INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN
Over
WAARSCHUWING en
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij
WAARSCHUWING
de gebruiker attent gemaakt wordt op
het risico van overlijden of zwaar letsel,
wanneer het apparaat niet op juiste
wijze gebruikt wordt.
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij
de gebruiker attent gemaakt wordt op
het risico van letsel of materiële schade,
wanneer het apparaat niet op juiste
VOORZICHTIG
wijze gebruikt wordt.
* Materiële schade verwijst naar schade
WAARSCHUWINGWAARSCHUWING
001
• Zorg, dat u onderstaande instructies en de
gebruikershandleiding leest, voordat u het
apparaat in gebruik neemt.
• Maak het apparaat of de adapter niet open en
voer geen interne modificaties uit. (De enige uitzondering hierop, is wanneer u in deze handleiding
specifieke instructies tegenkomt, die opgevolgd dienen te
worden, om door de gebruiker te installeren opties aan te
brengen. Zie p.47, p.50).
• Tracht het apparaat niet te repareren of onderdelen in het apparaat te vervangen (behalve
wanneer daartoe specifieke instructies in de
handleiding staan). Ga voor alle onderhoud naar uw
handelaar, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of
een erkende Roland distributeur die u op de “Informatie”
pagina kunt vinden.
of andere ongunstige effecten, die ten
aanzien van het huis en al het
aanwezige meubilair, en tevens aan
huisdieren kunnen optreden.
NEEM ALTIJD HET VOLGENDE IN ACHT
Over de symbolen
Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke
instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis
van het symbool wordt bepaald door het teken, dat zich
binnen de driehoek bevindt. Het symbool, dat zich in dit
geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken
voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen,
of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.
Het symbool wijst de gebruiker op onderdelen, die
nooit verplaatst mogen worden (verboden). De
specifieke handeling, die niet uitgevoerd mag worden,
wordt aangegeven door het symbool, dat zich binnen
de cirkel bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan
de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit
uit elkaar gehaald mag worden.
Het wijst de gebruiker op onderdelen, die verwijderd
moeten worden. De specifieke handeling, die uitgevoerd
moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel
aangegeven. Het symbool, dat zich in dit geval aan de
linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de
daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.
006
• Wanneer het apparaat samen met de door Roland
aanbevolen BKT-S en PDS-10 wordt gebruikt, dient
het rack of de standaard zorgvuldig geplaatst te
worden, zodat het waterpas staat en stabiel zal
blijven. Wanneer u geen rack of standaard
gebruikt, moet de locatie waar u het apparaat wilt
plaatsen een waterpas oppervlak hebben, dat het
apparaat goed ondersteunt, zodat het niet kan wiebelen.
• Gebruik alleen de adapter die bij het apparaat
hoort. Controleer ook of het lijnvoltage met het
ingangsvoltage overeenkomt, dat op de behuizing
van de adapter wordt vermeld. Andere adapters kunnen
een andere polariteit gebruiken of op een ander voltage
zijn ontworpen. Het gebruik daarvan kan derhalve tot
schade, storingen of elektrische schok leiden.
• Buig of draai het netsnoer niet overmatig en plaats
er geen zware objecten bovenop. Hierdoor kan
het snoer beschadigen, elementen kunnen afbreken
en kortsluiting kan ontstaan. Beschadigde snoeren brengen
risico’s van brand en schok met zich mee!
• Dit apparaat, op zichzelf staand of in combinatie
met een versterker en koptelefoon of luidsprekers,
kan geluidsniveaus produceren die permanent
gehoorsverlies kunnen veroorzaken. Gebruik het
apparaat niet gedurende langere tijd op een hoog
of oncomfortabel volumeniveau. Indien u last heeft
van enig gehoorsverlies of een piep in de oren,
moet u het apparaat niet meer gebruiken en een
oorarts raadplegen.
• Zorg, dat er geen objecten (bijvoorbeeld
brandbaar materiaal, munten of spelden) of vloeistoffen (water, frisdrank, enz.) in het apparaat
terechtkomen.
• Zet direct de stroom uit, haal het netsnoer uit het
stopcontact en breng het apparaat voor
onderhoud naar uw handelaar, het dichtstbijzijnde
Roland Service Centrum of een erkend Roland
distributeur, te vinden op de "Informatie" pagina,
indien
• De adapter, het netsnoer of de stekker is beschadigd, of
• Er rook of een ongewone geur optreedt
• Er objecten of vloeistof in het apparaat terecht zijn
gekomen, of
• Het apparaat in de regen heeft gestaan (of op andere
wijze nat is geworden), of
• Het apparaat niet normaal schijnt te functioneren of een
• In huishoudens met kleine kinderen moet een
volwassene toezicht houden, totdat het kind in
staat is de regels die essentieel zijn voor een
veilige bediening van het apparaat op te volgen.
• Steek het netsnoer van dit apparaat niet in een
stopcontact waar een buitensporig aantal andere
apparaten gebruik van maakt. Wees in het
bijzonder voorzichtig bij het gebruik van verlengsnoeren – de totale hoeveelheid stroom die door
alle aangesloten apparaten wordt gebruikt, mag
nooit de stroom classificatie (watts/ampères) van
het verlengsnoer overschrijden. Door overmatige
ladingen kan de isolatie van het snoer verhit raken,
en uiteindelijk smelten.
• Voordat u dit apparaat in het buitenland gaat
gebruiken, neemt u contact op met uw verkoper,
het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een
erkend Roland distributeur. Deze zijn te vinden op de
‘Informatie’ pagina.
• SPEEL GEEN CD-ROM disk op een conventionele
CD speler af. Het resulterende geluid kan van een
zodanig niveau zijn dat permanent gehoorsverlies
kan veroorzaken. Dit kan tot schade aan
luidsprekers of andere systeemcomponenten
leiden.
• U dient de adapter met enige regelmaat uit het
stopcontact te halen en deze schoon te maken met
een droge doek om stof en andere opeenhopingen
tussen de vorken van de stekker uit te halen. Ook
haalt u de stekker uit het stopcontact wanneer het
apparaat gedurende langere tijd niet gebruikt zal
worden. Ophoping van stof tussen de twee
stekkers kan slechte isolatie veroorzaken, dat tot
brand kan leiden.
• Indien u schroeven verwijdert, bewaart u deze op
een veilige plaats buiten het bereik van kinderen.
Op die manier voorkomt u dat de schroeven per
ongeluk door kinderen worden ingeslikt.
• Zet de fantoomvoeding altijd uit als u, afgezien
van een condensator microfoon, een ander
apparaat dat op fantoomvoeding werkt aansluit.
Als u per ongeluk fantoomvoeding toepast op
apparaten die niet van deze voeding gebruik
maken, zoals dynamische microfoons, afspeelapparaten of andere apparaten, kan er schade
ontstaan. Controleer de specificaties van elke
microfoon die u wilt gebruiken. Deze vindt u in de
betreffende handleiding.
(De fantoomvoeding van dit apparaat: 48 V DC,
10mA Max).
Naast de onderdelen die bij ‘HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN’ op pagina 3-4 worden genoemd, leest en neemt
u het volgende in acht:
Stroomvoorziening
• Sluit dit apparaat niet op hetzelfde stopcontact aan, dat
door een elektrisch apparaat wordt gebruikt waar een
omvormer bij te pas komt (zoals een koelkast, wasmachine, magnetronoven of airconditioner) of dat een
motor bevat. Afhankelijk van de manier, waarop het
apparaat wordt gebruikt, kan de ruis van de stroomvoorziening veroorzaken dat dit apparaat storingen gaat
vertonen of hoorbare ruis produceert. Wanneer het niet
mogelijk is om een apart stopcontact te gebruiken, plaatst
u een stroomvoorziening ruisfilter tussen dit apparaat en
het stopcontact.
• De adapter zal na lange uren werking warmte afgeven.
Dit is normaal en niets om u zorgen over te maken.
• Voordat u dit apparaat op andere apparaten aansluit, zet
u de stroom van alle apparaten uit. Hiermee worden
storingen en/of schade aan luidsprekers of andere
apparaten voorkomen.
Plaatsing
• Wanneer het apparaat in de buurt van krachtversterkers (of
andere apparatuur met grote stroom transformators) wordt
gebruikt, kan ruis worden opgewekt. Om dit probleem op
te lossen, verandert u de richting van dit apparaat of
plaatst u het verder weg van de storingsbron.
• Dit apparaat kan storing in radio en televisieontvangst
veroorzaken. Gebruik dit apparaat niet in de nabijheid van
dit soort ontvangers.
• Ruis kan veroorzaakt worden wanneer draadloze communi-
catieapparaten, zoals mobiele telefoons in de buurt van dit
apparaat worden gebruikt. Dit soort ruis kan optreden bij
het ontvangen of starten van een gesprek of tijdens de
conversatie.
Als u dit soort problemen ondervindt, dient u deze
draadloze apparaten op meer afstand van dit apparaat
gebruiken of uit te zetten.
• Stel het apparaat niet aan direct zonlicht bloot, plaats het
niet in de buurt van apparaten die warmte afgeven, laat
het niet in een afgesloten voertuig achter en onderwerp het
niet aan temperatuur extremen.
Door overmatige hitte kan het apparaat vervormen of
verkleuren.
• Als het apparaat naar een locatie met een zeer afwijkende
temperatuur en/of vochtigheid wordt verplaatst, kunnen er
waterdruppels (condensatie) binnen in het apparaat
worden gevormd. Wanneer u het apparaat in deze staat
gaat gebruiken, kunnen schade en storingen ontstaan.
Daarom moet u het apparaat, voordat u het in gebruik
neemt, enige uren laten staan totdat de condensatie
volledig is verdampt.
• Afhankelijk van het materiaal en de temperatuur van het
oppervlak waar het apparaat wordt geplaatst, kunnen de
rubber voetjes het oppervlak verkleuren of beschadigen.
U kunt een stukje vilt of stof onder de rubber voetjes
plaatsen, om dit te voorkomen. Let hierbij echter op, dat het
apparaat niet per ongeluk glijdt of beweegt.
Onderhoud
• Voor het dagelijks schoonhouden veegt u het apparaat met
een zachte, droge of een licht vochtige doek schoon. Om
hardnekkig vuil te verwijderen gebruikt u een doek met een
kleine hoeveelheid mild, niet schurend schoonmaakmiddel.
Neem het apparaat daarna met een zachte, droge doek
af.
• Gebruik nooit benzine, verdunners, alcohol of oplosmiddelen om verkleuring en/of vervorming van het apparaat te
voorkomen.
Reparaties en data
• Wees er op bedacht, dat alle data in het geheugen van dit
apparaat verloren kan gaan wanneer het apparaat ter
reparatie wordt aangeboden. Het is aan te bevelen om
altijd een reservekopie van belangrijke data in een USB
geheugen op te slaan. Indien mogelijk kunt u de gegevens
ook op papier schrijven. Tijdens reparaties wordt altijd
geprobeerd om dataverlies te voorkomen. In bepaalde
gevallen (bijvoorbeeld als het aan het geheugen gerelateerde circuit zelf niet werkt) kan de data tot onze spijt niet
meer hersteld worden. Roland is niet verantwoordelijk voor
dit soort verlies van data.
Aanvullende
voorzorgsmaatregelen
• Wees er op bedacht dat de inhoud van het geheugen door
storingen of onjuist gebruik van het apparaat onherstelbaar
verloren kan gaan. Om uzelf tegen het risico van verlies
van belangrijke data te beschermen, raden wij u aan om
van tijd tot tijd een reservekopie van belangrijke data, die
u in het geheugen van het apparaat heeft opgeslagen, in
een USB geheugen opslaat.
• De inhoud van data die in het geheugen van het apparaat
of een USB geheugen is opgeslagen, kan helaas niet meer
hersteld worden, wanneer deze verloren is gegaan. Roland
Corporation is niet verantwoordelijk voor dit soort
dataverlies.
• Behandel de knoppen, schuifregelaars of andere bedieningsknoppen van dit apparaat met gepaste voorzichtigheid. Dit geldt ook voor het gebruik van de stekkers en
aansluitingen. Ruwe behandeling kan tot storingen leiden.
• Sla nooit op het beeldscherm, en druk er niet hard op.
• Een zachte ruis kan tijdens normaal gebruik van het beeldscherm te horen zijn.
5
• Tijdens het aansluiten en/of loskoppelen van alle kabels,
houdt u deze bij de aansluiting zelf vast – trek nooit aan de
kabel. Op deze manier vermijdt u kortsluiting of schade
aan de interne elementen van de kabel.
• Om te vermijden, dat u uw buren stoort, probeert u het
volume van dit apparaat op een redelijk niveau te houden.
U kunt ervoor kiezen om een koptelefoon te gebruiken,
zodat u zich geen zorgen om de personen in uw naaste
omgeving hoeft te maken (‘s nachts in het bijzonder.)
• Wanneer u het apparaat moet transporteren, verpakt u het
in de originele doos (inclusief schokabsorberend
materiaal). Anders zult u soortgelijk verpakkingsmateriaal
moeten gebruiken.
• Sommige aansluitingskabels bevatten weerstanden.
Gebruik voor het aansluiten van dit apparaat geen kabels
die weerstanden hebben. Bij gebruik van dit soort kabels
kan het geluidsniveau extreem laag of zelfs niet hoorbaar
zijn. Informatie over kabelspecificaties kunt u bij de
fabrikant van de kabel verkrijgen.
• Het onbevoegd dupliceren, reproduceren, verhuren en
uitlenen is verboden.
Behandeling van CD-ROM’s
• Vermijd het aanraken of krassen van de glanzende
onderkant (gecodeerd oppervlak) van de disk. Beschadigde of vuile disks kunnen niet goed gelezen worden.
Zorg dat uw disks schoon blijven, met een in de winkel
verkrijgbaar CD reinigingsproduct.
* Alle in dit document genoemde productnamen zijn handels-
merken of geregistreerde handelsmerken van hun respectievelijke eiegenaars.
* VST is een handelsmerk van Steinberg Media Technologies
AG.
* MatrixQuest
Alle rechten voorbehouden.
De USB functie van de SonicCell gebruikt
Matrix-Quest middleware technologie van
TEPCO UQUESTm LTD.
* SONAR is een geregistreerd handelsmerk van Twelve Tone
Systems, Inc.
* MPEG Layer-3 geluidscompressie technologie is onder
licentie van Fraunhofer IIS Corporation en THOMSON
Multimedia Corporation.
TM
2007 TEPCO UQUESTm LTD.
Auteursrecht
• Het onbevoegd opnemen, verspreiden, verkopen, uitlenen,
publiekelijk uitvoeren, uitzenden of soortgelijke handelingen van een volledig werk of gedeelte daarvan
(muzikale compositie, video, uitzending, publiekelijke
uitvoering enz.) waarvan het auteursrecht bij een derde
partij ligt, is bij de wet verboden.
• Dit product kan gebruikt worden voor het opnemen of
dupliceren van geluid of visueel materiaal, zonder beperkingen, opgelegd door bepaalde technologische kopieerbeveiliging maatregelen. De reden hiervan is dat dit
product gebruikt dient te worden voor het produceren van
originele muziek of video materiaal, en is daarom zo
ontworpen, dat het materiaal, dat geen inbreuk maakt op
de auteursrechten van anderen (bijvoorbeeld uw eigen,
originele werken), vrijelijk gereproduceerd of gedupliceerd
kan worden.
• Gebruik dit apparaat niet voor doeleinden, waarbij het
auteursrecht van een derde partij overtreden kan worden.
Wij zijn op geen enkele wijze verantwoordelijk voor
overtredingen van het auteursrecht van een derde partij,
die door gebruik van dit apparaat worden begaan.
* Microsoft en Windows zijn geregistreerde handelsmerken
van Microsoft Corporation.
* De afbeeldingen in dit document worden met inachtneming
van de Microsoft Corporation richtlijnen gebruikt.
* Windows staat officieel bekend als: ‘Microsoft®
Windows® besturingssysteem’.
* Apple en Macintosh zijn geregistreerde handelsmerken van
Apple Computer, Inc.
* MacOS is een handelsmerk van Apple Computer, Inc.
* Pentium is een geregistreerd handelsmerk van Intel
Corporation.
6
Inhoud
HET APPARAAT OPEEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN.............................. 3
Index ...........................................................................................................279
11
Hoofdkenmerken
Superieure desktop synthesizer
• 128-stemmige geluidsmodule met nieuwe geluidenset, waaronder
‘levensechte’ instrumenten
• Twee SRX geluidsexpansie ruimtes voor geluidsset personificatie
USB Audio/MIDI Interface
• USB audio interface functie met MIC en GUITAR (Hi-Z) ingangen
• Opnemen met gebruik van de professionele ingebouwde
DSP effecten
• Inclusief PC/Mac VSTi/AU Editor en Cakewalk SONAR LE software
Draagbare Backing Machine
• SMF, WAV, AIFF en MP3 afspeelcapaciteit via optioneel
USB geheugen is perfect voor live optredens
• Creëer speellijsten van elke gewenste combinatie van
bestandstypen, met gebruik van de Playlist Editor
12
Gebruikersgids
13
GEBRUIKERSGIDS
Bovenpaneel
fig.kakubu-topPanel.eps
SRX sleuf
Hier kunnen wave uitbreidingskaarten uit
de SRX serie worden geïnstalleerd.
•
•
Paneel beschrijvingen
Beeldscherm
Hier wordt verscheidene informatie
getoond, afhankelijk van de
operatie die u uitvoert.
Installatie →
Een golf selecteren →
p. 46
p. 98
USB MEMORY ACCESS indicator
Dit licht op als u songdata van een USB geheugen speelt,
dat op de SonicCell is aangesloten of als data in het
USB geheugen wordt opgeslagen.
MIDI MESSAGE indicator
MIDI
Dit licht op, wanneer MIDI berichten van een op de MIDI
IN aangesloten MIDI apparaat worden ontvangen.
USB
Dit licht op als MIDI berichten van de aangesloten
computer worden ontvangen.
14
SMF/AUDIO PLAYER knoppen
Druk op deze knoppen als u de
SonicCell als een SMF/geluidsspeler
gebruikt.
• Een song afspelen → p. 28, p. 168
• Een speellijst creëren → p. 30
MENU knop
U kunt op deze knop drukken om naar een menu
scherm van de huidige mode of een bewerkingsscherm
te gaan.
• Het menu scherm van elke hoofd mode
→ p. 59, p. 68, p. 76, p. 84, p. 88, p. 117, p. 133,
p. 141, p. 143, p. 146, p. 169, p. 171, p. 181
(Play/Pause) knop
Speelt of pauzeert de songdata.
EXIT knop
Druk op deze knop om een
operatie te annuleren.
Paneel beschrijvingen
■ GEBRUIKERSGIDS
MIDI INST knop
Druk op deze knop als u de
SonicCell als MIDI geluidsmodule
wilt gebruiken.
MIDI aansluitingen → p.22, p.54
• Uitvoering →p.22, p.58
• Patch →p.23, p.82
PART VIEW knop
Als de MIDI geluidsmodule zich in de Performance
mode bevindt (p.54), drukt u op deze knop als u
instellingen voor ieder part wilt maken.
Door deze knop samen met de [MIDI INST] knop
in te drukken, kunt u tussen de Performance mode
en de Patch mode afwisselen.
CURSOR/VALUE draaiknop
Gebruik dit om de cursor te verplaatsen, een
parameter te selecteren, of een waarde te
bewerken.
Druk op de draaiknop om de waarde te
bevestigen.
• Hoe de [CURSOR/VALUE] wordt gebruikt → p.20
USB AUDIO knop
Druk op deze knop als u een
effect op het geluidssignaal van
de aangesloten computer wilt
toepassen of instellingen die
met de uitvoer te maken hebben
wilt maken.
• USB AUDIO vp.140
■ De demo songs afspelen
fig.disp-plylstslct-demo.eps
1 Druk op [SMF/AUDIO PLAYER].
INPUT knop
Druk op deze knop als u een effect
wilt toepassen op een apparaat dat
op de INPUT jack is aangesloten
of om instellingen met betrekking
tot uitvoer te maken.
• Een microfoon of gitaar
opnemen → p.40
• Geluid van een extern apparaat
invoeren → p.142
EFFECTS knop
Druk op deze knop als u instellingen met betrekking tot
effecten wilt maken.
• Effecten op een uitvoering toepassen vp.78
• Effecten op een patch toepassen →p.26, p.132
• Effecten op het signaal van de Input jack toepassen →p.43
*Als een USB geheugen dat songbestanden bevat is aangesloten, selecteert u [Demo Songs] in het playlist
(speellijst) scherm. Voor details over het afspelen van een speellijst, zie p.28.
*Alle rechten voorbehouden. Ongeoorloofd gebruik van dit materiaal, voor andere doeleinden dan strikt per-
soonlijke, is een overtreding van de hierop toepasbare wetgeving.
*Data van de afgespeelde muziek wordt niet via de MIDI OUT uitgevoerd.
15
GEBRUIKERSGIDS
Achter en voorpanelen
fig.kakubu-rearPanel.eps
USB COMPUTER aansluiting
Gebruik een USB kabel om de computer hier aan
te sluiten.
Deze aansluiting kan zowel MIDI als audio
verwerken.
• De SonicCell met een computer gebruiken
→ p.31, p.135
USB MEMORY aansluiting
Hier kan een USB geheugen worden aangesloten,
om de SonicCell te gebruiken om bestanden
(songs) af te spelen, die in een USB geheugen zijn
opgeslagen.
• Songs afspelen → p.28, p.167
POWER schakelaar
Zet de stroom
aan/uit. (p.18).
MIDI IN/OUT
Deze kunnen op andere MIDI apparatuur
worden aangesloten voor het verzenden
en ontvangen van MIDI berichten.
• De SonicCell als MIDI geluidsmodule
gebruiken → p.22, p.54
aansluitingen
DC IN Jack
Sluit de bijgeleverde adapter hier
aan (p.18). Gebruik alleen de
bijgeleverde adapter, anders
kunnen storingen optreden.
Achterpaneel
Veiligheidsslot
http://www.kensington.com
PHONES jack
Dit is een stereo mini jack, waar een koptelefoon aangesloten kan worden.
Deze jack voert het geluid dat via de INPUT jack wordt ontvangen uit, samen
met het geluid van de via USB aangesloten computer en het geluid van de
SonicCell zelf.
Indien een koptelefoon wordt aangesloten, zal het geluid van de OUTPUT jack
nog steeds hoorbaar zijn.
Voorpaneel
SAMPLING RATE schakelaar
Dit specificeert de sample snelheid, die voor het opnemen of afspelen van
geluidsdata wordt gebruikt.
Nadat deze instelling is veranderd, moet de SonicCell worden uitgeschakeld, en
vervolgens weer opgestart worden. Als u software gebruikt, dient de software ook
opnieuw te worden opgestart.
Zorg, dat de [SAMPLING RATE] schakelaar zo is ingesteld, dat deze met de sample
snelheid instelling van de door u gebruikte software overeenkomt.
MASTER VOLUME draaiknop
Hiermee wordt het volume van de
signalen die via de PHONES jack
en OUTPUT jacks worden
uitgevoerd bijgesteld (p.19).
16
INPUT/OUTPUT jacks
Deze jacks voeren geluidssignalen in of uit.
INPUT LEVEL knop
Hiermee wordt het ingangsniveau
van het signaal dat via INPUT
wordt ontvangen bijgesteld.
• Het ingangsniveau bijstellen → p.42
LINE (R) jack
Als LINE (L) en LINE (R) voor stereo invoer worden
gebruikt, voert u het signaal van het rechterkanaal
hier in.
• Als u mono invoert, sluit u dit op de LINE (L) jack aan.
Deze jack kan niet gebruikt worden als de INPUT
gain selectie schakelaar zich niet op de LINE (L)
positie bevindt.
• Een microfoon of gitaar opnemen → p.40, p.142
Paneel beschrijvingen
■ GEBRUIKERSGIDS
OUTPUT jacks (R, L/MONO)
Deze jacks voeren het geluidssignaal uit.
Als u mono invoert, sluit u dit op de LINE (L)
jack aan.
Deze jacks voeren de gecombineerde signalen
van het geluid dat via de INPUT jack wordt
ontvangen, het geluid van de via USB aangesloten
computer en het geluid van de SonicCell zelf uit.
L/GUITAR/MIC Jack (combo input jack)
Hier kunt u een microfoon, gitaar of lijnapparatuur aansluiten.
Dit instrument heeft gebalanceerde (XLR/TRS) jacks.
Schakelschema’s voor deze jacks worden hieronder getoond.
Maak aansluitingen, nadat de schakelschema’s van andere
apparatuur die u wilt aansluiten zijn gecontroleerd.
Schakelaar
LINE
GUITAR
Dynamic
MIC
Condenser
Geaccepteerde plug/aansluiting
1/4“ jack (ongebalanceerd)
1/4“ jack (ongebalanceerd)
(hoge impedantie wordt ondersteund)
1/4“ jack (gebalanceerd of ongebalanceerd),
XLR aansluiting
* Uitschakelen ‘Phantom Power’ in het INPUT scherm.
XLR aansluiting (48 V fantoomvoeding ondersteund)
Een fantoomvoeding condensator microfoon aansluiten
→ in het INPUT scherm zet u Phantom Power aan (p.142).
INPUT SOURCE schakelaar
Stel dit in, zoals geschikt voor het apparaat dat
op de LINE (L) jack is aangesloten.
Als u een bron op de LINE (R) jack heeft
aangesloten, moet deze schakelaar op LINE (L)
worden gezet.
LINE (L):
Sluit een lijnniveau apparaat aan, zoals een
geluidsapparaat (bijv. CD speler) of toetsenbord.
GUITAR (Hi-Z):
Sluit een elektrische gitaar aan, die niet door
de effectprocessor gaat (hoog-impedantie
aansluiting).
MIC:
Sluit een microfoon aan.
• Een microfoon of gitaar opnemen→ p. 40, 142
Nominaal ingangsniveau
-30 – -10 dBu
-30 – -10 dBu
-50 – -30 dBu
17
GEBRUIKERSGIDS
■ De adapter aansluiten
3 Zorg, dat de [POWER] schakelaar uit is.
4 Sluit het bijgeleverde netsnoer op de adapter aan.
5 Sluit de adapter op de DC IN aansluiting van de SonicCell aan, en steek de stekker in een stop-
fig.AC-setsuzoku.eps
De stroom aan en uitzetten
contact.
DC IN
Plaats de adapter zo, dat het lampje zich aan de bovenkant bevindt.
(Dit licht op als de stekker in het stopcontact is gestoken).
Stopcontact
Netsnoer
fig.AC-setchi.eps
* Afhankelijk van de omstandigheden van een
bepaalde setup, kunt u een onbehaaglijke sensatie waarnemen of bemerken dat het oppervlak
korrelig aanvoelt als u dit apparaat, hierop aangesloten microfoons of de metalen gedeeltes van
andere objecten, zoals gitaren aanraakt. Dit
wordt veroorzaakt door een oneindig kleine hoeveelheid elektrische lading, die volkomen onschadelijk is. Indien u zich hier echter toch zorgen
over maakt, verbindt u de aarde aansluiting (zie
figuur) met een externe aarde. Als het apparaat
geaard is, kan een brom hoorbaar zijn, afhankelijk van de details van uw installatie. Als u niet
zeker bent van de verbindingsmethode, neem dan
contact op met het dichtstbijzijnde Roland Service
Centrum of een erkend Roland distributeur, zoals vermeld op de ‘Informatie’ pagina.
Plaatsen die niet geschikt zijn voor aansluiting
• Waterleidingen (kan tot schokken of elektrocutie leiden)
• Gasleidingen (kan tot brand of explosie leiden)
• Telefoonlijn aarde of bliksemafleider (kan gevaarlijk zijn in geval van bliksem)
* Als u het apparaat omkeert, plaatst u een stapeltje kranten of tijdschriften onder de vier hoeken aan
beide kanten om schade aan knoppen en regelaars te voorkomen. U dient het apparaat zo te plaatsen, dat knoppen en regelaars niet kunnen beschadigen.
* Als u het apparaat omkeert, behandel het dan voorzichtig om te voorkomen, dat het omvalt of uit uw
handen valt.
Aarde
aansluiting
Adapter
(PSB-1U)
SonicCell onderpaneel
Lampje
18
De stroom aan en uitzetten
■ De stroom aanzetten
OPMERKING
Nadat de aansluitingen zijn gemaakt, zet u de apparaten in de gespecificeerde volgorde aan.
Door apparaten in de verkeerde volgorde aan te zetten, riskeert u storingen en/of schade aan
luidsprekers en andere apparaten.
fig.PowerOn.eps
1 Zet het volume van de SonicCell en de aangesloten geluids-
apparatuur helemaal laag.
Achterpaneel
2 Zet de [POWER] schakelaar aan.
* Dit apparaat is uitgerust met een beveiligingscircuit. Het
duurt daarom korte tijd na opstarten, voordat het apparaat
op normale wijze werkt.
3 Gebruik [MASTER VOLUME] om het volume aan te passen.
Voorpaneel
POWER schakelaar
MASTER VOLUME knop
■ De stroom uitzetten
1 Zet het volume van de SonicCell en de aangesloten geluidsapparatuur helemaal laag.
■ GEBRUIKERSGIDS
2 Zet de aangesloten geluidsapparatuur uit.
3 Zet de [POWER] schakelaar uit.
De indicaties in het scherm zullen verdwijnen, en de stroom wordt uitgeschakeld.
19
GEBRUIKERSGIDS
Over het beeldscherm en [CURSOR/VALUE]
Voor deze uitleg gebruiken we het Performance mode Part View scherm als voorbeeld.
fig.display-sample.eps.
Naar het Part View scherm gaan
Nadat de stroom is aangezet, zorgt u dat [MIDI
INST] is verlicht, en drukt u op [PART VIEW].
De cursor verplaatsen
4 De cursor wordt verplaatst als u aan [CURSOR/VALUE] draait.
cursor.eps
Basisbediening van de SonicCell
De naam
van het
scherm
Cursor
Draaien
Cursor
Afwisselen tussen schermen
fig.dispCursor3.eps
1 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar [PATCH] te
verplaatsen.
fig.cursor-push-eps
2 Druk op [CURSOR/VALUE].
fig.disp-PatchEdit.eps
Het Patch Edit scherm verschijnt.
fig.exit-push.eps
3 Druk op [EXIT].
Cursor
Indrukken
Indrukken
20
fig.disp-cursor.eps
U keert naar het Part View scherm terug.
Basisbediening van de SonicCell
Een waarde bewerken
fig.dispCursorValue1
Laten we proberen het Patch nummer te veranderen.
1 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor
naar het Patch nummer te verplaatsen.
fig.cursor-push-eps
2 Druk op [CURSOR/VALUE].
fig.dispCursorValue2
fig.cursor-turn.eps
Het Patch nummer is gemarkeerd.
3 Draai aan [CURSOR/VALUE].
■ GEBRUIKERSGIDS
Patch nummer
Cursor
Indrukken
De waarde op
de plaats van
de cursor is
gemarkeerd
Draaien
fig.dispCursorValue3
De waarde zal veranderen.
Als u de waarde bewerkt, kan een ‘E’ symbool
rechts boven in het scherm verschijnen.
In dit geval kunnen de instellingen, die u bewerkt
heeft, worden opgeslagen.
De cursor keert naar zijn oorspronkelijke status terug.
Wordt getoond als u
de waarde bewerkt
De waarde zal
veranderen
21
GEBRUIKERSGIDS
Performance nummer
■ Aansluitingen
fig.setsuzoku-MIDI.eps
De SonicCell als een MIDI geluidsmodule gebruiken
MIDI OUT
MIDI toetsenbord
MIDI IN
OUTPUT
Monitor versterker, enz.
OPMERKING
Om storingen en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten te voorkomen, zet u het
volume altijd laag, en schakelt u de stroom van alle apparaten uit, voordat aansluitingen worden gemaakt.
Wanneer kabels met weerstanden worden gebruikt, kan het volume van de apparatuur, die op
de ingangen (INPUT) is aangesloten, laag zijn. In dit geval dient u aansluitkabels zonder weerstanden te gebruiken.
■ Performance mode en Patch mode
Wanneer de SonicCell als een MIDI geluidsmodule wordt gebruikt, kan de performance of de Patch mode
geselecteerd worden.
Nadat het apparaat is opgestart, wordt de Performance mode geselecteerd.
Details over de Performance mode en Patch mode vindt u op p.54.
2 Verplaats de cursor naar het Performance nummer.
3 Druk op [CURSOR/VALUE].
De waarde op de plaats van de cursor is gemarkeerd.
Meer over het gebruik van [CURSOR/VALUE] vindt u op p.20.
22
De SonicCell als een MIDI geluidsmodule gebruiken
fig.dispMIDIPrfmNum2.eps
4 Draai aan [CURSOR/VALUE] om het Performance nummer te
veranderen.
Het geluid zal veranderen.
5 Druk op [CURSOR/VALUE].
De SonicCell in Patch mode spelen
■ De Patch mode selecteren
fig.button-MIDI-PART.eps/fig.disp-PatchPlay.eps
1 In het MIDI INST scherm, drukt u [MIDI INST]
en [PART VIEW] gelijktijdig in.
De SonicCell gaat naar de Patch mode, en het
Patch Play scherm verschijnt.
Als u [MIDI INST] nogmaals ingedrukt houdt, en
op [PART VIEW] drukt, gaat u naar de Performance mode, en zal het MIDI INST scherm verschijnen.
■ Het MIDI kanaal instellen
fig.dispPtchPlyRxch.eps
1 In het Patch Play scherm draait u aan [CURSOR/VALUE]
om de cursor naar ‘RxCh’ te verplaatsen.
2 Druk op [CURSOR/VALUE].
De RxCh waarde wordt gemarkeerd.
3 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de ‘RxCh’ waarde zo in te
stellen, dat deze met het zendkanaal van de aangesloten apparatuur overeenkomt.
■ GEBRUIKERSGIDS
■ Geluiden selecteren
fig.dispPtchSelect.eps
1 In het Patch Play scherm draait u aan [CURSOR/VALUE]
om de cursor naar het Patch nummer te verplaatsen.
2 Druk op [CURSOR/VALUE].
3 Draai aan [CURSOR/VALUE] om het Patch nummer te ver-
anderen.
Het geluid zal veranderen.
23
GEBRUIKERSGIDS
Voorbeeld: ‘037 Violin’ uit de ‘PR-C’ groep selecteren
fig.dispPtchSlct01.eps
1 In het Patch Play scherm draait u aan [CURSOR/VALUE] om
2 Druk op [CURSOR/VALUE].
fig.dispPtchSlct02.eps
3 Draai aan [CURSOR/VALUE] om ‘PR-C’ te selecteren, en druk
fig.dispPtchSlct03.eps
4 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar het Patch
5 Draai aan [CURSOR/VALUE], om ‘037’ als het Patch nummer
Patch groep
de cursor naar de Patch groep te verplaatsen.
dan op [CURSOR/VALUE].
nummer te verplaatsen, en druk dan op [CURSOR/VALUE].
Het Patch nummer is gemarkeerd.
te selecteren.
‘Violin’ is geselecteerd.
Het geluid wijzigen (een Patch bewerken)
Voordat u verder gaat, selecteert u ‘037 Violin’ bij ‘PR-C’, zoals in bovenstaande procedure wordt uitgelegd.
■ De Amp Envelope bewerken
Dit specificeert hoe het geluid begint en wegsterft.
Naar het Patch Edit scherm gaan
fig.dispPtchPly-Edithanten.eps
1 In het Patch Play scherm gebruikt u [CURSOR/VALUE] om de
cursor naar de ‘EDIT’ te verplaatsen.
2 Druk op [CURSOR/VALUE].
Het Patch Edit scherm verschijnt.
fig.dispPtchEdtTVA.eps
3 Draai aan [CURSOR/VALUE], om het symbool onder Tone 1
‘TVA’ te selecteren, en druk dan op [CURSOR/VALUE].
fig.disp-PatchTVAEnv.eps
Het Patch TVA Envelope (T1) scherm verschijnt.
24
De SonicCell als een MIDI geluidsmodule gebruiken
T1 (als u een toets indrukt)
T4 (als u een toets loslaat)
De Attack (dynamiek) aanpassen
fig.dispTVAEnv.eps
4 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar ‘A-Env Tome 1’
te verplaatsen.
5 Druk op [CURSOR/VALUE].
De waarde is gemarkeerd.
6 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de waarde te veranderen, en
druk dan op [CURSOR/VALUE].
Als u de waarde verandert, zal het symbool in het onderste
gedeelte van het scherm ook veranderen.
Als u op [EXIT] drukt, keert u naar het vorige scherm terug.
fig.disp-TVAEnvT1h1.eps
• Om te zorgen dat het geluid meteen begint als u een toets
indrukt
→ Zet ‘A-Env Time 1’ op een lagere waarde.
fig.disp-TVAEnvT1h2.eps
• Om te zorgen dat het geluid langzaam begint als u een
toets indrukt
→ Zet ‘A-Env Time 1’ op een hogere waarde.
De Release aanpassen
fig.dispTVAEnvT4.eps
7 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar ‘A-Env Time4’
te verplaatsen.
8 Druk op [CURSOR/VALUE].
De waarde is gemarkeerd.
9 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de waarde te veranderen, en
druk dan op [CURSOR/VALUE].
Als u de waarde verandert, zal het symbool in het onderste gedeelte van het scherm ook veranderen.
Als u op [EXIT] drukt, keert u naar het vorige scherm terug.
fig.disp-TVAEnvT4h1.eps
• Om te zorgen dat het geluid meteen stopt als u een toets
loslaat
→ Zet ‘A-Env Time4’ op een lage waarde.
■ GEBRUIKERSGIDS
fig.disp-TVAEnvT4h2.eps
• Om te zorgen dat het geluid door blijft klinken, nadat u een
toets loslaat
→ Zet ‘A-Env Time4’ op een hoge waarde.
MEMO
Voor details over Amp Envelope, zie p.107.
Als u de gewijzigde Patch wilt opslaan, zie p.116.
25
GEBRUIKERSGIDS
■ Het filter bewerken
Door de filter instellingen te bewerken, kunt u het klankkarakter van het geluid helderder of donkerder
maken.
fig.dispPtchPly-Edithanten.eps
1 In het Patch Play scherm draait u aan [CURSOR/VALUE] om de
2 Druk op [CURSOR/VALUE].
fig.dispPtchEdtTVF.eps
3 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar de ‘TVF’ te ver-
4 Druk op [CURSOR/VALUE].
fig.disp-PatchTVF1.eps
5 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar ‘Cutoff Fre-
6 Druk op [CURSOR/VALUE].
fig.disp-PatchTVF-Cutoff.eps
7 Draai aan de [CURSOR/VALUE] om de waarde te bewerken, en
MEMO
cursor naar de ‘EDIT’ te verplaatsen.
Het Patch Edit scherm verschijnt.
plaatsen.
Het Patch TVF scherm verschijnt.
quency’ te verplaatsen.
De waarde wordt gemarkeerd.
druk dan op [CURSOR/VALUE].
Als u de waarde verandert, zal het symbool in het onderste
gedeelte van het scherm ook veranderen.
Als u op [EXIT] drukt, keert u naar het vorige scherm terug.
Voor details over filter, zie p.102.
Als u de gewijzigde Patch wilt opslaan, kijk dan op p.116.
■ Het effect veranderen
Effecten zijn verscheidene verwerkingstypes, die op het geluid toegepast kunnen worden. U kunt het karakter van het geluid aanzienlijk veranderen, door het effect eenvoudigweg aan te passen.
fig.button-EFFECTS.epsfig.disp-EfxRouting.eps
1 In het Patch Play scherm drukt u op [EFFECTS].
Het Effect Routing scherm verschijnt.
fig.dispEfxRtF1.eps
2 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar ‘MFX’ te ver-
plaatsen.
fig.dispMFX.eps
26
De SonicCell als een MIDI geluidsmodule gebruiken
MFX type
3 Druk op [CURSOR/VALUE].
fig.disp-MFX.eps
Het MFX scherm verschijnt.
4 Gebruik [CURSOR/VALUE] om het MFX type te selecteren.
5 Druk op [CURSOR/VALUE].
De MFX type indicatie wordt gemarkeerd.
6 Gebruik [CURSOR/VALUE] om het MFX type te veranderen.
7 Druk op [CURSOR/VALUE].
Als u op [EXIT] drukt, keert u naar het vorige scherm terug.
MEMO
Voor details over effect instellingen, zie p.132.
Als u de gewijzigde Patch wilt opslaan, kijk dan op p.116.
De Editor en Librarian gebruiken
Aansluitingen
fig.setsuzoku-MIDI-editor.eps
Computer
Naar USB aansluiting
van computer
■ GEBRUIKERSGIDS
USB COMPUTER
USB kabel
Speciale editor en librarian software behoort bij de SonicCell.
Met gebruik van de editor kunt u de uitvoering en Patch parameters van de SonicCell op de computer
bewerken.
U kunt de instellingen bewerken, terwijl u deze in het grote scherm van de computer bekijkt.
Met gebruik van de librarian kunt u de bewerkte instellingen op de computer beheren.
Details over het installeren van de software vindt u op p.31.
Details over het gebruik van de software, raadpleeg de PDF handleiding, die samen met de software wordt
geïnstalleerd.
27
GEBRUIKERSGIDS
De SonicCell kan MIDI bestanden )SMF) en geluidsbestanden (WAV, AIFF, MP3) afspelen.
Dit is een handige functie, die ook voor het afspelen van tracks tijdens een live uitvoering gebruikt kan worden.
■ Aansluitingen
fig.setsuzoku-pbm.eps
Songs spelen
(Draagbare afspeler)
* Sla de songdata in de
Root Directory van het
USB geheugen op.
*Gebruik alleen USB geheugen van Roland. Correcte werking kan niet gegarandeerd worden, wanneer
andere USB geheugen producten worden gebruikt.
*Sluit het USB geheugen aan, nadat de SonicCell is aangezet.
*Indien u, nadat een USB geheugen apparaat is verwijderd, besluit het opnieuw aan te sluiten, moet de Sonic-
Cell eerst worden uitgezet en dan weer aan.
USB
MEMORY
SMF, WAV,
AIFF, MP3
Monitor versterker enz.
OUTPUT
OPMERKING
Om storingen en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten te voorkomen, moet het
volume altijd helemaal laag worden gezet, en dienen alle apparaten uitgeschakeld te worden,
voordat aansluitingen worden gemaakt.
Wanneer aansluitkabels met weerstanden worden gebruikt, kan het volumeniveau van apparatuur die op de ingangen (INPUT) is aangesloten, laag zijn. Als dit gebeurt, gebruik dan kabels
zonder weerstanden.
■ Bestandsformaten, die gespeeld kunnen worden
Meer informatie over de bestandsformaten, die u kunt afspelen, vindt u op p.168.
■ De demo songs afspelen
Zie p.15.
Procedures voor afspelen
Voordat u verdergaat, controleert u of het USB geheugen, dat de song die u wilt afspelen bevat, op de
SonicCell is aangesloten.
Bovendien moet de SonicCell op de Performance mode zijn ingesteld (p.60).
*Als u songbestanden in het USB geheugen opslaat, dienen deze in de Root Directory te worden opgeslagen.
fig.button-PBM.eps
1 Druk op [SMF/AUDIO PLAYER].
Het Playlist Select scherm verschijnt.
28
Songs spelen (Draagbare afspeler)
fig.disp-PlyLstSlct-Root.eps
2 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar ‘USB Memory’ te
verplaatsen.
3 Druk op [CURSOR/VALUE].
fig.disp-PlayListC.eps
Een lijst met songs in het USB geheugen verschijnt.
fig.disp-PlayListSong.eps
4 Draai aan [CURSOR/VALUE] om een song te selecteren, en
druk dan op [CURSOR/VALUE].
De geselecteerde song wordt weergegeven.
* De songlengte, die in het scherm wordt getoond, kan anders
zijn dan de werkelijke song lengte.
fig.button-PBM.eps/fig.disp-song-play.eps
5 Druk op [].
De geselecteerde song wordt gespeeld.
6 Druk op [] om de song te stoppen.
Als u op [EXIT] drukt, keert u naar het vorige scherm terug.
■ GEBRUIKERSGIDS
Over de sample snelheid
fig.SmplRateSW.eps
De SonicCell speelt songs, die op dezelfde sample
snelheid werden opgeslagen als de instelling van
[SAMPLING RATE] schakelaar op het voorpaneel.
Songs, waarvan de sample snelheid verschilt van
die van de SonicCell instellingen, worden in de
lijst met songs getoond, maar kunnen niet geselecteerd of gespeeld worden.
In dit geval verandert u de instelling van de sample snelheid schakelaar in de snelheid van de
song die u wilt spelen. Vervolgens zet u de SonicCell uit en weer aan.
SAMPLING RATE
schakelaar
1 Verander de instelling van de [SAMPLING RATE] schakelaar.
2 Zet de SonicCell uit en dan weer aan.
29
GEBRUIKERSGIDS
Een speellijst creëren
U kunt de bijgeleverde ‘SonicCell Playlist Editor’ gebruiken om een speellijst te creëren, die door de SonicCell kan worden afgespeeld.
Als u de SonicCell wilt gebruiken om achtergrond tracks af te spelen, is het gemakkelijk om een speellijst te
creëren, zodat de songs in de door u gekozen volgorde worden afgespeeld.
Meer over het installeren van de ‘SonicCell Playlist Editor’, zie p.31.
Details over het gebruik van de software vindt u in de PDF handleiding, die samen met de software is geïnstalleerd.
screen-playlisteditor.eps
Spelen via MIDI, terwijl een song wordt afgespeeld
■ Aansluitingen
fig.setsuzoku-pbm-MIDI.epsfig.setsuzoku-pds10.eps
MIDI toetsenbord
USB
MEMORY
PDS-10 BKT-S
MIDI IN
MIDI OUT
Monitor versterker enz.
OUTPUT
Met gebruik van de apart
verkrijgbare PDS-10 en
BKT-S, kunt u de SonicCell
opstellen, zoals in de
illustratie wordt getoond.
*Als u de PDS-10 gebruikt, moet
de driepoot zo wijd mogelijk
worden gespreid. Zorg, dat de
totale hoogte, inclusief de
SonicCell, niet meer dan
één meter is.
30
De SonicCell op een computer aansluiten
U kunt de SonicCell als een externe geluidsmodule voor DAW of sequencer software gebruiken.
OPMERKING
De driver moet geïnstalleerd worden, voordat de SonicCell op de computer wordt aangesloten.
■ Voorbeeld aansluitingen en voorbereidingen voor installatie
fig.setsuzoku-DAW.eps
Computer
Naar USB aansluiting
van computer
Loskoppelen
Stroom uit
USB kabel
USB COMPUTER
Achterpaneel
MIDI toetsenbord
MIDI OUT
MIDI IN
OUTPUT
Stroom uit
Monitor Amplifier etc.
In het System scherm,
zet USB MIDI THRU
op ON (p.173)
■ GEBRUIKERSGIDS
Voorpaneel
Zet de sample snelheid
op 44.1 kHz
OPMERKING
Om storingen en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten te voorkomen, moet het
volume altijd helemaal laag worden gezet, en dienen alle apparaten uitgeschakeld te worden,
voordat aansluitingen worden gemaakt.
Wanneer aansluitkabels met weerstanden worden gebruikt, kan het volumeniveau van apparatuur die op de ingangen (INPUT) is aangesloten, laag zijn. Als dit gebeurt, gebruik dan kabels
zonder weerstanden.
OPMERKING
Het is verboden om SonicCell Editor, SonicCell Librarian of SonicCell Playlist Editor voor huur,
lease of soortgelijke doeleinden te gebruiken, zonder toestemming van de houder van het
auteursrecht. Het onbevoegd dupliceren is bij de wet verboden.
31
GEBRUIKERSGIDS
dousa.eps
SonicCell systeem vereisten
Windows OS
Windows : Microsoft® Windows® XP
CPU/Clock : Pentium®/Celeron® processor 1.4 GHz of hoger
RAM : 512 MB of meer
Harddisk : 160 MB of meer
Beeldscherm/kleuren: 1280 x 800 of hoger / 24 Full Color of
meer
Overige: Een computer met een USB aansluiting die USB
ondersteunt
Specificatie Revisie 2.0 of hoger
* Intel chipset wordt aanbevolen
* SonicCell kan mogelijk niet optimaal functioneren wanneer
gebruikt met toegevoegde USB 2.0 interface kabel wordt.
CD-ROM Drive
*Hoewel Roland talloze configuraties heeft getest, en heeft vastgesteld dat over het geheel genomen, een
computersysteem gelijk aan dat wat hierboven wordt beschreven, een normale werking van de SonicCell
niet in de weg zal staan, kan Roland niet garanderen dat een dergelijke computer, louter gebaseerd op het
feit dat deze aan de vereisten voldoet, naar tevredenheid met de SonicCell zal werken. Dit komt, doordat
er teveel variabelen zijn, die de verwerkingsomgeving, waaronder verschillen in moederborden en de
specifieke combinaties van andere betrokken apparaten, beïnvloeden.
*In het belang van productverbetering kunnen de specificaties en/of het uiterlijk van dit pakket zonder
voorafgaande mededeling veranderen.
Microsoft® Windows Vista™
* Dit werkt niet met de 64-bit editie van Windows
Vista™.
Mac OS
Besturingssysteem: Mac OS 10.4.3
CPU/Clock : PowerPC G4 1 GHz of
hoger/Intel processor
RAM : 512 MB of meer
Harddisk : 160 MB of meer
Beeldscherm/kleuren: 1280 x 800
of hoger/1670 miljoen kleuren of
meer
Beeldscherm/kleuren: 1280 x 800
of hoger/1670 miljoen kleuren of
meer
CD-ROM Drive
of later
■ Installatieprocedure
Windows XP gebruikers ........................... p.33
Windows Vista gebruikers........................ p.35
Mac OS gebruikers ................................... p.37
SONAR LE installeren ..............................p.152
Specificaties van de speciale plug-in versie van de editor
SonicCell is in twee vormen te verkrijgen: een op zichzelf staande versie en een plug-in versie.
Plug-in formaten
• Windows: VSTi
• Mac: VSTi, Audio Unit
Host applicaties, waarmee werking is geverifieerd
Als u de plug-in versie van de editor gebruikt, raadpleeg dan de daarop toepasbare uitleg.
• SONAR LE → p.152
• SONAR 6.2 → p.157
• CUBASE 4 → p.160
• Logic Pro 7.2 → p.163
*Om de plug-in versie van de editor te kunnen gebruiken, moet de computer aan de bovenstaande vereisten
voldoen, evenals aan de vereisten van de gebruikte host applicatie.
*De plug-in versie van de editor is getest, en heeft zich bewezen te werken met de belangrijkste host applica-
ties, maar wij kunnen niet garanderen dat deze met alle host applicaties zal werken.
32
De SonicCell op een computer aansluiten
Windows XP gebruikers
Om de driver en software te installeren, moet u inloggen als gebruiker met Administrator Privileges.
*Voor details, raadpleeg de systeemadministrator van de computer.
OPMERKING
Op de SonicCell Editor CD bevat de XP map, die zich binnen de Driver map bevindt, een
Readme bestand (Readme_E.html), waarin wordt uitgelegd hoe de driver geïnstalleerd wordt,
en zich tevens een aantal probleemoplossingen bevinden. Lees dit bestand, voordat de software in gebruik wordt genomen.
De driver installeren
1 Start Windows op, terwijl alle USB kabels zijn losgekoppeld (behalve die van een USB toetsen-
bord en/of muis, indien gebruikt).
2 Log op Windows in, als één van de volgende gebruikers.
• Een gebruike,r die tot de administrators groep behoort, zoals een Administrator,
• Een gebruikers met een account type Computer Administrator
* Voor details, raadpleeg de systeem Administrator van de computer die u gebruikt.
■ GEBRUIKERSGIDS
3 Sluit alle applicaties.
Sluit ook anti-virus of systeem-monitoring software.
4 Plaats de ‘SonicCell Editor CD-ROM’ in de CD-Rom drive, ga naar de Driver map | XP map, en
dubbelklik op Setup.exe.
5 ‘Roland SonicCell Driver will be installed on your computer’ wordt in het scherm weergegeven.
Klik [Next] ([Volgende]).
* Wanneer een ander bericht wordt getoond, ga dan verder volgens de inhoud van de berichten.
6 Het bericht ‘To begin installation, click [Next]’ verschijnt. Ga verder met de installatie van de dri-
ver, volgens de instructies in het scherm.
33
GEBRUIKERSGIDS
Windows instellingen
■ Systeem instellingen
Deze instellingen zullen voorkomen dat geluid onderbroken wordt, als u muziek van de computer afspeelt.
1 Open ‘Configuratiescherm’, en klik twee keer op ‘Systeem’.
2 Klik op de ‘Geavanceerd’ tab, en in de Uitvoering sectie klikt u op [Instellingen].
3 Klik op de ‘Geavanceerd’ tab.
4 Kies ‘Achtergrond services’, en klik [OK].
5 Klik op [OK] om ‘Systeem eigenschappen’ te sluiten.
■ Instelling voor gebruik van de Media Player, behorend bij
Windows
1 Open ‘Configuratiescherm’, en dubbelklik op ‘Geluiden en geluidsapparaten’.
* Als u het bovenstaande icoon niet ziet, klik dan op ‘Uitvoering en onderhoud’, en dan op ‘Systeem’.
* Als u het bovenstaande icoon niet ziet, klik vervolgens op ‘Geluiden, audio en geluidsapparaten’, en
klik dan op ‘Geluiden en geluidsapparaten’.
2 Klik op [OK] om ‘Eigenschappen voor geluiden en geluidsapparaten’ te sluiten.
3 Start Windows media Player op, speel een geluidsbestand en een MIDI bestand af, en controleer
of het geluid correct wordt afgespeeld.
SonicCell Editor installeren
1 Plaats de ‘SonicCell Driver CD-ROM’ in de CD-Rom drive, ga naar de Editor map en dubbelklik
op Setup.exe.
2 Het ‘Welcome’ scherm verschijnt. Klik [Next].
3 Volg de instructies in het scherm, om SonicCell Editor te installeren.
Als u de SonicCell Editor installeert, worden de SonicCell Editor, SonicCell Editor VSTi plugin, SonicCell Librarian, SonicCell Playlist Editor, en online handleidingen voor elke editor geïnstalleerd.
De online handleiding van elke editor vindt u onder Windows ‘Start | Alle
programma’s | SonicCell Editor’ map. De online handleidingen zijn PDF bestanden.
U heeft Adobe Reader (gratis) nodig om PDF bestanden te kunnen bekijken.
34
De SonicCell op een computer aansluiten
Windows Vista gebruikers
Om de driver en software te installeren, moet u inloggen als gebruiker met Administrator Privileges.
*Voor details, raadpleeg de systeemadministrator van de computer.
OPMERKING
De Driver | Vista map van de SonicCell Driver CD-ROM bevat een Readme bestand
(Readme_E.html), waarin wordt uitgelegd hoe de driver geïnstalleerd wordt, en zich tevens een
aantal probleemoplossingen bevinden. Lees dit bestand, voordat de software in gebruik wordt
genomen.
De driver installeren
1 Start Windows op, terwijl alle USB kabels zijn losgekoppeld (behalve die van een USB toetsen-
bord en/of muis, indien gebruikt).
2 Sluit alle applicaties.
Sluit ook anti-virus of systeem-monitoring software.
3 Plaats de ‘SonicCell Editor CD-ROM’ in de CD-ROM drive, ga naar de Driver map | Vista map, en
dubbelklik op Setup.exe.
* Als het bericht ‘Drivers moeten door een administratieve gebruikers worden geïnstalleerd’ wordt weer-
gegeven, moet u op Windows inloggen als een gebruiker met een Administrator account type, en dan
de installatie nogmaals uitvoeren.
■ GEBRUIKERSGIDS
4 Een gebruikersaccount scherm verschijnt. Klik [Continue].
5 Het bericht ‘Roland SonicCell Driver will be installed on your computer…’ verschijnt.
Klik [Next].
* Wanneer een ander bericht wordt getoond, ga dan verder volgens de inhoud van de berichten.
6 Het bericht ‘Click [Next] to begin installation,’ verschijnt. Ga verder met de installatie van de dri-
ver, volgens de instructies in het scherm.
35
GEBRUIKERSGIDS
Windows instellingen
■ Instelling voor gebruik van de Media Player, behorend bij
Windows
1 Open ‘Configuratiescherm’, en dubbelklik op ‘Geluiden en geluidsapparaten’. Klik dan op
2 Bij ‘Afspelen’ kiest u Roland SonicCell’s ‘OUT’, en klikt u op ‘als standaard instellen’.
3 Klik op [OK] om ‘Geluiden’ te kiezen.
4 Start de Windows Media Player op, speel een geluidsbestand af, en controleer of het geluid
SonicCell Editor installeren
‘Geluiden’.
* Indien u de klassieke weergave heeft gekozen, klik dan twee maal op ‘Geluiden’.
correct wordt geproduceerd.
1 Plaats de ‘SonicCell Driver CD-ROM’ in de CD-ROM drive, ga naar de Editor map, en dubbelklik
op Setup.exe.
2 ‘Een onbekend programma vraagt toegang tot deze computer’ verschijnt in het scherm. Klik op
[Toestaan].
3 Een gebrikersaccount scherm verschijnt. Klik op [Doorgaan].
4 De installer start op. Volg de instructies in het scherm om door te gaan met het installeren van
SonicCell Editor.
Als u de SonicCell Editor installeert, worden de SonicCell Editor, SonicCell Editor VSTi plugin, SonicCell Librarian, SonicCell Playlist Editor en online handleidingen voor elke editor geïnstalleerd.
De online handleiding van elke editor vindt u onder Windows ‘Start | Alle programma’s
| SonicCell Editor’ map. De online handleidingen zijn PDF bestanden.
U heeft Adobe Reader (gratis) nodig om PDF bestanden te kunnen bekijken.
36
De SonicCell op een computer aansluiten
Mac OS X gebruikers
Om de driver en andere software te installeren, moet u inloggen als gebruiker met een administratieve
account.
*Voor details, vraag de systeemadministrator van de gebruikte computer.
*De bijgeleverde SONAR LE is niet compatibel met Mac OS.
De driver installeren
*Als een ‘Authentication’ dialoogvenster tijdens de installatie verschijnt, voert u het wachtwoord in, en klikt u
op [OK].
1 Start de computer op, terwijl alle USB kabels ontkoppeld zijn (behalve die van toetsenbord en
muis).
2 Plaats de ‘SonicCell Driver CD-ROM’ in de CD-ROM drive, ga naar de Driver map en dubbelklik
op ‘SonicCell USBDriver.pkg.
3 Dit bericht kan verschijnen: ‘This installer package needs to run a program to determine if it can
be installed. Continue?’
In dit geval klikt u op [Continue].
4 Een bericht verschijnt: ‘Welcome to Roland SonicCell Driver installer’.
Klik op [Continue].
5 Het bericht ‘Select a Destination’ verschijnt.
Klik om de drive te selecteren waarin het systeem geïnstalleerd wordt, en klik dan op [Continue].
6 Het bericht ‘Easy Install’ verschijnt.
Klik [Install] of [Upgrade].
7 In een bericht wordt aangegeven ‘Installing this software requires you to restart…’.
Klik [Continue with installation].
8 Een bericht geeft aan: ‘The software was successfully installed’. Klik op [Restart] om de computer
opnieuw op te starten.
■ GEBRUIKERSGIDS
37
GEBRUIKERSGIDS
SonicCell Editor installeren
1 Op de ‘SonicCell Driver CD-ROM’ gaat u naar de Editor map, en klikt u twee keer op ‘SonicCell
2 De installer wordt gestart. Volg de instructies in het scherm om verder te gaan met de installatie
Instellingen
Editorinstaller.mkpg’.
van SonicCell Editor.
Als u de SonicCell Editor installeert, worden de SonicCell Editor, SonicCell Librarian, SonicCell Playlist Editor, en online handleidingen voor elke editor geïnstalleerd.
De ‘Manual’ map binnen de map, waarin de SonicCell Editor is geïnstalleerd, bevat
online handleidingen voor elke editor. De online handleidingen zijn PDF bestanden.
U heeft Adobe Reader (gratis) nodig om PDF bestanden te kunnen bekijken.
■ Mac OS X Audio Invoer/uitvoer instellingen
1 Gebruik een USB kabel om de SonicCell met de computer te verbinden, en zet dan de SonicCell
aan.
2 Bij ‘Systeem voorkeursinstellingen’ klikt u op ‘Geluiden’.
3 Kies ‘Roland SonicCell ** kHz’ voor de volgende instellingen.
(** is afhankelijk van de sample snelheid instelling van de SonicCell zelf).
• In de ‘Sound Effects’ tab, ‘Play alerts and sound effects through’.
• In de ‘Output’ tab, ‘Choose a device for sound output’.
• In de ‘Input’ tab, ‘Choose a device for sound input’.
■ Mac OS X MIDI invoer/uitvoer instellingen
1 Gebruik een USB kabel om de SonicCell met de computer te verbinden, en zet dan de SonicCell
aan.
2 In de ‘Applications – Utilities- map klikt u twee keer op ‘Audio MIDI Setup’, om dit op te starten.
3 Klik op de ‘MIDI Devices’ tab.
38
De SonicCell op een computer aansluiten
4 In het ‘Audio MIDI Setup’ dialoogvenster controleert u of ‘SonicCell’ wordt weergegeven.
* Indien ‘SonicCell’ niet wordt weergegeven of in grijs wordt getoond, is de SonicCell niet correct gede-
tecteerd. Klik op ‘Re-scan MIDI’. U kunt ook proberen om de SonicCell uit te zetten en dan weer aan.
* Als een andere versie van de driver is geïnstalleerd, kunnen de oude instellingen nog steeds bestaan.
In dit geval klikt u op het in grijs weergegeven ‘SonicCell’ of ‘Roland SonicCell’ om dit te selecteren, en
klik dan op ‘Apparaat verwijderen’ om de instellingen te verwijderen.
5 Klik op ‘Apparaat toevoegen’. Een ‘Nieuw extern apparaat’ verschijnt.
6 Klik op het ‘Nieuw extern apparaat’ dat is toegevoegd, en klik dan op ‘View Information’.
7 In het ‘Apparaat naam’ veld van elk ‘Nieuw extern apparaat’, voert u de volgende namen in.
Eerste nieuw extern apparaat SonicCell
8 Sleep met de muis, zodat de omhoog/omlaag pijlen, die de invoer/uitvoer poorten aangeven,
als volgt zijn verbonden.
• Verbind de eerste omhoog/omlaag pijl van ‘SonicCell’ met de omhoog/omlaag pijl van de
toegevoegde ‘SonicCell’.
9 Controleer of MIDI overdracht en ontvangst op normale wijze verloopt.
• Klik op ‘Test instellingen’. De muis cursor verandert in de vorm van een muzieknoot.
0 Klik op het toegevoegde externe apparaat. Als u geluid vanaf de geluidsmodule hoort, zijn de
instellingen correct.
A Klik nogmaals op ‘Test Setup’ om de test te beëindigen.
2 Sluit het ‘Audio MIDI Instellingen’ dialoogvenster. Hiermee zijn de instellingen voltooid.
■ GEBRUIKERSGIDS
■ Voordat de SonicCell met software wordt gebruikt
1 Gebruik een USB kabel om de SonicCell met de computer te verbinden, voordat u de software
opstart.
2 Bij de Audio Driver instellingen van de gebruikte software kiest u ‘Roland SonicCell ** kHz.’.
(** is afhankelijk van de sample snelheid van de SonicCell zelf).
3 Bij de MIDI Driver instellingen van de gebruikte software kiest u SonicCell.
Voor details raadpleegt u de handleiding van de software die u gebruikt.
39
GEBRUIKERSGIDS
■ Aansluitingen
fig.setsuzoku-Input.eps
Computer
Een microfoon of gitaar opnemen
(USB/Audio Interface)
Akoestische
gitaar enz.
Condensator microfoon
Monitor versterker, enz.
Naar USB aansluiting
van computer
USB kabel
USB COMPUTER
Dynamische microfoon
Keyboard
LINE (L)
MIC
LINE (R)
INPUT
Gitaar
(DC 48 V/10mA)
GUITAR (Hi-Z)
MIC
OUTPUT
Stel de INPUT LEVEL knop op MIN in,
voordat aansluitingen gemaakt worden.
OPMERKING
*Om storingen en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten te voorkomen, zet u het
volume altijd helemaal laag, en schakelt u alle apparaten uit, voordat aansluitingen worden
gemaakt.
*Wanneer aansluitkabels met weerstanden worden gebruikt, kan het volumeniveau van appara-
tuur die op de ingangen (INPUT) is aangesloten, laag zijn. Als dit het geval is, gebruik dan
kabels zonder weerstanden.
*Afhankelijk van de locatie van de microfoons ten opzichte van de luidsprekers, kan rondzingen
ontstaan. Dit kan worden verholpen door:
1. De richting van de microfoon(s) te veranderen.
2. De microfoon(s) op meer afstand van de luidsprekers te plaatsen.
3. Volumeniveaus te verlagen.
fig.XLR/TRSJack.eps
*Dit instrument is uitgerust met geba-
lanceerde (XLR/TRS) jacks. Bedradingschema’s voor deze jacks
worden hieronder getoond. Maak
pas instellingen, nadat u de bedradingschema’s van andere apparatuur, die u wilt gaan aansluiten,
gecontroleerd heeft.
40
Een microfoon of gitaar opnemen (USB/Audio Interface)
Een microfoon aansluiten
Dynamische microfoon
Akoestische
gitaar enz.
Condensator
microfoon
L/GUITAR/MIC
Input Source
schakelaar
Een gitaar aansluiten
Gitaar
L/GUITAR/MIC
■ GEBRUIKERSGIDS
fig.setsuzoku-input-Mic.eps
Vereiste instellingen
INPUT SOURCE schakelaar
→ op ‘MIC’ ingesteld.
Bij aansluiten van een microfoon, die fantoomvoeding nodig heeft
→ zet fantoomvoeding aan (p.142).
fig.setsuzoku-input-guitar.eps
Vereiste instellingen
INPUT SOURCE schakelaar
Als de gitaar door een effect apparaat wordt
gestuurd, voordat deze op de SonicCell wordt
aangesloten → op ‘LINE’ instellen’.
Als de gitaar rechtstreeks op de SonicCell
wordt aangesloten, zonder door een effectapparaat te gaan
→ instellen op ‘GUITAR’.
Als u een effect wilt toepassen
→ zie p. 144.
Input Source
schakelaar
41
GEBRUIKERSGIDS
De lijn (Line) ingang gebruiken
Toetsenbord
OUTPUT
LINE (R)
L/GUITAR/MIC
Input Source
schakelaar
Het ingangvolume aanpassen
Het volumeniveau controleren
fig.dispInputLvmtr.eps
1 Druk op [INPUT], zodat dit verlicht is.
Het Input scherm verschijnt.
Als het volume te hoog is, geeft de niveau meter onder in
het Input scherm ‘CLIP’ aan.
fig.setsuzoku-input-Line.eps
Vereiste instellingen
INPUT SOURCE schakelaar
→ instellen op ‘LINE’.
Als u mono invoert (één kabel)
→ aansluiten op L (MONO)
Als u een effect wilt toepassen
→ zie p. 144.
Het volume aanpassen
1 Gebruik de [INPUT LEVEL] op het achterpaneel om het ingangvolume aan te passen.
Verhoog het volume zo ver mogelijk, zonder dat de ‘CLIP’ indicatie in de niveaumeter van het Input
scherm verschijnt.
fig.InputVolume.eps
INPUT
LEVEL
42
Een microfoon of gitaar opnemen (USB/Audio Interface)
Instellingen voor effecten op de ingang
Als u een effect op het geluid van de ingangjack wilt toepassen, verandert u de instellingen, zoals geschikt
voor uw situatie.
■ Hetzelfde geluid, dat via de luidsprekers te horen is, naar
de computer sturen
Input-b.eps
SonicCell
Monitor versterker enz.
■ GEBRUIKERSGIDS
Reverb,
Chorus,
Mastering
effect
Mic
Patch,
Performance
Invoer
Input FX
■ Vereiste instellingen
1 Druk op [INPUT], zodat dit verlicht is.
Het Input scherm verschijnt.
Het geluid via InputFX (input effect) laten lopen
fig.disp-Input-Assign.eps
2 Draai aan [CURSOR VALUE] om de cursor naar ‘Assign’ te ver-
plaatsen.
3 Druk op [CURSOR/VALUE].
4 Verander de waarde in ‘To Input FX’.
Meer over de Input ‘Assign’ instelling → p.142.
Het input effect type selecteren → p.147.
5 Druk op [EFFECT] om naar het In/Out Routing scherm te gaan.
* De illustratie rechts is een voorbeeld van het IN/OUT Routing
scherm in de Performance mode.
6 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar ‘To Com’ te ver-
plaatsen.
7 Druk op [CURSOR VALUE].
Het To Computer scherm verschijnt.
fig.disp-ToComputer.eps
8 Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar het ‘Type’ te
verplaatsen.
9 Druk op [CURSOR/VALUE].
0 Verander de waarde van Type in ‘INPUT FX’.
Meer over de ‘Type’ instelling van het To Computer scherm
→ p.148.
fig.disp-EffectSwitch.eps
Als het Input effect niet wordt toegepast
In het In/Out Routing scherm drukt u op [MENU] om naar het Menu
scherm te gaan.
Zet het Input Effect op ‘ON’.
■ GEBRUIKERSGIDS
MEMO
Als u meer gedetailleerde instellingen wilt maken, raadpleeg dan de volgende pagina’s.
• Input Effect ➝ p. 147
• Chorus Send Level ➝ p. 148
• Reverb Send Level ➝ p. 148
• Mastering Effect ➝ p. 181
45
GEBRUIKERSGIDS
In de SonicCell kunnen twee Wave uitbreidingskaarten (SRX serie, apart verkrijgbaar) geïnstalleerd worden.
Golfvorm data, Patches en ritme sets worden op de Wave uitbreidingskaart opgeslagen. Zodoende kunt u
het aantal beschikbare geluiden laten toenemen door de kaart in de SonicCell te installeren.
Waarschuwingen bij het installeren
van een Wave uitbreidingskaart
● Om het risico van schade aan interne componenten, dat door statische elektriciteit kan ontstaan, te
voorkomen, neemt u het volgende in acht:
❍ Voordat u de kaart aanraakt, pakt u eerst een metalen object vast (zoals een waterleiding), zodat u er
❍ Pak de kaart alleen bij de hoeken vast. Raak de elektronische componenten of aansluitingen niet aan.
● Bij het verwijderen van de schroeven, moet u de bijgeleverde Allen moersleutel gebruiken. Als u ander
gereedschap gebruikt, kan de kop van de schroef beschadigen.
fig.30-001-e
● Om een schroef te verwijderen, draait u de inbussleutel tegen de klok in. Om de
schroeven vast te draaien, draait u de inbussleutel met de klok mee.
● Als u de schroeven vastzet, draai deze dan niet te stevig aan. Hierdoor kan de
schroefkop doldraaien, waardoor de inbussleutel niet meer gebruikt kan worden.
● Bij het installeren van Wave uitbreidingskaarten, verwijdert u alleen de gespecificeerde schroeven.
● Zorg, dat de schroeven, die u verwijdert, niet in de SonicCell vallen.
● Nadat de installatie van de Wave uitbreidingskaarten is voltooid, moet het deksel worden teruggeplaatst.
● Pas op, dat u uw hand niet openhaalt aan de opening voor het installeren van de kaart.
● Raak de print circuits of aansluiting terminals niet aan.
● Gebruik geen overmatige kracht bij het installeren van een printplaat. Als deze de eerste keer niet goed past,
verwijder dan de kaart, en probeer het opnieuw.
● Nadat de installatie van de printplaat is voltooid, controleert u uw werk nog een keer.
De Wave uitbreidingskaart installeren
OPMERKING
Door een Wave uitbreidingskaart te installeren, neemt het aantal Patches en drum sets voor
Parts toe, maar het aantal Parts verandert niet. De Wave uitbreidingskaart kan geïnstalleerd
worden door het deksel aan de bovenkant te verwijderen.
zeker van bent dat mogelijke statische elektriciteit, die u meedraagt, ontladen wordt.
Vast Los
46
De Wave uitbreidingskaart installeren
Hoe een Wave uitbreidingskaart geïnstalleerd
Om een Wave uitbreidingskaart te installeren, moet de deksel aan de bovenkant verwijderd worden.
Kaarten kunnen in de EXP A-EXP B ruimtes geïnstalleerd worden. Deze ruimtes corresponderen met de
Wave uitbreidingskaart groepen (XP-A-XP-B) als de uitbreidingen Wave, Patches en ritme sets worden
gebruikt.
1 Voordat de Wave uitbreidingskaart geïnstalleerd wordt, zet u de SonicCell en alle aangesloten
apparaten uit, en haalt u alle kabels, inclusief het SonicCell netsnoer, uit de SonicCell.
fig.SRX-Install0-e.eps
2 Verwijder alleen de in het volgende dia-
gram aangegeven schroeven van de
SonicCell, en verwijder het deksel aan de
bovenkant.
vfig.SRX-Install3-e.eps
3 Steek de aansluiting van de Wave uitbrei-
dingskaart in de aansluiting van de relevante ruimte, en steek de board houder
tegelijkertijd door de gaten van de Wave
uitbreidingskaart, zoals in de volgende
illustratie wordt getoond.
* Indien u hetzelfde type kaarten installeert,
zal slechts één kaart gedetecteerd worden.
fig.SRX-Install4-e.eps
Inbussleutel (2mm)
kaarthouder
Plaats deze zoals getoond,
voordat u de kaart installeert
Te verwijderen schroeven
Wave uitbreidingskaart
(SRX serie)
Aansluiting
4 Gebruik het installatie gereedschap beho-
rend bij de Wave uitbreidingskaart om de
houders in de LOCK richting te draaien,
zodat de kaart op zijn plaats wordt vastgezet.
Installatie
gereedschap
LOCK
5 Gebruik de schroeven, die u bij stap 2
heeft verwijderd, om het deksel weer vast
te zetten.
■ GEBRUIKERSGIDS
47
GEBRUIKERSGIDS
De geïnstalleerde Wave uitbreidingskaarten controleren
Nadat de installatie van de wave uitbreidingskaarten is voltooid, controleert u of de kaarten correct worden herkend.
1 Zet de stroom aan, zoals bij ‘De stroom aanzetten’ (p.19) wordt uitgelegd.
fig.disp-Menu-left-Snd.eps
2 Druk op [MENU].
fig.disp-menu-right-info.eps
3 Draai aan [CURSOR/VALUE], om ‘SRX Info’ te selecteren.
Het menu scherm verschijnt.
fig.disp-SysSRXInfo.eps
4 Druk op [CURSOR/VALUE].
Druk om het System SRX Info scherm te laten verschijnen.
Het System scherm verschijnt. Controleer of de naam van het
geïnstalleerde Wave uitbreidingskaart wordt weergegeven.
OPMERKING
Als ‘-- -----‘ naast de geïnstalleerde slot naam verschijnt, is het mogelijk dat het geïnstalleerde
Wave uitbreidingskaart niet correct is herkend. Installeer de Wave uitbreidingskaart opnieuw,
op juiste wijze.
5 Druk op [EXIT] om het System scherm te verlaten.
fig.French_CSA
48
MEMO
49
MEMO
50
MEMO
51
MEMO
52
MIDI geluidsmodule
53
Overzicht
De SonicCell kan in zowel de Performance mode als de Patch mode als een MIDI geluidsmodule gebruikt worden.
Performance mode en Patch mode
■ Performance mode
In de Performance mode kunt u meerdere Patches of ritme sets
gelijktijdig gebruiken. Een uitvoering bevat zestien ‘Parts’.
Aan ieder Part kan een Patch of ritme set worden toegewezen,
die vervolgens als ensemble gebruikt kunnen worden of geluiden kunnen gestapeld worden om rijke texturen te creëren.
Aangezien u in de Performance mode een extern MIDI apparaat of sequencer software kunt gebruiken om de zestien Parts
van de SonicCell individueel te besturen, is dit de mode die u
het beste kunt gebruiken als u een song creëert.
In de fabrieksinstelling is de Performance mode geselecteerd.
De 64 preset performances van de SonicCell zijn
gecreëerd voor de volgende doeleinden.
PRSTO1-33 voor song productie
PRST34-64 om te spelen
■ Patch mode
In de Patch mode kunt u een aangesloten toetsenbord of ander
apparaat gebruiken, om een enkele Patch op de SonicCell te
spelen. Omdat u in de Patch mode een verscheidenheid aan
effecten op een enkele Patch kunt gebruiken, kunnen bijzonder
rijke texturen gespeeld worden.
In de Patch mode is het ook gemakkelijk om het geselecteerde
geluid te bewerken, daarom is dit de mode die u gebruikt
voor het bewerken of creëren van uw eigen geluiden.
De opbouw van een Performance
Een performance (uitvoering) heeft een Patch of ritme set aan
alle zestien Parts toegewezen, en kan 16 Parts tegelijk besturen.
Omdat de geluidsgenerator van de SonicCell meerdere geluiden (instrumenten) kan besturen, wordt dit een Multi-timbrale
geluidsgenerator genoemd.
■ Part
Op de SonicCell is een ‘Part’ iets, waaraan u een Patch of
ritme set toewijst. In de Performance mode heeft elke
uitvoering 16 Parts en u kunt aan elk Part een Patch of ritme
set toewijzen.
Hoe een Patch is opgebouwd
Patches zijn de basale geluidsconfiguraties, die u tijdens een
uitvoering speelt. Elke Patch kan geconfigureerd worden, door
maximaal vier Tones te combineren. Hoe deze vier Tones
gecombineerd worden, wordt door de Structure Type
parameter bepaald.
Patch
Tone1Tone2Tone3Tone
Voorbeeld 1: een Patch bestaande
uit slechts n Tone (Tones 2-4 zijn uitgeschakeld)
4
Patch
Tone1Tone2Tone3Tone
Voorbeeld 2: een Patch bestaande uit vier Tones.
4
■ Tones
Op de SonicCell zijn Tones de kleinste eenheid van geluid.
Het is niet mogelijk om een Tone op zichzelf te spelen. De
Patch is de geluidseenheid, die gespeeld kan worden, en de
Tones zijn de basale bouwblokken, die de Patch vormen.
Tone
LFO 1LFO 2
Performance
54
Part 1
Part 16
Patch/
Rhythm Set
WG
Pitch
Envelope
audio signal
TVF
TVF
Envelope
TVA
TVA
Envelope
control signal
WG (Wave Generator)
Specificeert de PCM golfvorm (golf), die de basis van het
geluid vormt, en bepaalt hoe de toonhoogte van het geluid zal
veranderen.
TVF (Time Variant Filter)
Specificeert hoe de frequentie componenten van het geluid
zullen veranderen.
TVA (Time Variant Amplifier)
Specificeert de volumeveranderingen en de positie van het
geluid in een stereo geluidsveld.
Envelope
U kunt Envelope gebruiken om veranderingen in het geluid
binnen een bepaald tijdsbestek te laten optreden. Er zijn
aparte envelopes voor Pitch, TVF (Filter), en TVA (volume).
LFO (Low Frequency Oscillator)
Gebruik de LFO om cyclische veranderingen (modulatie) in
een geluid te creëren.
De SonicCell heeft twee LFO’s. Deze kunnen apart of beiden
toegepast worden, om de WG (toonhoogte), TVF (filter), en/of
TVA (volume) te beïnvloeden. Wanneer een LFO op de WG
toonhoogte wordt toegepast, wordt een vibrato effect
geproduceerd. Als een LFO op de TVF cutoff frequentie wordt
toegepast, wordt een wah effect geproduceerd. Wanneer een
LFO op het TVA volume wordt toegepast, wordt een tremolo
effect geproduceerd.
Hoe een ritme set is gestructureerd
Ritme sets zijn groepen of een aantal verschillende percussie
instrumentgeluiden. Omdat percussie instrumenten over het
algemeen geen melodieën spelen, hoeft een percussie instrumentgeluid geen ladder op het toetsenbord te kunnen spelen.
Het is echter belangrijker dat zoveel mogelijk percussie instrumenten tegelijkertijd voor u beschikbaar zijn. Daarom produceert elke toets (noot nummer) van een ritme set en ander percussie instrument.
Rhythm Set
Note number 98 (D7)
Note number 97 (C#7)
Note number 36 (C2)
Note number 35 (B1)
Rhythm Tone (Percussion instrument sound)
WG
Pitch
Envelope
* Er zijn vier wave generators voor elke ritmegeluid
(percussie instrument geluiden).
* LFO is niet inbegrepen bij de ritme geluiden (percussie
instrument geluiden).
TVF
TVF
Envelope
TVA
TVA
Envelope
Overzicht
Het aantal stemmen berekenen
De SonicCell kan maximaal 128 noten gelijktijdig spelen.
De polyfonie of het aantal stemmen (geluiden) verwijst niet
alleen naar het aantal Patches, dat op dat moment feitelijk
gespeeld wordt, maar verandert volgens het aantal Tones dat
in de Patches wordt gebruikt, en het aantal golven dat in de
Tones wordt gebruikt. De volgende methode kiest u voor het
berekenen van het aantal geluiden, dat voor één gespeelde
Patch wordt gebruikt.
(Aantal gespeelde Patches) x (Aantal Tones gebruikt door
gespeelde Patches) x (Aantal golven gebruikt in de Tones).
Bijvoorbeeld, een Patch die vier Tones bevat, waarvan elke
Tone twee golven gebruikt, zal acht noten aan polyfonie
gebruiken.
Tevens, als u in de Performance mode speelt, wordt het aantal
geluiden van elk Part geteld om het totale aantal geluiden van
alle Parts te verkrijgen.
■ Hoe een Patch klinkt
Wanneer de SonicCell wordt gevraagd om meer dan 128
stemmen tegelijkertijd te spelen, zullen op dat moment
klinkende noten worden uitgezet om plaats te maken voor de
nieuw gevraagde noten. De noot met de laagste prioriteit zal
het eerst worden uitgezet. De volgorde van prioriteit wordt
door de Patch Priority instelling (p.90) bepaald.
Patch Priority kan op ‘LAST’ of ‘LOUDEST’ worden ingesteld.
Wanneer ‘LAST’ is geselecteerd, zal een nieuw gevraagde
noot, die de 128 limiet overschrijdt, maken dat de eerste
gespeelde noot, van de noten die op dat moment klinken,
wordt uitgezet. Wanneer ‘LOUDEST’ is geselecteerd, wordt de
zachtste noot, van de op dat moment klinkende noten,
uitgezet.
Gewoonlijk is ‘LAST’ geselecteerd.
■ Noot prioriteit in Performance mode
Omdat de Performance mode meestal wordt gebruikt voor het
spelen van een ensemble, dat uit verscheidene Patches
bestaat, is het belangrijk te besluiten, welke Parts prioriteit
hebben. Prioriteit wordt door de Voice Reserve instellingen
(p.71) gespecificeerd. Als een noot binnen een Patch moet
worden uitgezet om plaats te maken voor een nieuwe noot,
wordt de Patch Priority instelling van de Patch toegepast
(p.90).
■ Voice Reserve
De SonicCell heeft een Voice Reserve functie, waarmee u een
klein aantal noten kunt reserveren, dat altijd voor elk Part
beschikbaar zal zijn. Bijvoorbeeld, als Voice Reserve op
‘10’is ingesteld voor Part 16, zal er voor Part 16 altijd 10
noten aan geluidsproducerende capaciteit beschikbaar zijn,
zelfs als het totaal van meer dan 128 noten (totaal van alle
Parts) wordt gevraagd. Als u Voice Reserve instellingen maakt,
moet u rekening houden met het aantal noten, dat u voor elk
Part wilt laten spelen, alsmede het aantal Tones dat door de
55
Overzicht
geselecteerde Patch wordt gebruikt (p.71).
Het is niet mogelijk om Voice Reserve instellingen te maken,
die maken dat het totaal van alle Parts meer is dan 64 stemmen.
Over de effecten
De SonicCell heeft ingebouwde effect eenheden, en de instellingen van elke eenheid kunnen onafhankelijk bewerkt worden.
■ Multi-effecten
De multi-effecten zijn effecten voor meerdere doeleinden, die
het geluidstype geheel veranderen, door het geluid zelf te
veranderen.
78 verschillende effect types zijn beschikbaar. Selecteer en
gebruik het type dat past bij hetgeen u wilt bereiken. Naast
effect types, die uit eenvoudige effecten zijn opgebouwd,
zoals Distortion, Flanger en soortgelijke effecten, kunt u ook
een brede verscheidenheid aan andere effecten instellen, en
deze zelfs in serie of parallel schakelen. Verder, terwijl chorus en reverb binnen de multi-effect types te vinden zijn, worden de volgende chorus en reverb met een ander systeem
behandeld. In de Performance mode kunnen drie multi-effect
types gelijktijdig geselecteerd worden. Hiernaar wordt verwezen als MFX1, MFX2 en MFX3. In de Patch mode kan één
multi-effect gebruikt worden.
Effecten in de Performance mode
De multi-effecten, chorus, en reverb effecten kunnen voor elke
uitvoering (performance) individueel worden ingesteld. De
intensiteit van elk effect wordt voor elke Part ingesteld.
Als u in de Performance mode effecten toepast, zullen de
effect instellingen van de Patch of ritme set, die aan elk Part
zijn toegewezen, genegeerd worden, en de effect instelling
van de uitvoering zal gebruikt worden. Daarom kunnen de
effecten van dezelfde Patch of ritme set verschillen, wanneer
deze in de Patch mode en de Performance mode worden
gespeeld.
Echter, afhankelijk van de instellingen, kunnen effect instellingen van een Patch of ritme set die aan een Part zijn toegewezen, op de gehele uitvoering worden toegepast.
Uitvoering
Part 1
Part 16
Patch
Tone
Multi-effecten
Chorus
Reverb
■ Chorus
Chorus maakt het geluid dieper en ruimtelijker. U kunt selecteren of dit als een chorus effect of een delay (vertraagd) effect
gebruikt zal worden.
■ Reverb
Reverb voegt de weerkaatsing karakteristieken van concertzalen of theaters toe. Er zijn vijf verschillende types beschikbaar,
dus u kunt het type dat geschikt is voor hetgeen u wilt doen,
selecteren en gebruiken.
■ Mastering effect
Dit is een stereo compressor (limiter), die op de uiteindelijke
uitvoer van de SonicCell wordt toegepast. Deze heeft onafhankelijke hoge, midden en lage reeksen. Dit comprimeert, onafhankelijk voor de hoge frequentie, middenfrequentie en lage
frequentie reeksen, alle geluiden die een gespecificeerd
niveau overschrijden, waardoor het volume consistenter
wordt.
Effecten in de Patch mode
De multi-effecten, chorus en reverb effecten kunnen voor elke
Patch/ritme set afzonderlijk worden ingesteld. Door aanpassing van het signaalniveau, dat naar elke effect eenheid wordt
gezonden (Send Level), kan de intensiteit van het effect, dat op
elke Tone wordt toegepast, bestuurd worden.
Patch
Tone
Ritme set
A0
Ritme
C8
Tone
Multi-effecten
Chorus
Reverb
Multi-effecten
Chorus
Reverb
56
Over geheugen
Patch en Performance instellingen worden opgeslagen in wat
het geheugen wordt genoemd. Er zijn drie soorten geheugen:
tijdelijk, herschrijfbaar en niet herschrijfbaar.
USB geheugen
Song
SMF
Audio File
System
Patch
256
Rhythm Set
32
Performance
64
Reservekopie
(Backup)
System
User
Patch
256
Rhythm Set
32
Performance
64
Schrijven
Performance
64
Rhythm Set
Selecteren
32
Preset F (PR-F)
Preset E (PR-E)
Preset D (PR-D)
Preset C (PR-C)
Preset B (PR-B)
Preset A (PR-A)
Patch
128
Preset
Preset G (PR-G)
GM (GM2)
Rhythm Set
Selecteren
Tijdelijk gebied
Patch
256
9
Herstellen
Selecteren
Overzicht
Als u op de SonicCell speelt, wordt geluid geproduceerd,
gebaseerd op data in het tijdelijke gebied. Als u een Patch of
Performance bewerkt, wordt de data niet rechtstreeks in het
geheugen gewijzigd. U kunt de data oproepen in het tijdelijke
gebied en daar bewerken.
Instellingen in het tijdelijke gebied zijn tijdelijk, en zullen verloren gaan als de stroom wordt uitgeschakeld of als een andere
Patch of Performance wordt geselecteerd. Om de gewijzigde
instellingen te behouden, moeten deze in het herschrijfbare
geheugen worden opgeslagen.
Herschrijfbaar geheugen
■ Systeem geheugen
In het systeem geheugen worden systeem parameter instellingen opgeslagen, die bepalen op welke manier de SonicCell
functioneert.
Om systeem parameters op te slaan, voert u System Write uit
(p.176, p.150).
Gebruikers (User) geheugen
■ Gebruikersgeheugen
Het gebruikersgeheugen is waar u normaalgesproken de data
die u nodig heeft opslaat.
Om een uitvoering op te slaan, voert u Performance Write uit
(p.73).
Om een Patch op te slaan, voert u Patch Write uit (p.116).
Om een ritme set op te slaan, voert u Rhythm Set Write uit
(p.131).
■ USB geheugen
De Performance/Patches/ritme sets in het gebruikersgeheugen, en de systeem instellingen in het systeem geheugen, kunnen samen in het USB geheugen worden opgeslagen.
SelecterenSelecteren
EXP A slot
Patch
Rhythm Set
EXP B slot
Patch
Rhythm Set
Wave uitbreidingskaart
Tijdelijk geheugen
■ Tijdelijk gebied
Dit is het gebied, waarin de data van de Patch of Performance, die u selecteerde met gebruik van de paneelknoppen,
zich bevindt.
Niet herschrijfbaar geheugen
■ Preset geheugen
Data in het Preset geheugen kan niet herschreven worden. U
kunt echter wel instellingen uit het Preset geheugen in het tijdelijke gebied optoepen, deze wijzigen, en de gewijzigde data
in het herschrijfbare geheugen opslaan.
■ Wave uitbreidingskaarten (optioneel:
SRX serie)
De SonicCell kan worden uitgerust met twee Wave uitbreidingskaarten (optioneel: SRX serie). Wave uitbreidingskaarten bevatten data, Patches en ritme sets, die deze Wave data
gebruiken, welke rechtsreeks in het tijdelijke gebied opgeroepen en gespeeld kan worden.
57
De SonicCell in de Performance mode gebruiken
Het MIDI INST (MIDI geluidsmodule) scherm bekijken
1. Druk op [MIDI INST], zodat de indicator verlicht is.
Het MIDI INST scherm verschijnt.
fig.disp-MIDI-top01
(1)(
* Als Sound Mode (p.60) op ‘Patch’ is ingesteld, zal het
Patch Play scherm (p.82) verschijnen.
In dit geval drukt u [MIDI INST] en [PART VIEW]
gelijktijdig in om naar het MIDI INST scherm van de
Performance mode te gaan.
ParameterWaardeUitleg
(1)Performance groupUSER, PRST
(3)
)
2
Selecteert de Performance groep
USER:User
PRST:Preset
Selecteert de uitvoering (Performance)
2. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar de
parameter die u wilt bewerken te verplaatsen.
3. Druk op [CURSOR/VALUE] om de waarde te selecteren.
fig.disp-MIDI-top02
4. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de waarde te bewerken.
5. Als u klaar bent met bewerken, drukt u op [CURSOR/
VALUE].
(2)
(3)
58
Performance
number/name
Settings for each
Part
01–64
-, M, S, *
De 64 preset uitvoeringen van de SonicCell zijn gecreëerd om te kunnen
gebruiken bij:
PRST01–33Voor song productie
PRST34–64Om af te spelen.
U kunt voor ieder Part selecteren of het geluid al dan niet hoorbaar is.
-:Geluid is hoorbaar
M (mute): Het geluid is tijdelijk niet hoorbaar (stil gemaakt).
S (solo):Selecteert het enige Part, dat hoorbaar zal zijn. Parts, die niet op Solo
zijn ingesteld, worden op Mute ingesteld.
*:In de SonicCell Editor kunnen mute en solo apart worden ingesteld. In
dit geval wordt ‘*’ getoond bij Parts, waarvoor zowel mute als solo is
gespecificeerd.
Het menu scherm bekijken (Performance Menu scherm)
1. Druk op [MIDI INST], zodat de indicator verlicht is.
Het MIDI INST scherm verschijnt.
2. Druk op [MENU].
Het Performance menu scherm verschijnt.
Het Performance menu scherm heeft de structuur, die
in de illustratie aan de rechterkant wordt getoond.
U kunt [CURSOR/VALUE] naar rechts of links draaien
om van scherm te veranderen.
3. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar het onderdeel dat u wilt bewerken te verplaatsen.
4. Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het corresponderende scherm te gaan.
ParameterUitleg
Snd (Sound) Mode
General
MIDI Filter
Ctrl Init
(Sound Control Initialize)
Prf Init
(Performance Initialize)
Write
(Performance Write)
SystemDruk op [CURSOR/VALUE] om naar het System scherm te gaan (p.176).
UtilityDruk op [CURSOR/VALUE] om naar het Utility scherm te gaan (p.182).
Demo Play
SRX Info
(SRX Information)
Version
(Version Information)
Hiermee schakelt u tussen de Performance mode en de Patch mode.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Sound Mode scherm te gaan (p.60).
Specificeert het aanbevolen tempo van de uitvoering.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Performance General scherm te gaan (p.60).
Zet ontvangst van verscheidene MIDI berichten voor elk Part aan/uit.
Druk op [CURSOR VALUE] om naar het Perform MIDI Filter scherm te gaan (p.60).
Initialiseert de waardes van alleen de volgende aan geluid gerelateerde parameters van de huidige
uitvoering (p.73).
Cutoff Offset, Resonance Offset, Attack Offset, Release Offset, Decay Offset, Vibrato Rate, Vibrato
Depth, Vibrato Delay.
Initialiseert de instellingen van de huidige uitvoering (p.73).
Slaat de huidige uitvoering als user data op.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Performance Name scherm te gaan (p.73).
Als u op [CURSOR/VALUE] drukt, zal de demo songlijst verschijnen.
* Voor details over het spelen van de demo songs, zie p.15
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System SRX Info scherm te gaan (p.180).
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System Version Info scherm te gaan (p.180).
en p.168.
Overzicht
59
Overzicht
De geluidsmode veranderen (Sound Mode scherm)
Dit specificeert de mode van de MIDI geluidsgenerator.
De huidige mode is gemarkeerd.
1. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor te verplaatsen,
en druk op [CURSOR/VALUE] om de keuze voor een
bepaalde mode te bevestigen.
Als u ‘Performance’ selecteert, en op [CURSOR/VALUE]
drukt, zal het volgende scherm verschijnen.
fig.disp-PerformanceTop
Het aanbevolen uitvoeringstempo specificeren
(Performance General scherm)
ParameterWaardeUitleg
Als u wilt dat het systeem tempo verandert, wanneer u van uitvoering verandert,
Recommend Tempo20–250
specificeert u het tempo dat na deze verandering in werking zal treden.
Deze instelling is geldig als de Seq Tempo Override op ‘ON’ staat.
Om deze instelling in te schakelen, zet u Tempo Override aan (p.177).
Aan MIDI gerelateerde instellingen (Perform MIDI Filter scherm)
In het Perform MIDI Filter scherm kunt u de volgende parameters van elk Part bewerken
ParameterWaardeUitleg
PC
(Receive Program Change Switch)
BS
(Receive Bank Select Switch)
PB
(Receive Pitch Bend Switch)
PA
(Receive Polyphonic Key Pressure Switch)
CA
(Receive Channel Pressure Switch)
_, O
_, O
_, O
_, O
_, O
Bepaalt, op basis van een individueel Part of MIDI program change berichten worden ontvangen (O) of niet worden ontvangen (_).
Bepaalt, op basis van een individueel Part of MIDI bank select berichten
worden ontvangen (O) of niet worden ontvangen (_).
Bepaalt, op basis van een individueel Part of MIDI Pitch bend berichten
worden ontvangen (O) of niet worden ontvangen (_).
Bepaalt, op basis van een individueel Part of MIDI polyphonic key pressure
berichten worden ontvangen (O) of niet worden ontvangen (_).
Bepaalt, op basis van een individueel Part of MIDI channel pressure berichten worden ontvangen (O) of niet worden ontvangen (_).
60
ParameterWaardeUitleg
MD
(Receive Modulation Switch)
VO
(Receive Volume Switch)
PN
(Receive Pan Switch)
EX
(Receive Expression Switch)
HD
(Receive Hold 1 Switch)
_, O
_, O
_, O
_, O
_, O
Bepaalt, op basis van een individueel Part of MIDI modulatie berichten worden ontvangen (O) of niet worden ontvangen (_).
Bepaalt, op basis van een individueel Part of MIDI volume berichten worden ontvangen (O) of niet worden ontvangen (_).
Bepaalt, op basis van een individueel Part of MIDI pan berichten worden
ontvangen (O) of niet worden ontvangen (_).
Bepaalt, op basis van een individueel Part of MIDI expressie berichten worden ontvangen (O) of niet worden ontvangen (_).
Bepaalt, op basis van een individueel Part of MIDI Hold 1 berichten worden ontvangen (O) of niet worden ontvangen (_).
Zet Phase Lock op ‘O’ als u discrepanties in de timing van de Parts, die op
hetzelfde MIDI kanaal worden gespeeld, wilt onderdrukken.
Overzicht
PL
(Phase Lock Switch)
VC
(Velocity Curve Type)
_, O
_, 1–4
Als de Phase Lock parameter op ‘O’ staat, worden Parts op hetzelfde MIDI
kanaal in een toestand geplaatst, waarin hun timing overeenkomt, zodat
deze gelijktijdig gespeeld kunnen worden. Dienovereenkomstig kan een
bepaalde tijd verstrijken tussen ontvangst van de Note berichten en het
spelen van de geluiden. Zet deze instelling op ‘O’, wanneer nodig.
Velocity Curve selecteert één van de vier volgende Velocity Curve types
voor elk MIDI kanaal, die het best bij de aanslag van het aangesloten MIDI
toetsenbord past. Zet dit op ‘-` als u de velocity curve van het MIDI toetsenbord zelf gebruikt.
2134
■ Menu scherm.................................................................................................................
Vanuit het Perform MIDI Filter scherm drukt u op [MENU] om naar het MIDI Filter
scherm te gaan.
Druk nog een keer op [MENU] om naar het Perform MIDI Filter scherm terug te keren.
ParameterUitleg
PC, BS, PB, PA, CA, MD,
VO, PN, EX, HD, PL, VC
De cursor gaat naar het huidige Part van het onderdeel, dat u in het Perform MIDI Filter scherm heeft
geselecteerd.
61
Overzicht
De Part instellingen bekijken (Part View scherm)
1. Druk op [MIDI INST], zodat de indicator oplicht.
Het MIDI INST scherm verschijnt.
2. Verplaats de cursor naar het Part, dat u wilt bewerken, en
druk op [PART VIEW].
De [PART VIEW] indicator is verlicht, en het Part View
scherm verschijnt.
Als het Patch type Patch is
Als u het Patch type van het huidige Part in de Performance mode op ‘Patch’ heeft ingesteld, zal het volgende scherm verschijnen.
fig.disp-PartView-p
(1)
(2)(3)
(4)
(5)(
)
6
fig.disp-PartView-01
(7)
(8)(9)(10)
ParameterWaardeUitleg
Selecteert de Patch groep.
USER:Gebruiker
(1)Patch group
USER,
PR-A–PR-G, GM
XP-A, XP-B
PR-A–PR-G:Preset A–Preset G
GM:General MIDI
XP-A, XP-B:Wave uitbreidingskaart A, Wave uitbreidingskaart B
* Het is niet mogelijk om XP-A, XP-B te selecteren, tenzij een Wave uitbreidings-
kaart in de daarvoor bestemde ruimte is geplaatst.
(2)Patch typePatch, RhythmSpecificeert of het huidige Part een Patch of een ritme set zal gebruiken.
(3)Current PartPart1–Part 16Selecteert het Part (huidige Part), waarop uw operaties van invloed zijn.
Patch
(4)
number/name
001–Selecteert de Patch die door het huidige Part wordt gebruikt.
Specificeert of de categorie is afgesloten () of niet is afgesloten (), als u
(5)Category lock
,
Patches selecteert.
Als u de categorie afsluit, verschijnen alleen geluiden die binnen de betreffende
categorie vallen, als u Patches selecteert.
(6)Patch category- - - –CMBVerandert de categorie.
(7)LISTDruk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch List scherm te gaan (p.65, p.66).
(8)PARTDruk op [CURSOR/VALUE] om naar het Part Edit scherm te gaan (p.68).
(9)PATCH
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het bewerkingsscherm van de Patch die
door het huidige Part wordt gebruikt te gaan (p.88).
Als u het preview icoon ( ) in () verandert, kunt u een voorvertoning horen
van het geluid, dat door die Patch wordt gespeeld.
(10)Preview
,
Met de systeem Preview instelling (p.179) kunt u aangeven hoe de
voorvertoning klinkt.
62
■ Patch categorie
CategorieInhoud
- - -No AssignGeen toewijzing
PNOAC.PianoAcoustic Piano
EPEL.PianoElectric Piano
KEYKeyboardsOverige toetsenborden (Clav, Harpsichord, enz.)
BELBellBell, Bell Pad
MLTMalletMallet
ORGOrganElectric and Church Organ
ACDAccordionAccordion
HRMHarmonicaHarmonica, Blues Harp
AGTAC.GuitarAcoustic Guitar
EGTEL.GuitarElectric Guitar
DGTDIST.GuitarDistortion Guitar
BSBassAcoustic & Electric Bass
SBSSynth BassSynth Bass
STRStringsStrings
ORCOrchestraOrchestra Ensemble
HITHit&StabOrchestra Hit, Hit
WNDWindWinds (Oboe, Clarinet etc.)
FLTFluteFlute, Piccolo
BRSAC.BrassAcoustic Brass
SBRSynth BrassSynth Brass
SAXSaxSax
HLDHard LeadHard Synth Lead
SLDSoft LeadSoft Synth Lead
TEKTechno SynthTechno Synth
PLSPulsatingPulsating Synth
FXSynth FXSynth FX (Noise etc.)
SYNOther SynthPoly Synth
BPDBright PadBright Pad Synth
SPDSoft PadSoft Pad Synth
VOXVoxVox, Choir
PLKPluckedPlucked (Harp etc.)
ETHEthnicOther Ethnic
FRTFrettedFretted Inst (Mandolin etc.)
PRCPercussionPercussion
SFXSound FXSound FX
BTSBeat&GrooveBeat and Groove
DRMDrumsDrum Set
CMBCombinationAndere Patches die Split en Layer gebruiken
Overzicht
63
Overzicht
Als het Patch type Rhythm Set is
Als u het type van de huidige Patch in de Performance mode op ‘Rhythm’ heeft ingesteld, zal het volgende scherm verschijnen:
fig.disp-PartView-r
ParameterWaardeUitleg
(1)Rhythm Set group
(2)Patch typePatch, RhythmSpecificeert of het huidige Part een Patch of ritme set zal gebruiken.
(3)Current PartPart1–Part 16Selecteert het Part (huidige Part), waarop uw operaties van invloed zijn.
(4)
(5)Editing keyA0–C8
(6)LISTDruk op [CURSOR/VALUE] om naar het Rhythm Set List scherm te gaan (p.67).
(7)PARTDruk op [CURSOR/VALUE] om naar het Part Edit scherm te gaan (p.68).
(8)RHY
(9)Preview
(1)
(4)
(5)
Rhythm Set
number/name
(2)(3)
(6)
(7)(8)(9)
Selecteert de ritme set groep.
USER:Gebruiker
USER, PRST,
GM, XP-A, XP-B
001–Selecteert de ritme set, die door het huidige Part wordt gebuikt.
,
PRST:Preset
GM:General MIDI
XP-A, XP-B:Wave uitbreidingskaart A, Wave uitbreidingskaart B
* Het is niet mogelijk om XP-A, XP-B te kiezen, tenzij een Wave uitbreidingskaart
in de corresponderende ruimte is geplaatst.
Selecteert de toets die u gaat bewerken, binnen de op dat moment geselecteerde
ritme set.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het bewerkingsscherm van de ritme set, die
door het huidige Part wordt gebruikt, te gaan (p.117).
Als u het preview icoon ( ) in ()verandert, kunt u een voorvertoning horen van
het geluid, dat door die Patch wordt gespeeld.
Met de systeem Preview instelling (p.179) kunt u aangeven hoe de voorvertoning
klinkt.
64
Patches uit een Patch lijst op categorie selecteren (Patch List (Ctg) scherm)
Voor elk Part kunt u de Patch kiezen, uit een lijst doe op categorie is samengesteld.
* Als de stroom wordt aangezet, is de Patch lijst (CTG) geselecteerd.
Overzicht
1. Druk op [MIDI INST], zodat de indicator verlicht is.
Het MIDI INST scherm verschijnt.
2. Verplaats de cursor naar het Part, dat u wilt bewerken, en
druk op [PART VIEW].
De [PART VIEW] indicator licht op, en het Part View
scherm verschijnt.
3. Selecteer ‘LIST’, en druk op [CURSOR/VALUE].
Het Patch List (CTG) scherm verschijnt.
fig.disp-PatchL-Ctg
* Als het Patch List ) Grp) scherm het laatst werd
weergegeven, zal het Patch List (Grp) scherm verschijnen.
In dit geval drukt u op [MENU] om naar het Group Select
scherm te gaan, dan selecteert u ‘CATEG LIST’, en drukt u
op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch List (Ctg) scherm
te gaan.
4. Draai aan [CURSOR/VALUE] om een Patch te selecteren,
en druk op [CURSOR/VALUE].
De Patch zal veranderen, en u keert naar het Part View
scherm terug.
■ Menu scherm.................................................................................................................
Vanuit het Patch List (Ctg) scherm, drukt u op [MENU] om naar het Category Select
scherm te gaan.
Druk nogmaals op [MENU] om naar het Patch List (Ctg) scherm terug te keren.
ParameterUitleg
Verandert de categorie (hoofd classificatie), en keert terug naar het Patch lijst scherm, dat op categorie is samengesteld.
U kunt de categorie veranderen, door de cursor naar de op dat moment geselecteerde categorie te
verplaatsen (boven in het scherm) en op [CURSOR/VALUE] te drukken.
Druk op [CURSOR/VALUE], om naar het Patch lijst (Grp) scherm te gaan (p.66).
* Wanneer u eenmaal naar het Patch List (Grp) scherm bent gegaan, zal het Patch List (Grp) scherm
verschijnen, als u ‘LIST’ in het Part View scherm selecteert.
Categorie
65
Overzicht
Patches uit een Patch lijst op groep selecteren (Patch List (Grp) scherm)
U kunt de Patch voor elk Part kiezen uit een lijst die op groepen is samengesteld, zoals USER of uitbreidingskaart.
* Als de stroom wordt aangezet, is het Patch List (Ctg) scherm geselecteerd.
1. Druk op [MIDI INST], zodat de indicator oplicht.
Het MIDI INST scherm verschijnt.
2. Verplaats de cursor naar het Part dat u wilt bewerken, en
druk op [PART VIEW].
De [PART VIEW] indicator is verlicht, en het Part View
scherm verschijnt.
3. Selecteer ‘LIST’, en druk op [CURSOR/VALUE].
Het Patch List (Ctg) scherm verschijnt.
Als de Patch List (Grp) scherm het laatst werd
weergegeven, zal het Patch List (Grp) scherm verschijnen.
Ga verder met stap 6.
4. Druk op [MENU] om naar het menu scherm te gaan.
5. Kies ‘GROUP LIST’, en druk op [CURSOR/VALUE].
Het Patch List (Grp) scherm verschijnt.
fig.disp-PatchL-Grp
6. Draai aan [CURSOR/VALUE] om een Patch te selecteren,
en druk op [CURSOR/VALUE].
De Patch zal veranderen, en u keert naar het Part View
scherm terug.
■ Menu scherm.................................................................................................................
Vanuit het Patch List (Grp) scherm, drukt u op [MENU] om naar het Group Select
scherm te gaan.
Druk nogmaals op [MENU] om naar het Patch List (Grp) scherm terug te keren.
ParameterUitleg
Verandert de groep, en keert naar het Patch lijst op groep scherm terug
USR:Gebruiker
USR, A–G, GM, EXA, EXB
CATEG (Category) LIST
A–G:Preset A–Preset G
GM:General MIDI
EXA, EXB:Wave uitbreidingskaart A, Wave uitbreidingskaart B
* Het is niet mogelijk om EXA, EXB te selecteren, tenzij een Wave uitbreidingskaart in de daarvoor
bestemde ruimte is geplaatst.
Druk op [CURSOR/VALUE], om naar het Patch List (Ctg) scherm te gaan (p.65).
* Als u eenmaal in het Patch List (Ctg) scherm bent, zal het Patch List (Ctg) scherm verschijnen, als
u ‘LIST’ in het Part View scherm selecteert.
66
Een ritme set uit een lijst selecteren (Rhythm Set List scherm)
Als het Patch type van het huidige Part ‘Rhythm’ is, kunt u een ritme set uit een lijst kiezen.
Overzicht
1. Druk op [MIDI INST], zodat de indicator oplicht.
Het MIDI INST scherm verschijnt.
2. Verplaats de cursor naar het Part, dat u wilt bewerken, en
druk op [PART VIEW].
De [PART VIEW] indicator is verlicht, en het Part View
scherm verschijnt.
3. Selecteer ‘LIST’, en druk op [CURSOR/VALUE].
Het Rhythm Set List scherm verschijnt.
fig.disp-RhythmList
4. Draai aan [CURSOR/VALUE] om een ritme set te
selecteren, en druk op [CURSOR/VALUE].
De Patch verandert, en u keert naar het Part View scherm
terug.
■ Menu scherm.................................................................................................................
Vanuit het Rhythm Set List scherm drukt u op [MENU] om naar het Group Select scherm
te gaan.
Druk nogmaals op [MENU] om naar het Rhythm Set List scherm terug te keren.
ParameterUitleg
Verandert de groep, en keert naar het Patch lijst op groep scherm terug.
USR:Gebruiker
USR, PRESET, GM, EXA, EXB
PRESET:Preset
GM:General MIDI
EXA, EXB:Wave uitbreidingskaart A, Wave uitbreidingskaart B
* Het is niet mogelijk om EXA, EXB te selecteren, tenzij een Wave uitbreidingskaart in de daarvoor
bestemde ruimte is geplaatst.
67
Overzicht
Parts bewerken (Part Edit scherm)
1. Druk op [MIDI INST], zodat de indicator oplicht.
Het MIDI INST scherm verschijnt.
2. Verplaats de cursor naar het Part dat u wilt bewerken, en
druk op [PART VIEW].
De [PART VIEW] indicator is verlicht, en het Part View
scherm verschijnt.
3. Draai aan [CURSOR/VALUE] om ‘PART’ te selecteren, en
druk op [CURSOR/VALUE].
Het Part Edit scherm verschijnt.
fig.disp-PartEdit01
4. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de parameter die u wilt
bewerken te selecteren, en druk op [CURSOR/VALUE].
De waarde van de geselecteerde parameter wordt
gemarkeerd.
Als u ‘Scale Tune’ selecteert, zal een bewerkingsscherm
verschijnen.
5. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de waarde te bewerken,
en druk dan op [CURSOR/VALUE].
■ Menu scherm.................................................................................................................
Vanuit het Part Edit scherm drukt u op [MENU] om
naar het Menu scherm te gaan.
Het Menu scherm is gestructureerd, op de manier die
in de illustratie aan de rechterkant te zien is. U kunt
tussen schermen schakelen door [CURSOR/VALUE]
naar rechts of links te draaien.
Druk nogmaals op [MENU] om naar het Part Edit scherm terug te keren.
ParameterUitleg
1–16Verandert het huidige Part, en keert naar het Part Edit scherm terug.
SND (Sound Mode)
GEN (General)
MIDI (MIDI Filter)
CINI
(Sound Control Initialize)
PINI
(Performance Initialize)
Write
(Performance Write)
SystemDruk op [CURSOR/VALUE] om naar het Utility scherm te gaan (p.182).
Utility
Demo PlayDruk op [CURSOR/VALUE] om naar het System SRX Info scherm te gaan (p.180).
SRX Info
(SRX Information)
Version
(Version Information)
Hiermee kunt u tussen de Performance mode en de Patch mode schakelen.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Performance General scherm te gaan (p.60).
Zet de ontvangst van verscheidene MIDI berichten van elk Part aan/uit.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Perform MIDI Filter scherm te gaan (p.60).
Initialiseert de waardes van alleen de volgende aan geluid gerelateerde parameters van de huidige
uitvoering (p.73).
Initialiseert de instellingen van de huidige uitvoering (p.73).
Slaat de huidige uitvoering als gebruikers data op.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Performance Name scherm te gaan (p.73).
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het systeem scherm te gaan (p.176).
Als u op [CURSOR/VALUE] drukt, verschijnt de demo song lijst.
• Voor details over het afspelen van demo songs, zie p.15 en p.168.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System Version Info scherm te gaan (p.180).
Verandert het huidige Part, en keert naar het Part Edit scherm terug.
68
Overzicht
■ Part Edit scherm ............................................................................................................
ParameterWaardeUitleg
Level0–127
PanL64–63R
Octave Shift-3–+3
Coarse Tune-48–+48
Fine Tune-50–+50
Past het volume van elk Part bij.
Het hoofddoel van deze instelling is het aanpassen van de volumebalans tussen Parts.
Past de pan van elk Part aan.
‘L64’ is voor links,, ‘0’ is midden, en ‘63R’ is voor rechts.
Stelt de toonhoogte van het geluid van het Part omhoog of omlaag bij, in eenheden van een
octaaf (+/- 3 octaven).
Stelt de toonhoogte van het geluid van het Part omhoog of omlaag bij, met stappen van halve
noten (+/- 4 octaven).
Stelt de toonhoogte van het geluid van het Part omhoog of omlaag bij, in eenheden van 1
cent (1/100 van een halve toon) (+/- 50 cent).
Specificeert voor elk Part hoe het directe geluid wordt uitgestuurd.
MFX:uitvoer in stereo via multi-effecten. U kunt ook chorus of reverb toepassen op het ge-
luid dat door de multi-effecten gaat.
L+R: stereo uitvoer naar de OUTPUT jack, zonder door de multi-effecten te gaan.
L: uitvoer van L.
R: uitvoer van R.
PAT: de uitvoer bestemming van het Part wordt bepaald door de instellingen van de Patch
of ritme set, die aan het Part zijn toegewezen.
Output Assign
Output MFX
(Output MFX Select)
Output Level0–127
Chorus Send
(Chorus Send Level)
Reverb Send
(Reverb Send Level)
Cutoff Offset-64–+63
MFX, L+R,
L, R, PAT
1–3
0–127
0–127
Bij mono uitvoer is de Pan instelling niet beschikbaar.
Chorus en Reverb worden altijd mono uitgestuurd.
Wanneer de instellingen zo zijn, dat signalen gesplitst worden en via de L en R jack worden
uitgestuurd en er geen plug in de R jack is gestoken, worden de geluiden van L en R samen
gemengd, en dan via de L jack uitgestuurd. Dit geluid omvat de geluiden van de L en R jacks.
Als de Output Assign parameter op PAT is ingesteld, treden de uitgang niveau instellingen
van de Patch of ritme set, en die van het Part in werking. Als u wilt, dat de verscheidene niveau instellingen van de Patch/Ritme set worden uitgedrukt zoals ze zijn, stelt u de verscheidene Part niveaus op 127 (maximum) in.
Meer over het instellen van elk effect vindt u op de hieronder getoonde pagina’s.
Multi-effecten (p.78, p.192)
Chorus (p.78, p.219)
Reverb (p.79, p.220)
Specificeer welke multi-effecten, van de drie types die gelijktijdig gebruikt kunnen worden, u
wilt gebruiken.
Stelt het volume van het directe geluid van elk Part in.
Wanneer multi-effecten worden toegepast, stelt dit in hoeveel van het effect zal worden toegepast. Als multi-effecten niet worden toegepast, stelt dit het volume van het directe geluid in.
Past de hoeveelheid Chorus voor elk Part aan.
Als u het Chorus effect niet wilt toepassen, stelt u dit op 0 in.
Past de hoeveelheid Reverb voor elk Part aan.
Als u het Reverb effect niet wilt toepassen, stelt u dit op 0 in.
Past de cutoff frequentie van de Patch of ritme set die aan het Part is toegewezen aan.
Patches hebben ook een Cutoff Offset instelling (p.90). De uiteindelijke Cutoff frequentie
waarde is de som van de Tone Cutoff frequentie waarde en de Patch en Part Cutoff Offset
waardes. Als de cutoff frequentie van de Tone als op ‘127’ (maximum) is ingesteld, zal er
geen verandering geproduceerd worden door de Cutoff Offset op een positieve waarde in
te stellen.
69
Overzicht
ParameterWaardeUitleg
Past de Resonantie van de Patch of ritme set, die aan een Part is toegewezen aan.
Patches hebben ook een Resonance Offset instelling (p.91). De uiteindelijke Resonance
Resonance Offset-64–+63
Attack Offset
(Attack Time Offset)
Release Offset
(Release Time Offset)
Decay Offset
(Decay Time Offset)
Mono/Poly
Legato Switch
Portamento Sw
(Switch)
Portamento Time
Vibrato Rate-64–+63
Vibrato Depth-64–+63
Vibrato Delay-64–+63
-64–+63
-64–+63
-64–+63
MONO,
POLY, PAT
OFF, ON,
PAT
OFF, ON,
PAT
0–127,
PAT
waarde is de som van de Tone Resonance waarde en de Patch en Part Resonance Offset
waardes. Als de resonantie van de Tone reeds op ‘127’ (maximum) is ingesteld, zal er geen
verandering worden geproduceerd door de resonantie offset op een positieve waarde in te
stellen.
Past de TVA/TVF Envelope Attack Time van een aan het Part toegewezen Patch of ritme set
aan.
Patches hebben ook een Attack Offset instelling (p.91). De uiteindelijke TVA Envelope Attack
Time waarde is de som van de Tone’s TVA Envelope Time 1 instelling, de Attack Time Offset
van de Patch, en de Attack Time Offset van het Part. Als de Time 1 parameter van de Tone
reeds op ‘127’ (maximum)is ingesteld, zal er geen verandering worden geproduceerd door
de Attack Time Offset op een positieve waarde in te stellen. Hetzelfde geldt voor de TVF Envelope.
Past de TVA/TVF Envelope Release Time van een aan het Part toegewezen Patch of ritme set
aan.
Patches hebben ook een Release Offset instelling (p.91). De uiteindelijke TVA Envelope Release Time waarde is daarom de som van de Tone’s TVA Envelope Time 4 instelling, de Release Time Offset van de Patch, en de Release Time Offset van het Part. Als de Time 4
parameter van de Tone reeds op ‘127’ (maximum)is ingesteld, zal er geen verandering in
de Release Time Offset worden geproduceerd, zelfs niet als dit op een positieve waarde
wordt inegsteld. Hetzelfde geldt voor de TVF Envelope.
Past de TVA/TVF Envelope Decay Time van de Patch of ritme set die aan een Part is toegewezen aan.
Stelt in hoe de noten van de Patch worden gespeeld. De MONO instellinge is effectief als
een solo instrument Patch wordt gespeeld, zoals sax of fluit.
MONO: slechts één noot per keer klinkt.
POLY: twee of meer noten kunnen gelijktijdig gespeeld worden.
PAT: het Part gebruikt de Mono/Poly instelling.
Deze instelling wordt genegeerd bij Parts waaraan een ritme set is toegewezen.
Zet deze parameter op ‘ON’, als u de Legato mogelijkheid wilt gebruiken, en op ‘OFF’ als
u dit niet wilt gebruiken.
Legato is een optie die alleen werkt als de Mono/Poly op MONO is inegsteld. Als Legato
ON is, en een toets wordt ingedrukt als een andere al ingedrukt is, maakt dat de op dat
moment klinkende toonhoogte van de noot in die van de nieuw ingedrukte toets verandert,
terwijl deze blijft klinken. Dit kan effectief zijn als u de uitvoeringstechnieken zoals het ‘hammering on’ en ‘pulling off’ van een gitarist wilt simuleren. Als PAT geselecteerd is, treden de
eigen instellingen van de Patch in werking.
Deze instelling wordt genegeerd bij Parts waaraan een ritme set is toegewezen.
Specificeer of Portamento zal worden toegepast. Zet deze parameter op ‘ON’ als u Portamento wilt toepassen, en op ‘OFF’ als u dit niet wilt. Als u de Portamento Switch instelling
van de aan het Part toegewezen Patch wilt gebruiken, zet u dit op ‘PAT’.
Deze instelling wordt genegeerd bij Parts waaraan een ritme set is toegewezen.
Wanneer Portamento wordt gebruikt, specificeert dit de tijd waarbinnen de toonhoogte zal
veranderen. Met hogere instellingen duurt het langer voordat de toonhoogte in die van de
volgende noot verandert. Als u de Portamento Time instelling van de aan het Part toegewezen
Patch wilt gebruiken, zet u dit op ‘PAT’.
Deze instelling wordt genegeerd bij Parts waaraan een ritme set is toegewezen.
Pas de vibrato snelheid (de snelheid waarop de toonhoogte wordt gemoduleerd) van elk Part
aan. Met hogere instellingen wordt de toonhoogte sneller gemoduleerd, met lagere instellingen wordt deze langzamer gemoduleerd.
Dit past de diepte van het vibrato effect voor elk Part aan (de diepte, waarop de toonhoogte
wordt gemoduleerd). De toonhoogte wordt sterker gemoduleerd bij hogere instellingen en
minder bij lagere instellingen.
Dit past de Time Delay, totdat het vibrato (toonhoogte modulatie) effect begint, voor elk Part
aan. Hogere instellingen produceren een langere Delay tijd, totdat het vibrato begint. Lagere
instellingen produceren een kortere tijd.
70
ParameterWaardeUitleg
Dit verandert het volume en de cutoff frequentie van elk Part volgens de velocity, waarmee
de toetsen worden ingedrukt. Als u wilt dat volume/cutoff frequentie hoger wordt bij sterk
gespeelde noten, zet u deze parameter op een positieve (+) instelling. Als u wilt dat sterk
gespeelde noten volume/cutoff frequentie verlagen, gebruikt u negatieve (-) instellingen. Zet
Velocity Sens Off
(Velocity Sensitivity
Offset)
-63–+63
Velocity Sensitivity op ‘0’ als u wilt dat geluiden op een vaststaand volume en met een vaste
cutoff frequentie worden gespeeld, ongeacht de sterkte waarmee de toetsen worden gespeeld.
Patches bevatten ook een Velocity Sensitivity Offset instelling (Velocity Sens: p.91). De ultieme Velocity Sensitivity Offset waarde is de som van de Velocity Sensitivity Offset’s van het
Part en de Patch. Dienovereenkomstig, als de Velocity Sensitivity Offset parameter van de
Patch op ‘127’ (maximum) is ingesteld, zal er geen verandering in de Velocity Sensitivity Offset van het Part optreden, ook niet als deze op een positieve waarde wordt ingesteld.
Specificeert de verandering in toonhoogte in halve tonen (2 octaven), die optreden als de
Bend Range0–24, PAT
Pitch Bend hendel wordt verplaatst. De hoeveelheid verandering als de hendel wordt bewogen, is voor de rechter en linkerkant op dezelfde waarde ingesteld. Als u de Pitch Bend Range instelling van de Patch die aan het Part is toegewezen wilt gebruiken, zet u dit op ‘PAT’.
Bepaalt wat er met het niveau van het Part gebeurt, als een noot, die lager is dan zijn gespe-
Key Fade Lower0–127
cificeerde reeks op het toetsenbord, wordt gespeeld. Hogere instellingen produceren een
meer geleidelijke verandering in volume. Als u wilt dat een Tone helemaal niet klinkt, wanneer een noot onder de toetsenbord reeks wordt gespeeld, zet u deze parameter op 0.
Key Range LowerC-1–UPPERSpecificeert voor elk Part de laagste noot, waarmee de Tone klinkt.
Key Range Upper
LOWER–
G9
Specificeert voor elk Part de hoogste noot, waarmee de Tone klinkt.
Het is niet mogelijk om Lower op een hogere waarde dan de Upper waarde in te stellen of
om Upper op een lagere waarde dan die van de Lower in te stellen.
Dit bepaalt wat er met het niveau van het Part gebeurt, als een noot, die hoger is dan zijn
gespecificeerde reeks op het toetsenbord, wordt gespeeld. Hogere instellingen produceren
een meer geleidelijke verandering in volume. Als u wilt, dat een Tone helemaal niet klinkt,
wanneer een noot boven de toetsenbord reeks wordt gespeeld, zet u deze parameter op 0.
Overzicht
Key Fade Upper0–127
Niveau
0
Hoger
Toon Fade Lage waarde
Toets nummer
lager
Toon Fade Hoge waarde
127
Specificeert het aantal stemmen dat voor elk Part gereserveerd wordt, als meer dan 128 stemmen gelijktijdig worden gespeeld.
* Het is niet mogelijk dat de instellingen van alle Parts meer dan 64 in totaal zijn [Het aantal
stemmen dat in gebruik is berekenen].
Het aantal noten of ‘stemmen’ dat op de SonicCell gelijktijdig kan klinken, is afhankelijk van
het aantal Tones in de Patches die u gebruikt, en het aantal toetsen dat wordt ingedrukt.
Bijvoorbeeld, als u een noot speelt, met gebruik van een Patch die uit slechts één Tone bestaat, gebruikt u één stem aan polyfonie. SonicCell Tones kunnen twee golfvormen gebrui-
Voice Reserve0–63, FULL
ken. Als de Tone van een Patch twee golfvormen gebruikt, wordt het aantal hiervoor vereiste
stemmen verdubbeld. Wanneer twee toetsen worden ingedrukt, bij een Patch die vier Tones
heeft, en elke Tone twee golfvormen gebruikt, worden in totaal zestien stemmen gebruikt.
Dit getal wordt verkregen door de volgende berekening uit te voeren. Tel het aantal Tones in
twee golfvormen, en vermenigvuldig dit aantal met 2. Tel het aantal Tones dat één golfvorm
gebruikt hierbij op. Vermenigvuldig dit totaal met het aantal toetsen dat wordt ingedrukt. De
SonicCell kan maximaal 128 Tones tegelijkertijd spelen. Onthoud dit als u de SonicCell multitimbraal gebruikt, en pas de Voice Reserve instellingen aan, zodat elk Part gegarandeerd
is van minsten het minimale aantal stemmen dat het vereist.
Receive Channel1–16Specificeert het MIDI ontvangstkanaal van elk Part.
Receive SwitchOFF, ONSpecificeer voor elk Part of MIDI berichten ontvangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Scale TuneOFF, ON
Op de SonicCell kunt u andere stemmingen dan de gelijkzwevende stemming gebruiken.
Druk op [CURSOR/VALUE], om naar het Scale Tune scherm te gaan (p.72).
In de Performance mode kunt u een andere stemming voor elk Part specificeren. Deze instelling zal echter voor de gehele uitvoering
hetzelfde zijn.
1. In het Part Edit scherm selecteert u ‘Scale Tune’. Druk dan
op [CURSOR/VALUE].
Het Scale Tube scherm verschijnt.
fig.disp-ScaleTune
ParameterWaardeUitleg
C, C#, D, Eb, E, F, F#, G,
G#, A, Bb, B
-64–+63
Past de toonhoogte van elke noot aan, in stappen van een cent (1/100 van een
halve toon), gerelateerd aan een gelijkzwevende stemming.
• Gelijkzwevende stemming
Deze stemming verdeelt het octaaf in twaalf delen, en is
de meest gebruikte stemmethode in de westerse muziek.
• Just Temperament (Grondtoon C)
In vergelijking tot de gelijkzwevende stemming, klinken de
belangrijkste drieklanken rein in deze stemming. Het effect
wordt echter in slechts één toonsoort verkregen, en de
drieklanken zullen onduidelijk worden als u transponeert.
• Arabische stemming
In deze stemming zijn E en B een kwart noot lager, en zijn
C#, F# en G# een kwart noot hoger, vergeleken bij de
gelijkzwevende stemming.de intervallen tussen G en B, C
en E, F en G#, Bb en C#, en Eb en F# hebben een
natuurlijke terts, het interval tussen een majeur terts en een
mineur terts. Op de SonicCell kan de Arabische stemming
in de drie toonsoorten G, C en F worden gebruikt.
2. Draai aan [CURSOR/VALUE], om de toonsoort die u wilt
bewerken te selecteren, en druk dan op [CURSOR/VALUE].
3. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de waarde te bewerken,
en druk dan op [CURSOR/VALUE].
4. Als u klaar bent met bewerken, drukt u op [EXIT].
<Voorbeeld>
Noot naam
Gelijkzwevende
stemming
C00-6
C#0-8+45
D0+4-2
Eb0+16-12
E0-14-51
F0-2-8
F#0-10+43
G0+2-4
G#0+14+47
A0-160
Bb0+14-10
B0-12-49
Just
temperament
(grondtoon C)
Arabische
stemming
72
Overzicht
Sound Control Initialize
Initialiseert de waardes van alleen de volgende aan geluid
gerelateerde parameters voor de huidige uitvoering.
Als u ‘Ctrl Init’ in het Performance Menu scherm selecteert
(p.58), zal een bevestigingsbericht verschijnen.
1. Als u de initialisatie wilt uitvoeren, selecteert u ‘OK’, en
drukt u op [CURSOR/VALUE].
Indien u besluit niet uit te voeren, selecteert u ‘CANCEL’,
en drukt u op [CURSOR/VALUE].
Nadat de initialisatie is voltooid, keert u naar het vorige
scherm terug.
Performance Initialize
Initialiseert de instellingen van de huidige uitvoering.
Performance Write
Slaat de huidige uitvoering als gebruikersdata (user data) op.
Als u ‘Write’ in het Performance menu scherm selecteert
(p.58), zal het Performance Name scherm verschijnen.
In dit scherm kunt u een naam (Performance naam) van maximaal twaalf tekens aan de uitvoering die u opslaat toewijzen.
1. Verplaats de cursor naar de locatie, waar u een teken wilt
invoegen, en druk op [CURSOR/VALUE].
2. Draai aan [CURSOR/VALUE] om het gewenste teken te
selecteren, en druk dan op [CURSOR/VALUE] om dat teken
in te voeren.
U kunt op [MENU] drukken om handige functies voor het
invoeren van tekst te bekijken.
U kunt nogmaals op [MENU] drukken om naar het vorige
scherm terug te keren.
Als u ‘Perf Init’ in het Performance menu scherm selecteert
(p.58), zal een bevestigingsbericht verschijnen.
1. Als u de initialisatie wilt uitvoeren, selecteert u ‘OK’, en
drukt u op [CURSOR/VALUE].
Indien u besluit niet uit te voeren, selecteert u ‘CANCEL’,
en drukt u op [CURSOR/VALUE].
Nadat de initialisatie is voltooid, keert u naar het vorige
scherm terug.
FunctieUitleg
INSERT
DELETE
UNDO
3. Herhaal stappen 1 en 2 zo vaak als nodig.
4. Als u de naam van de uitvoering heeft ingevoerd,
verplaatst u de cursor naar ‘WRITE’, en drukt u op
[CURSOR/VALUE].
Het Performance Write scherm verschijnt.
Druk op [CURSOR/VALUE] om een spatie
in te voegen op de plaats van de cursor.
Druk op [CURSOR/VALUE] om het teken
op de plaats van de cursor te verwijderen.
Daarop volgende tekens worden naar
voren verplaatst.
Terugkeren naar de onbewerkte naam van
de uitvoering.
73
Overzicht
5. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de uitvoering, die als
opslag bestemming wordt gebruikt, te selecteren. Druk
dan op [CURSOR/VALUE].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
6. Om de uitvoering in het geheugen op te slaan, selecteert u
‘OK’, en drukt u op [CURSOR/VALUE].
Indien u besluit niet op te willen slaan, selecteert u
‘CANCEL’. Druk dan op [CURSOR/VALUE].
Nadat de data is opgeslagen, keert u naar het vorige
scherm terug.
74
Overzicht
Effecten bewerken
In de Performance mode kunnen drie multi-effecten worden gebruikt (MFX1, MFX2, MFX3), één chorus, en één reverb. Voor de drie
multi-effecten, de chorus en de reverb, kunt u specificeren of deze werken volgens de effect instellingen van de uitvoering
(Performance) of volgens de effect instellingen van de Patch of ritme set, die aan het door u gespecificeerde Part is toegewezen.
De drie multi-effecten kunnen onafhankelijk worden gebruikt of u kunt er twee of drie in serie schakelen.
1. Vanuit het MIDI INST scherm of het Part View scherm drukt
u op [EFFECTS].
De [EFFECTS] indicator is verlicht, en het Effect Routing
scherm verschijnt.
fig.disp-PerformEfxSW01
4. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar de
parameter die u wilt bewerken te verplaatsen.
5. Druk op [CURSOR/VALUE] om de waarde te markeren.
2. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar de
parameter die u wilt bewerken te verplaatsen.
3. Druk op [CURSOR/VALUE].
Als er een ‘SELECT’ indicator voor het waarde veld is,
kunt u op [CURSOR/VALUE] drukken, om naar het
bewerkingsscherm van de betreffende parameter te gaan.
6. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de waarde te bewerken,
en druk dan op [CURSOR/VALUE].
7. Als u klaar bent met bewerken, drukt u op [EXIT].
Het Part View scherm verschijnt.
■ Menu schermen tijdens effectbewerking .........................................................................
Vanuit het Effect Routing scherm drukt u op [MENU],
om naar het Menu scherm te gaan.
Het menu scherm is opgebouwd, zoals in de illustratie
rechts te zien is. U kunt tussen schermen schakelen,
door [CURSOR/VALUE] naar rechts of links te
draaien.
Druk nogmaals op [MENU] om naar het Effect Routing
scherm terug te keren.
ParameterWaardeUitleg
FX1–FX3
(MFX1–MFX3)
CHO
(Chorus Switch)
REV
(Reverb Switch)
MST
(Mastering Effect Switch)
CTRL1–CTRL3
(MFX1–3 Control)
Write
(Performance Write)
SystemDruk op [CURSOR/VALUE] om naar het System scherm te gaan (p.176).
UtilityDruk op [CURSOR/VALUE] om naar het Utility scherm te gaan (p.182).
Demo Play
SRX Info
(SRX Information)
Version
(Version Information)
OFF, ONSpecificeert of MFX1-3 gebruikt wordt (ON) of niet (OFF).
OFF, ONSpecificeert of Chorus gebruikt wordt (ON) of niet (OFF).
OFF, ONSpecificeert of Reverb gebruikt wordt (ON) of niet (OFF).
OFF, ONSpecificeert of Mastering Effect gebruikt wordt (ON) of niet (OFF).
Maak instellingen voor het besturen van de multi-effecten via MIDI.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het MFX1-3 Control scherm te gaan (p.81).
Slaat de huidige uitvoering als gebruikersdata op.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Performance name scherm te gaan (p.73).
Als u op [CURSOR/VALUE] drukt, verschijnt de demo song lijst.
* Meer over het spelen van de demo songs vindt u op p.15 en p.168.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System SRX Info scherm te gaan (p.180).
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System Version Info scherm te gaan (p.180).
76
Het te bewerken onderdeel selecteren (Effect Routing scherm)
ParameterUitleg
Part
(Part Output)
F1–F3
(MFX1–MFX3)
F1–F3
(MFX1–MFX3 Output)
C
(Chorus)
C
(Chorus Output)
R
(Reverb)
R
(Reverb Output)
M
(Mastering Effect)
STRCT
(MFX Structure)
SRC
(Effect Source)
Bewerkt de Part instellingen.
Door de cursor naar te verplaatsen, en op [CURSOR/VALUE] te drukken, kunt u naar het Part
Edit scherm gaan (p. 69).
Bewerkt de multi-effect 1-3 instellingen.
Door de cursor naar te verplaatsen, en op [CURSOR/VALUE] te drukken, kunt u naar het MFX1-
3 scherm gaan (p. 78).
Bewerkt de aan uitvoer gerelateerde instellingen voor multi-effect 1-3.
Door de cursor naar te verplaatsen, en op [CURSOR/VALUE] te drukken, kunt u naar het MFX1-
3 Output scherm gaan (p. 78).
Bewerkt de Chorus instellingen.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Chorus scherm te gaan (p.78).
Bewerkt de aan uitvoer gerelateerde instellingen voor Chorus.
Door de cursor naar te verplaatsen, en op [CURSOR/VALUE] te drukken, kunt u naar het Chorus
Output scherm gaan (p. 79).
Bewerkt de reverb instellingen.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Reverb scherm te gaan (p.79).
Bewerkt de aan uitvoer gerelateerde instellingen voor Reverb.
Door de cursor naar te verplaatsen, en op [CURSOR/VALUE] te drukken, kunt u naar het Reverb
Output scherm gaan (p. 79).
Bewerkt de Mastering Effect instellingen.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Mastering Effect scherm te gaan (p.181).
Specificeert hoe MFX1-3 gecombineerd zullen worden.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het MFX Structure scherm te gaan (p.80).
Selecteert de manier waarop effecten zullen werken.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Effect Source scherm te gaan (p.80).
Overzicht
Als u de MFX3 locatie (p.149) op ‘Input FX’ heeft ingesteld bij In/Out Routing (p.144), kunt u MFX3 niet als een Performance
effect gebruiken.
In dit geval zal de MFX3 indicatie in het Effect Routing scherm er als volgt uitzien.
* Aan MFX3 gerelateerde instellingen worden in andere schermen dan het Effect Routing scherm weergegeven, en u kunt de
waardes bewerken, maar dit zal de uitvoering niet beïnvloeden, zolang MFX3 Location op Input FX is ingesteld.
77
Overzicht
De aan multi-effecten gerelateerde instellingen bewerken (MFX1-3/MFX1-3 Output schermen)
Past het volume van het geluid dat door de multi-effecten is gegaan aan. Als u een
multi-effect toepast, specificeert dit de diepte van het multi-effect. Als u geen multieffect toepast, specificeert dit het volume van het oorspronkelijke geluid.
Past de hoeveelheid chorus aan, voor het geluid dat door de multi-effecten is gegaan. Als u het Chorus effect niet wilt toepassen, zet u dit op ‘0’.
Past de hoeveelheid Reverb aan, voor het geluid dat door de multi-effecten is gegaan. Als u het Reverb effect niet wilt toepassen, zet u dit op ‘0’.
Aan Chorus gerelateerde instellingen (Chorus/Chorus Output scherm)
Selecteert de MFX1 instellingen, die door de uitvoering gebruikt zullen worden.
MFX1 SourcePFM, P1–P16
MFX2 SourcePFM, P1–P16
MFX3 SourcePFM, P1–P16
Chorus SourcePFM, P1–P16
Reverb SourcePFM, P1–P16
Als u de uitvoeringsinstellingen wilt gebruiken, selecteer dan ‘PFM’.
Als u de instellingen van de Patch/ritme set die aan één van de Parts is toegewezen
wilt gebruiken, selecteert u het Part nummer (1-16).
Selecteert de MFX2 instellingen, die door de uitvoering gebruikt zullen worden.
Als u de uitvoeringsinstellingen wilt gebruiken, selecteer dan ‘PFM’.
Als u de instellingen van de Patch/ritme set, die aan één van de Parts is toegewezen wilt gebruiken, selecteert u het Part nummer (1-16).
Selecteert de MFX3 instellingen, die door de uitvoering gebruikt zullen worden.
Als u de uitvoeringsinstellingen wilt gebruiken, selecteer dan ‘PFM’.
Als u de instellingen van de Patch/ritme set, die aan één van de Parts is toegewezen wilt gebruiken, selecteert u het Part nummer (1-16).
Selecteert de chorus instellingen, die door de uitvoering gebruikt zullen worden.
Als u de uitvoeringsinstellingen wilt gebruiken, selecteer dan ‘PFM’.
Als u de instellingen van de Patch/ritme set, die aan één van de Parts is toegewezen wilt gebruiken, selecteert u het Part nummer (1-16).
Selecteert de reverb instellingen, die door de uitvoering gebruikt zullen worden.
Als u de uitvoeringsinstellingen wilt gebruiken, selecteer dan ‘PFM’.
Als u de instellingen van de Patch/ritme set, die aan één van de Parts is toegewezen wilt gebruiken, selecteert u het Part nummer (1-16).
80
Overzicht
MIDI gebruiken voor het besturen van de multi-effecten (MFX1-3 Control schermen)
Als u het volume van de multi-effect geluiden, de delay tijd van Delay en dergelijke met gebruik van een extern MIDI zou willen
veranderen, zou u System Exclusive berichten - MIDI berichten exclusief voor de SonicCell - moeten verzenden. System Exclusive
berichten zijn echter vaak te ingewikkeld, en de hoeveelheid data, die verzonden moet worden, kan erg groot worden.
Daarom is een aantal van de multi-effect parameters op de SonicCell zo ontworpen, dat deze het gebruik van Control Change (of
andere) MIDI berichten accepteren om veranderingen in hun waardes aan te brengen. U kunt bijvoorbeeld de Pitch Bend handel
gebruiken om de hoeveelheid vervorming te veranderen of de aanslaggevoeligheid van het toetsenbord gebruiken om de delay tijd
van Delay te veranderen. De parameters, die veranderd kunnen worden, zijn vooraf voor elk type multi-effect bepaald. Bij de
parameters, die onder ‘Multi-Effects Parameter (MFX1-3, MFX)’ (p.192) worden beschreven, worden deze met een ‘#’ aangegeven.
De functie, die u in staat stelt om MIDI berichten te gebruiken om deze veranderingen in realtime op de multi-effect parameters aan
te brengen, wordt de Multi-Effects Control genoemd.
U kunt maximaal vier regelingen voor elk multi-effect MFX 1-3 specificeren.
Wanneer de Multi-Effects Control wordt gebruikt, kunt u de mate van regeling (Sens), de geselecteerde parameter (Dest), en het
gebruikte MIDI bericht (Src) selecteren.
Door Matrix Control (p.95) in plaats van Multi-Effects Control te gebruiken, kunt u ook de parameters van sommige populaire multieffecten in realtime veranderen.
ParameterWaardeUitleg
Stelt het MIDI bericht in, dat met de Multi-Effects Control voor regeling van de multi-
OFF: Multi-Effects Control zal niet gebruikt worden.
CC01-31, 33-95: Controller nummers 1-31, 33-95
PITCH BEND: Pitch Bend
AFTERTOUCH: Aftertouch
SYS CTRL1-4: gebruikt de System Control instellingen (p.179).
Stelt de multi-effect parameter in, die met de Multi-Effects Control worden bestuurd.
Welke multi-effect parameters, die voor besturing beschikbaar zijn, is afhankelijk
van het multi-effect type.
Stelt in hoeveel van het multi-effect regeling effect toegepast zal worden.
Als u de geselecteerde parameter in een positieve (+) richting– bijv. een hoger
volume, naar rechts of sneller, enz. – vanuit de huidige instelling wilt wijzigen,
selecteert u een positieve (+) waarde. Als u de geselecteerde parameter vanuit de
huidige instelling in een negatieve (-) richting – bijv. een lager volume, naar links
of langzamer, enz. - wilt wijzigen, selecteert u een negatieve (-) waarde. Hogere
getallen produceren meer verandering.
Dit bepaalt het kanaal dat voor ontvangst gebruikt zal worden, als de Multi-Effects
Control gebruikt wordt om multi-effecten in realtime te wijzigen, als de MFX1-3 Src
op ‘PFM’ is ingesteld. Zet dit op ‘OFF’ als de Multi-Effects Control niet gebruikt
wordt.
81
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
Het Patch Play scherm bekijken
1. Druk op [MIDI INST], zodat de indicator oplicht.
Op dat moment zal de [PART VIEW] indicator ook
oplichten, en het Patch Play scherm verschijnt.
fig.disp-PartView-01
* Als Sound Mode (p.84) op ‘Performance’ is ingesteld, zal
het MIDI INST scherm (p.58) verschijnen.
In dit geval drukt u gelijktijdig op [MIDI INST] en [PART
VIEW], om naar het Patch scherm over te schakelen.
2. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar de
parameter die u wilt bewerken te verplaatsen.
3. Druk op [CURSOR/VALUE] om de waarde te markeren.
fig.disp-PatchPlay-top02
Als u ‘LIST’ of ‘PATCH’ selecteert, en op [CURSOR/
VALUE] drukt, zal een bewerkingsscherm verschijnen.
4. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de waarde te bewerken.
5. Als u klaar bent met bewerken, drukt u op [CURSOR/
VALUE].
Als het Patch Type Patch is
Wanneer u het huidige Patch Type in de Patch mode op ‘Patch’ heeft ingesteld, zal het volgende scherm verschijnen.
(1)
(2)(3)
(4)
(5)(
(7)
(8)(9)
)
6
ParameterWaardeUitleg
Selecteert de Patch groep.
USER: gebruiker
(1)Patch group
(2)Patch typePatch, RhythmSpecificeert of het huidige Part een Patch of een ritme set zal gebruiken.
(3)Current PartPart1–Part 16
Patch
(4)
number/name
(5)Category lock
(6)Patch category- - - –CMBVerandert de categorie.
(7)LISTDruk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch List scherm te gaan (p.85, p.86).
(8)EDITDruk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch Edit scherm te gaan (p.89).
USER,
PR-A–PR-G, GM
XP-A, XP-B
001–Selecteert de Patch.
,
PR-A-PR-G: Preset A- Preset G
GM: General MIDI
XP-A, XP-B: Wave uitbreidingskaart A, Wave uitbreidingskaart B
* Het is niet mogelijk om XP-A, XP-B te kiezen, tenzij een Wave uitbreidings-
kaart in de daarvoor bestemde ruimte is geplaatst.
Selecteert het Part (huidige Part), dat door de bewerkingen zal worden
beïnvloed.
Specificeert of de categorie wordt vastgezet () of niet wordt vastgezet (),
als u Patches selecteert.
Als u de categorie vastzet, zullen alleen geluiden binnen de betreffende categorie verschijnen, als u Patches selecteert.
82
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
ParameterWaardeUitleg
Als u het preview icoon ( ) in ( verandert, kunt u een voorvertoning horen
van het geluid dat door de betreffende Patch wordt gespeeld.
(9)Preview
,
Met de systeem Preview instelling (p.179) kunt u specificeren, hoe de
voorvertoning klinkt.
Als het Patch Type Rhythm Set is
Als u het huidige Patch type in de Patch mode op ‘Rhythm’ heeft ingesteld, zal het volgende scherm verschijnen.
fig.disp-PatchPlay-r
ParameterValueExplanation
(1)Rhythm Set group
(2)Patch typePatch, RhythmSpecificeert of het huidige Part een Patch of een ritme set zal gebruiken.
(3)
(4)
(5)Editing keyA0–C8
(6)LISTDruk op [CURSOR/VALUE], om naar het Rhythm Set List scherm te gaan (p.87).
(7)EDITDruk op [CURSOR/VALUE], om naar het Rhythm Edit scherm te gaan (p.118).
(8)Preview
(1)
(4)
(5)
(6)
Patch mode receive
channel
Rhythm Set
number/name
(2)(3)
(7)(8)
USER, PRST,
GM, XP-A, XP-B
1–16
001–Selecteert de ritme set.
,
Selecteert de ritme set groep.
USER: gebruiker
PR-A-PR-G: Preset A- Preset G
GM: General MIDI
XP-A, XP-B: Wave uitbreidingskaart A, Wave uitbreidingskaart B
* Het is niet mogelijk om XP-A, XP-B te kiezen, tenzij een Wave uitbreidingskaart
in de daarvoor bestemde ruimte is geplaatst.
Specificeert het kanaal voor MIDI berichten, die via een extern MIDI apparaat worden ontvangen.
Binnen de op dat moment geselecteerde ritme set, selecteert dit de toets die u gaat
bewerken.
Als u het preview icoon ( ) in () verandert, kunt u een voorvertoning horen
van het geluid, dat door de betreffende Patch wordt gespeeld.
Met de systeem Preview instelling (p.179) kunt u specificeren, hoe de
voorvertoning klinkt.
83
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
Het Menu scherm bekijken (Patch Menu scherm)
1. Druk op [MIDI INST], zodat de indicator oplicht.
Het Patch Play scherm verschijnt.
Als de Sound Mode op ‘Performance’ is ingesteld, zal het MIDI INST scherm (p.58) verschijnen.
2. Druk op [MENU].
Het Patch Menu scherm verschijnt.
In de illustratie aan de rechterkant, zie u hoe het
Patch menu scherm is opgebouwd. U kunt tussen
schermen schakelen, door [CURSOR/VALUE] naar
rechts of links te draaien.
3. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor naar de te bewerken parameter te verplaatsen.
4. Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het corresponderende scherm te gaan.
ParameterUitleg
Tone Switch 1–4Wordt gebruikt om te specificeren of Tones 1-4 gebruikt (ON) worden of niet (OFF).
Snd (Sound) Mode
Patch Init
(Patch Initialize)
Write
(Patch Write)
SystemDruk op [CURSOR/VALUE] om naar het System scherm te gaan (p.176).
UtilityDruk op [CURSOR/VALUE] om naar het Utility scherm te gaan (p.182).
Demo Play
SRX Info
(SRX Information)
Version
(Version Information)
Stelt u in staat te schakelen tussen Patch mode en Performance mode.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Sound mode scherm te gaan.
Initialiseert de instellingen van de huidige Patch (p.115).
Slaat de huidige Patch als gebruikersdata op.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch Name scherm te gaan (p.116).
Als u op [CURSOR/VALUE] drukt, zal de demo song lijst verschijnen.
* Voor details over het afspelen van demo songs, zie p.15 en p. 168.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System SRX Info scherm te gaan (p.180).
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System Version Info scherm te gaan (p.180).
Van geluidsmode veranderen (Sound Mode scherm)
Als u ‘Performance’ selecteert, en op [CURSOR/VALUE]
Dit specificeert de mode van de MIDI geluidsmodule.
De huidige mode wordt gemarkeerd.
1. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de cursor te verplaatsen,
en druk op [CURSOR/VALUE] om de mode te specificeren.
Als u ‘Patch’ selecteert, en op [CURSOR/VALUE] drukt,
zal één van de volgende schermen verschijnen,
afhankelijk van de Patch type instelling (p.82, p.83).
84
drukt, zal het volgende scherm verschijnen.
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
Patches uit een Patch lijst selecteren
Patches op categorie uit een Patch lijst selecteren (Patch List (Ctg) scherm)
U kunt de Patch uit een lijst kiezen, die op categorie is samengesteld.
* Wanneer de stroom wordt aangezet, is het Patch List (Ctg) scherm geselecteerd.
1. Zorg dat het Patch Play scherm wordt weergegeven.
2. Selecteer ‘LIST’ eb druk op [CURSOR/VALUE].
Het Patch List (Ctg) scherm verschijnt.
fig.disp-PatchL-Ctg
* Als het Patch (Grp) scherm het laatst werd weergegeven,
zal het Patch (Grp) scherm verschijnen.
In dit geval drukt u op [MENU] om naar het Group Select
scherm te gaan. Selecteert ‘CATEG LIST’ en druk dan op
[CURSOR/VALUE] om naar het Patch List (Ctg) te gaan.
3. Draai aan [CURSOR/VALUE] om een Patch te selecteren,
en druk op [CURSOR/VALUE].
De Patch zal veranderen, en u keert naar het Part View
scherm terug.
■ Menu scherm.................................................................................................................
Vanuit het Patch List (Ctg) scherm drukt u op [MENU] om naar het Category select
scherm te gaan.
Druk nogmaals op [MENU] om naar het Patch List (Grp) scherm terug te keren.
ParameterUitleg
Verandert de categorie (hoofd classificatie), en keert terug naar het op categorie samengesteld
Patch List scherm.
U kunt de categorie veranderen, door de cursor naar de op dat moment geselecteerde categorie te
verplaatsen (boven in het scherm), en op [CURSOR/VALUE] te drukken.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch List (Grp) scherm te gaan (p.86).
* Als u naar het Patch List (Grp) scherm gaat, zal het Patch List (Grp) scherm verschijnen als u ‘LIST’
in het Patch Play scherm selecteert.
85
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
Patches op groep uit een Patch lijst selecteren (Patch List (Grp) scherm)
U kunt een Patch uit een lijst kiezen, die op groep is samengesteld, zoals USER of expansie board.
* Wanneer de stroom wordt aangezet, is het Patch List (Ctg) scherm geselecteerd.
1. Zorg, dat het Patch Play wordt weergegeven.
2. Selecteer ‘LIST’, en druk op [CURSOR/VALUE].
Het Patch List (Ctg) scherm verschijnt.
* Als het Patch List (Grp) scherm het laatst werd
weergegeven, zal het Patch List (Grp) scherm verschijnen.
Ga verder naar stap 5.
3. Druk op [MENU] om naar het Categorie Select scherm te
gaan.
4. Kies ‘GROUP LIST’, en druk op [CURSOR/VALUE].
Het Patch List (Grp) scherm verschijnt.
fig.disp-PatchL-Grp
5. Draai aan [CURSOR/VALUE] om een Patch te selecteren,
en druk op [CURSOR/VALUE].
De Patch zal veranderen, en u keert naar het Patch Play
scherm terug.
■ Menu scherm.................................................................................................................
Vanuit het Patch List (Grp) scherm drukt u op [MENU] om naar het Category Select
scherm te gaan.
Druk nogmaals op [MENU] om naar het Patch List (Grp) scherm terug te keren.
ParameterUitleg
Verandert de groep, en keert naar het op groep samengestelde Patch lijst scherm terug.
USR:gebruiker
USR, A–G, GM, EXA, EXB
CATEG (Category) LIST
A-G:Preset A-Preset G
GM:General MIDI
EXA, EXB:Wave uitbreidingskaart A, Wave uitbreidingskaart B
* Het is niet mogelijk om EXA, EXB te kiezen, tenzij een Wave uitbreidingskaart in de daarvoor
bestemde ruimte is geplaatst.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch List (Ctg) scherm te gaan (p.85).
* Als u naar het Patch List (Ctg) scherm gaat, zal het Patch List (Ctg) scherm verschijnen als u ‘LIST’
in het Patch Play scherm selecteert.
86
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
Een ritme set uit een lijst selecteren (Rhythm Set List scherm)
Als het Patch type ‘Rhythm’ is, kunt u een ritme set uit een lijst kiezen.
1. Zorg, dat het Patch Play scherm wordt weergegeven.
2. Selecteer ‘LIST’, en druk op [CURSOR/VALUE].
Het Rhythm Set List scherm verschijnt.
fig.disp-RhythmList
3. Draai aan [CURSOR/VALUE] om een ritme set te
selecteren, en druk op [CURSOR/VALUE].
De Patch zal veranderen, en u keert naar het Patch Play
scherm terug.
■ Menu scherm.................................................................................................................
Vanuit het Rhythm Set List scherm drukt u op [MENU] om naar het Group Select scherm
te gaan.
Druk nogmaals op [MENU] om naar het Rhythm Set List scherm terug te keren.
ParameterUitleg
Verandert de groep, en keert naar het op groep samengestelde Patch lijst scherm terug.
USR: gebruiker
USR, PRESET, GM, EXA, EXB
PRESET: Preset
GM: General MIDI
EXA, EXB: Wave uitbreidingskaart A, Wave uitbreidingskaart B
* Het is niet mogelijk om EXA, EXB te kiezen, tenzij een Wave uitbreidingskaart in de daarvoor
bestemde ruimte is geplaatst.
87
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
Patches bewerken (Patch Edit scherm)
1. Druk op [MIDI INST].
[MIDI INST] en [PART VIEW] lichten op, en het Patch Play
scherm verschijnt.
2. Draai aan [CURSOR/VALUE] om ‘PATCH’ te selecteren, en
druk dan op [CURSOR/VALUE].
Het Patch Edit scherm verschijnt.
fig.disp-PatchEdit01
3. Draai aan [CURSOR/VALUE] om het onderdeel dat u wilt
bewerken te selecteren, en druk dan op [CURSOR/VALUE].
Het bewerkingsscherm van het geselecteerde onderdeel
verschijnt.
4. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de parameter die u wilt
bewerken te selecteren, en druk op [CURSOR/VALUE].
De waarde van de geselecteerde parameter wordt
gemarkeerd.
5. Draai aan [CURSOR/VALUE] om de waarde te bewerken,
en druk dan op [CURSOR/VALUE].
■ Menu schermen tijdens Patch bewerking ........................................................................
IAls u op [MENU] drukt tijdens het bewerken van een
Patch, zal het menu scherm verschijnen.
In de illustratie rechts ziet u hoe het menu scherm is
gestructureerd. U kunt tussen schermen schakelen
door [CURSOR/VALUE] naar rechts of links te
draaien.
ParameterUitleg
Tone Select 1–4Verandert de huidige Tone (degene, die bewerkt gaat worden), en keert naar het vorige scherm terug.
Tone Switch 1–4Specificeert of Tones 1-4 gebruikt worden (ON) of niet (OFF).
Kopieert de instellingen van de Tone van een Patch, naar één van de Tones van de op dat moment
Tone Copy
Patch Init
(Patch Initialize)
Write
(Patch Write)
SystemDruk op [CURSOR/VALUE] om naar het System scherm te gaan (p.176).
UtilityDruk op [CURSOR/VALUE] om naar het Utility scherm te gaan (p.182).
Demo Play
SRX Info
(SRX Information)
Version
(Version Information)
geselecteerde Patch.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch Tone Copy scherm te gaan (p.115).
Brengt de huidige Patch instellingen naar de oorspronkelijke waardes terug (p.115).
Slaat de huidige Patch als gebruikersdata op.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch Name scherm te gaan (p.116).
Als u op [CURSOR/VALUE] drukt, zal de demo song lijst verschijnen.
* Voor details over het afspelen van demo songs, zie p.15 en p. 168.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System SRX Info scherm te gaan (p.180).
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het System Version Info scherm te gaan (p.180).
Het Patch Edit scherm is als volgt opgebouwd:
U kunt [CURSOR/VALUE] naar rechts of links draaien om tussen schermen af te wisselen.
ParameterWaardeUitleg
GENERAL
STRUCTURE
MATRIX CTRL (Control)
1/2/3/4
Tone1&2, 3&4
WG
WG
(Pitch Envelope)
TVF
TVF
(TVF Envelope)
TVA
TVA
(TVA Envelope)
OUT
(Output)
LFO 1/2
LFOS
(Step LFO)
TMT
(Tone Mix Table)
CTRL
(Control)
Bewerkt algehele instellingen voor de gehele Patch.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch General scherm te gaan (p.90).
Selecteert de combinatie van Tones.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch Structure scherm te gaan (p.93).
Specificeert matrix control instellingen.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch Mtrx Ctrl 1/2/3/4 scherm te gaan
(p.95).
Selecteert 1 & 2 of 3 & 4 als combinatie van Tones, die in het scherm getoond zal
worden.
Bewerkt aan golfvorm gerelateerde instellingen.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch WG scherm te gaan (p.98).
Bewerkt Pitch Envelope instellingen.
Door de cursor naar te verplaatsen, en op [CURSOR/VALUE] te drukken, kunt
u naar het Patch Pitch Env scherm gaan (p.101).
Bewerkt TVF instellingen.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch TVF scherm te gaan (p.102).
Bewerkt TVF Envelope instellingen.
Door de cursor naar te verplaatsen, en op [CURSOR/VALUE] te drukken, kunt
u naar het Patch TVF Env scherm gaan (p.104).
Bewerkt TVF instellingen.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch TVA scherm te gaan (p.105).
Bewerkt TVF Envelope instellingen.
Door de cursor naar te verplaatsen, en op [CURSOR/VALUE] te drukken, kunt
u naar het Patch TVF Env scherm gaan (p.107).
Bewerkt instellingen voor de uitvoer van de Patch/Tone.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch Output scherm te gaan (p.108).
Bewerkt LFO1, 2 instellingen.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch LFO1, 2 scherm te gaan (p.109).
Bewerkt LFO instellingen.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch Step LFO scherm te gaan (p.112).
Specificeert hoe de Tones hoorbaar worden gemaakt.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch TMT scherm te gaan (p.112).
Bewerkt aan controller gerelateerde instellingen.
Druk op [CURSOR/VALUE] om naar het Patch Ctrl scherm te gaan (p.114).
* Als het Str Type (p.93) op een andere waarde dan 1 is ingesteld, worden voor WG-OUT twee schermen getoond.
89
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
Algehele instellingen voor de gehele Patch (Patch General scherm)
ParameterWaardeUitleg
Ctg
(Category)
Level0–127
PanL64–63R
Priority
Octave Shift-3–+3
Coarse Tune-48–+48
Fine Tune ★-50–+50
Strech Tune
(Strech Tune
Depth)
Analog Feel
(Analog Feel
Depth)
zie “Patch Categore” (p. 63)
LAST, LOUDEST
OFF, 1–3
0–127
Specificeert het type (categorie) van de Patch.
Specificeert het volume van de Patch.
* U kunt het niveau van elke Tone in een Patch met gebruik van de Tone Level (TVA p.105)
specificeren.
Stelt de stereo positie van de Patch in. L64 plaatst de Patch geheel links, 0 is midden en met
63R wordt deze geheel rechts geplaatst.
* U kunt de pan instelling van elke Tone in een Patch met gebruik van de Tone Pan (TVA
p.106) specificeren.
* Terwijl elke Tone in een Patch zijn eigen Pan positie heeft, verschuift de Patch pan instelling
de volledige Patch – inclusief al zijn Tones – naar rechts of links.
Dit bepaalt, hoe noten worden gehandeld wanneer de maximale polyfonie (128 stemmen)
wordt overschreden.
LAST: de laatst gespeelde stemmen krijgen prioriteit, en op dat moment klinkende
noten worden in een bepaalde volgorde uitgezet, beginnend bij de eerst
gespeelde noot.
LOUDEST: de stemmen met het meest luide volume krijgen prioriteit, en op dat moment
klinkende noten worden uitgezet, beginnend bij de noot die het minst luid is.
Stelt de toonhoogte van het geluid van de Patch bij, omhoog of omlaag, in eenheden van een
octaaf (+/- 3 octaven).
Stelt de toonhoogte van het geluid van de Patch bij, omhoog of omlaag, in halve tonen (+/- 4
octaven).
Stelt de toonhoogte van het geluid van de Patch bij, omhoog of omlaag, in stappen van een
cent (+/- 50 cent).
★ U kunt matrix control gebruiken om dit te wijzigen (p.95).
Met deze instelling kunt u ‘stretched tuning’ op de Patch toepassen. (Stretched Tuning is een
systeem waarmee akoestische piano’s normaalgesproken worden gestemd, en zorgt dat de
lage reeks lager en de hoge reeks hoger wordt dan de wiskundige stemming ratios normaalgesproken voorschrijven). Op ‘OFF’ ingesteld, heeft de Patch een gelijkzwevende stemming.
Op ‘3’ ingesteld wordt het grootste verschil in toonhoogte tussen de lage en hoge reeksen geproduceerd.
Het diagram toont de verandering in toonhoogte, relatief aan de gelijkzwevende stemming,
die in de lage en hoge reeksen zal optreden. Deze instelling heeft een subtiel effect op de
manier, waarop akkoorden resoneren.
Verschil in toonhoogte
in vergelijking met
gelijkzwevende
stemming
OFF
Lage noten reeks
1
2
3
3
Parameter waarde
2
1
OFF
Hoge noten reeks
Specificeert de diepte van 1/f modulatie, die op de Patch wordt toegepast. (1/f modulatie is
een plezierige en natuurlijk klinkende modulatie ratio, die u aantreft in het geluid van een kabbelende beek of een ritselende wind).
Door deze 1/f modulatie toe te passen, kunt u de natuurlijke instabiele kenmerken van een
analoge synthesizer simuleren.
90
ParameterWaardeUitleg
Cutoff Offset verandert de cutoff frequentie van de algehele Patch, terwijl de relatieve verschillen tussen de cutoff frequenties, die voor elke Tone bij Cutoff Frequency (p.102) zijn ingesteld,
Cutoff Offset-63–+63
Resonance
Offset
Attack Offset
(Attack Time
Offset)
Release Offset
(Release Time
Offset)
Velocity Sens
(Velocity Sensitivity Offset)
Mono/Poly
-63–+63
-63–+63
-63–+63
-63–+63
MONO,
POLY
behouden blijven.
Deze waarde wordt aan de cutoff frequentiewaarde van een Tone toegevoegd, dus als de
cutoff frequentiewaarde van een Tone reeds op de ‘127’ (maximum) positie is ingesteld, zullen
positieve (+) instellingen hier geen enkele verandering produceren.
Resonance Offset verandert de resonantie van de algehele Patch, terwijl de relatieve verschillen tussen de resonantie waardes, die voor elke Tone bij Resonance (p.103) zijn ingesteld,
behouden blijven.
* Resonantie: benadrukt de boventonen in de regio van de cutoff frequentie, waardoor het
geluid meer karakter krijgt.
Deze waarde wordt bij de resonantie waarde van een Tone opgeteld, dus als de resonantie
waarde van een Tone reeds op de ‘127’ (maximum) positie is ingesteld, zullen positieve (+)
instellingen hier geen enkele verandering produceren.
Attack Offset verandert de attack tijd van de algehele Patch, terwijl de relatieve verschillen tussen de attack tijd waardes, die voor elke Tone bij A-Env Time 1 (p.107), F-Env Time 1 (p.105)
zijn ingesteld, behouden blijven.
* Attack tijd: de tijd waarbinnen een geluid het maximale volume bereikt, nadat de toets is
ingedrukt, en het geluid is begonnen.
Deze waarde wordt bij de attack tijd waarde van een Tone opgeteld, dus als de attack tijd
waarde van een Tone reeds op de ‘127’ (maximum) positie is ingesteld, zullen positieve (+)
instellingen hier geen enkele verandering produceren.
Release Offset verandert de release tijd van de algehele Patch, terwijl de relatieve verschillen
tussen de release tijd waardes, die voor elke Tone bij A-Env Time 4 (p.107), F-Env Time 4
(p.105) zijn ingesteld, behouden blijven.
* Release tijd: De tijd vanaf het moment dat u uw vinger van de toets neemt, totdat het geluid
verdwijnt.
Deze waarde wordt bij de release tijd waarde van een Tone opgeteld, dus als de release tijd
waarde van een Tone reeds op de ‘127’ (maximum) positie is ingesteld, zullen positieve (+)
instellingen hier geen enkele verandering produceren.
Velocity Sensitivity Offset verandert de Velocity Sensitivity van de algehele Patch, terwijl de
relatieve verschillen tussen de Velocity Sensitivity waardes, die voor elke Tone in de parameters hieronder zijn ingesteld, behouden blijven.
Cutoff V-Sens (p.103)
Level V-Sens (p.105)
* Velocity : druk waarmee de toets wordt ingedrukt.
Deze waarde wordt bij de velocity sensitivity waarde van een Tone opgeteld, dus als de
velocity sensitivity waarde van een Tone reeds op de ‘+63’ (maximum) positie is ingesteld,
zullen instellingen hier geen enkele verandering produceren.
Specificeert of de Patch polyfoon (POLY) of monofoon (MONO) wordt gespeeld. De ‘MONO’
instelling is effectief voor het spelen van een solo instrument Patch, zoals een sax of fluit.
MONO: alleen de laatst gespeelde noot klinkt.
POLY: twee of meer noten kunnen gelijktijdig gespeeld worden.
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
91
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
ParameterWaardeUitleg
Deze instelling specificeert of de Legato Switch gebruikt zal
worden (ON) of niet gebruikt zal worden (OFF).
Legato Switch is geldig als de Mono/Poly parameter op
‘MONO’ is ingesteld. Als de Legato Switch op ‘ON’ staat,
Legato SwitchOFF, ON
Legato Retriger
(Retrigger)
OFF, ON
Porta Sw
(Portamento
OFF, ON
Switch)
Porta Mode
(Portamento
Mode)
NORMAL,
LEGATO
Porta Type
(Portamento
RATE, TIME
Type)
Porta Start
(Portamento
PITCH, NOTE
Type)
PITCH:
Start een nieuwe portamento, wanneer een andere toets wordt ingedrukt, terwijl de toonhoogte verandert.
Toonhoogte
en een toets wordt ingedrukt, terwijl de vorige toets ingedrukt blijft, zal de toonhoogte van de noot veranderen in die
van de laatst ingedrukte toets, die al die tijd heeft geklonken.
Dot creëert een vloeiende overgang tussen noten, hetgeen
effectief is als u de hammering-on en pulling-off technieken
van een gitarist wilt simuleren.
De instelling bepaalt of geluiden opnieuw worden gespeeld
(ON) of niet (OFF) bij legato spel.
De Legato Retrigger is geldig als de Mono/Poly op ‘MONO’ is ingesteld, en de Legato schakelaar op ‘ON’ staat.
Normaalgesproken laat u deze parameter op ‘ON’ staan.
Als dit op ‘OFF’ is ingesteld, en een andere toets wordt ingedrukt, terwijl een toets ingedrukt wordt gehouden, verandert alleen de toonhoogte, zonder dat de attack van de
laatste toets gespeeld wordt. Zet dit op ‘OFF’ als u blaasinstrumenten en strijkers frases speelt of als modulatie met het
mono synth toetsenbordgeluid wordt gebruikt.
Specificeert of het portamento effect wordt toegepast (ON) of niet (OFF).
* Portamento is een effect dat de toonhoogte van de eerst gespeelde toets naar die van de
volgende toets vloeiend verandert. Door portamento toe te passen als de Mono/Poly op
‘ON’ staat, kunt u uitvoeringstechnieken die op een viool of soortgelijk instrument worden
toegepast simuleren.
Specificeert de uitvoeringsvoorwaarden waarvoor portamento toegepast zal worden.
NORMAL: portamento wordt altijd toegepast.
LEGATO: portamento wordt alleen toegepast als u legato speelt (als u de volgende toets
indrukt, voordat de vorige toets is losgelaten).
Specifceert het type portamento effect.
RATE: de tijd die benodigd is, is afhankelijk van de afstand tussen twee toonhoogtes.
TIME: de tijd die benodigd is, zal constant zijn, ongeacht hoe ver de noten in toonhoogte
van elkaar verwijderd zijn.
Wanneer portamento wordt gebruikt, specificeert dit de tijd, waarbinnen de toonhoogte zal
veranderen. Hogere instellingen maken dat het langer duurt voordat de toonhoogte in die van
de volgende noot verandert.
Stel dat de Legato schakelaar
op ‘ON’ staat, en de Legato
Retrigger op ‘OFF’ is ingesteld.
Als u legato wilt laten klinken
(door een hogere toets in te
drukken terwijl een lagere toets
ingedrukt wordt gehouden), kan
de toonhoogte soms niet
helemaal stijgen tot aan de
bedoelde toonhoogte (stopt in
plaats daar van ergens in het
midden). Dit kan gebeuren,
omdat de limiet van toonhoogte
stijging, zoals bepaald met het
Wave Level, is overschreden.
Daarnaast, als verschillende
hoge toonhoogte limieten worden gebruikt voor de golven van
een Patch die meerdere Tones
gebruikt, kan het soms in
MONO helemaal niet meer
hoorbaar zijn. Als er grote veranderingen in toonhoogte gemaakt moeten worden, zet u de
Legato Trigger op ‘ON’.
NOTE:
Portamento begint opnieuw, vanaf de toonhoogte waar de huidige
verandering zou eindigen.
Toonhoogte
C5
D4
C4
Porta Time
(Portamento
Time)
Part Mod Sw
(Part Modulation
Depth Switch)
92
Druk op C4 toets
Druk op C5 toets
0–127
OFF, ON
C5
D4
C4
Druk op D4 toets
Tijd
Druk op D4 toets
Druk op C5 toets
Druk op C4 toets
Tijd
Wanneer portamento wordt gebruikt, specificeert dit de tijd, waarbinnen de toonhoogte zal
veranderen. Hogere instellingen maken dat het langer duurt voordat de toonhoogte in die van
de volgende noot verandert.
Specificeert of de modulatie diepte reeks instelling van het Part (de waarde die bij RPN is gespecificeerd), ingeschakeld is (ON) of uitgeschakeld is (OFF).
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
De manier, waarop Tones gecombineerd worden, selecteren (Patch Structure scherm)
ParameterWaardeUitleg
Bepaalt, hoe Tone 1 en 2, en Tone 3 en 4 worden verbonden.
Str (Structure) Type 1&2, 3&41–10
Booster 1&2, 3&40, +6, +12, +18
Type 1
TONE 1 (3)
WG
TVATVF
De weergegeven symbolen hebben de volgende betekenis:
B: Booster
R: Ring modulator
Wanneer bij Structure Type TYPE 3 of TYPE 4 is geselecteerd, kunt u de
diepte van de booster aanpassen.
Hogere instellingen produceren meer vervorming.
Met dit type zijn Tones 1 en 2 (of 3 en 4) onafhankelijk. Gebruik dit type als
u PCM geluiden wilt behouden of geluiden voor elke Tone wilt creëren en combineren.
TONE 2 (4)
Type 2
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
Type 3
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
Type 4
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
Type 5
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
Type 6
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVA
WG
WG
TVATVF
WG
WG
TVATVF
WG
WG
TVATVF
WG
WG
TVATVF
WG
TVFTVA
TVF
TVF TVA
B
TVF TVA
B
TVF TVA
R
TVF TVA
R
TVF TVA
Dit type stapelt de twee filters, om de kenmerken van de filters te intensiveren.
De TVA van Tone 1 (of 3) regelt de volumebalans tussen de twee Tones.
Dit type mengt het geluid van Tone 1 (3) en Tone 2 (4), past een filter toe, en
past dan een booster toe om de golfvorm te vervormen.
Dit type past een booster toe om de golfvorm te vervormen, en combineert dan
de twee filters. De TVA van Tone 1 (of 3) regelt de volumebalans tussen de
twee Tones, en stelt het niveau van de booster bij.
Dit type gebruikt een ring modulator om nieuwe boventonen te creëren, en
combineert de twee filters. De TVA van Tone 1 (3) regelt de volumebalans tussen de twee Tones en past de diepte van de ring modulator aan.
Dit type gebruikt een ring modulator om nieuwe boventonen te creëren, en
mengt daarnaast het geluid van Tone 2 (4), en stapelt de twee filters. Aangezien het ringgemoduleerde geluid met Tone 2 (4) gemengd kan worden, kan
de TVA van Tone 1 (3) de hoeveelheid van het ringgemoduleerde geluid aanpassen.
93
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
ParameterWaardeUitleg
Type 7
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVATVF
R
TVF TVA
Dit type past een filter op Tone 1 (3) toe, en ringmoduleert het met Tone 2 (4),
om nieuwe boventonen te creëren.
Type 8
Dit type stuurt de gefilterde Tone 1 (3) en Tone 2 (4) door een ring modulator,
mengt vervolgens het geluid van Tone 2 (4), en past een filter op het resultaat
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
Type 9
WG
WG
TVATVF
R
TVF TVA
toe.
Dit type laat het gefilterde geluid van elke Tone door een ring modulator gaan,
om nieuwe boventonen te creëren. De TVA van Tone 1 (3) regelt de volume-
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
Type 10
WG
WG
TVATVF
TVFTVA
R
balans tussen de twee Tones, en stelt de diepte van de ring modulator bij.
Dit type stuurt het gefilterde geluid van elke Tone door een ring modulator, om
nieuwe boventonen te creëren, en mengt tevens het geluid van Tone 2 (4).
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVATVF
TVFTVA
Omdat het ringgemoduleerde geluid met Tone 2 (4) gemengd kan worden,
R
kan de TVA van Tone 1 (3) de hoeveelheid ringgemoduleerd geluid aanpassen.
• Wanneer TYPE 2-10 is geselecteerd, en één Tone van een paar is uitgezet, zal de andere Tone als TYPE 1 ten gehore worden
gebracht, ongeacht de weergegeven instelling.
• Als u het gebied op het toetsenbord waarbinnen een Tone klinkt beperkt (Keyboard Range p.112, p.113) of de reeks
velocities, waarvoor het zal klinken (Velocity Range p.113) beperkt, is het resultaat in gebieden of reeksen waar de Tone niet
klinkt, alsof de Tone is uitgezet. Dit betekent, dat als TYPE 2-10 is geselecteerd, en u een toetsenbord reeks of velocity reeks
creëert waarin één Tone van een paar niet klinkt, zullen noten die in dat gebied of die reeks worden gespeeld, door de
andere Tone als TYPE 1 ten gehore worden gebracht, ongeacht de weergegeven instelling.
Ring modulator
Een ring modulator vermenigvuldigt de golfvormen van twee Tones met
elkaar, waardoor vele nieuwe boventonen worden gegenereerd (in harmonische gedeeltes), die voordien in geen van de golfvormen aanwezig waren. (Tenzij één van de golfvormen een sinusgolf is, zullen gelijk verdeelde
frequentie componenten normaalgesproken niet gegenereerd worden).
Omdat het verschil in toonhoogte tussen de twee golfvormen de harmonische structuur verandert, zal het resultaat een metaalachtig geluid zonder
bepaalde toonhoogte zijn.
Deze functie is geschikt voor het creëren van metaalachtige geluiden, zoals bellen.
Booster
De Booster wordt gebruikt om het binnenkomende signaal te vervormen.
Booster niveau
Behalve voor vervorming, kunt u de golfvorm (WG1) van één van de Tones als
een LFO gebruiken, die de andere golfvorm (WG2) naar boven of beneden verschuift, om modulatie gelijkend op PWM (pulsbreedte modulatie) te creëren.
Deze parameter werkt het beste als u deze in samenwerking met de Wave Gain
(p.98) gebruikt.
Gebruikt WG1 als LFO
WG1
TVA
Past WG1 uitvoer aan
Booster
WG2
Voegt aan WG1 toe
Vervormde gebied van
de golfvorm verandert
WG2
Verschuiving in golfvorm door WG1
94
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
Instellingen voor matrix control (Patch Mtrx Ctrl1-4 scherm)
Matrix Control
Normaalgesproken als u geluidsparameters wilt veranderen met gebruik van een extern MIDI apparaat, zou u System Exclusive
berichten – MIDI berichten die speciaal voor de SonicCell zijn ontworpen – moeten verzenden. Echter, System Exclusive berichten
zijn vaak ingewikkeld, en de hoeveelheid data die verzonden moet worden, kan erg groot worden.
Daarom is een aantal van de meer kenmerkende geluidsparameters van de SonicCell zo ontworpen, dat ze het gebruik van Control
Change (of andere) MIDI berichten accepteren, om veranderingen in hun waardes aan te brengen. Hiermee wordt u voorzien van
een verscheidenheid aan mogelijkheden om de manier, waarop Patches gespeeld worden te veranderen. U kunt bijvoorbeeld de
Pitch Bend hendel gebruiken om de LFO cyclus snelheid te veranderen of de aanslaggevoeligheid van het toetsenbord gebruiken om
een filter te openen en sluiten.
De functie waarmee u MIDI berichten kunt gebruiken om deze veranderingen in realtime in de geluidsparameters aan te brengen,
wordt ‘Matrix Control’ genoemd. Maximaal vier Matrix Controls kunnen in een enkele Patch worden gebruikt.
Om de Matrix Control te gebruiken, specificeert u welk MIDI bericht (Src) gebruikt zal worden voor welke parameter (Dest), en in
welke mate (Sns) en de Tone, waarop het effect wordt toegepast (Tone).
ParameterWaardeUitleg
Stelt het MIDI bericht in, dat gebruikt wordt om de geluidsparameter met de Matrix Control te veranderen.
OFF: Matrix Control wordt niet gebruikt
CC01-31, 33-95: Controller nummers 1-31, 33-95
PITCH BEND: Pitch Bend
AFTERTOUCH: Aftertouch
SYS CTRL 1-4: MIDI berichten, gebruikt als algemene matrix controls
VELOCITY: Velocity (sterkte, waarmee een toets wordt ingedrukt)
KEYFOLLOW: Keyfollow (toetsenbord positie met C4 als 0)
TEMPO: het systeem tempo (p.177) of het tempo van de externe MIDI sequencer
LFO1: LFO 1
LFO2: LFO 2
PITCH ENV: Pitch Envelope
TVF ENV: TVF Envelope
TVA ENV: TVA Envelope
Src
(Control Source)
Voor meer informatie over Control Change berichten, zie ‘MIDI Implementatie’ (p.246).
Velocity en Keyfollow corresponderen met noot berichten.
Hoewel er geen MIDI berichten zijn voor LFO 1 via TVA Envelope, kunnen deze als Matrix Control worden
gebruikt. In dit geval kunt u de Tone instellingen in realtime veranderen door Patches te spelen.
• Als u algemene Controllers voor de gehele SonicCell wilt gebruiken, selecteert u ‘SYS CTRL1’ – ‘SYS
CTRL4’. MIDI berichten die als System Control 1-4 worden gebruikt, worden met de Src1-4 ingesteld
(p.179).
Er zijn parameters die bepalen of Pitch Bend, Controller nummer 11 (Expression), en Controller nummer 64
(Hold 1) worden ontvangen (p.114). Als deze instellingen op ‘ON’ zijn ingesteld, en de MIDI berichten worden
ontvangen, zullen de Pitch Bend, Expression en Hold 1 instellingen gelijktijdig veranderen als een verandering
in de instellingen van de gewenste parameter wordt aangebracht. Als u alleen de gerichte parameters wilt
veranderen, zet u deze op ‘OFF’.
• Er zijn parameters, waarmee u kunt specificeren of specifieke MIDI berichten op elk kanaal in een
uitvoering ontvangen zullen worden (p.72). Als een Patch met Matrix Control instellingen aan een Part
wordt toegewezen, moet u controleren of de MIDI berichten, die voor Matrix Control worden gebruikt,
ontvangen zullen worden. Als de SonicCell zo is ingesteld dat de ontvangst van MIDI berichten is
uitgeschakeld, zal de Matrix Control niet functioneren.
95
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
ParameterWaardeUitleg
Matrix Control Destination selecteert de geluidsparameter, die bestuurd wordt als de Matrix Control wordt
gebruikt. De volgende parameters kunnen bestuurd worden. Wanneer er geen parameters met Matrix Control
worden bestuurd, zet u dit op ‘OFF’. Maximaal vier parameters kunnen voor elke Matrix Control worden gespecificeerd, die gelijktijdig bestuurd kunnen worden.
In deze handleiding zijn parameters die met gebruik van Matrix Control bestuurd kunnen worden,
gemarkeerd met een “★.”.
● Als u Matrix Control niet gebruikt
OFF:Matrix Control zal niet gebruikt worden.
● De toonhoogte veranderen
PITCH:verandert de toonhoogte.
● Het filter openen en sluiten
CUTOFF:Verandert de cutoff frequentie.
Dest
(Control
Destination)
RESONANCE:Benadrukt de boventonen in de regio van de cutoff frequentie, geeft het geluid meer
● Het volume en de pan veranderen
LEVEL:vernadert het volumeniveau.
PAN:Verandert de pan.
● De manier waarop effecten worden toegepast veranderen
OUTPUT LEVEL:verandert het volume van uitgangsniveaus.
CHORUS SEND:verandert de hoeveelheid chorus
REVERB SEND:verandert de hoeveelheid reverb.
● LFO toepassen om geluiden te moduleren
LFO1/LFO2 PCH DEPTH:verandert de vibrato diepte.
LFO1/LFO2 TVF DEPTH:verandert de wah diepte
LFO1/LFO2 TVA DEPTH:verandert de tremolo diepte.
LFO1/LFO2 PAN DEPTH:verandert het effect dat de LFO op de pan zal hebben
LFO1/LFO2 RATE:verandert de snelheid van de LFO cyclus. Verandert de snelheid van de LFO
● De Pitch Envelope veranderen
PIT ENV A-TIME:verandert de Env Time 1 van de Pitch Envelope
PIT ENV D-TIME:verandert de Env Time 2 en Env Time 3 van de Pitch Envelope
PIT ENV R-TIME:verandert de Env Time 4 van de Pitch Envelope
● De TVF Envelope veranderen
TVF ENV A-TIME:verandert de Env Time 1 van de TVF Envelope
TVF ENV D-TIME:verandert de Env Time 2 en Env Time 3 van de TVF Envelope
TVF ENV R-TIME:verandert de Env Time 4 van de TVF Envelope
● De TVA Envelope veranderen
TVA ENV A-TIME:verandert de Env Time 1 van de TVA Envelope
TVA ENV D-TIME:verandert de Env Time 2 en Env Time 3 van de TVA Envelope
TVA ENV R-TIME:verandert de Env Time 4 van de TVA Envelope
● Tones die gespeeld worden splitsen
TMT
karakter.
cycli. De snelheid zal niet veranderen als LFO Rate op ‘note’ is ingesteld.
96
Als de Matrix Control gebruikt wordt om Tones te splitsen, zet u de TMT Velo Ctrl (p.112) op ‘OFF’, en de
TMT Control Switch (p.112) op ‘ON’.
• Als de Matrix Control gebruikt wordt om Tones te splitsen, adviseren wij om de Matrix Control Sens op
‘+63’ in te stellen. Als lagere waardes worden geselecteerd, kunnen de Tones mogelijk niet veranderd
worden. Bovendien, als u het effect wilt omkeren, zet u de waarde op ‘-63’.
• Als u Matrix Control wilt gebruiken om vloeiend tussen Tones over te schakelen, gebruikt u de Velo Fade
Lower en Velo Fade Upper (p.113). Hoe hoger de waardes worden ingesteld, des te vloeiender de
overgang tussen Tones zal zijn.
ParameterWaardeUitleg
● De diepte van frequentie modulatie van FXM veranderen
FXM DEPTH
Dest
(Control Destination)
● Specifieke multi-effect parameters veranderen
MFX CTRL1-4: verander de parameter die met de MFX Control 1-4 Assign parameter werd gespecificeerd.
Als u de vereiste instellingen voor gebruik van het multi-effect niet heeft gemaakt, zal het multi-effect niet worden
toegepast, zelfs als u deze als een Matrix Control bestemming probeert te besturen.
Stelt de hoeveelheid van het effect van Matrix Control in, dat zal worden toegepast.
Als u de huidige instelling van de geselecteerde parameter in een positieve (+) richting
– d.w.z een hogere waarde, naar rechts of sneller, enz. - wilt wijzigen, selecteert u
Sens
(Control Sensitivity)
-63–+63
een positieve (+) waarde.
Als u de huidige instelling van de geselecteerde parameter in een negatieve (-) richting
– d.w.z een lagere waarde, naar links of langzamer, enz. - wilt wijzigen, selecteert
u een negatieve (-) waarde. Voor zowel positieve als negatieve instellingen maken
hogere absolute waardes grotere veranderingen mogelijk.
Zet dit op ‘0’ als u het effect niet wilt toepassen.
Sw1-T1–T4–Sw4T1–T4
(Tone Control
Switch T1–T4)
OFF, ON, REVS
Matrix Control Tone selecteert de Tone waarop het effect wordt toegepast, wanneer
Matrix Control wordt gebuikt.
OFF: het effect zal niet worden toegepast.
ON: het effect zal niet worden toegepast.
REVS: het effect zal omgekeerd worden toegepast.
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
■
Let op bij het selecteren van een golfvorm
De geluiden van de SonicCell zijn gebaseerd op ingewikkelde PCM
golfvormen, en als u instellingen probeert te maken die het tegenovergestelde zijn van het oorspronkelijke golfvorm type, zullen de
resultaten niet uitvallen, zoals u verwacht.
De interne golfvormen van de SonicCell vallen binnen de volgende
twee groepen:
One-shot:
Deze golfvormen bevatten geluiden met korte decays. Een one-shot
golfvorm neemt de oorspronkelijke stijging en daling van het geluid
op. Sommige one-shot golfvormen van de SonicCell zijn geluiden,
die op zichzelf compleet zijn, zoals percussie instrument geluiden.
De SonicCell bevat tevens vele andere one-shot golfvormen, die elementen van andere geluiden zijn. Deze bevatten attack componenten, zoals piano hamer geluiden en fret geluiden van een gitaar.
Looped:
Deze golfvormen bevatten geluiden met lange decays alsmede doorklinkende geluiden. Loop golfvormen spelen het gedeelte van de golfvorm nadat het geluid een relatief stabiele staat heeft bereikt, herhaaldelijk (Loop) af. De geloopte golfvormen van de SonicCell bevatten
ook componenten van andere geluiden, zoals de resonerende vibraties van piano snaren, en de holle geluiden van koperinstrumenten.
Het volgende diagram toont een voorbeeld van geluid (elektrisch
orgel), waarin one-shot en geloopte golfvormen worden gecombineerd.
TVA ENV voor
geloopte orgel
golfvorm (sustain deel)
Niveau
TVA ENV voor one-shot
Key-click golfvorm
(attack deel)
Resulterende
TVA ENV
verandering
Let op bij gebruik van een one-shot golfvorm
Het is niet mogelijk om de Envelope te gebruiken om een one-shot
golfvorm te wijzigen om een decay te creëren, die langer is dan de
oorspronkelijke golfvorm of om deze in een doorklinkend geluid te
veranderen. Als u een dergelijke Envelope zou programmeren, zou u
proberen om een deel van het geluid te vormen dat simpelweg niet
bestaat, en de Envelope zou geen effect hebben.
Opletten bij gebruik van een Loop golfvorm
Bij vele akoestische instrumenten, zoals piano en sax, treden extreme
timbrale veranderingen op, tijdens de eerste momenten van elke
noot. Deze eerste attack definieert een groot gedeelte van het karakter van het geluid. Bij dit soort golfvormen kunt u de ingewikkelde
klankveranderingen van het attack gedeelte van de golfvorm het
beste gebruiken zoals deze zijn, en de Envelope alleen gebruiken
om het decay deel te wijzigen. Als u probeert de Envelope te gebruiken om ook het attack deel te wijzigen, kunnen de karakteristieken
van de oorspronkelijke golfvorm ervoor zorgen, dat het gewenste
geluid niet verkregen zal worden.
j
Niveau
In de golf opgeslagen
klankverandering
Envelope voor
het TVF filter
Gelooped
deel
Tijd
Note off
+=
ijd
T
Note off
Resulterende
klankverandering
97
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
Aan golfvorm gerelateerde instellingen (Patch WG/Patch Pitch Env scherm)
■ Patch WG scherm..........................................................................................................
ParameterWaardeUitleg
Selecteert de groep voor de golfvorm die de basis van de Tone vormt.
INT: golfvormen, die in het interne geheugen zijn opgeslagen.
Wave GroupINT, EXP
Wave Bank
Wave No. L (MONO)
Wave No. R
Wave Gain
A, B
- - -
1–1401
-6, 0, +6,
+12
EXP: golfvorm, die opgeslagen is in een Wave uitbreidingskaart (SRX serie), dat in EXP
ruimtes is geïnstalleerd.
* Het is niet mogelijk EXP te selecteren, tenzij een Wave uitbreidingskaart in de correspon-
derende ruimte is geplaatst.
Selecteert de wave bank, als de wave groep op ‘EXP’ is ingesteld.
A: Wave uitbreidingskaart A
B: Wave uitbreidingskaart B
* Als de wave groep op ‘INT’ is ingesteld, verschijnt het ‘----‘ bericht, en kunt u geen wave
bank selecteren.
* U kunt geen wave bank selecteren van een Wave uitbreidingskaart, dat niet is geïnstal-
leerd.
Kiest de gewenste golfvorm. U kunt voor de linker en rechter kanalen van de SonicCell een
aparte golfvorm kiezen.
* Voor mono Tones wijst u een golfvorm aan het L kanaal toe. Er zal geen geluid te horen
zijn als een golfvorm voor het R kanaal is ingesteld.
* In het geval van een golf van een Wave uitbreidingskaart, is de reeks (aantal golfvormen)
afhankelijk van het board dat u heeft geselecteerd.
Stelt de gain (versterking) van de golfvorm in. De waarde verandert in stappen van 6 dB
(decibel) – een toename van 6 dB verdubbelt de gain van de golfvorm.
Als u de Booster probeert de gebruiken (p.94) om het geluid van de golfvorm te vervormen,
stelt u deze parameter op de maximale waarde in.
Als u een Phrase Loop met de klok (tempo) wilt synchroniseren, zet u dit op ‘ON’. Dit is
alleen geldig als een apart verkrijgbare Wave uitbreidingskaart is geïnstalleerd, en een
golfvorm die een tempo aangeeft (BPM), als de sample voor een Tone is geselecteerd.
Wave Tempo SyncOFF, ON
FXM SwitchOFF, ON
98
Als een golfvorm van een Wave uitbreidingskaart voor een Tone is geselecteerd, zal het op
‘ON’ instellen van de Wave Tempo Sync parameter maken dat aan toonhoogte
gerelateerde instellingen en aan FXM gerelateerde instellingen genegeerd zullen worden.
• Als de Wave Tempo Sync op ‘ON’ staat, zet u de Tone Delay Time (p.100) op ‘0’.
Met andere instellingen zal een delay effect worden toegepast, en zult u niet naar
verwachting kunnen spelen.
Phrase Loop
Phrase Loop verwijst naar het herhaaldelijk afspelen van een frase, die uit een song is getrokken (bijv. met gebruik van een sampler). Eén techniek waarbij het gebruik van Phrase
Loops is betrokken, is het onttrekken van een frase aan een reeds bestaande song in een
bepaald genre, bijvoorbeeld dance muziek, en het vervolgens creëren van een nieuwe
song, waarbij die frase als het basis motief wordt gebruikt. Dit wordt ook wel ‘Break Beats’
genoemd.
Dit stelt in of FXM gebruikt zal worden (ON) of niet (OFF).
FXM
FXM (Frequency Cross Modulation) gebruikt een gespecificeerde golfvorm om frequentie
modulatie op de huidig geselecteerd golfvorm toe te passen, waardoor complexe boventonen worden gecreëerd. Dit is bruikbaar voor het creëren van dramatische geluiden of
geluidseffecten.
ParameterWaardeUitleg
Specificeert hoe FXM frequentie modulatie zal uitvoeren.
FXM Color1–4
Hogere instellingen resulteren in een ruwer geluid, terwijl lagere instellingen een meer
metaalachtig geluid als resultaat hebben.
FXM Depth ★0–16
Specificeert de diepte van de modulatie die door FXM wordt geproduceerd.
★ U kunt een Matrix Control gebruiken om dit te wijzigen (p.95).
Selecteert het type Tone Delay.
Tone Delay
NORM,
Tone Delay Mode
HOLD,
OFFN,
OFFD
NORM:
De Tone begint te spelen nadat de tijd, gespecificeerd door de Time
delay parameter, verstreken is.
Geen Tone Delay
dit produceert een tijdsvertraging tussen het moment dat de toets wordt ingedrukt, en het
moment waarop het geluid daadwerkelijk begint te klinken. U kunt ook instellingen maken
die de timing waarop elke Tone klinkt verschuift. Dit verschilt van de Delay in de interne
effecten, in die zin, dat door het veranderen van de geluidskwaliteiten van de vertraagde
Tones en het veranderen van de toonhoogte van elke Tone, u arpeggioachtige passages
kunt uitvoeren, door slechts één toets in te drukken.
U kunt de Tone Delay Time ook aan het tempo van een externe MIDI sequencer synchroniseren.
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
HOLD:
Hoewel de Tone begint te spelen nadat de tijd, die met de Delay Time
parameter is gespecificeerd, is verstreken, wordt de Tone niet
gespeeld als de toets wordt losgelaten, voordat de met de Delay Time
parameter gespecificeerde tijd is verstreken.
Geen geluid
Delay tijd
Note on
OFFN:
In plaats van gespeeld te worden, terwijl de toets wordt ingedrukt, begint de Tone te spelen nadat de tijd, die met de Delay Time parameter
is gespecificeerd, is verstreken, na het loslaten van de toets. Dit is effectief in situaties, waarbij geluiden van gitaren en andere instrumenten gesimuleerd worden.
Note on
Note off
,
Delay tijd
Note off
Delay tijd
Note on
Note off
OFFD:
In plaats van gespeeld te worden, terwijl de toets wordt ingedrukt, begint de Tone te spelen nadat de tijd, die met de Delay Time parameter
is gespecificeerd, is verstreken, na het loslaten van de toets. Hier beginnen veranderingen in de TVA Envelope echter terwijl de toets is ingedrukt, hetgeen in veel gevallen betekent dat alleen het geluid van het
release deel van de Envelope hoorbaar is.
Note on
Note off
gespeeld
Delay tijd
• Als u een golfvorm heeft geselecteerd die een decay-type geluid is (bijv. een geluid dat op natuurlijke wijze wegsterft, zelfs als
de toets niet wordt losgelaten), kan het selecteren van ‘OFFN’ of ‘OFFD’ maken dat het geluid niet hoorbaar is.
• Als u Tone Delay niet wilt gebruiken, stelt u Tone Delay op ‘NORM’ in, en Tone delay Time op ‘0’.
Als het Str Type (p.93) binnen de reeks van ‘2’ – ‘10’ is ingesteld, wordt de uitvoer van Tones 1 en 2 in Tone 2 samengebracht,
en de uitvoer van Tones 3 en 4 wordt in Tone 4 samengebracht. Dat is de reden dat Tone 1 de instellingen van Tone 2 volgt, en
Tone 3 de instellingen van Tone 4 volgt.
99
De SonicCell in de Patch mode gebruiken
ParameterWaardeUitleg
Specificeert de tijd vanaf het moment, dat de toets wordt ingedrukt (of als de Delay Mode
parameter op ‘OFF-N’ of ‘OFF-D’ is ingesteld, de tijd vanaf het moment dat de toets wordt
losgelaten), totdat de Tone klinkt.
Tone Delay Time specificeert de maat lengte voor het gesynchroniseerde tempo, als het tem-
Tone Delay Time
0127,
Note (* 1)
Tone Coarse Tune ★-48–+48
Tone Fine Tune ★-50–+50
Random Pch Dpth
(Random Pitch Depth)
Pitch Keyfollow
0–9,
10–90,
100–1200
-200–
+200
po dat de verstreken tijd tot het moment dat de Tone Klinkt (Patch Tempo) specificeert, is
gesynchroniseerd met het tempo, dat op een externe MIDI sequencer is ingesteld.
(Voorbeeld)
Met een tempo van 120 (120 kwart noten treden in 1 minuut (60 seconden) op))
(halve noot)1 seconde (60/60 = 1 (seconde))
(kwartnoot)0.5 seconde (60/120 = 0.5 (seconde|))
(achtste noot)0.25 seconde (60/240 = 0.25 (seconde))
Past de toonhoogte van het geluid van de Tone aan, in stappen van een halve toon (+/- 4
octaven).
★ U kunt Matrix Control gebruiken om dit te wijzigen (p.95).
Past de toonhoogte van het geluid van de Tone aan, in stappen van 1 cent (+/- 50 cent).
Eén cent is 1/100
ste
van een halve toon.
★ U kunt Matrix Control gebruiken om dit te wijzigen (p.95).
Dit specificeert de breedte van de willekeurige afwijking in toonhoogte, die optreedt op het
moment, dat een toets wordt ingedrukt. Als u niet wilt dat de toonhoogte willekeurig verandert, zet u dit op ‘0’. Deze waardes worden in eenheden van centen uitgedrukt (1/100
van een halve toon).
Dit specificeert de hoeveelheid verandering in toonhoogte, die optreedt als u een toets op
een octaaf hoger speelt (d.w.z: 12 toetsen hoger op het toetsenbord).
Als u de toonhoogte een octaaf hoger wilt maken, zoals op een conventioneel toetsenbord,
stelt u dit op ‘+100’ in. Als u de toonhoogte twee octaven hoger wilt maken, stelt u dit op
‘+200’ in. Omgekeerd, als u de toonhoogte lager wilt maken, stelt u dit op een negatieve
waarde in. Op ‘0’ ingesteld zullen alle toetsen dezelfde toonhoogte produceren.
Toonhoogte
+200
+100
+50
ste
Bend Range Up0–+48
Bend Range Down0– -48
*1 Nootwaardes
Vierenzestigste triool
16de noot
Hele noot
64ste noot32te triool
Achtste triool
Halve noot trioolKwartnoot
Dubbele noot triool
100
0
-50
-100-200
C4C3C2C1C5C6C7
Toets
Specificeert de mate van toonhoogte verandering in halve tonen, als de Pitch Bend hendel
zich uiterst rechts bevindt. Bijvoorbeeld, als deze parameter op ‘12’ staat, zal de toonhoogte één octaaf hoger worden als de Pitch Bend hendel helemaal naar rechts wordt verplaatst.
Specificeert de mate van toonhoogte verandering in halve tonen, als de Pitch Bend hendel
zich uiterst links bevindt. Bijvoorbeeld, als deze parameter op ‘-48’ staat, zal de toonhoogte
vier octaven lager worden, als de Pitch Bend hendel helemaal naar links wordt verplaatst.
32ste noot
Gepuncteerde 16de noot
Gepuncteerde kwartnoot
Gepuncteerde hele noot
Halve noot
Dubbele noot
16de triool
Kwarten triool8ste noot
Hele noot triool
Gepuncteerde 32ste noot
Gepuncteerde 8ste noot
Gepuncteerde halve noot
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.