HDMI
"Uitvoerindelingen en beperkingen"
(pagina 117).
Regelt de uitvoerresolutie voor SDI en
HDMI.
Monitoring >Output Display
Regelt de uitvoerinstellingen van de schermweergave.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
SDIOn / OffStelt in of het menu, de status en de
schermweergave worden opgenomen in
het SDI-uitgangssignaal.
HDMI
On / OffStelt in of het menu, de status en de
schermweergave worden opgenomen in
het HDMI-uitgangssignaal.
On / Off
On / Off
On / Off
On / Off
On / Off
On / Off
On / Off
On / Off
On / Off
On / Off
Monitoring >Marker
Regelt instellingen voor markerweergave.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
SettingOn / OffSchakelt de weergave van alle markers in
of uit.
Color
Center
Marker
Safety Zone
Safety Area
Aspect
Marker
Aspect Mask
Aspect Safety
Zone
Aspect Safety
Area
Aspect Select
Custom
Aspect Ratio
Guide Frame On / OffSchakelt de weergave van het hulpkader
100% Marker
User Box
User Box
Width
White/ Yellow/ Cyan/ Green/ Magenta/
Red/ Blue
1 / 2 / 3 / 4 / OffSelecteert de centrale marker.
On / OffSchakelt de veiligheidszonemarker in of
80% / 90% / 92.5% / 95%Selecteert de grootte van de
Line / Mask / OffSelecteert het type
0 t/m 15 (12)Stelt het niveau van het videosignaal
On / OffSchakelt de veiligheidsmarkering voor
80% / 90% / 92.5% / 95%Selecteert de grootte van de
1:1/ 4:3/ 13:9/ 14:9/ 15:9/ 16:9/ 17:9/
1.66:1/ 1.85:1/ 2.35:1/ 2.39:1/ Custom
Voer een willekeurig waarde in
(01.00:01.00)
On / OffSchakelt de 100%-marker in of uit.
On / OffSchakelt de weergave van de
3 t/m 479 (240)Stelt de breedte in van de
Selecteert de kleur van het
markerssignaal.
uit.
veiligheidszonemarker (als een
percentage van de totale schermgrootte).
beeldindelingsmarkering.
buiten de markering in.
beeldindeling in of uit.
veiligheidsmarkering voor beeldindeling
(als een percentage van de totale
schermgrootte).
Stelt de modus in bij weergave van de
beeldindelingsmarkering.
Stelt de beeldindelingsverhouding in op
een willekeurige waarde.
[Opmerking]
Deze instelling is actief als Aspect Select is
ingesteld op Custom.
in of uit.
indelingsmarkering in of uit.
indelingsmarkering (afstand van het
midden tot de linker en rechter randen).
6. Menuweergave en instellingen: Menu Monitoring
95
Monitoring >Marker
Regelt instellingen voor markerweergave.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
User Box
Height
User Box H
Position
User Box V
Position
3 t/m 269 (135)Stelt de hoogte in van de
indelingsmarkering (afstand van het
midden tot de bovenste en onderste
randen).
–476 t/m +476 (0)Stelt de horizontale positie van het
midden van de beeldindelingsmarkering
in.
–266 t/m +266 (0)Stelt de verticale positie van het midden
van de beeldindelingsmarkering in.
Monitoring >VF Setting
Regelt de instellingen voor de zoeker.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Brightness1 t/m 15 (8)Past de helderheid van het zoekerbeeld
aan.
Color Mode
Color / B&WSelecteert de weergavemodus van de
zoeker in E-E/opname-modus.
Monitoring >Gamma Display Assist
Regelt de instellingen van de gammaweergave-assistent.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
SettingOn / OffSchakelt de functie gammaweergave-
assistent in of uit in Custom-modus als
Target Display is ingesteld op HDR(HLG).
Monitoring >Peaking
Regelt de instellingen voor beeldomtrekversterking.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
SettingOn / OffSchakelt de functie
beeldomtrekversterking in of uit.
Peaking Level
Color
High / Mid / LowStelt de kleur van het
beeldomtrekversterkingssignaal in.
B&W / Red / Yellow / BlueSelecteert de kleur van het
beeldomtrekversterkingssignaal.
Monitoring >Zebra
Regelt de instellingen voor zebra-patroon.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
SettingOff / Zebra1 / Zebra2Selecteert het type zebra-patroon (Off,
Zebra 1, Zebra 2).
Zebra1 Level
Zebra1
Aperture
Level
Zebra2 Level
0% t/m 109% (70%)Stelt het weergaveniveau van Zebra 1 in.
2% t/m 20% (10%)Stelt het diafragmaniveau van Zebra 1 in.
0% t/m 109% (100%)Stelt het weergaveniveau van Zebra 2 in.
6. Menuweergave en instellingen
96
Menu Audio
Dit gedeelte beschrijft de functie en instelling van alle menu-onderdelen.
Standaard fabrieksinstellingen worden vet weergegeven (bijvoorbeeld 18dB).
Raadpleeg "Blokschema's" (pagina 131).
Audio >Audio Input
Regelt instellingen voor audio-invoer.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
CH1 Input
Select
CH2 Input
Select
CH3 Input
Select
CH4 Input
Select
INPUT1 MIC
Reference
INPUT2 MIC
Reference
Line Input
Reference
Reference
Level
CH1 Wind
Filter
CH2 Wind
Filter
CH3 Wind
Filter
CH4 Wind
Filter
CH3 Level
Control
INPUT1/ Internal MIC/ Shoe CH1Schakelt de ingangsbron om voor
opname op kanaal 1.
INPUT1/ INPUT2/ Internal MIC/ Shoe CH2 Schakelt de ingangsbron om voor
opname op kanaal 2.
Off/ INPUT1/ Internal MIC/ Shoe CH1Schakelt de ingangsbron om voor
opname op kanaal 3.
Off/ INPUT1/ INPUT2/ Internal MIC/
Shoe CH2
–80dB/ –70dB/ –60dB/ –50dB/ –40dB/
–30dB
–80dB/ –70dB/ –60dB/ –50dB/ –40dB/
–30dB
+4dB/ 0dB/ –3dB/ EBULStelt het referentie-ingangsniveau in als
–20dB/ –18dB/ –16dB/ –12dB/ EBULSelecteert het opnameniveau van de
On / OffSchakelt het windreductiefilter voor
On / OffSchakelt het windreductiefilter voor
On / OffSchakelt het windreductiefilter voor
On / OffSchakelt het windreductiefilter voor
Auto / ManualSelecteert automatische ingangsniveau-
Schakelt de ingangsbron om voor
opname op kanaal 4.
Stelt het referentie-opnameniveau in
voor XLR-microfooninvoer van INPUT1.
Stelt het referentie-opnameniveau in
voor XLR-microfooninvoer van INPUT2.
de schakelaar INPUT1/INPUT2 op LINE
staat.
1 kHz referentietoon.
opname via kanaal 1 in of uit.
opname via kanaal 2 in of uit.
opname via kanaal 3 in of uit.
opname via kanaal 4 in of uit.
aanpassing of handmatige aanpassing
voor opname via kanaal 3.
[Opmerking]
Als zowel CH3 Input Select als CH4 Input
Select zijn ingesteld op Internal MIC, wordt
CH4 automatisch/handmatig ingesteld, in
combinatie met deze instelling.
Audio >Audio Input
Regelt instellingen voor audio-invoer.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
CH4 Level
Control
CH3 Input
Level
CH4 Input
Level
Audio Input
Level
Limiter Mode
CH1&2 AGC
Mode
CH3&4 AGC
Mode
AGC Spec
1kHz Tone on
Color Bars
Auto / ManualSelecteert automatische ingangsniveau-
aanpassing of handmatige aanpassing
voor opname via kanaal 4.
[Opmerking]
Als zowel CH3 Input Select als CH4 Input
Select zijn ingesteld op Internal MIC, wordt
CH4 op automatisch/handmatig ingesteld, in
combinatie met de instelling voor CH3 Level
Control.
0 t/m 99 (49)Stelt het ingangsniveau in voor opname
van kanaal 3.
0 t/m 99 (49)Stelt het ingangsniveau in voor opname
van kanaal 4.
0 t/m 99Stelt het audio-ingangsniveau in.
Kan worden gebruikt als mastervolume,
afhankelijk van de instellingen van CH1
Level t/m CH4 Level.
Off/ –6dB/ –9dB/ –12dB/ –15dB/ –17dBSelecteert de limiterkarakteristiek voor
hoge ingangsignalen als het audioingangsniveau handmatig wordt
ingesteld.
Mono / StereoStelt de modus in voor automatische
niveau-aanpassing voor opname van
kanaal 1 en kanaal 2. Bij instelling op
Stereo is de AGC tussen de kanalen
gekoppeld.
Mono / StereoStelt de modus in voor automatische
niveau-aanpassing voor opname van
kanaal 3 en kanaal 4. Bij instelling op
Stereo is de AGC tussen de kanalen
gekoppeld.
–6dB/ –9dB/ –12dB/ –15dB/ –17dBSelecteert de AGC-karakteristiek.
On / OffSchakelt de 1 kHz referentietoon in of uit
bij het weergeven van kleurbalken.
[Opmerking]
Als dit is ingesteld op On, wordt de 1 kHz
referentietoon ingesteld voor opname van
kanaal 3 en kanaal 4, zelfs als CH3 Input Select
en CH4 Input Select zijn ingesteld op Off.
6. Menuweergave en instellingen: Menu Audio
97
Audio >Audio Input
Regelt instellingen voor audio-invoer.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
CH1 LevelInvoer zonder XLR-adapter
Audio Input Level / Side / Level+Side
Invoer met XLR-adapter (pagina 48)
Audio Input Level / Through
CH2 LevelInvoer zonder XLR-adapter
Audio Input Level / Side / Level+Side
Invoer met XLR-adapter (pagina 48)
Audio Input Level / Through
CH3 LevelInvoer zonder XLR-adapter
Audio Input Level/ CH3 Input Level/
Level+CH3 Input Level
Stelt de combinatie van audioingangsniveau-aanpassing in op actief
voor opnemen via kanaal 1.
[Opmerking]
"Side" heeft betrekking op de regelaar
AUDIO LEVEL (CH1) aan de zijkant van de
camcorder. Als Level+Side is geselecteerd,
wordt het audio-opnameniveau bepaald door
de combinatie van Audio Input Level en de
regelaarinstellingen (pagina 131).
Stelt de combinatie van audioingangsniveau-aanpassing in op actief
voor opnemen via kanaal 2.
[Opmerking]
"Side" heeft betrekking op de regelaar
AUDIO LEVEL (CH2) aan de zijkant van de
camcorder. Als Level+Side is geselecteerd,
wordt het audio-opnameniveau bepaald door
de combinatie van Audio Input Level en de
regelaarinstellingen (pagina 131).
Stelt de combinatie van audioingangsniveau-aanpassing in op actief
voor opnemen van kanaal 3.
Invoer met XLR-adapter (pagina 48)
Audio Input Level / Through
CH4 Level
Invoer zonder XLR-adapter
Audio Input Level/ CH4 Input Level/
Level+CH4 Input Level
Stelt de combinatie van audioingangsniveau-aanpassing in op actief
voor opnemen van kanaal 4.
Invoer met XLR-adapter (pagina 48)
Audio Input Level / Through
Audio >Audio Output
Regelt instellingen voor audio-uitvoer.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Monitor CHCH1/CH2/ CH3/CH4/ MIX ALL/ CH1/
CH2/ CH3/ CH4
Selecteert de audiokanaalingang voor de
hoofdtelefoonaansluiting en ingebouwde
luidspreker.
[Opmerking]
Als audio voor meerdere kanalen is
ingesteld op gelijktijdige uitvoer, wordt het
uitgangsniveau van de audio voor elk kanaal
gereduceerd om clippen te voorkomen.
Volume0 t/m 50Past het audio-uitgangsniveau naar de
hoofdtelefoonuitgang en interne
luidspreker aan.
Headphone
Out
Alarm Level
HDMI Output
CH
Mono / StereoSelecteert of de hoofdtelefoonuitgang
mono of stereo signaal weergeeft.
0 t/m 7 (4)Past het volume van het alarm aan.
CH1/CH2 / CH3/CH4Stelt de combinatie van audiokanalen in
op de HDMI-uitvoer.
6. Menuweergave en instellingen
98
Menu Thumbnail
Dit gedeelte beschrijft de functie en instelling van alle menu-onderdelen.
Standaard fabrieksinstellingen worden vet weergegeven (bijvoorbeeld 18dB).
Add OKVoegt een OK-vlag toe.
Add NGVoegt een NG-vlag toe.
Add KEEPVoegt een Keep-vlag toe.
Delete Clip
Flag
Verwijdert alle vlaggen.
Thumbnail >Lock/Unlock Clip
Regelt instellingen voor clipbescherming.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Select ClipSelecteert en vergrendelt/ontgrendelt
een clip.
Lock All ClipsVergrendelt alle clips.
Unlock All
Clips
Ontgrendelt alle clips.
Thumbnail >Delete Clip
Verwijdert clips.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Select ClipVerwijdert de geselecteerde clip.
All ClipsVerwijdert alle clips.
Thumbnail >Transfer Clip
Verzendt clips.
[Opmerking]
Transfer Clip kan niet worden geconfigureerd als er geen wachtwoord is geconfigureerd met Access
Authentication in het menu Network.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Select ClipVerzendt geselecteerde clips.
All ClipsVerzendt alle clips.
[Opmerking]
Er kunnen maximaal 200 clips worden
verzonden.
Thumbnail >Transfer Clip (Proxy)
Verzendt proxy-clips.
[Opmerking]
Transfer Clip (Proxy) kan niet worden geconfigureerd als er geen wachtwoord is geconfigureerd met Access
Authentication in het menu Network.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Select ClipVerzendt proxy-clips corresponderend
met de geselecteerde clips.
All ClipsVerzendt proxy-clips corresponderend
met alle clips.
[Opmerking]
Er kunnen maximaal 200 clips worden
verzonden.
Thumbnail >Filter Clips
Regelt instellingen voor weer te geven clips.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
OK
NG
KEEPGeeft alleen clips weer die een Keep-vlag
NoneGeeft alleen clips weer die geen vlag
AllGeeft alle clips weer, ongeacht of er een
Geeft alleen clips weer die een OK-vlag
hebben.
Geeft alleen clips weer die een NG-vlag
hebben.
hebben.
hebben.
vlag is.
Thumbnail >Customize View
Schakelt het pictogrammenscherm om.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Thumbnail
Caption
Date Time/ Time Code/ Duration/
Sequential Number
Schakelt de onder de pictogrammen
weergegeven informatie om.
6. Menuweergave en instellingen
99
Menu Technical
Dit gedeelte beschrijft de functie en instelling van alle menu-onderdelen.
Standaard fabrieksinstellingen worden vet weergegeven (bijvoorbeeld 18dB).
Technical >Color Bars
Regelt instellingen voor kleurbalk.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
SettingOn / OffSchakelt de kleurbalken in of uit.
Type
ARIB / 100% / 75% / SMPTESelecteert het type kleurbalk.
Technical >ND Dial
Regelt instellingen met betrekking tot regelaarbediening van ND VARIABLE.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
CLEAR with
Dial
On / OffStelt in of ND statusomschakeling (CLEAR
On) moet worden geactiveerd door
bediening van de regelaar ND VARIABLE.
Technical >Tally
Regelt instellingen van opname/tally-lampje.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
FrontOn / OffSchakelt het opname/tally-lampje (voor)
in of uit.
Rear
On / OffSchakelt het opname/tally-lampje
(achter) in of uit.
Technical >HOLD Switch Setting
Regelt instellingen voor HOLD-schakelaar.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
with Rec
Button
with Hand
Grip Remote
On / OffStelt in of de opnameknop START/STOP
moet worden vergrendeld.
On / OffStelt in of de bediening van de
afstandsbedieningsgreep moet worden
vergrendeld.
Technical >HOLD Switch Setting
Regelt instellingen voor HOLD-schakelaar.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Handle HOLD
Switch
Normal/ Rec Button OnlyStelt in of het vergrendelingsdoel van de
HOLD-schakelaar op de draaggreep
alleen de knop Record START/STOP op
de draaggreep is.
Normal:
Alle bedieningsknoppen op de
draaggreep zijn doel van de
vergrendeling.
Alleen de Record START/STOP-knop
op de draaggreep volgt de instelling
"with Rec Button".
Rec Button Only:
Alleen de knop Record START/STOP
op de draaggreep is doel van de
vergrendeling.
Technical >Touch Operation
Regelt instellingen met betrekking tot aanraakbediening.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
SettingOn / OffSchakelt aanraakbediening in of uit.
Technical >Rec Review
Regelt instellingen voor opname controleren.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Setting3s/ 10s/ ClipSelecteert de afspeeltijd van clips die
zojuist zijn opgenomen voor het
controleren.
Technical >Zoom
Regelt instellingen voor zoom.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Zoom TypeOptical Zoom Only/ On(Clear Image
Zoom)
Stelt het zoomtype in.
Optical Zoom Only:
Optische zoom wordt aangepast
door bediening van het objectief.
On(Clear Image Zoom):
Elektronische zoom met weinig of
geen aantasting van de
beeldkwaliteit.
6. Menuweergave en instellingen: Menu Technical
100
Technical >Handle Zoom
Regelt de zoominstellingen van de draaggreep.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
SettingOff / Low / High / VariableRegelt de snelheid van de
draaggreepzoom.
High
1 t/m 8 (8)Stelt de zoomsnelheid in van de
zoomregelaar van de draaggreep als de
snelheid High is geselecteerd.
Low
1 t/m 8 (3)Stelt de zoomsnelheid in van de
zoomregelaar van de draaggreep als de
snelheid Low is geselecteerd.
[Opmerking]
Onregelmatig zoomen kan zich voordoen als
de zoomsnelheid laag is ingesteld.
Technical >Menu Settings
Regelt instellingen met betrekking tot het menu.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
User Menu
Only
On / OffStelt in of alleen het menu User moet
worden weergegeven (On) of de
menulijst (Off) als de camcorder het
menu weergeeft.
User Menu
with Lock
On / OffStelt in of de menuweergave moet
worden vergrendeld, waardoor alleen het
menu User wordt weergegeven.
[Opmerking]
Bij normale menuweergavebediening wordt dit
onderdeel niet weergegeven. Zie voor details
over menuweergavebediening pagina 72.
Technical >Menu Page On/Off
Configureert instellingen die te maken hebben met de weergave van het statusscherm.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
MainOn / OffSchakelt de weergave van het scherm
Main Status uit.
Camera
On / OffSchakelt de weergave van het scherm
Camera Status uit.
Audio
On / OffSchakelt de weergave van het scherm
Audio Status uit.
Project
On / OffSchakelt de weergave van het
statusscherm Project uit.
Monitoring
On / OffSchakelt de weergave van het scherm
Monitoring Status uit.
Technical >Menu Page On/Off
Configureert instellingen die te maken hebben met de weergave van het statusscherm.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Assignable
Button
Battery
On / OffSchakelt de weergave van het scherm
Assignable Button Status uit.
On / OffSchakelt de weergave van het scherm
Battery Status uit.
Media
On / OffSchakelt de weergave van het scherm
Media Status uit.
Network
On / OffSchakelt de weergave van het scherm
Network Status uit.
File Transfer
On / OffSchakelt de weergave van het scherm
File Transfer Status uit.
Technical >Fan Control
Regelt instellingen voor de ventilator.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
SettingAuto / Minimum / Off in RecStelt de besturingsmodus voor de
camcorderventilator in.
[Opmerking]
Zelfs als Off in Rec is geselecteerd, gaat de
ventilator werken als de interne temperatuur
van de camcorder boven een bepaalde grens
komt.
Technical >Lens
Regelt instellingen met betrekking tot lenzen.
OnderdeelInstelling subonderdeelBeschrijving
Zoom Ring
Direction
Shading
Compensation
Chroma
Aberration
Left(W)/Right(T) / Right(W)/Left(T)Stelt de richting in van de
zoomringbediening.
[Opmerking]
Alleen inschakelen bij gebruik van een
objectief met E-bevestiging die overschakeling
van zoomringrichting ondersteunt.
Auto / OffStelt de automatische
schaduwcompensatie in.
Auto / OffStelt de automatische chromatische
aberratie in.
Comp.
Distortion
Comp.
Breathing
Compensation
Auto / OffStelt de automatische
vervormingscompensatie in.
Auto/ OffStelt de ademcompensatie voor het
objectief in.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.