Bedankt voor uw aankoop van
de MC-307 Groovebox. De
MC-307 vertegenwoordigt een
nieuwe generatie van RolandGrooveboxes, die nóg veelzijdiger en eenvoudiger te gebruiken
is dankzij nog meer Realtimecontrolemogelijkheden en een
functiepakket dat nauw bij de
behoeften van een DJ aansluit.
De op zich al opzienbarende patronen (“Patterns”) kunt u wijzigen om op die manier origineel
materiaal te programmeren. Op
die manier kunt u op elk moment
voor de juiste “Groove” zorgen.
worden gemaakt of gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van ROLAND CORPORATION.
Veilig gebruik van de MC-307
VOORZICHTIG
INSTRUCTIES VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN EN VERWONDINGEN
Over de en labelsOver de symbolen
VOORZICHTIGLET OP
Wijst de gebruiker op het risico op
VOORZICHTIG
LET OP!
dodelijke ongevallen of zware verwondingen als gevolg van een fout
gebruik van dit apparaat.
Het foute gebruik van dit apparaat kan
leiden tot verwondingen en of materi le
schade.
* "Materi le" schade heeft betrekking op
het beschadigen van het meubilair of
andere huishoudelijke voorwerpen
evenals huisdieren enz.
Een driehoek maakt de gebruiker attent op belangrijke
instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het
symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het
links getoonde symbool wordt gebruikt voor algemene
waarschuwingen of om de aandacht te vestigen op gevaar.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die nooit
mogen worden uitgevoerd. Wat nooit mag worden gedaan
wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links
getoonde symbool wordt gebruikt om aan te geven dat het
toestel nooit uit elkaar mag worden gehaald.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die moeten
worden uitgevoerd. Wat er moet worden gedaan wordt
aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde
symbool betekent dat de stekker van het stroomsnoer van de
uitgang moet worden losgekoppeld.
HOUD ALTIJD HET VOLGENDE IN DE GATEN
VOORZICHTIG
• Lees eerst de volgende punten door en gebruik
dan pas uw MC-307. Zo bent u er zeker van dat u
hem op de juiste manier bedient.
• Probeer nooit de MC-307 zelf te herstellen (tenzij u
in de handleiding uitdrukkelijke instructies vindt
om dat wél te doen). Laat alle herstellings- en
onderhoudswerken over aan een door Roland
erkende technische dienst.
• Zet de MC-307 nooit op plaatsen die de volgende
kenmerken vertonen:
• Plaatsen die onderhevig zijn aan sterke tempe-
ratuurschommelingen (bv. in het directe zonlicht), in een gesloten auto waar de zon op staat,
in de buurt van een radiator of een airco-kanaal,
op een warmtebron (stoof e.d.).
• Op vochtige plaatsen (badkamer, wasruimte, op
de natte grond, in de regen e.d.)
• Op bijzonder stoffige plaatsen
• Op plaatsen die onderhevig zijn aan sterke tril-
• Als u de MC-307 in een rack schroeft of op een
stand monteert, moet u deze laatste op een vlak en
stabiel oppervlak plaatsen. Het rack en de stand
mogen tijdens het normale gebruik niet verschuiven. De keuze van een veilige opstellingsplaats
geldt overigens ook voor situaties waarin u de
MC-307 niet gebruikt.
• Gebruik enkel de bij de MC-307 geleverde adapter
en sluit hem uitsluitend aan op een stopcontact dat
beantwoordt aan de gegevens op het merkplaatje
van de adapter. Andere adapters hebben een
andere polariteit of een ander vermogen. Als u ze
op een verkeerd stopcontact aansluit, werkt de
MC-307 niet of brandt de adapter door.
• Beschadig nooit de adapterkabel. Plooi hem niet te
veel, trap er niet op, plaats er geen zware voorwerpen op enz. Een beschadigde kabel kan brand of
elektrocutie veroorzaken. Gebruik nooit een
stroomkabel die reeds beschadigd is.
• Dit apparaat kan hetzij van zich uit, hetzij in combinatie met een externe versterker, voor een volume zorgen dat uw gehoor kan aantasten. Werk
dus nooit lange tijd op een pittig volume of op een
volume dat net aan de pijngrens ligt. Zodra u ook
maar de indruk hebt dat uw gehoor begint te verzwakken, moet u onmiddellijk een oorarts raadplegen.
• Zorg dat er geen kleine voorwerpen (uit metaal,
brandbare stoffen, muntstukken, naalden e.d.) in
het inwendige van de MC-307 terechtkomen.
Plaats nooit glazen, koppen e.d. op de behuizing.
• In gezinnen met kleine kinderen dient een volwassene toezicht te houden tot de kinderen in staat
zijn om dit toestel in overeenstemming met de veiligheidsvoorschriften te gebruiken.
• Sluit de adapter van dit apparaat niet samen met
een overdreven aantal andere toestellen aan op
hetzelfde stopcontact. Wees voorzichtig met verlengsnoeren — het totale vermogen van alle toestellen aangesloten op het verlengsnoer mag nooit
het nominale vermogen (watt/ampère) van het
verlengsnoer overschrijden. Een overdreven belasting kan de isolatie van het snoer doen opwarmen
en zelfs doen doorsmelten.
• Alvorens de MC-307 in het buitenland te gebruiken, neemt u het best contact op met uw Rolanddealer om te weten te komen welk voltage er in
het betreffende land wordt gehanteerd en of u al
dan niet voor een geschikte stroomvoorziening
moet zorgen.
Pattern Set opslaan ..................................................................................................................................... 67
Micro Edit: enkele data editen............................................................................................................................. 93
5
Inhoud
Basisbediening
Data die u kunt editen
Bestaande waarden wijzigen................................................................................................................... 95
Data wissen (Erase) .................................................................................................................................... 97
Part sneller/trager doen spelen (Reclock/Pattern Size) .............................................................. 101
Songs weergeven en opnemen ............................................................................................................. 102
Song weergeven......................................................................................................................................... 102
Snel terugkeren naar het begin van de Song.................................................................................... 102
Golfvormen voor de Tones (WAVE en KEY) .................................................................................. 118
Toonhoogte (PITCH en ENVELOPE)................................................................................................. 118
Klankkleur van de Rhythm Tone (FILTER en ENVELOPE) ...................................................... 119
Volume en stereopositie (AMP en ENVELOPE) ............................................................................ 120
Pitch Bend voor de Rhythm Tones (BEND)..................................................................................... 121
Effectaandeel voor de Rhythm Tones instellen (SEND LEVEL) ............................................... 122
Rhythm Set opslaan.................................................................................................................................. 123
Andere handige functies voor Patches/Rhythm Sets ............................................................................... 123
8. System-parameters en MIDI-functies........................................................................................ 124
Andere handige functies ..................................................................................................................................... 134
MIDI in de praktijk................................................................................................................................................ 137
6
Inhoud
Over MIDI ................................................................................................................................................... 137
Werken met externe MIDI-apparaten ................................................................................................ 138
Synchronisatie met een extern MIDI-apparaat ............................................................................... 140
Verhelpen van problemen .................................................................................................................................. 142
Meldingen in het display .................................................................................................................................... 143
Bedankt voor uw aankoop
van de MC-307 Groovebox.
De MC-307 vertegenwoordigt
een nieuwe generatie van Roland-Grooveboxes, die nóg
veelzijdiger en eenvoudiger
te gebruiken is dankzij nog
meer Realtime-controlemogelijkheden en een functiepakket dat nauw bij de behoeften van een DJ aansluit.
De op zich al opzienbarende
patronen (“Patterns”) kunt u
wijzigen om op die manier
origineel materiaal te programmeren. Op die manier
kunt u op elk moment voor de
juiste “Groove” zorgen.
De MC-307 wordt geleverd
met twee handleidingen (Gebruikershandboek en Referentiehandboek) die we in het
Nederlands samengevat hebben tot één boek. Het Gebruikershandboek is bedoeld om
u te helpen bij het leren kennen van de MC-307, terwijl u
in het Referentiehandboek
meer details over de geboden
functies vindt.
Gebruikershandboek
Alvorens met de MC-307 te
werken zou u de hoofdstukken “Veilig gebruik van de
MC-307” op blz. 2 en “Belangrijke opmerkingen” op
blz. 42 moeten lezen. Daar
vindt u namelijk belangrijke
inlichtingen over wat u wel
en niet mag doen en over het
juiste gebruik. Bewaar deze
handleiding op een veilige
plaats op omdat u ze later
beslist nog een nodig hebt.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze handleiding mag, in welke vorm dan ook,
openbaar worden gemaakt of gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van
ROLAND CORPORATION.
Aansluitingen
Aansluitingen
In veruit de meeste gevallen zal u de MC-307 waarschijnlijk als volgt willen
aansluiten. U hoeft enkel maar de apparaten aan te sluiten die u daadwerkelijk
nodig hebt. Laat dus alles weg waar u in een bepaalde situatie geen boodschap
aan hebt.
In het Referentiehandboek (zie blz. 138) vindt u nog een aantal voorbeelden
voor het aansluiten van andere instrumenten.
* Om schade aan de MC-307 en de externe apparaten te voorkomen verdient het aanbe-
veling om het volume van alle betrokken apparaten op de minimumwaarde te zetten en
deze uit te schakelen alvorens de aansluitingen te wijzigen.
* Gebruik enkel de bijgeleverde adapter. Andere adapters zouden de MC-307 kunnen
beschadigen.
Draai de kabel rond deze
haak om te voorkomen
dat de aansluiting wordt
verbroken.
Bijgeleverde adapter
(aansluiten op stopcontact)
Keyboardversterker, HiFi-keten e.d.
Audiokabel
(RCA/Cinch voor HiFi-apparaten)
(1/4" jack voor keyboardversterkers e.d.)
* Om te voorkomen dat de aansluiting op het net tijdens het gebruik plots wordt verbro-
ken, moet u de adapterkabel rond de haak draaien (zie de afbeelding).
Stereo-hoofdtelefoon
10
In- en uitschakelen
Inschakelen
Zodra u de MC-307 en de overige apparaten naar behoren hebt aangesloten (zie
blz. 10), mag u ze –in de opgegeven volgorde– inschakelen. Schakelt u ze in een
andere volgorde in, dan zou u de luidsprekers, eindtrap, actieve luidsprekers
e.d. kunnen beschadigen.
* De MC-307 bevat een veiligheidscircuit dat de audioweergave tijdens het inschakelen
onmogelijk maakt. Daarom duurt het na het inschakelen even voordat u iets hoort.
In- en uitschakelen
Gebruikershandboek
1
2
3
4
5
Zet de volumeregelaar van de MC-307 en de versterker/het
mengpaneel/de eindtrap op de minimumwaarde.
Druk op de POWER-schakelaar van de MC-307 om uw Groovebox in te schakelen.
Schakel vervolgens het mengpaneel en de eindtrap e.d. in
waarop u de MC-307 hebt aangesloten.
Stel een prettig luistervolume in op de versterker/het mengpaneel.
Druk op één van de Pads (van het klaviertje), terwijl u het
volume van de MC-307 (met de [VOLUME]-regelaar) geleidelijk
aan verhoogt.
Uitschakelen
Voor het uitschakelen moet u bovenstaande volgorde omkeren.
1
2
3
Zet de [VOLUME]-regelaar van de MC-307 en de eindtrap op de
minimumwaarde.
Schakel nu eerst de eindtrap/het mengpaneel e.d. uit.
Schakel tenslotte de MC-307 uit.
11
Korte voorstelling van de MC-307
Korte voorstelling van de MC-307
Using
De MC-307 is een instrument dat vooral
op muzikanten is afgestemd. Daarom
the MC-307
The MC-307 is a player-oriented version
of the groovebox. It features functions that
support real-time operation, and DJ-play.
This manual explains the major functions
of the MC-307.
See the appropriate pages for how to operate.
biedt hij een groot aantal functies voor de
beïnvloeding van het geluid en de weergave tijdens het spelen. Laten we hier
even kijken naar wa de MC-307 in huis
heeft.
Op de aangegeven pagina’s komt u te
weten hoe u deze functies moet gebruiken.
Groot aantal Presetpatronen (zie blz. 14)
De MC-307 bevat 240 patronen met
materiaal voor zowat alle bekende
Dance-genres. Bovendien zijn er 200
geheugens waar u uw eigen patronen
(met nieuw of gewijzigd materiaal)
kunt opslaan.
12
Groot aantal klanken (zie blz. 18)
De klanken van de MC-307 heten “Patches” – en
daarvan bevat de MC-307 er 800. 512 daarvan zijn
afkomstig van de MC-505, terwijl de overige 288
helemaal nieuw zijn. Ook hier geldt dat het aanbod
zowat alles bestrijkt wat u voor “een verantwoord
potje muziek” nodig hebt. U kunt ook eigen Patches
programmeren.
Korte voorstelling van de MC-307
Gebruikershandboek
Regelaars voor de Realtimecontrole (zie blz. 20)
Via deze regelaars kunt u het geluid tijdens de
weergave beïnvloeden en bv. de filterfrequentie
verschuiven (voor de typische “Sweeps” of de
resonantie van het filter verhogen/verminderen.
BPM-uitlezing, TURNTABLE EMULATION
(blz. 25)
De MC-307 bevat een apart display waar enkel de op dat moment
gehanteerde BPM-waarde (tempo) wordt afgebeeld. Bovendien is
hij uitgerust met de unieke TURNTABLE EMULATION-functie
voor een bijzonder intuïtief gebruik.
Opnemen op twee manieren
Voor de opname van nieuw materiaal
kunt u kiezen uit twee procédés: het eerste laat toe om alles op te nemen wat u
speelt (en precies zoals u het speelt), terwijl “TR-REC” bedoeld is voor het opnemen door gewoon een aantal knoppen in
te drukken (zie blz. 28).
Knoppen voor het in-/uitschakelen
van de Parts (zie blz. 16)
De “Parts” zijn de verschillende partijen van de
MC-307 (drums, bas e.d.). Met deze knoppen
kunt u de niet benodigde partijen snel uitschakelen en de wel benodigde partijen inschakelen om
op die manier tot een originele “mix” te komen
(bv. eerst de piano, dan de bas, dan de drums
enz.)
“RPS” en Arpeggiator voor nóg meer
variatie (blz. 26, 27)
Via de RPS-functie kunt u volledige frasen starten
wanneer u ze nodig hebt. De Arpeggiator daarentegen tovert de gespeelde noten om tot heuse riedeltjes
die meer inhouden dan enkel gebroken akkoorden.
13
Patronen beluisteren
Patronen beluisteren
De patronen kunnen muziek voor 1 tot 32 maten bevatten. Hierbij horen ook de
Patches en de keuze van de Rhythm Set. Per patroon zijn er acht partijen
(“Parts” genaamd).
De MC-307 bevat bij levering 240 voorgeprogrammeerde (“Preset”) patronen.
Verder zijn er 200 geheugens waar u uw eigen patronen kunt opslaan.
Laten we eerst kijken hoe je de voorgeprogrammeerde patronen afspeelt.
Verschillende patronen na elkaar afspelen
Hier komt u te weten wat u moet doen om te zorgen dat verschillende patronen
na elkaar worden afgespeeld. In dat geval is het tempo van het eerste patroon
bepalend voor de weergave (de overige patronen nemen de betreffende “BPM”
dus gewoon over).
De hier beschreven procedure is handig voor het live-gebruik van de MC-307.
Op blz. 28 komt u te weten hoe
u eigen patronen kunt programmeren.
1
1
Druk op de [PTN]-knop.
Het display beeldt nu de volgende pagina af:
3
2
2
14
Druk op de [PLAY]-knop.
Het momenteel geselecteerde patroon wordt nu weergegeven.
Patronen beluisteren
3
Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het nummer van
het patroon dat u wilt beluisteren.
Momenteel gekozen patroon
4
Het huidige patroon wordt nu tot aan het einde afgespeeld.
Daarna hoort u dan het volgende patroon.
Volg deze procedure voor het afspelen van alle benodigde patronen.
Ziehier de functies die u voor de weergave van patronen kunt gebruiken:
Tijdens de weergave kunt u met
de [CURSOR] links/rechtsknoppen telkens naar de vorige/volgende Pattern-groep
gaan.
Weergave starten
OpnameWeergave stoppen
Druk in stap 3 op de [PTN]-knop om te zorgen dat het display ook de
naam (en dus niet alleen het nummer) van het volgende patroon afbeeldt.
Naam van het
volgende patroon
U kunt er ook voor zorgen dat
elk patroon met zijn eigen tempowaarde wordt afgespeeld.
Hetzelfde resultaat bereikt u
echter door de weergave vóór
kiezen van het volgende
patroon te stoppen en weer te
starten of door met de
[CURSOR]-knoppen naar de
vorige/volgende groep te gaan.
15
Pattern-weergave variëren
Pattern-weergave variëren
De MC-307 laat niet alleen toe om kant-en-klare patronen af te spelen: u kunt
ze tijdens de weergave variëren, wat voor Dance natuurlijk belangrijk is.
Mute-functie gebruiken
Met de Part Mute-functie kunt u de partijen van een patroon tijdens de weergave in- en uitschakelen. Op zich laat dit al toe om één patroon om te toveren
tot een compleet nummer door telkens weer andere combinaties van partijen in
en uit te schakelen.
1
2
1
3,5,
6,7,
8
Druk op de [PTN]-knop.
Het display beeldt nu de pagina voor de Pattern-weergave af.
Kies met de [VALUE]-regelaar of de [DEC] [INC] knoppen
patroon P: 003.
2
4
3
16
Druk op de [PART MUTE]-knop en vervolgens op de knoppen
[R] en [1]~[7] om te zorgen dat ze als volgt staan ingesteld:
Op deze knop drukken om te zorgen dat de indicator begint te knipperen
Lichten op
Knippert
Opgelet: De Parts komen
overeen met de verschillende muzikale partijen (net
zoals in een bandje of orkest).
De Parts 1~7 spelen melodische lijnen, terwijl R de
drums en percussie voor zijn
rekening neemt.
Pattern-weergave variëren
Druk eerst op de [RHYTHM MUTE]-knop en vervolgens op [R] en [1]~[7] (BD,
SD… OTHER) om de volgende instellingen te maken:
lichten op
Indrukken (indicators beginnen te knipperen)
Gebruikershandboek
4
5
6
7
8
Druk op de [PLAY]-knop.
Het patroon wordt nu afgespeeld (enkel de partijen die nog ingeschakeld zijn)
en klinkt als een intro.
Druk op de [PART MUTE]-knop.
Nu kunt u de benodigde partijen in-/uitschakelen.
Laat de weergave een paar maten lopen en druk dan op Partknop [2].
Nu hoort u ook de bas.
Druk op de [RHYTHM MUTE]-knop.
Nu kunt u de drumpartijen één voor één inschakelen.
Wacht nog een aantal maten en druk dan op de [BD]-knop ([R]).
Nu hoort u ook de basdrum (ook wel “Kick” genaamd).
U kunt ook afzonderlijke partijen van de R-Part apart in- en
uitschakelen. In dat geval hebben de knoppen de volgende
functies:
Deze handelingen zijn maar een eenvoudig voorbeeld van het variëren van
de Pattern-weergave. Zo kunt u een partij bv. ook ritmisch in- en uitschakelen. Probeer dit even (ook met andere patronen) uit.
17
Pattern-weergave variëren
Andere Patches (klanken) gebruiken
Een andere manier om voor variatie te zorgen is door een andere Patch (klank)
of Rhythm Set (voor de R-partij) te selecteren. Laten we hier beginnen met het
kiezen van een andere Rhythm Set. Door dit tijdens de weergave te doen, hoort
u meteen welke invloed dit op het patroon heeft.
6
1
2
1
4
5
3
Druk op de [PTN]-knop.
Kies met de [VALUE]-regelaar of de [DEC] [INC] knoppen
patroon P: 003.
2,7
3
4
5
18
Druk op de [PLAY]-knop om de weergave te starten.
Druk op de [PART SELECT]-knop.
Nu kunt u de knoppen [R] en [1]~[7] gebruiken om de Part te selecteren waar
u een andere Patch aan kunt toewijzen.
De knop van de momenteel geselecteerde Part licht op.
Druk op de [R]-knop.
De [R]-knop licht op om aan te geven dat de Rhythm Part geselecteerd is.
De knoppen [R] en [1]~[7] hebben de volgende drie functies:
1. In-/uitschakelen van Parts
2. In-/uitschakelen van ritme-
partijen
3. Keuzefunctie voor het toewijzen van Patches/Rhythm Sets.
Wanneer u op [PART SELECT]
drukt, begint één knop in het
ritme van de betreffende partij
te knipperen. Zo weet u meteen of u de juiste Part te pakken
hebt.
Pattern-weergave variëren
6
7
Druk op de [F1 (PACH)]-knop.
Het display beeldt nu de naam van de momenteel gekozen Rhythm Set af (bv.
[P: B04 Techno4]).
Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een andere Rhythm Set.
U zou bv. [P: A04 CR78 & Cheaps] kunnen kiezen om de drumpartij iets “lichter” te maken. Met [P: A24 Industrial] zorgt u voor een “zwaardere” drumpartij.
Alleen al de keuze van een andere Rhythm Set zorgt voor een volledig
andere “Sound”. Via de keuze van andere Rhythm Sets en Patches kunt u
er dus al voor zorgen dat het betreffende patroon helemaal anders klinkt
en net “nieuw” lijkt.
Gebruikershandboek
19
Functies voor DJ-gebruik
Functies voor DJ-gebruik
Geluid in Realtime beïnvloeden
Naast het in-/uitschakelen en kiezen van andere Patches bestaat er nog een
derde mogelijkheid om voor meer variatie te zorgen. Dit doet u door aan de
regelaars te draaien, wat er op zijn beurt voor zorgt dat het geluid van een
bepaalde partij verandert.
Met de [CUTOFF]- en [RESONANCE]-regelaar kunt u voor een bijzonder
levendig geluid zorgen dat alles te maken heeft met de “Sweeps” die je door het
beïnvloeden van het filter op een synthesizer kunt bekomen. (Ook de MC-307
is natuurlijk een synthesizer.)
Functie van de twee regelaars
CUTOFF: Hiermee kunt u het geluid helderder en doffer maken.
RESONANCE: Laat toe om het geluid “neuziger” (en “synthetischer”) te
maken.
6,7
1
4
2
1
2
20
35
Druk op [PTN]-knop.
Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] patroon P:002.
Functies voor DJ-gebruik
3
4
5
6
7
Druk op de [PLAY]-knop om de weergave te starten.
Druk op de [PART SELECT]-knop.
Nu dienen de knoppen [R] en [1]~[7] voor het kiezen van de Part die u wilt
beïnvloeden.
Druk op [2] (indicator licht op) om de bas te selecteren.
Stel de [RESONANCE]-regelaar zoals hierna getoond in.
Beweeg de [CUTOFF]-regelaar nu tussen de hierna getoonde
waarden heen en weer.
Het geluid zou nu moeten veranderen.
Gebruikershandboek
U zou de regelaar geleidelijk aan heen en weer kunnen bewegen, maar u
kunt dat ook in de maat van de muziek doen, naar gelang het effect dat u
wilt bereiken.
21
Functies voor DJ-gebruik
Bepaalde frequenties onderdrukken (Isolator)
De Isolator is een effect waarmee een bepaald frequentiebereik kan worden
onderdrukt. Dit herinnert natuurlijk een aan Equalizer (toonregeling), maar de
Isolator kan een frequentie veel sterker onderdrukken – en dus echt zorgen dat
ze oonhoorbaar wordt. Met de [GRAB]-schakelaar kunt u de Isolator in- en
uitschakelen – ook weer ritmisch als u dat wilt.
2,5,9,1173,6
1,4
8,10
1
2
3
4
1312,14
Druk op de [SYSTEM]- en de [F1 (SYS)]-knop.
Nu worden de System-parameters 1~4 afgebeeld. Als dat niet het geval is, moet
u op [CURSOR (op)] drukken.
Druk op [F1 (SND)].
Het display beeldt nu de SYSTEM: SOUND-pagina af. Als dat niet het geval is,
moet u nog een keer op [F1 (SND)] drukken.
Breng de cursor met de [CURSOR]-knoppen naar de naam van
de drie effectblokken en schakel de effecten in met [DEC] [INC].
Druk op de [SYSTEM]- en vervolgens op de [F1 (SYS)]-knop.
Nu worden de System-parameters 1~4 afgebeeld. Als dat niet het geval is, moet
u op [CURSOR (op)] drukken.
5
22
Druk op de [F2 (LCD)]-knop en daarna op [F3 (GRAB)].
Het display beeldt nu de SYSTEM: GRAB-pagina af.
Functies voor DJ-gebruik
6
7
8
9
10
Breng de cursor met de [CURSOR]-knoppen naar de namen van
de effectprocessors en zog dat M-FX ingeschakeld (ON) is, terwijl
REVERB en DELAY uit zijn.
Dit patroon is zo ingesteld dat de M-FX alle partijen beïnvloed (dat hoeft niet
altijd het geval te zijn). Met de [GRAB]-schakelaar kunt u de M-FX nu naar
wens in- en uitschakelen.
Druk op de [PTN]-knop.
Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] “P: 065 Dream
Trance 2”.
Druk op [F2 (STUP)] en vervolgens op [F4 (M-FX)].
Het display beeldt nu de M-FX TYPE-pagina af.
Gebruik de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] om “25 ISOLATOR” te kiezen.
Dit algoritme (“Type”) is nu aan de M-FX-processor toegewezen.
Gebruikershandboek
11
12
13
14
15
Druk op [F4 (PRM)] om de parameters van het Isolator-algoritme
op te roepen.
Zet LOW GAIN en MID GAIN op “0”, en HIGH GAIN op “127”.
Zet de [GRAB]-schakelaar in de “OFF”-positie.
Druk op de [PLAY]-knop om de weergave te starten.
Nu hoort u het patroon zonder effecten.
Schuif de [GRAB]-regelaar in de maat van de muziek in de
“GRAB”-positie en laat hem weer los, zodat hij weer in de
“OFF”-positie springt.
Telkens wanneer de schakelaar zich in de “GRAB”-positie bevindt, hoort u
enkel nog de hoge tonen (High Gain).
U kunt de schakelaar ook in de “ON”-positie schuiven, maar dan keert hij niet
automatisch terug naar de “OFF”-positie als u hem loslaat.
De [GRAB]-schakelaar heeft
altijd betrekking op alle effecten
(M-FX, Reverb en Delay). U zou
dus ook kunnen uitproberen
hoe hij andere patronen beïnvloedt.
23
Functies voor DJ-gebruik
Delay (Echo) en Reverb
Met deze effecten voorziet u het geluid van meer diepte en een “ruimtelijker”
karakter. Maar aan zo’n beschrijving hebt u natuurlijk niet zoveel. Laten we
daarom luisteren welke invloed deze effecten op het geluid hebben.
1
2
2
34
1
Stop de weergave en kies het patroon P: 154.
Druk op de [SYSTEM]-knop.
Druk op de [F1 (SYS)]-knop om naar de System-keuzepagina te
gaan.
5
3
4
5
6
24
Kies met de [CURSOR (op)]-knop “1 SOUND, FX SW/TUNE” en
druk op de [F1 (SND)]-knop.
Hiermee roept u een pagina op waar ook een “REVERB SW”-parameter aanwezig is. Is dat bij u niet het geval, dan moet u verschillende keren op [F4 (▲)]
drukken tot deze parameter verschijnt.
Breng de cursor naar “REVERB SW”.
Met “DELAY SW” kunt u het Delay-effect in- en uitschakelen.
Schakel de effectprocessor in of uit door op [DEC] [INC] te drukken.
Druk op de [EXIT]-knop om naar de pagina terug te keren waar u patronen
kunt kiezen.
Druk op [PLAY] om de weergave te starten.
De MC-307 biedt tevens een
multi-effect (M-FX) waarmee u
voor nóg meer variatie kunt
zorgen. Het “Isolator”-effect
van daarnet is bv. één effect dat
u aan de M-FX kunt toewijzen.
Zie ook blz. 74 in het Referentiehandboek.
Functies voor DJ-gebruik
Tempo (BPM) aan een vinylplaat aanpassen
De MC-307 is voorzien van een TURNTABLE EMULATION-regelaar die ook
op bepaalde pickups bestaat: hij dient voor het veranderen van de weergavesnelheid. Verder zijn er TURNTABLE HOLD/PUSH-knoppen waarmee u de
indruk kunt wekken dat de “plaat” (het patroon) wordt tegengehouden of dat
u ze heen en weer zit te draaien.
Hiermee kunt u dus zorgen dat de MC-307 in de maat speelt van een vinylplaat
e.d.
3
74
5
Trager (kleinere BPMwaarde)
Sneller
Gebruikershandboek
1
2
3
4
5
6
Start de weergave van de pickup.
Start de weergave van de MC-307.
Zorg dat de [PITCH]- en [BPM]-knoppen oplichten.
Hiervoor moet u op de knop drukken die niet oplicht.
Als de MC-307 trager speelt dan de pickup, moet u op de
[PUSH]-knop drukken om de BPM te kunnen verhogen. Is de
MC-307 te snel, dan moet u op de [HOLD]-knop drukken.
Stel nu met de regelaar de benodigde BPM-waarde in.
Schuif de regelaar opwaarts om de BPM-waarde te verminderen, en naar beneden om hem op te voeren. Zet de regelaar weer in het midden om weer de oorspronkelijke tempowaarde te kiezen.
Herhaal stap 4 en 5 om het tempo van de MC-307 af te stemmen
op dat van de vinylplaat.
Opgelet: Als enkel de
[PITCH]-knop oplicht, kunt u
alleen de toonhoogte veranderen. Als u alleen het tempo (maar niet de toonhoogte)
wilt veranderen, moet u zorgen dat enkel de [BPM]-knop
oplicht.
25
Partijen in Realtime toevoegen
Partijen in Realtime toevoegen
De MC-307 laat bovendien toe om zelf ook nog partijen bij de patronen te spelen.
RPS: partijen starten door één toets in te drukken
De RPS-functie (Realtime Phrase Sequencer) laat toe om de toetsen van het miniklaviertje te gebruiken voor het starten van partijen die we hier “frasen” gaan
noemen. De RPS-functie kunt u zowel voor het opsmukken van de patroonweergave als voor het “knutselen” van volledig nieuwe muziek (via combinaties van frasen) gebruiken.
1
2
3
1
3
Druk op de [PTN]-knop.
Het display beeldt nu de pagina af waar u patronen kunt kiezen. Maak daar
gebruik van om het benodigde patroon te selecteren (zie blz. 14).
Druk op de [RPS]-knop.
De indicator van deze knop licht op. Dit betekent dat het mini-klaviertje nu
voor het starten en stoppen van RPS-frasen kan worden gebruikt.
Druk op een toets (“Pad”) van het klaviertje.
De daaraan toegewezen frase wordt nu afgespeeld. Probeer dit ook even uit
met de overige Pads.
2
Er zijn 60 RPS-Sets (groepen
van frasen die aan de 16 toetsen van het mini-klaviertje toegewezen zijn). Om een andere
Set te kunnen kiezen moet u de
[RPS]-knop ingedrukt houden,
terwijl u met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een nummer instelt.
26
Arpeggiator gebruiken
Partijen in Realtime toevoegen
De Arpeggiator speelt ritmische patronen af waarvan u de toonhoogte kunt
bepalen door de gewenste Pads in te drukken. Het voordeel van een Arpeggiator is dat u de betreffende motieven niet echt hoeft te spelen: houd gewoon
een aantal toesten (akkoord) ingedrukt – en de Arpeggiator doet de rest, en nog
wel perfect in de maat met de patronen.
Gebruikershandboek
3
1
1
2
3
4
2,4
Druk op de [ARP]-knop om de Arpeggiator in te schakelen.
Druk een aantal toetsen (“Pads”) van het mini-klaviertje in.
De Arpeggiator begint nu te spelen en gebruikt daarvoor de noten die u ingedrukt houdt.
Houd de [ARP]-knop ingedrukt, terwijl u met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een ander motief kiest.
Speel weer een akkoord op het mini-klaviertje.
Nu hoort u een ander arpeggioritme.
27
Zelf patronen programmeren
Zelf patronen programmeren
Tot nu toe hebben we enkel met “prefab”-materiaal gewerkt. U kunt echter ook
zelf patronen programmeren en intern opslaan. Er bestaan zelfs twee manieren
voor het opnemen van patronen. Eén daarvan heet “TR-REC”. Dit is een procédé dat toelaat om frasen te programmeren door de knoppen in te drukken.
Drumpartij programmeren
Laten we beginnen met het programmeren van een eenvoudige drumpartij.
486
1
2
3
1
2
5
10
9
Druk op de [PTN]-knop.
Kies een User Pattern (U: 001~200.)
Druk op de [REC]-knop om naar de “REC MODE SELECT”pagina te gaan.
7
3
4
5
28
Druk op de [F3 (TR-REC)]-knop.
Druk op de [PART SELECT]-knop en vervolgens op [R].
De R-Part is nu geselecteerd voor de opname.
Zelf patronen programmeren
6
7
8
9
Druk op de [F1 (PACH)]-knop.
Het display beeldt nu de naam van de momenteel geselecteerde Rhythm Set
(geheel van drumklanken) af.
Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een andere
Rhythm Set (indien nodig).
Druk op de [EXIT]-knop om terug te keren naar de eerste RECpagina.
Druk op de [PLAY]-knop.
Het display beeldt nu de TR-REC-pagina af om duidelijk te maken dat de
MC-307 klaar is voor de opname.
Gebruikershandboek
Ook op de pagina, waar u
patronen kunt selecteren, kunt
u al een Rhythm Set oproepen.
10
Druk zo vaak op de [SCALE]-knop tot de indicator in de onderste
regel oplicht.
Dit betekent dat u nu zestiende noten kunt opnemen.
Nu zijn alle benodigde TR-REC-parameters ingesteld, zodat u kunt beginnen opnemen. Laten we eerst de basdrum (Kick) programmeren.
Opgelet: Elke toets van het
klaviertje is toegewezen aan
een zestiende noot van een
4/4-maat (daarom zijn er 16
Pads). De Pad die u indrukt
is bepalend voor de plaats
binnen de maat waar er een
noot wordt geprogrammeerd.
29
Zelf patronen programmeren
2
3,5
6
1
2
3
4
1,4
Druk op de [TR-REC]-knop (indicator dooft).
Dit betekent dat er nu niet wordt opgenomen, zelfs al drukt u op een Pad. Dit
moet u doen om de klank te kunnen kiezen die moet worden opgenomen.
Druk twee keer op de [OCT (–)]-knop.
Druk op Pad [2] (tweede toets van links op het klaviertje).
Het display beeldt nu “C2” af om aan te geven dat u die noot speelt. Via deze
noot speelt u de basdrum (Kick) van de gekozen Rhythm Set.
Als het display niet “C2” afbeeldt”, moet u zo vaak op [OCT] + of – drukken tot
dat wel het geval is wanneer u op Pad [2] drukt.
Druk weer op de [TR-REC]-knop (indicator licht weer op).
Nu dienen de Pads weer voor het kiezen van de plaatsen waar de MC-307 een
basdrum-noot moet opnemen.
30
Zelf patronen programmeren
5
6
7
Druk op alle met een pijl gemarkeerde Pads om te zorgen dat
hun indicator oplicht. Op die plaatsen worden nu basdrum-noten
geprogrammeerd.
12345678910111213141516
Ziezo, de eerste maat is al klaar – althans voor wat de basdrum betreft. In principe hoort u nu ook de geprogrammeerde basdrumpartij.
Druk op de [®®]-knop.
Dit betekent dat u nu aan maat 2 kunt beginnen.
Programmeer in deze maat dezelfde noten als in maat 1 (zie stap
5). Herhaal dit voor de maten 3 en 4.
Nu de basdrum geprogrammeerd is, kunt u andere instrumenten programmeren (bv. de HiHat) door de stappen 1~7 te herhalen:
Gebruikershandboek
8
9
Druk zo vaak op de [√√]-knop tot het display weer de eerste
maat (“1”) afbeeldt.
Ziehier waar u in het display moet kijken:
Kies hier de noot “F#2” (daarmee speelt u namelijk de gesloten
HiHat, d.w.z. de “tikken”) (zie de stappen 1~4).
31
Zelf patronen programmeren
10
11
12
Druk op alle met een pijl gemarkeerde Pads om te zorgen dat
hun indicator oplicht. Op die plaatsen worden nu HiHat-noten
geprogrammeerd.
12345678910111213141516
Druk zo vaak op [√√]-knop tot u weer bij maat “1” bent aanbeland.
Kies de noot “A#2” (de noot waarmee u de open HiHat, of
“ksjsjsj”, speelt). Zie hiervoor de stappen 9 en 10.
13
14
Druk op alle met een pijl gemarkeerde Pads om te zorgen dat
hun indicator oplicht. Op die plaatsen worden nu open HiHatnoten geprogrammeerd.
12345678910111213141516
Ziezo, nu weet u al hoe u een drumpartij moet programmeren.
Druk op [STOP] zodra u helemaal tevreden bent met uw drumpartij.
TR-REC is dus een opnameprocédé dat toelaat om partijen op te nemen
zonder ze echt in de maat te spelen. Op andere sequencers noem je dit ook
wel de “Step”-opname. U zou dit procédé ook kunnen gebruiken voor het
toevoegen van een klein aantal noten aan een bestaande partij.
Dit werkt trouwens ook voor melodische partijen – als u daarna tenminste
hier en daar een beetje “edit”. Dit gaan we nu uitproberen.
32
Baspartij programmeren
Zelf patronen programmeren
Laten we nu de baspartij programmeren. Ook dit gaan we stap voor stap doen,
wat dus betekent dat we eerst alle noten op dezelfde toonhoogte opnemen (net
zoals de drumpartij van daarnet). Vervolgens gaan we dan de toonhoogte van
de verschillende noten instellen.
1
4
8
Gebruikershandboek
2
3
5,7
6
Zie de stappen 3~5 op blz. 28 voor de voorbereiding van de opname.
1
2
3
4
Druk eerst op de [F1 (PACH)]-knop en daarna op [F1 (LIST)].
Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een Patch (zie
blz. 29).
Druk op de [PLAY]-knop om de volgende pagina op te roepen:
Met de regelaars [2]~[4] onder het display kunt u de volgende
dingen instellen:
• [2]: aanslagwaarde (volume/klankkleur) van de noten.
• [3]: duur van de in te voeren noten: achtste noten, zestiende noten e.d. (kies
hier “”).
• [4]: instellen van de daadwerkelijke lengte van de noten (5~200%) in
verhouding tot de met regelaar [3] gekozen nootwaarde.
Opgelet: De Patches P:A078
tot P:A127 bevatten basklanken. Zie ook blz. 54 en 158 in
het Referentiehandboek.
33
Zelf patronen programmeren
* De met regelaar [2] en [4] ingestelde waarden worden met behulp van balken afge-
beeld.
5
6
7
8
Druk op de [TR-REC]-knop (indicator moet doven).
Wanneer de [TR-REC]-indicator niet oplicht, kunt u de toetsen van het miniklaviertje (“Pads”) gebruiken voor het kiezen van de toonhoogte van de in te
voeren noten.
Druk op Pad [11].
De uitlezing in het display verandert nu in “A1”. Dit is toonhoogte die voor de
noten wordt gehanteerd die u nu gaat invoeren. Als “A1” momenteel niet kan
worden gekozen, moet u zo vaak op [OCT] – drukken tot dat wel lukt.
Druk nog een keer op de [TR-REC]-knop om te zorgen dat de
indicator weer oplicht.
Nu dienen de Pads weer voor het kiezen van de plaatsen waar er noten moeten
worden ingevoerd – dus niet voor het bepalen van de toonhoogte.
Druk op de hierna getoonde Pads (de betreffende indicators moeten oplichten) om het volgende ritme in te voeren:
1 2 3 4 5 6 7 8 910111213141516
De toonhoogte van de noten
wordt met behulp van letters en
cijfers aangeduid (bv. “C4”).
Naast de letter C worden nog
D, E, F, G, A en B gehanteerd.
Het cijfer achter een letter slaat
op het octaaf. De noot, die één
octaaf onder de “A2” ligt (dus
lager is), heet bv. “A1”.
34
Deze noten worden nu voor maat 1 geprogrammeerd.
Hier gaan we dus op dezelfde manier te werk als voor het programmeren
van de drumpartij – wat dus ook betekent dat alle basnoten dezelfde toonhoogte hebben. En dat is nu net niet wat een baspartij interessant maakt.
Dus moeten we de toonhoogte van de ingevoerde basnoten editen (wijzigen). Lees verder…
Zelf patronen programmeren
12
Gebruikershandboek
9
10
1110
Houd de [F3 (VIEW)]-knop ingedrukt, terwijl u op [14] drukt.
Hiermee verandert u de toonhoogte van de laatst ingevoerde noot. Terwijl het
display er als volgt uitziet, dienen de Pads voor het bepalen van de toonhoogte.
U kunt de laatst ingevoerde noot ook wissen. Dit doet u als volgt:
Druk op Pad [11] (indicator dooft).
De laatste A1-noot (zie afbeelding) verdwijnt nu weer:
Wordt gewist
9
Als Pad [11] in stap 10 niet
oplicht, hebt u het verkeerde
octaaf gekozen. Druk dan zo
vaak op [OCT] + of – tot Pad
[11] oplicht (deze noot hebt u
namelijk al geprogrammeerd).
11
Op de plaats van de zonet gewiste noot gaan we nu een “G1” programmeren.
Druk op Pad [9] (indicator moet oplichten).
Op de in stap 10 gewiste plaats wordt nu een G1 geprogrammeerd.
35
Zelf patronen programmeren
12
Druk op de [EXIT]-knop om de pagina voor het veranderen van
de toonhoogte weer te verlaten.
Druk nu op de [®®]-knop om maat 2 te selecteren. Neem dezelfde (of andere)
noten op en doet dit daarna ook voor de maten 3 en 4. Druk op [STOP] zodra u
alle maten opgenomen hebt.
De baspartij is nu eveneens klaar.
36
Opslaan van het nieuwe patroon
Zelf patronen programmeren
Gebruikershandboek
1
2,3
1
Druk op de [SYSTEM]-knop.
5, 7, 8
6
4,6
Opgelet: Een nieuw geprogrammeerd of gewijzigd
patroon moet u opslaan,
omdat u het anders weer verliest wanneer u de MC-307
uitschakelt.
2
3
4
5
Druk op de [F3 (WR)]-knop.
Nu beeldt het display een pagina af waar u de data kunt kiezen die moeten
worden opgeslagen.
Druk op de [F3 (PTN)]-knop.
Het display beeldt nu de “PATTERN WRITE”-pagina af. Het patroon dat u
kunt opslaan verschijnt in de bovenste regel. In de onderste regel ziet u de
naam en het geheugennummer van het patroon waar uw nieuw patroon zal
worden opgeslagen.
Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het geheugennummer waar u uw nieuwe creatie wilt opslaan.
Druk op de [F4 (WR)]-knop.
Nu verschijnt de pagina waar u een naam kunt geven aan het nieuwe patroon.
Het patroon in het gekozen
geheugen van bestemming
wordt tijdens het opslaan van
het nieuwe patroon overschreven (en dus gewist). Kies altijd
een geheugen dat een niet meer
benodigd patroon bevat.
37
Zelf patronen programmeren
6
7
8
9
Kies met de [CURSOR (op/neer)] knoppen de positie waarvoor u
een ander teken wilt invoeren.
Gebruik de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] voor het toewijzen
van een teken aan de gekozen positie.
Druk op de [F4 (OK)]-knop.
Het display vraagt u nu of u zeker weet dat u het patroon wilt opslaan (“ARE
YOU SURE?”).
Druk op [F4 (EXEC)]-knop om het patroon op te slaan (of op
[F3 (EXIT)] als u zich bedacht hebt).
38
Over de componisten
Zelf patronen programmeren
B.U.S [Build Up Swing]
Okada Hideki (geboren in 1966) begon in 1995 met de Japanse
House Garage-groep “Swell Emotion “[DOHB disk/Epic] en
geldt als groot talent in de House-muziek.
Later tekende hij een contract bij het Paratone-label en bracht
daar een solo-album uit onder de naam “B.U.S.”. Zijn composities haalden verschillende keren de radio- en TV-hitparades.
DJ TOMO, YO-C, DJ Shinkawa en andere grootheden zijn erg
onder de indruk van zijn werk.
Momenteel werkt hij als producer van het YO-C solo-album.
Hij is één van de vaakst genoemde House-artiesten in Japan,
wat voor een deel te danken is aan zijn remix van Debra Morgan in 1998 en de groep “Every Little Thing”.
Kent Sasaki DJ KENT
DJ/producer van de HipHop-groep “Yotsukaido Nature”. Hij
treedt vaak op in clubs en maakt remixes voor Japanse en buitenlandse artiesten. Zo werkt hij momenteel als producer
voor de albums van Sugar Soul en U.N.K.L.E.
HEIGO TANI
Begon in 1985 te werken als DJ en werd later ook actief als
songwriter en remix-artiest – naast andere muzikale activiteiten. Hij werkt regelmatig samen met WADA, één van de
meest vooraanstaande Techno-DJs in Japan, en speelt bij de
Techno- en House-groepen “Co-Fusion” en “ATOM”. Hij
heeft reeds talrijke 12”-platen op zijn actief, die door Japanse,
Duitse, Amerikaanse en andere labels zijn uitgebracht. In september 1998, bracht Sublime Records in Japan het album
“COFU” uit, het eerste originele album onder naam “CoFusion”.
Soulmates Graphica
Een groep van programmeurs, designers en DJs. Oorspronkelijk waren zij actief als een House-groep met sequencers, maar
met de opkomst van het World-Wide Web gingen ze zich ook
toeleggen op het Internet. Ondertussen ontwerpen ze flyers
voor clubs, video’s en ander drukwerk voor een groot aantal
artiesten. De drie leden zijn Yuji Suzuki, “Ani” Hironobu
Fujiyoshi en “Isa” Isamitsu Fujiyoshi. Alle drie zijn DJs, designers en programmeurs.
YOJI BIOMEHANIKA
Hij wordt vaak de “Hard Energy Master” genoemd. En hoewel hij in Osaka woont, is hij over de hele wereld actief.
Yoji is een grote meneer in Hard Energy-middens en wist zijn
composities te slijten aan labels zoals DOS OR DIE en
3LANKA in Duitsland en CHOCI’S CHEWNS in Groot-Brittannië. In 1999 richtte hij zijn eigen label, “Hellhouse” op en
maakte daarmee zijn hoogspannings-intrede in de Hard Energy-scene te Londen. Tevens heeft hij een aantal Hard Energyremixes op zijn naam staan voor labels zoals DP, MOHAWK
en MOM evenals de Japanse labels DJ 19 en NISH.
Afgelopen zomer bracht het Hellhouse-label het tweede
album, “SEDUCTION”, uit. Prompt werd hij overstelpt met
licentie-aanvragen van labels over de hele wereld. Het zal
duidelijk zijn dat hij inmiddels een stevige reputatie heeft
weten op te bouwen.
Naoki "GigBag" Matsuura
Naoki’s muzikale carrière begon in 1983, toen hij nog studeerde. Als bassist werd hij vaak gevraagd voor live-optredens en
studiosessies. Na een aantal jaren liet hij zijn muzikanten-activiteiten voor wat ze waren en begon hij zich toe te leggen op
het programmeren van MIDI Files en het producen van
muziek. Momenteel is hij president van Prest Ltd. dat desktop-muziek en andere muzikale inhoud produceert.
Sumie “Sue” Furuhashi
Sue is geboren in 1973 en raakte geïnteresseerd in digitale
muziek toen ze een keyboard ontdekte dat haar toeliet om
stap voor stap muziek te programmeren. Tijdens haar studies
richtte ze een Rap-groep op die vooral met sequencers werkte. Desondanks was ze ook lid van een MTR-gebaseerd acapella-duo.
Momenteel werkt ze als assistente voor Prest Ltd., maar programmeert nog veel muziek voor groepen.
MASA
Masa begon zijn carrière in de vroege jaren ‘80. Omstreeks het
midden van de jaren ‘90 trad hij vaak op tijdens parties in
Japan en andere landen. In 1994 bracht hij een single uit op
het Duitse label GAIA. In 1996 verscheen zijn album “Just
Inside” bij het eveneens Duitse label East-West. Zijn werken
zijn terug te vinden op talrijke compilaties. In 1999 bracht hij
“Walk In Space” uit op het Britse label QUBE en het wereldschokkende “You Are Not Who You Are” op Equinox.
Zodra je deze psychedelische DJ aan de knoppen laat, wordt
de hele dansvloer opgezweept in een trance.
http://www.tk.xaxon.ne.jp/~masak/
Cappadocia Productions
Elektronische knoeiers die in Japan wonen. Ze maken tevens
deel uit van de Art Performance-groep GIGAHERTZ.
Verder werken ze actief mee aan de ontwikkeling van
Roland-producten, zoals de MC-serie.
E-mail:RXN00541@nifty.ne.jp
Tatsuya Kanamori
Deze DJ en artiest is baas van de grote Japanse Techno-labels
Subvoice en Housedust. Naast hits op zijn eigen labels heeft
hij ook al een aantal krakers op internationale labels op zijn
naam staan. Hij wordt vaak gevraagd voor DJ- en Live P.A.werk en wordt in deze hoedanigheid vaak gesignaleerd op
alle grote festivals en concerten in het binnen- en buitenland.
Gebruikershandboek
39
Zelf patronen programmeren
40
Bedankt voor uw aankoop van de
MC-307 Groovebox. De MC-307
vertegenwoordigt een nieuwe generatie van Roland-Grooveboxes, die nóg veelzijdiger en
eenvoudiger te gebruiken is dankzij nog meer Realtime-controlemogelijkheden en een functiepakket dat nauw bij de behoeften
van een DJ aansluit. De op zich al
opzienbarende patronen (“Patterns”) kunt u wijzigen om op die
manier origineel materiaal te programmeren. Op die manier kunt u
op elk moment voor de juiste
“Groove” zorgen.
De MC-307 wordt geleverd met
twee handleidingen (Gebruikershandboek en Referentiehandboek) die we in het Nederlands
samengevat hebben tot één boek.
Het Gebruikershandboek is bedoeld om u te helpen bij het leren
kennen van de MC-307, terwijl u
in het Referentiehandboek meer
details over de geboden functies
vindt.
Referentiehandboek
Alvorens met de MC-307 te
werken zou u de hoofdstukken “Veilig gebruik van de
MC-307” op blz. 2 en “Belangrijke opmerkingen” op
blz. 41 moeten lezen. Daar
vindt u namelijk belangrijke
inlichtingen over wat u wel
en niet mag doen en over het
juiste gebruik. Bewaar deze
handleiding op een veilige
plaats op omdat u ze later
beslist nog een nodig hebt.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze handleiding mag, in welke vorm dan ook, openbaar worden
gemaakt of gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van ROLAND CORPORATION.
Belangrijke opmerkingen
Belangrijke opmerkingen
Lees, naast de overige voorzorgsmaatregelen aan het begin van deze handleiding, ook het volgende:
Voeding
• Sluit de MC-307 niet samen met apparaten, die ruis veroorzaken (zoals een elektrische motor of een regelbaar
lichtsysteem), op eenzelfde stroomkring aan.
• Alvorens de MC-307 op andere apparaten aan te sluiten
schakelt u best alle toestellen uit. Zo voorkomt u defecten
en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten.
Opstelling
• Als u de MC-307 gebruikt nabij een vermogensversterker
(of een ander apparaat met grote transformators), kan er
brom ontstaan. Orienteer de MC-307 dan anders of verwijder hem van de interferentiebron.
• De MC-307 kan de radio- of TV-ontvangst verstoren.
Gebruik hem niet in de nabijheid van dergelijke ontvangers.
• Gebruik de MC-307 niet op een plaats die blootgesteld is
aan de regen, of in een andere vochtige omgeving.
Onderhoud
• Gebruik voor een gewone schoonmaakbeurt een zachte
droge doek of een lichtjes met water bevochtigde doek.
Gebruik voor hardnekkig vuil een doek met een mild,
niet-bijtend schoonmaakmiddel. Veeg de MC-307 nadien
goed af met een zachte droge doek.
• Gebruik nooit benzine, thinner, alcohol of gelijk welk
oplosmiddel om verkleuring of vervorming te voorkomen.
• Om de MC-307 te transporteren gebruikt u best de oorspronkelijke verpakking (inclusief opvulling). Anders
dient u te zorgen voor een gelijkwaardige verpakking of
een degelijke flightcase e.d.
• Gebruik Roland-kabels voor de aansluitingen. Als u een
kabel van een ander merk gebruikt, let dan op het volgende:
• Sommige verbindingskabels bevatten weerstanden.
Sluit op de MC-307 geen kabels aan die weerstanden
bevatten. Anders is het mogelijk dat het geluid niet of
nauwelijks hoorbaar is. Voor meer informatie over de
kabels wendt u zich best tot de fabrikant van de betreffende kabel
.
Bijkomende voorzorgen
• Houd er rekening mee dat de inhoud van het geheugen
onherroepelijk verloren kan gaan ten gevolge van een
defect of een foute bediening van de MC-307. Daarom
raden we aan om van belangrijke data regelmatig een
Backup te maken via MIDI.
• Jammer genoeg kan het gebeuren dat de data in het interne geheugen niet kunnen worden hersteld wanneer ze
eenmaal gewist zijn. Roland Corporation is niet aansprakelijk voor dergelijk dataverlies.
• Ga voorzichtig tewerk wanneer u de knoppen, regelaars
en andere bedieningsorganen, en de aansluitingen van de
MC-307 gebruikt. Ruw omgaan met deze dingen kan
defecten veroorzaken.
• Sla of druk nooit op het display.
• Neem bij het aan- en afkoppelen van de kabels steeds de
connector zelf vast – trek nooit aan de kabel. Zo voorkomt u kortsluitingen en schade aan de aders.
• Tijdens het gebruik wordt de MC-307 warm. Dit is volkomen normaal.
• Om uw buren niet te storen houdt u het volume best op
een redelijk niveau. U kunt ook een hoofdtelefoon gebruiken zodat u zich geen zorgen hoeft te maken over de
mensen rondom u (vooral in de late uren).
42
Functies van de MC-307
Functies van de MC-307
Hoogwaardige synthesizer-klankbron
De MC-307 bevat dezelfde klankbron als grote broer MC-505
en klinkt dus navenant goed. Dankzij een groot aantal parameters, zeer nauwkeurige filters een ADSR (natuurlijk) en
een [GRAB]-schakelaar kunt u er de meest wilde en te gekke
dingen mee doen. In wezen verschilt het gebruik van de
MC-307 niet zoveel van het werken met een analoge synthesizer. Bovendien kunt u de MC-307 gebruiken als 8-Parts
multitimbrale module (voor het werken met een externe
sequencer of computer).
Gloednieuwe patronen
De MC-307 bevat 240 voorgeprogrammeerde patronen en
nog eens 470 frasenvoor de RPS-functie (dit zijn de afzonderlijke partijen van de Patterns) met zowat alles wat tussen
Techno en Reggae zit, zodat u echt van alle Dance-markten
thuis bent met uw MC-307.
Leading-edge Patch Sets
Dankzij 800 klanken en 40 Rhythm Sets beschikt u over een
klankenarsenaal om “u” tegen te zeggen. Hiermee maakt u
gegarandeerd indruk in de club, disco e.d. Naast de gouwe
ouwe geluiden afkomstig van de TB-303, Juno, Jupiter en
TR-808/909 bevat de MC-307 echter ook de laatste nieuwe
trends en is dus veelzijdiger dan een groot aantal synthesizers.
Natuurlijk kunt u ook eigen klanken maken en in het interne
geheugen opslaan om ze later op dezelfde manier te gebruiken als de voorgeprogrammeerde klanken.
Drie digitale effectprocessors
Dankzij de meest geavanceerde DSPs (Digital Signal Processors) beschikt u tevens over drie effectblokken die een sublieme kwaliteit afleveren. Het Reverb-effect zorgt voor galm,
het Delay-effect voor echo’s en aan de M-FX kunt u één van
de 25 speciaal voor Dance-muziek ontwikkelde algoritmen
toewijzen. Het geluid staat dan ook als een huis.
Arpeggiator
Dankzij de Arpeggiator kunt u met “platte akkoorden” zorgen dat de MC-307 de meest uiteenlopende riedeltjes
afspeelt. Deze kunnen bij de Pattern-weergave worden
gevoegd.
RPS (Realtime Phrase Sequencer): voeg
bijkomende frasen toe of combineer frasen
van verschillende origine
Dankzij de RPS-functie kunt u, door gewoon op een toets van
het klaviertje te drukken, één of meerdere frasen starten. U
zou zelfs enkel met de RPS-functie kunnen werken en zo in
Realtime volledig nieuwe patronen kunnen creëren.
Functies afkomstig van een pickup
Dankzij de “Turntable Emulation”-sectie kunt u het weergavetempo van de MC-307 heel gemakkelijk afstemmen op de
BPM van bv. een vinylplaat. En het leukste eraan: de bediening lijkt sterk op het werken met een pickup!
In een mum van tijd maak je nieuwe
patronen
Op de MC-307 kunt u op twee manieren nieuwe patronen
opnemen: in “Realtime” (alles wordt opgenomen zoals u het
speelt) of met de “TR-REC”-functie. Deze laatste laat toe om
de plaatsen aan te duiden waar er noten moeten worden
gespeeld – de naam verraadt trouwens al dat deze methode
is afgeleid van de legendarische TR’s van Roland. Iedereen
kan dus zelf materiaal programmeren – ook gebruikers met
weinig of geen muziektheoretische ervaring.
Referentiehandboek
Isolator en GRAB-schakelaar
Ook de MC-307 is nu voorzien van een [GRAB]-schakelaar
die zijn intrede deed op de DJ-mixer DJ-2000 van Roland.
Met deze schakelaar kunt u de effecten heel snel (en vooral
ritmisch) in- en uitschakelen.
Verbeterde Realtime-controle
De MC-307 is voorzien van vier toewijsbare regelaars, wat
dus betekent dat u zelf kunt bepalen waarvoor ze dienen. Zo
kunt u uw geluid en “Performance” van nóg meer expressie
voorzien.
MC-307 — 43
Voorzieningen op de panelen
1. Voorzieningen op de panelen
Frontpaneel
7
1
5
2
3
4
8
12
9
13
10
28
11
29
15
16
6
18
17
21
22
23
24
1. VOLUME-regelaar
Hiermee stelt u het algemene volume van de MC-307 in.
2. MODE-KNOPPEN (SONG, PTN EN SYSTEM)
Hiermee kiest u een functiegroep van de MC-307.
3. BANK SEL-knoppen (PRESET en USER)
Via deze knoppen kunt u de benodigde Pattern- of
klankbank selecteren.
4. Functieknoppen (F1~F4)
De functie van deze knoppen wordt telkens in het display afgebeeld. Ze verschilt naar gelang de gekozen display-pagina.
5. KNOB ASSIGN-knop
Via deze knop kunt u de functie van de vier regelaars
onder het display kiezen. Deze regelaars kunnen verschillende functies hebben.
6. Toewijsbare regelaars 1~4
Deze regelaars zijn bedoeld voor het beïnvloeden van
het geluid tijdens de weergave (“in Realtime”).
7. LFO 1-knop en -regelaar
Kan worden gebruikt om de muziek, het volume of het
filter regelmatig (periodiek) te veranderen. Zoiets noem
je “moduleren”.
20
19
25
8. MIDI/SLAVE-indicator
De MIDI-indicator licht op wanneer de MC-307 MIDIcommando’s via zijn MIDI IN-aansluiting ontvangt. De
SLAVE-indicator licht op wanneer de MC-307 op synchronisatie-commando’s van een extern apparaat wacht
(zie blz. 127).
9. GRAB-schakelaar
Met deze schakelaar kunt u de effecten (Reverb, Delay,
M-FX) snel in- en weer uitschakelen (zie blz. 85).
10. FILTER-knop en -regelaars
Via deze regelaars en de bijbehorende knop kunt u het
filter beïnvloeden: de grensfrequentie (CUTOFF, blz. 58)
en de resonantie van het filter (RESONANCE, blz. 59).
11. VALUE-regelaar
Via deze regelaar kunt u de waarde van de geselecteerde
parameter instellen. Een tweede manier om dat te doen
is door gebruik te maken van de [DEC] [INC] knoppen.
De [VALUE]-regelaar is echter handiger voor grote
waardeveranderingen.
12. EXIT-knop
Deze knop dient in de regel voor het terugkeren naar de
vorige display-pagina.
13. ENTER-knop
Druk op deze knop om een commando te bevestigen en
uit te voeren.
14
30
26
27
44
Voorzieningen op de panelen
14. INC- en DEC-knoppen
Hiermee kunt u de geselecteerde parameterwaarde in
kleine stappen instellen.
15. PART SELECT-knop
Druk op deze knop om de Part te selecteren die u in
Realtime (tijdens het spelen) wilt beïnvloeden.
16. PART MUTE-knop
Druk op deze knop om Parts te kunnen in- en uitschakelen.
17. RHYTHM MUTE-knop
Druk op deze knop om de drumpartijen afzonderlijk te
kunnen in- en uitschakelen.
18. R, 1~7
Dit zijn de knoppen waarmee u de toegewezen partij (of
drumpartij) kunt in- of uitschakelen.
19. RHYTHM PART VIEW-knop
Druk op deze knop om te “zien” welke drum-instrumenten er worden gebruikt (zie blz. 49).
20. SEQUENCER-knoppen ()
Ziehier de transportfuncties van de MC-307 waarmee u
kunt terugspoelen, voorspoelen, de weergave/opname
starten en stoppen en terugkeren naar het begin.
27. TAP-knop
Deze knop laat toe om het tempo (BPM) in te stellen
door het “in te tikken” (d.w.z. de knop in de gewenste
maat in te drukken).
28. PITCH- en BPM-knop
Hiermee bepaalt u de functie van de Fader en HOLD/
PUSH. Wanneer PITCH oplicht, kunt u de toonhoogte
van de muziek veranderen (transponeren). Licht BPM
op, dan kunt u het tempo van de muziek via de Fader
instellen. U kunt ook beide knoppen samen inschakelen
om te zorgen dat de Fader op dezelfde manier werkt als
zijn collega op een pickup: daar betekenen tempowijzigingen namelijk dat ook het tempo verandert – en (uiteraard) vice versa.
29. HOLD- en PUSH-knop
Deze twee knoppen simuleren het vooruitdrukken of
tegenhouden van een vinylplaat, zodat de weergavesnelheid verandert.
30. TURNTABLE EMULATION-Fader
In de regel dient deze Fader voor het opvoeren of verminderen van de weergavesnelheid – zoals op een
pickup. Wanneer echter de PITCH- of BPM-knop
oplicht, dient hij enkel nog voor het wijzigen van de
toonhoogte of het tempo.
Referentiehandboek
21. SCALE-knop
Via deze knop kunt u de resolutie voor de TR-REC-functie instellen (zie blz. 91).
22. OCT –/+ knoppen
Hiermee kunt u de toonhoogte van het mini-klaviertje in
octaafstappen verhogen of verminderen.
23. TRANSPOSE-knop
Hiermee kunt u de klankbron (met uitzondering van de
R-partij) transponeren, d.w.z. zorgen dat de patronen in
een andere toonaard worden afgespeeld.
24. HOLD-knop
Druk op deze knop om te zorgen dat de laatst gespeelde
noten (op het klaviertje) worden aangehouden. U kunt
de betreffende Pads zelfs loslaten.
25. Pads (klaviertje)
Meestal doen deze Pads dienst als toetsen van het klaviertje. U kunt ze echter ook gebruiken voor het starten
van RPS-frasen (zie blz. 68) en voor het programmeren
van muziek in de TR-REC-mode (zie blz. 91).
26. PAD SELECT-knoppen (TR REC, ARP, PTN CALL, RPS)
Via deze knoppen bepaalt u de functie van de Pads
(d.w.z. de toetsen van het klaviertje).
MC-307 — 45
Voorzieningen op de panelen
Achterpaneel
1
2
34
1. POWER-schakelaar
Hiermee schakelt u de MC-307 in en uit.
2. DC IN-connector
Sluit hier de bijgeleverde adapter aan.
* Gebruik uitsluitend de bij de MC-307 geleverde adapter en sluit
hem enkel aan op een stopcontact dat het geschikte voltage afgeeft.
Andere adapters zouden een andere polariteit kunnen hebben of
een andere spanning kunnen afgeven, zodat u de MC-307 finaal
zou kunnen beschadigen.
3. MIDI OUT-connector
Via deze connector zendt de MC-307 MIDI-commando’s
naar de buitenwereld (bv. een sequencer, synthesizer of
computer). Bij levering staat deze aansluiting bovendien
zo ingesteld dat de via MIDI IN ontvangen data meteen
worden doorgestuurd naar andere apparaten.
4. MIDI IN-connector
Via deze connector ontvangt de MC-307 MIDI-commando’s van externe apparaten (synthesizers, sequencers
e.d.).
56
7
5. PEDAL SW-connector
Sluit hier een optionele DP-2 (of BOSS FS-5U) voetschakelaar aan om een functie naar keuze met de voet te kunnen bedienen.
6. OUTPUT L(MONO)/R aansluitingen
Dit zijn de audio-uitgangen van de MC-307. Sluit deze
aan op uw keyboard-versterker, HiFi-keten, actieve luidsprekers e.d. Hiervoor hebt u (optionele) audiokabels
nodig.
7. PHONES-aansluiting
Sluit hier een optionele hoofdtelefoon (Roland RH-25 of
RH-50) aan.
46
2. Voorstelling van de MC-307
16
123456789 10 11 12 13 14 15 16
KICK
SNARE
TOM
HI-HATCRASH
(Voorbeeld)
Voorstelling van de MC-307
Structuur van de MC-307
Laten we eerst kijken hoe de MC-307 in elkaar zit: hij bevat
een sequencer, een klankbron en een controlesectie.
SequencerKlankbron
Weergave
OpnameSpelen op de Pads
12345678910 11 12 13 14 15 16
Controlesectie (Pads en regelaars/knoppen)
Sequencer
Een sequencer is een apparaat waarmee u MIDI-data kunt
opnemen. Dit zijn op hun beurt commando’s die vertalen
wat u speelt en hoe u het speelt. De opgenomen partijen
(alias commando’s) kunnen natuurlijk ook worden weergegeven.
Klankbron
De klankbron is het gedeelte dat de geluiden voortbrengt.
Meer bepaald worden hier de van de sequencer, het miniklaviertje of een extern instrument afkomstige MIDI-commando’s omgezet in muziek. De klankbron van de MC-307
kan 64 noten tegelijk weergeven (hij is dus “64-stemmig
polyfoon”).
Patches
Een “Patch” kunt u vergelijken met een bepaald instrument
(bv. gitaar, piano e.d.). De MC-307 bevat 800 voorgeprogrammeerde (“Preset”) Patches die zowat alle geluiden voor de
meest uiteenlopende muziekstijlen bieden.
Rhythm Sets
Een Rhythm Set is een speciaal soort Patch waarmee u geen
melodieën kunt spelen (wat voor trommels e.d. sowieso weinig zin heeft). In ruil daarvoor kunt u via elke toets van het
klaviertje (via elke MIDI-noot) een andere drumklank aansturen. De MC-307 bevat 40 Rhythm Sets.
Referentiehandboek
Muziek opnemen en weergeven
Bij levering bevat de MC-307 al 240 patronen die we in het
volgende “Preset-patronen” gaan noemen. Deze patronen
kunt u meteen afspelen.
U kunt echter ook eigen patronen programmeren door alles
op te nemen of door gewoon een aantal partijen van een
bestaand patroon te wijzigen.
Simultaanweergave van verschillende Parts
De MC-307 kan verschillende klanken en partijen tegelijk
weergeven. Via de volgende Part-combinatie kunt u bv. zorgen dat de MC-307 een drum-, bas-, piano- en gitaarpartij
speelt. Dit klinkt dan zoals een groep.
Part RRhythm Set (Drums)
Part 1Bas
Part 2Piano
Part 3Gitaar
De muziek kan worden gewijzigd
In tegenstelling tot een plaat of MD laat een sequence altijd
toe om de opgenomen partijen te veranderen door noten te
corrigeren of andere klanken/effecten te kiezen. Dat lukt
omdat een sequence enkel commando’s (instructies) bevat.
Parts
Een “Part” komt overeen met een muzikant in een bandje of
orkest. De MC-307 biedt acht Parts: [R], [1]~[7]. Aan die Parts
kunt u Patches toewijzen en dus zorgen dat de acht mogelijke partijen met zeven verschillende klanken (plus een
Rhythm Set) worden weergegeven.
Effecten
De MC-307 bevat drie effectprocessors waarmee u het geluid
van meer diepte (galm; Reverb), echo (Delay) en een andere
klankbewerkingen naar keuze (M-FX) kunt voorzien. De drie
effectprocessors kunnen zonder meer simultaan worden
gebruikt.
Editen van Patches
Het geluid van een Patch of Rhythm Set kan nog worden
gewijzigd. Op die manier zorgt u precies voor de gewenste
“Sound”. Zie “Patch editen” op blz. 105 voor meer details.
Controlesectie
Met “controlesectie” bedoelen we hier alle regelaars, knoppen en toetsen (evenals een optionele voetschakelaar) waarmee u hetzij melodieën kunt spelen, hetzij de gespeelde
noten kunt beïnvloeden.
MC-307 — 47
Voorstelling van de MC-307
Regelaars
Met de regelaars CUTOFF (blz. 58), RESONANCE (blz. 59),
LFO 1 (blz. 59) en de vier toewijsbare regelaars 1~4 (blz. 60)
kunt u het geluid beïnvloeden (klankkleur, modulatie e.d.).
Turntable Emulation
Ziehier een Fader en een aantal knoppen die o.m. toelaten
om de weergave van de MC-307 handmatig te synchroniseren met de BPM van een vinylplaat, CD e.d. Dit kent u misschien al van een pickup (zie ook blz. 57).
GRAB-schakelaar
Met deze schakelaar kunt u de effecten (Reverb, Delay en
M-FX) in- en uitschakelen en het geluid dus eveneens beïnvloeden. Zie blz. 85.
Pads (mini-klaviertje)
Deze toetsen (die we “Pads” gaan noemen) kunnen net zoals
een synthesizerklavier worden gebruikt. Bovendien kunt u
ze echter voor het starten van RPS-frasen (blz. 68) en het
bepalen van de door de Arpeggiator te spelen noten gebruiken (blz. 62).
Instellingen opslaan
Basisbediening
Ziehier de belangrijkste handelingen die u op de MC-307
kunt uitvoeren. In de regel gelden ze voor alle modes en alle
parameters.
Waarden instellen
Voor het instellen van waarden kunt u gebruik maken van
de [VALUE]-regelaar (grote wijzigingen) of de [DEC] [INC]
knoppen (veranderingen in kleine stappen). Alvorens dit te
doen moet u echter zorgen dat de cursor (het zwarte vierkant) de waarde van de parameter aanduidt die u op dat
moment wilt wijzigen. Dit doet u met de [CURSOR]-knoppen.
Om een waarde nóg sneller te wijzigen dan met de [VALUE]regelaar (die al betrekkelijk snel werkt), kunt u [INC] of
[DEC] ingedrukt houden, terwijl u aan de [VALUE]-regelaar
draait.
Cursor
Instellingen of patronen, die u wijzigt, moet u opslaan om ze
later nog eens te kunnen gebruiken. Doet u dat niet, dan worden uw wijzigen bij het uitschakelen van de MC-307 weer
gewist – en dat zou toch jammer zijn.
• Patches: blz. 117
• Rhythm Sets: blz. 123
• Patterns: blz. 56
• Song: blz. 104
• Arpeggiator: blz. 64
• Pattern Set: blz. 67
• RPS-Set: blz. 70
Informatie in de bovenste
display-regel
In de bovenste regel van het display worden de volgende
gegevens afgebeeld: nummer van het gekozen patroon
(blz. 51)/Song-nummer, nummer van de gekozen RPS-Set
(blz. 68), nummer van de gebruikte Patch (blz. 54) en het
nummer van de momenteel geselecteerde Part. Alle belangrijke gegevens staan dus altijd netjes op een rij.
48
Voorstelling van de MC-307
Undo en Redo: wijziging
ongedaan maken – of toch niet?
Tijdens het programmeren van Songs en patronen en tijdens
het editen ervan kunt u de laatste handeling telkens terugdraaien (“Undo”). Ziehier een voorbeeld:
Vóór de opname
Opname/editen
Na het opnemen/editen
1. Druk op de [SYSTEM]-knop.
2. Druk op [F4 (UNDO)]-knop.
Nu toont het display wat u kunt annuleren, zoals bv.
“UNDO MICROSCOPE” (na het wijzigen van een
Microscope-parameter).
3. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop om de wijziging daadwer-
kelijk terug te draaien (of op [EXIT] als dat toch niet
nodig is).
Zodra de wijziging geannuleerd is, beeldt het display
“COMPLETED!” af en keert dan weer naar de pagina
terug, die bij inschakelen wordt afgebeeld.
* UNDO is beschikbaar voor patronen (editen van sporen, wer-
ken met de Microscope-functie, opname) en Songs (editen,
opnemen).
REDO is het tegenovergestelde van UNDO: hiermee
zorgt u dat de wijziging weer wordt hersteld (zodat
de data er weer uitzien zoals vóór het gebruik van
UNDO). Volg dezelfde werkwijze als voor het
gebruik van UNDO.
REDO
UNDO
Even kijken wat de R-Part speelt
(Rhythm Part View)
Voor de Rhythm Part (“R”) kunt u een grafische weergave
oproepen van de noten die hij speelt. Op die manier kunt u
meteen nagaan wat u zou moeten horen (en waarschijnlijk
ook hoort).
1. Druk op de [RHYTHM PART VIEW]-knop.
2. Druk op de Part-knop [BD]~[OTHERS] die is toegewe-
zen aan de klank die u even optisch wilt controleren.
Zoals u ziet, beeldt het display de klanken telkens in
twee kolommen af (rechts/links). Om bv. de basdrum en
de cymbalen samen te bekijken moet u op de [BD]- en
[CYM]-knop drukken.
3. Kies met [√√] of [®®] de maat wiens noten u in het
display wilt zien.
Het display beeldt ook telkens de positie af die momenteel wordt getoond (bv. “1-1-00”).
De symbolen hebben de volgende betekenis:
: Op die plaatsen bevinden zich data.
–: Op die plaatsen zijn er geen data.
* Zolang deze pagina wordt afgebeeld, kunt u met de [SCALE]-knop
de eenheid van een “ ” veranderen.
* Voor (a) en (c) hieronder kunt u met [®®] of [√√] de eerste of
tweede helft van een maat kiezen.
a. Bij zestiende triolen wordt telkens maar een halve
maat afgebeeld.
b. Bij achtste triolen wordt een volledige maat afgebeeld.
c. Bij tweeëndertigste noten wordt telkens maar een halve maat afgebeeld.
d. Bij zestiende noten wordt een hele maat afgebeeld.
* Deze “kijkfunctie” is niet beschikbaar, wanneer u “RHY VIEW”
(blz. 129) op MUTE CTRL hebt gezet. Deze parameter moet u op
NORMAL zetten om de noten van de Rhythm Part te kunnen
bekijken.
Referentiehandboek
MC-307 — 49
Voorstelling van de MC-307
Metronoomparameters
U kunt zelf bepalen wanneer de metronoom van de MC-307
te horen moet zijn.
(Pattern/Song-pagina)
1. Druk op de [PTN]-knop (c.q. op [SONG]).
2. Druk op de [F4 (BPM)]-knop.
3. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar
“METRONOME”.
4. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de
gewenste instelling (zie verderop).
(Realtime-opname)
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Druk op de [REC]-knop.
3. Druk op [F2 (REALTIME)].
4. Druk op de [PLAY]-knop om de Realtime-opname te
starten.
5. Druk op [F4 (BPM)].
6. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar
“METRONOME”.
7. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de
gewenste instelling (zie verderop).
Fabrieksinstellingen laden
(Factory Reset)
Ziehier wat u moet doen om te zorgen dat voor alle parameters weer de fabrieksinstelingen worden geladen:
* Tijdens het laden van de fabrieksinstellingen worden uw
eigen data weer gewist (User-patronen, Patches enz.). Het
verdient dan ook aanbeveling om die eerst via MIDI naar een
sequencer te zenden en daar op te slaan (zie blz. 135).
1. Druk op de [SYSTEM]-knop om het bijbehorende menu
op te roepen.
2. Druk op de [F2 (UTIL)]-knop.
3. Druk op de [CURSOR (neer)]-knop om de “FACTORY
RESET”-pagina te selecteren.
4. Druk op de [F1 (FACT)]-knop. Het display beeldt nu de
vraag “ARE YOU SURE?” af.
5. Druk op [F4 (EXEC)]-knop om de MC-307 te initialiseren.
Dit duurt ongeveer 6 minuten. Daarna verschijnt de
boodschap “COMPLETED!”. Vervolgens keert het display terug naar de eerste pagina die na het inschakelen
wordt afgebeeld.
Mogelijke metronoominstellingen
OFF: De metronoom klinkt nooit.
ON: De metronoom klinkt altijd (zelfs wanneer de
weergave/opname gestopt is).
REC ONLY: De metronoom klinkt enkel tijdens de
opname.
PLAY&REC: De metronoom klinkt tijdens de opname en
weergave.
* U kunt ook het volume van de metronoom instellen. Zie hiervoor
blz. 127.
50
3. Basisfuncties voor de Pattern-weergave
Basisfuncties voor de Pattern-weergave
Basisfuncties voor het
werken met Patterns
De Patterns (of patronen) van de MC-307 kunnen 1~32 maten
lang zijn en muziek bevatten voor maximaal acht partijen.
Er zijn 240 Preset-patronen plus nog eens 200 geheugens
waar u uw eigen patronen kunt opslaan (“User”-patronen).
Pattern-weergave
De MC-307 is eigenlijk een sequencer die bepaalde stukjes
muziek afspeelt. Hij laat echter wel toe om de weergave te
beïnvloeden. Aangezien er telkens fragmenten (“patronen”)
worden afgespeeld, heet een instrument zoals de MC-307
ook wel Pattern-sequencer.
*kunnen ook tijdens de weergave worden
gebruikt.
Terugkeer naar de vorige maat
Terugkeer naar het begin van het patroon
Weergave starten
Patronen continu afspelen
Door tijdens de weergave van een patroon reeds een ander
patroon te kiezen zorgt u dat het tweede patroon wordt
weergegeven zodra het vorige afgelopen is. Op die manier
kunt u heel gemakkelijk Songs in elkaar knutselen, terwijl u
erbij staat. Bij een dergelijke continuë weergave nemen de
patronen telkens het tempo van het voorafgaande patroon
over (de BPM blijft dus constant).
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de weergavepagina te
gaan:
2. Start de weergave door op de [PLAY]-knop te drukken.
Het display beeldt nu het nummer van het huidige en
het volgende patroon af:
3. Gebruik de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] voor het
kiezen van een ander patroon (achter de “®”).
Zodra de weergave van het patroon vóór de “®” afgelopen is, hoort u het volgende patroon.
Springen naar de volgende maat
OpnameWeergave stoppen
* Net vóór het einde van een patroon (dus in de laatste maat ervan)
begint de [PTN]-knop telkens te knipperen. Op dat moment kunt
u geen ander patroon meer kiezen, omdat de MC-307 al de nodige
voorbereidingen voor het herhalen van het huidige c.q. de weergave van het volgende patroon aan het treffen is.
Instelbereik:
• P: 001~P: 240 (Preset)
• P: 241~P: 710 (RPS-patronen)
• U: 001~U: 200 (User-patronen)
Door op de [PTN]-knop te drukken, terwijl de pagina
van stap 2 wordt afgebeeld, kunt u een pagina
oproepen waar ook de naam van het volgende patroon
(NEXT) verschijnt.
Referentiehandboek
* Druk nog een keer op de [PTN]-knop om deze pagina weer
te verlaten.
Tempowaarde van de patronen gebruiken
Elk patroon bevat ook een tempowaarde die telkens wordt
gebruikt wanneer u eerst het betreffende patroon kiest en
dan pas de weergave start:
1. Druk op [STOP] om de weergave te stoppen.
2. Druk op de [PTN]-knop om naar de pagina te gaan waar
u patronen kunt kiezen.
3. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het beno-
digde patroon.
4. Druk op de [PLAY]-knop om de weergave te starten.
Niet wachten tot het einde van een
patroon
Tijdens de voorbereiding van een nieuw nummer wilt u
waarschijnlijk een aantal patronen uitproberen – en dan zou
u veel tijd verliezen als u telkens moest wachten tot het huidige patroon afgelopen is. Ziehier hoe u dat kunt omzeilen:
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de pagina te gaan waar
u de weergave kunt starten.
2. Start de weergave door op [PLAY] te drukken.
3. Druk op [CURSOR (links/rechts)]. Nu hoort u meteen
het voorafgaande of navolgende patroon (d.w.z. de
MC-307 wacht niet tot het huidige patroon afgelopen is).
* Wanneer u deze [CURSOR]-knoppen gebruikt, terwijl de weerga-
ve gestopt is, kiest u er categorieën mee (Techno, House enz.).
MC-307 — 51
Basisfuncties voor de Pattern-weergave
Kijken hoeveel maten een patroon bevat
U kunt ook zorgen dat het display de maatsoort en het aantal
maten van de patronen afbeeldt. Dit is bv. handig wanneer
de R-Part momenteel niet speelt, zodat u niet meteen het
tempo en de maat van de muziek kunt achterhalen.
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Druk op [F4 (BPM)]. Nu verschijnt er een pagina waar u
alles over het patroon te weten komt dat u nog nooit hebt
durven te vragen…
Huidige maat/telAantal maten
Druk op de [EXIT]-knop om het venster weer te sluiten.
Ander tempo kiezen (BPM)
Het weergavetempo wordt bepaald door de voorgeprogrammeerde tempowaarde van het gekozen patroon – of door de
waarde die u handmatig instelt. Ziehier hoe u een ander tempo kunt instellen:
Parts en ritmepartijen
uitschakelen
Zie blz. 16.
* Part 1 van de Preset-patronen P: 001~P: 240 bevat geen data,
zodat u die dus ook niet kunt inschakelen. Dit hebben we gedaan
om u toe te laten de betreffende Part te gebruiken voor de RPSfunctie (blz. 62) of de Arpeggiator (blz. 68).
* De Preset-patronen P: 241~P: 710 zijn bedoeld voor de RPS-func-
tie en bevatten enkel data voor Part 1.
* De status van de partijen (aan of uit) is een instelling die in een
User-patroon kan worden opgeslagen. Schakel dus de niet benodigde Part(s) uit – en uw eerste User-patroon is al klaar. Zie
blz. 56 voor het opslaan van het patroon.
Ritmepatrijen in-/uitschakelen
De R-Part spreekt een Rhythm Set aan. We hadden het er al
over dat het hier om een grote groep instrumenten gaat die u
misschien niet allemaal wilt horen. Daarom kunt u niet alleen
de R-Part in z’n geheel, maar ook afzonderlijke klankgroepen
ervan in- en uitschakelen. Dit laat toe om het ritme laag voor
laag op (of af) te bouwen.
BPM met de [VALUE]-regelaar instellen
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Druk op de [F4 (BPM)]-knop.
3. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar de BPM-
waarde.
4. Stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een andere
tempowaarde in (20.0~240.0).
Druk op de [EXIT]-knop om het venster weer te sluiten.
* Bij sommige patronen kan het gebeuren dat er bij een hoog tempo
niet veel meer overschiet van een vlekkeloze weergave (omdat er
teveel noten tegelijk moeten worden gespeeld). Verminder het tempo dan.
[TAP]-knop gebruiken
Er bestaat ook een muzikale manier voor het invoeren van
het tempo. Dit is uitermate handig, wanneer u niet precies
weet welke BPM-waarde overeenkomt met het gewenste ritme. Tik het dan gewoon in:
1. Druk minstens vier keer op de [TAP]-knop om de
MC-307 de kans te geven de maat van uw drukken uit te
rekenen.
De berekende waarde wordt nu als nieuwe BPM gehanteerd.
* Hier gaan we ervan uit dat u telkens maar de tellen van een maat
tikt. Als u de MC-307 liever vertelt hoeveel achtste noten hij moet
spelen, dan moet u resolutie van de Tap-functie veranderen. Zie
hiervoor blz. 130.
1. Druk op de [RHYTHM MUTE]-knop. Nu dienen de Part-
knoppen niet meer voor [R] en [1]~[7], maar hebben de
functie [BD]~[OTHERS].
2. Druk op een [BD]~[OTHERS] knop om de betreffende
partij in- of uit te schakelen.
Ziehier wat de indicator-status van deze knoppen betekent:
• Licht op: de betreffende ritmegroep wordt weergegeven.
• Knippert: de ritmegroep wordt niet weergegeven.
• Uit: er zijn geen data voor de betreffende ritmegroep.
(Hiervoor moet u dus eerst iets opnemen.)
Toewijzing van de knoppen aan de klankgroepen:
BD: Basdrum (Kick)
SD: Snare
HH: HiHat (Charleston)
CLP: Handengeklap
CYM: Cymbalen
TOM/PERC: Toms/percussie
HIT: Geluidseffecten (“hits”).
OTHERS: Andere instrumenten
* Zie ook “Overzicht van de Preset Rhythm Sets” op
blz. 163 om te achterhalen, welke instrumenten (drumklanken) aan welke knop zijn toegewezen.
52
Basisfuncties voor de Pattern-weergave
* Wanneer u de R-Part uitschakelt, klinkt geen enkele ritmegroep
meer.
Alle Parts samen uitschakelen
Ziehier wat u moet doen om alle Parts ([R], [1]~[7]) in één
keer uit te schakelen:
1. Houd de [PART MUTE]-knop ingedrukt, terwijl u op de
[RHYTHM MUTE]-knop drukt.
Nu hoort u geen enkele Part meer (terwijl de indicator
van de [PART MUTE]-knop knippert).
* Herhaal dit om alle Parts weer in te schakelen.
Maar één Part weergeven
Het is ook mogelijk om met één handeling te zorgen dat
maar één Part ([R], [1]~[7]) wordt afgespeeld, terwijl de
andere uitgeschakeld worden. Dit is dus een snelle solofunctie:
1. Houd de [PART MUTE]-knop ingedrukt, terwijl u op de
knop van de Part drukt, die u alleen wilt horen ([R], [1]~
[7]).
De overige Parts worden nu uitgeschakeld.
Ingeschakelde Parts uitschakelen en
tegelijk uitgeschakelde Parts inschakelen
Ziehier wat u moet doen om in één klap alle uitgeschakelde
Parts in te schakelen en de momenteel ingeschakelde Parts
uit te schakelen:
1. Houd de [PART MUTE]-knop ingedrukt, terwijl u op de
[PART SELECT]-knop drukt.
Hierdoor keert u de status van alle Parts ([R], [1]~[7])
om.
MR: status van de Parts (aan/uit) ook voor
de volgende patronen aanhouden
De aan/uit-status van de Parts geldt in de regel enkel voor
het momenteel geselecteerde patroon. Soms is het echter handig wanneer die bij het kiezen van een ander patroon blijft
behouden. Dat kan, en wel als volgt:
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Start de weergave door op [PLAY] te drukken.
3. Druk tijdens de weergave nog een keer op [PLAY].
In het display verschijnt nu “MR” om aan te geven dat
de status van de Parts niet meer automatisch verandert.
* Druk nog een keer op de knipperende [PLAY]-knop om deze MR-
functie (“Mute Remain”) weer uit te schakelen.
Transponeren tijdens de
weergave
Er bestaan twee manieren om te zorgen dat de toonhoogte
(eigenlijk toonaard) van een patroon verandert:
Met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC]
1. Houd de [TRANSPOSE]-knop ingedrukt, terwijl u met
de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de gewenste waarde instelt (–12~+12).
Het display beeldt nu de “REALTIME TRANSPOSE”pagina af:
Referentiehandboek
2. Laat de [TRANSPOSE]-knop weer los zodra het display
het gewenste interval afbeeldt.
De waarde slaat telkens op een interval van halve tonen
(12 halve tonen komen overeen met één octaaf). In de
regel zal u waarschijnlijk in stappen van 2 (2, 4, 6 e.d.)
omhoog en omlaag gaan.
* Om de transpositie weer uit te schakelen moet u nog een keer op de
[TRANSPOSE]-knop drukken. De indicator van die knop dooft
nu weer.
Via de Pads (het klaviertje)
1. Druk op [OCT +] (indicator licht op) om een positieve
waarde in te stellen; druk op [OCT –] om een negatieve
waarde in te stellen.
2. Houd de [TRANSPOSE]-knop ingedrukt, terwijl u op
een Pad van het klaviertje drukt, om het gewenste interval in te stellen.
Ook hier luidt het instelbereik –12~+12. De noot “C4”
vormt het uitgangspunt (die is toegewezen aan Pad [2]
wanneer Octave Shift op “0” staat).
3. De transpositie geldt enkel voor de Pads die u indrukt.
Om de transpositie weer uit te schakelen moet u nog een
keer op de [TRANSPOSE]-knop drukken. De indicator
van die knop dooft nu weer.
* Zie tevens “OCT: klaviertje in octaafstappen transponeren” op
blz. 57.
4. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een ander
patroon.
Dit patroon wordt afgespeeld, zodra het huidige afgelopen is. De status (aan of uit) van de Parts verandert echter niet.
MC-307 — 53
Basisfuncties voor de Pattern-weergave
Klanken kiezen
Patch/Rhythm Set kiezen
De patronen van de MC-307 kunnen muziek voor acht partijen bevatten. Voor elke Part wordt in de regel een andere
klank gehanteerd. In het geval van de Parts 1~7 praten we
dan over “Patches”, terwijl de R-Part een Rhythm Set aanstuurt. U kunt zelf bepalen welke Patches/Rhythm Set er
worden gebruikt. Vaak volstaat deze keuze al om een
patroon helemaal anders te laten klinken.
Kies eerst de Part waarvoor u een andere Patch/Rhythm Set
wilt oproepen:
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Druk op de [F1 (PACH)]-knop. Het display beeldt nu de
naam van de Patch af die aan de momenteel geselecteerde Part is toegewezen.
3. Druk op de [PART SELECT]-knop. Nu kunt u met de
knoppen [R], [1]~[7] de Part kiezen waar u een andere
Part aan wilt toewijzen.
4. Druk op de knop van de Part waarvoor u een andere Part
wilt kiezen.
De naam van die Part verschijnt nu in het display.
Kies nu een Patch:
5. Druk op de [PRESET]- of [USER]-knop om de Preset-
(voorgeprogrammeerde Patches) of User-groep (eigen
Patches) te selecteren.
De Patch-zoektocht voor de Parts 1~7 verloopt waarschijnlijk veel sneller, als u eerst de categorie van de benodigde
Patch aanduidt (piano, gitaar enz.). Ziehier hoe dit in z’n
werk gaat:
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Druk op de [F1 (PACH)]-knop. Het display beeldt nu de
naam van de Patch af die aan de momenteel geselecteerde Part is toegewezen.
3. Druk op de [F2 (CATG)]-knop om de pagina met de cate-
gorienamen op te roepen.
4. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de beno-
digde categorie.
5. Druk op de [ENTER]-knop. Nu worden enkel nog de
namen van de Patches afgebeeld die deel uitmaken van
de geselecteerde categorie.
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de
gewenste Patch.
7. Druk op de [ENTER]-knop.
De Patch-keuze wordt nu bevestigd en het display keert
terug naar de eerste Patch-keuzepagina.
* De keuze volgens categorie is ook beschikbaar tijdens de Realtime-
opname (zie blz. 88). De werkwijze is dan precies dezelfde als hier.
Een overzicht van de beschikbare Patches/Rhythm
Sets vindt u onder “Overzicht van de Preset Patches”
op blz. 158 en “Overzicht van de Preset Rhythm Sets”
op blz. 163.
54
Basisfuncties voor de Pattern-weergave
Part-parameters instellen
Naast de keuze van de Patch zijn er nog een aantal andere
dingen die u per Part kunt instellen om precies het gewenste
geluid te bereiken.
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Druk op de [F2 (STUP)]-knop.
3. Druk op de [F1 (PART)]-knop. Het display beeldt nu de
“PART MIXER”-pagina af.
4. Kies met [F1
len.
5. Breng de cursor met [CURSOR (links/rechts)] naar de
Part wiens instellingen u wilt wijzigen (hierboven is Part
2 geselecteerd).
6. Stel de gewenste waarde in met de [VALUE]-regelaar of
[DEC] [INC].
Ziehier de beschikbare parameters:
• LEVEL (volume): 0~127
• PAN (stereopositie): L64~0~63R
• KEYSHIFT (transpositie): –48~0~+48
• REVERB (Reverb-aandeel): 0~127
• DELAY (Delay-aandeel): 0~127
* Met “aandeel” wordt hier hetzelfde bedoeld als met het Engelse
“Send”, d.w.z. hoe sterk de gekozen Part van het betreffende effect
moet worden voorzien.
• M-FX SWITCH (M-FX-schakelaar): OFF, ON, RHY
* RHY kunt u enkel selecteren voor een R-Part. Deze instelling
betekent dat u voor elke klank van de Rhythm Set afzonderlijk
kunt bepalen of hij al dan niet met de M-FX moet worden bewerkt.
• SEQ OUT (bestemming van de data)
▼
)] of [F2 (▲)] de parameter die u wilt instel-
De MC-307 slaat de volgende parameters telkens perpatroon op. Deze parameters noemen we in het volgende de “Setup-parameters”.
• Basistempo (blz. 52)
• Gekozen Patch/Rhythm Set* (blz. 54)
• Level (blz. 55)
• Pan* (blz. 55)
• Key Shift* (blz. 55)
• Reverb* (blz. 55)
• Delay* (blz. 55)
• M-FX Switch* (blz. 55)
• SEQ Out* (blz. 55)
• Reverb-parameters (blz. 71)
• Delay-parameters (blz. 72)
• M-FX-parameters (blz. 74)
• Status van de Parts* (blz. 16)
• Rhythm Mute-status (blz. 52)
Parameters met een “*” kunnen voor elke Part apart
worden ingesteld.
Referentiehandboek
INTDe data voor deze Part worden naar de interne
klankbron gestuurd.
EXTDe data voor deze Part worden enkel naar de
MIDI OUT-connector uitgestuurd.
BOTHDe data voor deze Part gaan naar de interne
klankbron en de MIDI OUT-connector.
Zolang deze pagina wordt afgebeeld kunt u de waarde van
de gekozen parameter ook meteen voor verschillende Parts
instellen door gebruik te maken van de vier toewijsbareregelaars onder het display. Het systeem werkt dan als
volgt:
• Als u Part R of 1~3 gekozen hebt: de regelaars 1~4 zijn
aan de Parts R en 1~3 toegewezen.
• Als u Part 4~7 gekozen hebt: de regelaars 1~4 zijn aan de
Parts 4~7 toegewezen.
MC-307 — 55
Basisfuncties voor de Pattern-weergave
Patroon opslaan
Na het kiezen van andere Patches voor de Parts en het wijzigen van de parameters (en de aan/uit-status) moet u het
betreffende patroon opslaan om die instellingen te bewaren.
* Slaat u het patroon niet op, dan worden de wijzigingen weer
gewist, zodra u de MC-307 uitschakelt.
1. Stop de weergave of opname van het patroon.
2. Druk op de [SYSTEM]-knop.
3. Druk op de [F3 (WR)]-knop.
4. Druk op de [F3 (PTN)]-knop.
Het display beeldt nu de pagina af waar u de naam van
het op te slagen patroon ziet en het geheugen van
bestemming (User-groep) kunt kiezen:
Kies telkens een User-geheugen dat een patroon bevat
dat u niet meer nodig hebt. Tijdens het opslaan wordt
het oude patroon namelijk door de nieuwe instellingen
overschreven.
5. Druk op de [F4 (WR)]-knop. Het display beeldt nu de
pagina af waar u een naam kunt geven aan het nieuwe
patroon.
6. Voer de naam in met de [VALUE]-regelaar of de [DEC]
[INC] knoppen.
De volgende tekens staan ter beschikking:
spatie, A~Z, a~z, 0~9, ! “ # $ % & ‘ ( ) * +, - . / : ; < = > ? @
[ \ ] ^ _ ` { | }
7. Druk, na het invoeren van de naam, op de [F4 (OK)]-
knop. Het display beeldt nu de melding “ARE YOU
SURE?” af.
8. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop om het patroon op te
slaan.
* In stap 6 kunt u met [CURSOR (op/neer)] hoofd- en kleine letters
kiezen.
Voor het invoeren van de naam kunt u ook [F1] en [F2]
gebruiken:
[F1 (INS)]Invoegen van een teken op de plaats van de
[F2 (DEL)]Wissen van het door de cursor aangeduide
cursor.
teken.
56
4. ‘Spelen’ met de patronen
‘Spelen’ met de patronen
Klaviertje (Pads) gebruiken
1. Zorg eerst dat geen enkele indicator van de knoppen
[ARP], [PTN CALL], [RPS] en [TR-REC] oplicht.
Licht er één op, dan moet u op de betreffende knop
drukken.
2. Druk op de [PART SELECT]-knop.
3. Druk op een Part-knop ([R], [1]~[7]) om de Part te kiezen
wiens Patch u wilt aansturen.
* Die Part gaan we in het volgende de “gekozen Part” noemen.
4. Druk een aantal Pads in om een melodie te spelen. Die
wordt nu door de Patch/Rhythm Set van de gekozen
Part weergegeven.
HOLD-functie
Druk op de [HOLD]-knop (indicator licht op) om te zorgen
dat de gespeelde noten blijven doorklinken, ook al laat u de
betreffende Pads weer los. Druk nog een keer op [HOLD] om
deze functie weer uit te schakelen.
Nagaan welke Parts data bevatten
Wanneer de [PART SELECT]-knop oplicht, knipperen de
indicators [R] en [1]~[7] telkens in de maat van de noten die
de Parts op dat moment weergeven. Dit kunnen zowel de
noten zijn, die u op het klaviertje speelt, als de noten die door
het patroon worden verzonden. Zo kunt u dus “optisch”
nagaan welke Parts u zou moeten horen. Hoort u een Part
niet, terwijl zijn indicator knippert, controleer dan de
“Level”- of “SEQ Out”-instelling van die Part (zie blz. 55).
* U kunt de gekozen Part ook via MIDI aansturen. Zie hiervoor
“Remote Keyboard: werken met een extern klavier” op blz. 130.
* Houd de zonet ingedrukte [OCT]-knop iets langer ingedrukt om
te zorgen dat het display de gekozen instelling afbeeldt.
* Met [OCT +] kiest u telkens een hoger octaaf; [OCT –] dient voor
het kiezen van een lager octaaf.
* Om de Octave Shift-functie weer uit te schakelen moet u [OCT –]
en [OCT +] samen indrukken.
Werken met een pickup
(Turntable Emulation)
Wat is ‘Turntable Emulation’?
De MC-307 is uitgerust met een Fader (“schuif”) die u kunt
gebruiken voor het veranderen van de BPM. Sommige
pickups hebben ook zo’n Fader. Bovendien beschikt u over
een [HOLD]- en [PUSH]-knop waarmee u een patroon even
kunt “vasthouden” of “vooruit drukken”. Deze functies zouden u in staat moeten stellen om de BPM van de MC-307
keurig af te stemmen op die van een vinylplaat, CD, MD enz.
Werken met HOLD en PUSH
Alvorens het tempo (BPM) van de MC-307 met een vinylplaat e.d. te synchroniseren moet u zorgen dat beide zich op
ongeveer dezelfde plaats bevinden. Dit doet u met de
[HOLD]- en [PUSH]-knop:
Referentiehandboek
OCT: klaviertje in octaafstappen
transponeren
De toonomvang van het klaviertje is natuurlijk betrekkelijk
beperkt. Daarom biedt de MC-307 ook een Octave Shift-functie waarmee u kunt zorgen dat de Pads in een ander octaaf
(hoger of lager) spelen.
Zolang de Octave Shift-functie uit is, speelt u met de tweede
Pad van links de noot “C4” (de centrale C op een “normaal”
klavier).
1. Druk op [OCT –] of [OCT +] om het gewenste octaaf te
kiezen. De indicator van die knop licht op.
123456789 101011 12 13 14 15 16
Instelbereik: –4~+4
1. Start de weergave van de pickup, CD-speler e.d.
2. Start de weergave van de MC-307.
3. Druk op de [PITCH]- en/of [BPM]-knop.
4. Als de MC-307 iets achter de Beat van de plaat e.d. zit,
moet u op [PUSH] drukken om het patroon “vooruit te
duwen”.
5. Zit de MC-307 iets vóór op de plaat, moet u de [HOLD]-
knop indrukken om de weergave even tegen te houden.
* Als in stap 3 enkel de [PITCH]-knop oplicht, verandert enkel de
toonhoogte.
MC-307 — 57
‘Spelen’ met de patronen
BPM van de MC-307 met een
plaat synchroniseren
Met de Fader kunt u zorgen dat de MC-307 precies in hetzelfde tempo speelt als een plaat, CD enz. Dit is een handmatige
synchronisatie (er bestaat namelijk ook een MIDI-synchronisatie – en daar heeft Turntable Emulation niets meet te
maken).
SnellerTrager
1. Start de weergave van de pickup, CD-speler e.d.
2. Start de weergave van de MC-307.
3. Druk op de [BPM]- en/of de [PITCH]-knop.
[BPM] moet u in ieder geval indrukken (anders verandert de BPM niet). [PITCH] hoeft u enkel in te drukken,
als naast het tempo ook de toonhoogte moet veranderen. (Op de MC-307 is dit niet verplicht).
4. Beweeg de TURNTABLE EMULATION-Fader heen en
weer om het juiste tempo in te stellen.
Zet de Fader in het midden (waar hij “vastklikt”) om het
oorspronkelijke Pattern-tempo te kiezen.
Geluid via de regelaars
beïnvloeden
Een ander opzienbarend kenmerk van de MC-307 is dat u de
klankkleur en andere aspecten van het geluid tijdens de
weergave kunt beïnvloeden. Hiervoor biedt de MC-307 drie
vast toegewezen regelaars en nog eens vier regelaars waar u
zelf de gewenste functies aan kunt toewijzen.
* Soms moet u een regelaar betrekkelijk ver draaien om een verschil
te horen (te kleine veranderingen worden niet altijd naar behoren
ontcijferd).
* Wijzigingen van de Pattern-parameters worden weer
“teruggedraaid” zodra u een ander patroon selecteert.
Part voor de beïnvloeding kiezen
U kunt telkens één Part via de regelaars beïnvloeden. Die
moet u dus kiezen:
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Druk op de [F1 (PACH)]-knop. Het display beeldt nu de
naam van de Patch af die aan de momenteel geselecteerde Part is toegewezen.
3. Druk op de [PART SELECT]-knop en vervolgens op een
Part-keuzeknop [R], [1]~[7] om de Part te selecteren die u
wilt beïnvloeden.
De naam van de gekozen Part verschijnt in het “PART”veld rechtsboven in het display.
Cutoff: spelen met het filter
De [CUTOFF]-regelaar laat toe om de filterfrequentie
(“Cutoff”) tijdens de weergave te veranderen. Naar gelang
het gekozen filtertype zorgt dit ervoor dat het geluid helderder/doffer of vetter/dunner wordt. Dit is natuurlijk een
waanzinnig belangrijk bestanddeel van Dance-muziek dat
vaak wordt gebruikt voor de soloklank (“Lead”) en de bas.
Hoe u de regelaar precies gebruikt, bepaalt u zelf: u kunt de
filterfrequentie heel geleidelijk aan veranderen of in de maat
van de muziek aan de regelaar draaien. Voor heel snelle wijzigingen zou u echter ook het Isolator-effect en de [GRAB]schakelaar kunnen gebruiken. Op blz. 22 wordt uitgelegd
hoe u dát doet.
1. Zie “Part voor de beïnvloeding kiezen” voor het kiezen
van de Part waarvan u het filter wilt instellen.
2. Druk één of meerdere keren op de [FILTER]-knop.
Hiermee kiest u één van de vier filtertypes:
• LPF (Low Pass Filter): Dit filter laat enkel de frequenties
onder de ingestelde Cutoff-waarde door. Hiermee kunt
u het geluid dan ook helderder (rechts) en doffer (links)
maken.
* Bij een zeer kleine Cutoff-waarde kan het gebeuren dat u helemaal
niets meer hoort.
58
• BPF (Band Pass Filter): Dit filtertype laat enkel de frequenties rond de gekozen Cutoff-waarde door. Deze
instelling is vooral geschikt als effect of om te zorgen dat
het bewerkte geluid de overige klanken niet in de weg
zit.
• HPF (High Pass Filter): Dit filtertype laat enkel de frequenties boven de ingestelde Cutoff-waarde door. Hiermee kunt u het geluid dunner maken (omdat steeds
meer lage en middentonen worden verwijderd wanneer
u de regelaar naar rechts draait).
* Bij sommige klanken kan het gebeuren dat u helemaal niets meer
hoort wanneer u de regelaar te ver naar rechts draait.
• PKG (Peaking Filter): Met dit filter kiest u de frequentie
die moet worden benadrukt. Ook hier bepaalt u met de
regelaar om welke frequentie het moet gaan.
3. Draai tijdens de weergave aan de [CUTOFF]-regelaar.
Draai hem naar rechts om een hogere filterfrequentie te
kiezen, en naar links voor een lagere filterfrequentie.
3
2
* Wees voorzichtig met de instelling van de [RESONANCE]-
regelaar. Bij een zeer hoge waarde kan het volume namelijk
drastisch toenemen – wat slecht is voor uw oren en nefast kan
zijn voor uw luidsprekers.
‘Spelen’ met de patronen
* De MC-307 bevat ook een Resonance Limit-functie (blz. 124)
waarmee u kunt voorkomen dat er te grote Resonance-waarden
worden ingesteld. Maak daarvan gebruik als u de [RESONANCE]-regelaar graag voluit wilt draaien zonder telkens
voor uw oren en speakers te moeten vrezen.
* Deze werkwijze komt overeen met het programmeren van de Reso-
nance-parameter voor een Patch. Zie ook blz. 109.
* Naar gelang de [CUTOFF]-instelling kan het gebeuren dat u niet
het gewenste resultaat bereikt. Verander in dat geval de Cutoffwaarde.
LFO 1: geluid moduleren
De LFO (Low Frequency Oscillator) zorgt voor een regelmatige verandering van een bepaald geluidsaspect. U kunt er de
toonhoogte (vibrato), het filter (WahWah) en/of het volume
(tremolo) mee moduleren.
1. Zie “Part voor de beïnvloeding kiezen” op blz. 58 voor
het kiezen van de Part die u wilt bewerken.
2. Houd de [LFO1]-knop ingedrukt, terwijl u met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het aspect kiest dat de
LFO moet beïnvloeden. Laat de knop daarna weer los.
De mogelijkheden zijn:
• PITCH: de toonhoogte wordt gemoduleerd.
• FILTER: de Cutoff-frequentie wordt gemoduleerd.
• AMP: het volume wordt gemoduleerd.
3. Druk herhaaldelijk op de [LFO1]-knop om de golfvorm
te kiezen die voor de modulatie moet worden gebruikt.
Referentiehandboek
Deze werkwijze is precies dezelfde als tijdens het editen van
een Patch. Zie ook blz. 108.
Resonance: ‘synthetischer’ geluid
Met de Resonance-parameter (en -regelaar) benadrukt u de
frequenties rond de ingestelde Cutoff-waarde, wat het geluid
synthetischer, neuziger enz. maakt. Aan deze omschrijving
hebt u waarschijnlijk niet zoveel. Probeer het daarom meteen even uit:
1. Zie “Part voor de beïnvloeding kiezen” op blz. 58 voor
het kiezen van de Part die u wilt bewerken.
2. Draai aan de [RESONANCE]-regelaar.
Draai hem naar rechts om de resonantie te verhogen.
4. Draai aan de LFO1 [DEPTH]-regelaar om de invloed van
de LFO op het geluid te bepalen.
Wanneer de regelaar zich in het midden bevindt, hoort u
geen verschil.
• TRI: Het geluid wordt “natuurlijk” gemoduleerd.
Kies deze golfvorm voor een overtuigende vibrato
(modulatie van PITCH).
• SIN: Het geluid wordt traploos gemoduleerd.
• SAW: Hier “hoort” u het opkomen en vallen van de
LFO-golfvorm, wat dus al voor een iets mechanischer
karakter zorgt.
• RND: In dit geval verandert de golfvorm op een
onvoorspelbare manier, wat echter wel perfecte effecten
kan opleveren.
MC-307 — 59
‘Spelen’ met de patronen
• S&H (Sample & Hold): Ziehier een perfecte golfvorm voor sequencer-achtige veranderingen die vooral
geschikt zijn voor het moduleren van de toonhoogte
(PITCH). Maar niets belet u om deze golfvorm ook voor
het filter of het volume uit te proberen.
• SQR: Deze golfvorm verandert in duidelijk hoorbare
trappen (aan-uit-aan, bij wijze van spreken). Als u de
LFO toewijst aan PITCH, kunt u hiermee een sirene
simuleren.
* De tot nu toe vernoemde golfvormen kunt u ook tijdens het editen
van de Patch kiezen (zie blz. 112). Daar staan nog twee bijkomende golfvormen ter beschikking: TRP en CHS.
Toewijsbare regelaars gebruiken
De vier regelaars onder het display kunt u eveneens gebruiken voor het beïnvloeden van het geluid. Hier kunt u zelfs
kiezen of de functies van de regelaars overeenkomen met de
drie sets die op het frontpaneel staan afgedrukt – of met
eigen toewijzingen. Deze laatste kunt u in één van de tien
User-geheugens opslaan.
Voorgeprogrammeerde parametersets
gebruiken
Op het frontpaneel vindt u drie toewijzings-sets voor de
regelaars die u snel kunt kiezen. Hier hebt u dus maar een
beperkte controle over wat de vier regelaars doen. Verderop
komt u te weten hoe u zelf de functies van de regelaars
bepaalt. Maar ook de “Preset”-sets zijn al meer dan de moeite
waard.
• DELAY FB: Laat toe om het aantal herhalingen (eigenlijk
de terugkoppeling/Feedback) op te voeren of te verminderen. Zie ook “Feedback (aantal herhalingen)” op
blz. 73.
• M-FX CTRL 1: Hiermee beïnvloedt u de M-FX-parame-
ter die aan CTRL1 is toegewezen. Zie ook blz. 75.
• M-FX CTRL 2: Hiermee beïnvloedt u de M-FX-parame-
ter die aan CTRL2 is toegewezen.
• M-FX CTRL 3: Hiermee beïnvloedt u de M-FX-parame-
ter die aan CTRL3 is toegewezen.
• PAN: Laat toe om de stereopositie van de aangestuurde
Part te veranderen. Op die manier kunt u hem van links
naar rechts en vice versa verschuiven. Zie ook “Partparameters instellen” op blz. 55.
• QTZ TIME: Hiermee kunt u de “Groove” (de ritmiek)
beïnvloeden en dus voor een andere “Feel” zorgen. Zie
ook “Play Quantize: “Groove” van een patroon veranderen” op blz. 65.
• ARP RANGE: Laat toe om het bereik (d.w.z. het aantal
octaven) van de Arpeggiator te veranderen. Zie ook
“Octaafbereik van de arpeggio (Octave Range)” op
blz. 64.
• ENV ATTACK: Laat toe om de aanzet (Time1) van het
geluid te veranderen om het “knallender” of “lomer” te
maken. Zie ook “A-ENV-parameters” op blz. 111.
• ENV RELEASE: Laat toe om te bepalen hoe snel het
geluid moet uitsterven (“nazinderen”). Zie ook blz. 111.
1. Druk op de knop links naast regelaar [1] om de benodig-
de set te kiezen.
Druk u hem herhaaldelijk is, dan licht telkens de volgende “®” op. U hoeft dan enkel nog op de opdruk boven
de regelaars te kijken om te weten waar ze voor dienen.
2. Start de weergave en draai aan de vier regelaars onder
het display.
Voorgeprogrammeerde parametersets
• REVERB TIME: Hiermee kunt u de lengte van de galm
(duur) beïnvloeden. Zie ook “Time: galmduur” op
blz. 72.
• REVERB HF: Hiermee kunt u de hoge tonen van de
galm dempen c.q. de demping verminderen. Zie ook
“HF Damp” op blz. 72.
• DELAY TIME: Laat toe om de vertragingstijd (afstand
tussen het originele signaal en de herhaling(en)) in te
stellen.
* Tijdens de TR-REC-opname (blz. 91) en het instellen van de Part-
parameters (blz. 55) hebben de regelaars andere functies en kunnen dus niet voor het beïnvloeden van het geluid tijdens de weergave worden gebruikt.
60
‘Spelen’ met de patronen
Zelf parameters aan de regelaars
toewijzen
* Zolang één van de naar rechts wijzende pijlen oplicht, hebben de
regelaars “Preset”-functies. Om zelf parameters aan de regelaars
te kunnen toewijzen (of een eigen toewijzing te gebruiken), moet u
zorgen dat de naar boven wijzende pijl oplicht:
Ziehier hoe u te werk moet gaan om zelf de gewenste parameters aan de vier regelaars onder het display toe te wijzen
(en hier is het aanbod veel groter dan bij de “Preset”-instellingen):
1. Druk zo vaak op de knop links naast regelaar [1] tot het
naar boven wijzende pijltje oplicht.
2. Druk op de [KNOB ASSIGN]-knop rechts naast het dis-
play om de “KNOB ASSIGN”-pagina op te roepen.
3. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de User-
set die u wilt gebruiken of waarvan u de toewijzingen
wilt veranderen.
De regelaarfuncties van die set verschijnen nu in het display.
4. Druk op [F1]~[F4]. Hiermee kiest u de parameter voor
het toewijzen van de regelaar die zich onder de betreffende functieknop bevindt (1~4).
Het display beeldt nu de “KNOB X ASSIGN PARAM”pagina af (het nummer –hier “X”– verschilt naar gelang
de ingedrukte functieknop).
5. Kies een parametergroep (zie verderop) met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC].
6. Druk op de [ENTER]-knop. U zou echter ook op de func-
tieknop onder de groepsnaam kunnen drukken.
Nu worden de parameters van de geselecteerde groep
afgebeeld (zie verderop).
7. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een para-
meter en druk op [ENTER].
De betreffende parameter is nu aan de gekozen regelaar
toegewezen. Dat zou u meteen kunnen uitproberen.
Ziehier de beschikbare parametergroepen en de parameters
die ze bevatten. Per regelaar kunt u telkens één van deze
parameters kiezen:
STUP (SETUP) groep
• LV (LEVEL)
• PAN (PAN)
• KSFT (KEY SHIFT)
• R-LV (REVERB LEVEL)
• D-LV (DELAY LEVEL)
• FXSW (M-FX SW)
REV (REVERB) groep
• TYPE (TYPE)
• TIME (TIME)
• HF (HF DAMP)
• FX->R(M-FX TO REV LEVEL)
• R-LV (REVERB LEVEL)
DLY (DELAY) groep
• TYPE (TYPE)
• TIME (TIME)
• FB (FEEDBACK)
• HF (HF DAMP)
• OUT (OUTPUT)
• FX->D(M-FX TO DLY LEVEL)
• D-LV (DELAY LEVEL)
M-FX (MULTI-FX) groep
• C1~C11 (CONTROL 1~11)
Dit verschilt naar gelang het
gekozen M-FX-algoritme. Zie
blz. 73.
ARP (ARPEGGIO) groep
• STYL (STYLE)
• MTIF (MOTIF)
• PTN (BEAT PATTERN)
• SHUF (SHUFFLE RATE)
• ACNT (ACCENT RATE)
• OCT (OCTAVE RANGE)
QTZ (QUANTIZE) groep
• TYPE (TYPE)
• TMPL (TEMPLATE)
• TIME (TIMING)
• VELO (VELOCITY)
De parameters van de QTZ- of ARPgroep werken enkel indien de
Quantize-functie c.q. de Arpeggiator
inschakelt.
ENV (ENVELOPE) groep
PITCH ENVELOPE
• P[A] (Attack Time = TIME1)
• P[D] (Decay Time = TIME3)
• P[S] (Sustain Level = LEVEL3)
• P[R] (Release Time = TIME4)
• P-DP (Pitch Envelope Depth)
FILTER ENVELOPE
• F[A] (Attack Time = TIME1)
• F[D] (Decay Time = TIME3)
• F[S] (Sustain Level = LEVEL3)
• F[R] ([Release Time = TIME4)
• F-DP (Filter Envelope Depth)
AMP ENVELOPE
• A[A] (Attack Time = TIME1)
• A[D] (Decay Time = TIME3)
• A[S] (Sustain Level = LEVEL3)
• A[R] (Release Time = TIME4)
De “Envelope-parameters slaan op de
“gestalte” van de toonhoogte/het
filter/het volume. Zie ook blz. 106,
109 en 111.
PTCH (PITCH) groep
• CRSE (COARSE TUNE)
• FINE (FINE TUNE)
AMP (AMP) groep
• LV (LEVEL)
• PAN (PAN)
• RND (RANDOM PAN)
PRTA (PORTAMENT) groep
• SW (SWITCH)
• TIME (TIME)
• SOLO (SOLO)
LFO 1 groep
• RATE (LFO 1 RATE)
Ziehier hoe u weer de geprogrammeerde parameterin-stellingen van het bewerkte patroon oproept na even
met de regelaars gestoeid te hebben:
• Tijdens de weergave: kies even een ander patroon
en roep dan weer het huidige patroon op. De parameters hebben nu weer de opgeslagen waarden.
• Als de weergave gestopt is: kies even een ander
patroon en roep dan weer het huidige patroon op.
Referentiehandboek
MC-307 — 61
‘Spelen’ met de patronen
Toewijzingen van de regelaars opslaan
Wanneer u, op de “KNOB ASSIGN”-pagina, op [EXIT]
drukt, worden de nieuwe toewijzingen automatisch in de
User-set opgeslagen wiens nummer in het display staat afgebeeld. (Het display beeldt dan even “WRITING…” af.)
* Zodra u een instelling van een User-set wijzigt, verschijnt er links
naast het setnummer een sterretje (“*”) om duidelijk te maken dat
u iets veranderd hebt.
* Als u de “KNOB ASSIGN”-pagina tijdens de weergave van een
patroon of Song verlaat, worden de instellingen
gen
. Stop dus de weergave en druk dan pas op [EXIT].
niet opgesla-
Arpeggiator gebruiken
Wat is een Arpeggiator?
Een Arpeggiator is een functie die de gespeelde noten
(meestal een akkoord) omzet in een “riff” (riedeltje) die zo
lang wordt herhaald tot u de toetsen weer loslaat.
De Arpeggiator is bij uitstek geschikt voor het toevoegen van
ritmische frasen en dingen die geen mens live kan spelen.
Arpeggiator gebruiken
Wanneer u de Arpeggiator inschakelt, dienen de Pads (van
het klaviertje) voor het bepalen van de toonhoogte van de te
spelen noten.
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Druk op de [ARP]-knop (indicator licht op).
3. Speel op het klaviertje. De noten die u speelt worden nu
meteen vertaald in een arpeggio (gebroken akkoord).
* Het tempo van de arpeggio’s loopt altijd synchroon met de
momenteel ingestelde BPM-waarde. Op die manier spelen de
arpeggio’s dus altijd keurig in de maat van de patronen.
Arpeggiator Style: patroon
kiezen
De MC-307 bevat verschillende arpeggio-patronen waarvan
u er telkens één kunt kiezen. Bovendien kunt u nog een aantal andere dingen instellingen. Het verdient evenwel aanbeveling om altijd eerst een “Style” te kiezen en dan pas de
overige Arpeggiator-parameters te wijzigen.
1. Houd de [ARP]-knop ingedrukt, terwijl u met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een patroon (“Style”)
kiest.
Zolang u de knop ingedrukt houdt, ziet het display er als
volgt uit:
STYLEOmschrijving
1/4
1/6
1/8
1/12De Arpeggiator speelt achtste triolen.
1/16De Arpeggiator speelde zestiende noten.
1/32De Arpeggiator speelt tweeëndertigste noten.
PORTAMENTO
A, B
GLISSANDOArpeggio met glissando-effect.
SEQUENCE
A~D
ECHOEen echo-achtige arpeggio.
SYNTH BASS
HEAVY SLAP
LIGHT SLAP
WALK BASS
RHYTHM GTR
1~5
3 FINGER
STRUMMING
GTR
PIANO
BACKING,
CLAVI CHORD
WALTZ,
SWING WALTZ
REGGAE
PERCUSSION
HARPDe naam zegt het al: hiermee speelt u harp.
SHAMISEN
BOUND BALLEen patroon met een “kaats-effect”.
RANDOM
BOSSA NOVA
SALSA
MAMBO
De arpeggiator speelt kwartnoten (in de regel
één op elke tel).
De arpeggiator speelt kwartnoot-triolen (een
“dansend” ritme).
De Arpeggiator speelt achtste noten (twee per
tel).
Een arpeggiopatroon met Portamento-effect.
De Arpeggiator speelt het gekozen sequencepatroon
Verschillende arpeggiopatronen die bijzonder
geschikt zijn voor baspartijen.
Verschillende aanslagtechnieken van een gitarist. 2~5 klinken nog overtuigender, wanneer
u 3 of zelfs 4 noten speelt.
Gitaarmotieven waar er met drie vingers
wordt getokkeld.
Simuleert het op-en-neer-gaan van een plectrum op een gitaar (speel hiervoor 5 à 6 noten).
Typische riffs voor de betreffende toetseninstrumenten.
Arpeggio-patronen in 3/4.
Een Reggae-ritme. Werkt vooral wanneer u 3
noten tegelijk speelt.
Een patroon dat vooral geschikt is voor percussieve klanken.
Tokkeltechniek van een Japanse Shamisen
(soort banjo).
Bij deze stijl worden de noten willekeurig
geordend.
Stijl met onmiskenbare bossa-nova gitaarlicks.
Het beste resultaat krijgt u als u 3~4 noten
ingedrukt houdt. Door de BPM te verhogen
kunt u dit patroon ook voor een Samba
gebruiken.
Typische Salsa-stijl. Houd ook hier 3~4 noten
aan voor een optimaal resultaat.
Typische Mambo-stijl. Houd ook hier 3~4
noten aan voor een optimaal resultaat.
62
‘Spelen’ met de patronen
STYLEOmschrijving
LATIN
PERCUSSION
SAMBA
TANGO
HOUSE
LIMITLESS
USER STYLE
1~10
Hier passeren latijns-amerikaanse percussieinstrumenten zoals Clave, Cowbell, Clap,
Bongo, Conga, Agogo enz. de revue.
Typische Samba-stijl. Geschikt voor ritmepatronen of baslijnen.
Typisch Tango-ritme. Houd de grondnoot,
terts en kwint (bv. C, E en G) ingedrukt voor
het beste resultaat.
Met deze stijl kunt u House-pianobegeleidingen spelen. Het beste resultaat krijgt u door
3~4 noten ingedrukt te houden.
Bij deze stijl kunt u de waarden voor “Accent
Rate”, “Motif”, “Beat PTN”, en “Shuffle Rate”
zelf instellen en deze instellingen ook opslaan.
In deze geheugens kunt u uw eigen Styles
opslaan.
Arpeggio-parameters
Ziehier de overige Arpeggiator-parameters waar we het al
over hadden. Laten we het even herhalen: kies altijd eerst het
benodigde patroon en stel pas daarna de volgende parameters in.
1. Druk op de [ARP]-knop (indicator moet oplichten).
2. Druk op de [SYSTEM]-knop.
3. Druk op de [F1 (SYS)]-knop.
4. Druk op de [CURSOR (neer)]-knop om de display-pagi-
na met de Arpeggiator-parameters op te roepen.
5. Druk op de [F1 (ARP)]-knop. Het display beeldt nu de
“SYSTEM: ARPEGGIATOR”-pagina af.
▼
1. Kies met [F3 (
parameter bevat.
2. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar de beno-
digde parameter.
3. Stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de
gewenste waarde in.
* In het volgende vindt u meer details over de parameters.
)] en [F4 (▲)] de pagina die de benodigde
Motif: volgorde van de noten
Met deze parameter bepaalt u de volgorde waarin de Arpeggiator de noten van het akkoord weergeeft.
* Het instelbereik verschilt naar gelang het gekozen patroon (Style).
Vandaar dat u eerst de juiste Style moet kiezen (blz. 62).
MOTIFOmschrijving
De noten worden één voor één weergegeven, te
SINGLE UP
SINGLE
DOWN
SINGLE
UP&DW
SINGLE
RANDOM
DUAL UP
DUAL DOWN
DUAL
UP&DW
DUAL
RANDOM
TRIPLE UP
TRIPLE
DOWN
TRIPLE
UP&DOWN
TRIPLE
RANDOM
NOTE
ORDER
GLISSANDO
CHORD
BASS+CHOR
D 1~5
BASS+UP 1~8
beginnen met de laagste noot die u op het klaviertje indrukt.
De noten worden één voor één weergegeven, te
beginnen met de hoogste noot die u op het klaviertje indrukt.
De noten worden één voor één weergegeven, te
beginnen met de laagste noot die u op het klavier
indrukt, tot aan de hoogste en dan weer naar
beneden.
De noten worden één voor één weergegeven in
een willekeurige volgorde.
De noten worden twee per twee weergegeven, te
beginnen met de laagste.
De noten worden twee per twee weergegeven, te
beginnen met de hoogste.
De noten worden twee per twee weergegeven, te
beginnen met de laagste noten die u op het klavier indrukt, tot aan de hoogste en dan weer naar
beneden.
De noten worden twee per twee weergegeven in
een willekeurige volgorde.
De noten worden drie per drie weergegeven, te
beginnen met de laagste.
De noten worden drie per drie weergegeven, te
beginnen met de hoogste.
De noten worden drie per drie weergegeven, te
beginnen met de laagste noten die u op het klavier indrukt, tot aan de hoogste en dan weer naar
beneden.
De noten worden drie per drie weergegeven in
een willekeurige volgorde.
De noten worden weergegeven in de volgorde
waarin u ze hebt ingedrukt. Door de toetsen in
de juiste volgorde in te drukken kunt u melodieën maken. Dat kunnen zelfs behoorlijk complexe melodieën zijn, want de Arpeggiator kan
tot 128 noten onthouden!
De Arpeggiator speelt stijgende en dalende chromatische toonladders tussen de laagste en de
hoogste noot die u speelt. U hoeft dus maar twee
noten in te drukken: de hoogste en de laagste.
Alle noten die u speelt worden tegelijk weergegeven.
De Arpeggiator geeft eerst de laagst gespeelde
noot weer en vervolgens de overige noten als een
akkoord. Hierdoor ontstaat een soort stride piano
stijl.
De Arpeggiator geeft eerst de laagste noot weer
en vervolgens de overige noten als een arpeggio.
Referentiehandboek
MC-307 — 63
‘Spelen’ met de patronen
MOTIFOmschrijving
BASS+RND
1~3
TOP+UP 1~6
BASS+UP+
TOP
De Arpeggiator geeft eerst de laagste noot weer
en vervolgens de overige noten in een willekeurige volgorde.
De Arpeggiator geeft eerst de hoogste gespeelde
noot weer en vervolgens de overige noten als een
arpeggio.
U hoort afwisselend de hoogste + laagste noot
die u indrukt en de overige noten.
Beat PTN: maatsoort
Hiermee kiest u de maatsoort van de arpeggio. Deze parameter beïnvloedt de lengte van de noten en de plaats van de
geaccentueerde tellen en bepaalt op die manier de maatsoort
en het “ritmische gevoel” van de arpeggio.
* De opties voor deze parameter hangen samen met de “Style” die u
* Als u PORTA-A 1~11, PORTA-B 1~15 als Beat Pattern selec-
teert, bepaalt de Patch-parameter “Portamento Time” (blz. 115)
de snelheid van de Portamento. Deze parameter moet u dus in
functie van het weergavetempo aanpassen. (U hoeft het Portamento-effect trouwens niet zelf in te schakelen – dat gebeurt automatisch).
Shuffle Rate: timing van de noten
Met deze parameter kunt u de timing van de gearpeggieerde
noten verschuiven, zodat er Shuffle-patronen ontstaan. Het
instelbereik luidt 50~90%. Bij een waarde van 50% staan alle
noten even “ver” van elkaar. Naarmate u een hogere waarde
kiest wordt het Shuffle-effect echter duidelijker.
Shuffle Rate = 50%
5050 5050
Shuffle Rate =90%
90 1090 10
Accent Rate: levendigere weergave
Met deze parameter bepaalt u de intensiteit van de accenten
en de nootlengtes. Op die manier wijzigt u de “Groove” of
“Feel” van de arpeggio. Het instelbereik gaat van 0~100.
Hoe groter deze waarde, hoe meer de arpeggio begint te
“grooven”.
Octaafbereik van de arpeggio (Octave
Range)
Hiermee bepaalt u over hoeveel octaven de Arpeggiator
actief is (–3~+3). Kiest u een positieve waarde, dan gebruikt
de Arpeggiator de octaven boven het octaaf waarin u de
noten speelt. Kiest u een negatieve waarde, dan gebruikt de
Arpeggiator lagere octaven.
* Deze parameter moet u dus op “0” zetten als u wilt dat de arpeg-
gio enkel gebruik maakt van de noten die u indrukt.
Arpeggio Write: arpeggioinstellingen opslaan
Eens u alles naar tevredenheid hebt ingesteld, moet u de
instellingen opslaan. Als u de betreffende Style later weer
kiest, worden de parameters namelijk weer naar wens ingesteld.
1. Druk op de [SYSTEM]-knop.
2. Druk op de [F3 (WR)]-knop.
3. Kies met [CURSOR (op/neer)] de pagina “5 ARPEGGIA-
TOR”.
4. Druk op de [F1 (ARP)]-knop. Het display beeldt nu de
“ARPEGGIATOR WRITE”-pagina af.
5. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het geheu-
gen waar u de instellingen wilt opslaan. Er zijn 10 User
Style-geheugens.
6. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display beeldt nu de
melding “ARE YOU SURE?” af.
7. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop om de instellingen op te
slaan.
* De Arpeggiator kan ook via MIDI worden aangestuurd (dus niet
alleen via het klaviertje). Zie “Arpeggio’s via MIDI spelen” op
blz. 139 voor meer details.
Instelbereik: 50~90 (%)
* Als u voor als Beat PTN “1/4” hebt gekozen, hoort u geen Shuffle-
effect – ook niet als u een hoge Shuffle Rate kiest.
64
‘Spelen’ met de patronen
Play Quantize: “Groove”
van een patroon veranderen
Wat is Play Quantize?
Met de Play Quantize functie kunt u de timing van het weergegeven Pattern beïnvloeden. De functie wijzigt dus enkel de
starttijden van de noten – niet de noten zelf (m.a.w. dit geldt
enkel voor de weergave, maar heeft geen invloed op de
opgeslagen noten).
De MC-307 biedt drie soorten quantisering, die elk een ander
effect op de muziek hebben. Welk type u in een bepaalde
situatie kiest hangt af van uw smaak. Het vinden van de juiste quantisering wordt heel wat makkelijker als u de Parts tijdens de weergave “quantiseert”: dan hoort u namelijk meteen hoe het ritme verandert.
Hiermee bepaalt u hoe nauwkeurig de noten gequantiseerd worden: “0” betekent “niet” en “100” staat voor
“helemaal”.
9. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar “TEM-
PLATE”.
10. Stel de waarde in met de [VALUE]-regelaar of [DEC]
[INC].
Hiermee bepaalt u de resolutie (het aantal mogelijkheden per maat) voor de correctie. Die zijn de plaatsen
waar de noten van de geselecteerde Part(s) naartoe worden verschoven. (In welke mate dat gebeurt, bepaalt u
met “Timing”).
Mogelijkheden:
TIMING: 0~100, TEMPLATE:
Shuffle Quantize: ritme doen
‘swingen’
Shuffle Quantize is een type quantisering dat een “swing”
aan de muziek geeft, door de telkens tweede noot van een
paar te verschuiven.
Referentiehandboek
Grid Quantize: timing corrigeren
Grid Quantize verplaatst het startpunt van de opgenomen
noten naar de dichtstbijzijnde positie van het “resolutieraster” waarmee u opneemt (dus bijvoorbeeld zestiende noten,
achtste noten enz.).
1. Druk op de [SYSTEM]-knop om het System-menu op te
roepen.
2. Druk op de [F1 (SYS)]-knop.
3. Druk op [CURSOR (op/neer)] om de pagina met de
“7 PLAY QUANTIZE”-optie te kiezen.
4. Druk op de [F3 (QTZ)]-knop.
5. Kies de Part die u wilt quantiseren door op de toegewe-
zen knop ([R], [1]~[7]) te drukken.
De knoppen van de te quantiseren Parts moeten knipperen.
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] “GRID”.
Het display beeldt nu de Grid-parameters af:
1. Zie de stappen 1~5 onder “Grid Quantize: timing corri-
geren” en kies de te quantiseren Part.
2. Druk op de [F3 (SHFL)]-knop. Het display beeldt nu de
Shuffle-parameters af:
3. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar
“TIMING”.
4. Stel de waarde in met de [VALUE]-regelaar of [DEC]
[INC].
De waarde “50” betekent dat de Part(s) niet moet(en)
swingen. In de regel verkrijgt u met waarden tussen 60%
en 66% een overtuigende Shuffle.
5. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar “Templa-
te”.
6. Kies de nootwaarde, waarop de Shuffle-functie betrek-
king moet hebben, met de [VALUE]-regelaar of [DEC]
[INC].
Kies deze waarde in functie van de kortste noot die de
betreffende Part speelt.
Instelbereik: TIMING: 0~100, TEMPLATE: ˙, ˘
7. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar
“TIMING”.
8. Stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de Timing-
waarde in.
MC-307 — 65
‘Spelen’ met de patronen
Groove Quantize
Met Groove Quantize kunt u zowel de timing als de aanslagwaarden (harder/zachter) van de gekozen Part veranderen.
Dit levert soms een volledig ander ritme op – en dat zorgt
voor verrassende én overtuigende effecten.
De MC-307 biedt 71 “quantiseringssjablonen”. Elk van deze
sjablonen bevat andere timing- en aanslagwaarden en laat
toe verschillende ritmische “Feels” aan een Part te geven.
* Deze sjablonen zijn bedoeld voor een 4/4 maatsoort. Ze leveren
niet de gewenste resultaten op wanneer u ze in andere maatsoorten gebruikt.
1. Zie de stappen 1~5 onder “Grid Quantize: timing
corrigeren” en kies de te quantiseren Part.
2. Druk op de [F4 (GRV]-knop om de QTZ Groove-parame-
ters op te roepen.
3. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar
“TIMING”.
4. Stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de
gewenste waarde in.
Met deze parameter bepaalt u in welke mate de noten
worden verplaatst naar het timing-interval van het sjabloon dat u kiest. De waarde 100% betekent dat de noot
perfect wordt gequantiseerd. Bij de waarde 0% worden
er geen noten verplaatst.
5. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar “TMPL”.
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
gewenste sjabloon. Daarvan zijn er 71 (zie verderop).
7. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar “VELO-
CITY” en stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC]
de gewenste waarde in.
Met deze parameter bepaalt u in welke mate de noten
worden aangepast aan de aanslagwaarden van het gekozen sjabloon. De waarde 100% betekent dat de aanslagwaarden exact dezelfde zijn als die van het sjabloon. Bij
de waarde 50% krijgen de noten waarden, die het gemiddelde vormen tussen de originele aanslag en die van het
sjabloon. Bij de waarde 0% worden den aanslagwaarden
niet gewijzigd.
* Groove Quantize verandert enkel de nootcommando’s, maar geen
Pitch Bend, modulatie e.d. Eén en ander kan ervoor zorgen dat de
betreffende Part nergens meer op lijkt, omdat bv. de Pitch Bendcommando’s zich op een andere plaats bevinden dan de verschoven
noten.
16 Beat Dance-types
01: Dance-Nm-L.Acexact/weinig dynamiek
02: Dance-Nm-H.Acexact/veel dynamiek
03: Dance-Nm-L.Swexact/lichte swing
04: Dance-Nm-H.Swexact/zware swing
05: Dance-Hv-L.Acslepend/weinig dynamiek
06: Dance-Hv-H.Acslepend/veel dynamiek
07: Dance-Hv-L.Swslepend/lichte swing
08: Dance-Hv-H.Swslepend/sterke swing
09: Dance-Ps-L.Acanticiperend/weinig dynamiek
10: Dance-Ps-H.Acanticiperend/veel dynamiek
11: Dance-Ps-L.Swanticiperend/lichte swing
12: Dance-Ps-H.Swanticiperend/sterke swing
16 Beat Fusion-type
13: Fuson-Nm-L.Acexact/weinig dynamiek
14: Fuson-Nm-H.Acexact/veel dynamiek
15: Fuson-Nm-L.Swexact/lichte swing
16: Fuson-Nm-H.Swexact/sterke swing
17: Fuson-Hv-L.Acslepend/weinig dynamiek
18: Fuson-Hv-H.Acslepend/veel dynamiek
19: Fuson-Hv-L.Swslepend/lichte swing
20: Fuson-Hv-H.Swslepend/sterke swing
21: Fuson-Ps-L.Acanticiperend/weinig dynamiek
22: Fuson-Ps-H.Acanticiperend/veel dynamiek
23: Fuson-Ps-L.Swanticiperend/lichte swing
24: Fuson-Ps-H.Swanticiperend/sterke swing
16 Beat Reggae-type
25: Regge-Nm-L.Acexact/weinig dynamiek
26: Regge-Nm-H.Acexact/veel dynamiek
27: Regge-Nm-L.Swexact/lichte swing
28: Regge-Nm-H.Swexact/sterke swing
29: Regge-Hv-L.Acslepend/weinig dynamiek
30: Regge-Hv-H.Acslepend/veel dynamiek
31: Regge-Hv-L.Swslepend/lichte swing
32: Regge-Hv-H.Swslepend/sterke swing
33: Regge-Ps-L.Acanticiperend/weinig dynamiek
34: Regge-Ps-H.Acanticiperend/veel dynamiek
35: Regge-Ps-L.Swanticiperend/lichte swing
36: Regge-Ps-H.Swanticiperend/sterke swing
66
‘Spelen’ met de patronen
8 Beat Pop-types
37: Pops-Nm-L.Acexact/weinig dynamiek
38: Pops-Nm-H.Acexact/veel dynamiek
39: Pops-Nm-L.Swexact/lichte swing
40: Pops-Nm-H.Swexact/sterke swing
41: Pops-Hv-L.Acslepend/weinig dynamiek
42: Pops-Hv-H.Acslepend/veel dynamiek
43: Pops-Hv-L.Swslepend/lichte swing
44: Pops-Hv-H.Swslepend/sterke swing
45: Pops-Ps-L.Acanticiperend/weinig dynamiek
46: Pops-Ps-H.Acanticiperend/veel dynamiek
47: Pops-Ps-L.Swanticiperend/lichte swing
48: Pops-Ps-H.Swanticiperend/sterke swing
8 Beat Rumba-type
49: Rhumb-Nm-L.Acexact/weinig dynamiek
50: Rhumb-Nm-H.Acexact/veel dynamiek
51: Rhumb-Nm-L.Swexact/lichte swing
52: Rhumb-Nm-H.Swexact/sterke swing
53: Rhumb-Hv-L.Acslepend/weinig dynamiek
54: Rhumb-Hv-H.Acslepend/veel dynamiek
55: Rhumb-Hv-L.Swslepend/lichte swing
56: Rhumb-Hv-H.Swslepend/sterke swing
57: Rhumb-Ps-L.Acanticiperend/weinig dynamiek
58: Rhumb-Ps-H.Acanticiperend/veel dynamiek
59: Rhumb-Ps-L.Swanticiperend/lichte swing
60: Rhumb-Ps-H.Swanticiperend/sterke swing
Andere
61: Samba 1Samba (Pandero)
62: Samba 2Samba (surdo en timba)
63: Axe 1Axe (caixa)
64: Axe 2Axe (surdo)
65: Salsa 1Salsa (cascara)
66: Salsa 2Salsa (conga)
67: TripletsTriolen
68: QuintupletsQuintolen
69: SextupletsSextolen
70: 7 against 2Zeven noten over twee tellen.
71: Lagging Trislepende triolen
Pattern Call: patronen via de
Pads selecteren
U kunt de Pads (van het klaviertje) ook gebruiken voor het
oproepen van patronen. Voorwaarde hiervoor is echter dat u
eerst de gewenste patronen aan de 16 Pads toewijst. Dergelijke toewijzingen kunt u opslaan in een Pattern Set – en daarvan heeft de MC-307 er 30.
Pattern Call-functie inschakelen en Pattern
Set kiezen
Laten we eerst kijken hoe je een Pattern Set kiest. Daar hebt u
echter pas iets aan nadat u de gewenste patronen aan de 16
Pads toegewezen hebt.
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Houd de [PTN CALL]-knop ingedrukt, terwijl u met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de benodigde “PTN
SET” kiest.
* Zolang u deze knop ingedrukt houdt, beeldt het display de
“SYSTEM: PTN SET”-pagina af.
3. Druk op de Pad die is toegewezen aan het patroon dat u
wilt selecteren. De naam van dat patroon verschijnt nu in
het display.
* De Pattern Set-functie is ook tijdens de weergave van patronen
beschikbaar.
Pattern Set programmeren
Pattern Sets zijn pas zinvol wanneer u de gewenste patronen
aan de 16 Pads toewijst (of minstens de patronen die u via de
Pads wilt oproepen – het hoeven er niet altijd 16 te zijn).
De MC-307 bevat 30 Pattern Sets, waarvan u er telkens één
kunt gebruiken/programmeren.
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u aan een Pad wilt toewijzen.
3. Houd de [PTN CALL]-knop ingedrukt, terwijl u op de
Pad (van het klaviertje) drukt waarmee u het patroon
wilt oproepen.
Het display beeldt nu even “COMPLETED!” af.
Pattern Set opslaan
Na patronen aan de Pads toegewezen te hebben moet u de
betreffende Pattern Set opslaan, omdat die anders weer
gewist wordt wanneer u de MC-307 uitschakelt.
1. Houd de [PTN CALL]-knop ingedrukt, terwijl u met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de Pattern Set (PTN
SET) kiest die u wilt opslaan.
2. Druk op de [SYSTEM]-knop.
3. Druk op de [F3 (WR)]-knop.
4. Kies met [CURSOR (op/neer)] de display-pagina die de
optie “6 PATTERN SET” bevat.
Referentiehandboek
MC-307 — 67
‘Spelen’ met de patronen
5. Druk op de [F2 (PSET)]-knop.
Het display beeldt nu de pagina af waar u een naam
kunt geven aan uw Pattern Set.
Pattern Sets met een (*) ervóór zijn Sets die u nog moet
opslaan om ze later weer te kunnen gebruiken.
6. Voer met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de naam
in van de Pattern Set die u wilt opslaan.
De volgende tekens staan ter beschikking:
spatie, A~Z a~z 0~9 ! “ # $ % & ‘ ( ) * +, - . / : ; < = > ? @ [
\ ] ^ _ ` { | }
7. Druk op de [F4 (OK)]-knop om de Pattern Set op te slaan.
Het display vraagt u nu of u dat zeker weet (“ARE YOU
SURE?”).
8. Druk op [F4 (EXEC)]-knop.
* In stap 6 hierboven kunt u met [CURSOR (op/neer)] hoofd- en
kleine letters kiezen.
* In stap 6 kunt u ook gebruik maken van [F1 (INS)] en
[F2 (DEL)]. Zie blz. 56 voor meer details.
RPS: frasen starten via de
Pads
Wat is RPS (Real-time Phrase Sequencer)?
RPS is een functie waarmee u een bepaalde partij van een
Pattern kunt weergeven door op een klaviertoets te drukken.
Het leuke is dat u verschillende “frasen” (muzikale partijen)
aan verschillende toetsen kunt koppelen om daarmee tijdens
de weergave van een Pattern spontane arrangementen te
bouwen.
U begrijpt dat dit vooral voor live gebruik interessante mogelijkheden opent. Zo kunt u bijvoorbeeld een Pattern weergeven met een niet aflatende Beat en deze op gezette tijden aanvullen met een drum-break (Fill-In) die u aan een klaviertoets hebt gekoppeld.
Frasen via de Pads starten
De RPS-functie werkt met zogenaamde “RPS Sets”. Dat zijn
verzamelingen van frasen die aan de zestien Pads zijn toegewezen. De MC-307 biedt 60 van die sets (zie blz. 69). Bovendien kunt u tijdens de weergave andere sets kiezen.
1. Houd de [RPS]-knop ingedrukt, terwijl u met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de benodigde RPS-Set
kiest.
* Zolang u de knop ingedrukt houdt, beeldt het display de
“SYSTEM: RPS SET”-pagina af.
2. Druk op een Pad van het klaviertje om de bijbehorende
frase te starten.
* Deze functie is ook tijdens de Pattern- of Song-weergave beschik-
baar.
RPS Hold
Normaliter worden de RPS-frasen maar zo lang afgespeeld
tot u de Pad weer loslaat. Misschien hebt u de betreffende
hand echter ook nodig voor het beïnvloeden van het geluid,
terwijl de RPS-frasen gewoon moet doorlopen. Druk in dat
geval op de [HOLD]-knop (indicator licht op) en laat de ingedrukte Pad vervolgens los. Maar opgelet: deze Hold-functie
geldt niet voor Pads die u daarna indrukt. Daarvoor moet u
dus weer op dezelfde manier te werk gaan: Pad ingedrukt
houden en tegelijk op [HOLD] drukken.
U kunt de Hold-functie ook via een optionele voetschakelaar
(DP-2, DP-6, FS-5U) activeren/uitschakelen. Voorwaarde
hiervoor is echter dat u de System-parameter “Pedal Assign”
op HOLD zet (zie blz. 126).
Realtime-wijzigingen van RPS-frasen
Ook tijdens de weergave van RPS-frasen kunt u gebruik
maken van de regelaars voor het beïnvloeden van het geluid.
Onthoud echter wel dat de regelaar telkens maar betrekking
hebben op de frase die u als laatste hebt gestart.
68
‘Spelen’ met de patronen
RPS-frasen keurig op tijd starten
In een druk nummer slaagt u er misschien niet altijd in om
een RPS-frase precies op het gewenste moment te starten.
Dat kan voor nare problemen i.v.m. de synchronisatie zorgen. Met RPS TRIG QTZ kunt u dat echter verhelpen en dus
zorgen dat de frasen altijd op het “goede” moment (of toch
op een tel) beginnen. Zie blz. 129.
Maximaal aantal gelijktijdige RPS-frasen
U kunt telkens 8 RPS-frasen tegelijk gebruiken – en dit zelfs
tijdens de weergave van een patroon (met nog eens 8 Parts).
Gaat het echter om bijzonder drukke frasen en/of patronen,
dan kan het gebeuren dat de weergave niet meer naar behoren verloopt (omdat er teveel tegelijk zou moeten gebeuren).
Probeer het in voorkomend geval met een kleiner aantal frasen.
* RPS-frasen kunnen ook via MIDI worden gestart. Zie hiervoor
“RPS CTRL CH” op blz. 131.
RPS-frasen aan het klaviertje
toewijzen
U kunt op gelijk welk moment andere frasen aan de Pads
toewijzen. Het verdient trouwens aanbeveling om telkens
met Sets te werken die alle frasen voor een bepaald nummer
bevatten (zodat u niet te vaak hoeft over te schakelen naar
een andere RPS-Set).
1. Druk op de [PTN]-knop. Kies met de [VALUE]-regelaar
of [DEC] [INC] het patroon dat u aan een Pad wilt toewijzen.
2. Gebruik [PART MUTE] in combinatie met de Part-knop-
pen om alle Parts behalve de benodigde Part uit te schakelen.
Nu moeten we de RPS-Set kiezen die deze frase moet
bevatten.
3. Houd de [RPS]-knop ingedrukt, terwijl u met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de benodigde RPS-Set
kiest.
4. Houd de [RPS]-knop ingedrukt, terwijl u op de Pad
drukt waar u de frase van het eerder gekozen patroon
aan wilt toewijzen.
* P:241~P:710 bevatten Patterns waarvan de partijen reeds in
functie van RPS werden ingesteld. Tussen de frasen uit deze Patterns vindt u al heel wat materiaal voor Fill-In’s, Breaks enz.
Opgelet bij het gebruik van de RPS-functie
* Het is niet mogelijk om frasen van twee of meer Parts aan één kla-
viertoets toe te wijzen. Probeert u dat toch, dan krijgt u de volgende boodschap “CANNOT ASSIGN” prompt te zien.
Schakel dus, vóór u een frase toewijst, alle overige Parts uit, zoals
beschreven in stap (2) hierboven.
* De RPS-functie slaat geen muziekdata als dusdanig (noten e.d.)
op, maar louter een verwijzing naar een bepaalde Part van een
bepaald Pattern. Als dat een Part van een User Pattern is, moet u
uitkijken. Eventuele wijzigingen die u in dat User Pattern aanbrengt hoort u namelijk ook in de RPS-frasen. Wist u bijvoorbeeld
de muziekdata voor een Part die u ook als RPS-frase gebruikt, dan
hoort u niets als u die frase via RPS probeert weer te geven.
* Door de “SEQ Out”-parameter (blz. 55) van een Part op EXT te
zetten kunt u met die Part een externe MIDI-klankbron aansturen. De RPS-functie kan echter enkel de interne klankbron aansturen. Kiest u voor de RPS-functie een Part (frase) waarvoor u EXT
gekozen hebt, dan hoort u helemaal niets.
* Als u een frase toewijst van een Part waarvan het geluid voor een
groot deel door de M-FX wordt bepaald, wees dan niet verbaasd
als de weergave onder RPS anders klinkt dan de originele frase.
RPS maakt namelijk steeds gebruik van de M-FX-instellingen
voor het Pattern dat op dat moment is geselecteerd en “normaal”
wordt weergegeven.
* Rhythm Mute-instellingen van een Rhythm Part worden onder
RPS genegeerd. Ook dit is dus een mogelijke oorzaak van een
afwijkende weergave ten opzichte van de originele frase.
* Net zoals er twee soorten Parts zijn, zijn er ook twee soorten fra-
sen: frasen voor Part 1~7 en frasen voor de Rhythm Part. U kunt
maximaal acht frasen tegelijk weergeven. Frasen, die voor de
Rhythm Part zijn bedoeld, worden weergegeven met de Rhythm
Set die is gekozen voor de Rhythm Part van het momenteel geselecteerde Pattern. Die is niet noodzakelijk gelijk aan de Rhythm
Set waarmee u het Pattern hebt opgenomen. Houd dit in gedachten wanneer een RPS-frase niet klinkt zoals u verwacht.
Part-instellingen voor het RPSgebruik
De RPS-functie maakt gebruik van 16 RPS-Parts (waarvan er
maximaal acht tegelijk kunnen klinken). Deze kunt u toewijzen aan de Pads [1]~[16] – en voor deze Parts kunt u ook een
aantal parameters instellen om het geluid precies naar uw
hand te zetten.
Laten we eerst kijken naar de algemene werkwijze. Meer
details over de parameters vindt u verderop.
1. Druk op de [SYSTEM]-knop.
2. Druk op de [F1 (SYS)]-knop.
3. Kies met [CURSOR (op/neer)] de pagina waar de “6 RPS
PART”-parameter staat afgebeeld.
4. Druk op de [F2 (RPS)]-knop. Het display beeldt nu de
“RPS PART”-pagina af. (Voorbeeld: de PATCH-keuzepagina.)
Referentiehandboek
MC-307 — 69
‘Spelen’ met de patronen
(Ander voorbeeld: LEVEL-pagina.)
▼
5. Kies met [F1 (
ten.
6. Druk op de Pad van de RPS-frase die u wilt editen.
7. Stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de waarde
voor de gekozen parameter in.
)] of [F2 (▲)] de parameter die u wilt edi-
Patch-keuze
Hier kunt u aan de gekozen RPS-Part een Patch toewijzen.
Na het toewijzen van de frasen en het editen van de RPSParts moet u de gekozen RPS-Set opslaan om hem later nog
eens in dezelfde vorm te kunnen gebruiken.
1. Houd de [PTN CALL]-knop ingedrukt, terwijl u met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de benodigde RPS-Set
kiest.
2. Druk op de [SYSTEM]-knop.
3. Druk op de [F3 (WR)]-knop.
4. Kies met [CURSOR (op/neer)] de pagina waar “7 RPS
SET” wordt afgebeeld.
5. Druk op de [F3 (RPS)]-knop.
Nu verschijnt de pagina waar u een naam kunt geven
aan de RPS-Set.
* Alle RPS-Sets waar een sterretje (*) vóór staat moet u opslaan als
u ze later nog eens wilt gebruiken.
6. Voer met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de naam
7. Na het invoeren van de naam moet u op de [F4 (OK)]-
knop drukken. Het display beeldt nu de vraag “ARE
YOU SURE?” af.
8. Druk nog een keer op de [F4 (EXEC)]-knop om de Set op
te slaan.
LEVEL
Hiermee bepaalt u het volume van de Part (0~127).
PAN
Hiermee bepaalt u de stereopositie van de Part.
(L64~0~63R)
KEYSHIFT
Hiermee kunt u de Part in stappen van halve tonen transponeren. (–12~0~+12)
REV LEVEL
Hiermee bepaalt u het Reverb-aandeel voor de Part.
(0~127)
DLY LEVEL
Hiermee bepaalt u het Delay-aandeel voor de Part (0~127).
M-FX SW
Hiermee kunt u bepalen of de RPS-Part al dan niet naar de
M-FX wordt gestuurd (OFF, ON, RHY).
* RHY kunt u enkel selecteren voor een R-Part. Deze instelling
betekent dat u voor elke klank van de Rhythm Set afzonderlijk
kunt bepalen of hij al dan niet met de M-FX moet worden bewerkt.
* In stap 6 kunt u met [CURSOR (op/neer)] hoofd- en kleine letters
kiezen.
* Ook [F1 (INS)] en [F2 (DEL)] zouden van pas kunnen komen. Zie
hiervoor blz. 56.
70
5. Effecten en parameters
Effecten en parameters
Reverb
Reverb (of galm) is een effect dat weerkaatsingen simuleert,
waardoor het lijkt alsof het geluid in een ruimte (van badkamer tot concertzaal) weerklinkt. Hier komt u te weten hoe u
het Reverb-effect naar uw hand zet.
Reverb in-/uitschakelen
Eén belangrijke parameter van het Reverb-effect is de aan/
uit-schakelaar. Deze schakelaar geldt voor alle Parts. Als de
galm dus uit is, wordt geen enkele Part door de galm
bewerkt.
1. Druk op de [SYSTEM]-knop om naar het System-menu
te gaan.
2. Druk op de [F1 (SYS)]-knop.
3. Druk op de [CURSOR (op)]-knop om de pagina met de
functies 1~4 op te roepen.
4. Druk op de [F1 (SND)]-knop. Het display beeldt nu de
“SYSTEM: SOUND”-pagina af.
5. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar
“REVERB SW”.
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de
gewenste instelling (ON of OFF).
Het Reverb-effect kan op verschillende manieren worden uitgeschakeld. Als u de galm dus niet hoort, terwijl
u hier ON gekozen hebt, controleer dan even het volgende:
• Staat de [GRAB]-schakelaar in de OFF-positie? Als
dat het geval is, zijn alle effectblokken uitgeschakeld (blz. 85).
• Misschien staat “REVERB: REVERB LEVEL” te
laag ingesteld. Verhoog die waarde (blz. 72).
• Controleer tevens het Reverb-aandeel van de
afzonderlijke Parts (zie verderop).
3. Druk op de [F1 (PART)]-knop.
4. Ga met [F1 (
LEVEL”-pagina.
5. Druk op de [PART SELECT]-knop en vervolgens op de
knop van de Part wiens effectaandeel u wilt instellen
([R], [1]~[7]).
* U kunt de benodigde Part ook met [CURSOR (links/rechts)] selec-
teren.
6. Stel de waarde in met de [VALUE]-regelaar of [DEC]
[INC] (0~127).
U kunt de galm ook voor elke Rhythm Tone apart in-/
uitschakelen. Zie hiervoor blz. 74.
Bovendien kunt u het Reverb-aandeel voor elke
Rhythm Tone apart instellen. Zie blz. 122.
▼
)] of [F2 (▲)] naar de “PART MIXER: REV
Reverb-parameters editen
Voor het Reverb-effect zijn er natuurlijk een aantal parameters die u kunt instellen om precies het gewenste geluid te
bekomen. Ziehier hoe u daarvoor te werk moet gaan:
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Druk op de [F2 (STUP]-knop om het Setup-menu op te
roepen.
3. Druk op de [F2 (REV]-knop.
4. Kies met [F3 (▼)] of [F4 (▲)] de pagina met de benodigde
Reverb-parameters:
5. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar de para-
meter die u wilt editen.
6. Stel de waarde in met de [VALUE]-regelaar of [DEC]
[INC].
Referentiehandboek
REV Level: galmaandeel van de
Parts
Op de volgende manier kunt u bepalen hoe sterk de afzonderlijke Parts door de galm moeten worden bewerkt. Dit is
één van de Part Mixer-parameters.
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Druk op de [F2 (STUP]-knop om het Setup-menu op te
roepen.
MC-307 — 71
Effecten en parameters
Type: type galm kiezen
ROOM 1Korte uitsterftijd en hoge densiteit (d.i. snel
opeenvolgende reflecties).
ROOM 2Korte uitsterftijd en een hoge densiteit.
STAGE 1Klinkt lang na (galm van een podium).
STAGE 2Sterke eerste reflecties.
HALL 1Heldere galm.
HALL 2Rijke klank.
Time: galmduur
Met deze parameter bepaalt u de lengte van de galm (wat
dus een grotere ruimte simuleert). (0~127)
HF Damp
Hiermee bepaalt u hoeveel hoge tonen het galmsignaal
bevat. Hoe kleiner de waarde, hoe ronder (doffer) de galm
wordt. Kies "BYPASS" als u de hoge tonen niet wilt filteren.
(200~8000 (Hz), BYPASS)
Reverb Level
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Reverbeffect. Deze instelling beïnvloedt alle acht Parts (en het totale
geluidsbeeld). (0~127)
Delay-effect (echo’s)
Delay is een effect dat het bewerkte geluid van herhalingen
voorziet. Dit “werkt” enkel wanneer u maar één of twee
Parts met dit effect bewerkt, omdat het geluid anders te druk
wordt.
Delay in-/uitschakelen
Ook het Delay-effect kunt u in z’n geheel (dus voor alle secties) in- en uitschakelen:
1. Druk op de [SYSTEM]-knop om naar het System-menu
te gaan.
2. Druk op de [F1 (SYS)]-knop.
3. Druk op de [CURSOR (op)]-knop om de pagina met de
functies 1~4 op te roepen.
4. Druk op de [F1 (SND)]-knop. Het display beeldt nu de
“SYSTEM: SOUND”-pagina af.
5. Breng de cursor naar “DELAY SW”.
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de
gewenste instelling (ON of OFF).
M-FX To REV Level
Met deze parameter bepaalt u hoe sterk het M-FX-effect door
de galm mag worden bewerkt en dus onrechtstreeks hoe
sterk de aan de M-FX toegewezen Parts van galm worden
voorzien. De REV Level-instelling van de betrokken Parts
heeft hierop geen invloed. (0~127)
* Deze parameter heeft geen hoorbaar effect, wanneer u geen enkele
Part aan de M-FX toewijst (en de “Switch” dus voor alle Parts
uitgezet hebt; blz. 74).
Galm (en M-FX) voor Rhythm Tones:
* Wanneer u de M-FX-schakelaar voor de Rhythm-Part ([R])
op “ON” gezet hebt (blz. 55), dan geldt de PART MIXER:
REV LEVEL-instelling voor de Rhythm Part in z’n geheel –
en dus voor alle drumklanken (alias Rhythm Tones). Zet u
die schakelaar op “RHY”, dan kunt u voor elke Rhythm Tone
apart bepalen of hij al dan niet door de M-FX moet worden
bewerkt. En dat heeft dan ook consequenties voor “M-FX To
REV Level” hierboven.
* Anderzijds kunt u het galmaandeel voor elke Rhythm Tone
apart instellen. Wordt een bepaalde drumklank dus niet van
galm voorzien, kijk dan even onder “SEND: REV SEND
LEVEL” op blz. 122.
Het Delay-effect kan op verschillende manieren worden uitgeschakeld. Als u het dus niet hoort, terwijl u
hier ON gekozen hebt, controleer dan even het volgende:
• Staat de [GRAB]-schakelaar in de OFF-positie? Als
dat het geval is, zijn alle effectblokken uitgeschakeld (blz. 85).
• Misschien staat het Delay-aandeel van de Part(s) te
laag ingesteld. Controleer dit even (zie verderop).
• Misschien staat het Delay-volume laag ingesteld.
Controleer dit even (blz. 73).
DLY Level
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Druk op de [F2 (STUP]-knop om het Setup-menu op te
roepen.
3. Druk op de [F3 (PART)]-knop.
▼
4. Roep met [F1 (
LEVEL”-pagina op.
)] of [F2 (▲)] de “PART MIXER: DLY
72
Effecten en parameters
5. Druk op de [PART SELECT]-knop en vervolgens op de
knop van de Part wiens effectaandeel u wilt instellen
([R], [1]~[7]).
* U kunt de benodigde Part ook met [CURSOR (links/rechts)] selec-
teren.
6. Stel de waarde in met de [VALUE]-regelaar of [DEC]
[INC] (0~127).
Delay-parameters instellen
Ook het Delay-effect kunt u helemaal naar uw hand zetten
om precies de gewenste klank en het benodigde aantal herhalingen te bekomen.
1. Druk op de [SYSTEM]-knop om naar het System-menu
te gaan.
2. Druk op de [F2 (STUP]-knop om het Setup-menu op te
roepen.
3. Druk op de [F3 (DLY)]-knop.
4. Kies met [F3 (▼)] of [F4 (▲)] de display-pagina die de
benodigde Delay-parameter bevat.
Feedback (aantal herhalingen)
Hiermee bepaalt u hoe vaak de gespeelde noten worden herhaald. (0~+98 (%))
HF Damp
Hiermee bepaalt u hoeveel hoge tonen het Delay-signaal
bevat. Hoe kleiner de waarde, hoe ronder (doffer) de herhalingen wordt. Kies "BYPASS" als u de hoge tonen niet wilt
filteren.
(200~8000 (Hz), BYPASS)
Output
Hiermee bepaalt u waar het uitgangssignaal van de Delay
naartoe gestuurd wordt. Kies LINE om het signaal meteen
naar de uitgangen te sturen. REV betekent dat het Delay-signaal nog naar het Reverb-effect wordt gestuurd. LINE + REV
tenslotte vertegenwoordigt “the best of both worlds”: het
Delay-signaal wordt én naar de uitgangen én naar de Reverb
gestuurd.
Delay Level
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Delay-effect.
Deze instelling beïnvloedt alle acht Parts (en het totale
geluidsbeeld). (0~127)
Referentiehandboek
5. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar de para-
meter die u wilt editen.
6. Stel de waarde in met de [VALUE]-regelaar of [DEC]
[INC].
Type
• SHORT: Delay met korte intervallen.
• LONG: Delay met lange intervallen. Bovendien kunnen
de herhalingen van dit Type met de BPM van het gekozen patroon worden gesynchroniseerd.
Time
Het vertragingsinterval is de tijd tussen de herhalingen (vandaar de benaming “Time”).
• Wanneer “TYPE”= SHORT: 0.1~275
• Wanneer “TYPE”= LONG:
200~1000,
* De maximale Delay Time-waarde van de MC-307 is 1000 ms (1
seconde). Als u Delay Time synchroniseert met het tempo en u
kiest een nootwaarde die Delay Time hoger dan 1000 ms zou doen
uitkomen, wordt de vertragingstijd gehalveerd. U hoort in dat
geval de vertragingen dus dubbel zo snel als het gekozen interval.
Blijkt zelfs de halvering 1000 ms te overschrijden, dan wordt 1/4
van de lengte gebruikt.
M-FX To DLY Level
Met deze parameter bepaalt u hoe sterk het M-FX-effect door
de Delay mag worden bewerkt en dus onrechtstreeks hoe
sterk de aan de M-FX toegewezen Parts van Delay worden
voorzien. De Delay Level-instelling van de betrokken Parts
heeft hierop geen invloed. (0~127)
* Deze parameter heeft geen hoorbaar effect, wanneer u geen enkele
Part aan de M-FX toewijst (en de “Switch” dus voor alle Parts
uitgezet hebt; blz. 74).
Delay (en M-FX) voor Rhythm Tones:
* Wanneer u de M-FX-schakelaar voor de Rhythm-Part ([R])
op “ON” gezet hebt (blz. 55), dan geldt de PART MIXER:
DELAY LEVEL-instelling voor de Rhythm Part in z’n
geheel – en dus voor alle drumklanken (alias Rhythm Tones).
Zet u die schakelaar op “RHY”, dan kunt u voor elke
Rhythm Tone apart bepalen of hij al dan niet door de M-FX
moet worden bewerkt. En dat heeft dan ook consequenties
voor “M-FX To DLY Level” hierboven.
* Anderzijds kunt u het Delay-aandeel voor elke Rhythm Tone
apart instellen.
MC-307 — 73
Effecten en parameters
Multi-effect (M-FX)
De M-FX-processor biedt keuze uit 25 verschillende effecttypes. Met de parameters van het M-FX-blok kunt u die volledig naar uw hand zetten.
M-FX in-/uitschakelen
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Druk op de [F1 (SYS)]-knop.
3. Druk op de [CURSOR (op)]-knop om de pagina met de
functies 1~4 op te roepen.
4. Druk op de [F1 (SND)]-knop.
▼
5. Roep met [F3 (
pagina op.
6. Breng de cursor naar “M-FX SW”.
7. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de
gewenste instelling (ON of OFF). Kies ON om de M-FX te
kunnen gebruiken.
8. Wijs de gewenste Part toe aan de M-FX. (U zou ook ver-
schillende Parts kunnen kiezen, maar in de regel heeft
dat weinig zin.) Zie “(Part Mixer) M-FX Switch”.
)] en [F4 (▲)] de “SYSTEM: SOUND”-
4. Kies met [F1 (
SW”-pagina.
5. Druk op de [PART SELECT]-knop en vervolgens op de
knop van de Part wiens M-FX-schakelaar u wilt instellen.
* Hiervoor zou u ook [CURSOR (links/rechts)] kunnen gebruiken.
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de
gewenste instelling:
OFFDe Part wordt niet naar de M-FX gestuurd.
ONDe Part wordt wel naar de M-FX gestuurd.
RHYDit is een speciale instelling voor de Rhythm Part
▼
)] of [F2 (▲)] de “PART MIXER: M-FX
(R) die toelaat om voor elke Rhythm Tone apart in
te stellen of hij al dan niet door de M-FX moet
worden bewerkt. Kies deze instelling om bv. enkel
de Snare of Kick met de M-FX te bewerken. (Zie
ook blz. 122)
M-FX-type
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Druk op de [F2 (STUP]-knop.
3. Druk op de [F4 (M-FX)]-knop.
Op de nu verschijnende pagina kunt u een algoritme
(“Type”) voor de M-FX kiezen.
De M-FX kan op verschillende manieren worden uitgeschakeld. Als u dit effect dus niet hoort, terwijl u hier
ON gekozen hebt, controleer dan even het volgende:
• Misschien staat (M-FX) Output Level te laag ingesteld (blz. 75~85). In dat geval hoort u ook de
bewerkte Patch niet.
• Staat de [GRAB]-schakelaar in de OFF-positie? Als
dat het geval is, zijn alle effectblokken uitgeschakeld (blz. 85).
(Part Mixer) M-FX Switch
Met de M-FX-schakelaar kunt u voor elke Part apart instellen
of zijn signaal al dan niet naar de M-FX moet worden
gestuurd. Soms is het verstandiger om maar één Part met de
M-FX te bewerken, hoewel u ook alle Parts naar de M-FX
kunt sturen.
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Druk op de [F2 (STUP]-knop om het Setup-menu op te
roepen.
3. Druk op de [F1 (PART)]-knop.
4. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het beno-
digde algoritme.
5. Druk op de [EXIT]-knop om terug te keren naar de Pat-
tern-weergavepagina.
M-FX-types:
Nr.M-FX TYPEOmschrijving
14BAND EQEen vierbands-toonregeling.
2SPECTRUMToonregeling die als “effect” is bedoeld.
3ENHANCERMaakt het geluid sprankelender.
4OVERDRIVERonde, warme vervorming.
5DISTORTIONSterke, bijtendere vervorming.
6LO-FIMaakt het geluid opzettelijk “slecht”.
7NOISEVoegt verschillende soorten ruis toe.
8RADIO TUNING Zoeken van een zender op een radio.
9PHONOGRAPHSimuleert een vinylplaat.
10COMPRESSORZorg voor een gelijkvormiger volume.
11LIMITERZwakt volumepieken af.
12SLICERLaat ritmische aan/uit-effecten toe.
74
Effecten en parameters
Nr.M-FX TYPEOmschrijving
13TREMOLOModulatie van het volume.
14PHASEREen soort “golvend” effect.
15CHORUSMaakt het geluid breder en warmer.
16SPACE-DEen lichte, warme Chorus
17TETRA
CHORUS
18FLANGER“Metalen” resonantie voor het geluid.
19STEP FLANGERFlanger met duidelijk hoorbare trappen.
20SHORT DELAYKort echo-effect.
21AUTO PANAutomatische links/rechts-bewegingen.
22FB PITCH
SHIFTER
23REVERBZorgt voor galm.
24GATE REVERBReverb, die plots stopt.
25ISOLATOROnderdrukt bepaalde frequenties.
Verschillende Chorus-signalen die voor
een “ruimtelijk” geluid zorgen.
Laat het transponeren/ontstemmen van
het bewerkte geluid toe.
Editen van de M-FX-parameters
Ziehier hoe u te werk moet gaan om het gekozen M-FX-type
helemaal af te stemmen op de beoogde “Sound”. De volgende stappen gelden voor alle M-FX-types. Op blz. 75~85 vindt
u een overzicht van de beschikbare parameters voor elk type.
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Druk op de [F2 (STUP]-knop om het Setup-menu op te
roepen.
3. Druk op de [F4 (M-FX)]-knop.
4. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het beno-
digde M-FX-type.
5. Druk op de [F4 (PRM)]-knop om toegang te hebben tot
de parameters van het gekozen type.
6. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar de para-
meter die u wilt instellen.
7. Stel de gewenste waarde in met de [VALUE]-regelaar of
[DEC] [INC].
De vermelding [CTRL1] (2, 3…) slaat op de instelling die u
aan een toewijsbare regelaar moet toekennen om de betreffende parameter in Realtime te kunnen beïnvloeden (blz. 60).
Voorbeeld: als u het type 4-band EQ kiest en de bassen (LOW
GAIN) in Realtime wilt ophalen en afzwakken, moet u voor
de gewenste regelaar (onder het display) “CTRL 2” kiezen.
1. 4-Band EQ
Ziehier een 4-bands Equalizer waarmee u dus vier frequentiebanden (hoog, midden x2 en laag) apart kunt ophalen of
afzwakken.
• LOW FREQ (lage tonen) [CTRL 1]
Hiermee kiest u de lage tonen die moeten worden
bewerkt. (200, 400 (Hz))
• LOW GAIN [CTRL 2]
Hiermee stelt u het volume van de lage tonen in (harder/zachter). (–15~+15)
• HIGH FREQ (hoge tonen) [CTRL 3]
Hiermee kiest u de hoge tonen die moeten worden
bewerkt. (4000, 8000 (Hz))
• HIGH GAIN [CTRL 4]
Hiermee stelt u het volume van de hoge tonen in (harder/zachter). (–15~+15)
• PEAK1 FREQ (midden 1) [CTRL 5]
Hiermee kiest u de frequentieband die moet worden
bewerkt. Dit is een “Peaking”-filter, wat dus betekent dat
enkel de kantelfrequentie en een aantal frequenties links
en rechts daarvan worden beïnvloed. (200~8000 (Hz))
• PEAK1 Q (bandbreedte) [CTRL 6]
Hiermee bepaalt u de bandbreedte van de PEAK 1-band.
Hoe groter de waarde, hoe smaller de bewerkte frequentieband. (0.5~8.0)
• PEAK1 GAIN [CTRL 7]
Hiermee bepaalt u het volume van de Peak 1-band.
(–15~+15)
• PEAK2 FREQ [CTRL 8], PEAK2 Q [CTRL 9],
PEAK2 GAIN [CTRL 10]
Zie de overeenkomstige Peak 1-parameters. Deze parameters slaan op de tweede “middenband”.
• OUTPUT LEVEL [CTRL 11]
Hiermee kunt u het uitgangsvolume van de 4-bands EQ
corrigeren als uw instellingen leiden tot een veel luider/
stiller signaal. (0~127).
Referentiehandboek
MC-307 — 75
Effecten en parameters
2. Spectrum
Het Spectrum-effect is eveneens een filter, dat echter iets
anders werkt dan de 4-Band Equalizer. Hier zijn de frequentiebanden namelijk voorgeprogrammeerd en zodanig gekozen dat telkens “karakteristieke” frequenties kunnen worden opgehaald of afgezwakt.
• LOW-HIGH GAIN [CTRL 1]
Hiermee bepaalt u het volume van de frequenties 500Hz
(“laag”) en 8000 Hz (hoog). (–15~+15)
• MIDDLE GAIN [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u het volume van de frequentie 1250Hz.
(–15~+15)
• BAND WIDTH [CTRL 3]
Hiermee bepaalt u de bandbreedte van de drie frequenties (d.w.z. hoeveel frequenties er links en rechts nog
moeten worden opgehaald of afgezwakt). (1~5)
• OUTPUT PAN [CTRL 4]
Hiermee bepaalt u de stereopositie van het Spectrumeffect. (L64~63R)
• OUTPUT LEVEL [CTRL 5]
Laat toe om het uitgangsvolume van het effect te corrigeren. (0~127)
3. Enhancer
De Enhancer laat toe om de hoge tonen van het bewerkte signaal extra te benadrukken, wat het geluid sprankelender
maakt. Hiermee kunt u zorgen dat een bepaald signaal duidelijk hoorbaar is – zonder het volume ervan te verhogen.
• HIGH GAIN [CTRL 4]
Hiermee kunt u de hoge tonen harder of zachter zetten.
(–15~+15)
• OUTPUT LEVEL [CTRL 5]
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de Enhancer.
(0~127).
4. Overdrive
Dit effect zorgt voor een natuurlijke vervorming die men in
de regel associeert met buizenversterkers. En omdat dat toch
al het geval is, bevat dit effect ook een versterkersimulatie
waarmee u precies de gewenste “scheursound” kunt maken.
Dit effect is vooral geschikt voor gitaar- en basklanken.
• INPUT LEVEL [CTRL 1]
Hiermee bepaalt u het ingangsvolume van het Part-signaal. (0~127)
• DRIVE [CTRL 2]
Hiermee stelt u de vervormingsgraad in. Dat heeft ook
consequenties voor het volume (maar dat kunt u met
Output Level verderop corrigeren). (0~127)
• AMP TYPE [CTRL 3]
Kies hier het te simuleren gitaarversterker-type:
SMALL:kleine versterker
BUILTIN: comboversterker
2STACK: versterkertoren met twee speakerkasten
3STACK: versterkertoren met drie speakerkasten
• OUTPUT PAN [CTRL 4]
Hiermee bepaalt u de stereopositie van het Overdrivesignaal. (L64–63R)
• OUTPUT LEVEL [CTRL 5]
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het effect.
(0~127).
• SENS [CTRL 1]
Hiermee bepaalt u de gevoeligheid van de Enhancer en
dus hoe ruim hij de hoge tonen mag bewerken. (0~127)
• MIX [CTRL 2]
Stel hier in hoe luid de door de Enhancer opgekrikte
hoge tonen mogen zijn in verhouding tot het originele
signaal. (0~127)
• LOW GAIN [CTRL 3]
Hiermee kunt u de lage tonen harder of zachter zetten.
(–15~+15)
76
Effecten en parameters
5. Distortion
Dit effect versterkt de onpare harmonischen van het signaal
en zorgt zo voor een felle vervorming. Ook hier kunt u echter
beroep doen op een versterkersimulatie voor een “echter”
gitaargeluid.
• INPUT LEVEL [CTRL 1]
Hiermee bepaalt u het ingangsvolume van het Part-signaal. (0~127)
• DRIVE [CTRL 2]
Hiermee stelt u de vervormingsgraad in. Dat heeft ook
consequenties voor het volume (maar dat kunt u met
Output Level verderop corrigeren). (0~127)
• AMP TYPE [CTRL 3]
Kies hier het te simuleren gitaarversterker-type:
SMALL:kleine versterker
BUILTIN: comboversterker
2STACK: versterkertoren met twee speakerkasten
3STACK: versterkertoren met drie speakerkasten
• OUTPUT PAN [CTRL 4]
Hiermee bepaalt u de stereopositie van het Distortionsignaal. (L64–63R)
• OUTPUT LEVEL [CTRL 5]
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het effect.
(0~127).
6. Lo-Fi
Het Lo-Fi-effect verandert de geluidskwaliteit tot u die smerige, “organische” Sound overhoudt die zo typerend is voor
veel moderne dansproducties. Vooral drumloops varen hier
wel bij.
• BIT DOWN [CTRL 1]
Hiermee kunt u de geluidskwaliteit (dynamiek) verminderen door het aantal bits te verlagen. Hoe groter de
waarde, hoe “vuiler” het geluid. (0~7).
• SAMPLE RATE DOWN [CTRL 2]
Hiermee vermindert u de definitie van het geluid. Hoe
kleiner de waarde, hoe slechter het allemaal klinkt.
(32, 16, 8, 4)
• POST GAIN [CTRL 3]
Hiermee kunt u het bewerkte signaal ophalen als er
teveel dB’s verloren zijn gegaan. (0, +6, +12, +18)
• LOW GAIN [CTRL 4]
Hiermee kunt u de lage tonen ophalen/afzwakken.
(–15~+15)
• HIGH GAIN [CTRL 5]
Hiermee kunt u de hoge tonen ophalen/afzwakken.
(–15~+15)
• OUTPUT [CTRL 6]
Hiermee zou u kunnen zorgen dat het signaal van STEREO in MONO verandert. Dat valt echter niet bij alle
Patches op.
• OUTPUT LEVEL [CTRL 7]
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Lo-Fieffect. (0~127)
7. Noise Generator
Ziehier een combinatie van Lo-Fi-effect en een ruisgenerator
die kan zorgen voor alles wat tussen brom en het gekraak
van een vinylplaat ligt.
• NOISE TYPE [CTRL 1]
Hiermee kiest u het type ruis dat wordt gegenereerd
(1~18). Zie ook de tabel.
Hum
Hum
(50Hz)
(60Hz)
1O
2O
3OO
4OOO
5OO
6OOO
7O
8OO
9OOO
10OOOO
11OOO
12OOOO
13O
14OO
15OOO
16OOOO
17OOO
18OOOO
PinkDisc EPDiscLPRND
Disc
Referentiehandboek
MC-307 — 77
Effecten en parameters
Elk van deze types genereert alle soorten ruis die met
een “O” gemerkt zijn.
RND Disc:. . . . . Vinylgeluiden die op een willekeurige
manier worden gegenereerd.
• NOISE LEVEL [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u het volume van de ruis. (0~127)
• NOISE FILTER [CTRL 3]
Hiermee bepaalt u vanaf welke frequentie de ruis moet
worden gefilterd. Kies BYPASS als u de “volle lading”
wilt hanteren. (200~8000 (Hz), BYPASS)
• LO-FI LEVEL [CTRL 4]
Hoe groter deze waarde, hoe slechter de klankkwaliteit
wordt. Maakt het geluid lekker vuil. (0~127)
• OUTPUT PAN [CTRL 5]
Hiermee bepaalt u de stereopositie van het Noise Generator-effect. (L64~63R)
• OUTPUT LEVEL [CTRL 6]
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de Noise
Generator. (0~127)
8. Radio Tuning
Dit effect simuleert het geluid van een radio waarop u een
zender zoekt.
• RADIO DETUNE [CTRL 1]
Door tijdens de weergave aan de [CTRL 1]-regelaar te
draaien lijkt het alsof u op een zender probeert af te
stemmen die uw eigen muziek speelt!
• NOISE LEVEL [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u het aandeel van de “ontvangststoringen” in het totaalgeluid. (0~127)
• LOW GAIN [CTRL 3]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de lage tonen.
(–15~+15)
• HIGH GAIN [CTRL 4]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de hoge tonen.
(–15~+15)
• OUTPUT [CTRL 5]
Hiermee kiest u tussen een mono- of stereo-uitgangssignaal.
• OUTPUT LEVEL [CTRL 6]
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Radio
Tuning-effect. (0~127)
Voor RADIO DETUNE is het van groot belang dat u het
geluid tijdens de weergave met een toewijsbare regelaar
beïnvloedt (blz. 61). Dit is duidelijk geen “statisch”
effect.
9. Phonograph
Dit effect zorgt voor de typische bijgeluiden en klankkleur
van een vinylplaat.
• DISC TYPE [CTRL 1]
Hiermee kiest u het soort vinylruis:
LP: 33-toeren plaat
EP: 45-toeren plaat
SP: 78-toeren plaat
• DISC NOISE LEVEL [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u het volume van de plaatruis. (0~127)
• DEPTH [CTRL 3]
Hiermee regelt u de klankkleur van het geluid. Hoe groter deze waarde, hoe meer de hoge en lage tonen onderdrukt worden, terwijl het middengebied net wordt opgehaald. (0~+20)
• OUTPUT PAN [CTRL 4]
Hiermee bepaalt u de stereopositie van het Phonographeffect. (L64~63R)
• OUTPUT LEVEL [CTRL 5]
Bepaalt het uitgangsvolume van het Phonograph-effect.
(0~127)
10. Compressor
Dit effect maakt zwakkere signalen luider en vermindert het
volume van signaalpieken, wat voor een eenvormiger geluid
zorgt.
• ATTACK [CTRL 1]
Hiermee bepaalt u hoe snel de Compressor begint te
werken wanneer hij een signaal ontvangt. Dat laat toe
om een geluid lekker te laten “knallen”. (0~127)
• SUSTAIN [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u hoe lang het signaal op een constant
niveau wordt gehouden. (0~127)
78
Effecten en parameters
• POST GAIN [CTRL 3]
Hiermee bepaalt u hoe sterk het bewerkte signaal wordt
opgehaald. (0, +6, +12, +18)
• LOW GAIN [CTRL 4]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de lage tonen.
(–15~+15)
• HIGH GAIN [CTRL 5]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de hoge tonen.
(–15~+15)
• OUTPUT LEVEL [CTRL 6]
Bepaalt het uitgangsvolume van het Compressor-effect.
(0~127)
11. Limiter
Dit effect vermindert enkel het volume van signaalpieken,
maar laat zwakke signalen ongemoeid.
• THRESHOLD [CTRL 1]
Hiermee kiest u het volume dat het signaal moet hebben
om de Limiter in werking te laten treden. (0~127)
• RATIO [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u hoe sterk signaalpieken worden
“samengeperst” (verminderd). (1.5:1, 2:1, 4:1, 100:1)
• RELEASE [CTRL 3]
Stel hier in hoe snel de Limiter wordt uitgeschakeld eens
het ingangssignaal weer onder de drempel (Threshold)
is komen te liggen. (0~127)
• POST GAIN [CTRL 4]
Hiermee bepaalt u hoe sterk het bewerkte signaal wordt
opgehaald. (0, +6, +12, +18)
• OUTPUT PAN [CTRL 5]
Hiermee bepaalt u de stereopositie van het Limitereffect. (L64–63R)
• OUTPUT LEVEL [CTRL 6]
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Limitereffect. (0~127)
12. Slicer
Dit effect kapt het geluid “in stukjes”. Zo kunt u van tapijten
(lang aangehouden akkoorden) e.d. ritmisch gespeelde partijen maken.
• TIMING PATTERN [CTRL1]
Kies hier het aan/uit-patroon dat voor het bewerken van
het signaal wordt gebruikt. (34 types).
• ACCENT PATTERN [CTRL 3]
Hiermee bepaalt u het patroon voor de geaccentueerde
noten. (16 types).
• ACCENT LEVEL [CTRL 4]
Hiermee bepaalt u het volume van de geaccentueerde
noten. Hoe groter deze waarde, hoe duidelijker de accenten te horen zijn. (0~127)
• ATTACK [CTRL 5]
Hiermee bepaalt u hoe snel de aanzet van de hoorbare
geluidsflarden is. Hoe groter deze waarde, hoe sneller
(knallender) het geluid. (1~10)
• OUTPUT LEVEL [CTRL 6]
Bepaalt het uitgangsvolume van het Slicer-effect.
(0~127)
• RATE [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u de nootwaarde voor het met Timing
Pattern gekozen aan/uit-patroon. ()
13. Tremolo
Dit effect lijkt ergens wel op de Slicer hierboven, maar het
werkt minder radicaal en veel regelmatiger. Hiermee kunt u
het geluid laten opkomen en uitdeinen.
Referentiehandboek
• LFO TYPE [CTRL 1]
Kies hier de golfvorm die voor de modulatie van het
volume wordt gebruikt.
(TRI, TRP, SIN, SAW1, SAW2, SQR)
• DEPTH [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u de intensiteit van de modulatie.
(0~127)
• LOW GAIN [CTRL 3]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de lage tonen.
(–15~+15)
MC-307 — 79
Effecten en parameters
• RATE [CTRL 4]
Hiermee kiest u de snelheid van het tremolo-effect.
(0.1~10.0,
2MES 3MES 4MES 8MES 16MES
* Als u een nootwaarde of “MES”-instelling (aantal maten) kiest,
dan wordt de Tremolo met de BPM-waarde van het afgespeelde
patroon gesynchroniseerd.
• HIGH GAIN [CTRL 5]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de hoge tonen.
(–15~+15)
• OUTPUT LEVEL [CTRL 6]
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Tremoloeffect. (0~127)
14. Phaser
Een Phaser voegt een uit fase gezette kopie van het ingangssignaal bij het origineel. Omwille van de beweging van dit
effect verkrijgt u een “golvend” geluid.
• MANUAL [CTRL 1]
Hiermee kiest u de frequentie die vooral door de Phaser
wordt gemoduleerd. (100~8000 (Hz))
• DEPTH [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u hoe duidelijk de modulatie van de
Phaser hoorbaar is. (0~127)
• RESONANCE [CTRL 3]
Hiermee bepaalt u in welke mate de frequenties rond de
“Manual”-frequentie worden versterkt. (0~127)
• RATE [CTRL 4]
Hiermee bepaalt u de snelheid van het Phaser-effect (de
“modulatie”). Kies een nootwaarde of een “MES”-optie
om te zorgen dat de Phaser synchroon loopt met het
tempo (BPM) van het gekozen patroon.
(0.1~10.0, , 2MES
3MES 4MES 8MES 16MES)
• MIX [CTRL 4]
Met deze parameter stelt u de volumebalans tussen het
originele Part-signaal en het Phaser-signaal in. (0~127)
• OUTPUT PAN [CTRL 5]
Hiermee bepaalt u de stereopositie van het Phaser-effect.
(L64~63R)
• OUTPUT LEVEL [CTRL 6]
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Phasereffect. (0~127)
15. Chorus
Dit effect wekt de indruk dat een bepaalde partij door verschillende muzikanten tegelijk (unisono) wordt gespeeld.
• PRE DELAY [CTRL 1]
Hiermee stelt u de vertraging in tussen het originele signaal en de Chorus-modulatie. (0.0~100)
• DEPTH [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u de intensiteit van de modulatie.
(0~127)
• PHASE [CTRL 3]
Hiermee bepaalt u de stereobreedte van het effect. Hoe
groter de waarde, hoe verder zich de Chorus over het
geluidsbeeld (tussen het linker en rechter kanaal) uitstrekt. (0~180)
• RATE [CTRL 4]
De modulatiesnelheid. Als u een nootwaarde of “MES”optie kiest, loopt het effect synchroon met het tempo van
het gekozen patroon.
(0.1~10.0, , 2MES
3MES 4MES 8MES 16MES)
• FILTER TYPE [CTRL 5]
Kies hier het filtertype voor de bewerking van de Chorus-frequenties:
OFF Er wordt geen filter gebruikt.
LPFDe frequenties boven Cutoff worden gefilterd.
HPF De frequenties onder Cutoff worden gefilterd.
• CUTOFF [CTRL 6]
Stel hier de frequentie in waarboven of waaronder het
signaal moet worden gefilterd. (200~8000 (Hz))
• BALANCE [CTRL 7]
Hiermee bepaalt u de balans tussen het originele signaal
en de Chorus. “D100:0W” betekent dat u de Chorus niet
meer hoort. (D100:0W~D0:100W)
• OUTPUT LEVEL [CTRL 8]
Bepaalt het uitgangsvolume van de Stereo Chorus.
(0~127)
80
Effecten en parameters
16. Space-D
Ook deze Chorus maakt het geluid breder en “fluwelen”. De
modulatie is echter nagenoeg onhoorbaar.
• PRE DELAY [CTRL 1]
Hiermee bepaalt u de vertraging tussen het originele signaal en de Space-Chorus. (0.0~100)
• DEPTH [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u de intensiteit van de modulatie.
(0~127)
• PHASE [CTRL 3]
Hiermee bepaalt u de stereobreedte van het effect. Hoe
groter de waarde, hoe verder zich de Chorus over het
geluidsbeeld (tussen het linker en rechter kanaal) uitstrekt. (0~180)
• RATE [CTRL 4]
De modulatiesnelheid. Als u een nootwaarde of “MES”optie kiest, loopt het effect synchroon met het tempo van
het gekozen patroon.
(0.1~10.0, , 2MES
3MES 4MES 8MES 16MES)
• LOW GAIN [CTRL 5]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de lage tonen.
(–15~+15)
• HIGH GAIN [CTRL 6]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de hoge tonen.
(–15~+15)
• BALANCE [CTRL 7]
Hiermee bepaalt u de balans tussen het originele signaal
en de Chorus. “D100:0W” betekent dat u de Chorus niet
meer hoort. (D100:0W~D0:100W)
• OUTPUT LEVEL [CTRL 8]
Bepaalt het uitgangsvolume van het Space-D-effect.
(0~127)
17. Tetra Chorus
Dit Chorus-effect bevat vier lijnen (en dus evenveel Choruseffecten) en zorgt op die manier voor een veel ruimtelijker
geluid dan een conventionele Chorus.
• PRE DELAY [CTRL 1]
Hiermee bepaalt u de vertraging tussen het originele signaal en de Chorus. (0.0~100)
• DEPTH [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u de intensiteit van de modulatie.
(0~127)
• PRE DELAY DEVI [CTRL 3]
Hiermee kunt u de vier Chorus-lijnen onderling vertragen, zodat ze niet allemaal op hetzelfde moment beginnen. (0~20)
• RATE [CTRL 4]
De modulatiesnelheid. Als u een nootwaarde of “MES”optie kiest, loopt het effect synchroon met het tempo van
het gekozen patroon.
(0.1~10.0, , 2MES
3MES 4MES 8MES 16MES)
• DEPTH DEVI [CTRL 5]
Hiermee bepaalt u het verschil in modulatiediepte tussen de vier Chorus-lijnen. (–20~+20)
• PAN DEVI [CTRL 6]
Hiermee kunt u de vier Chorus-lijnen over het stereobeeld verdelen (links/rechts). Hoe groter de waarde, hoe
“breder” het effect wordt. (0~20)
• BALANCE [CTRL 7]
Hiermee bepaalt u de balans tussen het originele signaal
en de Chorus. “D100:0W” betekent dat u de Chorus niet
meer hoort. (D100:0W~D0:100W)
• OUTPUT LEVEL [CTRL 8]
Bepaalt het uitgangsvolume van het Tetra Chorus effect.
(0~127)
Referentiehandboek
MC-307 — 81
Effecten en parameters
18. Flanger
Wat een Flanger is, hoeven we u beslist niet uit te leggen: het
is het bekende “straaljager”-effect, maar het kan ook subtieler werken. Interessant is wel dat het hier om een stereo Flanger gaat, die dus lekker breed kan werken.
• PRE DELAY [CTRL 1]
Hiermee bepaalt u de vertraging tussen het originele signaal en de Flanger. (0.0~100)
• DEPTH [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u de intensiteit van de modulatie.
(0~127)
• FEEDBACK [CTRL 3]
Hiermee bepaalt hoeveel van het Flanger-uitgangssignaal nog eens naar de ingang wordt gestuurd.
(0~+98 (%))
• RATE [CTRL 4]
De modulatiesnelheid. Als u een nootwaarde of “MES”optie kiest, loopt het effect synchroon met het tempo van
het gekozen patroon.
(0.1~10.0, , 2MES
3MES 4MES 8MES 16MES)
• PHASE [CTRL 5]
Hiermee bepaalt u de stereobreedte van het effect. Hoe
groter de waarde, hoe verder zich de Flanger over het
geluidsbeeld (tussen het linker en rechter kanaal) uitstrekt. (0~180)
• FILTER TYPE [CTRL 6]
Kies hier het filtertype voor de bewerking van de Flanger-frequenties:
OFF Er wordt geen filter gebruikt.
LPFDe frequenties boven Cutoff worden gefilterd.
HPF De frequenties onder Cutoff worden gefilterd.
• CUTOFF [CTRL 7]
Stel hier de frequentie in waarboven of waaronder het
signaal moet worden gefilterd. (200~8000 (Hz))
• BALANCE [CTRL 8]
Hiermee bepaalt u de balans tussen het originele signaal
en de Flanger. “D100:0W” betekent dat u de Flanger niet
meer hoort. (D100:0W~D0:100W)
• OUTPUT LEVEL [CTRL 9]
Bepaalt het uitgangsvolume van de stereo Flanger.
(0~127)
19. Step Flanger
Een Step Flanger is een effect dat het geluid in duidelijk
hoorbare stappen moduleert. De modulatie kan met de BPM
worden gesynchroniseerd.
• PRE DELAY [CTRL 1]
Hiermee bepaalt u de vertraging tussen het originele signaal en de Flanger. (0.0~100)
• DEPTH [CTRL 3]
Hiermee bepaalt u de intensiteit van de modulatie.
(0~127)
• FEEDBACK [CTRL 4]
Hiermee bepaalt u hoeveel van het Flanger-uitgangssignaal nog eens naar de ingang wordt gestuurd.
(0~+98 (%))
• RATE [CTRL 2]
De modulatiesnelheid. Als u een nootwaarde of “MES”optie kiest, loopt het effect synchroon met het tempo van
het gekozen patroon.
(0.1~10.0, , 2MES
3MES 4MES 8MES 16MES)
• PHASE [CTRL 5]
Hiermee bepaalt u de stereobreedte van het effect. Hoe
groter de waarde, hoe verder zich de Flanger over het
geluidsbeeld (tussen het linker en rechter kanaal) uitstrekt. (0~180)
• BALANCE [CTRL 7]
Hiermee bepaalt u de stereobreedte van het effect. Hoe
groter de waarde, hoe verder zich de Flanger over het
geluidsbeeld (tussen het linker en rechter kanaal) uitstrekt. (0~180)
• OUTPUT LEVEL [CTRL 8]
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Step
Flanger-effect. (0~127)
• STEP RATE [CTRL 6]
Dit is de snelheid waarmee de toonhoogte (in stappen
dus) gemoduleerd wordt. Als u een nootwaarde kiest,
wordt de modulatie met de BPM gesynchroniseerd.
(0.05~10.0 (Hz), )
82
Effecten en parameters
20. Short Delay
Deze Delay is volledig stereo, wat u dus de mogelijkheid
geeft om betrekkelijk complexe herhalingen te programmeren waarvan de stereobewegingen bovendien met de BPM
kunnen worden gesynchroniseerd.
• TIME L [CTRL 1]
Hiermee bepaalt u de vertraging tussen het originele signaal en de linker herhaling. (0.1~190)
• TIME R [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u de vertraging tussen het originele signaal en de rechter herhaling. (0.1~190)
• HF DAMP [CTRL 3]
Hiermee bepaalt u de frequentie vanaf waar de hoge
tonen uit het Delay-signaal worden gefilterd. Hoe kleiner de waarde, hoe doffer het signaal wordt. Kies
“BYPASS” als het Delay-signaal niet mag worden gefilterd. (200~8000 (Hz), BYPASS)
• FEEDBACK [CTRL 4]
Hiermee bepaalt u het aantal herhalingen. (0~+98 (%))
• LOW GAIN [CTRL 5]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de lage tonen.
(–15~+15)
• HIGH GAIN [CTRL 6]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de hoge tonen.
(–15~+15)
• BALANCE [CTRL 7]
Hiermee bepaalt u de balans tussen het originele signaal
en de Delay. “D100:0W” betekent dat u de Delay niet
meer hoort. (D100:0W~D0:100W)
• AUTO PAN [CTRL 8]
Met deze parameter kunt u zorgen dat de herhalingen in
de maat van de muziek tussen het linker en rechter
kanaal heen en weer gaan.
(OFF, 2MES, 3MES, 4MES, 8MES, 16MES)
• OUTPUT LEVEL [CTRL 9]
Bepaalt het uitgangsvolume van het Short Delay-effect.
(0~127)
21. Auto PAN
Hiermee laat u het geluid automatisch heen en weer bewegen door het stereobeeld, eventueel synchroon met het tempo of met een signaal dat veel lage frequenties bevat (bv. de
basdrum).
• LFO TYPE [CTRL 1]
Hiermee kiest u de golfvorm die voor het panoramaeffect wordt gebruikt.
(TRI, TRP, SIN, SAW1, SAW2, SQR)
• BASS SENS [CTRL 2]
Via deze parameter kunt u zorgen dat noten met veel
lage tonen (bas, basdrum) voor een verandering van de
stereopositie zorgen:
OFF
MODE1
MODE2
• DEPTH [CTRL 4]
Hiermee bepaalt u de breedte van de links/rechts-bewegingen. (0~127)
• RATE [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u hoe snel het signaal in het stereobeeld
heen en weer beweegt. U kunt ook een nootwaarde of
“MES”-optie kiezen om de bewegingen synchroon te
laten lopen met de BPM.
(0.1–10.0, , 2MES
3MES 4MES 8MES 16MES)
* Wanneer u BASS SENS op “MODE2” zet, houdt de MC-307
geen rekening met deze Rate-instelling.
• LOW GAIN [CTRL 5]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de lage tonen.
(–15~+15)
• HIGH GAIN [CTRL 6]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de hoge tonen.
(–15~+15)
• OUTPUT LEVEL [CTRL 7]
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Auto
Pan-effect. (0~127)
De verschuivingen worden bepaald door de Rateparameter (zie verderop).
De Rate-snelheid (zie verderop) wordt bepaald
door de basnoten.
De basnoten bepalen rechtstreeks de verschuiving
in het stereobeeld.
Referentiehandboek
MC-307 — 83
Effecten en parameters
22. Feedback Pitch Shifter
Dit is een Pitch Shifter die voorzien is van een Feedback-lus,
wat dus het gebruik van terugkoppeling (lees: herhalingen)
toelaat. In eerste instantie is hij echter bedoeld voor het toevoegen van een getransponeerde of ontstemde kopie aan het
originele signaal.
• COARSE [CTRL 1]
Hiermee bepaalt u het interval van de transpositie. Elke
waarde komt overeen met een halve toon (en zo zitten er
12 in een octaaf). (–24~+12)
• FINE [CTRL 2]
Hiermee kunt u het Pitch Shift-signaal ontstemmen. Met
een kleine (positieve of negatieve) waarde zorgt u voor
een natuurlijke zweving (alias Chorus). (–100~+100)
• OUTPUT PAN [CTRL 3]
Hiermee bepaalt u de stereopositie van het Pitch Shiftsignaal. (L64–63R)
• PRE DELAY [CTRL 4]
Hiermee bepaalt u de vertraging tussen het originele signaal en de Pitch Shifter. (0.0~100)
• MODE [CTRL 5]
Hiermee bepaalt u de kwaliteit van het getransponeerde
geluid. Hoe groter de waarde, hoe beter de kwaliteit.
Maar dat betekent ook dat het effect iets trager reageert
(omdat er meer wordt gerekend). (1~5)
• FEEDBACK [CTRL 6]
Hiermee bepaalt u het aantal herhalingen (d.w.z. het
volume van het Pitch Shift-signaal dat nog eens naar het
effect wordt gestuurd). (0~+98 (%))
• LOW GAIN [CTRL 7]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de lage tonen.
(–15~+15)
• HIGH GAIN [CTRL 8]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de hoge tonen.
(–15~+15)
• BALANCE [CTRL 9]
Hiermee bepaalt u de balans tussen het originele signaal
en de Pitch Shifter. “D100:0W” betekent dat u de Pitch
Shifter niet meer hoort. (D100:0W~D0:100W)
• OUTPUT LEVEL [CTRL 10]
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Feedback
Pitch Shifter-effect. (0~127)
23. Reverb
Dit is een galmeffect dat onafhankelijk van de “hoofd”Reverb van de MC-307 werkt. U zou hem dus kunnen
gebruiken om het geluid meer te variëren of om bepaalde
Parts extra in de verf te zetten.
• TYPE [CTRL 1]
Zie blz. 72.
• TIME [CTRL 2]
Met deze parameter bepaalt u de lengte van de galm
(wat dus een grotere ruimte simuleert). (0~127)
• HF DAMP [CTRL 3]
Hiermee bepaalt u hoeveel hoge tonen het galmsignaal
bevat. Hoe kleiner de waarde, hoe ronder (doffer) de
galm wordt. Kies "BYPASS" als u de hoge tonen niet wilt
filteren. (200~8000 (Hz), BYPASS)
• BALANCE [CTRL 4]
Hiermee bepaalt u de balans tussen het originele signaal
en het Reverb-effect. “D100:0W” betekent dat u de
Reverb niet meer hoort. (D100:0W~D0:100W)
• OUTPUT LEVEL [CTRL 5]
Bepaalt het uitgangsvolume van het Reverb-effect.
(0~127)
24. Gated Reverb
Deze galm sterft niet geleidelijk uit maar wordt abrupt uitgeschakeld.
• TYPE [CTRL 1]
Kies hier het type Gate Reverb dat u voor het betreffende
nummer/patroon nodig hebt.
NORMAL Normaal Gate Reverb-effect.
REVERSEGalm die achterstevoren wordt weergegeven.
SWEEP1
SWEEP2
• TIME [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u de lengte van de galm. (5~330)
• BALANCE [CTRL 3]
Hiermee bepaalt u de balans tussen het originele signaal
en de Gate Reverb. “D100:0W” betekent dat u de Gate
Reverb niet meer hoort. (D100:0W~D0:100W)
De galm schuift van het rechter naar het linker
kanaal.
De galm schuift van het linker naar het rechter
kanaal.
84
Effecten en parameters
• OUTPUT LEVEL [CTRL 4]
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Gate
Reverb-effect. (0~127)
25. Isolator
Ziehier een bijzonder krachtige Equalizer waarmee u de
gewenste frequentiebanden kunt onderdrukken, terwijl een
andere band wordt doorgelaten.
De Isolator-parameters werken bijzonder effectief, wanneer u
ze als volgt gebruikt:
LOWDeze band voor basdrum/basklanken.
MIDDeze band voor zang e.d.
HIGH
De Isolator komt het best tot zijn recht wanneer u hem samen
met de [GRAB]-schakelaar gebruikt (zie rechts), omdat u de
gekozen band dan afwisselend kunt in- en uitschakelen.
• LOW GAIN [CTRL 1]
• MID GAIN [CTRL 2]
• HIGH GAIN [CTRL 3]
• PAN [CTRL 4]
• LEVEL [CTRL 5]
Deze band voor signalen met veel hoge tonen (cymbalen e.d.)
Bepaalt hoe sterk de lage tonen moeten worden onderdrukt. (0~127)
Bepaalt hoe sterk de middentonen moeten worden
onderdrukt. (0~127)
Bepaalt hoe sterk de hoge tonen moeten worden onderdrukt. (0~127)
Hiermee bepaalt u de stereopositie van het Isolator-signaal. (L64~0~63R)
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de Isolator.
(0~127)
Meer details over de [GRAB]schakelaar
Wat is de GRAB-schakelaar
Met deze schakelaar kunt u de effecten (Reverb, Delay,
M-FX) in- en uitschakelen zonder meteen de menu’s van de
MC-307 in te duiken. Deze schakelaar bestaat ook op de
DJ-2000 Professional DJ Mixer van Roland. Aangezien de
MC-307 echter meer effecten bevat, kunt u de [GRAB]schakelaar nóg creatiever gebruiken.
Referentiehandboek
GRAB-standen
De [GRAB]-schakelaar heeft de volgende standen:
ONDe effecten worden ingeschakeld.
OFFDe effecten worden uitgeschakeld.
GRABZolang de schakelaar zich in deze stand bevindt, zijn de
effecten ingeschakeld. Laat u de schakelaar weer los, dan
keert hij terug in de OFF-positie. Dit is dus de handigste
stand voor het live toevoegen van effecten.
Zorgen dat de [GRAB]-schakelaar het
gewenste effect beïnvloedt
Met de GRAB-parameter van het System-mode kunt u bepalen welke effecten op de stand van de [GRAB]-schakelaar
moeten reageren. U kunt gelijk welke combinatie kiezen.
1. Druk op de [SYSTEM]-knop.
2. Druk op de [F1 (SYS)]-knop.
3. Druk op de [F2 (LCD)]-knop.
4. Druk op de [F3 (GRAB)]-knop. Het display beeldt nu de
volgende pagina af:
5. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar het effect
dat u aan de [GRAB]-schakelaar wilt toewijzen (of waarvan u de toewijzing wilt verbreken).
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de instel-
ling ON (toegewezen) of OFF (niet toegewezen).
7. Druk op de [EXIT]-knop om deze pagina weer te verla-
ten.
MC-307 — 85
Effecten en parameters
Met deze parameter bepaalt u enkel of het betreffende
effect ook via de [GRAB]-schakelaar kan worden in- en
uitgeschakeld. Dit is echter geen “echte” schakelaar.
U moet de effecten dus eerst “echt” inschakelen alvorens ze met de [GRAB]-schakelaar te kunnen beïnvloeden. Zie hiervoor blz. 71, 72 en 74.
SYSTEM: SOUND
REVERB SW
DELAY SW
M-FX SW
Klankbron
GRAB SW
SYSTEM: GRAB
REVERB
DELAY
M-FX
Uitgangen
86
6. Eigen patronen en Songs programmeren
Eigen patronen en Songs programmeren
Zelf patronen
programmeren
Op de MC-307 kunt u op twee manieren patronen programmeren: door gewoon op te nemen wat u speelt (Realtime) of
door de noten stap voor stap in te voeren (TR-REC).
Muziek opnemen zoals u ze
speelt (Realtime)
Dit is de meest “natuurlijke” manier van opnemen, omdat
alle noten, die u op het klaviertje of via MIDI speelt, worden
opgetekend.
Werkwijze
Patroon kiezen
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u voor de opname wilt gebruiken.
* Als het patroon al data bevat die u niet meer nodig hebt, moet u
het patroon eerst initialiseren. Zie hiervoor “Initialize” op
blz. 134.
Part en Patch kiezen
3. Druk op de [PART SELECT]-knop.
4. Druk op de knop van de Part die u voor de opname wilt
gebruiken ([R], [1]~[7]).
5. Druk op de [F1 (PATCH)]-knop.
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een Patch
(of Rhythm Set) voor de Part (Rhythm Sets kunt u enkel
voor de R-Part keizen).
Voorbereiding van de opname
7. Druk op de [REC]-knop. Het display ziet er nu als volgt
uit:
8. Druk op [F2 (REALTIME)]. Nu beeldt het display de
“REALTIME REC STANDBY”-pagina af.
Hier kunt u een aantal belangrijke dingen voor de opname instellen.
9. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar de para-
meter die u wilt instellen.
10. Stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de beno-
digde waarde in.
Realtime REC-parameters:
• BEAT: Hiermee kiest u de maatsoort van het patroon.
2/4~7/4, 5/8~7/8, 9/8, 12/8, 9/16, 11/16, 13/16, 15/16,
17/16, 19/16
* De maatsoort kan enkel voor blanco patronen worden ingesteld.
• MEASURE LENGTH: Hiermee bepaalt u de lengte van
het patroon. (1~32)
* Deze parameter kunt u ook gebruiken om een reeds bestaand
patroon langer te maken. Hij laat echter niet toe om patronen in te
korten. (Gebruik DELETE om een patroon in te korten. Zie
blz. 97.)
• BPM: Hiermee bepaalt u het basistempo van het geselecteerde patroon. (U kunt het tempo ook later nog veranderen door het weergavetempo anders in te stellen en
het patroon opnieuw op te slaan. Zie blz. 52.)
(20.0~240.0)
• COUNT IN: Stel hier in of en hoeveel maten de MC-307
moet aftellen alvorens de opname te starten. Als u WAIT
NOTE kiest, begint de opname, zodra u een noot speelt.
(OFF, 1, 2, WAIT NOTE)
• METRONOME: Stel hier in wanneer de metronoom moet
klinken. Waarschijnlijk kiest u in de regel REC ONLY.
OFFDe metronoom klinkt nooit.
ON
REC ONLY De metronoom klinkt tijdens de opname.
PLAY&REC
• LOOP REST: Als u hier ON kiest, voegt de MC-307 aan
het einde van een patroon telkens een blanco maat in.
(Tijdens de opname wordt het gekozen patroon namelijk voortdurend herhaald.) Op die manier bent u er
zeker van dat er niet teveel noten worden opgenomen
eens u helemaal uit uw dak gaat…
• INPUT QTZ TIMING:
Met deze parameter bepaalt u hoe nauwkeurig de timing
van uw noten tijdens de opname wordt gecorrigeerd.
Bepalend hiervoor is de Template-instelling (zie
hieronder). Wanneer u hier “100%” kiest, worden alle
noten naar een INPUT QTZ TEMPLATE-positie
verschoven. (0~100 (%))
• INPUT QTZ TEMPLATE: Kies hier de kortste nootwaarde die u gaat spelen (of OFF om de opname niet te quantiseren). Speelt u namelijk toch kortere noten, dan komen
die niet op de juiste plaats terecht.
(OFF, )
* Ook hier kunt u nog een andere Patch voor de actieve Part selecte-
ren (zie ook verderop voor meer details). Als dat niet nodig is,
kunt u meteen met stap 11 vervolgen.
* U kunt een patroon ook na de opname nog quantiseren (zie
blz. 100). Activeer de quantisering dus enkel als u denkt dat u het
anders niet redt.
De metronoom klinkt zelfs wanneer de weergave/opname gestopt is.
De metronoom klinkt tijdens de weergave en
opname.
Referentiehandboek
MC-307 — 87
Eigen patronen en Songs programmeren
Opname
11. Druk op de [PLAY]-knop om de opname te starten.
Speel vervolgens op het klaviertje of op het aangesloten
MIDI-instrument. (Diens MIDI OUT-connector moet u
aansluiten op de MIDI IN-connector van de MC-307.)
* Zodra de MC-307 de laatste maat bereikt, keert hij terug naar de
eerste maat. (Hebt u LOOP REST geactiveerd, dan wacht hij eerst
een maat.) U kunt dan bijkomende noten opnemen.
12. Druk op de [STOP]-knop om de opname te stoppen.
Patch kiezen voor de opname
a. Patch uit een lijst kiezen
Op de REC-pagina kunt u de u op de volgende manier een
andere Patch kiezen:
1. Druk op de [F1 (PACH)]-knop.
2. Druk op de [F1 (LIST)]-knop om een lijst met alle Patches
op te roepen:
Andere handige opnamefuncties
Part- en effectinstellingen op de RECpagina
U kunt de Part- en effectinstellingen ook tijdens de Realtimeopname veranderen en zo voor meer variatie voor het
patroon zorgen.
1. Start de Realtime-opname (blz. 87).
2. Druk op de [F2 (STUP)]-knop.
Op deze pagina kunt u nu de parametergroep kiezen die
u wilt wijzigen. Meer details over deze parameters vindt
u op de vermelde bladzijden.
• [F1 (PART)]: Part-parameters (blz. 55)
• [F2 (REV)]: Reverb-parameters (blz. 71)
• [F3 (DLY)]: Delay-parameters (blz. 72)
• [F4 (M-FX)]: M-FX-parameters (blz. 74)
* Alle wijzigingen, die u tijdens de opname doorvoert, worden als
zodanig opgenomen. Maar opgelet: u kunt tijdens de Realtimeopname geen ander TYPE kiezen voor Reverb, Delay of M-FX.
* Als u de instellingen wel wilt gebruiken, maar niet opnemen –of
eerst eens wilt oefenen, zie dan hieronder.
3. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een Patch.
4. Bevestig uw keuze door op de [ENTER]-knop te druk-
ken. U keert nu terug naar de display-pagina van stap 1.
b. Patch uit een categorie kiezen
Ziehier wat u kunt doen om de benodigde Patch sneller te
vinden:
1. Druk op de [F1 (PACH)]-knop.
2. Druk op de [F2 (CATG)]-knop. Het display beeldt nu de
“CATETORY GROUP SELECT”-pagina af.
3. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de catego-
rie met Patches waar u er één uit wilt kiezen.
4. Druk op de functieknop ([F1]~[F4]) onder de naam van
de benodigde categorie om een Patch-lijst van die categorie op te roepen.
5. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een Patch.
6. Druk op de [EXIT]-knop om terug te keren naar de REC-
pagina.
REC Rehearsal: eerst oefenen
De MC-307 laat toe om de Realtime-opname tijdelijk te deactiveren zonder ze te stoppen. Zo kunt u een loopje of instellings-sequens eerst even oefenen, terwijl het patroon gewoon
doorloopt. Eens u de juiste vingerzetting/handeling te pakken hebt, kunt u de Rehearsal-functie weer uitschakelen en
het loopje e.d. meteen opnemen.
1. Zie de stappen 1~7 onder “Muziek opnemen zoals u ze
speelt (Realtime)” op blz. 87 om de opname te starten.
2. Druk tijdens de opname op de [REC]-knop.
De [REC]-indicator knippert om duidelijk te maken dat u
nu even kunt oefenen. Het display ziet er als volgt uit:
Oefen nu wat u zo meteen wilt opnemen.
3. Druk nog een keer op de [REC]-knop om de Rehearsal-
functie weer uit te schakelen.
4. Neem de muziek e.d. op.
Tijdens de opname een andere Part kiezen
Tijdens de Realtime-opname kunt u ook andere Parts kiezen,
zodat u eerst de drums, dan de bas e.d. kunt opnemen zonder de opname te stoppen. Dat werkt beduidend sneller…
1. Start de Realtime-opname (zie blz. 87).
2. Druk op de knop van de Part ([R], [1]~[7]) die u wilt
opnemen en begin te spelen. De nieuwe noten worden
nu voor die Part opgenomen.
88
Eigen patronen en Songs programmeren
3. Druk vervolgens op een andere Part-knop om daarvoor
noten op te nemen.
Noten van de Arpeggiator opnemen
Als u het graag rustig aan doet, kunt u tijdens de opname de
Arpeggiator inschakelen en hem de noten laten spelen die u
voor een Part wilt opnemen.
1. Druk op de [ARP]-knop om de Arpeggiator in te schake-
len en voer alle benodigde instellingen uit (zie “Arpeggiator gebruiken” op blz. 62).
2. Druk op de [HOLD]-knop.
3. Speel een akkoord (of enkelvoudige noten). U hoeft elke
toets maar even in te drukken, omdat de Arpeggiator
gewoon blijft spelen.
4. Druk op de [REC]-knop. De MC-307 kiest nu de stand
“klaar voor de opname” (Standby).
5. Druk op de [PLAY]-knop om de opname te starten. De
Arpeggiator begint nu aan het begin van maat 1 te spelen
en zijn noten worden opgenomen.
6. Druk op de [STOP]-knop, zodra alle noten opgenomen
zijn.
7. Druk op de [ARP]-knop om de Arpeggiator weer uit te
schakelen.
Bewegingen van de regelaars opnemen
Ook de bewegingen van de toewijsbare regelaars en
CUTOFF/RESONANCE/LFO kunt u opnemen. Doe dit echter alleen als u achteraf niet van plan bent om tijdens de
weergave nog eens met de regelaars te spelen – anders heeft
de MC-307 namelijk moeite met het berekenen van de benodigde waarden. (Bovendien worden de opgenomen regelaarinstellingen bij het live-gebruik van de regelaars niet weergegeven.)
1. Druk op de [PART SELECT]-knop.
2. Kies met [R], [1]~[7] de Part waarvoor u regelaar-instel-
lingen wilt opnemen.
3. Start de opname (zie blz. 87).
4. Doe “uw ding” met de regelaars – alles wordt opgeno-
men.
5. Druk op de [STOP]-knop, zodra alle bewegingen opge-
nomen zijn.
* De volgende parameters kunt u tijdens de opname niet beïnvloe-
den (omdat die instellingen als “statische” waarden aan het begin
van een patroon worden opgenomen): Reverb Type, Delay Type,
M-FX Type.
Realtime Erase: data al tijdens de opname
wissen
Als u tijden de opname een noot teveel speelt of te hevig aan
de regelaars draait e.d., kunt u dat meteen rechtzetten door
als volgt te werk te gaan:
1. Druk op de [PART SELECT]-knop.
2. Kies nu met [R], [1]~[7] de Part waarvoor u data wilt wis-
sen.
3. Start de Realtime-opname van de MC-307 (zie blz. 87).
4. Druk op de [F3 (ERAS)]-knop. De MC-307 activeert nu
de Realtime Erase-mode:
5. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het data-
type dat moet worden gewist.
* Om de data van een regelaar te wissen, moet u er even aan draai-
en.
ALL
NOTEEr worden enkel noten gewist.
PC
CCAlle controlecommando’s.
BENDEr worden enkel Pitch Bend-data gewist.
P-AFTPolyfone Aftertouch.
C-AFTKanaal-Aftertouch.
SYS-EXSysEx-commando’s.
TEMPOTempowijzigingen (BPM)
MUTEAan/uit-commando’s voor de Part (Mute).
CC#00~
CC#127
* Voor NOTE kunt u op twee manieren te werk gaan: (a) drukt u op
[REC] (zie verderop), dan worden alle noten in het betreffende
gebied gewist; (b) drukt u op één of twee Pads van het klaviertje/
MIDI-klavier, dan worden hetzij enkel de gekozen noot, hetzij alle
noten in het afgebakende bereik gewist. Voorbeeld: als u op de C2
en de G2 drukt, worden alle noten tussen de C2 en G2 gewist –
maar enkel zo lang u [REC] ingedrukt houdt.
Regelaar-parameters die u kunt kiezen: Zoals gezegd,
moet u even aan een regelaar draaien om hem te selecteren. Hier praten we over de volgende regelaars:
[CUTOFF], [RESONANCE], [DEPTH] en de toewijsbare
regelaars 1~4. U kunt echter ook op de [FILTER]- of
[LFO1]-knop drukken om die parameter te wissen.
* Meer details over de toewijsbare parameters vindt u op blz. 60.
6. Houd, op de plaats waar u de gekozen data wilt wissen,
de [REC]-knop ingedrukt.
Alle data van de geselecteerde Part worden
gewist.
Er worden enkel programmakeuze-commando’s (voor het kiezen van Patches/
Rhythm Sets) gewist.
Waarden voor het gekozen controlecommando.
Referentiehandboek
MC-307 — 89
Eigen patronen en Songs programmeren
7. Druk op [F3 (EXIT)] of [EXIT] om weer naar de Realtime
REC-mode terug te keren.
Mute Control: aan/uit-status van de Parts
opnemen
U kunt het aan/uit-zetten van de Parts ook opnemen. Dit is
waarschijnlijk de snelste manier om een “nieuw” patroon op
te nemen: kies er gewoon één dat al data bevat en begin te
stoeien met de aan/uit-status van de Parts.
Deze MUTE-data worden op een speciaal spoor opgenomen
dat MUTE CTRL heet. Dit kunt u activeren (Mutes worden
gehanteerd) en deactiveren (Mutes uit) door op de
[RHYTHM PART VIEW]-knop te drukken. Voorwaarde hiervoor is echter dat u deze knop eerst als “MUTE CTRL”-knop
definieert:
MUTE CTRL-functie toewijzen
1. Druk op de [SYSTEM]-knop.
2. Druk op de [F1 (SYS)]-knop.
3. Druk op de [F3 (SEQ]-knop.
4. Druk op de [F4 (PRM4)]-knop.
5. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar “RHY
VIEW”.
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] “MUTE
CTRL”. Nu doet de [RHYTHM PART VIEW]-knop
dienst als MUTE CTRL-knop voor de opname.
BPM-veranderingen opnemen
Hoewel dit niet echt slim is, kunt u ook tempowijzigingen
voor patronen opnemen.
Ook deze BPM-waarden belanden op het MUTE CTRL-spoor
(waar ook de Mute-data worden opgenomen). De bediening
is trouwens dezelfde als voor het opnemen van de aan/uitstatus. Zie dus de linker kolom.
Tempowijzigingen kunt u instellen met de [VALUE]-regelaar, [DEC] [INC] en de [TAP]-knop. Dit zijn echter wijzigin-gen van het basistempo. Hoe u dit laatste instelt en programmeert, komt u te weten onder “Muziek opnemen zoals u ze
speelt (Realtime)” op blz. 87.
* Tempowijzigingen van de TURNTABLE EMULATION-Fader
worden niet opgenomen.
* Zie “Micro Edit: enkele data editen” op blz. 93 als u maar één
tempowijziging wilt programmeren die zich bovendien op een welbepaalde plaats moet bevinden.
Vergeet niet uw patroon op te slaan! Zie blz. 37.
Aan/uit-status opnemen
7. Druk op de [PTN]-knop.
8. Druk op de [REC]-knop.
9. Druk op de [F2 (REALTIME)]-knop. Het display beeldt
nu de “Realtime REC Standby”-pagina af.
10. Druk op de [PART SELECT]-knop.
11. Druk op de [RHYTHM PART VIEW]-knop.
(Hiermee selecteert u het MUTE CTRL-spoor voor de
opname van de “Mutes”.)
12. Druk op de [PLAY]-knop om de opname te starten.
13. Druk op de [PART MUTE]-knop.
14. Gebruik de knoppen [R], [1]~[7] voor het in- en uitscha-
kelen van de Parts.
15. Druk op de [STOP]-knop als u alle “Mutes” opgenomen
hebt.
* Herhaal de stappen 1~6 om weer de “NORMAL”-functie voor de
“TR-REC” is een opnamemanier waar u alle benodigde
noten stap voor stap invoert (op een sequencer heet dit in de
regel “Step Time” of iets in die zin). In dit geval duidt u met
de Pads de plaatsen aan waar er een noot moet worden ingevoerd. Wanneer een indicator van een Pad oplicht, bevindt er
zich op de betreffende plaats een nootcommando. Druk nog
een keer op die Pad om het betreffende commando weer te
wissen (de indicator dooft dan weer).
U raadt het al: deze methode is handig voor wie niet zo goed
met een klavier uit de voeten kan of voor het programmeren
van loopjes die niemand kan spelen.
TR-REC voor de Rhythm-Part
U hebt al een drumpartij geprogrammeerd (zie blz. 28), dus
gaan we hier iets sneller doorheen en wijzen we alleen op
dingen u nog niet weet.
1. Druk op de [PART SELECT]-knop.
2. Druk op de [R]-knop.
3. Druk op de [F1 (PATCH)]-knop.
4. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een
Rhythm Set.
5. Druk op de [PTN]-knop.
6. Druk op de [REC]-knop om de volgende pagina op te
roepen:
7. Druk op de [F3 (TR-REC]-knop om naar de “TR-REC
STANDBY”-pagina te gaan:
11. Kies met de [SCALE]-knop de resolutie, d.w.z. het aantal
mogelijke stappen per maat:
•
: Elke Pad ([1]–[16]) is aan een zestiende noot toegewe-
zen. En daarvan zijn er 16 in een 4/4-maat.
•: Elke Pad is aan een tweeëndertigste noot toegewezen.
Aangezien er maar 16 Pads zijn, betekent dit dat ze telkens overeenkomen met de eerste (1, 2) of laatste twee
tellen (3, 4) van een 4/4-maat.
•
3
: De Pads [1]~[12] zijn toegewezen aan de twaalf achtste triolen die u per 4/4-maat kunt invoeren. (Triolen
zijn nootgroepen waarvan er drie in de tijd van twee
moeten worden gespeeld, wat voor een “walsachtig” ritme zorgt).
•
3
: De Pads [1]~[12] zijn telkens toegewezen aan twee
tellen (1/2 of 3/4) van een 4/4-maat. Hiermee kunt u
zestiende triolen programmeren.
12. Druk op de [TR-REC]-knop (indicator moet doven).
Nu doen de Pads weer dienst als klaviertoetsen waarmee
u noten kunt spelen.
(Voorbeeld) Wanneer OCT= "–1"
SNARE
1 2 3 4 5 6 7 8 9 101011 121213131414151516
HI-HATCRASH
Referentiehandboek
8. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar de para-
meter die u wilt instellen.
9. Kies de benodigde instelling met de [VALUE]-regelaar of
[DEC] [INC].
• Beat, Measure Length, BPM:
Zie blz. 87. Deze parameters stelt u waarschijnlijk enkel
voor een patroon in dat nog geen data bevat (de maatsoort kunt u trouwens enkel dan instellen).
10. Druk op de [PLAY]-knop om de “TR-REC”-pagina op te
roepen.
opgenomen data worden in een lus afgespeeld.
De MC-307 is nu klaar voor de TR-REC-opname. De al
KICK
TOM
13. Druk op de Pad van de drumklank (Rhythm Tone/noot)
die u wilt invoeren.
* Met [OCT –] en [OCT +] kunt u een ander octaaf en dus andere
drumklanken oproepen (deze klanken maken eveneens deel uit van
de geselecteerde Rhythm Set).
* Een duidelijk overzicht van welke klanken aan welke Pads/toetsen
van een MIDI-klavier toegewezen vindt u vanaf blz. 163.
14. Eens u de juiste drumklank (bv. de basdrum) geselec-
teerd hebt, drukt u weer op de [TR-REC]-knop.
Nu dienen de Pads weer voor het bepalen van de plaatsen waar u de zonet gekozen drumklank wilt horen (het
aanduiden van de “stappen”).
MC-307 — 91
Eigen patronen en Songs programmeren
15. Stel met regelaar [3] onder het display de nootwaarde
van de in te voeren noten in:
16. Met regelaar [4] kunt u de daadwerkelijke lengte (die u
hoort) van de noten instellen. Voor drumklanken heeft
dit niet zoveel zin, maar voor melodische partijen is dit
van cruciaal belang.
Deze waarde wordt in verhouding tot de nootwaarde
(zie stap (15)) aangegeven. “80%” betekent bv. dat de
noot uiteindelijk iets korter wordt dan de gekozen nootwaarde.
(Instelbereik: 5~200%)
17. Met regelaar [2] bepaalt u de aanslagwaarde (volume/
klankkleur) van de in te voeren noten. Door deze waarde
te variëren zorgt u voor accenten – en dus voor een
natuurlijkere partij. Hoe groter de waarde, hoe luider de
in te voeren noten zullen zijn. (1~127)
18. Druk op de Pads die overeenkomen met de plaatsen
waar u de in stap (13) gekozen klank wilt horen. De indicators van de betreffende Pads lichten op.
* Om een noot weer te wissen, moet u nog een keer op de betreffende
Pad drukken om te zorgen dat zijn indicator weer dooft.
* Met [√√] en [®®] kunt u deel 1 of 2 van de maat (
de vorige/voorafgaande maat kiezen. Zie ook stap (11) voor de
logica achter dit systeem.
19. Druk op de [STOP]-knop wanneer u alle noten inge-
voerd hebt.
of 3) c.q.
Het display beeldt nu een pagina af waar u nog bijkomende noten voor een bepaalde positie kunt invoeren
(om akkoorden te programmeren), maar waar u ook de
toonhoogte van de gespecifieerde noot kunt veranderen:
De Pads dienen nu enkel voor het bepalen van de toonhoogte (dus niet meer van de positie waar er zich noten
moeten bevinden).
6. Nu kunt u verschillende dingen doen:
Noot wissen: Druk zo vaak op [OCT –] of [OCT +] tot
één van de Pads begint op te lichten. Dat is de noot die u
in stap (5) geselecteerd hebt. Druk op die Pad om de
noot te wissen.
* Druk op [F1 (CLR)] om alle noten op die plaats (akkoord) te wis-
sen.
Toonhoogte veranderen: Wis eerst de eerder ingevoerde noot (zie hierboven) en druk dan op de Pad van juiste
toonhoogte.
Akkoord invoeren: Druk op de Pads van de noten die
zich op dezelfde plaats moeten bevinden als de eerder
ingevoerde noot. Die klinken dan samen – en dat noem
je een akkoord.
TR-REC voor de Parts 1~7
De TR-REC-procedure voor melodische partijen is in wezen
dezelfde als voor het programmeren van een R-partij. Een
belangrijke bijkomende stap is echter dat u de toonhoogte
van de ingevoerde stappen moet bepalen, omdat alle noten
eerst op dezelfde toonhoogte worden opgenomen. Ook hier
gaan we wat sneller te werk, omdat u op blz. 33 een praktijkvoorbeeld vindt.
1. Zie de stappen (1)~(19) onder “TR-REC voor de Rhythm-
Part” op blz. 91, maar kies wel een melodische Part
([1]~[7]) en wijs daar de benodigde Patch aan toe.
Een typische display-pagina ziet er als volgt uit:
2. Druk op de [PTN]-knop en vervolgens op de [REC]-knop
om naar de “REC MODE SELECT”-pagina te gaan.
3. Druk op de [F3 (TR-REC)]-knop om naar de “TR-REC
STANDBY”-pagina te gaan.
4. Druk op de [PLAY]-knop. Het display beeldt nu de
“TR-REC”-pagina af.
5. Houd [F3 (VIEW)] ingedrukt, terwijl u op de Pad
([1]~[16]) van een eerder ingevoerde noot drukt waarvan
u nu de toonhoogte wilt veranderen.
* Met [CURSOR (rechts)] kunt u naar de volgende positie gaan die
een noot bevat. Met [CURSOR (links)] gaat u naar de voorafgaande positie die een noot bevat.
7. Druk op de [EXIT]-knop om terug te keren naar de
“TR-REC”-pagina.
8. Herhaal de stappen (5)~(7) om de toonhoogte van de
overige ingevoerde noten naar wens in te stellen.
9. Druk op de [STOP]-knop eens u alle noten ingevoerd en
gecorrigeerd hebt.
92
Eigen patronen en Songs programmeren
U weet ondertussen dat u vóór het invoeren van noten
de toonhoogte ervan moet bepalen. Die wordt dan
rechtsboven afgebeeld. Als u tijden het programmeren
van een TR-REC-frase (d.w.z. de posities) al de toonhoogte verandert (om dat niet achteraf te moeten doen
(zie de stappen (5)~(7) op blz. 92), lichten enkel de indicators van de Pads op die noten bevatten voor de
momenteel gekozen toonhoogte. Om de posities voor
andere toonhoogtes te zien, moet u die toonhoogte telkens kiezen (zie de stappen (12) en (13) op blz. 91) – en
dan lichten waarschijnlijk andere Pads op. Ziehier een
voorbeeld:
Als u bv. deze frase geprogrammeerd hebt…
C2C2A#1G1
…zien de Pads er als volgt uit:
123456789 10 11 12 13 141415 16
C2
123456789 10 11 12 13 141415 16
A#1
123456789 10 11 12 13 141415 16
G1
Vergeet niet uw patroon op te slaan! Zie blz. 37.
: licht op
Micro Edit: enkele data
editen
Na het opnemen van een patroon kunt u nog kleine correcties doorvoeren om te zorgen dat het patroon helemaal perfect klinkt. Omdat we hier over individuele commando’s (of
“Events”) zitten te praten, heet deze mode “Microscope”.
Ook hier geldt dat de wijzigingen weer worden gewist wanneer u de MC-307 uitschakelt – tenzij u het patroon natuurlijk
opslaat alvorens de MC-307 uit te zetten (zie blz. 37).
Basisbediening
Ziehier hoe u te werk moet gaan om de data van een patroon
op “microscopisch niveau” te editen:
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u wilt editen.
3. Druk op de [F3 (EDIT]-knop om naar de “PATTERN
EDIT”-pagina te gaan.
4. Druk op de [F3 (MICRO SCOPE)]-knop.
5. Druk zo vaak op de [CURSOR (links)]-knop tot een hele
regel zwart wordt afgebeeld.
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de positie
die het Event bevat dat u wilt wijzigen. (Hiervoor kunt u
ook [CURSOR (op)]/[CURSOR (neer)] gebruiken.)
7. Selecteer de te wijzigen parameter (één van de vier
kolommen) met [CURSOR (rechts)] of [CURSOR (links)].
8. Stel de nieuwe waarde in met de [VALUE]-regelaar of
[DEC] [INC].
Referentiehandboek
Data die u kunt editen
In de Microscope-mode kunt u de volgende 9 MIDI-commando’s bekijken en editen:
(Noten)
Deze commando’s zorgen ervoor dat er noten worden
gespeeld. Dit zijn “samengestelde commando’s” die de volgende elementen bevatten:
• Nootnaam: C-1~G9 (2e kolom)
• Aanslagwaarde: 1~127 (3e kolom)
• Duur: 00 - 01~99-00 (4e kolom)
* De nootnaam en aanslagwaarde kunt u ook via MIDI corrigeren
(door de juiste toets hard of zacht genoeg in te drukken).
MC-307 — 93
Eigen patronen en Songs programmeren
CC (controlecommando’s)
Dit zijn MIDI-commando’s die in de regel voor versieringen
worden gebruikt (modulatie, Portamento, panorama e.d.).
Op de MC-307 zelf kunt u dit soort commando’s vooral via
de regelaars programmeren. Via MIDI kunt u nog meer controlecommando’s opnemen.
* Zie “Verzonden/ontvangen MIDI-commando’s” op blz. 196 voor
de gehanteerde controlecommando’s, evenals “MIDI Implementation” op blz. 194 in de Engelstalige handleiding.
Instelbereik:
• CC#: 0~127 (controlenummer)
• Waarde: 0~127
PC (programmakeuze)
Deze commando’s dienen voor het kiezen van Patches (elke
Patch heeft een apart programmanummer). Zie ook het overzicht op blz. 158. (PC#: 1~128)
BEND (Pitch Bend)
Dit zijn MIDI-commando’s die de toonhoogte van de
gespeelde noten tijdelijk veranderen (voor trombone-achtige
glijeffecten e.d.). (–8192– +8191)
P-AFT (polyfone Aftertouch)
Slaat op de Aftertouch die voor elke noot apart kan worden
verzonden. Het klaviertje van de MC-307 genereert ze niet,
maar u kunt ze wel via MIDI sturen. Maar opgelet: deze
commando’s nemen veel plaats in en hebben maar zelden
een echt muzikaal belang (d.w.z. een bewuste toepassing).
Instelbereik:
• Noot: C-1~ G9
• Waarde: 0~127
C-AFT (kanaal Aftertouch)
Dit is de “sobere” uitvoering van de polyfone Aftertouch:
hier wordt telkens maar één waarde per kanaal/Part gehanteerd (namelijk de grootste). Ook deze commando’s kan de
MC-307 enkel via MIDI ontvangen. (0~127)
TEMPO (tempoveranderingen)
Met deze data kan het tempo (BPM) van een patroon veranderd worden. Deze commando’s maken deel uit van het
MUTE CTRL-spoor (zie ook blz. 90). (20.0 ~240.0)
* (Mute)
Ziehier de commando’s waarmee de Parts (R, 1~7) en de
Rhythm Mute-groepen kunnen worden in- en uitgeschakeld.
Ook deze data bevinden zich op het MUTE CTRL-spoor.
Deze data
Instelbereik: Parts: PART R, PART1~PART 7,
BD, SD, HH, CLP, CYM, TOM/PERC, HIT, OTHERS
Mogelijkheden: OFF, ON
SYS-EX (System Exclusive)
Ziehier MIDI-commando’s waarmee parameters van de
MC-307 kunnen worden ingesteld. Met uitzondering van de
MC-505 (en de JX-305) begrijpt geen enkel ander instrument
wat deze commando’s betekenen (vandaar “Exclusive”).
Aanvankelijk wordt enkel het begin van een dergelijk commando afgebeeld. Druk op de [CURSOR (rechts)]-knop om
de volledige “string” te kunnen controleren en/of wijzigen.
SysEx-commando’s beginnen altijd met “F0” en eindigen op
“F7” – en dit zijn hexadecimale waarden (lekker ingewikkeld).
* De MC-307 kan SysEx-commando’s van de MC-505 ontvangen.
Omdat het Patch-aanbod van deze laatste echter verschilt, lukt het
tegenovergestelde niet altijd.
Werkwijze
1. Roep de Microscope-pagina op (blz. 93) en breng de cur-
sor met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] naar de
SysEx-string die u wilt editen.
2. Druk herhaaldelijk op [CURSOR (rechts)]. Het display
ziet er nu als volgt uit:
3. Breng de cursor met [CURSOR (links/rechts)] naar de
waarde die u wilt veranderen.
4. Stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de
gewenste waarde in.
Hiervoor zou u ook de Pads kunnen gebruiken. De hexadecimale cijfers (en letters gelden hier eveneens als cijfers) zijn aan de volgende toetsen Pads toegewezen:
1234567890ABCDEF
5. Druk op [F4 (OK)] om de nieuwe string te bevestigen.
Het display keert nu terug naar de Microscope-pagina.
Wilt u de nieuwe string toch niet gebruiken, dan moet u
op de [EXIT]-knop drukken.
* “F0” aan het begin en “F7” aan het einde kunt u niet wijzigen.
* Druk op [F2 (INS)] om op de plaats van de cursor een nieuwe byte
in te voegen. (U zou de cursor echter ook naar “F7” kunnen brengen en via het klaviertje een andere waarde kunnen invoeren.
Daarmee maakt u een nieuwe byte aan – en “F7” verhuist één
vakje verder naar rechts.)
* Met [F3 (DEL)] kunt u de door de cursor aangeduide byte wissen.
Checksum
Sommige Roland-instrumenten (die Roland Type IVcommando’s hanteren) aanvaarden SysEx-commando’s
enkel wanneer de Checksum ten eerste ingevuld wordt
en ten tweede klopt. Deze waarde moet zich net vóór de
“F7”-byte bevinden. De MC-307 berekent dit getal automatisch, zodat u voor de betreffende byte gelijk welk
getal kunt invoeren (maar de positie moet er wel zijn).
Zie “Auto Checksum” op blz. 127 als de Checksum niet
wordt berekend.
94
Eigen patronen en Songs programmeren
Bestaande waarden wijzigen
Laten we eerst kijken hoe u reeds opgenomen Events (data)
kunt wijzigen (om bv. van een F4 een F#4 te maken, de aanslagwaarde te wijzigen e.d.):
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u wilt editen.
3. Druk op de [F3 (EDIT]-knop om naar de “PATTERN
EDIT”-pagina te gaan.
4. Druk op de [F3 (MICRO SCOPE)]-knop.
5. Kies met [CURSOR (op/neer)] het Event dat u wilt edi-
ten.
6. Breng de cursor met [CURSOR (links/rechts)] naar de
waarde die u wilt wijzigen (hier bv. de aanslagwaarde).
7. Wijzig de waarde met de [VALUE]-regelaar of [DEC]
[INC].
Nieuwe Events invoegen (Insert)
Bent u een noot vergeten of wilt u bv. de waarde voor het
modulatiecommando (CC01) weer op 0 zetten? Voeg dan een
Event in en ken er de benodigde status en waarde aan toe:
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u wilt editen.
3. Druk op de [F3 (EDIT]-knop om naar de “PATTERN
EDIT”-pagina te gaan.
4. Druk op de [F3 (MICRO SCOPE)]-knop.
5. Breng de cursor met [CURSOR (links/rechts)] naar de
positie-aanduiding (linker kolom): maat - tel - Clock.
6. Stel de positie van het in te voegen Event in met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC].
7. Druk op de [F1 (INS)]-knop. Nu verschijnt de pagina
waar u de aard van het in te voegen Event kunt kiezen.
Voorbeeld 1: noot invoegen (Part R of 1~7).
Voorbeeld 2: SysEx-data invoegen op het MUTE CTRLspoor.
Voor een Part ([R], [1]~[7] kunt u de volgende commando’s invoegen:
NOTENootcommando
PCProgrammakeuze
CCControlecommando
BENDPitch Bend
P-AFTPolyfone Aftertouch
C-AFTKanaal-Aftertouch
Voor het MUTE CTRL-spoor kunt u de volgende commando’s invoegen:
SYS-EXSysEx-commando’s
TEMPOTempowijzigingen
MUTE
* Wanneer u SYS-EX kiest, ziet het display er ongeveer als volgt
uit. Voer dus alle benodigde hexadecimale waarden in en bevestig
door op de [ENTER]-knop te drukken. Dit laatste zorgt ervoor dat
er een bijkomende byte wordt ingevoegd. (Zie ook “Werkwijze” op
blz. 94.)
9. Stel alles naar wens in en druk dan op de [F4 (OK)]-knop.
Aan/uit-status (Mute) van de Parts of
Rhythm Mute-groepen
Events wissen (Delete)
Events wissen gaat heel gemakkelijk: u selecteert er één en u
drukt op de [F2 (DEL)]-knop. Zie “Bestaande waarden wijzigen” voor het selecteren van het te wissen Event.
Move Event: Events verschuiven
Met Move Event kunt u een bestaand Event naar een andere
plaats brengen (of bv. zorgen dat de programmakeuze precies op het gewenste moment wordt uitgevoerd).
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u wilt editen.
3. Druk op de [F3 (EDIT]-knop om naar de “PATTERN
EDIT”-pagina te gaan.
4. Druk op de [F3 (MICRO SCOPE)]-knop.
5. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar het Event
dat u wilt verschuiven.
6. Druk op [F3 (MOVE)]-knop.
Referentiehandboek
8. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het in te
voegen datatype:
MC-307 — 95
Eigen patronen en Songs programmeren
7. Breng de cursor met [CURSOR (links/rechts)] naar de
eenheid die u wilt veranderen (maat-tel-Clock/bv. 1-1-
00) en stel de positie in met [CURSOR (op/neer)]-knoppen.
8. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het Event wordt nu ver-
schoven.
View: enkel de benodigde data
bekijken
Na het programmeren van een patroon wordt u in de
Microscope-mode waarschijnlijk overstelpt met Events – en
voor het editen kan het flink lastig zijn als u telkens een hoop
tijd moet steken in het zoeken van wat u wilt veranderen.
Daarom kunt u de weergave van de reeds geprogrammeerde
data ook filteren – en dus zorgen dat er maar één datatype
wordt afgebeeld:
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Druk op de [F3 (EDIT]-knop om naar de “PATTERN
EDIT”-pagina te gaan.
3. Druk op de [F3 (MICRO SCOPE)]-knop.
4. Druk op de [F4 (VIEW)]-knop.
5. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar het data-
type dat u wel nog wilt zien:
Note, Program Change, Control Change, Pitch Bend,
Poly After, Channel After, SYS-EX, Tempo, MUTE (zie
ook de vorige pagina)
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] “ON”
voor data die u wilt zien en “OFF” voor de datatypes die
u even niet nodig hebt.
7. Druk op de [EXIT]-knop.
De Microscope-pagina beeldt nu enkel de datatypes af
waarvoor u ON gekozen hebt. (De overige data hoort u
nog wel, maar u ziet ze tijdelijk niet meer.)
Vergeet niet uw patroon op te slaan! Zie blz. 37.
Track Edit: sporen wijzigen
Naast de Microscope-mode bevat de MC-307 nog een aantal
andere functies waarmee u de patronen kunt wijzigen. Hier
kunt u trouwens patronen wijzigen, kopiëren of de Parts van
verschillende patronen combineren tot een nieuw patroon.
Vergeet niet uw patroon op te slaan! Zie blz. 37.
Pattern-data kopiëren (Copy)
U kunt fragmenten van één patroon naar een ander kopiëren:
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het te
kopiëren patroon.
3. Druk op de [F3 (EDIT)]-knop.
4. Druk op de [F2 (TRACK EDIT)]-knop.
5. Kies met [CURSOR (links/rechts)] de pagina waar
“COPY” wordt afgebeeld.
6. Druk op de [F1 (COPY)]-knop. Het display ziet er nu als
volgt uit:
7. Druk op de knop van de Part ([R], [1]~[7]) wiens data u
wilt kopiëren. (U kunt ook verschillende Parts tegelijk
selecteren.)
* Kiest u hier MUTE CTRL (door op [RHYTHM PART VIEW] te
drukken), dan wordt dit spoor ook als bestemming gekozen.
8. Breng de cursor naar “FROM” en stel met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] het nummer van de eerste te
kopiëren maat in.
(SETUP, 1~32 (max.))
* Als u “SETUP” kiest i.p.v. een maat, worden de instellingsdata
(effecten, tempo e.d.) van het patroon gekopieerd.
9. Breng de cursor naar “FOR” en stel met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] het aantal maten in dat moet
worden gekopieerd. (1~31, ALL)
* Hebt u in stap (8) hierboven “SETUP” gekozen, dan moet u voor
FOR “–” instellen als u enkel de Setup-data wilt kopiëren.
10. Breng de cursor naar “STATUS” en kies met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het te kopiëren datatype.
(ALL, Note, PC, CC, BEND, P-AFT, C-AFT, SYS-EX,
Tempo, Mute (zie ook blz. 95))
11. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Op de nu verschijnende
pagina kunt u alles instellen wat met de bestemming van
de kopie te maken heeft:
96
12. Druk op de knop van de Part ([R], [1]~[7]) die achteraf de
kopie moet bevatten. Als u in stap (7) meerdere Parts
gekozen hebt, hoeft u hier geen Parts te kiezen.
Eigen patronen en Songs programmeren
* Druk op [RHYTHM PART VIEW] om het MUTE CTRL-spoor
te selecteren.
13. Breng de cursor naar “PTN” en kies met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] het patroon dat de kopie moet
bevatten. (P:001~P:710, U:001~U:200)
14. Breng de cursor naar “MEAS” en kies met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] de maat waar de kopie in het
patroon van bestemming moet beginnen.
(SETUP, 1~31 (max.), END)
15. Breng de cursor naar “MODE” en kies met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] wat er met de data moet gebeuren die zich op de plaats bevinden waar de gekopieerde
data terecht komen (in het patroon van bestemming):
Kies MIX wanneer de gekopieerde data bij de reeds
bestaande data moeten worden gevoegd. Kies REPL
wanneer de kopie de data op de plaats van bestemming
moet overschrijven.
16. Breng de cursor naar “TIMES” en stel met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] in hoe vaak de data moeten worden gekopieerd. (1~32)
17. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display vraagt u nu of
het commando mag worden uitgevoerd.
18. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop. De data worden gekopi-
eerd en het display beeldt weer de eerder gekozen pagina af.
* Voor “FOR” en “MEAS” kunt u enkel waarden instellen die er
niet toe leiden dat het patroon van bestemming meer dan 32 maten
zou moeten bevatten. Dit kan namelijk niet.
* Kiest u meer dan één Part voor de kopie, dan wordt deze keuze
door het patroon van bestemming overgenomen. U kunt dus niet
zelf bepalen naar welke Parts de data worden gekopieerd.
* U kunt geen data naar een patroon met een andere maatsoort kopi-
eren.
Data wissen (Erase)
Hiermee kunt u bepaalde (of alle) data van een patroon wissen zonder de lengte van het patroon aan te tasten.
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon waaruit u data wilt wissen.
3. Druk op de [F3 (EDIT)]-knop.
4. Druk op de [F2 (TRACK EDIT)]-knop.
5. Kies met [CURSOR (links/rechts)] de pagina waar
“ERASE” wordt afgebeeld.
6. Druk op de [F2 (ERAS)]-knop. Het display ziet er nu als
volgt uit:
7. Kies de Part die u wilt editen door op [R], [1]~[7] te druk-
ken. Druk op [RHYTHM PART VIEW] om het MUTE
CTRL-spoor te kiezen.
8. Breng de cursor naar “FROM” en stel met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] het nummer van de eerste te
wissen maat in. (1~laatste maat v/h patroon)
9. Breng de cursor naar “FOR” en stel met de [VALUE]-
regelaar en [DEC] [INC] in hoeveel maten er vanaf FOR
moeten worden gewist. (1~ALL)
10. Breng de cursor naar “STATUS” en kies met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het te wissen datatype.
(ALL, Note, PC, CC, BEND, P-AFT, C-AFT, SYS-EX,
Tempo, Mute (blz. 95))
* Als u hier NOTE kiest, kunt u het bereik van de te wissen noten
beperken: breng de cursor met [CURSOR (neer)] naar “NOTE
RANGE” en stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
gewenste bereik in.
Referentiehandboek
11. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display vraagt u nu of
het commando mag worden uitgevoerd.
12. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop. De data worden gewist en
het display beeldt weer de eerder gekozen pagina af.
Patroon/Part inkorten (Delete)
Met dit commando kunt u de niet meer benodigde maten
van een patroon verwijderen, zodat de betreffende Part korter wordt. In tegenstelling tot Erase blijven hier dus geen
blanco maten over (en bij Erase is dat enkel het geval wanneer u alle data van een maat wist). Kiest u maar één of enkele Parts, dan worden die ingekort, terwijl de andere ongemoeid blijven. Selecteer dus alle Parts en het MUTE CTRLspoor om het patroon in te korten.
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon waaruit u maten wilt verwijderen.
3. Druk op de [F3 (EDIT)]-knop.
4. Druk op de [F2 (TRACK EDIT)]-knop.
5. Kies met [CURSOR (links/rechts)] de pagina waar
“DELETE” wordt afgebeeld.
6. Druk op de [F3 (DEL)]-knop. Het display ziet er nu als
volgt uit:
7. Kies de Part waaruit u maten wilt verwijderen door op
[R], [1]~[7] te drukken. Druk op [RHYTHM PART VIEW]
om het MUTE CTRL-spoor te kiezen.
8. Breng de cursor naar “FROM” en stel met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] het nummer van de eerste te verwijderen maat in. (1~laatste maat v/h patroon)
MC-307 — 97
Eigen patronen en Songs programmeren
9. Breng de cursor naar “FOR” en stel met de [VALUE]-
regelaar en [DEC] [INC] in hoeveel maten er vanaf FOR
moeten worden verwijderd. (1~ALL)
10. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display vraagt u nu of
het commando mag worden uitgevoerd.
11. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop. De maten worden verwij-
derd en het display beeldt weer de eerder gekozen pagina af.
Maten invoegen (Insert)
Met deze functie kunt u op een vrij te kiezen plaats (maat) in
het Pattern lege maten invoegen. Daarin kunt u dan eventueel een stukje muziek opnemen dat u wilt toevoegen aan het
Pattern. De lege maten krijgen dezelfde maatsoort als het
Pattern waarin ze terechtkomen.
2
1
2
1
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon waar u maten wilt invoegen.
3. Druk op de [F3 (EDIT)]-knop.
4. Kies met [CURSOR (links/rechts)] de pagina waar
“INSERT” wordt afgebeeld.
5. Druk op de [F4 (INS)]-knop. Het display ziet er nu als
volgt uit:
6. Kies de Part waar u blanco maten wilt invoegen door op
[R], [1]~[7] te drukken. Druk op [RHYTHM PART VIEW]
om het MUTE CTRL-spoor te kiezen.
7. Breng de cursor naar “FROM” en stel met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] het nummer van de maat in
waar u blanco maten wilt invoegen.
(1~laatste maat v/h patroon)
8. Breng de cursor naar “FOR” en stel met de [VALUE]-
regelaar en [DEC] [INC] in hoeveel maten er moeten
worden ingevoegd. (1~31 (max.))
9. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display vraagt u nu of
het commando mag worden uitgevoerd.
10. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop. De maten worden inge-
voegd en het display beeldt weer de eerder gekozen
pagina af.
5
4
3
Twee lege maten invoegen voor maat 4
5
4
3
Part transponeren (Transpose)
Met deze functie transponeert u de noten van een patroon. U
kunt dat doen over een bereik van ±2 octaven.
Vier halve tonen hoger transponeren (+4)
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u wilt transponeren.
3. Druk op de [F3 (EDIT)]-knop.
4. Druk op de [F2 (TRACK EDIT)]-knop.
5. Kies met [CURSOR (links/rechts)] de pagina waar
“TRANSPOS” wordt afgebeeld.
6. Druk op de [F1 (TRNS)]-knop. Het display ziet er nu
ongeveer als volgt uit:
7. Kies de Part waar u blanco maten wilt invoegen door op
[R], [1]~[7] te drukken.
* In de regel transponeert u de R-Part best niet in z’n geheel. U zou
deze functie echter kunnen gebruiken om een D2 (één Snareklank) in een E2 (andere Snare-klank) te veranderen.
8. Breng de cursor met [CURSOR (up)] naar “VALUE”.
9. Stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
gewenste transpositie-interval in. “+12” komt overeen
met één octaaf boven de huidige toonhoogte.
(–24~0~+24)
10. Druk op [CURSOR (neer)] om de cursor naar “NOTE
RANGE” te brengen.
11. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de noten
(het bereik) die u wilt transponeren. (C–1~G9)
* Voor het veranderen van de Snare-klank moet u “D2 — D2” kie-
zen (bereik= 1 noot).
12. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display vraagt u nu of
het commando mag worden uitgevoerd.
13. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop. De Part(s) wordt/worden
getransponeerd en het display beeldt weer de eerder
gekozen pagina af.
98
Eigen patronen en Songs programmeren
Aanslagwaarden wijzigen
(Change Velo)
Hiermee wijzigt u de aanslagwaarden van de nootcommando’s in een Pattern. “Aanslag” (Velocity) is in feite een MIDIvertaling van de kracht (om precies te zijn de snelheid) waarmee u de toetsen van een aanslaggevoelig MIDI-klavier aanslaat. Die kracht bepaalt in eerste instantie het volume van de
gespeelde noten.
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u wilt wijzigen.
3. Druk op de [F3 (EDIT)]-knop.
4. Druk op de [F2 (TRACK EDIT)]-knop.
5. Kies met [CURSOR (links/rechts)] de pagina waar
“VELOCITY” wordt afgebeeld.
6. Druk op de [F2 (VELO)]-knop om naar de volgende
pagina te gaan:
7. Kies de Part wiens aanslagwaarden u wilt wijzigen door
op [R], [1]~[7] te drukken.
8. Breng de cursor met [CURSOR (up)] naar “VALUE”.
9. Stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de waarde
in die bij de bestaande aanslagwaarden moet worden
opgeteld/afgetrokken. (–99~0~+99).
10. Breng de cursor met [CURSOR (neer)] naar “NOTE
RANGE”.
11. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het te edi-
ten nootbereik als u niet alle noten wilt wijzigen.
(C-1~G9)
* Hiervoor kunt u ook de Pads van het klaviertje gebruiken.
12. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display vraagt u nu of
het commando mag worden uitgevoerd.
13. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop. De wijziging wordt uitge-
voerd en het display beeldt weer de eerder gekozen pagina af.
* De grootste en kleinste mogelijke aanslagwaarden zijn “127” en
“1”. In bepaalde gevallen krijgen dus teveel/alle noten de waarde
“127”/”1”.
Duur van de noten wijzigen
(Change Gate)
Met dit commando kunt u de noten van de geselecteerde
Part langer of korter maken, wat bv. nodig kan zijn nadat u
een andere Patch aan de betreffende Part toegewezen hebt.
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u wilt wijzigen.
3. Druk op de [F3 (EDIT)]-knop.
4. Druk op de [F2 (TRACK EDIT)]-knop.
5. Kies met [CURSOR (links/rechts)] de pagina waar
“GATE TIME” wordt afgebeeld.
6. Druk op de [F3 (GATE)]-knop. Het display ziet er nu als
volgt uit:
Referentiehandboek
7. Kies de Part waarvan u de lengte van de noten wilt wijzi-
gen door op [R], [1]~[7] te drukken.
8. Breng de cursor met [CURSOR (up)] naar “VALUE”.
9. Stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de waarde
in die bij de geprogrammeerde lengte moet worden
opgeteld/afgetrokken. (–99~0~+99).
10. Breng de cursor met [CURSOR (neer)] naar “NOTE
RANGE”.
11. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het te edi-
ten nootbereik als u niet alle noten wilt wijzigen.
(C-1~G9)
* Hiervoor kunt u ook de Pads van het klaviertje gebruiken.
12. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display vraagt u nu of
het commando mag worden uitgevoerd.
13. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop. De wijziging wordt uitge-
voerd en het display beeldt weer de eerder gekozen pagina af.
Noten verschuiven (Shift Clock)
Met deze functie verschuift u de timing van noten in een Pattern in stappen van één Clock. Dat is nuttig om een partij wat
meer “voor op de tijd” te brengen, dan wel om ze wat meer
“laid-back” te laten klinken. (Eén Clock komt overeen met
1/96e van een tel).
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u wilt wijzigen.
3. Druk op de [F3 (EDIT)]-knop.
4. Druk op de [F2 (TRACK EDIT)]-knop.
5. Kies met [CURSOR (links/rechts)] de pagina waar
“CLOCK” wordt afgebeeld.
MC-307 — 99
Eigen patronen en Songs programmeren
6. Druk op de [F4 (CLK)]-knop. Het display ziet er nu als
volgt uit.
7. Kies de Part waarvan u de noten wilt verschuiven door
op [R], [1]~[7] te drukken. Druk op [RHYTHM PART
VIEW] om het MUTE CTRL-spoor te kiezen.
8. Breng de cursor naar “VALUE” en stel met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] het aantal Clocks voor de verschuiving in. (–99~0~+99)
9. Breng de cursor naar “STATUS” en kies met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het te verschuiven
datatype.
(ALL, Note, PC, CC, BEND, P-AFT, C-AFT, SYS-EX,
Tempo, Mute (blz. 95))
* Als u hier NOTE kiest, kunt u het bereik van de te verschuiven
noten beperken: breng de cursor met [CURSOR (neer)] naar
“NOTE RANGE” en stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC]
[INC] het gewenste bereik in.
10. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display vraagt u nu of
het commando mag worden uitgevoerd.
11. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop. De wijziging wordt uitge-
voerd en het display beeldt weer de eerder gekozen pagina af.
* U kunt de data niet verder naar links verschuiven dan het begin
van een patroon. Kiest u dus een te grote waarde, dan kan het
gebeuren dat het begin van het patroon teveel data bevat, zodat het
geheel helemaal anders gaat klinken.
Onnodige data uitdunnen (Data
Thin)
Om regelbewegingen zoals Pitch Bend en de (toewijsbare)
regelaars op te tekenen maakt de MC-307 gebruik van een
lange stroom waarden. Dat leidt al snel tot een enorme hoeveelheid data, die kostbare geheugenruimte vreet. Met de
Data Thin-functie kunt u dit soort data “uitdunnen” (de
functie werkt zodanig intelligent dat u het verschil niet
hoort) en op die manier geheugenruimte besparen.
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u wilt wijzigen.
3. Druk op de [F3 (EDIT)]-knop.
4. Druk op de [F2 (TRACK EDIT)]-knop.
5. Kies met [CURSOR (links/rechts)] de pagina waar
“DATA THIN” wordt afgebeeld.
6. Druk op de [F1 (THIN)]-knop. Het display ziet er nu als
volgt uit:
7. Kies de Part waarvan u de noten wilt verschuiven door
op [R], [1]~[7] te drukken. Druk op [RHYTHM PART
VIEW] om het MUTE CTRL-spoor te kiezen. (Dit laatste
laat bv. toe om het aantal Tempo-Events te verminderen.)
8. Breng de cursor naar “VALUE” en stel met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] in hoe sterk de data moeten worden uitgedund. (0~+99)
9. Breng de cursor naar “STATUS” en kies met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de data die moeten
worden uitgedund.
(ALL, CC, BEND, P-AFT, C-AFT (blz. 95))
10. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display vraagt u nu of
het commando mag worden uitgevoerd.
11. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop. De wijziging wordt uitge-
voerd en het display beeldt weer de eerder gekozen pagina af.
Opgenomen patroon
quantiseren (Edit Quantize)
Het is ook mogelijk om een patroon definitief te quantiseren
(dus niet enkel tijdens de weergave) om te zorgen dat de
noten lekker strak zitten. Edit Quantize “brandt” een dergelijke wijziging dus in het patroon zelf. Dit kunt u trouwens
ook creatief gebruiken door bv. de Shuffle- of Groove-instelling deel te laten uitmaken van het patroon zelf.
Kies het te wijzigen patroon en stel de gewenste Quantizefunctie in met Play Quantize (zie blz. 65). Stel in of u het
patroon “juist” (Grid) of creatief (“Shuffle”, “Groove”) wilt
quantiseren. Doet u dit niet, dan beeldt het display verderop
de boodschap “NO QTZ SELECTED” af – en dan kan het
feest niet doorgaan.
Ziehier de procedure:
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u wilt wijzigen.
3. Druk op de [F3 (EDIT)]-knop.
4. Druk op de [F2 (TRACK EDIT)]-knop.
5. Kies met [CURSOR (links/rechts)] de pagina waar
“QUANTIZE” wordt afgebeeld.
6. Druk op de [F2 (QTZ)]-knop. Het display ziet er nu als
volgt uit:
7. Kies de Part die u wilt quantiseren door op [R], [1]~[7] te
drukken.
8. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display vraagt u nu of
het commando mag worden uitgevoerd.
9. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop. De wijziging wordt uitge-
voerd en het display beeldt weer de eerder gekozen pagina af.
100
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.