Roland SPD-20 PATCHLIST [nl]

+
63'
7RWDO3HUFXVVLRQ3DG
Wij danken u voor de aanschaf van de SPD-20 Total Percussion Pad. De SPD-20 is een elektronisch percussie­instrument met acht Pads, vier Trigger aansluitingen, een digitale geluidsbron van hoge kwaliteit en vier digitale effecten.
De lichte en compacte behuizing van de SPD-20 bevat zowel een geluidsbron als een effectsectie. Daardoor is hij overal en altijd te gebruiken, zonder dat daarvoor eerst een aantal MIDI-aansluitingen tot stand moeten worden gebracht. Dankzij de grote variëteit aan opties (Pads, pedalen, drum stands, enz.) kunt u op eenvoudige manier een “eigen” drumsysteem samenstellen. De toevoeging van sequencers en samplers laat toe de vele mogelijkheden van de SPD-20 ten volle te benutten.
De flexibiliteit en de uitbreidingsmogelijkheden van de SPD-20 zullen door iedere percussionist gewaardeerd wor­den, van beginner tot professional.
Teneinde een creatief en probleemloos gebruik te garanderen, raden we aan om deze handleiding zorgvuldig door te nemen.
Copyright © 1998 by Roland Corporation Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publikatie mag, in welke vorm dan ook, gereproduceerd worden zonder
voorafgaande, schriftelijke toestemming vanwege Roland Corporation.
SPD-20 Handleiding
2
Voorzorgsmaatregelen
Voeding
• Schakel de SPD-20 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit.
• Sluit de adapter van de SPD-20 nooit aan op een stopcon­tact waar andere apparaten, die brom of ruis veroorzaken (b.v. dimmers, motoren enz.) of veel vermogen trekken, op zijn aangesloten.
• Let, bij het aansluiten van de adapter op het lichtnet, op het voltage.
• Plaats geen zware voorwerpen op het snoer van de adap- ter en zorg dat er niemand over kan struikelen. Trek, bij het verbreken van de aansluiting op het lichtnet, altijd aan de stekker zelf en nooit aan het snoer om de draden niet te be­schadigen.
• Als u de SPD-20 lange tijd niet wenst te gebruiken, ver­breekt u best de aansluiting op het lichtnet.
• Het zou kunnen gebeuren dat de SPD-20 niet naar behoren werkt wanneer u hem onmiddellijk na uitschakelen weer inschakelt. Wacht dus telkens een paar seconden voordat u hem weer inschakelt.
Plaatsing
• Om problemen te vermijden, dient u de SPD-20 te bescher­men tegen direct zonlicht, hitte, vochtigheid en stof.
• Plaats de SPD-20 niet te dicht in de buurt van een neon­licht, een fluorescerende lamp, een TV-toestel of ander, ge­lijkaardig materiaal dat enerzijds ruis door interferentie, en anderzijds allerlei fouten kan veroorzaken.
Onderhoud
• Gebruik, voor het reinigen van het instrument, enkel een zachte, droge of lichtjes bevochtigde doek. Om hardnekkig vuil te verwijderen, gebruikt u een neutraal reinigingsmid­del. Wrijf de SPD-20 daarna droog met een zachte doek.
• Gebruik nooit oplosmiddelen zoals bv. verfverdunners want deze kunnen de behuizing beschadigen.
Geheugenbatterij
• Dit apparaat is uitgerust met een batterij die ervoor zorgt dat de opgeslagen data ook na uitschakelen niet gewist wor­den. De levensduur van deze batterij bedraagt ongeveer 5 jaar. Het zou iets langer kunnen zijn, maar het verdient aanbeveling de batterij om de 5 jaar te laten vervangen. Op het moment dat de batterij het einde van zijn levensduur nadert krijgt u de volgende melding te zien:
• Probeer nooit zelf de geheugenbatterij te vervangen. Laat dit werk over aan de Roland hersteldienst. Denk eraan dat de data in het interne geheugen kunnen worden gewist. Dat is met name het geval als het geheugen of een daarmee sa­menhangend onderdeel wordt hersteld of niet meer werkt.
Andere voorzorgsmaatregelen
• Behandel de SPD-20 zachtjes.
• Laat geen voorwerpen (muntstukken, metalen draad enz.) of vloeistoffen (water, alcohol, sap enz.) in het inwendige terechtkomen.
• Neem contact op met de dichtstbijzijnde Roland herstel­dienst voordat u de SPD-20 in het buitenland gebruikt.
• Als de SPD-20 niet naar behoren werkt, schakel hem dan onmiddellijk uit en neem contact op met uw dealer of de Roland hersteldienst.
Voorzorgsmaatregelen
3
SPD-20
Handleiding
4
Inhoud
Voorzorgsmaatregelen 2
Inhoud 4
Voornaamste kenmerken 7
Indeling van deze handleiding 7
1.Voorzieningen op de panelen 8
Frontpaneel 8 Achterpaneel 8
2.Voorbereiding 10
2.1 SPD-20 op een stand bevestigen 10
2.2 Reflecterende kleefband aanbrengen 10
2.3 Terugkeren naar de fabrieksinstellingen (ini­tialiseren) 10
3.Aan de slag 12
3.1 Aansluiting op audio-apparatuur 12
3.2 Pads bespelen 12
Inschakelen 12 Uitschakelen 13
3.3 Volume 13
3.4 Een Patch kiezen 13
3.5 “Layer” klanken vergelijken 13
Wat is een Patch? 14 Wat is een Pad Bank? 14 Layer functie 15
4.SPD-20 gebruiken als alleenstaand in­strument 16
4.1 Over de SPD-20 16
Interne structuur 17 Modes kiezen 17 Parameters editen (wijzigen) 18
4.2 Klanken editen (Sound parameters) 18
Klank kiezen (INST) 18 Volume (LEVEL) 19 Toonhoogte (PITCH) 19 Uitsterftijd (DECAY) 19 Stereopositie (PAN) 19 Aanslagcurves (CURVE) 20 Effectdiepte regelen (FX SEND) 20 Veranderen van klankparameters (editen) 20
4.3 Effectparameters 21
Werking van de effectparameters 21 Veranderen van effectparameters: procedure 22
4.4 De gevoeligheid van de Pads (TRIG SENS) 22
4.5 Ongewenste triggers voorkomen (TRIG THRESHOLD) 22
4.6 Patch kopiëren 23
4.7 Gebruik van een Patch Chain 23
5.Aansluiten van externe Pads of pedalen 25
5.1 Aansluitvoorbeelden 25
Percussieset 25 Compact Drum Kit 26 Opgelet met externe Pads 26 Een klank bespelen met een voetschakelaar 28
5.2 Parameters van externe Pads en basdrum trig­ger units 28
Advanced Trigger Parameters 31
5.3 Instellingen voor een extern HiHat pedaal 33
MIDI-controlecommando’s zenden met een HiHat pedaal (PDL CC#) 34
6.Aansluiten van MIDI-apparatuur 35
6.1 MIDI aansluitingen 35
6.2 Over MIDI 35
6.3 MIDI-kanalen 35
6.4 De belangrijkste MIDI-data types van de SPD-20 36
MIDI Implementation Chart 37
6.5 MIDI parameterinstellingen 37
6.6 Werking van de MIDI-parameters 37
MIDI-parameters instellen 39 Voorrangsregeling van nootnummers 40
6.7 Voetschakelaar gebruiken als Hold pedaal 40
6.8 Gebruik van de SPD-20 als “module” 41
Instellen van het ontvangstkanaal (basiskanaal) 41 Instellingen voor elke Pad 41 SPD-20 klanken aansturen met een extern MIDI-instrument 42 Patch Expand 42
6.9 Ritmepartijen opnemen/weergeven met een sequencer of computer 44
6.10 SPD-20 instellen voor gebruik met een se­quencer 45
6.11 SysEx 46
Device ID 46 Data verzenden (Bulk Dump) 46 Data-ontvangst (Bulk Load) 47 SPD-11 data lezen met de SPD-20 47
7.Bijkomende gegevens 48
7.1 Effecten 48
Inhoud
5
8.“Storingen” verhelpen 51
8.1 Als de interne geluidsbron gebruikt wordt 51
8.2 Als er externe Pads aangesloten zijn 52
8.3 Als er externe MIDI-geluidsbronnen aangestuurd worden 52
8.4 Als u de klanken van de SPD-20 aanstuurt via MIDI 53
8.5 Als een voetschakelaar is aangesloten 53
8.6 Algemeen 53
9.Foutmeldingen 54
10.Uw eigen Patch instellingen 55
11.Instrumenten 56
12.Patches 61
13.Specificaties 63
MIDI-implementatiekaart 64
Index 65
SPD-20
Handleiding
6
Voornaamste kenmerken
7
Voornaamste kenmerken
Indeling van deze handleiding
De vele functies van de SPD-20 worden in een logi­sche volgorde uitgelegd. Indien dit de eerste keer is dat u een elektronische drum of een MIDI-instru­ment gebruikt, verdient het zeker de aanbeveling om deze handleiding in z’n geheel te bestuderen. Als u echter al vertrouwd bent met elektronische (MIDI) percussie-instrumenten en sequencers, is het niet noodzakelijk om de handleiding helemaal te lezen; overloop de eerste twee hoofdstukken en refereer, indien nodig, naar de andere secties terwijl u met de
SPD-20 experimenteert. Gebruik de index voor het vergaren van bijkomende uitleg als u de betekenis van een term, of de werking van een bepaalde func­tie, niet begrijpt.
De SPD-20 bevat 700 digitale klanken (instrumen-
ten) van zeer hoge kwaliteit (16bit sampling). Daaronder niet enkel klassieke drumklanken maar ook etnische percussie, dance-klassiekers, geluidseffecten, loops, enz. Het volume en de klankkleur zijn te beïnvloeden via de aanslag op de Pads (speelvlakken).
Elke klank kan veranderd worden dankzij een aan-
zienlijk aantal parameters zoals bijvoorbeeld: volume, toonhoogte (Pitch), uitsterftijd (Decay), stereopositie (Pan), aanslaggevoeligheidscurve en effectvolume (Effect-Send).
De Pad Bank Layer functie laat toe om verschillen-
de aanslagcurves aan elke Set van twee klanken toe te wijzen; afhankelijk van de aanslagsterkte kunt u tussen twee klanken alterneren, of deze met elkaar mengen.
De ingebouwde, digitale effectsectie (Reverb,
Delay, Chorus en Flanger) biedt de mogelijkheid om het effectvolume van iedere klank die aan een Pad is toegewezen apart in te stellen.
Er zijn vier (stereo) Trigger-ingangen voorzien.
Deze laten toe om bijkomende Pads (PD-7, PD-9, PD-5, PD-120 of PD-100, optie) en een Kick Trig­ger (KD-7, KD-120, optie) toe te voegen aan de SPD-20. Indien u PD-7 of PD-9 Pads aansluit, kunt u beroep doen op een aantal welgekende speeltechnieken zoals: rimshots en het met de hand afdempen van toms en cymbalen (“Choking”). Rim Shots zijn ook mogelijk wan­neer u een PD-120 gebruikt. Verkiest u de feel van uw akoestische drumstel, dan kunt u daar drum triggers op aanbrengen om het geluid van de SPD-20 te sturen.
Door het aansluiten van een HiHat pedaal (FD-7,
optie) krijgt u een continue controle -van dicht naar open- over de HiHat klanken.
De instellingen voor de acht SPD-20 Pads, de vier
externe Pads (of een combinatie met een basdrum en een HiHat pedaal) en het effect-gedeelte, zijn in het geheugen onder te brengen als één van de 99 Patches. Dit betekent dat één SPD-20 in staat is om 99 “percussie-sets” –al dan niet afgestemd op ver­schillende muziekstijlen– op te slaan en te laden.
Met de Patch Chain functie kunt u maximaal 16
Patch nummers in een zelf te bepalen volgorde programmeren. Tijdens de weergave van een muziekstuk vergemakkelijkt en versnelt dit het oproepen van de benodigde Patches. Het geheu­gen van de SPD-20 biedt plaats aan acht Patch Chains.
Dankzij het MIDI-interface zijn de mogelijkheden
van de SPD-20 op allerlei manieren verder aan te vullen. In combinatie met een sequencer zijn de SPD-20 instellingen als bulkdata (SysEx) op te nemen en terug te sturen. Zo kunt u, vòòrdat de sequencer begint met het weergeven van een muziekstuk, altijd de juiste Patch-gegevens naar de SPD-20 zenden. Het is eveneens mogelijk om, tijdens de weergave van een muziekstuk, de Patch­selectie automatisch uit te laten voeren door de sequencer. Op deze wijze kunt u zich volledig con­centreren op het spelen van de percussie-partij.
Elke Pad biedt de mogelijkheid om twee onafhan-
kelijke MIDI-kanalen en aanslagcurves in te stel­len. Naargelang de aanslagsterkte op de Pads laat dit toe om de interne en externe geluidsbronnen met elkaar te combineren.
SPD-20 Handleiding
8
1.
Voorzieningen op de panelen
21354
14 1315
6789101112
Pad 1 Pad 2 Pad 3 Pad 4
Pad 5 Pad 6 Pad 7 Pad 8
Frontpaneel
16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
Achterpaneel
Opmerking:
Bevestig de stroomkabel achter de kabelklem, zoals in de afbeelding hiernaast te zien is. Op die manier voorkomt u dat de stroomkabel per ongeluk wordt uitgetrokken en minimaliseert u ook de druk die op de kabel wordt uitgeoefend.
Voorzieningen op de panelen
9
1) Pads 1–8. Hiermee kunt u de klanken van de geluids­bronnen (intern - extern) bespelen. De Pads (speel­vlakken) zijn aanslaggevoelig en met behulp van een aantal parameters is de respons precies naar uw speelstijl aan te passen.
2) Patch display. Dit LED display houdt u op de hoogte van het gekozen Patch-nummer of de instelling van een bepaalde parameter-waarde.
3) PAD BANK-indicators. Deze geven de gekozen Pad Bank weer (A of B).
4) EFFECT-indicator. Geeft via een LED het gekozen effect weer.
5) Parameterlijst. In de Edit mode zal de indicator van de gekozen parameter oplichten. Gebruik [SELECT] (parametergroep selectie) en [] [] (parameter selectie) om parameters te kiezen.
6) [SELECT]-knop. In de Edit mode kiest u met deze knop de gewenste parametergroep: SOUND, MIDI, FX/PEDAL en SYSTEM.
7) [] []-knoppen. In de Edit mode kiest u met deze knoppen de gewenste parameter binnen een bepaal­de groep.
8) [PATCH CHAIN]-knop. Gebruik deze knop bij het instellen of gebruik van een Patch Chain.
9) [BANK A/B]-knop. Met deze knop kunt alterneren tussen de banken “A” en “B”.
10)[COPY]-knop. Gebruik deze knop als u data van een Patch naar een andere wenst te kopiëren.
11)[LAYER]-knop. Het gebruik van deze knop laat toe om de klanken, toegewezen aan de Pad Banks A en B, tegelijkertijd te bespelen.
12)[EDIT]-knop. Met deze knop kunt u van de Play naar de Edit mode omschakelen en vice versa.
13)[FX ON/OFF]-knop. Met deze knop worden de effecten in- of uitgeschakeld.
14)[ALL/ENTER]-knop. Gebruik deze knop wanneer u aan alle Pads dezelfde waarde wilt toewijzen, voor het uitvoeren van een kopie of voor het opslaan van een Patch Chain.
15)PATCH/VALUE [-] [+]-knoppen. Deze knoppen worden gebruikt om Patches te kiezen. In de Edit mode dienen ze voor de wijziging van parameter­waarden.
16)VOLUME-regelaar. Met deze draaiknop regelt u het volume dat via de audio-Jacks en de hoofdtelefoon­uitgang wordt doorgestuurd.
17)PHONES-connector. Op deze connector kunt u een stereo hoofdtelefoon aansluiten. Hierdoor schakelt u de audio-uitgangen echter niet uit.
18)OUTPUT (R,L/MONO). Deze jacks sturen het ste­reo audiosignaal (de klanken) van de SPD-20 uit. Gebruik voor een mono-aansluiting enkel de L/ MONO jack.
19)[HH CONT/TRIG 4]-keuzeschakelaar. Plaats deze schakelaar in de “HH CONT.” positie als u een HiHat pedaal (FD-7) aangesloten hebt op de HH CONT ingang. Als u deze ingang echter voor een externe Pad wenst te gebruiken, dient u de schake­laar in de “TRIG 4” positie te zetten.
20)HH CONT/EXT-4 jack. Op deze jack kan een HiHat pedaal (FD-7) van Roland aangesloten worden. Als de bijbehorende keuzeschakelaar op de “TRIG 4” positie gezet wordt, is het eveneens mogelijk om een externe Pad op deze jack aan te sluiten.
21)TRIGGER INPUT 1–3 jacks. Op deze ingangen kun­nen externe Pads e.d. aangesloten worden.
Opmerking:
Gebruik TRIGGER INPUT 1 en 2 als u met een
PD-120 rim shots wilt aansturen.
22)MIDI IN/OUT-connectors. Via deze connectors kunt u de SPD-20 met externe instrumenten verbin­den.
23)FOOT SW-jack. Op deze ingang kunt u een voet­schakelaar aansluiten waarmee de Patch-nummers te veranderen zijn. Bij gebruik van een speciale kabel (PCS-31, optie) en twee FS-5U voetschakelaars (optie) kunt u de Patch-nummers met de voet kie­zen. Het is eveneens mogelijk om een DP-2 voet­schakelaar (optie) op deze ingang aan te sluiten. In dit geval zult u de Patches enkel in stijgende lijn kun­nen kiezen.
24)AC adapter-jack. Sluit op deze ingang de meegele­verde AC adapter aan.
Opmerking:
Gebruik enkel de meegeleverde AC adapter. Het gebruik van een ander type stroom adapter zou schade of sto­ringen kunnen veroorzaken.
25)POWER-schakelaar. Hiermee schakelt u de SPD-20 in of uit.
SPD-20 Handleiding
10
2.
Voorbereiding
2.1 SPD-20 op een stand bevestigen
Voor de bevestiging van de SPD-20 op een drums­tand heeft u een multifunctionele houder/klem-set nodig (APC-33 Clamp Set, optie). Ga als volgt te werk:
1) Verwijder de vier schroeven aan de onderzijde van de SPD-20.
2) Gebruik de vier schroeven die u in stap 1 verwijder­de om het APC-33 houdergedeelte op de SPD-20 te bevestigen.
Opmerking:
De schroeven die meegeleverd worden met de
APC-33 kunnen niet gebruikt worden voor de SPD-20.
2.2 Reflecterende kleefband
aanbrengen
Bij de SPD-20 wordt een vel met kleefstroken gele­verd. Deze kunt u in de uitsparingen tussen de pads
aanbrengen. Op die manier blijven de pads zelfs op een donker podium duidelijk afgelijnd.
Opmerking:
Roland kan deze kleefband niet apart leveren.
2.3 Terugkeren naar de fabrieksinstellingen (initialiseren)
Van fabriekswege werden de 99 Patches voorgepro­grammeerd. U kunt deze data naar believen wissen en vervangen door gegevens die u zelf programmeert – dat is tenslotte de bedoeling.
Soms is het echter handig om terug te keren naar de oorspronkelijke instellingen, gewoon om even te horen hoe de Roland programmeurs te werk zijn gegaan of om met een schone lei te beginnen. De voorgeprogrammeerde Patches zijn in het ROM geheugen opgeslagen (ROM staat voor niet wisbaar geheugen), zodat u ze altijd opnieuw kunt laden. Deze handeling wordt algemeen omschreven als ini- tialiseren.
Bij de beschrijving van de SPD-20 we er van uit dat u de instellingen van de SPD-20 nog niet gewijzigd hebt. Vindt u het handig dat het display dezelfde waarden afbeeldt als wij in onze handleiding, dan kunt u hem het best initialiseren.
Bij het uitvoeren van een initialisatie-procedure worden alle door u of iemand anders geprogram­meerde instellingen gewist. Indien uw SPD-20 belangrijke gegevens (Patches) bevat, dient u de parameterwaarden vooraf te noteren, of, beter nog, via MIDI op te slaan (zie Wat is een Patch? op blz. 14).
54
321
Voorbereiding
11
1) Schakel de stroom in terwijl u [] en [ALL/ ENTER] knop ingedrukt houdt. In het display ver­schijnt de volgende melding.
2) Druk op [ALL/ENTER] om de data te initialiseren. Als u de initialisatie-procedure niet wenst door te voeren, druk dan op gelijk welke andere knop i.p.v. [ALL/ENTER].
Opmerking:
Wilt u enkel de instellingen van één Patch opnieuw laden, zie dan “Data-ontvangst (Bulk Load)” op blz. 47.
SPD-20 Handleiding
12
3.
Aan de slag
3.1 Aansluiting op audio-apparatuur
Voor het ten gehore brengen van de drum/percussie-klanken volstaat het om de SPD-20 op een audio versterkings­systeem aan te sluiten. U kunt ook een stereo hoofdtelefoon gebruiken.
Opmerking:
Zorg er bij het aansluiten voor dat alle apparaten uit staan. Met de stroom overal ingeschakeld, loopt u het risico dat de
luidsprekers van uw versterkingssysteem beschadigd worden.
3.2 Pads bespelen
Zodra de diverse aansluitingen uitgevoerd zijn, is de SPD-20 klaar voor gebruik.
Inschakelen
De stroomschakelaar bevindt zich op het achterpa­neel.
1) Ga na of alle aansluitingen op correcte wijze wer-
den uitgevoerd. Controleer tevens of alle apparaten uit staan.
2) Druk op de stroomschakelaar om de SPD-20 aan te
zetten.
Zodra de stroom is ingeschakeld, gaat de SPD-20 naar de Play mode; dit is de mode waarin u op de SPD-20 kunt spelen.
Indien er een HiHat controle pedaal (FD-7) is aange­sloten, dient dit volledig “open” (niet ingetrapt) te staan bij het inschakelen van de stroom. Bij het aan­zetten verschijnt in het Display even de melding “Fd7” (zie blz. 27 voor meer details); trap het pedaal niet in totdat voornoemde melding in het display werd aangegeven.
3) Zet de eventueel bijkomende apparaten aan en zorg ervoor dat het versterkingssysteem als laatste wordt ingeschakeld.
Opmerking:
Sla niet op de Pads en trap geen pedalen of scha-
kelaars in totdat het Patch-nummer in het display verschijnt.
LINE IN
LR
AC adaptor
Audio Equipment
(Stereo set)
Footswitches
Stereo Headphones
Stereo hoofdtelefoon
Voetschakelaars
FS-5U
Versterking
(Hifi-keten enz.)
Adapter
Aansluitkabel
(PCS-31)
Aan de slag
13
Uitschakelen
Schakel alle apparaten uit in de omgekeerde volgor­de t.o.v. de hierboven omschreven procedure. Bij het uitschakelen van de stroom worden de volgende functies naar hun fabriekswaarden teruggebracht.
Andere functies en parameterinstellingen blijven, zelfs na uitschakelen van de stroom, in het geheugen opgeslagen.
3.3 Volume
Wanneer u op een Pad slaat, “triggert” of start dit de klank die aan de betreffende Pad is toegewezen. Bij harder slaan neemt het volume van de klank toe (bij een “echte” tom is dat trouwens ook het geval). Nu kan het echter gebeuren dat u de SPD-20 veel te stil vindt staan. Draai, terwijl u op een Pad speelt, aan de VOLUME knop op het achterpaneel om het gewens­te algehele volume in te stellen.
Opmerking:
Te hoge volumes kunnen uw versterkingssys­teem én uw gehoor schade toebrengen; met deze gegevens dient u des te meer rekening te houden als u een hoofdtelefoon gebruikt.
3.4 Een Patch kiezen
Wanneer u een Patch kiest, zullen -in functie hier­van- de volgende parameters onmiddellijk aangepast worden: de aan de Pads toegewezen klanken en de instellingen van de MIDI-, effect-, en pedaalsecties. Overloop even de 99 voorgeprogrammeerde Patches; deze bieden een algemeen zicht over de mogelijkheden van de SPD-20.
Om Patches te kunnen kiezen moet u eerst controle­ren of de Play mode actief is (de aanduiding in het display mag niet knipperen. Indien dit wel zo is, drukt u op de [EDIT] knop om terug te keren naar de Play mode).
Gebruik vervolgens de PATCH/VALUE knoppen [+][-] om Patches te kiezen. Het geselecteerde Patch-nummer wordt in het display afgebeeld.
Opmerking:
De keuze van de Patches verloopt veel vlotter wanneer u op de [-] knop drukt, terwijl u de [+] knop inge­drukt houdt en vice versa.
Op blz. 56 zijn de namen/nummers van de voorge­programmeerde Patches in een lijst samengevat.
Het is eveneens mogelijk om Patches met de voet te selecteren. Hiervoor heeft u ofwel een PCS-31 kabel en twee FS-5U voetschakelaars ofwel een DP-2 pedaal nodig. Met een PCS-31/FS-5U combinatie kunt u de Patches zowel in stijgende (schakelaar 1) als in dalende lijn (schakelaar 2) kiezen (zie ook de onderstaande afbeelding). Bij aansluiting van een DP-2 pedaal zijn de Patches enkel in stijgende lijn te selecteren.
Sluit de mono-uiteinden van de PCS-31 kabel aan op de FS-5U voetschakelaars. Let hierbij op de kleurco­des van de PCS-31 mono-jacks; de plug met de witte ring is voor schakelaar nr. 1 (stijgend), die met de rode ring is voor schakelaar 2 (dalend).
3.5 “Layer” klanken vergelijken
Het merendeel der voorgeprogrammeerde Patches doen beroep op de Layer-functie.
Kies een “Layer” Patch (de A en B Patch Bank indi­cators lichten tegelijkertijd op). Vergelijk vervolgens de klanken die, per Pad en Bank, ingesteld werden.
1) Kies een (Layer) Patch.
2) Druk, in de Play mode, op de [LAYER] knop om deze functie uit te schakelen; de LED indicator van de B bank dooft. Als u vervolgens op de Pads speelt, hoort u de klanken van de A bank.
3) Om de klanken van de B bank te beluisteren/bespe­len, drukt u op de [BANK A/B] knop; de LED indi­cator van de B bank gaat aan.
Opmerking:
Telkens u op de [BANK A/B] knop drukt, alter­neert de SPD-20 tussen beide Pad Banks; de bijbehorende LED indicators bieden een visuele controle over de gekozen of actieve Bank.
Functie Fabriekswaarde
Local Control (blz. 44) aan
HH Control Pedal herkenning (blz. 27)
niet ingesteld
PATCH CHAIN ON/OFF uit
Voetschakelaar 2
(Vorige Patch) (Volgende Patch)
Voetschakelaar 1
(Wit)
(Rood)
Stereo
MonoMono
SPD-20 Handleiding
14
Wat is een Patch?
Een Patch bevat de gegevens i.v.m. de klank van iedere Pad en de instellingen van de effectsectie, het HiHat controle pedaal en het MIDI-gedeelte. Het geheugen van de SPD-20 biedt plaats aan 99 Patches.
Wanneer u een Patch kiest, worden de instellingen van alle Pads onmiddellijk aangepast. Het is mogelijk om Patches te selecteren met een voetschakelaar.
Een ander handig “geheugen” is MIDI: via SysEx commando’s kunt u de instellingen van de SPD-20 namelijk opnemen – liefst aan het begin van een song. Dat heeft het voordeel dat de instellingen een vast bestanddeel zijn van de song waarin ze worden gebruikt. Gebruik deze voorziening ook om de data van de overige instrumenten (modules en synthesi­zers) op te slaan.
Hoe gaat dat precies in z’n werk? U laat aan het begin van elke sequence een “gat” van 2~3 maten. Eens alles opgenomen is en u een beter idee hebt van de instellingen die bij het nummer passen, neemt u ze op –aan het begin van de song (tussen maat 1 en bv. 3 dus). Telkens als u de weergave vanaf het begin start, worden die instellingen naar de SPD-20 gezon­den. Handiger kan haast niet. Zie ook “Data verzen­den (Bulk Dump)” op blz. 46.
Het is wel belangrijk om alle SysEx data vóór de eigenlijke song te verzenden omdat anders het weer­gavetempo in gedrang kan komen. SysEx data zijn in de regel omvangrijk, zodat de processorsnelheid afneemt.
Wat is een Pad Bank?
De 8 Pads van de SPD-20 worden, samen met de vier externe Pads, omschreven als een Pad Bank. Door gebruik te maken van PD-9 en PD-7 Pads van Roland kunt u twee klanken tegelijk spelen (midden en rand). Hierdoor kan een Pad Bank dus de instel­lingen van 16 speelvlakken omvatten (de rand van de externe Pads telt ook mee als speelvlak). Een Patch (waarvan de SPD-20 er 64 heeft, weet u nog?) bestaat uit twee Pad Banks: A en B.
Wanneer u een Patch kiest, zal de Pad Bank indicator de actieve Bank aanduiden. Als in een Patch de Layer functie (zie verderop) gebruikt wordt, zullen beide indicators (A en B) aangaan.
Pad 2
Externe Pads
1-4
Pad 3 Pad 4
Pad 6Pad 5 Pad 7 Pad 8
Interne Pads 1-8
+
Patch 99
Patch 1
Klankparameters
• Instrument
• Level
• Pitch
• Decay
• Pan
• Velocity Curve
• Effect Send
MIDI-parameters
• Transmit Channel
• Note Number
• Gate Time
• Pan
• Velocity Curve
• Velocity Sensitivity
• Program Change
Pad 1
Hi-Hat controlepedaalEffecten
Pad 1
Pad Bank B
Pad Bank A
Pad 2
4 Rims4 Externe Pads
Pad 1 Pad 3 Pad 4
Pad 6Pad 5 Pad 7 Pad 8
Aan de slag
15
Layer functie
De term Layer impliceert dat er simultaan op twee klanken beroep wordt gedaan. De Layer instelling maakt deel uit van de Patch parameters. Bij Patches waarin de Layer functie actief is, zullen de klanken van bank A en B gelijktijdig gespeeld worden.
Deze koppeling van twee klanken houdt wel in dat de SPD-20 t.o.v. een “gewone” Patch, nog slechts half zoveel noten terzelfdertijd kan voortbrengen (7 i.p.v. 14). De Layer functie maakt het mogelijk om drum/percussie-klan­ken op zeer creatieve wijze met elkaar te combineren (bv. een piccolo Snare en een Reverb Snare).
Gebruik van de Layer functie
Door verschillende instrumenten (klanken) en aanslagcurves aan de A en B Pad Banks toe te wijzen, kunt u -naar­gelang de slagsterkte- de klanken op de volgende manieren met elkaar combineren.
Velocity Mix: De aanslag bepaalt de “mix” van de twee klanken (Bank A en B)
Velocity Switch: Vanaf een bepaalde aanslagwaarde wordt er naar de tweede klank overgeschakeld
Crossfade: Bij het opvoeren van de aanslagwaarde vermindert het volume van de eerste klank, terwijl dat van de tweede toeneemt
+
Velocity
Volume
Pad Bank A
Pad Bank B
+
Velocity
Volume
Pad Bank A
Pad Bank B
+
Velocity
Volume
Pad Bank A
Pad Bank B
SPD-20 Handleiding
16
4.
SPD-20 gebruiken als alleenstaand instrument
In tegenstelling tot vele andere MIDI-instrumenten zijn de SPD-20 parameters niet ingedeeld volgens een ingewik­kelde, hiërarchische structuur. Om een zo simpel en snel mogelijk gebruik te garanderen, staan alle parameters afgedrukt op het frontpaneel. Bovendien is de SPD-20 een draagbaar en “compleet” instrument. Hierdoor is hij gemakkelijk te transporteren en kan hij in de meest eenvoudige situaties bespeeld worden (bv. thuis, met een hoofdtelefoon als versterking). In dit hoofdstuk gaan we nader in op het gebruik van de SPD-20 als een alleenstaand instrument.
4.1 Over de SPD-20
De SPD-20 is een elektronisch percussie-instrument dat zelf klanken produceert of geluiden van externe MIDI­apparatuur aanstuurt, als men op diens Pads slaat. Dit instrument-type wordt meestal omschreven als een “MIDI Pad Controller”. In tegenstelling tot enkele andere Pad Controllers (bv. de Octapad II) bezit de SPD-20 een eigen geluidsbron (700 klanken met een 16bit dynamisch bereik) en een effectsectie.
Samen met externe Pads en/of pedalen (opties) biedt de SPD-20 een muzikale respons die vergelijkbaar is met die van akoestische drums en percussie. De SPD-20 is tevens MIDI-compatibel, wat betekent dat hij aan te sluiten is op allerlei MIDI-instrumenten (sequencers, samplers, synthesizers, enz.) van uiteenlopende merken. Hierdoor wordt u in de gelegenheid gesteld om, met de SPD-20 als basis, een zeer veelzijdig MIDI-systeem samen te stellen.
Laten we de voordelen van de SPD-20 nog even op een rijtje zetten:
• Onafhankelijke, compacte MIDI Pad Controller
• 8 aanslaggevoelige Pads
• 700 klanken met een 16bit dynamisch bereik
• Ingebouwde digitale effecten
• Uitbreidingsmogelijkheid met externe Pads/pedalen (zoals de PD-7, PD-120, KD-7, KD-120 en FD-7)
• Uitbreiding met diverse MIDI-apparaten (sequencers, samplers, enz.)
SPD-20 gebruiken als alleenstaand instrument
17
Interne structuur
De SPD-20 is in de volgende secties onder te verdelen:
Pads
De Pad sectie bestaat uit 8 aanslaggevoelige Pads die reageren op de slagsterkte.
Trigger interface
Deze sectie stuurt de Trigger-pulsen (analoge signa­len die voortgebracht worden zodra u op de Pads slaat) naar de interne geluidsbron en/of de MIDI­uitgang.
Klankbron
Dit gedeelte ontvangt de signalen van de Trigger interface of de MIDI-ingang en zal, in respons hier­op, geluid voortbrengen. De SPD-20 bevat 700 klan­ken waarvan er, maximaal, 14 tegelijkertijd gespeeld kunnen worden.
Effectsectie
Deze sectie voegt effecten toe aan de drum/percus­sie-instrumenten van de interne geluidsbron. Er is hier keuze uit 25 effect-combinaties.
Modes kiezen
De SPD-20 heeft twee modes: de Play en de Edit mode. Druk op [EDIT] om afwisselend de Play en de Edit mode te kiezen.
Play mode
In deze mode kunt u op de Pads spelen en Patches kiezen; het display geeft telkens het geselecteerde Patch-nummer weer.
Edit mode
In deze mode kunt u de parameterwaarden instellen; het display geeft de waarde van de gekozen parame­ter weer (de waarde knippert).
Opmerking:
Er is ook nog een zogenaamde “Advanced Edit”­mode, waarin u een aantal extra Trigger-parameters kunt instellen.
Trigger interface
Vel
Rand
Vel
Rand
Vel
Rand
Vel
HH CTRL
Rand
Pads
Klankbron
Effecten
FX SEND
FX LEVEL
Local Control
On/Off
EDIT
Edit-mode
Play-mode
(het display knippert)
(het display brandt)
SPD-20 Handleiding
18
Parameters editen (wijzigen)
Om parameterwaarden te kunnen veranderen, moet u eerst de Edit mode kiezen. De namen van alle ins­telbare parameters vindt u in de parameterlijst op het frontpaneel van de SPD-20.
Hoe moet je de parameterlijst lezen?
De parameterlijst is voorzien van 11 LED-indicators: vier in een horizontale as en zeven volgens een verti­cale as. In de Edit mode zal altijd een horizontale/ verticale LED-combinatie oplichten; op de “krui­sing” van beide assen (of LED’s) vinden we de naam terug van de actieve of gekozen parameter. Het dis­play geeft de waarde van desbetreffende parameter weer. Om de gewenste parameter te kunnenverande­ren, kijkt u naar diens plaats binnen de “lijst”. Ver­volgens kunt u de parameter selecteren met behulp van de [SELECT] en [] [] knoppen.
Gebruik PATCH/VALUE [+][-] om de parameter­waarde te veranderen.
Parameters editen: procedure
1) Druk op [EDIT] om de Edit mode te activeren.
2) Kies de parameter die u wenst te veranderen. Druk op [SELECT] om de indicator op de horizontale as te “verplaatsen”. Gebruik de [] [] knoppen om de indicator op de verticale as te “verplaatsen” (het display geeft de waarde van de gekozen parameter weer).
Bij de SPD-20 zijn de parameters in vier groepen onderverdeeld: SOUND, MIDI, FX/PEDAL en SYS­TEM. Met de [SELECT] knop kunt u één van de voornoemde groepen selecteren; telkens u op deze knop drukt, schuift de indicator een plaats naar rechts op.
Met de [] en de [] knoppen kiest u een parame­ter binnen een bepaalde groep. U verplaatst de selec­tie naar boven of naar beneden door, respectievelijk, op de [] of de [] knop te drukken.
In deze afbeelding werd de DECAY parameter in de SOUND parametergroep gekozen.
3) Gebruik de PATCH/VALUE knoppen [-] en [+], om de gewenste waarde in te geven; de voorgaande of oorspronkelijke waarde wordt automatisch gewist. Numerieke waarden zijn te verhogen/verla­gen door, respectievelijk, op de [+] of de [-] knop te drukken.
Waarde-veranderingen kunnen versneld worden door op de [+] ([-]) knop te drukken terwijl u de [-] ([+]) knop ingedrukt houdt.
Herhaal de stappen 1~3 als u meerdere parameters wenst te veranderen. Druk, na het beëindigen van een “Edit” procedure, op de [EDIT] knop om terug te keren naar de Play mode (de indicators van de parameterlijst gaan uit en het display zal opnieuw het gekozen Patch-nummer weergeven).
4.2 Klanken editen (Sound
parameters)
De parameters uit de SOUND groep laten toe de “instrumenten” te veranderen –of te editen, zoals de vakman zegt. De Sound groep bevat zeven parame­ters: INST, LEVEL, PITCH, DECAY, PAN, CURVE en FX SEND.
Klank kiezen (INST)
Elke klank die aan een Pad is toegewezen, noemen we een “instrument”; de SPD-20 biedt 700 dergelijke instrumenten. Aan de hand van de Instrument Assign instellingen bepaalt u welke klanken er gespeeld zullen worden. De 700 instrumenten zijn in de volgende categorieën ingedeeld.
De waarde van de gekozen
parameter knippert
Deze parameter is gekozen
TX CH NOTE # GT TIME PAN CURVE SENS PGM CHG
INST LEVEL PITCH DECAY PAN CURVE FX SEND
FX TYPE FX TIME FX LEVEL PDL CTRL PDL LEVEL PDL CC #
BASIC CH BULK DUMP PATCH EXPAND TRIG SENS TRIG THRESHOLD TRIG TYPE TRIG CURVE
Voor elke Pad
instelbaar
Voor elke
Patch
Voor de gehele
SPD-20
TX CH NOTE # GT TIME PAN CURVE SENS PGM CHG
FX TYPE FX TIME FX LEVEL PDL CTRL PDL LEVEL PDL CC #
BASIC CH BULK DUMP PATCH EXPAND TRIG SENS TRIG THRESHOLD TRIG TYPE TRIG CURVE
INST LEVEL PITCH DECAY PAN CURVE FX SEND
SELECT
b01—b50 Kick Drum (basdrum)
S01—S86 Snare Drum
t01—t40 Tom-tom
h01—h33 HiHat
H01—H17 HiHat met pedaalsturing
C01—C36 Ride/Crash Cymbal
L01—L78 Latin Percussion
i01—i33 Indian Percussion
F01—F37
African/Middle Eastern/Australian/ Other Percussion
J01—J51
Japanese/Korean/Chinese/Southeast Asian Percussion
o01—o24 Orchestral Percussion
SPD-20 gebruiken als alleenstaand instrument
19
Opmerking:
De H01~H17 instrumenten zijn enkel op doel­treffende wijze te benutten met een HiHat Controller (FD-7, optie).
Opmerking:
Als u voor bepaalde klanken de Hold Pedal functie instelt (blz. 40), blijven de gespeelde noten langer doorklinken. Om welke klanken het gaat kunt u nalezen van­af blz. 56.
Opmerking:
Indien de Instrument Assign instelling voor een bepaalde Pad op “oFF” gezet wordt, zal deze bij het aanslaan geen klank produceren.
Opmerking:
Door PATCH/VALUE [+] in te drukken terwijl u [-] ingedrukt houdt springt u meteen naar de volgende instrumentgroep.
Wat zijn Phrase Loops?
Sommige “instrumenten” zijn in feite een volledige loop, dus een herhalend slagwerkpatroon (zie blz. 56). U kunt slechts één loop tegelijk spelen. Een pad waaraan u “Mut.” toewijst kunt u gebruiken om de weergave van de loop te stoppen.
Volume (LEVEL)
Deze parameter bepaalt het volume (0~15). Bij een waarde “0” zal er geen geluid worden voortgebracht.
Toonhoogte (PITCH)
Met deze parameter stelt u de toonhoogte van een instrument in (-24~+24). Elke stap verandert de toonhoogte met een halve noot (100 cent).
Opmerking:
Voor sommige instrumenten is het niet mogelijk om een toonhoogte boven een bepaalde waarde in te stellen. (Anders geformuleerd, ligt de toonhoogte-grens hier lager dan het bereik van de Pitch parameter.)
Uitsterftijd (DECAY)
Met deze parameter stelt u de uitsterftijd van een instrument in (-31~+31). Bij het verhogen van de
waarde wordt de uitsterftijd langer, wat dus betkent dat een tom bv. langer “zoemt”.
Wanneer het aangesloten FD-7 pedaal naar de “HH” functie geassigneerd is (blz. 33), heeft de Decay para­meter geen invloed op de H01~H17 instrumenten.
Bij Phrase Loops kunt u met de Decay-parameter een fade out naar het einde van de loop toe programme­ren.
Stereopositie (PAN)
Met deze parameter definieert u de stereopositie van een instrument (L7~Ctr~R7/rnd). Een L7 instelling plaatst de klank uiterst links, Ctr vertegenwoordigt de centrale positie en R7 plaatst de klank uiterst rechts. Bij de rnd (Random) instelling verandert, bij iedere slag op de Pad, de stereopositie op willekeuri­ge manier.
Het instellen van deze parameter heeft alleen maar zin als de SPD-20 op een stereo versterking is aange­sloten.
M01—M59 Melodic Percussion
A01—A16
Analog Percussion (CR-78, TR-808, enz.)
d01—d43 Dance Sounds
E01—E46 Effect Sounds
n01—n31 Natural Sounds, Human Voice
r01—r20
Ambience, Reversed Sounds (omge­keerde geluiden)
Mut
Hiermee stopt u de weergave van Phrase Loops.
oFF Geen geluid
Volume
Tijd
310-31
Rechter luidspreker
Linker luidspreker
Ctr
(Midden)
L7 r7
SPD-20 Handleiding
20
Aanslagcurves (CURVE)
Met deze parameter bepaalt u hoe het instrumentvo­lume zal reageren op de slagsterkte. U kunt kiezen uit 16 responscurves.
Door SF (Soft) en Hd (Hard) aanslagcurves op ver­schillende Layers te combineren kunt u interessante klankenmaken:
Voorbeeld 1: als u SF1 en Hd2, of SF2 en Hd2 gebruikt voor respectievelijk Pad Bank A en B, dan wordt het geluid van bank B stiller naarmate u har­der aanslaat (Velocity Crossfade).
Voorbeeld 2: door op dezelfde manier als hierboven SF3 en Hd3 te combineren kunt u tussen twee klan­ken “schakelen” (Velocity Switch). Hier is dus sprake van een abrupte in plaats van een geleidelijke over­gang.
Opmerking:
Als u CSt kiest reageren de pads niet op uw aan­slag. Het klinkt dus steeds even luid, of u nu hard of zacht slaat.
Effectdiepte regelen (FX SEND)
Deze parameter laat toe om de effectintensiteit (0~
15) in te stellen voor ieder instrument dat aan een Pad werd toegewezen. Bij het verhogen van de waar­de neemt de effectintensiteit toe (op “0” is er geen effect). Let wel: hiermee bepaalt u het volume van instrumentsignaal dat naar het effect wordt gezon­den, maar niet het weergavevolume van het effect zelf. Gebruik deze parameter dus om een “effectba­lans” tussen de gebruikte instrumenten tot stand te brengen.
Het totale effectvolume van een Patch wordt bepaald door de FX LEVEL parameter in de FX/PEDAL para­metergroep (blz. 21).
Deze effect “Send” parameter levert alleen een hoor­baar resultaat op als: de [FX ON/OFF] functie (de effectschakelaar) aan staat en er een waarde, groter dan “0”, toegekend werd aan de FX LEVEL parame­ter (het weergavevolume van het effect).
Veranderen van klankparameters (editen)
Het is niet mogelijk om tegelijkertijd de klankpara­meters van de A en B banken te editen. Gebruik de [BANK A/B] knop om van de ene naar de andere bank te schakelen en verander de parameters voor elke bank apart.
Als u een klankparameter verandert in een Patch waarin de Layer functie niet actief is, kunt u stap 4 van de hieronder omschreven procedure weglaten.
1) Kies in de Play mode, met de PATCH/VALUE knoppen [-] [+], de Patch (1~99) die u wenst te ver­anderen.
2) Druk op [EDIT] om de Edit mode te activeren.
3) Sla op de Pad waarvan u één of meerder parameters wilt veranderen.
4) Schakel, indien nodig, de Layer functie in of uit.
5) Druk op [BANK A/B] om de bank te selecteren waarin u veranderingen wenst aan te brengen.
Opmerking:
Als de Layer functie aan staat, begint de indica-
tor van de gekozen Pad Bank te knipperen.
6) Druk op [SELECT] om de SOUND parametergroep (zie blz. 18) te kiezen.
7) Gebruik de [] [] knoppen om de parameter te selecteren die u wenst te veranderen.
Exponential 1 Exponential 2 Exponential 3 Linear
Spline 1 Soft 1
Exponential 4
Spline 2
Hard 1Soft 4
Hard 3 Constant
Hard 2
Hard 4
Soft 2 Soft 3
+
Pad Bank A
Pad Bank B
Velocity Crossfade
Velocity Switch
Hard 1Soft 1
Hard 3Soft 3
+
Pad Bank A
Pad Bank B
FX SEND
Sound Generating
section
Effects section
PAN
LEVEL
L/MONO R
OUTPUT
FX LEVEL
Loading...
+ 46 hidden pages