Fouten opsporen
Fout Mogelijke oorzaak Verhelpen
Geen van de
controlelampjes
branden.
De vriezer staat uit.
Stroomstoring; de zekering is
doorgeslagen; de stekker zit niet
goed in het stopcontact.
Controleer stekker en contact.
Controleer of de stroom is
ingeschakeld.
De zekering moet aan staan.
De temperatuur in de
vrieskist is te laag.
Het ventilatierooster is geblokkeerd.
Het deksel van de vriezer is niet goed
gesloten.
Er zijn meer invriesproducten tegelijk
in de kist gelegd dan de capaciteit
kan klaren.
Veel rijp- en ijsvorming.
De thermostaat is te warm afgesteld.
Zorg ervoor dat de luchtcirculatie niet
verhinderd wordt.
Sluit het deksel en wacht een paar
uur.
Wacht een paar uur.
Ontdooi de vriezer.
Zet de thermostaat kouder.
De temperatuur in de
vrieskist is te laag.
De Supervriesfunctie is ingeschakeld.
De thermostaat is te koud afgesteld.
Het deksel stoot tegen producten in
de vriezer.
Schakel de Supervriesfunctie uit.
Zet de thermostaat warmer.
Verplaats de producten en controleer
dat het deksel goed afsluit.
De vriezer rijpt
overmatig.
De ruimte is erg vochtig.
De producten geven vocht af.
Lucht de ruimte regelmatig door of
verplaats de vriezer naar een ruimte
met minder vocht.
Pak de producten beter in.
Het deksel kan niet
openen.
Onderdruk in de vriezer. Wacht 2-3 minuten totdat de
onderdruk verdwenen is en probeer
het nog eens.
Trillingen en ongewoon
lawaai.
De vriezer staat niet op een egaal
vlak.
De vriezer staat niet vrij.
Manden of de scheidswand zitten los.
Plaats de vrieskist op een egale,
vlakke en stabiele onderlaag.
Verwijder de vriezer van meubelen of
andere apparaten.
Controleer de verplaatsbare delen en
zet ze weer terug.