Deze gids bevat elementaire richtlijnen voor de Rosemount 248. Hij bevat geen instructies voor
gedetailleerde configuratie, diagnostiek, o nderhoud, reparatie, probleemoplossing of installatie. Raadpleeg
de naslaghandleiding
tevens in elektro nische vorm beschikbaar op Emerson.com/Rosemount
Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Bij installatie van deze transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende plaatselijke,
landelijke en internationale normen, voorschriften en procedures worden gevolgd. Lees de certificaties voor
explosiegevaarlijke omgevingen door voor eventuele beperkingen in verband met veilige installatie.
Proceslekken kunnen leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel.
Monteer de beschermbuizen of sensoren en zorg dat deze vastzitten voordat u druk aanlegt op het
systeem.
Verwijder de beschermbuis niet tijdens bedrijf.
Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Vermijd aanraken van de draden en aansluitklemmen. De draden kunnen onder hoge spanning staan, wat
elektrische schokken kan veroorzaken.
Tenzij anders vermeld, zijn de kabelbuis-/kabelingangen in de transmitterbehuizing voorzien van
1
/2—14 NPT-draad. Ingangen met de aanduiding “M20” zijn voorzien van een M20 1,5 schroefdraad. Op
instrumenten met meerdere doorvoerleidingsopeningen hebben alle openingen dezelfde schroefdraad.
Gebruik alleen pluggen, verloopstukken, wartels en doorvoerleidingen met een geschikte schroefdraad
wanneer u deze openingen afsluit.
Gebruik bij installatie op gevaarlijke locaties in kabel- en doorvoerleidingsopeningen uitsluitend pluggen,
adapters en wartels met de juiste vermelding of Ex-certificering.
van de Rosemount 248 voor nadere instructies. De handleiding en deze gids zijn
.
Inhoud
Configureren (kalibratie op een werktafel) . . . 3
De Rosemount 248 kan op drie manieren worden geconfigureerd: met een
veldcommunicator, met de Rosemount 248-pc-programmeerset, of speciaal in
de fabriek, bij vermelding van optiecode C1.
Raadpleeg de naslaghandleiding
naslaghandleiding
van de veldcommunicator voor nadere informatie.
1.1Aansluiten van een veldcommunicator
Voor complete functionaliteit is de veldcommunicator, veldinstrument-revisie
Dev v1, DD v1 of later vereist.
Afbeelding 1. Aansluiten van een veldcommunicator op een meetkring
voor kalibratie op de werktafel
van de Rosemount 248 en de
A. Rosemount 248 transmitter
B. 250
≤ RL ≤ 1100
C. Veldcommunicator
D. Voeding
Opmerking
Niet gebruiken als de spanning op de transmitteraansluitklem lager is dan 12 VDC.
1.2Controleer de transmitterconfiguratie
Raadpleeg om de werking te controleren met een veldcommunicator de
onderstaande sneltoetsen. Raadpleeg de naslaghandleiding van de Rosemount
248 voor een gedetailleerdere beschrijving.
Loop Test (kringtest)3, 5, 1Tag (t ag )2, 2, 3, 1, 1
LRV (Lower Range Value;
minimale meetwaarde)
LSL (Lower Sensor Limit;
onderste sensorlimiet)
Message (bericht)2, 2, 3, 1, 3
Open Sensor Holdoff (nog
geen op en sensor)
Percent Range
(percent agebereik)
2, 2, 1, 6
2, 2, 2, 4
1, 7, 2, 3
2, 2, 2, 4, 3
2, 2, 1, 9
2, 2, 3, 4
2, 2, 2, 3
Range Values
(bereik waarden)
Scaled D/A Trim
(geschaalde D/A-trim)
Sensor Connection
(sensoraansluiting)
Sensor 1 set up (setup
sensor 1)
Sensor Serial Number
(serienummer sensor)
Sensor 1 trim
(trim sensor 1)
Sensor 1 trim- factory (trim
sensor 1- fabriek)
Software Revision
(software-revisie)
Ter min al Tem per atu re
(aansluitklemtemperatuur)
URV (Upper Range Value;
maximale meetwaarde)
USL (Upper Sensor Limit;
bovenste sensorlimiet)
Write Protect
(schrijfbeveiliging)
2-Wire Offset (2-draads
offset)
Snelstartgids
2, 2, 2, 4
3, 4, 3
2, 2, 1, 3
2, 1, 1
1, 7, 1, 4
3, 4, 1, 1
3, 4, 1, 2
1, 7, 2, 4
3, 3, 2
2, 2, 2, 4, 2
2, 2, 1, 8
2, 2, 3, 6
2, 2, 1, 5
1.3Installeren van de Rosemount 248 PC Programmer Kit
1. Installeer alle benodigde software voor configuratie van de Rosemount 248
via een pc:
a. Installeer de Rosemount 248C-software.
Plaats de cd-rom met de Rosemount 248C-software in het cd-romstation.
Voer setup.exe uit vanuit Windows
b. Installeer de stuurprogramma’s voor het MACTek
volledig voordat u begint met de werkbankconfiguratie met het
Rosemount 248 pc-programmeringssysteem.
Opmerking
Voor een USB-modem: Configureer voordat u begint de juiste COM-poorten met de
Rosemount 248PC-software door Port Settings (poortinstellingen) te selecteren in het
menu Communicate (communiceren). Het stuurprogramma van het USB-modem
emuleert een COM-poort en zal aanvullende poorten toevoegen in het vervolgmenu van
de software. Anders gaat de software standaard over op gebruik van de eerste beschikbare
COM-poort, wat mogelijk niet correct is.
™
NT, 2000 of XP.
®
HART-modem
5
Snelstartgids
2. Installeer de hardware van het configuratiesysteem:
Zie Tabel 1 voor de reserveonderdelenset en nabestelnummers. Zie voor nadere
informatie de naslaghandleiding
Monteer de transmitter op een hoog punt in de leiding om te voorkomen dat er
vocht in de transmitterbehuizing lekt.
2.1Standaardinstallatie voor Europa en het Aziatisch-Pacifisch
gebied
Transmitter voor kopmontage en sensor met DIN-plaat
1. Bevestig de beschermbuis in de pijpleiding of in de wand van het procesvat.
Monteer de beschermbuis en zorg dat deze vastzit voordat u de procesdruk
aanlegt.
2. Monteer de transmitter op de sensor. Druk de
transmittermontageschroeven door de sensormontageplaat en plaats de
veerringen (optioneel) in de groef van de transmittermontageschroef.
3. Leg de bedrading aan van de transmitter naar de sensor.
4. Steek het geheel van transmitter en sensor in de aansluitkop. Draai de
transmittermontageschroef in de montageopeningen in de aansluitkop.
Bevestig het verlengstuk op de aansluitkop. Steek het geheel in de
beschermbuis.
5. Schuif de afgeschermde kabel door de kabelwartel.
6. Bevestig een kabelwartel in de afgeschermde kabel.
7. Plaats de draden van de afgeschermde kabel via de kabelingang in de
aansluitkop. Sluit de kabelwartel aan en draai deze aan.
8. Sluit de draden van de afgeschermde voedingskabel aan op de
voedingsaansluitklemmen van de transmitter. Pas op dat u de
sensorbedrading en de sensoraansluitklemmen niet aanraakt.
9. Installeer het deksel van de aansluitkop en draai het aan.
6
Grasmaand 2019
Opmerking
De behuizingsdeksels moeten geheel worden vastgezet om te voldoen aan de vereisten
voor explosiebestendigheid.
Snelstartgids
A
D
E
A. Rosemount 248 transmitter
B. Aans
luitkop
schermbuis
C. Be
B
C
F
D. Transmittermontageschroeven
E. Sensor voor integrale montage met losse draden
er l e ngstu k
V
F.
2.2Standaardinstallatie voor Noord- en Zuid-Amerika
Transmitter voor kopmontage met sensor met schroefdraad
1. Bevestig de beschermbuis in de pijpleiding of in de wand van het procesvat.
Monteer de beschermbuis en zet hem goed vast voordat u de procesdruk
toepast.
2. Bevestig de benodigde verlengnippels en adapters op de beschermbuis.
Dicht de nippel- en adapterschroefdraad af met siliconentape.
3. Schroef de sensor in de beschermbuis. Installeer afvoerafdichtingen indien
vereist voor zware omstandigheden of om te voldoen aan regelgeving.
4. Trek de sensordraden door de universele kop en de transmitter. Monteer de
transmitter in de universele kop door de transmittermontageschroeven in de
montageopeningen van de universele kop te schroeven.
5. Monteer de transmitter-sensorconstructie in de beschermbuis. Dicht de
adapterdraad af met siliconentape.
6. Installeer de doorvoerleiding voor veldbedrading op de kabelingang van de
universele kop. Dicht de schroefdraad van de kabelgoot af met siliconentape.
7. Trek de draden voor veldbedrading door de doorvoerleiding in de universele
kop. Sluit de sensor- en voedingsdraden aan op de transmitter. Vermijd
contact met andere aansluitklemmen.
8. Installeer het deksel van de universele kop en draai het aan.
7
Snelstartgids
of*
Opmerking
De behuizingsdeksels moeten geheel worden vastgezet om te voldoen aan de vereisten
voor explosiebestendigheid.
Grasmaand 2019
A
B
or*
A. Beschermbuis met schroefdraad
B. Sensor met schroefaansluiting
C. Standaardverlengstuk
2.3Montage op een DIN-rail
Om de Rosemount 248H op een DIN-rail te bevestigen, monteert u de
desbetreffende railmontageset (onderdeelnummer 00248-1601-0001) zoals
afgebeeld op de transmitter.
A
B
C
A. Montagemateriaal
B. Transmitter
C. Railclip
Transmitter voor railmontage met sensor voor montage op afstand
De eenvoudigste installatie bestaat uit:
een extern gemonteerde transmitter
een sensor voor integrale montage met aansluitklemmenblok
een integrale aansluitkop
een standaardverlengstuk
een beschermbuis met schroefdraad
Zie het gegevensblad
sensoren en montagetoebehoren.
Volg de onderstaande procedure om de montage te voltooien.
1. Bevestig de transmitter aan een daarvoor geschikte rail of paneel.
voor metrische sensoren voor volledige informatie over
C
D. Universele kop
E. Kabelingang
8
Grasmaand 2019
A
B
C
D
E
F
2. Bevestig de beschermbuis in de pijpleiding of in de wand van het procesvat.
Installeer de beschermbuis en zorg dat deze vastzit voordat u er druk op zet.
3. Bevestig de sensor aan de aansluitkop en monteer de volledige constructie in
de beschermbuis.
4. Bevestig sensordraden van voldoende lengte op het aansluitklemmenblok
van de sensor.
5. Bevestig het deksel van de aansluitkop en draai het aan. De
behuizingsdeksels moeten geheel worden vastgezet om te voldoen aan de
vereisten voor explosiebestendigheid.
6. Leg sensorbedrading aan van de sensorconstructie naar de transmitter.
7. Sluit de sensor- en voedingsdraden aan op de transmitter. Voorkom
aanraking van de draden en aansluitklemmen.
Snelstartgids
A. Transmitter voor railmontage
B. Sensordraden met kabelwartel
C. Sensor voor integrale montage met
aansluitklemmenblok
D. Aansluitkop
E.Standaardverlengstuk
F. Beschermbuis met schroefdraad
Transmitter voor railmontage met sensor met schroefdraad
De eenvoudigste installatie bestaat uit:
een sensor met schroefdraad en losse draden
een aansluitkop voor sensor met schroefdraad
een verlengstuk met koppelstuk en nippel
een beschermbuis met schroefdraad
Zie het gegevensblad
sensoren en montagetoebehoren.
Volg de onderstaande procedure om de montage te voltooien.
1. Bevestig de transmitter aan een daarvoor geschikte rail of paneel.
2. Bevestig de beschermbuis in de pijpleiding of in de wand van het procesvat.
Installeer de beschermbuis en zorg dat deze vastzit voordat u er druk op zet.
3. Bevestig de benodigde verlengnippels en adapters. Dicht de nippel- en
adapterschroefdraad af met siliconentape.
voor Rosemount-sensoren voor volledige informatie over
9
Snelstartgids
ABCDE
4. Schroef de sensor in de beschermbuis. Installeer afvoerafdichtingen indien
5. Schroef de aansluitkop op de sensor.
6. Bevestig de sensordraden op de aansluitklemmen van de aansluitkop.
7. Leg aanvullende sensordraden aan van de aansluitkop naar de transmitter.
8. Bevestig het deksel van de aansluitkop en draai het aan. De
9. Sluit de sensor- en voedingsdraden aan op de transmitter. Voorkom
Grasmaand 2019
vereist voor zware omstandigheden of om te voldoen aan regelgeving.
behuizingsdeksels moeten geheel worden vastgezet om te voldoen aan de
vereisten voor explosiebestendigheid.
aanraking van de draden en aansluitklemmen.
A. Transmitter voor railmontage
B. Aansluitkop voor sensor met schroefdraad
C. Sensor met schroefdraad
3.0Sluit de bedrading aan
De bedradingsschema’s bevinden zich op het label boven op de transmitter.
Voor gebruik van de transmitter is een externe voeding vereist.
De vereiste spanning over de voedingsaansluitingen van de transmitter
bedraagt 12 tot 42,4 VDC (de voedingsaansluitingen hebben een nominale
belastbaarheid van 42,4 VDC).
Opmerking
Om beschadiging van de transmitter te voorkomen, dient u ervoor te zorgen dat de
spanning over de aansluitingen tijdens het wijzigen van de configuratieparameters niet
onder 12,0 VDC zakt.
3.1De transmitter voorzien van spanning
1. Sluit de positieve voedingsdraad aan op de “+”-aansluitklem. Sluit de
negatieve voedingsdraad aan op de “—”-aansluitklem.
2. Draai de aansluitklemschroeven aan.
3. Leg spanning aan (12—42 V d.c.).
D. Standaardverlengstuk
E. Beschermbuis met schroefdraad
10
Grasmaand 2019
A
B
D
C
Afbeelding 2. Voedings-, communicatie- en sensoraansluitingen
A
+
–
A. Aansluitklemmen sensor
B.Aansluitklemmen voeding/communicatie
3.2Aard de transmitter
Ongeaarde thermokoppel-, mV- en RTD-/ohmingangen
Elke procesinstallatie heeft specifieke vereisten voor aarding. Gebruik de
aardopties die ter plaatse voor dit specifieke sensortype worden aanbevolen of
begin met aardoptie 1 (de meest gebruikelijke).
Optie 1 (voor een geaarde behuizing)
1. Verbind de omhulling van de sensorbedrading met de transmitterbehuizing.
2. Zorg dat de sensorafscherming elektrisch geïsoleerd is van omliggende
objecten die mogelijk geaard zijn.
3. Aard de afscherming van de signaalbedrading aan de voedingszijde.
Snelstartgids
B
A. Sensordraden
B.Transmitter
C. 4—20 mA-kring
D.
dingspunt afscherming
Aar
Optie 2 (voor een niet-geaarde behuizing)
1. Verbind de afscherming van de signaalbedrading met de afscherming van de
sensorbedrading.
2. Zorg dat de twee afschermingen aan elkaar bevestigd zijn en elektrisch
geïsoleerd zijn van de transmitterbehuizing.
3. Aard de afscherming uitsluitend aan de voedingszijde.
4. Zorg dat de sensorafscherming elektrisch geïsoleerd is van de omliggende
geaarde objecten.
5. Verbind de afschermingen met elkaar, zodanig dat ze elektrisch geïsoleerd
zijn van de transmitter.
11
Snelstartgids
A
B
D
C
Grasmaand 2019
B
A
A. Sensordraden
B. Transmitter
C. 4—20 mA-kring
D. Aardingspunt afscherming
C
D
Optie 3 (voor een geaarde of niet-geaarde behuizing)
1. Aard de afscherming van de sensorbedrading indien mogelijk bij de sensor.
2. Zorg dat de afscherming van de sensorbedrading en die van de
signaalbedrading elektrisch geïsoleerd zijn van de transmitterbehuizing.
3. Verbind de afscherming van de signaalbedrading niet met de afscherming
van de sensorbedrading.
4. Aard de afscherming van de signaalbedrading aan de voedingszijde.
B
A
A. Sensordraden
B. Transmitter
D
C. 4—20 mA-kring
D. Aardingspunt afscherming
C
Optie 4 (voor geaarde thermokoppel-ingangen)
1. Aard de afscherming van de sensorbedrading bij de sensor.
2. Zorg dat de afscherming van de sensorbedrading en die van de
signaalbedrading elektrisch geïsoleerd zijn van de transmitterbehuizing.
3. Verbind de afscherming van de signaalbedrading niet met de afscherming
van de sensorbedrading.
4. Aard de afscherming van de signaalbedrading aan de voedingszijde.
12
A. Sensordraden
B. Transmitter
C. 4—20 mA-kring
D. Aardingspunt afscherming
Grasmaand 2019
4.0Voer een kringtest uit
De opdracht Loop Test (kringtest) controleert de transmitteruitgang, de
integriteit van de kring en de werking van opnameapparaten of gelijksoortige
instrumenten die in de kring geïnstalleerd zijn.
Opmerking
Deze functie is niet beschikbaar voor de Rosemount 248C configuratie-interface.
4.1Start een kringtest
1. Sluit een externe ampèremeter aan in serie met de transmitterkring (zodat
de stroom naar de transmitter ergens in de kring door de meter gaat).
2. Selecteer vanaf het Home-scherm (beginscherm): 1) Device Setup (instellen
apparaat) > 2) Diag/Serv (diagnose/onderhoud) > 1) Test Device (testen
apparaat) > 1) Loop Test (kringtest).
3. Selecteer een discreet uitgangsniveau in milliampère voor de transmitter.
Selecteer bij Choose Analog Output (kies analoge uitgang): 1) 4 mA >
2) 20 mAof selecteer 3) Other (overige) om handmatig een waarde tussen
de 4 en 20 milliampère in te stellen.
4. Selecteer Enter (invoeren) om de vaste uitgang weer te geven.
5. Selecteer OK.
6. Controleer in de testkring of de vaste mA-ingang en de mA-uitgang van de
transmitter dezelfde waarde hebben.
Snelstartgids
Opmerking
Als de waarden niet overeenkomen, moet de transmitteruitgang worden getrimd of
functioneert de stroommeter niet goed.
Nadat de test is voltooid, wordt op de display weer het kringtestscherm
weergegeven en kunt u een andere uitgangswaarde kiezen.
4.2Beëindig de kringtest
1. Selecteer 5) End (beëindigen).
2. Selecteer Enter (invoeren).
13
Snelstartgids
5.0Productcertificeringen
Rev 1.20
5.1Informatie over Europese richtlijnen
Achter in deze snelstartgids vindt u een exemplaar van de EU-conformiteitsverklaring.
De meest recente revisie van de EU-verklaring van overeenstemming vindt u op
Emerson.com/Rosemount
5.2Certificering voor normale locaties
De transmitter is volgens de standaardprocedure onderzocht en getest, waarbij is
vastgesteld dat het ontwerp voldoet aan de elementaire elektrische, mechanische en
brandveiligheidsvereisten, door een in de VS nationaal erkend onderzoekslaboratorium
(nationally recognized testing laboratory; NRTL) dat is geaccrediteerd door de
Amerikaanse Occupational Safety and Health Administration (OSHA).
5.3Noord-Amerika
De Amerikaanse National Electrical Code® (NEC) en de Canadese Electrical Code (CEC)
staan toe dat apparatuur met divisiemarkering wordt gebruikt in zones en dat apparatuur
met zonemarkering wordt gebruikt in divisies. De markeringen moeten geschikt zijn voor
de omgevingsclassificatie, gas- en temperatuurklasse. Deze informatie is duidelijk
vastgelegd in de betreffende codes.
indien geïnstalleerd volgens Rosemount-tekening 00248-1055;
Typ e 4X; IP66 /68
CAN/CSA C22.2 nr. 94-M91, CAN/CSA C22.2 nr. 157-92,
CSA C22.2 nr. 213-M1987, C22.2 nr. 60529-05
Rosemount-tekening 00248-1056; CL I DIV 2 GP A, B, C, D; Type 4X,
IP66/68
Grasmaand 2019
K6 CSA intrinsiek veilig, explosieveilig en klasse 1, divisie 2
Certificaat: 1091070
Normen: CAN/CSA C22.2 nr. 0-10, CSA-norm C22.2 nr. 25-1966,
Markeringen: XP CL I/II/III, DIV 1, GP B, C, D, E, F, G indien geïnstalleerd volgens
5.6Europa
E1 ATEX d ruk vas t
Certificaat: FM12ATEX0065X
Normen: EN 60079-0: 2012+A11:2013, EN 60079-1: 2014,
Markeringen:II 2 G Ex db IIC T6…T1 Gb, T6(—50 °C
Zie Ta be l 2 aan het einde van het onderdeel Productcertificeringen voor de
procestemperaturen.
Speciale voorwaarden voor gebruik (X):
1. Zie certificaat voor omgevingstemperatuurbereik.
2. Het niet-metalen label kan elektrostatisch geladen raken en een ontstekingsbron
vormen in omgevingen van groep III.
3. Bescherm het lcd-deksel tegen stootenergieën van meer dan 4 joule.
4. Drukvaste naden zijn niet bedoeld voor reparatie.
5. Er moet een geschikte behuizing met de certificatie Ex d of Ex tb worden aangesloten
op temperatuursondes met behuizingsoptie “N”.
6. De eindgebruiker moet zorgen dat de externe oppervlaktetemperatuur op de
apparatuur en de hals van de DIN-uitvoering van de sensorsonde niet boven de 130 °C
kan stijgen.
7. Niet-standaard lakopties kunnen risico’s in verband met elektrostatische ontlading
veroorzaken. Vermijd installaties die elektrostatische lading op gelakte oppervlakken
veroorzaken en reinig gelakte oppervlakken alleen met een vochtige doek. Neem
contact op met de fabrikant voor meer informatie als de lak is besteld via een speciale
optiecode.
Snelstartgids
CSA-norm C22.2 nr. 30-M1986, CAN/CSA C22.2 nr. 94-M91,
CSA-norm C22.2 nr.142-M1987, CAN/CSA C22.2 nr. 157-92,
CSA C22.2 nr. 213-M1987, C22.2 nr. 60529-05
Rosemount-tekening 00248-1066; IS CL I, DIV 1 GP A, B, C, D indien
geïnstalleerd volgens Rosemount-tekening 00248-1056; CL I DIV 2
GP A, B, C, D; Type 4X, IP66/68 Afdichting doorvoerleiding niet vereist.
EN 60529:1991 +A1:2000+A2:2013
≤ T
≤ +40 °C),
T5…T1(—50 °C
≤ T
a
≤ +60 °C)
a
I1ATEX intrinsieke veiligheid
Certificaat: Baseefa03ATEX0030X
Normen: EN 60079-0: 2012, EN 60079-11: 2012
Markeringen: II 1 G Ex ia IIC T5/T6 Ga, T5(—60 °C
Zie Ta be l 3 aan het einde van het onderdeel Productcertificeringen voor de
entiteitsparameters.
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Het apparaat moet geïnstalleerd zijn in een behuizing die een beschermingsgraad van
ten minste IP20 biedt. Niet-metalen behuizingen moeten een oppervlakteweerstand
hebben van minder dan 1 G; behuizingen van een lichte legering of zirkonium
moeten na installatie beschermd worden tegen schokken en wrijving.
T6(—60 °C
≤ T
≤ +60 °C)
a
≤ T
≤ +80 °C),
a
15
Snelstartgids
N1 ATE X Typ e n — met beh uiz ing
NC ATEX Type n — zonder behuizing
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. De temperatuurtransmitter van model 248 moet worden geïnstalleerd in een correct
ND AT EX stof
Speciale voorwaarden voor gebruik (X):
1. Zie certificaat voor omgevingstemperatuurbereik.
2. Het niet-metalen label kan elektrostatisch geladen raken en een ontstekingsbron
3. Bescherm het lcd-deksel tegen stootenergieën van meer dan 4 joule.
4. Drukvaste naden zijn niet bedoeld voor reparatie.
5. Er moet een geschikte behuizing met de certificatie Ex d of Ex tb worden aangesloten
6. De eindgebruiker moet zorgen dat de externe oppervlaktetemperatuur op de
7. Niet-standaard lakopties kunnen risico’s in verband met elektrostatische ontlading
Grasmaand 2019
Certificaat: BAS00ATEX3145
Normen:EN 60079-0:2012+A11:2013, EN 60079-15:2010
≤ T
Markeringen:II 3 G Ex nA IIC T5 Gc (—40 °C
≤ +70 °C)
a
Certificaat: Baseefa13ATEX0045X
Normen: EN 60079-0:2012, EN 60079-15:2010
≤ T
Markeringen:II 3 G Ex nA IIC T5/T6 Gc,T5(—60 °C
T6(—60°C
≤ T
≤ 70 °C)
a
≤ +80 °C),
a
gecertificeerde behuizing, met een beschermingsgraad van ten minste IP54 in
overeenstemming met IEC 60529 en EN 60079-15.
Certificaat: FM12ATEX0065X
Normen:EN 60079-0: 2012+A11:2013, EN 60079-31:2014,
EN 60529:1991 +A1:2000 +A2:2013
≤ T
Markeringen: II 2 D Ex tb IIIC T130 °C Db, (—40 °C
Zie Ta be l 2 aan het einde van het onderdeel Productcertificeringen voor
≤ +70 °C); IP66
a
procestemperaturen.
vormen in omgevingen van groep III.
op temperatuursondes met behuizingsoptie “N”.
apparatuur en de hals van de DIN-uitvoering van de sensorsonde niet boven de 130 °C
kan stijgen.
veroorzaken. Vermijd installaties die elektrostatische lading op gelakte oppervlakken
veroorzaken en reinig gelakte oppervlakken alleen met een vochtige doek. Neem
contact op met de fabrikant voor meer informatie als de lak is besteld via een speciale
optiecode.
5.7Internationaal
E7 ECEx drukvast
Certificaat: IECEx FMG 12.0022X
Normen:IEC 60079-0:2011, IEC 60079-1:2014-06, 60079-31:2013
Markeringen: Ex db IIC T6…T1 Gb, T6(—50 °C
Zie Ta be l 2 aan het einde van het onderdeel Productcertificeringen voor
procestemperaturen.
Speciale voorwaarden voor gebruik (X):
1. Zie certificaat voor omgevingstemperatuurbereik.
2. Het niet-metalen label kan elektrostatisch geladen raken en een ontstekingsbron
vormen in omgevingen van groep III.
16
+60 °C); Ex tb III C T130C Db T
≤ T
≤ +40 °C), T5…T1(—50 °C ≤ Ta ≤
a
= —40 °C to +70 °C; IP66
a
Grasmaand 2019
3. Bescherm het lcd-deksel tegen stootenergieën van meer dan 4 joule.
4. Drukvaste naden zijn niet bedoeld voor reparatie.
5. Er moet een geschikte behuizing met de certificatie Ex d of Ex tb worden aangesloten
op temperatuursondes met behuizingsoptie “N”.
6. De eindgebruiker moet zorgen dat de externe oppervlaktetemperatuur op de
apparatuur en de hals van de DIN-uitvoering van de sensorsonde niet boven de 130 °C
kan stijgen.
7. Niet-standaard lakopties kunnen risico’s in verband met elektrostatische ontlading
veroorzaken. Vermijd installaties die elektrostatische lading op gelakte oppervlakken
veroorzaken en reinig gelakte oppervlakken alleen met een vochtige doek. Neem
contact op met de fabrikant voor meer informatie als de lak is besteld via een speciale
optiecode.
I7ECEx intrinsieke veiligheid
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Het apparaat moet geïnstalleerd zijn in een behuizing die een beschermingsgraad van
ten minste IP20 biedt. Niet-metalen behuizingen moeten een oppervlakteweerstand
hebben van minder dan 1 G; behuizingen van een lichte legering of zirkonium
moeten na installatie beschermd worden tegen schokken en wrijving.
N7 IECEx Type n — met behuizing
Certificaat: IECEx BAS 07.0086X
Normen:IEC 60079-0:2011, IEC 60079-11:2011
≤ T
Markeringen: Ex ia IIC T5/T6 Ga, T5(—60 °C
Zie Ta be l 3 aan het einde van het onderdeel Productcertificeringen voor
≤ +80 °C), T6(—60 °C ≤ Ta ≤ +60 °C)
a
entiteitsparameters.
Certificaat: IECEx BAS 07.0055
Normen:IEC 60079-0:2011, IEC 60079-15:2010
≤ T
Markeringen: Ex nA IIC T5 Gc; T5(—40 °C
≤ +70 °C)
a
Snelstartgids
NG IECEx Type n — zonder behuizing
Certificaat: IECEx BAS 13.0029X
Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-15:2010
Markeringen: Ex nA IIC T5/T6 Gc; T5(—60 °C
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. De temperatuurtransmitter van model 248 moet worden geïnstalleerd in een
geschikte gecertificeerde behuizing, met een beschermingsgraad van ten minste IP54
in overeenstemming met IEC 60529 en IEC 60079-15.
5.8China
E3 NEPSI drukvast
Certificaat: GYJ16.1335X
Normen:GB3836.1-2010, GB3836.2-2010
Markeringen: Ex d IIC T6
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Omgevingstemperatuurbereik is: T6…T1(—50 °C
T5…T1 (—50 °C
2. De voorziening voor aardverbinding op de behuizing moet op betrouwbare wijze
worden aangesloten.
3. Er mag tijdens installatie geen mengsel worden gebruikt dat de drukvaste behuizing
zou kunnen beschadigen.
T1 Gb: T6…T1(—50 °C ≤ Ta ≤ +40 °C)
~
T5…T1 (—50 °C
≤ T
≤ +60 °C).
a
≤ T
≤ +60 °C)
a
≤ T
≤ +80 °C), T6(—60 °C ≤ Ta ≤ +60 °C)
a
≤ T
≤ +40 °C)
a
17
Snelstartgids
4. Bij installaties in een explosiegevaarlijke omgeving moeten kabelwartels,
5. Bij installatie, gebruik en onderhoud in een explosieve gasatmosfeer moet de
6. Het is eindgebruikers niet toegestaan om interne onderdelen te verwisselen;
7. Bij installatie, gebruik en onderhoud van dit product moeten de volgende normen in
I3NEPSI intrinsieke veiligheid
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het symbool “X” wordt gebruikt voor aanduiding van specifieke
2. Het verband tussen de T-code en het omgevingstemperatuurbereik is als volgt:
Grasmaand 2019
doorvoerleidingen en afsluitpluggen worden gebruikt die door overheidsinstanties als
klasse Ex d IIC Gb gecertificeerd zijn.
waarschuwing “Niet openen wanneer ingeschakeld” in acht worden genomen.
problemen moeten in overleg met de fabrikant worden opgelost om beschadiging van
het product te voorkomen.
acht worden genomen:
GB3836.13-2013 “Electrical apparatus for explosive gas atmospheres Part 13: Repair
and overhaul for apparatus used in explosive gas atmospheres” (Elektrische apparaten
voor een explosieve gasatmosfeer Deel 13: Reparatie en revisie van apparaten die in
een explosieve gasatmosfeer worden gebruikt).
GB3836.15-2000 “Electrical apparatus for explosive gas atmospheres Part 15:
Electrical installations in hazardous area (other than mines)” (Elektrische apparaten
voor een explosieve gasatmosfeer Deel 15: Elektrische installaties in een
explosiegevaarlijke omgeving [behalve mijnen]).
GB3836.16-2006 “Electrical apparatus for explosive gas atmospheres Part 16:
Inspection and maintenance of electrical installation (other than mines)” (Elektrische
apparaten voor een explosieve gasatmosfeer Deel 16: Inspectie en onderhoud van
elektrische installaties [behalve mijnen]).
GB50257-2015 “Code for construction and acceptance of electric device for explosion
atmospheres and fire hazard electrical equipment installation engineering”
(Voorschrift voor de bouw en acceptatie van elektrische instrumenten voor explosieve
atmosfeer en de installatie van brandgevaarlijke elektrische apparatuur).
Markeringen: Ex ia IIC T5/T6 Ga; T5(—60 °C
Zie Ta be l 3 aan het einde van het onderdeel Productcertificeringen voor de
≤ +80 °C), T6(—60 °C ≤ Ta ≤ +60 °C)
a
entiteitsparameters.
gebruiksvoorwaarden:
a. De behuizing kan lichte metalen bevatten. Er moet derhalve worden gezorgd dat
ontstekingsgevaar vanwege stoten of wrijving wordt voorkomen.
b. Het apparaat moet worden geïnstalleerd in een behuizing die een
beschermingsgraad van ten minste IP20 biedt. Niet-metalen behuizingen moeten
een oppervlakteweerstand hebben van minder dan 1 G.
T-co deTe mp er at uu rb er ei k
T6—60 °C ≤ Ta ≤ +60 °C
T5—60 °C ≤ Ta ≤ +80 °C
18
Grasmaand 2019
3. Intrinsiek veilige parameters:
Aansluitklemmen + en — van HART-kring
Snelstartgids
Maximale
ingangsspanning
(V)
U
i
301301,03,60
Maximale
ingangsstroom
(mA)
l
i
Maximaal
ingangsvermogen
(W)
P
i
Maximale inwendige
parameters
Ci (nF)Li (mH)
De bovenstaande voeding moet afkomstig zijn van een lineaire voeding.
Sensoraansluitingen (1 t/m 4)
Maximale
uitgangsspanning
(V)
U
o
45262902, 10
Maximale
uitgangsstroom
(mA)
I
o
Maximaal
uitgangsvermogen
(mW)
P
o
Maximale inwendige
parameters
Ci (nF)Li (mH)
Sensoraansluitingen (1 t/m 4)
Groep
IIC23,823,8
IIB237,987,4
IIA727,9184,5
Maximale externe parameters
Co (nF)Lo (mH)
4. Het product moet worden gebruikt met een bijbehorend ap paraat met Ex-certificering
om een explosiebeschermingssysteem te verkrijgen dat in een explosieve
gasatmosfeer kan worden gebruikt. De bedrading en aansluitklemmen moeten
voldoen aan de voorschriften in de instructiehandleiding van het product en de
bijbehorende apparatuur.
5. De kabels tussen dit product en bijbehorende apparaten moeten afgeschermd zijn (de
kabels moeten een geïsoleerde afscherming hebben). De afscherming moet goed
worden geaard in een niet-gevaarlijke omgeving.
6. Het is eindgebruikers niet toegestaan om interne onderdelen te verwisselen;
problemen moeten in overleg met de fabrikant worden opgelost om beschadiging van
het product te voorkomen.
7. Bij installatie, gebruik en onderhoud van dit product moeten de volgende normen in
acht worden genomen:
GB3836.13-1997 “Electrical apparatus for explosive gas atmospheres Part 13: Repair
and overhaul for apparatus used in explosive gas atmospheres” (Elektrische apparaten
voor een explosieve gasatmosfeer Deel 13: Reparatie en revisie van apparaten die in
een explosieve gasatmosfeer worden gebruikt).
GB3836.15-2000 “Electrical apparatus for explosive gas atmospheres Part 15:
Electrical installations in hazardous area (other than mines)” (Elektrische apparaten
voor een explosieve gasatmosfeer Deel 15: Elektrische installaties in een
explosiegevaarlijke omgeving [behalve mijnen]).
GB3836.16-2006 “Electrical apparatus for explosive gas atmospheres Part 16:
Inspection and maintenance of electrical installation (other than mines)” (Elektrische
apparaten voor een explosieve gasatmosfeer Deel 16: Inspectie en onderhoud van
elektrische installaties [behalve mijnen]).
19
Snelstartgids
GB50257-1996 “Code for construction and acceptance of electric device for explosion
atmospheres and fire hazard electrical equipment installation engineering”
(Voorschrift voor de bouw en acceptatie van elektrische instrumenten voor explosieve
atmosfeer en de installatie van brandgevaarlijke elektrische apparatuur).
N3 NEPSI Type n
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Zie certificaat voor speciale voorwaarden.
5.9EAC
EM Technisch voorschrift douane-unie (EAC) drukvast
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Zie certificaat voor speciale voorwaarden.
IM Technisch voorschrift douane-unie (EAC) intrinsieke veiligheid
Certificaat: TC RU C-US.AA87.B.00057
Markeringen: 1Ex d IIC T6…T1 Gb X, T6(—50 °C
≤ T
T5…T1(—50 °C
≤ +60 °C); IP66/IP67
a
Certificaat: TC RU C-US.AA87.B.00057
Markeringen: 0Ex ia IIC T5,T6 Ga X, T6(—60 °C
T5(—60 °C
≤ T
≤ +80 °C); IP66/IP67
a
≤ T
a
≤ T
≤ +60 °C),
a
Grasmaand 2019
≤ +40 °C),
5.10Korea
EP Korea explosieveilig/drukvast
Certificaat: 13-KB4BO-0208X
Markeringen: Ex d IIC T6; T6(—40 °C
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Zie certificaat voor speciale voorwaarden.
5.11Combinaties
K5 Combinatie van E5 en I5
KM Combinatie van EM en IM
Tabel 2. Procestemperaturen
Temperatuurklasse Omgevingstemperatuur
T6—50 °C tot +40 °C55556065
T5—50 °C tot +60 °C70707075
T4—50 °C tot +60 °C100110120130
T3—50 °C tot +60 °C170190200200
T2—50 °C tot +60 °C280300300300
T1—50 °C tot +60 °C440450450450
20
≤ T
≤ +65 °C)
amb
Procestemperatuur zonder
lcd-displaydeksel (°C)
Onverlengd3 inch6 inch9 inch
Grasmaand 2019
Tabel 3. Entiteitsparameters
Snelstartgids
Parameters
Spanning Ui30 V45 V
Stroom Ii130 mA26 mA
Vermogen Pi1 W290 mW
Elektrische
capaciteit Ci
Zelfinductie Li0 mH0 μH
Aansluitklemmen + en —
van HART-kring
3,6 nF2,1 nF
Sensoraansluitingen
1 t/m 4
5.12Verdere certificeringen (alleen voor Rosemount
248-kopmontage)
SBS Typegoedkeuring American Bureau of Shipping (ABS)
Certificaat: 11-HS771994B-1-PDA
Beoogd gebruik: temperatuurmeting voor scheeps- en offshoretoepassingen.
SBV Typegoedkeuring Bureau Veritas (BV)
Certificaat: 26325
Vereisten: Regels van Bureau Veritas voor de classificatie van stalen schepen
Toepassing: K lassenotaties: AU T-UMS, AUT-CCS, AUT-PORT en AU T-IMS;
temperatu urtransmitter kan niet op dieselmotoren worden geïnstalleerd.
SDN Typegoedkeuring Det Norske Veritas (DNV)
Certificaat: A-14187
Beoogd gebruik: Regels van Det Norske Veritas voor classificatie van vaartuigen, snelle
en lichte vaartuigen en offshore-normen van Det Norske Veritas.
Toe pa ss in g:
Locatieklassen
Tem per at uu rD
LuchtvochtigheidB
TrillingA
EMCA
Behuizing
B/IP66 Al,
C/IP66: SST
SLL Typegoedkeuring Lloyds Register (LR)
Certificaat: 11/60002
Toepassing: Omgevingscategorie ENV1, ENV2, ENV3 en ENV5
21
Snelstartgids
Afbeelding 3. Verklaring van overeenstemming Rosemount 248
Grasmaand 2019
22
Grasmaand 2019
Snelstartgids
23
Snelstartgids
Grasmaand 2019
24
Grasmaand 2019
Snelstartgids
25
Snelstartgids
Grasmaand 2019
26
Grasmaand 2019
Snelstartgids
27
Snelstartgids
ᴹ
China RoHS
㇑᧗⢙䍘䎵䗷ᴰབྷ⎃ᓖ䲀٬Ⲵ䜘Ԧරࡇ㺘
Rosemount 248
List of Rosemount 248 Parts with China RoHS Concentration above MCVs
䜘Ԧ〠
Part Name
ᴹᇣ⢙䍘䍘Hazardous Substances
䫵
Lead
(Pb)
⊎
Mercury
(Hg)
䭹
Cadmium
(Cd)
ޝԧ䬜䬜
Hexavalent
Chromium
(Cr +6)
ཊⓤ㚄㚄㤟
Polybrominated
biphenyls
(PBB)
ཊⓤ㚄㚄㤟䟊
Polybrominated
diphenyl ethers
(PBDE)
⭥ᆀ㓴Ԧ
Electronics
Assembly
X O O O O
O
༣փ㓴Ԧ
Housing
Assembly
O O O X O
O
Րᝏಘ㓴Ԧ
Sensor
Assembly
X O O O O
O
ᵜ㺘Ṭ㌫ᦞ
SJ/T11364
Ⲵ㿴ᇊ㘼ࡦ
This table is proposed in accordance with the provision of SJ/T11364.
O:
Ѫ䈕䜘ԦⲴᡰᴹ൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿൷վҾ
GB/T 26572
ᡰ㿴ᇊⲴ䲀䟿㾱≲
O: Indicate that said hazardous substance in all of the homogeneous materials for this part is below the limit requirement of
GB/T 26572.
X:
Ѫ൘䈕䜘Ԧᡰ֯⭘Ⲵᡰᴹ൷䍘ᶀᯉ䟼ˈ㠣ቁᴹа㊫൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿儈Ҿ
GB/T 26572
ᡰ㿴ᇊⲴ䲀䟿㾱≲
X: Indicate that said hazardous substance contained in at least one of the homogeneous materials used for this part is above
the limit requirement of GB/T 26572.