Roland SONICCELL User Manual [nl]

USING THE UNIT SAFELY

HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN

HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN
Over
WAARSCHUWING en
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij
WAARSCHUWING
de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van overlijden of zwaar letsel, wanneer het apparaat niet op juiste wijze gebruikt wordt.
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van letsel of materiële schade, wanneer het apparaat niet op juiste
VOORZICHTIG
wijze gebruikt wordt.
* Materiële schade verwijst naar schade
WAARSCHUWING WAARSCHUWING
001
..........................................................................................................
002d
• Maak het apparaat of de adapter niet open en voer geen interne modificaties uit. (De enige uitzon­dering hierop, is wanneer u in deze handleiding specifieke instructies tegenkomt, die opgevolgd dienen te worden, om door de gebruiker te installeren opties aan te brengen. Zie p.47, p.50).
..........................................................................................................
003
• Tracht het apparaat niet te repareren of onder­delen in het apparaat te vervangen (behalve wanneer daartoe specifieke instructies in de handleiding staan). Ga voor alle onderhoud naar uw handelaar, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkende Roland distributeur die u op de “Informatie” pagina kunt vinden.
..........................................................................................................
004
• Het apparaat mag nooit worden gebruikt of opgeborgen worden op plaatsen die:
• aan extreme temperaturen onderhevig zijn
(bijvoorbeeld direct zonlicht in een afgesloten voertuig, dichtbij een warmtekanaal of bovenop warmte genererende apparatuur of die
• vochtig zijn (bijvoorbeeld badkamers, wasruimtes of
natte vloeren hebben of
• aan regen blootstaan of vochtig zijn of
• stoffig zijn of
• aan een hoge mate van vibratie onderhevig zijn.
..........................................................................................................
005
• Dit apparaat dient alleen samen met een door Roland aanbevolen BKT-S te worden gebruikt (p.30).
..........................................................................................................
VOORZICHTIG opmerkingen
of andere ongunstige effecten, die ten aanzien van het huis en al het aanwezige meubilair, en tevens aan huisdieren kunnen optreden.
NEEM ALTIJD HET VOLGENDE IN ACHT
Over de symbolen
Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis van het symbool wordt bepaald door het teken, dat zich binnen de driehoek bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen, of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.
Het symbool wijst de gebruiker op onderdelen, die nooit verplaatst mogen worden (verboden). De specifieke handeling, die niet uitgevoerd mag worden, wordt aangegeven door het symbool, dat zich binnen de cirkel bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit uit elkaar gehaald mag worden.
Het wijst de gebruiker op onderdelen, die verwijderd moeten worden. De specifieke handeling, die uitgevoerd moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel aangegeven. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.
006
• Wanneer het apparaat samen met de door Roland aanbevolen BKT-S en PDS-10 wordt gebruikt, dient het rack of de standaard zorgvuldig geplaatst te worden, zodat het waterpas staat en stabiel zal blijven. Wanneer u geen rack of standaard gebruikt, moet de locatie waar u het apparaat wilt plaatsen een waterpas oppervlak hebben, dat het apparaat goed ondersteunt, zodat het niet kan wiebelen.
..........................................................................................................
008c
• Gebruik alleen de adapter die bij het apparaat hoort. Controleer ook of het lijnvoltage met het ingangsvoltage overeenkomt, dat op de behuizing van de adapter wordt vermeld. Andere adapters kunnen een andere polariteit gebruiken of op een ander voltage zijn ontworpen. Het gebruik daarvan kan derhalve tot schade, storingen of elektrische schok leiden.
..........................................................................................................
008e
• Gebruik alleen het aan het apparaat bevestigde netsnoer. Ook mag het bijbehorende netsnoer niet met een ander apparaat worden gebruikt.
..........................................................................................................
009
• Buig of draai het netsnoer niet overmatig en plaats er geen zware objecten bovenop. Hierdoor kan het snoer beschadigen, elementen kunnen afbreken en kortsluiting kan ontstaan. Beschadigde snoeren brengen risico’s van brand en schok met zich mee!
..........................................................................................................
010
• Dit apparaat, op zichzelf staand of in combinatie met een versterker en koptelefoon of luidsprekers, kan geluidsniveaus produceren die permanent gehoorsverlies kunnen veroorzaken. Gebruik het apparaat niet gedurende langere tijd op een hoog of oncomfortabel volumeniveau. Indien u last heeft van enig gehoorsverlies of een piep in de oren, moet u het apparaat niet meer gebruiken en een oorarts raadplegen.
..........................................................................................................
3
011
WAARSCHUWING WAARSCHUWING
• Zorg, dat er geen objecten (bijvoorbeeld brandbaar materiaal, munten of spelden) of vloei­stoffen (water, frisdrank, enz.) in het apparaat terechtkomen.
..........................................................................................................
012b
• Zet direct de stroom uit, haal het netsnoer uit het stopcontact en breng het apparaat voor onderhoud naar uw handelaar, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkend Roland distributeur, te vinden op de "Informatie" pagina, indien
• De adapter, het netsnoer of de stekker is beschadigd, of
• Er rook of een ongewone geur optreedt
• Er objecten of vloeistof in het apparaat terecht zijn
gekomen, of
• Het apparaat in de regen heeft gestaan (of op andere
wijze nat is geworden), of
• Het apparaat niet normaal schijnt te functioneren of een
duidelijke verandering in werking laat zien.
..........................................................................................................
013
• In huishoudens met kleine kinderen moet een volwassene toezicht houden, totdat het kind in staat is de regels die essentieel zijn voor een veilige bediening van het apparaat op te volgen.
..........................................................................................................
014
• Bescherm het apparaat tegen zware schokken. (Laat het niet vallen!)
..........................................................................................................
015
• Steek het netsnoer van dit apparaat niet in een stopcontact waar een buitensporig aantal andere apparaten gebruik van maakt. Wees in het bijzonder voorzichtig bij het gebruik van verleng­snoeren – de totale hoeveelheid stroom die door alle aangesloten apparaten wordt gebruikt, mag nooit de stroom classificatie (watts/ampères) van het verlengsnoer overschrijden. Door overmatige ladingen kan de isolatie van het snoer verhit raken, en uiteindelijk smelten.
..........................................................................................................
016
• Voordat u dit apparaat in het buitenland gaat gebruiken, neemt u contact op met uw verkoper, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkend Roland distributeur. Deze zijn te vinden op de ‘Informatie’ pagina.
..........................................................................................................
022b
• Zet het apparaat altijd uit, en haal de stekker van de adapter los, voordat de printplaat (model nr. SRX serie. P.19) wordt geïnstalleerd.
..........................................................................................................
023
• SPEEL GEEN CD-ROM disk op een conventionele CD speler af. Het resulterende geluid kan van een zodanig niveau zijn dat permanent gehoorsverlies kan veroorzaken. Dit kan tot schade aan luidsprekers of andere systeemcomponenten leiden.
..........................................................................................................
101b
• Het apparaat en de adapter dienen zo geplaatst te worden dat hun locatie of positie de benodigde ventilatie niet belemmert.
..........................................................................................................
011
• Als u de stekker van de adapter in het apparaat of een stopcontact steekt of eruit haalt, houdt u deze of de behuizing van de adapter vast.
..........................................................................................................
VOORZICHTIG
103b
• U dient de adapter met enige regelmaat uit het stopcontact te halen en deze schoon te maken met een droge doek om stof en andere opeenhopingen tussen de vorken van de stekker uit te halen. Ook haalt u de stekker uit het stopcontact wanneer het apparaat gedurende langere tijd niet gebruikt zal worden. Ophoping van stof tussen de twee stekkers kan slechte isolatie veroorzaken, dat tot brand kan leiden.
..........................................................................................................
104
• Probeer het in de war raken van snoeren te voorkomen. Tevens dienen alle snoeren buiten het bereik van kinderen te blijven.
..........................................................................................................
106
• Ga nooit op het apparaat zitten of staan en plaats er geen zware objecten op.
..........................................................................................................
107c
• Raak de behuizing van de adapter of zijn stekkers nooit met natte handen aan, als u deze in dit apparaat of een stopcontact steekt of eruit haalt.
..........................................................................................................
108b
• Voordat u het apparaat verplaatst, verwijdert u de adapter en alle snoeren van externe apparaten.
..........................................................................................................
109b
• Voordat u het apparaat schoonmaakt, zet u de stroom uit, en halt u de stekker uit het stopcontact (p.19).
..........................................................................................................
110b
• Wanneer er onweer in uw omgeving wordt verwacht, haalt u de stekker uit het stopcontact.
..........................................................................................................
115a
• Installeer alleen de gespecificeerde printplaat (model nr. SRX serie). Verwijder alleen de gespeci­ficeerde schroeven (p.47, p.50).
..........................................................................................................
118c
• Indien u schroeven verwijdert, bewaart u deze op een veilige plaats buiten het bereik van kinderen. Op die manier voorkomt u dat de schroeven per ongeluk door kinderen worden ingeslikt.
..........................................................................................................
120
• Zet de fantoomvoeding altijd uit als u, afgezien van een condensator microfoon, een ander apparaat dat op fantoomvoeding werkt aansluit. Als u per ongeluk fantoomvoeding toepast op apparaten die niet van deze voeding gebruik maken, zoals dynamische microfoons, afspeel­apparaten of andere apparaten, kan er schade ontstaan. Controleer de specificaties van elke microfoon die u wilt gebruiken. Deze vindt u in de betreffende handleiding.
(De fantoomvoeding van dit apparaat: 48 V DC, 10mA Max).
..........................................................................................................
4

BELANGRIJKE OPMERKINGEN

291a
Naast de onderdelen die bij ‘HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN’ op pagina 3-4 worden genoemd, leest en neemt u het volgende in acht:
Stroomvoorziening
• Sluit dit apparaat niet op hetzelfde stopcontact aan, dat door een elektrisch apparaat wordt gebruikt waar een omvormer bij te pas komt (zoals een koelkast, was­machine, magnetronoven of airconditioner) of dat een motor bevat. Afhankelijk van de manier, waarop het apparaat wordt gebruikt, kan de ruis van de stroomvoor­ziening veroorzaken dat dit apparaat storingen gaat vertonen of hoorbare ruis produceert. Wanneer het niet mogelijk is om een apart stopcontact te gebruiken, plaatst u een stroomvoorziening ruisfilter tussen dit apparaat en het stopcontact.
• De adapter zal na lange uren werking warmte afgeven. Dit is normaal en niets om u zorgen over te maken.
• Voordat u dit apparaat op andere apparaten aansluit, zet u de stroom van alle apparaten uit. Hiermee worden storingen en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten voorkomen.
Plaatsing
• Wanneer het apparaat in de buurt van krachtversterkers (of
andere apparatuur met grote stroom transformators) wordt gebruikt, kan ruis worden opgewekt. Om dit probleem op te lossen, verandert u de richting van dit apparaat of plaatst u het verder weg van de storingsbron.
• Dit apparaat kan storing in radio en televisieontvangst
veroorzaken. Gebruik dit apparaat niet in de nabijheid van dit soort ontvangers.
• Ruis kan veroorzaakt worden wanneer draadloze communi-
catieapparaten, zoals mobiele telefoons in de buurt van dit apparaat worden gebruikt. Dit soort ruis kan optreden bij het ontvangen of starten van een gesprek of tijdens de conversatie. Als u dit soort problemen ondervindt, dient u deze draadloze apparaten op meer afstand van dit apparaat gebruiken of uit te zetten.
• Stel het apparaat niet aan direct zonlicht bloot, plaats het
niet in de buurt van apparaten die warmte afgeven, laat het niet in een afgesloten voertuig achter en onderwerp het niet aan temperatuur extremen. Door overmatige hitte kan het apparaat vervormen of verkleuren.
• Als het apparaat naar een locatie met een zeer afwijkende
temperatuur en/of vochtigheid wordt verplaatst, kunnen er waterdruppels (condensatie) binnen in het apparaat worden gevormd. Wanneer u het apparaat in deze staat gaat gebruiken, kunnen schade en storingen ontstaan. Daarom moet u het apparaat, voordat u het in gebruik neemt, enige uren laten staan totdat de condensatie volledig is verdampt.
• Afhankelijk van het materiaal en de temperatuur van het oppervlak waar het apparaat wordt geplaatst, kunnen de rubber voetjes het oppervlak verkleuren of beschadigen. U kunt een stukje vilt of stof onder de rubber voetjes plaatsen, om dit te voorkomen. Let hierbij echter op, dat het apparaat niet per ongeluk glijdt of beweegt.
Onderhoud
• Voor het dagelijks schoonhouden veegt u het apparaat met een zachte, droge of een licht vochtige doek schoon. Om hardnekkig vuil te verwijderen gebruikt u een doek met een kleine hoeveelheid mild, niet schurend schoonmaakmiddel. Neem het apparaat daarna met een zachte, droge doek af.
• Gebruik nooit benzine, verdunners, alcohol of oplosmid­delen om verkleuring en/of vervorming van het apparaat te voorkomen.
Reparaties en data
• Wees er op bedacht, dat alle data in het geheugen van dit apparaat verloren kan gaan wanneer het apparaat ter reparatie wordt aangeboden. Het is aan te bevelen om altijd een reservekopie van belangrijke data in een USB geheugen op te slaan. Indien mogelijk kunt u de gegevens ook op papier schrijven. Tijdens reparaties wordt altijd geprobeerd om dataverlies te voorkomen. In bepaalde gevallen (bijvoorbeeld als het aan het geheugen gerela­teerde circuit zelf niet werkt) kan de data tot onze spijt niet meer hersteld worden. Roland is niet verantwoordelijk voor dit soort verlies van data.
Aanvullende voorzorgsmaatregelen
• Wees er op bedacht dat de inhoud van het geheugen door storingen of onjuist gebruik van het apparaat onherstelbaar verloren kan gaan. Om uzelf tegen het risico van verlies van belangrijke data te beschermen, raden wij u aan om van tijd tot tijd een reservekopie van belangrijke data, die u in het geheugen van het apparaat heeft opgeslagen, in een USB geheugen opslaat.
• De inhoud van data die in het geheugen van het apparaat of een USB geheugen is opgeslagen, kan helaas niet meer hersteld worden, wanneer deze verloren is gegaan. Roland Corporation is niet verantwoordelijk voor dit soort dataverlies.
• Behandel de knoppen, schuifregelaars of andere bedie­ningsknoppen van dit apparaat met gepaste voorzich­tigheid. Dit geldt ook voor het gebruik van de stekkers en aansluitingen. Ruwe behandeling kan tot storingen leiden.
• Sla nooit op het beeldscherm, en druk er niet hard op.
• Een zachte ruis kan tijdens normaal gebruik van het beeld­scherm te horen zijn.
5
• Tijdens het aansluiten en/of loskoppelen van alle kabels, houdt u deze bij de aansluiting zelf vast – trek nooit aan de kabel. Op deze manier vermijdt u kortsluiting of schade aan de interne elementen van de kabel.
• Om te vermijden, dat u uw buren stoort, probeert u het volume van dit apparaat op een redelijk niveau te houden. U kunt ervoor kiezen om een koptelefoon te gebruiken, zodat u zich geen zorgen om de personen in uw naaste omgeving hoeft te maken (‘s nachts in het bijzonder.)
• Wanneer u het apparaat moet transporteren, verpakt u het in de originele doos (inclusief schokabsorberend materiaal). Anders zult u soortgelijk verpakkingsmateriaal moeten gebruiken.
• Sommige aansluitingskabels bevatten weerstanden. Gebruik voor het aansluiten van dit apparaat geen kabels die weerstanden hebben. Bij gebruik van dit soort kabels kan het geluidsniveau extreem laag of zelfs niet hoorbaar zijn. Informatie over kabelspecificaties kunt u bij de fabrikant van de kabel verkrijgen.
• Het onbevoegd dupliceren, reproduceren, verhuren en uitlenen is verboden.
Behandeling van CD-ROM’s
• Vermijd het aanraken of krassen van de glanzende onderkant (gecodeerd oppervlak) van de disk. Bescha­digde of vuile disks kunnen niet goed gelezen worden. Zorg dat uw disks schoon blijven, met een in de winkel verkrijgbaar CD reinigingsproduct.
* Alle in dit document genoemde productnamen zijn handels-
merken of geregistreerde handelsmerken van hun respectie­velijke eiegenaars.
* VST is een handelsmerk van Steinberg Media Technologies
AG.
* MatrixQuest
Alle rechten voorbehouden. De USB functie van de SonicCell gebruikt Matrix-Quest middleware technologie van TEPCO UQUESTm LTD.
* SONAR is een geregistreerd handelsmerk van Twelve Tone
Systems, Inc.
* MPEG Layer-3 geluidscompressie technologie is onder
licentie van Fraunhofer IIS Corporation en THOMSON Multimedia Corporation.
TM
2007 TEPCO UQUESTm LTD.
Auteursrecht
• Het onbevoegd opnemen, verspreiden, verkopen, uitlenen, publiekelijk uitvoeren, uitzenden of soortgelijke hande­lingen van een volledig werk of gedeelte daarvan (muzikale compositie, video, uitzending, publiekelijke uitvoering enz.) waarvan het auteursrecht bij een derde partij ligt, is bij de wet verboden.
• Dit product kan gebruikt worden voor het opnemen of dupliceren van geluid of visueel materiaal, zonder beper­kingen, opgelegd door bepaalde technologische kopieer­beveiliging maatregelen. De reden hiervan is dat dit product gebruikt dient te worden voor het produceren van originele muziek of video materiaal, en is daarom zo ontworpen, dat het materiaal, dat geen inbreuk maakt op de auteursrechten van anderen (bijvoorbeeld uw eigen, originele werken), vrijelijk gereproduceerd of gedupliceerd kan worden.
• Gebruik dit apparaat niet voor doeleinden, waarbij het auteursrecht van een derde partij overtreden kan worden. Wij zijn op geen enkele wijze verantwoordelijk voor overtredingen van het auteursrecht van een derde partij, die door gebruik van dit apparaat worden begaan.
* Microsoft en Windows zijn geregistreerde handelsmerken
van Microsoft Corporation.
* De afbeeldingen in dit document worden met inachtneming
van de Microsoft Corporation richtlijnen gebruikt.
* Windows staat officieel bekend als: ‘Microsoft®
Windows® besturingssysteem’.
* Apple en Macintosh zijn geregistreerde handelsmerken van
Apple Computer, Inc.
* MacOS is een handelsmerk van Apple Computer, Inc. * Pentium is een geregistreerd handelsmerk van Intel
Corporation.
6

Inhoud

HET APPARAAT OPEEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN.............................. 3
BELANGRIJKE OPMERKINGEN................................................................ 5
Hoofdkenmerken................................................................................. 12
Gebruikersgids 13
Paneel beschrijvingen .......................................................................... 14
Bovenpaneel................................................................................................... 14
De demo songs afspelen .........................................................................................15
Achter en voorpanelen.................................................................................... 16
De stroom aan en uitzetten................................................................... 18
Basisbediening van de SonicCell........................................................... 20
Over het beeldscherm en [CURSOR/VALUE].............................................................. 20
De SonicCell als een MIDI geluidsmodule gebruiken .............................. 22
De SonicCell in de Performance mode spelen ................................................... 22
De SonicCell in Patch mode spelen................................................................... 23
Het geluid wijzigen (een Patch bewerken) .................................................................24
De Editor en Librarian gebruiken .....................................................................27
Songs spelen (Draagbare afspeler) ....................................................... 28
Procedures voor afspelen................................................................................ 28
Een speellijst creëren....................................................................................... 30
Spelen via MIDI, terwijl een song wordt afgespeeld.......................................... 30
De SonicCell op een computer aansluiten.............................................. 31
Specificaties van de speciale plug-in versie van de editor ............................................ 32
Windows XP gebruikers.................................................................................. 33
De driver installeren................................................................................................ 33
Windows instellingen..............................................................................................34
SonicCell Editor installeren ......................................................................................34
Windows Vista gebruikers ..............................................................................35
De driver installeren................................................................................................ 35
Windows instellingen..............................................................................................36
SonicCell Editor installeren ......................................................................................36
Mac OS X gebruikers...................................................................................... 37
De driver installeren................................................................................................ 37
SonicCell Editor installeren ......................................................................................38
Instellingen ............................................................................................................38
Een microfoon of gitaar opnemen
(USB/Audio Interface) .......................................................................... 40
Een microfoon aansluiten......................................................................................... 41
7
Inhoud
Een gitaar aansluiten ..............................................................................................41
De lijn (Line) ingang gebruiken................................................................................. 42
Het ingangvolume aanpassen .................................................................................. 42
Instellingen voor effecten op de ingang............................................................ 43
De Wave uitbreidingskaart installeren .................................................. 46
Waarschuwingen bij het installeren van een Wave uitbreidingskaart................ 46
Hoe een Wave uitbreidingskaart geïnstalleerd wordt ....................................... 47
De geïnstalleerde Wave uitbreidingskaarten controleren .................................. 48
MIDI geluidsmodule 53
Overzicht ............................................................................................ 54
Performance mode en Patch mode ..................................................................54
De opbouw van een Performance............................................................................. 54
Hoe een Patch is opgebouwd ..................................................................................54
Hoe een ritme set is gestructureerd ...........................................................................55
Het aantal stemmen berekenen................................................................................. 55
Over de effecten ............................................................................................. 56
Effecten in de Performance mode..............................................................................56
Effecten in de Patch mode........................................................................................56
Over geheugen............................................................................................... 57
Tijdelijk geheugen ..................................................................................................57
Herschrijfbaar geheugen ......................................................................................... 57
Niet herschrijfbaar geheugen................................................................................... 57
Het MIDI INST (MIDI geluidsmodule) scherm bekijken .......................................58
Het menu scherm bekijken (Performance Menu scherm).................................... 59
De geluidsmode veranderen (Sound Mode scherm) ..........................................60
Het aanbevolen uitvoeringstempo specificeren
(Performance General scherm) ........................................................................ 60
Aan MIDI gerelateerde instellingen (Perform MIDI Filter scherm)........................ 60
De Part instellingen bekijken (Part View scherm) ..............................................62
Als het Patch type Patch is .......................................................................................62
Als het Patch type Rhythm Set is ...............................................................................64
Patches uit een Patch lijst op categorie selecteren (Patch List (Ctg) scherm) ..................... 65
Patches uit een Patch lijst op groep selecteren (Patch List (Grp) scherm) ......................... 66
Een ritme set uit een lijst selecteren (Rhythm Set List scherm) ......................................... 67
Parts bewerken (Part Edit scherm).................................................................... 68
Scale Tune (stemming) instellingen (Scale Tune scherm) ...............................................72
Sound Control Initialize ................................................................................... 73
Performance Initialize .....................................................................................73
Performance Write.......................................................................................... 73
8
Inhoud
Effecten bewerken ..........................................................................................75
Het te bewerken onderdeel selecteren (Effect Routing scherm) ......................................77
De aan multi-effecten gerelateerde instellingen bewerken
(MFX1-3/MFX1-3 Output schermen).......................................................................... 78
Aan Chorus gerelateerde instellingen (Chorus/Chorus Output scherm).......................... 78
Instellingen met betrekking tot reverb (Reverb/Reverb Output scherm) ........................... 79
De manier, waarop multi-effecten worden gecombineerd, veranderen
(MFX Structure scherm)............................................................................................ 80
Selecteren hoe effecten zullen werken (Effect Source scherm) ....................................... 80
MIDI gebruiken voor het besturen van de multi-effecten
(MFX1-3 Control schermen)...................................................................................... 81
De SonicCell in de Patch mode gebruiken ............................................. 82
Het Patch Play scherm bekijken .......................................................................82
Als het Patch Type Patch is....................................................................................... 82
Als het Patch Type Rhythm Set is............................................................................... 83
Het Menu scherm bekijken (Patch Menu scherm) ..............................................84
Van geluidsmode veranderen (Sound Mode scherm) ........................................84
Patches uit een Patch lijst selecteren.................................................................85
Patches op categorie uit een Patch lijst selecteren (Patch List (Ctg) scherm) ..................... 85
Patches op groep uit een Patch lijst selecteren (Patch List (Grp) scherm) ......................... 86
Een ritme set uit een lijst selecteren (Rhythm Set List scherm) ......................................... 87
Patches bewerken (Patch Edit scherm).............................................................. 88
Algehele instellingen voor de gehele Patch (Patch General scherm)...............................90
De manier, waarop Tones gecombineerd worden, selecteren (Patch Structure scherm) .... 93
Instellingen voor matrix control (Patch Mtrx Ctrl1-4 scherm).......................................... 95
Aan golfvorm gerelateerde instellingen (Patch WG/Patch Pitch Env scherm) .................. 98
TVF instellingen (Patch TVF/Patch TVF Env scherm) ...................................................102
TVA instellingen (Patch TVA/Patch TVA Env scherm) .................................................105
Aan Patch/Tone uitvoer gerelateerde instellingen (Patch Output scherm) .....................108
LFO instellingen (Patch LFO1, 2 /Patch Step LFO scherm)..........................................109
Specificeert hoe Tones zullen klinken (Patch TMT scherm) .......................................... 112
Aan controller gerelateerde instellingen (Patch Ctrl scherm)........................................114
Tone Copy.................................................................................................... 115
Patch Initialize .............................................................................................. 115
Patch Write ..................................................................................................116
Ritme sets bewerken (Rhythm Edit scherm) ..................................................... 117
Bewerkt algehele instellingen voor de volledige ritme set
(Rhythm General scherm).......................................................................................118
Instellingen met betrekking tot golfvormen (Rhythm Wave scherm) ..............................120
De manier waarop een ritme Tone ten gehore wordt gebracht specificeren
(Rhythm WMT scherm) .......................................................................................... 122
Aan toonhoogte gerelateerde Tone instellingen (Rhythm Pitch/Rhythm Pch Env scherm) .122
TVF instellingen (Rhythm TVF/Rhtyhm TVF Env scherm) ..............................................124
TVA instellingen (Rhythm TVA/Rhythm TVA Env scherm) ............................................ 127
Aan uitvoer gerelateerde instellingen voor de ritme set en ritme Tones (
Rhythm Output scherm).......................................................................................... 129
9
Inhoud
Rhythm Tone Copy........................................................................................ 130
Rhythm Tone Initialize................................................................................... 130
Rhythm Set Initialize .....................................................................................130
Rhythm Set Write.......................................................................................... 131
De effecten bewerken (Patch/Rhythm Set)...................................................... 132
Het te bewerken onderdeel selecteren (Effect Routing scherm) ....................................134
Multi-effect instellingen (MFX, MFX Output scherm) ...................................................134
Aan Chorus gerelateerde instellingen (Chorus/Chorus Output scherm)........................ 135
Reverb instellingen (Reverb/Reverb Output scherm) ..................................................136
De multi-effecten via MIDI besturen (MFX Control scherm) ..........................................137
Geluidsaansluitingen 139
De SonicCell met de computer gebruiken (USB AUDIO)........................ 140
Basisbediening .............................................................................................140
Toegang tot het Menu scherm........................................................................ 141
Geluid van een extern apparaat invoeren (INPUT)............................... 142
Basisbediening .............................................................................................142
Toegang tot het Menu scherm........................................................................ 143
Invoer/uitvoer en effect instellingen (In/Out Routing)........................... 144
Het te bewerken onderdeel selecteren (In/Out Routing scherm)....................... 147
Ingangseffect instellingen (Input Effect/Input FX Output scherm)...................... 147
Het signaal dat naar de computer wordt gestuurd selecteren
(To Computer scherm) ...................................................................................148
Specificeert hoe MFX3 gebruikt zal worden (MFX3 Location scherm)............... 149
De MFX3 instellingen opslaan ................................................................................ 149
System Write................................................................................................ 150
De plug-in versie van SonicCell Editor gebruiken 151
SONAR LE ......................................................................................... 152
SONAR 6.2 ....................................................................................... 157
Cubase 4........................................................................................... 160
Logic Pro 7.2 ..................................................................................... 163
SMF/Audio File Player 167
Songs afspelen .................................................................................. 168
SMF/geluidsbestanden die afgespeeld kunnen worden .................................. 168
10
Inhoud
Het afspelen van een song ............................................................................ 168
Een song uit een speellijst selecteren en afspelen...................................................... 171
Playlist Write ................................................................................................173
De volgorde van de songs veranderen........................................................... 173
Een song uit de speellijst verwijderen............................................................. 173
Overige instellingen 175
Systeem instellingen........................................................................... 176
General settings (System screen).................................................................... 176
Patch Scale Tune instellingen ......................................................................... 178
Instelling voor de Preview functie (System Preview scherm)............................. 179
Instellingen voor functies die met bediening te maken hebben
(System Control scherm) ................................................................................179
Aan MIDI gerelateerde instellingen (System MIDI scherm) ............................... 180
Informatie over de SonicCell bekijken
(System SRX Info/System Version Info schermen) ...........................................180
Het mastering effect bewerken (Mastering Effect scherm)................................ 181
Utility functies.................................................................................... 182
Gebruikersdata opslaan (reservekopie) (User Backup).................................... 182
Opgeslagen data weer in de SonicCell invoeren (User Restore) ....................... 182
De fabrieksinstellingen herstellen (Factory Reset) ............................................ 183
USB geheugen initialiseren (USB Memory Format) .......................................... 183
De algehele klank van de geluidsuitvoer bijstellen (Master Equalize) .... 184
Appendix 185
Probleemoplossing........................................................................................ 186
Storingsmeldingen ........................................................................................ 191
Effecten lijst .................................................................................................. 192
Uitvoeringslijst.............................................................................................. 222
Patch lijst...................................................................................................... 223
Ritme set lijst ................................................................................................233
Golfvorm lijst................................................................................................ 242
MIDI implementatie....................................................................................... 246
Specificaties.................................................................................................. 278
Index ...........................................................................................................279
11

Hoofdkenmerken

Superieure desktop synthesizer
• 128-stemmige geluidsmodule met nieuwe geluidenset, waaronder ‘levensechte’ instrumenten
• Twee SRX geluidsexpansie ruimtes voor geluidsset personificatie
USB Audio/MIDI Interface
• USB audio interface functie met MIC en GUITAR (Hi-Z) ingangen
• Opnemen met gebruik van de professionele ingebouwde DSP effecten
• Inclusief PC/Mac VSTi/AU Editor en Cakewalk SONAR LE software
Draagbare Backing Machine
• SMF, WAV, AIFF en MP3 afspeelcapaciteit via optioneel USB geheugen is perfect voor live optredens
• Creëer speellijsten van elke gewenste combinatie van bestandstypen, met gebruik van de Playlist Editor
12

Gebruikersgids

13
GEBRUIKERSGIDS

Bovenpaneel

fig.kakubu-topPanel.eps
SRX sleuf
Hier kunnen wave uitbreidingskaarten uit de SRX serie worden geïnstalleerd.

Paneel beschrijvingen

Beeldscherm
Hier wordt verscheidene informatie getoond, afhankelijk van de operatie die u uitvoert.
Installatie Een golf selecteren →
p. 46
p. 98
USB MEMORY ACCESS indicator
Dit licht op als u songdata van een USB geheugen speelt, dat op de SonicCell is aangesloten of als data in het
USB geheugen wordt opgeslagen.
MIDI MESSAGE indicator
MIDI
Dit licht op, wanneer MIDI berichten van een op de MIDI IN aangesloten MIDI apparaat worden ontvangen.
USB
Dit licht op als MIDI berichten van de aangesloten computer worden ontvangen.
14
SMF/AUDIO PLAYER knoppen
Druk op deze knoppen als u de SonicCell als een SMF/geluidsspeler gebruikt.
• Een song afspelen p. 28, p. 168
• Een speellijst creëren p. 30
MENU knop
U kunt op deze knop drukken om naar een menu scherm van de huidige mode of een bewerkingsscherm te gaan.
• Het menu scherm van elke hoofd mode p. 59, p. 68, p. 76, p. 84, p. 88, p. 117, p. 133, p. 141, p. 143, p. 146, p. 169, p. 171, p. 181
(Play/Pause) knop
Speelt of pauzeert de songdata.
EXIT knop
Druk op deze knop om een operatie te annuleren.
Paneel beschrijvingen
GEBRUIKERSGIDS
MIDI INST knop
Druk op deze knop als u de SonicCell als MIDI geluidsmodule wilt gebruiken.
MIDI aansluitingen p.22, p.54
Uitvoering p.22, p.58
Patch p.23, p.82
PART VIEW knop
Als de MIDI geluidsmodule zich in de Performance mode bevindt (p.54), drukt u op deze knop als u instellingen voor ieder part wilt maken. Door deze knop samen met de [MIDI INST] knop in te drukken, kunt u tussen de Performance mode en de Patch mode afwisselen.
CURSOR/VALUE draaiknop
Gebruik dit om de cursor te verplaatsen, een parameter te selecteren, of een waarde te bewerken. Druk op de draaiknop om de waarde te bevestigen.
Hoe de [CURSOR/VALUE] wordt gebruikt p.20
USB AUDIO knop
Druk op deze knop als u een effect op het geluidssignaal van de aangesloten computer wilt toepassen of instellingen die met de uitvoer te maken hebben
wilt maken.
USB AUDIO vp.140
De demo songs afspelen
fig.disp-plylstslct-demo.eps
1 Druk op [SMF/AUDIO PLAYER].
INPUT knop
Druk op deze knop als u een effect wilt toepassen op een apparaat dat op de INPUT jack is aangesloten of om instellingen met betrekking tot uitvoer te maken.
Een microfoon of gitaar
opnemen p.40
Geluid van een extern apparaat
invoeren p.142
EFFECTS knop
Druk op deze knop als u instellingen met betrekking tot effecten wilt maken.
Effecten op een uitvoering toepassen vp.78
Effecten op een patch toepassen p.26, p.132
Effecten op het signaal van de Input jack toepassen p.43
fig.disp-demosongs.eps
2 Druk op [ ].
Het afspelen begint bij de eerste song.
Nr. Titel Componist Copyright
1 Welcome Back Yo Sakaue © 2007 Roland Corporation 2 Mach Juan Adrian Scott © 2007 Roland Corporation 3 Big & Bold Scott Tibbs © 2007 Roland Corporation 4 Human Sonic YUHKI © 2007 Roland Corporation
* Als een USB geheugen dat songbestanden bevat is aangesloten, selecteert u [Demo Songs] in het playlist
(speellijst) scherm. Voor details over het afspelen van een speellijst, zie p.28.
* Alle rechten voorbehouden. Ongeoorloofd gebruik van dit materiaal, voor andere doeleinden dan strikt per-
soonlijke, is een overtreding van de hierop toepasbare wetgeving.
* Data van de afgespeelde muziek wordt niet via de MIDI OUT uitgevoerd.
15
GEBRUIKERSGIDS

Achter en voorpanelen

fig.kakubu-rearPanel.eps
USB COMPUTER aansluiting
Gebruik een USB kabel om de computer hier aan te sluiten. Deze aansluiting kan zowel MIDI als audio verwerken.
De SonicCell met een computer gebruiken
p.31, p.135
USB MEMORY aansluiting
Hier kan een USB geheugen worden aangesloten, om de SonicCell te gebruiken om bestanden (songs) af te spelen, die in een USB geheugen zijn opgeslagen.
Songs afspelen p.28, p.167
POWER schakelaar
Zet de stroom aan/uit. (p.18).
MIDI IN/OUT
Deze kunnen op andere MIDI apparatuur worden aangesloten voor het verzenden en ontvangen van MIDI berichten.
De SonicCell als MIDI geluidsmodule
gebruiken p.22, p.54
aansluitingen
DC IN Jack
Sluit de bijgeleverde adapter hier aan (p.18). Gebruik alleen de bijgeleverde adapter, anders kunnen storingen optreden.
Achterpaneel
Veiligheidsslot
http://www.kensington.com
PHONES jack
Dit is een stereo mini jack, waar een koptelefoon aangesloten kan worden. Deze jack voert het geluid dat via de INPUT jack wordt ontvangen uit, samen met het geluid van de via USB aangesloten computer en het geluid van de SonicCell zelf. Indien een koptelefoon wordt aangesloten, zal het geluid van de OUTPUT jack nog steeds hoorbaar zijn.
Voorpaneel
SAMPLING RATE schakelaar
Dit specificeert de sample snelheid, die voor het opnemen of afspelen van geluidsdata wordt gebruikt. Nadat deze instelling is veranderd, moet de SonicCell worden uitgeschakeld, en vervolgens weer opgestart worden. Als u software gebruikt, dient de software ook opnieuw te worden opgestart. Zorg, dat de [SAMPLING RATE] schakelaar zo is ingesteld, dat deze met de sample snelheid instelling van de door u gebruikte software overeenkomt.
MASTER VOLUME draaiknop
Hiermee wordt het volume van de signalen die via de PHONES jack en OUTPUT jacks worden uitgevoerd bijgesteld (p.19).
16
INPUT/OUTPUT jacks
Deze jacks voeren geluidssignalen in of uit.
INPUT LEVEL knop
Hiermee wordt het ingangsniveau van het signaal dat via INPUT wordt ontvangen bijgesteld.
Het ingangsniveau bijstellen p.42
LINE (R) jack
Als LINE (L) en LINE (R) voor stereo invoer worden gebruikt, voert u het signaal van het rechterkanaal hier in.
Als u mono invoert, sluit u dit op de LINE (L) jack aan.
Deze jack kan niet gebruikt worden als de INPUT gain selectie schakelaar zich niet op de LINE (L) positie bevindt.
Een microfoon of gitaar opnemen p.40, p.142
Paneel beschrijvingen
GEBRUIKERSGIDS
OUTPUT jacks (R, L/MONO)
Deze jacks voeren het geluidssignaal uit. Als u mono invoert, sluit u dit op de LINE (L) jack aan. Deze jacks voeren de gecombineerde signalen van het geluid dat via de INPUT jack wordt ontvangen, het geluid van de via USB aangesloten computer en het geluid van de SonicCell zelf uit.
L/GUITAR/MIC Jack (combo input jack)
Hier kunt u een microfoon, gitaar of lijnapparatuur aansluiten.
Dit instrument heeft gebalanceerde (XLR/TRS) jacks. Schakelschema’s voor deze jacks worden hieronder getoond. Maak aansluitingen, nadat de schakelschema’s van andere apparatuur die u wilt aansluiten zijn gecontroleerd.
Schakelaar
LINE
GUITAR
Dynamic
MIC
Condenser
Geaccepteerde plug/aansluiting
1/4“ jack (ongebalanceerd)
1/4“ jack (ongebalanceerd)
(hoge impedantie wordt ondersteund)
1/4“ jack (gebalanceerd of ongebalanceerd), XLR aansluiting * Uitschakelen ‘Phantom Power’ in het INPUT scherm.
XLR aansluiting (48 V fantoomvoeding ondersteund) Een fantoomvoeding condensator microfoon aansluiten
in het INPUT scherm zet u Phantom Power aan (p.142).
INPUT SOURCE schakelaar
Stel dit in, zoals geschikt voor het apparaat dat op de LINE (L) jack is aangesloten. Als u een bron op de LINE (R) jack heeft aangesloten, moet deze schakelaar op LINE (L) worden gezet.
LINE (L):
Sluit een lijnniveau apparaat aan, zoals een geluidsapparaat (bijv. CD speler) of toetsenbord.
GUITAR (Hi-Z):
Sluit een elektrische gitaar aan, die niet door de effectprocessor gaat (hoog-impedantie aansluiting).
MIC:
Sluit een microfoon aan.
Een microfoon of gitaar opnemen p. 40, 142
Nominaal ingangsniveau
-30 – -10 dBu
-30 – -10 dBu
-50 – -30 dBu
17
GEBRUIKERSGIDS
De adapter aansluiten
3 Zorg, dat de [POWER] schakelaar uit is. 4 Sluit het bijgeleverde netsnoer op de adapter aan. 5 Sluit de adapter op de DC IN aansluiting van de SonicCell aan, en steek de stekker in een stop-
fig.AC-setsuzoku.eps

De stroom aan en uitzetten

contact.
DC IN
Plaats de adapter zo, dat het lampje zich aan de bovenkant bevindt.
(Dit licht op als de stekker in het stopcontact is gestoken).
Stopcontact
Netsnoer
fig.AC-setchi.eps
* Afhankelijk van de omstandigheden van een
bepaalde setup, kunt u een onbehaaglijke sensa­tie waarnemen of bemerken dat het oppervlak korrelig aanvoelt als u dit apparaat, hierop aan­gesloten microfoons of de metalen gedeeltes van andere objecten, zoals gitaren aanraakt. Dit wordt veroorzaakt door een oneindig kleine hoe­veelheid elektrische lading, die volkomen onscha­delijk is. Indien u zich hier echter toch zorgen over maakt, verbindt u de aarde aansluiting (zie figuur) met een externe aarde. Als het apparaat geaard is, kan een brom hoorbaar zijn, afhanke­lijk van de details van uw installatie. Als u niet zeker bent van de verbindingsmethode, neem dan contact op met het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkend Roland distributeur, zoals vermeld op de ‘Informatie’ pagina.
Plaatsen die niet geschikt zijn voor aansluiting
• Waterleidingen (kan tot schokken of elektrocutie leiden)
• Gasleidingen (kan tot brand of explosie leiden)
• Telefoonlijn aarde of bliksemafleider (kan gevaarlijk zijn in geval van bliksem)
* Als u het apparaat omkeert, plaatst u een stapeltje kranten of tijdschriften onder de vier hoeken aan
beide kanten om schade aan knoppen en regelaars te voorkomen. U dient het apparaat zo te plaat­sen, dat knoppen en regelaars niet kunnen beschadigen.
* Als u het apparaat omkeert, behandel het dan voorzichtig om te voorkomen, dat het omvalt of uit uw
handen valt.
Aarde aansluiting
Adapter (PSB-1U)
SonicCell onderpaneel
Lampje
18
De stroom aan en uitzetten
De stroom aanzetten
OPMERKING
Nadat de aansluitingen zijn gemaakt, zet u de apparaten in de gespecificeerde volgorde aan. Door apparaten in de verkeerde volgorde aan te zetten, riskeert u storingen en/of schade aan luidsprekers en andere apparaten.
fig.PowerOn.eps
1 Zet het volume van de SonicCell en de aangesloten geluids-
apparatuur helemaal laag.
Achterpaneel
2 Zet de [POWER] schakelaar aan.
* Dit apparaat is uitgerust met een beveiligingscircuit. Het
duurt daarom korte tijd na opstarten, voordat het apparaat op normale wijze werkt.
3 Gebruik [MASTER VOLUME] om het volume aan te passen.
Voorpaneel
POWER schakelaar
MASTER VOLUME knop
De stroom uitzetten
1 Zet het volume van de SonicCell en de aangesloten geluidsapparatuur helemaal laag.
GEBRUIKERSGIDS
2 Zet de aangesloten geluidsapparatuur uit. 3 Zet de [POWER] schakelaar uit.
De indicaties in het scherm zullen verdwijnen, en de stroom wordt uitgeschakeld.
19
GEBRUIKERSGIDS

Over het beeldscherm en [CURSOR/VALUE]

Voor deze uitleg gebruiken we het Performance mode Part View scherm als voorbeeld.
fig.display-sample.eps.
Naar het Part View scherm gaan
Nadat de stroom is aangezet, zorgt u dat [MIDI INST] is verlicht, en drukt u op [PART VIEW].
De cursor verplaatsen
4 De cursor wordt verplaatst als u aan [CURSOR/VALUE] draait.
cursor.eps

Basisbediening van de SonicCell

De naam van het scherm
Cursor
Draaien
Cursor
Afwisselen tussen schermen
fig.dispCursor3.eps
1 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar [PATCH] te
verplaatsen.
fig.cursor-push-eps
2 Druk op [CURSOR/VALUE].
fig.disp-PatchEdit.eps
Het Patch Edit scherm verschijnt.
fig.exit-push.eps
3 Druk op [EXIT].
Cursor
Indrukken
Indrukken
20
fig.disp-cursor.eps
U keert naar het Part View scherm terug.
Basisbediening van de SonicCell
Een waarde bewerken
fig.dispCursorValue1
Laten we proberen het Patch nummer te verande­ren.
1 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor
naar het Patch nummer te verplaatsen.
fig.cursor-push-eps
2 Druk op [CURSOR/VALUE].
fig.dispCursorValue2
fig.cursor-turn.eps
Het Patch nummer is gemarkeerd.
3 Draai aan [CURSOR/VALUE].
GEBRUIKERSGIDS
Patch nummer
Cursor
Indrukken
De waarde op de plaats van de cursor is gemarkeerd
Draaien
fig.dispCursorValue3
De waarde zal veranderen. Als u de waarde bewerkt, kan een ‘E’ symbool rechts boven in het scherm verschijnen. In dit geval kunnen de instellingen, die u bewerkt heeft, worden opgeslagen.
Uitvoeringen opslaan Zie ‘Performance Write (p.73)’.
fig.disp-cursorValue4.eps
4 Druk nog een keer op [CURSOR/VALUE].
De cursor keert naar zijn oorspronkelijke status terug.
Wordt getoond als u de waarde bewerkt
De waarde zal veranderen
21
GEBRUIKERSGIDS
Performance nummer
Aansluitingen
fig.setsuzoku-MIDI.eps

De SonicCell als een MIDI geluidsmodule gebruiken

MIDI OUT
MIDI toetsenbord
MIDI IN
OUTPUT
Monitor versterker, enz.
OPMERKING
Om storingen en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten te voorkomen, zet u het volume altijd laag, en schakelt u de stroom van alle apparaten uit, voordat aansluitingen wor­den gemaakt. Wanneer kabels met weerstanden worden gebruikt, kan het volume van de apparatuur, die op de ingangen (INPUT) is aangesloten, laag zijn. In dit geval dient u aansluitkabels zonder weer­standen te gebruiken.
Performance mode en Patch mode
Wanneer de SonicCell als een MIDI geluidsmodule wordt gebruikt, kan de performance of de Patch mode geselecteerd worden. Nadat het apparaat is opgestart, wordt de Performance mode geselecteerd. Details over de Performance mode en Patch mode vindt u op p.54.

De SonicCell in de Performance mode spelen

Een Performance selecteren
fig.button-MIDI-INST-Lite.epsfig.disp-MIDIINST.eps
1 Druk op [MIDI INST], zodat zijn indicator ver-
licht is.
Het MIDI INST scherm verschijnt.
fig.dispMIDIInst1.eps
2 Verplaats de cursor naar het Performance nummer. 3 Druk op [CURSOR/VALUE].
De waarde op de plaats van de cursor is gemarkeerd. Meer over het gebruik van [CURSOR/VALUE] vindt u op p.20.
22
De SonicCell als een MIDI geluidsmodule gebruiken
fig.dispMIDIPrfmNum2.eps
4 Draai aan [CURSOR/VALUE] om het Performance nummer te
veranderen.
Het geluid zal veranderen.
5 Druk op [CURSOR/VALUE].

De SonicCell in Patch mode spelen

De Patch mode selecteren
fig.button-MIDI-PART.eps/fig.disp-PatchPlay.eps
1 In het MIDI INST scherm, drukt u [MIDI INST]
en [PART VIEW] gelijktijdig in.
De SonicCell gaat naar de Patch mode, en het Patch Play scherm verschijnt. Als u [MIDI INST] nogmaals ingedrukt houdt, en op [PART VIEW] drukt, gaat u naar de Perfor­mance mode, en zal het MIDI INST scherm ver­schijnen.
Het MIDI kanaal instellen
fig.dispPtchPlyRxch.eps
1 In het Patch Play scherm draait u aan [CURSOR/VALUE]
om de cursor naar ‘RxCh’ te verplaatsen.
2 Druk op [CURSOR/VALUE].
De RxCh waarde wordt gemarkeerd.
3 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de ‘RxCh’ waarde zo in te
stellen, dat deze met het zendkanaal van de aangesloten apparatuur overeenkomt.
GEBRUIKERSGIDS
Geluiden selecteren
fig.dispPtchSelect.eps
1 In het Patch Play scherm draait u aan [CURSOR/VALUE]
om de cursor naar het Patch nummer te verplaatsen.
2 Druk op [CURSOR/VALUE]. 3 Draai aan [CURSOR/VALUE] om het Patch nummer te ver-
anderen.
Het geluid zal veranderen.
23
GEBRUIKERSGIDS
Voorbeeld: ‘037 Violin’ uit de ‘PR-C’ groep selecteren
fig.dispPtchSlct01.eps
1 In het Patch Play scherm draait u aan [CURSOR/VALUE] om
2 Druk op [CURSOR/VALUE].
fig.dispPtchSlct02.eps
3 Draai aan [CURSOR/VALUE] om ‘PR-C’ te selecteren, en druk
fig.dispPtchSlct03.eps
4 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar het Patch
5 Draai aan [CURSOR/VALUE], om ‘037’ als het Patch nummer
Patch groep
de cursor naar de Patch groep te verplaatsen.
dan op [CURSOR/VALUE].
nummer te verplaatsen, en druk dan op [CURSOR/VALUE].
Het Patch nummer is gemarkeerd.
te selecteren.
‘Violin’ is geselecteerd.
Het geluid wijzigen (een Patch bewerken)
Voordat u verder gaat, selecteert u ‘037 Violin’ bij ‘PR-C’, zoals in bovenstaande procedure wordt uitge­legd.
De Amp Envelope bewerken
Dit specificeert hoe het geluid begint en wegsterft.
Naar het Patch Edit scherm gaan
fig.dispPtchPly-Edithanten.eps
1 In het Patch Play scherm gebruikt u [CURSOR/VALUE] om de
cursor naar de ‘EDIT’ te verplaatsen.
2 Druk op [CURSOR/VALUE].
Het Patch Edit scherm verschijnt.
fig.dispPtchEdtTVA.eps
3 Draai aan [CURSOR/VALUE], om het symbool onder Tone 1
‘TVA’ te selecteren, en druk dan op [CURSOR/VALUE].
fig.disp-PatchTVAEnv.eps
Het Patch TVA Envelope (T1) scherm verschijnt.
24
De SonicCell als een MIDI geluidsmodule gebruiken
T1 (als u een toets indrukt)
T4 (als u een toets loslaat)
De Attack (dynamiek) aanpassen
fig.dispTVAEnv.eps
4 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar ‘A-Env Tome 1’
te verplaatsen.
5 Druk op [CURSOR/VALUE].
De waarde is gemarkeerd.
6 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de waarde te veranderen, en
druk dan op [CURSOR/VALUE].
Als u de waarde verandert, zal het symbool in het onderste gedeelte van het scherm ook veranderen. Als u op [EXIT] drukt, keert u naar het vorige scherm terug.
fig.disp-TVAEnvT1h1.eps
Om te zorgen dat het geluid meteen begint als u een toets
indrukt
Zet ‘A-Env Time 1’ op een lagere waarde.
fig.disp-TVAEnvT1h2.eps
Om te zorgen dat het geluid langzaam begint als u een
toets indrukt
Zet ‘A-Env Time 1’ op een hogere waarde.
De Release aanpassen
fig.dispTVAEnvT4.eps
7 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar ‘A-Env Time4’
te verplaatsen.
8 Druk op [CURSOR/VALUE].
De waarde is gemarkeerd.
9 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de waarde te veranderen, en
druk dan op [CURSOR/VALUE].
Als u de waarde verandert, zal het symbool in het onderste gedeelte van het scherm ook veranderen. Als u op [EXIT] drukt, keert u naar het vorige scherm terug.
fig.disp-TVAEnvT4h1.eps
Om te zorgen dat het geluid meteen stopt als u een toets
loslaat
Zet ‘A-Env Time4’ op een lage waarde.
GEBRUIKERSGIDS
fig.disp-TVAEnvT4h2.eps
Om te zorgen dat het geluid door blijft klinken, nadat u een
toets loslaat
Zet ‘A-Env Time4’ op een hoge waarde.
MEMO
Voor details over Amp Envelope, zie p.107. Als u de gewijzigde Patch wilt opslaan, zie p.116.
25
GEBRUIKERSGIDS
Het filter bewerken
Door de filter instellingen te bewerken, kunt u het klankkarakter van het geluid helderder of donkerder maken.
fig.dispPtchPly-Edithanten.eps
1 In het Patch Play scherm draait u aan [CURSOR/VALUE] om de
2 Druk op [CURSOR/VALUE].
fig.dispPtchEdtTVF.eps
3 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar de ‘TVF’ te ver-
4 Druk op [CURSOR/VALUE].
fig.disp-PatchTVF1.eps
5 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar ‘Cutoff Fre-
6 Druk op [CURSOR/VALUE].
fig.disp-PatchTVF-Cutoff.eps
7 Draai aan de [CURSOR/VALUE] om de waarde te bewerken, en
MEMO
cursor naar de ‘EDIT’ te verplaatsen.
Het Patch Edit scherm verschijnt.
plaatsen.
Het Patch TVF scherm verschijnt.
quency’ te verplaatsen.
De waarde wordt gemarkeerd.
druk dan op [CURSOR/VALUE].
Als u de waarde verandert, zal het symbool in het onderste gedeelte van het scherm ook veranderen. Als u op [EXIT] drukt, keert u naar het vorige scherm terug.
Voor details over filter, zie p.102. Als u de gewijzigde Patch wilt opslaan, kijk dan op p.116.
Het effect veranderen
Effecten zijn verscheidene verwerkingstypes, die op het geluid toegepast kunnen worden. U kunt het karak­ter van het geluid aanzienlijk veranderen, door het effect eenvoudigweg aan te passen.
fig.button-EFFECTS.epsfig.disp-EfxRouting.eps
1 In het Patch Play scherm drukt u op [EFFECTS].
Het Effect Routing scherm verschijnt.
fig.dispEfxRtF1.eps
2 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar ‘MFX’ te ver-
plaatsen.
fig.dispMFX.eps
26
De SonicCell als een MIDI geluidsmodule gebruiken
MFX type
3 Druk op [CURSOR/VALUE].
fig.disp-MFX.eps
Het MFX scherm verschijnt.
4 Gebruik [CURSOR/VALUE] om het MFX type te selecteren. 5 Druk op [CURSOR/VALUE].
De MFX type indicatie wordt gemarkeerd.
6 Gebruik [CURSOR/VALUE] om het MFX type te veranderen. 7 Druk op [CURSOR/VALUE].
Als u op [EXIT] drukt, keert u naar het vorige scherm terug.
MEMO
Voor details over effect instellingen, zie p.132. Als u de gewijzigde Patch wilt opslaan, kijk dan op p.116.

De Editor en Librarian gebruiken

Aansluitingen
fig.setsuzoku-MIDI-editor.eps
Computer
Naar USB aansluiting van computer
GEBRUIKERSGIDS
USB COMPUTER
USB kabel
Speciale editor en librarian software behoort bij de SonicCell. Met gebruik van de editor kunt u de uitvoering en Patch parameters van de SonicCell op de computer bewerken. U kunt de instellingen bewerken, terwijl u deze in het grote scherm van de computer bekijkt. Met gebruik van de librarian kunt u de bewerkte instellingen op de computer beheren. Details over het installeren van de software vindt u op p.31. Details over het gebruik van de software, raadpleeg de PDF handleiding, die samen met de software wordt geïnstalleerd.
27
GEBRUIKERSGIDS
De SonicCell kan MIDI bestanden )SMF) en geluidsbestanden (WAV, AIFF, MP3) afspelen. Dit is een handige functie, die ook voor het afspelen van tracks tijdens een live uitvoering gebruikt kan wor­den.
Aansluitingen
fig.setsuzoku-pbm.eps
Songs spelen
(Draagbare afspeler)
* Sla de songdata in de
Root Directory van het USB geheugen op.
* Gebruik alleen USB geheugen van Roland. Correcte werking kan niet gegarandeerd worden, wanneer
andere USB geheugen producten worden gebruikt. * Sluit het USB geheugen aan, nadat de SonicCell is aangezet. * Indien u, nadat een USB geheugen apparaat is verwijderd, besluit het opnieuw aan te sluiten, moet de Sonic-
Cell eerst worden uitgezet en dan weer aan.
USB MEMORY
SMF, WAV, AIFF, MP3
Monitor versterker enz.
OUTPUT
OPMERKING
Om storingen en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten te voorkomen, moet het volume altijd helemaal laag worden gezet, en dienen alle apparaten uitgeschakeld te worden, voordat aansluitingen worden gemaakt. Wanneer aansluitkabels met weerstanden worden gebruikt, kan het volumeniveau van appara­tuur die op de ingangen (INPUT) is aangesloten, laag zijn. Als dit gebeurt, gebruik dan kabels zonder weerstanden.
Bestandsformaten, die gespeeld kunnen worden
Meer informatie over de bestandsformaten, die u kunt afspelen, vindt u op p.168.
De demo songs afspelen
Zie p.15.

Procedures voor afspelen

Voordat u verdergaat, controleert u of het USB geheugen, dat de song die u wilt afspelen bevat, op de SonicCell is aangesloten. Bovendien moet de SonicCell op de Performance mode zijn ingesteld (p.60).
* Als u songbestanden in het USB geheugen opslaat, dienen deze in de Root Directory te worden opgeslagen.
fig.button-PBM.eps
1 Druk op [SMF/AUDIO PLAYER].
Het Playlist Select scherm verschijnt.
28
Songs spelen (Draagbare afspeler)
fig.disp-PlyLstSlct-Root.eps
2 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar ‘USB Memory’ te
verplaatsen.
3 Druk op [CURSOR/VALUE].
fig.disp-PlayListC.eps
Een lijst met songs in het USB geheugen verschijnt.
fig.disp-PlayListSong.eps
4 Draai aan [CURSOR/VALUE] om een song te selecteren, en
druk dan op [CURSOR/VALUE].
De geselecteerde song wordt weergegeven.
* De songlengte, die in het scherm wordt getoond, kan anders
zijn dan de werkelijke song lengte.
fig.button-PBM.eps/fig.disp-song-play.eps
5 Druk op [ ].
De geselecteerde song wordt gespeeld.
6 Druk op [ ] om de song te stoppen.
Als u op [EXIT] drukt, keert u naar het vorige scherm terug.
GEBRUIKERSGIDS
Over de sample snelheid
fig.SmplRateSW.eps
De SonicCell speelt songs, die op dezelfde sample snelheid werden opgeslagen als de instelling van [SAMPLING RATE] schakelaar op het voorpaneel. Songs, waarvan de sample snelheid verschilt van die van de SonicCell instellingen, worden in de lijst met songs getoond, maar kunnen niet geselec­teerd of gespeeld worden. In dit geval verandert u de instelling van de sam­ple snelheid schakelaar in de snelheid van de song die u wilt spelen. Vervolgens zet u de Sonic­Cell uit en weer aan.
SAMPLING RATE schakelaar
1 Verander de instelling van de [SAMPLING RATE] schakelaar. 2 Zet de SonicCell uit en dan weer aan.
29
GEBRUIKERSGIDS

Een speellijst creëren

U kunt de bijgeleverde ‘SonicCell Playlist Editor’ gebruiken om een speellijst te creëren, die door de Sonic­Cell kan worden afgespeeld. Als u de SonicCell wilt gebruiken om achtergrond tracks af te spelen, is het gemakkelijk om een speellijst te creëren, zodat de songs in de door u gekozen volgorde worden afgespeeld. Meer over het installeren van de ‘SonicCell Playlist Editor’, zie p.31. Details over het gebruik van de software vindt u in de PDF handleiding, die samen met de software is geïn­stalleerd.
screen-playlisteditor.eps

Spelen via MIDI, terwijl een song wordt afgespeeld

Aansluitingen
fig.setsuzoku-pbm-MIDI.epsfig.setsuzoku-pds10.eps
MIDI toetsenbord
USB MEMORY
PDS-10 BKT-S
MIDI IN
MIDI OUT
Monitor versterker enz.
OUTPUT
Met gebruik van de apart verkrijgbare PDS-10 en BKT-S, kunt u de SonicCell opstellen, zoals in de illustratie wordt getoond.
*Als u de PDS-10 gebruikt, moet
de driepoot zo wijd mogelijk worden gespreid. Zorg, dat de totale hoogte, inclusief de SonicCell, niet meer dan één meter is.
30

De SonicCell op een computer aansluiten

U kunt de SonicCell als een externe geluidsmodule voor DAW of sequencer software gebruiken.
OPMERKING
De driver moet geïnstalleerd worden, voordat de SonicCell op de computer wordt aangesloten.
Voorbeeld aansluitingen en voorbereidingen voor installatie
fig.setsuzoku-DAW.eps
Computer
Naar USB aansluiting van computer
Loskoppelen
Stroom uit
USB kabel
USB COMPUTER
Achterpaneel
MIDI toetsenbord
MIDI OUT
MIDI IN
OUTPUT
Stroom uit
Monitor Amplifier etc.
In het System scherm, zet USB MIDI THRU op ON (p.173)
GEBRUIKERSGIDS
Voorpaneel
Zet de sample snelheid op 44.1 kHz
OPMERKING
Om storingen en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten te voorkomen, moet het volume altijd helemaal laag worden gezet, en dienen alle apparaten uitgeschakeld te worden, voordat aansluitingen worden gemaakt. Wanneer aansluitkabels met weerstanden worden gebruikt, kan het volumeniveau van appara­tuur die op de ingangen (INPUT) is aangesloten, laag zijn. Als dit gebeurt, gebruik dan kabels zonder weerstanden.
OPMERKING
Het is verboden om SonicCell Editor, SonicCell Librarian of SonicCell Playlist Editor voor huur, lease of soortgelijke doeleinden te gebruiken, zonder toestemming van de houder van het auteursrecht. Het onbevoegd dupliceren is bij de wet verboden.
31
GEBRUIKERSGIDS
dousa.eps
SonicCell systeem vereisten
Windows OS
Windows : Microsoft® Windows® XP
CPU/Clock : Pentium®/Celeron® processor 1.4 GHz of hoger RAM : 512 MB of meer Harddisk : 160 MB of meer
Beeldscherm/kleuren: 1280 x 800 of hoger / 24 Full Color of meer Overige: Een computer met een USB aansluiting die USB ondersteunt Specificatie Revisie 2.0 of hoger
* Intel chipset wordt aanbevolen * SonicCell kan mogelijk niet optimaal functioneren wanneer
gebruikt met toegevoegde USB 2.0 interface kabel wordt.
CD-ROM Drive
*Hoewel Roland talloze configuraties heeft getest, en heeft vastgesteld dat over het geheel genomen, een
computersysteem gelijk aan dat wat hierboven wordt beschreven, een normale werking van de SonicCell niet in de weg zal staan, kan Roland niet garanderen dat een dergelijke computer, louter gebaseerd op het feit dat deze aan de vereisten voldoet, naar tevredenheid met de SonicCell zal werken. Dit komt, doordat er teveel variabelen zijn, die de verwerkingsomgeving, waaronder verschillen in moederborden en de specifieke combinaties van andere betrokken apparaten, beïnvloeden.
*In het belang van productverbetering kunnen de specificaties en/of het uiterlijk van dit pakket zonder
voorafgaande mededeling veranderen.
Microsoft® Windows Vista™
* Dit werkt niet met de 64-bit editie van Windows
Vista™.
Mac OS
Besturingssysteem: Mac OS 10.4.3
CPU/Clock : PowerPC G4 1 GHz of
hoger/Intel processor
RAM : 512 MB of meer Harddisk : 160 MB of meer
Beeldscherm/kleuren: 1280 x 800 of hoger/1670 miljoen kleuren of meer Beeldscherm/kleuren: 1280 x 800 of hoger/1670 miljoen kleuren of meer
CD-ROM Drive
of later
Installatieprocedure
Windows XP gebruikers ........................... p.33
Windows Vista gebruikers........................ p.35
Mac OS gebruikers ................................... p.37
SONAR LE installeren ..............................p.152
Specificaties van de speciale plug-in versie van de editor
SonicCell is in twee vormen te verkrijgen: een op zichzelf staande versie en een plug-in versie.
Plug-in formaten
• Windows: VSTi
• Mac: VSTi, Audio Unit
Host applicaties, waarmee werking is geverifieerd
Als u de plug-in versie van de editor gebruikt, raadpleeg dan de daarop toepasbare uitleg.
• SONAR LE p.152
• SONAR 6.2 p.157
• CUBASE 4 p.160
• Logic Pro 7.2 p.163
* Om de plug-in versie van de editor te kunnen gebruiken, moet de computer aan de bovenstaande vereisten
voldoen, evenals aan de vereisten van de gebruikte host applicatie. * De plug-in versie van de editor is getest, en heeft zich bewezen te werken met de belangrijkste host applica-
ties, maar wij kunnen niet garanderen dat deze met alle host applicaties zal werken.
32
De SonicCell op een computer aansluiten

Windows XP gebruikers

Om de driver en software te installeren, moet u inloggen als gebruiker met Administrator Privileges.
* Voor details, raadpleeg de systeemadministrator van de computer.
OPMERKING
Op de SonicCell Editor CD bevat de XP map, die zich binnen de Driver map bevindt, een Readme bestand (Readme_E.html), waarin wordt uitgelegd hoe de driver geïnstalleerd wordt, en zich tevens een aantal probleemoplossingen bevinden. Lees dit bestand, voordat de soft­ware in gebruik wordt genomen.
De driver installeren
1 Start Windows op, terwijl alle USB kabels zijn losgekoppeld (behalve die van een USB toetsen-
bord en/of muis, indien gebruikt).
2 Log op Windows in, als één van de volgende gebruikers.
• Een gebruike,r die tot de administrators groep behoort, zoals een Administrator,
• Een gebruikers met een account type Computer Administrator
* Voor details, raadpleeg de systeem Administrator van de computer die u gebruikt.
GEBRUIKERSGIDS
3 Sluit alle applicaties.
Sluit ook anti-virus of systeem-monitoring software.
4 Plaats de ‘SonicCell Editor CD-ROM’ in de CD-Rom drive, ga naar de Driver map | XP map, en
dubbelklik op Setup.exe.
5 ‘Roland SonicCell Driver will be installed on your computer’ wordt in het scherm weergegeven.
Klik [Next] ([Volgende]).
* Wanneer een ander bericht wordt getoond, ga dan verder volgens de inhoud van de berichten.
6 Het bericht ‘To begin installation, click [Next]’ verschijnt. Ga verder met de installatie van de dri-
ver, volgens de instructies in het scherm.
33
GEBRUIKERSGIDS
Windows instellingen
Systeem instellingen
Deze instellingen zullen voorkomen dat geluid onderbroken wordt, als u muziek van de computer afspeelt.
1 Open ‘Configuratiescherm’, en klik twee keer op ‘Systeem’.
2 Klik op de ‘Geavanceerd’ tab, en in de Uitvoering sectie klikt u op [Instellingen]. 3 Klik op de ‘Geavanceerd’ tab. 4 Kies ‘Achtergrond services’, en klik [OK]. 5 Klik op [OK] om ‘Systeem eigenschappen’ te sluiten.
Instelling voor gebruik van de Media Player, behorend bij Windows
1 Open ‘Configuratiescherm’, en dubbelklik op ‘Geluiden en geluidsapparaten’.
* Als u het bovenstaande icoon niet ziet, klik dan op ‘Uitvoering en onderhoud’, en dan op ‘Systeem’.
* Als u het bovenstaande icoon niet ziet, klik vervolgens op ‘Geluiden, audio en geluidsapparaten’, en
klik dan op ‘Geluiden en geluidsapparaten’.
2 Klik op [OK] om ‘Eigenschappen voor geluiden en geluidsapparaten’ te sluiten. 3 Start Windows media Player op, speel een geluidsbestand en een MIDI bestand af, en controleer
of het geluid correct wordt afgespeeld.
SonicCell Editor installeren
1 Plaats de ‘SonicCell Driver CD-ROM’ in de CD-Rom drive, ga naar de Editor map en dubbelklik
op Setup.exe.
2 Het ‘Welcome’ scherm verschijnt. Klik [Next]. 3 Volg de instructies in het scherm, om SonicCell Editor te installeren.
Als u de SonicCell Editor installeert, worden de SonicCell Editor, SonicCell Editor VSTi plugin, Sonic­Cell Librarian, SonicCell Playlist Editor, en online handleidingen voor elke editor geïnstalleerd.
De online handleiding van elke editor vindt u onder Windows ‘Start | Alle programma’s | SonicCell Editor’ map. De online handleidingen zijn PDF bestanden. U heeft Adobe Reader (gratis) nodig om PDF bestanden te kunnen bekijken.
34
De SonicCell op een computer aansluiten

Windows Vista gebruikers

Om de driver en software te installeren, moet u inloggen als gebruiker met Administrator Privileges.
* Voor details, raadpleeg de systeemadministrator van de computer.
OPMERKING
De Driver | Vista map van de SonicCell Driver CD-ROM bevat een Readme bestand (Readme_E.html), waarin wordt uitgelegd hoe de driver geïnstalleerd wordt, en zich tevens een aantal probleemoplossingen bevinden. Lees dit bestand, voordat de software in gebruik wordt genomen.
De driver installeren
1 Start Windows op, terwijl alle USB kabels zijn losgekoppeld (behalve die van een USB toetsen-
bord en/of muis, indien gebruikt).
2 Sluit alle applicaties.
Sluit ook anti-virus of systeem-monitoring software.
3 Plaats de ‘SonicCell Editor CD-ROM’ in de CD-ROM drive, ga naar de Driver map | Vista map, en
dubbelklik op Setup.exe.
* Als het bericht ‘Drivers moeten door een administratieve gebruikers worden geïnstalleerd’ wordt weer-
gegeven, moet u op Windows inloggen als een gebruiker met een Administrator account type, en dan de installatie nogmaals uitvoeren.
GEBRUIKERSGIDS
4 Een gebruikersaccount scherm verschijnt. Klik [Continue]. 5 Het bericht ‘Roland SonicCell Driver will be installed on your computer…’ verschijnt.
Klik [Next].
* Wanneer een ander bericht wordt getoond, ga dan verder volgens de inhoud van de berichten.
6 Het bericht ‘Click [Next] to begin installation,’ verschijnt. Ga verder met de installatie van de dri-
ver, volgens de instructies in het scherm.
35
GEBRUIKERSGIDS
Windows instellingen
Instelling voor gebruik van de Media Player, behorend bij Windows
1 Open ‘Configuratiescherm’, en dubbelklik op ‘Geluiden en geluidsapparaten’. Klik dan op
2 Bij ‘Afspelen’ kiest u Roland SonicCell’s ‘OUT’, en klikt u op ‘als standaard instellen’. 3 Klik op [OK] om ‘Geluiden’ te kiezen. 4 Start de Windows Media Player op, speel een geluidsbestand af, en controleer of het geluid
SonicCell Editor installeren
‘Geluiden’.
* Indien u de klassieke weergave heeft gekozen, klik dan twee maal op ‘Geluiden’.
correct wordt geproduceerd.
1 Plaats de ‘SonicCell Driver CD-ROM’ in de CD-ROM drive, ga naar de Editor map, en dubbelklik
op Setup.exe.
2 ‘Een onbekend programma vraagt toegang tot deze computer’ verschijnt in het scherm. Klik op
[Toestaan].
3 Een gebrikersaccount scherm verschijnt. Klik op [Doorgaan]. 4 De installer start op. Volg de instructies in het scherm om door te gaan met het installeren van
SonicCell Editor.
Als u de SonicCell Editor installeert, worden de SonicCell Editor, SonicCell Editor VSTi plugin, Sonic­Cell Librarian, SonicCell Playlist Editor en online handleidingen voor elke editor geïnstalleerd.
De online handleiding van elke editor vindt u onder Windows ‘Start | Alle programma’s | SonicCell Editor’ map. De online handleidingen zijn PDF bestanden. U heeft Adobe Reader (gratis) nodig om PDF bestanden te kunnen bekijken.
36
De SonicCell op een computer aansluiten

Mac OS X gebruikers

Om de driver en andere software te installeren, moet u inloggen als gebruiker met een administratieve account.
* Voor details, vraag de systeemadministrator van de gebruikte computer. * De bijgeleverde SONAR LE is niet compatibel met Mac OS.
De driver installeren
* Als een ‘Authentication’ dialoogvenster tijdens de installatie verschijnt, voert u het wachtwoord in, en klikt u
op [OK].
1 Start de computer op, terwijl alle USB kabels ontkoppeld zijn (behalve die van toetsenbord en
muis).
2 Plaats de ‘SonicCell Driver CD-ROM’ in de CD-ROM drive, ga naar de Driver map en dubbelklik
op ‘SonicCell USBDriver.pkg.
3 Dit bericht kan verschijnen: ‘This installer package needs to run a program to determine if it can
be installed. Continue?’ In dit geval klikt u op [Continue].
4 Een bericht verschijnt: ‘Welcome to Roland SonicCell Driver installer’.
Klik op [Continue].
5 Het bericht ‘Select a Destination’ verschijnt.
Klik om de drive te selecteren waarin het systeem geïnstalleerd wordt, en klik dan op [Continue].
6 Het bericht ‘Easy Install’ verschijnt.
Klik [Install] of [Upgrade].
7 In een bericht wordt aangegeven ‘Installing this software requires you to restart…’.
Klik [Continue with installation].
8 Een bericht geeft aan: ‘The software was successfully installed’. Klik op [Restart] om de computer
opnieuw op te starten.
GEBRUIKERSGIDS
37
GEBRUIKERSGIDS
SonicCell Editor installeren
1 Op de ‘SonicCell Driver CD-ROM’ gaat u naar de Editor map, en klikt u twee keer op ‘SonicCell
2 De installer wordt gestart. Volg de instructies in het scherm om verder te gaan met de installatie
Instellingen
Editorinstaller.mkpg’.
van SonicCell Editor.
Als u de SonicCell Editor installeert, worden de SonicCell Editor, SonicCell Librarian, SonicCell Play­list Editor, en online handleidingen voor elke editor geïnstalleerd.
De ‘Manual’ map binnen de map, waarin de SonicCell Editor is geïnstalleerd, bevat
online handleidingen voor elke editor. De online handleidingen zijn PDF bestanden. U heeft Adobe Reader (gratis) nodig om PDF bestanden te kunnen bekijken.
Mac OS X Audio Invoer/uitvoer instellingen
1 Gebruik een USB kabel om de SonicCell met de computer te verbinden, en zet dan de SonicCell
aan.
2 Bij ‘Systeem voorkeursinstellingen’ klikt u op ‘Geluiden’. 3 Kies ‘Roland SonicCell ** kHz’ voor de volgende instellingen.
(** is afhankelijk van de sample snelheid instelling van de SonicCell zelf).
• In de ‘Sound Effects’ tab, ‘Play alerts and sound effects through’.
• In de ‘Output’ tab, ‘Choose a device for sound output’.
• In de ‘Input’ tab, ‘Choose a device for sound input’.
Mac OS X MIDI invoer/uitvoer instellingen
1 Gebruik een USB kabel om de SonicCell met de computer te verbinden, en zet dan de SonicCell
aan.
2 In de ‘Applications – Utilities- map klikt u twee keer op ‘Audio MIDI Setup’, om dit op te starten. 3 Klik op de ‘MIDI Devices’ tab.
38
De SonicCell op een computer aansluiten
4 In het ‘Audio MIDI Setup’ dialoogvenster controleert u of ‘SonicCell’ wordt weergegeven.
* Indien ‘SonicCell’ niet wordt weergegeven of in grijs wordt getoond, is de SonicCell niet correct gede-
tecteerd. Klik op ‘Re-scan MIDI’. U kunt ook proberen om de SonicCell uit te zetten en dan weer aan.
* Als een andere versie van de driver is geïnstalleerd, kunnen de oude instellingen nog steeds bestaan.
In dit geval klikt u op het in grijs weergegeven ‘SonicCell’ of ‘Roland SonicCell’ om dit te selecteren, en klik dan op ‘Apparaat verwijderen’ om de instellingen te verwijderen.
5 Klik op ‘Apparaat toevoegen’. Een ‘Nieuw extern apparaat’ verschijnt. 6 Klik op het ‘Nieuw extern apparaat’ dat is toegevoegd, en klik dan op ‘View Information’. 7 In het ‘Apparaat naam’ veld van elk ‘Nieuw extern apparaat’, voert u de volgende namen in.
Eerste nieuw extern apparaat SonicCell
8 Sleep met de muis, zodat de omhoog/omlaag pijlen, die de invoer/uitvoer poorten aangeven,
als volgt zijn verbonden.
• Verbind de eerste omhoog/omlaag pijl van ‘SonicCell’ met de omhoog/omlaag pijl van de toegevoegde ‘SonicCell’.
9 Controleer of MIDI overdracht en ontvangst op normale wijze verloopt.
• Klik op ‘Test instellingen’. De muis cursor verandert in de vorm van een muzieknoot.
0 Klik op het toegevoegde externe apparaat. Als u geluid vanaf de geluidsmodule hoort, zijn de
instellingen correct.
A Klik nogmaals op ‘Test Setup’ om de test te beëindigen. 2 Sluit het ‘Audio MIDI Instellingen’ dialoogvenster. Hiermee zijn de instellingen voltooid.
GEBRUIKERSGIDS
Voordat de SonicCell met software wordt gebruikt
1 Gebruik een USB kabel om de SonicCell met de computer te verbinden, voordat u de software
opstart.
2 Bij de Audio Driver instellingen van de gebruikte software kiest u ‘Roland SonicCell ** kHz.’.
(** is afhankelijk van de sample snelheid van de SonicCell zelf).
3 Bij de MIDI Driver instellingen van de gebruikte software kiest u SonicCell.
Voor details raadpleegt u de handleiding van de software die u gebruikt.
39
GEBRUIKERSGIDS
Aansluitingen
fig.setsuzoku-Input.eps
Computer
Een microfoon of gitaar opnemen
(USB/Audio Interface)
Akoestische gitaar enz.
Condensator microfoon
Monitor versterker, enz.
Naar USB aansluiting van computer
USB kabel
USB COMPUTER
Dynamische microfoon
Keyboard
LINE (L)
MIC
LINE (R)
INPUT
Gitaar
(DC 48 V/10mA)
GUITAR (Hi-Z)
MIC
OUTPUT
Stel de INPUT LEVEL knop op MIN in, voordat aansluitingen gemaakt worden.
OPMERKING
* Om storingen en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten te voorkomen, zet u het
volume altijd helemaal laag, en schakelt u alle apparaten uit, voordat aansluitingen worden gemaakt.
* Wanneer aansluitkabels met weerstanden worden gebruikt, kan het volumeniveau van appara-
tuur die op de ingangen (INPUT) is aangesloten, laag zijn. Als dit het geval is, gebruik dan kabels zonder weerstanden.
* Afhankelijk van de locatie van de microfoons ten opzichte van de luidsprekers, kan rondzingen
ontstaan. Dit kan worden verholpen door:
1. De richting van de microfoon(s) te veranderen.
2. De microfoon(s) op meer afstand van de luidsprekers te plaatsen.
3. Volumeniveaus te verlagen.
fig.XLR/TRSJack.eps
* Dit instrument is uitgerust met geba-
lanceerde (XLR/TRS) jacks. Bedra­dingschema’s voor deze jacks worden hieronder getoond. Maak pas instellingen, nadat u de bedra­dingschema’s van andere appara­tuur, die u wilt gaan aansluiten, gecontroleerd heeft.
40
Een microfoon of gitaar opnemen (USB/Audio Interface)

Een microfoon aansluiten

Dynamische microfoon
Akoestische gitaar enz.
Condensator
microfoon
L/GUITAR/MIC
Input Source schakelaar

Een gitaar aansluiten

Gitaar
L/GUITAR/MIC
GEBRUIKERSGIDS
fig.setsuzoku-input-Mic.eps
Vereiste instellingen
INPUT SOURCE schakelaar
op ‘MIC’ ingesteld.
Bij aansluiten van een microfoon, die fantoom­voeding nodig heeft
zet fantoomvoeding aan (p.142).
fig.setsuzoku-input-guitar.eps
Vereiste instellingen
INPUT SOURCE schakelaar
Als de gitaar door een effect apparaat wordt gestuurd, voordat deze op de SonicCell wordt aangesloten op ‘LINE’ instellen’.
Als de gitaar rechtstreeks op de SonicCell wordt aangesloten, zonder door een effectap­paraat te gaan instellen op ‘GUITAR’.
Als u een effect wilt toepassen
zie p. 144.
Input Source schakelaar
41
GEBRUIKERSGIDS

De lijn (Line) ingang gebruiken

Toetsenbord
OUTPUT
LINE (R)
L/GUITAR/MIC
Input Source schakelaar

Het ingangvolume aanpassen

Het volumeniveau controleren
fig.dispInputLvmtr.eps
1 Druk op [INPUT], zodat dit verlicht is.
Het Input scherm verschijnt. Als het volume te hoog is, geeft de niveau meter onder in het Input scherm ‘CLIP’ aan.
fig.setsuzoku-input-Line.eps
Vereiste instellingen
INPUT SOURCE schakelaar
instellen op ‘LINE’.
Als u mono invoert (één kabel)
aansluiten op L (MONO)
Als u een effect wilt toepassen
zie p. 144.
Het volume aanpassen
1 Gebruik de [INPUT LEVEL] op het achterpaneel om het ingangvolume aan te passen.
Verhoog het volume zo ver mogelijk, zonder dat de ‘CLIP’ indicatie in de niveaumeter van het Input scherm verschijnt.
fig.InputVolume.eps
INPUT LEVEL
42
Een microfoon of gitaar opnemen (USB/Audio Interface)

Instellingen voor effecten op de ingang

Als u een effect op het geluid van de ingangjack wilt toepassen, verandert u de instellingen, zoals geschikt voor uw situatie.
Hetzelfde geluid, dat via de luidsprekers te horen is, naar de computer sturen
Input-b.eps
SonicCell
Monitor versterker enz.
GEBRUIKERSGIDS
Reverb, Chorus, Mastering
effect
Mic
Patch, Performance
Invoer
Input FX
Vereiste instellingen
1 Druk op [INPUT], zodat dit verlicht is.
Het Input scherm verschijnt.
Het geluid via InputFX (input effect) laten lopen
fig.disp-Input-Assign.eps
2 Draai aan [CURSOR VALUE] om de cursor naar ‘Assign’ te ver-
plaatsen.
3 Druk op [CURSOR/VALUE]. 4 Verander de waarde in ‘To Input FX’.
Meer over de Input ‘Assign’ instelling p.142. Het input effect type selecteren p.147.
fig.disp-InOutRouting.epsfig.disp-InOutRouting-ToCom.eps
De uitvoer naar computer instellen
5 Druk op [EFFECT], om naar het In/Out Routing scherm te gaan.
* De illustratie rechts is een voorbeeld van het IN/OUT Routing
scherm in de Performance mode.
Computer
6 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar ‘To Com’ te ver-
plaatsen.
7 Druk op [CURSOR VALUE].
Het To Computer scherm verschijnt.
43
GEBRUIKERSGIDS
fig.disp-ToCom-Type-Mix.eps
8 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar het ‘Type’ te
9 Druk op [CURSOR/VALUE]. 0 Verander de waarde van Type in ‘MIX’.
fig.disp-EffectSwitch.eps
Als het Input effect niet wordt toegepast
In het In/Out Routing scherm, drukt u op [MENU] om naar het Menu scherm te gaan. Zet het Input Effect op ‘ON’.
verplaatsen.
Meer over de ‘Type’ instelling van het To Computer scherm p.148.
MEMO
Als u meer gedetailleerde instellingen wilt maken, raadpleeg dan de volgende pagina’s.
• Input Effect p. 147
• Chorus Send Level p. 148
• Reverb Send Level p. 148
• Mastering Effect p. 181
Een effect, zoals reverb, toepassen op het geluid dat via de luidsprekers te horen is, terwijl het onbewerkte geluid op de computer wordt opgenomen
Input-a.eps
Monitor Amplifier etc.
Computer
Mic
SonicCell
Patch, Performance
Input
Reverb, Chorus, Mastering
Effect
Input FX
Vereiste instellingen
1 Druk op [INPUT], zodat dit verlicht is.
Het Input scherm verschijnt.
fig.disp-Input-Assign.eps
Het geluid via InputFX (input effect) sturen
2 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar ‘Assign’ te ver-
plaatsen.”
3 Druk op [CURSOR/VALUE].
44
Een microfoon of gitaar opnemen (USB/Audio Interface)
4 Verander de waarde in ‘To Input FX’.
Meer over de Input ‘Assign’ instelling p.142. Het input effect selecteren p.147 De diepte van chorus of reverb aanpassen p.148.
fig.disp-InOutRouting.epsfig.disp-InOutRouting-ToCom.eps
De uitvoer op computer instellen
5 Druk op [EFFECT] om naar het In/Out Routing scherm te gaan.
* De illustratie rechts is een voorbeeld van het IN/OUT Routing
scherm in de Performance mode.
6 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar ‘To Com’ te ver-
plaatsen.
7 Druk op [CURSOR VALUE].
Het To Computer scherm verschijnt.
fig.disp-ToComputer.eps
8 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar het ‘Type’ te
verplaatsen.
9 Druk op [CURSOR/VALUE]. 0 Verander de waarde van Type in ‘INPUT FX’.
Meer over de ‘Type’ instelling van het To Computer scherm p.148.
fig.disp-EffectSwitch.eps
Als het Input effect niet wordt toegepast
In het In/Out Routing scherm drukt u op [MENU] om naar het Menu scherm te gaan. Zet het Input Effect op ‘ON’.
GEBRUIKERSGIDS
MEMO
Als u meer gedetailleerde instellingen wilt maken, raadpleeg dan de volgende pagina’s.
• Input Effect p. 147
• Chorus Send Level p. 148
• Reverb Send Level p. 148
• Mastering Effect p. 181
45
GEBRUIKERSGIDS
In de SonicCell kunnen twee Wave uitbreidingskaarten (SRX serie, apart verkrijgbaar) geïnstalleerd wor­den. Golfvorm data, Patches en ritme sets worden op de Wave uitbreidingskaart opgeslagen. Zodoende kunt u het aantal beschikbare geluiden laten toenemen door de kaart in de SonicCell te installeren.

Waarschuwingen bij het installeren van een Wave uitbreidingskaart

Om het risico van schade aan interne componenten, dat door statische elektriciteit kan ontstaan, te voorkomen, neemt u het volgende in acht:
Voordat u de kaart aanraakt, pakt u eerst een metalen object vast (zoals een waterleiding), zodat u er
Pak de kaart alleen bij de hoeken vast. Raak de elektronische componenten of aansluitingen niet aan.
Bij het verwijderen van de schroeven, moet u de bijgeleverde Allen moersleutel gebruiken. Als u ander
gereedschap gebruikt, kan de kop van de schroef beschadigen.
fig.30-001-e
Om een schroef te verwijderen, draait u de inbussleutel tegen de klok in. Om de schroeven vast te draaien, draait u de inbussleutel met de klok mee.
Als u de schroeven vastzet, draai deze dan niet te stevig aan. Hierdoor kan de schroefkop doldraaien, waardoor de inbussleutel niet meer gebruikt kan worden.
Bij het installeren van Wave uitbreidingskaarten, verwijdert u alleen de gespecificeerde schroeven.
Zorg, dat de schroeven, die u verwijdert, niet in de SonicCell vallen.
Nadat de installatie van de Wave uitbreidingskaarten is voltooid, moet het deksel worden teruggeplaatst.
Pas op, dat u uw hand niet openhaalt aan de opening voor het installeren van de kaart.
Raak de print circuits of aansluiting terminals niet aan.
Gebruik geen overmatige kracht bij het installeren van een printplaat. Als deze de eerste keer niet goed past,
verwijder dan de kaart, en probeer het opnieuw.
Nadat de installatie van de printplaat is voltooid, controleert u uw werk nog een keer.

De Wave uitbreidingskaart installeren

OPMERKING
Door een Wave uitbreidingskaart te installeren, neemt het aantal Patches en drum sets voor Parts toe, maar het aantal Parts verandert niet. De Wave uitbreidingskaart kan geïnstalleerd worden door het deksel aan de bovenkant te verwijderen.
zeker van bent dat mogelijke statische elektriciteit, die u meedraagt, ontladen wordt.
Vast Los
46
De Wave uitbreidingskaart installeren
Hoe een Wave uitbreidingskaart geïnstalleerd
Om een Wave uitbreidingskaart te installeren, moet de deksel aan de bovenkant verwijderd worden. Kaarten kunnen in de EXP A-EXP B ruimtes geïnstalleerd worden. Deze ruimtes corresponderen met de Wave uitbreidingskaart groepen (XP-A-XP-B) als de uitbreidingen Wave, Patches en ritme sets worden gebruikt.
1 Voordat de Wave uitbreidingskaart geïnstalleerd wordt, zet u de SonicCell en alle aangesloten
apparaten uit, en haalt u alle kabels, inclusief het SonicCell netsnoer, uit de SonicCell.
fig.SRX-Install0-e.eps
2 Verwijder alleen de in het volgende dia-
gram aangegeven schroeven van de SonicCell, en verwijder het deksel aan de bovenkant.
vfig.SRX-Install3-e.eps
3 Steek de aansluiting van de Wave uitbrei-
dingskaart in de aansluiting van de rele­vante ruimte, en steek de board houder tegelijkertijd door de gaten van de Wave uitbreidingskaart, zoals in de volgende illustratie wordt getoond.
* Indien u hetzelfde type kaarten installeert,
zal slechts één kaart gedetecteerd worden.
fig.SRX-Install4-e.eps
Inbussleutel (2mm)
kaarthouder
Plaats deze zoals getoond,
voordat u de kaart installeert
Te verwijderen schroeven
Wave uitbreidingskaart
(SRX serie)
Aansluiting
4 Gebruik het installatie gereedschap beho-
rend bij de Wave uitbreidingskaart om de houders in de LOCK richting te draaien, zodat de kaart op zijn plaats wordt vast­gezet.
Installatie
gereedschap
LOCK
5 Gebruik de schroeven, die u bij stap 2
heeft verwijderd, om het deksel weer vast te zetten.
GEBRUIKERSGIDS
47
GEBRUIKERSGIDS
De geïnstalleerde Wave uitbreidings­kaarten controleren
Nadat de installatie van de wave uitbreidingskaarten is voltooid, controleert u of de kaarten correct wor­den herkend.
1 Zet de stroom aan, zoals bij ‘De stroom aanzetten’ (p.19) wordt uitgelegd.
fig.disp-Menu-left-Snd.eps
2 Druk op [MENU].
fig.disp-menu-right-info.eps
3 Draai aan [CURSOR/VALUE], om ‘SRX Info’ te selecteren.
Het menu scherm verschijnt.
fig.disp-SysSRXInfo.eps
4 Druk op [CURSOR/VALUE].
Druk om het System SRX Info scherm te laten verschijnen. Het System scherm verschijnt. Controleer of de naam van het geïnstalleerde Wave uitbreidingskaart wordt weergegeven.
OPMERKING
Als ‘-- -----‘ naast de geïnstalleerde slot naam verschijnt, is het mogelijk dat het geïnstalleerde Wave uitbreidingskaart niet correct is herkend. Installeer de Wave uitbreidingskaart opnieuw, op juiste wijze.
5 Druk op [EXIT] om het System scherm te verlaten.
fig.French_CSA
48
MEMO
49
MEMO
50
MEMO
51
MEMO
52

MIDI geluidsmodule

53

Overzicht

De SonicCell kan in zowel de Performance mode als de Patch mode als een MIDI geluidsmodule gebruikt worden.

Performance mode en Patch mode

Performance mode
In de Performance mode kunt u meerdere Patches of ritme sets gelijktijdig gebruiken. Een uitvoering bevat zestien ‘Parts’. Aan ieder Part kan een Patch of ritme set worden toegewezen, die vervolgens als ensemble gebruikt kunnen worden of gelui­den kunnen gestapeld worden om rijke texturen te creëren. Aangezien u in de Performance mode een extern MIDI appa­raat of sequencer software kunt gebruiken om de zestien Parts van de SonicCell individueel te besturen, is dit de mode die u het beste kunt gebruiken als u een song creëert.
In de fabrieksinstelling is de Performance mode geselecteerd.
De 64 preset performances van de SonicCell zijn gecreëerd voor de volgende doeleinden.
PRSTO1-33 voor song productie PRST34-64 om te spelen
Patch mode
In de Patch mode kunt u een aangesloten toetsenbord of ander apparaat gebruiken, om een enkele Patch op de SonicCell te spelen. Omdat u in de Patch mode een verscheidenheid aan effecten op een enkele Patch kunt gebruiken, kunnen bijzonder rijke texturen gespeeld worden. In de Patch mode is het ook gemakkelijk om het geselecteerde geluid te bewerken, daarom is dit de mode die u gebruikt voor het bewerken of creëren van uw eigen geluiden.
De opbouw van een Performance
Een performance (uitvoering) heeft een Patch of ritme set aan alle zestien Parts toegewezen, en kan 16 Parts tegelijk besturen. Omdat de geluidsgenerator van de SonicCell meerdere gelui­den (instrumenten) kan besturen, wordt dit een Multi-timbrale geluidsgenerator genoemd.
Part
Op de SonicCell is een ‘Part’ iets, waaraan u een Patch of ritme set toewijst. In de Performance mode heeft elke uitvoering 16 Parts en u kunt aan elk Part een Patch of ritme set toewijzen.
Hoe een Patch is opgebouwd
Patches zijn de basale geluidsconfiguraties, die u tijdens een uitvoering speelt. Elke Patch kan geconfigureerd worden, door maximaal vier Tones te combineren. Hoe deze vier Tones gecombineerd worden, wordt door de Structure Type parameter bepaald.
Patch
Tone1Tone2Tone3Tone
Voorbeeld 1: een Patch bestaande uit slechts n Tone (Tones 2-4 zijn uitgeschakeld)
4
Patch
Tone1Tone2Tone3Tone
Voorbeeld 2: een Patch bestaande uit vier Tones.
4
Tones
Op de SonicCell zijn Tones de kleinste eenheid van geluid. Het is niet mogelijk om een Tone op zichzelf te spelen. De Patch is de geluidseenheid, die gespeeld kan worden, en de Tones zijn de basale bouwblokken, die de Patch vormen.
Tone
LFO 1 LFO 2
Performance
54
Part 1
Part 16
Patch/
Rhythm Set
WG
Pitch
Envelope
audio signal
TVF
TVF
Envelope
TVA
TVA
Envelope
control signal
WG (Wave Generator)
Specificeert de PCM golfvorm (golf), die de basis van het
geluid vormt, en bepaalt hoe de toonhoogte van het geluid zal veranderen.
TVF (Time Variant Filter)
Specificeert hoe de frequentie componenten van het geluid zullen veranderen.
TVA (Time Variant Amplifier)
Specificeert de volumeveranderingen en de positie van het geluid in een stereo geluidsveld.
Envelope
U kunt Envelope gebruiken om veranderingen in het geluid binnen een bepaald tijdsbestek te laten optreden. Er zijn aparte envelopes voor Pitch, TVF (Filter), en TVA (volume).
LFO (Low Frequency Oscillator)
Gebruik de LFO om cyclische veranderingen (modulatie) in een geluid te creëren. De SonicCell heeft twee LFO’s. Deze kunnen apart of beiden toegepast worden, om de WG (toonhoogte), TVF (filter), en/of TVA (volume) te beïnvloeden. Wanneer een LFO op de WG toonhoogte wordt toegepast, wordt een vibrato effect geproduceerd. Als een LFO op de TVF cutoff frequentie wordt toegepast, wordt een wah effect geproduceerd. Wanneer een LFO op het TVA volume wordt toegepast, wordt een tremolo effect geproduceerd.
Hoe een ritme set is gestructureerd
Ritme sets zijn groepen of een aantal verschillende percussie instrumentgeluiden. Omdat percussie instrumenten over het algemeen geen melodieën spelen, hoeft een percussie instru­mentgeluid geen ladder op het toetsenbord te kunnen spelen. Het is echter belangrijker dat zoveel mogelijk percussie instru­menten tegelijkertijd voor u beschikbaar zijn. Daarom produ­ceert elke toets (noot nummer) van een ritme set en ander per­cussie instrument.
Rhythm Set
Note number 98 (D7)
Note number 97 (C#7)
Note number 36 (C2)
Note number 35 (B1)
Rhythm Tone (Percussion instrument sound)
WG
Pitch
Envelope
* Er zijn vier wave generators voor elke ritmegeluid
(percussie instrument geluiden).
* LFO is niet inbegrepen bij de ritme geluiden (percussie
instrument geluiden).
TVF
TVF
Envelope
TVA
TVA
Envelope
Overzicht
Het aantal stemmen berekenen
De SonicCell kan maximaal 128 noten gelijktijdig spelen. De polyfonie of het aantal stemmen (geluiden) verwijst niet alleen naar het aantal Patches, dat op dat moment feitelijk gespeeld wordt, maar verandert volgens het aantal Tones dat in de Patches wordt gebruikt, en het aantal golven dat in de Tones wordt gebruikt. De volgende methode kiest u voor het berekenen van het aantal geluiden, dat voor één gespeelde Patch wordt gebruikt. (Aantal gespeelde Patches) x (Aantal Tones gebruikt door gespeelde Patches) x (Aantal golven gebruikt in de Tones). Bijvoorbeeld, een Patch die vier Tones bevat, waarvan elke Tone twee golven gebruikt, zal acht noten aan polyfonie gebruiken. Tevens, als u in de Performance mode speelt, wordt het aantal geluiden van elk Part geteld om het totale aantal geluiden van alle Parts te verkrijgen.
Hoe een Patch klinkt
Wanneer de SonicCell wordt gevraagd om meer dan 128 stemmen tegelijkertijd te spelen, zullen op dat moment klinkende noten worden uitgezet om plaats te maken voor de nieuw gevraagde noten. De noot met de laagste prioriteit zal het eerst worden uitgezet. De volgorde van prioriteit wordt door de Patch Priority instelling (p.90) bepaald. Patch Priority kan op ‘LAST’ of ‘LOUDEST’ worden ingesteld. Wanneer ‘LAST’ is geselecteerd, zal een nieuw gevraagde noot, die de 128 limiet overschrijdt, maken dat de eerste gespeelde noot, van de noten die op dat moment klinken, wordt uitgezet. Wanneer ‘LOUDEST’ is geselecteerd, wordt de zachtste noot, van de op dat moment klinkende noten, uitgezet. Gewoonlijk is ‘LAST’ geselecteerd.
Noot prioriteit in Performance mode
Omdat de Performance mode meestal wordt gebruikt voor het spelen van een ensemble, dat uit verscheidene Patches bestaat, is het belangrijk te besluiten, welke Parts prioriteit hebben. Prioriteit wordt door de Voice Reserve instellingen (p.71) gespecificeerd. Als een noot binnen een Patch moet worden uitgezet om plaats te maken voor een nieuwe noot, wordt de Patch Priority instelling van de Patch toegepast (p.90).
Voice Reserve
De SonicCell heeft een Voice Reserve functie, waarmee u een klein aantal noten kunt reserveren, dat altijd voor elk Part beschikbaar zal zijn. Bijvoorbeeld, als Voice Reserve op ‘10’is ingesteld voor Part 16, zal er voor Part 16 altijd 10 noten aan geluidsproducerende capaciteit beschikbaar zijn, zelfs als het totaal van meer dan 128 noten (totaal van alle Parts) wordt gevraagd. Als u Voice Reserve instellingen maakt, moet u rekening houden met het aantal noten, dat u voor elk Part wilt laten spelen, alsmede het aantal Tones dat door de
55
Overzicht
geselecteerde Patch wordt gebruikt (p.71). Het is niet mogelijk om Voice Reserve instellingen te maken, die maken dat het totaal van alle Parts meer is dan 64 stem­men.

Over de effecten

De SonicCell heeft ingebouwde effect eenheden, en de instel­lingen van elke eenheid kunnen onafhankelijk bewerkt wor­den.
Multi-effecten
De multi-effecten zijn effecten voor meerdere doeleinden, die het geluidstype geheel veranderen, door het geluid zelf te veranderen. 78 verschillende effect types zijn beschikbaar. Selecteer en gebruik het type dat past bij hetgeen u wilt bereiken. Naast effect types, die uit eenvoudige effecten zijn opgebouwd, zoals Distortion, Flanger en soortgelijke effecten, kunt u ook een brede verscheidenheid aan andere effecten instellen, en deze zelfs in serie of parallel schakelen. Verder, terwijl cho­rus en reverb binnen de multi-effect types te vinden zijn, wor­den de volgende chorus en reverb met een ander systeem behandeld. In de Performance mode kunnen drie multi-effect types gelijktijdig geselecteerd worden. Hiernaar wordt verwe­zen als MFX1, MFX2 en MFX3. In de Patch mode kan één multi-effect gebruikt worden.
Effecten in de Performance mode
De multi-effecten, chorus, en reverb effecten kunnen voor elke uitvoering (performance) individueel worden ingesteld. De intensiteit van elk effect wordt voor elke Part ingesteld. Als u in de Performance mode effecten toepast, zullen de effect instellingen van de Patch of ritme set, die aan elk Part zijn toegewezen, genegeerd worden, en de effect instelling van de uitvoering zal gebruikt worden. Daarom kunnen de effecten van dezelfde Patch of ritme set verschillen, wanneer deze in de Patch mode en de Performance mode worden gespeeld. Echter, afhankelijk van de instellingen, kunnen effect instellin­gen van een Patch of ritme set die aan een Part zijn toegewe­zen, op de gehele uitvoering worden toegepast.
Uitvoering
Part 1
Part 16
Patch
Tone
Multi-effecten
Chorus Reverb
Chorus
Chorus maakt het geluid dieper en ruimtelijker. U kunt selecte­ren of dit als een chorus effect of een delay (vertraagd) effect gebruikt zal worden.
Reverb
Reverb voegt de weerkaatsing karakteristieken van concertza­len of theaters toe. Er zijn vijf verschillende types beschikbaar, dus u kunt het type dat geschikt is voor hetgeen u wilt doen, selecteren en gebruiken.
Mastering effect
Dit is een stereo compressor (limiter), die op de uiteindelijke uitvoer van de SonicCell wordt toegepast. Deze heeft onafhan­kelijke hoge, midden en lage reeksen. Dit comprimeert, onaf­hankelijk voor de hoge frequentie, middenfrequentie en lage frequentie reeksen, alle geluiden die een gespecificeerd niveau overschrijden, waardoor het volume consistenter wordt.
Effecten in de Patch mode
De multi-effecten, chorus en reverb effecten kunnen voor elke Patch/ritme set afzonderlijk worden ingesteld. Door aanpas­sing van het signaalniveau, dat naar elke effect eenheid wordt gezonden (Send Level), kan de intensiteit van het effect, dat op elke Tone wordt toegepast, bestuurd worden.
Patch
Tone
Ritme set
A0
Ritme
C8
Tone
Multi-effecten
Chorus Reverb
Multi-effecten
Chorus Reverb
56

Over geheugen

Patch en Performance instellingen worden opgeslagen in wat het geheugen wordt genoemd. Er zijn drie soorten geheugen: tijdelijk, herschrijfbaar en niet herschrijfbaar.
USB geheugen
Song
SMF
Audio File
System
Patch
256
Rhythm Set
32
Performance
64
Reserve­kopie (Backup)
System
User
Patch
256
Rhythm Set
32
Performance
64
Schrijven
Performance
64
Rhythm Set
Selecteren
32
Preset F (PR-F)
Preset E (PR-E)
Preset D (PR-D)
Preset C (PR-C)
Preset B (PR-B)
Preset A (PR-A)
Patch
128
Preset
Preset G (PR-G)
GM (GM2)
Rhythm Set
Selecteren
Tijdelijk gebied
Patch
256
9
Herstellen
Selecteren
Overzicht
Als u op de SonicCell speelt, wordt geluid geproduceerd, gebaseerd op data in het tijdelijke gebied. Als u een Patch of Performance bewerkt, wordt de data niet rechtstreeks in het geheugen gewijzigd. U kunt de data oproepen in het tijdelijke gebied en daar bewerken. Instellingen in het tijdelijke gebied zijn tijdelijk, en zullen verlo­ren gaan als de stroom wordt uitgeschakeld of als een andere Patch of Performance wordt geselecteerd. Om de gewijzigde instellingen te behouden, moeten deze in het herschrijfbare geheugen worden opgeslagen.
Herschrijfbaar geheugen
Systeem geheugen
In het systeem geheugen worden systeem parameter instellin­gen opgeslagen, die bepalen op welke manier de SonicCell functioneert. Om systeem parameters op te slaan, voert u System Write uit (p.176, p.150). Gebruikers (User) geheugen
Gebruikersgeheugen
Het gebruikersgeheugen is waar u normaalgesproken de data die u nodig heeft opslaat. Om een uitvoering op te slaan, voert u Performance Write uit (p.73). Om een Patch op te slaan, voert u Patch Write uit (p.116). Om een ritme set op te slaan, voert u Rhythm Set Write uit (p.131).
USB geheugen
De Performance/Patches/ritme sets in het gebruikersgeheu­gen, en de systeem instellingen in het systeem geheugen, kun­nen samen in het USB geheugen worden opgeslagen.
SelecterenSelecteren
EXP A slot
Patch
Rhythm Set
EXP B slot
Patch
Rhythm Set
Wave uitbreidingskaart
Tijdelijk geheugen
Tijdelijk gebied
Dit is het gebied, waarin de data van de Patch of Perfor­mance, die u selecteerde met gebruik van de paneelknoppen, zich bevindt.
Niet herschrijfbaar geheugen
Preset geheugen
Data in het Preset geheugen kan niet herschreven worden. U kunt echter wel instellingen uit het Preset geheugen in het tijde­lijke gebied optoepen, deze wijzigen, en de gewijzigde data in het herschrijfbare geheugen opslaan.
Wave uitbreidingskaarten (optioneel: SRX serie)
De SonicCell kan worden uitgerust met twee Wave uitbrei­dingskaarten (optioneel: SRX serie). Wave uitbreidingskaar­ten bevatten data, Patches en ritme sets, die deze Wave data gebruiken, welke rechtsreeks in het tijdelijke gebied opgeroe­pen en gespeeld kan worden.
57
De SonicCell in de Performance mode gebruiken

Het MIDI INST (MIDI geluidsmodule) scherm bekijken

1. Druk op [MIDI INST], zodat de indicator verlicht is.
Het MIDI INST scherm verschijnt.
fig.disp-MIDI-top01
(1)(
* Als Sound Mode (p.60) op ‘Patch’ is ingesteld, zal het
Patch Play scherm (p.82) verschijnen. In dit geval drukt u [MIDI INST] en [PART VIEW] gelijktijdig in om naar het MIDI INST scherm van de Performance mode te gaan.
Parameter Waarde Uitleg
(1) Performance group USER, PRST
(3)
)
2
Selecteert de Performance groep
USER: User PRST: Preset
Selecteert de uitvoering (Performance)
2. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar de parameter die u wilt bewerken te verplaatsen.
3. Druk op [CURSOR/VALUE] om de waarde te selecteren.
fig.disp-MIDI-top02
4. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de waarde te bewerken.
5. Als u klaar bent met bewerken, drukt u op [CURSOR/
VALUE].
(2)
(3)
58
Performance number/name
Settings for each Part
01–64
-, M, S, *
De 64 preset uitvoeringen van de SonicCell zijn gecreëerd om te kunnen gebruiken bij:
PRST01–33 Voor song productie PRST34–64 Om af te spelen.
U kunt voor ieder Part selecteren of het geluid al dan niet hoorbaar is.
-: Geluid is hoorbaar M (mute): Het geluid is tijdelijk niet hoorbaar (stil gemaakt). S (solo): Selecteert het enige Part, dat hoorbaar zal zijn. Parts, die niet op Solo
zijn ingesteld, worden op Mute ingesteld.
*: In de SonicCell Editor kunnen mute en solo apart worden ingesteld. In
dit geval wordt ‘*’ getoond bij Parts, waarvoor zowel mute als solo is gespecificeerd.

Het menu scherm bekijken (Performance Menu scherm)

1. Druk op [MIDI INST], zodat de indicator verlicht is.
Het MIDI INST scherm verschijnt.
2. Druk op [MENU].
Het Performance menu scherm verschijnt. Het Performance menu scherm heeft de structuur, die in de illustratie aan de rechterkant wordt getoond. U kunt [CURSOR/VALUE] naar rechts of links draaien om van scherm te veranderen.
3. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar het onderdeel dat u wilt bewerken te verplaatsen.
4. Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het corresponderende scherm te gaan.
Parameter Uitleg
Snd (Sound) Mode
General
MIDI Filter
Ctrl Init (Sound Control Initialize)
Prf Init (Performance Initialize)
Write (Performance Write)
System Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System scherm te gaan (p.176). Utility Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Utility scherm te gaan (p.182).
Demo Play
SRX Info (SRX Information)
Version (Version Information)
Hiermee schakelt u tussen de Performance mode en de Patch mode. Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Sound Mode scherm te gaan (p.60).
Specificeert het aanbevolen tempo van de uitvoering. Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Performance General scherm te gaan (p.60).
Zet ontvangst van verscheidene MIDI berichten voor elk Part aan/uit. Druk op [CURSOR VALUE] om naar het Perform MIDI Filter scherm te gaan (p.60).
Initialiseert de waardes van alleen de volgende aan geluid gerelateerde parameters van de huidige uitvoering (p.73). Cutoff Offset, Resonance Offset, Attack Offset, Release Offset, Decay Offset, Vibrato Rate, Vibrato Depth, Vibrato Delay.
Initialiseert de instellingen van de huidige uitvoering (p.73).
Slaat de huidige uitvoering als user data op. Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Performance Name scherm te gaan (p.73).
Als u op [CURSOR/VALUE] drukt, zal de demo songlijst verschijnen. * Voor details over het spelen van de demo songs, zie p.15
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System SRX Info scherm te gaan (p.180).
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System Version Info scherm te gaan (p.180).
en p.168.
Overzicht
59
Overzicht

De geluidsmode veranderen (Sound Mode scherm)

Dit specificeert de mode van de MIDI geluidsgenerator. De huidige mode is gemarkeerd.
1. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor te verplaatsen, en druk op [CURSOR/VALUE] om de keuze voor een bepaalde mode te bevestigen.
Als u ‘Performance’ selecteert, en op [CURSOR/VALUE] drukt, zal het volgende scherm verschijnen.
fig.disp-PerformanceTop

Het aanbevolen uitvoeringstempo specificeren (Performance General scherm)

Parameter Waarde Uitleg
Als u wilt dat het systeem tempo verandert, wanneer u van uitvoering verandert,
Recommend Tempo 20–250
specificeert u het tempo dat na deze verandering in werking zal treden. Deze instelling is geldig als de Seq Tempo Override op ‘ON’ staat. Om deze instelling in te schakelen, zet u Tempo Override aan (p.177).

Aan MIDI gerelateerde instellingen (Perform MIDI Filter scherm)

In het Perform MIDI Filter scherm kunt u de volgende parameters van elk Part bewerken
Parameter Waarde Uitleg
PC (Receive Program Change Switch)
BS (Receive Bank Select Switch)
PB (Receive Pitch Bend Switch)
PA (Receive Polyphonic Key Pressure Switch)
CA (Receive Channel Pressure Switch)
_, O
_, O
_, O
_, O
_, O
Bepaalt, op basis van een individueel Part of MIDI program change berich­ten worden ontvangen (O) of niet worden ontvangen (_).
Bepaalt, op basis van een individueel Part of MIDI bank select berichten worden ontvangen (O) of niet worden ontvangen (_).
Bepaalt, op basis van een individueel Part of MIDI Pitch bend berichten worden ontvangen (O) of niet worden ontvangen (_).
Bepaalt, op basis van een individueel Part of MIDI polyphonic key pressure berichten worden ontvangen (O) of niet worden ontvangen (_).
Bepaalt, op basis van een individueel Part of MIDI channel pressure berich­ten worden ontvangen (O) of niet worden ontvangen (_).
60
Parameter Waarde Uitleg
MD (Receive Modulation Switch)
VO (Receive Volume Switch)
PN (Receive Pan Switch)
EX (Receive Expression Switch)
HD (Receive Hold 1 Switch)
_, O
_, O
_, O
_, O
_, O
Bepaalt, op basis van een individueel Part of MIDI modulatie berichten wor­den ontvangen (O) of niet worden ontvangen (_).
Bepaalt, op basis van een individueel Part of MIDI volume berichten wor­den ontvangen (O) of niet worden ontvangen (_).
Bepaalt, op basis van een individueel Part of MIDI pan berichten worden ontvangen (O) of niet worden ontvangen (_).
Bepaalt, op basis van een individueel Part of MIDI expressie berichten wor­den ontvangen (O) of niet worden ontvangen (_).
Bepaalt, op basis van een individueel Part of MIDI Hold 1 berichten wor­den ontvangen (O) of niet worden ontvangen (_).
Zet Phase Lock op ‘O’ als u discrepanties in de timing van de Parts, die op hetzelfde MIDI kanaal worden gespeeld, wilt onderdrukken.
Overzicht
PL (Phase Lock Switch)
VC (Velocity Curve Type)
_, O
_, 1–4
Als de Phase Lock parameter op ‘O’ staat, worden Parts op hetzelfde MIDI kanaal in een toestand geplaatst, waarin hun timing overeenkomt, zodat deze gelijktijdig gespeeld kunnen worden. Dienovereenkomstig kan een bepaalde tijd verstrijken tussen ontvangst van de Note berichten en het spelen van de geluiden. Zet deze instelling op ‘O’, wanneer nodig.
Velocity Curve selecteert één van de vier volgende Velocity Curve types voor elk MIDI kanaal, die het best bij de aanslag van het aangesloten MIDI toetsenbord past. Zet dit op ‘-` als u de velocity curve van het MIDI toetsen­bord zelf gebruikt.
2134
Menu scherm.................................................................................................................
Vanuit het Perform MIDI Filter scherm drukt u op [MENU] om naar het MIDI Filter scherm te gaan. Druk nog een keer op [MENU] om naar het Perform MIDI Filter scherm terug te keren.
Parameter Uitleg
PC, BS, PB, PA, CA, MD, VO, PN, EX, HD, PL, VC
De cursor gaat naar het huidige Part van het onderdeel, dat u in het Perform MIDI Filter scherm heeft geselecteerd.
61
Overzicht

De Part instellingen bekijken (Part View scherm)

1. Druk op [MIDI INST], zodat de indicator oplicht.
Het MIDI INST scherm verschijnt.
2. Verplaats de cursor naar het Part, dat u wilt bewerken, en druk op [PART VIEW].
De [PART VIEW] indicator is verlicht, en het Part View scherm verschijnt.
Als het Patch type Patch is
Als u het Patch type van het huidige Part in de Performance mode op ‘Patch’ heeft ingesteld, zal het volgende scherm verschijnen.
fig.disp-PartView-p
(1)
(2) (3)
(4)
(5)(
)
6
fig.disp-PartView-01
(7)
(8) (9) (10)
Parameter Waarde Uitleg
Selecteert de Patch groep.
USER: Gebruiker
(1) Patch group
USER, PR-A–PR-G, GM XP-A, XP-B
PR-A–PR-G: Preset A–Preset G GM: General MIDI XP-A, XP-B: Wave uitbreidingskaart A, Wave uitbreidingskaart B
* Het is niet mogelijk om XP-A, XP-B te selecteren, tenzij een Wave uitbreidings-
kaart in de daarvoor bestemde ruimte is geplaatst.
(2) Patch type Patch, Rhythm Specificeert of het huidige Part een Patch of een ritme set zal gebruiken. (3) Current Part Part1–Part 16 Selecteert het Part (huidige Part), waarop uw operaties van invloed zijn.
Patch
(4)
number/name
001– Selecteert de Patch die door het huidige Part wordt gebruikt.
Specificeert of de categorie is afgesloten ( ) of niet is afgesloten ( ), als u
(5) Category lock
,
Patches selecteert. Als u de categorie afsluit, verschijnen alleen geluiden die binnen de betreffende categorie vallen, als u Patches selecteert.
(6) Patch category - - - –CMB Verandert de categorie. (7) LIST Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch List scherm te gaan (p.65, p.66). (8) PART Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Part Edit scherm te gaan (p.68).
(9) PATCH
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het bewerkingsscherm van de Patch die door het huidige Part wordt gebruikt te gaan (p.88).
Als u het preview icoon ( ) in ( ) verandert, kunt u een voorvertoning horen van het geluid, dat door die Patch wordt gespeeld.
(10) Preview
,
Met de systeem Preview instelling (p.179) kunt u aangeven hoe de voorvertoning klinkt.
62
Patch categorie
Categorie Inhoud
- - - No Assign Geen toewijzing PNO AC.Piano Acoustic Piano EP EL.Piano Electric Piano KEY Keyboards Overige toetsenborden (Clav, Harpsichord, enz.) BEL Bell Bell, Bell Pad MLT Mallet Mallet ORG Organ Electric and Church Organ ACD Accordion Accordion HRM Harmonica Harmonica, Blues Harp AGT AC.Guitar Acoustic Guitar EGT EL.Guitar Electric Guitar DGT DIST.Guitar Distortion Guitar BS Bass Acoustic & Electric Bass SBS Synth Bass Synth Bass STR Strings Strings ORC Orchestra Orchestra Ensemble HIT Hit&Stab Orchestra Hit, Hit WND Wind Winds (Oboe, Clarinet etc.) FLT Flute Flute, Piccolo BRS AC.Brass Acoustic Brass SBR Synth Brass Synth Brass SAX Sax Sax HLD Hard Lead Hard Synth Lead SLD Soft Lead Soft Synth Lead TEK Techno Synth Techno Synth PLS Pulsating Pulsating Synth FX Synth FX Synth FX (Noise etc.) SYN Other Synth Poly Synth BPD Bright Pad Bright Pad Synth SPD Soft Pad Soft Pad Synth VOX Vox Vox, Choir PLK Plucked Plucked (Harp etc.) ETH Ethnic Other Ethnic FRT Fretted Fretted Inst (Mandolin etc.) PRC Percussion Percussion SFX Sound FX Sound FX BTS Beat&Groove Beat and Groove DRM Drums Drum Set CMB Combination Andere Patches die Split en Layer gebruiken
Overzicht
63
Overzicht
Als het Patch type Rhythm Set is
Als u het type van de huidige Patch in de Performance mode op ‘Rhythm’ heeft ingesteld, zal het volgende scherm verschijnen:
fig.disp-PartView-r
Parameter Waarde Uitleg
(1) Rhythm Set group
(2) Patch type Patch, Rhythm Specificeert of het huidige Part een Patch of ritme set zal gebruiken. (3) Current Part Part1–Part 16 Selecteert het Part (huidige Part), waarop uw operaties van invloed zijn.
(4)
(5) Editing key A0–C8
(6) LIST Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Rhythm Set List scherm te gaan (p.67). (7) PART Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Part Edit scherm te gaan (p.68).
(8) RHY
(9) Preview
(1)
(4)
(5)
Rhythm Set number/name
(2) (3)
(6)
(7) (8) (9)
Selecteert de ritme set groep. USER: Gebruiker
USER, PRST, GM, XP-A, XP-B
001– Selecteert de ritme set, die door het huidige Part wordt gebuikt.
,
PRST: Preset GM: General MIDI XP-A, XP-B: Wave uitbreidingskaart A, Wave uitbreidingskaart B
* Het is niet mogelijk om XP-A, XP-B te kiezen, tenzij een Wave uitbreidingskaart
in de corresponderende ruimte is geplaatst.
Selecteert de toets die u gaat bewerken, binnen de op dat moment geselecteerde ritme set.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het bewerkingsscherm van de ritme set, die door het huidige Part wordt gebruikt, te gaan (p.117).
Als u het preview icoon ( ) in ( )verandert, kunt u een voorvertoning horen van het geluid, dat door die Patch wordt gespeeld.
Met de systeem Preview instelling (p.179) kunt u aangeven hoe de voorvertoning klinkt.
64
Patches uit een Patch lijst op categorie selecteren (Patch List (Ctg) scherm)
Voor elk Part kunt u de Patch kiezen, uit een lijst doe op categorie is samengesteld.
* Als de stroom wordt aangezet, is de Patch lijst (CTG) geselecteerd.
Overzicht
1. Druk op [MIDI INST], zodat de indicator verlicht is.
Het MIDI INST scherm verschijnt.
2. Verplaats de cursor naar het Part, dat u wilt bewerken, en druk op [PART VIEW].
De [PART VIEW] indicator licht op, en het Part View scherm verschijnt.
3. Selecteer ‘LIST’, en druk op [CURSOR/VALUE].
Het Patch List (CTG) scherm verschijnt.
fig.disp-PatchL-Ctg
* Als het Patch List ) Grp) scherm het laatst werd
weergegeven, zal het Patch List (Grp) scherm verschijnen. In dit geval drukt u op [MENU] om naar het Group Select scherm te gaan, dan selecteert u ‘CATEG LIST’, en drukt u op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch List (Ctg) scherm te gaan.
4. Draai aan [CURSOR/VALUE] om een Patch te selecteren, en druk op [CURSOR/VALUE].
De Patch zal veranderen, en u keert naar het Part View scherm terug.
Menu scherm.................................................................................................................
Vanuit het Patch List (Ctg) scherm, drukt u op [MENU] om naar het Category Select scherm te gaan. Druk nogmaals op [MENU] om naar het Patch List (Ctg) scherm terug te keren.
Parameter Uitleg
Verandert de categorie (hoofd classificatie), en keert terug naar het Patch lijst scherm, dat op cate­gorie is samengesteld. U kunt de categorie veranderen, door de cursor naar de op dat moment geselecteerde categorie te verplaatsen (boven in het scherm) en op [CURSOR/VALUE] te drukken.
Hoofd classificatie
PNO: AC.Piano, EL.Piano
PNO, KBD, GTR, BAS, ORC, BRS, SYN, VCL, WLD
GROUP LIST
KBD: Keyboards, Bell, Mallet, Organ, Accordion, Harmonica GTR: AC.Guitar, EL.Guitar, Dist.Guitar BAS: Bass, Synth Bass ORC: Strings, Orchestra, Hit&Stab BRS: Wind, Flute, AC.Brass, Synth Brass, Sax SYN: Hard Lead, Soft Lead, Techno Synth, Pulsating, Synth FX, Other Synth VCL: Bright Pad, Soft Pad, Vox WLD: Plucked, Ethnic, Fretted, Percussion, Sound FX, Beat&Groove, Drums, Combination
Druk op [CURSOR/VALUE], om naar het Patch lijst (Grp) scherm te gaan (p.66). * Wanneer u eenmaal naar het Patch List (Grp) scherm bent gegaan, zal het Patch List (Grp) scherm
verschijnen, als u ‘LIST’ in het Part View scherm selecteert.
Categorie
65
Overzicht
Patches uit een Patch lijst op groep selecteren (Patch List (Grp) scherm)
U kunt de Patch voor elk Part kiezen uit een lijst die op groepen is samengesteld, zoals USER of uitbreidingskaart.
* Als de stroom wordt aangezet, is het Patch List (Ctg) scherm geselecteerd.
1. Druk op [MIDI INST], zodat de indicator oplicht.
Het MIDI INST scherm verschijnt.
2. Verplaats de cursor naar het Part dat u wilt bewerken, en druk op [PART VIEW].
De [PART VIEW] indicator is verlicht, en het Part View scherm verschijnt.
3. Selecteer ‘LIST’, en druk op [CURSOR/VALUE].
Het Patch List (Ctg) scherm verschijnt. Als de Patch List (Grp) scherm het laatst werd weergegeven, zal het Patch List (Grp) scherm verschijnen. Ga verder met stap 6.
4. Druk op [MENU] om naar het menu scherm te gaan.
5. Kies ‘GROUP LIST’, en druk op [CURSOR/VALUE].
Het Patch List (Grp) scherm verschijnt.
fig.disp-PatchL-Grp
6. Draai aan [CURSOR/VALUE] om een Patch te selecteren, en druk op [CURSOR/VALUE].
De Patch zal veranderen, en u keert naar het Part View scherm terug.
Menu scherm.................................................................................................................
Vanuit het Patch List (Grp) scherm, drukt u op [MENU] om naar het Group Select scherm te gaan. Druk nogmaals op [MENU] om naar het Patch List (Grp) scherm terug te keren.
Parameter Uitleg
Verandert de groep, en keert naar het Patch lijst op groep scherm terug
USR: Gebruiker
USR, A–G, GM, EXA, EXB
CATEG (Category) LIST
A–G: Preset A–Preset G GM: General MIDI EXA, EXB: Wave uitbreidingskaart A, Wave uitbreidingskaart B
* Het is niet mogelijk om EXA, EXB te selecteren, tenzij een Wave uitbreidingskaart in de daarvoor
bestemde ruimte is geplaatst.
Druk op [CURSOR/VALUE], om naar het Patch List (Ctg) scherm te gaan (p.65). * Als u eenmaal in het Patch List (Ctg) scherm bent, zal het Patch List (Ctg) scherm verschijnen, als
u ‘LIST’ in het Part View scherm selecteert.
66
Een ritme set uit een lijst selecteren (Rhythm Set List scherm)
Als het Patch type van het huidige Part ‘Rhythm’ is, kunt u een ritme set uit een lijst kiezen.
Overzicht
1. Druk op [MIDI INST], zodat de indicator oplicht.
Het MIDI INST scherm verschijnt.
2. Verplaats de cursor naar het Part, dat u wilt bewerken, en druk op [PART VIEW].
De [PART VIEW] indicator is verlicht, en het Part View scherm verschijnt.
3. Selecteer ‘LIST’, en druk op [CURSOR/VALUE].
Het Rhythm Set List scherm verschijnt.
fig.disp-RhythmList
4. Draai aan [CURSOR/VALUE] om een ritme set te selecteren, en druk op [CURSOR/VALUE].
De Patch verandert, en u keert naar het Part View scherm terug.
Menu scherm.................................................................................................................
Vanuit het Rhythm Set List scherm drukt u op [MENU] om naar het Group Select scherm te gaan. Druk nogmaals op [MENU] om naar het Rhythm Set List scherm terug te keren.
Parameter Uitleg
Verandert de groep, en keert naar het Patch lijst op groep scherm terug.
USR: Gebruiker
USR, PRESET, GM, EXA, EXB
PRESET: Preset GM: General MIDI EXA, EXB: Wave uitbreidingskaart A, Wave uitbreidingskaart B
* Het is niet mogelijk om EXA, EXB te selecteren, tenzij een Wave uitbreidingskaart in de daarvoor
bestemde ruimte is geplaatst.
67
Overzicht

Parts bewerken (Part Edit scherm)

1. Druk op [MIDI INST], zodat de indicator oplicht.
Het MIDI INST scherm verschijnt.
2. Verplaats de cursor naar het Part dat u wilt bewerken, en druk op [PART VIEW].
De [PART VIEW] indicator is verlicht, en het Part View scherm verschijnt.
3. Draai aan [CURSOR/VALUE] om ‘PART’ te selecteren, en druk op [CURSOR/VALUE].
Het Part Edit scherm verschijnt.
fig.disp-PartEdit01
4. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de parameter die u wilt bewerken te selecteren, en druk op [CURSOR/VALUE].
De waarde van de geselecteerde parameter wordt gemarkeerd. Als u ‘Scale Tune’ selecteert, zal een bewerkingsscherm verschijnen.
5. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de waarde te bewerken, en druk dan op [CURSOR/VALUE].
Menu scherm.................................................................................................................
Vanuit het Part Edit scherm drukt u op [MENU] om naar het Menu scherm te gaan. Het Menu scherm is gestructureerd, op de manier die in de illustratie aan de rechterkant te zien is. U kunt tussen schermen schakelen door [CURSOR/VALUE] naar rechts of links te draaien. Druk nogmaals op [MENU] om naar het Part Edit scherm terug te keren.
Parameter Uitleg
1–16 Verandert het huidige Part, en keert naar het Part Edit scherm terug.
SND (Sound Mode)
GEN (General)
MIDI (MIDI Filter)
CINI (Sound Control Initialize)
PINI (Performance Initialize)
Write (Performance Write)
System Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Utility scherm te gaan (p.182).
Utility
Demo Play Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System SRX Info scherm te gaan (p.180). SRX Info
(SRX Information) Version
(Version Information)
Hiermee kunt u tussen de Performance mode en de Patch mode schakelen. Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Performance General scherm te gaan (p.60).
Zet de ontvangst van verscheidene MIDI berichten van elk Part aan/uit. Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Perform MIDI Filter scherm te gaan (p.60).
Initialiseert de waardes van alleen de volgende aan geluid gerelateerde parameters van de huidige uitvoering (p.73).
• Cutoff Offset, Resonance Offset, Attack Offset, Release Offset, Decay Offset, Vibrato snelheid, Vibrato diepte, Vibrato Delay
Initialiseert de instellingen van de huidige uitvoering (p.73).
Slaat de huidige uitvoering als gebruikers data op. Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Performance Name scherm te gaan (p.73).
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het systeem scherm te gaan (p.176).
Als u op [CURSOR/VALUE] drukt, verschijnt de demo song lijst.
• Voor details over het afspelen van demo songs, zie p.15 en p.168.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System Version Info scherm te gaan (p.180).
Verandert het huidige Part, en keert naar het Part Edit scherm terug.
68
Overzicht
Part Edit scherm ............................................................................................................
Parameter Waarde Uitleg
Level 0–127
Pan L64–63R
Octave Shift -3–+3
Coarse Tune -48–+48
Fine Tune -50–+50
Past het volume van elk Part bij. Het hoofddoel van deze instelling is het aanpassen van de volumebalans tussen Parts.
Past de pan van elk Part aan. ‘L64’ is voor links,, ‘0’ is midden, en ‘63R’ is voor rechts.
Stelt de toonhoogte van het geluid van het Part omhoog of omlaag bij, in eenheden van een octaaf (+/- 3 octaven).
Stelt de toonhoogte van het geluid van het Part omhoog of omlaag bij, met stappen van halve noten (+/- 4 octaven).
Stelt de toonhoogte van het geluid van het Part omhoog of omlaag bij, in eenheden van 1 cent (1/100 van een halve toon) (+/- 50 cent).
Specificeert voor elk Part hoe het directe geluid wordt uitgestuurd. MFX: uitvoer in stereo via multi-effecten. U kunt ook chorus of reverb toepassen op het ge-
luid dat door de multi-effecten gaat.
L+R: stereo uitvoer naar de OUTPUT jack, zonder door de multi-effecten te gaan. L: uitvoer van L. R: uitvoer van R. PAT: de uitvoer bestemming van het Part wordt bepaald door de instellingen van de Patch
of ritme set, die aan het Part zijn toegewezen.
Output Assign
Output MFX (Output MFX Select)
Output Level 0–127
Chorus Send (Chorus Send Level)
Reverb Send (Reverb Send Level)
Cutoff Offset -64–+63
MFX, L+R, L, R, PAT
1–3
0–127
0–127
Bij mono uitvoer is de Pan instelling niet beschikbaar. Chorus en Reverb worden altijd mono uitgestuurd. Wanneer de instellingen zo zijn, dat signalen gesplitst worden en via de L en R jack worden uitgestuurd en er geen plug in de R jack is gestoken, worden de geluiden van L en R samen gemengd, en dan via de L jack uitgestuurd. Dit geluid omvat de geluiden van de L en R jacks. Als de Output Assign parameter op PAT is ingesteld, treden de uitgang niveau instellingen van de Patch of ritme set, en die van het Part in werking. Als u wilt, dat de verscheidene ni­veau instellingen van de Patch/Ritme set worden uitgedrukt zoals ze zijn, stelt u de verschei­dene Part niveaus op 127 (maximum) in. Meer over het instellen van elk effect vindt u op de hieronder getoonde pagina’s. Multi-effecten (p.78, p.192) Chorus (p.78, p.219) Reverb (p.79, p.220)
Specificeer welke multi-effecten, van de drie types die gelijktijdig gebruikt kunnen worden, u wilt gebruiken.
Stelt het volume van het directe geluid van elk Part in. Wanneer multi-effecten worden toegepast, stelt dit in hoeveel van het effect zal worden toe­gepast. Als multi-effecten niet worden toegepast, stelt dit het volume van het directe geluid in.
Past de hoeveelheid Chorus voor elk Part aan. Als u het Chorus effect niet wilt toepassen, stelt u dit op 0 in.
Past de hoeveelheid Reverb voor elk Part aan. Als u het Reverb effect niet wilt toepassen, stelt u dit op 0 in.
Past de cutoff frequentie van de Patch of ritme set die aan het Part is toegewezen aan. Patches hebben ook een Cutoff Offset instelling (p.90). De uiteindelijke Cutoff frequentie waarde is de som van de Tone Cutoff frequentie waarde en de Patch en Part Cutoff Offset waardes. Als de cutoff frequentie van de Tone als op ‘127’ (maximum) is ingesteld, zal er geen verandering geproduceerd worden door de Cutoff Offset op een positieve waarde in te stellen.
69
Overzicht
Parameter Waarde Uitleg
Past de Resonantie van de Patch of ritme set, die aan een Part is toegewezen aan. Patches hebben ook een Resonance Offset instelling (p.91). De uiteindelijke Resonance
Resonance Offset -64–+63
Attack Offset (Attack Time Offset)
Release Offset (Release Time Off­set)
Decay Offset (Decay Time Offset)
Mono/Poly
Legato Switch
Portamento Sw (Switch)
Portamento Time
Vibrato Rate -64–+63
Vibrato Depth -64–+63
Vibrato Delay -64–+63
-64–+63
-64–+63
-64–+63
MONO, POLY, PAT
OFF, ON, PAT
OFF, ON, PAT
0–127, PAT
waarde is de som van de Tone Resonance waarde en de Patch en Part Resonance Offset waardes. Als de resonantie van de Tone reeds op ‘127’ (maximum) is ingesteld, zal er geen verandering worden geproduceerd door de resonantie offset op een positieve waarde in te stellen.
Past de TVA/TVF Envelope Attack Time van een aan het Part toegewezen Patch of ritme set aan. Patches hebben ook een Attack Offset instelling (p.91). De uiteindelijke TVA Envelope Attack Time waarde is de som van de Tone’s TVA Envelope Time 1 instelling, de Attack Time Offset van de Patch, en de Attack Time Offset van het Part. Als de Time 1 parameter van de Tone reeds op ‘127’ (maximum)is ingesteld, zal er geen verandering worden geproduceerd door de Attack Time Offset op een positieve waarde in te stellen. Hetzelfde geldt voor de TVF En­velope.
Past de TVA/TVF Envelope Release Time van een aan het Part toegewezen Patch of ritme set aan. Patches hebben ook een Release Offset instelling (p.91). De uiteindelijke TVA Envelope Re­lease Time waarde is daarom de som van de Tone’s TVA Envelope Time 4 instelling, de Re­lease Time Offset van de Patch, en de Release Time Offset van het Part. Als de Time 4 parameter van de Tone reeds op ‘127’ (maximum)is ingesteld, zal er geen verandering in de Release Time Offset worden geproduceerd, zelfs niet als dit op een positieve waarde wordt inegsteld. Hetzelfde geldt voor de TVF Envelope.
Past de TVA/TVF Envelope Decay Time van de Patch of ritme set die aan een Part is toege­wezen aan.
Stelt in hoe de noten van de Patch worden gespeeld. De MONO instellinge is effectief als een solo instrument Patch wordt gespeeld, zoals sax of fluit.
MONO: slechts één noot per keer klinkt. POLY: twee of meer noten kunnen gelijktijdig gespeeld worden. PAT: het Part gebruikt de Mono/Poly instelling.
Deze instelling wordt genegeerd bij Parts waaraan een ritme set is toegewezen. Zet deze parameter op ‘ON’, als u de Legato mogelijkheid wilt gebruiken, en op ‘OFF’ als
u dit niet wilt gebruiken. Legato is een optie die alleen werkt als de Mono/Poly op MONO is inegsteld. Als Legato ON is, en een toets wordt ingedrukt als een andere al ingedrukt is, maakt dat de op dat moment klinkende toonhoogte van de noot in die van de nieuw ingedrukte toets verandert, terwijl deze blijft klinken. Dit kan effectief zijn als u de uitvoeringstechnieken zoals het ‘ham­mering on’ en ‘pulling off’ van een gitarist wilt simuleren. Als PAT geselecteerd is, treden de eigen instellingen van de Patch in werking. Deze instelling wordt genegeerd bij Parts waaraan een ritme set is toegewezen.
Specificeer of Portamento zal worden toegepast. Zet deze parameter op ‘ON’ als u Porta­mento wilt toepassen, en op ‘OFF’ als u dit niet wilt. Als u de Portamento Switch instelling van de aan het Part toegewezen Patch wilt gebruiken, zet u dit op ‘PAT’. Deze instelling wordt genegeerd bij Parts waaraan een ritme set is toegewezen.
Wanneer Portamento wordt gebruikt, specificeert dit de tijd waarbinnen de toonhoogte zal veranderen. Met hogere instellingen duurt het langer voordat de toonhoogte in die van de volgende noot verandert. Als u de Portamento Time instelling van de aan het Part toegewezen Patch wilt gebruiken, zet u dit op ‘PAT’. Deze instelling wordt genegeerd bij Parts waaraan een ritme set is toegewezen.
Pas de vibrato snelheid (de snelheid waarop de toonhoogte wordt gemoduleerd) van elk Part aan. Met hogere instellingen wordt de toonhoogte sneller gemoduleerd, met lagere instellin­gen wordt deze langzamer gemoduleerd.
Dit past de diepte van het vibrato effect voor elk Part aan (de diepte, waarop de toonhoogte wordt gemoduleerd). De toonhoogte wordt sterker gemoduleerd bij hogere instellingen en minder bij lagere instellingen.
Dit past de Time Delay, totdat het vibrato (toonhoogte modulatie) effect begint, voor elk Part aan. Hogere instellingen produceren een langere Delay tijd, totdat het vibrato begint. Lagere instellingen produceren een kortere tijd.
70
Parameter Waarde Uitleg
Dit verandert het volume en de cutoff frequentie van elk Part volgens de velocity, waarmee de toetsen worden ingedrukt. Als u wilt dat volume/cutoff frequentie hoger wordt bij sterk gespeelde noten, zet u deze parameter op een positieve (+) instelling. Als u wilt dat sterk gespeelde noten volume/cutoff frequentie verlagen, gebruikt u negatieve (-) instellingen. Zet
Velocity Sens Off (Velocity Sensitivity Offset)
-63–+63
Velocity Sensitivity op ‘0’ als u wilt dat geluiden op een vaststaand volume en met een vaste cutoff frequentie worden gespeeld, ongeacht de sterkte waarmee de toetsen worden ge­speeld. Patches bevatten ook een Velocity Sensitivity Offset instelling (Velocity Sens: p.91). De ultie­me Velocity Sensitivity Offset waarde is de som van de Velocity Sensitivity Offset’s van het Part en de Patch. Dienovereenkomstig, als de Velocity Sensitivity Offset parameter van de Patch op ‘127’ (maximum) is ingesteld, zal er geen verandering in de Velocity Sensitivity Off­set van het Part optreden, ook niet als deze op een positieve waarde wordt ingesteld.
Specificeert de verandering in toonhoogte in halve tonen (2 octaven), die optreden als de
Bend Range 0–24, PAT
Pitch Bend hendel wordt verplaatst. De hoeveelheid verandering als de hendel wordt bewo­gen, is voor de rechter en linkerkant op dezelfde waarde ingesteld. Als u de Pitch Bend Ran­ge instelling van de Patch die aan het Part is toegewezen wilt gebruiken, zet u dit op ‘PAT’.
Bepaalt wat er met het niveau van het Part gebeurt, als een noot, die lager is dan zijn gespe-
Key Fade Lower 0–127
cificeerde reeks op het toetsenbord, wordt gespeeld. Hogere instellingen produceren een meer geleidelijke verandering in volume. Als u wilt dat een Tone helemaal niet klinkt, wan­neer een noot onder de toetsenbord reeks wordt gespeeld, zet u deze parameter op 0.
Key Range Lower C-1–UPPER Specificeert voor elk Part de laagste noot, waarmee de Tone klinkt.
Key Range Upper
LOWER– G9
Specificeert voor elk Part de hoogste noot, waarmee de Tone klinkt. Het is niet mogelijk om Lower op een hogere waarde dan de Upper waarde in te stellen of om Upper op een lagere waarde dan die van de Lower in te stellen.
Dit bepaalt wat er met het niveau van het Part gebeurt, als een noot, die hoger is dan zijn gespecificeerde reeks op het toetsenbord, wordt gespeeld. Hogere instellingen produceren een meer geleidelijke verandering in volume. Als u wilt, dat een Tone helemaal niet klinkt, wanneer een noot boven de toetsenbord reeks wordt gespeeld, zet u deze parameter op 0.
Overzicht
Key Fade Upper 0–127
Niveau
0
Hoger
Toon Fade Lage waarde
Toets nummer
lager
Toon Fade Hoge waarde
127
Specificeert het aantal stemmen dat voor elk Part gereserveerd wordt, als meer dan 128 stem­men gelijktijdig worden gespeeld. * Het is niet mogelijk dat de instellingen van alle Parts meer dan 64 in totaal zijn [Het aantal stemmen dat in gebruik is berekenen]. Het aantal noten of ‘stemmen’ dat op de SonicCell gelijktijdig kan klinken, is afhankelijk van het aantal Tones in de Patches die u gebruikt, en het aantal toetsen dat wordt ingedrukt. Bijvoorbeeld, als u een noot speelt, met gebruik van een Patch die uit slechts één Tone be­staat, gebruikt u één stem aan polyfonie. SonicCell Tones kunnen twee golfvormen gebrui-
Voice Reserve 0–63, FULL
ken. Als de Tone van een Patch twee golfvormen gebruikt, wordt het aantal hiervoor vereiste stemmen verdubbeld. Wanneer twee toetsen worden ingedrukt, bij een Patch die vier Tones heeft, en elke Tone twee golfvormen gebruikt, worden in totaal zestien stemmen gebruikt. Dit getal wordt verkregen door de volgende berekening uit te voeren. Tel het aantal Tones in twee golfvormen, en vermenigvuldig dit aantal met 2. Tel het aantal Tones dat één golfvorm gebruikt hierbij op. Vermenigvuldig dit totaal met het aantal toetsen dat wordt ingedrukt. De SonicCell kan maximaal 128 Tones tegelijkertijd spelen. Onthoud dit als u de SonicCell mul­titimbraal gebruikt, en pas de Voice Reserve instellingen aan, zodat elk Part gegarandeerd is van minsten het minimale aantal stemmen dat het vereist.
Receive Channel 1–16 Specificeert het MIDI ontvangstkanaal van elk Part. Receive Switch OFF, ON Specificeer voor elk Part of MIDI berichten ontvangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Scale Tune OFF, ON
Op de SonicCell kunt u andere stemmingen dan de gelijkzwevende stemming gebruiken. Druk op [CURSOR/VALUE], om naar het Scale Tune scherm te gaan (p.72).
71
Overzicht
Scale Tune (stemming) instellingen (Scale Tune scherm)
In de Performance mode kunt u een andere stemming voor elk Part specificeren. Deze instelling zal echter voor de gehele uitvoering hetzelfde zijn.
1. In het Part Edit scherm selecteert u ‘Scale Tune’. Druk dan op [CURSOR/VALUE].
Het Scale Tube scherm verschijnt.
fig.disp-ScaleTune
Parameter Waarde Uitleg
C, C#, D, Eb, E, F, F#, G, G#, A, Bb, B
-64–+63
Past de toonhoogte van elke noot aan, in stappen van een cent (1/100 van een halve toon), gerelateerd aan een gelijkzwevende stemming.
• Gelijkzwevende stemming
Deze stemming verdeelt het octaaf in twaalf delen, en is de meest gebruikte stemmethode in de westerse muziek.
• Just Temperament (Grondtoon C)
In vergelijking tot de gelijkzwevende stemming, klinken de belangrijkste drieklanken rein in deze stemming. Het effect wordt echter in slechts één toonsoort verkregen, en de drieklanken zullen onduidelijk worden als u transponeert.
• Arabische stemming
In deze stemming zijn E en B een kwart noot lager, en zijn C#, F# en G# een kwart noot hoger, vergeleken bij de gelijkzwevende stemming.de intervallen tussen G en B, C en E, F en G#, Bb en C#, en Eb en F# hebben een natuurlijke terts, het interval tussen een majeur terts en een mineur terts. Op de SonicCell kan de Arabische stemming in de drie toonsoorten G, C en F worden gebruikt.
2. Draai aan [CURSOR/VALUE], om de toonsoort die u wilt bewerken te selecteren, en druk dan op [CURSOR/VALUE].
3. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de waarde te bewerken, en druk dan op [CURSOR/VALUE].
4. Als u klaar bent met bewerken, drukt u op [EXIT].
<Voorbeeld>
Noot naam
Gelijk­zwevende stemming
C 0 0 -6
C# 0 -8 +45
D 0 +4 -2
Eb 0 +16 -12
E 0 -14 -51 F 0 -2 -8
F# 0 -10 +43
G 0 +2 -4
G# 0 +14 +47
A 0 -16 0
Bb 0 +14 -10
B 0 -12 -49
Just temperament (grondtoon C)
Arabische stemming
72
Overzicht

Sound Control Initialize

Initialiseert de waardes van alleen de volgende aan geluid gerelateerde parameters voor de huidige uitvoering.
• Cutoff Offset, Resonance Offset, Attack Offset, Release Offset, Decay Offset, Vibrato Rate, Vibrato Depth, Vibrato Delay
Als u ‘Ctrl Init’ in het Performance Menu scherm selecteert (p.58), zal een bevestigingsbericht verschijnen.
1. Als u de initialisatie wilt uitvoeren, selecteert u ‘OK’, en
drukt u op [CURSOR/VALUE].
Indien u besluit niet uit te voeren, selecteert u ‘CANCEL’, en drukt u op [CURSOR/VALUE]. Nadat de initialisatie is voltooid, keert u naar het vorige scherm terug.

Performance Initialize

Initialiseert de instellingen van de huidige uitvoering.

Performance Write

Slaat de huidige uitvoering als gebruikersdata (user data) op.
Als u ‘Write’ in het Performance menu scherm selecteert (p.58), zal het Performance Name scherm verschijnen. In dit scherm kunt u een naam (Performance naam) van maxi­maal twaalf tekens aan de uitvoering die u opslaat toewijzen.
1. Verplaats de cursor naar de locatie, waar u een teken wilt invoegen, en druk op [CURSOR/VALUE].
2. Draai aan [CURSOR/VALUE] om het gewenste teken te selecteren, en druk dan op [CURSOR/VALUE] om dat teken in te voeren.
U kunt op [MENU] drukken om handige functies voor het invoeren van tekst te bekijken. U kunt nogmaals op [MENU] drukken om naar het vorige scherm terug te keren.
Als u ‘Perf Init’ in het Performance menu scherm selecteert (p.58), zal een bevestigingsbericht verschijnen.
1. Als u de initialisatie wilt uitvoeren, selecteert u ‘OK’, en drukt u op [CURSOR/VALUE].
Indien u besluit niet uit te voeren, selecteert u ‘CANCEL’, en drukt u op [CURSOR/VALUE]. Nadat de initialisatie is voltooid, keert u naar het vorige scherm terug.
Functie Uitleg
INSERT
DELETE
UNDO
3. Herhaal stappen 1 en 2 zo vaak als nodig.
4. Als u de naam van de uitvoering heeft ingevoerd,
verplaatst u de cursor naar ‘WRITE’, en drukt u op [CURSOR/VALUE].
Het Performance Write scherm verschijnt.
Druk op [CURSOR/VALUE] om een spatie in te voegen op de plaats van de cursor.
Druk op [CURSOR/VALUE] om het teken op de plaats van de cursor te verwijderen. Daarop volgende tekens worden naar voren verplaatst.
Terugkeren naar de onbewerkte naam van de uitvoering.
73
Overzicht
5. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de uitvoering, die als
opslag bestemming wordt gebruikt, te selecteren. Druk dan op [CURSOR/VALUE].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
6. Om de uitvoering in het geheugen op te slaan, selecteert u ‘OK’, en drukt u op [CURSOR/VALUE].
Indien u besluit niet op te willen slaan, selecteert u ‘CANCEL’. Druk dan op [CURSOR/VALUE]. Nadat de data is opgeslagen, keert u naar het vorige scherm terug.
74
Overzicht

Effecten bewerken

In de Performance mode kunnen drie multi-effecten worden gebruikt (MFX1, MFX2, MFX3), één chorus, en één reverb. Voor de drie multi-effecten, de chorus en de reverb, kunt u specificeren of deze werken volgens de effect instellingen van de uitvoering (Performance) of volgens de effect instellingen van de Patch of ritme set, die aan het door u gespecificeerde Part is toegewezen. De drie multi-effecten kunnen onafhankelijk worden gebruikt of u kunt er twee of drie in serie schakelen.
Signaalstroom...............................................................................................................
MFX Output
Part 16
Part 3
Part 2
Part 1
1 2
4 5
Patch (Rhythm) Output
Patch
(Rhythm)
3
6
MFX1
6
MFX2
6
MFX3
3
2
10 11
4
5
12
1
8 97
66
7
8
9
7
8
9
7
8
9
10
Chorus
Chorus Output
11
MAIN
12
REV
Reverb
Output
13
14
Reverb
1 5
6
7 9
10
11 12
13
14
13 14
Maak deze instellingen in het Part Edit scherm.
1
: Output Level, : Chorus Send, : Reverb Send, : Output Assign, : Output MFX
2 3 4 5
Maak deze instellingen in de MFX1-MFX3 schermen.
• Selecteer het multi-effect type, en bewerk de parameters. Maak deze instellingen in de MFX1-MFX3 Output schermen.
7 8 9
: Output Level, : Chorus Send Level, : Reverb Send Level
Maak deze instellingen in het Chorus scherm.
• Selecteer het Chorus type, en bewerk de parameters. Maak deze instellingen in het Chorus Output scherm.
11 12
: Output Level, : Output Select
Maak deze instellingen in het Reverb scherm.
• Selecteer het Reverb type, en bewerk de parameters. Maak deze instellingen in het Reverb Output scherm.
• Output Level
Mastering
Effect
LR
OUTPUT
p. 69
p. 78
p. 78
p. 78
p. 79
p. 79
p. 79
75
Overzicht
Procedure .....................................................................................................................
1. Vanuit het MIDI INST scherm of het Part View scherm drukt u op [EFFECTS].
De [EFFECTS] indicator is verlicht, en het Effect Routing scherm verschijnt.
fig.disp-PerformEfxSW01
4. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar de parameter die u wilt bewerken te verplaatsen.
5. Druk op [CURSOR/VALUE] om de waarde te markeren.
2. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar de
parameter die u wilt bewerken te verplaatsen.
3. Druk op [CURSOR/VALUE].
Als er een ‘SELECT’ indicator voor het waarde veld is, kunt u op [CURSOR/VALUE] drukken, om naar het bewerkingsscherm van de betreffende parameter te gaan.
6. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de waarde te bewerken, en druk dan op [CURSOR/VALUE].
7. Als u klaar bent met bewerken, drukt u op [EXIT].
Het Part View scherm verschijnt.
Menu schermen tijdens effectbewerking .........................................................................
Vanuit het Effect Routing scherm drukt u op [MENU], om naar het Menu scherm te gaan. Het menu scherm is opgebouwd, zoals in de illustratie rechts te zien is. U kunt tussen schermen schakelen, door [CURSOR/VALUE] naar rechts of links te draaien. Druk nogmaals op [MENU] om naar het Effect Routing scherm terug te keren.
Parameter Waarde Uitleg
FX1–FX3 (MFX1–MFX3)
CHO (Chorus Switch)
REV (Reverb Switch)
MST (Mastering Effect Switch)
CTRL1–CTRL3 (MFX1–3 Control)
Write (Performance Write)
System Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System scherm te gaan (p.176). Utility Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Utility scherm te gaan (p.182).
Demo Play
SRX Info (SRX Information)
Version (Version Information)
OFF, ON Specificeert of MFX1-3 gebruikt wordt (ON) of niet (OFF).
OFF, ON Specificeert of Chorus gebruikt wordt (ON) of niet (OFF).
OFF, ON Specificeert of Reverb gebruikt wordt (ON) of niet (OFF).
OFF, ON Specificeert of Mastering Effect gebruikt wordt (ON) of niet (OFF).
Maak instellingen voor het besturen van de multi-effecten via MIDI. Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het MFX1-3 Control scherm te gaan (p.81).
Slaat de huidige uitvoering als gebruikersdata op. Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Performance name scherm te gaan (p.73).
Als u op [CURSOR/VALUE] drukt, verschijnt de demo song lijst. * Meer over het spelen van de demo songs vindt u op p.15 en p.168.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System SRX Info scherm te gaan (p.180).
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System Version Info scherm te gaan (p.180).
76
Het te bewerken onderdeel selecteren (Effect Routing scherm)
Parameter Uitleg
Part (Part Output)
F1–F3 (MFX1–MFX3)
F1–F3 (MFX1–MFX3 Output)
C (Chorus)
C (Chorus Output)
R (Reverb)
R (Reverb Output)
M (Mastering Effect)
STRCT (MFX Structure)
SRC (Effect Source)
Bewerkt de Part instellingen. Door de cursor naar te verplaatsen, en op [CURSOR/VALUE] te drukken, kunt u naar het Part
Edit scherm gaan (p. 69). Bewerkt de multi-effect 1-3 instellingen. Door de cursor naar te verplaatsen, en op [CURSOR/VALUE] te drukken, kunt u naar het MFX1-
3 scherm gaan (p. 78). Bewerkt de aan uitvoer gerelateerde instellingen voor multi-effect 1-3. Door de cursor naar te verplaatsen, en op [CURSOR/VALUE] te drukken, kunt u naar het MFX1-
3 Output scherm gaan (p. 78). Bewerkt de Chorus instellingen.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Chorus scherm te gaan (p.78). Bewerkt de aan uitvoer gerelateerde instellingen voor Chorus. Door de cursor naar te verplaatsen, en op [CURSOR/VALUE] te drukken, kunt u naar het Chorus
Output scherm gaan (p. 79). Bewerkt de reverb instellingen.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Reverb scherm te gaan (p.79). Bewerkt de aan uitvoer gerelateerde instellingen voor Reverb. Door de cursor naar te verplaatsen, en op [CURSOR/VALUE] te drukken, kunt u naar het Reverb
Output scherm gaan (p. 79). Bewerkt de Mastering Effect instellingen.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Mastering Effect scherm te gaan (p.181). Specificeert hoe MFX1-3 gecombineerd zullen worden.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het MFX Structure scherm te gaan (p.80). Selecteert de manier waarop effecten zullen werken.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Effect Source scherm te gaan (p.80).
Overzicht
Als u de MFX3 locatie (p.149) op ‘Input FX’ heeft ingesteld bij In/Out Routing (p.144), kunt u MFX3 niet als een Performance effect gebruiken. In dit geval zal de MFX3 indicatie in het Effect Routing scherm er als volgt uitzien.
* Aan MFX3 gerelateerde instellingen worden in andere schermen dan het Effect Routing scherm weergegeven, en u kunt de
waardes bewerken, maar dit zal de uitvoering niet beïnvloeden, zolang MFX3 Location op Input FX is ingesteld.
77
Overzicht
De aan multi-effecten gerelateerde instellingen bewerken (MFX1-3/MFX1-3 Output schermen)
MFX1–3 schermen.........................................................................................................
Parameter Waarde Uitleg
00: THRU–78: SYMRESONANCE (MFX Type)
Parameters for each MFX type
Selecteert de multi-effect types die MFX1-MFX3 zullen gebruiken. Kies ’00: THRU’ als u geen multi-effect wilt toepassen.
Bewerk de parameters van het geselecteerde MFX type. Zie ‘Multi-Effects Parameter (MFX1-3, MFX)’ (p.192).
MFX1–3 Output schermen..............................................................................................
Parameter Waarde Uitleg
Output Level 0–127
Chorus Send Level 0–127
Reverb Send Level 0–127
Past het volume van het geluid dat door de multi-effecten is gegaan aan. Als u een multi-effect toepast, specificeert dit de diepte van het multi-effect. Als u geen multi­effect toepast, specificeert dit het volume van het oorspronkelijke geluid.
Past de hoeveelheid chorus aan, voor het geluid dat door de multi-effecten is ge­gaan. Als u het Chorus effect niet wilt toepassen, zet u dit op ‘0’.
Past de hoeveelheid Reverb aan, voor het geluid dat door de multi-effecten is ge­gaan. Als u het Reverb effect niet wilt toepassen, zet u dit op ‘0’.
Aan Chorus gerelateerde instellingen (Chorus/Chorus Output scherm)
Chorus scherm ..............................................................................................................
Parameter Waarde Uitleg
00: OFF–03: GM2 CHORUS (Chorus Type)
Parameters for each chorus type
Selecteert het chorus type. Kies ’00: OFF’, als u geen chorus wilt toepassen.
Bewerk de parameters van het geselecteerde chorus type. Zie ‘Chorus Parameters’ (p.219).
78
Overzicht
Chorus Output scherm ...................................................................................................
Parameter Waarde Uitleg
Output Level 0–127 Past het volume van het geluid dat door de chorus is gegaan aan.
Specificeert hoe het geluid, dat door de chorus wordt gestuurd, wordt uitgestuurd.
Output Select
MAIN, REV, M+R
MAIN: stereo uitvoer naar de OUTPUT jacks. REV: mono uitvoer naar reverb. M+R: stereo uitvoer naar de OUTPUT jacks, en mono uitvoer naar reverb.
Instellingen met betrekking tot reverb (Reverb/Reverb Output scherm)
Reverb scherm...............................................................................................................
Parameter Waarde Uitleg
00: OFF–03: GM2 REVERB (Chorus Type)
Parameters voor elk reverb type.
Selecteert de reverb types. Kies ’00: OFF’ als u geen reverb wilt toepassen.
Bewerk de parameters van het geselecteerde reverb type. Zie ‘Reverb parameters’ (p.220).
Reverb Output scherm ...................................................................................................
Parameter Waarde Uitleg
Output Level 0–127 Past het volume van het geluid dat door de reverb is gegaan aan.
79
Overzicht
De manier, waarop multi-effecten worden gecombineerd, veranderen (MFX Structure scherm)
Parameter Waarde Uitleg
Specificeer hoe MFX1-3 verbonden zullen worden.
MFX Structure
TYPE01– TYPE16
Als TYPE05-TYPE10 is geselecteerd, kan de SonicCell maximaal 64 geluiden gelijktijdig spelen.
Selecteren hoe effecten zullen werken (Effect Source scherm)
Parameter Waarde Uitleg
Selecteert de MFX1 instellingen, die door de uitvoering gebruikt zullen worden.
MFX1 Source PFM, P1–P16
MFX2 Source PFM, P1–P16
MFX3 Source PFM, P1–P16
Chorus Source PFM, P1–P16
Reverb Source PFM, P1–P16
Als u de uitvoeringsinstellingen wilt gebruiken, selecteer dan ‘PFM’. Als u de instellingen van de Patch/ritme set die aan één van de Parts is toegewezen wilt gebruiken, selecteert u het Part nummer (1-16).
Selecteert de MFX2 instellingen, die door de uitvoering gebruikt zullen worden. Als u de uitvoeringsinstellingen wilt gebruiken, selecteer dan ‘PFM’. Als u de instellingen van de Patch/ritme set, die aan één van de Parts is toegewe­zen wilt gebruiken, selecteert u het Part nummer (1-16).
Selecteert de MFX3 instellingen, die door de uitvoering gebruikt zullen worden. Als u de uitvoeringsinstellingen wilt gebruiken, selecteer dan ‘PFM’. Als u de instellingen van de Patch/ritme set, die aan één van de Parts is toegewe­zen wilt gebruiken, selecteert u het Part nummer (1-16).
Selecteert de chorus instellingen, die door de uitvoering gebruikt zullen worden. Als u de uitvoeringsinstellingen wilt gebruiken, selecteer dan ‘PFM’. Als u de instellingen van de Patch/ritme set, die aan één van de Parts is toegewe­zen wilt gebruiken, selecteert u het Part nummer (1-16).
Selecteert de reverb instellingen, die door de uitvoering gebruikt zullen worden. Als u de uitvoeringsinstellingen wilt gebruiken, selecteer dan ‘PFM’. Als u de instellingen van de Patch/ritme set, die aan één van de Parts is toegewe­zen wilt gebruiken, selecteert u het Part nummer (1-16).
80
Overzicht
MIDI gebruiken voor het besturen van de multi-effecten (MFX1-3 Control schermen)
Als u het volume van de multi-effect geluiden, de delay tijd van Delay en dergelijke met gebruik van een extern MIDI zou willen veranderen, zou u System Exclusive berichten - MIDI berichten exclusief voor de SonicCell - moeten verzenden. System Exclusive berichten zijn echter vaak te ingewikkeld, en de hoeveelheid data, die verzonden moet worden, kan erg groot worden. Daarom is een aantal van de multi-effect parameters op de SonicCell zo ontworpen, dat deze het gebruik van Control Change (of andere) MIDI berichten accepteren om veranderingen in hun waardes aan te brengen. U kunt bijvoorbeeld de Pitch Bend handel gebruiken om de hoeveelheid vervorming te veranderen of de aanslaggevoeligheid van het toetsenbord gebruiken om de delay tijd van Delay te veranderen. De parameters, die veranderd kunnen worden, zijn vooraf voor elk type multi-effect bepaald. Bij de parameters, die onder ‘Multi-Effects Parameter (MFX1-3, MFX)’ (p.192) worden beschreven, worden deze met een ‘#’ aangegeven. De functie, die u in staat stelt om MIDI berichten te gebruiken om deze veranderingen in realtime op de multi-effect parameters aan te brengen, wordt de Multi-Effects Control genoemd. U kunt maximaal vier regelingen voor elk multi-effect MFX 1-3 specificeren. Wanneer de Multi-Effects Control wordt gebruikt, kunt u de mate van regeling (Sens), de geselecteerde parameter (Dest), en het gebruikte MIDI bericht (Src) selecteren.
Door Matrix Control (p.95) in plaats van Multi-Effects Control te gebruiken, kunt u ook de parameters van sommige populaire multi­effecten in realtime veranderen.
Parameter Waarde Uitleg
Stelt het MIDI bericht in, dat met de Multi-Effects Control voor regeling van de multi-
OFF,
Control 1–4 Src (Source)
Control 1–4 Dest (Destination)
Control 1–4 Sens (Sensitivity)
Control Channel 1–16, OFF
CC01–CC31, CC33–95, PITCH BEND, AFTERTOUCH, SYS CTRL1–4
Refer to “Multi­Effects Parame­ter” (p. 192)
-63–+63
effect parameter gebruikt zal worden.
OFF: Multi-Effects Control zal niet gebruikt worden. CC01-31, 33-95: Controller nummers 1-31, 33-95 PITCH BEND: Pitch Bend AFTERTOUCH: Aftertouch SYS CTRL1-4: gebruikt de System Control instellingen (p.179).
Stelt de multi-effect parameter in, die met de Multi-Effects Control worden bestuurd. Welke multi-effect parameters, die voor besturing beschikbaar zijn, is afhankelijk van het multi-effect type.
Stelt in hoeveel van het multi-effect regeling effect toegepast zal worden. Als u de geselecteerde parameter in een positieve (+) richting– bijv. een hoger volume, naar rechts of sneller, enz. – vanuit de huidige instelling wilt wijzigen, selecteert u een positieve (+) waarde. Als u de geselecteerde parameter vanuit de huidige instelling in een negatieve (-) richting – bijv. een lager volume, naar links of langzamer, enz. - wilt wijzigen, selecteert u een negatieve (-) waarde. Hogere getallen produceren meer verandering.
Dit bepaalt het kanaal dat voor ontvangst gebruikt zal worden, als de Multi-Effects Control gebruikt wordt om multi-effecten in realtime te wijzigen, als de MFX1-3 Src op ‘PFM’ is ingesteld. Zet dit op ‘OFF’ als de Multi-Effects Control niet gebruikt wordt.
81

De SonicCell in de Patch mode gebruiken

Het Patch Play scherm bekijken

1. Druk op [MIDI INST], zodat de indicator oplicht.
Op dat moment zal de [PART VIEW] indicator ook oplichten, en het Patch Play scherm verschijnt.
fig.disp-PartView-01
* Als Sound Mode (p.84) op ‘Performance’ is ingesteld, zal
het MIDI INST scherm (p.58) verschijnen. In dit geval drukt u gelijktijdig op [MIDI INST] en [PART VIEW], om naar het Patch scherm over te schakelen.
2. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar de parameter die u wilt bewerken te verplaatsen.
3. Druk op [CURSOR/VALUE] om de waarde te markeren.
fig.disp-PatchPlay-top02
Als u ‘LIST’ of ‘PATCH’ selecteert, en op [CURSOR/ VALUE] drukt, zal een bewerkingsscherm verschijnen.
4. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de waarde te bewerken.
5. Als u klaar bent met bewerken, drukt u op [CURSOR/
VALUE].
Als het Patch Type Patch is
Wanneer u het huidige Patch Type in de Patch mode op ‘Patch’ heeft ingesteld, zal het volgende scherm verschijnen.
(1)
(2) (3)
(4)
(5)(
(7)
(8) (9)
)
6
Parameter Waarde Uitleg
Selecteert de Patch groep.
USER: gebruiker
(1) Patch group
(2) Patch type Patch, Rhythm Specificeert of het huidige Part een Patch of een ritme set zal gebruiken.
(3) Current Part Part1–Part 16
Patch
(4)
number/name
(5) Category lock
(6) Patch category - - - –CMB Verandert de categorie. (7) LIST Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch List scherm te gaan (p.85, p.86). (8) EDIT Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch Edit scherm te gaan (p.89).
USER, PR-A–PR-G, GM XP-A, XP-B
001– Selecteert de Patch.
,
PR-A-PR-G: Preset A- Preset G GM: General MIDI XP-A, XP-B: Wave uitbreidingskaart A, Wave uitbreidingskaart B
* Het is niet mogelijk om XP-A, XP-B te kiezen, tenzij een Wave uitbreidings-
kaart in de daarvoor bestemde ruimte is geplaatst.
Selecteert het Part (huidige Part), dat door de bewerkingen zal worden beïnvloed.
Specificeert of de categorie wordt vastgezet ( ) of niet wordt vastgezet ( ), als u Patches selecteert. Als u de categorie vastzet, zullen alleen geluiden binnen de betreffende catego­rie verschijnen, als u Patches selecteert.
82
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
Parameter Waarde Uitleg
Als u het preview icoon ( ) in ( verandert, kunt u een voorvertoning horen van het geluid dat door de betreffende Patch wordt gespeeld.
(9) Preview
,
Met de systeem Preview instelling (p.179) kunt u specificeren, hoe de voorvertoning klinkt.
Als het Patch Type Rhythm Set is
Als u het huidige Patch type in de Patch mode op ‘Rhythm’ heeft ingesteld, zal het volgende scherm verschijnen.
fig.disp-PatchPlay-r
Parameter Value Explanation
(1) Rhythm Set group
(2) Patch type Patch, Rhythm Specificeert of het huidige Part een Patch of een ritme set zal gebruiken.
(3)
(4)
(5) Editing key A0–C8
(6) LIST Druk op [CURSOR/VALUE], om naar het Rhythm Set List scherm te gaan (p.87). (7) EDIT Druk op [CURSOR/VALUE], om naar het Rhythm Edit scherm te gaan (p.118).
(8) Preview
(1)
(4)
(5)
(6)
Patch mode receive channel
Rhythm Set number/name
(2) (3)
(7) (8)
USER, PRST, GM, XP-A, XP-B
1–16
001– Selecteert de ritme set.
,
Selecteert de ritme set groep.
USER: gebruiker PR-A-PR-G: Preset A- Preset G GM: General MIDI XP-A, XP-B: Wave uitbreidingskaart A, Wave uitbreidingskaart B
* Het is niet mogelijk om XP-A, XP-B te kiezen, tenzij een Wave uitbreidingskaart
in de daarvoor bestemde ruimte is geplaatst.
Specificeert het kanaal voor MIDI berichten, die via een extern MIDI apparaat wor­den ontvangen.
Binnen de op dat moment geselecteerde ritme set, selecteert dit de toets die u gaat bewerken.
Als u het preview icoon ( ) in ( ) verandert, kunt u een voorvertoning horen van het geluid, dat door de betreffende Patch wordt gespeeld.
Met de systeem Preview instelling (p.179) kunt u specificeren, hoe de voorvertoning klinkt.
83
De SonicCell in de Patch mode gebruiken

Het Menu scherm bekijken (Patch Menu scherm)

1. Druk op [MIDI INST], zodat de indicator oplicht.
Het Patch Play scherm verschijnt. Als de Sound Mode op ‘Performance’ is ingesteld, zal het MIDI INST scherm (p.58) verschijnen.
2. Druk op [MENU].
Het Patch Menu scherm verschijnt. In de illustratie aan de rechterkant, zie u hoe het Patch menu scherm is opgebouwd. U kunt tussen schermen schakelen, door [CURSOR/VALUE] naar rechts of links te draaien.
3. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar de te bewerken parameter te verplaatsen.
4. Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het corresponderende scherm te gaan.
Parameter Uitleg
Tone Switch 1–4 Wordt gebruikt om te specificeren of Tones 1-4 gebruikt (ON) worden of niet (OFF).
Snd (Sound) Mode
Patch Init (Patch Initialize)
Write (Patch Write)
System Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System scherm te gaan (p.176). Utility Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Utility scherm te gaan (p.182).
Demo Play
SRX Info (SRX Information)
Version (Version Information)
Stelt u in staat te schakelen tussen Patch mode en Performance mode. Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Sound mode scherm te gaan.
Initialiseert de instellingen van de huidige Patch (p.115).
Slaat de huidige Patch als gebruikersdata op. Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch Name scherm te gaan (p.116).
Als u op [CURSOR/VALUE] drukt, zal de demo song lijst verschijnen. * Voor details over het afspelen van demo songs, zie p.15 en p. 168.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System SRX Info scherm te gaan (p.180).
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System Version Info scherm te gaan (p.180).

Van geluidsmode veranderen (Sound Mode scherm)

Als u ‘Performance’ selecteert, en op [CURSOR/VALUE]
Dit specificeert de mode van de MIDI geluidsmodule. De huidige mode wordt gemarkeerd.
1. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor te verplaatsen, en druk op [CURSOR/VALUE] om de mode te specificeren.
Als u ‘Patch’ selecteert, en op [CURSOR/VALUE] drukt, zal één van de volgende schermen verschijnen, afhankelijk van de Patch type instelling (p.82, p.83).
84
drukt, zal het volgende scherm verschijnen.
De SonicCell in de Patch mode gebruiken

Patches uit een Patch lijst selecteren

Patches op categorie uit een Patch lijst selecteren (Patch List (Ctg) scherm)
U kunt de Patch uit een lijst kiezen, die op categorie is samengesteld.
* Wanneer de stroom wordt aangezet, is het Patch List (Ctg) scherm geselecteerd.
1. Zorg dat het Patch Play scherm wordt weergegeven.
2. Selecteer ‘LIST’ eb druk op [CURSOR/VALUE].
Het Patch List (Ctg) scherm verschijnt.
fig.disp-PatchL-Ctg
* Als het Patch (Grp) scherm het laatst werd weergegeven,
zal het Patch (Grp) scherm verschijnen. In dit geval drukt u op [MENU] om naar het Group Select scherm te gaan. Selecteert ‘CATEG LIST’ en druk dan op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch List (Ctg) te gaan.
3. Draai aan [CURSOR/VALUE] om een Patch te selecteren, en druk op [CURSOR/VALUE].
De Patch zal veranderen, en u keert naar het Part View scherm terug.
Menu scherm.................................................................................................................
Vanuit het Patch List (Ctg) scherm drukt u op [MENU] om naar het Category select scherm te gaan. Druk nogmaals op [MENU] om naar het Patch List (Grp) scherm terug te keren.
Parameter Uitleg
Verandert de categorie (hoofd classificatie), en keert terug naar het op categorie samengesteld Patch List scherm. U kunt de categorie veranderen, door de cursor naar de op dat moment geselecteerde categorie te verplaatsen (boven in het scherm), en op [CURSOR/VALUE] te drukken.
Hoofd
classificatie Categorie PNO: AC.Piano, EL.Piano
PNO, KBD, GTR, BAS, ORC, BRS, SYN, VCL, WLD
GROUP LIST
KBD: Keyboards, Bell, Mallet, Organ, Accordion, Harmonica GTR: AC.Guitar, EL.Guitar, Dist.Guitar BAS: Bass, Synth Bass ORC: Strings, Orchestra, Hit&Stab BRS: Wind, Flute, AC.Brass, Synth Brass, Sax SYN: Hard Lead, Soft Lead, Techno Synth, Pulsating, Synth FX, Other Synth VCL: Bright Pad, Soft Pad, Vox WLD: Plucked, Ethnic, Fretted, Percussion, Sound FX, Beat&Groove, Drums, Combination
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch List (Grp) scherm te gaan (p.86). * Als u naar het Patch List (Grp) scherm gaat, zal het Patch List (Grp) scherm verschijnen als u ‘LIST’
in het Patch Play scherm selecteert.
85
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
Patches op groep uit een Patch lijst selecteren (Patch List (Grp) scherm)
U kunt een Patch uit een lijst kiezen, die op groep is samengesteld, zoals USER of expansie board.
* Wanneer de stroom wordt aangezet, is het Patch List (Ctg) scherm geselecteerd.
1. Zorg, dat het Patch Play wordt weergegeven.
2. Selecteer ‘LIST’, en druk op [CURSOR/VALUE].
Het Patch List (Ctg) scherm verschijnt.
* Als het Patch List (Grp) scherm het laatst werd
weergegeven, zal het Patch List (Grp) scherm verschijnen. Ga verder naar stap 5.
3. Druk op [MENU] om naar het Categorie Select scherm te gaan.
4. Kies ‘GROUP LIST’, en druk op [CURSOR/VALUE].
Het Patch List (Grp) scherm verschijnt.
fig.disp-PatchL-Grp
5. Draai aan [CURSOR/VALUE] om een Patch te selecteren, en druk op [CURSOR/VALUE].
De Patch zal veranderen, en u keert naar het Patch Play scherm terug.
Menu scherm.................................................................................................................
Vanuit het Patch List (Grp) scherm drukt u op [MENU] om naar het Category Select scherm te gaan. Druk nogmaals op [MENU] om naar het Patch List (Grp) scherm terug te keren.
Parameter Uitleg
Verandert de groep, en keert naar het op groep samengestelde Patch lijst scherm terug.
USR: gebruiker
USR, A–G, GM, EXA, EXB
CATEG (Category) LIST
A-G: Preset A-Preset G GM: General MIDI EXA, EXB: Wave uitbreidingskaart A, Wave uitbreidingskaart B
* Het is niet mogelijk om EXA, EXB te kiezen, tenzij een Wave uitbreidingskaart in de daarvoor
bestemde ruimte is geplaatst.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch List (Ctg) scherm te gaan (p.85). * Als u naar het Patch List (Ctg) scherm gaat, zal het Patch List (Ctg) scherm verschijnen als u ‘LIST’
in het Patch Play scherm selecteert.
86
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
Een ritme set uit een lijst selecteren (Rhythm Set List scherm)
Als het Patch type ‘Rhythm’ is, kunt u een ritme set uit een lijst kiezen.
1. Zorg, dat het Patch Play scherm wordt weergegeven.
2. Selecteer ‘LIST’, en druk op [CURSOR/VALUE].
Het Rhythm Set List scherm verschijnt.
fig.disp-RhythmList
3. Draai aan [CURSOR/VALUE] om een ritme set te selecteren, en druk op [CURSOR/VALUE].
De Patch zal veranderen, en u keert naar het Patch Play scherm terug.
Menu scherm.................................................................................................................
Vanuit het Rhythm Set List scherm drukt u op [MENU] om naar het Group Select scherm te gaan. Druk nogmaals op [MENU] om naar het Rhythm Set List scherm terug te keren.
Parameter Uitleg
Verandert de groep, en keert naar het op groep samengestelde Patch lijst scherm terug.
USR: gebruiker
USR, PRESET, GM, EXA, EXB
PRESET: Preset GM: General MIDI EXA, EXB: Wave uitbreidingskaart A, Wave uitbreidingskaart B
* Het is niet mogelijk om EXA, EXB te kiezen, tenzij een Wave uitbreidingskaart in de daarvoor
bestemde ruimte is geplaatst.
87
De SonicCell in de Patch mode gebruiken

Patches bewerken (Patch Edit scherm)

1. Druk op [MIDI INST].
[MIDI INST] en [PART VIEW] lichten op, en het Patch Play scherm verschijnt.
2. Draai aan [CURSOR/VALUE] om ‘PATCH’ te selecteren, en druk dan op [CURSOR/VALUE].
Het Patch Edit scherm verschijnt.
fig.disp-PatchEdit01
3. Draai aan [CURSOR/VALUE] om het onderdeel dat u wilt bewerken te selecteren, en druk dan op [CURSOR/VALUE].
Het bewerkingsscherm van het geselecteerde onderdeel verschijnt.
4. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de parameter die u wilt bewerken te selecteren, en druk op [CURSOR/VALUE].
De waarde van de geselecteerde parameter wordt gemarkeerd.
5. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de waarde te bewerken, en druk dan op [CURSOR/VALUE].
Menu schermen tijdens Patch bewerking ........................................................................
IAls u op [MENU] drukt tijdens het bewerken van een Patch, zal het menu scherm verschijnen. In de illustratie rechts ziet u hoe het menu scherm is gestructureerd. U kunt tussen schermen schakelen door [CURSOR/VALUE] naar rechts of links te draaien.
Parameter Uitleg
Tone Select 1–4 Verandert de huidige Tone (degene, die bewerkt gaat worden), en keert naar het vorige scherm terug. Tone Switch 1–4 Specificeert of Tones 1-4 gebruikt worden (ON) of niet (OFF).
Kopieert de instellingen van de Tone van een Patch, naar één van de Tones van de op dat moment
Tone Copy
Patch Init (Patch Initialize)
Write (Patch Write)
System Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System scherm te gaan (p.176). Utility Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Utility scherm te gaan (p.182).
Demo Play
SRX Info (SRX Information)
Version (Version Information)
geselecteerde Patch. Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch Tone Copy scherm te gaan (p.115).
Brengt de huidige Patch instellingen naar de oorspronkelijke waardes terug (p.115).
Slaat de huidige Patch als gebruikersdata op. Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch Name scherm te gaan (p.116).
Als u op [CURSOR/VALUE] drukt, zal de demo song lijst verschijnen. * Voor details over het afspelen van demo songs, zie p.15 en p. 168.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System SRX Info scherm te gaan (p.180).
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System Version Info scherm te gaan (p.180).
88
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
Patch Edit scherm ..........................................................................................................
Het Patch Edit scherm is als volgt opgebouwd: U kunt [CURSOR/VALUE] naar rechts of links draaien om tussen schermen af te wisselen.
Parameter Waarde Uitleg
GENERAL
STRUCTURE
MATRIX CTRL (Control) 1/2/3/4
Tone 1&2, 3&4
WG
WG (Pitch Envelope)
TVF
TVF (TVF Envelope)
TVA
TVA (TVA Envelope)
OUT (Output)
LFO 1/2
LFOS (Step LFO)
TMT (Tone Mix Table)
CTRL (Control)
Bewerkt algehele instellingen voor de gehele Patch. Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch General scherm te gaan (p.90).
Selecteert de combinatie van Tones. Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch Structure scherm te gaan (p.93).
Specificeert matrix control instellingen. Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch Mtrx Ctrl 1/2/3/4 scherm te gaan (p.95).
Selecteert 1 & 2 of 3 & 4 als combinatie van Tones, die in het scherm getoond zal worden.
Bewerkt aan golfvorm gerelateerde instellingen. Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch WG scherm te gaan (p.98).
Bewerkt Pitch Envelope instellingen. Door de cursor naar te verplaatsen, en op [CURSOR/VALUE] te drukken, kunt
u naar het Patch Pitch Env scherm gaan (p.101). Bewerkt TVF instellingen.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch TVF scherm te gaan (p.102). Bewerkt TVF Envelope instellingen.
Door de cursor naar te verplaatsen, en op [CURSOR/VALUE] te drukken, kunt u naar het Patch TVF Env scherm gaan (p.104).
Bewerkt TVF instellingen. Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch TVA scherm te gaan (p.105).
Bewerkt TVF Envelope instellingen. Door de cursor naar te verplaatsen, en op [CURSOR/VALUE] te drukken, kunt
u naar het Patch TVF Env scherm gaan (p.107). Bewerkt instellingen voor de uitvoer van de Patch/Tone.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch Output scherm te gaan (p.108). Bewerkt LFO1, 2 instellingen.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch LFO1, 2 scherm te gaan (p.109). Bewerkt LFO instellingen.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch Step LFO scherm te gaan (p.112). Specificeert hoe de Tones hoorbaar worden gemaakt.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch TMT scherm te gaan (p.112). Bewerkt aan controller gerelateerde instellingen.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch Ctrl scherm te gaan (p.114).
* Als het Str Type (p.93) op een andere waarde dan 1 is ingesteld, worden voor WG-OUT twee schermen getoond.
89
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
Algehele instellingen voor de gehele Patch (Patch General scherm)
Parameter Waarde Uitleg
Ctg (Category)
Level 0–127
Pan L64–63R
Priority
Octave Shift -3–+3
Coarse Tune -48–+48
Fine Tune -50–+50
Strech Tune (Strech Tune Depth)
Analog Feel (Analog Feel Depth)
zie “Patch Ca­tegore” (p. 63)
LAST, LOU­DEST
OFF, 1–3
0–127
Specificeert het type (categorie) van de Patch.
Specificeert het volume van de Patch. * U kunt het niveau van elke Tone in een Patch met gebruik van de Tone Level (TVA p.105)
specificeren.
Stelt de stereo positie van de Patch in. L64 plaatst de Patch geheel links, 0 is midden en met 63R wordt deze geheel rechts geplaatst.
* U kunt de pan instelling van elke Tone in een Patch met gebruik van de Tone Pan (TVA
p.106) specificeren.
* Terwijl elke Tone in een Patch zijn eigen Pan positie heeft, verschuift de Patch pan instelling
de volledige Patch – inclusief al zijn Tones – naar rechts of links.
Dit bepaalt, hoe noten worden gehandeld wanneer de maximale polyfonie (128 stemmen) wordt overschreden. LAST: de laatst gespeelde stemmen krijgen prioriteit, en op dat moment klinkende
noten worden in een bepaalde volgorde uitgezet, beginnend bij de eerst gespeelde noot.
LOUDEST: de stemmen met het meest luide volume krijgen prioriteit, en op dat moment
klinkende noten worden uitgezet, beginnend bij de noot die het minst luid is.
Stelt de toonhoogte van het geluid van de Patch bij, omhoog of omlaag, in eenheden van een octaaf (+/- 3 octaven).
Stelt de toonhoogte van het geluid van de Patch bij, omhoog of omlaag, in halve tonen (+/- 4 octaven).
Stelt de toonhoogte van het geluid van de Patch bij, omhoog of omlaag, in stappen van een cent (+/- 50 cent).
U kunt matrix control gebruiken om dit te wijzigen (p.95). Met deze instelling kunt u ‘stretched tuning’ op de Patch toepassen. (Stretched Tuning is een
systeem waarmee akoestische piano’s normaalgesproken worden gestemd, en zorgt dat de lage reeks lager en de hoge reeks hoger wordt dan de wiskundige stemming ratios normaal­gesproken voorschrijven). Op ‘OFF’ ingesteld, heeft de Patch een gelijkzwevende stemming. Op ‘3’ ingesteld wordt het grootste verschil in toonhoogte tussen de lage en hoge reeksen ge­produceerd. Het diagram toont de verandering in toonhoogte, relatief aan de gelijkzwevende stemming, die in de lage en hoge reeksen zal optreden. Deze instelling heeft een subtiel effect op de manier, waarop akkoorden resoneren.
Verschil in toonhoogte in vergelijking met gelijkzwevende stemming
OFF
Lage noten reeks
1 2 3
3
Parameter waarde
2 1
OFF
Hoge noten reeks
Specificeert de diepte van 1/f modulatie, die op de Patch wordt toegepast. (1/f modulatie is een plezierige en natuurlijk klinkende modulatie ratio, die u aantreft in het geluid van een kab­belende beek of een ritselende wind). Door deze 1/f modulatie toe te passen, kunt u de natuurlijke instabiele kenmerken van een analoge synthesizer simuleren.
90
Parameter Waarde Uitleg
Cutoff Offset verandert de cutoff frequentie van de algehele Patch, terwijl de relatieve verschil­len tussen de cutoff frequenties, die voor elke Tone bij Cutoff Frequency (p.102) zijn ingesteld,
Cutoff Offset -63–+63
Resonance Offset
Attack Offset (Attack Time Offset)
Release Offset (Release Time Offset)
Velocity Sens (Velocity Sensi­tivity Offset)
Mono/Poly
-63–+63
-63–+63
-63–+63
-63–+63
MONO, POLY
behouden blijven.
Deze waarde wordt aan de cutoff frequentiewaarde van een Tone toegevoegd, dus als de cutoff frequentiewaarde van een Tone reeds op de ‘127’ (maximum) positie is ingesteld, zullen positieve (+) instellingen hier geen enkele verandering produceren.
Resonance Offset verandert de resonantie van de algehele Patch, terwijl de relatieve verschil­len tussen de resonantie waardes, die voor elke Tone bij Resonance (p.103) zijn ingesteld, behouden blijven.
* Resonantie: benadrukt de boventonen in de regio van de cutoff frequentie, waardoor het
geluid meer karakter krijgt.
Deze waarde wordt bij de resonantie waarde van een Tone opgeteld, dus als de resonantie waarde van een Tone reeds op de ‘127’ (maximum) positie is ingesteld, zullen positieve (+) instellingen hier geen enkele verandering produceren.
Attack Offset verandert de attack tijd van de algehele Patch, terwijl de relatieve verschillen tus­sen de attack tijd waardes, die voor elke Tone bij A-Env Time 1 (p.107), F-Env Time 1 (p.105) zijn ingesteld, behouden blijven.
* Attack tijd: de tijd waarbinnen een geluid het maximale volume bereikt, nadat de toets is
ingedrukt, en het geluid is begonnen.
Deze waarde wordt bij de attack tijd waarde van een Tone opgeteld, dus als de attack tijd waarde van een Tone reeds op de ‘127’ (maximum) positie is ingesteld, zullen positieve (+) instellingen hier geen enkele verandering produceren.
Release Offset verandert de release tijd van de algehele Patch, terwijl de relatieve verschillen tussen de release tijd waardes, die voor elke Tone bij A-Env Time 4 (p.107), F-Env Time 4 (p.105) zijn ingesteld, behouden blijven.
* Release tijd: De tijd vanaf het moment dat u uw vinger van de toets neemt, totdat het geluid
verdwijnt.
Deze waarde wordt bij de release tijd waarde van een Tone opgeteld, dus als de release tijd waarde van een Tone reeds op de ‘127’ (maximum) positie is ingesteld, zullen positieve (+) instellingen hier geen enkele verandering produceren.
Velocity Sensitivity Offset verandert de Velocity Sensitivity van de algehele Patch, terwijl de relatieve verschillen tussen de Velocity Sensitivity waardes, die voor elke Tone in de parame­ters hieronder zijn ingesteld, behouden blijven. Cutoff V-Sens (p.103) Level V-Sens (p.105)
* Velocity : druk waarmee de toets wordt ingedrukt.
Deze waarde wordt bij de velocity sensitivity waarde van een Tone opgeteld, dus als de velocity sensitivity waarde van een Tone reeds op de ‘+63’ (maximum) positie is ingesteld, zullen instellingen hier geen enkele verandering produceren.
Specificeert of de Patch polyfoon (POLY) of monofoon (MONO) wordt gespeeld. De ‘MONO’ instelling is effectief voor het spelen van een solo instrument Patch, zoals een sax of fluit.
MONO: alleen de laatst gespeelde noot klinkt. POLY: twee of meer noten kunnen gelijktijdig gespeeld worden.
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
91
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
Parameter Waarde Uitleg
Deze instelling specificeert of de Legato Switch gebruikt zal worden (ON) of niet gebruikt zal worden (OFF). Legato Switch is geldig als de Mono/Poly parameter op ‘MONO’ is ingesteld. Als de Legato Switch op ‘ON’ staat,
Legato Switch OFF, ON
Legato Retriger (Retrigger)
OFF, ON
Porta Sw (Portamento
OFF, ON
Switch)
Porta Mode (Portamento Mode)
NORMAL, LEGATO
Porta Type (Portamento
RATE, TIME
Type)
Porta Start (Portamento
PITCH, NOTE
Type)
PITCH:
Start een nieuwe portamento, wanneer een andere toets wordt inge­drukt, terwijl de toonhoogte verandert.
Toonhoogte
en een toets wordt ingedrukt, terwijl de vorige toets inge­drukt blijft, zal de toonhoogte van de noot veranderen in die van de laatst ingedrukte toets, die al die tijd heeft geklonken. Dot creëert een vloeiende overgang tussen noten, hetgeen effectief is als u de hammering-on en pulling-off technieken van een gitarist wilt simuleren.
De instelling bepaalt of geluiden opnieuw worden gespeeld (ON) of niet (OFF) bij legato spel. De Legato Retrigger is geldig als de Mono/Poly op ‘MO­NO’ is ingesteld, en de Legato schakelaar op ‘ON’ staat. Normaalgesproken laat u deze parameter op ‘ON’ staan. Als dit op ‘OFF’ is ingesteld, en een andere toets wordt in­gedrukt, terwijl een toets ingedrukt wordt gehouden, veran­dert alleen de toonhoogte, zonder dat de attack van de laatste toets gespeeld wordt. Zet dit op ‘OFF’ als u blaasin­strumenten en strijkers frases speelt of als modulatie met het mono synth toetsenbordgeluid wordt gebruikt.
Specificeert of het portamento effect wordt toegepast (ON) of niet (OFF). * Portamento is een effect dat de toonhoogte van de eerst gespeelde toets naar die van de
volgende toets vloeiend verandert. Door portamento toe te passen als de Mono/Poly op ‘ON’ staat, kunt u uitvoeringstechnieken die op een viool of soortgelijk instrument worden toegepast simuleren.
Specificeert de uitvoeringsvoorwaarden waarvoor portamento toegepast zal worden.
NORMAL: portamento wordt altijd toegepast. LEGATO: portamento wordt alleen toegepast als u legato speelt (als u de volgende toets
indrukt, voordat de vorige toets is losgelaten).
Specifceert het type portamento effect.
RATE: de tijd die benodigd is, is afhankelijk van de afstand tussen twee toonhoogtes. TIME: de tijd die benodigd is, zal constant zijn, ongeacht hoe ver de noten in toonhoogte
van elkaar verwijderd zijn.
Wanneer portamento wordt gebruikt, specificeert dit de tijd, waarbinnen de toonhoogte zal veranderen. Hogere instellingen maken dat het langer duurt voordat de toonhoogte in die van de volgende noot verandert.
Stel dat de Legato schakelaar op ‘ON’ staat, en de Legato Retrigger op ‘OFF’ is ingesteld. Als u legato wilt laten klinken (door een hogere toets in te drukken terwijl een lagere toets ingedrukt wordt gehouden), kan de toonhoogte soms niet helemaal stijgen tot aan de bedoelde toonhoogte (stopt in plaats daar van ergens in het midden). Dit kan gebeuren, omdat de limiet van toonhoogte stijging, zoals bepaald met het Wave Level, is overschreden. Daarnaast, als verschillende hoge toonhoogte limieten wor­den gebruikt voor de golven van een Patch die meerdere Tones gebruikt, kan het soms in MONO helemaal niet meer hoorbaar zijn. Als er grote ver­anderingen in toonhoogte ge­maakt moeten worden, zet u de Legato Trigger op ‘ON’.
NOTE:
Portamento begint opnieuw, vanaf de toonhoogte waar de huidige verandering zou eindigen.
Toonhoogte
C5
D4 C4
Porta Time (Portamento Time)
Part Mod Sw
(Part Modulation Depth Switch)
92
Druk op C4 toets
Druk op C5 toets
0–127
OFF, ON
C5
D4
C4
Druk op D4 toets
Tijd
Druk op D4 toets
Druk op C5 toets
Druk op C4 toets
Tijd
Wanneer portamento wordt gebruikt, specificeert dit de tijd, waarbinnen de toonhoogte zal veranderen. Hogere instellingen maken dat het langer duurt voordat de toonhoogte in die van de volgende noot verandert.
Specificeert of de modulatie diepte reeks instelling van het Part (de waarde die bij RPN is ge­specificeerd), ingeschakeld is (ON) of uitgeschakeld is (OFF).
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
De manier, waarop Tones gecombineerd worden, selecteren (Patch Structure scherm)
Parameter Waarde Uitleg
Bepaalt, hoe Tone 1 en 2, en Tone 3 en 4 worden verbonden.
Str (Structure) Type 1&2, 3&4 1–10
Booster 1&2, 3&4 0, +6, +12, +18
Type 1
TONE 1 (3)
WG
TVATVF
De weergegeven symbolen hebben de volgende betekenis:
B: Booster R: Ring modulator
Wanneer bij Structure Type TYPE 3 of TYPE 4 is geselecteerd, kunt u de diepte van de booster aanpassen. Hogere instellingen produceren meer vervorming.
Met dit type zijn Tones 1 en 2 (of 3 en 4) onafhankelijk. Gebruik dit type als u PCM geluiden wilt behouden of geluiden voor elke Tone wilt creëren en com­bineren.
TONE 2 (4)
Type 2
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
Type 3
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
Type 4
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
Type 5
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
Type 6
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVA
WG
WG
TVA TVF
WG
WG
TVA TVF
WG
WG
TVA TVF
WG
WG
TVA TVF
WG
TVF TVA
TVF
TVF TVA
B
TVF TVA
B
TVF TVA
R
TVF TVA
R
TVF TVA
Dit type stapelt de twee filters, om de kenmerken van de filters te intensiveren. De TVA van Tone 1 (of 3) regelt de volumebalans tussen de twee Tones.
Dit type mengt het geluid van Tone 1 (3) en Tone 2 (4), past een filter toe, en past dan een booster toe om de golfvorm te vervormen.
Dit type past een booster toe om de golfvorm te vervormen, en combineert dan de twee filters. De TVA van Tone 1 (of 3) regelt de volumebalans tussen de twee Tones, en stelt het niveau van de booster bij.
Dit type gebruikt een ring modulator om nieuwe boventonen te creëren, en combineert de twee filters. De TVA van Tone 1 (3) regelt de volumebalans tus­sen de twee Tones en past de diepte van de ring modulator aan.
Dit type gebruikt een ring modulator om nieuwe boventonen te creëren, en mengt daarnaast het geluid van Tone 2 (4), en stapelt de twee filters. Aange­zien het ringgemoduleerde geluid met Tone 2 (4) gemengd kan worden, kan de TVA van Tone 1 (3) de hoeveelheid van het ringgemoduleerde geluid aan­passen.
93
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
Parameter Waarde Uitleg
Type 7
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVATVF
R
TVF TVA
Dit type past een filter op Tone 1 (3) toe, en ringmoduleert het met Tone 2 (4), om nieuwe boventonen te creëren.
Type 8
Dit type stuurt de gefilterde Tone 1 (3) en Tone 2 (4) door een ring modulator, mengt vervolgens het geluid van Tone 2 (4), en past een filter op het resultaat
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
Type 9
WG
WG
TVATVF
R
TVF TVA
toe.
Dit type laat het gefilterde geluid van elke Tone door een ring modulator gaan, om nieuwe boventonen te creëren. De TVA van Tone 1 (3) regelt de volume-
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
Type 10
WG
WG
TVATVF
TVF TVA
R
balans tussen de twee Tones, en stelt de diepte van de ring modulator bij.
Dit type stuurt het gefilterde geluid van elke Tone door een ring modulator, om nieuwe boventonen te creëren, en mengt tevens het geluid van Tone 2 (4).
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVATVF
TVF TVA
Omdat het ringgemoduleerde geluid met Tone 2 (4) gemengd kan worden,
R
kan de TVA van Tone 1 (3) de hoeveelheid ringgemoduleerd geluid aanpas­sen.
• Wanneer TYPE 2-10 is geselecteerd, en één Tone van een paar is uitgezet, zal de andere Tone als TYPE 1 ten gehore worden gebracht, ongeacht de weergegeven instelling.
• Als u het gebied op het toetsenbord waarbinnen een Tone klinkt beperkt (Keyboard Range p.112, p.113) of de reeks velocities, waarvoor het zal klinken (Velocity Range p.113) beperkt, is het resultaat in gebieden of reeksen waar de Tone niet klinkt, alsof de Tone is uitgezet. Dit betekent, dat als TYPE 2-10 is geselecteerd, en u een toetsenbord reeks of velocity reeks creëert waarin één Tone van een paar niet klinkt, zullen noten die in dat gebied of die reeks worden gespeeld, door de andere Tone als TYPE 1 ten gehore worden gebracht, ongeacht de weergegeven instelling.
Ring modulator
Een ring modulator vermenigvuldigt de golfvormen van twee Tones met elkaar, waardoor vele nieuwe boventonen worden gegenereerd (in harmo­nische gedeeltes), die voordien in geen van de golfvormen aanwezig wa­ren. (Tenzij één van de golfvormen een sinusgolf is, zullen gelijk verdeelde frequentie componenten normaalgesproken niet gegenereerd worden). Omdat het verschil in toonhoogte tussen de twee golfvormen de harmoni­sche structuur verandert, zal het resultaat een metaalachtig geluid zonder bepaalde toonhoogte zijn. Deze functie is geschikt voor het creëren van metaalachtige geluiden, zoals bellen.
Booster
De Booster wordt gebruikt om het binnenkomende signaal te vervormen.
Booster niveau
Behalve voor vervorming, kunt u de golfvorm (WG1) van één van de Tones als een LFO gebruiken, die de andere golfvorm (WG2) naar boven of beneden ver­schuift, om modulatie gelijkend op PWM (pulsbreedte modulatie) te creëren. Deze parameter werkt het beste als u deze in samenwerking met de Wave Gain (p.98) gebruikt.
Gebruikt WG1 als LFO
WG1
TVA
Past WG1 uitvoer aan
Booster
WG2
Voegt aan WG1 toe
Vervormde gebied van
de golfvorm verandert
WG2
Verschuiving in golfvorm door WG1
94
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
Instellingen voor matrix control (Patch Mtrx Ctrl1-4 scherm)
Matrix Control
Normaalgesproken als u geluidsparameters wilt veranderen met gebruik van een extern MIDI apparaat, zou u System Exclusive berichten – MIDI berichten die speciaal voor de SonicCell zijn ontworpen – moeten verzenden. Echter, System Exclusive berichten zijn vaak ingewikkeld, en de hoeveelheid data die verzonden moet worden, kan erg groot worden. Daarom is een aantal van de meer kenmerkende geluidsparameters van de SonicCell zo ontworpen, dat ze het gebruik van Control Change (of andere) MIDI berichten accepteren, om veranderingen in hun waardes aan te brengen. Hiermee wordt u voorzien van een verscheidenheid aan mogelijkheden om de manier, waarop Patches gespeeld worden te veranderen. U kunt bijvoorbeeld de Pitch Bend hendel gebruiken om de LFO cyclus snelheid te veranderen of de aanslaggevoeligheid van het toetsenbord gebruiken om een filter te openen en sluiten. De functie waarmee u MIDI berichten kunt gebruiken om deze veranderingen in realtime in de geluidsparameters aan te brengen, wordt ‘Matrix Control’ genoemd. Maximaal vier Matrix Controls kunnen in een enkele Patch worden gebruikt. Om de Matrix Control te gebruiken, specificeert u welk MIDI bericht (Src) gebruikt zal worden voor welke parameter (Dest), en in welke mate (Sns) en de Tone, waarop het effect wordt toegepast (Tone).
Parameter Waarde Uitleg
Stelt het MIDI bericht in, dat gebruikt wordt om de geluidsparameter met de Matrix Control te veranderen.
OFF: Matrix Control wordt niet gebruikt CC01-31, 33-95: Controller nummers 1-31, 33-95 PITCH BEND: Pitch Bend AFTERTOUCH: Aftertouch SYS CTRL 1-4: MIDI berichten, gebruikt als algemene matrix controls VELOCITY: Velocity (sterkte, waarmee een toets wordt ingedrukt) KEYFOLLOW: Keyfollow (toetsenbord positie met C4 als 0) TEMPO: het systeem tempo (p.177) of het tempo van de externe MIDI sequencer LFO1: LFO 1 LFO2: LFO 2 PITCH ENV: Pitch Envelope TVF ENV: TVF Envelope TVA ENV: TVA Envelope
Src (Control Source)
Voor meer informatie over Control Change berichten, zie ‘MIDI Implementatie’ (p.246).
Velocity en Keyfollow corresponderen met noot berichten.
Hoewel er geen MIDI berichten zijn voor LFO 1 via TVA Envelope, kunnen deze als Matrix Control worden gebruikt. In dit geval kunt u de Tone instellingen in realtime veranderen door Patches te spelen.
• Als u algemene Controllers voor de gehele SonicCell wilt gebruiken, selecteert u ‘SYS CTRL1’ – ‘SYS CTRL4’. MIDI berichten die als System Control 1-4 worden gebruikt, worden met de Src1-4 ingesteld (p.179).
Er zijn parameters die bepalen of Pitch Bend, Controller nummer 11 (Expression), en Controller nummer 64 (Hold 1) worden ontvangen (p.114). Als deze instellingen op ‘ON’ zijn ingesteld, en de MIDI berichten worden ontvangen, zullen de Pitch Bend, Expression en Hold 1 instellingen gelijktijdig veranderen als een verandering in de instellingen van de gewenste parameter wordt aangebracht. Als u alleen de gerichte parameters wilt veranderen, zet u deze op ‘OFF’.
• Er zijn parameters, waarmee u kunt specificeren of specifieke MIDI berichten op elk kanaal in een uitvoering ontvangen zullen worden (p.72). Als een Patch met Matrix Control instellingen aan een Part wordt toegewezen, moet u controleren of de MIDI berichten, die voor Matrix Control worden gebruikt, ontvangen zullen worden. Als de SonicCell zo is ingesteld dat de ontvangst van MIDI berichten is uitgeschakeld, zal de Matrix Control niet functioneren.
95
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
Parameter Waarde Uitleg
Matrix Control Destination selecteert de geluidsparameter, die bestuurd wordt als de Matrix Control wordt gebruikt. De volgende parameters kunnen bestuurd worden. Wanneer er geen parameters met Matrix Control worden bestuurd, zet u dit op ‘OFF’. Maximaal vier parameters kunnen voor elke Matrix Control worden ge­specificeerd, die gelijktijdig bestuurd kunnen worden.
In deze handleiding zijn parameters die met gebruik van Matrix Control bestuurd kunnen worden, gemarkeerd met een “.”.
Als u Matrix Control niet gebruikt
OFF: Matrix Control zal niet gebruikt worden.
De toonhoogte veranderen
PITCH: verandert de toonhoogte.
Het filter openen en sluiten
CUTOFF: Verandert de cutoff frequentie.
Dest (Control Destination)
RESONANCE: Benadrukt de boventonen in de regio van de cutoff frequentie, geeft het geluid meer
Het volume en de pan veranderen
LEVEL: vernadert het volumeniveau. PAN: Verandert de pan.
De manier waarop effecten worden toegepast veranderen
OUTPUT LEVEL: verandert het volume van uitgangsniveaus. CHORUS SEND: verandert de hoeveelheid chorus REVERB SEND: verandert de hoeveelheid reverb.
LFO toepassen om geluiden te moduleren
LFO1/LFO2 PCH DEPTH: verandert de vibrato diepte. LFO1/LFO2 TVF DEPTH: verandert de wah diepte LFO1/LFO2 TVA DEPTH: verandert de tremolo diepte. LFO1/LFO2 PAN DEPTH: verandert het effect dat de LFO op de pan zal hebben LFO1/LFO2 RATE: verandert de snelheid van de LFO cyclus. Verandert de snelheid van de LFO
De Pitch Envelope veranderen
PIT ENV A-TIME: verandert de Env Time 1 van de Pitch Envelope PIT ENV D-TIME: verandert de Env Time 2 en Env Time 3 van de Pitch Envelope PIT ENV R-TIME: verandert de Env Time 4 van de Pitch Envelope
De TVF Envelope veranderen
TVF ENV A-TIME: verandert de Env Time 1 van de TVF Envelope TVF ENV D-TIME: verandert de Env Time 2 en Env Time 3 van de TVF Envelope TVF ENV R-TIME: verandert de Env Time 4 van de TVF Envelope
De TVA Envelope veranderen
TVA ENV A-TIME: verandert de Env Time 1 van de TVA Envelope TVA ENV D-TIME: verandert de Env Time 2 en Env Time 3 van de TVA Envelope TVA ENV R-TIME: verandert de Env Time 4 van de TVA Envelope
Tones die gespeeld worden splitsen
TMT
karakter.
cycli. De snelheid zal niet veranderen als LFO Rate op ‘note’ is ingesteld.
96
Als de Matrix Control gebruikt wordt om Tones te splitsen, zet u de TMT Velo Ctrl (p.112) op ‘OFF’, en de TMT Control Switch (p.112) op ‘ON’.
• Als de Matrix Control gebruikt wordt om Tones te splitsen, adviseren wij om de Matrix Control Sens op ‘+63’ in te stellen. Als lagere waardes worden geselecteerd, kunnen de Tones mogelijk niet veranderd worden. Bovendien, als u het effect wilt omkeren, zet u de waarde op ‘-63’.
• Als u Matrix Control wilt gebruiken om vloeiend tussen Tones over te schakelen, gebruikt u de Velo Fade Lower en Velo Fade Upper (p.113). Hoe hoger de waardes worden ingesteld, des te vloeiender de overgang tussen Tones zal zijn.
Parameter Waarde Uitleg
De diepte van frequentie modulatie van FXM veranderen
FXM DEPTH
Dest (Control Destina­tion)
Specifieke multi-effect parameters veranderen
MFX CTRL1-4: verander de parameter die met de MFX Control 1-4 Assign parameter werd gespecificeerd.
Als u de vereiste instellingen voor gebruik van het multi-effect niet heeft gemaakt, zal het multi-effect niet worden toegepast, zelfs als u deze als een Matrix Control bestemming probeert te besturen.
Stelt de hoeveelheid van het effect van Matrix Control in, dat zal worden toegepast. Als u de huidige instelling van de geselecteerde parameter in een positieve (+) richting – d.w.z een hogere waarde, naar rechts of sneller, enz. - wilt wijzigen, selecteert u
Sens (Control Sensitivi­ty)
-63–+63
een positieve (+) waarde. Als u de huidige instelling van de geselecteerde parameter in een negatieve (-) richting – d.w.z een lagere waarde, naar links of langzamer, enz. - wilt wijzigen, selecteert u een negatieve (-) waarde. Voor zowel positieve als negatieve instellingen maken hogere absolute waardes grotere veranderingen mogelijk. Zet dit op ‘0’ als u het effect niet wilt toepassen.
Sw1-T1–T4–Sw4­T1–T4 (Tone Control Switch T1–T4)
OFF, ON, REVS
Matrix Control Tone selecteert de Tone waarop het effect wordt toegepast, wanneer Matrix Control wordt gebuikt.
OFF: het effect zal niet worden toegepast. ON: het effect zal niet worden toegepast. REVS: het effect zal omgekeerd worden toegepast.
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
Let op bij het selecteren van een golfvorm
De geluiden van de SonicCell zijn gebaseerd op ingewikkelde PCM golfvormen, en als u instellingen probeert te maken die het tegen­overgestelde zijn van het oorspronkelijke golfvorm type, zullen de resultaten niet uitvallen, zoals u verwacht. De interne golfvormen van de SonicCell vallen binnen de volgende twee groepen:
One-shot:
Deze golfvormen bevatten geluiden met korte decays. Een one-shot golfvorm neemt de oorspronkelijke stijging en daling van het geluid op. Sommige one-shot golfvormen van de SonicCell zijn geluiden, die op zichzelf compleet zijn, zoals percussie instrument geluiden. De SonicCell bevat tevens vele andere one-shot golfvormen, die ele­menten van andere geluiden zijn. Deze bevatten attack componen­ten, zoals piano hamer geluiden en fret geluiden van een gitaar.
Looped:
Deze golfvormen bevatten geluiden met lange decays alsmede door­klinkende geluiden. Loop golfvormen spelen het gedeelte van de golf­vorm nadat het geluid een relatief stabiele staat heeft bereikt, herhaal­delijk (Loop) af. De geloopte golfvormen van de SonicCell bevatten ook componenten van andere geluiden, zoals de resonerende vibra­ties van piano snaren, en de holle geluiden van koperinstrumenten. Het volgende diagram toont een voorbeeld van geluid (elektrisch orgel), waarin one-shot en geloopte golfvormen worden gecombi­neerd.
TVA ENV voor geloopte orgel golfvorm (sustain deel)
Niveau
TVA ENV voor one-shot Key-click golfvorm (attack deel)
Resulterende TVA ENV verandering
Let op bij gebruik van een one-shot golfvorm
Het is niet mogelijk om de Envelope te gebruiken om een one-shot golfvorm te wijzigen om een decay te creëren, die langer is dan de oorspronkelijke golfvorm of om deze in een doorklinkend geluid te veranderen. Als u een dergelijke Envelope zou programmeren, zou u proberen om een deel van het geluid te vormen dat simpelweg niet bestaat, en de Envelope zou geen effect hebben.
Opletten bij gebruik van een Loop golfvorm
Bij vele akoestische instrumenten, zoals piano en sax, treden extreme timbrale veranderingen op, tijdens de eerste momenten van elke noot. Deze eerste attack definieert een groot gedeelte van het karak­ter van het geluid. Bij dit soort golfvormen kunt u de ingewikkelde klankveranderingen van het attack gedeelte van de golfvorm het beste gebruiken zoals deze zijn, en de Envelope alleen gebruiken om het decay deel te wijzigen. Als u probeert de Envelope te gebrui­ken om ook het attack deel te wijzigen, kunnen de karakteristieken van de oorspronkelijke golfvorm ervoor zorgen, dat het gewenste geluid niet verkregen zal worden.
j
Niveau
In de golf opgeslagen
klankverandering
Envelope voor
het TVF filter
Gelooped deel
Tijd
Note off
+=
ijd
T
Note off
Resulterende
klankverandering
97
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
Aan golfvorm gerelateerde instellingen (Patch WG/Patch Pitch Env scherm)
Patch WG scherm..........................................................................................................
Parameter Waarde Uitleg
Selecteert de groep voor de golfvorm die de basis van de Tone vormt.
INT: golfvormen, die in het interne geheugen zijn opgeslagen.
Wave Group INT, EXP
Wave Bank
Wave No. L (MONO)
Wave No. R
Wave Gain
A, B
- - -
1–1401
-6, 0, +6, +12
EXP: golfvorm, die opgeslagen is in een Wave uitbreidingskaart (SRX serie), dat in EXP
ruimtes is geïnstalleerd.
* Het is niet mogelijk EXP te selecteren, tenzij een Wave uitbreidingskaart in de correspon-
derende ruimte is geplaatst.
Selecteert de wave bank, als de wave groep op ‘EXP’ is ingesteld.
A: Wave uitbreidingskaart A B: Wave uitbreidingskaart B
* Als de wave groep op ‘INT’ is ingesteld, verschijnt het ‘----‘ bericht, en kunt u geen wave
bank selecteren.
* U kunt geen wave bank selecteren van een Wave uitbreidingskaart, dat niet is geïnstal-
leerd.
Kiest de gewenste golfvorm. U kunt voor de linker en rechter kanalen van de SonicCell een aparte golfvorm kiezen.
* Voor mono Tones wijst u een golfvorm aan het L kanaal toe. Er zal geen geluid te horen
zijn als een golfvorm voor het R kanaal is ingesteld.
* In het geval van een golf van een Wave uitbreidingskaart, is de reeks (aantal golfvormen)
afhankelijk van het board dat u heeft geselecteerd.
Stelt de gain (versterking) van de golfvorm in. De waarde verandert in stappen van 6 dB (decibel) – een toename van 6 dB verdubbelt de gain van de golfvorm. Als u de Booster probeert de gebruiken (p.94) om het geluid van de golfvorm te vervormen, stelt u deze parameter op de maximale waarde in.
Als u een Phrase Loop met de klok (tempo) wilt synchroniseren, zet u dit op ‘ON’. Dit is alleen geldig als een apart verkrijgbare Wave uitbreidingskaart is geïnstalleerd, en een golfvorm die een tempo aangeeft (BPM), als de sample voor een Tone is geselecteerd.
Wave Tempo Sync OFF, ON
FXM Switch OFF, ON
98
Als een golfvorm van een Wave uitbreidingskaart voor een Tone is geselecteerd, zal het op ‘ON’ instellen van de Wave Tempo Sync parameter maken dat aan toonhoogte gerelateerde instellingen en aan FXM gerelateerde instellingen genegeerd zullen worden.
• Als de Wave Tempo Sync op ‘ON’ staat, zet u de Tone Delay Time (p.100) op ‘0’. Met andere instellingen zal een delay effect worden toegepast, en zult u niet naar verwachting kunnen spelen.
Phrase Loop
Phrase Loop verwijst naar het herhaaldelijk afspelen van een frase, die uit een song is ge­trokken (bijv. met gebruik van een sampler). Eén techniek waarbij het gebruik van Phrase Loops is betrokken, is het onttrekken van een frase aan een reeds bestaande song in een bepaald genre, bijvoorbeeld dance muziek, en het vervolgens creëren van een nieuwe song, waarbij die frase als het basis motief wordt gebruikt. Dit wordt ook wel ‘Break Beats’ genoemd.
Dit stelt in of FXM gebruikt zal worden (ON) of niet (OFF).
FXM
FXM (Frequency Cross Modulation) gebruikt een gespecificeerde golfvorm om frequentie modulatie op de huidig geselecteerd golfvorm toe te passen, waardoor complexe boven­tonen worden gecreëerd. Dit is bruikbaar voor het creëren van dramatische geluiden of geluidseffecten.
Parameter Waarde Uitleg
Specificeert hoe FXM frequentie modulatie zal uitvoeren.
FXM Color 1–4
Hogere instellingen resulteren in een ruwer geluid, terwijl lagere instellingen een meer metaalachtig geluid als resultaat hebben.
FXM Depth 0–16
Specificeert de diepte van de modulatie die door FXM wordt geproduceerd. U kunt een Matrix Control gebruiken om dit te wijzigen (p.95).
Selecteert het type Tone Delay.
Tone Delay
NORM,
Tone Delay Mode
HOLD, OFFN, OFFD
NORM:
De Tone begint te spelen nadat de tijd, gespecificeerd door de Time delay parameter, verstreken is.
Geen Tone Delay
dit produceert een tijdsvertraging tussen het moment dat de toets wordt ingedrukt, en het moment waarop het geluid daadwerkelijk begint te klinken. U kunt ook instellingen maken die de timing waarop elke Tone klinkt verschuift. Dit verschilt van de Delay in de interne effecten, in die zin, dat door het veranderen van de geluidskwaliteiten van de vertraagde Tones en het veranderen van de toonhoogte van elke Tone, u arpeggioachtige passages kunt uitvoeren, door slechts één toets in te drukken. U kunt de Tone Delay Time ook aan het tempo van een externe MIDI sequencer synchroni­seren.
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
HOLD:
Hoewel de Tone begint te spelen nadat de tijd, die met de Delay Time parameter is gespecificeerd, is verstreken, wordt de Tone niet gespeeld als de toets wordt losgelaten, voordat de met de Delay Time parameter gespecificeerde tijd is verstreken.
Geen geluid
Delay tijd
Note on
OFFN:
In plaats van gespeeld te worden, terwijl de toets wordt ingedrukt, be­gint de Tone te spelen nadat de tijd, die met de Delay Time parameter is gespecificeerd, is verstreken, na het loslaten van de toets. Dit is ef­fectief in situaties, waarbij geluiden van gitaren en andere instrument­en gesimuleerd worden.
Note on
Note off
,
Delay tijd
Note off
Delay tijd
Note on
Note off
OFFD:
In plaats van gespeeld te worden, terwijl de toets wordt ingedrukt, be­gint de Tone te spelen nadat de tijd, die met de Delay Time parameter is gespecificeerd, is verstreken, na het loslaten van de toets. Hier be­ginnen veranderingen in de TVA Envelope echter terwijl de toets is in­gedrukt, hetgeen in veel gevallen betekent dat alleen het geluid van het release deel van de Envelope hoorbaar is.
Note on
Note off
gespeeld
Delay tijd
• Als u een golfvorm heeft geselecteerd die een decay-type geluid is (bijv. een geluid dat op natuurlijke wijze wegsterft, zelfs als de toets niet wordt losgelaten), kan het selecteren van ‘OFFN’ of ‘OFFD’ maken dat het geluid niet hoorbaar is.
• Als u Tone Delay niet wilt gebruiken, stelt u Tone Delay op ‘NORM’ in, en Tone delay Time op ‘0’.
Als het Str Type (p.93) binnen de reeks van ‘2’ – ‘10’ is ingesteld, wordt de uitvoer van Tones 1 en 2 in Tone 2 samengebracht, en de uitvoer van Tones 3 en 4 wordt in Tone 4 samengebracht. Dat is de reden dat Tone 1 de instellingen van Tone 2 volgt, en Tone 3 de instellingen van Tone 4 volgt.
99
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
Parameter Waarde Uitleg
Specificeert de tijd vanaf het moment, dat de toets wordt ingedrukt (of als de Delay Mode parameter op ‘OFF-N’ of ‘OFF-D’ is ingesteld, de tijd vanaf het moment dat de toets wordt losgelaten), totdat de Tone klinkt. Tone Delay Time specificeert de maat lengte voor het gesynchroniseerde tempo, als het tem-
Tone Delay Time
0127, Note (* 1)
Tone Coarse Tune -48–+48
Tone Fine Tune -50–+50
Random Pch Dpth (Random Pitch Depth)
Pitch Keyfollow
0–9, 10–90, 100–1200
-200– +200
po dat de verstreken tijd tot het moment dat de Tone Klinkt (Patch Tempo) specificeert, is gesynchroniseerd met het tempo, dat op een externe MIDI sequencer is ingesteld.
(Voorbeeld) Met een tempo van 120 (120 kwart noten treden in 1 minuut (60 seconden) op))
(halve noot) 1 seconde (60/60 = 1 (seconde)) (kwartnoot) 0.5 seconde (60/120 = 0.5 (seconde|))
(achtste noot) 0.25 seconde (60/240 = 0.25 (seconde))
Past de toonhoogte van het geluid van de Tone aan, in stappen van een halve toon (+/- 4 octaven).
U kunt Matrix Control gebruiken om dit te wijzigen (p.95). Past de toonhoogte van het geluid van de Tone aan, in stappen van 1 cent (+/- 50 cent).
Eén cent is 1/100
ste
van een halve toon.
U kunt Matrix Control gebruiken om dit te wijzigen (p.95). Dit specificeert de breedte van de willekeurige afwijking in toonhoogte, die optreedt op het
moment, dat een toets wordt ingedrukt. Als u niet wilt dat de toonhoogte willekeurig veran­dert, zet u dit op ‘0’. Deze waardes worden in eenheden van centen uitgedrukt (1/100
van een halve toon). Dit specificeert de hoeveelheid verandering in toonhoogte, die optreedt als u een toets op
een octaaf hoger speelt (d.w.z: 12 toetsen hoger op het toetsenbord). Als u de toonhoogte een octaaf hoger wilt maken, zoals op een conventioneel toetsenbord, stelt u dit op ‘+100’ in. Als u de toonhoogte twee octaven hoger wilt maken, stelt u dit op ‘+200’ in. Omgekeerd, als u de toonhoogte lager wilt maken, stelt u dit op een negatieve waarde in. Op ‘0’ ingesteld zullen alle toetsen dezelfde toonhoogte produceren.
Toonhoogte
+200
+100
+50
ste
Bend Range Up 0–+48
Bend Range Down 0– -48
*1 Nootwaardes
Vierenzestigste triool
16de noot
Hele noot
64ste noot 32te triool
Achtste triool
Halve noot trioolKwartnoot
Dubbele noot triool
100
0
-50
-100-200
C4C3C2C1 C5 C6 C7
Toets
Specificeert de mate van toonhoogte verandering in halve tonen, als de Pitch Bend hendel zich uiterst rechts bevindt. Bijvoorbeeld, als deze parameter op ‘12’ staat, zal de toonhoog­te één octaaf hoger worden als de Pitch Bend hendel helemaal naar rechts wordt verplaatst.
Specificeert de mate van toonhoogte verandering in halve tonen, als de Pitch Bend hendel zich uiterst links bevindt. Bijvoorbeeld, als deze parameter op ‘-48’ staat, zal de toonhoogte vier octaven lager worden, als de Pitch Bend hendel helemaal naar links wordt verplaatst.
32ste noot
Gepuncteerde 16de noot
Gepuncteerde kwartnoot
Gepuncteerde hele noot
Halve noot
Dubbele noot
16de triool
Kwarten triool8ste noot
Hele noot triool
Gepuncteerde 32ste noot
Gepuncteerde 8ste noot
Gepuncteerde halve noot
Loading...