Smeg CX6SVNL8 User Manual [nl]

Page 1
Inhoudsopgave
@
1. WAARSCHUWINGEN VOOR HET GEBRUIK ........................................................................ 4
2. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID ...................................................................... 6
3. ZORG VOOR HET MILIEU ...................................................................................................... 8
3.1 Onze zorg voor het milieu ............................................................................................................................... 8
3.2 Uw zorg voor het milieu .................................................................................................................................. 8
4. KEN UW TOESTEL ................................................................................................................. 9
4.1 Beschrijving van de bedieningen van het frontpaneel .................................................................................. 10
5. BESCHIKBARE ACCESSOIRES .......................................................................................... 11
5.1 Het gebruik van het rooster of de schaal ...................................................................................................... 11
5.2 Het gebruik van het roostervlak .................................................................................................................... 12
5.4 Het gebruik van de stok van het draaispit (enkel op sommige modellen) ..................................................... 12
6. GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT .......................................................................................... 13
6.1 Waarschuwingen en algemeen advies ......................................................................................................... 13
6.2 Inschakeling van de branders van de kookplaat ........................................................................................... 13
6.3 Praktisch advies voor het gebruik van de branders van de kookplaat .......................................................... 13
7. GEBRUIK VAN DE OVEN ..................................................................................................... 15
7.1 Voordat het toestel gebruikt wordt ................................................................................................................ 15
7.2 Vlakken ......................................................................................................................................................... 15
7.3 Bergruimte (enkel op sommige modellen) .................................................................................................... 15
7.4 Glazen bedekking (enkel op sommige modellen) ......................................................................................... 16
7.5 Koelventilatie (enkel op sommige modellen) ................................................................................................. 16
7.6 Interne verlichting .......................................................................................................................................... 16
7.7 Algemene waarschuwingen en advies voor het gebruik ............................................................................... 17
8. BEREIDINGEN MET DE OVEN ............................................................................................ 18
8.1 Advies en handigheidjes voor de bereiding .................................................................................................. 19
8.2 Indicatieve tabel van de bereidingen ............................................................................................................ 20
9. REINIGING EN ONDERHOUD .............................................................................................. 21
9.1 Het reinigen van roestvrij staal ...................................................................................................................... 21
9.3 Voedselvlekken of -resten ............................................................................................................................. 21
9.4 Reiniging van de onderdelen van de kookplaat ............................................................................................ 21
9.5 Reiniging van de oven .................................................................................................................................. 23
10. BUITENGEWOON ONDERHOUD ..................................................................................... 24
10.2 Demontage van de deur ............................................................................................................................. 24
10.3 Demontage van de pakking (behalve pyrolytische modellen) ..................................................................... 25
10.4 Demontage van de interne ruiten ................................................................................................................ 25
11. INSTALLATIE ..................................................................................................................... 26
11.1 Montage in meubels .................................................................................................................................... 26
11.2 Verluchting van de lokalen en afvoer van de verbrandingsproducten ........................................................ 27
11.3 Gasaansluiting ............................................................................................................................................ 28
11.4 Elektrische aansluiting ................................................................................................................................ 30
11.5 Positionering van de plint (enkel op sommige modellen) ............................................................................ 31
11.6 Plaatsing en nivellering van het toestel ....................................................................................................... 31
12. AANPASSING AAN DE VERSCHILLENDE GASTYPES ................................................... 32
12.1 Vervanging van de straalpijpen van de kookplaat ...................................................................................... 32
12.2 Schikking branders ..................................................................................................................................... 32
12.3 Tabel met kenmerken van de branders en de straalpijpen ......................................................................... 33
12.4 Afsluitende handelingen .............................................................................................................................. 33
AANWIJZINGEN VOOR DE GEBRUIKER: hier vindt u advies betreffende het gebruik, de beschrijving van de bedieningen en de correcte handelingen voor de reiniging en het onderhoud van het toestel.
AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATEUR: deze zijn bedoeld voor de gekwalificeerde technicus die de installatie, de indienststelling en de keuring van het toestel moet uitvoeren.
Surf voor meer informatie over de producten naar www.smeg.com
3
Page 2
Algemene waarschuwingen

1. WAARSCHUWINGEN VOOR HET GEBRUIK

Deze handleiding is een integrerend deel van het toestel. Ze moet integer en binnen handbereik worden bewaard voor de volledige gebruiksduur van het toestel. We raden aan om deze handleiding en alle aanwijzingen aandachtig door te lezen alvorens het toestel in gebruik wordt genomen. De installatie moet uitgevoerd worden door gekwalificeerd personeel, en door de van kracht zijnde normen te respecteren. Dit toestel is bedoeld voor huishoudelijk gebruik, en is conform de eg-richtlijnen die actueel van kracht zijn. Het toestel werd gebouwd voor de volgende functie: het bereiden en verwarmen van voesel; elk ander gebruik moet als oneigenlijk beschouwd worden.
Deze aanwijzingen zijn enkel geldig voor de landen van bestemming waarvan de identificatiesymbolen aangeduid worden op de cover van deze handleiding.
Zorg er voor dat de openingen en de spleten voor de ventilatie en de warmte-afvoer niet verstopt raken; dit zou storingen kunnen veroorzaken.
Gebruik dit toestel nooit voor de verwarming van de woning.
Dit toestel is voorzien van het merkteken volgens de europese richtlijn 2002/96/EG in verband met elektrische en elektronische toestellen (Waste Electrical and Electronic Equipment - WEEE). Deze richtlijn bepaalt de normen voor het inzamelen en recycleren van afgedankte toestellen, en geldt voor het volledige grondgebied van de europese unie.
De identificatieplaat die de technische gegevens, het serienummer en de merking bevat, is goed zichtbaar aangebracht in de lade (indien aanwezig) en op de achterzijde van het toestel. In het boekje werd een kopie van deze plaat voorzien: Er wordt aangeraden om deze op de binnenpagina van de cover op de daarvoor voorziene plek te kleven. Deze plaat mag nooit verwijderd worden.
Voordat het toestel in werking wordt gesteld, moeten alle op het toestel aangebrachte etiketten en beschermende folies verwijderd worden.
Gebruik absoluut geen metalen sponzen of scherpe krabbers, zodat de oppervlakken niet worden beschadigd. Gebruik normale en niet-schurende producten, en eventueel houten of plastic gerei. Spoel zorgvuldig, en droog met een zachte doek of met een doek in microfiber. Vermijd om etensresten op suikerbasis te laten opdrogen in de oven (bijv. jam). Als ze te lang aanwezig blijven, zouden ze het email in de oven kunnen aantasten.
Gebruik geen keukengerei of dozen die plastic materiaal bevatten. De hoge temperaturen in de oven kunnen dit materiaal doen smelten, zodat het toestel kan beschadigd worden.
Controleer na elk gebruik van het toestel of de bedieningsknoppen in de positie “nul” (uit) staan.
Gebruik geen gesloten dozen of bakjes in het toestel. Tijdens de bereiding kan een overdruk in de bakjes gevaar op ontploffingen creëren.
Bedek tijdens de bereiding de bodem van de oven niet met aluminiumfolie of dergelijk, en plaats hierop geen pannen of ovenschalen om beschadiging aan het email te vermijden.
Plaats nooit pannen die geen perfect effen en regelmatige bodem hebben op de kookplaat. De instabiliteit van de recipiënten kan gevaar op brandwonden veroorzaken.
Ga niet steunen of zitten op de geopende deur van het toestel. Een excessieve belasting zou de stabiliteit kunnen schaden.
4
Page 3
Algemene waarschuwingen
Het toestel wordt tijdens het gebruik zeer heet. Er wordt aanbevolen om voor elke handeling speciale thermische handschoenen te dragen.
Gebruik de kookplaat niet als in de oven het proces van de pyrolyse (indien aanwezig) in uitvoering is.
In geval het toestel voor een bepaalde periode niet zal gebruikt worden, wordt aanbevolen om de vaste gaskraan of de kraan op de gasfles te sluiten.
Let op dat geen voorwerpen vastraken in de deur van de oven.
Open de bergruimte (indien aanwezig) niet wanneer de oven ingeschakeld of warm is. De temperaturen in deze ruimte kunnen zeer hoog zijn.
Giet geen water in de ovenschalen tijdens een bereiding en wanneer de oppervlakken nog zeer warm zijn. De waterdamp zou ernstige brandwonden en schade aan het email kunnen veroorzaken.
De deur moet tijdens alle bereidingen gesloten blijven. De hitte kan gevaarlijk zijn.
De fabrikant kan niet aansprakelijk gesteld worden voor letsels aan personen of materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van deze voorschriften, of door het onklaar maken van zelfs maar een enkel onderdeel van het toestel of door het gebruik van niet-originele reserveonderdelen.
5
Page 4
Algemene waarschuwingen

2. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID

Raadpleeg de aanwijzingen voor de installatie voor de veiligheidsnormen voor elektrische toestellen of toestellen op gas, en voor de ventilatiefuncties. In het belang van uw veiligheid werd bij wet bepaald dat de installatie en de assistentie van alle elektrische toestellen moet uitgevoerd worden door bevoegd personeel, met inachtneming van de van kracht zijnde normen. Onze erkende installateurs garanderen het beste resultaat. Elektrische toestellen of toestellen op gas moeten steeds door bekwame personen worden weggenomen.
Controleer voordat het toestel aangesloten wordt op het stroomnet of de gegevens die aangeduid worden op de plaat overeenkomen met diegene van het stroomnet zelf.
Als het toestel op een verhoog wordt geïnstalleerd, moeten gepaste bevestigingssystemen worden voorzien.
Voordat de handelingen van de installatie / onderhoud uitgevoerd worden, moet gecontroleerd worden of de stroom naar het toestel is uitgeschakeld.
De producten mogen, indien ze in voertuigen geplaatst zijn (bijvoorbeeld in een kampeerwagen, caravan, enz.), Uitsluitend gebruikt worden wanneer het voertuig stilstaat.
Installeer het product zodanig dat wanneer laden of deurkastjes geopend worden, die zich ter hoogte van de kookplaat bevinden, niet toevallig tegen de potten kunnen stoten die zich op de kookplaat bevinden.
Onmiddellijk na de installatie moet het toestel kort getest worden door de aanwijzingen te volgen die vervolgens worden aangeduid. Bij een slechte werking moet het toestel worden losgekoppeld van het elektriciteitsnet en moet u het dichtstbijzijnde technische servicecentrum contacteren.
De stekker die aangesloten moet worden op de stroomkabel en het relatieve stopcontact moeten van hetzelfde type en conform de van kracht zijnde normen zijn. Het stopcontact moet bereikbaar blijven na installatie van het toestel.
Trek nooit aan de kabel om de stekker uit het stopcontact te verwijderen.
Als de stroomkabel beschadigd is, moet onmiddellijk de technische assistentiedienst gecontacteerd worden die voor de vervanging van de kabel zal zorgen.
De aarding moet verplicht aangebracht worden volgens de voorziene veiligheidsnormen van de elektrische installatie.
Het toestel, en de bereikbare delen van het toestel, worden warm tijdens het gebruik. Let op dat u de verwarmingselementen niet aanraakt. Hou kinderen van jonger dan 8 jaar uit de buurt, behalve onder continu toezicht van volwassenen.
Plaats nooit ontvlambare voorwerpen in de oven: Als deze onopzettelijk ingeschakeld zou worden, zou brand kunnen ontstaan.
Het toestel mag enkel gebruikt worden door volwassenen. Sta niet toe dat kinderen in de buurt komen of ermee spelen.
Dit toestel mag gebruikt worden door kinderen die ouder zijn dan 8 jaar en door personen met verminderde fysische en psychische vermogens, of door personen die geen ervaring en kennis hebben in het gebruik van elektrische apparatuur, wanneer dit gebeurt onder toezicht of instructie van volwassenen die voor hun veiligheid instaan, en mits deze personen de betreffende risico’s begrijpen. Kinderen mogen niet met het toestel spelen. Kinderen mogen zonder toezicht geen handelingen van de reiniging en het onderhoud uitvoeren.
6
Page 5
Algemene waarschuwingen
Probeer nooit om het toestel zelf te herstellen. Alle herstellingen moeten door een bevoegde technicus of bij een bevoegd servicentrum worden uitgevoerd. Oneigenlijk gebruik van gereedschappen kan gevaarlijk zijn.
Dit toestel moet niet bediend worden door middel van de controle van een externe timer of een afzonderlijk afstandscontrolesysteem.
Let op voor de snelle verwarming van de bereidingszones. Plaats geen lege potten of pannen op de ingeschakelde plaat. Gevaar op oververhitting.
De vetten en de olies kunnen vlam vatten als ze oververhit raken. Er wordt dus aangeraden om niet weg te gaan tijdens de bereiding van voedsel dat olies of vetten bevat. In geval de olies of de vetten vlam zouden vatten, mag geen water gebruikt worden om te blussen. Plaats het deksel op de pan en schakel de bereidingszone uit.
Let op tijdens het gebruik van andere elektrische toestellen (bijv. blenders, broodroosters enz.). De kabels voor de aansluiting mogen niet in contact komen met de warme bereidingszones.
Gebruik geen stoomstraal om het toestel te reinigen. De stoom zou de elektrische delen kunnen bereiken, zodat deze beschadigd kunnen worden en kortsluiting kunnen veroorzaken.
Gebruik geen spuitbussen nabij het toestel wanneer het in werking is. Gebruik geen spuitbussen wanneer het toestel nog heet is. De gassen in de spuitbus zouden vlam kunnen vatten.
De fabrikant kan niet aansprakelijk gesteld worden voor letsels aan personen of materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van deze voorschriften, of door het onklaar maken van zelfs maar een enkel onderdeel van het toestel of door het gebruik van niet-originele reserveonderdelen.
7
Page 6
Waarschuwingen voor de afvalverwerking

3. ZORG VOOR HET MILIEU

3.1 Onze zorg voor het milieu

Aldus de Richtlijnen 2002/95/EG, 2002/96/EG, 2003/108/EG in verband met de beperking van het gebruik van gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische toestellen, en ook de verwerking van afval. Het symbool van de doorkruiste vuilbak, aangebracht op de apparatuur, duidt aan dat het product op het einde van zijn gebruiksduur gescheiden ingezameld moet worden. De gebruiker moet de apparatuur dus op het einde van de gebruiksduur toekennen aan geschikte centra voor de gescheiden inzameling van elektrisch en elektronisch afval, of overhandigen aan de verkoper wanneer een nieuw overeenkomstig toestel wordt gekocht. Een gepaste gescheiden afvalinzameling voor de volgende recyclage van de apparatuur en voor de behandeling en de ecologisch compatibele verwerking draagt bij tot het vermijden van mogelijke negatieve gevolgen voor het milieu en voor de gezondheid, en bevordert het recycleren van het materiaal waarvan de apparatuur gemaakt is. Wanneer de gebruiker het product illegaal verwerkt, zullen administratieve sancties getroffen worden.
Het product bevat geen delen die als gevaarlijk voor de gezondheid en het milieu worden beschouwd, conform de actuele Europese Richtlijnen.

3.2 Uw zorg voor het milieu

Voor het verpakken van onze producten worden niet-vervuilende materialen gebruikt die het milieu niet belasten, en die recycleerbaar zijn. We verzoeken om hieraan mee te werken, en om te zorgen voor een correcte verwerking van de verpakking. Vraag bij uw verkoper of bij de bevoegde diensten naar de adressen van inzamel-, afvalverwerkings- en recyclagecentra.
Gooi de verpakking, of delen ervan, niet zomaar weg. Deze kunnen voor kinderen gevaar op verstikking vormen; vooral plastic zakken zijn gevaarlijk.
Ook uw oude toestel moet correct verwerkt worden. Belangrijk: lever het toestel in bij de plaatselijke dienst of zaak die verantwoordelijk is voor de inzameling van afgedankte huishoudtoestellen. Met een correcte verwerking kunnen kostbare materialen gerecupereerd worden. Voordat u het toestel weggooit, is het belangrijk dat u de deuren verwijdert en de werkvlakken niet verwijdert; dit om te vermijden dat kinderen zich al spelend in de oven zouden kunnen opsluiten. Bovendien moet de stroomkabel doorgesneden worden en samen met de stekker verwijderd worden.
8
Page 7
Aanwijzingen voor de gebruiker

4. KEN UW TOESTEL

Kookplaat
Bedieningspaneel
Pakking van de oven
Ovenlamp (twee op sommige modellen)
Deursensor (enkel op sommige modellen)
Frame/geleider voor roosters/ ovenschalen
Ventilator
Bovenbescherming (enkel op sommige modellen)
Deur
9
Page 8
Aanwijzingen voor de gebruiker

4.1 Beschrijving van de bedieningen van het frontpaneel

4.1.1 Selectieknop temperatuur

De keuze van de bereidingstemperatuur wordt verkregen door de knop in wijzerszin op de gewenste waarde te draaien, tussen 50° en 260°C.
Het oplichten van de controlelamp meldt dat de oven aan het voorverwarmen is. Wanneer deze controlelamp uitgaat, werd de ingestelde temperatuur bereikt. Het regelmatig knipperen duidt aan dat de temperatuur in de oven constant op het ingestelde niveau wordt gehouden.

4.1.2 Selectieknop functies

De verschillende functies van de oven zijn geschikt voor verschillende bereidingswijzen. Nadat u de gewenste functie heeft geselecteerd, moet u de bereidingstemperatuur instellen met de thermostaatknop. Raadpleeg voor meer informatie betreffende de bereidingsfuncties: “8. BEREIDINGEN MET DE OVEN”.

4.1.3 Knop timer kookwekker

Met deze knop kan de timer van de kookwekker ingesteld worden. De aangeduide cijfers komen overeen met minuten. De regeling gebeurt progressief, dus kan u ook posities selecteren tussen de aangeduide waarden. Nadat de geselecteerde tijd afgelopen is, wordt een geluidssignaal geproduceerd maar wordt de bereiding niet onderbroken.
De kookwekker zal de bereiding niet onderbreken. Hij zal de gebruiker er slechts op wijzen dat de ingestelde minuten zijn verstreken.

4.1.4 Bedieningsknop branders kookplaat

De inschakeling van de vlam gebeurt wanneer de draaiknop wordt ingedrukt en
tegelijkertijd in tegenwijzerszin op het symbool van de maximum vlam wordt gedraaid. Om de vlam te regelen, moet u de knop in de zone tussen het maximum
( ) en het minimum ( ) plaatsen. Voor het uitschakelen van de brander moet u de
knop weer op positie plaatsen. (Het symbool duidt de brander vooraan links aan).
10
Page 9
Aanwijzingen voor de gebruiker

5. BESCHIKBARE ACCESSOIRES

OPMERKING: Op sommige modellen zijn niet alle accessoires aanwezig.
Rooster voor de
Rooster: nuttig voor het
plaatsen van recipiënten
met voedsel in bereiding.
ovenschaal: om boven
de ovenschaal te
plaatsen, nuttig voor
voedsel dat kan lekken.
Ovenschaal: nuttig voor
het opvangen van vet
afkomstig van voedsel
dat op het bovenstaande
rooster is geplaatst.
Reductie rooster: nuttig
voor het gebruik van
kleine recipiënten.
De ovenaccessoires die in contact kunnen komen met het voedsel zijn gemaakt van materialen conform de van kracht zijnde wetsbepalingen.
Verkrijgbare accessoires:
• Via de Erkende Assistentiecentra kunnen originele bijgeleverde of optionele accessoires besteld worden.
• Gebruik enkel de originele accessoires van de constructeur.
Diepe ovenschaal:
nuttig voor het bereiden
van taarten, pizza’s en
ovengebak.
Reductie WOK: nuttig
voor het gebruik van een
“WOK” (Chinese pan).

5.1 Het gebruik van het rooster of de schaal

De roosters en de schalen beschikken over een mechanische veiligheidsblokkering zodat ze niet toevallig verwijderd kunnen worden. Voor een correcte plaatsing van het rooster of de schaal moet gecontroleerd worden of deze blokkering naar onder gericht is (zoals hiernaast wordt getoond). Om het rooster of de schaal te verwijderen, moeten ze vooraan lichtjes opgeheven worden. De mechanische blokkering (of de plint indien aanwezig) moet steeds naar het achterste deel van de oven gericht zijn.
Plaats de roosters en de schalen helemaal in de oven, tot ze vast komen te zitten.
Bij de modellen met geleiders moeten de ovenschalen vóór het eerste gebruik gereinigd worden. Deze reiniging voorkomt dat eventuele fabricageresten de zijwanden van de ovenruimte kunnen aantasten wanneer de ovenschaal zelf in de oven wordt geplaatst.
11
Page 10
Aanwijzingen voor de gebruiker

5.2 Het gebruik van het roostervlak

Het roostervlak moet in de schaal geplaatst worden (zoals getoond wordt op de afbeelding). Op deze manier kan het vet afkomstig van het voedsel in bereiding opgevangen worden.

5.3 Het gebruik van de reducties

De reductieroosters moeten op de roosters van het vlak gelegd worden zoals wordt aangeduid op de afbeelding. Controleer of ze stabiel gepositioneerd zijn. Het gebruik van de reductie voor de WOK mag enkel gebruikt worden met daarvoor bestemde recipiënten.

5.4 Het gebruik van de stok van het draaispit (enkel op sommige modellen)

Bij de bereidingen met het draaispit moet het frame op de tweede geleider geplaatst worden (raadpleeg 7.2 Vlakken). Het geprofileerde deel moet naar de buitenkant gericht worden (zoals getoond wordt op de afbeelding). Rijg daarna het voedsel op het draaispit door gebruik te maken van de bijgeleverde vorken en clips. Om de stok makkelijk te kunnen verplaatsen, moet de bijgeleverde en daarvoor bestemde handgreep vastgedraaid worden.
Nadat het voedsel op het draaispit werd geplaatst, moet de stok op het frame geplaatst worden zoals wordt aangeduid op de afbeelding. Plaats de stok in het gat (detail B) zodat hij in het motortje van het draaispit wordt gekoppeld. Let op dat het haakje correct op het frame wordt geplaatst (detail A).
12
Page 11
Aanwijzingen voor de gebruiker

6. GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT

6.1 Waarschuwingen en algemeen advies

Voordat de branders ingeschakeld worden, moet gecontroleerd worden of de vlamverdelers correct gepositioneerd zijn in de zittingen, en of de deksels aanwezig zijn.
Voordat de branders ingeschakeld worden, moet de glazen bedekking (indien aanwezig) opgetild worden; voordat ze weer gesloten wordt, moeten alle branders uitgeschakeld worden en moet gewacht worden tot ze afgekoeld zijn.

6.2 Inschakeling van de branders van de kookplaat

Alle bedieningsknoppen en schakelaars bevinden zich op het frontpaneel. Naast elke knop wordt de bijhorende brander aangeduid. Het toestel is voorzien van een elektronisch ontstekingsmechanisme; het is voldoende om op de knop te drukken en hem in tegenwijzerszin te draaien op het symbool van de maximum vlam, tot de ontsteking gebeurt. Als de brander niet wordt ontstoken binnen 15 seconden, moet de knop op “0” geplaatst worden en moet 60 seconden gewacht worden tot de volgende poging. Na de ontsteking moet de knop enkele seconden ingedrukt gehouden worden, zodat het thermokoppel kan opwarmen. Het kan zijn dat de brander uitgaat wanneer de knop wordt losgelaten: dit betekent dat het thermokoppel nog niet voldoende was opgewarmd. Wacht enkele ogenblikken, en herhaal de handeling door de knop langer ingedrukt te houden.
Als de branders toevallig uitgaan, grijpt een veiligheidsmechanisme in dat de levering van het gas blokkeert, ook al staat de kraan open. In dit geval moet de knop in de positie OFF geplaatst worden, en moet minstens 60 seconden gewacht worden voor de volgende poging.

6.3 Praktisch advies voor het gebruik van de branders van de kookplaat

Voor een beter rendement van de branders en voor een minimum gasverbruik moet het volgende uitgevoerd worden: gebruik recipiënten met een deksel die geschikt zijn voor de brander, om te voorkomen dat de vlam langs de zijkanten lekt (raadpleeg de paragraaf “6.4 Diameter van de recipiënten”). Wanneer de vloeistof begint te koken, moet de vlam zodanig verminderd worden om te vermijden dat de vloeistof overkookt. In geval van overstroming moet de vloeistof onmiddellijk van de kookplaat verwijderd worden. Om brandwonden te vermijden en schade aan de kookplaat te voorkomen, moeten tijdens de bereiding alle recipiënten en vleesroosters binnen de omtrek van de kookplaat blijven. Alle recipiënten moet een effen en regelmatige bodem hebben.
Wanneer de vlam toevallig uitgaat, moet de bedieningsknop gesloten worden en moet minstens 1 minuut gewacht worden voordat een nieuwe inschakeling geprobeerd wordt.
Wanneer olies of vetten worden gebruikt, moet goed opgelet worden dat ze bij het heet worden niet gaan branden.
13
Page 12
Aanwijzingen voor de gebruiker

6.4 Diameter van de recipiënten

Brander Ø min. (cm) Ø max. (cm)
Hulpbrander 12 14
Halfsnelle brander 16 24
Snelle brander 18 26
Zeer snelle brander 18 26
Om schade aan de kookplaat of aan eventuele aangrenzende meubels te voorkomen, moeten tijdens de bereiding alle recipiënten en vleesroosters binnen de omtrek van de kookplaat blijven.
Let op dat het glas van de bedekking niet in contact komt met nog hete potten of schalen, omdat het zou kunnen barsten en dus stuk zou kunnen gaan als gevolg van de hitte.
14
Page 13
Aanwijzingen voor de gebruiker

7. GEBRUIK VAN DE OVEN

7.1 Voordat het toestel gebruikt wordt

• Verwijder eventuele etiketten (behalve het plaatje met de technische gegevens) van de schalen, lekbakken of uit de ovenruimte.
• Verwijder eventuele beschermende folies van de buiten- en binnenkant van het toestel en van de accessoires, zoals schalen, lekbakken, de pizzaplaat of de bodembedekking.
• Voordat het toestel voor de eerste keer gebruikt wordt, moeten alle accessoires uit de ovenruimte genomen worden en moeten ze gereinigd worden zoals wordt aangeduid in het hoofdstuk “9. REINIGING EN ONDERHOUD”.
Schakel het lege toestel in op de maximum temperatuur zodat mogelijke productieresten verbrand worden die aan het voedsel een onaangename geur zouden kunnen verlenen.

7.2 Vlakken

De oven beschikt over 5 vlakken zodat roosters en ovenschalen op verschillende hoogtes kunnen geplaatst worden. De plaatsbare hoogtes werden genummerd van laag naar hoog (raadpleeg de afbeelding).
modellen met frames modellen met geleiders

7.3 Bergruimte (enkel op sommige modellen)

Onderaan het fornuis bevindt zich de bergruimte. Plaats in deze ruimte geen ontvlambare materialen, doeken, papier, enz. maar enkel de metalen accessoires van het toestel.
Open de bergruimte niet wanneer de oven ingeschakeld of warm is. De temperaturen in deze ruimte kunnen zeer hoog zijn.
15
Page 14
Aanwijzingen voor de gebruiker

7.4 Glazen bedekking (enkel op sommige modellen)

De bedekking van gehard glas met aluminium profiel beschermt de kookplaat wanneer het toestel niet wordt gebruikt.
Let op dat het glas van de bedekking niet in contact komt met nog hete potten of schalen, omdat het zou kunnen barsten en dus stuk zou kunnen gaan als gevolg van de hitte.
De bedekking moet open staan (dus opgetild blijven) wanneer de oven of de kookplaat worden gebruikt. Voordat de branders ingeschakeld worden, moet de glazen bedekking (indien aanwezig) opgetild worden; voordat ze weer gesloten wordt, moeten alle branders uitgeschakeld worden en moet gewacht worden tot ze afgekoeld zijn.

7.5 Koelventilatie (enkel op sommige modellen)

Het toestel is uitgerust met een koelsysteem, dat bij het starten van een bereiding in werking treedt. De werking van de ventilator veroorzaakt een normale luchtstroom die achter het toestel uitkomt, en die ook na de uitschakeling van de oven voor een korte periode ingeschakeld kan blijven.

7.6 Interne verlichting

De interne verlichting van de oven wordt ingeschakeld wanneer de deur wordt geopend (enkel op sommige modellen) of wanneer eender welke functie wordt geselecteerd.
16
Page 15
Aanwijzingen voor de gebruiker

7.7 Algemene waarschuwingen en advies voor het gebruik

De deur moet gesloten blijven tijdens de bereiding. De hitte kan gevaarlijk zijn.
Bedek tijdens de bereiding de bodem van de oven niet met aluminiumfolie of dergelijk, en plaats hierop geen pannen of ovenschalen om beschadiging aan het email te vermijden. Bij gebruik van bakpapier moet u er voor zorgen dat de circulatie van de warme lucht in de oven er niet door wordt verhinderd.
Voor een optimale bereiding wordt aanbevolen om het keukengerei in het midden van het rooster te plaatsen.
Om te voorkomen dat eventuele damp in de oven ongemakken veroorzaakt, opent u de ovendeur het best in twee keer: open de deur eerst een beetje (ong. 5 cm) voor 4-5 seconden, en daarna helemaal. Wanneer gerechten moeten gecontroleerd worden tijdens de bereiding, moet de ovendeur zo kort mogelijk opengehouden worden om te vermijden dat de temperatuur in de oven zodanig zakt dat het slagen van de bereiding in gedrang komt.
Er wordt aangeraden om het voedsel na de bereiding niet te lang in de ovenruimte te laten, om excessieve condensvorming op de binnenruit van de oven te voorkomen.
Tijdens het bereiden van gebak kan excessief condens op de ruit gevormd worden. Om dit te vermijden, opent u de deur enkele keren zeer voorzichtig tijdens de bereiding.
Om gevaarlijke oververhittingen te voorkomen tijdens het gebruik van de oven moet het de bedekking (waar aanwezig) van het toestel steeds hoog staan.
Schakel het lege toestel in op de maximum temperatuur zodat mogelijke productieresten verbrand worden die aan het voedsel een onaangename geur zouden kunnen verlenen.
17
Page 16
Aanwijzingen voor de gebruiker

8. BEREIDINGEN MET DE OVEN

STATISCH:
De warmte wordt gelijktijdig bovenaan en onderaan afgegeven, en maakt dit systeem geschikt voor het bereiden van speciale types van voedsel. De traditionele bereiding, die ook statisch of warmtestraling wordt genoemd, is geschikt voor het klaarmaken van één gerecht per keer. Het is ideaal voor alle types van gebraden, brood en gevulde taarten, en het is vooral geschikt voor vet vlees zoals gans en eend.
BODEMVLAK:
De warmte, die enkel van onderaan komt, eindigt de bereiding van voedsel dat een hogere basistemperatuur nodig heeft, zonder gevolgen voor het bruin braden. Ideaal voor gebak of hartige taarten, vlaaien en pizza.
GRILL GEVENTILEERD:
De lucht afkomstig van de ventilator verzacht de warmtegolven die worden verkregen door de grill, zodat ook dik voedsel uitstekend wordt gegrilld. Ideaal voor grote
stukken vlees (bijv. varkensscheenbeen). Er wordt aanbevolen om het 4 gebruiken.
BODEMVLAK GEVENTILEERD:
Met de combinatie van de ventilator en enkel de onderste weerstand zal de bereiding sneller klaar zijn. Dit systeem wordt aanbevolen voor het steriliseren of voor het voltooien van voedsel dat reeds goed oppervlakkig gaar is, maar nog niet binnenin, en waarvoor dus een gematigde bovenwarmte nodig is. Ideaal voor elk type van voedsel.
de
vlak te
STATISCH GEVENTILEERD:
De werking van de ventilator, gecombineerd met de traditionele bereiding, verzekert ook voor ingewikkelde recepten homogene bereidingen. Ideaal voor koekjes en taarten, die ook gelijktijdig op meerdere niveaus kunnen bereid worden.
(Voor bereidingen op meerdere niveaus wordt aanbevolen om het 2 te gebruiken).
ONTDOOIING: Het snel ontdooien wordt bevorderd door de activering van de daarvoor bestemde ventilator die een uniforme verdeling van de lucht in de oven garandeert. (Er wordt
aanbevolen het 1
ste
of het 2de vlak te gebruiken)
de
en het 4de vlak
18
Page 17
Aanwijzingen voor de gebruiker

8.1 Advies en handigheidjes voor de bereiding

8.1.1 Algemeen advies

Er wordt aangeraden om het voedsel in de oven te plaatsen nadat deze werd voorverwarmd. Plaats het voedsel dus enkel in de oven wanneer de controlelamp van de bereiding uitgaat.
• Wanneer op meerdere niveaus wordt bereid, wordt aangeraden de ventilatiefunctie te gebruiken om een uniforme bereiding te verkrijgen.
• Algemeen gezien is het niet mogelijk om de bereidingstijden te verkorten door de temperatuur te verhogen (het voedsel zou aan de buitenkant goed gebakken kunnen zijn, maar binnenin minder).
• Tijdens het bereiden van gebak kan excessief condens op de ruit gevormd worden. Om dit te vermijden, opent u de deur enkele keren zeer voorzichtig tijdens de bereiding.
• Voor een snelle voorverwarming moet een geventileerde functie gebruikt worden en moet daarna de gewenste functie geselecteerd worden.

8.1.2 Advies voor het bereiden van vleesgerechten

• De bereidingstijden, in het bijzonder voor vleesgerechten, hangen af van de dikte en van de kwaliteit van het voedsel, en van de smaak van de consument.
• Er wordt aangeraden om een thermometer voor vlees te gebruiken tijdens de bereiding van gebraad, of door eenvoudigweg met een lepeltje op het gebraad te duwen; wanneer het stevig is, is het gaar, zoniet moet u nog even wachten.

8.1.3 Advies voor het bereiden van gebak en koekjes

• Gebruik bij voorkeur metalen en donkerkleurige gebakvormen; deze helpen de warmte beter te absorberen.
• De temperatuur en de duur van de bereiding hangen af van de kwaliteit en de dikte van het deeg.
• Controleer of het gebak binnenin gaar is: stop na de bereiding een tandenstoker in het hoogste punt van het gebak. Wanneer het deeg niet aan de tandenstoker blijft plakken, is het gebak klaar.
• Wanneer het gebak verslapt wanneer het uit de oven wordt gehaald, moet bij de volgende bereiding de temperatuur ongeveer 10°C lager worden ingesteld, en moet eventueel een langere bereidingstijd geselecteerd worden.

8.1.4 Advies voor het ontdooien en het rijzen

• Er wordt aangeraden om het ingevrozen voedsel in een recipiënt zonder deksel te plaatsen, op het eerste vlak van de oven.
• Het voedsel moet uit de verpakking ontdooid worden.
• Plaats het te ontdooien voedsel op homogene wijze, en plaats het niet op elkaar.
• Wanneer u vlees ontdooit, wordt aangeraden om een rooster te gebruiken en om het voedsel op het tweede vlak te plaatsen, en om een ovenschaal op het eerste vlak te plaatsen. Op deze manier blijft het voedsel niet in contact met de vloeistof van de ontdooiing.
• De meest delicate delen kunnen bedekt worden met aluminiumfolie.
• Voor het rijzen wordt aanbevolen om onderin de oven een bakje met water te zetten.

8.1.5 Aanbevelingen voor bereidingen met de grill en de geventileerde grill

• Met de grillfunctie (indien aanwezig) kan het vlees ook in de koude oven geplaatst worden, maar er wordt aanbevolen om de voorverwarming te gebruiken als het resultaat van de bereiding moet
gewijzigd worden.
• Bij de functie van de geventileerde grill wordt daarentegen aanbevolen om de oven eerst voor te verwarmen.
19
Page 18
Aanwijzingen voor de gebruiker

8.2 Indicatieve tabel van de bereidingen

Gerechten Gewicht Functie
PASTA OF RIJST
Positie van d e geleider vanaf
onderaan
Temperatuur
°C
Tijd
(minuten)
Lasagne 3 Kg Statisch 1 of 2 220 - 230 40 - 50 Pasta in de oven Statisch 1 of 2 220 - 230 40
VLEES
Kalfsgebraad 1 Kg Statisch geventileerd 2 180 - 190 70 - 80 Varkenslende 1 Kg Statisch 2 190 - 200 70 - 80 Schouderkarbonade 1 Kg Statisch geventileerd 2 180 - 190 90 - 100 Gebraden konijn 1 Kg Statisch 2 190 - 200 70 - 80 Kalkoenbout 1 Kg Statisch geventileerd 2 180 - 190 110 - 120 Coppa in de oven 1 Kg Statisch 2 190 - 200 190 - 210 Gebraden kip 1 Kg Statisch geventileerd 2 180 - 190 60 - 70
Gegrild vlees Eerste zijde Tweede zijde
Varkenskotelet Grill geventileerd 4 250 7 - 9 5 - 7 Varkensfilet Rundfilet Leverplakjes
Grill geventileerd Grill geventileerd Grill geventileerd
3 250 9 - 11 5 - 9 3 250 9 - 11 9 - 11
4 250 2 - 3 2 - 3 Worst Grill geventileerd 3 250 7 -9 5 - 6 Gehaktballetjes
VLEES AAN HET SPIT (indien aanwezig)
Grill geventileerd
3 250 7 - 9 5 - 6
Kip Grill draaispit Op de stok 250 60 - 70
VIS
Zalmforel 0.7 Kg Circulatie 2 160 - 170 35 -40
BROOD en FOCACCIA
Pizza Statisch geventileerd 1 250 6 - 10 Brood Statisch geventileerd 1 190 - 200 25 - 30 Focaccia Statisch geventileerd 1 180 - 190 15 - 20
GEBAK
Donut Statisch 2 170 55 - 60 Vlaai Statisch geventileerd 2 160 30 - 35 Vlaai Statisch 2 170 35 - 40 Zanddeeg Statisch geventileerd 1 of 2 160 - 170 20 - 25 Gevulde tortellini Statisch 2 170 20 Taart “paradiso” Statisch 1 of 2 170 50 - 60 Taart “paradiso” Statisch geventileerd 2 160 50 - 60 Biscuit Statisch 2 150 - 160 50 - 60 Rijsttaart Statisch geventileerd 2 160 50 - 60 Rijsttaart Statisch 2 170 50 - 60 Brioche Statisch geventileerd 2 160 25 - 30
20
De tijden die aangeduid worden in de volgende tabellen zijn exclusief de voorverwarmingstijden, en ze zijn indicatief.
Page 19
Aanwijzingen voor de gebruiker

9. REINIGING EN ONDERHOUD

Gebruik geen stoomstraal om het toestel te reinigen. De stoom zou de elektrische delen kunnen bereiken, zodat deze beschadigd kunnen worden en kortsluiting kunnen veroorzaken.
AANDACHT: Voor uw veiligheid wordt aanbevolen om beschermende handschoenen te dragen wanneer de reiniging of een buitengewone onderhoudshandeling moet uitgevoerd worden.
Gebruik op de metalen delen of de delen waarvan het oppervlak met metalen afwerkingen werd behandeld (bijv. elektrolytische oxidaties, vernikkeling, verchroming) geen producten die chloor, ammoniak of bleekmiddel bevatten.
Er wordt aanbevolen om de reinigingsproducten van de constructeur te gebruiken.

9.1 Het reinigen van roestvrij staal

Om het roestvrij staal in goede staat te houden, moet het na elk gebruik gereinigd worden nadat de oven afgekoeld is.

9.2 Dagelijkse gewone reiniging

Gebruik voor het reinigen en bewaren van de roestvrije stalen oppervlakken steeds en uitsluitend specifieke producten, die geen schurende of zure stoffen op chloorbasis bevatten. Gebruiksaanwijzing: giet het product op een vochtige doek en wrijf het over het oppervlak, spoel zorgvuldig, en droog met een zachte doek of met een doek in microfiber.

9.3 Voedselvlekken of -resten

Gebruik absoluut geen stalen sponzen of scherpe krabbers zodat de vlakken niet worden beschadigd. Gebruik normale en niet-schurende producten, en eventueel houten of plastic keukengerei. Spoel zorgvuldig, en droog met een zachte doek of met een doek in microfiber. Vermijd om etensresten op suikerbasis (bv. jam) te laten opdrogen in de oven. Wanneer ze te lang opdrogen, kan het email in de oven beschadigd worden.

9.4 Reiniging van de onderdelen van de kookplaat

9.4.1 De glazen bedekking (indien aanwezig)

Als vloeistoffen op de gesloten bedekking worden gemorst, moet gereinigd worden met een doek voordat de bedekking wordt geopend.
Om de reiniging te vergemakkelijen, kan de bedekking verwijderd worden via de scharnieren. 1 Poritioneer de bedekking in de gesloten positie. 2 Draai de schroeven achteraan van de twee scharnieren los (die worden
aangeduid door de pijl op de afbeelding), open de bedekking en
verwijder ze langs boven. 3 Voer de reiniging uit. 4 Positioneer de bedekking weer in de geleiders. Draai de
bevestigingsschroeven van de scharnieren vast in de gesloten positie.
21
Page 20
Aanwijzingen voor de gebruiker

9.4.2 De roosters

Verwijder de roosters en reinig ze met lauw water en een niet-schurend reinigingsmiddel, en verwijder alle afzettingen. Droog ze zorgvuldig, en plaats ze weer op de kookplaat. Het rooster staat steeds in contact met de vlam, zodat de glans van de delen van het staal die het meest de warmte moeten verdragen mettertijd kan verdwijnen. Dit is een normaal verschijnsel dat de functionaliteit van dit onderdeel absoluut niet schaadt.

9.4.3 Verwijder de deksels en de vlamverdelers

De deksels en de vlamverdelers kunnen verwijderd worden zodat de reiniging makkelijker kan uitgevoerd worden. Reinig alle onderdelen met warm water en een niet-schurend reinigingsmiddel, verwijder alle afzettingen en wacht tot ze perfect droog zijn. Hermonteer de vlamverdelers, en controleer of ze in hun zittingen met de bijbehorende deksels geplaatst zijn en of de gaten A van de vlamverdelers overeenkomen met de vonkontstekers en de thermokoppels.
Stop deze onderdelen niet in een vaatwasser.

9.4.4 De vonkonststekers en de thermokoppels

Voor een goede werking van de vonkontstekers en de thermokoppels moeten deze steeds rein gehouden worden. Controleer ze regelmatig, en reinig ze indien nodig met een vochtige doek. Eventuele droge resten moeten verwijderd worden met een houten tandenstoker of met een naald.
Gebruik op de metalen delen of de delen waarvan het oppervlak met metalen afwerkingen werd behandeld (bijv. elektrolytische oxidaties, vernikkeling, verchroming) geen producten die chloor, ammoniak of bleekmiddel bevatten.
22
Page 21
Aanwijzingen voor de gebruiker
9.5 Reiniging van de oven
Om de oven in goede staat te houden, moet hij na afkoeling regelmatig gereinigd worden.
• Verwijder alle verwijderbare delen.
• Reinig de ovenroosters met warm water en niet-
schurende reinigingsmiddelen; spoel en droog ze
daarna.
• Om de reiniging van de oven te vergemakkelijken, kan u
de ovendeur verwijderen (raadpleeg paragraaf “10.2
Demontage van de deur”).
Er wordt aangeraden om de oven voor ongeveer 15/20 minuten maximaal te verwarmen nadat specifieke producten gebruikt werden om de afgezette resten in de oven te elimineren.
Na deze handeling wordt aangeraden om de vochtige delen goed te drogen.

9.5.1 Verwijdering geleiderframes (indien aanwezig)

Als de geleiderframes worden verwijderd, kan de reiniging van de zijdelingse delen makkelijker uitgevoerd worden. Deze handeling moet uitgevoerd worden wanneer de automatische reinigingscyclus wordt gebruikt (enkel op sommige modellen). Verwijder de geleiderframes: 1 trek het frame naar de binnenkant van de oven zodat
het uit de klemverbinding A komt, en verwijder het uit de
zittingen achteraan B. 2 Herhaal na de reiniging de net beschreven handelingen
om de geleiderframes weer te plaatsen.

9.5.2 Reiniging van de ruiten van de deur

Er wordt aangeraden om deze steeds goed rein te houden. Gebruik absorberend keukenpapier; bij hardnekkig vuil moet u ze reinigen met een vochtige spons en een gewoon reinigingsmiddel.
Gebruik voor het reinigen van de ruiten van de ovendeur geen schurende of bijtende reinigingsmiddelen (bijv. poeders, ontvlekkingsmiddelen en metalen sponsjes). Gebruik voor het reinigen van de ruiten van de oven geen ruwe of schurende materialen of scherpe metalen krabbers, die het glas zouden kunnen krassen en versplinteren.

9.5.3 Reiniging van de pakking

Gebruik een niet-schurende spons en lauw water om de pakking schoon te houden. De pakking moet steeds zacht en elastisch zijn (behalve voor de pyrolytische modellen). Bij de pyrolytische modellen kan de pakking verpletterd worden en mettertijd zijn aanvankelijke vorm verliezen. Knijp langs de volledige omtrek op de pakking om ze weer vorm te geven, zodat ook het vuil van de pakking zelf wordt verwijderd.
23
Page 22
Aanwijzingen voor de gebruiker

10. BUITENGEWOON ONDERHOUD

Er kunnen regelmatig kleine ingrepen nodig zijn voor het onderhoud of de vervanging van onderdelen die onderhevig zijn aan slijtage, zoals pakkingen, lampjes enz. Hieronder volgen de specifieke aanwijzingen voor elke ingreep van dit type.
Vóór elke handeling waarvoor de delen onder spanning bereikt moeten worden, moet de stroomtoevoer naar het toestel uitgeschakeld worden.
AANDACHT: Voor uw veiligheid wordt aanbevolen om beschermende handschoenen te dragen wanneer de reiniging of een buitengewone onderhoudshandeling moet uitgevoerd worden.

10.1 Vervanging van de lamp

Als een lamp moet vervangen worden, als gevolg van slijtage of verbranding, moeten de framegeleiders verwijderd worden. Raadpleeg “9.5.1 Verwijdering geleiderframes (indien aanwezig)”. Verwijder daarna de lampbedekking met behulp van bijvoorbeeld een schroevendraaier. Verwijder de lamp door ze los te draaien (gloeilamp) of door ze uit de zitting te halen (halogeenlampen) volgens de aangeduide zin. Vervang de lamp met een soortgelijke (25W voor gloeilampen of 40W voor halogeenlampen).
De halogeenlampen mogen niet rechtstreeks met de vingers aangeraakt worden, gebruik dus een isolerende bedekking.

10.2 Demontage van de deur

Open de deur volledig. Plaats een pinnetje in de opening van het scharnier. Herhaal de handeling voor beide scharnieren.
Neem de deur aan beide kanten en met beide handen vast, hef ze op aan een hoek van ongeveer 30°, en verwijder ze.
Om de deur weer te monteren, moeten de scharnieren in de daarvoor bestemde openingen in de oven geplaatst worden, zodat de gleuven C helemaal op de openingen steunen. Laat de deur zakken zodat ze geplaatst wordt, en verwijder de pinnetjes uit de openingen in de scharnieren.
24
Page 23
Aanwijzingen voor de gebruiker

10.3 Demontage van de pakking (behalve pyrolytische modellen)

Voor een grondige reiniging van de oven kan u de pakking van de deur verwijderen. Op de vier zijden zijn haken aanwezig die de pakking op de rand van de oven bevestigen. Trek de randen van de pakking naar buiten zodat de haken loskomen. De pakking moet vervangen worden wanneer ze niet meer elastisch is en hard wordt.

10.4 Demontage van de interne ruiten

Er wordt aangeraden om deze steeds goed rein te houden. Om de reiniging te vergemakkelijken, kan u de deur verwijderen (raadpleeg 10.2 Demontage van de deur) en ze op een vaatdoek laten rusten; ofwel opent u de deur en blokkeert u de scharnieren zodat de ruiten kunnen verwijderd worden. De ruiten van de deur kunnen volledig gedemonteerd worden, door de volgende aanwijzingen te volgen.
Aandacht: voordat de ruiten worden verwijderd, moet gecontroleerd worden of minstens één van de scharnieren van de deur in de open positie geblokkeerd werd zoals wordt beschreven in de paragraaf “10.2 Demontage van de deur”. Deze handeling zou ook nodig kunnen blijken tijdens het verwijderen van de ruiten, wanneer de deur toevallig los zou komen.
Verwijdering van de interne ruit:
• Verwijder de interne ruit door ze achteraan naar boven te
trekken, en volg de beweging die wordt aangeduid door de
pijlen (1).
• Trek het voorste deel van de ruit daarna omhoog (2).
• Op deze manier komen de 4 pinnen, die op de ruit bevestigd
zijn, los uit hun zitten op de ovendeur.
Verwijdering van de middelste ruiten:
• (op de pyrolytische modellen) zijn twee tussenruiten
aanwezig die gekoppeld zijn door middel van 4 blokjes.
Verwijder de tussenruiten door ze op te heffen naar de
andere toe.
• (Op de andere modellen) kan een tussenruit aanwezig zijn;
verwijder ze door ze op te heffen.
Reiniging:
• Nu kunnen de buitenruit en de eerder verwijderde ruiten
gereinigd worden. Gebruik absorberend keukenpapier. Bij
hardnekkig vuil moet een vochtige spons en een neutraal
reinigingsmiddel gebruikt worden.
Het herplaatsen van de ruiten:
• Plaats de ruiten weer door de omgekeerde volgorde van de
verwijdering te volgen.
• Plaats de interne ruit door de 4 pinnen die bevestigd zijn op
de ruit te centreren en te klemmen in hun zittingen op de
ovendeur, door er lichtjes op te drukken.
25
Page 24
Aanwijzingen voor de installateur

11. INSTALLATIE

11.1 Montage in meubels

Fineerbewerkingen, kleefstoffen of plastic bekledingen van aangrenzende meubels moeten warmtebestendig zijn (minstens 90°C). In het omgekeerde geval zouden ze mettertijd kunnen vervormen.
Het toestel moet geïnstalleerd worden door een bevoegd technicus, en volgens de van kracht zijnde normen. Dit toestel hoort afhankelijk van het installatietype tot klasse 2 – subklasse 1 (Afb. A - Afb. B) of tot klasse 1 (Afb. C).
Het toestel kan geïnstalleerd worden tegen wanden die hoger zijn dan het werkblad, op een minimum afstand van 50 mm van de zijkant van het toestel, zoals wordt aangeduid in de afbeeldingen A en C betreffende de installatieklassen.
Keukenkasten die zich boven het werkblad bevinden, moeten zich op een afstand van minstens 750 mm bevinden. Afzuigkappen moeten op een afstand van minstens 650 mm geïnstalleerd worden.
Ingebouwd toestel (Klasse 2 subklasse 1)
Ingebouwd toestel (Klasse 2 subklasse 1)
Toestel vrije installatie (Klasse 1)
26
Page 25
Aanwijzingen voor de installateur

11.2 Verluchting van de lokalen en afvoer van de verbrandingsproducten

Het toestel mag enkel in permanent geventileerde lokalen worden geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door de van kracht zijnde normen. In de ruimte waar het toestel geïnstalleerd is, moet een voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die nodig is voor de regelmatige gasverbranding en de luchtverversing van de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die beschermd worden door roosters, moeten afmetingen conform de van kracht zijnde normen hebben, en moeten zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet gedeeeltelijk, verstopt worden. Het toestel moet goed geventileerd worden zodat de hitte en de vochtigheid geëlimineerd worden die geproduceerd worden door de bereidingen: vooral nadat het toestel voor lange tijd niet gebruikt werd, wordt aanbevolen om een venster te openen of om de snelheid van eventuele ventilatoren te verhogen.
De afvoer van de verbrandingsproducten moet verzekerd worden door middel van afzuigkappen, die aangesloten zijn op een rookkanaal met een efficiënte trek of met een geforceerde afzuiging. Een efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig ontworpen worden door een bevoegde specialist, en moet uitgevoerd worden door de posities en de afstanden te respecteren die voorzien worden door de normen. Na de handeling moet de installateur een conformiteitscertificaat afgeven.
Ecavuatie door middel van een afzuigkap.
Evacuatie zonder afzuigkap.
In rookkanaal met natuurlijke trek.
In rookkanaal met elektrische ventilator.
Rechtstreeks in de atmosfeer met elektrische ventilator op de wand of in de ruit.
Rechtstreeks in de atmosfeer via de wand.
Lucht
Verbrandingsproducten
Elektrische ventilator
27
Page 26
Aanwijzingen voor de installateur

11.3 Gasaansluiting

Na de installatie moet u eventuele lekken opsporen met een zeepoplossing, maar nooit met een vlam.
Het aanhaalmoment tussen de verbindingen met pakking moet zich tussen 10 en 15 Nm bevinden.
Na elke handeling op het toestel moet de correcte sluiting van de gasverbindingen gecontroleerd worden.
In geval het toestel wordt gebruikt met vloeibaar gas moet een drukregelaar conform de van kracht zijnde norm gebruikt worden, en moet de aansluiting op de gasfles uitgevoerd worden volgens de voorschriften die bepaald worden door de van kracht zijnde norm. Controleer of de druktoevoer de waarden respecteert die worden aangeduid in de tabel in de tabel “12.3 Tabel met kenmerken van de branders en de straalpijpen”.

11.3.1Aansluiting met rubberleiding

AANDACHT: De volgende aanwijzingen zijn enkel geldig voor installaties van Klasse 1. Raadpleeg afb. C in het hoofdstuk “11.1 Montage in meubels”.
De aansluiting met rubberleiding conform de van kracht zijnde normen mag enkel uitgevoerd worden wanneer de leiding over de volledige lengte geïnspecteerd kan worden.
De binnendiameter van de leiding moet 8 mm zijn voor VLOEIBAAR GAS en 13 mm voor METHAANGAS en STADSGAS.
Het aansluiten met een rubberleiding, conform de van kracht zijnde norm, moet zodanig worden verricht dat de lengte van de leiding niet meer dan 1,5 meter bedraagt; controleer of de leiding niet in aanraking komt met bewegende delen of geklemd wordt. Controleer of alle volgende voorwaarden gerespecteerd worden:
• of de leiding op het rubber bevestigd is met veiligheidsklemmen;
• of de leiding op geen enkele plaats in contact komt met hete wanden (max. 50°C);
• of de leiding niet wordt onderworpen aan trekkrachten of spanningen, en geen strakke bochten maakt of vernauwingen heeft;
• of de leiding niet in aanraking komt met snijdende voorwerpen of scherpe hoeken;
• wanneer de leiding niet perfect gedicht is en gaslekken veroorzaakt, mag u ze niet proberen te herstellen: vervang ze met een nieuwe leiding;
• controleer of de vervaldatum van de leiding, die wordt aangeduid op de leiding zelf, niet overschreden werd.
28
Page 27
Aanwijzingen voor de installateur
3
2
1
4
3
6
5
2
1
4
3
Voer de aansluiting op het gasnetwerk uit met een rubberleiding conform de kenmerken van de van kracht zijnde norm (controleer of de afkorting van deze norm op de leiding gedrukt is). Draai het rubber 3 zorgvuldig vast op de gasverbinding 1 (schroefdraad ½” ISO 228-1) van het toestel, en voorzie de pakking 2. Afhankelijk van de diameter van de gebruikte gasleiding kan ook het rubber 4 vastgedraaid worden op het rubber 3. Plaats, nadat het rubber of de rubbers werden vastgedraaid, de gasleiding 6 op het rubber en bevestig ze met de klem 5 conform de van kracht zijnde norm.

11.3.2Aansluiting met een flexibele stalen leiding

AANDACHT: De volgende aanwijzingen gelden voor alle installatietypes, raadpleeg afb. A, B en C in het hoofdstuk “11.1 Montage in meubels”.
Gebruik uitsluitend flexibele stalen leidingen voor continue wanden conform de van kracht zijnde norm, met een maximum extensie van 2 meter.
Dit installatietype kan zowel voor ingebouwde toestellen als voor vrijstaande toestellen gebruikt worden. Voer de aansluiting op het gasnetwerk uit met behulp van een flexibele stalen leiding voor continue wanden, conform de kenmerken van de van kracht zijnde norm. Draai de verbinding 3 zorgvuldig vast op de gasverbinding 1 (schroefdraad ½” ISO 228-1) van het toestel, en voorzie de pakking 2. Breng isolatiemateriaal aan op de schroefdraad van de verbinding 3, en draai de flaxibele stalen leiding 4 vast op de verbinding 3.
29
Page 28
Aanwijzingen voor de installateur
11.4 Elektrische aansluiting
Controleer of het voltage en de afmeting van de stroomtoevoerlijn overeenstemmen met de kenmerken die worden aangeduid op het plaatje op de zijkant van het toestel. Dit plaatje mag nooit verwijderd worden. Een kopie van dit plaatje is voorzien in de handleiding.
De elektrische aansluiting van het toestel moet uitgevoerd worden door een gekwalificeerd technicus.
Vóór elke ingreep moet de stroomtoevoer van de oven uitgeschakeld worden.
De aarding moet verplicht aangebracht worden volgens de voorziene veiligheidsnormen van de elektrische installatie.
In geval van een aansluiting op het elektriciteitsnet door middel van stopcontact en stekker, moeten beide van hetzelfde type zijn en moeten ze conform de van kracht zijnde normen aangesloten worden op de stroomkabel. Het stopcontact moet bereikbaar blijven na inbouw van het toestel. TRek nooit aan de kabel om de stekker uit het stopcontact te verwijderen.
In geval van een vervanging: de draad van de aarding moet langer zijn dan de draden die de stroom geleiden, zodat in geval het stopcontact losgerukt wordt van de stroomkabel de draad van de aarding de laatste is die loskomt.
Gebruik geen verloopstekkers, adapters of aftakkingen, omdat die oververhitting of brand zouden kunnen veroorzaken.
Als een vaste aansluiting wordt gebruikt, moet op de stroomtoevoerlijn van het toestel een omnipolair onderbrekingsmechanisme worden aangebracht waarvan de afstand tussen de contactpunten minstens
3 mm bedraagt, die op een makkelijk te bereiken plaats nabij het toestel gemonteerd is.
De constructeur kan niet aansprakelijk worden gesteld voor letsels aan personen of materiële
schade als gevolg van het niet in acht nemen van bovenstaande voorschriften of door het onklaar maken van een afzonderlijk deel van het apparaat.
TYPE VAN
TOESTEL
(CM)
60
MOGELIJKE TYPES VAN
AANSLUITING
220 - 240 V 1N~ driepolig 3 x 1,5 mm² H05V2V2-F
TYPE VAN KABEL
(indien niet aanwezig)
zijde toestel
30
• Gebruik kabels die bestand zijn tegen temperaturen van minstens 90°C, van het type H05V2V2-F.
• De bovenstaande waarden verwijzen naar de diameter van de interne geleider.
• Het aanhaalmoment van de schroeven van de stroomgeleiders van het klemmenbord moet 1,5 - 2 Nm bedragen.
• De bovenstaande stroomkabels hebben een diameter die rekening houdt met de gelijktijdigheidsfactor (conform de norm EN 60335-2-6).
Page 29
Aanwijzingen voor de installateur
C
11.5 Positionering van de plint (enkel op sommige modellen)
De plint moet steeds correct gepositioneerd en bevestigd worden op het toestel. 1 Draai de 2 moeren (B) achteraan het vlak los. 2 Positioneer de plint zodanig boven het vlak dat de pinnen
(C) overeenkomen met de openingen (D).
3 Bevestig de plint op het vlak door de schroeven (A) vast te
draaien.
11.6 Plaatsing en nivellering van het toestel
Nadat de gasaansluiting en/of de elektrische aansluiting werden uitgevoerd, moet het toestel genivelleerd worden met behulp van de vier regelbare pootjes. Om een goede bereiding te verkrijgen, is het absoluut noodzakelijk dat het toestel correct genivelleerd wordt op de ondergrond.
31
Page 30
Aanwijzingen voor de installateur

12. AANPASSING AAN DE VERSCHILLENDE GASTYPES

Vóór elke ingreep moet de stroomtoevoer van de oven uitgeschakeld worden.
Toestel afgesteld voor gas:
Wanneer voor de werking andere gastypes worden gebruikt, moeten de straalpijpen op de branders vervangen worden en moet de minimum vlam op de gaskranen geregeld worden. Voor de vervanging van de straalpijpen moet gehandeld worden zoals wordt beschreven in de volgende paragrafen.
METHAAN G25 (II2L3B/P) druk 25 mbar (raadpleeg het etiket op het product)

12.1 Vervanging van de straalpijpen van de kookplaat

1 Verwijder de roosters, alle deksels en de vlamverdelers
om de branderdoppen te bereiken.
2 Draai de straalpijpen los met behulp van een sleutel van
7 mm.
3 Vervang de straalpijpen van de branders met diegene
voor het gas dat gebruikt zal worden (raadpleeg paragraaf “12.3 Tabel met kenmerken van de branders en de straalpijpen“).
4 Plaats de branders weer correct in de gepaste zittingen.

12.2 Schikking branders

Brander
Hulpbrander
Halfsnelle brander
Snelle brander
Zeer snelle brander
32
Page 31
Aanwijzingen voor de installateur

12.3 Tabel met kenmerken van de branders en de straalpijpen

Nominaal
Brander
Hulpbrander 1.05 50 400 76 75 Halfsnelle brander 1.8 65 500 131 129 Snelle brander 3.0 85 800 218 214 Zeer snelle brander 3.5 94 1600 255 250
Brander
Hulpbrander 1.05 72 (F1) 400 Halfsnelle brander 1.8 94 (Y) 500 Snelle brander 3.0 121 (F2) 800 Zeer snelle brander 3.5 138 (F3) 1600
warmteverbruik
(kW)
Nominaal
warmteverbruik
(kW)
Diameter van
de straalpijp
(1/100 mm)
Diameter van
de straalpijp
(1/100 mm)
Vloeibaar gas - G30/G31 30 mbar
Beperkt
verbruik
(W)
Methaan - G25 25 mbar
Voorkamer
(gedrukt op
straalpijp)
Verbruik
(g/h G30)
Beperkt verbruik
Verbruik
(g/h G31)
(W)

12.4 Afsluitende handelingen

Nadat de vervanging van de straalpijpen uitgevoerd werd, moeten de vlamverdelers, de branderdeksels en de roosters weer geplaatst worden.
Na de regeling met een ander gas dan dat van de fabrieksafstelling moet het etiket voor de regeling van het gas, dat werd aangebracht op het toestel, vervangen worden met hetgene voor het nieuwe gas. Het etiket is bij de straalpijpen gevoegd (indien aanwezig).

12.4.1Regeling van het minimum van de branders van de kookplaat voor methaan of stadsgas

Schakel de brander in, en plaats hem op de minimum stand. Verwijder de knop van de gaskraan en handel op de regelschroef die zich in of naast het staafje van de kraan bevindt (afhankelijk van het model), tot een regelmatige minimum vlam wordt verkregen. Monteer de knop weer, en controleer de stabiliteit van de vlam van de brander (als de knop snel van het maximum naar het minimum gedraaid wordt, mag de vlam niet uitgaan). Herhaal deze handeling voor alle gaskranen.

12.4.2Regeling van het minimum van de branders van de kookplaat voor vloeibaar gas

Voor de regeling van het minimum met vloeibaar gas moet de schroef naast het staafje van de kraan helemaal in wijzerszin gedraaid worden.
33
Page 32
914774476/ A
Loading...