Smeg C8GMXNL, C7GMXNL User Manual

Inhoudsopgave
NL
1. WAARSCHUWINGEN VOOR HET GEBRUIK ........................................................................ 4
2. AANWIJZINGEN VOOR DE RECYCLING - ONS MILIEUBELEID ......................................... 5
2.1 Onze zorg voor het milieu ............................................................................................................................... 5
2.2 Uw zorg voor het milieu ................................................................................................................................... 5
3. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID ...................................................................... 6
4. GEBRUIKSBESTEMMING ...................................................................................................... 6
5. VÓÓR DE INSTALLATIE .........................................................................................................7
6. LINSTALLATIE VAN HET TOESTEL ...................................................................................... 7
6.2 Ventilatie van de ruimten ................................................................................................................................. 8
6.3 Afvoer van de verbrandingsproducten ............................................................................................................ 8
6.4 Gasaansluiting ................................................................................................................................................ 8
7. AANPASSING AAN DE VERSCHILLENDE GASTYPES ...................................................... 10
7.1 Vervanging spuitstukken kookplaat ............................................................................................................... 10
7.3 Opstelling van de branders op de kookplaat ................................................................................................. 11
7.2 Tabel karakteristieken branders en spuitstukken .......................................................................................... 11
8. AFSLUITENDE HANDELINGEN .......................................................................................... 12
8.1 Regeling van het minimum van de branders van de kookplaat voor methaangas ........................................ 12
8.2 Regeling van het minimum van de branders van de kookplaat voor vloeibaar gas ...................................... 12
8.3 Montage van de spatrand achter .................................................................................................................. 12
8.4 Plaatsing en nivellering van het toestel (enkel op sommige modellen) ......................................................... 12
9. LEER UW FORNUIS KENNEN ............................................................................................. 13
10. BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGEN OP HET FRONTPANEEL ................................ 14
11. GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT ....................................................................................... 16
11.1 Aanschakeling van de branders van de kookplaat ...................................................................................... 16
11.2 Praktisch advies voor het gebruik van de branders van de kookplaat ........................................................16
11.3 Diameter van de recipiënten ....................................................................................................................... 16
12. GEBRUIK VAN DE OVEN ................................................................................................... 17
12.1 Waarschuwingen en algemeen advies ....................................................................................................... 17
12.2 Koelventilatie ............................................................................................................................................... 17
12.3 Gebruik van de elektrische grill ................................................................................................................... 17
12.4 Gebruik van de grill ..................................................................................................................................... 17
12.5 Waarschuwingen ......................................................................................................................................... 18
12.6 Opbergvak (enkel op sommige modellen) .................................................................................................. 18
13. BESCHIKBARE ACCESSOIRES ........................................................................................ 19
14. ELEKTRONISCHE PROGRAMMEEREENHEID ............................................................... 20
14.1 Instelling van de juiste tijd ........................................................................................................................... 20
14.2 Halfautomatische koken .............................................................................................................................. 20
14.3 Automatische koken .................................................................................................................................... 20
14.4 Einde van de kooktijd .................................................................................................................................. 21
14.5 Kookwekker ................................................................................................................................................. 21
14.6 Regeling van het volume van het geluidssignaal ........................................................................................ 21
14.8 Wissen van de ingestelde gegevens ........................................................................................................... 21
14.9 Wijziging van de ingestelde gegevens ........................................................................................................ 21
15. REINIGING EN ONDERHOUD ........................................................................................... 22
15.1 Het reinigen van roestvrij staal .................................................................................................................... 22
15.2 Gewone dagelijkse reiniging ....................................................................................................................... 22
15.3 Voedselvlekken of -resten ........................................................................................................................... 22
15.4 Reiniging van de oven ................................................................................................................................. 22
15.5 Reiniging van de ruiten van de deur ........................................................................................................... 22
16. BUITENGEWOON ONDERHOUD ...................................................................................... 23
16.1 De vervanging van de lamp voor de verlichting .......................................................................................... 23
16.2 Demontage van de deur .............................................................................................................................. 23
16.3 Demontage van de pakking ........................................................................................................................ 23
AANWIJZINGEN VOOR DE GEBRUIKER: deze duiden advies voor het gebruik, de beschrijving van de bedieningen, en de correcte handelingen voor de reiniging en het onderhoud van het toestel aan.
AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATEUR: deze zijn bedoeld voor de bevoegde technicus die nauwgezet het gascircuit moet controleren, en de installatie, de indienststelling en de keuring van het toestel moet uitvoeren.
3
Waarschuwingen voor het gebruik
NL

1. WAARSCHUWINGEN VOOR HET GEBRUIK

DEZE HANDLEIDING IS EEN INTEGREREND DEEL VAN HET TOESTEL. DE HANDLEIDING MOET GEDURENDE DE VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN DE KEUKEN INTACT EN BINNEN HANDBEREIK WORDEN BEWAARD. WE RADEN AAN OM DEZE HANDLEIDING EN ALLE AANWIJZINGEN AANDACHTIG DOOR TE LEZEN, ALVORENS HET TOESTEL IN GEBRUIK WORDT GENOMEN. ALLE BIJGELEVERDE STRAALPIJPEN ZULLEN EVENEENS MOETEN BEWAARD WORDEN. DE INSTALLATIE MOET UITGEVOERD WORDEN DOOR BEVOEGD PERSONEEL, EN MET INACHTNEMING VAN DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN. DIT TOESTEL IS BESTEMD VOOR HUISHOUDELIJK GEBRUIK, EN BEANTWOORDT AAN DE MOMENTEEL GELDENDE NORMEN. HET APPARAAT IS GEFABRICEERD VOOR HET UITOEFENEN VAN DE VOLGENDE FUNCTIE: HET KOKEN EN OPWARMEN VAN VOEDSEL; ELK ANDER GEBRUIK MOET ALS ONGESCHIKT BESCHOUWD WORDEN. DE FABRIKANT WIJST ELKE AANSPRAKELIJKHEID AF VOOR HET GEBRUIK DAT VERSCHILT VAN WAT WORDT AANGEDUID.
GEBRUIK DIT TOESTEL NOOIT VOOR HET VERWARMEN VAN DE WONING.
LAAT DE RESTEN VAN HET VERPAKKINGSMATERIAAL NIET ONBEHEERD ACHTER IN DE HUISELIJKE OMGEVING. SCHEIDT DE VERSCHILLENDE AFVALMATERIALEN AFKOMSTIG VAN DE VERPAKKING, EN BRENG ZE NAAR HET DICHTSTBIJZIJNDE CENTRUM VOOR DE GESCHEIDEN INZAMELING VAN AFVAL.
DIT TOESTEL IS VOORZIEN VAN HET MERKTEKEN VOLGENS DE EUROPESE RICHTLIJN 2002/ 96/EG IN VERBAND MET ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE TOESTELLEN (WASTE ELECTRICAL AND ELECTRONIC EQUIPMENT - WEEE). DEZE RICHTLIJN BEPAALT DE NORMEN VOOR HET INZAMELEN EN RECYCLEREN VAN AFGEDANKTE TOESTELLEN, EN GELDT VOOR HET VOLLEDIGE GRONDGEBIED VAN DE EUROPESE UNIE.
ZORG ERVOOR DAT DE OPENINGEN EN DE SPLETEN VOOR DE VENTILATIE EN DE WARMTEAFVOER NIET VERSTOPT RAKEN.
HET IDENTIFICATIEPLAATJE MET DE TECHNISCHE GEGEVENS, HET SERIENUMMER EN HET MERK IS GOED ZICHTBAAR AANGEBRACHT IN DE BERGRUIMTE.
DIT PLAATJE MAG NOOIT VERWIJDERD WORDEN.
VERWIJDER ALLE VERWIJDERBARE ETIKETTEN EN BESCHERMENDE FOLIES VAN DE BUITEN­EN BINNENKANT VAN HET TOESTEL.
GEBRUIK ABSOLUUT GEEN METALEN SPONZEN OF SCHERPE KRABBERS, ZODAT DE OPPERVLAKKEN NIET WORDEN BESCHADIGD. GEBRUIK NORMALE EN NIET SCHURENDE PRODUCTEN VOOR STAAL, EN EVENTUEEL HOUTEN OF PLASTIC MATERIAAL. SPOEL GRONDIG, EN DROOG MET EEN ZACHT DOEK OF MET EEN ZEEMVEL. VERMIJDT OM ETENSRESTEN OP SUIKERBASIS (BV. JAM) TE LATEN OPDROGEN IN DE OVEN. WANNEER HET TE LANG OPDROOGT, KAN HET EMAIL IN DE OVEN BESCHADIGD WORDEN.
DE FABRIKANT WIJST IEDERE AANSPRAKELIJKHEID VOOR LETSELS AAN PERSONEN OF MATERIËLE SCHADE AF DIE WORDEN VEROORZAAKT DOOR HET NIET IN ACHT NEMEN VAN DEZE VOORSCHRIFTEN, OF DOOR HET ONKLAAR MAKEN VAN ZELFS MAAR ÉÉN ENKEL ONDERDEEL VAN HET TOESTEL, OF DOOR HET GEBRUIK VAN NIET-ORIGINELE RESERVEONDERDELEN .
4
Het milieu - Aanwijzingen voor de recycling
NL

2. AANWIJZINGEN VOOR DE RECYCLING - ONS MILIEUBELEID

2.1 Onze zorg voor het milieu

Aldus de Richtlijnen 2002/95/EG, 2002/96/EG, 2003/108/EG in verband met de beperking van het gebruik van gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische toestellen, en ook de verwerking van afval. Het symbool van de doorkruiste vuilbak, aangebracht op de apparatuur, duidt aan dat het product op het einde van zijn gebruiksduur afzonderlijk verzameld moet worden. De gebruiker moet dus de apparatuur op het einde van de gebruiksduur toekennen aan geschikte centra voor de gescheiden inzameling van elektrisch en elektronisch afval, of overhandigen aan de verkoper wanneer een nieuw overeenkomstig toestel wordt gekocht. Een gepaste gescheiden afvalinzameling voor de volgende recyclage van de apparatuur en voor de behandeling en de ecologisch compatibele verwerking, draagt bij tot het vermijden van mogelijke negatieve gevolgen voor het milieu en voor de gezondheid, en bevordert het recycleren van het materiaal waarvan de apparatuur gemaakt is. Wanneer de gebruiker het product illegaal verwerkt, zullen administratieve sancties getroffen worden.
Het product bevat geen delen die als gevaarlijk voor de gezondheid en het milieu worden beschouwd, conform de actuele Europese Richtlijnen.

2.2 Uw zorg voor het milieu

Voor het verpakken van onze producten worden niet-vervuilende materialen gebruikt die het milieu niet schaden, en die recycleerbaar zijn. We verzoeken om hieraan mee te werken, en om te zorgen voor een correcte verwerking van de verpakking. Vraag bij uw verkoper of bij de bevoegde diensten naar de adressen van inzamel-, afvalverwerkings- en recyclagecentra.
Gooi de verpakking, of delen ervan, niet zomaar weg. Deze kunnen voor kinderen gevaar op verstikking vormen; vooral plastic zakken zijn gevaarlijk.
Ook uw oude toestel moet correct verwerkt worden. Belangrijk: lever het toestel in bij de plaatselijke dienst of zaak die verantwoordelijk is voor de inzameling van afgedankte huishoudtoestellen. Met een correcte verwerking kunnen kostbare materialen gerecupereerd worden. Voordat u het toestel weggooit, is het belangrijk dat u de deuren verwijdert en de werkvlakken niet verwijdert; dit om te vermijden dat kinderen zich al spelend in de oven zouden kunnen opsluiten. Bovendien moet de stroomkabel doorgesneden worden en samen met de stekker verwijderd worden.
5
Waarschuwingen voor de veiligheid
NL

3. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID

ELEKTRISCHE AANSLUITING: GEBRUIK ALS REFERENTIE DE AANWIJZINGEN VOOR DE GAS- EN STROOMTOEVOERINSTALLATIE, EN DE VEREISTEN VOOR DE VENTILATIE. OM VEILIGHEIDSREDENEN EN IN UW BELANG IS WETTELIJK BEPAALD DAT DE INSTALLATIE EN HET ONDERHOUD VAN ALLE OP GAS WERKENDE HUISHOUDELIJKE TOESTELLEN MOET UITGEVOERD WORDEN DOOR DESKUNDIG PERSONEEL, CONFORM DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN EN REGLEMENTEN. DE INSTALLATEURS MOETEN VOLGENS OPTIMALE STANDAARDS WERKEN. HET LOSKOPPELEN VAN DE HUISHOUDELIJKE GAS- EN ELEKTRISCHE APPARATEN MOET STEEDS UITGEVOERD WORDEN DOOR DESKUNDIG PERSONEEL.
DE STEKKER DIE WORDT AANGESLOTEN OP DE STROOMTOEVOERKABEL EN HET RELATIEVE STOPCONTACT MOETEN VAN HETZELFDE TYPE EN CONFORM DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN ZIJN. HET STOPCONTACT MOET BEREIKBAAR BLIJVEN NA INBOUW VAN HET TOESTEL.
TREK NOOIT AAN DE KABEL OM DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT TE VERWIJDEREN. DIT TOESTEL MAG NIET GEÏNSTALLEERD WORDEN OP VERHOOGDE VLAKKEN.
DE AARDING IS VERPLICHT VOLGENS DE VOORZIENE VEILIGHEIDSNORMEN VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE.
ONMIDDELLIJK NA DE INSTALLATIE MOET U HET TOESTEL KORT TESTEN VOLGENS DE AANWIJZINGEN DIE VERVOLGENS WORDEN AANGEDUID. WANNEER HET TOESTEL NIET WERKT, KOPPELT U HET TOETSEL LOS VAN HET ELEKTRICITEITSNET EN NEEMT U CONTACT OP MET HET DICHTSTBIJZIJNDE SERVICECENTRUM.
PROBEER NOOIT OM HET TOESTEL ZELF TE HERSTELLEN. PLAATS NOOIT
VAN DE KOOKPLAAT.
PANNEN DIE GEEN PERFECT EFFEN EN REGELMATIGE BODEM HEBBEN OP DE ROOSTERS
GEBRUIK GEEN
KOOKPLAAT.
PLAATS NOOIT ONTVLAMBARE VOORWERPEN IN DE OVEN: HET TOEVALLIG AANSCHAKELEN VAN DE OVEN ZOU TOT BRAND KUNNEN LEIDEN.
TIJDENS HET GEBRUIK WORDT HET TOESTEL ERG HEET.
AAN.
DIT TOESTEL MAG NIET WORDEN GEBRUIKT DOOR PERSONEN (KINDEREN INBEGREPEN) MET VERMINDERDE FYSISCHE OF PSYCHISCHE VERMOGENS, OF DOOR PERSONEN DIE GEEN ERVARING HEBBEN IN HET GEBRUIK VAN ELEKTRISCHE APPARATUUR, TENZIJ DIT GEBEURT ONDER TOEZICHT OF INSTRUCTIE VAN VOLWASSENEN DIE VOOR HUN VEILIGHEID INSTAAN.
CONTROLEER NA ELK GEBRUIK VAN DE OVEN STEEDS OF DE BEDIENINGSKNOPPEN IN POSITIE 0 (UIT) STAAN.
VOORDAT U HET TOESTEL IN WERKING STELT, MOET U VERPLICHT ALLE OP EN IN HET TOESTEL AANGEBRACHTE ETIKETTEN EN BESCHERMENDE FOLIES VERWIJDEREN.
RECIPIËNTEN OF VLEESROOSTERS DIE GROTER ZIJN DAN DE BUITENOMTREK VAN DE
RAAK DE WARMTE-ELEMENTEN IN DE OVEN NIET

4. GEBRUIKSBESTEMMING

HET TOESTEL WERD GEBOUWD VOOR DE VOLGENDE FUNCTIE: HET KOKEN EN OPWARMEN VAN VOEDSEL; ELK ANDER GEBRUIK MOET ALS ONGESCHIKT BESCHOUWD WORDEN.
De fabrikant wijst alle aansprakelijkheid voor letsels aan personen of materiële schade af die worden veroorzaakt door het niet in acht nemen van deze voorschriften, of door het onklaar maken van slechts één enkel deel van het toestel, en door het gebruik van niet-originele reserveonderdelen.
6
Aanwijzingen voor de installateur
NL

5. VÓÓR DE INSTALLATIE

Laat de resten van het verpakkingsmateriaal niet onbeheerd achter in de huiselijke omgeving. scheidt de verschillende afvalmaterialen afkomstig van de verpakking, en breng ze naar het dichtstbijzijnde centrum voor de gescheiden inzameling van afval.
Om alle fabricageresten te verwijderen,wordt aanbevolen om de binnenkant van het toestel te reinigen. Voor meer informatie in verband met de reiniging, raadpleegt u hoofdstuk “15. REINIGING EN ONDERHOUD”.
Wanneer de oven en de grill voor het eerst worden gebruikt, wordt aangeraden om op te warmen tot de maximum temperatuur, en dit lang genoeg zodat eventuele oliehoudende productieresten verbrand worden die aan het voedsel een onaangename geur zouden kunnen verlenen. Na een stroomonderbreking zal het display met regelmatige onderbrekingen knipperen en aangeven. Voor de regeling moet paragraaf "14. ELEKTRONISCHE PROGRAMMEEREENHEID" geraadpleegd worden.

6. LINSTALLATIE VAN HET TOESTEL

Het toestel moet geïnstalleerd worden door een bevoegd technicus, en volgens de van kracht zijnde normen. Het toestel kan geïnstalleerd worden tegen wanden die hoger zijn dan het werkblad, op een minimum afstand van 5 cm van de zijkant van het toestel, zoals wordt aangeduid in de tekeningen A en B van de installatieklassen. Keukenkasten of afzuigkappen die zich boven het werkblad bevinden, moeten zich op een afstand van minstens 75 cm bevinden.
A) B)
Ingebouwd toestel Vrijstaand toestel

6.1 Elektrische aansluiting

Controleer of het voltage en de afmeting van de stroomtoevoerlijn overeenstemmen met de kenmerken die worden aangeduid op het plaatje in de bergruimte. Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
Wanneer het toestel aan het netwerk wordt verbonden met een vaste aansluiting, moet op de stroomtoevoerlijn een omnipolair onderbrekingsmechanisme voorzien worden, met een openingsafstand van de contacten van minstens 3 mm , en dat op een makkelijk bereikbare plaats nabij het toestel gemonteerd is.
De aansluiting op het elektriciteitsnet kan vast of met een stekker en stopcontact zijn. In het laatste geval moeten die geschikt zijn voor de gebruikte kabel en conform de van kracht zijnde normen zijn. Voor elk type van aansluiting moet het toestel verplicht een aarding hebben. Vóór de aansluiting moet u controleren of de stroomtoevoerlijn voorzien is met een geschikte aarding. Vermijdt het gebruik van adapters die oververhittingen zouden kunnen veroorzaken.
7
Aanwijzingen voor de installateur
NL
1.5 mm
2
20 mm
220-240V~
Werking op 220-240V~: gebruik een driepolige kabel van het type H05RR-F (kabel van 3 x 1.5 mm
De aarding (geel-groen) die op het toestel moet worden aangesloten, moet minstens 20 mm langer zijn dan de andere draden.
DE FABRIKANT WIJST ELKE AANSPRAKELIJKHEID AF VOOR LETSELS AAN PERSONEN OF MATERIËLE SCHADE ALS GEVOLG VAN HET NIET IN ACHT NEMEN VAN DEZE VOORSCHRIFTEN.

6.2 Ventilatie van de ruimten

Het toestel mag enkel in permanent geventileerde ruimten worden geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door de van kracht zijnde normen. In de ruimte waarin het toestel geïnstalleerd is, moet een voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die nodig is voor de regelmatige gasverbranding en de luchtverversing van de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die beschermd worden door roosters, moeten afmetingen conform de van kracht zijnde normen hebben, en moeten zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet gedeeeltelijk, verstopt worden.

6.3 Afvoer van de verbrandingsproducten

De afvoer van de verbrandingsproducten moet verzekerd worden door middel van afzuigkappen, die verbonden zijn aan een rookkanaal met een efficiënte trek of met een geforceerde afzuiging. Een efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig ontworpen worden door een bevoegd specialist, en moet uitgevoerd worden door de posities en de afstanden te respecteren die worden voorzien door de normen Na de handeling moet de installateur een conformiteitscertificaat afgeven.

6.4 Gasaansluiting

De plaatsing van de rubberen gasleiding, waarvan de lengte max. 1,5 meter mag bedragen, moet conform de actuele plaatselijke normen uitgevoerd worden. Controleer dat de buis niet in aanraking komt met de bewegende delen of verpletterd wordt. De interne diameter van de buis moet 8 mm bedragen voor het VLOEIBAAR GAS en 13 mm voor METHAAN en STADSGAS. Controleer of alle volgende voorwaarden gerespecteerd worden:
• of de leiding aan het rubber bevestigd is met veiligheidsklemmen;
• of de leiding op geen enkel punt van het traject in aanraking komt met hete wanden (max. 50°C);
• of de buis niet blootstaat aan trekkrachten of spanningen, en geen strakke bochten maakt of vernauwingen heeft;
• of de buis niet in aanraking komt met snijdende voorwerpen of scherpe hoeken;
• wanneer de leiding niet perfect gedicht is en gaslekken veroorzaakt, mag u de buis niet proberen te herstellen: vervang met een nieuwe buis;
• controleer of de vervaldatum van de buis, gedrukt op de buis zelf, niet overschreden werd.
DE AANSLUITING MET RUBBEREN BUIZEN CONFORM DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN, KAN ENKEL UITGEVOERD WORDEN WANNEER DE BUIS OVER DE VOLLEDIGE LENGTE GEÏNSPECTEERD KAN WORDEN.
2
op modellen met één oven).
8

6.4.1 Aansluiting voor methaangas

Verricht de aansluiting op het gasnet met een rubberen slang die voldoet aan devoorschriften van de geldende norm (controleer of de afkorting van de betreffendenorm op de slang afgedrukt is). Schroef de slanghouder A zorgvuldig op het gasverbindingsstuk B van het apparaat en breng er de pakking C tussen aan. Steek de rubberen slang D op de aansluiting A en zet hem vast met het schroefbandje E zoals voorgeschreven wordt door de geldende norm.
Aanwijzingen voor de installateur
NL

6.4.2 Aansluiting voor vloeibaar gas

Gebruik een drukregelaar die voldoet aan de geldende norm en breng de aansluiting tot stand met degasfles, volgens de geldende norm. Vergewis u ervan dat de voedingsdruk in overeenstemming ismet de waarden die vermeld worden in de tabel in paragraaf “7.2 Tabel karakteristieken branders en spuitstukken”.
Schroef de kleine slanghouder F op de grote slanghouder A; sluit het zo verkregen blok aan op het gasverbindingsstuk B(of gebruik de slanghouder G die rechtstreeks moet worden aangesloten op het gasverbindingsstuk B) en breng de pakking C ertussen aan. Steek de uiteinden van de rubberen slang H op de slanghouder A+F (of G) en op de uitlaataansluiting van de drukverminderaar op de gasfles. Bevestig het uiteinde van de slang H op de slanghouders A+F (of G) met het klembandje I volgens de geldende voorschriften.
De geïllustreerde slangaansluitingen A-F-G worden niet bij het apparaat geleverd. Gebruik uitsluitendaansluitingen die aan de geldende norm voldoen.

6.4.3 Aansluiting met een buigzame stalen slang (voor alle gassoorten)

Dit type aansluiting kan zowel op inbouw- als vrijstaande apparaten worden toegepast. Gebruik uitsluitend flexibele stalen buizen die voldoen aan de geldende plaatselijke normen met een maximale uitgetrokken lengte van 2 meter. Schroef het uiteinde van de flexibele buis L na plaatsing van de pakking C op de gaskoppeling B met externe schroefdraad ½” gas ISO 7-1 / ISO 228-1 . Na voltooiing van de installatie moet u eventuele lekken opsporen met zeepsop, nooit met een vlam.
9
Aanwijzingen voor de installateur
NL

7. AANPASSING AAN DE VERSCHILLENDE GASTYPES

Vóór elke handeling moet de stroomtoevoer van het toestel uitgeschakeld worden.
De kookplaat van het fornuis is getest op methaangas G20/G25 (2E+) bij een druk van 20/25 mbar. Bij gebruik met andere soorten gas moet u de spuitstukken op de branders vervangen en de minimumvlam op de gaskraantjes afstellen. Voor de vervanging van de spuitstukken moet u te werk gaan zoals beschreven in de volgende paragrafen.

7.1 Vervanging spuitstukken kookplaat

Voor deze handeling is geen regeling van de primaire lucht nodig. 1 Verwijder de roosters, alle deksels en de vlamverdelers; 2 draai alle straalpijpen van de branders los met met een buissleutel van 7 mm; 3 vervang de straalpijpen van de branders naargelang het gastype dat moet gebruikt worden, en volgens
de beschrijvingen in paragraaf “7.2 Tabel karakteristieken branders en spuitstukken”;

4 plaats de branders weer correct in de gepaste zitten.

10
Loading...
+ 16 hidden pages