Rosemount 248 temperatuurtransmitter Manuals & Guides [nl]

Snelstartgids
00825-0111-4825, Rev JB
Grasmaand 2019
Rosemount™ 248-temperatuurtransmitter
WAARSCHUWING
!
Grasmaand 2019
KENNISGEVING
Deze gids bevat elementaire richtlijnen voor de Rosemount 248. Hij bevat geen instructies voor gedetailleerde configuratie, diagnostiek, o nderhoud, reparatie, probleemoplossing of installatie. Raadpleeg de naslaghandleiding tevens in elektro nische vorm beschikbaar op Emerson.com/Rosemount
Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Bij installatie van deze transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende plaatselijke, landelijke en internationale normen, voorschriften en procedures worden gevolgd. Lees de certificaties voor explosiegevaarlijke omgevingen door voor eventuele beperkingen in verband met veilige installatie.
Proceslekken kunnen leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel.
Monteer de beschermbuizen of sensoren en zorg dat deze vastzitten voordat u druk aanlegt op het
systeem.
Verwijder de beschermbuis niet tijdens bedrijf.
Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Vermijd aanraken van de draden en aansluitklemmen. De draden kunnen onder hoge spanning staan, wat
elektrische schokken kan veroorzaken.
Tenzij anders vermeld, zijn de kabelbuis-/kabelingangen in de transmitterbehuizing voorzien van
1
/2—14 NPT-draad. Ingangen met de aanduiding “M20” zijn voorzien van een M20 1,5 schroefdraad. Op instrumenten met meerdere doorvoerleidingsopeningen hebben alle openingen dezelfde schroefdraad. Gebruik alleen pluggen, verloopstukken, wartels en doorvoerleidingen met een geschikte schroefdraad wanneer u deze openingen afsluit.
Gebruik bij installatie op gevaarlijke locaties in kabel- en doorvoerleidingsopeningen uitsluitend pluggen,
adapters en wartels met de juiste vermelding of Ex-certificering.
van de Rosemount 248 voor nadere instructies. De handleiding en deze gids zijn
.
Inhoud
Configureren (kalibratie op een werktafel) . . . 3
Monteer de transmitter . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6
Sluit de bedrading aan . . . . . . . . . . . . . . . . . . .10
2
Voer een kringtest uit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Productcertificeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Grasmaand 2019
A
B
C
D
Snelstartgids

1.0 Configureren (kalibratie op een werktafel)

De Rosemount 248 kan op drie manieren worden geconfigureerd: met een veldcommunicator, met de Rosemount 248-pc-programmeerset, of speciaal in de fabriek, bij vermelding van optiecode C1.
Raadpleeg de naslaghandleiding
naslaghandleiding
van de veldcommunicator voor nadere informatie.

1.1 Aansluiten van een veldcommunicator

Voor complete functionaliteit is de veldcommunicator, veldinstrument-revisie Dev v1, DD v1 of later vereist.
Afbeelding 1. Aansluiten van een veldcommunicator op een meetkring
voor kalibratie op de werktafel
van de Rosemount 248 en de
A. Rosemount 248 transmitter B. 250
RL ≤ 1100
C. Veldcommunicator D. Voeding
Opmerking
Niet gebruiken als de spanning op de transmitteraansluitklem lager is dan 12 VDC.

1.2 Controleer de transmitterconfiguratie

Raadpleeg om de werking te controleren met een veldcommunicator de onderstaande sneltoetsen. Raadpleeg de naslaghandleiding van de Rosemount 248 voor een gedetailleerdere beschrijving.
Functie Sneltoetsen Functie Sneltoetsen
Active Calibrator (ac tieve kalibrator)
Alarm/Saturation (alarm/verzadiging)
AO Alar m Type (alarmtype AO) 1, 3, 3, 2, 1
Burst Mode (burstmodus) 1, 3, 3, 3, 3 PV Damping (demping PV) 1, 3, 3, 1, 3
Burst Option (burstoptie) 1, 3, 3, 3, 4 PV Unit (PV-eenheid) 1, 3, 3, 1, 4
1, 2, 2, 1, 3 Poll Address (poll-adres) 1, 3, 3, 3, 1
1, 3, 3, 2
Process Temperature (procestemperatuur)
Process Variables (procesvariabelen)
1, 1
1, 1
3
Zie voor instrumenten met de nieuwe gebruikersinterface de onderstaande sneltoetsen:
Grasmaand 2019
Functie Sneltoetsen Functie Sneltoetsen
Calibration (kalibratie) 1, 2, 2
Configuration (configuratie) 1, 3 Review (overzicht) 1, 4
D/A Trim (D/A-trim) 1, 2, 2, 2
Damping Values (dempingswaarden)
Date (datum) 1, 3, 4, 2
Descriptor (omschrijving) 1, 3, 4, 3
Device Output Configuration (configuratie instrumentuitgang)
Diagnostics and Service (diagnostiek en service)
Filter 50/60 Hz (filter 50/60 Hz) 1, 3, 5, 1
Hardware Rev (hardware-revisie)
Intermittent Detect (onderbrekinsd etectie)
Loop Test (kringtest) 1, 2, 1, 1
LRV (Lower Range Value; minimale meetwaarde)
LSL (Lower Sensor Limit; onderste sensorlimiet)
Measurement Filtering (meetfilter)
Message (bericht) 1, 3, 4, 4
Num Req Preams (aantal vereiste preams)
Open Sensor Holdoff (nog geen open sensor)
Percent Range (percent agebereik)
Functie Sneltoetsen Functie Sneltoetsen
Active Calibrator (actieve kalibrator)
Alarm Saturation (alarmverzadiging)
AO Alarm Type (alarmtype AO) 2, 2, 2, 5
Burst Mode (burstmodus) 2, 2, 4, 2 PV Damping (demping PV) 2, 2, 1, 6
Calibration (kalibratie) 3, 4, 1, 1 PV Unit (PV-eenheid) 2, 2, 1, 4
1, 1, 10
1, 3, 3
1, 2 Sensor Type (sensortype) 1, 3, 2, 1, 1
1, 4, 1 Status (status) 1, 2, 1, 4
1, 3, 5, 4
1, 1, 6
1, 1, 8
1, 3, 5
1, 3, 3, 3, 2
1, 3, 5, 3
1, 1, 5
3, 4, 1, 3 Poll Address (poll-adres) 2, 2, 4, 1
2, 2, 2, 5
Range Values (bereikw aarden)
Scaled D/A Trim (geschaalde D/A-trim)
Sensor Connection (sensoraansluiting)
Sensor 1 Setup (instelling sensor 1)
Sensor Serial Number (serienummer sensor)
Sensor 1 trim-factory (trim sensor 1-fabriek)
Software Revision (software-revisie)
Ter min al Te mpe rat ure (aansluitklemtemperatu ur)
Tes t D evi ce (testinstrument)
URV (Upper Range Value; maximale meet waarde)
USL (Upper Sensor Limit; bovenste sensorlimiet)
Variable Mapping (variabelen-mapping)
Varia ble re- map (hertoewijzing variabelen)
Write Protect (schrijfbeveiliging)
2-Wire Offset (2-draads offset)
Process Temperature (procestemperatuur)
Process Variables (procesvariabelen)
1, 3, 3, 1
1, 2, 2, 3
1, 3, 2, 1, 1
1, 3, 2, 1, 2
1, 3, 2, 1, 3
1, 2, 2, 1, 2
1, 4, 1
1, 3, 2, 2
1, 2, 1
1, 1, 7
1, 1, 9
1, 3, 1
1, 3, 1, 3
1, 2, 3
1, 3, 2, 1, 2, 1
1, 3
3, 2, 1
4
Grasmaand 2019
Functie Sneltoetsen Func tie Sneltoetsen
Configuration (configuratie) 2, 2, 2, 4
D/A Trim (D/A-trim) 3, 4
Damping Values (dempingswaarden)
Date (datum) 2, 2, 3, 1, 2
Descriptor (omschrijving) 2, 2, 3, 1, 4
Device Info (instrumentinfo) 1, 7
Device Output Configuration (configuratie instrumentuitgang)
Filter 50/60 Hz (filter 50/60 Hz) 2, 2, 3, 7, 1 Sensor Type (sensortype) 2, 2, 1, 2
Hardware Rev (hardware-revisie)
HART® Output (HART-uitgang) 1, 7, 2, 1 Status (status) 1, 1
Loop Test (kringtest) 3, 5, 1 Tag (t ag ) 2, 2, 3, 1, 1
LRV (Lower Range Value; minimale meetwaarde)
LSL (Lower Sensor Limit; onderste sensorlimiet)
Message (bericht) 2, 2, 3, 1, 3
Open Sensor Holdoff (nog geen op en sensor)
Percent Range (percent agebereik)
2, 2, 1, 6
2, 2, 2, 4
1, 7, 2, 3
2, 2, 2, 4, 3
2, 2, 1, 9
2, 2, 3, 4
2, 2, 2, 3
Range Values (bereik waarden)
Scaled D/A Trim (geschaalde D/A-trim)
Sensor Connection (sensoraansluiting)
Sensor 1 set up (setup sensor 1)
Sensor Serial Number (serienummer sensor)
Sensor 1 trim (trim sensor 1)
Sensor 1 trim- factory (trim sensor 1- fabriek)
Software Revision (software-revisie)
Ter min al Tem per atu re (aansluitklemtemperatuur)
URV (Upper Range Value; maximale meetwaarde)
USL (Upper Sensor Limit; bovenste sensorlimiet)
Write Protect (schrijfbeveiliging)
2-Wire Offset (2-draads offset)
Snelstartgids
2, 2, 2, 4
3, 4, 3
2, 2, 1, 3
2, 1, 1
1, 7, 1, 4
3, 4, 1, 1
3, 4, 1, 2
1, 7, 2, 4
3, 3, 2
2, 2, 2, 4, 2
2, 2, 1, 8
2, 2, 3, 6
2, 2, 1, 5

1.3 Installeren van de Rosemount 248 PC Programmer Kit

1. Installeer alle benodigde software voor configuratie van de Rosemount 248 via een pc: a. Installeer de Rosemount 248C-software.
Plaats de cd-rom met de Rosemount 248C-software in het cd-romstation. Voer setup.exe uit vanuit Windows
b. Installeer de stuurprogramma’s voor het MACTek
volledig voordat u begint met de werkbankconfiguratie met het Rosemount 248 pc-programmeringssysteem.
Opmerking
Voor een USB-modem: Configureer voordat u begint de juiste COM-poorten met de Rosemount 248PC-software door Port Settings (poortinstellingen) te selecteren in het menu Communicate (communiceren). Het stuurprogramma van het USB-modem emuleert een COM-poort en zal aanvullende poorten toevoegen in het vervolgmenu van de software. Anders gaat de software standaard over op gebruik van de eerste beschikbare COM-poort, wat mogelijk niet correct is.
NT, 2000 of XP.
®
HART-modem
5
2. Installeer de hardware van het configuratiesysteem:
Zie Tabel 1 voor de reserveonderdelenset en nabestelnummers. Zie voor nadere informatie de naslaghandleiding
Tabel 1. Nummers reserveonderdelen Programming Kit
a. Sluit de transmitter en de belastingsweerstand (250—1100 ohm) aan, in
serie geschakeld met de voeding (voor configuratie van de Rosemount 248 is een externe voedingsspanning van 12—42,4 VDC vereist).
b. Sluit het HART-modem parallel aan op de belastingsweerstand en sluit
het aan op de pc.
van de Rosemount 248.
Productomschrijving Onderdeelnummer
Programmeersoftware (cd-rom) 00248-1603-0002
Rosemount 248-programmeerset - USB 00248-1603-0003
Rosemount 248-programmeerset - serieel 00248-1603-0004
Grasmaand 2019

2.0 Monteer de transmitter

Monteer de transmitter op een hoog punt in de leiding om te voorkomen dat er vocht in de transmitterbehuizing lekt.

2.1 Standaardinstallatie voor Europa en het Aziatisch-Pacifisch gebied

Transmitter voor kopmontage en sensor met DIN-plaat
1. Bevestig de beschermbuis in de pijpleiding of in de wand van het procesvat.
Monteer de beschermbuis en zorg dat deze vastzit voordat u de procesdruk aanlegt.
2. Monteer de transmitter op de sensor. Druk de
transmittermontageschroeven door de sensormontageplaat en plaats de veerringen (optioneel) in de groef van de transmittermontageschroef.
3. Leg de bedrading aan van de transmitter naar de sensor.
4. Steek het geheel van transmitter en sensor in de aansluitkop. Draai de
transmittermontageschroef in de montageopeningen in de aansluitkop. Bevestig het verlengstuk op de aansluitkop. Steek het geheel in de beschermbuis.
5. Schuif de afgeschermde kabel door de kabelwartel.
6. Bevestig een kabelwartel in de afgeschermde kabel.
7. Plaats de draden van de afgeschermde kabel via de kabelingang in de
aansluitkop. Sluit de kabelwartel aan en draai deze aan.
8. Sluit de draden van de afgeschermde voedingskabel aan op de
voedingsaansluitklemmen van de transmitter. Pas op dat u de sensorbedrading en de sensoraansluitklemmen niet aanraakt.
9. Installeer het deksel van de aansluitkop en draai het aan.
6
Grasmaand 2019
Opmerking
De behuizingsdeksels moeten geheel worden vastgezet om te voldoen aan de vereisten voor explosiebestendigheid.
Snelstartgids
A
D
E
A. Rosemount 248 transmitter B. Aans
luitkop
schermbuis
C. Be
B
C
F
D. Transmittermontageschroeven E. Sensor voor integrale montage met losse draden
er l e ngstu k
V
F.

2.2 Standaardinstallatie voor Noord- en Zuid-Amerika

Transmitter voor kopmontage met sensor met schroefdraad
1. Bevestig de beschermbuis in de pijpleiding of in de wand van het procesvat.
Monteer de beschermbuis en zet hem goed vast voordat u de procesdruk toepast.
2. Bevestig de benodigde verlengnippels en adapters op de beschermbuis.
Dicht de nippel- en adapterschroefdraad af met siliconentape.
3. Schroef de sensor in de beschermbuis. Installeer afvoerafdichtingen indien
vereist voor zware omstandigheden of om te voldoen aan regelgeving.
4. Trek de sensordraden door de universele kop en de transmitter. Monteer de
transmitter in de universele kop door de transmittermontageschroeven in de montageopeningen van de universele kop te schroeven.
5. Monteer de transmitter-sensorconstructie in de beschermbuis. Dicht de
adapterdraad af met siliconentape.
6. Installeer de doorvoerleiding voor veldbedrading op de kabelingang van de
universele kop. Dicht de schroefdraad van de kabelgoot af met siliconentape.
7. Trek de draden voor veldbedrading door de doorvoerleiding in de universele
kop. Sluit de sensor- en voedingsdraden aan op de transmitter. Vermijd contact met andere aansluitklemmen.
8. Installeer het deksel van de universele kop en draai het aan.
7
of*
Opmerking
De behuizingsdeksels moeten geheel worden vastgezet om te voldoen aan de vereisten voor explosiebestendigheid.
Grasmaand 2019
A
B
or*
A. Beschermbuis met schroefdraad B. Sensor met schroefaansluiting C. Standaardverlengstuk

2.3 Montage op een DIN-rail

Om de Rosemount 248H op een DIN-rail te bevestigen, monteert u de desbetreffende railmontageset (onderdeelnummer 00248-1601-0001) zoals afgebeeld op de transmitter.
A
B
C
A. Montagemateriaal B. Transmitter C. Railclip
Transmitter voor railmontage met sensor voor montage op afstand
De eenvoudigste installatie bestaat uit:
een extern gemonteerde transmittereen sensor voor integrale montage met aansluitklemmenblokeen integrale aansluitkopeen standaardverlengstukeen beschermbuis met schroefdraad
Zie het gegevensblad sensoren en montagetoebehoren.
Volg de onderstaande procedure om de montage te voltooien.
1. Bevestig de transmitter aan een daarvoor geschikte rail of paneel.
voor metrische sensoren voor volledige informatie over
C
D. Universele kop E. Kabelingang
8
Grasmaand 2019
A
B
C
D
E
F
2. Bevestig de beschermbuis in de pijpleiding of in de wand van het procesvat.
Installeer de beschermbuis en zorg dat deze vastzit voordat u er druk op zet.
3. Bevestig de sensor aan de aansluitkop en monteer de volledige constructie in
de beschermbuis.
4. Bevestig sensordraden van voldoende lengte op het aansluitklemmenblok
van de sensor.
5. Bevestig het deksel van de aansluitkop en draai het aan. De
behuizingsdeksels moeten geheel worden vastgezet om te voldoen aan de vereisten voor explosiebestendigheid.
6. Leg sensorbedrading aan van de sensorconstructie naar de transmitter.
7. Sluit de sensor- en voedingsdraden aan op de transmitter. Voorkom
aanraking van de draden en aansluitklemmen.
Snelstartgids
A. Transmitter voor railmontage B. Sensordraden met kabelwartel C. Sensor voor integrale montage met
aansluitklemmenblok
D. Aansluitkop E.Standaardverlengstuk F. Beschermbuis met schroefdraad
Transmitter voor railmontage met sensor met schroefdraad
De eenvoudigste installatie bestaat uit:
een sensor met schroefdraad en losse dradeneen aansluitkop voor sensor met schroefdraadeen verlengstuk met koppelstuk en nippeleen beschermbuis met schroefdraad
Zie het gegevensblad sensoren en montagetoebehoren.
Volg de onderstaande procedure om de montage te voltooien.
1. Bevestig de transmitter aan een daarvoor geschikte rail of paneel.
2. Bevestig de beschermbuis in de pijpleiding of in de wand van het procesvat.
Installeer de beschermbuis en zorg dat deze vastzit voordat u er druk op zet.
3. Bevestig de benodigde verlengnippels en adapters. Dicht de nippel- en
adapterschroefdraad af met siliconentape.
voor Rosemount-sensoren voor volledige informatie over
9
A B C D E
4. Schroef de sensor in de beschermbuis. Installeer afvoerafdichtingen indien
5. Schroef de aansluitkop op de sensor.
6. Bevestig de sensordraden op de aansluitklemmen van de aansluitkop.
7. Leg aanvullende sensordraden aan van de aansluitkop naar de transmitter.
8. Bevestig het deksel van de aansluitkop en draai het aan. De
9. Sluit de sensor- en voedingsdraden aan op de transmitter. Voorkom
Grasmaand 2019
vereist voor zware omstandigheden of om te voldoen aan regelgeving.
behuizingsdeksels moeten geheel worden vastgezet om te voldoen aan de vereisten voor explosiebestendigheid.
aanraking van de draden en aansluitklemmen.
A. Transmitter voor railmontage B. Aansluitkop voor sensor met schroefdraad C. Sensor met schroefdraad

3.0 Sluit de bedrading aan

De bedradingsschema’s bevinden zich op het label boven op de transmitter.Voor gebruik van de transmitter is een externe voeding vereist.De vereiste spanning over de voedingsaansluitingen van de transmitter
bedraagt 12 tot 42,4 VDC (de voedingsaansluitingen hebben een nominale belastbaarheid van 42,4 VDC).
Opmerking
Om beschadiging van de transmitter te voorkomen, dient u ervoor te zorgen dat de spanning over de aansluitingen tijdens het wijzigen van de configuratieparameters niet onder 12,0 VDC zakt.

3.1 De transmitter voorzien van spanning

1. Sluit de positieve voedingsdraad aan op de “+”-aansluitklem. Sluit de
negatieve voedingsdraad aan op de “—”-aansluitklem.
2. Draai de aansluitklemschroeven aan.
3. Leg spanning aan (12—42 V d.c.).
D. Standaardverlengstuk E. Beschermbuis met schroefdraad
10
Grasmaand 2019
A
B
D
C
Afbeelding 2. Voedings-, communicatie- en sensoraansluitingen
A
+
A. Aansluitklemmen sensor B.Aansluitklemmen voeding/communicatie

3.2 Aard de transmitter

Ongeaarde thermokoppel-, mV- en RTD-/ohmingangen
Elke procesinstallatie heeft specifieke vereisten voor aarding. Gebruik de aardopties die ter plaatse voor dit specifieke sensortype worden aanbevolen of begin met aardoptie 1 (de meest gebruikelijke).
Optie 1 (voor een geaarde behuizing)
1. Verbind de omhulling van de sensorbedrading met de transmitterbehuizing.
2. Zorg dat de sensorafscherming elektrisch geïsoleerd is van omliggende
objecten die mogelijk geaard zijn.
3. Aard de afscherming van de signaalbedrading aan de voedingszijde.
Snelstartgids
B
A. Sensordraden B.Transmitter
C. 4—20 mA-kring D.
dingspunt afscherming
Aar
Optie 2 (voor een niet-geaarde behuizing)
1. Verbind de afscherming van de signaalbedrading met de afscherming van de
sensorbedrading.
2. Zorg dat de twee afschermingen aan elkaar bevestigd zijn en elektrisch
geïsoleerd zijn van de transmitterbehuizing.
3. Aard de afscherming uitsluitend aan de voedingszijde.
4. Zorg dat de sensorafscherming elektrisch geïsoleerd is van de omliggende
geaarde objecten.
5. Verbind de afschermingen met elkaar, zodanig dat ze elektrisch geïsoleerd
zijn van de transmitter.
11
A
B
D
C
Grasmaand 2019
B
A
A. Sensordraden B. Transmitter
C. 4—20 mA-kring D. Aardingspunt afscherming
C
D
Optie 3 (voor een geaarde of niet-geaarde behuizing)
1. Aard de afscherming van de sensorbedrading indien mogelijk bij de sensor.
2. Zorg dat de afscherming van de sensorbedrading en die van de
signaalbedrading elektrisch geïsoleerd zijn van de transmitterbehuizing.
3. Verbind de afscherming van de signaalbedrading niet met de afscherming
van de sensorbedrading.
4. Aard de afscherming van de signaalbedrading aan de voedingszijde.
B
A
A. Sensordraden B. Transmitter
D
C. 4—20 mA-kring D. Aardingspunt afscherming
C
Optie 4 (voor geaarde thermokoppel-ingangen)
1. Aard de afscherming van de sensorbedrading bij de sensor.
2. Zorg dat de afscherming van de sensorbedrading en die van de
signaalbedrading elektrisch geïsoleerd zijn van de transmitterbehuizing.
3. Verbind de afscherming van de signaalbedrading niet met de afscherming
van de sensorbedrading.
4. Aard de afscherming van de signaalbedrading aan de voedingszijde.
12
A. Sensordraden B. Transmitter
C. 4—20 mA-kring D. Aardingspunt afscherming
Grasmaand 2019

4.0 Voer een kringtest uit

De opdracht Loop Test (kringtest) controleert de transmitteruitgang, de integriteit van de kring en de werking van opnameapparaten of gelijksoortige instrumenten die in de kring geïnstalleerd zijn.
Opmerking
Deze functie is niet beschikbaar voor de Rosemount 248C configuratie-interface.

4.1 Start een kringtest

1. Sluit een externe ampèremeter aan in serie met de transmitterkring (zodat
de stroom naar de transmitter ergens in de kring door de meter gaat).
2. Selecteer vanaf het Home-scherm (beginscherm): 1) Device Setup (instellen
apparaat) > 2) Diag/Serv (diagnose/onderhoud) > 1) Test Device (testen apparaat) > 1) Loop Test (kringtest).
3. Selecteer een discreet uitgangsniveau in milliampère voor de transmitter.
Selecteer bij Choose Analog Output (kies analoge uitgang): 1) 4 mA >
2) 20 mA of selecteer 3) Other (overige) om handmatig een waarde tussen de 4 en 20 milliampère in te stellen.
4. Selecteer Enter (invoeren) om de vaste uitgang weer te geven.
5. Selecteer OK.
6. Controleer in de testkring of de vaste mA-ingang en de mA-uitgang van de
transmitter dezelfde waarde hebben.
Snelstartgids
Opmerking
Als de waarden niet overeenkomen, moet de transmitteruitgang worden getrimd of functioneert de stroommeter niet goed.
Nadat de test is voltooid, wordt op de display weer het kringtestscherm weergegeven en kunt u een andere uitgangswaarde kiezen.

4.2 Beëindig de kringtest

1. Selecteer 5) End (beëindigen).
2. Selecteer Enter (invoeren).
13

5.0 Productcertificeringen

Rev 1.20

5.1 Informatie over Europese richtlijnen

Achter in deze snelstartgids vindt u een exemplaar van de EU-conformiteitsverklaring. De meest recente revisie van de EU-verklaring van overeenstemming vindt u op
Emerson.com/Rosemount

5.2 Certificering voor normale locaties

De transmitter is volgens de standaardprocedure onderzocht en getest, waarbij is vastgesteld dat het ontwerp voldoet aan de elementaire elektrische, mechanische en brandveiligheidsvereisten, door een in de VS nationaal erkend onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing laboratory; NRTL) dat is geaccrediteerd door de Amerikaanse Occupational Safety and Health Administration (OSHA).

5.3 Noord-Amerika

De Amerikaanse National Electrical Code® (NEC) en de Canadese Electrical Code (CEC) staan toe dat apparatuur met divisiemarkering wordt gebruikt in zones en dat apparatuur met zonemarkering wordt gebruikt in divisies. De markeringen moeten geschikt zijn voor de omgevingsclassificatie, gas- en temperatuurklasse. Deze informatie is duidelijk vastgelegd in de betreffende codes.

5.4 VS

E5 USA explosieveilig
Certificaat: 3016555 Normen: FM-klasse 3600:2011, FM-klasse 3611:2004, FM-klasse 3615:2006,
Markeringen: XP CL I, DIV 1, GP B, C, D; DIP CL II/III, DIV 1, GP E, F, G); NI CL1, DIV 2,
.
FM-klasse 3810:2005, ANSI/ISA 60079-0:2009, ANSI/ISA 60079-11:2009, IEC 60529: 2004, NEMA
GP A, B, C, D indien geïnstalleerd volgens Rosemount-tekening 00248-1065; Type 4;
Grasmaand 2019
®
— 250: 1991
I5 FM intrinsieke veiligheid
Certificaat: 3016555 Normen: FM-klasse 3600:2011, FM-klasse 3610:2010, FM-klasse 3611:2004,
Markeringen: IS CL I/II/III, DIV 1, GP A, B, C, D, E, F, G; NI CL1, DIV 2, GP A, B, C, D

5.5 Canada

I6 Canada intrinsiek veilig
Certificaat: 1091070 Normen: CAN/CSA C22.2 nr. 0-10, CSA-norm C22.2 nr. 25-1966,
Markeringen: IS CL I, DIV 1 GP A, B, C, D indien geïnstalleerd volgens
14
FM-klasse 3810:2005, ANSI/ISA 60079-0:2009, ANSI/ISA 60079-11:2009, IEC 60529: 2004, NEMA — 250: 1991
indien geïnstalleerd volgens Rosemount-tekening 00248-1055; Typ e 4X; IP66 /68
CAN/CSA C22.2 nr. 94-M91, CAN/CSA C22.2 nr. 157-92, CSA C22.2 nr. 213-M1987, C22.2 nr. 60529-05
Rosemount-tekening 00248-1056; CL I DIV 2 GP A, B, C, D; Type 4X, IP66/68
Grasmaand 2019
K6 CSA intrinsiek veilig, explosieveilig en klasse 1, divisie 2
Certificaat: 1091070 Normen: CAN/CSA C22.2 nr. 0-10, CSA-norm C22.2 nr. 25-1966,
Markeringen: XP CL I/II/III, DIV 1, GP B, C, D, E, F, G indien geïnstalleerd volgens

5.6 Europa

E1 ATEX d ruk vas t
Certificaat: FM12ATEX0065X Normen: EN 60079-0: 2012+A11:2013, EN 60079-1: 2014,
Markeringen: II 2 G Ex db IIC T6…T1 Gb, T6(—50 °C
Zie Ta be l 2 aan het einde van het onderdeel Productcertificeringen voor de procestemperaturen.
Speciale voorwaarden voor gebruik (X):
1. Zie certificaat voor omgevingstemperatuurbereik.
2. Het niet-metalen label kan elektrostatisch geladen raken en een ontstekingsbron
vormen in omgevingen van groep III.
3. Bescherm het lcd-deksel tegen stootenergieën van meer dan 4 joule.
4. Drukvaste naden zijn niet bedoeld voor reparatie.
5. Er moet een geschikte behuizing met de certificatie Ex d of Ex tb worden aangesloten
op temperatuursondes met behuizingsoptie “N”.
6. De eindgebruiker moet zorgen dat de externe oppervlaktetemperatuur op de
apparatuur en de hals van de DIN-uitvoering van de sensorsonde niet boven de 130 °C kan stijgen.
7. Niet-standaard lakopties kunnen risico’s in verband met elektrostatische ontlading
veroorzaken. Vermijd installaties die elektrostatische lading op gelakte oppervlakken veroorzaken en reinig gelakte oppervlakken alleen met een vochtige doek. Neem contact op met de fabrikant voor meer informatie als de lak is besteld via een speciale optiecode.
Snelstartgids
CSA-norm C22.2 nr. 30-M1986, CAN/CSA C22.2 nr. 94-M91, CSA-norm C22.2 nr.142-M1987, CAN/CSA C22.2 nr. 157-92, CSA C22.2 nr. 213-M1987, C22.2 nr. 60529-05
Rosemount-tekening 00248-1066; IS CL I, DIV 1 GP A, B, C, D indien geïnstalleerd volgens Rosemount-tekening 00248-1056; CL I DIV 2 GP A, B, C, D; Type 4X, IP66/68 Afdichting doorvoerleiding niet vereist.
EN 60529:1991 +A1:2000+A2:2013
T
+40 °C),
T5…T1(—50 °C
T
a
+60 °C)
a
I1 ATEX intrinsieke veiligheid
Certificaat: Baseefa03ATEX0030X Normen: EN 60079-0: 2012, EN 60079-11: 2012 Markeringen: II 1 G Ex ia IIC T5/T6 Ga, T5(—60 °C
Zie Ta be l 3 aan het einde van het onderdeel Productcertificeringen voor de entiteitsparameters.
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Het apparaat moet geïnstalleerd zijn in een behuizing die een beschermingsgraad van
ten minste IP20 biedt. Niet-metalen behuizingen moeten een oppervlakteweerstand hebben van minder dan 1 G; behuizingen van een lichte legering of zirkonium moeten na installatie beschermd worden tegen schokken en wrijving.
T6(—60 °C
T
+60 °C)
a
T
+80 °C),
a
15
N1 ATE X Typ e n — met beh uiz ing
NC ATEX Type n — zonder behuizing
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. De temperatuurtransmitter van model 248 moet worden geïnstalleerd in een correct
ND AT EX stof
Speciale voorwaarden voor gebruik (X):
1. Zie certificaat voor omgevingstemperatuurbereik.
2. Het niet-metalen label kan elektrostatisch geladen raken en een ontstekingsbron
3. Bescherm het lcd-deksel tegen stootenergieën van meer dan 4 joule.
4. Drukvaste naden zijn niet bedoeld voor reparatie.
5. Er moet een geschikte behuizing met de certificatie Ex d of Ex tb worden aangesloten
6. De eindgebruiker moet zorgen dat de externe oppervlaktetemperatuur op de
7. Niet-standaard lakopties kunnen risico’s in verband met elektrostatische ontlading
Grasmaand 2019
Certificaat: BAS00ATEX3145 Normen: EN 60079-0:2012+A11:2013, EN 60079-15:2010
T
Markeringen: II 3 G Ex nA IIC T5 Gc (—40 °C
+70 °C)
a
Certificaat: Baseefa13ATEX0045X Normen: EN 60079-0:2012, EN 60079-15:2010
T
Markeringen: II 3 G Ex nA IIC T5/T6 Gc,T5(—60 °C
T6(—60°C
T
70 °C)
a
+80 °C),
a
gecertificeerde behuizing, met een beschermingsgraad van ten minste IP54 in overeenstemming met IEC 60529 en EN 60079-15.
Certificaat: FM12ATEX0065X Normen: EN 60079-0: 2012+A11:2013, EN 60079-31:2014,
EN 60529:1991 +A1:2000 +A2:2013
T
Markeringen: II 2 D Ex tb IIIC T130 °C Db, (—40 °C Zie Ta be l 2 aan het einde van het onderdeel Productcertificeringen voor
+70 °C); IP66
a
procestemperaturen.
vormen in omgevingen van groep III.
op temperatuursondes met behuizingsoptie “N”.
apparatuur en de hals van de DIN-uitvoering van de sensorsonde niet boven de 130 °C kan stijgen.
veroorzaken. Vermijd installaties die elektrostatische lading op gelakte oppervlakken veroorzaken en reinig gelakte oppervlakken alleen met een vochtige doek. Neem contact op met de fabrikant voor meer informatie als de lak is besteld via een speciale optiecode.

5.7 Internationaal

E7 ECEx drukvast
Certificaat: IECEx FMG 12.0022X Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-1:2014-06, 60079-31:2013 Markeringen: Ex db IIC T6…T1 Gb, T6(—50 °C
Zie Ta be l 2 aan het einde van het onderdeel Productcertificeringen voor procestemperaturen.
Speciale voorwaarden voor gebruik (X):
1. Zie certificaat voor omgevingstemperatuurbereik.
2. Het niet-metalen label kan elektrostatisch geladen raken en een ontstekingsbron
vormen in omgevingen van groep III.
16
+60 °C); Ex tb III C T130C Db T
T
+40 °C), T5…T1(—50 °C Ta
a
= —40 °C to +70 °C; IP66
a
Grasmaand 2019
3. Bescherm het lcd-deksel tegen stootenergieën van meer dan 4 joule.
4. Drukvaste naden zijn niet bedoeld voor reparatie.
5. Er moet een geschikte behuizing met de certificatie Ex d of Ex tb worden aangesloten
op temperatuursondes met behuizingsoptie “N”.
6. De eindgebruiker moet zorgen dat de externe oppervlaktetemperatuur op de
apparatuur en de hals van de DIN-uitvoering van de sensorsonde niet boven de 130 °C kan stijgen.
7. Niet-standaard lakopties kunnen risico’s in verband met elektrostatische ontlading
veroorzaken. Vermijd installaties die elektrostatische lading op gelakte oppervlakken veroorzaken en reinig gelakte oppervlakken alleen met een vochtige doek. Neem contact op met de fabrikant voor meer informatie als de lak is besteld via een speciale optiecode.
I7 ECEx intrinsieke veiligheid
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Het apparaat moet geïnstalleerd zijn in een behuizing die een beschermingsgraad van
ten minste IP20 biedt. Niet-metalen behuizingen moeten een oppervlakteweerstand hebben van minder dan 1 G; behuizingen van een lichte legering of zirkonium moeten na installatie beschermd worden tegen schokken en wrijving.
N7 IECEx Type n — met behuizing
Certificaat: IECEx BAS 07.0086X Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-11:2011
T
Markeringen: Ex ia IIC T5/T6 Ga, T5(—60 °C Zie Ta be l 3 aan het einde van het onderdeel Productcertificeringen voor
+80 °C), T6(—60 °C Ta +60 °C)
a
entiteitsparameters.
Certificaat: IECEx BAS 07.0055 Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-15:2010
T
Markeringen: Ex nA IIC T5 Gc; T5(—40 °C
+70 °C)
a
Snelstartgids
NG IECEx Type n — zonder behuizing
Certificaat: IECEx BAS 13.0029X Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-15:2010 Markeringen: Ex nA IIC T5/T6 Gc; T5(—60 °C
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. De temperatuurtransmitter van model 248 moet worden geïnstalleerd in een
geschikte gecertificeerde behuizing, met een beschermingsgraad van ten minste IP54 in overeenstemming met IEC 60529 en IEC 60079-15.

5.8 China

E3 NEPSI drukvast
Certificaat: GYJ16.1335X Normen: GB3836.1-2010, GB3836.2-2010 Markeringen: Ex d IIC T6
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Omgevingstemperatuurbereik is: T6…T1(—50 °C
T5…T1 (—50 °C
2. De voorziening voor aardverbinding op de behuizing moet op betrouwbare wijze
worden aangesloten.
3. Er mag tijdens installatie geen mengsel worden gebruikt dat de drukvaste behuizing
zou kunnen beschadigen.
T1 Gb: T6…T1(—50 °C Ta +40 °C)
~
T5…T1 (—50 °C
T
+60 °C).
a
T
+60 °C)
a
T
+80 °C), T6(—60 °C Ta +60 °C)
a
T
+40 °C)
a
17
4. Bij installaties in een explosiegevaarlijke omgeving moeten kabelwartels,
5. Bij installatie, gebruik en onderhoud in een explosieve gasatmosfeer moet de
6. Het is eindgebruikers niet toegestaan om interne onderdelen te verwisselen;
7. Bij installatie, gebruik en onderhoud van dit product moeten de volgende normen in
I3 NEPSI intrinsieke veiligheid
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het symbool “X” wordt gebruikt voor aanduiding van specifieke
2. Het verband tussen de T-code en het omgevingstemperatuurbereik is als volgt:
Grasmaand 2019
doorvoerleidingen en afsluitpluggen worden gebruikt die door overheidsinstanties als klasse Ex d IIC Gb gecertificeerd zijn.
waarschuwing “Niet openen wanneer ingeschakeld” in acht worden genomen.
problemen moeten in overleg met de fabrikant worden opgelost om beschadiging van het product te voorkomen.
acht worden genomen: GB3836.13-2013 “Electrical apparatus for explosive gas atmospheres Part 13: Repair and overhaul for apparatus used in explosive gas atmospheres” (Elektrische apparaten voor een explosieve gasatmosfeer Deel 13: Reparatie en revisie van apparaten die in een explosieve gasatmosfeer worden gebruikt). GB3836.15-2000 “Electrical apparatus for explosive gas atmospheres Part 15: Electrical installations in hazardous area (other than mines)” (Elektrische apparaten voor een explosieve gasatmosfeer Deel 15: Elektrische installaties in een explosiegevaarlijke omgeving [behalve mijnen]). GB3836.16-2006 “Electrical apparatus for explosive gas atmospheres Part 16: Inspection and maintenance of electrical installation (other than mines)” (Elektrische apparaten voor een explosieve gasatmosfeer Deel 16: Inspectie en onderhoud van elektrische installaties [behalve mijnen]). GB50257-2015 “Code for construction and acceptance of electric device for explosion atmospheres and fire hazard electrical equipment installation engineering” (Voorschrift voor de bouw en acceptatie van elektrische instrumenten voor explosieve atmosfeer en de installatie van brandgevaarlijke elektrische apparatuur).
Certificaat: GYJ16.1334X Normen: GB3836.1-2010, GB3836.4-2010, GB3836.20-2010
T
Markeringen: Ex ia IIC T5/T6 Ga; T5(—60 °C Zie Ta be l 3 aan het einde van het onderdeel Productcertificeringen voor de
+80 °C), T6(—60 °C Ta +60 °C)
a
entiteitsparameters.
gebruiksvoorwaarden: a. De behuizing kan lichte metalen bevatten. Er moet derhalve worden gezorgd dat
ontstekingsgevaar vanwege stoten of wrijving wordt voorkomen.
b. Het apparaat moet worden geïnstalleerd in een behuizing die een
beschermingsgraad van ten minste IP20 biedt. Niet-metalen behuizingen moeten een oppervlakteweerstand hebben van minder dan 1 G.
T-co de Te mp er at uu rb er ei k
T6 —60 °C Ta +60 °C
T5 —60 °C Ta +80 °C
18
Grasmaand 2019
3. Intrinsiek veilige parameters:
Aansluitklemmen + en — van HART-kring
Snelstartgids
Maximale
ingangsspanning
(V)
U
i
30 130 1,0 3,6 0
Maximale
ingangsstroom
(mA)
l
i
Maximaal
ingangsvermogen
(W)
P
i
Maximale inwendige
parameters
Ci (nF) Li (mH)
De bovenstaande voeding moet afkomstig zijn van een lineaire voeding.
Sensoraansluitingen (1 t/m 4)
Maximale
uitgangsspanning
(V)
U
o
45 26 290 2, 1 0
Maximale
uitgangsstroom
(mA)
I
o
Maximaal
uitgangsvermogen
(mW)
P
o
Maximale inwendige
parameters
Ci (nF) Li (mH)
Sensoraansluitingen (1 t/m 4)
Groep
IIC 23,8 23,8
IIB 237,9 87,4
IIA 727,9 184,5
Maximale externe parameters
Co (nF) Lo (mH)
4. Het product moet worden gebruikt met een bijbehorend ap paraat met Ex-certificering
om een explosiebeschermingssysteem te verkrijgen dat in een explosieve gasatmosfeer kan worden gebruikt. De bedrading en aansluitklemmen moeten voldoen aan de voorschriften in de instructiehandleiding van het product en de bijbehorende apparatuur.
5. De kabels tussen dit product en bijbehorende apparaten moeten afgeschermd zijn (de
kabels moeten een geïsoleerde afscherming hebben). De afscherming moet goed worden geaard in een niet-gevaarlijke omgeving.
6. Het is eindgebruikers niet toegestaan om interne onderdelen te verwisselen;
problemen moeten in overleg met de fabrikant worden opgelost om beschadiging van het product te voorkomen.
7. Bij installatie, gebruik en onderhoud van dit product moeten de volgende normen in
acht worden genomen: GB3836.13-1997 “Electrical apparatus for explosive gas atmospheres Part 13: Repair and overhaul for apparatus used in explosive gas atmospheres” (Elektrische apparaten voor een explosieve gasatmosfeer Deel 13: Reparatie en revisie van apparaten die in een explosieve gasatmosfeer worden gebruikt).
GB3836.15-2000 “Electrical apparatus for explosive gas atmospheres Part 15: Electrical installations in hazardous area (other than mines)” (Elektrische apparaten voor een explosieve gasatmosfeer Deel 15: Elektrische installaties in een explosiegevaarlijke omgeving [behalve mijnen]). GB3836.16-2006 “Electrical apparatus for explosive gas atmospheres Part 16: Inspection and maintenance of electrical installation (other than mines)” (Elektrische apparaten voor een explosieve gasatmosfeer Deel 16: Inspectie en onderhoud van elektrische installaties [behalve mijnen]).
19
GB50257-1996 “Code for construction and acceptance of electric device for explosion atmospheres and fire hazard electrical equipment installation engineering” (Voorschrift voor de bouw en acceptatie van elektrische instrumenten voor explosieve atmosfeer en de installatie van brandgevaarlijke elektrische apparatuur).
N3 NEPSI Type n
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Zie certificaat voor speciale voorwaarden.

5.9 EAC

EM Technisch voorschrift douane-unie (EAC) drukvast
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Zie certificaat voor speciale voorwaarden.
IM Technisch voorschrift douane-unie (EAC) intrinsieke veiligheid
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Zie certificaat voor speciale voorwaarden.
Certificaat: GYJ15.1089 Normen: GB3836.1-2010, GB3836.8-2003
T
Markeringen: Ex nA nL II C T5 Gc (—40 °C
+70 °C)
a
Certificaat: TC RU C-US.AA87.B.00057 Markeringen: 1Ex d IIC T6…T1 Gb X, T6(—50 °C
T
T5…T1(—50 °C
+60 °C); IP66/IP67
a
Certificaat: TC RU C-US.AA87.B.00057 Markeringen: 0Ex ia IIC T5,T6 Ga X, T6(—60 °C
T5(—60 °C
T
+80 °C); IP66/IP67
a
T
a
T
+60 °C),
a
Grasmaand 2019
+40 °C),

5.10 Korea

EP Korea explosieveilig/drukvast
Certificaat: 13-KB4BO-0208X Markeringen: Ex d IIC T6; T6(—40 °C
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Zie certificaat voor speciale voorwaarden.

5.11 Combinaties

K5 Combinatie van E5 en I5 KM Combinatie van EM en IM
Tabel 2. Procestemperaturen
Temperatuurklasse Omgevingstemperatuur
T6 —50 °C tot +40 °C 55 55 60 65
T5 —50 °C tot +60 °C 70 70 70 75
T4 —50 °C tot +60 °C 100 110 120 130
T3 —50 °C tot +60 °C 170 190 200 200
T2 —50 °C tot +60 °C 280 300 300 300
T1 —50 °C tot +60 °C 440 450 450 450
20
T
+65 °C)
amb
Procestemperatuur zonder
lcd-displaydeksel (°C)
Onverlengd 3 inch 6 inch 9 inch
Grasmaand 2019
Tabel 3. Entiteitsparameters
Snelstartgids
Parameters
Spanning Ui 30 V 45 V
Stroom Ii 130 mA 26 mA
Vermogen Pi 1 W 290 mW
Elektrische
capaciteit Ci
Zelfinductie Li 0 mH 0 μH
Aansluitklemmen + en —
van HART-kring
3,6 nF 2,1 nF
Sensoraansluitingen
1 t/m 4

5.12 Verdere certificeringen (alleen voor Rosemount 248-kopmontage)

SBS Typegoedkeuring American Bureau of Shipping (ABS)
Certificaat: 11-HS771994B-1-PDA Beoogd gebruik: temperatuurmeting voor scheeps- en offshoretoepassingen.
SBV Typegoedkeuring Bureau Veritas (BV)
Certificaat: 26325 Vereisten: Regels van Bureau Veritas voor de classificatie van stalen schepen Toepassing: K lassenotaties: AU T-UMS, AUT-CCS, AUT-PORT en AU T-IMS;
temperatu urtransmitter kan niet op dieselmotoren worden geïnstalleerd.
SDN Typegoedkeuring Det Norske Veritas (DNV)
Certificaat: A-14187 Beoogd gebruik: Regels van Det Norske Veritas voor classificatie van vaartuigen, snelle
en lichte vaartuigen en offshore-normen van Det Norske Veritas.
Toe pa ss in g:
Locatieklassen
Tem per at uu r D
Luchtvochtigheid B
Trilling A
EMC A
Behuizing
B/IP66 Al,
C/IP66: SST
SLL Typegoedkeuring Lloyds Register (LR)
Certificaat: 11/60002 Toepassing: Omgevingscategorie ENV1, ENV2, ENV3 en ENV5
21
Afbeelding 3. Verklaring van overeenstemming Rosemount 248
Grasmaand 2019
22
Grasmaand 2019
Snelstartgids
23
Grasmaand 2019
24
Grasmaand 2019
Snelstartgids
25
Grasmaand 2019
26
Grasmaand 2019
Snelstartgids
27
China RoHS
㇑᧗⢙䍘䎵䗷ᴰབྷ⎃ᓖ䲀٬Ⲵ䜘Ԧරࡇ㺘
Rosemount 248
List of Rosemount 248 Parts with China RoHS Concentration above MCVs
䜘Ԧ〠
Part Name
ᴹᇣ⢙䍘Hazardous Substances
䫵
Lead (Pb)
⊎
Mercury
(Hg)
䭹
Cadmium
(Cd)
ޝԧ䬜
Hexavalent Chromium
(Cr +6)
ཊⓤ㚄㤟
Polybrominated
biphenyls
(PBB)
ཊⓤ㚄㤟䟊
Polybrominated diphenyl ethers
(PBDE)
⭥ᆀ㓴Ԧ
Electronics
Assembly
X O O O O
O
༣փ㓴Ԧ
Housing
Assembly
O O O X O
O
Րᝏಘ㓴Ԧ
Sensor
Assembly
X O O O O
O
ᵜ㺘Ṭ㌫׍ᦞ
SJ/T11364
Ⲵ㿴ᇊ㘼ࡦ֌
This table is proposed in accordance with the provision of SJ/T11364.
O:
᜿Ѫ䈕䜘ԦⲴᡰᴹ൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿൷վҾ
GB/T 26572
ᡰ㿴ᇊⲴ䲀䟿㾱≲
O: Indicate that said hazardous substance in all of the homogeneous materials for this part is below the limit requirement of GB/T 26572.
X:
᜿Ѫ൘䈕䜘Ԧᡰ֯⭘Ⲵᡰᴹ൷䍘ᶀᯉ䟼ˈ㠣ቁᴹа㊫൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿儈Ҿ
GB/T 26572
ᡰ㿴ᇊⲴ䲀䟿㾱≲
X: Indicate that said hazardous substance contained in at least one of the homogeneous materials used for this part is above the limit requirement of GB/T 26572.
Grasmaand 2019
28
Grasmaand 2019
Snelstartgids
29
Internationaal hoofdkantoor
Emerson Automation Solutions
6021 Innovation Blvd. Shakopee, MN 55379, VS
+1 800 999 9307 of +1 952 906 8888 +1 952 949 7001 RFQ.RMD-RCC@Emerson.com
Regionaal kantoor Noord-Amerika
Emerson Automation Solutions
8200 Market Blvd. Chanhassen, MN 55317, VS
+1 800 999 9307 of +1 952 906 8888 +1 952 949 7001 RMT-NA.RCCRFQ@Emerson.com
Regionaal kantoor Latijns-Amerika
Emerson Automation Solutions
1300 Concord Terrace, Suite 400 Sunrise, FL 33323, VS
+1 954 846 5030 +1 954 846 5121 RFQ.RMD-RCC@Emerson.com
Regionaal kantoor Europa
Emerson Automation Solutions Europe GmbH
Neuhofstrasse 19a Postfach 1046 CH 6340 Baar Zwitserland
+41 (0) 41 768 6111 +41 (0) 41 768 6300 RFQ.RMD-RCC@Emerson.com
Regionaal kantoor Azië/Pacific
Emerson Automation Solutions Asia Pacific Pte Ltd
1 Pandan Crescent Singapore 128461
+65 6777 8211 +65 6777 0947
Enquiries@AP.Emerson.com
Regionaal kantoor Midden-Oosten en Afrika
Emerson Automation Solutions
Emerson FZE P.O. Box 17033 Jebel Ali Free Zone - South 2 Dubai, Verenigde Arabische Emiraten
+971 4 8118100 +971 4 8865465 RFQ.RMTMEA@Emerson.com
00825-0111-4825, Rev JB
Snelstartgids
Grasmaand 2019
E
merson Automation Solutions bv
Postbus 212 2280 AE Rijswijk Nederland
(31) 70 413 66 66 (31) 70 390 68 15 inf
o.nl@emerson.com
www.emerson.nl
Emerson Automation Solutions nv/sa
De Kleetlaan, 4 B-1831 Diegem België
(32) 2 716 7711 (32) 2 725 83 00 www.emerson.be
Linkedin.com/company/Emerson-Automation-Solutions
Twitter.com/Rosemount_News
Facebook.com/Rosemount
Youtube.com/us er/RosemountMeasur ement
Google.com/+RosemountMeasurement
Ga voor onze standaardleveringsvoorwaarden naar de pagina Standaardleveringsvoorwaarden. Het Emerso n-logo is een handel smerk en dienstmerk v an Emerson Electric Co. Rosemount en het Rosemount-log o zijn handelsmerken van Emerson. HART is een gedeponeerd handelsmerk van de FieldComm Group. NEMA is een ge deponeerd handels merk en dienstmerk va n de National Electrical Manufacturers Association. National Electrical Code is een gedeponeerd handelsmerk van National Fire Protection Association, Inc. Windows is een handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en a ndere landen. MACTek is een gedeponeerd handelsmerk van MACTek Corporation. Alle overige merken zijn eigendom van de betreffende merkhouders. © 2019 Emerson. Alle rechten voorbehouden.
Loading...