Roland TD-6K User Manual [nl]

Handleiding
Bedankt voor en gefeliciteerd met uw aankoop van een Roland Drum System
TD-6K.
Alvorens dit elektronisch drumstel te gebruiken moet u “Veilig gebruik van dit apparaat” (blz. 2) en “Belangrijke opmerkingen” (blz. 3) lezen. Daar komt u namelijk te weten wat u wel en niet mag doen en hoe u het drumstel op de juiste manier gebruikt. Verder verdient het aanbeveling om de handleiding in z’n geheel te lezen om alle functies te leren kennen. Bewaar de handleiding op een veilige plaats op, omdat u ze later beslist nog eens nodig hebt.
02564990 ’01-2-A3-11N
Copyright © 2001 ROLAND CORPORATION
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze handleiding mag worden gekopieerd, ver­veelvoudigd of op andere manieren openbaar worden gemaakt zonder de schriftelijke toestemming van ROLAND CORPORATION.
Veilig gebruik van dit apparaat
INSTRUCTIES VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN EN VERWONDINGEN
VEILIG GEBRUIK VAN DIT APPARAAT
Over de en labels Over de symbolen
VOORZICHTIG LET OP
Wijst de gebruiker op het risico op
VOORZICHTIG
LET OP!
dodelijke ongevallen of zware ver­wondingen als gevolg van een fout gebruik van dit apparaat.
Het foute gebruik van dit apparaat kan leiden tot verwondingen en of materiële schade.
* "Materiële" schade heeft betrekking op
het beschadigen van het meubilair of andere huishoudelijke voorwerpen evenals huisdieren enz.
Een driehoek maakt de gebruiker attent op belangrijke instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het links getoonde symbool wordt gebruikt voor algemene waarschuwingen of om de aandacht te vestigen op gevaar.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die nooit mogen worden uitgevoerd. Wat nooit mag worden gedaan wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde symbool wordt gebruikt om aan te geven dat het toestel nooit uit elkaar mag worden gehaald.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die moeten worden uitgevoerd. Wat er moet worden gedaan wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde symbool betekent dat de stekker van het stroomsnoer van de uitgang moet worden losgekoppeld.
HOUD ALTIJD HET VOLGENDE IN DE GATEN
VOORZICHTIG VOORZICHTIG
001
Lees eerst de volgende punten door en gebruik dan pas uw TD-6K. Zo bent u er zeker van dat u hem op de juiste manier gebruikt.
................................................................................................
002c
Probeer nooit zelf dit apparaat of de adapter te herstellen.
................................................................................................
003
Probeer nooit de TD-6K zelf te herstellen (tenzij u in de handleiding uitdrukkelijke instructies vindt om dat wél te doen). Laat alle herstellings- en onderhoudswerken over aan een door Roland erkende technische dienst.
................................................................................................
004
Zet de TD-6K nooit op plaatsen die de vol­gende kenmerken vertonen:
• Plaatsen die onderhevig zijn aan sterke
temperatuurschommelingen (bv. in het directe zonlicht), in een gesloten auto waar de zon op staat, in de buurt van een radiator of een airco-kanaal, op een warmtebron (stoof e.d.).
• Op vochtige plaatsen (badkamer, was-
ruimte, op de natte grond, in de regen e.d.)
• Op bijzonder stoffige plaatsen.
• Op plaatsen die onderhevig zijn aan sterke
trillingen.
................................................................................................
007
Plaats het apparaat op een stabiel en niet-hel­lend oppervlak. Zorg dat het tijdens het gebruik niet kan verschuiven.
................................................................................................
011
Zorg dat er geen kleine voorwerpen (uit metaal, brandbare stoffen, muntstukken, naalden e.d.) in het inwendige van de TD-6K terechtkomen. Plaats nooit glazen, koppen e.d. op de behuizing.
................................................................................................
013
In gezinnen met kleine kinderen dient een volwassene toezicht te houden tot de kinde­ren in staat zijn om dit apparaat in overeen­stemming met de veiligheidsvoorschriften te gebruiken.
................................................................................................
Om ongevallen te voorkomen laat u kleine kinderen het best nooit in de buurt van het drumstel spelen.
................................................................................................
014
Bescherm de TD-6K tegen overdreven schok­ken. (Laat hem nooit vallen!)
................................................................................................
2
LET OP LET OP
104
Tracht te voorkomen dat kabels en snoeren verstrikt geraken. Houd alle kabels en snoe­ren buiten het bereik van kinderen.
................................................................................................
106
Ga nooit op het apparaat staan en plaats er geen zware voorwerpen op.
................................................................................................
118
Als u moeren, ringen, schroeven enz. los­draait, moet u ze altijd buiten handbereik van kleine kinderen leggen om te voorkomen dat deze laatste ze kunnen inslikken e.d.
Belangrijke opmerkingen
291a
Lees naast “Veilig gebruik van dit apparaat” (blz. 2) ook de volgende punten even door:
Opstelling
Laat de TD-6K nooit in de regen staan en vermijd plaatsen die onderhevig zijn aan overdreven warmte (in de buurt van een stoof of radiator, in een gesloten auto waar de zon op staat enz.) Boven­dien moet u extreme temperaturen (zowel warm als koud) vermijden. Overdreven warmte kan voor een verkleuring van de TD-6K zorgen.
355
Gebruik de TD-6K niet op plaatsen die blootgesteld zijn aan de regen, of in een andere vochtige omge­ving.
Onderhoud
Gebruik voor een gewone schoonmaakbeurt een zachte droge doek of een lichtjes met water bevoch­tigde doek. Gebruik voor hardnekkig vuil een doek met een mild, niet-bijtend schoonmaakmiddel. Veeg de TD-6K nadien goed af met een zachte droge doek.
402
Gebruik nooit benzine, thinner, alcohol of gelijk welk oplosmiddel om verkleuring of vervorming te voorkomen.
De TD-6K is ontworpen om zo weinig mogelijk her­rie te maken tijdens het spelen. Sommige trillingen kunnen echter niet worden voorkomen (bv. het intrappen van een pedaal). Daarom kiest u het best een plaats of onderlaag die dergelijke trillingen afdempt. Denk er bovendien aan dat het werken met een hoofdtelefoon niet kan voorkomen dat u meezingt of zodanig te keer gaat dat de buren er last van hebben.
Bijkomende voorzorgsmaatregelen
Ga voorzichtig te werk, wanneer u de knoppen, regelaars en andere bedieningsorganen of aanslui­tingen van de TD-6K gebruikt. Ruw omgaan met deze dingen kan defecten veroorzaken.
558a
Om uw buren niet te storen houdt u het volume best op een redelijk niveau. U zou ook een hoofdte­lefoon op de versterker e.d. kunnen aansluiten, zodat u zich geen zorgen hoeft te maken over de mensen rondom u (vooral in de late uren).
3
Controle van de bijgeleverde
TD-6
(Percussion Sound Module)
accessoires
TD-6 (Percussion Sound Module) x 1
KD-7 (Kick Trigger Unit) x 1
FD-6 (HiHat Control Pedal) x 1
PD-6 (Pad) x 5
CY-6 (Cymbal Pad) x 2
Accessoireset x 1
Stemsleutel x 1
Klopper (voor een KD-7) x 1
Pinbout (voor de FD-6) x 2
Pinboutveer (voor de FD-6) x 2
Vleugelmoer (voor CY-6) x 2
Viltringen (voor CY-6) x 2
Stopper (voor CY-6) x 2
Mono-aansluitkabel (1 meter) x 3
(voor HiHat, Snare, Tom 1: PD-6 x 3)
Mono-aansluitkabel (2 meters) x 4
(voor Kick: KD-7/Tom 2, 3: PD-6 x 2/ HiHat Control Pedal: FD-6)
Stereo-aansluitkabel (2 meter) x 2
(voor Crash, Ride: CY-6 x 2)
TD-6K handleiding x 1
Schroef de standhouder (die bij de MDS-6 wordt geleverd) zoals hierna getoond aan de onderkant van de TD-6 vast.
Smalle kant
Brede kant
OPGELET
• Gebruik uitsluitend de 8mm-schroeven (M5 x 8), die bij de TD-6 worden geleverd. Het gebruik van andere schroeven zou er namelijk toe kunnen leiden dat u de TD-6 beschadigt.
• Aangezien u de module tijdens het monteren van de standhouder ondersteboven moet leggen, verdient het aanbeveling om er een dik deken of een stapel kranten e.d. onder te leggen om te voorkomen dat u de bedie­ningsorganen beschadigt.
• Zolang de module ondersteboven is gekeerd moet u er bijzonder voorzicht mee omspringen om hem niet te laten vallen.
• Het basdrumpedaal wordt niet bijgeleverd. Dat moet er dus apart bijkopen.
• De handleiding van de TD-6 bevindt zich in de doos van die module.
OPGELET
Wijzigingen van de specificaties en het uiterlijk met het oog op productverbeteringen zonder voorafgaande kennisgeving voorbehouden.
MDS-6
Begin met het opstellen van de drumstand.
Meer details over het assembleren van de drumstand (MDS-6)
vindt u in diens handleiding.
(Drum Stand)
KD-7 (Kick Trigger Unit)
Pad-kant
AnkermoerBolt
Voetplaat
Signaaluitgang
Mix In-connector
HoogLaag
Regelaar voor het uitgangs­niveau.
Polariteitsschakelaar
Polariteitsschakelaar instellen
Schuif de polariteitsschakelaar in de “(–Roland)” positie.
4
Mix In-connector gebruiken
Door de uitgang van een tweede KD-7 op de Mix In-connector aan te sluiten kunt u ook met een dubbel baspedaal werken.
FD-6
(HiHat Control Pedal)
Instellen van de pedaalweg
Instellen van het uitgangsniveau
Als het volume/niveau van een tweede KD-7, die u op de Mix In-connector aangesloten hebt, niet overeenkomt met dat van de andere KD-7, kunt u met de kleine regelaar het uitgangsni­veau van de KD-7 regelen. Hiervoor hebt u een schroeven­draaier nodig. Als u maar één KD-7 gebruikt, moet u de niveauregelaar op de maximumwaarde zetten.
Klopper op een basdrumpedaal installeren
De TD-6K wordt niet met een basdrumpedaal geleverd. De klopper wordt echter wel bijgeleverd en moet dan ook op een in de handel verkrijgbaar basdrumpedaal geïnstalleerd wor­den.
Klopper
Basdrumpedaal
los
Arm verschuiven
strak
Draai de schroef met de bijgeleverde
stemsleutel los en verschuif de arm.
Pedaalplaat
Uitgang
Pinbouten installeren
(bij gebruik van een tapijt)
Pinbout
Instellen van de pinbout
Bij gebruik van een tapijt Als u geen tapijt gebruikt
OPGELET
• Wees voorzichtig dat u zich niet de vingers kneust.
• Het uiteinde van de pinbouten is betrekkelijk scherp. Wees dus voorzichtig.
• Als u de KD-7 gewoon op een houten vloer e.d. zet, zou u deze laatste kunnen beschadigen. Draai de pinbouten dan weer naar binnen.
• Zet het basdrumpedaal goed vast aan de KD-7.
Specificaties
KD-7: Kick Trigger Unit
Trigger: 1 Afmetingen: 172 (B) x 112 (D) x 100 (H) mm gewicht: 1,3kg (met klopper)
Veer voor de pinbout
OPGELET
• Het uiteinde van de pinbouten is betrekkelijk scherp. Wees dus voorzichtig.
• Als u de FD-6 gewoon op een houten vloer e.d. zet, zou u deze laatste kunnen beschadigen. Draai de pinbouten er dan weer uit.
• Als u de FD-6 langere tijd niet wenst te gebruiken, moet u de arm in de “los”-stand schuiven en weer vastdraaien.
• Om onnodige schade te voorkomen moet u ervoor zor­gen dat het pedaal van de FD-6 nooit lange tijd ingedrukt blijft.
In de Engelstalige handleiding van de TD-6 wordt ervan uitgegaan dat u met een FD-7 HiHat Control Pedal werkt. Uiteindelijk blijkt het echter om een “FD-6” te gaan, wanneer u de TD-6K gekocht hebt. Dat gaan we in het Nederlands meteen rechtzetten.
Specificaties
FD-6: HiHat Control Pedal
Afmetingen: 160 (B) x 395 (D) x 120 (H) mm Gewicht: 1,4kg (met pinbouten)
5
PD-6
(Pad)
Bevestigingsmoer
Houder
Slagvlak
Bevestigingsmoer
CY-6
(Cymbal Pad)
Belgedeelte
Randgedeelte
Pad-oppervlak
Houder
Uitgang
PD-6 Pads aan de stand bevestigen
Schuif de pen door de buis binnenin de houder.
Vastdraaien
Losdraaien
Pen
OPGELET
Let er tijdens het bevestigen van de PD-6 Pads aan de pennen op de bevestigingsmoeren goed vast te draaien om te voorko­men dat een Pad los komt te zitten.
Uitgang
CY-6 aan een cimbaalstand bevestigen
1. Draai de stopperbout met de bijgeleverde
stemsleutel vast.
De stopper voorkomt dat de cimbaalpad in het wilde begint te draaien en er op die manier voor zorgt dat de kabels verstrikt geraken.
Stopper
(de goede kant
uit draaien)
2. Bevestig de CY-6 zoals in de tekening hierna
getoond.
Deze bout met de bijgeleverde stemsleutel vast­draaien.
Specificaties
PD-6: Pad
Diameter: 8,5 duim Trigger: 1 (slagvlak) Afmetingen: 221 (B) x 274 (D) x 64 (H) mm Gewicht: 1,2kg
6
3. Draai de vleugelmoer zo vast of zo los tot de
cimbaalpad op de gewenste manier beweegt.
Gebruik de bijgeleverde viltring en de vleugelmoer.
Vleugelmoer
Viltring
Specificaties
CY-6: Cymbal Pad
Diameter: 12 duim Triggers: 2 (Slagvlak, rand) Afmetingen: 290 (B) x 295 (D) x 45 (H) mm Gewicht: 0,6kg
Assemblage en aansluiten van de “TD-6K”
OPGELET
Om schade aan de luidsprekers en de overige apparaten te voorkomen moet u altijd het volume op de minimumwaarde zetten en alle betrokken apparaten uitschakelen alvorens iets aan te sluiten of de aansluitingen te verbreken.
TD-6
Hi-Hat
PD-6
HiHat Control Pedal
FD-6
Crash 1
CY-6
Snare
PD-6
Tom 1
PD-6
Ride CY-6
Tom 2
PD-6
Tom 3
PD-6
Kick
KD-7
Stereo
(2 meter)
Mono
(1 meter)
Mono
(2 meter)
Gebruik de bijgeleverde kabels voor het aansluiten van de Pads, de cimbaalpads, de HiHat-eenheid en de basdrumeenheid. Kijk goed naar de nummers in de afbeeldingen en sluit de Pads e.d. op de juiste
TRIGGER INPUT-connectors achterop de TD-6 aan.
Stereokabel (2 meter) x 2
Crash 1 (CY-6) Ride (CY-6)
Monokabel (1 meter) x 3
Snare (PD-6) Hi-Hat (PD-6) Tom 1 (PD-6)
Monokabel (2 meter) x 4
Tom 2 (PD-6) Tom 3 (PD-6) Kick (KD-7) HiHat Control Pedal (FD-6)
Stereo
Twee signalen
Mono
E n signaal
Eens u alles naar behoren hebt aangesloten, moet u de TD-6 instellen (zie verderop).
De TD-6 module bevat al optimale instellingen voor de TD-6K. U kunt dus meteen aan de slag.
7
8
Handleiding
Dank u voor en gefeliciteerd met uw aankoop van de TD-6 Percussion Sound
Module van Roland.
Alvorens de TD-6 te gebruiken moet u “Belangrijke opmerkingen” (blz.
12) lezen. Daar komt u namelijk te weten wat u wel en niet mag doen en hoe u de TD-6 op de juiste manier gebruikt. Verder verdient het aanbe­veling om de handleiding in z’n geheel te lezen om alle functies te leren kennen. Bewaar de handleiding op een veilige plaats op, omdat u ze later beslist nog eens nodig hebt.
* Alle in deze handleiding vermelde productnamen zijn eigendom van de betref-
fende bedrijven of rechtspersonen.
Copyright © 2001 ROLAND CORPORATION
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze handleiding mag worden gekopieerd, ver­veelvoudigd of op andere manieren openbaar worden gemaakt zonder de schriftelijke toestemming van ROLAND CORPORATION.
Veilig gebruik van de TD-6
Veilig gebruik van de TD-6
INSTRUCTIES VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN EN VERWONDINGEN
VEILIG GEBRUIK VAN DIT APPARAAT
Over de en labels Over de symbolen
VOORZICHTIG LET OP
Wijst de gebruiker op het risico op
VOORZICHTIG
LET OP!
dodelijke ongevallen of zware ver­wondingen als gevolg van een fout gebruik van dit apparaat.
Het foute gebruik van dit apparaat kan leiden tot verwondingen en of materiële schade.
* "Materiële" schade heeft betrekking op
het beschadigen van het meubilair of andere huishoudelijke voorwerpen evenals huisdieren enz.
Een driehoek maakt de gebruiker attent op belangrijke instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het links getoonde symbool wordt gebruikt voor algemene waarschuwingen of om de aandacht te vestigen op gevaar.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die nooit mogen worden uitgevoerd. Wat nooit mag worden gedaan wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde symbool wordt gebruikt om aan te geven dat het toestel nooit uit elkaar mag worden gehaald.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die moeten worden uitgevoerd. Wat er moet worden gedaan wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde symbool betekent dat de stekker van het stroomsnoer van de uitgang moet worden losgekoppeld.
HOUD ALTIJD HET VOLGENDE IN DE GATEN
VOORZICHTIG VOORZICHTIG
001
• Lees eerst de volgende punten door en gebruik dan pas uw TD-6. Zo bent u er zeker van dat u hem op de juiste manier gebruikt.
................................................................................................
002c
• Probeer nooit zelf dit apparaat of de adapter te herstellen.
................................................................................................
003
• Probeer nooit de TD-6 zelf te herstellen (tenzij u in de handleiding uitdrukkelijke instructies vindt om dat wél te doen). Laat alle herstellings­en onderhoudswerken over aan een door Roland erkende technische dienst.
................................................................................................
004
• Zet de TD-6 nooit op plaatsen die de volgende kenmerken vertonen:
• Plaatsen die onderhevig zijn aan sterke tem­peratuurschommelingen (bv. in het directe zonlicht), in een gesloten auto waar de zon op staat, in de buurt van een radiator of een airco-kanaal, op een warmtebron (stoof e.d.).
• Op vochtige plaatsen (badkamer, wasruimte, op de natte grond, in de regen e.d.)
• Op bijzonder stoffige plaatsen.
• Op plaatsen die onderhevig zijn aan sterke trillingen.
................................................................................................
005
• Plaats deze module enkel in een rack of op een stand die door Roland uitdrukkelijk wordt aan­bevolen.
................................................................................................
006
• Als u de TD-6 in een rack schroeft of op een stand monteert, moet u deze laatste op een vlak en stabiel oppervlak plaatsen. Het rack en de stand mogen tijdens het normale gebruik niet verschuiven. De keuze van een veilige opstel­lingsplaats geldt overigens ook voor situaties waarin u de TD-6 niet gebruikt.
................................................................................................
008c
• Gebruik enkel de bij de TD-6 geleverde adapter en sluit hem uitsluitend aan op een stopcontact dat beantwoordt aan de gegevens op het merk­plaatje van de adapter. Andere adapters hebben een andere polariteit of een ander vermogen. Als u ze op een verkeerd stopcontact aansluit, werkt de TD-6 niet of brandt de adapter door.
................................................................................................
009
• Beschadig nooit de stroomkabel. Plooi hem niet te veel, trap er niet op, plaats er geen zware voorwerpen op enz. Een beschadigde kabel kan brand of elektrocutie veroorzaken. Gebruik nooit een kabel die al beschadigd is.
................................................................................................
10
Veilig gebruik van de TD-6
VOORZICHTIG
010
• Dit apparaat kan hetzij van zich uit, hetzij in combinatie met een externe versterker, voor een volume zorgen dat uw gehoor kan aantasten. Werk dus nooit lange tijd op een pittig volume of op een volume dat net aan de pijngrens ligt. Zodra u ook maar de indruk hebt dat uw gehoor begint te verzwakken, moet u onmiddellijk een oorarts raadplegen.
................................................................................................
011
• Zorg dat er geen kleine voorwerpen (uit metaal, brandbare stoffen, muntstukken, naalden e.d.) in het inwendige van de TD-6 terechtkomen. Plaats nooit glazen, koppen e.d. op de behuizing.
................................................................................................
012c
• Verbreek, in de volgende situaties, onmiddellijk de aansluiting op het lichtnet en neem contact op met een erkende herstellingsdienst of uw Rol­and-dealer:
• Als de adapter of het netsnoer zichtbaar beschadigd is.
• Als er een voorwerp of vloeistof in het inwendige van de TD-6 terecht is gekomen.
• Als de TD-6 in de regen heeft gestaan (of op een andere manier nat is geworden).
• Als de TD-6 niet naar behoren lijkt te werken of het helemaal niet meer doet.
................................................................................................
013
• In gezinnen met kleine kinderen dient een vol­wassene toezicht te houden tot de kinderen in staat zijn om dit toestel in overeenstemming met de veiligheidsvoorschriften te gebruiken.
................................................................................................
014
• Bescherm de TD-6 tegen overdreven schokken.
(Laat hem nooit vallen!)
................................................................................................
015
• Sluit de adapter van dit apparaat niet samen met een overdreven aantal andere toestellen aan op hetzelfde stopcontact. Wees voorzichtig met ver­lengsnoeren – het totale vermogen van alle toe­stellen aangesloten op het verlengsnoer mag nooit het nominale vermogen (watt/ampère) van het verlengsnoer overschrijden. Een over­dreven belasting kan de isolatie van het snoer doen opwarmen en zelfs doen doorsmelten.
................................................................................................
016
• Alvorens de TD-6 in het buitenland te gebrui­ken, neemt u het best contact op met uw Roland­dealer om te weten te komen welk voltage er in het betreffende land wordt gehanteerd en of u al dan niet voor een geschikte stroomvoorziening moet zorgen.
................................................................................................
LET OP
101b
• Plaats de TD-6 en de bijbehorende adapter altijd zo dat de verluchting van beide niet in het gedrang wordt gebracht.
................................................................................................
102d
• Neem de stroomkabel uitsluitend met de stekker vast wanneer u hem in een stopcontact of in dit toestel steekt, of wanneer u hem uittrekt.
................................................................................................
103b
• Als u de TD-6 langere tijd niet wenst te gebrui­ken, verbreekt u het best de aansluiting van de adapter op het lichtnet.
................................................................................................
104
• Tracht te voorkomen dat kabels en snoeren ver­strikt geraken. Houd alle kabels en snoeren bui­ten het bereik van kinderen.
................................................................................................
106
• Ga nooit op de TD-6 staan en plaats er geen zware voorwerpen op.
................................................................................................
107d
• Neem de adapterkabel of de stekkers nooit vast met natte handen wanneer u ze in een stopcon­tact of in de TD-6 steekt, of wanneer u ze uittrekt.
................................................................................................
108b
• Trek de stekker uit het stopcontact en koppel alle externe apparaten af alvorens het toestel te ver­plaatsen.
................................................................................................
109b
• Zet de TD-6 uit en trek de stroomkabel uit, alvo­rens hem schoon te maken (blz. 31).
................................................................................................
110b
• Trek de stekker uit het stopcontact wanneer u gevaar voor blikseminslagen vermoedt.
................................................................................................
118
• Leg de schroeven op een veilige plaats als u ze moet verwijderen. Enkel zo bent u er zeker van dat kleine kinderen ze niet kunnen inslikken.
................................................................................................
11
Belangrijke opmerkingen
Lees eerst “Veilig gebruik van de TD-6” (blz. 10) en daarna de volgende punten door om er zeker van te zijn dat u de TD-6 op de juiste manier gebruikt.
Voeding
• Sluit de TD-6 niet samen met apparaten, die ruis ver­oorzaken (zoals een elektrische motor of een regelbaar lichtsysteem), op eenzelfde stroomkring aan.
302
• De adapter wordt na verloop van tijd warm. Dit is nor­maal.
307
• Alvorens de TD-6 op andere toestellen aan te sluiten schakelt u best alle apparaten uit. Zo voorkomt u defec­ten en/of schade aan luidsprekers of andere toestellen.
Opstelling
• Als u de TD-6 gebruikt nabij een vermogensversterker (of een ander apparaat met grote transformators), kan er brom ontstaan. Oriënteer de TD-6 dan anders of ver­wijder hem van de interferentiebron.
352
• De TD-6 kan de radio- of TV-ontvangst verstoren. Gebruik hem niet in de nabijheid van dergelijke ont­vangers.
354a
• Plaats de TD-6 nooit in het directe zonlicht en laat hem vooral niet in een gesloten auto liggen waar de zon op staat. Dat kan namelijk zorgen voor het smelten of het verkleuren van de behuizing.
355
• Gebruik de TD-6 niet op een plaats die blootgesteld is aan de regen, of in een andere vochtige omgeving.
Herstellingen en uw data
• Houd er rekening mee dat alle gegevens in het geheu­gen van de TD-6 verloren kunnen gaan, wanneer hij wordt hersteld. Maak van belangrijke data steeds een Backup via MIDI (door de instellingen met de Bulk Dump-functie te zenden naar een sequencer), of schrijf ze neer op papier (indien mogelijk). Tijdens de herstel­ling wordt er grote zorg besteed aan het voorkomen van dataverlies. In sommige gevallen (bv. wanneer de geheugencircuits zelf defect zijn) is het helaas niet mogelijk om de data te recupereren. Roland is niet aan­sprakelijk voor dusdanig dataverlies.
Voeding van het geheugen
• De TD-6 bevat een batterij die de geheugencircuits voedt wanneer u hem uitschakelt. Wanneer deze batte­rij te zwak wordt, verschijnt de onderstaande melding in het display. Laat dan zo snel mogelijk de batterij ver­vangen, om te voorkomen dat u alle data in het geheu­gen verliest. Voor het vervangen van de batterij raad­pleegt u best uw dealer, de Roland-herstellings of een erkende Roland-distributeur (zie de “Informatie”­pagina).
Onderhoud
• Gebruik voor een gewone schoonmaakbeurt een zachte droge doek of een lichtjes met water bevochtigde doek. Gebruik voor hardnekkig vuil een doek met een mild, niet-bijtend schoonmaakmiddel. Veeg de TD-6 nadien goed af met een zachte droge doek.
402
• Gebruik nooit benzine, thinner, alcohol of gelijk welk oplosmiddel om verkleuring of vervorming te voorko­men.
12
Bijkomende voorzorgen
• Gelieve er rekening mee te houden dat de inhoud van het geheugen onherroepelijk verloren kan gaan ten gevolge van een defect of het onjuist bedienen van de TD-6. Daarom raden we aan om van belangrijke data regelmatig een Backup te maken via MIDI.
552
• Jammer genoeg kan het gebeuren dat de data in het geheugen van de TD-6 niet meer kunnen worden her­steld wanneer ze eenmaal gewist zijn. Roland Corpora­tion is niet aansprakelijk voor dergelijk dataverlies.
553
• Ga voorzichtig te werk wanneer u de knoppen, rege­laars en andere bedieningsorganen, en de aansluitingen van de TD-6 gebruikt. Ruw omgaan met deze dingen kan defecten veroorzaken.
554
• Sla of druk nooit op het display.
556
• Neem bij het aan- en afkoppelen van de kabels steeds de connector zelf vast – trek nooit aan de kabel. Zo voorkomt u kortsluitingen en schade aan de aders.
558a
• Houd, om uw buren niet te storen, het volume op een redelijk niveau. U kunt ook een hoofdtelefoon gebrui­ken zodat u zich geen zorgen hoeft te maken over de mensen rondom u (vooral in de late uren).
558c
• De TD-6K is ontworpen om zo weinig mogelijk herrie te maken tijdens het spelen. Sommige trillingen kunnen echter niet worden voorkomen (bv. het intrappen van een pedaal). Daarom kiest u het best een plaats of onderlaag die dergelijke trillingen afdempt. Denk er bovendien aan dat het werken met een hoofdtelefoon niet kan voorkomen dat u meezingt of zodanig te keer gaat dat de buren er last van hebben.
559a
• Om de TD-6 te transporteren gebruikt u best de oor­spronkelijke verpakking (inclusief opvulling). Anders dient u te zorgen voor een gelijkwaardige verpakking.
562
• Gebruik Roland-kabels voor de aansluitingen. Als u een kabel van een ander merk gebruikt, let dan op het volgende:
• Sommige verbindingskabels bevatten weerstanden. Sluit op de TD-6 geen kabels aan die weerstanden bevatten. Als u zulke kabels gebruikt, is het moge­lijk dat het geluid niet of nauwelijks hoorbaar is. Voor meer informatie over de kabels wendt u zich het best tot de fabrikant van de betreffende kabel
.
Belangrijke opmerkingen
13
Inhoud
Veilig gebruik van dit apparaat ...............................................................2
Controle van de bijgeleverde accessoires............................................................................... 4
MDS-6 (Drum Stand)............................................................................................................... 4
TD-6 (Percussion Sound Module) ...........................................................................................4
KD-7 (Kick Trigger Unit) ..........................................................................................................4
FD-6 (HiHat Control Pedal) .....................................................................................................5
PD-6 (Pad) ..............................................................................................................................6
CY-6 (Cymbal Pad) .................................................................................................................6
Assemblage en aansluiten van de “TD-6K”............................................................................. 7
Veilig gebruik van de TD-6 ....................................................................10
Belangrijke opmerkingen.......................................................................12
Belangrijke functies ................................................................................19
Gebruik van deze handleiding................................................................21
Structuur van de handleiding................................................................................................. 21
Afspraken voor deze handleiding ..........................................................................................21
Instellingen .................................................... 23
Beschrijving van de panelen..................................................................24
Frontpaneel ...........................................................................................................................24
Achterpaneel .........................................................................................................................26
Aansluiten en instellen ...........................................................................27
TD-6 op de stand monteren ..................................................................................................27
Pads en pedalen aansluiten ..................................................................................................28
Over de polariteitsschakelaar ..............................................................................................29
Twee pads aansluiten op “5/6” en “7/8”.......................................................................... 29
Werken met twee basdrumeenheden................................................................................. 30
Hoofdtelefoon, versterking e.d. aansluiten ............................................................................31
TD-6 in-/uitschakelen ..............................................................................32
Uitschakelen.......................................................................................................................... 33
14
Fabrieksinstellingen laden .....................................................................34
Demosongs beluisteren..........................................................................36
Instellen welke pads u gebruikt .............................................................38
Sensitivity: pad-gevoeligheid.................................................................40
Over de pads............................................................................................42
Trigger Inputs en geschikte pads ..........................................................................................42
Trigger Input-functies........................................................................................................... 42
Combinaties van pads en Trigger-types ............................................................................43
Aanbevolen parameterinstellingen..................................................................................... 44
Bespelen van de pads........................................................................................................... 45
Normale slagen op de pads en Rim Shots .........................................................................45
Cross Stick............................................................................................................................... 45
Cimbalen: Bow (boog)/Edge (rand)/Bell.......................................................................... 46
Afdempen (Chokes) ..............................................................................................................47
HiHat-controlepedaal............................................................................................................. 47
Eerste kennismaking ...................................... 49
Drum Kits kiezen .....................................................................................50
Metronoom gebruiken (Click).................................................................51
Metronoom in-/uitschakelen ..................................................................................................51
Volume van de metronoom (Click Level) ..............................................................................52
Metronoomtempo instellen ....................................................................................................53
Inhoud
Meespelen met een Song........................................................................54
Kiezen van de af te spelen Song........................................................................................... 54
Song kiezen............................................................................................................................. 54
Song-weergave starten.......................................................................................................... 55
Song-volume instellen ...........................................................................................................56
Volume van de begeleiding instellen ................................................................................. 56
Volume van het percussiespoor ..........................................................................................56
Song-tempo tijdelijk veranderen............................................................................................ 57
Drumpartij van een Song uitschakelen.................................................................................. 58
Song-weergave via de pads ...................................................................60
Meespelen met een CD (MIX IN).............................................................61
TD-6 als GM-module gebruiken..............................................................62
Parameters .................................................... 63
1. Zelf Drum Kits programmeren............................................................64
Een woordje over de Drum Kits en de Drum Kit-pagina........................................................ 64
Over de Drum Kits ................................................................................................................ 64
Over de Drum Kit-pagina ....................................................................................................65
Drum Kit kiezen .....................................................................................................................65
Pad kiezen voor het editen.................................................................................................... 65
Afkortingen in het display ......................................................................................................66
15
Inhoud
Handige functies voor het editen........................................................................................... 66
Instrumenten tijdens de keuze beluisteren (Preview)...................................................... 66
Note Chase: vergrendelen van het display........................................................................ 67
Instrumenten aan de pads toewijzen..................................................................................... 67
Wat zijn ‘instrumenten?........................................................................................................ 67
Instrumenten via de groepen kiezen ..................................................................................67
Instrument kiezen.................................................................................................................. 68
INST-parameters................................................................................................................... 68
Level: instrumentvolume .....................................................................................................68
Pan: stereopositie van het instrument ................................................................................69
Pitch: toonhoogte/stemming............................................................................................... 69
Decay: duur van het geluid.................................................................................................. 69
Effectinstellingen (Ambience)................................................................................................ 69
Ambience Sw: effect aan/uit................................................................................................ 70
Amb Send Level: effectaandeel voor de instrumenten .................................................... 70
Studio Type: ruimte kiezen ..................................................................................................70
Wall Type: helderheid van de galm.................................................................................... 70
Room Size: grootte van de ruimte....................................................................................... 70
Amb Level: volume van de galm ........................................................................................ 70
Equalizer: toonregeling.......................................................................................................... 71
Master EQ Switch .................................................................................................................. 71
High Gain, Low Gain ............................................................................................................ 71
Control: instellingen voor de pads .........................................................................................72
Pad Pattern: Songs starten door op een pad te slaan .......................................................72
Pad Pattern Velo ....................................................................................................................73
Pitch Ctrl ................................................................................................................................. 73
Note No.: MIDI-nootnummers van de pads ..................................................................... 73
Gate Time: duur van de MIDI-signalen .............................................................................74
Common: algemene Drum Kit-parameters............................................................................ 75
Master Volume....................................................................................................................... 75
Pedal HH Vol .........................................................................................................................75
Pch Ctrl Range........................................................................................................................ 75
Kit Name................................................................................................................................. 76
Copy: kopiëren, initialiseren van Drum Kits........................................................................... 76
Fabrieksinstellingen voor de geselecteerde Drum Kit laden ..........................................77
Exchange ..............................................................................................................................77
16
2. Pad- en Trigger-instellingen...............................................................78
Over het display ....................................................................................................................78
Afkortingen in het display ...................................................................................................78
Weergave van het ingangsniveau van de pads................................................................. 78
Aangeven welke pads u gebruikt (Trigger Type)................................................................... 78
TRIG Basic: de belangrijkste pad-parameters ......................................................................79
Sensitivity: gevoeligheid van de pads instellen ................................................................ 79
Threshold ................................................................................................................................79
Trigger Curve......................................................................................................................... 79
Xtalk Cancel: overspraak van andere pads indijken ........................................................ 80
Geavanceerde Trigger-parameters (ADVNCD).....................................................................81
Scan Time................................................................................................................................ 81
Retrigger Cancel..................................................................................................................... 81
Mask Time: dubbele Triggers voorkomen......................................................................... 82
Rim Sens (voor PD-120/PD-80R) ........................................................................................82
TD-6 met akoestische drumtriggers gebruiken......................................................................83
3. Algemene instellingen (Setup)...........................................................84
Utility: algemene instellingen van de TD-6 ............................................................................84
LCD Contrast.......................................................................................................................... 84
PercPrtLevel: volume van de percussiepartij .................................................................... 84
Backing Level: volume van de begeleiding ....................................................................... 84
Mute: keuze van het “Part Mute”-spoor ............................................................................ 85
Master Tune: stemming van de TD-6 ................................................................................. 85
Preview Velo ..........................................................................................................................85
Avail Memory ........................................................................................................................ 85
4. Metronoom (Click) instellen ...............................................................86
Metronoom in-/uitschakelen ..................................................................................................86
Tempo van de metronoom ....................................................................................................86
Instellingen i.v.m. het metronoomsignaal ..............................................................................86
Click Level: volume van de metronoom ............................................................................ 86
Time Sig: maatsoort van de metronoom ............................................................................ 87
Interval: aantal tikken ...........................................................................................................87
Inst: metronoomklank........................................................................................................... 87
Pan: stereopositie van de metronoom ................................................................................87
Play Count In, Rec Count In: aftel....................................................................................... 87
Inhoud
5. Werken met de sequencer..................................................................88
Een woordje over de Songs ..................................................................................................88
Over de Songs ........................................................................................................................88
Over de Song-pagina.............................................................................................................89
Songs opnemen ....................................................................................................................90
Voorbereidingen voor de opname ...................................................................................... 90
Opname (REC STBY)............................................................................................................. 91
Song weergeven ...................................................................................................................93
Song selecteren....................................................................................................................... 93
Weergave ................................................................................................................................93
Songs wijzigen (editen) .........................................................................................................94
Level: Song-volume............................................................................................................... 94
Part Mute: Song-spoor uitschakelen................................................................................... 95
Common: algemene Song-instellingen............................................................................... 95
Part-parameters...................................................................................................................... 97
Amb Send Level..................................................................................................................... 98
Beheer van uw Songs ...........................................................................................................99
Copy: Songs kopiëren ........................................................................................................... 99
Delete: Song wissen............................................................................................................. 100
Erase: muziekdata verwijderen ......................................................................................... 100
6. MIDI-parameters van de TD-6...........................................................102
Over MIDI ............................................................................................................................102
MIDI-parameters (Common)................................................................................................103
Note Chase) ..........................................................................................................................104
17
Inhoud
Local Control........................................................................................................................ 104
Sync Mode: MIDI-synchronisatie...................................................................................... 104
CH10Priorty: wie neemt op/geeft weer?......................................................................... 105
Pedal Data Thin.................................................................................................................... 106
GM Mode (General MIDI).................................................................................................. 106
Rx GM ON ............................................................................................................................107
Soft Thru: MIDI-data “mixen”........................................................................................... 107
Device ID............................................................................................................................... 107
Tx PC Sw: voorkomen dat de TD-6 programmakeuze-commando’s zendt............... 108
Rx PC Sw............................................................................................................................... 108
MIDI Part-parameters.......................................................................................................... 109
Rx Sw in de GM-mode ........................................................................................................109
Bulk Dump (SysEx-data) .....................................................................................................110
Bulk-data weer naar de TD-6 doorseinen ........................................................................ 110
7. Voorbeelden en tips ..........................................................................112
Programmakeuze-commando’s verzenden/ontvangen....................................................... 112
TD-6 als “MIDI Master” gebruiken .......................................................................................112
Werken met een externe sequencer ...................................................................................112
Externe sequence-data intern opnemen ........................................................................... 112
Opname van uw spel met een externe sequencer........................................................... 113
TD-6 als module gebruiken .................................................................................................114
Appendix..................................................... 115
1. Verhelpen van storingen...................................................................116
2. Boodschappen & foutmeldingen .....................................................120
3. Overzicht van de Drum Kits..............................................................122
4. Drum-instrumenten ...........................................................................124
5. Percussion Sets ................................................................................128
6. Backing-instrumenten.......................................................................130
7. Preset Songs .....................................................................................132
8. Parameteroverzicht ...........................................................................134
9. MIDI Implementation .........................................................................139
10. Blokschema .....................................................................................142
18
11. Specificaties ....................................................................................143
Index ......................................................................................................144
Belangrijke functies
Groot aantal interne klanken voor alle toepassingen (van oefenen tot live-spel)
99 verschillende Drum Kits
Door gewoon een “Drum Kit” te kiezen kunt u met enkele handelingen de benodigde geluiden oproepen. Of u de TD-6 nu gebruikt om thuis te spelen of voor optredens: u hebt altijd de passende klanken binnen handbereik.
1042 druminstrumenten
Indien nodig, kunt u ook zelf Drum Kits samenstellen door gewoon de gewenste klanken (“druminstrumenten”) bij elkaar te voegen en aan de benodigde pads toe te wijzen.
150 voorgeprogrammeerde Songs
Als u niet graag in het wilde weg zit te meppen, kiest u één van de 150 voorgeprogrammeerde Songs om over een muzikale achtergrond te beschikken. Alles wat u dan nog hoeft te doen is het uitschakelen van de eveneens in de Song aanwezige drumpartij om die zelf te kunnen spelen. Bovendien zijn er 100 geheugens waarin u uw eigen Songs kunt opslaan (dat zijn de “User­geheugens”).
262 begeleidingsinstrumenten (“Backing”)
Aangezien ook het aantal begeleidingsinstrumenten indrukwekkend te noemen is, klinken de Songs van de TD-6 net zo overtuigend als de druminstrumenten.
Bijzonder expressieve geluiden
De “Cross Stick”-techniek wordt ondersteund (blz. 45)
Rim Shots (blz. 45), randslagen op de cimbalen (blz. 46) en het
afdempen van de cimbalen (blz. 47) worden eveneens ondersteund.
Het HiHat-controlepedaal kan ook voor het beïnvloeden van de toonhoogte worden gebruikt (blz. 73).
Met name bij het werken met paukenklanken kunt u handig gebruik maken van het HiHat­controlepedaal voor het beïnvloeden van de druminstrumenten die u via de pads aanstuurt.
19
Belangrijke functies
Functies en parameters perfect afgestemd op het live-gebruik
Dankzij het vlakke bedieningspaneel kunt u alle instellingen goed aflezen en bovendien uw medemuzikanten nog zien.
Oplichtende knoppen voor een doeltreffende bediening.
Grote [INC/+]- en [DEC/–]-knop die u zelfs met drumstokken kunt
indrukken.
Handige functies voor het oefenen
De TD-6 bevat een ingebouwde metronoom (blz. 86).
Part Mute-functie voor het uitschakelen van bepaalde partijen
tijdens het meespelen met de voorgeprogrammeerde Songs (blz. 58, 85).
Uitbreidbaar/compatibel
De TD-6 laat het gebruik van de volgende opties toe:
Pads (PD-5, PD-6, PD-7, PD-9, PD-80, PD-80R, PD-100, PD-120) Cimbaalpads (CY-6, CY-12H, CY-14C, CY-15R) Kick Trigger Units (KD-5, KD-7, KD-80, KD-120) HiHat-controlepedalen (FD-7, FD-6; de FD-6 maakt deel uit van het TD-6K-pakket)
Gebruik van de TD-6 als module tijdens het werken met een sequencer (blz. 112).
Ondersteunt het General MIDI-formaat (blz. 62, 106)
De TD-6 biedt een General MIDI-mode die u kunt gebruiken om GM-compatibele sequences af te spelen. In deze mode beschikt u over een functie waarmee u één bepaalde partij kunt uitschakelen om ze zelf te spelen (“Minus One”).
General MIDI ( ) System
General MIDI is een geheel van aanbevelingen waarmee de beperkingen van de oorspronkelijke MIDI­specificaties omzeild worden door duidelijk te stellen welke functies, klanken e.d. een module moet hebben. Sequences en instrumenten, die aan deze vereisten voldoen, zijn voorzien van het General
MIDI-logo ( ). Sequences met dit logo klinken op eender welk General MIDI-instrument nagenoeg hetzelfde, zodat de weergave voorspelbaar wordt – in tegenstelling tot wat bij de eerste MIDI­compatibele instrumenten het geval was.
20
Gebruik van deze handleiding
Structuur van de handleiding
Deze handleiding is als volgt ingedeeld:
Instellingen (blz. 23)
Dit deel moet u lezen alvorens de TD-6 voor het eerst te gebruiken. Hier komt u te weten welke voorbereidingen u moet treffen, hoe de stand op te stellen, de pads aan te sluiten en de TD-6 in te schakelen. Bovendien vindt u hier informatie over het toevoegen van bijkomende pads e.d. om de mogelijkheden van de TD-6 ten volle te benutten.
Eerste kennismaking (blz. 49)
Hier wordt in het kort uitgelegd hoe u klanken en Drum Kits van de TD-6 kiest en gebruik maakt van de voorge­programmeerde Songs.
Parameters (blz. 63)
De TD-6 laat toe om uw eigen Drum Kits te programme­ren, als u onder de Presets geen enkele set vindt die pre­cies bij uw behoeften aansluit. In dit deel worden alle functies van de TD-6 één voor één voorgesteld.
• 1. Zelf Drum Kits programmeren (blz. 64): Met de hier
beschreven functies kunt u uw eigen Kits samenstellen.
• 2. Pad- en Trigger-instellingen (blz. 78): hier komt u te
weten hoe u de juiste instellingen voor de TD-6 zelf en de pads kiest.
• 3. Algemene instellingen (Setup) (blz. 84): In dit deel
vindt u parameters zoals het display-contrast, het Song­volume en andere instellingen die voor de TD-6 in z’n geheel gelden.
• Hoofdstukken 4~5: Sequencer en bijbehorende functies
(blz. 86): Hier vindt u parameters zoals het metronoom­volume (Click) evenals alles wat met het opnemen, edi­ten en weergeven van sequences te maken heeft.
Appendix (blz. 115)
Als de TD-6 niet werkt zoals verwacht, kijk dan eerst in “Verhelpen van storingen” om te zien of u het probleem zelf kunt verhelpen. Onder “Boodschappen & foutmel­dingen” komt u te weten wat de verschillende bood­schappen in het display van de TD-6 betekenen. Ten­slotte vindt u daar ook de MIDI Implementation Charts.
Afspraken voor deze handleiding
• De namen van de knoppen worden met behulp van [≈≈] aangeduid. Voorbeeld: [KIT].
• (blz. **) verwijst naar een pagina waar u bijkomende gegevens vindt.
• Bepaalde handelingen worden afgekort:
[KIT][EDIT]
1. Druk op [KIT].
2. Druk op [EDIT].
[SHIFT] + [KIT]
1. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [KIT]
drukt.
• Bepaalde knoppen hebben twee functies (bv. [EDIT≈(SETUP)]. De tweede functie (tussen haakjes) kunt u selecteren door [SHIFT] ingedrukt te houden, terwijl u op de betreffende knop drukt.
• De symbolen die u hier en daar tegenkomt hebben de volgende betekenis:
OPGELET
Duidt belangrijke opmerkingen aan die u zeker moet lezen en behartigen.
Verwijst naar nuttige dingen en functies die u niet noodzakelijk hoeft te lezen, maar die wel handig zijn.
Verwijst naar tips die een nog efficiënter gebruik van de TD-6 toelaten.
• Hoofdstuk 6: MIDI-instellingen en voorbeelden van het gebruik van MIDI (blz. 102): Hier komt u te weten hoe de MIDI-functies te gebruiken voor het archiveren van uw instellingen met een extern apparaat; tevens worden hier de toepassingsmogelijkheden voor het gebruik van de TD-6 als General MIDI-module uit de doeken gedaan.
Is een verwijzing naar een ander hoofdstuk of een andere pagina waar u bijkomende gegevens vindt.
Slaat op een verklaring van een term of begrip dat op de betreffende pagina gehanteerd wordt.
* Hier en daar worden er in deze handleiding ook afbeeldingen van
het display gegeven. Die hebben enkel een voorbeeldfunctie en beantwoorden dus niet altijd aan wat u op uw TD-6 ziet. Dat kan verband houden met het feit dat uw TD-6 een nieuwere systeem­versie bevat.
21
Gebruik van deze handleiding
22
Instellingen
23
Beschrijving van de panelen
Frontpaneel
Display
Hier worden de namen van de Drum Kits, de Songs, de instellingen enz. afgebeeld.
VOLUME-regelaar
Hiermee stelt u het algemene volume van de TD-6 in (blz. 33). Onthoud goed dat de geluids­weergave van de TD-6 niet wordt uitgeschakeld, wanneer u een hoofdtelefoon aansluit.
Sequencer-sectie
CLICK (TEMPO)-knop
Hiermee schakelt u de metronoom in en uit (blz. 51). Door [SHIFT] ingedrukt te houden, terwijl u op [CLICK≈(TEMPO)] drukt, roept u de display­pagina op waar u het tempo kunt instellen (blz. 53, 57).
REC knop
Hiermee roept u de pagina op waar u de opnameparameters kunt instellen (blz. 91).
STOP knop
Hiermee kunt u de Song-weergave stoppen (blz. 55). Als u deze knop indrukt, terwijl de weergave al gestopt is, keert u hiermee naar het begin van de Song terug.
PLAY knop
Hiermee start u de Song-weergave (blz. 55). Als de TD-6 klaar is om op te nemen (blz. 91), start u hiermee de opname.
PART MUTE-knop
Hiermee kunt u de gekozen Parts uitschake­len (blz. 58).
SONG-knop
Hiermee roept u de pagina op die alle belangrijke Song-instellingen bevat (blz. 89).
KIT-knop
Hiermee roept u de basispagina op voor het instellen van Drum Kits (blz. 65).
24
Beschrijving van de panelen
SHIFT-knop
Deze knop moet u samen met andere knoppen gebruiken:
Combinatie Functie
[SHIFT] + [KIT] Dient voor het afspelen van de
klank die aan de momenteel geselecteerde pad toegewezen is (“Preview”, blz. 66).
[SHIFT] + [√], [®]
[SHIFT] + [CLICK≈(TEMPO)]
[SHIFT] + [EDIT≈(SETUP)]
[SHIFT] + [SONG] Hiermee roept u de pagina op
[SHIFT] + [PLAY®] Tijdens de Song-weergave lich-
[SHIFT] + [STOPª] Hiermee roept u een Song-
[SHIFT] + [PART≈MUTE] Hiermee roept u de pagina op
[SHIFT] + [INC/+], [DEC/–]
• Dient voor het kiezen van de Trigger-ingang (blz. 66).
• Laat toe om een teken te wissen of in te voegen tij­dens het benoemen van Drum Kits en Songs (blz. 76,
97).
Dient voor het oproepen van de pagina waar u het tempo kunt instellen (blz. 53, 57).
Hiermee roept u de parameters op die voor de TD-6 in z’n geheel gelden (Setup, blz. 78, 84, 88).
waar u het volume van de begeleidingsinstrumenten kunt instellen (melodische en andere klanken, blz. 56).
ten de knoppen van alle pads op die aan druminstrumenten zijn toegewezen, die op dat moment worden afgespeeld (blz. 55).
geheugen op dat nog geen data bevat (New User, blz. 90).
waar u de niet benodigde par­tijen kunt uitschakelen (blz. 85).
• Laat toe om een parameter­waarde in grote stappen te veranderen.
• Dient voor het kiezen van een andere instrument­groep of Song-categorie (blz. 67, 93).
• Laat het kiezen van hoofd­en kleine letters toe tijdens het schrijven van Drum Kit­en Song-namen (blz. 76, 97).
Edit-sectie
EXIT-knop
Hiermee keert u terug naar de vorige display­pagina. Door deze knop verschillende keren in te drukken komt u uit bij de Drum Kit- of Song-pagina.
[√], [®]
Wanneer er in het display een “ ” of “ ” ver­schijnt, dienen deze knoppen voor het sprin­gen naar een andere display-pagina. Door
[SHIFT] ingedrukt te houden, kunt u met [√] en [®] de benodigde Trigger-ingang kiezen
(blz. 66). Op de SONG-pagina kunt u hiermee in stappen van één maat voor- en terugspoe­len (blz. 55).
EDIT (SETUP)-knop
Hiermee roept u de pagina met de Drum Kit­en Song-instellingen op. Houd [SHIFT] inge­drukt, terwijl u op [EDIT≈(SETUP)] drukt om toe­gang te hebben tot de algemene instellingen van de TD-6.
ENTER knop
Hiermee kunt u naar een andere display­pagina gaan, wanneer er in het display een “ ” staat.
INC/+ (waardeverhoging), DEC/­(waardevermindering)
Hiermee selecteert u Drum Kits en Song en wijzigt u parameterwaarden.
• Met [INC/+] stelt u een grotere waarde in; met [DEC/–] kiest u een kleinere waarde.
• Gaat het op een parameter die u kunt in- en uitschakelen, dan dient [INC/+] voor het inschakelen en [DEC/–] voor het uitschakelen.
• Door [SHIFT] ingedrukt te houden, terwijl u op [INC/+] of [DEC/–] drukt, wijzigt u de waarde in grotere stappen.
• Door
[INC/+]
ingedrukt te houden, terwijl u op
[DEC/–]
drukt, wijzigt u de waarde continu in
positieve richting. Met
[DEC/–]
en vervolgens
[DEC/–]
+
[INC/+]
erbij) keert u dit
om.
[INC/+]
(eerst
25
Beschrijving van de panelen
Achterpaneel
POWER-schakelaar
Hiermee schakelt u de TD-6 in en uit (blz. 32).
Kabelhaak
Hiermee zet u de adapterkabel vast.
DC IN-aansluiting
Sluit hier de bijgeleverde adapter aan (blz. 31).
OUTPUT (L (MONO), R)
Dit zijn de audio-uitgangen die u met uw ver­sterker e.d. moet verbinden. Als uw versterker mono is, mag u enkel de L/MONO-connector gebruiken (blz. 31).
MIX IN-connector
Hierop kunt u de uitgang van uw CD-, MD-, cas­settespeler e.d. aansluiten (blz. 61). Het geluid van de hierop aangesloten signaal­bron wordt naar de OUTPUT- en PHONES-con­nectors uitgestuurd.
HH CTRL-aansluiting
Sluit hier een HiHat-controlepedaal aan (FD-7 of de bij de TD-6K geleverde FD-6; zie blz. 28).
TRIGGER INPUTS
Op deze ingangen moet u de optionele pads, cimbalen en andere Triggers (blz. 28) aansluiten. Meer details over de aansluitingen vindt u onder “Trigger Inputs en geschikte pads” (blz. 42).
MicroSaver-antidiefstalslot ( )
MicroSaver en Kensington zijn geregistreerde handelsmerken van Kensington Microware Limited.
© 1997 Kensington Microware Limited Kensington Microware Limited 2855 Campus Drive San Mateo, CA 94403 U.S.A. Web:www.kensington.com
26
PHONES-connector
Op deze connector kunt u een stereo-hoofdtele­foon aansluiten (blz. 31). Door dat te doen scha­kelt u de geluidsweergave via de audio-uitgan­gen echter niet uit.
MIDI-connectors (IN, OUT/THRU)
Deze aansluitingen hebt u nodig, wanneer u de klanken van de TD-6 via een MIDI-klavier of sequencer wilt aansturen, wanneer u via de pads van de TD-6 andere MIDI-instrumenten wilt aansturen of om de instellingen van de TD-6 extern te archiveren.
Aansluiten en instellen
b
TD-6 op de stand monteren
1
Schroef de standhouder (wordt bij de TD-6K of de optionele drumstand geleverd) aan de onderkant van de TD-6 vast.
Gebruik uitsluitend de 8mm-schroeven (M5 x 8) die bij de TD-6 worden gele­verd. Met andere schroeven kunt u de TD-6 namelijk beschadigen.
Smalle kant
Brede kant
OPGELET
• Zie blz. 4 voor meer details.
• Wees voorzichtig bij het aanbrengen van de standhouder. Laat de TD-6 niet vallen.
2
Bevestig de TD-6 en de standhouder aan de drumstand (bv. een optio­nele MDS-6, MDS-7U, MDS-8 of MDS-10).
Meer details over het assembleren van de drumstand vindt u in diens hand­leiding.
Voor het bevestigen van de TD-6 aan een cimbaal­stand e.d. maakt u het best gebruik van de optionele APC-33 “All Purpose Clamp”. Dit kunt u aan
uizen met een ø 10,5~
30mm vastmaken.
27
Aansluiten en instellen
b
b
Pads en pedalen aansluiten
Gebruik de bijgeleverde kabels voor het aansluiten van de pads, cimbalen, het HiHat-controlepedaal en de basdrumeenheid (Kick Trigger). Kijk even naar de nummers in onderstaande afbeelding en zorg dat u de pads e.d. op de juiste TRIGGER INPUT aansluit.
Voorbeeld
TRIGGER INPUT-aansluitingen
OPGELET
Alvorens pads met een gaas (PD-80, PD-80R, PD-100, PD-120, KD-80 of KD-120) te gebruiken, moet u de spanning van het gaas optimaal instellen. Als het gaas te slap is, kunt u bij het meppen op een dergelijke pad namelijk de sensor beschadigen. Zie ook de handleiding van de
etreffende pad.
Het beste resultaat bereikt u door met pads van Roland te werken (PD-5, PD-6, PD-7, PD-9, PD-80, PD-80R, PD-100 en PD-120). Bovendien zijn er
ij Roland cimbalen (CY-6, CY-12H, CY-14C en CY-15R) en basdrumeen­heden (KD-7, KD-80 en KD-120) beschikbaar.
28
Over de polariteitsschakelaar
Als u een PD-7, PD-9 of KD-7 pad /Kick Trigger op de TD-6 aansluit, moet u diens polariteitsschakelaar in de “– (Roland)” stand zetten. Meer details over de polariteit vindt u in de handleiding bij de PD-7, PD-9 of KD-7.
POLARITY
+
- (Roland)
Twee pads aansluiten op “5/6” en “7/8”
Aansluiten en instellen
Door gebruik te maken van een optionele kabel (PCS-31) c.q. een standaard “insertiekabel” (ook wel “Y-kabel” genaamd) kunt u twee pads op de TRIG­GER INPUTs 5/6 (TOM2/AUX) en 7/8 (TOM3/4) aansluiten.
Achterpaneel van de TD-6
OPGELET
Deze ingangen kunnen geen Rim-signalen verwer­ken.
PD-6
29
Aansluiten en instellen
Werken met twee basdrumeenheden
Als u graag met beide voeten basdrum speelt, kunt u twee KD-7 Kick Trig­gers gebruiken. Hiervoor dient u de uitgang van de ene basdrumeenheid aan te sluiten op de MIX IN-connector van de andere Kick Trigger en die dan aan te sluiten op de TD-6. Het gebruik van de MIX IN-aansluiting zorgt echter voor een iets stiller uitgangssignaal van de Kick Trigger die op de TD-6 aan­gesloten is. Verhoog in dat geval de gevoeligheid van de 1 KICK-ingang op de TD-6 (zie blz. 79).
Achterkant van de TD-6
OPGELET
Beide KD-7s sturen altijd dezelfde klank aan. Bij gebruik van de MIX IN­aansluiting kunt u dus geen twee verschillende klanken aan de twee bas­drumeenheden toewijzen.
Output
Uitgang
Mix In
Kick Trigger Units (KD-7)
+
Pedalen
30
Hoofdtelefoon, versterking e.d. aansluiten
R
L
Stereo mini-jack
Aansluiten en instellen
CD/MD-speler, cassettedeck enz.
1
Schakel alle betrokken apparaten uit alvorens ze op elkaar aan te sluiten.
Bovendien verdient het aanbeveling om het volume van de versterker en de TD-6 op “0” te zetten alvorens ze uit of in te schakelen.
2
Sluit de bijgeleverde adapter aan op de DC IN-connector.
3
Verbind de OUTPUT L(MONO) en R connector van de TD-6 met de ingangen van een versterker, actieve luidspreker, keyboardversterker (van de KC-serie) e.d.
Om met een hoofdtelefoon te werken moet u die op de PHONES-connector aansluiten.
4
Sluit de adapter aan op een geschikt stopcontact.
OPGELET
Om te voorkomen dat u plots niets meer hoort ver­dient het aanbeveling om de kabel van de adapter rond de kabelhaak te draaien. Zo kan de stroom­verzorging tenminste al niet meer uitvallen.
Op de MIX IN-connector van de TD-6 kunt u een CD-speler e.d. aansluiten, wat bv. te gek is voor het oefenen (zie blz. 61).
31
TD-6 in-/uitschakelen
b
Eens u alle apparaten naar behoren hebt aangesloten (blz. 31) kunt u ze in de verderop vermelde volgorde inschakelen. Verander nooit de vermelde volg­orde om te voorkomen dat u de versterker, boxen e.d. beschadigt.
1, 5 3
5
1
Draai de [VOLUME]-regelaar helemaal naar links om het volume op “0” te zetten.
2
Zet het volume van de versterker/actieve luidspreker op “0”.
3
Druk op [POWER] om de TD-6 in te schakelen.
Opgelet bij het inschakelen
Tijdens het inschakelen verschijnt de naam van een Drum Kit in het display (zie afbeelding). Sla pas op een pad c.q. trap pas een pedaal in wanneer de [KIT] oplicht – nooit eerder.
OPGELET
De TD-6 is voorzien van een veiligheidscircuit. Na het inschakelen duurt het dus even voordat hij geluid weergeeft.
Als u het HiHat-controle­pedaal (optionele FD-7 of FD-6, die enkel bij de TD-6K wordt geleverd) ingetrapt houdt, terwijl u de TD-6 inschakelt, werkt hij waarschijnlijk niet meer
etrouwbaar. Tevens mag u tijdens de opstartfase op geen enkele pad kloppen. Anders laat diens respons eveneens te wensen over.
32
TD-6 in-/uitschakelen
b
4
Schakel de versterker, de actieve luidspreker e.d. in.
5
Houd [SHIFT] + [KIT] ingedrukt of sla op een pad en stel geleidelijk aan het gewenste volume in.
Uiteraard moet u ook op de versterker e.d. een geschikt volume instellen.
Als u bij het drukken op [SHIFT] + [KIT] niets hoort
Ga even de volgende dingen na:
Als u een versterker, actieve luidspreker e.d. gebruikt
• Hebt u een geschikt volume op de versterker e.d. ingesteld?
• Hebt u de TD-6 op de juiste manier op de versterker aangesloten?
• Is misschien één van de audiokabels defect?
• Hebt u op de versterker e.d. de juiste signaalbron (ingangen) gekozen?
Als u met een hoofdtelefoon werkt:
• Hebt u die op de PHONES-connector aangesloten?
OPGELET
Opgelet met het volume
Als u eerst op de pads e.d. speelt en vervolgens een demosong of Song/ patroon afspeelt, kan dat wel eens voor een oorver­dovend volume zorgen. Het verdient dan ook aan-
eveling om de [VOLUME]-
regelaar op een kleinere waarde te zetten alvorens de sequencer van de TD-6 (op welke manier dan ook) te gebruiken.
Uitschakelen
1
Zet het volume van de TD-6 en de versterker e.d. weer op de minimumwaarde.
2
Schakel de versterker e.d. uit.
3
Druk op de [POWER]-knop van de TD-6 om hem uit te schakelen.
33
Fabrieksinstellingen laden
Laten we nu kijken hoe je kunt zorgen dat de TD-6 weer precies dezelfde instellingen bevat als bij levering.
21
OPGELET
Tijdens het laden van de fabrieksinstellingen gaan uw eigen instellingen weer verloren. Als u die later nog eens nodig hebt, moet u ze met een Bulk Dump­operatie extern activeren (zie blz. 110).
4 3, 5, 6
1
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [EDIT≈(SETUP)] drukt.
Deze laatste licht nu op.
2
Druk zo vaak op [®] tot “FactoryReset” in het display verschijnt.
3
Druk op [ENTER] .
Nu verschijnt de “Factory Reset”-pagina.
Als u [SHIFT] en [EDIT≈(SETUP)] ingedrukt houdt, terwijl u de TD-6 inschakelt, springt het display meteen naar de “Factory Reset”-pagina. In dat geval kunt u meteen vervolgen met stap (4).
34
4
Kies met [INC/+] of [DEC/–] de parametergroep waarvoor u weer de fabrieksinstellingen wilt oproepen.
Hier gaan we gewoon kiezen voor “ALL” om alle parameters te initialiseren. Ziehier wat de verschillende opties betekenen:
ALL: Alle parameters worden geïnitialiseerd.
THIS DRUM KIT: Enkel de parameters van de momenteel geselecteerde Drum
Kit worden geïnitialiseerd.
ALL DRUM KITS: Alle Drum Kits worden geïnitialiseerd.
ALL SONGS: De Song-geheugens 151~250 worden geïnitialiseerd.
5
Druk op [ENTER] .
Het display vraagt u nu of u de instellingen echt wilt initialiseren.
Fabrieksinstellingen laden
Druk op [EXIT] als dat niet het geval is.
6
Druk op [ENTER] om de gekozen Factory Reset-functie uit te voeren.
Zodra de instellingen geïnitialiseerd zijn, verschijnt de volgende boodschap in het display:
35
Demosongs beluisteren
De TD-6 bevat vier demosongs die de mogelijkheden van deze module op indrukwekkende manier demonstreren.
De drumpartijen zijn in Realtime ingespeeld (dus zonder correcties).
5341
1
Houd [KIT] ingedrukt, terwijl u op [SONG] drukt.
Het display springt nu naar de “DEMONSTRATION”-pagina.
2
OPGELET
• Alle rechten voorbehou­den. Het ongeoorloofde gebruik van de demo­songs voor andere doel­einden dan het privége­bruik is verboden.
• De data van de demo­songs worden niet naar de MIDI OUT/THRU­connector gestuurd.
36
2
b
Kies met [INC/+]/[DEC/–] of [ENTER]/[INC/+] de demosong die u wilt beluisteren.
1. CREOLET1
Copyright © 2001, Roland Corporation Drum Kit: #72 “RoseWood”
2. CREOLET2
Copyright © 2001, Roland Corporation Drum Kit: #20 “Natural”
3. TC R&B
Copyright © 2001, Roland Corporation Drum Kit: #1 “AcuStick’
4. SNAG LTN
Copyright © 2001, Roland Corporation Drum Kit: #3 “Groove”
Demosongs beluisteren
OPGELET
Opgelet met het volume
Als u, na al op de pads gespeeld te hebben, de demosongs afspeelt, kan het gebeuren dat het volume oorverdovend is en dat de luidsprekers worden opgeblazen. Daarom verdient het aan-
eveling om de [VOLUME]-
op een kleinere waarde te zetten alvorens de demo­songweergave te starten.
5
Druk op [PLAY®].
De weergave begint en de vier demosongs worden continu na elkaar afge­speeld.
6
Druk op [STOPª] om de weergave te stoppen.
7
Om daarna iets anders met de TD-6 kunnen doen moet u op [KIT], [SONG] of [EXIT] drukken.
37
Instellen welke pads u gebruikt
b
Met de Trig Typ-parameter moet u aangeven welke pads u op de TD-6 aan­gesloten hebt. Dat is van groot belang om voor een optimale respons te zor­gen. Deze instelling moet u voor elke TRIGGER INPUT apart maken.
Volgens de fabrieksinstellingen is de TD-6 afgeregeld op de pads en Triggers van de TD-6K.
8 1
Telkens wanneer u een ander “Trig Typ” kiest, worden voor de volgende parameters automatisch de meest geschikte waarden ingesteld: Basic-parameters (blz. 79)
• Sensitivity
• Threshold
• TrigCurve
ADVNCD-parameters (blz. 81)
• Scan Time
• Retrig Cancel
• Mask Time
• Rim Sens
1
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [EDIT≈(SETUP)] drukt.
De indicator van deze laatste licht op.
2
Kies met [®] “TRIG BASIC”.
De meest geschikte instel­lingen voor elk Trigger­type vindt u op blz. 44.
OPGELET
In bepaalde gevallen
ereikt u met de automati-
236
sche instellingen niet pre­cies het gewenste resultaat. In voorkomend geval moet u de waarde handmatig aanpassen.
3
Druk op [ENTER] .
38
4
Sla op de pad die u bij de TD-6 wilt “aanmelden”.
Het display beeldt nu de naam van de ingang af waarop die pad is aangeslo­ten.
5
Kies de optie die overeenkomt met de pad of Trigger die u op de gese­lecteerde TRIGGER INPUT hebt aangesloten:
Pad TrigTyp Pad TrigTyp
PD-5 PD7/9 CY-6 CY6
PD-6 PD6 CY-12H CY Type
PD-7 PD7/9 CY-14C CY Type
PD-9 PD7/9 CY-15R CY Type
PD-80 PD80/100 KD-5 KD7
PD-80R PD80R KD-7 KD7
PD-100 PD80/100 KD-80 KD Type
PD-120 PD120 KD-120 KD Type
Instellen welke pads u gebruikt
Als u wilt, kunt u de pad ook kiezen door op [SHIFT] + [√] of [SHIFT] + [®] te drukken.
6
Stel met [INC/+] en [DEC/–] het geschikte type in.
7
Herhaal de stappen (4)~(6) om ook de overige pads/Triggers te identifi­ceren.
8
Druk op [KIT]. Deze knop licht op en het display springt naar de vol­gende pagina:
9
Speel op de pads en controleer de volgende dingen:
• Stuurt elke pad/Trigger een klank aan?
• Stuurt elke pad/Trigger de verwachte klank aan?
Als u bij het spelen een onverwachte klank hoort, overloop dan nog eens de instellingen en zie bovendien “Verhelpen van storingen” (blz. 116).
Deze instellingen gelden zowel voor het slagvlak als de rand.
39
Sensitivity: pad-gevoeligheid
In bepaalde gevallen bent u waarschijnlijk niet helemaal tevreden met de res­pons van de ene of andere pad/Trigger. In de regel volstaat het dan om de gevoeligheid ervan aan te passen om de gewenste overeenkomst tussen uw slagkracht en het daarmee bereikte volume te verkrijgen. Daarvoor dient de “Sensitivity”-parameter. Die wordt bij het kiezen van een “TrigTyp” automa­tisch ingesteld – maar niet altijd volgens uw verwachtingen.
8 1
1
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [EDIT≈(SETUP)] drukt.
Deze laatste licht nu op.
2
Kies met [®] “TRIG BASIC”.
3
Druk op [ENTER] .
2, 436
40
4
Kies met [®] “Sensitivity”.
5
Sla op de pad wiens gevoeligheid u wilt aanpassen.
Het display beeldt nu de naam van de ingang af waarop die pad is aangeslo­ten.
6
Stel met [INC/+] en [DEC/–] de gevoeligheid van de pad in.
Het instelbereik luidt 1~16. Hoe groter de waarde, hoe gevoeliger de pad-res­pons wordt, zodat u zelfs bij een betrekkelijk lichte aanslag al een redelijk hoog volume hoort. Met een kleine waarde zorgt u dat het volume zelfs bij een harde mep betrek­kelijk laag blijft. Optimale instelling: Stel de Sensitivity-parameter op een waarde die ervoor zorgt dat u bij een harde klap de maximale dynamiek bereikt. Zodra u de maximale waarde
bereikt, krijgt u een wimpel te zien ( ).
Indicator
Indicator (maximum)Maximale waarde
7
Herhaal de stappen (5) en (6) om ook de gevoeligheid van de overige pads/Triggers in te stellen.
Sensitivity: pad-gevoeligheid
Als u wilt, kunt u de pad ook kiezen door op [SHIFT] + [√] of [SHIFT] + [®] te drukken.
Deze instellingen gelden zowel voor het slagvlak als de rand.
Een cruciaal aspect bij het instellen van deze parame­ter is het weergavevolume van de TD-6/de verster­ker. Immers: als het volume betrekkelijk laag is, hebt u de indruk dat er qua dynamiek maar wei­nig gebeurt, zodat u mis­schien de foute Sensitivity­waarde instelt. Het ver­dient dan ook aanbeveling om het volume voor het instellen van Sensitivity even open te draaien.
8
Druk op [KIT]. Deze knop licht op en het display springt naar de Drum Kit-pagina.
41
Over de pads
Trigger Inputs en geschikte pads
U kunt niet eender welke pad op eender welke TRIGGER INPUT aansluiten. Tenminste: dat kan wel, maar dan bereikt u niet het gewenste resultaat. Daarom willen we hier even de mogelijkheden en beperkingen overlopen.
Trigger Input-functies
Ziehier de beschikbare Trigger Input-functies:
11
RIDE
Head 11
Rim 11
10
CRASH2
Head 10
Rim 10
3
HI-HAT
Head 3
Rim 3
9
CRASH1
Head 9
Rim 9
2
SNARE
Head 2
Rim 2
7
TOM3
Head 7
8
TOM4
Head 8
1
KICK
Head 1
5
TOM2
Head 5
6
AUX
Head 6
*1 *1
OPGELET
Gebruik enkel de bij de pad geleverde kabel voor het aansluiten ervan op de TD-6. Bij gebruik van een monokabel is de Rim-func­tie (rand) niet beschikbaar. Zoals u links ziet, onder­steunen echter niet alle ingangen de Rim-functie.
4
TOM1
Head 4
Rim 4
42
*1: Door gebruik te maken van een optionele PCS-31 kabel (of een insertie-
kabel/Y-kabel) kunt u ook twee pads op eenzelfde ingang aansluiten. Meer bepaald hebben we het hier over de aansluitingen “Trigger Input 5 (TOM2)” en “Trigger Input 7 (TOM 3)”. Meer details over de aanslui­tingen vindt u op blz. 29.
Combinaties van pads en Trigger-types
Om de beschikbare functies ten volle te kunnen benutten zou u even de vol­gende tabel moeten bestuderen:
Trigger Input-connectors
1
(KIK)2(SNR)3(HH)4(T1)5(T2)6(AUX)7(T3)8(T4)9(CR1)10(CR2)11(RD)
KD-5
Head
OOOOOOOOOOO
Over de pads
KD-7
KD-80
Kick Triggers
KD-120
PD-5
PD-6
PD-7
PD-9
PadsCimbalen
PD-80
PD-80R
PD-100
PD-120
CY-6
CY-12H
CY-14C
CY-15R
Head
Head
Head
Head
Head
Head
Rim, Choke
Head
Rim, Choke
Head
Head
Head
Head
Head (Bow)
Rim (Edge),
Choke
Head (Bow)
Rim (Edge),
Choke
Head (Bow)
Rim (Edge),
Choke
Head (Bow)
Rim (Edge/Bow),
*1
Choke
Rim
Rim
OOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOO
OOO OOO
OOOOOOOOOOO
OOO OOO
OOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOO
OXX XXX
OOOOOOOOOOO
OOOOOOOOOOO
OXX XXX
OOOOOOOOOOO
OOO OOO
OOOOOOOOOOO
OOO OOO
OOOOOOOOOOO
OOO OOO
OOOOOOOOOOO
OOO OOO
*2
O: Beschikbaar. X: Niet beschikbaar.
/: Deze ingangen bieden geen Rim-functie. *1: De Choking-functie (afdempen) van de CY-15R kan zowel voor de rand als de bel
worden gebruikt.
*2: TRIGGER INPUT 6 (AUX) en 8 (TOM) zijn enkel beschikbaar, wanneer u een opti-
onele PCS-31 of insertiekabel voor het aansluiten van twee pads gebruikt. Zie ook de tekening onder “Trigger Input-functies”.
43
Over de pads
Aanbevolen parameterinstellingen
De pad-parameters krijgen bij het kiezen van een ander “TrigTyp” (zie blz. 38) automatisch passende waarden toebedeeld (enige uitzondering: “Xtalk Cancel”). Aangezien die waarden niet in alle situaties het gewenste resultaat opleve­ren, moet u ze hier en daar wat bijschaven. Zie hiervoor blz. 79 en 81.
BASIC-parameters ADVNCD-parameters
KD-5
KD-7
KD-80
Kick Triggers
KD-120
PD-5
PD-6
PD-7
PD-9
PadCimbalen
PD-80
PD-80R
PD-100
PD-120
CY-6
CY-12H
CY-14C
CY-15R
TrigTypPad
KD7
KD7
KD Type
KD Type
PD7/9
PD6
PD7/9
PD7/9
PD80/100
PD80R
PD80/100
PD120
CY6
CY Type
CY Type
CY Type
Sensitivity Threshold TrigCurve
8 5 LINEAR 20 2.0 5 8
8 5 LINEAR 20 2.0 5 8
10 4 LINEAR 20 2.0 5 4
10 4 LINEAR 20 2.0 5 4
8 3 LINEAR 40 0.5 3 4
7 3 LINEAR 40 1.0 3 4
8 3 LINEAR 40 0.5 3 4
8 3 LINEAR 40 0.5 3 4
8 3 LINEAR 40 1.0 3 4
8 1 LINEAR 40 1.0 3 4 11
8 3 LINEAR 40 1.0 3 4
9 1 LINEAR 20 1.6 3 4 7
10 3 LINEAR 30 2.0 3 8
10 3 LINEAR 30 0.5 3 8
10 3 LINEAR 30 0.5 3 8
10 3 LINEAR 30 0.5 3 8
Xtalk Cancel
Scan Time
Retrig Cancel
Mask Time Rim Sens
8 3 LINEAR 40 1.5 3 4
8 3 LINEAR 40 3.0 3 8
12 5 LINEAR 40 3.0 3 12
Andere
Other 1
Other 2
AcDrTrig
“Xtalk Cancel” verandert niet wanneer u een ander Trigger-type kiest. Het valt namelijk moeilijk te voorspellen wanneer er in uw geval sprake is van overspraak. Meer details over deze parameter vindt u op blz. 80.
• Zie blz. 78 voor meer details over “Other 1” en “Other 2”.
• Kies de “AcDrTrig”-instelling wanneer u zgn. “drumtriggers” op uw akoestisch drumstel installeert en die wilt gebruiken voor het aansturen van de TD-6. Meer details hierover vindt u onder “TD-6 met akoestische drumtriggers gebruiken” (blz. 83).
44
Bespelen van de pads
b
Normale slagen op de pads en Rim Shots
Door op het slagvlak van een pad te kloppen stuurt u de “Head”-klank aan. Slaat u op de rand, dan hoort u een andere klank (namelijk meestal het over­eenkomstige Rim-geluid). Om een overtuigende Rim Shot ten gehore te brengen, moet u tegelijkertijd
op het slagvlak en de rand kloppen.
PD-7, PD-9, PD-80R, PD-120:
Laten het spelen van “Head Shots” (slagvlak) en Rim Shots toe.
PD-5, PD-6, PD-80, PD-100:
Zenden enkel “Head Shot”-signalen.
Head Shot Rim Shot
Over de pads
De PD-80R en PD-120 ondersteunen de Rim­functie enkel, wanneer u ze aansluit op TRIGGER INPUT 2 (SNARE).
Slagvlak
Slagvlak
Cross Stick
Door een “Cross Stick” te spelen stuurt u enkel het Rim-geluid aan. Bij gebruik van een PD-80R of PD-120 “werkt” de Cross Stick-techniek enkel, wanneer u alleen de rand (buitenkant van de pad) raakt. Als uw hand echter het slagvel raakt, wordt de Cross Stick niet herkend.
Slagvlak
Rand
Slagvlak
Rand
De PD-80R en PD-120 ondersteunen de Rim­functie enkel, wanneer u ze aansluit op TRIGGER INPUT 2 (SNARE). Een “Cross Stick” wordt ook wel “Closed Rim Shot” genoemd
Rand
Rand
Als u een instrument met “XS” achter de naam kiest, hoort u bij het spelen van een Rim Shot het Rim- en
ij een Cross Stick het
Cross Stick-geluid.
45
Over de pads
Cimbalen: Bow (boog)/Edge (rand)/Bell
Door op de boog van een cimbaal te slaan stuurt u de “Head”-klank aan. Door de rand of de bel te raken stuurt u het Rim-geluid aan. Ook hier is de plaats waar u de pad raakt dus bepalend voor het instrument dat u hoort (om hetzelfde resultaat te verkrijgen als op een akoestisch cimbaal).
CY-6, CY-12H, CY-14C:
Herkennen boog- en randsignalen.
CY-15R:
Naast boog- en randsignalen ondersteunt deze pad ook belsignalen. Deze laatste verkrijgt u door de bel met de rand van de stok te raken.
Boog (Bow) Rand (Edge)
Om randsignalen (EDGE) te kunnen zenden moet u de BOW/EDGE-uitgang van de CY-15R gebruiken; voor belsignalen moet u de BOW/BELL-uitgang gebruiken.
Bel
CY-15R
46
Afdempen (Chokes)
Door op een pad te kloppen en meteen daarna de rand vast te pakken kunt u de aangestuurde klank meteen weer dempen. Deze techniek wordt Choking genoemd.
Over de pads
HiHat-controlepedaal
Door een HiHat-controlepedaal (een optionele FD-7 of de bij de TD-6K geleverde FD-6) aan te sluiten beschikt u over dezelfde mogelijkheden als bij gebruik van een “echte” HiHat.
FD-7
Open HiHat:
Sla op de als HiHat fungerende pad zonder het pedaal (FD) in te trappen.
Gesloten HiHat:
Trap het pedaal in en sla op de HiHat-pad.
Voet open:
Trap het pedaal volledig in.
Voet gesloten:
Trap het pedaal in en laat het meteen weer los.
47
Over de pads
48
Eerste kennismaking
49
Drum Kits kiezen
b
b
b
De TD-6 bevat 99 Drum Kits (d.w.z. toewijzingen van instrumenten aan de pads en Triggers). Die wilt u waarschijnlijk meteen eens uitproberen.
1
2
Onder “Overzicht van de Drum Kits” (blz. 122) vindt u een overzicht van de
eschikbare Drum Kits.
Een Drum Kit is een verza­meling van instellingen die
epalen welke pads welke klanken aansturen en hoe gevoelig de TD-6 op de pad-signalen reageert. Zie ook blz. 64.
Preset Song #1 “DRUMS”
evat een drumsolo. Door tijdens de weergave ervan een andere Drum Kit te kiezen kunt u het karakter van de solo al dramatisch veranderen (blz. 54).
1
Druk op [KIT]. De bijbehorende indicator licht op en het display ziet er als volgt uit:
2
Kies met [INC/+] en [DEC/–] een andere Drum Kit.
Als u tijdens het spelen plots een patroon hoort
Eén van de Drum Kit-parameters laat toe om een Song aan een pad toe te wij­zen de weergave ervan te starten door gewoon op die pad te meppen (blz. 72).
Om een dergelijke Song weer te stoppen:
Druk op
Om te voorkomen dat de weergave zo meteen opnieuw begint:
Schakel de Pad Pattern-functie uit (blz. 72).
[STOPª]
(de
[PLAY®]
-indicator dooft).
Onder “Overzicht van de Drum Kits” (blz. 122) komt u te weten voor welke Drum Kits de Pad Pattern­functie actief is.
50
Metronoom gebruiken (Click)
b
Metronoom in-/uitschakelen
De metronoom kunt u in- en uitschakelen door op [CLICK] te drukken. De indicator van deze knop licht op als deze functie ingeschakeld is.
Metronoom aan Metronoom uit
Licht op Indicator uit
fig.Q-004a
1
U kunt zelf een klank voor de metronoom kiezen en de maatsoort instellen. Zie
lz. 86.
1
Druk op [CLICK].
De knop licht op en u hoort de metronoom.
51
Metronoom gebruiken (Click)
Volume van de metronoom (Click Level)
52
4
1
Kijk even of de [EDIT] uit is.
Als deze knop oplicht, moet u op [KIT] of [SONG] drukken.
2
Druk op [CLICK]. De knop licht op en u hoort de metronoom.
3
Druk op [EDIT].
De indicator van deze knop licht op en het display ziet er als volgt uit:
1, 3
52
4
Stel met [INC/+] of [DEC/–] het gewenste volume in.
5
Druk op [EXIT] om deze pagina weer te verlaten.
Metronoomtempo instellen
Metronoom gebruiken (Click)
421
3
1
Druk op [CLICK]. De knop licht op en u hoort de metronoom.
2
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [CLICK≈(TEMPO)] drukt. Het display ziet er nu als volgt uit:
3
Kies met [DEC/–] of [INC/+] het benodigde tempo.
4
Druk op [EXIT] om iets anders te kunnen doen.
53
Meespelen met een Song
b
b
b
Kiezen van de af te spelen Song
De TD-6 bevat een sequencer waarmee u begeleidingen en drumpartijen kunt opnemen en afspelen. 150 Songs zijn al voorgeprogrammeerd.
fig.Q-010
134
Op blz. 88 komt u te weten hoe u zelf Songs kunt opnemen.
OPGELET
Als de weergave bij het slaan op een pad plots
:
stopt
Dat wijst erop dat de Pad Pattern-functie actief is. Sommige “Songs” zijn
etrekkelijk kort (bv. maar één maat) en doen dus eigenlijk dienst als “patroon”. Door op een
epaalde pad te meppen kiest u in bepaalde geval­len een andere Song. Op
lz. 72 en 118 komt u daar meer over te weten.
2
Song kiezen
1
Druk op [SONG]. De knop licht op en het display ziet er als volgt uit:
2
Kies de gewenste Song met [INC/+] of [DEC/–] (zie blz. 132 voor een over­zicht van de beschikbare Songs).
54
Song-weergave starten
b
b
3
Druk op [PLAY®] (licht op) om de weergave te starten.
4
Druk op [STOPª] ([PLAY®] dooft) om de weergave weer te stoppen.
Eens u de weergave gestopt hebt, kunt u de volgende dingen doen:
• Door nog een keer op [STOPª] te drukken stopt u de Song-weergave.
• Druk op [®] om naar de volgende maat te gaan.
• Druk op [√] om naar de vorige maat te gaan.
Meespelen met een Song
Wie speelt wat en wanneer?
Tijdens de weergave van een Preset Song lichten de knoppen op om duidelijk te maken welke druminstrumenten u op dat moment hoort. De knoppen kunnen zelfs oplichten, wanneer u de drumpartij uitgeschakeld hebt, wat handig kan zijn voor het oefenen.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [PLAY®] drukt.
De Song-weergave begint en de knoppen van de toegewezen klanken lichten op.
HiHat
High Tom Low Tom
Kick
2. Druk op [STOPª] om de weergave weer te stoppen.
Mid Tom
Snare
Cymbalen
Zie ook blz. 93.
OPGELET
Deze functie is niet
eschikbaar voor Songs waar de drumpartij zich op het Drum Kit-spoor
evindt. (In Song #1 “DRUMS” bevindt de drumpartij zich bv. op het Drum Kit-spoor.)
55
Meespelen met een Song
Song-volume instellen
Natuurlijk is er ook een functie waarmee u de balans tussen de begeleidings­instrumenten en de Drum Kit kunt instellen om te zorgen dat u beter hoort wat u speelt. Meer bepaald kunt u de volgende twee parameters instellen: Backing Level:
ten (d.w.z. alles behalve percussie).
PercPrtLevel: Hiermee regelt u het volume van de percussiepartijen.
Hiermee verandert u het volume van de melodische instrumen-
OPGELET
Deze instellingen gelden voor alle Songs.
351
2, 4
Volume van de begeleiding instellen
1
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [SONG] drukt.
2
Stel met [INC/+] of [DEC/–] het gewenste volume in.
Volume van het percussiespoor
3
Druk op [√].
• U kunt ook de onder-
linge balans van de Parts instellen (zie blz. 98).
• Hier bepaalt u de alge-
mene balans tussen de melodische instrumen­ten en de drumpartij op het percussiespoor. Wat u zelf op de pads speelt wordt echter op het Drum Kit-spoor opgeno­men. Het volume daar­van stelt u in met de “MasterVolume”-para­meter (zie blz. 75).
56
4
Stel met [INC/+] of [DEC/–] het gewenste volume in.
5
Druk op [SONG] als u alles naar wens hebt ingesteld.
Song-tempo tijdelijk veranderen
Indien nodig, kunt u het tempo tijdens de weergave veranderen. Hierbij gaat het echter om een tijdelijke verandering die teniet wordt gedaan zodra u een andere Song kiest.
31
Meespelen met een Song
2
1
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [CLICK≈(TEMPO)] drukt.
2
Stel met [INC/+] of [DEC/–] het gewenste tempo in.
3
Druk op [EXIT] om iets anders te kunnen doen.
57
Meespelen met een Song
Drumpartij van een Song uitschakelen
U kunt de drumpartij van een opgenomen Song ook uitschakelen om ze zelf te spelen. Dat gaan we hier proberen met de Song #8, “URBAN”.
3 1
Deze instelling geldt voor alle Songs en moet dus handmatig weer veran­derd worden.
OPGELET
De nootnummers voor de uitgeschakelde drumklan­ken zijn voorgeprogram­meerd. Daar kunt u niets aan veranderen.
Op blz. 129 vindt u een overzicht van de nootnum­mers die uitgeschakeld kunnen worden.
24, 5
1
Druk op [SONG]. De bijbehorende indicator licht op en het display ziet er als volgt uit:
2
Kies met [INC/+] of [DEC/–] Song #8.
3
Start de weergave door op [PLAY®] te drukken (deze knop licht op).
58
4
Druk op [PART≈MUTE]. Deze knop licht op en de drumpartij wordt niet meer afgespeeld.
5
Om de drumpartij weer te horen moet u [PART≈MUTE] nog een keer indrukken.
Meespelen met een Song
Als u de fabrieksinstelling hanteert (Factory), scha­kelt u met [PART≈MUTE] enkel de percussie- en drumklanken uit.
Door op [SHIFT] + [PART≈MUTE] te drukken kunt u een andere partij kiezen en die in-/ uitschakelen (zie blz. 85).
59
Song-weergave via de pads
De TD-6 biedt een instelling waarmee u kunt zorgen dat u de Song-weergave kunt starten door op een pad te slaan (Pad Pattern). Dit is uiteraard enkel mogelijk op een elektronisch drumstel zoals de TD-6. De Drum Kit #14, “1ManBand” bevat een interessante toepassing hiervan. Laten we die dus even van dichtbij bekijken.
1
• Om de Pad Pattern-
functie zelf te activeren moet u de volgende instellingen maken:
“Pad Ptn (Pad Pattern)” (zie blz. 72) “Pad Ptn Velo” (blz. 73).
• Ziehier nog een aantal
bijkomende functies voor het gebruik van Songs waarvoor de Tap Playback- of One Shot­functie actief is: “Quick
Play” (blz. 96), “Reset Time” (blz. 96), “Tap Exc Sw” (blz. 96).
2
1
Druk op [KIT]. Deze knop licht op en het display ziet er als volgt uit:
2
Kies met [INC/+] of [DEC/–] Drum Kit #14.
Voor de volgende Drum Kits is de Pad Pattern­functie bij levering actief:
• #13 “Syn&Bass”
• #18 “DrumSolo”
• #97 “Tabla”
60
3
Met de volgende Trigger/pad start u de weergave van een Song (alias patroon): 1 KICK: Trap het basdrumpedaal verschillende keren in om achtereenvol-
gens alle noten van de baspartij –samen met de basdrumnoten– te spelen 9 CRASH1 Rim: Door herhaaldelijk op deze cimbaalpad te slaan kiest u ver­schillende akkoorden.
.
Meespelen met een CD (MIX IN)
.
b
Op de MIX IN-connector van de TD-6 kunt u externe signaalbronnen (CD-/ MD-speler, cassettedeck e.d.) aansluiten en als begeleiding gebruiken.
1
Sluit de CD-speler e.d. als volgt aan:
Hoofdtelefoon
of versterker, actieve
luidsprekers e.d.
CD-/MD-speler,
cassettespeler e.d.
Uitgangen
Gebruik een geschikte kabel (annex verloopstuk)
OPGELET
Om de luidsprekers niet onnodig te beschadigen moet u het volume van zowel de versterker als de TD-6 op “0” zetten alvo­rens op deze laatste iets aan te sluiten.
Stereo mini-jack
MIX IN
TD-6
2
Het signaal van de CD-speler wordt eveneens naar de OUTPUT-con­nectors en de PHONES-aansluiting van de TD-6 gestuurd.
Om de juiste balans tussen de CD e.d. en de TD-6 te
ekomen moet u het uitgangsvolume van de speler naar wens instellen.
61
TD-6 als GM-module gebruiken
De TD-6 is GM-compatibel en kan dus ook als module worden gebruikt voor de weergave van General MIDI-sequences. Indien nodig, kunt u ook de drumpartij van dergelijke GM-sequences uitschakelen om ze zelf te spelen. Meer details over dit alles vindt u op blz. 106 en 109.
Als u de TD-6 als GM-module gebruikt (blz. 106)
• De TD-6 is 16-Parts multitimbraal en kan dus evenveel verschillende klanken tegelijk weergeven.
• In de GM-mode is de interne sequencer niet beschikbaar.
• De Drum Kit-Part kan niet via MIDI worden aangestuurd. Dat moet u in Realtime (via de pads enz.) doen.
Bovendien kunt u de TD-6 ook buiten de GM-mode als module gebruiken (blz. 114).
62
Parameters
63
1. Zelf Drum Kits programmeren
Parameters van de Kit Edit-mode
KIT
INST (zie blz. 68)
Inst
Level
Pan
Pitch
Decay
AMBIENCE (zie blz. 69)
Ambience Switch
Ambience Send Level
Studio Type
Wall Type
Room Size
Ambience Level
EQUALIZER (zie blz. 71)
Master Equalizer Switch
High Gain
Low Gain
CONTROL (zie blz. 72)
Pad Pattern
Pad Pattern Velocity
Pitch Control Assign
Note Number
Gate Time
COMMON (zie blz. 75)
Master Volume
Pedal Hi-Hat Volume
Pitch Control Range
Drum Kit Name
Indien nodig, kunt u ook weer de fabrieksinstellingen laden en uw eigen Drum Kits overschrijven. Zie hiervoor blz. 77.
Drum Kit #99
Drum Kit #1
Pad-instellingen
KICK
Head1
TOM2
Head5
CRASH1
Head9
Rim9
SNARE
Head2
Rim2
AUX
Head6
CRASH2
Head10
Rim10
Instrument-parameters
Inst, Level, Pan, Pitch, Decay
Andere dingen
Functies van de Pads, Beïnvloeding van de toonhoogte, MIDI-nootnummers, MIDI Gate Time
HI-HAT
Head3
Rim3
TOM3
Head7
RIDE
Head11
Rim11
Ambience-instellingen (effect)
Aan/uit, Performance Space, Wall Surface, Room Size, Ambience-volume
TOM1
Head4
Rim4
TOM4
Head8
COPY (zie blz. 76)
EXCHANGE (zie blz. 77)
Een woordje over de Drum Kits en de Drum Kit-pagina
Over de Drum Kits
Een Drum Kit is een verzameling van instellingen die bepalen welke klanken de pads aansturen, hoe het effect wordt gebruikt, welke functie het HiHat-contro­lepedaal heeft enz.
• In het totaal zijn er 99 Drum Kits.
• Als u wilt, kunt u bestaande Drum Kits verande­ren, wat sneller gaat dan alles zelf te doen.
• De wijzigingen worden automatisch opgeslagen.
64
Equalizer-instellingen
Aan/uit, High Gain, Low Gain
Algemene Drum Kit-parameters
Drum Kit-volume, Drum Kit-naam, HiHat-controlepedaal
Zelf Drum Kits programmeren
Over de Drum Kit-pagina
De pagina, die u oproept door op [KIT] te drukken, noe­men we voortaan gewoon de “Drum Kit-pagina”.
4
312
1
Drum Kit-nummer
Hier verschijnt het nummer van de momenteel geselec­teerde Drum Kit.
2
Drum Kit-naam
De naam van de geselecteerde Drum Kit.
3
Laatst bespeelde pad
Hier ziet u welke TRIGGER INPUT het laatste signaal ontvangen heeft. “ ” slaat op het slagvlak (Head) en “ ” op de rand.
Drum Kit kiezen
Door gewoon een andere Drum Kit te kiezen kunt u de toewijzingen van de klanken aan de pads, de functies van de pads, de effectinstellingen enz. veranderen.
Onder “Overzicht van de Drum Kits” (blz. 122) vindt u de beschikbare Drum Kits.
1. Druk op [KIT].
Deze knop licht op en het display beeldt de vol­gende pagina af:
2. Kies met [INC/+] of [DEC/–] de benodigde Drum Kit
(1~99).
Pad kiezen voor het editen
Meer details over het maken van de pad-instellingen vindt u op blz. 65.
4
GM-mode aan/uit
Wanneer de TD-6 zich in de GM-mode bevindt, wordt de boodschap “ ” in het display afgebeeld. Is deze
mode niet actief, dan verschijnt op deze plaats hele­maal niets. Meer details over de GM-mode vindt u op blz. 106.
Onmiddellijk na het inschakelen is de GM-mode nooit actief.
Om de instellingen voor een pad te kunnen veranderen moet u de betreffende pad eerst selecteren. Daar bestaan twee manieren voor:
Pad kiezen door erop te slaan
1. Druk op [KIT] en vervolgens op [EDIT].
Deze twee knoppen lichten nu op.
2. Druk op [ENTER] .
3. Sla op de pad die u wilt instellen.
Het display toont nu een aantal instellingen voor deze pad.
TRIGGER INPUT-connector van de gekozen Pad
65
Zelf Drum Kits programmeren
Afkortingen in het display
Indien nodig, kunt u voorkomen dat het display telkens de instellingen van de laatst bespeelde pad afbeeldt. Als u dat doet, verschijnt het TRIGGER INPUT-nummer telkens tussen haakjes ([]). Zie blz. 67 voor meer details over het “vergrende­len” van de display-functie.
‘Bewuste’ pad-keuze
1. Druk op [KIT] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten nu op.
2. Druk op [ENTER] .
Het display beeldt nu de pagina voor het kiezen van een instrument af.
3. Houd [SHIFT] in gedrukt, terwijl u met [√] of [®] het
TRIGGER INPUT-nummer van de benodigde pad kiest.
Het aansluitingsnummer voor de betreffende pad verschijnt rechtsboven in het display. De volgorde voor het kiezen van de pads/TRIGGER INPUTs luidt als volgt:
H01 H02 R02 H03 R03 H04 R04 H05 H06 H07 H08 H09 R09 H10 R10 H11 R11
Keuze van de TRIGGER INPUT/Pad
Het display hanteert afkortingen voor het aangeven welke TRIGGER INPUT er momenteel gekozen is en welke functie die eigenlijk heeft:
Display Naam Display Naam
KIK KICK T3 TOM3
SNR SNARE T4 TOM4
HH HI-HAT CR1 CRASH1
T1 TOM1 CR2 CRASH2
T2 TOM2 RD RIDE
AUX AUX
Handige functies voor het editen
Instrumenten tijdens de keuze beluisteren (Preview)
Zelfs wanneer u helemaal geen pad op de TD-6 aange­sloten hebt, kunt u een TRIGGER INPUT kiezen (zie links) en daar een klank (INST of instrument) aan toe­wijzen. Tijdens die toewijzing kunt u de gekozen klank zelfs voorbeluisteren.
De aanslagwaarde voor het aansturen van de klank stelt u in met “Preview Velo” (blz. 85).
1. Houdt [SHIFT] ingedrukt, terwijl u met [√] en [®] de
benodigde TRIGGER INPUT kiest.
Het nummer van die aansluiting verschijnt rechts­boven in het display.
OPGELET
• Het display beeldt ook de gegevens af voor TRIGGER INPUT-connectors waarop geen pad is aangesloten c.q. een Rim-functie van een bepaalde ingang die door de gebruikte pad niet wordt ondersteund.
• De Trigger-ingangen 6 (AUX) en 8 (TOM4) zijn enkel beschikbaar wanneer u twee pads op TRIGGER INPUT Trigger Input 5/6 (TOM2/AUX) en 7/8 (TOM3/4) aan­sluit (blz. 29).
66
2. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [KIT] drukt.
Nu hoort u het laatst gekozen instrument.
Zelf Drum Kits programmeren
Note Chase: vergrendelen van het display
Note Chase is een functie die ervoor zorgt dat het dis­play telkens de instellingen van de laatst gekozen pad (door erop te spelen of het betreffende MIDI-nootnum­mer te zenden) afbeeldt.
In bepaalde gevallen is dat echter niet zo handig (bv. wanneer u het volume van een tom met dat van de ove­rige toms wilt vergelijken). Dan schakelt u de Note Chase-functie het best uit.
Om na het uitschakelen van de Note Chase-functie andere pads te kunnen selecteren moet u [SHIFT] ingedrukt houden, terwijl u op [√] of [®] drukt.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [EDIT≈(SETUP)]
drukt.
De [EDIT]-knop licht op.
2. Kies met [®] “MIDI COMMON”.
Instrumenten aan de pads toewijzen
Wat zijn ‘instrumenten?
De TD-6 bevat 1024 verschillende klanken die in 13 groepen onderverdeeld zijn, waaronder KICK, SNARE en TOM.
Die klanken moet u aan een pad toewijzen om ze te kunnen bespelen. Vervolgens kunt u er dan nog het volume, de stereopositie (Pan), de toonhoogte (Pitch) en de lengte/duur (Decay) van instellen.
Instrumenten via de groepen kiezen
De meest “logische” aanpak voor het kiezen van nieuwe instrumenten is waarschijnlijk door ze via de groep te kiezen waartoe ze behoren.
Onder “Drum-instrumenten” (blz. 124) komt u te weten welke groepen er zijn en welke instrumenten ze bevatten.
3. Druk op [ENTER] .
4. Druk op [DEC/–] om “OFF” te kiezen.
Nu verandert het display niet meer, wanneer u op een andere pad slaat.
5. Druk op [KIT] om deze pagina en functie weer te
verlaten.
Aangezien de Note Chase-functie nu uitgeschakeld is, verschijnt het TRIGGER INPUT-nummer tussen haakjes ([ ]).
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Als dat wel het geval is, moet u op deze knop drukken.
2. Druk op [KIT] en daarna op [EDIT].
Beide knoppen lichten nu op.
3. Druk op [ENTER] .
4. Sla op de pad wiens instellingen u wilt wijzigen
(als Note Chase tenminste niet uit is).
Nu ziet u de instellingen voor de betreffende TRIGGER INPUT.
Instrumentgroep
Instrumentnummer Instrumentnaam
TRIGGER INPUT­nummer
5. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u met [INC/+] of
[DEC/–] de benodigde instrumentgroep kiest.
KICK, SNARE, TOM, HI-HAT, CRASH, RIDE, PERC, SPECIAL, MELODIC, VOICES, REVERSE, FIXED HI-HAT, OFF
67
Zelf Drum Kits programmeren
Instrument kiezen
Om een instrument te kiezen (na de groep opgeroepen te hebben) moet u als volgt te werk gaan.
Onder “Drum-instrumenten” (blz. 124) vindt u een overzicht van de beschikbare instrumenten.
OPGELET
Als een bepaalde pad geen geluid mag voortbrengen, moet u daarvoor 1024 OFF” kiezen.
• Na een instrument van de “HI-HAT”-groep aan een pad toegewezen te hebben kunt u met een HiHat-controlepe­daal (optionele FD-7 of de bij de TD-6K geleverde FD-6) de open, gesloten en pedaalklank instellen/bespelen.
• Als u een HiHat-klank aan TRIGGER INPUT 3 (HI-HAT) toewijst, zorgt de TD-6 zelf voor de selectie van de bijbe­horende klanken (open/gesloten/pedaal). Kiest u echter een andere klank (bv. een Tom), dan speelt u met het HiHat-pedaal de betreffende Tom (eventueel op een ander volume, maar zonder enige andere wijziging van het geluid).
INST-parameters
Voor elk instrument zijn er vier parameters die u kunt instellen om precies het gewenste geluid te bekomen.
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk op [KIT] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten nu op.
3. Druk op [ENTER] .
4. Kies met [√] of [®] de in te stellen parameter.
Parameter
5. Sla op de pad wiens instrumentparameter u wilt
wijzigen.
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk op [KIT] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten nu op.
3. Druk op [ENTER] .
4. Sla op de pad die u wilt instellen.
Instrumentgroep
Instrumentnummer Instrumentnaam
TRIGGER INPUT­nummer
5. Kies met [INC/+] of [DEC/–] het benodigde instru-
ment (1~1024).
6. Stel met [DEC/–] of [INC/+] de gewenste waarde in.
Waarde
7. Druk op [KIT] als u alles naar wens hebt inge-
steld.
Level: instrumentvolume
Hiermee bepaalt u het volume (0~127) van het aan de geselecteerde pad toegewezen instrument. Hoe groter de waarde, hoe luider het instrument wordt. De waarde “0” betekent dat u het betreffende instrument niet hoort, wanneer u op de toegewezen pad slaat.
Het pedaalvolume van de HiHat stelt u in met “Pedal HH Vol” (blz. 75).
Door [SHIFT] ingedrukt te houden, terwijl u op [INC/+] of [DEC/–] drukt, kiest u een andere groep (blz. 67).
68
Zelf Drum Kits programmeren
Pan: stereopositie van het instrument
Hiermee bepaalt u waar het instrument zich in het ste­reo-geluidsbeeld moet bevinden. Een uitgekiende “panning” van de verschillende instrumenten zorgt voor een indrukwekkender geluid.
OPGELET
• De Pan-instellingen gelden altijd voor het slagvlak (H) en de rand (R) samen. Als u dus één van beide verandert, dan geldt dat ook automatisch voor de andere.
• Deze instelling hoort u maar, wanneer u de TD-6 in ste­reo op uw versterker aansluit.
L15: Het geluid bevindt zich helemaal links.
CENTER: Het geluid bevindt zich in het midden.
R15: Het geluid bevindt zich helemaal rechts.
RANDOM: De stereopositie verandert telkens wanneer u op
de toegewezen pad slaat.
ALTERNATE: Het geluid springt bij elke mep afwisselend van
links naar rechts en terug.
Pitch: toonhoogte/stemming
Met de Pitch-parameter kunt u de toonhoogte van het instrument veranderen (–480~+480) om het geluid iets meer “buik” of “vinnigheid” te geven. Kies “0” om de originele toonhoogte van het instrument te hanteren.
Decay: duur van het geluid
Hiermee bepaalt u hoe snel het instrument na het slaan op een pad uitsterft. Hoe groter de waarde (–31~+31), hoe langer het geluid blijft nazinderen. Kies “0” als u het met de gesampelde duur eens bent.
OPGELET
Ook hier geldt dat de duur vanaf een bepaalde waarde soms niet meer verandert.
Volume
-31 0 Decay
+31
Tijd
Effectinstellingen (Ambience)
De Ambience-parameters houden verband met het effect dat u voor elke Drum Kit (dus niet voor elk instrument apart) kunt programmeren. Aangezien het iets anders gestructureerd is dan een galmeffect (met parameters, zoals de plaats waar het drumstel zich bevindt, het materiaal van de muren e.d.), heet het effect “Ambience” i.p.v. “Reverb”.
1. Druk op [KIT] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten nu op.
2. Kies met [®] “AMBIENCE”.
OPGELET
Bij bepaalde instrumenten verandert de toonhoogte vanaf een bepaalde waarde niet meer. Maar op dat moment is er van een natuurlijke klank al lang geen sprake meer.
3. Druk op [ENTER] .
4. Kies met [√] en [®] de parameter die u wilt editen.
Parameter
5. Stel met [INC/+] of [DEC/–] de waarde van die para-
meter in.
6. Druk op [KIT] als u alles naar wens hebt inge-
steld.
69
Zelf Drum Kits programmeren
Ambience Sw: effect aan/uit
Hiermee kunt u het Ambience-effect in- en uitschake­len.
Wall Type: helderheid van de galm
Hiermee kiest u het materiaal van de muren in de gese­lecteerde (denkbeeldige) ruimte. Dat bepaalt hoe sterk het geluid weerkaatst wordt.
WOOD: Simuleert een ruimte met veel hout. Dat zorgt
Amb Send Level: effectaandeel voor de instrumenten
Zoals gezegd zijn de effectinstellingen voor alle instru­menten van een Drum Kit dezelfde. U kunt echter voor elke instrument apart instellen hoe sterk het door het effect moet worden bewerkt (0~127). Dat zorgt voor meer “diepte” in uw drumgeluid. Kies “0” voor instru­menten (bv. de Kick) die niet van effect moeten worden voorzien. Alvorens het effectaandeel voor een instru­ment in te stellen moet u het kiezen door op de betref­fende pad te slaan (als Note Chase ingeschakeld is, blz. 67).
PLASTER: Simuleert een ruimte met geplaasterde muren.
GLASS: Een ruimte met veel glas. De galm (en sound) is
Room Size: grootte van de ruimte
Hiermee bepaalt u de grootte van de ruimte – en dus de lengte van de galm.
voor een warm geluid.
Dit zorgt voor een uitgesproken “natuurlijke” galm.
dan ook betrekkelijk fel.
Na het instellen van de Send Level-waarden vindt u misschien dat de Drum Kit in z’n geheel teveel of te weinig effect bevat. Dat kunt u dan met Amb Level (zie verderop) veranderen.
Studio Type: ruimte kiezen
De TD-6 bevat negen verschillende Ambience-types die bepaalde ruimten simuleren. Die noemen we voor het gemak gewoon “Studio Types”, omdat ze de akoestiek van een studio (of andere ruimte) simuleren. Hier kiest u dus de benodigde “akoestiek”.
Studio: LIVING (woonkamer), BATHROOM (badkamer), STUDIO (studio), GARAGE, LOCKER (kleedkamer), THEATER, CAVE (hol), GYM (sportzaal), STADIUM (overdekt stadion, hal)
Room Size: SMALL, MEDIUM, LARGE
Amb Level: volume van de galm
Hiermee stelt u in hoe luid de galm ten opzichte van de niet bewerkte Drum Kit moet zijn (0~127). Hoe groter de waarde, hoe luider het Ambience-effect wordt. Als u hier “0” kiest, hoort u zelfs dan geen galm, wanneer u de Send Level-parameter van minstens één instrument op “127” hebt gezet.
70
Zelf Drum Kits programmeren
Equalizer: toonregeling
Het algemene geluid van de Drum Kit kunt u nog een beetje “bijkleuren” door bv. de bas iets op te halen en de hoge tonen wat af te zwakken.
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk op [KIT] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten nu op.
3. Kies met [®] “EQUALIZER”.
4. Druk op [ENTER] .
5. Kies met [√] en [®] de parameter die u wilt editen.
Master EQ Switch
Hiermee schakelt u de Equalizer in of uit. Dit geldt tel­kens voor alle instrumenten van de Drum Kit.
High Gain, Low Gain
(–12dB~+12dB) Met “High Gain” bepaalt u het volume van de hoge tonen (en dus hoe helder/dof het geluid is). Low Gain daarentegen laat toe om de bas op te halen of af te zwakken. Kies “0” voor High of Low Gain als u de betreffende frequenties ongemoeid wilt laten.
Parameter
6. Stel met [INC/+] of [DEC/–] de gewenste waarde in.
Waarde
7. Druk op [KIT] als u alles naar behoren hebt inge-
steld.
Ambience
Send Level
Ambience
Drum Kit
Head x 11
Rim x 6
Part
Part1–4
Level
Level
Master
Volume
x 17
x 4
x 17
Pan
x 17
Ambience
Send Level
x 4
Pan
x 4
Ambience
Send Level
Studio Wall Type Room Size Amb Level
Equalizer
High Gain Low Gain
Percussion
Level
71
Zelf Drum Kits programmeren
Control: instellingen voor de pads
In deze parametergroep vindt u verschillende dingen die bv. toelaten een (korte) Song te starten door op een bepaalde pad te slaan (Pad Pattern) of de toonhoogte van de instrumenten te veranderen via het HiHat-con­trolepedaal (Pitch Ctrl, blz. 73). Bovendien vindt u hier parameters waarmee u het MIDI-nootnummer van de pads en de MIDI-lengte van de meppen kunt instellen.
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk op [KIT] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten nu op.
3. Kies met [®] “CONTROL”.
4. Druk op [ENTER] .
5. Kies met [√] en [®] de parameter die u wilt instel-
len.
Pad Pattern: Songs starten door op een pad te slaan
De Pad Pattern-functie laat toe om de weergave van de gekozen Song te starten door op een bepaalde pad te slaan. Dat is handig voor het oefenen en laat bovendien toe om bepaalde riedeltjes in uw drumsolo te integre­ren. Eén en ander doen we zo meteen uit de doeken. Eerst willen we het echter nog over het volgende heb­ben:
Een belangrijk aspect voor het gebruik van de Pad Pat­tern-functie is de weergavemethode (“Play Type”, blz. 96) van de toegewezen Song.
LOOP Aan het einde van de gestarte Song keert de se-
quencer terug naar het begin en speelt hij de Song opnieuw af – en dit zo vaak tot u de weer­gave weer stopt.
ONE SHOT Een via een pad gestarte Song wordt maar één
keer afgespeeld. Telkens wanneer u op een pad slaat begint de weergave vanaf het begin.
Tap De Song wordt “ontrafeld”. Dat betekent dat u
met elke mep op de toegewezen pad telkens de volgende noot van die Song ten gehore brengt. De meest voor de hand liggende toepassing hier­van is dat u met de Kick Trigger niet alleen de basdrumpartij speelt, maar via de Pad Pattern­functie zorgt dat tegelijk ook een baspartij wordt weergegeven. Voordeel: uw “ritmesectie” is su­per-“tight”.
Parameter
6. Sla op de pad die u wilt instellen.
7. Kies met [INC/+] of [DEC/–] de benodigde waarde.
Waarde
8. Druk op [KIT] als u alles naar wens hebt inge-
steld.
OPGELET
• Er kan telkens maar één “LOOP”- of “ONE SHOT”-Song tegelijk worden afgespeeld. Als u dus aan twee of meer pads Songs met één van deze “Play Types” toewijst, stopt de eerst gestarte Song, zodra u op een tweede pad slaat waaraan eveneens een “LOOP”- of “ONE SHOT”-Song toegewezen is.
• Songs, die het “TAP”-principe hanteren, kunnen samen met een “LOOP”- of “ONE SHOT”-Song worden. Zo kunt u dus een akkoordbegeleiding (Loop/One-Shot) voorzien van een “getapte” baspartij.
• Sommige Songs zijn uiterst kort: ze bevatten maar enkele noten of zelfs maar één akkoord. Dat kan nare gevolgen opleveren.
• Niet alle Songs hanteren dezelfde instrumentinstellin­gen. Dat kan ertoe leiden dat het soms even duurt alvo­rens de weergave van de volgende Song op dreef komt.
• In de GM-mode is Pad Pattern niet beschikbaar.
• De noten van de via de Pad Pattern-functie gestarte Songs kunnen niet met een sequencer worden opgeno­men.
• Naast “Play Type” biedt de TD-6 nog bijkomende instel­lingen voor “ONE SHOT”- en “TAP”-Songs. Zie hiervoor “Quick Play”, “Reset Time” en “Tap Exc Sw” (blz. 96).
72
Zelf Drum Kits programmeren
Play Type Song-nummer
Song-naam
(OFF, 1~250) Met de Pad Ptn-functie kunt u aan de benodigde pads Songs toewijzen en die dan starten door op die pads te slaan. Teneinde de Song-keuze zo efficiënt mogelijk te laten verlopen, kunt u gebruik maken van de volgende functies:
• Door [SHIFT] ingedrukt te houden, terwijl u op [DEC/–] of [INC/+] drukt kunt u Song-categorieën kie­zen. Dat versnelt de zoektocht naar het benodigde riedeltje.
• Tijdens de keuze van de geschikte Song kunt u hem met [SHIFT] + [KIT] afspelen (Preview). Zo weet u wat u aan een pad toewijst.
• Als u een pad enkel voor het starten van een Song wilt gebruiken (en dus niet voor het aansturen van een instrument), moet u de Level-parameter van de betreffende pad op “0” zetten (zie blz. 68).
Pitch Ctrl
Ziehier een functie waarmee u voor elke TRIGGER INPUT en “H” en “R” kunt instellen of de toonhoogte van het aan het betreffende slagvlak/rand toegewezen instrument al dan niet moet veranderen, wanneer u het HiHat-controlepedaal intrapt. De meest voor de hand liggende toepassing hiervan is dat u deze functie acti­veert voor pads waarmee u paukenklanken e.d. aan­stuurt. Ook “Talking Drums”-effecten kunt u dankzij deze functie moeiteloos verkrijgen. Zolang u het HiHat-pedaal niet intrapt, hanteert het aangestuurde instrument de ingestelde/voorgeprogrammeerde toon­hoogte. Kies “OFF” voor alle pads die niet op dit Pitch­effect mogen reageren.
Met “PchCtrlRange” (blz. 75) kunt u het bereik instellen waar­binnen de toonhoogte met het HiHat-controlepedaal kan wor­den ingesteld.
Pad Pattern Velo
Indien nodig, kunt u het volume van de met de Pad Pattern-functie gestarte Song(s) via de aanslag (kracht waarmee u slaat) beïnvloeden. Als u hier “OFF” kiest, heeft de kracht waarmee u op de toegewezen pad slaat geen invloed op het weergavevolume van de Song.
OPGELET
• In de GM-mode is deze parameter niet beschikbaar.
• Als u een pad kiest waarvoor u “Pad Ptn” op “OFF” hebt gezet, beeldt het display “ ” af om duidelijk te maken dat de Velo-parameter niet kan worden ingesteld.
• Als het HiHat-pedaal enkel voor het bepalen van de toonhoogte mag dienen (en dus geen open- of dichtklap­pend HiHat-geluid mag aansturen), moet u “Pedal HH Vol” op “0” zetten (blz. 75).
• Als u duidelijke trappen in de veranderingen van de toonhoogte opmerkt, moet u “PdlDataThin” op “1” of zelfs “OFF” zetten (zie blz. 106).
Note No.: MIDI-nootnummers van de pads
Indien nodig, kunt u aan alle ondersteunde Triggers van een Drum Kit (“H” en “R” voor de verschillende TRIGGER INPUTs) de gewenste MIDI-nootnummers toewijzen. Echt slim is dat niet, maar het kan wel om bv. te zorgen dat een externe sequencer telkens de juiste instrumenten van de TD-6 aanstuurt.
OPGELET
In de GM-mode is deze parameter niet beschikbaar.
In het geval van de HiHat (die verschillende nootnum­mers omhelst wegens open/gesloten, pedaal op/neer) verandert u het best enkel het nootnummer van de “Open Hi-Hat” (aanvankelijke instelling: 46 (A#2)). De overige HiHat-nootnummers (“Closed HiHat”, 42 (F#2)
73
Zelf Drum Kits programmeren
en “Pedal HiHat”, 44 (G#2)) veranderen dan namelijk automatisch mee. Zo bespaart u heel wat tijd.
Als u het nootnummer voor van de open HiHat bv. op “60 (C4)” zet, krijgt de gesloten HiHat automatisch het nummer “56 (G#3)” toebedeeld, terwijl de Pedal HiHat op “58 (A#3)” wordt gezet.
Meer details over de voorgeprogrammeerde nootnummers vindt u onder “Drum Kit- nootnummers” (blz. 129).
Note No. (nootnummer): 0 (C -)~127 (G 9)
Externe MIDI-instrumenten aansturen
Als u de op de TD-6 aangesloten pads voor het aanstu­ren van externe MIDI-instrumenten wilt gebruiken, moet u met Note No. zorgen dat de pads de juiste noot­nummers zenden. Enkel dan bent u er namelijk zeker van dat u bij het slaan op de pads ook de juiste klank/ toonhoogte van de externe module, sampler, e.d. hoort.
OPGELET
Als u aan twee of meer pads hetzelfde nootnummer toegewezen hebt, beeldt het display achter dat adres een “*” af om duidelijk te maken dat u het betreffende instrument bij ontvangst van dat MIDI-nootnummer niet zal horen.
Laten we even een concreet voorbeeld bekijken: wanneer u het nootnummer “38 (D2)” aan H02, R02) (slagvlak en rand van de op TRIGGER INPUT 2 aangesloten pad) en H04 (slagvlak van TRIGGER INPUT 4) toewijst, ziet het display er als volgt uit:
Trigger Input 2 (SNARE) slagvlak [kleinste nummer]
Trigger Input 2 (SNARE) rand [conflict met "H"]
TD-6 via MIDI aansturen (gebruik als module)
Zolang de TD-6 zich niet in de GM-mode bevindt, rea­geert hij uitsluitend op de nootnummers die u aan de pads toegewezen hebt. U moet dan ook zorgen dat de sequencer e.d. precies die nootnummers zendt.
De TD-6 laat toe om voor de Drum Kit-Part en de Percussion­Part MIDI-kanaal “10” te kiezen. Dat is het kanaal dat in de regel voor de drum- en percussiepartijen wordt gebruikt. Als u voor twee of meer Parts hetzelfde MIDI-kanaal kiest, moet u met “CH10Priority” instellen of de Drum Kit-Part, dan wel de Percussion-Part op via MIDI ontvangen nootcom­mando’s moet reageren (zie blz. 105). U kunt namelijk nooit twee Parts via hetzelfde MIDI-kanaal aansturen.
Als u aan twee of pads hetzelfde nootnummer toewijst
In dat geval zouden er bij ontvangst van het betref­fende nootnummer verschillende instrumenten (van de betreffende pads) samen moeten klinken. Dat kan ech­ter niet. Daarom hoort u enkel het instrument van de pad met het kleinste INPUT TRIGGER-nummer.
Als u aan het slagvlak (H) en de rand (R) hetzelfde nootnummer toewijst, hoort u bij ontvangst van het betreffende MIDI-nootnummer enkel de H-klank.
Trigger Input 4 (TOM1) slagvlak
In dit geval hoort u dus enkel het instrument van het slagvlak van de op TRIGGER INPUT 2 (SNARE) aan­gesloten pad. De verklaring hiervoor vindt u hierbo­ven.
Gate Time: duur van de MIDI-signalen
Voor elke pad kunt u apart instellen hoe lang het sig­naal is dat naar de MIDI OUT-connector van de TD-6 wordt gestuurd, wanneer u op de betreffende pad slaat.
(0.1~8.0 sec, in 0,1-seconden-stappen) Net zoals de meeste percussiemodules heeft de TD-6 namelijk vol­doende aan een noot-aan-commando. Die noot moet echter ook weer uitgeschakeld worden, omdat ze anders blijft doorklinken. Zolang u enkel met de TD-6 werkt, is dit van weinig belang. Eens u echter externe modules, samplers enz. begint aan te sturen, moet u
74
Zelf Drum Kits programmeren
zorgen dat elke noot maar een bepaalde duur heeft. En die duur stelt u met deze parameter in.
Bij levering –en na laden van de fabrieksinstellingen– staat Gate Time op de kleinste waarde ingesteld, omdat deze parameter voor de TD-6 van geen belang is. Voor sommige externe samplers kan dit echter te kort zijn. En dan moet u hier een grotere waarde instellen.
OPGELET
In de GM-mode is deze parameter niet beschikbaar.
Common: algemene Drum Kit­parameters
Naast de effect- en EQ-instellingen biedt de TD-6 nog een aantal andere algemene Drum Kit-parameters.
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk op [KIT] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten nu op.
zen instrumenten) in. Hoe groter de waarde, hoe hoger het volume. Als u “0” kiest, hoort u de betreffende Drum Kit niet meer.
Met de Level-parameter (zie blz. 68) kunt u het volume van de instrumenten individueel instellen.
Pedal HH Vol
De Pedal HiHat-klank hoort u, wanneer u het aangeslo­ten HiHat-controlepedaal intrapt. Deze klank staat los van de pads. Met deze parameter bepaalt u het volume van de pedaalklank (0~15). Als u “0” kiest, hoort u de pedaalklank niet meer, wanneer u het pedaal intrapt. Maar het pedaal kan dan nog steeds worden gebruikt voor het sturen van de toonhoogte. Zie daarvoor “Pitch Ctrl” (blz. 73).
3. Kies met [®] “COMMON”.
4. Druk op [ENTER] .
5. Kies met [√] of [®] de parameter die u wilt instel-
len.
Parameter
6. Stel met [INC/+] of [DEC/–] de gewenste waarde in.
Waarde
7. Druk op [KIT] als u alles naar behoren hebt inge-
steld.
Master Volume
(0~127) Met deze parameter stelt u het algemene volume van de gekozen Drum Kits (dus alle toegewe-
Het volume van de aan de pads toegewezen instrumenten bepaalt u met de Level-parameter (zie blz. 68).
Pch Ctrl Range
(–24~+24) We hadden het daarnet al over de mogelijk­heid om het HiHat-controlepedaal te gebruiken voor het beïnvloeden van de toonhoogte van de toegewezen pads (zie blz. 73).
Hiermee bepaalt u het interval voor dergelijke buigin­gen. De hier ingestelde waarde wordt gehanteerd, wan­neer u het pedaal volledig intrapt. Zodra u het pedaal weer loslaat, keert de toonhoogte terug naar de oor­spronkelijke waarde.
Het instelbereik slaat op halve tonen. Eén octaaf beslaat 12 halve tonen. Dat betekent dan ook dat de toon­hoogte maximaal twee octaven naar omhoog (+24) of omlaag (–24) kan worden verschoven. “0” betekent dat de toonhoogte niet verandert.
De instelling van deze parameter wordt enkel gehanteerd,
75
Zelf Drum Kits programmeren
wanneer u “Pitch Ctrl” voor minstens één parameter op “ON” zet. Zie ook blz. 73.
• Om te voorkomen dat u tijdens het beïnvloeden van de toonhoogte ook de gesloten HiHat hoort, moet u “Pedal HH Vol” op “0” zetten (zie blz. 75).
• Om traploze toonhoogteveranderen te verkrijgen moet u “PdlDataThin” op “1” of “OFF” zetten (zie blz. 106).
Kit Name
Aan elke zelf geprogrammeerde of gewijzigde Drum Kit kunt u een naam van maximal 8 tekens geven.
Breng de cursor met [√] of [®] naar de positie waarvoor u een ander teken wilt programmeren en kies met [INC/+] en [DEC/–] het benodigde teken.
Copy: kopiëren, initialiseren van Drum Kits
Indien nodig, kunt u alle instellingen van een Drum Kit (effect, instrumenten, EQ enz.) naar een ander Drum Kit-geheugen kopiëren en als basis gebruiken voor een nieuwe Kit.
Tijdens het kopiëren wordt de Drum Kit in het geheu­gen van bestemming overschreven. Controleer dus eerst of u die daadwerkelijk niet meet nodig hebt.
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk op [KIT] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten nu op.
3. Kies met [®] “COPY”.
De volgende tekens staan ter beschikking:
spatie
• Door [SHIFT] ingedrukt te houden, terwijl u op [INC/+] drukt, kunt u heel snel naar de volgende tekens springen: hoofdletters kleine letters 0 ! spatie. Met [SHIFT] + [DEC/–] doorloopt u deze stadia in omgekeerde volg­orde.
• Met [SHIFT] + [√] wist u het door de cursor aangeduide teken en maakt u de naam korter (er blijft dus geen spatie over op de betreffende plaats).
• Met [SHIFT] + [®] kunt u op de plaats van de cursor een spa­tie invoegen en de navolgende tekens één positie verder naar rechts verschuiven.
4. Druk op [ENTER] .
5. Kies met [INC/+] of [DEC/–] de te kopiëren Drum
Kit.
Naam van de Drum KitNummer van de Drum Kit
Src (te kopiëren Drum Kit): P01~P99 (voorgeprogrammeerde Drum Kits), U01~U99 (User-geheugens voor uw eigen Kits)
Om weer de fabrieksinstellingen voor een Drum Kit te laden, moet u een Drum Kit met een “P” (P01~P99) selecteren.
6. Druk op [®].
Nu verschijnt de pagina waar u het Drum Kit­geheugen van bestemming kunt kiezen.
7. Kies met [INC/+] of [DEC/–] het Drum Kit-geheugen
dat de kopie moet bevatten.
76
Dst (bestemming): U01~U99 (User-geheugens)
8. Druk op [ENTER] .
Zelf Drum Kits programmeren
Als u de Drum Kit toch niet wilt kopiëren, moet u nu op [EXIT] drukken.
9. Druk nog een keer op [ENTER] om de data te
kopieren.
Zodra dat gebeurd is, beeldt het display de vol­gende boodschap af:
10.Druk op [KIT] als u geen bijkomende Drum Kits
meer wilt kopiëren.
Fabrieksinstellingen voor de geselecteerde Drum Kit laden
Er bestaan twee methoden voor het laden van een voorgeprogrammeerde Drum Kit:
• U kunt eender welke Preset Drum Kit naar het gewenste Dst-geheugen kopiëren (kies een Drum Kit met een “P”).
• Of u kunt gebruik maken van de Factory Reset­functie (zie blz. 34) en daar “THIS DRUM KIT” kie­zen.
5. Kies met [INC/+] en [DEC/–] de eerste van de twee
Drum Kits die van plaats moeten veranderen.
Drum Kit-naamDrum Kit-nummer
Exchange (XCHG) werkt enkel voor User Drum Kits.
6. Druk op [®].
7. Kies met [INC/+] of [DEC/–] de tweede Drum Kit die
naar het geheugen van de eerder gekozen Drum Kit verhuizen.
8. Druk op [ENTER] .
Druk op [EXIT] als u de uitwisseling toch niet wilt laten doorgaan.
9. Dit moet u even bevestigen door nog een keer
op [ENTER] te drukken.
Zodra de omruiling voltooid is, verschijnt de vol­gende boodschap in het display:
Exchange
Indien nodig, kunt u twee Drum Kits van plaats doen ruilen, wat live een goede zet kan zijn om de Drum Kits in de volgorde van de te spelen nummers op te kunnen roepen.
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk op [KIT] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten nu op.
3. Kies met [®] “EXCHANGE”.
4. Druk op [ENTER] .
10.Druk op [KIT] als u alle omruiloperaties uitge-
voerd hebt.
77
2. Pad- en Trigger-instellingen
Beschikbare SET-UP/TRIG-parameters
SETUP
TRIG BASIC-parameters (zie blz. 79)
Trigger Type
Sensitivity
Threshold
Trigger Curve
Crosstalk Cancel
TRIG ADVNCD-parameters (zie blz. 81)
Scan Time
Retrigger Cancel
Mask Time
Rim Sensitivity
Over het display
Afkortingen in het display
Het display hanteert afkortingen voor het aangeven welke TRIGGER INPUT er momenteel gekozen is en welke functie die eigenlijk heeft:
Aangeven welke pads u gebruikt (Trigger Type)
Om te zorgen dat de TD-6 accuraat op uw spel reageert moet u aangeven met welke pads u werkt. Het meren­deel daarvan hebben we al op blz. 38 uit de doeken gedaan. Hier gaan we dus enkel de nieuwe aspecten vermelden. Interessant is in dit verband dat u ook met de “Mesh Head” pads (gaas) PD-80R en PD-120 kunt werken en zelfs de rand ervan kunt gebruiken.
Wanneer u een pad-type instelt, kiest de TD-6 automa­tisch een aantal instellingen die daar vermoedelijk het beste bij passen. Dat is echter niet altijd het geval. Daarom moet u bepaalde parameters daarna nog hand­matig editen.
BASIC-parameters (zie blz. 79):
• Sensitivity
• Threshold
• TrigCurve
ADVNCD-parameters (zie blz. 81):
• Scan Time
• Retrig Cancel
• Mask Time
• Rim Sens
Display Naam Display Naam
KIK KICK T3 TOM3
SNR SNARE T4 TOM4
HH HI-HAT CR1 CRASH1
T1 TOM1 CR2 CRASH2
T2 TOM2 RD RIDE
AUX AUX
Weergave van het ingangsniveau van de pads
Het display hanteert de volgende icoontjes voor het aanduiden van het pad-niveau. Hier wordt er dus
gebruik gemaakt van het vlaggensysteem ( ) dat al elders aan bod is gekomen.
Indicator (maximum)Maximale waarde
Op blz. 44 vindt u een overzicht van de meest geschikte para­meters. Zie blz. 38 voor de basiswerkwijze.
• Als u een pad van een ander merk op de TD-6 wilt aan­sluiten, kiest u het best de instelling “PD7/9” (voor een andere basdrumeenheid begint u het best met “KD Type”). Als dat niet het gewenste resultaat oplevert, moet u “P1” kiezen. “P2” levert een nog gelijkvormigere res­pons op, maar zorgt wel voor een langere “Scan Time” (blz. 81); dat betekent dan weer dat de afstand tussen twee aanslagen ±0,003 seconden langer wordt, wat soms voor een vreemd resultaat zorgt. “Other 1" en “Other 2" zijn vooral bedoeld voor pads met een iets minder “directe” Trigger-golfvorm.
OPGELET
Voor bepaalde pads van andere merken vindt u misschien nooit geschikte instellingen. Daarom raden we aan om uitsluitend met pads van Roland te werken.
78
Pad- en Trigger-instellingen
TRIG Basic: de belangrijkste pad-parameters
De hierna beschreven parameters (met uitzondering van “Xtalk Cancel”) worden tijdens het kiezen van een Trigger-type automatisch ingesteld. Maar niets belet u natuurlijk om die instellingen hier en daar nog wat bij te sturen.
1. Druk op [SHIFT] + [EDIT≈(SETUP)]. Deze laatste licht
op.
2. Kies met [®] “TRIG BASIC”.
3. Druk op [ENTER] .
4. Kies met [√] of [®] de parameter die u wilt editen.
Threshold
Met deze parameter bepaalt u hoe sterk een door de TD-6 ontvangen Trigger-signaal moet zijn om als dus­danig herkend te worden. Stel deze waarde voor elke TRIGGER INPUT zo in dat de TD-6 zelfs op lichte sla­gen reageert, maar geen rekening houdt met signalen van naburige pads. In het volgende voorbeeld zal enkel signaal B het toegewezen instrument aansturen. A en C liggen beneden de drempel en worden dan ook gene­geerd.
Threshold
CBA
Hoe groter de waarde, hoe moeilijker het wordt om zelfs met lichte slagen (bij roffels of “Ghost Notes”) nog het toegewezen instrument aan te sturen.
Parameter
5. Sla op de pad die u wilt instellen.
De instellingen voor die pad verschijnen nu in het display.
6. Stel met [INC/+] of [DEC/–] de gewenste waarde in.
Waarde
7. Druk op [KIT] of [SONG] als u alles naar behoren
hebt ingesteld.
Sensitivity: gevoeligheid van de pads instellen
Met de Sensitivity-parameter bepaalt u de gevoeligheid van de pad (1~16). Hoe groter de waarde, hoe luider het aangestuurde instrument zelfs bij een zachte aan­slag zal klinken. Stel deze waarde zo in dat de indicator (en het vlaggetje) enkel bij de hardste meppen het maximale niveau aanduidt.
(0~15) Om de optimale waarde in te stellen verdient het aanbeveling om bij elke verandering telkens een paar noten te spelen. Vooral roffels zou u moeten uitprobe­ren.
Trigger Curve
Met deze parameter bepaalt u hoe en hoe snel het volume verandert onder invloed van de kracht waar­mee u aanslaat. Kies hier de curve waarmee u de natuurlijkste respons voor uw manier van spelen ver­krijgt.
LINEAR: Dit is de normale instelling die waarschijnlijk de meest natuurlijke respons oplevert.
Volume
LINEAR
Slagkracht
79
Pad- en Trigger-instellingen
EXP1, EXP2: In vergelijking met LINEAR moet u hier al betrekkelijk hard slaan om echte verschillen in volume te horen
Volume Volume
.
Slagkracht
EXP2EXP1
LOG1, LOG2: In vergelijking met LINEAR zorgen hier
vooral kleine aanslagwaarden voor duidelijke volume­verschillen.
Volume Volume
Slagkracht
LOG2LOG1
SPLINE: Deze curve zorgt voor de meest markante
volumeverschillen naarmate u harder of zachter aan­slaat.
Volume
Slagkracht
SPLINE
Xtalk Cancel: overspraak van andere pads indijken
Als u twee pads aan dezelfde stand vastschroeft, kun­nen de trillingen bij het slaan op één van beide zo hard zijn dat de andere pad eveneens een Trigger-signaal zendt. Naar gelang de Sensitivity-, Threshold-, en Trig Curve-instellingen kan het dan gebeuren dat het instru­ment van de tweede pad eveneens wordt aangestuurd, zodat u telkens twee klanken hoort. Dit fenomeen noem je “overspraak” (of “Crosstalk” in het Engels).
Met Xtalk Cancel kunt u dat voorkomen. Wees echter voorzichtig: als u een te grote waarde instelt, kan het gebeuren dat de pad ook niet meer op wél bedoelde lichte slagen reageert. Kies “OFF” als er bij uw setup geen sprake is van overspraak.
In sommige gevallen kunt u overspraak al voorkomen door de pads gewoon iets verder uit elkaar te hangen.
Voorbeeld: u hoort telkens de HiHat, wanneer u op de Snare-pad slaat
Sla een aantal keren op de Snare-pad en stel tegelijk de “Xtalk Cancel”-waarde van de HiHat-pad in (op een waarde tussen 20 en 25). Hiervoor verdient het aanbe­veling om de Note Chase-functie uit te schakelen (zie blz. 67).
Instelbereik: OFF, 20, 25, 30, 35, 40, 45, 50, 55, 60, 65, 70, 75, 80
LOUD1, LOUD2: Hier is er maar beperkt sprake van “dynamiek”. Het voordeel van deze curven is evenwel dat u zelfs bij een betrekkelijk lichte aanslag al een redelijk hoog volume bereikt. Kies één van deze curven wanneer u met drumtriggers (een soort contactmicro­foon) werkt.
Volume Volume
Slagkracht
LOUD2LOUD1
80
Pad- en Trigger-instellingen
Geavanceerde Trigger­parameters (ADVNCD)
De hier beschreven parameters worden bij het kiezen van het Trigger-type (zie blz. 38) automatisch ingesteld. Toch levert dat niet altijd het verwachte resultaat op. U kunt de waarden dus zelf nog veranderen. Onthoud echter wel dat dit een beetje tijd vergt, omdat we hier al te maken hebben met betrekkelijk “gespecialiseerde” parameters.
1. Druk op [SHIFT] + [EDIT≈(SETUP)].
De [EDIT]-knop licht op.
2. Kies met [®] “TRIG ADVNCD”.
3. Druk op [ENTER] .
4. Kies met [√] of [®] de parameter die u wilt editen.
Scan Time
De TD-6 is een elektronische drummodule, en de pads zijn eveneens elektronisch. Niet alle pads zenden het­zelfde soort signaal (“Trigger”): het ene signaal komt al wat sneller op dan het andere. Met Scan Time bepaalt u hoe lang de TD-6 naar een Trigger-signaal van een pad “kijkt en luistert” alvorens te beslissen dat u wel dege­lijk op de pad geslagen hebt. Dat zorgt ervoor dat de kracht, waarmee u de pads aanslaat, nauwkeuriger wordt herkend.
Er schuilt echter ook een addertje onder het gras: hoe groter de Scan Time-waarde, hoe langer het duurt alvo­rens de gespeelde noten hoorbaar worden.
Scan Time
Tijd
Parameter
5. Sla op de pad wiens ADVNCD-instellingen u wilt
wijzigen.
Het display beeldt nu de waarde voor de gekozen pad af.
6. Stel met [DEC/–] of [INC/+] de nieuwe waarde in.
Waarde
7. Druk op [KIT] of [SONG] als u alles naar tevreden-
heid hebt ingesteld.
Sla herhaaldelijk op de in te stellen pad, terwijl u de Scan Time-waarde (0~4,0 msec) in kleine stappen zo ver verhoogt tot u geen volumeverschillen meer hoort bij een gelijkblijvende aanslag. Probeer tevens harde en zachte slagen uit om te kijken of de TD-6 accuraat rea­geert.
Retrigger Cancel
Bepaalde pads en bijna alle drumtriggers zenden nooit precies dezelfde Trigger-golfvormen. Soms is er al bijna sprake van heuse vervorming, waarmee hier bedoelt wordt dat het niveau van de golfvorm naar het einde toe plots nog eens drastisch toeneemt. Met Retrigger Cancel zorgt u ervoor dat er geen ongewenste dubbel­slagen e.d. kunnen optreden. In het volgende voor­beeld zou piek “A” er bv. toe leiden dat het betreffende instrument nog eens wordt aangestuurd.
A
Tijd
81
Pad- en Trigger-instellingen
(1~16) Ook hier moet u echter voorzichtig te werk gaan, omdat een grote Retrigger Cancel-waarde ook wel bedoelde (lichte) slagen zou kunnen onderdruk­ken.
Dubbele Triggers zou u ook met de Mast Time-parameter (zie verderop) kunnen voorkomen. Die parameter zorgt er echter enkel voor dat er binnen de ingesteld tijdsspanne geen nieuwe Triggers meer worden aanvaard. Retrigger Cancel gaat iets subtieler te werk en probeert te achterhalen wat u bedoeld had en wat niet.
Sla herhaaldelijk op de pad, terwijl u de Retrigger Can­cel-waarde instelt waarbij er geen dubbele Triggers meer optreden.
Als u telkens twee noten hoort, terwijl u er maar één speelt, moet u dat met “Retrigger Cancel” verhelpen – niet met Mask Time.
Tip voor het instellen van Mask Time
Trap het basdrumpedaal verschillende keren in, terwijl u de “Mask Time”-waarde instelt. Zodra u geen dub­bele noten meer hoort, terwijl er ook geen noten weg­vallen, is de instelling perfect.
Rim Sens (voor PD-120/PD-80R)
Als u op TRIGGER INPUT 2 (SNARE) een PD-120 of PD-80R pad aansluit, kunt u met deze parameter de gevoeligheid van de rand optimeren.
Mask Time: dubbele Triggers voorkomen
Een Kick Trigger-eenheid (van de KD-serie) zendt voor elke klop twee signalen: het eerste slaat op de bedoelde noot, terwijl het tweede eigenlijk maar het signaal van de klopper is die weer op de pad terechtkomt. Aan dat tweede signaal hebt u uiteraard geen boodschap. Met Mask Time kunt u instellen, hoe lang de TD-6 na ont­vangst van een Trigger-signaal moet wachten tot hij weer een signaal doorlaat. Deze “pauze” kan tussen 0 en 64 milliseconden lang zijn.
Hoe groter de waarde, hoe waarschijnlijker het wordt dat de TD-6 de een of andere basdrumnoot “inslikt”. Kies dus altijd de kleinstmogelijke waarde waarmee dubbele triggers worden voorkomen.
Mask Time
(OFF, 1~15) Hoe groter deze waarde (1~15), hoe mak­kelijker het wordt om het aan de rand toegewezen instrument aan te sturen. Als u hier “OFF” kiest, hoort u bij het spelen van een Rim Shot het aan het vel (“H”) toegewezen instrument. Als u daarentegen een te grote waarde instelt, hoort u bij harde meppen op het vel eventueel ook het aan de rand toegewezen instrument.
OPGELET
• Deze parameter is enkel beschikbaar wanneer u voor TRIGGER INPUT 2 het type “PD80R” of “PD120” geko­zen hebt (zie blz. 38). Bovendien moet u natuurlijk een dergelijke pad op die ingang aansluiten.
• Kiest u een ander Trigger-type dan “PD80R” of “PD120” c.q. als u een andere ingang dan TRIGGER INPUT 2 kiest, beeldt het display ( ) af en hoort u helemaal niets.
• Voor de PD-7 of PD-9 kunt u deze parameter niet instel­len, omdat het slagvlak en de rand telkens dezelfde waarde hanteren.
82
Tijd
Deze noot wordt niet weergegeven
Pad- en Trigger-instellingen
TD-6 met akoestische drumtriggers gebruiken
Breng de trigger(s) eerst op uw Toms e.d. aan. Zie de handleiding bij de drumtriggers. Daarna moet u de vol­gende instellingen maken:
1. Kies als Trigger-type “AcDrTrig” (blz. 38).
2. Zet “Threshold” eerst op “0” (blz. 79).
Later kunt u eventueel een andere waarde kiezen.
3. Zet “TrigCurve” op “LINEAR” (blz. 79).
Deze waarden vormen een goed vertrekpunt en moeten eventueel later nog worden aangepast.
4. Stel een geschikte “Sensitivity”-waarde in
(blz. 79).
5. Stel een geschikte “Scan Time”-waarde in (zie
blz. 81).
Sla verschillende keren met dezelfde kracht op de de Tom en stelt deze parameter zo in tot het volume niet meer overdreven varieert.
10.Kies een geschikte “TrigCurve” (zie blz. 79).
Als u vindt dat de TD-6 uw dynamiek (variatie tus­sen harde en zachte slagen) niet op de juiste manier weergeeft, moet u een andere aanslagcurve kiezen.
6. Stel de “Retrig Cancel”-parameter in (zie
blz. 81).
Hiermee voorkomt u dat u voor elke slag meer dan één noot hoort (deze parameter is vooral voor de Snare en de Toms bedoeld, “Mask Time” daarente­gen voor de basdrum).
7. Stel een geschikte “Mask Time”-waarde in (zie
blz. 82).
Hiermee voorkomt u dat de terugkaatsende klop­per eveneens een basdrum van de TD-6 uitlokt.
8. Stel “Xtalk Cancel” in (zie blz. 80).
Hiermee zorgt u dat naburige Toms (die eveneens met een drumtrigger uitgerust zijn) geen signalen naar de TD-6 kunnen zenden als dat niet de bedoe­ling is. Als u echter een te grote waarde instelt, kan het gebeuren dat een Tom bij zachte slagen niet meer klinkt, hoewel u dat eigenlijk wilt.
9. Pas de “Threshold”-waarde eventueel aan (zie
blz. 79).
Als u ook na instellen van een geschikte “Xtalk Xancel”-waarde nog ongewenste noten hoort, moet u de “Threshold”-waarde aanpassen. Maar kies geen te grote waarde, omdat roffels e.d. anders vreemd beginnen de klinken. Kies altijd de kleinst­mogelijke waarde.
83
3. Algemene instellingen (Setup)
Beschikbare Setup-parameters
SETUP
UTILITY (algemene parameters) (zie blz. 84)
LCD Contrast
Percussion Part Level
Backing Level
Mute
Master Tune
Preview Velocity
Available Memory
Fabrieksinstellingen (zie blz. 34)
Utility: algemene instellingen van de TD-6
De Utility-groep bevat parameters die telkens voor de TD-6 in z’n geheel (en dus voor alle Drum Kits e.d. samen) gelden.
LCD Contrast
In sommige gevallen kan het gebeuren dat het display maar moeilijk af te lezen is. Met name wanneer u pre­cies onder een lamp of spot zit kan dit wel eens proble­men geven. Pas in dat geval het display-contrast aan (1~16).
PercPrtLevel: volume van de percussiepartij
Met deze parameter kunt u het volume van het percus­siespoor naar wens instellen (0~127) als het te hard/ zacht staat t.o.v. uw eigen live gespeelde drumpartij. De waarde “0” betekent dat u het percussiespoor niet meer hoort.
1. Druk op [SHIFT] + [EDIT≈(SETUP)].
De [EDIT]-knop licht op.
2. Druk op [ENTER] .
3. Kies met [√] en [®] de parameter die u wilt editen.
Parameter
4. Stel met [INC/+] of [DEC/–] de gewenste waarde in.
Waarde
5. Druk op [KIT] of [SONG] om iets anders te kunnen
doen.
OPGELET
• Deze parameter is in de GM-mode (blz. 106) niet beschik­baar.
• De hier gekozen instelling geldt voor alle Songs en veran­dert dus niet, wanneer u een andere Song kiest.
Het volume van de Drum Kits kunt u met “MasterVolume” veranderen (zie blz. 75).
Backing Level: volume van de begeleiding
(0~127) Hiermee kunt u het volume van de “Backing”­partijen (spoor 1~4) van een Song instellen. Hoe groter de waarde, hoe luider de begeleiding.
OPGELET
• Deze parameter is in de GM-mode (blz. 106) niet beschik­baar.
84
Algemene instellingen (Setup)
• De hier gekozen instelling geldt voor alle Songs en veran­dert dus niet, wanneer u een andere Song kiest.
• Het volume van de Drum Kits kunt u met “MasterVo­lume” veranderen (zie blz. 75).
• Er bestaat ook een “Level”-parameter waarmee u het volume van de Song-sporen individueel kunt instellen (zie blz. 98). Die pagina bereikt u door [SHIFT] ingedrukt te houden, terwijl u op [SONG] drukt.
Mute: keuze van het “Part Mute”­spoor
Met de Mute-parameter kiest u het Song-spoor dat u met [PART≈MUTE] in en uit kunt schakelen. Als de [PART≈MUTE]-knop oplicht, is de Mute-functie actief.
OPGELET
Deze parameter is in de GM-mode (blz. 106) niet beschikbaar.
Master Tune: stemming van de TD-6
Deze parameter heeft enkel betrekking op de melodi­sche Song-sporen 1~4. Die stemming hoeft u enkel te veranderen, wanneer de TD-6 vals klinkt t.o.v. een extern instrument (bv. wanneer u samen met een pia­nist speelt). De voorgeprogrammeerde waarde luidt “440.0” Hz (voor de A4).
(415.3~466.2 (Hz) in stappen van 0.1 Hz)
De stemming van de drum- en percussieklanken verandert niet. Zie “Pitch: toonhoogte/stemming” (blz. 69) als u die anders wilt stemmen.
Preview Velo
(0~127) Met deze parameter stelt u de MIDI-aanslag­waarde in die voor het afspelen van de instrumenten via [SHIFT] + [KIT] wordt gehanteerd (“Preview”). Als u “0” kiest, lijkt de Preview-functie niet te werken.
Deze pagina kunt u ook selecteren door op [SHIFT] + [PART≈MUTE] te drukken.
• De hier gekozen instelling geldt voor alle Songs en veran­dert dus niet, wanneer u een andere Song kiest.
• Het volledige slagwerk van de Preset Songs (met uitzon­dering van Song #1 “DRUMS”) bevindt zich telkens op het percussiespoor.
• De nootnummers die via de Part Mute-functie kunnen worden in- en uitgeschakeld zijn voorgeprogrammeerd en daar kunt u niets aan veranderen. Zie “Percussion Sets” (blz. 128).
• Uw spel op de TD-6 enz. wordt altijd op het Drum Kit­spoor opgenomen.
SongDrum: Enkel de drums van de Song worden uitge-
schakeld. De percussie blijft echter klinken. Zo kunt u zelf drummen zonder de “groove” van de percussie te missen.
SongDrm/ Prc:
UserDrmPart: De drums op het Drum Kit-spoor worden
Part1, Part2, Part3, Part4:
Part1-4: Alle vier de melodische sporen (1~4) wor-
De gehele slagwerksectie (drums + percus­sie) wordt uitgeschakeld.
uitgeschakeld. Zo kunt u ook live bij een Song drummen die u zelf hebt opgenomen.
Het gekozen melodische spoor wordt uitge­schakeld.
den uitgeschakeld.
Avail Memory
Met deze parameter kunt u controleren hoeveel geheu­gencapaciteit er nog over is voor het opnemen van nieuwe Songs of partijen.
85
4. Metronoom (Click) instellen
Beschikbare Click-parameters
CLICK
Click Level
Time Signature
Interval
Inst
Pan
Play Count In
Rec Count In
Metronoom in-/uitschakelen
Met [CLICK] kunt u de metronoom in- en uitschakelen. Als u hem inschakelt, licht de [CLICK]-knop op.
Metroonoom aan Metronoom uit
Licht op Is uit
3. Kies met [INC/+] of [DEC/–] de gewenste tempo-
waarde.
4. Druk op [EXIT] om deze pagina weer te verlaten.
Instellingen i.v.m. het metronoomsignaal
Onder “CLICK” vindt u parameters waarmee u het metronoomvolume, de klank ervan, de maatsoort enz. kunt instellen.
1. Zorg dat [EDIT] niet oplicht.
Druk op [KIT] of [SONG] als dat wel het geval is.
2. Druk op [CLICK].
Deze knop licht op en de metronoom begint te spe­len.
3. Druk op [EDIT].
4. Kies met [√] of [®] de benodigde parameter.
OPGELET
In de GM-mode (blz. 106) is de Click-functie niet beschikbaar.
Tempo van de metronoom
Telkens als u een Song kiest, verandert het metronoom­tempo in functie van het Song-tempo. U kunt echter ook een andere waarde (20~260) instellen:
1. Druk op [CLICK].
Deze knop licht op en de metronoom begint te spe­len.
2. Houdt [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op
[CLICK≈(TEMPO)] drukt.
Nu verschijnt de “TEMPO”-pagina.
Parameter
5. Stel met [INC/+] of [DEC/–] de benodigde waarde
in.
Waarde
6. Druk op [KIT] of [SONG] als u alles naar behoren
hebt ingesteld.
Click Level: volume van de metronoom
Hiermee stelt u het volume van de metronoom in (0~
127). De waarde “0” betekent dat u de metronoom niet meer hoort.
86
Metronoom (Click) instellen
Time Sig: maatsoort van de metronoom
Hiermee stelt u de maatsoort van de metronoom in. Als u voor de noemer (vóór de “/”) “0” kiest, wordt de eer­ste tel van de maat niet meer geaccentueerd, zodat alle tellen even hard klinken.
Time Sig: 0~13/2, 0~13/4, 0~13/8, 0~13/16
OPGELET
Tijdens de Song-weergave kunt u de maatsoort van de metronoom niet veranderen: in dat geval hanteert de metronoom namelijk de maatsoort van de Song.
Interval: aantal tikken
Hiermee bepaalt u hoe vaak de metronoom voor elke maat telt. De normale instelling is “1/4” (kwartnoten), maar voor bijzonder complexe ritmes vindt u een andere resolutie misschien handiger.
Pan: stereopositie van de metronoom
Indien nodig, kunt u de metronoom op een plaats naar keuze in het stereo-geluidsbeeld zetten als het signaal bv. door een ander drumgeluid wordt gemaskeerd, of om te controleren of uw meppen daadwerkelijk op het goede moment gespeeld worden.
OPGELET
Deze stereoplaatsing hoort u enkel, wanneer u de TD-6 in stereo op de versterker aansluit.
L15: Het metronoomsignaal bevindt zich helemaal links. CENTER: De metronoom bevindt zich in het midden. R15: De metronoom bevindt zich helemaal rechts.
Play Count In, Rec Count In: aftel
Indien nodig, kunt u er met deze parameter voor zor­gen dat de metronoom vóór de weergave (Play) en/of opname (REC) één of twee maten aftelt.
1/2 (halve noot), 3/8 (gepunte kwartnoot), 1/4 (kwartnoot), 1/8 (achtste noot), 1/12 (achtste triool), 1/16 (zestiende noot)
Inst: metronoomklank
Ook voor de metronoom bestaan er verschillende klan­ken, zodat u de voorgeprogrammeerde klank niet hoeft te gebruiken als u dat niet wilt. Zo is “VOICE” bv. leuk om een menselijke stem te horen tellen (zo denk je met een diepe zucht terug aan je drumleraar…).
Beschikbare klanken: VOICE, CLICK, BEEP, METRONOME, CLAVES, WOOD BLOCK, STICKS, CROSS STICK, TRIANGLE, COWBELL, CONGA, TALKING DRM, MARACAS, CABASA, CUICA, AGOGO, TAMBOURINE, SNAPS, 909 SNARE, 808 COWBELL
OFF De weergave/opname begint zonder aftel. 1MEAS De weergave/opname begint na een aftel van 1 maat. 2MEAS De weergave/opname begint na een aftel van 2
maten.
87
5. Werken met de sequencer
Een woordje over de Songs
Over de Songs
De sequencer van de TD-6 laat het opnemen van 6 par­tijen toe. Wat u op de pads speelt wordt altijd op het Drum Kit-spoor opgenomen. De sporen Part 1~4 die­nen voor de opname van een melodische begeleiding (piano, bas, kopers e.d.). Tenslotte is er ook een percus­siespoor dat soms enkel percussie en in andere gevallen de volledige slagwerkpartij bevat. Een dergelijke groep van zes sporen gaan we hier een Song noemen.
OPGELET
In de GM-mode (blz. 106) is de sequencer niet beschikbaar.
Preset Songs (1~150)
Dit zijn geheugens die bij levering al materiaal bevat­ten. Die Songs kunt u trouwens noch overschrijven, noch wissen. De bedoeling van de Preset Songs is vooral u een ruggesteuntje te geven tijdens het instude­ren van nieuwe ritmische figuren, omdat het spelen met begeleiding nu eenmaal veel leuker is. U kunt de Preset Songs echter ook als bestanddelen voor uw optredens en solo’s gebruiken.
De drumpartijen van alle Songs met uitzondering van #1 “DRUMS” bevinden zich op het percussiespoor (PERC).
Werken met de Preset Songs
De Preset Songs kunt u weergeven. Tijdens de weer­gave kunt u bepaalde instellingen ervan veranderen. Die wijzigingen gelden echter maar tijdelijk, omdat u geen nieuwe data in een Preset-geheugen kunt opslaan. Bovendien kunt u bijkomende partijen enkel aan een Preset Song toevoegen, als u hem eerst naar een User­geheugen kopieert (blz. 99).
• Als u de instellingen van een Preset Song wijzigt, verschijnt de volgende boodschap om duidelijk te maken dat dit maar tijdelijk gebruikt wordt. Druk op [EXIT] om deze boodschap te wissen.
• Als u, na een Preset Song gekozen te hebben, op
[REC∏] drukt, verschijnt de volgende boodschap. Die betekent dat de TD-6 automatisch het eerste vrije User Song-geheugen gekozen heeft.
Om een Preset Song te kunnen editen (wijzigen) moet u hem eerst naar een User-geheugen kopiëren (blz. 99). Werkt u daarentegen met een User Song, dan worden instellingen automatisch opgeslagen. Voordeel: u hoeft verder niets te doen. (Nadeel: u moet een eventu­eel uitgevoerde wijzing handmatig weer “terug­draaien”.)
Copyright van de Preset Songs
De geluiden van de TD-6 evenals de partijen van de sequencer zijn onderworpen aan het auteursrecht. U als gebruiker krijgt bij deze de toestemming om de geluiden de gebruiken voor het opnemen en spelen van originele muziek. U mag de klanken echter niet sampelen of – onder welke vorm dan ook– voor commerciële doelein­den (aanmaak van sample CDs e.d.) gebruiken, noch ze via het Internet verdelen of zelfs maar aanbieden. De Preset Songs bevatten uitsluitend origineel materiaal dat eigendom is van Roland. Desondanks wijst Roland elke aansprakelijkheid af voor geschillen waarbij blijkt, of zou kunnen blijken, dat het materiaal al bestond en eigen­dom is van iemand anders. U als gebruiker kunt eventu­ele schade niet verhalen op Roland Corporation, zelfs al hebt u het materiaal in een gecommercialiseerde produc­tie gebruikt en zelfs al wordt u omwille van dit feit ver­volgd.
User Songs (Songs 151~250)
Dit zijn Song-geheugens die u voor uw eigen opnamen kunt gebruiken (blz. 88). Wijzigingen, die u in een User Song aanbrengt, worden meteen overgenomen. U hoeft ze dus niet op te slaan.
88
Werken met de sequencer
Song #250
Song #1
Algemene instellingen
Tempo, Play Type, Song Lock, Song Name
Part-instellingen (voor de sporen)
Drum Kit
Percussion (PERC)
Begeleidingssporen
Part1
Part2
Part3
Part4
Part-parameters
Inst, Level, Pan*, Ambience Send Level, Bend Range*
*: Niet beschikbaar voor het PERC-spoor.
Muziekdata (wat u opneemt)
Drum Kit
Percussion
Part1
Part2
Part3
Part4
Pad
Extern
MIDI-
instrument
Over de Song-pagina
De display-pagina die na het drukken op [SONG] ver­schijnt, noemen we hier en daar de “Song-pagina”.
45
21
1
Song-categorie
Hier ziet u tot welke categorie de momenteel gekozen Song behoort.
2
Song-nummer
Hier verschijnt het geheugennummer van de momen­teel gekozen Song.
3
Song-naam
…en zo heet de gekozen Song.
4
Beat (maatsoort)
5
Weergavemethode (blz. 96)
Dit icoontje maakt duidelijk hoe de geselecteerde Song zal worden afgespeeld.
6
Maatnummer
Slaat op de maat die de sequencer momenteel bereikt heeft. Als u op [PLAY®] drukt, begint de weergave vanaf het begin van deze maat.
7
Beat
Slaat op de tel binnen de bereikte maat.
3 6 7
8
Het Drum Kit-spoor bevat na de opname enkel wat u op de pads enz. van de TD-6 gespeeld hebt. Tijdens de weergave hanteert de TD-6 telkens de instellingen van de op dat moment gekozen Drum Kit.
9
8
Beveiliging
Het “ ” symbool betekent dat u het betreffende Song­geheugen beveiligd hebt (blz. 96).
9
Nieuwe User-Song
*” betekent dat u (of de TD-6) een User Song gekozen hebt die nog geen data bevat.
89
Werken met de sequencer
Songs opnemen
Parameters die u hier kunt instellen
REC STBY
Time Sig
Length
Tempo
Quantize
Rec Mode
Hit Pad Start
Uw spel op de aangesloten pads en de via MIDI IN ont­vangen nootcommando’s kunnen met de sequencer van de TD-6 worden opgenomen (Realtime, d.w.z. zoals u/iemand anders het speelt). Ook de stand van het HiHat-pedaal voor de beïnvloeding van andere aspecten wordt opgenomen.
OPGELET
• In de GM-mode (blz. 106) is de sequencer niet beschik­baar.
• De geheugencapaciteit van de interne sequencer is niet onbeperkt. Het is dan ook best mogelijk dat het geheugen al uitgeput is, terwijl u nog lang geen 100 Songs hebt ingespeeld. De capaciteit wordt namelijk over alle Songs verdeeld, zodat langere/complexere Songs meer geheu­genruimte krijgen toebedeeld.
• Met name de bewegingen van het HiHat-pedaal zorgen voor massa’s data die u misschien niet allemaal nodig hebt. U zou de HiHat-pedaaldata dan ook zonder hoor­baar verlies kunnen uitdunnen (zie “PdlDataThin, blz. 106).
• Met “AvailMemory” kunt u vóór het starten van een nieuwe opname kijken hoeveel plaats er nog is (blz. 85).
Als er geen User Song-geheugen meer vrij is, kunt u een niet meer benodigde Song wissen (blz. 100).
2. Neem de gewenste partijen op. Zie hiervoor
“Opname (REC STBY)” (blz. 91).
Externe MIDI-instrumenten voor de opname gebruiken
1. Zorg dat het externe instrument telkens op het
MIDI-kanaal zendt dat aan het gewenste TD-6­spoor is toegewezen.
De MIDI-kanalen van de sporen kunt u zelf instel­len (blz. 109)
Spoor Oorspr. MIDI-kanaal
Drum Kit-spoor Kanaal 10
Percussiespoor Kanaal 10
Part 1 Kanaal 1
Part 2 Kanaal 2
Part 3 Kanaal 3
Part 4 Kanaal 4
2. Kies MIDI-kanaal 10 om de drums en/of de per-
cussiepartij op te nemen.
Als u de percussiepartij van een extern instrument (bv. een sequencer) laat komen, moet u met “CH10Priority” (blz. 105) kiezen of de data van het Drum Kit- of percussiespoor voorrang krijgen.
3. Kies het User Song-geheugen voor de opname
(blz. 93).
Om een Song-geheugen te kiezen dat nog geen data bevat moet u op de Song-pagina op [SHIFT] + [STOPª] drukken. Een nieuwe Song herkent u aan het “*” symbool.
Voorbereidingen voor de opname
Alvorens de opname te starten moet u de MIDI-, spoor­en andere betrokken parameters naar behoren instellen.
Het Drum Kit-spoor bevat na de opname enkel wat u op de pads enz. van de TD-6 gespeeld hebt. Tijdens de weergave hanteert de TD-6 telkens de instellingen van de op dat moment gekozen Drum Kit.
1. Kies het Song-geheugen dat de nieuwe partijen
moet bevatten (blz. 93).
Om een Song-geheugen te kiezen dat nog geen data bevat moet u op de Song-pagina op [SHIFT] + [STOPª] drukken. Een nieuwe Song herkent u aan het “*” symbool.
90
Als er geen User Song-geheugen meer vrij is, kunt u een niet meer benodigde Song wissen (blz. 100).
4. Wijs aan het op te nemen spoor een instrument
of percussieset toe:
• Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
• Druk op [SONG] + [EDIT].
• Kies met [√] of [®] “PERC” of “PART1”~”PART4”.
• Druk op [ENTER] .
Werken met de sequencer
• Kies met [√] of [®] “Set”.
Parameter
• Wijs met [INC/+] of [DEC/–] de benodigde klank aan het geselecteerde spoor toe.
• Druk op [SONG] om te vervolgen. Zie ook blz. 98 voor een uitvoerigere beschrijving.
OPGELET
De sequencer van de TD-6 ontvangt geen programma- of bankkeuze-commando’s. Klanken en Drum Kits moet u op de TD-6 zelf kiezen.
5. Stel de parameters voor het op te nemen spoor
naar wens in (blz. 97).
6. Zie “Opname (REC STBY)” voor het vervolg.
Opname (REC STBY)
1. Tref alle voor de opname benodigde voorberei-
dingen (zie blz. 90).
Zie “Time Sig: maatsoort van de Song” en vol­gende voor de beschikbare parameters.
Stop de weergave en druk op [√] of [®] om de maat te kie­zen waar de opname moet beginnen.
5. Druk op [PLAY®] om de opname te starten.
De [PLAY®]-knop licht nu op en de opname wordt gestart. Linksboven in het display ziet u bovendien de volgende boodschap:
Als u vóór de opname een aftel wilt horen, moet u voor “RecCountIn” de instelling “1MEAS” of “2MEAS” kiezen (blz. 87).
6. Speel op de pads of op het externe MIDI-instru-
ment om uw partij op te nemen.
7. Stop de opname door op [STOPª] te drukken.
[PLAY®] en [REC∏] doven nu weer.
2. Druk op [SONG] [REC∏].
[PLAY®] knippert, terwijl [SONG], [REC∏] en [CLICK]
oplichten.
• Als u op [REC∏] drukt, terwijl er momenteel een Preset Song geselecteerd is, kiest de TD-6 automatisch de eerste vrije User Song voor de opname. Songs wier geheugen u hebt beveiligd (blz. 96) kunnen niet worden geselecteerd.
• Als er geen leeg User Song-geheugen meer over is, moet u een niet meer benodigde Song wissen (blz. 100).
• Wilt u toch niet opnemen, dan moet u nu op [STOPª] of [EXIT] drukken.
3. Kies met [√] of [®] de parameter(s) die u vóór de
opname wilt instellen.
Parameter
4. Stel met [INC/+] en [DEC/–] de gewenste waarde in.
Time Sig: maatsoort van de Song
Hiermee bepaalt u de maatsoort van de op te nemen Song.
Time Sig: 1~13/2, 1~13/4, 2~13/8, 4~13/16
OPGELET
De maatsoort kan enkel voor Songs worden ingesteld die nog geen data bevatten (dus voor Songs met een “*”).
Waarde
91
Werken met de sequencer
Length: aantal maten van de Song
Met deze parameter stelt u in hoe lang uw Song moet worden. Dit is enkel nodig als u voor “Rec Mode” niet de instelling (blz. 92) kiest. Doet u dat wél dan krijgt de Song automatisch de lengte van het aantal opgenomen maten.
(Length: 1~999)
Tempo: opname
Met deze parameter stelt u het tempo van de nieuwe Song in. Dit tempo wordt zowel tijdens de opname als de weergave gehanteerd, tenzij u het later weer veran­dert (zie blz. 95).
(Tempo: 20~260)
Quantize: Timing corrigeren
Quantize” is een functie die ervoor zorgt dat iets te vroeg of te laat gespeelde noten toch op de wiskundig juiste plaats terechtkomen.
Niemand is perfect, wat dus betekent dat het bijna onmogelijk is om alle noten precies op de juiste plaats te spelen. Op zich is dat ook helemaal niet erg. Als u echter denkt dat u te ver vóór of achter de tijd speelt, kunt u deze automatische correctie activeren. Ziehier hoe Quantize precies werkt:
Eerste tel Tweede tel
Quantize:
(achtste noot), (achtste triool), (zestiende noot), (zestiende triool), (1/32e noot), (1/32e triool), (1/64e noot), OFF
Quantize is vooral handig wanneer u achteraf de “Tap”-weer­gave (het stap voor stap doorlopen van een Song) wilt gebrui­ken. Anders levert de “Tap”-functie namelijk niet precies het gewenste resultaat op.
Rec Mode: hoe had u graag opgenomen?
Met deze parameter bepaalt u wat er met de eventueel al opgenomen data gebeurt en of de opname al dan niet in een lus wordt geplaatst.
REPLACE: De sequencer houdt geen rekening met de
“Length”-instelling (zie blz. 92) en loopt zo lang door tot u op [STOPª] drukt. Alle eerder opgeno­men noten/data worden overschreven.
LOOP ALL: Aan het einde van de Song (zie “Length”) keert
de sequencer terug naar het begin en zet hij de opname verder. In deze mode kunt u dus naar hartelust noten toevoegen.
LOOP1: Enkel de maat waar u de opname start wordt
herhaald. Alles wat u speelt wordt bij elkaar ge­voegd.
LOOP2: Enkel de maat waar u de opname start en de
daarop volgende maat worden continu herhaald.
Hit Pad Start
Als u deze functie activeert, hoeft u niet meer op [PLAY®] te drukken om de opname te starten. Ze begint dan namelijk zodra u op een pad slaat of een aangeslo­ten pedaal intrapt.
Zo speelt u het…
…en zo wordt het gecorrigeerd
Om een voorspelbaar (en vooral bruikbaar) resultaat te bereiken moet u voor Quantize telkens de waarde van de kortste noot instellen die u gaat spelen. U kunt ech­ter ook “OFF” kiezen als u de automatische correctie niet nodig hebt.
92
Als u hier “ON” kiest, houdt de TD-6 geen rekening met de “RecCountIn”-instelling (blz. 87).
Werken met de sequencer
Song weergeven
Song selecteren
Tijdens het kiezen van een andere Song veranderen ook de Part-instellingen (ander klanken, andere volume­waarden enz.).
Onder “Preset Songs” (blz. 132) komt u te weten welke voor­geprogrammeerde Songs de TD-6 bevat.
Songs via een categorie kiezen
Om de zoektocht naar de benodigde Song te bespoedi­gen kunt u gebruik maken van de categorieën.
1. Druk op [SONG].
Deze knop licht op en het display beeldt de vol­gende pagina af.
2. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u met [INC/+] en
[DEC/–] de benodigde categorie kiest.
Song-categorieën: DRUMS, ROCK, METAL, BALLAD, R&B, BLUES, POPS, R&R, COUNTRY, JAZZ, FUSION, DANCE, REGGAE, LATIN, BRAZIL, BASICPTN, LOOP, 1SHOT, TAP, USER
Song oproepen
Om daarna een Song te selecteren (of dit los van de categorieën te doen), moet u als volgt te werk gaan:
1. Druk op [SONG].
Deze knop licht op en het display beeldt de vol­gende pagina af.
Weergave
1. Kies de Song die u wilt afspelen (zie links).
2. Druk op [PLAY®].
Deze knop licht op en de weergave van die Song begint.
3. Druk op [STOPª] om de weergave weer te stop-
pen.
De [PLAY®]-knop dooft weer en de sequencer keert terug naar het begin van de maat die hij heeft bereikt.
Voor-/terugspoelen
Zolang de weergave gestopt is, kunt u de volgende din­gen doen:
• Druk op [STOPª] om terug te keren naar het begin
van de Song (maat 1).
• Met [®] kunt u “voorspoelen” (telkens de volgende
maat oproepen).
• Met [√] kunt u “terugspoelen”. Als u na het voor- of terugspoelen op [PLAY®] drukt, begint de weergave vanaf die maat. Deze functie kunt u ook gebruiken om de opname in een maat naar keuzen te starten.
• Om het weergavetempo van de sequencer tijdelijk te wij­zigen, moet u op [SHIFT] + [CLICK] drukken (blz. 95).
• Om te zorgen dat de weergave met een aftel begint, moet u voor “PlyCountIn” de instelling “1MEAS” of “2MEAS” kiezen.
Handige functies voor de weergave
Tijdens de weergave kan de TD-6 met behulp van de knoppen tonen welke drumklanken er op dat moment worden weergegeven. Dat is handig als u zelf mee wilt spelen, omdat de knoppen ook oplichten, wanneer u de Part Mute-functie (blz. 95) voor de Preset-Songs gebruikt.
2. Kies met [INC/+] of [DEC/–] de benodigde Song.
SONG: 1~250
Druminstrument Oplichtende
knop
Kick [PART≈MUTE] 35, 36 Snare [PLAY®] 37, 38, 39, 40 Low Tom [KIT] 41, 43 HiHat [REC∏] 42, 44, 46 Mid Tom [SONG] 45, 47 Hi Tom [CLICK] 48, 50 Cimbalen [EDIT] 49, 51, 52, 53, 55, 57, 59
Nootnummers
93
Werken met de sequencer
HiHat
High Tom Low Tom
Kick
OPGELET
• De toewijzing van de nootnummers aan de knoppen is vast ingesteld en kan niet worden gewijzigd.
• Deze functie is niet beschikbaar voor Songs waar de drumpartij zich op het Drum Kit-spoor bevindt.
Mid Tom
Snare
Cymbalen
1. Kies de Song die u wilt afspelen (blz. 93).
2. Druk op [SHIFT] + [PLAY®].
De Song-weergave begint en de aan de gebruikte instrumenten toegewezen knoppen lichten op.
3. Stop de weergave door op [STOPª] te drukken.
Songs wijzigen (editen)
Parameters die u hier kunt instellen
SONG
COMMON (algemene Song-parameters) (blz. 95)
COMMON (Overall Settings) (p. 86)
Tempo
Play Type
Quick Play
Reset Time
Tap Exclusive Switch
Song Lock
Song Name
PART (instellingen voor de sporen) (blz. 97)
Percussion Set/Inst
Level
Pan
Ambience Send Level
Bend Range
COPY (blz. 99)
DELETE (Song wissen) (blz. 100)
ERASE (verwijderen van de noten) (blz. 100)
Level: Song-volume
De TD-6 laat ook toe om het volume van Part 1~4 (“Backing”) en het percussiespoor apart in te stellen en op die manier voor de gewenste balans te zorgen. Ook hier betekent de waarde “0” weer dat u de betreffende sectie (Backing of PercPrt) niet meer hoort.
OPGELET
De hier ingestelde Level-waarden worden door alle Songs gehanteerd.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [SONG] drukt.
Het display beeldt nu de hierboven getoonde pagina af.
2. Stel met [INC/+] of [DEC/–] het gewenste volume in.
94
3. Druk op [√] om de volgende pagina op te roe-
pen:
4. Stel met [INC/+] of [DEC/–] de gewenste waarde in.
• Bij alle Preset Songs (met uitzondering van #1) bevindt de drumpartij zich op het percussiespoor, wat dus toelaat om er het volume van in te stellen (via “PercPrtLevel”). Als u echter zelf een drumpartij opneemt, belandt die op het Drum Kit-spoor. Het volume daarvan stelt u in met “MasterVolume” (blz. 75).
• De BackingLevel-parameter slaat op alle vier de begelei­dingssporen (Part 1~4). U kunt de onderlinge mix van die sporen echter eveneens instellen. Zie daarvoor blz. 98.
Part Mute: Song-spoor uitschakelen
Telkens als u op [PART≈MUTE] drukt, wordt het gekozen spoor (“Part”) afwisselend in- en uitgeschakeld. De [PART≈MUTE]-knop licht op, wanneer deze functie actief (en het spoor uit) is. Bij levering schakelt u met deze knop de percussiepartij uit.
Werken met de sequencer
2. Druk eerst op [SONG] en daarna op [EDIT].
Beide knoppen lichten op.
3. Druk op [ENTER] .
4. Kies met [√] of [®] de parameter die u wilt instel-
len.
Parameter
5. Stel met [INC/+] of [DEC/–] de gewenste waarde in.
Partij uit Partij aan
Licht op Uit
Welke partij er precies wordt uitgeschakeld, kunt u met “Mute” bepalen (blz. 85): die pagina bereikt u door [SHIFT] ingedrukt te houden, terwijl u op [PART≈MUTE] drukt.
OPGELET
De Part Mute-instelling geldt telkens voor alle Songs.
Common: algemene Song-instellingen
Ziehier een aantal parameters die telkens betrekking hebben op de geselecteerde Song, maar niet voor de overige Songs gelden.
OPGELET
• Alvorens de instellingen van een Preset Song (definitief) te kunnen wijzigen, moet u hem naar een User-geheugen kopiëren (blz. 99). Anders worden de volgende wijzigin­gen namelijk maar tijdelijk gehanteerd.
• De instellingen van beveiligde Songs (“Song Lock”, blz. 96) kunt u niet veranderen.
Waarde
6. Druk op [SONG] eens u alle parameters naar
wens hebt ingesteld.
Tempo: weergave
Het weergavetempo (20~260) van elke Song kunt u ook na de opname nog programmeren. Bij het kiezen van die Song wordt die tempowaarde dan automatisch ingesteld. Het tempo van een Preset Song verandert echter maar tijdelijk.
Tijdelijk wijzigen van het weergavetempo
Als u wilt, kunt u het weergavetempo van een Song ook wijzigen zonder die waarde meteen op te slaan (met de parameter hierboven). Die tempowij­ziging geldt dan maar tot u een andere Song kiest.
1. Druk op [SHIFT] + [CLICK].
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Als dat wel het geval is, moet u op deze knop drukken.
2. Stel met [INC/+] of [DEC/–] het tijdelijk beno-
digde tempo in.
95
Werken met de sequencer
Play Type: weergavemethode
Met deze parameter stelt u in hoe de gekozen Song uit­eindelijk weergegeven wordt. De keuze van de weerga­vemode is tevens bepalend voor de manier waarop de de Song wordt weergegeven, wanneer u op de [PLAY®]­knop drukt of de Pad Pattern-functie (blz. 72) gebruikt.
OPGELET
• Zoals eerder gezegd, neemt u Songs, die u met “Tap” wilt afspelen het best met een betrekkelijk strakke timing op. Hiervoor zou u dan ook de “Quantize”-functie moeten inschakelen (blz. 92).
• Voor een leeg Song-geheugen kunt u “Tap” nog niet kie­zen. Neem dus eerst iets op.
LOOP ( )
1SHOT ( )
TAP ( )
De Song (het patroon) wordt herhaaldelijk in z’n geheel afgespeeld. Om de weergave te stoppen moet u op [STOPª] drukken.
Aan het einde van de Song stopt de weergave automatisch. Als u de Pad Pattern-functie (blz. 72) activeert, kunt u de weergave starten door op een pad te slaan.
De noten van de Song worden stap voor stap weergegeven. Hiervoor moet u verschillende keren op [PLAY®] drukken of op de toegewezen pad slaan (als Pad Pattern actief is).
Reset Time
Als u de “Tap”-weergavemode kiest, kunt u met deze parameter instellen hoe lang de sequencer op de vol­gende tap mag wachten alvorens te besluiten dat er geen tap meer zal volgen. Dan spoelt hij de Song name­lijk weer terug naar het begin.
Dat is dus bijzonder handig voor een creatief gebruik van een Song (“patroon”) dat u via de Pad Pattern­functie aanstuurt. Kies “OFF” als u deze automatisch detectiefunctie niet nodig hebt.
(OFF, 0.1~8.0s in stappen van 0,1 seconden)
Tap Exc Sw
Ziehier een tweede parameter voor de “Tap”-weerga­vemode. Hiermee bepaalt u hoe de noten van de Song worden afgespeeld: als u bv. met een eerste tap een lange noot start, die tijdens de tweede tap nog klinkt, kunt u, door hier “ON” te kiezen, zorgen dat de eerste noot wordt uitgeschakeld zodra de tweede begint. Kies “OFF”, wanneer de vorige noot gewoon mag blijven doorklinken.
Quick Play: weergavestart vanaf de eerste noot
Als u hierboven “LOOP” of “1SHOT” gekozen hebt, kunt u, door Quick Play op “ON” te zetten, zorgen dat de weergave vanaf de eerste noot begint. Dat is niet altijd hetzelfde als het starten vanaf het begin van de Song, omdat het begin een aantal rusten zou kunnen bevatten, zodat de Song telkens met “niets” begint. Dat kan bovendien voor een nieuwe ritmische “feel” zor­gen.
OPGELET
Als “Quick Play” ingeschakeld is, keert de Song telkens terug naar het begin, wanneer u de weergave stopt.
Als u tijdens de weergave in de Loop-mode naar het begin van de Song terugspringt, worden ook de rusten “afge­speeld”.
OFF: Eerder gestarte noten blijven bij de volgende tap ge-
ON: Zodra de volgende noot begint, stoppen de eerder ge-
Song Lock: beveiligen van een Song
Met deze functie kunt u belangrijke User Songs beveili­gen tegen ongeoorloofde wijzigingen of tegen onge­wenste wisoperaties. Als u een beveiligde Song pro­beert te editen, verschijnt er een foutmelding.
Tijdens de opname en na een nieuwe Song geselecteerd te hebben ([SHIFT]+[STOPª]) is deze parameter echter tij­delijk niet beschikbaar. Tussen haakjes: een Song moet niet per se noten bevatten: u kunt ook gewoon de gewenste klanken aan de verschillende sporen toewij­zen, wat handig kan zijn voor het gebruik van de TD-6
woon klinken. De nieuwe noot wordt dus bij de oude gevoegd.
starte noten, zelfs al staat dat in de betreffende Song niet zo geprogrammeerd.
96
Werken met de sequencer
als module: door gewoon de betreffende Song op te roepen kiest u meteen de geschikte instellingen. En die zou u eveneens kunnen beveiligen.
Een beveiligde User Song herkent u aan het symbool:
OPGELET
Deze parameter wordt niet afgebeeld, zolang er een Preset Song geselecteerd is.
Song Name
Via deze parameter kunt u een naam van maximaal acht tekens aan de geselecteerde User Song geven. Breng de cursor met [√] of [®] naar de benodigde positie en wijs er met [INC/+] en [DEC/–] een teken aan toe.
Part-parameters
De Part-parameters omvatten een aantal handige (en broodnodige) instellingen voor de volgende Song-spo­ren: Parts 1~4 en Perc.
OPGELET
• Ook hier geldt weer dat wijzigingen van een Preset Song maar tijdelijk gelden. Om ze niet te verliezen, moet u de betreffende Preset Song eerst naar een User-geheugen kopiëren (blz. 99) en pas daarna editen.
• De Part-parameters van een beveiligde Song (blz. 96) kunt u niet editen.
De parameters van de Drum Kit vindt u op blz. 68 en vol­gende.
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk eerst op [SONG] en daarna op [EDIT].
Beide knoppen lichten op.
3. Kies met [√] en [®] de Part (het spoor) dat u wilt
editen.
OPGELET
Deze pagina wordt niet afgebeeld, als er momenteel een Preset Song geselecteerd is.
• Zie ook blz. 76 voor een aantal handige functies i.v.m. het invoeren van namen.
Voor het benoemen van uw Songs kunt u een beroep doen op de volgende tekens:
spatie
Part/spoor
4. Druk op [ENTER] .
5. Kies met [√] of [®] de parameter die u wilt instel-
len.
Parameter
6. Stel met [INC/+] of [DEC/–] de gewenste waarde in.
Waarde
7. Druk op [SONG] als u alles naar wens hebt inge-
steld.
97
Werken met de sequencer
Percussieset of instrument kiezen (PERC Set, Inst)
Hiermee kunt u aan het percussiespoor een “Set” of aan een Part (1~4) een instrument toewijzen.
Percussion Part
De TD-6 bevat 10 voorgeprogrammeerde percussiesets waarvan u er telkens één kunt kiezen.
Nummer van de percussieset
Naam van de set
OPGELET
De percussiesets kunnen niet worden geëdit.
Variation-klanken: Dit zijn klanken die op de één of andere manier verband houden met de “Capital”-klank. Deze laatste wordt als belangrijkste variant beschouwd, terwijl de Variations daar andere versies van zijn (bv. een Honky Tonk­piano, waarbij de vleugel dan als “Capital” geldt).
Level: volume van de Parts/sporen
Hiermee kunt u het volume van de Song-sporen (alias de “Parts”) instellen (0~127). Op die manier zorgt u voor de geschikte balans.
Pan: stereopositie van de Parts/sporen
Onder “Percussion Sets” (blz. 128) komt u te weten welke klanken de percussiesets bevatten.
Hiermee stelt u in waar de Parts zich in het stereobeeld moeten bevinden. Dat hoort u enkel als u de TD-6 in stereo op een versterker aansluit.
Percussion Set: Een verzameling van verschillende percussieklanken die aan aparte nootnummers zijn toegewezen, zodat via één spoor/één MIDI-kanaal verschillende klanken tegelijk kunnen worden gespeeld (bv. bongo’s, drums, triangel enz.).
Part 1~4
Aan deze sporen kunt u één van de beschikbare “Tones” toewijzen, waaronder de variaties. Met [SHIFT] + [INC/+] of [SHIFT] + [DEC/–] kunt u telkens van de ene groep naar de andere gaan om sneller bij de benodigde klank uit te komen.
“Capital”-klanken
“Variation”-klanken
Instrumenten
Instrument Name
Betekent dat u een variatie gekozen hebt
L15: Het geluid bevindt zich helemaal links. CENTER: Het geluid bevindt zich in het midden. R15: Het geluid bevindt zich helemaal rechts.
De Pan-parameter van het percussiespoor kunt u niet zelf instellen (omdat dat spoor al Pan-instellingen voor de gehan­teerde klanken bevat).
Amb Send Level
Met deze parameter stelt u het volume van het signaal in dat het geselecteerde Part naar het Ambience-effect stuurt. Hoe groter de waarde, hoe sterker de betref­fende Part van galm wordt voorzien.
Onder “Backing-instrumenten” (blz. 130) vindt u een lijst van de beschikbare instrumenten, variaties en groepen.
De instrumentnummers komen overeen met de MIDI-pro­grammanummers 1~128.
98
OPGELET
Hoe het Ambience-effect klinkt bepaalt u via de instellingen van de gehanteerde Drum Kit. U moet dan ook een Drum Kit kiezen wiens “Ambience Sw”-parameter op “ON” staat (blz. 70).
Werken met de sequencer
Bend Range
(0~24) Met deze parameter stelt u in hoe sterk de toon­hoogte stijgt/daalt wanneer het betreffende spoor/de Part Pitch Bend-commando’s via MIDI ontvangt. “0” betekent dat Pitch Bend-commando’s zonder gevolg blijven, terwijl de toonhoogte bij keuze van “24” maxi­maal twee octaven kan stijgen of dalen.
Pitch Bend (en dus Bend Range) zijn niet beschikbaar voor het percussiespoor.
Beheer van uw Songs
Copy: Songs kopiëren
Hiermee kunt u Preset (of User) Songs naar een User Song-geheugen kopiëren, wat o.a. betekent dat de Part­instellingen (zie blz. 97) worden overgenomen.
Tijdens het kopiëren wordt de inhoud van het geheu­gen van bestemming overschreven. Controleer dus eerst of u die instellingen daadwerkelijk niet meer nodig hebt.
Het display toont nu de volgende pagina:
Song-geheugen van bestemming
7. Kies met [INC/+] of [DEC/–] het Song-geheugen
van bestemming (Dst; 151~250).
Door op [SHIFT]+[STOPª] te drukken kunt u een User Song­geheugen kiezen dat nog geen data bevat. Vóór het num­mer van dat geheugen verschijnt dan een “*”.
8. Druk op [ENTER] .
Druk op [EXIT] als u de Src-Song toch niet wilt kopiëren.
9. Bevestig de vraag door op [ENTER] te druk-
ken.
Zodra de data gekopieerd zijn, verschijnt de vol­gende boodschap in het display:
1. Zorgt dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk eerst op [SONG] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten op.
3. Kies met [®] “COPY”.
4. Druk op [ENTER] .
5. Kies met [√] en [®] de te kopiëren Song (Src; 1~
250).
Deze Song wordt gekopieerd
6. Druk op [®].
10.Als u geen andere Songs meer wilt kopiëren,
drukt u op [SONG].
99
Werken met de sequencer
Delete: Song wissen
Met deze functie wist u het gekozen User Song-geheu­gen. Dit geheugen staat dan weer ter beschikking als “nieuw” geheugen (met een *) als u het selecteert.
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk eerst op [SONG] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten op.
3. Kies met [®] “DELETE”.
4. Druk op [ENTER] .
5. Kies met [INC/+] of [DEC/–] de te wissen Song
(151~250).
Erase: muziekdata verwijderen
Met dit commando wist u enkel de muziekdata (d.w.z. de noten) van de gekozen User Song. De maatsoort, lengte evenals de Part- en Song-instellingen blijven ech­ter behouden. Indien nodig, kunt u ook maar de noten van een bepaald spoor/Part wissen.
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk eerst op [SONG] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten op.
3. Kies met [®] “ERASE”.
4. Druk op [ENTER] .
5. Kies met [INC/+] of [DEC/–] de Song waaruit u
muziekdata wilt wissen (151~250).
Deze Song wordt gewist
6. Druk op [ENTER] .
Druk op [EXIT] als u de Song toch niet wilt wissen.
7. Druk op [ENTER] om het commando uit te voe-
ren.
8. Druk op [SONG] om iets anders te kunnen doen.
De data van deze Song worden gewist
6. Druk op [®].
7. Kies met [INC/+] of [DEC/–] het spoor wiens data u
wilt verwijderen.
Part/spoor
ALL: De data van alle sporen. KIT: De data van de drumpartij. PERC: De data van de percussiepartij. PART1: De data van spoor 1. PART2: De data van spoor 2. PART3: De data van spoor 3. PART4: De data van spoor 4.
8. Druk op [ENTER] .
Druk op [EXIT] als u toch niets wilt wissen.
100
Loading...