1. WAARSCHUWINGEN VOOR HET GEBRUIK .................................................................... 172
2. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID .................................................................. 174
3. ZORG VOOR HET MILIEU .................................................................................................. 176
3.1 Onze zorg voor het milieu ........................................................................................................................... 176
3.2 Uw zorg voor het milieu .............................................................................................................................. 176
4. KEN UW TOESTEL ............................................................................................................. 177
4.1 Beschrijving van de bedieningen van het frontpaneel ................................................................................ 178
5.1 Het gebruik van het rooster of de schaal .................................................................................................... 181
5.2 Het gebruik van het roostervlak .................................................................................................................. 181
5.3 Het gebruik van de reducties ...................................................................................................................... 181
5.4 Het gebruik van de stok van het draaispit (enkel op sommige modellen) ................................................... 182
6. GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT ........................................................................................ 183
6.1 Algemene waarschuwingen en advies ........................................................................................................ 183
6.2 Inschakeling van de branders van de kookplaat ......................................................................................... 183
6.3 Praktisch advies voor het gebruik van de branders van de kookplaat ........................................................ 183
6.4 Diameter van de recipiënten ....................................................................................................................... 184
7. GEBRUIK VAN DE OVEN ................................................................................................... 185
7.1 Voordat het toestel gebruikt wordt .............................................................................................................. 185
7.6 Algemene waarschuwingen en advies voor het gebruik ............................................................................. 186
7.7 Elektronische programmeereenheid (enkel op sommige modellen) ........................................................... 187
8. BEREIDINGEN MET DE OVEN .......................................................................................... 189
8.1 Advies en handigheidjes voor de bereiding ................................................................................................ 191
8.2 Indicatieve tabel van de bereidingen .......................................................................................................... 192
9. REINIGING EN ONDERHOUD ............................................................................................ 193
9.1 Het reinigen van roestvrij staal .................................................................................................................... 193
9.3 Voedselvlekken of -resten ........................................................................................................................... 193
9.4 Reiniging van de onderdelen van de kookplaat .......................................................................................... 193
9.5 Reiniging van de oven ................................................................................................................................ 195
9.6 Pyrolyse: automatische reiniging van de oven (enkel op sommige modellen) ............................................ 197
9.7 Instelling van de reinigingscyclus ................................................................................................................ 198
9.8 VAPOR CLEAN: geassisteerde reiniging van de oven (enkel op sommige modellen) ............................... 199
10.1 Vervanging van de lamp (hoofdzakelijke oven) ........................................................................................ 201
10.2 Vervanging van de lamp (hulpoven) ......................................................................................................... 201
10.3 Demontage van de deur ........................................................................................................................... 202
10.4 Demontage van de pakking (behalve pyrolytische modellen) ................................................................... 202
10.5 Demontage van de interne ruiten .............................................................................................................. 203
11.5 Positionering van de plint (enkel op sommige modellen) .......................................................................... 209
11.6 Plaatsing en nivellering van het toestel ..................................................................................................... 209
12. AANPASSING AAN DE VERSCHILLENDE GASTYPES ................................................. 210
12.1 Vervanging van de straalpijpen van de kookplaat .................................................................................... 210
AANWIJZINGEN VOOR DE GEBRUIKER: hier vindt u advies betreffende het gebruik, de
beschrijving van de bedieningen en de correcte handelingen voor de reiniging en het onderhoud
van het toestel.
AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATEUR: deze zijn bedoeld voor de gekwalificeerde technicus
die de installatie, de indienststelling en de keuring van het toestel moet uitvoeren.
Surf voor meer informatie over de producten naar www.smeg.com
171
Algemene waarschuwingen
1. WAARSCHUWINGEN VOOR HET GEBRUIK
Deze handleiding is een integrerend deel van het toestel. Ze moet integer en binnen handbereik worden
bewaard voor de volledige gebruiksduur van het toestel. We raden aan om deze handleiding en alle
aanwijzingen aandachtig door te lezen alvorens het toestel in gebruik wordt genomen. De installatie
moet uitgevoerd worden door gekwalificeerd personeel, en door de van kracht zijnde normen te
respecteren. Dit toestel is bedoeld voor huishoudelijk gebruik, en is conform de EG-richtlijnen die
actueel van kracht zijn. Het toestel werd gebouwd voor de volgende functie: het bereiden enverwarmen van voedsel; elk ander gebruik moet als oneigenlijk beschouwd worden.
Deze aanwijzingen zijn enkel geldig voor de landen van bestemming waarvan de identificatiesymbolen
aangeduid worden op de cover van deze handleiding.
Zorg er voor dat de openingen en de spleten voor de ventilatie en de warmte-afvoer niet verstopt raken;
dit zou storingen kunnen veroorzaken.
Gebruik dit toestel nooit voor de verwarming van de woning.
Dit toestel is voorzien van het merkteken volgens de europese richtlijn 2002/96/EG in verband met
elektrische en elektronische toestellen (Waste Electrical and Electronic Equipment - WEEE).
Deze richtlijn bepaalt de normen voor het inzamelen en recycleren van afgedankte toestellen, en geldt
voor het volledige grondgebied van de europese unie.
De identificatieplaat die de technische gegevens, het serienummer en de merking bevat, is goed
zichtbaar aangebracht in de lade (indien aanwezig) of op de achterzijde van het toestel. In het boekje
werd een kopie van deze plaat voorzien: Er wordt aanbevolen om deze op de binnenpagina van de cover
op de daarvoor voorziene plek te kleven. Deze plaat mag nooit verwijderd worden.
Voordat het toestel in werking wordt gesteld, moeten alle op het toestel aangebrachte etiketten en
beschermende folies verwijderd worden.
Gebruik absoluut geen metalen sponzen of scherpe krabbers, zodat de oppervlakken niet worden
beschadigd. Gebruik normale en niet-schurende producten, en eventueel houten of plastic gerei. Spoel
zorgvuldig, en droog met een zachte doek of met een doek in microfiber. Vermijd om etensresten op
suikerbasis te laten opdrogen in de oven (bijv. jam). Als ze te lang aanwezig blijven, zouden ze het email
in de oven kunnen aantasten.
Gebruik geen keukengerei of dozen die plastic materiaal bevatten. De hoge temperaturen in de oven
kunnen dit materiaal doen smelten, zodat het toestel kan beschadigd worden.
Controleer na elk gebruik van het toestel of de bedieningsknoppen in de positie "nul" (uit) staan.
Gebruik geen gesloten dozen of bakjes in het toestel. Tijdens de bereiding kan een overdruk in de
bakjes gevaar op ontploffingen creëren.
Bedek tijdens de bereiding de bodem van de oven niet met aluminiumfolie of dergelijk, en plaats hierop
geen pannen of ovenschalen om beschadiging aan het email te vermijden.
Plaats nooit pannen op de kookplaat die geen perfect effen en regelmatige bodem hebben. De
instabiliteit van de recipiënten kan gevaar op brandwonden veroorzaken.
172
Ga niet steunen of zitten op de geopende deur van het toestel. Een excessieve belasting zou de
stabiliteit kunnen schaden.
Algemene waarschuwingen
Het toestel wordt tijdens het gebruik zeer heet. Er wordt aanbevolen om voor elke handeling speciale
thermische handschoenen te dragen.
Gebruik de kookplaat niet als in de oven het proces van de pyrolyse (indien aanwezig) in uitvoering is.
In geval het toestel voor een bepaalde periode niet zal gebruikt worden, wordt aanbevolen om de vaste
gaskraan of de kraan op de gasfles te sluiten.
Let op dat geen voorwerpen vastraken in de deur van de oven.
Open de bergruimte (indien aanwezig) niet wanneer de oven ingeschakeld of warm is. De temperaturen
in deze ruimte kunnen zeer hoog zijn.
Giet geen water in de ovenschalen tijdens een bereiding en wanneer de oppervlakken nog zeer warm
zijn. De waterdamp zou ernstige brandwonden en schade aan het email kunnen veroorzaken.
De deur moet tijdens alle bereidingen gesloten blijven. De hitte kan gevaarlijk zijn.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor letsels aan personen of materiële
schade als gevolg van het niet in acht nemen van deze voorschriften, of door het onklaar maken
van zelfs maar een enkel onderdeel van het toestel en door het gebruik van niet-originele
reserveonderdelen.
173
Algemene waarschuwingen
2. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID
Raadpleeg de aanwijzingen voor de installatie voor de veiligheidsnormen voor elektrische toestellen of
toestellen op gas, en voor de ventilatiefuncties. In het belang van uw veiligheid werd bij wet bepaald dat
de installatie en de assistentie van alle elektrische toestellen moet uitgevoerd worden door bevoegd
personeel, met inachtneming van de van kracht zijnde normen. Onze erkende installateurs garanderen
het beste resultaat.
Elektrische toestellen of toestellen op gas moeten steeds door bekwame personen worden
weggenomen.
Controleer voordat het toestel aangesloten wordt op het stroomnet of de gegevens die aangeduid
worden op de plaat overeenkomen met diegene van het stroomnet zelf.
Als het toestel op een verhoog wordt geïnstalleerd, moeten gepaste bevestigingssystemen worden
voorzien.
Voordat de handelingen van de installatie / onderhoud uitgevoerd worden, moet gecontroleerd worden of
de stroom naar het toestel is uitgeschakeld.
De producten mogen, indien ze in voertuigen geplaatst zijn (bijvoorbeeld in een kampeerwagen,
caravan, enz.), uitsluitend gebruikt worden wanneer het voertuig stilstaat.
Installeer het product zodanig dat wanneer laden of deurkastjes geopend worden, die zich ter hoogte
van de kookplaat bevinden, niet toevallig tegen de potten kunnen stoten die zich op de kookplaat
bevinden.
Onmiddellijk na de installatie moet het toestel kort getest worden door de aanwijzingen te volgen die
vervolgens worden aangeduid. Bij een slechte werking moet het toestel worden losgekoppeld van het
elektriciteitsnet, en moet u het dichtstbijzijnde technische servicecentrum contacteren.
De stekker die aangesloten moet worden op de stroomkabel en het relatieve stopcontact moeten van
hetzelfde type en conform de van kracht zijnde normen zijn. Het stopcontact moet bereikbaar blijven na
installatie van het toestel.
Trek nooit aan de kabel om de stekker uit het stopcontact te verwijderen.
Als de stroomkabel beschadigd is, moet onmiddellijk de technische assistentiedienst gecontacteerd
worden die voor de vervanging van de kabel zal zorgen.
De aarding moet verplicht aangebracht worden volgens de voorziene veiligheidsnormen van de
elektrische installatie.
Het toestel en de bereikbare delen ervan worden warm tijdens het gebruik. Let op dat u de
verwarmingselementen niet aanraakt. Hou kinderen van jonger dan 8 jaar uit de buurt, behalve onder
continu toezicht van volwassenen.
Plaats nooit ontvlambare voorwerpen in de oven: Als deze onopzettelijk ingeschakeld zou worden, zou
brand kunnen ontstaan.
174
Het toestel mag enkel gebruikt worden door volwassenen. Sta niet toe dat kinderen in de buurt komen of
er mee spelen.
Dit toestel mag gebruikt worden door kinderen die ouder zijn dan 8 jaar en door personen met
verminderde fysische en psychische vermogens, of door personen die geen ervaring en kennis hebben
in het gebruik van elektrische apparatuur, wanneer dit gebeurt onder toezicht of instructie van
volwassenen die voor hun veiligheid instaan, en mits deze personen de betreffende risico’s begrijpen.
Kinderen mogen niet met het toestel spelen. Kinderen mogen zonder toezicht de handelingen van de
reiniging en het onderhoud niet uitvoeren.
Algemene waarschuwingen
Probeer nooit om het toestel zelf te herstellen. Alle herstellingen moeten door een bevoegde technicus
of bij een bevoegd servicentrum worden uitgevoerd. Oneigenlijk gebruik van gereedschappen kan
gevaarlijk zijn.
Dit toestel moet niet bediend worden door middel van de controle van een externe timer of een
afzonderlijk afstandscontrolesysteem.
Let op voor de snelle verwarming van de bereidingszones. Plaats geen lege potten of pannen op de
ingeschakelde plaat. Gevaar op oververhitting.
De vetten en de olies kunnen vlam vatten als ze oververhit raken. Er wordt dus aangeraden om niet weg
te gaan tijdens de bereiding van voedsel dat olies of vetten bevat. In geval de olies of de vetten vlam
zouden vatten, mag geen water gebruikt worden om te blussen. Plaats het deksel op de pan en schakel
de bereidingszone uit.
Let op tijdens het gebruik van andere elektrische toestellen (bijv. blenders, broodroosters enz.). De
kabels voor de aansluiting mogen niet in contact komen met de warme bereidingszones.
Gebruik geen stoomstraal om het toestel te reinigen.
De stoom zou de elektrische delen kunnen bereiken, en ze beschadigen of kortsluiting kunnen
veroorzaken.
Gebruik geen spuitbussen nabij het toestel wanneer het in werking is. Gebruik geen spuitbussen
wanneer het toestel nog heet is. De gassen in de spuitbus zouden vlam kunnen vatten.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor letsels aan personen of materiële
schade als gevolg van het niet in acht nemen van deze voorschriften, of door het onklaar maken
van zelfs maar een enkel onderdeel van het toestel en door het gebruik van niet-originele
reserveonderdelen.
175
Waarschuwingen voor de afvalverwerking
3. ZORG VOOR HET MILIEU
3.1Onze zorg voor het milieu
Aldus de Richtlijnen 2002/95/EG, 2002/96/EG, 2003/108/EG in verband met de beperking van het
gebruik van gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische toestellen, en ook de verwerking van afval:
Het symbool van de doorkruiste vuilbak, aangebracht op de apparatuur, duidt aan dat het product op het
einde van zijn gebruiksduur gescheiden ingezameld moet worden. De gebruiker moet de apparatuur dus
op het einde van de gebruiksduur toekennen aan geschikte centra voor de gescheiden inzameling van
elektrisch en elektronisch afval, of overhandigen aan de verkoper wanneer een nieuw overeenkomstig
toestel wordt gekocht. Een gepaste gescheiden afvalinzameling voor de volgende recyclage van de
apparatuur en voor de behandeling en de ecologisch compatibele verwerking draagt bij tot het vermijden
van mogelijke negatieve gevolgen voor het milieu en voor de gezondheid, en bevordert het recycleren
van het materiaal waarvan de apparatuur gemaakt is. Wanneer de gebruiker het product illegaal
verwerkt, zullen administratieve sancties getroffen worden.
Het product bevat geen delen die als gevaarlijk voor de gezondheid en het milieu worden beschouwd,
conform de actuele Europese Richtlijnen.
3.2Uw zorg voor het milieu
Voor het verpakken van onze producten worden niet-vervuilende materialen gebruikt die het milieu niet
belasten, en die recycleerbaar zijn. We verzoeken om hieraan mee te werken, en om te zorgen voor een
correcte verwerking van de verpakking. Vraag bij uw verkoper of bij de bevoegde diensten naar de
adressen van inzamel-, afvalverwerkings- en recyclagecentra.
Gooi de verpakking, of delen ervan, niet zomaar weg. Deze kunnen voor kinderen gevaar op
verstikking vormen; vooral plastic zakken zijn gevaarlijk.
Ook uw oude toestel moet correct verwerkt worden.
Belangrijk: lever het toestel in bij de plaatselijke dienst of zaak die verantwoordelijk is voor de
inzameling van afgedankte huishoudtoestellen. Met een correcte verwerking kunnen kostbare
materialen gerecupereerd worden.
Voordat u het toestel weggooit, is het belangrijk dat u de deuren verwijdert en de werkvlakken niet
verwijdert; dit om te vermijden dat kinderen zich al spelend in de oven zouden kunnen opsluiten.
Bovendien moet de stroomkabel doorgesneden worden en samen met de stekker verwijderd worden.
176
Aanwijzingen voor de gebruiker
4. KEN UW TOESTEL
Kookplaat
Bedieningspaneel
Pakking van de oven
Ovenlamp
Deursensor (enkel op
sommige modellen)
Frame voor roosters/
ovenschalen
Ventilator
Bovenbescherming (enkel op
sommige modellen)
Pyrolytisch model
Multifunctioneel model
Deur
Bergruimte (enkel op sommige
modellen)
177
Aanwijzingen voor de gebruiker
4.1Beschrijving van de bedieningen van het frontpaneel
4.1.1 Klok programmeereenheid (enkel op sommige modellen)
Met de klok van de programmeereenheid kan de actuele tijd weergegeven worden,
en kan een kookwekker of een geprogrammeerde bereiding ingesteld worden.
4.1.2 Selectieknop temperatuur
De keuze van de bereidingstemperatuur wordt verkregen door de knop in wijzerszin
op de gewenste waarde te draaien, tussen het minimum en het maximum. Met deze
knop kan ook de temperatuur voor de reinigingsfunctie Vapor Clean (enkel op
sommige modellen) geselecteerd worden.
(Enkel op multifunctionele modellen)
Het oplichten van de controlelamp meldt dat de oven aan het voorverwarmen is.
Wanneer deze controlelamp uitgaat, werd de ingestelde temperatuur bereikt. Het
regelmatig knipperen duidt aan dat de temperatuur in de oven constant op het
ingestelde niveau wordt gehouden.
(Enkel op pyrolytische modellen)
Wanneer de controlelamp knippert, is de oven aan het voorverwarmen om de
temperatuur te bereiken die werd ingesteld met de thermostaatknop. Eens de oven
de geselecteerde temperatuur bereikt, stopt de controlelamp met knipperen en licht
ze vast op tot de oven wordt uitgeschakeld. Bovendien licht de controlelamp op
wanneer de automatische reinigingscyclus (pyrolyse) begint, en blijft ze oplichten
tot de cyclus beëindigd is.
4.1.3 Selectieknop functies
De verschillende functies van de oven zijn geschikt voor verschillende
bereidingswijzen. Nadat u de gewenste functie heeft geselecteerd, moet u de
bereidingstemperatuur instellen met de thermostaatknop. Raadpleeg voor meer
informatie betreffende de bereidingsfuncties:
“8. BEREIDINGEN MET DE OVEN”.
De controlelamp van de deurblokkering () licht enkel op wanneer de
automatische reinigingscyclus wordt geactiveerd.
178
Aanwijzingen voor de gebruiker
4.1.4 Thermostaatknop van de hulpoven
Met deze knop kunnen de bereidingsfunctie en de bereidingstemperatuur (enkel in
de statische functie) voor de hulpoven geselecteerd worden. Wanneer de knop op
de positie van gedraaid wordt, licht de lamp in de hulpoven op. Om de knop op
“O” te plaatsen, moet steeds in tegenwijzerszin gedraaid worden.
Het oplichten van de controlelamp meldt dat de oven aan het voorverwarmen is.
Wanneer deze controlelamp uitgaat, werd de ingestelde temperatuur bereikt. Het
regelmatig knipperen duidt aan dat de temperatuur in de oven continu op het
ingestelde niveau wordt gehouden.
Als geen bereidingsduur wordt geselecteerd, moet de knop van de timer op het symbool (manueel)
geplaatst worden.
4.1.5 Bedieningsknop branders kookplaat
De inschakeling van de vlam gebeurt wanneer de draaiknop wordt ingedrukt en
tegelijkertijd in tegenwijzerszin op het symbool van de maximum vlam wordt
gedraaid. Om de vlam te regelen, moet u de knop in de zone tussen het maximum
() en het minimum ( ) plaatsen. Om de brander uit te schakelen, moet u de
knop weer op positie plaatsen.
(Het symbool duidt de brander vooraan links aan).
179
Aanwijzingen voor de gebruiker
5. BESCHIKBARE ACCESSOIRES
OPMERKING:Op sommige modellen zijn niet alle accessoires aanwezig.
Rooster voor de
Rooster: nuttig voor het
plaatsen van recipiënten
met voedsel in bereiding.
ovenschaal: om boven
de ovenschaal te
plaatsen, nuttig voor de
bereiding van voedsel
dat kan lekken.
Ovenschaal: nuttig voor
het opvangen van vet
afkomstig van voedsel
dat op het bovenstaande
rooster is geplaatst.
Rond frame voor het
draaispit: dient als steun
voor de stok van het
draaispit.
Reductie rooster: nuttig
voor het gebruik van
kleine recipiënten.
Diepe ovenschaal:
nuttig voor het bereiden
van taarten, pizza’s en
ovengebak.
Draaispit: nuttig voor
het bereiden van kip of
voedsel dat uniform moet
bereid worden.
Reductie WOK: nuttig
voor het gebruik van een
“WOK” (Chinese pan).
180
De ovenaccessoires die in contact kunnen komen met het voedsel zijn gemaakt van materialen conform
de van kracht zijnde wetsbepalingen.
Verkrijgbare accessoires:
• Via de Erkende Assistentiecentra kunnen originele bijgeleverde of optionele accessoires besteld
worden.
• Gebruik enkel de originele accessoires van de constructeur.
Aanwijzingen voor de gebruiker
5.1Het gebruik van het rooster of de schaal
De roosters en de schalen beschikken over
een mechanische veiligheidsblokkering
zodat ze niet toevallig verwijderd kunnen
worden. Voor een correcte plaatsing van
het rooster of de schaal moet
gecontroleerd worden of deze blokkering
naar onder gericht is (zoals hiernaast wordt
getoond).
Om het rooster of de schaal te verwijderen,
moeten ze vooraan lichtjes opgeheven
worden.
De mechanische blokkering (of de plint
indien aanwezig) moet steeds naar het
achterste deel van de oven gericht zijn.
Plaats de roosters en de schalen helemaal in de oven, tot ze vast komen te zitten.
Bij de modellen met geleiders moeten de ovenschalen vóór het eerste gebruik gereinigd worden. Deze
reiniging voorkomt dat eventuele fabricageresten de zijwanden van de ovenruimte kunnen aantasten
wanneer de ovenschaal zelf in de oven wordt geplaatst.
5.2Het gebruik van het roostervlak
Het roostervlak moet in de schaal geplaatst worden (zoals getoond wordt
op de afbeelding). Op deze manier kan het vet afkomstig van het voedsel
in bereiding opgevangen worden.
5.3Het gebruik van de reducties
De reductieroosters moeten op de roosters
van het vlak gelegd worden zoals wordt
aangeduid op de afbeelding. Controleer of
ze stabiel gepositioneerd zijn.
Het gebruik van de reductie voor de WOK
mag enkel gebruikt worden met daarvoor
bestemde recipiënten.
181
Aanwijzingen voor de gebruiker
5.4Het gebruik van de stok van het draaispit (enkel op sommige modellen)
Bij de bereidingen met het draaispit moet
het frame op de derde geleider geplaatst
worden (raadpleeg 7.2 Vlakken). Het
geprofileerde deel moet naar de buitenkant
gericht worden (zoals getoond wordt op de
afbeelding).
Rijg daarna het voedsel op het draaispit
door gebruik te maken van de bijgeleverde
vorken en clips.
Om de stok makkelijk te kunnen
verplaatsen, moet de bijgeleverde en
daarvoor bestemde handgreep
vastgedraaid worden.
Nadat het voedsel op het draaispit werd
geplaatst, moet de stok op het frame
geplaatst worden zoals wordt aangeduid op
de afbeelding.
Plaats de stok in het gat (detail B) zodat hij
in het motortje van het draaispit wordt
gekoppeld.
Let op dat het haakje correct op het frame
wordt geplaatst (detail A).
182
Aanwijzingen voor de gebruiker
6. GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT
6.1Algemene waarschuwingen en advies
Voordat de branders ingeschakeld worden, moet gecontroleerd worden of de vlamverdelers correct
gepositioneerd zijn in de zittingen, en of de deksels aanwezig zijn.
Voordat de branders ingeschakeld worden, moet het glazen bedekking (indien aanwezig)
opgetild worden; voordat het weer gesloten wordt, moeten alle branders uitgeschakeld
worden en moet gewacht worden tot ze afgekoeld zijn.
6.2Inschakeling van de branders van de kookplaat
Alle bedieningsknoppen en schakelaars bevinden zich op het frontpaneel.
Naast elke knop wordt de bijhorende brander aangeduid. Het toestel is
voorzien van een elektronisch ontstekingsmechanisme; het is voldoende om
op de knop te drukken en hem in tegenwijzerszin te draaien op het symbool
van de maximum vlam, tot de ontsteking gebeurt. Als de brander niet wordt
ontstoken binnen 15 seconden, moet de knop op “0” geplaatst worden en
moet 60 seconden gewacht worden tot de volgende poging. Na de
ontsteking moet de knop enkele seconden ingedrukt gehouden worden,
zodat het thermokoppel kan opwarmen. Het kan zijn dat de brander uitgaat
wanneer de knop wordt losgelaten: dit betekent dat het thermokoppel nog
niet voldoende was verwarmd.
Wacht enkele ogenblikken, en herhaal de handeling door de knop langer
ingedrukt te houden.
Als de branders toevallig uitgaan, grijpt een veiligheidsmechanisme in dat de levering van het gas
blokkeert, ook al staat de kraan open. In dit geval moet de knop in de positie OFF geplaatst worden, en
moet minstens 60 seconden gewacht worden voor de volgende poging.
6.3Praktisch advies voor het gebruik van de branders van de kookplaat
Voor een beter rendement van de branders en voor een minimum
gasverbruik moet het volgende uitgevoerd worden: gebruik recipiënten met
een deksel die geschikt zijn voor de brander, om te voorkomen dat de vlam
langs de zijkanten lekt (raadpleeg de paragraaf “6.4 Diameter van de
recipiënten”). Wanneer de vloeistof begint te koken, moet de vlam zodanig
verminderd worden om te vermijden dat de vloeistof overkookt. In geval van
overstroming moet de vloeistof onmiddellijk van de kookplaat verwijderd
worden.
Om brandwonden te vermijden en schade aan de kookplaat te voorkomen,
moeten tijdens de bereiding alle recipiënten en vleesroosters binnen de
omtrek van de kookplaat blijven. Alle recipiënten moeten een effen en
regelmatige bodem hebben.
Als de vlam toevallig uitgaat, moet de bedieningsknop gesloten
worden en moet minstens 1 minuut gewacht worden voordat een
nieuwe inschakeling geprobeerd wordt.
Wanneer olies of vetten worden gebruikt, moet goed opgelet worden dat ze bij het heet worden niet
gaan branden.
183
Aanwijzingen voor de gebruiker
6.4Diameter van de recipiënten
BranderØ min. (cm)Ø max. (cm)
Hulpbrander1214
Halfsnelle brander1624
Snelle brander1826
Zeer snelle brander1826
Om schade aan de kookplaat of aan eventuele aangrenzende meubels te voorkomen, moeten tijdens de
bereiding alle recipiënten en vleesroosters binnen de omtrek van de kookplaat blijven.
Let op dat het glas van de bedekking niet in contact komt met nog hete potten of schalen, omdat het zou
kunnen barsten en dus stuk zou kunnen gaan als gevolg van de hitte.
184
Aanwijzingen voor de gebruiker
7. GEBRUIK VAN DE OVEN
7.1Voordat het toestel gebruikt wordt
• Verwijder eventuele etiketten (behalve het plaatje met de technische gegevens) van de schalen,
lekbakken of uit de ovenruimte.
• Verwijder eventuele beschermende folies van de buiten- en binnenkant van het toestel en van de
accessoires, zoals schalen, lekbakken, de pizzaplaat of de bodembedekking.
• Voordat het toestel voor de eerste keer gebruikt wordt, moeten alle accessoires uit de ovenruimte
genomen worden en moeten ze gereinigd worden zoals wordt aangeduid in het hoofdstuk "9.
REINIGING EN ONDERHOUD".
Schakel het lege toestel in op de maximum temperatuur zodat mogelijke productieresten verbrand
worden die aan het voedsel een onaangename geur zouden kunnen verlenen.
7.2Vlakken
De oven beschikt over 5 vlakken zodat roosters
en ovenschalen op verschillende hoogtes kunnen
geplaatst worden. De plaatsbare hoogtes worden
begrepen van laag naar hoog (raadpleeg de
afbeelding).
modellen met frames
7.3Bergruimte (enkel op sommige modellen)
Onderaan het fornuis bevindt zich de bergruimte.
Plaats in deze ruimte geen ontvlambare
materialen, doeken, papier, enz. maar enkel de
metalen accessoires van het toestel.
Open de bergruimte niet wanneer de oven ingeschakeld of warm is. De temperaturen in deze ruimte
kunnen zeer hoog zijn.
7.4Koelventilatie
Het toestel is uitgerust met een koelsysteem dat bij de start van een bereiding in werking treedt. De
werking van de ventilator veroorzaakt een normale luchtstroom die achter het toestel uitkomt, en die ook
na de uitschakeling van de oven voor een korte periode ingeschakeld kan blijven.
7.5Interne verlichting
De interne verlichting van de oven wordt ingeschakeld wanneer de deur wordt geopend (enkel op
sommige modellen) of wanneer eender welke functie wordt geselecteerd.
185
Aanwijzingen voor de gebruiker
7.6Algemene waarschuwingen en advies voor het gebruik
De deur moet gesloten blijven tijdens de bereiding. De hitte kan gevaarlijk zijn.
Bedek tijdens de bereiding de bodem van de oven niet met aluminiumfolie of dergelijk, en plaats hierop
geen pannen of ovenschalen om beschadiging aan het email te vermijden. Bij gebruik van bakpapier
moet u er voor zorgen dat de circulatie van de warme lucht in de oven er niet door wordt verhinderd.
Voor een optimale bereiding wordt aanbevolen om het keukengerei in het
midden van het rooster te plaatsen.
Om te voorkomen dat eventuele damp in de oven ongemakken veroorzaakt,
opent u de ovendeur het best in twee keer: open de deur eerst een beetje
(ong. 5 cm) voor 4-5 seconden, en daarna helemaal. Wanneer gerechten
moeten gecontroleerd worden tijdens de bereiding, moet de ovendeur zo
kort mogelijk opengehouden worden om te vermijden dat de temperatuur in
de oven zodanig zakt dat het slagen van de bereiding in gedrang komt.
Er wordt aangeraden om het voedsel na de bereiding niet te lang in de ovenruimte te laten, om
excessieve condensvorming op de binnenruit van de oven te voorkomen.
Tijdens het bereiden van gebak kan excessief condens op de ruit gevormd worden. Om dit te
vermijden, opent u de deur enkele keren zeer voorzichtig tijdens de bereiding.
Om gevaarlijke oververhittingen te voorkomen tijdens het gebruik van de oven moet het de bedekking
(indien aanwezig) van het toestel steeds hoog staan.
Schakel het lege toestel in op de maximum temperatuur zodat mogelijke productieresten verbrand
worden die aan het voedsel een onaangename geur zouden kunnen verlenen.
186
Aanwijzingen voor de gebruiker
7.7Elektronische programmeereenheid (enkel op sommige modellen)
LIJST MET FUNCTIES
Toets kookwekker
Toets einde bereiding
Toets bereidingstijd
Toets afname waarde
Toets toename waarde
7.7.1 Instelling van het uur
Bij het eerste gebruik of na een stroomonderbreking zal op het display van het toestel het symbool
knipperen. Druk op de toetsen en en gelijktijdig op de toetsen of voor de
wijziging van de waarde: zo wordt bij elke druk een toename of afname van één minuut verkregen.
Druk één van de toetsen voor het wijzigen van de waarde in tot de juiste tijd verschijnt.
Vóór elke instelling van de programmeereenheid moeten de gewenste functie en de temperatuur
geactiveerd worden.
7.7.2 Halfautomatische bereiding
Met halfautomatische bereiding wordt de functie bedoeld waarmee u met de bereiding kan beginnen, en
u deze na een ingestelde tijd kan doen eindigen.
Wanneer op de toets gedrukt wordt, toont het display de cijfers ; blijf er op drukken en druk
gelijktijdig op de toetsen of voor het instellen van de bereidingsduur.
Nadat u de toets heeft losgelaten, zal het tellen van de duur van de bereidingstijd beginnen en
verschijnt op het display de juiste tijd samen met de symbolen en A (wat aanduidt dat een
geprogrammeerde bereiding werd ingesteld).
7.7.3 Automatische bereiding
Met deze regeling kan de oven volledig automatisch in- en uitgeschakeld worden.
Wanneer op de toets gedrukt wordt, toont het display de cijfers ; blijf er op drukken en druk
gelijktijdig op de toetsen voor de wijziging van de waarde of voor het instellen van de
bereidingsduur.
Wanneer op de toets wordt gedrukt, verschijnt op het display de som van het huidige uur en de
bereidingsduur: hou hem ingedrukt en gebruik tegelijkertijd de toetsen voor de wijziging van de waarde
of om het tijdstip voor het einde van de bereiding in te stellen.
Bij het loslaten van de toets begint het geprogrammeerd aftellen, en zal op het display de juiste tijd
verschijnen, samen met de symbolen A en .
Na de instelling moet op de toets gedrukt worden om de resterende bereidingstijd weer te geven;
om het uur van het einde van de bereidingweer te geven, moet op de toets gedrukt worden. Het
instellen van niet coherente waarden wordt op logische wijze belet (bijv. een contrast tussen een einde
van de bereiding en een langere duur zal niet aanvaard worden door de programmeereenheid).
187
Aanwijzingen voor de gebruiker
7.7.4 Einde van de bereiding
Op het einde van de bereiding zal de oven automatisch worden uitgeschakeld en wordt tegelijkertijd een
intermitterend geluidssignaal geproduceerd. Na de uitschakeling van het geluidssignaal zal het display
weer de juiste tijd samen met het symbool tonen, die de terugkeer naar het manuele gebruik van de
oven aangeeft.
7.7.5 Kookwekker
De programmeereenheid kan ook gebruikt worden als een eenvoudige kookwekker.
Wanneer de toets wordt ingedrukt, zal het display de cijfers tonen; hou de toets
ingedrukt en druk tegelijkertijd op de toetsen voor de wijziging van de waarde of . Bij het loslaten
van de toets begint het tellen, en zal op het display de juiste tijd verschijnen samen met het symbool
.
Wanneer u na de instelling de resterende tijd wilt weergeven, moet u op de toets drukken.
Bij het gebruik als kookwekker zal de werking van de oven na het verstrijken van de ingestelde tijd niet
worden onderbroken.
7.7.6 Regeling van het volume van het geluidssignaal
U kan tijdens de werking het volume van het geluidssignaal wijzigen (3 niveaus) door op de toets te
drukken.
7.7.7 Desactivering van het geluidssignaal
Het geluidssignaal wordt na ongeveer zeven minuten automatisch uitgeschakeld. Het is mogelijk om het
manueel uit te schakelen door op de toetsen en te drukken.
Om het toestel uit te schakelen, moet u vervolgens de knoppen op positie 0 plaatsen.
7.7.8 Het annuleren van de ingestelde gegevens
Nadat een halfautomatische of automatische bereiding werd geprogrammeerd, kunnen deze
programmeringen geannuleerd worden door de toets van de net geprogrammeerde functie in te drukken
en door tegelijkertijd op de toetsen of te drukken, tot wordt weergegeven.
De programmeereenheid zal het programma annuleren en de bereiding beëindigen.
7.7.9 Wijziging van de ingestelde gegevens
De ingestelde gegevens voor de geprogrammeerde bereiding kunnen op elk moment gewijzigd worden,
door de functietoets ingedrukt te houden en door gelijktijdig op de toetsen of voor het wijzigen
van de waarde te drukken.
188
Aanwijzingen voor de gebruiker
8. BEREIDINGEN MET DE OVEN
Enkel op multifunctionele modellen: Het symbool ECO duidt de functie aan waarmee het minst energie
wordt verbruikt.
ECO: (pyrolytische modellen)
De combinatie van de grill en de onderste weerstand wordt aanbevolen voor de
bereiding op één vlak, met een laag energieverbruik.
STATISCH:
De warmte wordt gelijktijdig bovenaan en onderaan afgegeven, en maakt dit systeem
geschikt voor het bereiden van speciale types van voedsel. De traditionele bereiding,
die ook statisch of warmtestraling wordt genoemd, is geschikt voor het klaarmaken
van één gerecht per keer. Het is ideaal voor alle types van gebraden, brood en
gevulde taarten, en het is vooral geschikt voor vet vlees zoals gans en eend.
GRILL:
Met de warmte die van de grillweerstand komt, kunnen uitstekende resultaten bereikt
worden zoals het roosteren van dun en iets dikker vlees, en in combinatie met het
draaispit (waar voorzien) wordt op het einde van de bereiding een uniforme
goudbruine kleur verkregen. Ideaal voor worsten, ribbetjes en bacon. Met deze
functie kan een grote hoeveelheid voedsel, en vooral vlees, uniform gegrilld worden.
KLEINE GRILL: (enkel op sommige modellen)
Met deze functie kan door middel van de warmte, enkel afkomstig van het centrale
element, kleine hoeveelheden vlees en vis gegrilld worden om spiezen, toasts en
bijspijzen van groenten te bereiden.
GRILL DRAAISPIT: (enkel op sommige modellen)
Het draaispit werkt in combinatie met de grillweerstand, zodat het voedsel een
perfect goudbruine kleur krijgt.
BODEMVLAK:
De warmte, die enkel van onderaan komt, eindigt de bereiding van voedsel dat een
hogere basistemperatuur nodig heeft, zonder gevolgen voor het bruin braden. Ideaal
voor gebak of hartige taarten, vlaaien en pizza.
STATISCH GEVENTILEERD:
De werking van de ventilator, gecombineerd met de traditionele bereiding, verzekert
ook voor ingewikkelde recepten homogene bereidingen. Ideaal voor koekjes en
taarten, die ook gelijktijdig op meerdere niveaus kunnen bereid worden.
189
Aanwijzingen voor de gebruiker
GRILL GEVENTILEERD:
De lucht afkomstig van de ventilator verzacht de warmtegolven die worden verkregen
door de grill, zodat ook dik voedsel uitstekend wordt gegrilld. Ideaal voor grote
stukken vlees (bijv. varkensscheenbeen).
BODEMVLAK GEVENTILEERD: (enkel op sommige modellen)
Met de combinatie van de ventilator en enkel de onderste weerstand zal de bereiding
sneller klaar zijn. Dit systeem wordt aanbevolen voor het steriliseren of voor het
voltooien van voedsel dat reeds goed oppervlakkig gaar is, maar nog niet binnenin,
en waarvoor dus een gematigde bovenwarmte nodig is. Ideaal voor elk type van
voedsel.
CIRCULATIE:
Met de combinatie van de ventilator en de circulatieweerstand (ingebouwd in de
achterkant van de oven) kan verschillend voedsel op meerdere vlakken bereid
worden waarvoor dezelfde temperatuur en hetzelfde type van bereiding nodig is. De
warmeluchtcirculatie verzekert een onmiddellijke en uniforme verdeling van de
warmte. Het zal bijvoorbeeld mogelijk zijn om gelijktijdig (op meerdere vlakken) vis,
groenten en koekjes klaar te maken, zonder dat de geur en de smaak zal vermengd
worden.
TURBO:
Met de combinatie van de geventileerde bereiding en de traditionele bereiding kan
erg snel en doeltreffend verschillend voedsel op meerdere vlakken klaargemaakt
worden, zonder het mengen van geuren of smaken. Ideaal voor omvangrijk voedsel
waarvoor een intense bereiding nodig is.
ONTDOOIEN: (enkel op het multifunctioneel model)
Het snel ontdooien wordt bevorderd door de activering van de daarvoor bestemde
ventilator die een uniforme verdeling van de lucht in de oven garandeert.
190
Aanwijzingen voor de gebruiker
8.1Advies en handigheidjes voor de bereiding
8.1.1 Algemeen advies
• Er wordt aangeraden om het voedsel in de oven te plaatsen nadat deze werd voorverwarmd.
Plaats het voedsel dus enkel in de oven wanneer de controlelamp van de bereiding uitgaat.
• Wanneer op meerdere niveaus wordt bereid, wordt aangeraden om de ventilatiefunctie te gebruiken
om een uniforme bereiding te verkrijgen.
• Algemeen gezien is het niet mogelijk om de bereidingstijden te verkorten door de temperatuur te
verhogen (het voedsel zou aan de buitenkant goed gebakken kunnen zijn, maar binnenin minder).
• Tijdens het bereiden van gebak kan excessief condens op de ruit gevormd worden. Om dit te
vermijden, opent u de deur enkele keren zeer voorzichtig tijdens de bereiding.
• Voor een snelle voorverwarming moet een geventileerde functie gebruikt worden en moet daarna de
gewenste functie geselecteerd worden.
8.1.2 Advies voor het bereiden van vleesgerechten
• De bereidingstijden, in het bijzonder voor vleesgerechten, hangen af van de dikte en van de kwaliteit
van het voedsel, en van de smaak van de consument.
• Er wordt aangeraden om een thermometer voor vlees te gebruiken tijdens de bereiding van gebraad,
of door eenvoudigweg met een lepeltje op het gebraad te duwen; wanneer het stevig is, is het gaar,
zoniet moet u nog even wachten.
•
•
•
•
•
8.1.3 Advies voor het bereiden van gebak en koekjes
• Gebruik bij voorkeur metalen en donkerkleurige gebakvormen; deze helpen de warmte beter te
absorberen.
••
• De temperatuur en de duur van de bereiding hangen af van de kwaliteit en de dikte van het deeg.
••
• Controleer of het gebak binnenin gaar is: stop na de bereiding een tandenstoker in het hoogste punt
van het gebak. Wanneer het deeg niet aan de tandenstoker blijft plakken, is het gebak klaar.
••
• Wanneer het gebak verslapt wanneer het uit de oven wordt gehaald, moet bij de volgende bereiding
de temperatuur ongeveer 10°C lager worden ingesteld, en moet eventueel een langere bereidingstijd
geselecteerd worden.
8.1.4 Advies voor het ontdooien en het rijzen
• Er wordt aangeraden om het ingevrozen voedsel in een recipiënt zonder deksel te plaatsen, op het
eerste vlak van de oven.
••
• Het voedsel moet uit de verpakking ontdooid worden.
••
• Voorzie het te ontdooien voedsel homogeen, en niet op elkaar geplaatst.
••
• Wanneer u vlees ontdooit, wordt aangeraden om een rooster te gebruiken en om het voedsel op het
tweede vlak te plaatsen, en om een ovenschaal op het eerste vlak te plaatsen. Op deze manier blijft
het voedsel niet in contact met de vloeistof van de ontdooiing.
••
• De meest delicate delen kunnen bedekt worden met aluminiumfolie.
••
• Voor het rijzen wordt aanbevolen om onderin de oven een bakje met water te zetten.
8.1.5 Aanbevelingen voor bereidingen met de grill en de geventileerde grill
• Met de grillfunctie kan het vlees ook in de koude oven geplaatst worden, maar er wordt
aanbevolen om de voorverwarming te gebruiken als het resultaat van de bereiding moet gewijzigd
worden.
••
• Bij de functie van de geventileerde grill wordt daarentegen aanbevolen om de oven eerst voor te
verwarmen.
De tijden die aangeduid worden in de volgende tabellen zijn exclusief de voorverwarmingstijden,
en ze zijn indicatief.
Aanwijzingen voor de gebruiker
9. REINIGING EN ONDERHOUD
Gebruik geen stoomstraal om het toestel te reinigen. De stoom zou de elektrische delen kunnen
bereiken, en ze beschadigen of kortsluiting kunnen veroorzaken.
AANDACHT: Voor uw veiligheid wordt aanbevolen om beschermende handschoenen te dragen
wanneer de reiniging of een buitengewone onderhoudshandeling moet uitgevoerd worden.
Gebruik op de metalen delen of de delen waarvan het oppervlak met metalen afwerkingen werd
behandeld (bijv. elektrolytische oxidaties, vernikkeling, verchroming) geen producten die chloor,
ammoniak of bleekmiddel bevatten.
Er wordt aanbevolen om reinigingsproducten van de constructeur te gebruiken.
9.1Het reinigen van roestvrij staal
Om het roestvrij staal in goede staat te houden, moet het na elk gebruik gereinigd worden nadat de oven
afgekoeld is.
9.2Dagelijkse gewone reiniging
Gebruik voor het reinigen en bewaren van de roestvrije stalen oppervlakken steeds en uitsluitend
specifieke producten, die geen schurende of zure stoffen op chloorbasis bevatten.
Gebruiksaanwijzing: giet het product op een vochtige doek en wrijf het over het oppervlak, spoel
zorgvuldig, en droog met een zachte doek of met een doek in microfiber.
9.3Voedselvlekken of -resten
Gebruik absoluut geen stalen sponzen of scherpe krabbers zodat de vlakken niet worden beschadigd.
Gebruik normale en niet-schurende producten, en eventueel houten of plastic keukengerei. Spoel
zorgvuldig, en droog met een zachte doek of met een doek in microfiber.
Vermijd om etensresten op suikerbasis (bv. jam) te laten opdrogen in de oven. Wanneer ze te lang
opdrogen, kan het email in de oven beschadigd worden.
9.4Reiniging van de onderdelen van de kookplaat
9.4.1 De roosters
Verwijder de roosters, reinig ze met lauw water en een niet-schurend reinigingsmiddel, en verwijder alle
afzettingen. Droog ze zorgvuldig, en plaats ze weer op de kookplaat.
Het rooster staat steeds in contact met de vlam, zodat de glans van de delen van het email die het
meest de warmte moeten verdragen mettertijd kan verdwijnen. Dit is een normaal verschijnsel dat de
functionaliteit van dit onderdeel absoluut niet schaadt.
Stop deze onderdelen niet in een vaatwasser.
193
Aanwijzingen voor de gebruiker
9.4.2 Verwijder de deksels en de vlamverdelers
De deksels en de vlamverdelers kunnen verwijderd worden zodat de
reiniging makkelijker kan uitgevoerd worden. Reinig alle onderdelen met
warm water en een niet-schurend reinigingsmiddel, verwijder alle
afzettingen en wacht tot ze perfect droog zijn.
Hermonteer de vlamverdelers, en controleer of ze in hun zittingen met de
bijbehorende deksels geplaatst zijn en of de gaten A van de vlamverdelers
overeenkomen met de vonkontstekers en de thermokoppels.
Stop deze onderdelen niet in een vaatwasser.
9.4.3 De vonkonststekers en de thermokoppels
Om een goede werking te garanderen, moeten de vonkontstekers en de
thermokoppels steeds rein gehouden worden. Controleer ze regelmatig,
en reinig ze indien nodig met een vochtige doek. Eventuele droge resten
moeten verwijderd worden met een houten tandenstoker of met een naald.
Gebruik op de metalen delen of de delen waarvan het oppervlak met metalen afwerkingen werd
behandeld (bijv. elektrolytische oxidaties, vernikkeling, verchroming) geen producten die chloor,
ammoniak of bleekmiddel bevatten.
194
Aanwijzingen voor de gebruiker
9.5Reiniging van de oven
Om de oven in goede staat te houden, moet hij na afkoeling regelmatig gereinigd worden. Verwijder alle
verwijderbare delen.
• Reinig de ovenroosters met warm water en nietschurende reinigingsmiddelen; spoel en droog ze
daarna.
• Om de reiniging van de oven te vergemakkelijken, kan u
de ovendeur verwijderen (raadpleeg de paragraaf "10.3
Demontage van de deur").
Er wordt aangeraden om de oven ongeveer 15/20 minuten maximaal te verwarmen nadat specifieke
producten gebruikt werden, om de afgezette resten in de oven te elimineren.
Na deze handeling wordt aangeraden om de vochtige delen goed te drogen.
9.5.1 Verwijdering van de geleiderframes en de zelfreinigende panelen (waar aanwezig)
Wanneer de geleiderframes en de zelfreinigende panelen
worden verwijderd, kunnen de zijdelen makkelijker
gereinigd worden. Deze handeling moet uitgevoerd
worden wanneer de automatische reinigingscyclus wordt
gebruikt (enkel op sommige modellen).
Verwijder de geleiderframes:
1 Trek het frame naar de binnenkant van de oven zodat
het uit de klemverbinding A komt, en verwijder het uit de
zittingen achteraan B.
2 Herhaal na de reiniging de net beschreven handelingen
om de geleiderframes weer te plaatsen.
195
Aanwijzingen voor de gebruiker
9.5.2 Reiniging van de zelfreinigende panelen (enkel op sommige modellen)
Als de zelfreinigende panelen vuil zijn met kleine hoeveelheden en hoofdzakelijk vet, kan een
regeneratiecyclus uitgevoerd worden door middel van de verwarming.
Reinig eerst de bodem en de bovenste bescherming met een doek in microfiber, met water en neutraal
reinigingsmiddel, en spoel goed.
Stel een regeneratiecyclus in door de geventileerde functie aan de maximum temperatuur te selecteren,
en dit voor een uur. (Raadpleeg “6.7 Selectie van een bereidingsfunctie”).
Als de panelen erg vuil zijn, moeten ze na de regeneratiecyclus gedemonteerd worden en gereinigd
worden met neutraal reinigingsmiddel. Spoel en de droog ze zorgvuldig.
Monteer de panelen weer, en stel de geventileerde functie een uur lang in aan 180°C zodat de panelen
goed gedroogd worden.
Er wordt aanbevolen om elke 15 dagen de regeneratiecyclus van de zelfreinigende panelen uit te
voeren.
De regeneratiecyclus van de panelen is een gepaste reinigingsmethode om vette en niet suikerachtige
resten te verwijderen.
9.5.3 Reiniging van de ruiten van de deur
Er wordt aangeraden om deze steeds goed rein te houden. Gebruik absorberend keukenpapier; bij
hardnekkig vuil moet u ze reinigen met een vochtige spons en een gewoon reinigingsmiddel.
Gebruik voor het reinigen van de ruiten van de ovendeur geen schurende of bijtende reinigingsmiddelen
(bijv. poeders, ontvlekkingsmiddelen en metalen sponsjes). Gebruik voor het reinigen van de ruiten van
de oven geen ruwe of schurende materialen of scherpe metalen krabbers die het glas zouden kunnen
krassen en versplinteren.
9.5.4 Reiniging van de pakking
Gebruik een niet-schurende spons en lauw water om de pakking schoon te houden. De pakking moet
steeds zacht en elastisch zijn (behalve voor de pyrolytische modellen).
Bij de pyrolytische modellen kan de pakking verpletterd worden en mettertijd zijn aanvankelijke vorm
verliezen. Knijp langs de volledige omtrek op de pakking om ze weer vorm te geven, zodat ook het vuil
van de pakking zelf wordt verwijderd.
196
Aanwijzingen voor de gebruiker
9.6Pyrolyse: automatische reiniging van de oven (enkel op sommige
modellen)
De pyrolyse is een automatische reinigingsprocedure met hoge temperaturen, die het vuil zal oplossen.
Dankzij deze procedure is het mogelijk om de binnenkant van de oven zeer makkelijk te reinigen.
Tijdens de eerste automatische reinigingscyclus zouden onaangename geuren kunnen vrijkomen als
gevolg van de normale verdamping van olieachtige stoffen van het fabricageproces. Dit is een normaal
verschijnsel dat na de eerste reinigingscyclus zal verdwijnen.
Voordat u de automatische reinigingscyclus start, moet u controleren of er geen voedsel of gemorste
voedselresten van vorige bereidingen in de oven zijn achtergebleven.
Tijdens de pyrolysecyclus belet een blokkeermechanisme van de deur elke poging tot opening van de
deur zelf.
9.6.1 Vóór de start van de automatische reinigingscyclus
De Pyrolyse kan op elk moment van de dag of de nacht worden uitgevoerd (indien u gebruik wenst te
maken van het nachttarief voor de elektrische energie).
• Verwijder alle accessoires uit de oven. De
bovenbescherming moet niet als een accessoire
beschouwd worden, en kan dus in de oven blijven.
• Verwijder de geleiderframes, raadpleeg “9.5.1
Verwijdering van de geleiderframes en de
zelfreinigende panelen (waar aanwezig)”.
Om de binnenruit niet te beschadigen, voordat de automatische reinigingscyclus wordt ingeschakeld,
wordt sterk aanbevolen om ze te reinigen volgens de gebruikelijke aanwijzingen voor de reiniging
(raadpleeg 9.5.3 Reiniging van de ruiten van de deur).
In geval van hardnekkige afzettingen moet de deur geblokkeerd worden met de bijgeleverde pinnen, en
moet de ruit verwijderd worden. Verstuif een reinigingsproduct voor ovens op de ruit (respecteer de
waarschuwingen die aangeduid worden op het product zelf); laat 60 minuten inwerken, spoel daarna, en
droog de ruit met keukenpapier of een doek in microfiber. Plaats na deze handelingen de ruit weer op de
deur, en verwijder de pinnen die ze blokkeren.
• Plaats de frames weer na het einde van de reinigingscyclus en wanneer de oven afgekoeld is, door
de eerder uitgevoerde handelingen in de omgekeerde zin uit te voeren.
• Controleer of de ovendeur goed gesloten is.
• Om de duur van de reinigingscyclus in te stellen, moet u het volgende schema raadplegen:
DUUR VAN DE REINIGINGWEINIG VUILGEWOON VUILZEER VUIL
90 min.135 min.180 min.
Tijdens de automatische reinigingscyclus produceren de ventilatoren meer lawaai als gevolg van de
hogere draaisnelheid; dit is normaal, en het helpt de warmte af te voeren.
Na de pyrolyse blijft de ventilatie automatisch ingeschakeld, en dit lang genoeg zodat oververhitting van
de wanden van de meubels en de voorkant van de oven wordt vermeden.
197
Aanwijzingen voor de gebruiker
9.7Instelling van de reinigingscyclus
Draai aan de selectieknop van de functie om de reinigingscyclus te
selecteren.
Hou de toets ingedrukt; druk op de toetsen of om de duur van de
cyclus in te stellen, de instelling varieert van een minimum van 1u30m tot een
maximum van 3u00m.
Twee minuten na het begin van de reinigingscyclus (Pyrolyse) zal een
deurblokkering ingrijpen die de opening van de deur zelf zal verhinderen. De
inschakeling van deze blokkering wordt gemeld door het oplichten van de
daarvoor bestemde controlelamp.
Na de reinigingscyclus blijft de deurblokkering actief tot de temperatuur in de oven
de veiligheidslimiet bereikt heeft. Wanneer de oven afgekoeld is, verwijdert u de
resten van de automatische reiniging met een vochtig doek in microfiber.
Om een vertraagde reinigingscyclus te selecteren, nadat de duur
geselecteerd werd, moet op de toets gedrukt worden. Op het display zal de
juiste tijd verschijnen wanneer de reinigingscyclus eindigt.
Hou de toets ingedrukt, en handel op de toetsen of om het tijdstip
voor het einde van de reinigingscyclus in te stellen.
Het is niet mogelijk om een functie te selecteren wanneer de deurblokkering ingeschakeld is. Wacht tot de
indicator uitgaat.
198
modellen
met
frames
Aanwijzingen voor de gebruiker
9.8VAPOR CLEAN: geassisteerde reiniging van de oven (enkel op sommige
modellen)
VAPOR CLEAN is een geassisteerde reinigingsprocedure die de verwijdering van vuil vergemakkelijkt.
Dankzij deze procedure is het mogelijk om de binnenkant van de oven zeer makkelijk te reinigen. De
vuilresten worden verzacht door de warmte en door de waterstoom, zodat ze makkelijker kunnen
verwijderd worden.
Voordat u deze geassisteerde reinigingscyclus start, moet u controleren of geen voedsel of gemorste
voedselresten van vorige bereidingen in de oven zijn achtergebleven.
Voer deze reinigingsprocedure enkel uit als de oven koud staat.
9.8.1 Vóór de start van de geassisteerde reinigingscyclus
Verwijder alle accessoires uit de
oven. De bovenbescherming
(indien aanwezig) kan in de oven
gelaten worden.
Verstuif niet te veel van de oplossing water/reinigingsmiddel. Er wordt aanbevolen om maximaal 20 maal
te sproeien.
Verwijder de geleiderframes en
de zelfreinigende panelen zoals
wordt aangeduid in de paragraaf
“9.5.1 Verwijdering van de
geleiderframes en de
zelfreinigende panelen (waar
aanwezig)”.
Giet ongeveer 40cc water op de
bodem van de oven (zoals wordt
aangeduid op de afbeelding). Let
op dat het water niet uit de
insnijding komt.
Verstuif een oplossing van water
en vaatreinigingsmiddel in de
oven door middel van een
spuitbus. Verstuif op de
zijwanden, de bovenwand en de
bodem (hiernaast worden de
zones aangeduid waar de
oplossing verstuifd mag worden).
Sluit de deur na de behandeling,
en stel de reinigingscyclus in.
199
Aanwijzingen voor de gebruiker
9.8.2 Instelling van de geassisteerde reinigingscyclus
Na de voorbereidingen van de geassisteerde reinigingscyclus moet als volgt gehandeld worden:
1 Draai de functieknop op het symbool en de selectieknop van de temperatuur op het symbool
van de functie VAPOR CLEAN.
2 Stel een bereidingsduur van 15 minuten in via de elektronische programmeereenheid (raadpleeg 7.7
Elektronische programmeereenheid (enkel op sommige modellen)).
3 Als de geassisteerde reinigingscyclus voltooid is, zal de timer de verwarmingselementen van de oven
desactiveren.
9.8.3 Einde van de geassisteerde reinigingscyclus
Het resterende water van de geassisteerde reinigingscyclus mag niet te lang in de oven gelaten worden
(bijvoorbeeld de ganse nacht).
Er wordt aanbevolen om handschoenen te dragen tijdens deze handelingen.
Na de reinigingscyclus: open de deur en verwijder het minder hardnekkige vuil met een doek in
microfiber; verwijder hardnekkig vuil met een niet-krassende spons van koperdraad.
Er wordt aanbevolen om de deur te verwijderen zodat de hoekdelen makkelijk kunnen bereikt worden,
zoals wordt aangeduid in de paragraaf "10.3 Demontage van de deur". Plaats daarna de zelfreinigende
panelen en de ovenframes weer die eerder werden verwijderd.
Voor een betere hygiëne en om te vermijden dat het voedsel een onaangename geur verkrijgt, wordt
aanbevolen om de oven te drogen door de geventileerde functie ongeveer 10 minuten in te schakelen
aan 160°C. Raadpleeg “4.1.3 Selectieknop functies” om de functies in te stellen.
Als de cyclus VAPOR CLEAN wordt geactiveerd na vette bereidingen, en vooral van vlees, kan het zijn
dat na de reinigingscyclus een reinigingsproduct voor ovens moet gebruikt worden zodat het vuil
makkelijk kan verwijderd worden.
200
Aanwijzingen voor de gebruiker
10. BUITENGEWOON ONDERHOUD
Er kunnen regelmatig kleine ingrepen nodig zijn voor het onderhoud of de vervanging van onderdelen
die onderhevig zijn aan slijtage, zoals pakkingen, lampjes enz. Hieronder volgen de specifieke
aanwijzingen voor elke ingreep van dit type.
Vóór elke handeling waarvoor de delen onder spanning bereikt moeten worden, moet de
stroomtoevoer naar het toestel uitgeschakeld worden.
AANDACHT: Voor uw veiligheid wordt aanbevolen om beschermende handschoenen te dragen
wanneer de reiniging of een buitengewone onderhoudshandeling moet uitgevoerd worden.
10.1 Vervanging van de lamp (hoofdzakelijke oven)
Als een lamp moet vervangen worden, als gevolg van
slijtage of verbranding, moeten de framegeleiders
verwijderd worden. Raadpleeg “9.5.1 Verwijdering van
de geleiderframes en de zelfreinigende panelen (waar
aanwezig)”.
Verwijder daarna de lampbedekking met behulp van
bijvoorbeeld een schroevendraaier.
Verwijder de lamp door ze los te draaien (gloeilamp) of
door ze uit de zitting te halen (halogeenlampen)
volgens de aangeduide zin. Vervang de lamp met een
soortgelijke (25W voor gloeilampen of 40W voor
halogeenlampen).
De halogeenlampen mogen niet rechtstreeks met de vingers aangeraakt worden, gebruik dus een
isolerende bedekking.
10.2 Vervanging van de lamp (hulpoven)
Als een lamp moet vervangen worden omdat ze
versleten of verbrand is, moet de bedekking van de
lamp losgedraaid worden. Verwijder de lamp door ze
los te draaien, en vervang ze met een soortgelijke
(25W).
201
Aanwijzingen voor de gebruiker
10.3 Demontage van de deur
Open de deur volledig.
Plaats een pin in de opening van
het scharnier. Herhaal de
handeling voor beide
scharnieren.
Neem de deur aan beide kanten
en met beide handen vast, hef ze
op aan een hoek van ongeveer
30°, en verwijder ze.
Om de deur weer te monteren,
moeten de scharnieren in de
daarvoor bestemde openingen in
de oven geplaatst worden, zodat
de gleuven C helemaal op de
openingen steunen. Laat de
deur zakken zodat ze geplaatst
wordt, en verwijder de pinnetjes
uit de openingen in de
scharnieren.
10.4 Demontage van de pakking (behalve pyrolytische modellen)
Voor een grondige reiniging van de oven kan u de pakking van
de deur verwijderen.
Op de vier zijden zijn haken aanwezig die de pakking op de
rand van de oven bevestigen. Trek de randen van de pakking
naar buiten zodat de haken loskomen. De pakking moet
vervangen worden wanneer ze niet meer elastisch is en hard
wordt.
202
Aanwijzingen voor de gebruiker
10.5 Demontage van de interne ruiten
Er wordt aangeraden om deze steeds goed rein te houden. Om de reiniging te vergemakkelijken, kan u
de deur verwijderen (raadpleeg 10.3 Demontage van de deur) en ze op een vaatdoek laten rusten; ofwel
opent u de deur en blokkeert u de scharnieren zodat de ruiten kunnen verwijderd worden. De ruiten van
de deur kunnen volledig gedemonteerd worden, door de volgende aanwijzingen te volgen.
AANDACHT: voordat de ruiten worden verwijderd, moet gecontroleerd worden of minstens één van de
scharnieren van de deur in de open positie geblokkeerd werd zoals wordt beschreven in de paragraaf
"10.3 Demontage van de deur". Deze handeling zou ook nodig kunnen blijken tijdens het verwijderen
van de ruiten, wanneer de deur toevallig los zou komen.
Verwijdering van de interne ruit:
• Verwijder de binnenruit door ze achteraan naar boven te
trekken, en volg de beweging die wordt aangeduid door de
pijlen (1).
• Trek daarna de ruit vooraan naar boven toe (2).
• Op deze manier komen de 4 pinnen, die op de ruit bevestigd
zijn, los uit hun zitten op de ovendeur.
Verwijdering van de tussenruiten:
• Op de pyrolytische modellen zijn twee tussenruiten
aanwezig die gekoppeld zijn door middel van 4 blokjes.
Verwijder de tussenruiten door ze op te heffen naar de
andere toe.
• Op de andere modellen kan een tussenruit aanwezig zijn;
verwijder ze door ze op te heffen.
Reiniging:
• Nu kunnen de buitenruit en de eerder verwijderde ruiten
gereinigd worden. Gebruik absorberend keukenpapier. Bij
hardnekkig vuil moet een vochtige spons en een neutraal
reinigingsmiddel gebruikt worden.
Het herplaatsen van de ruiten:
• Plaats de ruiten weer door de omgekeerde volgorde van de
verwijdering te volgen.
• Plaats de interne ruit door de 4 pinnen die bevestigd zijn op
de ruit te centreren en te klemmen in hun zittingen op de
ovendeur, door er lichtjes op te drukken.
203
Aanwijzingen voor de installateur
11. INSTALLATIE
11.1 Montage in meubels
Fineerbewerkingen, kleefstoffen of plastic bekledingen van aangrenzende meubels moeten
warmtebestendig zijn (minstens 90°C). In het omgekeerde geval zouden ze mettertijd kunnen
vervormen.
Het toestel moet geïnstalleerd worden door een bevoegd technicus, en volgens de van kracht zijnde
normen.
Dit toestel hoort afhankelijk van het installatietype tot klasse 2 - subklasse 1 (Afb. A - Afb. B) of tot klasse
1 (Afb. C).
Het toestel kan geïnstalleerd worden tegen wanden die hoger zijn dan het werkblad, op een minimum
afstand van 50 mm van de zijkant van het toestel, zoals wordt aangeduid in de afbeeldingen A en C
betreffende de installatieklassen.
Keukenkasten of afzuigkappen die zich boven het werkblad bevinden, moeten zich op een afstand van
minstens 750 mm bevinden. Afzuigkappen moeten op een afstand van minstens 650 mm geïnstalleerd
worden.
Ingebouwd toestel
(Klasse 2 subklasse 1)
Ingebouwd toestel
(Klasse 2 subklasse 1)
Toestel vrije installatie
(Klasse 1)
204
Aanwijzingen voor de installateur
11.2 Verluchting van de lokalen en afvoer van de verbranding
Het toestel mag enkel in permanent geventileerde lokalen worden geïnstalleerd, zoals voorzien wordt
door de van kracht zijnde normen. In de ruimte waar het toestel geïnstalleerd is, moet een voldoende
luchttoevoer aanwezig zijn die nodig is voor de regelmatige gasverbranding en de luchtverversing van
de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die beschermd worden door roosters, moeten afmetingen
conform de van kracht zijnde normen hebben, en moeten zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet
gedeeeltelijk, verstopt worden.
Het toestel moet goed geventileerd worden zodat de hitte en de vochtigheid geëlimineerd worden die
geproduceerd worden door de bereidingen: vooral nadat het toestel voor lange tijd niet gebruikt werd,
wordt aanbevolen om een venster te openen of om de snelheid van eventuele ventilatoren te verhogen.
De afvoer van de verbrandingsproducten moet verzekerd worden door middel van afzuigkappen, die
aangesloten zijn op een rookkanaal met een efficiënte trek of met een geforceerde afzuiging. Een
efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig ontworpen worden door een bevoegde specialist, en moet
uitgevoerd worden door de posities en de afstanden te respecteren die voorzien worden door de
normen. De installateur moet na de ingreep een conformiteitscertificaat afgeven.
Evacuatie door middel van een
afzuigkap.
Evacuatie zonder afzuigkap.
In rookkanaal met natuurlijke
trek.
In rookkanaal met elektrische
ventilator.
Rechtstreeks in de atmosfeer
met elektrische ventilator op de
wand of in de ruit.
Rechtstreeks in de atmosfeer via
de wand.
Lucht
Verbrandingsproducten
Elektrische ventilator
205
Aanwijzingen voor de installateur
11.3 Gasaansluiting
Na de installatie moet u eventuele lekken opsporen met een zeepoplossing, maar nooit met een
vlam.
Het aanhaalmoment tussen de verbindingen met pakking moet zich tussen 10 en 15 Nm bevinden.
Na elke handeling op het toestel moet de correcte sluiting van de gasverbindingen gecontroleerd
worden.
In geval het toestel wordt gebruikt met vloeibaar gas moet een drukregelaar
conform de van kracht zijnde norm gebruikt worden, en moet de aansluiting op de
gasfles uitgevoerd worden volgens de voorschriften die bepaald worden door de
van kracht zijnde norm.
Controleer of de druktoevoer de waarden respecteert die worden aangeduid in de
tabel "12.3 Tabel met kenmerken van de branders en de straalpijpen”.
11.3.1Aansluiting met rubberleiding
AANDACHT: De volgende aanwijzingen zijn enkel geldig voor installaties van Klasse 1.
Raadpleeg afb. C in het hoofdstuk “11.1 Montage in meubels”.
De aansluiting met rubberleiding conform de van kracht zijnde normen mag enkel uitgevoerd worden
wanneer de leiding over de volledige lengte geïnspecteerd kan worden.
De binnendiameter van de leiding moet 8 mm zijn voor VLOEIBAAR GAS en 13 mm voor METHAAN en
STADSGAS.
Het aansluiten met een rubberleiding, conform de van kracht zijnde norm, moet
zodanig worden verricht dat de lengte van de leiding niet meer dan 1,5 meter
bedraagt; controleer of de leiding niet in aanraking komt met bewegende delen of
geklemd wordt.
Controleer of alle volgende voorwaarden gerespecteerd worden:
• of de leiding op het rubber bevestigd is met veiligheidsklemmen;
• of de leiding op geen enkele plaats in contact komt met hete wanden (max. 50 °C);
• of de leiding niet wordt onderworpen aan trekkrachten of spanningen, en geen
strakke bochten maakt of vernauwingen heeft;
• of de leiding niet in aanraking komt met snijdende voorwerpen of scherpe
hoeken;
• wanneer de leiding niet perfect gedicht is en gaslekken veroorzaakt, mag u ze
niet proberen te herstellen: vervang ze met een nieuwe leiding;
• controleer of de vervaldatum van de leiding, die wordt aangeduid op de leiding
zelf, niet overschreden werd.
206
Aanwijzingen voor de installateur
3
2
1
4
3
6
5
2
1
3
2
1
4
3
Voer de aansluiting op het gasnetwerk uit met een
rubberleiding conform de kenmerken van de van kracht zijnde
norm (controleer of de afkorting van deze norm op de leiding
gedrukt is).
Draai het rubber 3 zorgvuldig vast op de gasverbinding 1
(schroefdraad ½” ISO 228-1) van het toestel, en plaats de
pakking 2. Afhankelijk van de diameter van de gebruikte
gasleiding kan ook het rubber 4 vastgedraaid worden op het
rubber 3. Plaats, nadat het rubber of de rubbers werden
vastgedraaid, de gasleiding 6 op het rubber en bevestig ze met
de klem 5 conform de van kracht zijnde norm.
11.3.2Aansluiting met een flexibele stalen buis
AANDACHT: De volgende aanwijzingen gelden voor alle installatietypes, raadpleeg afb. A, B en C
in het hoofdstuk “11.1 Montage in meubels”.
Gebruik uitsluitend flexibele stalen leidingen voor continue wanden conform de van kracht zijnde norm,
met een maximum extensie van 2 meter.
Dit installatietype kan zowel voor ingebouwde toestellen als voor vrijstaande
toestellen gebruikt worden.
Voer de aansluiting op het gasnetwerk uit met behulp van een flexibele stalen
leiding voor continue wanden, conform de kenmerken van de van kracht zijnde
norm.
Draai de verbinding 3 zorgvuldig vast op de gasverbinding 1 (schroefdraad ½” ISO
228-1) van het toestel, en voorzie de pakking 2.
11.3.3Aansluiting met een flexibele stalen buis met conische verbinding (indien aanwezig)
AANDACHT: De volgende aanwijzingen gelden voor alle installatietypes, raadpleeg afb. A, B en C
in het hoofdstuk “11.1 Montage in meubels”.
Gebruik uitsluitend flexibele stalen leidingen voor continue wanden conform de van kracht zijnde norm,
met een maximum extensie van 2 meter.
Dit installatietype kan zowel voor ingebouwde toestellen als voor vrijstaande
toestellen gebruikt worden.
Voer de aansluiting op het gasnetwerk uit met behulp van een flexibele stalen
leiding voor continue wanden, conform de kenmerken van de van kracht zijnde
norm.
Draai de verbinding 3 goed vast op de gasverbinding 1 (schroefdraad ½” ISO 228-1)
van het toestel, en voorzie de pakking 2. Breng het isolerende materiaal aan op de
schroefdraad van de verbinding 3, en draai de flexibele stalen buis 4 vast op de
verbinding 3.
207
Aanwijzingen voor de installateur
11.4 Elektrische aansluiting
Controleer of het voltage en de afmeting van de stroomtoevoerlijn overeenstemmen met de kenmerken
die worden aangeduid op het plaatje op de zijkant van het toestel. Dit plaatje mag nooit verwijderd
worden. Een kopie van dit plaatje is voorzien in de handleiding.
De elektrische aansluiting van het toestel moet uitgevoerd worden door een gekwalificeerde technicus.
Vóór elke ingreep moet de stroomtoevoer van het toestel uitgeschakeld worden.
De aarding moet verplicht aangebracht worden volgens de voorziene veiligheidsnormen van de
elektrische installatie.
In geval van een aansluiting op het elektriciteitsnet door middel van stopcontact en stekker, moeten
beide van hetzelfde type zijn en moeten ze conform de van kracht zijnde normen aangesloten worden
op de stroomkabel. Het stopcontact moet bereikbaar blijven na inbouw van het toestel.
TREK NOOIT AAN DE KABEL OM DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT TE VERWIJDEREN.
In geval van een vervanging: de draad van de aarding moet langer zijn dan de draden die de stroom
geleiden, zodat in geval het stopcontact losgerukt wordt van de stroomkabel de draad van de aarding de
laatste is die loskomt.
Gebruik geen verloopstekkers, adapters of aftakkingen omdat ze oververhitting of brand zouden kunnen
veroorzaken.
Als een vaste aansluiting wordt gebruikt, moet op de stroomtoevoerlijn van het toestel een omnipolair
onderbrekingsmechanisme worden aangebracht waarvan de afstand tussen de contactpunten minstens
3 mm bedraagt, die op een makkelijk te bereiken plaats nabij het toestel gemonteerd is.
De constructeur kan niet aansprakelijk worden gesteld voor letsels aan personen of materiële
schade als gevolg van het niet in acht nemen van bovenstaande voorschriften of door het onklaar maken
van een afzonderlijk deel van het toestel.
TYPE TOESTEL
(cm)
90
90
MOGELIJKE TYPES VAN
AANSLUITING
380-415V2N~vierpolig4 x 1,5 mm²H05V2V2-F
220-240V1N~driepolig3 x 2,5 mm²H05V2V2-F
TYPE VAN KABEL
(indien niet aanwezig)
208
• Gebruik kabels die bestand zijn tegen temperaturen van minstens 90°C, van het type H05V2V2-F.
• De bovenstaande waarden verwijzen naar de diameter van de interne geleider.
• Het aanhaalmoment van de schroeven van de stroomgeleiders van het klemmenbord moet 1,5 - 2
Nm bedragen.
• De bovenstaande stroomkabels hebben afmetingen die rekening houden met de
gelijktijdigheidsfactor (conform de norm EN 60335-2-6).
Aanwijzingen voor de installateur
11.5 Positionering van de plint (enkel op sommige modellen)
De plint moet steeds correct gepositioneerd en bevestigd
worden op het toestel.
1 Los de 4 schroeven (A) die zich op de achterkant van het
vlak verbinden (2 per kant).
2 Positioneer de plint zodanig boven het vlak dat de 4
openingen van de plint (B) overeenkomen met de schroeven
(A).
3 Bevestig de plint op het vlak door de schroeven (A) vast te
draaien.
11.6 Plaatsing en nivellering van het toestel
Nadat de gasaansluiting en/of de elektrische aansluiting
werden uitgevoerd, moet het toestel genivelleerd worden met
behulp van de vier regelbare pootjes. Om een goede bereiding
te verkrijgen, is het absoluut noodzakelijk dat het toestel correct
genivelleerd wordt op de ondergrond.
209
Aanwijzingen voor de installateur
12. AANPASSING AAN DE VERSCHILLENDE GASTYPES
Vóór elke ingreep moet de stroomtoevoer van het toestel uitgeschakeld worden.
Toestel afgesteld voor gas:
Wanneer voor de werking andere gastypes worden gebruikt, moeten de straalpijpen op de branders
vervangen worden en moet de minimum vlam op de gaskranen geregeld worden.
Voor de vervanging van de straalpijpen moet gehandeld worden zoals wordt beschreven in de volgende
paragrafen.
METHAAN G20 (2H) druk 20 mbar (raadpleeg het etiket op het
product)
12.1 Vervanging van de straalpijpen van de kookplaat
1 Verwijder de roosters, alle deksels en de vlamverdelers
om de branderdoppen te bereiken.
2 Draai de straalpijpen los met behulp van een sleutel van
7 mm.
3 Vervang de straalpijpen van de branders met diegene
voor het gas dat gebruikt zal worden (raadpleeg
paragraaf “12.3 Tabel met kenmerken van de branders
en de straalpijpen“).
4 Plaats de branders weer correct in de gepaste zittingen.
12.2 Schikking branders
Brander
Hulpbrander
Halfsnelle brander
Snelle brander
Zeer snelle brander
210
Aanwijzingen voor de installateur
12.3 Tabel met kenmerken van de branders en de straalpijpen
Nominaal
Brander
Hulpbrander1.05504007675
Halfsnelle brander1.865500131129
Zeer snelle brander3.91001600284 279
Brander
Hulpbrander1.0572(X)400
Halfsnelle brander1.894(Y)500
Zeer snelle brander3.9145(F3)1600
warmteverbruik
(kW)
Nominaal
warmteverbruik
(kW)
Diameter van
de straalpijp
(1/100 mm)
Diameter van
de straalpijp
(1/100 mm)
Vloeibaar gas - G30/G31 30 mbar
Gereduceerd
verbruik (W)
Methaan - G25 25 mbar
Voorkamer
(gedrukt op
straalpijp)
Verbruik
(g/h G30)
Gereduceerd verbruik
Verbruik
(g/h G31)
(W)
Nominaal
Brander
Hulpbrander1.05504007675
Halfsnelle brander1.865500131129
Zeer snelle brander3.91001600284 279
Brander
Hulpbrander1.0572(X)400
Halfsnelle brander1.897(Z)500
Zeer snelle brander3.9135(K)1600
warmteverbruik
(kW)
Nominaal
warmteverbruik
(kW)
Diameter van
de straalpijp
(1/100 mm)
Diameter van
de straalpijp
(1/100 mm)
Vloeibaar gas - G30/G31 28/37 mbar
Gereduceerd
verbruik (W)
Methaan - G20/25 20/25 mbar
Voorkamer
(gedrukt op
straalpijp)
Verbruik
(g/h G30)
Gereduceerd verbruik
(W)
Verbruik
(g/h G31)
211
Aanwijzingen voor de installateur
12.4 Afsluitende handelingen
Nadat de vervanging van de straalpijpen uitgevoerd werd, moeten de vlamverdelers, de branderdeksels
en de roosters weer geplaatst worden.
Na de regeling met een ander gas dan dat van de fabrieksafstelling moet het etiket voor de regeling van
het gas, dat werd aangebracht op het toestel, vervangen worden met hetgene voor het nieuwe gas. Het
etiket is bij de straalpijpen gevoegd (indien aanwezig).
12.4.1Regeling van het minimum van de branders van de kookplaat voor methaan of stadgas
Schakel de brander in, en plaats hem op de minimum
stand. Verwijder de knop van de gaskraan, en handel op
de regelschroef die zich in of naast het staafje van de
kraan bevindt (afhankelijk van het model) tot een
regelmatige minimum vlam wordt verkregen.
Monteer de knop weer, en controleer de stabiliteit van de
vlam van de brander (als de knop snel van het maximum
naar het minimum gedraaid wordt, mag de vlam niet
uitgaan). Herhaal deze handeling voor alle gaskranen.
12.4.2Regeling van het minimum van de branders van de kookplaat voor vloeibaar gas
Voor de regeling van het minimum met vloeibaar gas moet de schroef naast het staafje van de kraan
helemaal in wijzerszin gedraaid worden.
212
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.