Bedankt voor en gefeliciteerd met uw aankoop van een Roland Drum System
TD-6K.
Alvorens dit elektronisch drumstel te gebruiken moet u “Veilig gebruik
van dit apparaat” (blz. 2) en “Belangrijke opmerkingen” (blz. 3) lezen.
Daar komt u namelijk te weten wat u wel en niet mag doen en hoe u het
drumstel op de juiste manier gebruikt. Verder verdient het aanbeveling
om de handleiding in z’n geheel te lezen om alle functies te leren
kennen. Bewaar de handleiding op een veilige plaats op, omdat u ze
later beslist nog eens nodig hebt.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze handleiding mag worden gekopieerd, verveelvoudigd of op andere manieren openbaar worden gemaakt zonder de schriftelijke
toestemming van ROLAND CORPORATION.
Veilig gebruik van dit apparaat
INSTRUCTIES VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN EN VERWONDINGEN
VEILIG GEBRUIK VAN DIT APPARAAT
Over de en labelsOver de symbolen
VOORZICHTIGLET OP
Wijst de gebruiker op het risico op
VOORZICHTIG
LET OP!
dodelijke ongevallen of zware verwondingen als gevolg van een fout
gebruik van dit apparaat.
Het foute gebruik van dit apparaat kan
leiden tot verwondingen en of materiële
schade.
* "Materiële" schade heeft betrekking op
het beschadigen van het meubilair of
andere huishoudelijke voorwerpen
evenals huisdieren enz.
Een driehoek maakt de gebruiker attent op belangrijke
instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het
symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het
links getoonde symbool wordt gebruikt voor algemene
waarschuwingen of om de aandacht te vestigen op gevaar.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die nooit
mogen worden uitgevoerd. Wat nooit mag worden gedaan
wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links
getoonde symbool wordt gebruikt om aan te geven dat het
toestel nooit uit elkaar mag worden gehaald.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die moeten
worden uitgevoerd. Wat er moet worden gedaan wordt
aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde
symbool betekent dat de stekker van het stroomsnoer van de
uitgang moet worden losgekoppeld.
HOUD ALTIJD HET VOLGENDE IN DE GATEN
VOORZICHTIGVOORZICHTIG
001
•Lees eerst de volgende punten door en
gebruik dan pas uw TD-6K. Zo bent u er
zeker van dat u hem op de juiste manier
gebruikt.
•Probeer nooit de TD-6K zelf te herstellen
(tenzij u in de handleiding uitdrukkelijke
instructies vindt om dat wél te doen). Laat
alle herstellings- en onderhoudswerken over
aan een door Roland erkende technische
dienst.
•Zet de TD-6K nooit op plaatsen die de volgende kenmerken vertonen:
• Plaatsen die onderhevig zijn aan sterke
temperatuurschommelingen (bv. in het
directe zonlicht), in een gesloten auto waar
de zon op staat, in de buurt van een
radiator of een airco-kanaal, op een
warmtebron (stoof e.d.).
•Zorg dat er geen kleine voorwerpen (uit
metaal, brandbare stoffen, muntstukken,
naalden e.d.) in het inwendige van de TD-6K
terechtkomen. Plaats nooit glazen, koppen
e.d. op de behuizing.
•In gezinnen met kleine kinderen dient een
volwassene toezicht te houden tot de kinderen in staat zijn om dit apparaat in overeenstemming met de veiligheidsvoorschriften te
gebruiken.
•Als u moeren, ringen, schroeven enz. losdraait, moet u ze altijd buiten handbereik van
kleine kinderen leggen om te voorkomen dat
deze laatste ze kunnen inslikken e.d.
Belangrijke opmerkingen
291a
Lees naast “Veilig gebruik van dit apparaat” (blz. 2) ook de volgende punten even door:
Opstelling
•Laat de TD-6K nooit in de regen staan en vermijd
plaatsen die onderhevig zijn aan overdreven
warmte (in de buurt van een stoof of radiator, in
een gesloten auto waar de zon op staat enz.) Bovendien moet u extreme temperaturen (zowel warm als
koud) vermijden. Overdreven warmte kan voor een
verkleuring van de TD-6K zorgen.
355
•Gebruik de TD-6K niet op plaatsen die blootgesteld
zijn aan de regen, of in een andere vochtige omgeving.
Onderhoud
•Gebruik voor een gewone schoonmaakbeurt een
zachte droge doek of een lichtjes met water bevochtigde doek. Gebruik voor hardnekkig vuil een doek
met een mild, niet-bijtend schoonmaakmiddel.
Veeg de TD-6K nadien goed af met een zachte
droge doek.
402
•Gebruik nooit benzine, thinner, alcohol of gelijk
welk oplosmiddel om verkleuring of vervorming te
voorkomen.
•De TD-6K is ontworpen om zo weinig mogelijk herrie te maken tijdens het spelen. Sommige trillingen
kunnen echter niet worden voorkomen (bv. het
intrappen van een pedaal). Daarom kiest u het best
een plaats of onderlaag die dergelijke trillingen
afdempt. Denk er bovendien aan dat het werken
met een hoofdtelefoon niet kan voorkomen dat u
meezingt of zodanig te keer gaat dat de buren er
last van hebben.
Bijkomende
voorzorgsmaatregelen
•Ga voorzichtig te werk, wanneer u de knoppen,
regelaars en andere bedieningsorganen of aansluitingen van de TD-6K gebruikt. Ruw omgaan met
deze dingen kan defecten veroorzaken.
558a
•Om uw buren niet te storen houdt u het volume
best op een redelijk niveau. U zou ook een hoofdtelefoon op de versterker e.d. kunnen aansluiten,
zodat u zich geen zorgen hoeft te maken over de
mensen rondom u (vooral in de late uren).
3
Controle van de bijgeleverde
TD-6
(Percussion Sound Module)
accessoires
❑ TD-6 (Percussion Sound Module) x 1
❑ KD-7 (Kick Trigger Unit) x 1
❑ FD-6 (HiHat Control Pedal) x 1
❑ PD-6 (Pad) x 5
❑ CY-6 (Cymbal Pad) x 2
❑ Accessoireset x 1
❑ Stemsleutel x 1
❑ Klopper (voor een KD-7) x 1
❑ Pinbout (voor de FD-6) x 2
❑ Pinboutveer (voor de FD-6) x 2
❑ Vleugelmoer (voor CY-6) x 2
❑ Viltringen (voor CY-6) x 2
❑ Stopper (voor CY-6) x 2
❑ Mono-aansluitkabel (1 meter) x 3
(voor HiHat, Snare, Tom 1: PD-6 x 3)
❑ Mono-aansluitkabel (2 meters) x 4
(voor Kick: KD-7/Tom 2, 3: PD-6 x 2/
HiHat Control Pedal: FD-6)
❑ Stereo-aansluitkabel (2 meter) x 2
(voor Crash, Ride: CY-6 x 2)
■ TD-6K handleiding x 1
Schroef de standhouder (die bij de MDS-6 wordt geleverd)
zoals hierna getoond aan de onderkant van de TD-6 vast.
Smalle kant
Brede kant
OPGELET
• Gebruik uitsluitend de 8mm-schroeven (M5 x 8), die bij
de TD-6 worden geleverd. Het gebruik van andere
schroeven zou er namelijk toe kunnen leiden dat u de
TD-6 beschadigt.
• Aangezien u de module tijdens het monteren van de
standhouder ondersteboven moet leggen, verdient het
aanbeveling om er een dik deken of een stapel kranten
e.d. onder te leggen om te voorkomen dat u de bedieningsorganen beschadigt.
• Zolang de module ondersteboven is gekeerd moet u er
bijzonder voorzicht mee omspringen om hem niet te
laten vallen.
• Het basdrumpedaal wordt niet bijgeleverd. Dat moet er
dus apart bijkopen.
• De handleiding van de TD-6 bevindt zich in de doos van
die module.
OPGELET
Wijzigingen van de specificaties en het uiterlijk met het oog op
productverbeteringen zonder voorafgaande kennisgeving
voorbehouden.
MDS-6
Begin met het opstellen van de drumstand.
Meer details over het assembleren van de drumstand (MDS-6)
vindt u in diens handleiding.
(Drum Stand)
KD-7 (Kick Trigger Unit)
Pad-kant
AnkermoerBolt
Voetplaat
Signaaluitgang
Mix In-connector
HoogLaag
Regelaar voor het uitgangsniveau.
Polariteitsschakelaar
Polariteitsschakelaar instellen
Schuif de polariteitsschakelaar in de “(–Roland)” positie.
4
Mix In-connector gebruiken
Door de uitgang van een tweede KD-7 op de Mix In-connector
aan te sluiten kunt u ook met een dubbel baspedaal werken.
FD-6
(HiHat Control Pedal)
Instellen van de pedaalweg
Instellen van het uitgangsniveau
Als het volume/niveau van een tweede KD-7, die u op de Mix
In-connector aangesloten hebt, niet overeenkomt met dat van
de andere KD-7, kunt u met de kleine regelaar het uitgangsniveau van de KD-7 regelen. Hiervoor hebt u een schroevendraaier nodig.
Als u maar één KD-7 gebruikt, moet u de niveauregelaar op de
maximumwaarde zetten.
Klopper op een basdrumpedaal
installeren
De TD-6K wordt niet met een basdrumpedaal geleverd. De
klopper wordt echter wel bijgeleverd en moet dan ook op een
in de handel verkrijgbaar basdrumpedaal geïnstalleerd worden.
Klopper
Basdrumpedaal
los
Arm verschuiven
strak
Draai de schroef met de bijgeleverde
stemsleutel los en verschuif de arm.
Pedaalplaat
Uitgang
Pinbouten installeren
(bij gebruik van een tapijt)
Pinbout
Instellen van de pinbout
Bij gebruik van een tapijtAls u geen tapijt gebruikt
OPGELET
• Wees voorzichtig dat u zich niet de vingers kneust.
• Het uiteinde van de pinbouten is betrekkelijk scherp.
Wees dus voorzichtig.
• Als u de KD-7 gewoon op een houten vloer e.d. zet, zou u
deze laatste kunnen beschadigen. Draai de pinbouten
dan weer naar binnen.
• Zet het basdrumpedaal goed vast aan de KD-7.
Specificaties
KD-7:Kick Trigger Unit
Trigger:1
Afmetingen: 172 (B) x 112 (D) x 100 (H) mm
gewicht:1,3kg (met klopper)
Veer voor de pinbout
OPGELET
• Het uiteinde van de pinbouten is betrekkelijk scherp.
Wees dus voorzichtig.
• Als u de FD-6 gewoon op een houten vloer e.d. zet, zou u
deze laatste kunnen beschadigen. Draai de pinbouten er
dan weer uit.
• Als u de FD-6 langere tijd niet wenst te gebruiken, moet u
de arm in de “los”-stand schuiven en weer vastdraaien.
• Om onnodige schade te voorkomen moet u ervoor zorgen dat het pedaal van de FD-6 nooit lange tijd ingedrukt
blijft.
In de Engelstalige handleiding van de TD-6 wordt ervan
uitgegaan dat u met een FD-7 HiHat Control Pedal werkt.
Uiteindelijk blijkt het echter om een “FD-6” te gaan, wanneer
u de TD-6K gekocht hebt. Dat gaan we in het Nederlands
meteen rechtzetten.
Specificaties
FD-6:HiHat Control Pedal
Afmetingen: 160 (B) x 395 (D) x 120 (H) mm
Gewicht:1,4kg (met pinbouten)
5
PD-6
(Pad)
Bevestigingsmoer
Houder
Slagvlak
Bevestigingsmoer
CY-6
(Cymbal Pad)
Belgedeelte
Randgedeelte
Pad-oppervlak
Houder
Uitgang
PD-6 Pads aan de stand bevestigen
Schuif de pen door de buis binnenin de houder.
Vastdraaien
Losdraaien
Pen
OPGELET
Let er tijdens het bevestigen van de PD-6 Pads aan de pennen
op de bevestigingsmoeren goed vast te draaien om te voorkomen dat een Pad los komt te zitten.
Uitgang
CY-6 aan een cimbaalstand
bevestigen
1. Draai de stopperbout met de bijgeleverde
stemsleutel vast.
De stopper voorkomt dat de cimbaalpad in het wilde
begint te draaien en er op die manier voor zorgt dat de
kabels verstrikt geraken.
Stopper
(de goede kant
uit draaien)
2. Bevestig de CY-6 zoals in de tekening hierna
getoond.
Deze bout met
de bijgeleverde
stemsleutel vastdraaien.
Specificaties
PD-6:Pad
Diameter:8,5 duim
Trigger:1 (slagvlak)
Afmetingen: 221 (B) x 274 (D) x 64 (H) mm
Gewicht:1,2kg
6
3. Draai de vleugelmoer zo vast of zo los tot de
cimbaalpad op de gewenste manier beweegt.
Gebruik de bijgeleverde viltring en de vleugelmoer.
Vleugelmoer
Viltring
Specificaties
CY-6:Cymbal Pad
Diameter:12 duim
Triggers:2 (Slagvlak, rand)
Afmetingen: 290 (B) x 295 (D) x 45 (H) mm
Gewicht:0,6kg
Assemblage en aansluiten van de “TD-6K”
OPGELET
Om schade aan de luidsprekers en de overige apparaten te voorkomen moet u altijd het volume op de minimumwaarde zetten en
alle betrokken apparaten uitschakelen alvorens iets aan te sluiten of de aansluitingen te verbreken.
TD-6
Hi-Hat
PD-6
HiHat Control Pedal
FD-6
Crash 1
CY-6
Snare
PD-6
Tom 1
PD-6
Ride
CY-6
Tom 2
PD-6
Tom 3
PD-6
Kick
KD-7
Stereo
(2 meter)
Mono
(1 meter)
Mono
(2 meter)
Gebruik de bijgeleverde kabels voor het aansluiten van de Pads, de
cimbaalpads, de HiHat-eenheid en de basdrumeenheid. Kijk goed
naar de nummers in de afbeeldingen en sluit de Pads e.d. op de juiste
TRIGGER INPUT-connectors achterop de TD-6 aan.
Stereokabel (2 meter) x 2
Crash 1 (CY-6)
Ride (CY-6)
Monokabel (1 meter) x 3
Snare (PD-6)
Hi-Hat (PD-6)
Tom 1 (PD-6)
Monokabel (2 meter) x 4
Tom 2 (PD-6)
Tom 3 (PD-6)
Kick (KD-7)
HiHat Control Pedal (FD-6)
Stereo
Twee signalen
Mono
E n signaal
Eens u alles naar behoren hebt aangesloten, moet u de TD-6 instellen (zie verderop).
De TD-6 module bevat al optimale instellingen voor de TD-6K. U kunt dus meteen aan de slag.
7
8
Handleiding
Dank u voor en gefeliciteerd met uw aankoop van de TD-6 Percussion Sound
Module van Roland.
Alvorens de TD-6 te gebruiken moet u “Belangrijke opmerkingen” (blz.
12) lezen. Daar komt u namelijk te weten wat u wel en niet mag doen en
hoe u de TD-6 op de juiste manier gebruikt. Verder verdient het aanbeveling om de handleiding in z’n geheel te lezen om alle functies te leren
kennen. Bewaar de handleiding op een veilige plaats op, omdat u ze
later beslist nog eens nodig hebt.
* Alle in deze handleiding vermelde productnamen zijn eigendom van de betref-
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze handleiding mag worden gekopieerd, verveelvoudigd of op andere manieren openbaar worden gemaakt zonder de schriftelijke
toestemming van ROLAND CORPORATION.
Veilig gebruik van de TD-6
Veilig gebruik van de TD-6
INSTRUCTIES VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN EN VERWONDINGEN
VEILIG GEBRUIK VAN DIT APPARAAT
Over de en labelsOver de symbolen
VOORZICHTIGLET OP
Wijst de gebruiker op het risico op
VOORZICHTIG
LET OP!
dodelijke ongevallen of zware verwondingen als gevolg van een fout
gebruik van dit apparaat.
Het foute gebruik van dit apparaat kan
leiden tot verwondingen en of materiële
schade.
* "Materiële" schade heeft betrekking op
het beschadigen van het meubilair of
andere huishoudelijke voorwerpen
evenals huisdieren enz.
Een driehoek maakt de gebruiker attent op belangrijke
instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het
symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het
links getoonde symbool wordt gebruikt voor algemene
waarschuwingen of om de aandacht te vestigen op gevaar.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die nooit
mogen worden uitgevoerd. Wat nooit mag worden gedaan
wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links
getoonde symbool wordt gebruikt om aan te geven dat het
toestel nooit uit elkaar mag worden gehaald.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die moeten
worden uitgevoerd. Wat er moet worden gedaan wordt
aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde
symbool betekent dat de stekker van het stroomsnoer van de
uitgang moet worden losgekoppeld.
HOUD ALTIJD HET VOLGENDE IN DE GATEN
VOORZICHTIGVOORZICHTIG
001
• Lees eerst de volgende punten door en gebruik
dan pas uw TD-6. Zo bent u er zeker van dat u
hem op de juiste manier gebruikt.
• Probeer nooit de TD-6 zelf te herstellen (tenzij u
in de handleiding uitdrukkelijke instructies
vindt om dat wél te doen). Laat alle herstellingsen onderhoudswerken over aan een door Roland
erkende technische dienst.
• Zet de TD-6 nooit op plaatsen die de volgende
kenmerken vertonen:
• Plaatsen die onderhevig zijn aan sterke temperatuurschommelingen (bv. in het directe
zonlicht), in een gesloten auto waar de zon
op staat, in de buurt van een radiator of een
airco-kanaal, op een warmtebron (stoof e.d.).
• Op vochtige plaatsen (badkamer, wasruimte,
op de natte grond, in de regen e.d.)
• Op bijzonder stoffige plaatsen.
• Op plaatsen die onderhevig zijn aan sterke
trillingen.
• Als u de TD-6 in een rack schroeft of op een
stand monteert, moet u deze laatste op een vlak
en stabiel oppervlak plaatsen. Het rack en de
stand mogen tijdens het normale gebruik niet
verschuiven. De keuze van een veilige opstellingsplaats geldt overigens ook voor situaties
waarin u de TD-6 niet gebruikt.
• Gebruik enkel de bij de TD-6 geleverde adapter
en sluit hem uitsluitend aan op een stopcontact
dat beantwoordt aan de gegevens op het merkplaatje van de adapter. Andere adapters hebben
een andere polariteit of een ander vermogen.
Als u ze op een verkeerd stopcontact aansluit,
werkt de TD-6 niet of brandt de adapter door.
• Beschadig nooit de stroomkabel. Plooi hem niet
te veel, trap er niet op, plaats er geen zware
voorwerpen op enz. Een beschadigde kabel kan
brand of elektrocutie veroorzaken. Gebruik
nooit een kabel die al beschadigd is.
• Dit apparaat kan hetzij van zich uit, hetzij in
combinatie met een externe versterker, voor een
volume zorgen dat uw gehoor kan aantasten.
Werk dus nooit lange tijd op een pittig volume
of op een volume dat net aan de pijngrens ligt.
Zodra u ook maar de indruk hebt dat uw gehoor
begint te verzwakken, moet u onmiddellijk een
oorarts raadplegen.
• Zorg dat er geen kleine voorwerpen (uit metaal,
brandbare stoffen, muntstukken, naalden e.d.) in
het inwendige van de TD-6 terechtkomen. Plaats
nooit glazen, koppen e.d. op de behuizing.
• Verbreek, in de volgende situaties, onmiddellijk
de aansluiting op het lichtnet en neem contact op
met een erkende herstellingsdienst of uw Roland-dealer:
• Als de adapter of het netsnoer zichtbaar
beschadigd is.
• Als er een voorwerp of vloeistof in het
inwendige van de TD-6 terecht is gekomen.
• Als de TD-6 in de regen heeft gestaan (of op
een andere manier nat is geworden).
• Als de TD-6 niet naar behoren lijkt te werken
of het helemaal niet meer doet.
• In gezinnen met kleine kinderen dient een volwassene toezicht te houden tot de kinderen in
staat zijn om dit toestel in overeenstemming met
de veiligheidsvoorschriften te gebruiken.
• Sluit de adapter van dit apparaat niet samen met
een overdreven aantal andere toestellen aan op
hetzelfde stopcontact. Wees voorzichtig met verlengsnoeren – het totale vermogen van alle toestellen aangesloten op het verlengsnoer mag
nooit het nominale vermogen (watt/ampère)
van het verlengsnoer overschrijden. Een overdreven belasting kan de isolatie van het snoer
doen opwarmen en zelfs doen doorsmelten.
• Alvorens de TD-6 in het buitenland te gebruiken, neemt u het best contact op met uw Rolanddealer om te weten te komen welk voltage er in
het betreffende land wordt gehanteerd en of u al
dan niet voor een geschikte stroomvoorziening
moet zorgen.
Lees eerst “Veilig gebruik van de TD-6” (blz. 10) en daarna de volgende punten door om er zeker van te zijn
dat u de TD-6 op de juiste manier gebruikt.
Voeding
• Sluit de TD-6 niet samen met apparaten, die ruis veroorzaken (zoals een elektrische motor of een regelbaar
lichtsysteem), op eenzelfde stroomkring aan.
302
• De adapter wordt na verloop van tijd warm. Dit is normaal.
307
• Alvorens de TD-6 op andere toestellen aan te sluiten
schakelt u best alle apparaten uit. Zo voorkomt u defecten en/of schade aan luidsprekers of andere toestellen.
Opstelling
• Als u de TD-6 gebruikt nabij een vermogensversterker
(of een ander apparaat met grote transformators), kan
er brom ontstaan. Oriënteer de TD-6 dan anders of verwijder hem van de interferentiebron.
352
• De TD-6 kan de radio- of TV-ontvangst verstoren.
Gebruik hem niet in de nabijheid van dergelijke ontvangers.
354a
• Plaats de TD-6 nooit in het directe zonlicht en laat hem
vooral niet in een gesloten auto liggen waar de zon op
staat. Dat kan namelijk zorgen voor het smelten of het
verkleuren van de behuizing.
355
• Gebruik de TD-6 niet op een plaats die blootgesteld is
aan de regen, of in een andere vochtige omgeving.
Herstellingen en uw data
• Houd er rekening mee dat alle gegevens in het geheugen van de TD-6 verloren kunnen gaan, wanneer hij
wordt hersteld. Maak van belangrijke data steeds een
Backup via MIDI (door de instellingen met de Bulk
Dump-functie te zenden naar een sequencer), of schrijf
ze neer op papier (indien mogelijk). Tijdens de herstelling wordt er grote zorg besteed aan het voorkomen
van dataverlies. In sommige gevallen (bv. wanneer de
geheugencircuits zelf defect zijn) is het helaas niet
mogelijk om de data te recupereren. Roland is niet aansprakelijk voor dusdanig dataverlies.
Voeding van het
geheugen
• De TD-6 bevat een batterij die de geheugencircuits
voedt wanneer u hem uitschakelt. Wanneer deze batterij te zwak wordt, verschijnt de onderstaande melding
in het display. Laat dan zo snel mogelijk de batterij vervangen, om te voorkomen dat u alle data in het geheugen verliest. Voor het vervangen van de batterij raadpleegt u best uw dealer, de Roland-herstellings of een
erkende Roland-distributeur (zie de “Informatie”pagina).
Onderhoud
• Gebruik voor een gewone schoonmaakbeurt een zachte
droge doek of een lichtjes met water bevochtigde doek.
Gebruik voor hardnekkig vuil een doek met een mild,
niet-bijtend schoonmaakmiddel. Veeg de TD-6 nadien
goed af met een zachte droge doek.
402
• Gebruik nooit benzine, thinner, alcohol of gelijk welk
oplosmiddel om verkleuring of vervorming te voorkomen.
12
Bijkomende voorzorgen
• Gelieve er rekening mee te houden dat de inhoud van
het geheugen onherroepelijk verloren kan gaan ten
gevolge van een defect of het onjuist bedienen van de
TD-6. Daarom raden we aan om van belangrijke data
regelmatig een Backup te maken via MIDI.
552
• Jammer genoeg kan het gebeuren dat de data in het
geheugen van de TD-6 niet meer kunnen worden hersteld wanneer ze eenmaal gewist zijn. Roland Corporation is niet aansprakelijk voor dergelijk dataverlies.
553
• Ga voorzichtig te werk wanneer u de knoppen, regelaars en andere bedieningsorganen, en de aansluitingen
van de TD-6 gebruikt. Ruw omgaan met deze dingen
kan defecten veroorzaken.
554
• Sla of druk nooit op het display.
556
• Neem bij het aan- en afkoppelen van de kabels steeds
de connector zelf vast – trek nooit aan de kabel. Zo
voorkomt u kortsluitingen en schade aan de aders.
558a
• Houd, om uw buren niet te storen, het volume op een
redelijk niveau. U kunt ook een hoofdtelefoon gebruiken zodat u zich geen zorgen hoeft te maken over de
mensen rondom u (vooral in de late uren).
558c
• De TD-6K is ontworpen om zo weinig mogelijk herrie
te maken tijdens het spelen. Sommige trillingen kunnen
echter niet worden voorkomen (bv. het intrappen van
een pedaal). Daarom kiest u het best een plaats of
onderlaag die dergelijke trillingen afdempt. Denk er
bovendien aan dat het werken met een hoofdtelefoon
niet kan voorkomen dat u meezingt of zodanig te keer
gaat dat de buren er last van hebben.
559a
• Om de TD-6 te transporteren gebruikt u best de oorspronkelijke verpakking (inclusief opvulling). Anders
dient u te zorgen voor een gelijkwaardige verpakking.
562
• Gebruik Roland-kabels voor de aansluitingen. Als u
een kabel van een ander merk gebruikt, let dan op het
volgende:
• Sommige verbindingskabels bevatten weerstanden.
Sluit op de TD-6 geen kabels aan die weerstanden
bevatten. Als u zulke kabels gebruikt, is het mogelijk dat het geluid niet of nauwelijks hoorbaar is.
Voor meer informatie over de kabels wendt u zich
het best tot de fabrikant van de betreffende kabel
.
Belangrijke opmerkingen
13
Inhoud
Veilig gebruik van dit apparaat ...............................................................2
Controle van de bijgeleverde accessoires............................................................................... 4
Index ......................................................................................................144
Belangrijke functies
Groot aantal interne klanken voor alle
toepassingen (van oefenen tot live-spel)
■ 99 verschillende Drum Kits
Door gewoon een “Drum Kit” te kiezen kunt u met enkele handelingen de benodigde geluiden
oproepen. Of u de TD-6 nu gebruikt om thuis te spelen of voor optredens: u hebt altijd de passende
klanken binnen handbereik.
■ 1042 druminstrumenten
Indien nodig, kunt u ook zelf Drum Kits samenstellen door gewoon de gewenste klanken
(“druminstrumenten”) bij elkaar te voegen en aan de benodigde pads toe te wijzen.
■ 150 voorgeprogrammeerde Songs
Als u niet graag in het wilde weg zit te meppen, kiest u één van de 150 voorgeprogrammeerde
Songs om over een muzikale achtergrond te beschikken. Alles wat u dan nog hoeft te doen is het
uitschakelen van de eveneens in de Song aanwezige drumpartij om die zelf te kunnen spelen.
Bovendien zijn er 100 geheugens waarin u uw eigen Songs kunt opslaan (dat zijn de “Usergeheugens”).
■ 262 begeleidingsinstrumenten (“Backing”)
Aangezien ook het aantal begeleidingsinstrumenten indrukwekkend te noemen is, klinken de
Songs van de TD-6 net zo overtuigend als de druminstrumenten.
Bijzonder expressieve geluiden
■ De “Cross Stick”-techniek wordt ondersteund (blz. 45)
■ Rim Shots (blz. 45), randslagen op de cimbalen (blz. 46) en het
afdempen van de cimbalen (blz. 47) worden eveneens
ondersteund.
■ Het HiHat-controlepedaal kan ook voor het beïnvloeden van de
toonhoogte worden gebruikt (blz. 73).
Met name bij het werken met paukenklanken kunt u handig gebruik maken van het HiHatcontrolepedaal voor het beïnvloeden van de druminstrumenten die u via de pads aanstuurt.
19
Belangrijke functies
Functies en parameters perfect afgestemd op
het live-gebruik
■ Dankzij het vlakke bedieningspaneel kunt u alle instellingen
goed aflezen en bovendien uw medemuzikanten nog zien.
■ Oplichtende knoppen voor een doeltreffende bediening.
■ Grote [INC/+]- en [DEC/–]-knop die u zelfs met drumstokken kunt
indrukken.
Handige functies voor het oefenen
■ De TD-6 bevat een ingebouwde metronoom (blz. 86).
■ Part Mute-functie voor het uitschakelen van bepaalde partijen
tijdens het meespelen met de voorgeprogrammeerde Songs
(blz. 58, 85).
Uitbreidbaar/compatibel
■ De TD-6 laat het gebruik van de volgende opties toe:
Pads (PD-5, PD-6, PD-7, PD-9, PD-80, PD-80R, PD-100, PD-120)
Cimbaalpads (CY-6, CY-12H, CY-14C, CY-15R)
Kick Trigger Units (KD-5, KD-7, KD-80, KD-120)
HiHat-controlepedalen (FD-7, FD-6; de FD-6 maakt deel uit van het TD-6K-pakket)
■ Gebruik van de TD-6 als module tijdens het werken met een
sequencer (blz. 112).
■ Ondersteunt het General MIDI-formaat (blz. 62, 106)
De TD-6 biedt een General MIDI-mode die u kunt gebruiken om GM-compatibele sequences af te
spelen. In deze mode beschikt u over een functie waarmee u één bepaalde partij kunt uitschakelen
om ze zelf te spelen (“Minus One”).
General MIDI () System
General MIDI is een geheel van aanbevelingen waarmee de beperkingen van de oorspronkelijke MIDIspecificaties omzeild worden door duidelijk te stellen welke functies, klanken e.d. een module moet
hebben. Sequences en instrumenten, die aan deze vereisten voldoen, zijn voorzien van het General
MIDI-logo (). Sequences met dit logo klinken op eender welk General MIDI-instrument nagenoeg
hetzelfde, zodat de weergave voorspelbaar wordt – in tegenstelling tot wat bij de eerste MIDIcompatibele instrumenten het geval was.
20
Gebruik van deze handleiding
Structuur van de
handleiding
Deze handleiding is als volgt ingedeeld:
Instellingen (blz. 23)
Dit deel moet u lezen alvorens de TD-6 voor het eerst te
gebruiken. Hier komt u te weten welke voorbereidingen
u moet treffen, hoe de stand op te stellen, de pads aan te
sluiten en de TD-6 in te schakelen.
Bovendien vindt u hier informatie over het toevoegen
van bijkomende pads e.d. om de mogelijkheden van de
TD-6 ten volle te benutten.
Eerste kennismaking (blz. 49)
Hier wordt in het kort uitgelegd hoe u klanken en Drum
Kits van de TD-6 kiest en gebruik maakt van de voorgeprogrammeerde Songs.
Parameters (blz. 63)
De TD-6 laat toe om uw eigen Drum Kits te programmeren, als u onder de Presets geen enkele set vindt die precies bij uw behoeften aansluit. In dit deel worden alle
functies van de TD-6 één voor één voorgesteld.
• 1. Zelf Drum Kits programmeren (blz. 64): Met de hier
beschreven functies kunt u uw eigen Kits samenstellen.
• 2. Pad- en Trigger-instellingen (blz. 78): hier komt u te
weten hoe u de juiste instellingen voor de TD-6 zelf en
de pads kiest.
• 3. Algemene instellingen (Setup) (blz. 84): In dit deel
vindt u parameters zoals het display-contrast, het Songvolume en andere instellingen die voor de TD-6 in z’n
geheel gelden.
• Hoofdstukken 4~5: Sequencer en bijbehorende functies
(blz. 86): Hier vindt u parameters zoals het metronoomvolume (Click) evenals alles wat met het opnemen, editen en weergeven van sequences te maken heeft.
Appendix (blz. 115)
Als de TD-6 niet werkt zoals verwacht, kijk dan eerst in
“Verhelpen van storingen” om te zien of u het probleem
zelf kunt verhelpen. Onder “Boodschappen & foutmeldingen” komt u te weten wat de verschillende boodschappen in het display van de TD-6 betekenen. Tenslotte vindt u daar ook de MIDI Implementation Charts.
Afspraken voor deze
handleiding
• De namen van de knoppen worden met behulp van [≈≈]
aangeduid. Voorbeeld: [KIT].
• (blz. **) verwijst naar een pagina waar u bijkomende
gegevens vindt.
• Bepaalde handelingen worden afgekort:
[KIT] ➝ [EDIT]
1.Druk op [KIT].
2.Druk op [EDIT].
[SHIFT] + [KIT]
1.Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [KIT]
drukt.
• Bepaalde knoppen hebben twee functies (bv.
[EDIT≈(SETUP)]. De tweede functie (tussen haakjes) kunt u
selecteren door [SHIFT] ingedrukt te houden, terwijl u op
de betreffende knop drukt.
• De symbolen die u hier en daar tegenkomt hebben de
volgende betekenis:
OPGELET
Duidt belangrijke opmerkingen aan die u zeker
moet lezen en behartigen.
Verwijst naar nuttige dingen en functies die u
niet noodzakelijk hoeft te lezen, maar die wel
handig zijn.
Verwijst naar tips die een nog efficiënter gebruik
van de TD-6 toelaten.
• Hoofdstuk 6: MIDI-instellingen en voorbeelden van het
gebruik van MIDI (blz. 102): Hier komt u te weten hoe
de MIDI-functies te gebruiken voor het archiveren van
uw instellingen met een extern apparaat; tevens worden
hier de toepassingsmogelijkheden voor het gebruik van
de TD-6 als General MIDI-module uit de doeken
gedaan.
Is een verwijzing naar een ander hoofdstuk of
een andere pagina waar u bijkomende gegevens
vindt.
Slaat op een verklaring van een term of begrip
dat op de betreffende pagina gehanteerd wordt.
* Hier en daar worden er in deze handleiding ook afbeeldingen van
het display gegeven. Die hebben enkel een voorbeeldfunctie en
beantwoorden dus niet altijd aan wat u op uw TD-6 ziet. Dat kan
verband houden met het feit dat uw TD-6 een nieuwere systeemversie bevat.
21
Gebruik van deze handleiding
22
Instellingen
23
Beschrijving van de panelen
Frontpaneel
Display
Hier worden de namen van de Drum Kits, de
Songs, de instellingen enz. afgebeeld.
VOLUME-regelaar
Hiermee stelt u het algemene volume van de
TD-6 in (blz. 33). Onthoud goed dat de geluidsweergave van de TD-6 niet wordt uitgeschakeld,
wanneer u een hoofdtelefoon aansluit.
Sequencer-sectie
• CLICK (TEMPO)-knop
Hiermee schakelt u de metronoom in en uit
(blz. 51).
Door [SHIFT] ingedrukt te houden, terwijl u op
[CLICK≈(TEMPO)] drukt, roept u de displaypagina op waar u het tempo kunt instellen
(blz. 53, 57).
• REC knop
Hiermee roept u de pagina op waar u de
opnameparameters kunt instellen (blz. 91).
• STOP knop
Hiermee kunt u de Song-weergave stoppen
(blz. 55). Als u deze knop indrukt, terwijl de
weergave al gestopt is, keert u hiermee naar
het begin van de Song terug.
• PLAYknop
Hiermee start u de Song-weergave (blz. 55).
Als de TD-6 klaar is om op te nemen (blz. 91),
start u hiermee de opname.
• PART MUTE-knop
Hiermee kunt u de gekozen Parts uitschakelen (blz. 58).
SONG-knop
Hiermee roept u de pagina op die alle belangrijke
Song-instellingen bevat (blz. 89).
KIT-knop
Hiermee roept u de basispagina op voor het
instellen van Drum Kits (blz. 65).
24
Beschrijving van de panelen
SHIFT-knop
Deze knop moet u samen met andere knoppen
gebruiken:
CombinatieFunctie
[SHIFT] + [KIT]Dient voor het afspelen van de
klank die aan de momenteel
geselecteerde pad toegewezen
is (“Preview”, blz. 66).
[SHIFT] +
[√], [®]
[SHIFT] +
[CLICK≈(TEMPO)]
[SHIFT] +
[EDIT≈(SETUP)]
[SHIFT] + [SONG]Hiermee roept u de pagina op
[SHIFT] + [PLAY®]Tijdens de Song-weergave lich-
[SHIFT] + [STOPª]Hiermee roept u een Song-
[SHIFT] + [PART≈MUTE]Hiermee roept u de pagina op
[SHIFT] + [INC/+],
[DEC/–]
• Dient voor het kiezen van
de Trigger-ingang (blz. 66).
• Laat toe om een teken te
wissen of in te voegen tijdens het benoemen van
Drum Kits en Songs (blz. 76,
97).
Dient voor het oproepen van
de pagina waar u het tempo
kunt instellen (blz. 53, 57).
Hiermee roept u de parameters
op die voor de TD-6 in z’n
geheel gelden (Setup, blz. 78,
84, 88).
waar u het volume van de
begeleidingsinstrumenten
kunt instellen (melodische en
andere klanken, blz. 56).
ten de knoppen van alle pads
op die aan druminstrumenten
zijn toegewezen, die op dat
moment worden afgespeeld
(blz. 55).
geheugen op dat nog geen data
bevat (New User, blz. 90).
waar u de niet benodigde partijen kunt uitschakelen
(blz. 85).
• Laat toe om een parameterwaarde in grote stappen te
veranderen.
• Dient voor het kiezen van
een andere instrumentgroep of Song-categorie
(blz. 67, 93).
• Laat het kiezen van hoofden kleine letters toe tijdens
het schrijven van Drum Kiten Song-namen (blz. 76, 97).
Edit-sectie
• EXIT-knop
Hiermee keert u terug naar de vorige displaypagina. Door deze knop verschillende keren
in te drukken komt u uit bij de Drum Kit- of
Song-pagina.
• [√], [®]
Wanneer er in het display een “ ” of “ ” verschijnt, dienen deze knoppen voor het springen naar een andere display-pagina. Door
[SHIFT] ingedrukt te houden, kunt u met [√] en
[®] de benodigde Trigger-ingang kiezen
(blz. 66). Op de SONG-pagina kunt u hiermee
in stappen van één maat voor- en terugspoelen (blz. 55).
• EDIT (SETUP)-knop
Hiermee roept u de pagina met de Drum Kiten Song-instellingen op. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [EDIT≈(SETUP)] drukt om toegang te hebben tot de algemene instellingen
van de TD-6.
• ENTERknop
Hiermee kunt u naar een andere displaypagina gaan, wanneer er in het display een
“” staat.
Hiermee selecteert u Drum Kits en Song en
wijzigt u parameterwaarden.
• Met [INC/+] stelt u een grotere waarde in; met
[DEC/–] kiest u een kleinere waarde.
• Gaat het op een parameter die u kunt in- en
uitschakelen, dan dient [INC/+] voor het
inschakelen en [DEC/–] voor het uitschakelen.
• Door [SHIFT] ingedrukt te houden, terwijl u op
[INC/+] of [DEC/–] drukt, wijzigt u de waarde in
grotere stappen.
• Door
[INC/+]
ingedrukt te houden, terwijl u op
[DEC/–]
drukt, wijzigt u de waarde continu in
positieve richting. Met
[DEC/–]
en vervolgens
[DEC/–]
+
[INC/+]
erbij) keert u dit
om.
[INC/+]
(eerst
25
Beschrijving van de panelen
Achterpaneel
POWER-schakelaar
Hiermee schakelt u de TD-6 in en uit (blz. 32).
Kabelhaak
Hiermee zet u de adapterkabel vast.
DC IN-aansluiting
Sluit hier de bijgeleverde adapter aan (blz. 31).
OUTPUT (L (MONO), R)
Dit zijn de audio-uitgangen die u met uw versterker e.d. moet verbinden. Als uw versterker
mono is, mag u enkel de L/MONO-connector
gebruiken (blz. 31).
MIX IN-connector
Hierop kunt u de uitgang van uw CD-, MD-, cassettespeler e.d. aansluiten (blz. 61).
Het geluid van de hierop aangesloten signaalbron wordt naar de OUTPUT- en PHONES-connectors uitgestuurd.
HH CTRL-aansluiting
Sluit hier een HiHat-controlepedaal aan (FD-7 of
de bij de TD-6K geleverde FD-6; zie blz. 28).
TRIGGER INPUTS
Op deze ingangen moet u de optionele pads,
cimbalen en andere Triggers (blz. 28) aansluiten.
Meer details over de aansluitingen vindt u onder
“Trigger Inputs en geschikte pads” (blz. 42).
MicroSaver-antidiefstalslot ()
MicroSaver en Kensington zijn geregistreerde
handelsmerken van Kensington Microware
Limited.
Op deze connector kunt u een stereo-hoofdtelefoon aansluiten (blz. 31). Door dat te doen schakelt u de geluidsweergave via de audio-uitgangen echter niet uit.
MIDI-connectors (IN, OUT/THRU)
Deze aansluitingen hebt u nodig, wanneer u de
klanken van de TD-6 via een MIDI-klavier of
sequencer wilt aansturen, wanneer u via de pads
van de TD-6 andere MIDI-instrumenten wilt
aansturen of om de instellingen van de TD-6
extern te archiveren.
Aansluiten en instellen
b
TD-6 op de stand monteren
1
Schroef de standhouder (wordt bij de TD-6K of de optionele drumstand
geleverd) aan de onderkant van de TD-6 vast.
Gebruik uitsluitend de 8mm-schroeven (M5 x 8) die bij de TD-6 worden geleverd. Met andere schroeven kunt u de TD-6 namelijk beschadigen.
Smalle kant
Brede kant
OPGELET
• Zie blz. 4 voor meer
details.
• Wees voorzichtig bij het
aanbrengen van de
standhouder. Laat de
TD-6 niet vallen.
2
Bevestig de TD-6 en de standhouder aan de drumstand (bv. een optionele MDS-6, MDS-7U, MDS-8 of MDS-10).
Meer details over het assembleren van de drumstand vindt u in diens handleiding.
Voor het bevestigen van de
TD-6 aan een cimbaalstand e.d. maakt u het best
gebruik van de optionele
APC-33 “All Purpose
Clamp”. Dit kunt u aan
uizen met een ø 10,5~
30mm vastmaken.
27
Aansluiten en instellen
b
b
Pads en pedalen aansluiten
Gebruik de bijgeleverde kabels voor het aansluiten van de pads, cimbalen,
het HiHat-controlepedaal en de basdrumeenheid (Kick Trigger).
Kijk even naar de nummers in onderstaande afbeelding en zorg dat u de pads
e.d. op de juiste TRIGGER INPUT aansluit.
Voorbeeld
TRIGGER INPUT-aansluitingen
OPGELET
Alvorens pads met een
gaas (PD-80, PD-80R,
PD-100, PD-120, KD-80 of
KD-120) te gebruiken,
moet u de spanning van
het gaas optimaal instellen.
Als het gaas te slap is, kunt
u bij het meppen op een
dergelijke pad namelijk de
sensor beschadigen. Zie
ook de handleiding van de
etreffende pad.
Het beste resultaat bereikt
u door met pads van
Roland te werken (PD-5,
PD-6, PD-7, PD-9, PD-80,
PD-80R, PD-100 en
PD-120). Bovendien zijn er
ij Roland cimbalen (CY-6,
CY-12H, CY-14C en
CY-15R) en basdrumeenheden (KD-7, KD-80 en
KD-120) beschikbaar.
28
■ Over de polariteitsschakelaar
Als u een PD-7, PD-9 of KD-7 pad /Kick Trigger op de TD-6 aansluit, moet u
diens polariteitsschakelaar in de “– (Roland)” stand zetten. Meer details over
de polariteit vindt u in de handleiding bij de PD-7, PD-9 of KD-7.
POLARITY
+
- (Roland)
■ Twee pads aansluiten op “5/6” en “7/8”
Aansluiten en instellen
Door gebruik te maken van een optionele kabel (PCS-31) c.q. een standaard
“insertiekabel” (ook wel “Y-kabel” genaamd) kunt u twee pads op de TRIGGER INPUTs 5/6 (TOM2/AUX) en 7/8 (TOM3/4) aansluiten.
Achterpaneel van de TD-6
OPGELET
Deze ingangen kunnen
geen Rim-signalen verwerken.
PD-6
29
Aansluiten en instellen
■ Werken met twee basdrumeenheden
Als u graag met beide voeten basdrum speelt, kunt u twee KD-7 Kick Triggers gebruiken. Hiervoor dient u de uitgang van de ene basdrumeenheid aan
te sluiten op de MIX IN-connector van de andere Kick Trigger en die dan aan
te sluiten op de TD-6. Het gebruik van de MIX IN-aansluiting zorgt echter
voor een iets stiller uitgangssignaal van de Kick Trigger die op de TD-6 aangesloten is. Verhoog in dat geval de gevoeligheid van de 1 KICK-ingang op
de TD-6 (zie blz. 79).
Achterkant van de TD-6
OPGELET
Beide KD-7s sturen altijd
dezelfde klank aan. Bij
gebruik van de MIX INaansluiting kunt u dus
geen twee verschillende
klanken aan de twee basdrumeenheden toewijzen.
Output
Uitgang
Mix In
Kick Trigger Units (KD-7)
+
Pedalen
30
Hoofdtelefoon, versterking e.d.
aansluiten
R
L
Stereo mini-jack
Aansluiten en instellen
CD/MD-speler, cassettedeck enz.
1
Schakel alle betrokken apparaten uit alvorens ze op elkaar aan te
sluiten.
Bovendien verdient het aanbeveling om het volume van de versterker en de
TD-6 op “0” te zetten alvorens ze uit of in te schakelen.
2
Sluit de bijgeleverde adapter aan op de DC IN-connector.
3
Verbind de OUTPUT L(MONO) en R connector van de TD-6 met de
ingangen van een versterker, actieve luidspreker, keyboardversterker
(van de KC-serie) e.d.
Om met een hoofdtelefoon te werken moet u die op de PHONES-connector
aansluiten.
4
Sluit de adapter aan op een geschikt stopcontact.
OPGELET
Om te voorkomen dat u
plots niets meer hoort verdient het aanbeveling om
de kabel van de adapter
rond de kabelhaak te
draaien. Zo kan de stroomverzorging tenminste al
niet meer uitvallen.
Op de MIX IN-connector
van de TD-6 kunt u een
CD-speler e.d. aansluiten,
wat bv. te gek is voor het
oefenen (zie blz. 61).
31
TD-6 in-/uitschakelen
b
Eens u alle apparaten naar behoren hebt aangesloten (blz. 31) kunt u ze in de
verderop vermelde volgorde inschakelen. Verander nooit de vermelde volgorde om te voorkomen dat u de versterker, boxen e.d. beschadigt.
1, 53
5
1
Draai de [VOLUME]-regelaar helemaal naar links om het volume op “0” te
zetten.
2
Zet het volume van de versterker/actieve luidspreker op “0”.
3
Druk op [POWER] om de TD-6 in te schakelen.
Opgelet bij het inschakelen
Tijdens het inschakelen verschijnt de naam van een Drum Kit in
het display (zie afbeelding). Sla pas op een pad c.q. trap pas
een pedaal in wanneer de [KIT] oplicht – nooit eerder.
OPGELET
De TD-6 is voorzien van
een veiligheidscircuit. Na
het inschakelen duurt het
dus even voordat hij
geluid weergeeft.
Als u het HiHat-controlepedaal (optionele FD-7 of
FD-6, die enkel bij de
TD-6K wordt geleverd)
ingetrapt houdt, terwijl u
de TD-6 inschakelt, werkt
hij waarschijnlijk niet meer
etrouwbaar. Tevens mag
u tijdens de opstartfase op
geen enkele pad kloppen.
Anders laat diens respons
eveneens te wensen over.
32
TD-6 in-/uitschakelen
b
4
Schakel de versterker, de actieve luidspreker e.d. in.
5
Houd [SHIFT] + [KIT] ingedrukt of sla op een pad en stel geleidelijk aan het
gewenste volume in.
Uiteraard moet u ook op de versterker e.d. een geschikt volume instellen.
Als u bij het drukken op [SHIFT] + [KIT] niets hoort
Ga even de volgende dingen na:
Als u een versterker, actieve luidspreker e.d. gebruikt
• Hebt u een geschikt volume op de versterker e.d. ingesteld?
• Hebt u de TD-6 op de juiste manier op de versterker aangesloten?
• Is misschien één van de audiokabels defect?
• Hebt u op de versterker e.d. de juiste signaalbron (ingangen)
gekozen?
Als u met een hoofdtelefoon werkt:
• Hebt u die op de PHONES-connector aangesloten?
OPGELET
Opgelet met het volume
Als u eerst op de pads e.d.
speelt en vervolgens een
demosong of Song/
patroon afspeelt, kan dat
wel eens voor een oorverdovend volume zorgen.
Het verdient dan ook aan-
eveling om de [VOLUME]-
regelaar op een kleinere
waarde te zetten alvorens
de sequencer van de TD-6
(op welke manier dan ook)
te gebruiken.
Uitschakelen
1
Zet het volume van de TD-6 en de versterker e.d. weer op de
minimumwaarde.
2
Schakel de versterker e.d. uit.
3
Druk op de [POWER]-knop van de TD-6 om hem uit te schakelen.
33
Fabrieksinstellingen laden
Laten we nu kijken hoe je kunt zorgen dat de TD-6 weer precies dezelfde
instellingen bevat als bij levering.
21
OPGELET
Tijdens het laden van de
fabrieksinstellingen gaan
uw eigen instellingen weer
verloren. Als u die later
nog eens nodig hebt, moet
u ze met een Bulk Dumpoperatie extern activeren
(zie blz. 110).
43, 5, 6
1
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [EDIT≈(SETUP)] drukt.
Deze laatste licht nu op.
2
Druk zo vaak op [®] tot “FactoryReset” in het display verschijnt.
3
Druk op [ENTER].
Nu verschijnt de “Factory Reset”-pagina.
Als u [SHIFT] en [EDIT≈(SETUP)]
ingedrukt houdt, terwijl u
de TD-6 inschakelt, springt
het display meteen naar de
“Factory Reset”-pagina. In
dat geval kunt u meteen
vervolgen met stap (4).
34
4
Kies met [INC/+] of [DEC/–] de parametergroep waarvoor u weer de
fabrieksinstellingen wilt oproepen.
Hier gaan we gewoon kiezen voor “ALL” om alle parameters te initialiseren.
Ziehier wat de verschillende opties betekenen:
ALL:Alle parameters worden geïnitialiseerd.
THIS DRUM KIT:Enkel de parameters van de momenteel geselecteerde Drum
Kit worden geïnitialiseerd.
ALL DRUM KITS:Alle Drum Kits worden geïnitialiseerd.
ALL SONGS:De Song-geheugens 151~250 worden geïnitialiseerd.
5
Druk op [ENTER].
Het display vraagt u nu of u de instellingen echt wilt initialiseren.
Fabrieksinstellingen laden
Druk op [EXIT] als dat niet het geval is.
6
Druk op [ENTER] om de gekozen Factory Reset-functie uit te voeren.
Zodra de instellingen geïnitialiseerd zijn, verschijnt de volgende boodschap
in het display:
35
Demosongs beluisteren
De TD-6 bevat vier demosongs die de mogelijkheden van deze module op
indrukwekkende manier demonstreren.
De drumpartijen zijn in Realtime ingespeeld (dus zonder correcties).
5341
1
Houd [KIT] ingedrukt, terwijl u op [SONG] drukt.
Het display springt nu naar de “DEMONSTRATION”-pagina.
2
OPGELET
• Alle rechten voorbehouden. Het ongeoorloofde
gebruik van de demosongs voor andere doeleinden dan het privégebruik is verboden.
• De data van de demosongs worden niet naar
de MIDI OUT/THRUconnector gestuurd.
36
2
b
Kies met [INC/+]/[DEC/–] of [ENTER]/[INC/+] de demosong die u wilt
beluisteren.
Als u, na al op de pads
gespeeld te hebben, de
demosongs afspeelt, kan
het gebeuren dat het
volume oorverdovend is
en dat de luidsprekers
worden opgeblazen.
Daarom verdient het aan-
eveling om de [VOLUME]-
op een kleinere waarde te
zetten alvorens de demosongweergave te starten.
5
Druk op [PLAY®].
De weergave begint en de vier demosongs worden continu na elkaar afgespeeld.
6
Druk op [STOPª] om de weergave te stoppen.
7
Om daarna iets anders met de TD-6 kunnen doen moet u op [KIT], [SONG]
of [EXIT] drukken.
37
Instellen welke pads u gebruikt
b
Met de Trig Typ-parameter moet u aangeven welke pads u op de TD-6 aangesloten hebt. Dat is van groot belang om voor een optimale respons te zorgen.
Deze instelling moet u voor elke TRIGGER INPUT apart maken.
Volgens de fabrieksinstellingen is de TD-6 afgeregeld op de pads en
Triggers van de TD-6K.
81
Telkens wanneer u een
ander “Trig Typ” kiest,
worden voor de volgende
parameters automatisch de
meest geschikte waarden
ingesteld:
Basic-parameters (blz. 79)
• Sensitivity
• Threshold
• TrigCurve
ADVNCD-parameters
(blz. 81)
• Scan Time
• Retrig Cancel
• Mask Time
• Rim Sens
1
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [EDIT≈(SETUP)] drukt.
De indicator van deze laatste licht op.
2
Kies met [®] “TRIG BASIC”.
De meest geschikte instellingen voor elk Triggertype vindt u op blz. 44.
OPGELET
In bepaalde gevallen
ereikt u met de automati-
236
sche instellingen niet precies het gewenste resultaat.
In voorkomend geval moet
u de waarde handmatig
aanpassen.
3
Druk op [ENTER].
38
4
Sla op de pad die u bij de TD-6 wilt “aanmelden”.
Het display beeldt nu de naam van de ingang af waarop die pad is aangesloten.
5
Kies de optie die overeenkomt met de pad of Trigger die u op de geselecteerde TRIGGER INPUT hebt aangesloten:
PadTrigTypPadTrigTyp
PD-5PD7/9CY-6CY6
PD-6PD6CY-12HCY Type
PD-7PD7/9CY-14CCY Type
PD-9PD7/9CY-15RCY Type
PD-80PD80/100KD-5KD7
PD-80RPD80RKD-7KD7
PD-100PD80/100KD-80KD Type
PD-120PD120KD-120KD Type
Instellen welke pads u gebruikt
Als u wilt, kunt u de pad
ook kiezen door op [SHIFT]
+ [√] of [SHIFT] + [®] te
drukken.
6
Stel met [INC/+] en [DEC/–] het geschikte type in.
7
Herhaal de stappen (4)~(6) om ook de overige pads/Triggers te identificeren.
8
Druk op [KIT]. Deze knop licht op en het display springt naar de volgende pagina:
9
Speel op de pads en controleer de volgende dingen:
• Stuurt elke pad/Trigger een klank aan?
• Stuurt elke pad/Trigger de verwachte klank aan?
Als u bij het spelen een onverwachte klank hoort, overloop dan nog eens de
instellingen en zie bovendien “Verhelpen van storingen” (blz. 116).
Deze instellingen gelden
zowel voor het slagvlak als
de rand.
39
Sensitivity: pad-gevoeligheid
In bepaalde gevallen bent u waarschijnlijk niet helemaal tevreden met de respons van de ene of andere pad/Trigger. In de regel volstaat het dan om de
gevoeligheid ervan aan te passen om de gewenste overeenkomst tussen uw
slagkracht en het daarmee bereikte volume te verkrijgen. Daarvoor dient de
“Sensitivity”-parameter. Die wordt bij het kiezen van een “TrigTyp” automatisch ingesteld – maar niet altijd volgens uw verwachtingen.
81
1
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [EDIT≈(SETUP)] drukt.
Deze laatste licht nu op.
2
Kies met [®] “TRIG BASIC”.
3
Druk op [ENTER].
2, 436
40
4
Kies met [®] “Sensitivity”.
5
Sla op de pad wiens gevoeligheid u wilt aanpassen.
Het display beeldt nu de naam van de ingang af waarop die pad is aangesloten.
6
Stel met [INC/+] en [DEC/–] de gevoeligheid van de pad in.
Het instelbereik luidt 1~16. Hoe groter de waarde, hoe gevoeliger de pad-respons wordt, zodat u zelfs bij een betrekkelijk lichte aanslag al een redelijk
hoog volume hoort.
Met een kleine waarde zorgt u dat het volume zelfs bij een harde mep betrekkelijk laag blijft.
Optimale instelling:
Stel de Sensitivity-parameter op een waarde die ervoor zorgt dat u bij een
harde klap de maximale dynamiek bereikt. Zodra u de maximale waarde
bereikt, krijgt u een wimpel te zien ().
Indicator
Indicator (maximum)Maximale waarde
7
Herhaal de stappen (5) en (6) om ook de gevoeligheid van de overige
pads/Triggers in te stellen.
Sensitivity: pad-gevoeligheid
Als u wilt, kunt u de pad
ook kiezen door op [SHIFT]
+ [√] of [SHIFT] + [®] te
drukken.
Deze instellingen gelden
zowel voor het slagvlak als
de rand.
Een cruciaal aspect bij het
instellen van deze parameter is het weergavevolume
van de TD-6/de versterker. Immers: als het
volume betrekkelijk laag
is, hebt u de indruk dat er
qua dynamiek maar weinig gebeurt, zodat u misschien de foute Sensitivitywaarde instelt. Het verdient dan ook aanbeveling
om het volume voor het
instellen van Sensitivity
even open te draaien.
8
Druk op [KIT]. Deze knop licht op en het display springt naar de Drum
Kit-pagina.
41
Over de pads
Trigger Inputs en geschikte pads
U kunt niet eender welke pad op eender welke TRIGGER INPUT aansluiten.
Tenminste: dat kan wel, maar dan bereikt u niet het gewenste resultaat.
Daarom willen we hier even de mogelijkheden en beperkingen overlopen.
■ Trigger Input-functies
Ziehier de beschikbare Trigger Input-functies:
11
RIDE
Head 11
Rim 11
10
CRASH2
Head 10
Rim 10
3
HI-HAT
Head 3
Rim 3
9
CRASH1
Head 9
Rim 9
2
SNARE
Head 2
Rim 2
7
TOM3
Head 7
8
TOM4
Head 8
1
KICK
Head 1
5
TOM2
Head 5
6
AUX
Head 6
*1*1
OPGELET
Gebruik enkel de bij de
pad geleverde kabel voor
het aansluiten ervan op de
TD-6. Bij gebruik van een
monokabel is de Rim-functie (rand) niet beschikbaar.
Zoals u links ziet, ondersteunen echter niet alle
ingangen de Rim-functie.
4
TOM1
Head 4
Rim 4
42
*1: Door gebruik te maken van een optionele PCS-31 kabel (of een insertie-
kabel/Y-kabel) kunt u ook twee pads op eenzelfde ingang aansluiten.
Meer bepaald hebben we het hier over de aansluitingen “Trigger Input
5 (TOM2)” en “Trigger Input 7 (TOM 3)”. Meer details over de aansluitingen vindt u op blz. 29.
■ Combinaties van pads en Trigger-types
Om de beschikbare functies ten volle te kunnen benutten zou u even de volgende tabel moeten bestuderen:
/:Deze ingangen bieden geen Rim-functie.
*1:De Choking-functie (afdempen) van de CY-15R kan zowel voor de rand als de bel
worden gebruikt.
*2:TRIGGER INPUT 6 (AUX) en 8 (TOM) zijn enkel beschikbaar, wanneer u een opti-
onele PCS-31 of insertiekabel voor het aansluiten van twee pads gebruikt. Zie ook
de tekening onder “Trigger Input-functies”.
43
Over de pads
■ Aanbevolen parameterinstellingen
De pad-parameters krijgen bij het kiezen van een ander “TrigTyp” (zie
blz. 38) automatisch passende waarden toebedeeld (enige uitzondering:
“Xtalk Cancel”).
Aangezien die waarden niet in alle situaties het gewenste resultaat opleveren, moet u ze hier en daar wat bijschaven. Zie hiervoor blz. 79 en 81.
BASIC-parametersADVNCD-parameters
KD-5
KD-7
KD-80
Kick Triggers
KD-120
PD-5
PD-6
PD-7
PD-9
PadCimbalen
PD-80
PD-80R
PD-100
PD-120
CY-6
CY-12H
CY-14C
CY-15R
TrigTypPad
KD7
KD7
KD Type
KD Type
PD7/9
PD6
PD7/9
PD7/9
PD80/100
PD80R
PD80/100
PD120
CY6
CY Type
CY Type
CY Type
Sensitivity Threshold TrigCurve
85LINEAR202.058
85LINEAR202.058
104LINEAR202.054
104LINEAR202.054
83LINEAR400.534
73LINEAR401.034
83LINEAR400.534
83LINEAR400.534
83LINEAR401.034
81LINEAR401.03411
83LINEAR401.034
91LINEAR201.6347
103LINEAR302.038
103LINEAR300.538
103LINEAR300.538
103LINEAR300.538
Xtalk Cancel
Scan Time
Retrig Cancel
Mask Time Rim Sens
83LINEAR401.534
83LINEAR403.038
125LINEAR403.0312
Andere
Other 1
Other 2
AcDrTrig
“Xtalk Cancel” verandert niet wanneer u een ander Trigger-type kiest. Het
valt namelijk moeilijk te voorspellen wanneer er in uw geval sprake is van
overspraak. Meer details over deze parameter vindt u op blz. 80.
• Zie blz. 78 voor meer details over “Other 1” en “Other 2”.
• Kies de “AcDrTrig”-instelling wanneer u zgn. “drumtriggers” op uw akoestisch
drumstel installeert en die wilt gebruiken voor het aansturen van de TD-6. Meer
details hierover vindt u onder “TD-6 met akoestische drumtriggers gebruiken”
(blz. 83).
44
Bespelen van de pads
b
■ Normale slagen op de pads en Rim Shots
Door op het slagvlak van een pad te kloppen stuurt u de “Head”-klank aan.
Slaat u op de rand, dan hoort u een andere klank (namelijk meestal het overeenkomstige Rim-geluid).
Om een overtuigende Rim Shot ten gehore te brengen, moet u tegelijkertijd
op het slagvlak en de rand kloppen.
PD-7, PD-9, PD-80R, PD-120:
Laten het spelen van “Head Shots” (slagvlak) en Rim Shots toe.
PD-5, PD-6, PD-80, PD-100:
Zenden enkel “Head Shot”-signalen.
Head ShotRim Shot
Over de pads
De PD-80R en PD-120
ondersteunen de Rimfunctie enkel, wanneer u
ze aansluit op TRIGGERINPUT 2 (SNARE).
Slagvlak
Slagvlak
■ Cross Stick
Door een “Cross Stick” te spelen stuurt u enkel het Rim-geluid aan.
Bij gebruik van een PD-80R of PD-120 “werkt” de Cross Stick-techniek enkel,
wanneer u alleen de rand (buitenkant van de pad) raakt. Als uw hand echter
het slagvel raakt, wordt de Cross Stick niet herkend.
Slagvlak
Rand
Slagvlak
Rand
De PD-80R en PD-120
ondersteunen de Rimfunctie enkel, wanneer u
ze aansluit op TRIGGERINPUT 2 (SNARE).
Een “Cross Stick” wordt
ook wel “Closed Rim
Shot” genoemd
Rand
Rand
Als u een instrument met
“XS” achter de naam kiest,
hoort u bij het spelen van
een Rim Shot het Rim- en
ij een Cross Stick het
Cross Stick-geluid.
45
Over de pads
■ Cimbalen: Bow (boog)/Edge (rand)/Bell
Door op de boog van een cimbaal te slaan stuurt u de “Head”-klank aan.
Door de rand of de bel te raken stuurt u het Rim-geluid aan. Ook hier is de
plaats waar u de pad raakt dus bepalend voor het instrument dat u hoort (om
hetzelfde resultaat te verkrijgen als op een akoestisch cimbaal).
CY-6, CY-12H, CY-14C:
Herkennen boog- en randsignalen.
CY-15R:
Naast boog- en randsignalen ondersteunt deze pad ook belsignalen.
Deze laatste verkrijgt u door de bel met de rand van de stok te raken.
Boog (Bow)Rand (Edge)
Om randsignalen (EDGE)
te kunnen zenden moet u
de BOW/EDGE-uitgang
van de CY-15R gebruiken;
voor belsignalen moet u de
BOW/BELL-uitgang
gebruiken.
Bel
CY-15R
46
■ Afdempen (Chokes)
Door op een pad te kloppen en meteen daarna de rand vast te pakken kunt u
de aangestuurde klank meteen weer dempen. Deze techniek wordt Choking
genoemd.
Over de pads
HiHat-controlepedaal
Door een HiHat-controlepedaal (een optionele FD-7
of de bij de TD-6K geleverde FD-6) aan te sluiten
beschikt u over dezelfde mogelijkheden als bij
gebruik van een “echte” HiHat.
FD-7
Open HiHat:
Sla op de als HiHat fungerende pad zonder het pedaal
(FD) in te trappen.
Gesloten HiHat:
Trap het pedaal in en sla op de HiHat-pad.
Voet open:
Trap het pedaal volledig in.
Voet gesloten:
Trap het pedaal in en laat het meteen weer los.
47
Over de pads
48
Eerste kennismaking
49
Drum Kits kiezen
b
b
b
De TD-6 bevat 99 Drum Kits (d.w.z. toewijzingen van instrumenten aan de
pads en Triggers). Die wilt u waarschijnlijk meteen eens uitproberen.
1
2
Onder “Overzicht van de
Drum Kits” (blz. 122) vindt
u een overzicht van de
eschikbare Drum Kits.
Een Drum Kit is een verzameling van instellingen die
epalen welke pads welke
klanken aansturen en hoe
gevoelig de TD-6 op de
pad-signalen reageert. Zie
ook blz. 64.
Preset Song #1 “DRUMS”
evat een drumsolo. Door
tijdens de weergave ervan
een andere Drum Kit te
kiezen kunt u het karakter
van de solo al dramatisch
veranderen (blz. 54).
1
Druk op [KIT]. De bijbehorende indicator licht op en het display ziet er
als volgt uit:
2
Kies met [INC/+] en [DEC/–] een andere Drum Kit.
Als u tijdens het spelen plots een patroon hoort
Eén van de Drum Kit-parameters laat toe om een Song aan een pad toe te wijzen de weergave ervan te starten door gewoon op die pad te meppen
(blz. 72).
• Om een dergelijke Song weer te stoppen:
Druk op
• Om te voorkomen dat de weergave zo meteen opnieuw begint:
Schakel de Pad Pattern-functie uit (blz. 72).
[STOPª]
(de
[PLAY®]
-indicator dooft).
Onder “Overzicht van de
Drum Kits” (blz. 122) komt
u te weten voor welke
Drum Kits de Pad Patternfunctie actief is.
50
Metronoom gebruiken (Click)
b
Metronoom in-/uitschakelen
De metronoom kunt u in- en uitschakelen door op [CLICK] te drukken.
De indicator van deze knop licht op als deze functie ingeschakeld is.
Metronoom aanMetronoom uit
Licht opIndicator uit
fig.Q-004a
1
U kunt zelf een klank voor
de metronoom kiezen en
de maatsoort instellen. Zie
lz. 86.
1
Druk op [CLICK].
De knop licht op en u hoort de metronoom.
51
Metronoom gebruiken (Click)
Volume van de metronoom (Click Level)
52
4
1
Kijk even of de [EDIT] uit is.
Als deze knop oplicht, moet u op [KIT] of [SONG] drukken.
2
Druk op [CLICK]. De knop licht op en u hoort de metronoom.
3
Druk op [EDIT].
De indicator van deze knop licht op en het display ziet er als volgt uit:
1, 3
52
4
Stel met [INC/+] of [DEC/–] het gewenste volume in.
5
Druk op [EXIT] om deze pagina weer te verlaten.
Metronoomtempo instellen
Metronoom gebruiken (Click)
421
3
1
Druk op [CLICK]. De knop licht op en u hoort de metronoom.
2
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [CLICK≈(TEMPO)] drukt. Het display ziet
er nu als volgt uit:
3
Kies met [DEC/–] of [INC/+] het benodigde tempo.
4
Druk op [EXIT] om iets anders te kunnen doen.
53
Meespelen met een Song
b
b
b
Kiezen van de af te spelen Song
De TD-6 bevat een sequencer waarmee u begeleidingen en drumpartijen kunt
opnemen en afspelen. 150 Songs zijn al voorgeprogrammeerd.
fig.Q-010
134
Op blz. 88 komt u te weten
hoe u zelf Songs kunt
opnemen.
OPGELET
Als de weergave bij het
slaan op een pad plots
:
stopt
Dat wijst erop dat de Pad
Pattern-functie actief is.
Sommige “Songs” zijn
etrekkelijk kort (bv. maar
één maat) en doen dus
eigenlijk dienst als
“patroon”. Door op een
epaalde pad te meppen
kiest u in bepaalde gevallen een andere Song. Op
lz. 72 en 118 komt u daar
meer over te weten.
2
■ Song kiezen
1
Druk op [SONG]. De knop licht op en het display ziet er als volgt uit:
2
Kies de gewenste Song met [INC/+] of [DEC/–] (zie blz. 132 voor een overzicht van de beschikbare Songs).
54
■ Song-weergave starten
b
b
3
Druk op [PLAY®] (licht op) om de weergave te starten.
4
Druk op [STOPª] ([PLAY®] dooft) om de weergave weer te stoppen.
Eens u de weergave gestopt hebt, kunt u de volgende dingen doen:
• Door nog een keer op [STOPª] te drukken stopt u de Song-weergave.
• Druk op [®] om naar de volgende maat te gaan.
• Druk op [√] om naar de vorige maat te gaan.
Meespelen met een Song
Wie speelt wat en wanneer?
Tijdens de weergave van een Preset Song lichten de knoppen op om duidelijk
te maken welke druminstrumenten u op dat moment hoort.
De knoppen kunnen zelfs oplichten, wanneer u de drumpartij uitgeschakeld
hebt, wat handig kan zijn voor het oefenen.
1.Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [PLAY®] drukt.
De Song-weergave begint en de knoppen van de toegewezen klanken lichten op.
HiHat
High TomLow Tom
Kick
2.Druk op [STOPª] om de weergave weer te stoppen.
Mid Tom
Snare
Cymbalen
Zie ook blz. 93.
OPGELET
Deze functie is niet
eschikbaar voor Songs
waar de drumpartij zich
op het Drum Kit-spoor
evindt. (In Song #1
“DRUMS” bevindt de
drumpartij zich bv. op het
Drum Kit-spoor.)
55
Meespelen met een Song
Song-volume instellen
Natuurlijk is er ook een functie waarmee u de balans tussen de begeleidingsinstrumenten en de Drum Kit kunt instellen om te zorgen dat u beter hoort
wat u speelt.
Meer bepaald kunt u de volgende twee parameters instellen:
Backing Level:
ten (d.w.z. alles behalve percussie).
PercPrtLevel: Hiermee regelt u het volume van de percussiepartijen.
Hiermee verandert u het volume van de melodische instrumen-
OPGELET
Deze instellingen gelden
voor alle Songs.
351
2, 4
■ Volume van de begeleiding instellen
1
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [SONG] drukt.
2
Stel met [INC/+] of [DEC/–] het gewenste volume in.
■ Volume van het percussiespoor
3
Druk op [√].
• U kunt ook de onder-
linge balans van de
Parts instellen (zie
blz. 98).
• Hier bepaalt u de alge-
mene balans tussen de
melodische instrumenten en de drumpartij op
het percussiespoor. Wat
u zelf op de pads speelt
wordt echter op het
Drum Kit-spoor opgenomen. Het volume daarvan stelt u in met de
“MasterVolume”-parameter (zie blz. 75).
56
4
Stel met [INC/+] of [DEC/–] het gewenste volume in.
5
Druk op [SONG] als u alles naar wens hebt ingesteld.
Song-tempo tijdelijk veranderen
Indien nodig, kunt u het tempo tijdens de weergave veranderen. Hierbij gaat
het echter om een tijdelijke verandering die teniet wordt gedaan zodra u een
andere Song kiest.
31
Meespelen met een Song
2
1
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [CLICK≈(TEMPO)] drukt.
2
Stel met [INC/+] of [DEC/–] het gewenste tempo in.
3
Druk op [EXIT] om iets anders te kunnen doen.
57
Meespelen met een Song
Drumpartij van een Song uitschakelen
U kunt de drumpartij van een opgenomen Song ook uitschakelen om ze zelf
te spelen. Dat gaan we hier proberen met de Song #8, “URBAN”.
31
Deze instelling geldt voor
alle Songs en moet dus
handmatig weer veranderd worden.
OPGELET
De nootnummers voor de
uitgeschakelde drumklanken zijn voorgeprogrammeerd. Daar kunt u niets
aan veranderen.
Op blz. 129 vindt u een
overzicht van de nootnummers die uitgeschakeld
kunnen worden.
24, 5
1
Druk op [SONG]. De bijbehorende indicator licht op en het display ziet er
als volgt uit:
2
Kies met [INC/+] of [DEC/–] Song #8.
3
Start de weergave door op [PLAY®] te drukken (deze knop licht op).
58
4
Druk op [PART≈MUTE]. Deze knop licht op en de drumpartij wordt niet
meer afgespeeld.
5
Om de drumpartij weer te horen moet u [PART≈MUTE] nog een keer
indrukken.
Meespelen met een Song
Als u de fabrieksinstelling
hanteert (Factory), schakelt u met [PART≈MUTE]
enkel de percussie- en
drumklanken uit.
Door op [SHIFT] +
[PART≈MUTE] te drukken
kunt u een andere partij
kiezen en die in-/
uitschakelen (zie blz. 85).
59
Song-weergave via de pads
De TD-6 biedt een instelling waarmee u kunt zorgen dat u de Song-weergave
kunt starten door op een pad te slaan (Pad Pattern).
Dit is uiteraard enkel mogelijk op een elektronisch drumstel zoals de TD-6.
De Drum Kit #14, “1ManBand” bevat een interessante toepassing hiervan.
Laten we die dus even van dichtbij bekijken.
1
• Om de Pad Pattern-
functie zelf te activeren
moet u de volgende
instellingen maken:
Druk op [KIT]. Deze knop licht op en het display ziet er als volgt uit:
2
Kies met [INC/+] of [DEC/–] Drum Kit #14.
Voor de volgende Drum
Kits is de Pad Patternfunctie bij levering actief:
• #13 “Syn&Bass”
• #18 “DrumSolo”
• #97 “Tabla”
60
3
Met de volgende Trigger/pad start u de weergave van een Song (alias
patroon):
1 KICK: Trap het basdrumpedaal verschillende keren in om achtereenvol-
gens alle noten van de baspartij –samen met de basdrumnoten– te spelen
9 CRASH1 Rim: Door herhaaldelijk op deze cimbaalpad te slaan kiest u verschillende akkoorden.
.
Meespelen met een CD (MIX IN)
.
b
Op de MIX IN-connector van de TD-6 kunt u externe signaalbronnen (CD-/
MD-speler, cassettedeck e.d.) aansluiten en als begeleiding gebruiken.
1
Sluit de CD-speler e.d. als volgt aan:
Hoofdtelefoon
of versterker, actieve
luidsprekers e.d.
CD-/MD-speler,
cassettespeler e.d.
Uitgangen
Gebruik een geschikte
kabel (annex verloopstuk)
OPGELET
Om de luidsprekers niet
onnodig te beschadigen
moet u het volume van
zowel de versterker als de
TD-6 op “0” zetten alvorens op deze laatste iets
aan te sluiten.
Stereo mini-jack
MIX IN
TD-6
2
Het signaal van de CD-speler wordt eveneens naar de OUTPUT-connectors en de PHONES-aansluiting van de TD-6 gestuurd.
Om de juiste balans tussen
de CD e.d. en de TD-6 te
ekomen moet u het
uitgangsvolume van de
speler naar wens instellen.
61
TD-6 als GM-module gebruiken
De TD-6 is GM-compatibel en kan dus ook als module worden gebruikt voor
de weergave van General MIDI-sequences. Indien nodig, kunt u ook de
drumpartij van dergelijke GM-sequences uitschakelen om ze zelf te spelen.
Meer details over dit alles vindt u op blz. 106 en 109.
Als u de TD-6 als GM-module gebruikt (blz. 106)
• De TD-6 is 16-Parts multitimbraal en kan dus evenveel verschillende
klanken tegelijk weergeven.
• In de GM-mode is de interne sequencer niet beschikbaar.
• De Drum Kit-Part kan niet via MIDI worden aangestuurd. Dat moet
u in Realtime (via de pads enz.) doen.
Bovendien kunt u de TD-6
ook buiten de GM-mode
als module gebruiken
(blz. 114).
62
Parameters
63
1. Zelf Drum Kits programmeren
Parameters van de Kit Edit-mode
KIT
INST (zie blz. 68)
Inst
Level
Pan
Pitch
Decay
AMBIENCE (zie blz. 69)
Ambience Switch
Ambience Send Level
Studio Type
Wall Type
Room Size
Ambience Level
EQUALIZER (zie blz. 71)
Master Equalizer Switch
High Gain
Low Gain
CONTROL (zie blz. 72)
Pad Pattern
Pad Pattern Velocity
Pitch Control Assign
Note Number
Gate Time
COMMON (zie blz. 75)
Master Volume
Pedal Hi-Hat Volume
Pitch Control Range
Drum Kit Name
Indien nodig, kunt u ook weer de fabrieksinstellingen laden
en uw eigen Drum Kits overschrijven. Zie hiervoor blz. 77.
Drum Kit #99
Drum Kit #1
Pad-instellingen
KICK
Head1
TOM2
Head5
CRASH1
Head9
Rim9
SNARE
Head2
Rim2
AUX
Head6
CRASH2
Head10
Rim10
Instrument-parameters
Inst, Level, Pan, Pitch, Decay
Andere dingen
Functies van de Pads,
Beïnvloeding van de toonhoogte,
MIDI-nootnummers,
MIDI Gate Time
Een woordje over de Drum Kits
en de Drum Kit-pagina
Over de Drum Kits
Een Drum Kit is een verzameling van instellingen die
bepalen welke klanken de pads aansturen, hoe het
effect wordt gebruikt, welke functie het HiHat-controlepedaal heeft enz.
• In het totaal zijn er 99 Drum Kits.
• Als u wilt, kunt u bestaande Drum Kits veranderen, wat sneller gaat dan alles zelf te doen.
De pagina, die u oproept door op [KIT] te drukken, noemen we voortaan gewoon de “Drum Kit-pagina”.
4
312
1
Drum Kit-nummer
Hier verschijnt het nummer van de momenteel geselecteerde Drum Kit.
2
Drum Kit-naam
De naam van de geselecteerde Drum Kit.
3
Laatst bespeelde pad
Hier ziet u welke TRIGGER INPUT het laatste signaal
ontvangen heeft. “” slaat op het slagvlak (Head) en
“” op de rand.
Drum Kit kiezen
Door gewoon een andere Drum Kit te kiezen kunt u de
toewijzingen van de klanken aan de pads, de functies
van de pads, de effectinstellingen enz. veranderen.
Onder “Overzicht van de Drum Kits” (blz. 122) vindt u de
beschikbare Drum Kits.
1. Druk op [KIT].
Deze knop licht op en het display beeldt de volgende pagina af:
2. Kies met [INC/+] of [DEC/–] de benodigde Drum Kit
(1~99).
Pad kiezen voor het editen
Meer details over het maken van de pad-instellingen vindt u
op blz. 65.
4
GM-mode aan/uit
Wanneer de TD-6 zich in de GM-mode bevindt, wordt
de boodschap “” in het display afgebeeld. Is deze
mode niet actief, dan verschijnt op deze plaats helemaal niets. Meer details over de GM-mode vindt u op
blz. 106.
Onmiddellijk na het inschakelen is de GM-mode nooit actief.
Om de instellingen voor een pad te kunnen veranderen
moet u de betreffende pad eerst selecteren. Daar
bestaan twee manieren voor:
Pad kiezen door erop te slaan
1. Druk op [KIT] en vervolgens op [EDIT].
Deze twee knoppen lichten nu op.
2. Druk op [ENTER].
3. Sla op de pad die u wilt instellen.
Het display toont nu een aantal instellingen voor
deze pad.
TRIGGER INPUT-connector
van de gekozen Pad
65
Zelf Drum Kits programmeren
Afkortingen in het display
Indien nodig, kunt u voorkomen dat het display telkens de
instellingen van de laatst bespeelde pad afbeeldt. Als u dat
doet, verschijnt het TRIGGER INPUT-nummer telkens tussen
haakjes ([]). Zie blz. 67 voor meer details over het “vergrendelen” van de display-functie.
‘Bewuste’ pad-keuze
1. Druk op [KIT] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten nu op.
2. Druk op [ENTER].
Het display beeldt nu de pagina voor het kiezen
van een instrument af.
3. Houd [SHIFT] in gedrukt, terwijl u met [√] of [®] het
TRIGGER INPUT-nummer van de benodigde
pad kiest.
Het aansluitingsnummer voor de betreffende pad
verschijnt rechtsboven in het display. De volgorde
voor het kiezen van de pads/TRIGGER INPUTs
luidt als volgt:
Het display hanteert afkortingen voor het aangeven
welke TRIGGER INPUT er momenteel gekozen is en
welke functie die eigenlijk heeft:
DisplayNaamDisplayNaam
KIKKICKT3TOM3
SNRSNARET4TOM4
HHHI-HATCR1CRASH1
T1TOM1CR2CRASH2
T2TOM2RDRIDE
AUXAUX
Handige functies voor het
editen
Instrumenten tijdens de keuze
beluisteren (Preview)
Zelfs wanneer u helemaal geen pad op de TD-6 aangesloten hebt, kunt u een TRIGGER INPUT kiezen (zie
links) en daar een klank (INST of instrument) aan toewijzen. Tijdens die toewijzing kunt u de gekozen klank
zelfs voorbeluisteren.
De aanslagwaarde voor het aansturen van de klank stelt u in
met “Preview Velo” (blz. 85).
1. Houdt [SHIFT] ingedrukt, terwijl u met [√] en [®] de
benodigde TRIGGER INPUT kiest.
Het nummer van die aansluiting verschijnt rechtsboven in het display.
OPGELET
• Het display beeldt ook de gegevens af voor TRIGGER
INPUT-connectors waarop geen pad is aangesloten c.q.
een Rim-functie van een bepaalde ingang die door de
gebruikte pad niet wordt ondersteund.
• De Trigger-ingangen 6 (AUX) en 8 (TOM4) zijn enkel
beschikbaar wanneer u twee pads op TRIGGER INPUT
Trigger Input 5/6 (TOM2/AUX) en 7/8 (TOM3/4) aansluit (blz. 29).
66
2. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [KIT] drukt.
Nu hoort u het laatst gekozen instrument.
Zelf Drum Kits programmeren
Note Chase: vergrendelen van het
display
Note Chase is een functie die ervoor zorgt dat het display telkens de instellingen van de laatst gekozen pad
(door erop te spelen of het betreffende MIDI-nootnummer te zenden) afbeeldt.
In bepaalde gevallen is dat echter niet zo handig (bv.
wanneer u het volume van een tom met dat van de overige toms wilt vergelijken). Dan schakelt u de Note
Chase-functie het best uit.
Om na het uitschakelen van de Note Chase-functie andere
pads te kunnen selecteren moet u [SHIFT] ingedrukt houden,
terwijl u op [√] of [®] drukt.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [EDIT≈(SETUP)]
drukt.
De [EDIT]-knop licht op.
2. Kies met [®] “MIDI COMMON”.
Instrumenten aan de pads
toewijzen
Wat zijn ‘instrumenten?
De TD-6 bevat 1024 verschillende klanken die in 13
groepen onderverdeeld zijn, waaronder KICK, SNARE
en TOM.
Die klanken moet u aan een pad toewijzen om ze te
kunnen bespelen. Vervolgens kunt u er dan nog het
volume, de stereopositie (Pan), de toonhoogte (Pitch)
en de lengte/duur (Decay) van instellen.
Instrumenten via de groepen kiezen
De meest “logische” aanpak voor het kiezen van
nieuwe instrumenten is waarschijnlijk door ze via de
groep te kiezen waartoe ze behoren.
Onder “Drum-instrumenten” (blz. 124) komt u te weten welke
groepen er zijn en welke instrumenten ze bevatten.
3. Druk op [ENTER].
4. Druk op [DEC/–] om “OFF” te kiezen.
Nu verandert het display niet meer, wanneer u op
een andere pad slaat.
5. Druk op [KIT] om deze pagina en functie weer te
verlaten.
Aangezien de Note Chase-functie nu uitgeschakeld
is, verschijnt het TRIGGER INPUT-nummer tussen
haakjes ([ ]).
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Als dat wel het geval is, moet u op deze knop
drukken.
2. Druk op [KIT] en daarna op [EDIT].
Beide knoppen lichten nu op.
3. Druk op [ENTER].
4. Sla op de pad wiens instellingen u wilt wijzigen
(als Note Chase tenminste niet uit is).
Nu ziet u de instellingen voor de betreffende
TRIGGER INPUT.
Instrumentgroep
InstrumentnummerInstrumentnaam
TRIGGER INPUTnummer
5. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u met [INC/+] of
[DEC/–] de benodigde instrumentgroep kiest.
KICK, SNARE, TOM, HI-HAT, CRASH, RIDE,
PERC, SPECIAL, MELODIC, VOICES, REVERSE,
FIXED HI-HAT, OFF
67
Zelf Drum Kits programmeren
Instrument kiezen
Om een instrument te kiezen (na de groep opgeroepen
te hebben) moet u als volgt te werk gaan.
Onder “Drum-instrumenten” (blz. 124) vindt u een overzicht
van de beschikbare instrumenten.
OPGELET
Als een bepaalde pad geen geluid mag voortbrengen, moet u
daarvoor 1024 OFF” kiezen.
• Na een instrument van de “HI-HAT”-groep aan een pad
toegewezen te hebben kunt u met een HiHat-controlepedaal (optionele FD-7 of de bij de TD-6K geleverde FD-6)
de open, gesloten en pedaalklank instellen/bespelen.
• Als u een HiHat-klank aan TRIGGER INPUT 3 (HI-HAT)
toewijst, zorgt de TD-6 zelf voor de selectie van de bijbehorende klanken (open/gesloten/pedaal). Kiest u echter
een andere klank (bv. een Tom), dan speelt u met het
HiHat-pedaal de betreffende Tom (eventueel op een
ander volume, maar zonder enige andere wijziging van
het geluid).
INST-parameters
Voor elk instrument zijn er vier parameters die u kunt
instellen om precies het gewenste geluid te bekomen.
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk op [KIT] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten nu op.
3. Druk op [ENTER].
4. Kies met [√] of [®] de in te stellen parameter.
Parameter
5. Sla op de pad wiens instrumentparameter u wilt
wijzigen.
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk op [KIT] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten nu op.
3. Druk op [ENTER].
4. Sla op de pad die u wilt instellen.
Instrumentgroep
InstrumentnummerInstrumentnaam
TRIGGER INPUTnummer
5. Kies met [INC/+] of [DEC/–] het benodigde instru-
ment (1~1024).
6. Stel met [DEC/–] of [INC/+] de gewenste waarde in.
Waarde
7. Druk op [KIT] als u alles naar wens hebt inge-
steld.
Level: instrumentvolume
Hiermee bepaalt u het volume (0~127) van het aan de
geselecteerde pad toegewezen instrument. Hoe groter
de waarde, hoe luider het instrument wordt. De
waarde “0” betekent dat u het betreffende instrument
niet hoort, wanneer u op de toegewezen pad slaat.
Het pedaalvolume van de HiHat stelt u in met “Pedal HH
Vol” (blz. 75).
Door [SHIFT] ingedrukt te houden, terwijl u op [INC/+] of
[DEC/–] drukt, kiest u een andere groep (blz. 67).
68
Zelf Drum Kits programmeren
Pan: stereopositie van het instrument
Hiermee bepaalt u waar het instrument zich in het stereo-geluidsbeeld moet bevinden. Een uitgekiende
“panning” van de verschillende instrumenten zorgt
voor een indrukwekkender geluid.
OPGELET
• De Pan-instellingen gelden altijd voor het slagvlak (H) en
de rand (R) samen. Als u dus één van beide verandert,
dan geldt dat ook automatisch voor de andere.
• Deze instelling hoort u maar, wanneer u de TD-6 in stereo op uw versterker aansluit.
L15:Het geluid bevindt zich helemaal links.
CENTER:Het geluid bevindt zich in het midden.
R15:Het geluid bevindt zich helemaal rechts.
RANDOM:De stereopositie verandert telkens wanneer u op
de toegewezen pad slaat.
ALTERNATE: Het geluid springt bij elke mep afwisselend van
links naar rechts en terug.
Pitch: toonhoogte/stemming
Met de Pitch-parameter kunt u de toonhoogte van het
instrument veranderen (–480~+480) om het geluid iets
meer “buik” of “vinnigheid” te geven. Kies “0” om de
originele toonhoogte van het instrument te hanteren.
Decay: duur van het geluid
Hiermee bepaalt u hoe snel het instrument na het slaan
op een pad uitsterft. Hoe groter de waarde (–31~+31),
hoe langer het geluid blijft nazinderen. Kies “0” als u
het met de gesampelde duur eens bent.
OPGELET
Ook hier geldt dat de duur vanaf een bepaalde waarde soms
niet meer verandert.
Volume
-310
Decay
+31
Tijd
Effectinstellingen (Ambience)
De Ambience-parameters houden verband met het
effect dat u voor elke Drum Kit (dus niet voor elk
instrument apart) kunt programmeren. Aangezien het
iets anders gestructureerd is dan een galmeffect (met
parameters, zoals de plaats waar het drumstel zich
bevindt, het materiaal van de muren e.d.), heet het
effect “Ambience” i.p.v. “Reverb”.
1. Druk op [KIT] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten nu op.
2. Kies met [®] “AMBIENCE”.
OPGELET
Bij bepaalde instrumenten verandert de toonhoogte vanaf een
bepaalde waarde niet meer. Maar op dat moment is er van een
natuurlijke klank al lang geen sprake meer.
3. Druk op [ENTER].
4. Kies met [√] en [®] de parameter die u wilt editen.
Parameter
5. Stel met [INC/+] of [DEC/–] de waarde van die para-
meter in.
6. Druk op [KIT] als u alles naar wens hebt inge-
steld.
69
Zelf Drum Kits programmeren
Ambience Sw: effect aan/uit
Hiermee kunt u het Ambience-effect in- en uitschakelen.
Wall Type: helderheid van de galm
Hiermee kiest u het materiaal van de muren in de geselecteerde (denkbeeldige) ruimte. Dat bepaalt hoe sterk
het geluid weerkaatst wordt.
WOOD:Simuleert een ruimte met veel hout. Dat zorgt
Amb Send Level: effectaandeel voor de
instrumenten
Zoals gezegd zijn de effectinstellingen voor alle instrumenten van een Drum Kit dezelfde. U kunt echter voor
elke instrument apart instellen hoe sterk het door het
effect moet worden bewerkt (0~127). Dat zorgt voor
meer “diepte” in uw drumgeluid. Kies “0” voor instrumenten (bv. de Kick) die niet van effect moeten worden
voorzien. Alvorens het effectaandeel voor een instrument in te stellen moet u het kiezen door op de betreffende pad te slaan (als Note Chase ingeschakeld is,
blz. 67).
PLASTER: Simuleert een ruimte met geplaasterde muren.
GLASS:Een ruimte met veel glas. De galm (en sound) is
Room Size: grootte van de ruimte
Hiermee bepaalt u de grootte van de ruimte – en dus de
lengte van de galm.
voor een warm geluid.
Dit zorgt voor een uitgesproken “natuurlijke”
galm.
dan ook betrekkelijk fel.
Na het instellen van de Send Level-waarden vindt u misschien
dat de Drum Kit in z’n geheel teveel of te weinig effect bevat.
Dat kunt u dan met Amb Level (zie verderop) veranderen.
Studio Type: ruimte kiezen
De TD-6 bevat negen verschillende Ambience-types die
bepaalde ruimten simuleren. Die noemen we voor het
gemak gewoon “Studio Types”, omdat ze de akoestiek
van een studio (of andere ruimte) simuleren. Hier kiest
u dus de benodigde “akoestiek”.
Studio:
LIVING (woonkamer), BATHROOM (badkamer),
STUDIO (studio), GARAGE, LOCKER (kleedkamer),
THEATER, CAVE (hol), GYM (sportzaal),
STADIUM (overdekt stadion, hal)
Room Size: SMALL, MEDIUM, LARGE
Amb Level: volume van de galm
Hiermee stelt u in hoe luid de galm ten opzichte van de
niet bewerkte Drum Kit moet zijn (0~127). Hoe groter
de waarde, hoe luider het Ambience-effect wordt. Als u
hier “0” kiest, hoort u zelfs dan geen galm, wanneer u
de Send Level-parameter van minstens één instrument
op “127” hebt gezet.
70
Zelf Drum Kits programmeren
Equalizer: toonregeling
Het algemene geluid van de Drum Kit kunt u nog een
beetje “bijkleuren” door bv. de bas iets op te halen en
de hoge tonen wat af te zwakken.
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk op [KIT] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten nu op.
3. Kies met [®] “EQUALIZER”.
4. Druk op [ENTER].
5. Kies met [√] en [®] de parameter die u wilt editen.
Master EQ Switch
Hiermee schakelt u de Equalizer in of uit. Dit geldt telkens voor alle instrumenten van de Drum Kit.
High Gain, Low Gain
(–12dB~+12dB) Met “High Gain” bepaalt u het volume
van de hoge tonen (en dus hoe helder/dof het geluid
is). Low Gain daarentegen laat toe om de bas op te
halen of af te zwakken. Kies “0” voor High of Low Gain
als u de betreffende frequenties ongemoeid wilt laten.
Parameter
6. Stel met [INC/+] of [DEC/–] de gewenste waarde in.
Waarde
7. Druk op [KIT] als u alles naar behoren hebt inge-
steld.
Ambience
Send Level
Ambience
Drum Kit
Head x 11
Rim x 6
Part
Part1–4
Level
Level
Master
Volume
x 17
x 4
x 17
Pan
x 17
Ambience
Send Level
x 4
Pan
x 4
Ambience
Send Level
Studio
Wall Type
Room Size
Amb Level
Equalizer
High Gain
Low Gain
Percussion
Level
71
Zelf Drum Kits programmeren
Control: instellingen voor de
pads
In deze parametergroep vindt u verschillende dingen
die bv. toelaten een (korte) Song te starten door op een
bepaalde pad te slaan (Pad Pattern) of de toonhoogte
van de instrumenten te veranderen via het HiHat-controlepedaal (Pitch Ctrl, blz. 73). Bovendien vindt u hier
parameters waarmee u het MIDI-nootnummer van de
pads en de MIDI-lengte van de meppen kunt instellen.
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk op [KIT] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten nu op.
3. Kies met [®] “CONTROL”.
4. Druk op [ENTER].
5. Kies met [√] en [®] de parameter die u wilt instel-
len.
Pad Pattern: Songs starten door op een
pad te slaan
De Pad Pattern-functie laat toe om de weergave van
de gekozen Song te starten door op een bepaalde pad te
slaan. Dat is handig voor het oefenen en laat bovendien
toe om bepaalde riedeltjes in uw drumsolo te integreren. Eén en ander doen we zo meteen uit de doeken.
Eerst willen we het echter nog over het volgende hebben:
Een belangrijk aspect voor het gebruik van de Pad Pattern-functie is de weergavemethode (“Play Type”,
blz. 96) van de toegewezen Song.
LOOPAan het einde van de gestarte Song keert de se-
quencer terug naar het begin en speelt hij de
Song opnieuw af – en dit zo vaak tot u de weergave weer stopt.
ONE SHOT Een via een pad gestarte Song wordt maar één
keer afgespeeld. Telkens wanneer u op een pad
slaat begint de weergave vanaf het begin.
TapDe Song wordt “ontrafeld”. Dat betekent dat u
met elke mep op de toegewezen pad telkens de
volgende noot van die Song ten gehore brengt.
De meest voor de hand liggende toepassing hiervan is dat u met de Kick Trigger niet alleen de
basdrumpartij speelt, maar via de Pad Patternfunctie zorgt dat tegelijk ook een baspartij wordt
weergegeven. Voordeel: uw “ritmesectie” is super-“tight”.
Parameter
6. Sla op de pad die u wilt instellen.
7. Kies met [INC/+] of [DEC/–] de benodigde waarde.
Waarde
8. Druk op [KIT] als u alles naar wens hebt inge-
steld.
OPGELET
• Er kan telkens maar één “LOOP”- of “ONE SHOT”-Song
tegelijk worden afgespeeld. Als u dus aan twee of meer
pads Songs met één van deze “Play Types” toewijst, stopt
de eerst gestarte Song, zodra u op een tweede pad slaat
waaraan eveneens een “LOOP”- of “ONE SHOT”-Song
toegewezen is.
• Songs, die het “TAP”-principe hanteren, kunnen samen
met een “LOOP”- of “ONE SHOT”-Song worden. Zo
kunt u dus een akkoordbegeleiding (Loop/One-Shot)
voorzien van een “getapte” baspartij.
• Sommige Songs zijn uiterst kort: ze bevatten maar enkele
noten of zelfs maar één akkoord. Dat kan nare gevolgen
opleveren.
• Niet alle Songs hanteren dezelfde instrumentinstellingen. Dat kan ertoe leiden dat het soms even duurt alvorens de weergave van de volgende Song op dreef komt.
• In de GM-mode is Pad Pattern niet beschikbaar.
• De noten van de via de Pad Pattern-functie gestarte
Songs kunnen niet met een sequencer worden opgenomen.
• Naast “Play Type” biedt de TD-6 nog bijkomende instellingen voor “ONE SHOT”- en “TAP”-Songs. Zie hiervoor
“Quick Play”, “Reset Time” en “Tap Exc Sw” (blz. 96).
72
Zelf Drum Kits programmeren
Play TypeSong-nummer
Song-naam
(OFF, 1~250) Met de Pad Ptn-functie kunt u aan de
benodigde pads Songs toewijzen en die dan starten
door op die pads te slaan. Teneinde de Song-keuze zo
efficiënt mogelijk te laten verlopen, kunt u gebruik
maken van de volgende functies:
• Door [SHIFT] ingedrukt te houden, terwijl u op
[DEC/–] of [INC/+] drukt kunt u Song-categorieën kiezen. Dat versnelt de zoektocht naar het benodigde
riedeltje.
• Tijdens de keuze van de geschikte Song kunt u
hem met [SHIFT] + [KIT] afspelen (Preview). Zo weet
u wat u aan een pad toewijst.
• Als u een pad enkel voor het starten van een Song
wilt gebruiken (en dus niet voor het aansturen van
een instrument), moet u de Level-parameter van de
betreffende pad op “0” zetten (zie blz. 68).
Pitch Ctrl
Ziehier een functie waarmee u voor elke TRIGGER
INPUT en “H” en “R” kunt instellen of de toonhoogte
van het aan het betreffende slagvlak/rand toegewezen
instrument al dan niet moet veranderen, wanneer u het
HiHat-controlepedaal intrapt. De meest voor de hand
liggende toepassing hiervan is dat u deze functie activeert voor pads waarmee u paukenklanken e.d. aanstuurt. Ook “Talking Drums”-effecten kunt u dankzij
deze functie moeiteloos verkrijgen. Zolang u het
HiHat-pedaal niet intrapt, hanteert het aangestuurde
instrument de ingestelde/voorgeprogrammeerde toonhoogte. Kies “OFF” voor alle pads die niet op dit Pitcheffect mogen reageren.
Met “PchCtrlRange” (blz. 75) kunt u het bereik instellen waarbinnen de toonhoogte met het HiHat-controlepedaal kan worden ingesteld.
Pad Pattern Velo
Indien nodig, kunt u het volume van de met de Pad
Pattern-functie gestarte Song(s) via de aanslag (kracht
waarmee u slaat) beïnvloeden. Als u hier “OFF” kiest,
heeft de kracht waarmee u op de toegewezen pad slaat
geen invloed op het weergavevolume van de Song.
OPGELET
• In de GM-mode is deze parameter niet beschikbaar.
• Als u een pad kiest waarvoor u “Pad Ptn” op “OFF” hebt
gezet, beeldt het display “” af om duidelijk te maken
dat de Velo-parameter niet kan worden ingesteld.
• Als het HiHat-pedaal enkel voor het bepalen van de
toonhoogte mag dienen (en dus geen open- of dichtklappend HiHat-geluid mag aansturen), moet u “Pedal HH
Vol” op “0” zetten (blz. 75).
• Als u duidelijke trappen in de veranderingen van de
toonhoogte opmerkt, moet u “PdlDataThin” op “1” of
zelfs “OFF” zetten (zie blz. 106).
Note No.: MIDI-nootnummers van de
pads
Indien nodig, kunt u aan alle ondersteunde Triggers
van een Drum Kit (“H” en “R” voor de verschillende
TRIGGER INPUTs) de gewenste MIDI-nootnummers
toewijzen. Echt slim is dat niet, maar het kan wel om
bv. te zorgen dat een externe sequencer telkens de
juiste instrumenten van de TD-6 aanstuurt.
OPGELET
In de GM-mode is deze parameter niet beschikbaar.
In het geval van de HiHat (die verschillende nootnummers omhelst wegens open/gesloten, pedaal op/neer)
verandert u het best enkel het nootnummer van de
“Open Hi-Hat” (aanvankelijke instelling: 46 (A#2)). De
overige HiHat-nootnummers (“Closed HiHat”, 42 (F#2)
73
Zelf Drum Kits programmeren
en “Pedal HiHat”, 44 (G#2)) veranderen dan namelijk
automatisch mee. Zo bespaart u heel wat tijd.
Als u het nootnummer voor van de open HiHat bv. op “60
(C4)” zet, krijgt de gesloten HiHat automatisch het nummer
“56 (G#3)” toebedeeld, terwijl de Pedal HiHat op “58 (A#3)”
wordt gezet.
Meer details over de voorgeprogrammeerde nootnummers
vindt u onder “Drum Kit- nootnummers” (blz. 129).
Note No. (nootnummer): 0 (C -)~127 (G 9)
Externe MIDI-instrumenten aansturen
Als u de op de TD-6 aangesloten pads voor het aansturen van externe MIDI-instrumenten wilt gebruiken,
moet u met Note No. zorgen dat de pads de juiste nootnummers zenden. Enkel dan bent u er namelijk zeker
van dat u bij het slaan op de pads ook de juiste klank/
toonhoogte van de externe module, sampler, e.d. hoort.
OPGELET
Als u aan twee of meer pads hetzelfde nootnummer
toegewezen hebt, beeldt het display achter dat adres een “*”
af om duidelijk te maken dat u het betreffende instrument bij
ontvangst van dat MIDI-nootnummer niet zal horen.
Laten we even een concreet voorbeeld bekijken: wanneer u het
nootnummer “38 (D2)” aan H02, R02) (slagvlak en rand van
de op TRIGGER INPUT 2 aangesloten pad) en H04 (slagvlak
van TRIGGER INPUT 4) toewijst, ziet het display er als volgt
uit:
Zolang de TD-6 zich niet in de GM-mode bevindt, reageert hij uitsluitend op de nootnummers die u aan de
pads toegewezen hebt. U moet dan ook zorgen dat de
sequencer e.d. precies die nootnummers zendt.
De TD-6 laat toe om voor de Drum Kit-Part en de PercussionPart MIDI-kanaal “10” te kiezen. Dat is het kanaal dat in de
regel voor de drum- en percussiepartijen wordt gebruikt.
Als u voor twee of meer Parts hetzelfde MIDI-kanaal kiest,
moet u met “CH10Priority” instellen of de Drum Kit-Part, dan
wel de Percussion-Part op via MIDI ontvangen nootcommando’s moet reageren (zie blz. 105). U kunt namelijk nooit
twee Parts via hetzelfde MIDI-kanaal aansturen.
Als u aan twee of pads hetzelfde nootnummer
toewijst
In dat geval zouden er bij ontvangst van het betreffende nootnummer verschillende instrumenten (van de
betreffende pads) samen moeten klinken. Dat kan echter niet. Daarom hoort u enkel het instrument van de
pad met het kleinste INPUT TRIGGER-nummer.
Als u aan het slagvlak (H) en de rand (R) hetzelfde
nootnummer toewijst, hoort u bij ontvangst van het
betreffende MIDI-nootnummer enkel de H-klank.
Trigger Input 4 (TOM1) slagvlak
In dit geval hoort u dus enkel het instrument van het
slagvlak van de op TRIGGER INPUT 2 (SNARE) aangesloten pad. De verklaring hiervoor vindt u hierboven.
Gate Time: duur van de MIDI-signalen
Voor elke pad kunt u apart instellen hoe lang het signaal is dat naar de MIDI OUT-connector van de TD-6
wordt gestuurd, wanneer u op de betreffende pad
slaat.
(0.1~8.0 sec, in 0,1-seconden-stappen) Net zoals de
meeste percussiemodules heeft de TD-6 namelijk voldoende aan een noot-aan-commando. Die noot moet
echter ook weer uitgeschakeld worden, omdat ze
anders blijft doorklinken. Zolang u enkel met de TD-6
werkt, is dit van weinig belang. Eens u echter externe
modules, samplers enz. begint aan te sturen, moet u
74
Zelf Drum Kits programmeren
zorgen dat elke noot maar een bepaalde duur heeft. En
die duur stelt u met deze parameter in.
Bij levering –en na laden van de fabrieksinstellingen–
staat Gate Time op de kleinste waarde ingesteld, omdat
deze parameter voor de TD-6 van geen belang is. Voor
sommige externe samplers kan dit echter te kort zijn.
En dan moet u hier een grotere waarde instellen.
OPGELET
In de GM-mode is deze parameter niet beschikbaar.
Common: algemene Drum Kitparameters
Naast de effect- en EQ-instellingen biedt de TD-6 nog
een aantal andere algemene Drum Kit-parameters.
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk op [KIT] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten nu op.
zen instrumenten) in. Hoe groter de waarde, hoe hoger
het volume. Als u “0” kiest, hoort u de betreffende
Drum Kit niet meer.
Met de Level-parameter (zie blz. 68) kunt u het volume van de
instrumenten individueel instellen.
Pedal HH Vol
De Pedal HiHat-klank hoort u, wanneer u het aangesloten HiHat-controlepedaal intrapt. Deze klank staat los
van de pads. Met deze parameter bepaalt u het volume
van de pedaalklank (0~15). Als u “0” kiest, hoort u de
pedaalklank niet meer, wanneer u het pedaal intrapt.
Maar het pedaal kan dan nog steeds worden gebruikt
voor het sturen van de toonhoogte. Zie daarvoor “Pitch
Ctrl” (blz. 73).
3. Kies met [®] “COMMON”.
4. Druk op [ENTER].
5. Kies met [√] of [®] de parameter die u wilt instel-
len.
Parameter
6. Stel met [INC/+] of [DEC/–] de gewenste waarde in.
Waarde
7. Druk op [KIT] als u alles naar behoren hebt inge-
steld.
Master Volume
(0~127) Met deze parameter stelt u het algemene
volume van de gekozen Drum Kits (dus alle toegewe-
Het volume van de aan de pads toegewezen instrumenten
bepaalt u met de Level-parameter (zie blz. 68).
Pch Ctrl Range
(–24~+24) We hadden het daarnet al over de mogelijkheid om het HiHat-controlepedaal te gebruiken voor
het beïnvloeden van de toonhoogte van de toegewezen
pads (zie blz. 73).
Hiermee bepaalt u het interval voor dergelijke buigingen. De hier ingestelde waarde wordt gehanteerd, wanneer u het pedaal volledig intrapt. Zodra u het pedaal
weer loslaat, keert de toonhoogte terug naar de oorspronkelijke waarde.
Het instelbereik slaat op halve tonen. Eén octaaf beslaat
12 halve tonen. Dat betekent dan ook dat de toonhoogte maximaal twee octaven naar omhoog (+24) of
omlaag (–24) kan worden verschoven. “0” betekent dat
de toonhoogte niet verandert.
De instelling van deze parameter wordt enkel gehanteerd,
75
Zelf Drum Kits programmeren
wanneer u “Pitch Ctrl” voor minstens één parameter op “ON”
zet. Zie ook blz. 73.
• Om te voorkomen dat u tijdens het beïnvloeden van de
toonhoogte ook de gesloten HiHat hoort, moet u “Pedal
HH Vol” op “0” zetten (zie blz. 75).
• Om traploze toonhoogteveranderen te verkrijgen moet u
“PdlDataThin” op “1” of “OFF” zetten (zie blz. 106).
Kit Name
Aan elke zelf geprogrammeerde of gewijzigde Drum
Kit kunt u een naam van maximal 8 tekens geven.
Breng de cursor met [√] of [®] naar de positie waarvoor
u een ander teken wilt programmeren en kies met
[INC/+] en [DEC/–] het benodigde teken.
Copy: kopiëren, initialiseren
van Drum Kits
Indien nodig, kunt u alle instellingen van een Drum Kit
(effect, instrumenten, EQ enz.) naar een ander Drum
Kit-geheugen kopiëren en als basis gebruiken voor een
nieuwe Kit.
Tijdens het kopiëren wordt de Drum Kit in het geheugen van bestemming overschreven. Controleer dus
eerst of u die daadwerkelijk niet meet nodig hebt.
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk op [KIT] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten nu op.
3. Kies met [®] “COPY”.
De volgende tekens staan ter beschikking:
spatie
• Door [SHIFT] ingedrukt te houden, terwijl u op [INC/+]
drukt, kunt u heel snel naar de volgende tekens springen:
hoofdletters ➝ kleine letters ➝ 0 ➝ ! ➝ spatie. Met [SHIFT]
+ [DEC/–] doorloopt u deze stadia in omgekeerde volgorde.
• Met [SHIFT] + [√] wist u het door de cursor aangeduide
teken en maakt u de naam korter (er blijft dus geen spatie
over op de betreffende plaats).
• Met [SHIFT] + [®] kunt u op de plaats van de cursor een spatie invoegen en de navolgende tekens één positie verder
naar rechts verschuiven.
4. Druk op [ENTER].
5. Kies met [INC/+] of [DEC/–] de te kopiëren Drum
Kit.
Naam van de Drum KitNummer van de Drum Kit
Src (te kopiëren Drum Kit):
P01~P99 (voorgeprogrammeerde Drum Kits),
U01~U99 (User-geheugens voor uw eigen Kits)
Om weer de fabrieksinstellingen voor een Drum Kit te laden,
moet u een Drum Kit met een “P” (P01~P99) selecteren.
6. Druk op [®].
Nu verschijnt de pagina waar u het Drum Kitgeheugen van bestemming kunt kiezen.
7. Kies met [INC/+] of [DEC/–] het Drum Kit-geheugen
dat de kopie moet bevatten.
76
Dst (bestemming): U01~U99 (User-geheugens)
8. Druk op [ENTER].
Zelf Drum Kits programmeren
Als u de Drum Kit toch niet wilt kopiëren, moet u
nu op [EXIT] drukken.
9. Druk nog een keer op [ENTER] om de data te
kopieren.
Zodra dat gebeurd is, beeldt het display de volgende boodschap af:
10.Druk op [KIT] als u geen bijkomende Drum Kits
meer wilt kopiëren.
Fabrieksinstellingen voor de
geselecteerde Drum Kit laden
Er bestaan twee methoden voor het laden van een
voorgeprogrammeerde Drum Kit:
• U kunt eender welke Preset Drum Kit naar het
gewenste Dst-geheugen kopiëren (kies een Drum
Kit met een “P”).
• Of u kunt gebruik maken van de Factory Resetfunctie (zie blz. 34) en daar “THIS DRUM KIT” kiezen.
5. Kies met [INC/+] en [DEC/–] de eerste van de twee
Drum Kits die van plaats moeten veranderen.
Drum Kit-naamDrum Kit-nummer
Exchange (XCHG) werkt enkel voor User Drum
Kits.
6. Druk op [®].
7. Kies met [INC/+] of [DEC/–] de tweede Drum Kit die
naar het geheugen van de eerder gekozen Drum
Kit verhuizen.
8. Druk op [ENTER].
Druk op [EXIT] als u de uitwisseling toch niet wilt
laten doorgaan.
9. Dit moet u even bevestigen door nog een keer
op [ENTER] te drukken.
Zodra de omruiling voltooid is, verschijnt de volgende boodschap in het display:
Exchange
Indien nodig, kunt u twee Drum Kits van plaats doen
ruilen, wat live een goede zet kan zijn om de Drum Kits
in de volgorde van de te spelen nummers op te kunnen
roepen.
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk op [KIT] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten nu op.
3. Kies met [®] “EXCHANGE”.
4. Druk op [ENTER].
10.Druk op [KIT] als u alle omruiloperaties uitge-
voerd hebt.
77
2. Pad- en Trigger-instellingen
Beschikbare SET-UP/TRIG-parameters
SETUP
TRIG BASIC-parameters (zie blz. 79)
Trigger Type
Sensitivity
Threshold
Trigger Curve
Crosstalk Cancel
TRIG ADVNCD-parameters (zie blz. 81)
Scan Time
Retrigger Cancel
Mask Time
Rim Sensitivity
Over het display
Afkortingen in het display
Het display hanteert afkortingen voor het aangeven
welke TRIGGER INPUT er momenteel gekozen is en
welke functie die eigenlijk heeft:
Aangeven welke pads u
gebruikt (Trigger Type)
Om te zorgen dat de TD-6 accuraat op uw spel reageert
moet u aangeven met welke pads u werkt. Het merendeel daarvan hebben we al op blz. 38 uit de doeken
gedaan. Hier gaan we dus enkel de nieuwe aspecten
vermelden. Interessant is in dit verband dat u ook met
de “Mesh Head” pads (gaas) PD-80R en PD-120 kunt
werken en zelfs de rand ervan kunt gebruiken.
Wanneer u een pad-type instelt, kiest de TD-6 automatisch een aantal instellingen die daar vermoedelijk het
beste bij passen. Dat is echter niet altijd het geval.
Daarom moet u bepaalde parameters daarna nog handmatig editen.
BASIC-parameters (zie blz. 79):
• Sensitivity
• Threshold
• TrigCurve
ADVNCD-parameters (zie blz. 81):
• Scan Time
• Retrig Cancel
• Mask Time
• Rim Sens
DisplayNaamDisplayNaam
KIKKICKT3TOM3
SNRSNARET4TOM4
HHHI-HATCR1CRASH1
T1TOM1CR2CRASH2
T2TOM2RDRIDE
AUXAUX
Weergave van het ingangsniveau van
de pads
Het display hanteert de volgende icoontjes voor het
aanduiden van het pad-niveau. Hier wordt er dus
gebruik gemaakt van het vlaggensysteem ()
dat al elders aan bod is gekomen.
Indicator (maximum)Maximale waarde
Op blz. 44 vindt u een overzicht van de meest geschikte parameters. Zie blz. 38 voor de basiswerkwijze.
• Als u een pad van een ander merk op de TD-6 wilt aansluiten, kiest u het best de instelling “PD7/9” (voor een
andere basdrumeenheid begint u het best met “KD
Type”). Als dat niet het gewenste resultaat oplevert, moet
u “P1” kiezen. “P2” levert een nog gelijkvormigere respons op, maar zorgt wel voor een langere “Scan Time”
(blz. 81); dat betekent dan weer dat de afstand tussen
twee aanslagen ±0,003 seconden langer wordt, wat soms
voor een vreemd resultaat zorgt. “Other 1" en “Other 2"
zijn vooral bedoeld voor pads met een iets minder
“directe” Trigger-golfvorm.
OPGELET
Voor bepaalde pads van andere merken vindt u misschien
nooit geschikte instellingen. Daarom raden we aan om
uitsluitend met pads van Roland te werken.
78
Pad- en Trigger-instellingen
TRIG Basic: de belangrijkste
pad-parameters
De hierna beschreven parameters (met uitzondering
van “Xtalk Cancel”) worden tijdens het kiezen van een
Trigger-type automatisch ingesteld. Maar niets belet u
natuurlijk om die instellingen hier en daar nog wat bij
te sturen.
1. Druk op [SHIFT] + [EDIT≈(SETUP)]. Deze laatste licht
op.
2. Kies met [®] “TRIG BASIC”.
3. Druk op [ENTER].
4. Kies met [√] of [®] de parameter die u wilt editen.
Threshold
Met deze parameter bepaalt u hoe sterk een door de
TD-6 ontvangen Trigger-signaal moet zijn om als dusdanig herkend te worden. Stel deze waarde voor elke
TRIGGER INPUT zo in dat de TD-6 zelfs op lichte slagen reageert, maar geen rekening houdt met signalen
van naburige pads. In het volgende voorbeeld zal enkel
signaal B het toegewezen instrument aansturen. A en C
liggen beneden de drempel en worden dan ook genegeerd.
Threshold
CBA
Hoe groter de waarde, hoe moeilijker het wordt om
zelfs met lichte slagen (bij roffels of “Ghost Notes”) nog
het toegewezen instrument aan te sturen.
Parameter
5. Sla op de pad die u wilt instellen.
De instellingen voor die pad verschijnen nu in het
display.
6. Stel met [INC/+] of [DEC/–] de gewenste waarde in.
Waarde
7. Druk op [KIT] of [SONG] als u alles naar behoren
hebt ingesteld.
Sensitivity: gevoeligheid van de pads
instellen
Met de Sensitivity-parameter bepaalt u de gevoeligheid
van de pad (1~16). Hoe groter de waarde, hoe luider
het aangestuurde instrument zelfs bij een zachte aanslag zal klinken. Stel deze waarde zo in dat de indicator
(en het vlaggetje) enkel bij de hardste meppen het
maximale niveau aanduidt.
(0~15) Om de optimale waarde in te stellen verdient het
aanbeveling om bij elke verandering telkens een paar
noten te spelen. Vooral roffels zou u moeten uitproberen.
Trigger Curve
Met deze parameter bepaalt u hoe en hoe snel het
volume verandert onder invloed van de kracht waarmee u aanslaat. Kies hier de curve waarmee u de
natuurlijkste respons voor uw manier van spelen verkrijgt.
LINEAR: Dit is de normale instelling die waarschijnlijk
de meest natuurlijke respons oplevert.
Volume
LINEAR
Slagkracht
79
Pad- en Trigger-instellingen
EXP1, EXP2: In vergelijking met LINEAR moet u hier
al betrekkelijk hard slaan om echte verschillen in
volume te horen
VolumeVolume
.
Slagkracht
EXP2EXP1
LOG1, LOG2: In vergelijking met LINEAR zorgen hier
vooral kleine aanslagwaarden voor duidelijke volumeverschillen.
VolumeVolume
Slagkracht
LOG2LOG1
SPLINE: Deze curve zorgt voor de meest markante
volumeverschillen naarmate u harder of zachter aanslaat.
Volume
Slagkracht
SPLINE
Xtalk Cancel: overspraak van andere
pads indijken
Als u twee pads aan dezelfde stand vastschroeft, kunnen de trillingen bij het slaan op één van beide zo hard
zijn dat de andere pad eveneens een Trigger-signaal
zendt. Naar gelang de Sensitivity-, Threshold-, en Trig
Curve-instellingen kan het dan gebeuren dat het instrument van de tweede pad eveneens wordt aangestuurd,
zodat u telkens twee klanken hoort. Dit fenomeen
noem je “overspraak” (of “Crosstalk” in het Engels).
Met Xtalk Cancel kunt u dat voorkomen. Wees echter
voorzichtig: als u een te grote waarde instelt, kan het
gebeuren dat de pad ook niet meer op wél bedoelde
lichte slagen reageert. Kies “OFF” als er bij uw setup
geen sprake is van overspraak.
In sommige gevallen kunt u overspraak al voorkomen door de
pads gewoon iets verder uit elkaar te hangen.
Voorbeeld: u hoort telkens de HiHat, wanneer
u op de Snare-pad slaat
Sla een aantal keren op de Snare-pad en stel tegelijk de
“Xtalk Cancel”-waarde van de HiHat-pad in (op een
waarde tussen 20 en 25). Hiervoor verdient het aanbeveling om de Note Chase-functie uit te schakelen (zie
blz. 67).
LOUD1, LOUD2: Hier is er maar beperkt sprake van
“dynamiek”. Het voordeel van deze curven is evenwel
dat u zelfs bij een betrekkelijk lichte aanslag al een
redelijk hoog volume bereikt. Kies één van deze curven
wanneer u met drumtriggers (een soort contactmicrofoon) werkt.
VolumeVolume
Slagkracht
LOUD2LOUD1
80
Pad- en Trigger-instellingen
Geavanceerde Triggerparameters (ADVNCD)
De hier beschreven parameters worden bij het kiezen
van het Trigger-type (zie blz. 38) automatisch ingesteld.
Toch levert dat niet altijd het verwachte resultaat op. U
kunt de waarden dus zelf nog veranderen. Onthoud
echter wel dat dit een beetje tijd vergt, omdat we hier al
te maken hebben met betrekkelijk “gespecialiseerde”
parameters.
1. Druk op [SHIFT] + [EDIT≈(SETUP)].
De [EDIT]-knop licht op.
2. Kies met [®] “TRIG ADVNCD”.
3. Druk op [ENTER].
4. Kies met [√] of [®] de parameter die u wilt editen.
Scan Time
De TD-6 is een elektronische drummodule, en de pads
zijn eveneens elektronisch. Niet alle pads zenden hetzelfde soort signaal (“Trigger”): het ene signaal komt al
wat sneller op dan het andere. Met Scan Time bepaalt u
hoe lang de TD-6 naar een Trigger-signaal van een pad
“kijkt en luistert” alvorens te beslissen dat u wel degelijk op de pad geslagen hebt. Dat zorgt ervoor dat de
kracht, waarmee u de pads aanslaat, nauwkeuriger
wordt herkend.
Er schuilt echter ook een addertje onder het gras: hoe
groter de Scan Time-waarde, hoe langer het duurt alvorens de gespeelde noten hoorbaar worden.
Scan Time
Tijd
Parameter
5. Sla op de pad wiens ADVNCD-instellingen u wilt
wijzigen.
Het display beeldt nu de waarde voor de gekozen
pad af.
6. Stel met [DEC/–] of [INC/+] de nieuwe waarde in.
Waarde
7. Druk op [KIT] of [SONG] als u alles naar tevreden-
heid hebt ingesteld.
Sla herhaaldelijk op de in te stellen pad, terwijl u de
Scan Time-waarde (0~4,0 msec) in kleine stappen zo
ver verhoogt tot u geen volumeverschillen meer hoort
bij een gelijkblijvende aanslag. Probeer tevens harde en
zachte slagen uit om te kijken of de TD-6 accuraat reageert.
Retrigger Cancel
Bepaalde pads en bijna alle drumtriggers zenden nooit
precies dezelfde Trigger-golfvormen. Soms is er al bijna
sprake van heuse vervorming, waarmee hier bedoelt
wordt dat het niveau van de golfvorm naar het einde
toe plots nog eens drastisch toeneemt. Met Retrigger
Cancel zorgt u ervoor dat er geen ongewenste dubbelslagen e.d. kunnen optreden. In het volgende voorbeeld zou piek “A” er bv. toe leiden dat het betreffende
instrument nog eens wordt aangestuurd.
A
Tijd
81
Pad- en Trigger-instellingen
(1~16) Ook hier moet u echter voorzichtig te werk
gaan, omdat een grote Retrigger Cancel-waarde ook
wel bedoelde (lichte) slagen zou kunnen onderdrukken.
Dubbele Triggers zou u ook met de Mast Time-parameter (zie
verderop) kunnen voorkomen. Die parameter zorgt er echter
enkel voor dat er binnen de ingesteld tijdsspanne geen nieuwe
Triggers meer worden aanvaard. Retrigger Cancel gaat iets
subtieler te werk en probeert te achterhalen wat u bedoeld had
en wat niet.
Sla herhaaldelijk op de pad, terwijl u de Retrigger Cancel-waarde instelt waarbij er geen dubbele Triggers
meer optreden.
Als u telkens twee noten hoort, terwijl u er maar één speelt,
moet u dat met “Retrigger Cancel” verhelpen – niet met Mask
Time.
Tip voor het instellen van Mask Time
Trap het basdrumpedaal verschillende keren in, terwijl
u de “Mask Time”-waarde instelt. Zodra u geen dubbele noten meer hoort, terwijl er ook geen noten wegvallen, is de instelling perfect.
Rim Sens (voor PD-120/PD-80R)
Als u op TRIGGER INPUT 2 (SNARE) een PD-120 of
PD-80R pad aansluit, kunt u met deze parameter de
gevoeligheid van de rand optimeren.
Mask Time: dubbele Triggers
voorkomen
Een Kick Trigger-eenheid (van de KD-serie) zendt voor
elke klop twee signalen: het eerste slaat op de bedoelde
noot, terwijl het tweede eigenlijk maar het signaal van
de klopper is die weer op de pad terechtkomt. Aan dat
tweede signaal hebt u uiteraard geen boodschap. Met
Mask Time kunt u instellen, hoe lang de TD-6 na ontvangst van een Trigger-signaal moet wachten tot hij
weer een signaal doorlaat. Deze “pauze” kan tussen 0
en 64 milliseconden lang zijn.
Hoe groter de waarde, hoe waarschijnlijker het wordt
dat de TD-6 de een of andere basdrumnoot “inslikt”.
Kies dus altijd de kleinstmogelijke waarde waarmee
dubbele triggers worden voorkomen.
Mask Time
(OFF, 1~15) Hoe groter deze waarde (1~15), hoe makkelijker het wordt om het aan de rand toegewezen
instrument aan te sturen. Als u hier “OFF” kiest, hoort
u bij het spelen van een Rim Shot het aan het vel (“H”)
toegewezen instrument. Als u daarentegen een te grote
waarde instelt, hoort u bij harde meppen op het vel
eventueel ook het aan de rand toegewezen instrument.
OPGELET
• Deze parameter is enkel beschikbaar wanneer u voor
TRIGGER INPUT 2 het type “PD80R” of “PD120” gekozen hebt (zie blz. 38). Bovendien moet u natuurlijk een
dergelijke pad op die ingang aansluiten.
• Kiest u een ander Trigger-type dan “PD80R” of “PD120”
c.q. als u een andere ingang dan TRIGGER INPUT 2 kiest,
beeldt het display () af en hoort u helemaal niets.
• Voor de PD-7 of PD-9 kunt u deze parameter niet instellen, omdat het slagvlak en de rand telkens dezelfde
waarde hanteren.
82
Tijd
Deze noot wordt niet weergegeven
Pad- en Trigger-instellingen
TD-6 met akoestische
drumtriggers gebruiken
Breng de trigger(s) eerst op uw Toms e.d. aan. Zie de
handleiding bij de drumtriggers. Daarna moet u de volgende instellingen maken:
1. Kies als Trigger-type “AcDrTrig” (blz. 38).
2. Zet “Threshold” eerst op “0” (blz. 79).
Later kunt u eventueel een andere waarde kiezen.
3. Zet “TrigCurve” op “LINEAR” (blz. 79).
Deze waarden vormen een goed vertrekpunt en
moeten eventueel later nog worden aangepast.
4. Stel een geschikte “Sensitivity”-waarde in
(blz. 79).
5. Stel een geschikte “Scan Time”-waarde in (zie
blz. 81).
Sla verschillende keren met dezelfde kracht op de
de Tom en stelt deze parameter zo in tot het
volume niet meer overdreven varieert.
10.Kies een geschikte “TrigCurve” (zie blz. 79).
Als u vindt dat de TD-6 uw dynamiek (variatie tussen harde en zachte slagen) niet op de juiste manier
weergeeft, moet u een andere aanslagcurve kiezen.
6. Stel de “Retrig Cancel”-parameter in (zie
blz. 81).
Hiermee voorkomt u dat u voor elke slag meer dan
één noot hoort (deze parameter is vooral voor de
Snare en de Toms bedoeld, “Mask Time” daarentegen voor de basdrum).
7. Stel een geschikte “Mask Time”-waarde in (zie
blz. 82).
Hiermee voorkomt u dat de terugkaatsende klopper eveneens een basdrum van de TD-6 uitlokt.
8. Stel “Xtalk Cancel” in (zie blz. 80).
Hiermee zorgt u dat naburige Toms (die eveneens
met een drumtrigger uitgerust zijn) geen signalen
naar de TD-6 kunnen zenden als dat niet de bedoeling is. Als u echter een te grote waarde instelt, kan
het gebeuren dat een Tom bij zachte slagen niet
meer klinkt, hoewel u dat eigenlijk wilt.
9. Pas de “Threshold”-waarde eventueel aan (zie
blz. 79).
Als u ook na instellen van een geschikte “Xtalk
Xancel”-waarde nog ongewenste noten hoort, moet
u de “Threshold”-waarde aanpassen. Maar kies
geen te grote waarde, omdat roffels e.d. anders
vreemd beginnen de klinken. Kies altijd de kleinstmogelijke waarde.
83
3. Algemene instellingen (Setup)
Beschikbare Setup-parameters
SETUP
UTILITY (algemene parameters) (zie blz. 84)
LCD Contrast
Percussion Part Level
Backing Level
Mute
Master Tune
Preview Velocity
Available Memory
Fabrieksinstellingen (zie blz. 34)
Utility: algemene instellingen
van de TD-6
De Utility-groep bevat parameters die telkens voor de
TD-6 in z’n geheel (en dus voor alle Drum Kits e.d.
samen) gelden.
LCD Contrast
In sommige gevallen kan het gebeuren dat het display
maar moeilijk af te lezen is. Met name wanneer u precies onder een lamp of spot zit kan dit wel eens problemen geven. Pas in dat geval het display-contrast aan
(1~16).
PercPrtLevel: volume van de
percussiepartij
Met deze parameter kunt u het volume van het percussiespoor naar wens instellen (0~127) als het te hard/
zacht staat t.o.v. uw eigen live gespeelde drumpartij.
De waarde “0” betekent dat u het percussiespoor niet
meer hoort.
1. Druk op [SHIFT] + [EDIT≈(SETUP)].
De [EDIT]-knop licht op.
2. Druk op [ENTER].
3. Kies met [√] en [®] de parameter die u wilt editen.
Parameter
4. Stel met [INC/+] of [DEC/–] de gewenste waarde in.
Waarde
5. Druk op [KIT] of [SONG] om iets anders te kunnen
doen.
OPGELET
• Deze parameter is in de GM-mode (blz. 106) niet beschikbaar.
• De hier gekozen instelling geldt voor alle Songs en verandert dus niet, wanneer u een andere Song kiest.
Het volume van de Drum Kits kunt u met “MasterVolume”
veranderen (zie blz. 75).
Backing Level: volume van de
begeleiding
(0~127) Hiermee kunt u het volume van de “Backing”partijen (spoor 1~4) van een Song instellen. Hoe groter
de waarde, hoe luider de begeleiding.
OPGELET
• Deze parameter is in de GM-mode (blz. 106) niet beschikbaar.
84
Algemene instellingen (Setup)
• De hier gekozen instelling geldt voor alle Songs en verandert dus niet, wanneer u een andere Song kiest.
• Het volume van de Drum Kits kunt u met “MasterVolume” veranderen (zie blz. 75).
• Er bestaat ook een “Level”-parameter waarmee u het
volume van de Song-sporen individueel kunt instellen
(zie blz. 98). Die pagina bereikt u door [SHIFT] ingedrukt te
houden, terwijl u op [SONG] drukt.
Mute: keuze van het “Part Mute”spoor
Met de Mute-parameter kiest u het Song-spoor dat u
met [PART≈MUTE] in en uit kunt schakelen. Als de
[PART≈MUTE]-knop oplicht, is de Mute-functie actief.
OPGELET
Deze parameter is in de GM-mode (blz. 106) niet beschikbaar.
Master Tune: stemming van de TD-6
Deze parameter heeft enkel betrekking op de melodische Song-sporen 1~4. Die stemming hoeft u enkel te
veranderen, wanneer de TD-6 vals klinkt t.o.v. een
extern instrument (bv. wanneer u samen met een pianist speelt). De voorgeprogrammeerde waarde luidt
“440.0” Hz (voor de A4).
(415.3~466.2 (Hz) in stappen van 0.1 Hz)
De stemming van de drum- en percussieklanken verandert
niet. Zie “Pitch: toonhoogte/stemming” (blz. 69) als u die
anders wilt stemmen.
Preview Velo
(0~127) Met deze parameter stelt u de MIDI-aanslagwaarde in die voor het afspelen van de instrumenten
via [SHIFT] + [KIT] wordt gehanteerd (“Preview”). Als u
“0” kiest, lijkt de Preview-functie niet te werken.
Deze pagina kunt u ook selecteren door op [SHIFT] +
[PART≈MUTE] te drukken.
• De hier gekozen instelling geldt voor alle Songs en verandert dus niet, wanneer u een andere Song kiest.
• Het volledige slagwerk van de Preset Songs (met uitzondering van Song #1 “DRUMS”) bevindt zich telkens op
het percussiespoor.
• De nootnummers die via de Part Mute-functie kunnen
worden in- en uitgeschakeld zijn voorgeprogrammeerd
en daar kunt u niets aan veranderen. Zie “Percussion
Sets” (blz. 128).
• Uw spel op de TD-6 enz. wordt altijd op het Drum Kitspoor opgenomen.
SongDrum:Enkel de drums van de Song worden uitge-
schakeld. De percussie blijft echter klinken.
Zo kunt u zelf drummen zonder de
“groove” van de percussie te missen.
SongDrm/
Prc:
UserDrmPart: De drums op het Drum Kit-spoor worden
Part1, Part2,
Part3, Part4:
Part1-4:Alle vier de melodische sporen (1~4) wor-
De gehele slagwerksectie (drums + percussie) wordt uitgeschakeld.
uitgeschakeld. Zo kunt u ook live bij een
Song drummen die u zelf hebt opgenomen.
Het gekozen melodische spoor wordt uitgeschakeld.
den uitgeschakeld.
Avail Memory
Met deze parameter kunt u controleren hoeveel geheugencapaciteit er nog over is voor het opnemen van
nieuwe Songs of partijen.
85
4. Metronoom (Click) instellen
Beschikbare Click-parameters
CLICK
Click Level
Time Signature
Interval
Inst
Pan
Play Count In
Rec Count In
Metronoom in-/uitschakelen
Met [CLICK] kunt u de metronoom in- en uitschakelen.
Als u hem inschakelt, licht de [CLICK]-knop op.
Metroonoom aanMetronoom uit
Licht opIs uit
3. Kies met [INC/+] of [DEC/–] de gewenste tempo-
waarde.
4. Druk op [EXIT] om deze pagina weer te verlaten.
Instellingen i.v.m. het
metronoomsignaal
Onder “CLICK” vindt u parameters waarmee u het
metronoomvolume, de klank ervan, de maatsoort enz.
kunt instellen.
1. Zorg dat [EDIT] niet oplicht.
Druk op [KIT] of [SONG] als dat wel het geval is.
2. Druk op [CLICK].
Deze knop licht op en de metronoom begint te spelen.
3. Druk op [EDIT].
4. Kies met [√] of [®] de benodigde parameter.
OPGELET
In de GM-mode (blz. 106) is de Click-functie niet beschikbaar.
Tempo van de metronoom
Telkens als u een Song kiest, verandert het metronoomtempo in functie van het Song-tempo. U kunt echter
ook een andere waarde (20~260) instellen:
1. Druk op [CLICK].
Deze knop licht op en de metronoom begint te spelen.
2. Houdt [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op
[CLICK≈(TEMPO)] drukt.
Nu verschijnt de “TEMPO”-pagina.
Parameter
5. Stel met [INC/+] of [DEC/–] de benodigde waarde
in.
Waarde
6. Druk op [KIT] of [SONG] als u alles naar behoren
hebt ingesteld.
Click Level: volume van de metronoom
Hiermee stelt u het volume van de metronoom in (0~
127). De waarde “0” betekent dat u de metronoom niet
meer hoort.
86
Metronoom (Click) instellen
Time Sig: maatsoort van de
metronoom
Hiermee stelt u de maatsoort van de metronoom in. Als
u voor de noemer (vóór de “/”) “0” kiest, wordt de eerste tel van de maat niet meer geaccentueerd, zodat alle
tellen even hard klinken.
Time Sig: 0~13/2, 0~13/4, 0~13/8, 0~13/16
OPGELET
Tijdens de Song-weergave kunt u de maatsoort van de
metronoom niet veranderen: in dat geval hanteert de
metronoom namelijk de maatsoort van de Song.
Interval: aantal tikken
Hiermee bepaalt u hoe vaak de metronoom voor elke
maat telt. De normale instelling is “1/4” (kwartnoten),
maar voor bijzonder complexe ritmes vindt u een
andere resolutie misschien handiger.
Pan: stereopositie van de metronoom
Indien nodig, kunt u de metronoom op een plaats naar
keuze in het stereo-geluidsbeeld zetten als het signaal
bv. door een ander drumgeluid wordt gemaskeerd, of
om te controleren of uw meppen daadwerkelijk op het
goede moment gespeeld worden.
OPGELET
Deze stereoplaatsing hoort u enkel, wanneer u de TD-6 in
stereo op de versterker aansluit.
L15:Het metronoomsignaal bevindt zich helemaal links.
CENTER: De metronoom bevindt zich in het midden.
R15:De metronoom bevindt zich helemaal rechts.
Play Count In, Rec Count In: aftel
Indien nodig, kunt u er met deze parameter voor zorgen dat de metronoom vóór de weergave (Play) en/of
opname (REC) één of twee maten aftelt.
Ook voor de metronoom bestaan er verschillende klanken, zodat u de voorgeprogrammeerde klank niet hoeft
te gebruiken als u dat niet wilt. Zo is “VOICE” bv. leuk
om een menselijke stem te horen tellen (zo denk je met
een diepe zucht terug aan je drumleraar…).
OFFDe weergave/opname begint zonder aftel.
1MEAS De weergave/opname begint na een aftel van 1 maat.
2MEAS De weergave/opname begint na een aftel van 2
maten.
87
5. Werken met de sequencer
Een woordje over de Songs
Over de Songs
De sequencer van de TD-6 laat het opnemen van 6 partijen toe. Wat u op de pads speelt wordt altijd op het
Drum Kit-spoor opgenomen. De sporen Part 1~4 dienen voor de opname van een melodische begeleiding
(piano, bas, kopers e.d.). Tenslotte is er ook een percussiespoor dat soms enkel percussie en in andere gevallen
de volledige slagwerkpartij bevat. Een dergelijke groep
van zes sporen gaan we hier een Song noemen.
OPGELET
In de GM-mode (blz. 106) is de sequencer niet beschikbaar.
Preset Songs (1~150)
Dit zijn geheugens die bij levering al materiaal bevatten. Die Songs kunt u trouwens noch overschrijven,
noch wissen. De bedoeling van de Preset Songs is
vooral u een ruggesteuntje te geven tijdens het instuderen van nieuwe ritmische figuren, omdat het spelen
met begeleiding nu eenmaal veel leuker is. U kunt de
Preset Songs echter ook als bestanddelen voor uw
optredens en solo’s gebruiken.
De drumpartijen van alle Songs met uitzondering van #1
“DRUMS” bevinden zich op het percussiespoor (PERC).
Werken met de Preset Songs
De Preset Songs kunt u weergeven. Tijdens de weergave kunt u bepaalde instellingen ervan veranderen.
Die wijzigingen gelden echter maar tijdelijk, omdat u
geen nieuwe data in een Preset-geheugen kunt opslaan.
Bovendien kunt u bijkomende partijen enkel aan een
Preset Song toevoegen, als u hem eerst naar een Usergeheugen kopieert (blz. 99).
• Als u de instellingen van een Preset Song wijzigt,
verschijnt de volgende boodschap om duidelijk te
maken dat dit maar tijdelijk gebruikt wordt. Druk
op [EXIT] om deze boodschap te wissen.
• Als u, na een Preset Song gekozen te hebben, op
[REC∏] drukt, verschijnt de volgende boodschap.
Die betekent dat de TD-6 automatisch het eerste
vrije User Song-geheugen gekozen heeft.
Om een Preset Song te kunnen editen (wijzigen) moet u
hem eerst naar een User-geheugen kopiëren (blz. 99).
Werkt u daarentegen met een User Song, dan worden
instellingen automatisch opgeslagen. Voordeel: u
hoeft verder niets te doen. (Nadeel: u moet een eventueel uitgevoerde wijzing handmatig weer “terugdraaien”.)
Copyright van de Preset Songs
De geluiden van de TD-6 evenals de partijen van de
sequencer zijn onderworpen aan het auteursrecht. U als
gebruiker krijgt bij deze de toestemming om de geluiden
de gebruiken voor het opnemen en spelen van originele
muziek. U mag de klanken echter niet sampelen of –
onder welke vorm dan ook– voor commerciële doeleinden (aanmaak van sample CDs e.d.) gebruiken, noch ze
via het Internet verdelen of zelfs maar aanbieden.
De Preset Songs bevatten uitsluitend origineel materiaal
dat eigendom is van Roland. Desondanks wijst Roland
elke aansprakelijkheid af voor geschillen waarbij blijkt, of
zou kunnen blijken, dat het materiaal al bestond en eigendom is van iemand anders. U als gebruiker kunt eventuele schade niet verhalen op Roland Corporation, zelfs al
hebt u het materiaal in een gecommercialiseerde productie gebruikt en zelfs al wordt u omwille van dit feit vervolgd.
User Songs (Songs 151~250)
Dit zijn Song-geheugens die u voor uw eigen opnamen
kunt gebruiken (blz. 88). Wijzigingen, die u in een User
Song aanbrengt, worden meteen overgenomen. U hoeft
ze dus niet op te slaan.
88
Werken met de sequencer
Song #250
Song #1
Algemene instellingen
Tempo, Play Type, Song Lock, Song Name
Part-instellingen (voor de sporen)
Drum Kit
Percussion (PERC)
Begeleidingssporen
Part1
Part2
Part3
Part4
Part-parameters
Inst, Level, Pan*,
Ambience Send Level, Bend Range*
*: Niet beschikbaar voor het PERC-spoor.
Muziekdata (wat u opneemt)
Drum Kit
Percussion
Part1
Part2
Part3
Part4
Pad
Extern
MIDI-
instrument
Over de Song-pagina
De display-pagina die na het drukken op [SONG] verschijnt, noemen we hier en daar de “Song-pagina”.
45
21
1
Song-categorie
Hier ziet u tot welke categorie de momenteel gekozen
Song behoort.
2
Song-nummer
Hier verschijnt het geheugennummer van de momenteel gekozen Song.
3
Song-naam
…en zo heet de gekozen Song.
4
Beat (maatsoort)
5
Weergavemethode (blz. 96)
Dit icoontje maakt duidelijk hoe de geselecteerde Song
zal worden afgespeeld.
6
Maatnummer
Slaat op de maat die de sequencer momenteel bereikt
heeft. Als u op [PLAY®] drukt, begint de weergave vanaf
het begin van deze maat.
7
Beat
Slaat op de tel binnen de bereikte maat.
367
8
Het Drum Kit-spoor bevat na de opname enkel wat u op de
pads enz. van de TD-6 gespeeld hebt. Tijdens de weergave
hanteert de TD-6 telkens de instellingen van de op dat
moment gekozen Drum Kit.
9
8
Beveiliging
Het “ ” symbool betekent dat u het betreffende Songgeheugen beveiligd hebt (blz. 96).
9
Nieuwe User-Song
“*” betekent dat u (of de TD-6) een User Song gekozen
hebt die nog geen data bevat.
89
Werken met de sequencer
Songs opnemen
Parameters die u hier kunt instellen
REC STBY
Time Sig
Length
Tempo
Quantize
Rec Mode
Hit Pad Start
Uw spel op de aangesloten pads en de via MIDI IN ontvangen nootcommando’s kunnen met de sequencer
van de TD-6 worden opgenomen (Realtime, d.w.z.
zoals u/iemand anders het speelt). Ook de stand van
het HiHat-pedaal voor de beïnvloeding van andere
aspecten wordt opgenomen.
OPGELET
• In de GM-mode (blz. 106) is de sequencer niet beschikbaar.
• De geheugencapaciteit van de interne sequencer is niet
onbeperkt. Het is dan ook best mogelijk dat het geheugen
al uitgeput is, terwijl u nog lang geen 100 Songs hebt
ingespeeld. De capaciteit wordt namelijk over alle Songs
verdeeld, zodat langere/complexere Songs meer geheugenruimte krijgen toebedeeld.
• Met name de bewegingen van het HiHat-pedaal zorgen
voor massa’s data die u misschien niet allemaal nodig
hebt. U zou de HiHat-pedaaldata dan ook zonder hoorbaar verlies kunnen uitdunnen (zie “PdlDataThin,
blz. 106).
• Met “AvailMemory” kunt u vóór het starten van een
nieuwe opname kijken hoeveel plaats er nog is (blz. 85).
Als er geen User Song-geheugen meer vrij is, kunt u een
niet meer benodigde Song wissen (blz. 100).
2. Neem de gewenste partijen op. Zie hiervoor
“Opname (REC STBY)” (blz. 91).
Externe MIDI-instrumenten voor de opname
gebruiken
1. Zorg dat het externe instrument telkens op het
MIDI-kanaal zendt dat aan het gewenste TD-6spoor is toegewezen.
De MIDI-kanalen van de sporen kunt u zelf instellen (blz. 109)
SpoorOorspr. MIDI-kanaal
Drum Kit-spoorKanaal 10
PercussiespoorKanaal 10
Part 1Kanaal 1
Part 2Kanaal 2
Part 3Kanaal 3
Part 4Kanaal 4
2. Kies MIDI-kanaal 10 om de drums en/of de per-
cussiepartij op te nemen.
Als u de percussiepartij van een extern instrument
(bv. een sequencer) laat komen, moet u met
“CH10Priority” (blz. 105) kiezen of de data van het
Drum Kit- of percussiespoor voorrang krijgen.
3. Kies het User Song-geheugen voor de opname
(blz. 93).
Om een Song-geheugen te kiezen dat nog geen
data bevat moet u op de Song-pagina op [SHIFT] +
[STOPª] drukken. Een nieuwe Song herkent u aan
het “*” symbool.
Voorbereidingen voor de opname
Alvorens de opname te starten moet u de MIDI-, spooren andere betrokken parameters naar behoren instellen.
Het Drum Kit-spoor bevat na de opname enkel wat u
op de pads enz. van de TD-6 gespeeld hebt. Tijdens de
weergave hanteert de TD-6 telkens de instellingen van
de op dat moment gekozen Drum Kit.
1. Kies het Song-geheugen dat de nieuwe partijen
moet bevatten (blz. 93).
Om een Song-geheugen te kiezen dat nog geen
data bevat moet u op de Song-pagina op [SHIFT] +
[STOPª] drukken. Een nieuwe Song herkent u aan
het “*” symbool.
90
Als er geen User Song-geheugen meer vrij is, kunt u een
niet meer benodigde Song wissen (blz. 100).
4. Wijs aan het op te nemen spoor een instrument
of percussieset toe:
• Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
• Druk op [SONG] + [EDIT].
• Kies met [√] of [®] “PERC” of “PART1”~”PART4”.
• Druk op [ENTER].
Werken met de sequencer
• Kies met [√] of [®] “Set”.
Parameter
• Wijs met [INC/+] of [DEC/–] de benodigde klank aan
het geselecteerde spoor toe.
• Druk op [SONG] om te vervolgen.
Zie ook blz. 98 voor een uitvoerigere beschrijving.
OPGELET
De sequencer van de TD-6 ontvangt geen programma- of
bankkeuze-commando’s. Klanken en Drum Kits moet u op de
TD-6 zelf kiezen.
5. Stel de parameters voor het op te nemen spoor
naar wens in (blz. 97).
6. Zie “Opname (REC STBY)” voor het vervolg.
Opname (REC STBY)
1. Tref alle voor de opname benodigde voorberei-
dingen (zie blz. 90).
Zie “Time Sig: maatsoort van de Song” en volgende voor de beschikbare parameters.
Stop de weergave en druk op [√] of [®] om de maat te kiezen waar de opname moet beginnen.
5. Druk op [PLAY®] om de opname te starten.
De [PLAY®]-knop licht nu op en de opname wordt
gestart. Linksboven in het display ziet u bovendien
de volgende boodschap:
Als u vóór de opname een aftel wilt horen, moet u voor
“RecCountIn” de instelling “1MEAS” of “2MEAS” kiezen
(blz. 87).
6. Speel op de pads of op het externe MIDI-instru-
ment om uw partij op te nemen.
7. Stop de opname door op [STOPª] te drukken.
[PLAY®] en [REC∏] doven nu weer.
2. Druk op [SONG] ➝ [REC∏].
[PLAY®] knippert, terwijl [SONG], [REC∏] en [CLICK]
oplichten.
• Als u op [REC∏] drukt, terwijl er momenteel een Preset
Song geselecteerd is, kiest de TD-6 automatisch de eerste
vrije User Song voor de opname. Songs wier geheugen u
hebt beveiligd (blz. 96) kunnen niet worden geselecteerd.
• Als er geen leeg User Song-geheugen meer over is, moet
u een niet meer benodigde Song wissen (blz. 100).
• Wilt u toch niet opnemen, dan moet u nu op [STOPª] of
[EXIT] drukken.
3. Kies met [√] of [®] de parameter(s) die u vóór de
opname wilt instellen.
Parameter
4. Stel met [INC/+] en [DEC/–] de gewenste waarde in.
Time Sig: maatsoort van de Song
Hiermee bepaalt u de maatsoort van de op te nemen
Song.
Time Sig: 1~13/2, 1~13/4, 2~13/8, 4~13/16
OPGELET
De maatsoort kan enkel voor Songs worden ingesteld die nog
geen data bevatten (dus voor Songs met een “*”).
Waarde
91
Werken met de sequencer
Length: aantal maten van de Song
Met deze parameter stelt u in hoe lang uw Song moet
worden. Dit is enkel nodig als u voor “Rec Mode” niet
de instelling (blz. 92) kiest. Doet u dat wél dan krijgt de
Song automatisch de lengte van het aantal opgenomen
maten.
(Length: 1~999)
Tempo: opname
Met deze parameter stelt u het tempo van de nieuwe
Song in. Dit tempo wordt zowel tijdens de opname als
de weergave gehanteerd, tenzij u het later weer verandert (zie blz. 95).
(Tempo: 20~260)
Quantize: Timing corrigeren
“Quantize” is een functie die ervoor zorgt dat iets te
vroeg of te laat gespeelde noten toch op de wiskundig
juiste plaats terechtkomen.
Niemand is perfect, wat dus betekent dat het bijna
onmogelijk is om alle noten precies op de juiste plaats
te spelen. Op zich is dat ook helemaal niet erg. Als u
echter denkt dat u te ver vóór of achter de tijd speelt,
kunt u deze automatische correctie activeren. Ziehier
hoe Quantize precies werkt:
Quantize is vooral handig wanneer u achteraf de “Tap”-weergave (het stap voor stap doorlopen van een Song) wilt gebruiken. Anders levert de “Tap”-functie namelijk niet precies het
gewenste resultaat op.
Rec Mode: hoe had u graag opgenomen?
Met deze parameter bepaalt u wat er met de eventueel
al opgenomen data gebeurt en of de opname al dan niet
in een lus wordt geplaatst.
REPLACE: De sequencer houdt geen rekening met de
“Length”-instelling (zie blz. 92) en loopt zo lang
door tot u op [STOPª] drukt. Alle eerder opgenomen noten/data worden overschreven.
LOOP ALL: Aan het einde van de Song (zie “Length”) keert
de sequencer terug naar het begin en zet hij de
opname verder. In deze mode kunt u dus naar
hartelust noten toevoegen.
LOOP1:Enkel de maat waar u de opname start wordt
herhaald. Alles wat u speelt wordt bij elkaar gevoegd.
LOOP2:Enkel de maat waar u de opname start en de
daarop volgende maat worden continu herhaald.
Hit Pad Start
Als u deze functie activeert, hoeft u niet meer op
[PLAY®] te drukken om de opname te starten. Ze begint
dan namelijk zodra u op een pad slaat of een aangesloten pedaal intrapt.
Zo speelt u het…
…en zo wordt het gecorrigeerd
Om een voorspelbaar (en vooral bruikbaar) resultaat te
bereiken moet u voor Quantize telkens de waarde van
de kortste noot instellen die u gaat spelen. U kunt echter ook “OFF” kiezen als u de automatische correctie
niet nodig hebt.
92
Als u hier “ON” kiest, houdt de TD-6 geen rekening met de
“RecCountIn”-instelling (blz. 87).
Werken met de sequencer
Song weergeven
Song selecteren
Tijdens het kiezen van een andere Song veranderen ook
de Part-instellingen (ander klanken, andere volumewaarden enz.).
Onder “Preset Songs” (blz. 132) komt u te weten welke voorgeprogrammeerde Songs de TD-6 bevat.
Songs via een categorie kiezen
Om de zoektocht naar de benodigde Song te bespoedigen kunt u gebruik maken van de categorieën.
1. Druk op [SONG].
Deze knop licht op en het display beeldt de volgende pagina af.
2. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u met [INC/+] en
Om daarna een Song te selecteren (of dit los van de
categorieën te doen), moet u als volgt te werk gaan:
1. Druk op [SONG].
Deze knop licht op en het display beeldt de volgende pagina af.
Weergave
1. Kies de Song die u wilt afspelen (zie links).
2. Druk op [PLAY®].
Deze knop licht op en de weergave van die Song
begint.
3. Druk op [STOPª] om de weergave weer te stop-
pen.
De [PLAY®]-knop dooft weer en de sequencer keert
terug naar het begin van de maat die hij heeft
bereikt.
Voor-/terugspoelen
Zolang de weergave gestopt is, kunt u de volgende dingen doen:
• Druk op [STOPª] om terug te keren naar het begin
van de Song (maat 1).
• Met [®] kunt u “voorspoelen” (telkens de volgende
maat oproepen).
• Met [√] kunt u “terugspoelen”. Als u na het voor- of
terugspoelen op [PLAY®] drukt, begint de weergave
vanaf die maat. Deze functie kunt u ook gebruiken
om de opname in een maat naar keuzen te starten.
• Om het weergavetempo van de sequencer tijdelijk te wijzigen, moet u op [SHIFT] + [CLICK] drukken (blz. 95).
• Om te zorgen dat de weergave met een aftel begint, moet
u voor “PlyCountIn” de instelling “1MEAS” of “2MEAS”
kiezen.
Handige functies voor de weergave
Tijdens de weergave kan de TD-6 met behulp van de
knoppen tonen welke drumklanken er op dat moment
worden weergegeven. Dat is handig als u zelf mee wilt
spelen, omdat de knoppen ook oplichten, wanneer u de
Part Mute-functie (blz. 95) voor de Preset-Songs
gebruikt.
• De toewijzing van de nootnummers aan de knoppen is
vast ingesteld en kan niet worden gewijzigd.
• Deze functie is niet beschikbaar voor Songs waar de
drumpartij zich op het Drum Kit-spoor bevindt.
Mid Tom
Snare
Cymbalen
1. Kies de Song die u wilt afspelen (blz. 93).
2. Druk op [SHIFT] + [PLAY®].
De Song-weergave begint en de aan de gebruikte
instrumenten toegewezen knoppen lichten op.
3. Stop de weergave door op [STOPª] te drukken.
Songs wijzigen (editen)
Parameters die u hier kunt instellen
SONG
COMMON (algemene Song-parameters) (blz. 95)
COMMON (Overall Settings) (p. 86)
Tempo
Play Type
Quick Play
Reset Time
Tap Exclusive Switch
Song Lock
Song Name
PART (instellingen voor de sporen) (blz. 97)
Percussion Set/Inst
Level
Pan
Ambience Send Level
Bend Range
COPY (blz. 99)
DELETE (Song wissen) (blz. 100)
ERASE (verwijderen van de noten) (blz. 100)
Level: Song-volume
De TD-6 laat ook toe om het volume van Part 1~4
(“Backing”) en het percussiespoor apart in te stellen en
op die manier voor de gewenste balans te zorgen. Ook
hier betekent de waarde “0” weer dat u de betreffende
sectie (Backing of PercPrt) niet meer hoort.
OPGELET
De hier ingestelde Level-waarden worden door alle Songs
gehanteerd.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [SONG] drukt.
Het display beeldt nu de hierboven getoonde
pagina af.
2. Stel met [INC/+] of [DEC/–] het gewenste volume in.
94
3. Druk op [√] om de volgende pagina op te roe-
pen:
4. Stel met [INC/+] of [DEC/–] de gewenste waarde in.
• Bij alle Preset Songs (met uitzondering van #1) bevindt de
drumpartij zich op het percussiespoor, wat dus toelaat
om er het volume van in te stellen (via “PercPrtLevel”).
Als u echter zelf een drumpartij opneemt, belandt die op
het Drum Kit-spoor. Het volume daarvan stelt u in met
“MasterVolume” (blz. 75).
• De BackingLevel-parameter slaat op alle vier de begeleidingssporen (Part 1~4). U kunt de onderlinge mix van die
sporen echter eveneens instellen. Zie daarvoor blz. 98.
Part Mute: Song-spoor uitschakelen
Telkens als u op [PART≈MUTE] drukt, wordt het gekozen
spoor (“Part”) afwisselend in- en uitgeschakeld. De
[PART≈MUTE]-knop licht op, wanneer deze functie actief
(en het spoor uit) is. Bij levering schakelt u met deze
knop de percussiepartij uit.
Werken met de sequencer
2. Druk eerst op [SONG] en daarna op [EDIT].
Beide knoppen lichten op.
3. Druk op [ENTER].
4. Kies met [√] of [®] de parameter die u wilt instel-
len.
Parameter
5. Stel met [INC/+] of [DEC/–] de gewenste waarde in.
Partij uitPartij aan
Licht opUit
Welke partij er precies wordt uitgeschakeld, kunt u met
“Mute” bepalen (blz. 85): die pagina bereikt u door [SHIFT]
ingedrukt te houden, terwijl u op [PART≈MUTE] drukt.
OPGELET
De Part Mute-instelling geldt telkens voor alle Songs.
Common: algemene Song-instellingen
Ziehier een aantal parameters die telkens betrekking
hebben op de geselecteerde Song, maar niet voor de
overige Songs gelden.
OPGELET
• Alvorens de instellingen van een Preset Song (definitief)
te kunnen wijzigen, moet u hem naar een User-geheugen
kopiëren (blz. 99). Anders worden de volgende wijzigingen namelijk maar tijdelijk gehanteerd.
• De instellingen van beveiligde Songs (“Song Lock”,
blz. 96) kunt u niet veranderen.
Waarde
6. Druk op [SONG] eens u alle parameters naar
wens hebt ingesteld.
Tempo: weergave
Het weergavetempo (20~260) van elke Song kunt u ook
na de opname nog programmeren. Bij het kiezen van
die Song wordt die tempowaarde dan automatisch
ingesteld. Het tempo van een Preset Song verandert
echter maar tijdelijk.
Tijdelijk wijzigen van het weergavetempo
Als u wilt, kunt u het weergavetempo van een
Song ook wijzigen zonder die waarde meteen op te
slaan (met de parameter hierboven). Die tempowijziging geldt dan maar tot u een andere Song kiest.
1. Druk op [SHIFT] + [CLICK].
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Als dat wel het geval is, moet u op deze knop
drukken.
2. Stel met [INC/+] of [DEC/–] het tijdelijk beno-
digde tempo in.
95
Werken met de sequencer
Play Type: weergavemethode
Met deze parameter stelt u in hoe de gekozen Song uiteindelijk weergegeven wordt. De keuze van de weergavemode is tevens bepalend voor de manier waarop de
de Song wordt weergegeven, wanneer u op de [PLAY®]knop drukt of de Pad Pattern-functie (blz. 72) gebruikt.
OPGELET
• Zoals eerder gezegd, neemt u Songs, die u met “Tap” wilt
afspelen het best met een betrekkelijk strakke timing op.
Hiervoor zou u dan ook de “Quantize”-functie moeten
inschakelen (blz. 92).
• Voor een leeg Song-geheugen kunt u “Tap” nog niet kiezen. Neem dus eerst iets op.
LOOP ()
1SHOT ()
TAP ()
De Song (het patroon) wordt herhaaldelijk in
z’n geheel afgespeeld. Om de weergave te
stoppen moet u op [STOPª] drukken.
Aan het einde van de Song stopt de weergave
automatisch. Als u de Pad Pattern-functie
(blz. 72) activeert, kunt u de weergave starten
door op een pad te slaan.
De noten van de Song worden stap voor stap
weergegeven. Hiervoor moet u verschillende
keren op [PLAY®] drukken of op de toegewezen
pad slaan (als Pad Pattern actief is).
Reset Time
Als u de “Tap”-weergavemode kiest, kunt u met deze
parameter instellen hoe lang de sequencer op de volgende tap mag wachten alvorens te besluiten dat er
geen tap meer zal volgen. Dan spoelt hij de Song namelijk weer terug naar het begin.
Dat is dus bijzonder handig voor een creatief gebruik
van een Song (“patroon”) dat u via de Pad Patternfunctie aanstuurt. Kies “OFF” als u deze automatisch
detectiefunctie niet nodig hebt.
(OFF, 0.1~8.0s in stappen van 0,1 seconden)
Tap Exc Sw
Ziehier een tweede parameter voor de “Tap”-weergavemode. Hiermee bepaalt u hoe de noten van de Song
worden afgespeeld: als u bv. met een eerste tap een
lange noot start, die tijdens de tweede tap nog klinkt,
kunt u, door hier “ON” te kiezen, zorgen dat de eerste
noot wordt uitgeschakeld zodra de tweede begint. Kies
“OFF”, wanneer de vorige noot gewoon mag blijven
doorklinken.
Quick Play: weergavestart vanaf de eerste
noot
Als u hierboven “LOOP” of “1SHOT” gekozen hebt,
kunt u, door Quick Play op “ON” te zetten, zorgen dat
de weergave vanaf de eerste noot begint. Dat is niet
altijd hetzelfde als het starten vanaf het begin van de
Song, omdat het begin een aantal rusten zou kunnen
bevatten, zodat de Song telkens met “niets” begint. Dat
kan bovendien voor een nieuwe ritmische “feel” zorgen.
OPGELET
Als “Quick Play” ingeschakeld is, keert de Song telkens terug
naar het begin, wanneer u de weergave stopt.
Als u tijdens de weergave in de Loop-mode naar het begin
van de Song terugspringt, worden ook de rusten “afgespeeld”.
OFF:Eerder gestarte noten blijven bij de volgende tap ge-
ON:Zodra de volgende noot begint, stoppen de eerder ge-
Song Lock: beveiligen van een Song
Met deze functie kunt u belangrijke User Songs beveiligen tegen ongeoorloofde wijzigingen of tegen ongewenste wisoperaties. Als u een beveiligde Song probeert te editen, verschijnt er een foutmelding.
Tijdens de opname en na een nieuwe Song geselecteerd
te hebben ([SHIFT]+[STOPª]) is deze parameter echter tijdelijk niet beschikbaar. Tussen haakjes: een Song moet
niet per se noten bevatten: u kunt ook gewoon de
gewenste klanken aan de verschillende sporen toewijzen, wat handig kan zijn voor het gebruik van de TD-6
woon klinken. De nieuwe noot wordt dus bij de oude
gevoegd.
starte noten, zelfs al staat dat in de betreffende Song
niet zo geprogrammeerd.
96
Werken met de sequencer
als module: door gewoon de betreffende Song op te
roepen kiest u meteen de geschikte instellingen. En die
zou u eveneens kunnen beveiligen.
Een beveiligde User Song herkent u aan het symbool:
OPGELET
Deze parameter wordt niet afgebeeld, zolang er een Preset
Song geselecteerd is.
Song Name
Via deze parameter kunt u een naam van maximaal
acht tekens aan de geselecteerde User Song geven.
Breng de cursor met [√] of [®] naar de benodigde positie
en wijs er met [INC/+] en [DEC/–] een teken aan toe.
Part-parameters
De Part-parameters omvatten een aantal handige (en
broodnodige) instellingen voor de volgende Song-sporen: Parts 1~4 en Perc.
OPGELET
• Ook hier geldt weer dat wijzigingen van een Preset Song
maar tijdelijk gelden. Om ze niet te verliezen, moet u de
betreffende Preset Song eerst naar een User-geheugen
kopiëren (blz. 99) en pas daarna editen.
• De Part-parameters van een beveiligde Song (blz. 96)
kunt u niet editen.
De parameters van de Drum Kit vindt u op blz. 68 en volgende.
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk eerst op [SONG] en daarna op [EDIT].
Beide knoppen lichten op.
3. Kies met [√] en [®] de Part (het spoor) dat u wilt
editen.
OPGELET
Deze pagina wordt niet afgebeeld, als er momenteel een Preset
Song geselecteerd is.
• Zie ook blz. 76 voor een aantal handige functies i.v.m. het
invoeren van namen.
Voor het benoemen van uw Songs kunt u een beroep
doen op de volgende tekens:
spatie
Part/spoor
4. Druk op [ENTER].
5. Kies met [√] of [®] de parameter die u wilt instel-
len.
Parameter
6. Stel met [INC/+] of [DEC/–] de gewenste waarde in.
Waarde
7. Druk op [SONG] als u alles naar wens hebt inge-
steld.
97
Werken met de sequencer
Percussieset of instrument kiezen (PERC Set,
Inst)
Hiermee kunt u aan het percussiespoor een “Set” of
aan een Part (1~4) een instrument toewijzen.
Percussion Part
De TD-6 bevat 10 voorgeprogrammeerde percussiesets
waarvan u er telkens één kunt kiezen.
Nummer van de percussieset
Naam van de set
OPGELET
De percussiesets kunnen niet worden geëdit.
Variation-klanken: Dit zijn klanken die op de één of andere
manier verband houden met de “Capital”-klank. Deze laatste
wordt als belangrijkste variant beschouwd, terwijl de
Variations daar andere versies van zijn (bv. een Honky Tonkpiano, waarbij de vleugel dan als “Capital” geldt).
Level: volume van de Parts/sporen
Hiermee kunt u het volume van de Song-sporen (alias
de “Parts”) instellen (0~127). Op die manier zorgt u
voor de geschikte balans.
Pan: stereopositie van de Parts/sporen
Onder “Percussion Sets” (blz. 128) komt u te weten welke
klanken de percussiesets bevatten.
Hiermee stelt u in waar de Parts zich in het stereobeeld
moeten bevinden. Dat hoort u enkel als u de TD-6 in
stereo op een versterker aansluit.
Percussion Set: Een verzameling van verschillende
percussieklanken die aan aparte nootnummers zijn
toegewezen, zodat via één spoor/één MIDI-kanaal
verschillende klanken tegelijk kunnen worden gespeeld (bv.
bongo’s, drums, triangel enz.).
Part 1~4
Aan deze sporen kunt u één van de beschikbare
“Tones” toewijzen, waaronder de variaties. Met [SHIFT]
+ [INC/+] of [SHIFT] + [DEC/–] kunt u telkens van de ene
groep naar de andere gaan om sneller bij de benodigde
klank uit te komen.
“Capital”-klanken
“Variation”-klanken
Instrumenten
Instrument Name
Betekent dat u een
variatie gekozen hebt
L15:Het geluid bevindt zich helemaal links.
CENTER: Het geluid bevindt zich in het midden.
R15:Het geluid bevindt zich helemaal rechts.
De Pan-parameter van het percussiespoor kunt u niet zelf
instellen (omdat dat spoor al Pan-instellingen voor de gehanteerde klanken bevat).
Amb Send Level
Met deze parameter stelt u het volume van het signaal
in dat het geselecteerde Part naar het Ambience-effect
stuurt. Hoe groter de waarde, hoe sterker de betreffende Part van galm wordt voorzien.
Onder “Backing-instrumenten” (blz. 130) vindt u een lijst van
de beschikbare instrumenten, variaties en groepen.
De instrumentnummers komen overeen met de MIDI-programmanummers 1~128.
98
OPGELET
Hoe het Ambience-effect klinkt bepaalt u via de instellingen
van de gehanteerde Drum Kit. U moet dan ook een Drum Kit
kiezen wiens “Ambience Sw”-parameter op “ON” staat
(blz. 70).
Werken met de sequencer
Bend Range
(0~24) Met deze parameter stelt u in hoe sterk de toonhoogte stijgt/daalt wanneer het betreffende spoor/de
Part Pitch Bend-commando’s via MIDI ontvangt. “0”
betekent dat Pitch Bend-commando’s zonder gevolg
blijven, terwijl de toonhoogte bij keuze van “24” maximaal twee octaven kan stijgen of dalen.
Pitch Bend (en dus Bend Range) zijn niet beschikbaar voor het
percussiespoor.
Beheer van uw Songs
Copy: Songs kopiëren
Hiermee kunt u Preset (of User) Songs naar een User
Song-geheugen kopiëren, wat o.a. betekent dat de Partinstellingen (zie blz. 97) worden overgenomen.
Tijdens het kopiëren wordt de inhoud van het geheugen van bestemming overschreven. Controleer dus
eerst of u die instellingen daadwerkelijk niet meer
nodig hebt.
Het display toont nu de volgende pagina:
Song-geheugen van bestemming
7. Kies met [INC/+] of [DEC/–] het Song-geheugen
van bestemming (Dst; 151~250).
Door op [SHIFT]+[STOPª] te drukken kunt u een User Songgeheugen kiezen dat nog geen data bevat. Vóór het nummer van dat geheugen verschijnt dan een “*”.
8. Druk op [ENTER].
Druk op [EXIT] als u de Src-Song toch niet wilt
kopiëren.
9. Bevestig de vraag door op [ENTER] te druk-
ken.
Zodra de data gekopieerd zijn, verschijnt de volgende boodschap in het display:
1. Zorgt dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk eerst op [SONG] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten op.
3. Kies met [®] “COPY”.
4. Druk op [ENTER].
5. Kies met [√] en [®] de te kopiëren Song (Src; 1~
250).
Deze Song wordt gekopieerd
6. Druk op [®].
10.Als u geen andere Songs meer wilt kopiëren,
drukt u op [SONG].
99
Werken met de sequencer
Delete: Song wissen
Met deze functie wist u het gekozen User Song-geheugen. Dit geheugen staat dan weer ter beschikking als
“nieuw” geheugen (met een *) als u het selecteert.
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk eerst op [SONG] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten op.
3. Kies met [®] “DELETE”.
4. Druk op [ENTER].
5. Kies met [INC/+] of [DEC/–] de te wissen Song
(151~250).
Erase: muziekdata verwijderen
Met dit commando wist u enkel de muziekdata (d.w.z.
de noten) van de gekozen User Song. De maatsoort,
lengte evenals de Part- en Song-instellingen blijven echter behouden. Indien nodig, kunt u ook maar de noten
van een bepaald spoor/Part wissen.
1. Zorg dat [CLICK] niet oplicht.
Druk op deze knop als dat wel het geval is.
2. Druk eerst op [SONG] en vervolgens op [EDIT].
Beide knoppen lichten op.
3. Kies met [®] “ERASE”.
4. Druk op [ENTER].
5. Kies met [INC/+] of [DEC/–] de Song waaruit u
muziekdata wilt wissen (151~250).
Deze Song wordt gewist
6. Druk op [ENTER].
Druk op [EXIT] als u de Song toch niet wilt wissen.
7. Druk op [ENTER] om het commando uit te voe-
ren.
8. Druk op [SONG] om iets anders te kunnen doen.
De data van deze Song worden gewist
6. Druk op [®].
7. Kies met [INC/+] of [DEC/–] het spoor wiens data u
wilt verwijderen.
Part/spoor
ALL:De data van alle sporen.
KIT:De data van de drumpartij.
PERC:De data van de percussiepartij.
PART1:De data van spoor 1.
PART2:De data van spoor 2.
PART3:De data van spoor 3.
PART4:De data van spoor 4.
8. Druk op [ENTER].
Druk op [EXIT] als u toch niets wilt wissen.
100
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.