Roland MC-307 User Manual [nl]

Bedankt voor uw aankoop van de MC-307 Groovebox. De MC-307 vertegenwoordigt een nieuwe generatie van Roland­Grooveboxes, die nóg veelzijdi­ger en eenvoudiger te gebruiken is dankzij nog meer Realtime­controlemogelijkheden en een functiepakket dat nauw bij de behoeften van een DJ aansluit. De op zich al opzienbarende pa­tronen (“Patterns”) kunt u wijzi­gen om op die manier origineel materiaal te programmeren. Op die manier kunt u op elk moment voor de juiste “Groove” zorgen.
Handleiding
© 1999 Roland Corporation. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze handleiding mag, in welke vorm dan ook, openbaar
worden gemaakt of gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van ROLAND CORPO­RATION.
Veilig gebruik van de MC-307
VOORZICHTIG
INSTRUCTIES VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN EN VERWONDINGEN
Over de en labels Over de symbolen
VOORZICHTIG LET OP
Wijst de gebruiker op het risico op
VOORZICHTIG
LET OP!
dodelijke ongevallen of zware ver­wondingen als gevolg van een fout gebruik van dit apparaat.
Het foute gebruik van dit apparaat kan leiden tot verwondingen en of materi le schade.
* "Materi le" schade heeft betrekking op
het beschadigen van het meubilair of andere huishoudelijke voorwerpen evenals huisdieren enz.
Een driehoek maakt de gebruiker attent op belangrijke instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het links getoonde symbool wordt gebruikt voor algemene waarschuwingen of om de aandacht te vestigen op gevaar.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die nooit mogen worden uitgevoerd. Wat nooit mag worden gedaan wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde symbool wordt gebruikt om aan te geven dat het toestel nooit uit elkaar mag worden gehaald.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die moeten worden uitgevoerd. Wat er moet worden gedaan wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde symbool betekent dat de stekker van het stroomsnoer van de uitgang moet worden losgekoppeld.
HOUD ALTIJD HET VOLGENDE IN DE GATEN
VOORZICHTIG
• Lees eerst de volgende punten door en gebruik dan pas uw MC-307. Zo bent u er zeker van dat u hem op de juiste manier bedient.
..........................................................................................................
• Open nooit de behuizing van de MC-307 of van de bijgeleverde adapter.
..........................................................................................................
• Probeer nooit de MC-307 zelf te herstellen (tenzij u in de handleiding uitdrukkelijke instructies vindt om dat wél te doen). Laat alle herstellings- en onderhoudswerken over aan een door Roland erkende technische dienst.
..........................................................................................................
• Zet de MC-307 nooit op plaatsen die de volgende kenmerken vertonen:
• Plaatsen die onderhevig zijn aan sterke tempe-
ratuurschommelingen (bv. in het directe zon­licht), in een gesloten auto waar de zon op staat, in de buurt van een radiator of een airco-kanaal, op een warmtebron (stoof e.d.).
• Op vochtige plaatsen (badkamer, wasruimte, op
de natte grond, in de regen e.d.)
• Op bijzonder stoffige plaatsen
• Op plaatsen die onderhevig zijn aan sterke tril-
lingen.
..........................................................................................................
VOORZICHTIG
006
• Als u de MC-307 in een rack schroeft of op een stand monteert, moet u deze laatste op een vlak en stabiel oppervlak plaatsen. Het rack en de stand mogen tijdens het normale gebruik niet verschui­ven. De keuze van een veilige opstellingsplaats geldt overigens ook voor situaties waarin u de MC-307 niet gebruikt.
..........................................................................................................
• Gebruik enkel de bij de MC-307 geleverde adapter en sluit hem uitsluitend aan op een stopcontact dat beantwoordt aan de gegevens op het merkplaatje van de adapter. Andere adapters hebben een andere polariteit of een ander vermogen. Als u ze op een verkeerd stopcontact aansluit, werkt de MC-307 niet of brandt de adapter door.
..........................................................................................................
• Beschadig nooit de adapterkabel. Plooi hem niet te veel, trap er niet op, plaats er geen zware voorwer­pen op enz. Een beschadigde kabel kan brand of elektrocutie veroorzaken. Gebruik nooit een stroomkabel die reeds beschadigd is.
..........................................................................................................
• Dit apparaat kan hetzij van zich uit, hetzij in com­binatie met een externe versterker, voor een volu­me zorgen dat uw gehoor kan aantasten. Werk dus nooit lange tijd op een pittig volume of op een volume dat net aan de pijngrens ligt. Zodra u ook maar de indruk hebt dat uw gehoor begint te ver­zwakken, moet u onmiddellijk een oorarts raad­plegen.
..........................................................................................................
• Zorg dat er geen kleine voorwerpen (uit metaal, brandbare stoffen, muntstukken, naalden e.d.) in het inwendige van de MC-307 terechtkomen. Plaats nooit glazen, koppen e.d. op de behuizing.
..........................................................................................................
2
• Verbreek, in de volgende situaties, onmiddellijk
LET OP
de aansluiting op het lichtnet en neem contact op met een erkende herstellingsdienst of uw Roland­dealer:
• Als de adapter of het netsnoer zichtbaar bescha­digd is.
• Als er een voorwerp of vloeistof in het inwendi­ge van de MC-307 terecht is gekomen.
• Als de MC-307 in de regen heeft gestaan (of op een andere manier nat is geworden).
• Als de MC-307 niet naar behoren lijkt te werken of het helemaal niet meer doet.
..........................................................................................................
• In gezinnen met kleine kinderen dient een volwas­sene toezicht te houden tot de kinderen in staat zijn om dit toestel in overeenstemming met de vei­ligheidsvoorschriften te gebruiken.
..........................................................................................................
• Bescherm de MC-307 tegen overdreven schokken.
(Laat hem nooit vallen!)
..........................................................................................................
• Sluit de adapter van dit apparaat niet samen met een overdreven aantal andere toestellen aan op hetzelfde stopcontact. Wees voorzichtig met ver­lengsnoeren — het totale vermogen van alle toe­stellen aangesloten op het verlengsnoer mag nooit het nominale vermogen (watt/ampère) van het verlengsnoer overschrijden. Een overdreven belas­ting kan de isolatie van het snoer doen opwarmen en zelfs doen doorsmelten.
..........................................................................................................
• Alvorens de MC-307 in het buitenland te gebrui­ken, neemt u het best contact op met uw Roland­dealer om te weten te komen welk voltage er in het betreffende land wordt gehanteerd en of u al dan niet voor een geschikte stroomvoorziening moet zorgen.
..........................................................................................................
• Plaats de MC-307 en de bijbehorende adapter altijd zo dat de verluchting van beide niet in het gedrang wordt gebracht.
..........................................................................................................
• Neem de stroomkabel uitsluitend met de stekker vast wanneer u hem in een stopcontact of in dit toestel steekt, of wanneer u hem uittrekt.
..........................................................................................................
• Als u de MC-307 langere tijd niet wenst te gebrui­ken, verbreekt u het best de aansluiting van de adapter op het lichtnet.
..........................................................................................................
• Tracht te voorkomen dat kabels en snoeren ver­strikt geraken. Houd alle kabels en snoeren buiten het bereik van kinderen.
..........................................................................................................
• Ga nooit op de MC-307 staan en plaats er geen zware voorwerpen op.
..........................................................................................................
• Neem de adapterkabel of de stekkers nooit vast met natte handen wanneer u ze in een stopcontact of in de MC-307 steekt, of wanneer u ze uittrekt.
..........................................................................................................
• Trek de stekker uit het stopcontact en koppel alle externe apparaten af, alvorens het toestel te ver­plaatsen.
..........................................................................................................
• Zet de MC-307 uit en trek de stroomkabel uit, alvorens hem toestel schoon te maken.
..........................................................................................................
• Trek de stekker uit het stopcontact wanneer u gevaar voor blikseminslagen vermoedt.
..........................................................................................................
3
Inhoud
Inhoud
Gebruikershandboek
Aansluitingen In- en uitschakelen
Inschakelen
Uitschakelen .............................................................................................................................................................. 11
Korte voorstelling van de MC-307 Patronen beluisteren
Verschillende patronen na elkaar afspelen
Pattern-weergave variëren
Mute-functie gebruiken Andere Patches (klanken) gebruiken
Functies voor DJ-gebruik
Geluid in Realtime beïnvloeden Bepaalde frequenties onderdrukken (Isolator) Delay (Echo) en Reverb Tempo (BPM) aan een vinylplaat aanpassen
Partijen in Realtime toevoegen
RPS: partijen starten door één toets in te drukken Arpeggiator gebruiken
.............................................................................................................................................................. 10
................................................................................................................................................ 11
................................................................................................................................................................ 11
......................................................................................................... 12
........................................................................................................................................... 14
..................................................................................................... 14
............................................................................................................................ 16
......................................................................................................................................... 16
................................................................................................................ 18
............................................................................................................................... 20
......................................................................................................................... 20
.............................................................................................. 22
......................................................................................................................................... 24
................................................................................................. 25
................................................................................................................ 26
....................................................................................... 26
.......................................................................................................................................... 27
Zelf patronen programmeren
Drumpartij programmeren
Baspartij programmeren........................................................................................................................................ 33
Opslaan van het nieuwe patroon Over de componisten
............................................................................................................................................. 39
Referentiehandboek
Belangrijke opmerkingen Functies van de MC-307
1. Voorzieningen op de panelen
Frontpaneel Achterpaneel
2. Voorstelling van de MC-307
Structuur van de MC-307
Instellingen opslaan................................................................................................................................................ 48
Basisbediening
Fabrieksinstellingen laden (Factory Reset) ..................................................................................................... 50
................................................................................................................................................................ 44
............................................................................................................................................................. 46
.......................................................................................................................................................... 48
Waarden instellen
Informatie in de bovenste display-regel.............................................................................................. 48
Undo en Redo: wijziging ongedaan maken – of toch niet? Even kijken wat de R-Part speelt (Rhythm Part View)
..................................................................................................................... 28
................................................................................................................................... 28
....................................................................................................................... 37
............................................................................................................................... 42
.................................................................................................................................. 43
.............................................................................................................. 44
.................................................................................................................. 47
...................................................................................................................................... 47
....................................................................................................................................... 48
........................................................... 49
................................................................... 49
3. Basisfuncties voor de Pattern-weergave
Basisfuncties voor het werken met Patterns
4
................................................................................ 51
................................................................................................... 51
Inhoud
Pattern-weergave Ander tempo kiezen (BPM)
........................................................................................................................................ 51
..................................................................................................................... 52
Transponeren tijdens de weergave ....................................................................................................... 53
Klanken kiezen
Patch/Rhythm Set kiezen
......................................................................................................................................................... 54
......................................................................................................................... 54
Patches volgens categorie kiezen........................................................................................................... 54
Part-parameters instellen Patroon opslaan
........................................................................................................................................................ 56
4. ‘Spelen’ met de patronen
Klaviertje (Pads) gebruiken
...................................................................................................................................... 55
......................................................................................................................... 57
.................................................................................................................................. 57
OCT: klaviertje in octaafstappen transponeren ................................................................................ 57
Werken met een pickup (Turntable Emulation)
Werken met HOLD en PUSH
................................................................................................................. 57
BPM van de MC-307 met een plaat synchroniseren........................................................................ 58
Geluid via de regelaars beïnvloeden
................................................................................................................. 58
Part voor de beïnvloeding kiezen
Cutoff: spelen met het filter ..................................................................................................................... 58
Resonance: ‘synthetischer’ geluid
LFO 1: geluid moduleren
.......................................................................................................................... 59
Toewijsbare regelaars gebruiken ........................................................................................................... 60
Arpeggiator gebruiken
Arpeggio-parameters
.......................................................................................................................................... 62
................................................................................................................................. 63
Arpeggio Write: arpeggio-instellingen opslaan................................................................................ 64
Play Quantize: “Groove” van een patroon veranderen
Grid Quantize: timing corrigeren
Shuffle Quantize: ritme doen ‘swingen’.............................................................................................. 65
Groove Quantize
......................................................................................................................................... 66
Pattern Call: patronen via de Pads selecteren
Pattern Set opslaan ..................................................................................................................................... 67
RPS: frasen starten via de Pads
Frasen via de Pads starten
........................................................................................................................... 68
........................................................................................................................ 68
RPS-frasen aan het klaviertje toewijzen............................................................................................... 69
Part-instellingen voor het RPS-gebruik
RPS Set opslaan
............................................................................................................................................ 70
Gebruikershandboek
............................................................................................ 57
.......................................................................................................... 58
.......................................................................................................... 59
.............................................................................. 65
.......................................................................................................... 65
................................................................................................ 67
............................................................................................... 69
5. Effecten en parameters
Reverb
Delay-effect (echo’s)
Multi-effect (M-FX)
Meer details over de [GRAB]-schakelaar
.......................................................................................................................................................................... 71
Reverb in-/uitschakelen
REV Level: galmaandeel van de Parts
Reverb-parameters editen
................................................................................................................................................ 72
Delay in-/uitschakelen
DLY Level
...................................................................................................................................................... 72
Delay-parameters instellen
................................................................................................................................................. 74
M-FX in-/uitschakelen
(Part Mixer) M-FX Switch
M-FX-type
...................................................................................................................................................... 74
Editen van de M-FX-parameters
6. Eigen patronen en Songs programmeren
Zelf patronen programmeren
Muziek opnemen zoals u ze speelt (Realtime)
Patch kiezen voor de opname
Andere handige opnamefuncties
.............................................................................................................................. 71
........................................................................................................................... 71
................................................................................................. 71
........................................................................................................................ 71
.............................................................................................................................. 72
...................................................................................................................... 73
.............................................................................................................................. 74
......................................................................................................................... 74
............................................................................................................ 75
......................................................................................................... 85
.............................................................................. 87
.............................................................................................................................. 87
.................................................................................. 87
................................................................................................................. 88
........................................................................................................... 88
Micro Edit: enkele data editen............................................................................................................................. 93
5
Inhoud
Basisbediening
Data die u kunt editen
Bestaande waarden wijzigen................................................................................................................... 95
Nieuwe Events invoegen (Insert)
Events wissen (Delete)
Move Event: Events verschuiven........................................................................................................... 95
View: enkel de benodigde data bekijken............................................................................................. 96
Track Edit: sporen wijzigen.................................................................................................................................. 96
Pattern-data kopiëren (Copy) ................................................................................................................. 96
Data wissen (Erase) .................................................................................................................................... 97
Patroon/Part inkorten (Delete) .............................................................................................................. 97
Maten invoegen (Insert)............................................................................................................................ 98
Part transponeren (Transpose) ............................................................................................................... 98
Aanslagwaarden wijzigen (Change Velo) .......................................................................................... 99
Noten verschuiven (Shift Clock)............................................................................................................ 99
Onnodige data uitdunnen (Data Thin) .............................................................................................. 100
Opgenomen patroon quantiseren (Edit Quantize) ........................................................................ 100
Part sneller/trager doen spelen (Reclock/Pattern Size) .............................................................. 101
Songs weergeven en opnemen ............................................................................................................. 102
Song weergeven......................................................................................................................................... 102
Snel terugkeren naar het begin van de Song.................................................................................... 102
Songs programmeren............................................................................................................................... 103
............................................................................................................................................. 93
............................................................................................................................... 93
.......................................................................................................... 95
............................................................................................................................... 95
7. Zelf Patches programmeren ............................................................................................................... 105
Patch editen ............................................................................................................................................................. 105
Golfvormen van de Patches (WAVE/FXM)..................................................................................... 105
Toonhoogte bepalen (PITCH en ENVELOPE) ................................................................................ 106
Klankkleur van de Tones instellen (FILTER en ENVELOPE).................................................... 107
Volume en stereopositie van de Tones (AMP en ENVELOPE)................................................. 110
Automatische modulatie van de Tones (LFO 1/2) ........................................................................ 112
Parameters voor de hele Patch (COMMON/SOLO, PORTA)................................................... 113
Speelhulpen (CONTROL MOD, BEND en AFT)............................................................................ 116
Patch opslaan.............................................................................................................................................. 117
Time en Level versus ADSR en de toewijsbare regelaars ........................................................................ 117
Rhythm Sets editen ............................................................................................................................................... 118
Golfvormen voor de Tones (WAVE en KEY) .................................................................................. 118
Toonhoogte (PITCH en ENVELOPE)................................................................................................. 118
Klankkleur van de Rhythm Tone (FILTER en ENVELOPE) ...................................................... 119
Volume en stereopositie (AMP en ENVELOPE) ............................................................................ 120
Pitch Bend voor de Rhythm Tones (BEND)..................................................................................... 121
Effectaandeel voor de Rhythm Tones instellen (SEND LEVEL) ............................................... 122
Rhythm Set opslaan.................................................................................................................................. 123
Andere handige functies voor Patches/Rhythm Sets ............................................................................... 123
8. System-parameters en MIDI-functies........................................................................................ 124
System-instellingen opslaan............................................................................................................................... 124
System-parameters................................................................................................................................................ 124
Instellingen voor de klankbron ............................................................................................................ 124
Instellingen i.v.m. het display en de speelhulpen.......................................................................... 126
Instellingen i.v.m. de sequencer........................................................................................................... 127
Parameters i.v.m. MIDI........................................................................................................................... 130
Andere handige functies ..................................................................................................................................... 134
Initialize........................................................................................................................................................ 134
Rhythm Tones initialiseren.................................................................................................................... 134
Bulk Dump: data extern archiveren.................................................................................................... 135
Factory Reset............................................................................................................................................... 136
Undo/Redo.............................................................................................................................................................. 137
MIDI in de praktijk................................................................................................................................................ 137
6
Inhoud
Over MIDI ................................................................................................................................................... 137
Werken met externe MIDI-apparaten ................................................................................................ 138
Synchronisatie met een extern MIDI-apparaat ............................................................................... 140
9. Problemen oplossen & foutmeldingen.................................................................................... 142
Verhelpen van problemen .................................................................................................................................. 142
Meldingen in het display .................................................................................................................................... 143
10. Parameteroverzicht................................................................................................................................... 145
Overzicht van de Preset Patches......................................................................................................... 158
Overzicht van de Preset Rhythm Sets............................................................................................ 163
Overzicht van de golfvormen................................................................................................................... 171
Overzicht van de Preset-patronen...................................................................................................... 174
RPS-patronen............................................................................................................................................................ 180
RPS Set-overzicht ................................................................................................................................................ 190
Gebruikershandboek
Verzonden/ontvangen MIDI-commando’s................................................................................... 196
Specificaties............................................................................................................................................................... 197
MIDI Implementation Chart......................................................................................................................... 198
Index................................................................................................................................................................................... 200
7
Inhoud
8
Bedankt voor uw aankoop van de MC-307 Groovebox. De MC-307 vertegenwoordigt een nieuwe generatie van Ro­land-Grooveboxes, die nóg veelzijdiger en eenvoudiger te gebruiken is dankzij nog meer Realtime-controlemo­gelijkheden en een functie­pakket dat nauw bij de be­hoeften van een DJ aansluit. De op zich al opzienbarende patronen (“Patterns”) kunt u wijzigen om op die manier origineel materiaal te pro­grammeren. Op die manier kunt u op elk moment voor de juiste “Groove” zorgen.
De MC-307 wordt geleverd met twee handleidingen (Ge­bruikershandboek en Refe­rentiehandboek) die we in het Nederlands samengevat heb­ben tot één boek. Het Gebrui­kershandboek is bedoeld om u te helpen bij het leren ken­nen van de MC-307, terwijl u in het Referentiehandboek meer details over de geboden functies vindt.
Gebruikershandboek
Alvorens met de MC-307 te werken zou u de hoofdstuk­ken “Veilig gebruik van de MC-307” op blz. 2 en “Be­langrijke opmerkingen” op blz. 42 moeten lezen. Daar vindt u namelijk belangrijke inlichtingen over wat u wel en niet mag doen en over het juiste gebruik. Bewaar deze handleiding op een veilige plaats op omdat u ze later beslist nog een nodig hebt.
© 1999 Roland Corporation.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze handleiding mag, in welke vorm dan ook, openbaar worden gemaakt of gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van ROLAND CORPORATION.
Aansluitingen
Aansluitingen
In veruit de meeste gevallen zal u de MC-307 waarschijnlijk als volgt willen aansluiten. U hoeft enkel maar de apparaten aan te sluiten die u daadwerkelijk nodig hebt. Laat dus alles weg waar u in een bepaalde situatie geen boodschap aan hebt.
In het Referentiehandboek (zie blz. 138) vindt u nog een aantal voorbeelden voor het aansluiten van andere instrumenten.
* Om schade aan de MC-307 en de externe apparaten te voorkomen verdient het aanbe-
veling om het volume van alle betrokken apparaten op de minimumwaarde te zetten en deze uit te schakelen alvorens de aansluitingen te wijzigen.
* Gebruik enkel de bijgeleverde adapter. Andere adapters zouden de MC-307 kunnen
beschadigen.
Draai de kabel rond deze haak om te voorkomen dat de aansluiting wordt verbroken.
Bijgeleverde adapter (aansluiten op stopcontact)
Keyboardversterker, HiFi-keten e.d.
Audiokabel (RCA/Cinch voor HiFi-apparaten) (1/4" jack voor keyboardversterkers e.d.)
* Om te voorkomen dat de aansluiting op het net tijdens het gebruik plots wordt verbro-
ken, moet u de adapterkabel rond de haak draaien (zie de afbeelding).
Stereo-hoofdtelefoon
10
In- en uitschakelen
Inschakelen
Zodra u de MC-307 en de overige apparaten naar behoren hebt aangesloten (zie blz. 10), mag u ze –in de opgegeven volgorde– inschakelen. Schakelt u ze in een andere volgorde in, dan zou u de luidsprekers, eindtrap, actieve luidsprekers e.d. kunnen beschadigen.
* De MC-307 bevat een veiligheidscircuit dat de audioweergave tijdens het inschakelen
onmogelijk maakt. Daarom duurt het na het inschakelen even voordat u iets hoort.
In- en uitschakelen
Gebruikershandboek
1
2
3
4
5
Zet de volumeregelaar van de MC-307 en de versterker/het mengpaneel/de eindtrap op de minimumwaarde.
Druk op de POWER-schakelaar van de MC-307 om uw Groove­box in te schakelen.
Schakel vervolgens het mengpaneel en de eindtrap e.d. in waarop u de MC-307 hebt aangesloten.
Stel een prettig luistervolume in op de versterker/het mengpa­neel.
Druk op één van de Pads (van het klaviertje), terwijl u het volume van de MC-307 (met de [VOLUME]-regelaar) geleidelijk aan verhoogt.
Uitschakelen
Voor het uitschakelen moet u bovenstaande volgorde omkeren.
1
2 3
Zet de [VOLUME]-regelaar van de MC-307 en de eindtrap op de minimumwaarde.
Schakel nu eerst de eindtrap/het mengpaneel e.d. uit.
Schakel tenslotte de MC-307 uit.
11
Korte voorstelling van de MC-307
Korte voorstelling van de MC-307
Using
De MC-307 is een instrument dat vooral op muzikanten is afgestemd. Daarom
the MC-307
The MC-307 is a player-oriented version of the groovebox. It features functions that support real-time operation, and DJ-play. This manual explains the major functions of the MC-307.
See the appropriate pages for how to operate.
biedt hij een groot aantal functies voor de beïnvloeding van het geluid en de weer­gave tijdens het spelen. Laten we hier even kijken naar wa de MC-307 in huis heeft.
Op de aangegeven pagina’s komt u te weten hoe u deze functies moet gebrui­ken.
Groot aantal Preset­patronen (zie blz. 14)
De MC-307 bevat 240 patronen met materiaal voor zowat alle bekende Dance-genres. Bovendien zijn er 200 geheugens waar u uw eigen patronen (met nieuw of gewijzigd materiaal) kunt opslaan.
12
Groot aantal klanken (zie blz. 18)
De klanken van de MC-307 heten “Patches” – en daarvan bevat de MC-307 er 800. 512 daarvan zijn afkomstig van de MC-505, terwijl de overige 288 helemaal nieuw zijn. Ook hier geldt dat het aanbod zowat alles bestrijkt wat u voor “een verantwoord potje muziek” nodig hebt. U kunt ook eigen Patches programmeren.
Korte voorstelling van de MC-307
Gebruikershandboek
Regelaars voor de Realtime­controle (zie blz. 20)
Via deze regelaars kunt u het geluid tijdens de weergave beïnvloeden en bv. de filterfrequentie verschuiven (voor de typische “Sweeps” of de resonantie van het filter verhogen/verminderen.
BPM-uitlezing, TURNTABLE EMULATION (blz. 25)
De MC-307 bevat een apart display waar enkel de op dat moment gehanteerde BPM-waarde (tempo) wordt afgebeeld. Bovendien is hij uitgerust met de unieke TURNTABLE EMULATION-functie voor een bijzonder intuïtief gebruik.
Opnemen op twee manieren
Voor de opname van nieuw materiaal kunt u kiezen uit twee procédés: het eer­ste laat toe om alles op te nemen wat u speelt (en precies zoals u het speelt), ter­wijl “TR-REC” bedoeld is voor het opne­men door gewoon een aantal knoppen in te drukken (zie blz. 28).
Knoppen voor het in-/uitschakelen van de Parts (zie blz. 16)
De “Parts” zijn de verschillende partijen van de MC-307 (drums, bas e.d.). Met deze knoppen kunt u de niet benodigde partijen snel uitschake­len en de wel benodigde partijen inschakelen om op die manier tot een originele “mix” te komen (bv. eerst de piano, dan de bas, dan de drums enz.)
“RPS” en Arpeggiator voor nóg meer variatie (blz. 26, 27)
Via de RPS-functie kunt u volledige frasen starten wanneer u ze nodig hebt. De Arpeggiator daarente­gen tovert de gespeelde noten om tot heuse riedeltjes die meer inhouden dan enkel gebroken akkoorden.
13
Patronen beluisteren
Patronen beluisteren
De patronen kunnen muziek voor 1 tot 32 maten bevatten. Hierbij horen ook de Patches en de keuze van de Rhythm Set. Per patroon zijn er acht partijen (“Parts” genaamd).
De MC-307 bevat bij levering 240 voorgeprogrammeerde (“Preset”) patronen. Verder zijn er 200 geheugens waar u uw eigen patronen kunt opslaan.
Laten we eerst kijken hoe je de voorgeprogrammeerde patronen afspeelt.
Verschillende patronen na elkaar afspelen
Hier komt u te weten wat u moet doen om te zorgen dat verschillende patronen na elkaar worden afgespeeld. In dat geval is het tempo van het eerste patroon bepalend voor de weergave (de overige patronen nemen de betreffende “BPM” dus gewoon over).
De hier beschreven procedure is handig voor het live-gebruik van de MC-307.
Op blz. 28 komt u te weten hoe u eigen patronen kunt pro­grammeren.
1
1
Druk op de [PTN]-knop.
Het display beeldt nu de volgende pagina af:
3
2
2
14
Druk op de [PLAY]-knop.
Het momenteel geselecteerde patroon wordt nu weergegeven.
Patronen beluisteren
3
Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het nummer van het patroon dat u wilt beluisteren.
Momenteel ge­kozen patroon
4
Het huidige patroon wordt nu tot aan het einde afgespeeld. Daarna hoort u dan het volgende patroon.
Volg deze procedure voor het afspelen van alle benodigde patronen.
Ziehier de functies die u voor de weergave van patronen kunt gebruiken:
Terugkeer naar het begin van het patroon
Volgend patroon
Terugkeer naar de vorige maat
Springen naar de volgende maat
Gebruikershandboek
De Preset-patronen zijn als volgt onderverdeeld:
P: 001 - 090 Techno P: 091 - 142 House P: 143 - 179 Hip Hop P: 180 - 203 Drum’n’Bass P: 204 - 210 BreakBeats P: 211 - 220 Jazz,Lounge P: 221 - 225 Reggae P: 226 - 240 Latin
Tijdens de weergave kunt u met de [CURSOR] links/rechts­knoppen telkens naar de vori­ge/volgende Pattern-groep gaan.
Weergave starten
OpnameWeergave stoppen
Druk in stap 3 op de [PTN]-knop om te zorgen dat het display ook de naam (en dus niet alleen het nummer) van het volgende patroon afbeeldt.
Naam van het volgende patroon
U kunt er ook voor zorgen dat elk patroon met zijn eigen tem­powaarde wordt afgespeeld. Hetzelfde resultaat bereikt u echter door de weergave vóór kiezen van het volgende patroon te stoppen en weer te starten of door met de [CURSOR]-knoppen naar de vorige/volgende groep te gaan.
15
Pattern-weergave variëren
Pattern-weergave variëren
De MC-307 laat niet alleen toe om kant-en-klare patronen af te spelen: u kunt ze tijdens de weergave variëren, wat voor Dance natuurlijk belangrijk is.
Mute-functie gebruiken
Met de Part Mute-functie kunt u de partijen van een patroon tijdens de weer­gave in- en uitschakelen. Op zich laat dit al toe om één patroon om te toveren tot een compleet nummer door telkens weer andere combinaties van partijen in en uit te schakelen.
1
2
1
3,5, 6,7, 8
Druk op de [PTN]-knop.
Het display beeldt nu de pagina voor de Pattern-weergave af.
Kies met de [VALUE]-regelaar of de [DEC] [INC] knoppen patroon P: 003.
2
4
3
16
Druk op de [PART MUTE]-knop en vervolgens op de knoppen [R] en [1]~[7] om te zorgen dat ze als volgt staan ingesteld:
Op deze knop drukken om te zorgen dat de indicator begint te knipperen
Lichten op
Knippert
Opgelet: De Parts komen overeen met de verschillen­de muzikale partijen (net zoals in een bandje of orkest). De Parts 1~7 spelen melodi­sche lijnen, terwijl R de drums en percussie voor zijn rekening neemt.
Pattern-weergave variëren
Druk eerst op de [RHYTHM MUTE]-knop en vervolgens op [R] en [1]~[7] (BD, SD… OTHER) om de volgende instellingen te maken:
lichten op
Indrukken (indicators beginnen te knipperen)
Gebruikershandboek
4
5
6
7
8
Druk op de [PLAY]-knop.
Het patroon wordt nu afgespeeld (enkel de partijen die nog ingeschakeld zijn) en klinkt als een intro.
Druk op de [PART MUTE]-knop.
Nu kunt u de benodigde partijen in-/uitschakelen.
Laat de weergave een paar maten lopen en druk dan op Part­knop [2].
Nu hoort u ook de bas.
Druk op de [RHYTHM MUTE]-knop.
Nu kunt u de drumpartijen één voor één inschakelen.
Wacht nog een aantal maten en druk dan op de [BD]-knop ([R]).
Nu hoort u ook de basdrum (ook wel “Kick” genaamd).
U kunt ook afzonderlijke partij­en van de R-Part apart in- en uitschakelen. In dat geval heb­ben de knoppen de volgende functies:
BD: Basdrum SD: Snare HH: HiHat CLP: Handengeklap CYM: Cymbalen TOM/PERC: Toms/percussie HIT: Allerhande “hits” en ande­re eenmalige geluiden OTHERS: Andere geluiden
Deze handelingen zijn maar een eenvoudig voorbeeld van het variëren van de Pattern-weergave. Zo kunt u een partij bv. ook ritmisch in- en uitschake­len. Probeer dit even (ook met andere patronen) uit.
17
Pattern-weergave variëren
Andere Patches (klanken) gebruiken
Een andere manier om voor variatie te zorgen is door een andere Patch (klank) of Rhythm Set (voor de R-partij) te selecteren. Laten we hier beginnen met het kiezen van een andere Rhythm Set. Door dit tijdens de weergave te doen, hoort u meteen welke invloed dit op het patroon heeft.
6
1 2
1
4
5
3
Druk op de [PTN]-knop.
Kies met de [VALUE]-regelaar of de [DEC] [INC] knoppen patroon P: 003.
2,7
3 4
5
18
Druk op de [PLAY]-knop om de weergave te starten.
Druk op de [PART SELECT]-knop.
Nu kunt u de knoppen [R] en [1]~[7] gebruiken om de Part te selecteren waar u een andere Patch aan kunt toewijzen.
De knop van de momenteel geselecteerde Part licht op.
Druk op de [R]-knop.
De [R]-knop licht op om aan te geven dat de Rhythm Part geselecteerd is.
De knoppen [R] en [1]~[7] heb­ben de volgende drie functies:
1. In-/uitschakelen van Parts
2. In-/uitschakelen van ritme-
partijen
3. Keuzefunctie voor het toewij­zen van Patches/Rhythm Sets.
Wanneer u op [PART SELECT] drukt, begint één knop in het ritme van de betreffende partij te knipperen. Zo weet u met­een of u de juiste Part te pakken hebt.
Pattern-weergave variëren
6
7
Druk op de [F1 (PACH)]-knop.
Het display beeldt nu de naam van de momenteel gekozen Rhythm Set af (bv. [P: B04 Techno4]).
Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een andere Rhythm Set.
U zou bv. [P: A04 CR78 & Cheaps] kunnen kiezen om de drumpartij iets “lich­ter” te maken. Met [P: A24 Industrial] zorgt u voor een “zwaardere” drumpar­tij.
Alleen al de keuze van een andere Rhythm Set zorgt voor een volledig andere “Sound”. Via de keuze van andere Rhythm Sets en Patches kunt u er dus al voor zorgen dat het betreffende patroon helemaal anders klinkt en net “nieuw” lijkt.
Gebruikershandboek
19
Functies voor DJ-gebruik
Functies voor DJ-gebruik
Geluid in Realtime beïnvloeden
Naast het in-/uitschakelen en kiezen van andere Patches bestaat er nog een derde mogelijkheid om voor meer variatie te zorgen. Dit doet u door aan de regelaars te draaien, wat er op zijn beurt voor zorgt dat het geluid van een bepaalde partij verandert.
Met de [CUTOFF]- en [RESONANCE]-regelaar kunt u voor een bijzonder levendig geluid zorgen dat alles te maken heeft met de “Sweeps” die je door het beïnvloeden van het filter op een synthesizer kunt bekomen. (Ook de MC-307 is natuurlijk een synthesizer.)
Functie van de twee regelaars
CUTOFF: Hiermee kunt u het geluid helderder en doffer maken. RESONANCE: Laat toe om het geluid “neuziger” (en “synthetischer”) te
maken.
6,7
1
4
2
1 2
20
35
Druk op [PTN]-knop.
Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] patroon P:002.
Functies voor DJ-gebruik
3 4
5 6
7
Druk op de [PLAY]-knop om de weergave te starten.
Druk op de [PART SELECT]-knop.
Nu dienen de knoppen [R] en [1]~[7] voor het kiezen van de Part die u wilt beïnvloeden.
Druk op [2] (indicator licht op) om de bas te selecteren.
Stel de [RESONANCE]-regelaar zoals hierna getoond in.
Beweeg de [CUTOFF]-regelaar nu tussen de hierna getoonde waarden heen en weer.
Het geluid zou nu moeten veranderen.
Gebruikershandboek
U zou de regelaar geleidelijk aan heen en weer kunnen bewegen, maar u kunt dat ook in de maat van de muziek doen, naar gelang het effect dat u wilt bereiken.
21
Functies voor DJ-gebruik
Bepaalde frequenties onderdrukken (Isolator)
De Isolator is een effect waarmee een bepaald frequentiebereik kan worden onderdrukt. Dit herinnert natuurlijk een aan Equalizer (toonregeling), maar de Isolator kan een frequentie veel sterker onderdrukken – en dus echt zorgen dat ze oonhoorbaar wordt. Met de [GRAB]-schakelaar kunt u de Isolator in- en uitschakelen – ook weer ritmisch als u dat wilt.
2,5,9,117 3,6
1,4
8,10
1
2
3
4
1312,14
Druk op de [SYSTEM]- en de [F1 (SYS)]-knop.
Nu worden de System-parameters 1~4 afgebeeld. Als dat niet het geval is, moet u op [CURSOR (op)] drukken.
Druk op [F1 (SND)].
Het display beeldt nu de SYSTEM: SOUND-pagina af. Als dat niet het geval is, moet u nog een keer op [F1 (SND)] drukken.
Breng de cursor met de [CURSOR]-knoppen naar de naam van de drie effectblokken en schakel de effecten in met [DEC] [INC].
Druk op de [SYSTEM]- en vervolgens op de [F1 (SYS)]-knop.
Nu worden de System-parameters 1~4 afgebeeld. Als dat niet het geval is, moet u op [CURSOR (op)] drukken.
5
22
Druk op de [F2 (LCD)]-knop en daarna op [F3 (GRAB)].
Het display beeldt nu de SYSTEM: GRAB-pagina af.
Functies voor DJ-gebruik
6
7 8
9
10
Breng de cursor met de [CURSOR]-knoppen naar de namen van de effectprocessors en zog dat M-FX ingeschakeld (ON) is, terwijl REVERB en DELAY uit zijn.
Dit patroon is zo ingesteld dat de M-FX alle partijen beïnvloed (dat hoeft niet altijd het geval te zijn). Met de [GRAB]-schakelaar kunt u de M-FX nu naar wens in- en uitschakelen.
Druk op de [PTN]-knop.
Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] “P: 065 Dream Trance 2”.
Druk op [F2 (STUP)] en vervolgens op [F4 (M-FX)].
Het display beeldt nu de M-FX TYPE-pagina af.
Gebruik de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] om “25 ISOLA­TOR” te kiezen.
Dit algoritme (“Type”) is nu aan de M-FX-processor toegewezen.
Gebruikershandboek
11
12 13 14
15
Druk op [F4 (PRM)] om de parameters van het Isolator-algoritme op te roepen.
Zet LOW GAIN en MID GAIN op “0”, en HIGH GAIN op “127”.
Zet de [GRAB]-schakelaar in de “OFF”-positie.
Druk op de [PLAY]-knop om de weergave te starten.
Nu hoort u het patroon zonder effecten.
Schuif de [GRAB]-regelaar in de maat van de muziek in de “GRAB”-positie en laat hem weer los, zodat hij weer in de “OFF”-positie springt.
Telkens wanneer de schakelaar zich in de “GRAB”-positie bevindt, hoort u enkel nog de hoge tonen (High Gain).
U kunt de schakelaar ook in de “ON”-positie schuiven, maar dan keert hij niet automatisch terug naar de “OFF”-positie als u hem loslaat.
De [GRAB]-schakelaar heeft altijd betrekking op alle effecten (M-FX, Reverb en Delay). U zou dus ook kunnen uitproberen hoe hij andere patronen beïn­vloedt.
23
Functies voor DJ-gebruik
Delay (Echo) en Reverb
Met deze effecten voorziet u het geluid van meer diepte en een “ruimtelijker” karakter. Maar aan zo’n beschrijving hebt u natuurlijk niet zoveel. Laten we daarom luisteren welke invloed deze effecten op het geluid hebben.
1 2
2
34
1
Stop de weergave en kies het patroon P: 154.
Druk op de [SYSTEM]-knop.
Druk op de [F1 (SYS)]-knop om naar de System-keuzepagina te gaan.
5
3
4
5
6
24
Kies met de [CURSOR (op)]-knop “1 SOUND, FX SW/TUNE” en druk op de [F1 (SND)]-knop.
Hiermee roept u een pagina op waar ook een “REVERB SW”-parameter aanwe­zig is. Is dat bij u niet het geval, dan moet u verschillende keren op [F4 (▲)] drukken tot deze parameter verschijnt.
Breng de cursor naar “REVERB SW”.
Met “DELAY SW” kunt u het Delay-effect in- en uitschakelen.
Schakel de effectprocessor in of uit door op [DEC] [INC] te druk­ken.
Druk op de [EXIT]-knop om naar de pagina terug te keren waar u patronen kunt kiezen.
Druk op [PLAY] om de weergave te starten.
De MC-307 biedt tevens een multi-effect (M-FX) waarmee u voor nóg meer variatie kunt zorgen. Het “Isolator”-effect van daarnet is bv. één effect dat u aan de M-FX kunt toewijzen. Zie ook blz. 74 in het Referen­tiehandboek.
Functies voor DJ-gebruik
Tempo (BPM) aan een vinylplaat aanpassen
De MC-307 is voorzien van een TURNTABLE EMULATION-regelaar die ook op bepaalde pickups bestaat: hij dient voor het veranderen van de weergave­snelheid. Verder zijn er TURNTABLE HOLD/PUSH-knoppen waarmee u de indruk kunt wekken dat de “plaat” (het patroon) wordt tegengehouden of dat u ze heen en weer zit te draaien.
Hiermee kunt u dus zorgen dat de MC-307 in de maat speelt van een vinylplaat e.d.
3
74
5
Trager (kleinere BPM­waarde)
Sneller
Gebruikershandboek
1 2 3
4
5
6
Start de weergave van de pickup.
Start de weergave van de MC-307.
Zorg dat de [PITCH]- en [BPM]-knoppen oplichten.
Hiervoor moet u op de knop drukken die niet oplicht.
Als de MC-307 trager speelt dan de pickup, moet u op de [PUSH]-knop drukken om de BPM te kunnen verhogen. Is de MC-307 te snel, dan moet u op de [HOLD]-knop drukken.
Stel nu met de regelaar de benodigde BPM-waarde in.
Schuif de regelaar opwaarts om de BPM-waarde te verminderen, en naar bene­den om hem op te voeren. Zet de regelaar weer in het midden om weer de oor­spronkelijke tempowaarde te kiezen.
Herhaal stap 4 en 5 om het tempo van de MC-307 af te stemmen op dat van de vinylplaat.
Opgelet: Als enkel de [PITCH]-knop oplicht, kunt u alleen de toonhoogte veran­deren. Als u alleen het tem­po (maar niet de toonhoogte) wilt veranderen, moet u zor­gen dat enkel de [BPM]-knop oplicht.
25
Partijen in Realtime toevoegen
Partijen in Realtime toevoegen
De MC-307 laat bovendien toe om zelf ook nog partijen bij de patronen te spe­len.
RPS: partijen starten door één toets in te drukken
De RPS-functie (Realtime Phrase Sequencer) laat toe om de toetsen van het mini­klaviertje te gebruiken voor het starten van partijen die we hier “frasen” gaan noemen. De RPS-functie kunt u zowel voor het opsmukken van de patroon­weergave als voor het “knutselen” van volledig nieuwe muziek (via combina­ties van frasen) gebruiken.
1
2
3
1
3
Druk op de [PTN]-knop.
Het display beeldt nu de pagina af waar u patronen kunt kiezen. Maak daar gebruik van om het benodigde patroon te selecteren (zie blz. 14).
Druk op de [RPS]-knop.
De indicator van deze knop licht op. Dit betekent dat het mini-klaviertje nu voor het starten en stoppen van RPS-frasen kan worden gebruikt.
Druk op een toets (“Pad”) van het klaviertje.
De daaraan toegewezen frase wordt nu afgespeeld. Probeer dit ook even uit met de overige Pads.
2
Er zijn 60 RPS-Sets (groepen van frasen die aan de 16 toet­sen van het mini-klaviertje toe­gewezen zijn). Om een andere Set te kunnen kiezen moet u de [RPS]-knop ingedrukt houden, terwijl u met de [VALUE]-rege­laar of [DEC] [INC] een num­mer instelt.
26
Arpeggiator gebruiken
Partijen in Realtime toevoegen
De Arpeggiator speelt ritmische patronen af waarvan u de toonhoogte kunt bepalen door de gewenste Pads in te drukken. Het voordeel van een Arpeg­giator is dat u de betreffende motieven niet echt hoeft te spelen: houd gewoon een aantal toesten (akkoord) ingedrukt – en de Arpeggiator doet de rest, en nog wel perfect in de maat met de patronen.
Gebruikershandboek
3
1
1 2
3
4
2,4
Druk op de [ARP]-knop om de Arpeggiator in te schakelen.
Druk een aantal toetsen (“Pads”) van het mini-klaviertje in.
De Arpeggiator begint nu te spelen en gebruikt daarvoor de noten die u inge­drukt houdt.
Houd de [ARP]-knop ingedrukt, terwijl u met de [VALUE]-rege­laar of [DEC] [INC] een ander motief kiest.
Speel weer een akkoord op het mini-klaviertje.
Nu hoort u een ander arpeggioritme.
27
Zelf patronen programmeren
Zelf patronen programmeren
Tot nu toe hebben we enkel met “prefab”-materiaal gewerkt. U kunt echter ook zelf patronen programmeren en intern opslaan. Er bestaan zelfs twee manieren voor het opnemen van patronen. Eén daarvan heet “TR-REC”. Dit is een procé­dé dat toelaat om frasen te programmeren door de knoppen in te drukken.
Drumpartij programmeren
Laten we beginnen met het programmeren van een eenvoudige drumpartij.
486
1 2 3
1 2
5
10
9
Druk op de [PTN]-knop.
Kies een User Pattern (U: 001~200.)
Druk op de [REC]-knop om naar de “REC MODE SELECT”­pagina te gaan.
7
3
4 5
28
Druk op de [F3 (TR-REC)]-knop.
Druk op de [PART SELECT]-knop en vervolgens op [R].
De R-Part is nu geselecteerd voor de opname.
Zelf patronen programmeren
6
7
8
9
Druk op de [F1 (PACH)]-knop.
Het display beeldt nu de naam van de momenteel geselecteerde Rhythm Set (geheel van drumklanken) af.
Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een andere Rhythm Set (indien nodig).
Druk op de [EXIT]-knop om terug te keren naar de eerste REC­pagina.
Druk op de [PLAY]-knop.
Het display beeldt nu de TR-REC-pagina af om duidelijk te maken dat de MC-307 klaar is voor de opname.
Gebruikershandboek
Ook op de pagina, waar u patronen kunt selecteren, kunt u al een Rhythm Set oproepen.
10
Druk zo vaak op de [SCALE]-knop tot de indicator in de onderste regel oplicht.
Dit betekent dat u nu zestiende noten kunt opnemen.
Nu zijn alle benodigde TR-REC-parameters ingesteld, zodat u kunt begin­nen opnemen. Laten we eerst de basdrum (Kick) programmeren.
Opgelet: Elke toets van het klaviertje is toegewezen aan een zestiende noot van een 4/4-maat (daarom zijn er 16 Pads). De Pad die u indrukt is bepalend voor de plaats binnen de maat waar er een noot wordt geprogram­meerd.
29
Zelf patronen programmeren
2
3,5
6
1
2 3
4
1,4
Druk op de [TR-REC]-knop (indicator dooft).
Dit betekent dat er nu niet wordt opgenomen, zelfs al drukt u op een Pad. Dit moet u doen om de klank te kunnen kiezen die moet worden opgenomen.
Druk twee keer op de [OCT (–)]-knop.
Druk op Pad [2] (tweede toets van links op het klaviertje).
Het display beeldt nu “C2” af om aan te geven dat u die noot speelt. Via deze noot speelt u de basdrum (Kick) van de gekozen Rhythm Set.
Als het display niet “C2” afbeeldt”, moet u zo vaak op [OCT] + of – drukken tot dat wel het geval is wanneer u op Pad [2] drukt.
Druk weer op de [TR-REC]-knop (indicator licht weer op).
Nu dienen de Pads weer voor het kiezen van de plaatsen waar de MC-307 een basdrum-noot moet opnemen.
30
Zelf patronen programmeren
5
6
7
Druk op alle met een pijl gemarkeerde Pads om te zorgen dat hun indicator oplicht. Op die plaatsen worden nu basdrum-noten geprogrammeerd.
12345678910111213141516
Ziezo, de eerste maat is al klaar – althans voor wat de basdrum betreft. In prin­cipe hoort u nu ook de geprogrammeerde basdrumpartij.
Druk op de [®®]-knop.
Dit betekent dat u nu aan maat 2 kunt beginnen.
Programmeer in deze maat dezelfde noten als in maat 1 (zie stap
5). Herhaal dit voor de maten 3 en 4.
Nu de basdrum geprogrammeerd is, kunt u andere instrumenten programme­ren (bv. de HiHat) door de stappen 1~7 te herhalen:
Gebruikershandboek
8
9
Druk zo vaak op de [√√]-knop tot het display weer de eerste maat (“1”) afbeeldt.
Ziehier waar u in het display moet kijken:
Kies hier de noot “F#2” (daarmee speelt u namelijk de gesloten HiHat, d.w.z. de “tikken”) (zie de stappen 1~4).
31
Zelf patronen programmeren
10
11
12
Druk op alle met een pijl gemarkeerde Pads om te zorgen dat hun indicator oplicht. Op die plaatsen worden nu HiHat-noten geprogrammeerd.
12345678910111213141516
Druk zo vaak op [√√]-knop tot u weer bij maat “1” bent aanbe­land.
Kies de noot “A#2” (de noot waarmee u de open HiHat, of “ksjsjsj”, speelt). Zie hiervoor de stappen 9 en 10.
13
14
Druk op alle met een pijl gemarkeerde Pads om te zorgen dat hun indicator oplicht. Op die plaatsen worden nu open HiHat­noten geprogrammeerd.
12345678910111213141516
Ziezo, nu weet u al hoe u een drumpartij moet programmeren.
Druk op [STOP] zodra u helemaal tevreden bent met uw drum­partij.
TR-REC is dus een opnameprocédé dat toelaat om partijen op te nemen zonder ze echt in de maat te spelen. Op andere sequencers noem je dit ook wel de “Step”-opname. U zou dit procédé ook kunnen gebruiken voor het toevoegen van een klein aantal noten aan een bestaande partij.
Dit werkt trouwens ook voor melodische partijen – als u daarna tenminste hier en daar een beetje “edit”. Dit gaan we nu uitproberen.
32
Baspartij programmeren
Zelf patronen programmeren
Laten we nu de baspartij programmeren. Ook dit gaan we stap voor stap doen, wat dus betekent dat we eerst alle noten op dezelfde toonhoogte opnemen (net zoals de drumpartij van daarnet). Vervolgens gaan we dan de toonhoogte van de verschillende noten instellen.
1 4
8
Gebruikershandboek
2
3
5,7
6
Zie de stappen 3~5 op blz. 28 voor de voorbereiding van de opname.
1 2
3
4
Druk eerst op de [F1 (PACH)]-knop en daarna op [F1 (LIST)].
Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een Patch (zie blz. 29).
Druk op de [PLAY]-knop om de volgende pagina op te roepen:
Met de regelaars [2]~[4] onder het display kunt u de volgende dingen instellen:
• [2]: aanslagwaarde (volume/klankkleur) van de noten.
• [3]: duur van de in te voeren noten: achtste noten, zestiende noten e.d. (kies hier “”).
• [4]: instellen van de daadwerkelijke lengte van de noten (5~200%) in verhouding tot de met regelaar [3] gekozen nootwaarde.
Opgelet: De Patches P:A078 tot P:A127 bevatten basklan­ken. Zie ook blz. 54 en 158 in het Referentiehandboek.
33
Zelf patronen programmeren
* De met regelaar [2] en [4] ingestelde waarden worden met behulp van balken afge-
beeld.
5
6
7
8
Druk op de [TR-REC]-knop (indicator moet doven).
Wanneer de [TR-REC]-indicator niet oplicht, kunt u de toetsen van het mini­klaviertje (“Pads”) gebruiken voor het kiezen van de toonhoogte van de in te voeren noten.
Druk op Pad [11].
De uitlezing in het display verandert nu in “A1”. Dit is toonhoogte die voor de noten wordt gehanteerd die u nu gaat invoeren. Als “A1” momenteel niet kan worden gekozen, moet u zo vaak op [OCT] – drukken tot dat wel lukt.
Druk nog een keer op de [TR-REC]-knop om te zorgen dat de indicator weer oplicht.
Nu dienen de Pads weer voor het kiezen van de plaatsen waar er noten moeten worden ingevoerd – dus niet voor het bepalen van de toonhoogte.
Druk op de hierna getoonde Pads (de betreffende indicators moe­ten oplichten) om het volgende ritme in te voeren:
1 2 3 4 5 6 7 8 910111213141516
De toonhoogte van de noten wordt met behulp van letters en cijfers aangeduid (bv. “C4”). Naast de letter C worden nog D, E, F, G, A en B gehanteerd. Het cijfer achter een letter slaat op het octaaf. De noot, die één octaaf onder de “A2” ligt (dus lager is), heet bv. “A1”.
34
Deze noten worden nu voor maat 1 geprogrammeerd.
Hier gaan we dus op dezelfde manier te werk als voor het programmeren van de drumpartij – wat dus ook betekent dat alle basnoten dezelfde toon­hoogte hebben. En dat is nu net niet wat een baspartij interessant maakt. Dus moeten we de toonhoogte van de ingevoerde basnoten editen (wijzi­gen). Lees verder…
Zelf patronen programmeren
12
Gebruikershandboek
9
10
11 10
Houd de [F3 (VIEW)]-knop ingedrukt, terwijl u op [14] drukt.
Hiermee verandert u de toonhoogte van de laatst ingevoerde noot. Terwijl het display er als volgt uitziet, dienen de Pads voor het bepalen van de toonhoogte.
U kunt de laatst ingevoerde noot ook wissen. Dit doet u als volgt:
Druk op Pad [11] (indicator dooft).
De laatste A1-noot (zie afbeelding) verdwijnt nu weer:
Wordt gewist
9
Als Pad [11] in stap 10 niet oplicht, hebt u het verkeerde octaaf gekozen. Druk dan zo vaak op [OCT] + of – tot Pad [11] oplicht (deze noot hebt u namelijk al geprogrammeerd).
11
Op de plaats van de zonet gewiste noot gaan we nu een “G1” programmeren.
Druk op Pad [9] (indicator moet oplichten).
Op de in stap 10 gewiste plaats wordt nu een G1 geprogrammeerd.
35
Zelf patronen programmeren
12
Druk op de [EXIT]-knop om de pagina voor het veranderen van de toonhoogte weer te verlaten.
Druk nu op de [®®]-knop om maat 2 te selecteren. Neem dezelfde (of andere) noten op en doet dit daarna ook voor de maten 3 en 4. Druk op [STOP] zodra u alle maten opgenomen hebt.
De baspartij is nu eveneens klaar.
36
Opslaan van het nieuwe patroon
Zelf patronen programmeren
Gebruikershandboek
1
2,3
1
Druk op de [SYSTEM]-knop.
5, 7, 8
6
4,6
Opgelet: Een nieuw gepro­grammeerd of gewijzigd patroon moet u opslaan, omdat u het anders weer ver­liest wanneer u de MC-307 uitschakelt.
2
3
4
5
Druk op de [F3 (WR)]-knop.
Nu beeldt het display een pagina af waar u de data kunt kiezen die moeten worden opgeslagen.
Druk op de [F3 (PTN)]-knop.
Het display beeldt nu de “PATTERN WRITE”-pagina af. Het patroon dat u kunt opslaan verschijnt in de bovenste regel. In de onderste regel ziet u de naam en het geheugennummer van het patroon waar uw nieuw patroon zal worden opgeslagen.
Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het geheugen­nummer waar u uw nieuwe creatie wilt opslaan.
Druk op de [F4 (WR)]-knop.
Nu verschijnt de pagina waar u een naam kunt geven aan het nieuwe patroon.
Het patroon in het gekozen geheugen van bestemming wordt tijdens het opslaan van het nieuwe patroon overschre­ven (en dus gewist). Kies altijd een geheugen dat een niet meer benodigd patroon bevat.
37
Zelf patronen programmeren
6
7
8
9
Kies met de [CURSOR (op/neer)] knoppen de positie waarvoor u een ander teken wilt invoeren.
Gebruik de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] voor het toewijzen van een teken aan de gekozen positie.
Druk op de [F4 (OK)]-knop.
Het display vraagt u nu of u zeker weet dat u het patroon wilt opslaan (“ARE YOU SURE?”).
Druk op [F4 (EXEC)]-knop om het patroon op te slaan (of op [F3 (EXIT)] als u zich bedacht hebt).
38
Over de componisten
Zelf patronen programmeren
B.U.S [Build Up Swing]
Okada Hideki (geboren in 1966) begon in 1995 met de Japanse House Garage-groep “Swell Emotion “[DOHB disk/Epic] en geldt als groot talent in de House-muziek.
Later tekende hij een contract bij het Paratone-label en bracht daar een solo-album uit onder de naam “B.U.S.”. Zijn compo­sities haalden verschillende keren de radio- en TV-hitparades. DJ TOMO, YO-C, DJ Shinkawa en andere grootheden zijn erg onder de indruk van zijn werk.
Momenteel werkt hij als producer van het YO-C solo-album. Hij is één van de vaakst genoemde House-artiesten in Japan, wat voor een deel te danken is aan zijn remix van Debra Mor­gan in 1998 en de groep “Every Little Thing”.
Kent Sasaki DJ KENT
DJ/producer van de HipHop-groep “Yotsukaido Nature”. Hij treedt vaak op in clubs en maakt remixes voor Japanse en bui­tenlandse artiesten. Zo werkt hij momenteel als producer voor de albums van Sugar Soul en U.N.K.L.E.
HEIGO TANI
Begon in 1985 te werken als DJ en werd later ook actief als songwriter en remix-artiest – naast andere muzikale activitei­ten. Hij werkt regelmatig samen met WADA, één van de meest vooraanstaande Techno-DJs in Japan, en speelt bij de Techno- en House-groepen “Co-Fusion” en “ATOM”. Hij heeft reeds talrijke 12”-platen op zijn actief, die door Japanse, Duitse, Amerikaanse en andere labels zijn uitgebracht. In sep­tember 1998, bracht Sublime Records in Japan het album “COFU” uit, het eerste originele album onder naam “Co­Fusion”.
Soulmates Graphica
Een groep van programmeurs, designers en DJs. Oorspronke­lijk waren zij actief als een House-groep met sequencers, maar met de opkomst van het World-Wide Web gingen ze zich ook toeleggen op het Internet. Ondertussen ontwerpen ze flyers voor clubs, video’s en ander drukwerk voor een groot aantal artiesten. De drie leden zijn Yuji Suzuki, “Ani” Hironobu Fujiyoshi en “Isa” Isamitsu Fujiyoshi. Alle drie zijn DJs, desig­ners en programmeurs.
YOJI BIOMEHANIKA
Hij wordt vaak de “Hard Energy Master” genoemd. En hoe­wel hij in Osaka woont, is hij over de hele wereld actief.
Yoji is een grote meneer in Hard Energy-middens en wist zijn composities te slijten aan labels zoals DOS OR DIE en 3LANKA in Duitsland en CHOCI’S CHEWNS in Groot-Brit­tannië. In 1999 richtte hij zijn eigen label, “Hellhouse” op en maakte daarmee zijn hoogspannings-intrede in de Hard Ener­gy-scene te Londen. Tevens heeft hij een aantal Hard Energy­remixes op zijn naam staan voor labels zoals DP, MOHAWK en MOM evenals de Japanse labels DJ 19 en NISH.
Afgelopen zomer bracht het Hellhouse-label het tweede album, “SEDUCTION”, uit. Prompt werd hij overstelpt met licentie-aanvragen van labels over de hele wereld. Het zal duidelijk zijn dat hij inmiddels een stevige reputatie heeft weten op te bouwen.
Naoki "GigBag" Matsuura
Naoki’s muzikale carrière begon in 1983, toen hij nog studeer­de. Als bassist werd hij vaak gevraagd voor live-optredens en studiosessies. Na een aantal jaren liet hij zijn muzikanten-acti­viteiten voor wat ze waren en begon hij zich toe te leggen op het programmeren van MIDI Files en het producen van muziek. Momenteel is hij president van Prest Ltd. dat desk­top-muziek en andere muzikale inhoud produceert.
Sumie Sue Furuhashi
Sue is geboren in 1973 en raakte geïnteresseerd in digitale muziek toen ze een keyboard ontdekte dat haar toeliet om stap voor stap muziek te programmeren. Tijdens haar studies richtte ze een Rap-groep op die vooral met sequencers werk­te. Desondanks was ze ook lid van een MTR-gebaseerd aca­pella-duo.
Momenteel werkt ze als assistente voor Prest Ltd., maar pro­grammeert nog veel muziek voor groepen.
MASA
Masa begon zijn carrière in de vroege jaren ‘80. Omstreeks het midden van de jaren ‘90 trad hij vaak op tijdens parties in Japan en andere landen. In 1994 bracht hij een single uit op het Duitse label GAIA. In 1996 verscheen zijn album “Just Inside” bij het eveneens Duitse label East-West. Zijn werken zijn terug te vinden op talrijke compilaties. In 1999 bracht hij “Walk In Space” uit op het Britse label QUBE en het wereld­schokkende “You Are Not Who You Are” op Equinox.
Zodra je deze psychedelische DJ aan de knoppen laat, wordt de hele dansvloer opgezweept in een trance.
http://www.tk.xaxon.ne.jp/~masak/
Cappadocia Productions
Elektronische knoeiers die in Japan wonen. Ze maken tevens deel uit van de Art Performance-groep GIGAHERTZ.
Verder werken ze actief mee aan de ontwikkeling van Roland-producten, zoals de MC-serie.
E-mail:RXN00541@nifty.ne.jp
Tatsuya Kanamori
Deze DJ en artiest is baas van de grote Japanse Techno-labels Subvoice en Housedust. Naast hits op zijn eigen labels heeft hij ook al een aantal krakers op internationale labels op zijn naam staan. Hij wordt vaak gevraagd voor DJ- en Live P.A.­werk en wordt in deze hoedanigheid vaak gesignaleerd op alle grote festivals en concerten in het binnen- en buitenland.
Gebruikershandboek
39
Zelf patronen programmeren
40
Bedankt voor uw aankoop van de MC-307 Groovebox. De MC-307 vertegenwoordigt een nieuwe ge­neratie van Roland-Groove­boxes, die nóg veelzijdiger en eenvoudiger te gebruiken is dank­zij nog meer Realtime-controle­mogelijkheden en een functie­pakket dat nauw bij de behoeften van een DJ aansluit. De op zich al opzienbarende patronen (“Pat­terns”) kunt u wijzigen om op die manier origineel materiaal te pro­grammeren. Op die manier kunt u op elk moment voor de juiste “Groove” zorgen.
De MC-307 wordt geleverd met twee handleidingen (Gebruikers­handboek en Referentiehand­boek) die we in het Nederlands samengevat hebben tot één boek. Het Gebruikershandboek is be­doeld om u te helpen bij het leren kennen van de MC-307, terwijl u in het Referentiehandboek meer details over de geboden functies vindt.
Referentiehandboek
Alvorens met de MC-307 te werken zou u de hoofdstuk­ken “Veilig gebruik van de MC-307” op blz. 2 en “Be­langrijke opmerkingen” op blz. 41 moeten lezen. Daar vindt u namelijk belangrijke inlichtingen over wat u wel en niet mag doen en over het juiste gebruik. Bewaar deze handleiding op een veilige plaats op omdat u ze later beslist nog een nodig hebt.
© 1999 Roland Corporation.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze handleiding mag, in welke vorm dan ook, openbaar worden gemaakt of gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van ROLAND CORPORATION.
Belangrijke opmerkingen
Belangrijke opmerkingen
Lees, naast de overige voorzorgsmaatregelen aan het begin van deze handleiding, ook het volgende:
Voeding
• Sluit de MC-307 niet samen met apparaten, die ruis ver­oorzaken (zoals een elektrische motor of een regelbaar lichtsysteem), op eenzelfde stroomkring aan.
• Alvorens de MC-307 op andere apparaten aan te sluiten schakelt u best alle toestellen uit. Zo voorkomt u defecten en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten.
Opstelling
• Als u de MC-307 gebruikt nabij een vermogensversterker (of een ander apparaat met grote transformators), kan er brom ontstaan. Orienteer de MC-307 dan anders of ver­wijder hem van de interferentiebron.
• De MC-307 kan de radio- of TV-ontvangst verstoren. Gebruik hem niet in de nabijheid van dergelijke ontvan­gers.
• Gebruik de MC-307 niet op een plaats die blootgesteld is aan de regen, of in een andere vochtige omgeving.
Onderhoud
• Gebruik voor een gewone schoonmaakbeurt een zachte droge doek of een lichtjes met water bevochtigde doek. Gebruik voor hardnekkig vuil een doek met een mild, niet-bijtend schoonmaakmiddel. Veeg de MC-307 nadien goed af met een zachte droge doek.
• Gebruik nooit benzine, thinner, alcohol of gelijk welk oplosmiddel om verkleuring of vervorming te voorko­men.
• Om de MC-307 te transporteren gebruikt u best de oor­spronkelijke verpakking (inclusief opvulling). Anders dient u te zorgen voor een gelijkwaardige verpakking of een degelijke flightcase e.d.
• Gebruik Roland-kabels voor de aansluitingen. Als u een kabel van een ander merk gebruikt, let dan op het volgen­de:
• Sommige verbindingskabels bevatten weerstanden.
Sluit op de MC-307 geen kabels aan die weerstanden bevatten. Anders is het mogelijk dat het geluid niet of nauwelijks hoorbaar is. Voor meer informatie over de kabels wendt u zich best tot de fabrikant van de betref­fende kabel
.
Bijkomende voorzorgen
• Houd er rekening mee dat de inhoud van het geheugen onherroepelijk verloren kan gaan ten gevolge van een defect of een foute bediening van de MC-307. Daarom raden we aan om van belangrijke data regelmatig een Backup te maken via MIDI.
• Jammer genoeg kan het gebeuren dat de data in het inter­ne geheugen niet kunnen worden hersteld wanneer ze eenmaal gewist zijn. Roland Corporation is niet aanspra­kelijk voor dergelijk dataverlies.
• Ga voorzichtig tewerk wanneer u de knoppen, regelaars en andere bedieningsorganen, en de aansluitingen van de MC-307 gebruikt. Ruw omgaan met deze dingen kan defecten veroorzaken.
• Sla of druk nooit op het display.
• Neem bij het aan- en afkoppelen van de kabels steeds de connector zelf vast – trek nooit aan de kabel. Zo voor­komt u kortsluitingen en schade aan de aders.
• Tijdens het gebruik wordt de MC-307 warm. Dit is volko­men normaal.
• Om uw buren niet te storen houdt u het volume best op een redelijk niveau. U kunt ook een hoofdtelefoon gebrui­ken zodat u zich geen zorgen hoeft te maken over de mensen rondom u (vooral in de late uren).
42
Functies van de MC-307
Functies van de MC-307
Hoogwaardige synthesizer-klankbron
De MC-307 bevat dezelfde klankbron als grote broer MC-505 en klinkt dus navenant goed. Dankzij een groot aantal para­meters, zeer nauwkeurige filters een ADSR (natuurlijk) en een [GRAB]-schakelaar kunt u er de meest wilde en te gekke dingen mee doen. In wezen verschilt het gebruik van de MC-307 niet zoveel van het werken met een analoge synthe­sizer. Bovendien kunt u de MC-307 gebruiken als 8-Parts multitimbrale module (voor het werken met een externe sequencer of computer).
Gloednieuwe patronen
De MC-307 bevat 240 voorgeprogrammeerde patronen en nog eens 470 frasenvoor de RPS-functie (dit zijn de afzonder­lijke partijen van de Patterns) met zowat alles wat tussen Techno en Reggae zit, zodat u echt van alle Dance-markten thuis bent met uw MC-307.
Leading-edge Patch Sets
Dankzij 800 klanken en 40 Rhythm Sets beschikt u over een klankenarsenaal om “u” tegen te zeggen. Hiermee maakt u gegarandeerd indruk in de club, disco e.d. Naast de gouwe ouwe geluiden afkomstig van de TB-303, Juno, Jupiter en TR-808/909 bevat de MC-307 echter ook de laatste nieuwe trends en is dus veelzijdiger dan een groot aantal synthesi­zers.
Natuurlijk kunt u ook eigen klanken maken en in het interne geheugen opslaan om ze later op dezelfde manier te gebrui­ken als de voorgeprogrammeerde klanken.
Drie digitale effectprocessors
Dankzij de meest geavanceerde DSPs (Digital Signal Proces­sors) beschikt u tevens over drie effectblokken die een sublie­me kwaliteit afleveren. Het Reverb-effect zorgt voor galm, het Delay-effect voor echo’s en aan de M-FX kunt u één van de 25 speciaal voor Dance-muziek ontwikkelde algoritmen toewijzen. Het geluid staat dan ook als een huis.
Arpeggiator
Dankzij de Arpeggiator kunt u met “platte akkoorden” zor­gen dat de MC-307 de meest uiteenlopende riedeltjes afspeelt. Deze kunnen bij de Pattern-weergave worden gevoegd.
RPS (Realtime Phrase Sequencer): voeg bijkomende frasen toe of combineer frasen van verschillende origine
Dankzij de RPS-functie kunt u, door gewoon op een toets van het klaviertje te drukken, één of meerdere frasen starten. U zou zelfs enkel met de RPS-functie kunnen werken en zo in Realtime volledig nieuwe patronen kunnen creëren.
Functies afkomstig van een pickup
Dankzij de “Turntable Emulation”-sectie kunt u het weerga­vetempo van de MC-307 heel gemakkelijk afstemmen op de BPM van bv. een vinylplaat. En het leukste eraan: de bedie­ning lijkt sterk op het werken met een pickup!
In een mum van tijd maak je nieuwe patronen
Op de MC-307 kunt u op twee manieren nieuwe patronen opnemen: in “Realtime” (alles wordt opgenomen zoals u het speelt) of met de “TR-REC”-functie. Deze laatste laat toe om de plaatsen aan te duiden waar er noten moeten worden gespeeld – de naam verraadt trouwens al dat deze methode is afgeleid van de legendarische TR’s van Roland. Iedereen kan dus zelf materiaal programmeren – ook gebruikers met weinig of geen muziektheoretische ervaring.
Referentiehandboek
Isolator en GRAB-schakelaar
Ook de MC-307 is nu voorzien van een [GRAB]-schakelaar die zijn intrede deed op de DJ-mixer DJ-2000 van Roland. Met deze schakelaar kunt u de effecten heel snel (en vooral ritmisch) in- en uitschakelen.
Verbeterde Realtime-controle
De MC-307 is voorzien van vier toewijsbare regelaars, wat dus betekent dat u zelf kunt bepalen waarvoor ze dienen. Zo kunt u uw geluid en “Performance” van nóg meer expressie voorzien.
MC-307 — 43
Voorzieningen op de panelen
1. Voorzieningen op de panelen
Frontpaneel
7
1
5
2
3
4
8
12
9
13
10
28
11
29
15
16
6
18
17
21
22
23
24
1. VOLUME-regelaar
Hiermee stelt u het algemene volume van de MC-307 in.
2. MODE-KNOPPEN (SONG, PTN EN SYSTEM)
Hiermee kiest u een functiegroep van de MC-307.
3. BANK SEL-knoppen (PRESET en USER)
Via deze knoppen kunt u de benodigde Pattern- of klankbank selecteren.
4. Functieknoppen (F1~F4)
De functie van deze knoppen wordt telkens in het dis­play afgebeeld. Ze verschilt naar gelang de gekozen dis­play-pagina.
5. KNOB ASSIGN-knop
Via deze knop kunt u de functie van de vier regelaars onder het display kiezen. Deze regelaars kunnen ver­schillende functies hebben.
6. Toewijsbare regelaars 1~4
Deze regelaars zijn bedoeld voor het beïnvloeden van het geluid tijdens de weergave (“in Realtime”).
7. LFO 1-knop en -regelaar
Kan worden gebruikt om de muziek, het volume of het filter regelmatig (periodiek) te veranderen. Zoiets noem je “moduleren”.
20
19
25
8. MIDI/SLAVE-indicator
De MIDI-indicator licht op wanneer de MC-307 MIDI­commando’s via zijn MIDI IN-aansluiting ontvangt. De SLAVE-indicator licht op wanneer de MC-307 op syn­chronisatie-commando’s van een extern apparaat wacht (zie blz. 127).
9. GRAB-schakelaar
Met deze schakelaar kunt u de effecten (Reverb, Delay, M-FX) snel in- en weer uitschakelen (zie blz. 85).
10. FILTER-knop en -regelaars
Via deze regelaars en de bijbehorende knop kunt u het filter beïnvloeden: de grensfrequentie (CUTOFF, blz. 58) en de resonantie van het filter (RESONANCE, blz. 59).
11. VALUE-regelaar
Via deze regelaar kunt u de waarde van de geselecteerde parameter instellen. Een tweede manier om dat te doen is door gebruik te maken van de [DEC] [INC] knoppen. De [VALUE]-regelaar is echter handiger voor grote waardeveranderingen.
12. EXIT-knop
Deze knop dient in de regel voor het terugkeren naar de vorige display-pagina.
13. ENTER-knop
Druk op deze knop om een commando te bevestigen en uit te voeren.
14
30
26
27
44
Voorzieningen op de panelen
14. INC- en DEC-knoppen
Hiermee kunt u de geselecteerde parameterwaarde in kleine stappen instellen.
15. PART SELECT-knop
Druk op deze knop om de Part te selecteren die u in Realtime (tijdens het spelen) wilt beïnvloeden.
16. PART MUTE-knop
Druk op deze knop om Parts te kunnen in- en uitschake­len.
17. RHYTHM MUTE-knop
Druk op deze knop om de drumpartijen afzonderlijk te kunnen in- en uitschakelen.
18. R, 1~7
Dit zijn de knoppen waarmee u de toegewezen partij (of drumpartij) kunt in- of uitschakelen.
19. RHYTHM PART VIEW-knop
Druk op deze knop om te “zien” welke drum-instrumen­ten er worden gebruikt (zie blz. 49).
20. SEQUENCER-knoppen ( )
Ziehier de transportfuncties van de MC-307 waarmee u kunt terugspoelen, voorspoelen, de weergave/opname starten en stoppen en terugkeren naar het begin.
27. TAP-knop
Deze knop laat toe om het tempo (BPM) in te stellen door het “in te tikken” (d.w.z. de knop in de gewenste maat in te drukken).
28. PITCH- en BPM-knop
Hiermee bepaalt u de functie van de Fader en HOLD/ PUSH. Wanneer PITCH oplicht, kunt u de toonhoogte van de muziek veranderen (transponeren). Licht BPM op, dan kunt u het tempo van de muziek via de Fader instellen. U kunt ook beide knoppen samen inschakelen om te zorgen dat de Fader op dezelfde manier werkt als zijn collega op een pickup: daar betekenen tempowijzi­gingen namelijk dat ook het tempo verandert – en (uiter­aard) vice versa.
29. HOLD- en PUSH-knop
Deze twee knoppen simuleren het vooruitdrukken of tegenhouden van een vinylplaat, zodat de weergavesnel­heid verandert.
30. TURNTABLE EMULATION-Fader
In de regel dient deze Fader voor het opvoeren of ver­minderen van de weergavesnelheid – zoals op een pickup. Wanneer echter de PITCH- of BPM-knop oplicht, dient hij enkel nog voor het wijzigen van de toonhoogte of het tempo.
Referentiehandboek
21. SCALE-knop
Via deze knop kunt u de resolutie voor de TR-REC-func­tie instellen (zie blz. 91).
22. OCT –/+ knoppen
Hiermee kunt u de toonhoogte van het mini-klaviertje in octaafstappen verhogen of verminderen.
23. TRANSPOSE-knop
Hiermee kunt u de klankbron (met uitzondering van de R-partij) transponeren, d.w.z. zorgen dat de patronen in een andere toonaard worden afgespeeld.
24. HOLD-knop
Druk op deze knop om te zorgen dat de laatst gespeelde noten (op het klaviertje) worden aangehouden. U kunt de betreffende Pads zelfs loslaten.
25. Pads (klaviertje)
Meestal doen deze Pads dienst als toetsen van het kla­viertje. U kunt ze echter ook gebruiken voor het starten van RPS-frasen (zie blz. 68) en voor het programmeren van muziek in de TR-REC-mode (zie blz. 91).
26. PAD SELECT-knoppen (TR REC, ARP, PTN CALL, RPS)
Via deze knoppen bepaalt u de functie van de Pads (d.w.z. de toetsen van het klaviertje).
MC-307 — 45
Voorzieningen op de panelen
Achterpaneel
1
2
3 4
1. POWER-schakelaar
Hiermee schakelt u de MC-307 in en uit.
2. DC IN-connector
Sluit hier de bijgeleverde adapter aan.
* Gebruik uitsluitend de bij de MC-307 geleverde adapter en sluit
hem enkel aan op een stopcontact dat het geschikte voltage afgeeft. Andere adapters zouden een andere polariteit kunnen hebben of een andere spanning kunnen afgeven, zodat u de MC-307 finaal zou kunnen beschadigen.
3. MIDI OUT-connector
Via deze connector zendt de MC-307 MIDI-commando’s naar de buitenwereld (bv. een sequencer, synthesizer of computer). Bij levering staat deze aansluiting bovendien zo ingesteld dat de via MIDI IN ontvangen data meteen worden doorgestuurd naar andere apparaten.
4. MIDI IN-connector
Via deze connector ontvangt de MC-307 MIDI-comman­do’s van externe apparaten (synthesizers, sequencers e.d.).
5 6
7
5. PEDAL SW-connector
Sluit hier een optionele DP-2 (of BOSS FS-5U) voetscha­kelaar aan om een functie naar keuze met de voet te kun­nen bedienen.
6. OUTPUT L(MONO)/R aansluitingen
Dit zijn de audio-uitgangen van de MC-307. Sluit deze aan op uw keyboard-versterker, HiFi-keten, actieve luid­sprekers e.d. Hiervoor hebt u (optionele) audiokabels nodig.
7. PHONES-aansluiting
Sluit hier een optionele hoofdtelefoon (Roland RH-25 of RH-50) aan.
46
2. Voorstelling van de MC-307
16
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
KICK
SNARE
TOM
HI-HAT CRASH
(Voorbeeld)
Voorstelling van de MC-307
Structuur van de MC-307
Laten we eerst kijken hoe de MC-307 in elkaar zit: hij bevat een sequencer, een klankbron en een controlesectie.
SequencerKlankbron
Weergave
OpnameSpelen op de Pads
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Controlesectie (Pads en regelaars/knoppen)
Sequencer
Een sequencer is een apparaat waarmee u MIDI-data kunt opnemen. Dit zijn op hun beurt commando’s die vertalen wat u speelt en hoe u het speelt. De opgenomen partijen (alias commando’s) kunnen natuurlijk ook worden weerge­geven.
Klankbron
De klankbron is het gedeelte dat de geluiden voortbrengt. Meer bepaald worden hier de van de sequencer, het mini­klaviertje of een extern instrument afkomstige MIDI-com­mando’s omgezet in muziek. De klankbron van de MC-307 kan 64 noten tegelijk weergeven (hij is dus “64-stemmig polyfoon”).
Patches
Een “Patch” kunt u vergelijken met een bepaald instrument (bv. gitaar, piano e.d.). De MC-307 bevat 800 voorgeprogram­meerde (“Preset”) Patches die zowat alle geluiden voor de meest uiteenlopende muziekstijlen bieden.
Rhythm Sets
Een Rhythm Set is een speciaal soort Patch waarmee u geen melodieën kunt spelen (wat voor trommels e.d. sowieso wei­nig zin heeft). In ruil daarvoor kunt u via elke toets van het klaviertje (via elke MIDI-noot) een andere drumklank aan­sturen. De MC-307 bevat 40 Rhythm Sets.
Referentiehandboek
Muziek opnemen en weergeven
Bij levering bevat de MC-307 al 240 patronen die we in het volgende “Preset-patronen” gaan noemen. Deze patronen kunt u meteen afspelen.
U kunt echter ook eigen patronen programmeren door alles op te nemen of door gewoon een aantal partijen van een bestaand patroon te wijzigen.
Simultaanweergave van verschillende Parts
De MC-307 kan verschillende klanken en partijen tegelijk weergeven. Via de volgende Part-combinatie kunt u bv. zor­gen dat de MC-307 een drum-, bas-, piano- en gitaarpartij speelt. Dit klinkt dan zoals een groep.
Part R Rhythm Set (Drums)
Part 1 Bas
Part 2 Piano
Part 3 Gitaar
De muziek kan worden gewijzigd
In tegenstelling tot een plaat of MD laat een sequence altijd toe om de opgenomen partijen te veranderen door noten te corrigeren of andere klanken/effecten te kiezen. Dat lukt omdat een sequence enkel commando’s (instructies) bevat.
Parts
Een “Part” komt overeen met een muzikant in een bandje of orkest. De MC-307 biedt acht Parts: [R], [1]~[7]. Aan die Parts kunt u Patches toewijzen en dus zorgen dat de acht mogelij­ke partijen met zeven verschillende klanken (plus een Rhythm Set) worden weergegeven.
Effecten
De MC-307 bevat drie effectprocessors waarmee u het geluid van meer diepte (galm; Reverb), echo (Delay) en een andere klankbewerkingen naar keuze (M-FX) kunt voorzien. De drie effectprocessors kunnen zonder meer simultaan worden gebruikt.
Editen van Patches
Het geluid van een Patch of Rhythm Set kan nog worden gewijzigd. Op die manier zorgt u precies voor de gewenste “Sound”. Zie “Patch editen” op blz. 105 voor meer details.
Controlesectie
Met “controlesectie” bedoelen we hier alle regelaars, knop­pen en toetsen (evenals een optionele voetschakelaar) waar­mee u hetzij melodieën kunt spelen, hetzij de gespeelde noten kunt beïnvloeden.
MC-307 — 47
Voorstelling van de MC-307
Regelaars
Met de regelaars CUTOFF (blz. 58), RESONANCE (blz. 59), LFO 1 (blz. 59) en de vier toewijsbare regelaars 1~4 (blz. 60) kunt u het geluid beïnvloeden (klankkleur, modulatie e.d.).
Turntable Emulation
Ziehier een Fader en een aantal knoppen die o.m. toelaten om de weergave van de MC-307 handmatig te synchronise­ren met de BPM van een vinylplaat, CD e.d. Dit kent u mis­schien al van een pickup (zie ook blz. 57).
GRAB-schakelaar
Met deze schakelaar kunt u de effecten (Reverb, Delay en M-FX) in- en uitschakelen en het geluid dus eveneens beïn­vloeden. Zie blz. 85.
Pads (mini-klaviertje)
Deze toetsen (die we “Pads” gaan noemen) kunnen net zoals een synthesizerklavier worden gebruikt. Bovendien kunt u ze echter voor het starten van RPS-frasen (blz. 68) en het bepalen van de door de Arpeggiator te spelen noten gebrui­ken (blz. 62).
Instellingen opslaan
Basisbediening
Ziehier de belangrijkste handelingen die u op de MC-307 kunt uitvoeren. In de regel gelden ze voor alle modes en alle parameters.
Waarden instellen
Voor het instellen van waarden kunt u gebruik maken van de [VALUE]-regelaar (grote wijzigingen) of de [DEC] [INC] knoppen (veranderingen in kleine stappen). Alvorens dit te doen moet u echter zorgen dat de cursor (het zwarte vier­kant) de waarde van de parameter aanduidt die u op dat moment wilt wijzigen. Dit doet u met de [CURSOR]-knop­pen.
Om een waarde nóg sneller te wijzigen dan met de [VALUE]­regelaar (die al betrekkelijk snel werkt), kunt u [INC] of [DEC] ingedrukt houden, terwijl u aan de [VALUE]-regelaar draait.
Cursor
Instellingen of patronen, die u wijzigt, moet u opslaan om ze later nog eens te kunnen gebruiken. Doet u dat niet, dan wor­den uw wijzigen bij het uitschakelen van de MC-307 weer gewist – en dat zou toch jammer zijn.
Patches: blz. 117
Rhythm Sets: blz. 123
Patterns: blz. 56
Song: blz. 104
Arpeggiator: blz. 64
Pattern Set: blz. 67
RPS-Set: blz. 70
Informatie in de bovenste display-regel
In de bovenste regel van het display worden de volgende gegevens afgebeeld: nummer van het gekozen patroon (blz. 51)/Song-nummer, nummer van de gekozen RPS-Set (blz. 68), nummer van de gebruikte Patch (blz. 54) en het nummer van de momenteel geselecteerde Part. Alle belang­rijke gegevens staan dus altijd netjes op een rij.
48
Voorstelling van de MC-307
Undo en Redo: wijziging ongedaan maken – of toch niet?
Tijdens het programmeren van Songs en patronen en tijdens het editen ervan kunt u de laatste handeling telkens terug­draaien (“Undo”). Ziehier een voorbeeld:
Vóór de opname
Opname/editen
Na het opnemen/editen
1. Druk op de [SYSTEM]-knop.
2. Druk op [F4 (UNDO)]-knop.
Nu toont het display wat u kunt annuleren, zoals bv. “UNDO MICROSCOPE” (na het wijzigen van een Microscope-parameter).
3. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop om de wijziging daadwer-
kelijk terug te draaien (of op [EXIT] als dat toch niet nodig is).
Zodra de wijziging geannuleerd is, beeldt het display “COMPLETED!” af en keert dan weer naar de pagina terug, die bij inschakelen wordt afgebeeld.
* UNDO is beschikbaar voor patronen (editen van sporen, wer-
ken met de Microscope-functie, opname) en Songs (editen, opnemen).
REDO is het tegenovergestelde van UNDO: hiermee zorgt u dat de wijziging weer wordt hersteld (zodat de data er weer uitzien zoals vóór het gebruik van UNDO). Volg dezelfde werkwijze als voor het gebruik van UNDO.
REDO
UNDO
Even kijken wat de R-Part speelt (Rhythm Part View)
Voor de Rhythm Part (“R”) kunt u een grafische weergave oproepen van de noten die hij speelt. Op die manier kunt u meteen nagaan wat u zou moeten horen (en waarschijnlijk ook hoort).
1. Druk op de [RHYTHM PART VIEW]-knop.
2. Druk op de Part-knop [BD]~[OTHERS] die is toegewe-
zen aan de klank die u even optisch wilt controleren.
Zoals u ziet, beeldt het display de klanken telkens in twee kolommen af (rechts/links). Om bv. de basdrum en de cymbalen samen te bekijken moet u op de [BD]- en [CYM]-knop drukken.
3. Kies met [√√] of [®®] de maat wiens noten u in het
display wilt zien.
Het display beeldt ook telkens de positie af die momen­teel wordt getoond (bv. “1-1-00”).
De symbolen hebben de volgende betekenis:
: Op die plaatsen bevinden zich data.
–: Op die plaatsen zijn er geen data.
* Zolang deze pagina wordt afgebeeld, kunt u met de [SCALE]-knop
de eenheid van een “ ” veranderen.
* Voor (a) en (c) hieronder kunt u met [®®] of [√√] de eerste of
tweede helft van een maat kiezen.
a. Bij zestiende triolen wordt telkens maar een halve maat afgebeeld.
b. Bij achtste triolen wordt een volledige maat afgebeeld.
c. Bij tweeëndertigste noten wordt telkens maar een hal­ve maat afgebeeld.
d. Bij zestiende noten wordt een hele maat afgebeeld.
* Deze “kijkfunctie” is niet beschikbaar, wanneer u “RHY VIEW”
(blz. 129) op MUTE CTRL hebt gezet. Deze parameter moet u op NORMAL zetten om de noten van de Rhythm Part te kunnen bekijken.
Referentiehandboek
MC-307 — 49
Voorstelling van de MC-307
Metronoomparameters
U kunt zelf bepalen wanneer de metronoom van de MC-307 te horen moet zijn.
(Pattern/Song-pagina)
1. Druk op de [PTN]-knop (c.q. op [SONG]).
2. Druk op de [F4 (BPM)]-knop.
3. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar
“METRONOME”.
4. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de
gewenste instelling (zie verderop).
(Realtime-opname)
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Druk op de [REC]-knop.
3. Druk op [F2 (REALTIME)].
4. Druk op de [PLAY]-knop om de Realtime-opname te
starten.
5. Druk op [F4 (BPM)].
6. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar
“METRONOME”.
7. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de
gewenste instelling (zie verderop).
Fabrieksinstellingen laden (Factory Reset)
Ziehier wat u moet doen om te zorgen dat voor alle parame­ters weer de fabrieksinstelingen worden geladen:
* Tijdens het laden van de fabrieksinstellingen worden uw
eigen data weer gewist (User-patronen, Patches enz.). Het verdient dan ook aanbeveling om die eerst via MIDI naar een sequencer te zenden en daar op te slaan (zie blz. 135).
1. Druk op de [SYSTEM]-knop om het bijbehorende menu
op te roepen.
2. Druk op de [F2 (UTIL)]-knop.
3. Druk op de [CURSOR (neer)]-knop om de “FACTORY
RESET”-pagina te selecteren.
4. Druk op de [F1 (FACT)]-knop. Het display beeldt nu de
vraag “ARE YOU SURE?” af.
5. Druk op [F4 (EXEC)]-knop om de MC-307 te initialiseren.
Dit duurt ongeveer 6 minuten. Daarna verschijnt de boodschap “COMPLETED!”. Vervolgens keert het dis­play terug naar de eerste pagina die na het inschakelen wordt afgebeeld.
Mogelijke metronoominstellingen
OFF: De metronoom klinkt nooit.
ON: De metronoom klinkt altijd (zelfs wanneer de
weergave/opname gestopt is).
REC ONLY: De metronoom klinkt enkel tijdens de
opname.
PLAY&REC: De metronoom klinkt tijdens de opname en
weergave.
* U kunt ook het volume van de metronoom instellen. Zie hiervoor
blz. 127.
50
3. Basisfuncties voor de Pattern-weergave
Basisfuncties voor de Pattern-weergave
Basisfuncties voor het werken met Patterns
De Patterns (of patronen) van de MC-307 kunnen 1~32 maten lang zijn en muziek bevatten voor maximaal acht partijen.
Er zijn 240 Preset-patronen plus nog eens 200 geheugens waar u uw eigen patronen kunt opslaan (“User”-patronen).
Pattern-weergave
De MC-307 is eigenlijk een sequencer die bepaalde stukjes muziek afspeelt. Hij laat echter wel toe om de weergave te beïnvloeden. Aangezien er telkens fragmenten (“patronen”) worden afgespeeld, heet een instrument zoals de MC-307 ook wel Pattern-sequencer.
* kunnen ook tijdens de weergave worden
gebruikt.
Terugkeer naar de vorige maat
Terugkeer naar het begin van het patroon
Weergave starten
Patronen continu afspelen
Door tijdens de weergave van een patroon reeds een ander patroon te kiezen zorgt u dat het tweede patroon wordt weergegeven zodra het vorige afgelopen is. Op die manier kunt u heel gemakkelijk Songs in elkaar knutselen, terwijl u erbij staat. Bij een dergelijke continuë weergave nemen de patronen telkens het tempo van het voorafgaande patroon over (de BPM blijft dus constant).
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de weergavepagina te
gaan:
2. Start de weergave door op de [PLAY]-knop te drukken.
Het display beeldt nu het nummer van het huidige en het volgende patroon af:
3. Gebruik de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] voor het
kiezen van een ander patroon (achter de “®”).
Zodra de weergave van het patroon vóór de “®” afgelo­pen is, hoort u het volgende patroon.
Springen naar de volgende maat
OpnameWeergave stoppen
* Net vóór het einde van een patroon (dus in de laatste maat ervan)
begint de [PTN]-knop telkens te knipperen. Op dat moment kunt u geen ander patroon meer kiezen, omdat de MC-307 al de nodige voorbereidingen voor het herhalen van het huidige c.q. de weerga­ve van het volgende patroon aan het treffen is.
Instelbereik:
• P: 001~P: 240 (Preset)
• P: 241~P: 710 (RPS-patronen)
• U: 001~U: 200 (User-patronen)
Door op de [PTN]-knop te drukken, terwijl de pagina van stap 2 wordt afgebeeld, kunt u een pagina oproepen waar ook de naam van het volgende patroon (NEXT) verschijnt.
Referentiehandboek
* Druk nog een keer op de [PTN]-knop om deze pagina weer
te verlaten.
Tempowaarde van de patronen gebruiken
Elk patroon bevat ook een tempowaarde die telkens wordt gebruikt wanneer u eerst het betreffende patroon kiest en dan pas de weergave start:
1. Druk op [STOP] om de weergave te stoppen.
2. Druk op de [PTN]-knop om naar de pagina te gaan waar
u patronen kunt kiezen.
3. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het beno-
digde patroon.
4. Druk op de [PLAY]-knop om de weergave te starten.
Niet wachten tot het einde van een patroon
Tijdens de voorbereiding van een nieuw nummer wilt u waarschijnlijk een aantal patronen uitproberen – en dan zou u veel tijd verliezen als u telkens moest wachten tot het hui­dige patroon afgelopen is. Ziehier hoe u dat kunt omzeilen:
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de pagina te gaan waar
u de weergave kunt starten.
2. Start de weergave door op [PLAY] te drukken.
3. Druk op [CURSOR (links/rechts)]. Nu hoort u meteen
het voorafgaande of navolgende patroon (d.w.z. de MC-307 wacht niet tot het huidige patroon afgelopen is).
* Wanneer u deze [CURSOR]-knoppen gebruikt, terwijl de weerga-
ve gestopt is, kiest u er categorieën mee (Techno, House enz.).
MC-307 — 51
Basisfuncties voor de Pattern-weergave
Kijken hoeveel maten een patroon bevat
U kunt ook zorgen dat het display de maatsoort en het aantal maten van de patronen afbeeldt. Dit is bv. handig wanneer de R-Part momenteel niet speelt, zodat u niet meteen het tempo en de maat van de muziek kunt achterhalen.
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Druk op [F4 (BPM)]. Nu verschijnt er een pagina waar u
alles over het patroon te weten komt dat u nog nooit hebt durven te vragen…
Huidige maat/telAantal maten
Druk op de [EXIT]-knop om het venster weer te sluiten.
Ander tempo kiezen (BPM)
Het weergavetempo wordt bepaald door de voorgeprogram­meerde tempowaarde van het gekozen patroon – of door de waarde die u handmatig instelt. Ziehier hoe u een ander tem­po kunt instellen:
Parts en ritmepartijen uitschakelen
Zie blz. 16.
* Part 1 van de Preset-patronen P: 001~P: 240 bevat geen data,
zodat u die dus ook niet kunt inschakelen. Dit hebben we gedaan om u toe te laten de betreffende Part te gebruiken voor de RPS­functie (blz. 62) of de Arpeggiator (blz. 68).
* De Preset-patronen P: 241~P: 710 zijn bedoeld voor de RPS-func-
tie en bevatten enkel data voor Part 1.
* De status van de partijen (aan of uit) is een instelling die in een
User-patroon kan worden opgeslagen. Schakel dus de niet beno­digde Part(s) uit – en uw eerste User-patroon is al klaar. Zie blz. 56 voor het opslaan van het patroon.
Ritmepatrijen in-/uitschakelen
De R-Part spreekt een Rhythm Set aan. We hadden het er al over dat het hier om een grote groep instrumenten gaat die u misschien niet allemaal wilt horen. Daarom kunt u niet alleen de R-Part in z’n geheel, maar ook afzonderlijke klankgroepen ervan in- en uitschakelen. Dit laat toe om het ritme laag voor laag op (of af) te bouwen.
BPM met de [VALUE]-regelaar instellen
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Druk op de [F4 (BPM)]-knop.
3. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar de BPM-
waarde.
4. Stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een andere
tempowaarde in (20.0~240.0).
Druk op de [EXIT]-knop om het venster weer te sluiten.
* Bij sommige patronen kan het gebeuren dat er bij een hoog tempo
niet veel meer overschiet van een vlekkeloze weergave (omdat er teveel noten tegelijk moeten worden gespeeld). Verminder het tem­po dan.
[TAP]-knop gebruiken
Er bestaat ook een muzikale manier voor het invoeren van het tempo. Dit is uitermate handig, wanneer u niet precies weet welke BPM-waarde overeenkomt met het gewenste rit­me. Tik het dan gewoon in:
1. Druk minstens vier keer op de [TAP]-knop om de
MC-307 de kans te geven de maat van uw drukken uit te rekenen.
De berekende waarde wordt nu als nieuwe BPM gehan­teerd.
* Hier gaan we ervan uit dat u telkens maar de tellen van een maat
tikt. Als u de MC-307 liever vertelt hoeveel achtste noten hij moet spelen, dan moet u resolutie van de Tap-functie veranderen. Zie hiervoor blz. 130.
1. Druk op de [RHYTHM MUTE]-knop. Nu dienen de Part-
knoppen niet meer voor [R] en [1]~[7], maar hebben de functie [BD]~[OTHERS].
2. Druk op een [BD]~[OTHERS] knop om de betreffende
partij in- of uit te schakelen.
Ziehier wat de indicator-status van deze knoppen bete­kent:
Licht op: de betreffende ritmegroep wordt weergegeven.
Knippert: de ritmegroep wordt niet weergegeven.
Uit: er zijn geen data voor de betreffende ritmegroep.
(Hiervoor moet u dus eerst iets opnemen.)
Toewijzing van de knoppen aan de klankgroepen:
BD: Basdrum (Kick)
SD: Snare
HH: HiHat (Charleston)
CLP: Handengeklap
CYM: Cymbalen
TOM/PERC: Toms/percussie
HIT: Geluidseffecten (“hits”).
OTHERS: Andere instrumenten
* Zie ook “Overzicht van de Preset Rhythm Sets” op
blz. 163 om te achterhalen, welke instrumenten (drum­klanken) aan welke knop zijn toegewezen.
52
Basisfuncties voor de Pattern-weergave
* Wanneer u de R-Part uitschakelt, klinkt geen enkele ritmegroep
meer.
Alle Parts samen uitschakelen
Ziehier wat u moet doen om alle Parts ([R], [1]~[7]) in één keer uit te schakelen:
1. Houd de [PART MUTE]-knop ingedrukt, terwijl u op de
[RHYTHM MUTE]-knop drukt.
Nu hoort u geen enkele Part meer (terwijl de indicator van de [PART MUTE]-knop knippert).
* Herhaal dit om alle Parts weer in te schakelen.
Maar één Part weergeven
Het is ook mogelijk om met één handeling te zorgen dat maar één Part ([R], [1]~[7]) wordt afgespeeld, terwijl de andere uitgeschakeld worden. Dit is dus een snelle solofunc­tie:
1. Houd de [PART MUTE]-knop ingedrukt, terwijl u op de
knop van de Part drukt, die u alleen wilt horen ([R], [1]~ [7]).
De overige Parts worden nu uitgeschakeld.
Ingeschakelde Parts uitschakelen en tegelijk uitgeschakelde Parts inschakelen
Ziehier wat u moet doen om in één klap alle uitgeschakelde Parts in te schakelen en de momenteel ingeschakelde Parts uit te schakelen:
1. Houd de [PART MUTE]-knop ingedrukt, terwijl u op de
[PART SELECT]-knop drukt.
Hierdoor keert u de status van alle Parts ([R], [1]~[7]) om.
MR: status van de Parts (aan/uit) ook voor de volgende patronen aanhouden
De aan/uit-status van de Parts geldt in de regel enkel voor het momenteel geselecteerde patroon. Soms is het echter han­dig wanneer die bij het kiezen van een ander patroon blijft behouden. Dat kan, en wel als volgt:
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Start de weergave door op [PLAY] te drukken.
3. Druk tijdens de weergave nog een keer op [PLAY].
In het display verschijnt nu “MR” om aan te geven dat de status van de Parts niet meer automatisch verandert.
* Druk nog een keer op de knipperende [PLAY]-knop om deze MR-
functie (“Mute Remain”) weer uit te schakelen.
Transponeren tijdens de weergave
Er bestaan twee manieren om te zorgen dat de toonhoogte (eigenlijk toonaard) van een patroon verandert:
Met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC]
1. Houd de [TRANSPOSE]-knop ingedrukt, terwijl u met
de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de gewenste waar­de instelt (–12~+12).
Het display beeldt nu de “REALTIME TRANSPOSE”­pagina af:
Referentiehandboek
2. Laat de [TRANSPOSE]-knop weer los zodra het display
het gewenste interval afbeeldt.
De waarde slaat telkens op een interval van halve tonen (12 halve tonen komen overeen met één octaaf). In de regel zal u waarschijnlijk in stappen van 2 (2, 4, 6 e.d.) omhoog en omlaag gaan.
* Om de transpositie weer uit te schakelen moet u nog een keer op de
[TRANSPOSE]-knop drukken. De indicator van die knop dooft nu weer.
Via de Pads (het klaviertje)
1. Druk op [OCT +] (indicator licht op) om een positieve
waarde in te stellen; druk op [OCT –] om een negatieve waarde in te stellen.
2. Houd de [TRANSPOSE]-knop ingedrukt, terwijl u op
een Pad van het klaviertje drukt, om het gewenste inter­val in te stellen.
Ook hier luidt het instelbereik –12~+12. De noot “C4” vormt het uitgangspunt (die is toegewezen aan Pad [2] wanneer Octave Shift op “0” staat).
3. De transpositie geldt enkel voor de Pads die u indrukt.
Om de transpositie weer uit te schakelen moet u nog een keer op de [TRANSPOSE]-knop drukken. De indicator van die knop dooft nu weer.
* Zie tevens “OCT: klaviertje in octaafstappen transponeren” op
blz. 57.
4. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een ander
patroon.
Dit patroon wordt afgespeeld, zodra het huidige afgelo­pen is. De status (aan of uit) van de Parts verandert ech­ter niet.
MC-307 — 53
Basisfuncties voor de Pattern-weergave
Klanken kiezen
Patch/Rhythm Set kiezen
De patronen van de MC-307 kunnen muziek voor acht partij­en bevatten. Voor elke Part wordt in de regel een andere klank gehanteerd. In het geval van de Parts 1~7 praten we dan over “Patches”, terwijl de R-Part een Rhythm Set aan­stuurt. U kunt zelf bepalen welke Patches/Rhythm Set er worden gebruikt. Vaak volstaat deze keuze al om een patroon helemaal anders te laten klinken.
Kies eerst de Part waarvoor u een andere Patch/Rhythm Set wilt oproepen:
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Druk op de [F1 (PACH)]-knop. Het display beeldt nu de
naam van de Patch af die aan de momenteel geselecteer­de Part is toegewezen.
3. Druk op de [PART SELECT]-knop. Nu kunt u met de
knoppen [R], [1]~[7] de Part kiezen waar u een andere Part aan wilt toewijzen.
4. Druk op de knop van de Part waarvoor u een andere Part
wilt kiezen.
De naam van die Part verschijnt nu in het display.
Kies nu een Patch:
5. Druk op de [PRESET]- of [USER]-knop om de Preset-
(voorgeprogrammeerde Patches) of User-groep (eigen Patches) te selecteren.
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de
gewenste Patch.
Patches:
Preset P: A001~128
P: B001~128 P: C001~128 P: D001~128 P: E001~128 P: F001~128 P: G001~032
User U: A001~128
U: B001~128
Rhythm Sets:
Preset P: A01~26
P: B01~14
User U 01~20
Patches volgens categorie kiezen
De Patch-zoektocht voor de Parts 1~7 verloopt waarschijn­lijk veel sneller, als u eerst de categorie van de benodigde Patch aanduidt (piano, gitaar enz.). Ziehier hoe dit in z’n werk gaat:
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Druk op de [F1 (PACH)]-knop. Het display beeldt nu de
naam van de Patch af die aan de momenteel geselecteer­de Part is toegewezen.
3. Druk op de [F2 (CATG)]-knop om de pagina met de cate-
gorienamen op te roepen.
4. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de beno-
digde categorie.
5. Druk op de [ENTER]-knop. Nu worden enkel nog de
namen van de Patches afgebeeld die deel uitmaken van de geselecteerde categorie.
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de
gewenste Patch.
7. Druk op de [ENTER]-knop.
De Patch-keuze wordt nu bevestigd en het display keert terug naar de eerste Patch-keuzepagina.
* De keuze volgens categorie is ook beschikbaar tijdens de Realtime-
opname (zie blz. 88). De werkwijze is dan precies dezelfde als hier.
Categorieën: PIANO, KEYS& ORGAN, GUITAR, BASS, ORCHESTRAL, BRASS, SYNTH, PAD, ETHNIC, RHYTHM&SFX, USER
Een overzicht van de beschikbare Patches/Rhythm Sets vindt u onder “Overzicht van de Preset Patches” op blz. 158 en “Overzicht van de Preset Rhythm Sets” op blz. 163.
54
Basisfuncties voor de Pattern-weergave
Part-parameters instellen
Naast de keuze van de Patch zijn er nog een aantal andere dingen die u per Part kunt instellen om precies het gewenste geluid te bereiken.
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Druk op de [F2 (STUP)]-knop.
3. Druk op de [F1 (PART)]-knop. Het display beeldt nu de
“PART MIXER”-pagina af.
4. Kies met [F1
len.
5. Breng de cursor met [CURSOR (links/rechts)] naar de
Part wiens instellingen u wilt wijzigen (hierboven is Part 2 geselecteerd).
6. Stel de gewenste waarde in met de [VALUE]-regelaar of
[DEC] [INC].
Ziehier de beschikbare parameters:
• LEVEL (volume): 0~127
• PAN (stereopositie): L64~0~63R
• KEYSHIFT (transpositie): –48~0~+48
• REVERB (Reverb-aandeel): 0~127
• DELAY (Delay-aandeel): 0~127
* Met “aandeel” wordt hier hetzelfde bedoeld als met het Engelse
“Send”, d.w.z. hoe sterk de gekozen Part van het betreffende effect moet worden voorzien.
• M-FX SWITCH (M-FX-schakelaar): OFF, ON, RHY
* RHY kunt u enkel selecteren voor een R-Part. Deze instelling
betekent dat u voor elke klank van de Rhythm Set afzonderlijk kunt bepalen of hij al dan niet met de M-FX moet worden bewerkt.
• SEQ OUT (bestemming van de data)
)] of [F2 (▲)] de parameter die u wilt instel-
De MC-307 slaat de volgende parameters telkens per patroon op. Deze parameters noemen we in het vol­gende de “Setup-parameters”.
• Basistempo (blz. 52)
• Gekozen Patch/Rhythm Set* (blz. 54)
• Level (blz. 55)
• Pan* (blz. 55)
• Key Shift* (blz. 55)
• Reverb* (blz. 55)
• Delay* (blz. 55)
• M-FX Switch* (blz. 55)
• SEQ Out* (blz. 55)
• Reverb-parameters (blz. 71)
• Delay-parameters (blz. 72)
• M-FX-parameters (blz. 74)
• Status van de Parts* (blz. 16)
• Rhythm Mute-status (blz. 52)
Parameters met een “*” kunnen voor elke Part apart worden ingesteld.
Referentiehandboek
INT De data voor deze Part worden naar de interne
klankbron gestuurd.
EXT De data voor deze Part worden enkel naar de
MIDI OUT-connector uitgestuurd.
BOTH De data voor deze Part gaan naar de interne
klankbron en de MIDI OUT-connector.
Zolang deze pagina wordt afgebeeld kunt u de waarde van de gekozen parameter ook meteen voor verschillende Parts instellen door gebruik te maken van de vier toewijsbare regelaars onder het display. Het systeem werkt dan als volgt:
• Als u Part R of 1~3 gekozen hebt: de regelaars 1~4 zijn aan de Parts R en 1~3 toegewezen.
• Als u Part 4~7 gekozen hebt: de regelaars 1~4 zijn aan de Parts 4~7 toegewezen.
MC-307 — 55
Basisfuncties voor de Pattern-weergave
Patroon opslaan
Na het kiezen van andere Patches voor de Parts en het wijzi­gen van de parameters (en de aan/uit-status) moet u het betreffende patroon opslaan om die instellingen te bewaren.
* Slaat u het patroon niet op, dan worden de wijzigingen weer
gewist, zodra u de MC-307 uitschakelt.
1. Stop de weergave of opname van het patroon.
2. Druk op de [SYSTEM]-knop.
3. Druk op de [F3 (WR)]-knop.
4. Druk op de [F3 (PTN)]-knop.
Het display beeldt nu de pagina af waar u de naam van het op te slagen patroon ziet en het geheugen van bestemming (User-groep) kunt kiezen:
Kies telkens een User-geheugen dat een patroon bevat dat u niet meer nodig hebt. Tijdens het opslaan wordt het oude patroon namelijk door de nieuwe instellingen overschreven.
5. Druk op de [F4 (WR)]-knop. Het display beeldt nu de
pagina af waar u een naam kunt geven aan het nieuwe patroon.
6. Voer de naam in met de [VALUE]-regelaar of de [DEC]
[INC] knoppen.
De volgende tekens staan ter beschikking: spatie, A~Z, a~z, 0~9, ! “ # $ % & ‘ ( ) * +, - . / : ; < = > ? @ [ \ ] ^ _ ` { | }
7. Druk, na het invoeren van de naam, op de [F4 (OK)]-
knop. Het display beeldt nu de melding “ARE YOU SURE?” af.
8. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop om het patroon op te
slaan.
* In stap 6 kunt u met [CURSOR (op/neer)] hoofd- en kleine letters
kiezen.
Voor het invoeren van de naam kunt u ook [F1] en [F2] gebruiken:
[F1 (INS)] Invoegen van een teken op de plaats van de
[F2 (DEL)] Wissen van het door de cursor aangeduide
cursor.
teken.
56
4. ‘Spelen’ met de patronen
‘Spelen’ met de patronen
Klaviertje (Pads) gebruiken
1. Zorg eerst dat geen enkele indicator van de knoppen
[ARP], [PTN CALL], [RPS] en [TR-REC] oplicht.
Licht er één op, dan moet u op de betreffende knop drukken.
2. Druk op de [PART SELECT]-knop.
3. Druk op een Part-knop ([R], [1]~[7]) om de Part te kiezen
wiens Patch u wilt aansturen.
* Die Part gaan we in het volgende de “gekozen Part” noemen.
4. Druk een aantal Pads in om een melodie te spelen. Die
wordt nu door de Patch/Rhythm Set van de gekozen Part weergegeven.
HOLD-functie
Druk op de [HOLD]-knop (indicator licht op) om te zorgen dat de gespeelde noten blijven doorklinken, ook al laat u de betreffende Pads weer los. Druk nog een keer op [HOLD] om deze functie weer uit te schakelen.
Nagaan welke Parts data bevatten
Wanneer de [PART SELECT]-knop oplicht, knipperen de indicators [R] en [1]~[7] telkens in de maat van de noten die de Parts op dat moment weergeven. Dit kunnen zowel de noten zijn, die u op het klaviertje speelt, als de noten die door het patroon worden verzonden. Zo kunt u dus “optisch” nagaan welke Parts u zou moeten horen. Hoort u een Part niet, terwijl zijn indicator knippert, controleer dan de “Level”- of “SEQ Out”-instelling van die Part (zie blz. 55).
* U kunt de gekozen Part ook via MIDI aansturen. Zie hiervoor
“Remote Keyboard: werken met een extern klavier” op blz. 130.
* Houd de zonet ingedrukte [OCT]-knop iets langer ingedrukt om
te zorgen dat het display de gekozen instelling afbeeldt.
* Met [OCT +] kiest u telkens een hoger octaaf; [OCT –] dient voor
het kiezen van een lager octaaf.
* Om de Octave Shift-functie weer uit te schakelen moet u [OCT –]
en [OCT +] samen indrukken.
Werken met een pickup (Turntable Emulation)
Wat is ‘Turntable Emulation’?
De MC-307 is uitgerust met een Fader (“schuif”) die u kunt gebruiken voor het veranderen van de BPM. Sommige pickups hebben ook zo’n Fader. Bovendien beschikt u over een [HOLD]- en [PUSH]-knop waarmee u een patroon even kunt “vasthouden” of “vooruit drukken”. Deze functies zou­den u in staat moeten stellen om de BPM van de MC-307 keurig af te stemmen op die van een vinylplaat, CD, MD enz.
Werken met HOLD en PUSH
Alvorens het tempo (BPM) van de MC-307 met een vinyl­plaat e.d. te synchroniseren moet u zorgen dat beide zich op ongeveer dezelfde plaats bevinden. Dit doet u met de [HOLD]- en [PUSH]-knop:
Referentiehandboek
OCT: klaviertje in octaafstappen transponeren
De toonomvang van het klaviertje is natuurlijk betrekkelijk beperkt. Daarom biedt de MC-307 ook een Octave Shift-func­tie waarmee u kunt zorgen dat de Pads in een ander octaaf (hoger of lager) spelen.
Zolang de Octave Shift-functie uit is, speelt u met de tweede Pad van links de noot “C4” (de centrale C op een “normaal” klavier).
1. Druk op [OCT –] of [OCT +] om het gewenste octaaf te
kiezen. De indicator van die knop licht op.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 101011 12 13 14 15 16
Instelbereik: –4~+4
1. Start de weergave van de pickup, CD-speler e.d.
2. Start de weergave van de MC-307.
3. Druk op de [PITCH]- en/of [BPM]-knop.
4. Als de MC-307 iets achter de Beat van de plaat e.d. zit,
moet u op [PUSH] drukken om het patroon “vooruit te duwen”.
5. Zit de MC-307 iets vóór op de plaat, moet u de [HOLD]-
knop indrukken om de weergave even tegen te houden.
* Als in stap 3 enkel de [PITCH]-knop oplicht, verandert enkel de
toonhoogte.
MC-307 — 57
‘Spelen’ met de patronen
BPM van de MC-307 met een plaat synchroniseren
Met de Fader kunt u zorgen dat de MC-307 precies in hetzelf­de tempo speelt als een plaat, CD enz. Dit is een handmatige synchronisatie (er bestaat namelijk ook een MIDI-synchroni­satie – en daar heeft Turntable Emulation niets meet te maken).
Sneller Trager
1. Start de weergave van de pickup, CD-speler e.d.
2. Start de weergave van de MC-307.
3. Druk op de [BPM]- en/of de [PITCH]-knop.
[BPM] moet u in ieder geval indrukken (anders veran­dert de BPM niet). [PITCH] hoeft u enkel in te drukken, als naast het tempo ook de toonhoogte moet verande­ren. (Op de MC-307 is dit niet verplicht).
4. Beweeg de TURNTABLE EMULATION-Fader heen en
weer om het juiste tempo in te stellen.
Zet de Fader in het midden (waar hij “vastklikt”) om het oorspronkelijke Pattern-tempo te kiezen.
Geluid via de regelaars beïnvloeden
Een ander opzienbarend kenmerk van de MC-307 is dat u de klankkleur en andere aspecten van het geluid tijdens de weergave kunt beïnvloeden. Hiervoor biedt de MC-307 drie vast toegewezen regelaars en nog eens vier regelaars waar u zelf de gewenste functies aan kunt toewijzen.
* Soms moet u een regelaar betrekkelijk ver draaien om een verschil
te horen (te kleine veranderingen worden niet altijd naar behoren ontcijferd).
* Wijzigingen van de Pattern-parameters worden weer
“teruggedraaid” zodra u een ander patroon selecteert.
Part voor de beïnvloeding kiezen
U kunt telkens één Part via de regelaars beïnvloeden. Die moet u dus kiezen:
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Druk op de [F1 (PACH)]-knop. Het display beeldt nu de
naam van de Patch af die aan de momenteel geselecteer­de Part is toegewezen.
3. Druk op de [PART SELECT]-knop en vervolgens op een
Part-keuzeknop [R], [1]~[7] om de Part te selecteren die u wilt beïnvloeden.
De naam van de gekozen Part verschijnt in het “PART”­veld rechtsboven in het display.
Cutoff: spelen met het filter
De [CUTOFF]-regelaar laat toe om de filterfrequentie (“Cutoff”) tijdens de weergave te veranderen. Naar gelang het gekozen filtertype zorgt dit ervoor dat het geluid helder­der/doffer of vetter/dunner wordt. Dit is natuurlijk een waanzinnig belangrijk bestanddeel van Dance-muziek dat vaak wordt gebruikt voor de soloklank (“Lead”) en de bas.
Hoe u de regelaar precies gebruikt, bepaalt u zelf: u kunt de filterfrequentie heel geleidelijk aan veranderen of in de maat van de muziek aan de regelaar draaien. Voor heel snelle wij­zigingen zou u echter ook het Isolator-effect en de [GRAB]­schakelaar kunnen gebruiken. Op blz. 22 wordt uitgelegd hoe u dát doet.
1. Zie “Part voor de beïnvloeding kiezen” voor het kiezen
van de Part waarvan u het filter wilt instellen.
2. Druk één of meerdere keren op de [FILTER]-knop.
Hiermee kiest u één van de vier filtertypes:
LPF (Low Pass Filter): Dit filter laat enkel de frequenties
onder de ingestelde Cutoff-waarde door. Hiermee kunt u het geluid dan ook helderder (rechts) en doffer (links) maken.
* Bij een zeer kleine Cutoff-waarde kan het gebeuren dat u helemaal
niets meer hoort.
58
BPF (Band Pass Filter): Dit filtertype laat enkel de fre­quenties rond de gekozen Cutoff-waarde door. Deze instelling is vooral geschikt als effect of om te zorgen dat het bewerkte geluid de overige klanken niet in de weg zit.
HPF (High Pass Filter): Dit filtertype laat enkel de fre­quenties boven de ingestelde Cutoff-waarde door. Hier­mee kunt u het geluid dunner maken (omdat steeds meer lage en middentonen worden verwijderd wanneer u de regelaar naar rechts draait).
* Bij sommige klanken kan het gebeuren dat u helemaal niets meer
hoort wanneer u de regelaar te ver naar rechts draait.
PKG (Peaking Filter): Met dit filter kiest u de frequentie die moet worden benadrukt. Ook hier bepaalt u met de regelaar om welke frequentie het moet gaan.
3. Draai tijdens de weergave aan de [CUTOFF]-regelaar.
Draai hem naar rechts om een hogere filterfrequentie te kiezen, en naar links voor een lagere filterfrequentie.
3
2
* Wees voorzichtig met de instelling van de [RESONANCE]-
regelaar. Bij een zeer hoge waarde kan het volume namelijk drastisch toenemen – wat slecht is voor uw oren en nefast kan zijn voor uw luidsprekers.
‘Spelen’ met de patronen
* De MC-307 bevat ook een Resonance Limit-functie (blz. 124)
waarmee u kunt voorkomen dat er te grote Resonance-waarden worden ingesteld. Maak daarvan gebruik als u de [RESO­NANCE]-regelaar graag voluit wilt draaien zonder telkens voor uw oren en speakers te moeten vrezen.
* Deze werkwijze komt overeen met het programmeren van de Reso-
nance-parameter voor een Patch. Zie ook blz. 109.
* Naar gelang de [CUTOFF]-instelling kan het gebeuren dat u niet
het gewenste resultaat bereikt. Verander in dat geval de Cutoff­waarde.
LFO 1: geluid moduleren
De LFO (Low Frequency Oscillator) zorgt voor een regelma­tige verandering van een bepaald geluidsaspect. U kunt er de toonhoogte (vibrato), het filter (WahWah) en/of het volume (tremolo) mee moduleren.
1. Zie “Part voor de beïnvloeding kiezen” op blz. 58 voor
het kiezen van de Part die u wilt bewerken.
2. Houd de [LFO1]-knop ingedrukt, terwijl u met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het aspect kiest dat de LFO moet beïnvloeden. Laat de knop daarna weer los.
De mogelijkheden zijn:
PITCH: de toonhoogte wordt gemoduleerd.
FILTER: de Cutoff-frequentie wordt gemoduleerd.
AMP: het volume wordt gemoduleerd.
3. Druk herhaaldelijk op de [LFO1]-knop om de golfvorm
te kiezen die voor de modulatie moet worden gebruikt.
Referentiehandboek
Deze werkwijze is precies dezelfde als tijdens het editen van een Patch. Zie ook blz. 108.
Resonance: ‘synthetischer’ geluid
Met de Resonance-parameter (en -regelaar) benadrukt u de frequenties rond de ingestelde Cutoff-waarde, wat het geluid synthetischer, neuziger enz. maakt. Aan deze omschrijving hebt u waarschijnlijk niet zoveel. Probeer het daarom met­een even uit:
1. Zie “Part voor de beïnvloeding kiezen” op blz. 58 voor
het kiezen van de Part die u wilt bewerken.
2. Draai aan de [RESONANCE]-regelaar.
Draai hem naar rechts om de resonantie te verhogen.
4. Draai aan de LFO1 [DEPTH]-regelaar om de invloed van
de LFO op het geluid te bepalen.
Wanneer de regelaar zich in het midden bevindt, hoort u geen verschil.
TRI: Het geluid wordt “natuurlijk” gemoduleerd. Kies deze golfvorm voor een overtuigende vibrato (modulatie van PITCH).
SIN: Het geluid wordt traploos gemoduleerd.
SAW: Hier “hoort” u het opkomen en vallen van de LFO-golfvorm, wat dus al voor een iets mechanischer karakter zorgt.
RND: In dit geval verandert de golfvorm op een onvoorspelbare manier, wat echter wel perfecte effecten kan opleveren.
MC-307 — 59
‘Spelen’ met de patronen
S&H (Sample & Hold): Ziehier een perfecte golf­vorm voor sequencer-achtige veranderingen die vooral geschikt zijn voor het moduleren van de toonhoogte (PITCH). Maar niets belet u om deze golfvorm ook voor het filter of het volume uit te proberen.
SQR: Deze golfvorm verandert in duidelijk hoorbare trappen (aan-uit-aan, bij wijze van spreken). Als u de LFO toewijst aan PITCH, kunt u hiermee een sirene simuleren.
* De tot nu toe vernoemde golfvormen kunt u ook tijdens het editen
van de Patch kiezen (zie blz. 112). Daar staan nog twee bijkomen­de golfvormen ter beschikking: TRP en CHS.
Toewijsbare regelaars gebruiken
De vier regelaars onder het display kunt u eveneens gebrui­ken voor het beïnvloeden van het geluid. Hier kunt u zelfs kiezen of de functies van de regelaars overeenkomen met de drie sets die op het frontpaneel staan afgedrukt – of met eigen toewijzingen. Deze laatste kunt u in één van de tien User-geheugens opslaan.
Voorgeprogrammeerde parametersets gebruiken
Op het frontpaneel vindt u drie toewijzings-sets voor de regelaars die u snel kunt kiezen. Hier hebt u dus maar een beperkte controle over wat de vier regelaars doen. Verderop komt u te weten hoe u zelf de functies van de regelaars bepaalt. Maar ook de “Preset”-sets zijn al meer dan de moeite waard.
DELAY FB: Laat toe om het aantal herhalingen (eigenlijk
de terugkoppeling/Feedback) op te voeren of te vermin­deren. Zie ook “Feedback (aantal herhalingen)” op blz. 73.
M-FX CTRL 1: Hiermee beïnvloedt u de M-FX-parame-
ter die aan CTRL1 is toegewezen. Zie ook blz. 75.
M-FX CTRL 2: Hiermee beïnvloedt u de M-FX-parame-
ter die aan CTRL2 is toegewezen.
M-FX CTRL 3: Hiermee beïnvloedt u de M-FX-parame-
ter die aan CTRL3 is toegewezen.
PAN: Laat toe om de stereopositie van de aangestuurde
Part te veranderen. Op die manier kunt u hem van links naar rechts en vice versa verschuiven. Zie ook “Part­parameters instellen” op blz. 55.
QTZ TIME: Hiermee kunt u de “Groove” (de ritmiek)
beïnvloeden en dus voor een andere “Feel” zorgen. Zie ook “Play Quantize: “Groove” van een patroon verande­ren” op blz. 65.
ARP RANGE: Laat toe om het bereik (d.w.z. het aantal
octaven) van de Arpeggiator te veranderen. Zie ook “Octaafbereik van de arpeggio (Octave Range)” op blz. 64.
ENV ATTACK: Laat toe om de aanzet (Time1) van het
geluid te veranderen om het “knallender” of “lomer” te maken. Zie ook “A-ENV-parameters” op blz. 111.
ENV RELEASE: Laat toe om te bepalen hoe snel het
geluid moet uitsterven (“nazinderen”). Zie ook blz. 111.
1. Druk op de knop links naast regelaar [1] om de benodig-
de set te kiezen.
Druk u hem herhaaldelijk is, dan licht telkens de volgen­de “®” op. U hoeft dan enkel nog op de opdruk boven de regelaars te kijken om te weten waar ze voor dienen.
2. Start de weergave en draai aan de vier regelaars onder
het display.
Voorgeprogrammeerde parametersets
REVERB TIME: Hiermee kunt u de lengte van de galm (duur) beïnvloeden. Zie ook “Time: galmduur” op blz. 72.
REVERB HF: Hiermee kunt u de hoge tonen van de galm dempen c.q. de demping verminderen. Zie ook “HF Damp” op blz. 72.
DELAY TIME: Laat toe om de vertragingstijd (afstand tussen het originele signaal en de herhaling(en)) in te stellen.
* Tijdens de TR-REC-opname (blz. 91) en het instellen van de Part-
parameters (blz. 55) hebben de regelaars andere functies en kun­nen dus niet voor het beïnvloeden van het geluid tijdens de weer­gave worden gebruikt.
60
‘Spelen’ met de patronen
Zelf parameters aan de regelaars toewijzen
* Zolang één van de naar rechts wijzende pijlen oplicht, hebben de
regelaars “Preset”-functies. Om zelf parameters aan de regelaars te kunnen toewijzen (of een eigen toewijzing te gebruiken), moet u zorgen dat de naar boven wijzende pijl oplicht:
Ziehier hoe u te werk moet gaan om zelf de gewenste para­meters aan de vier regelaars onder het display toe te wijzen (en hier is het aanbod veel groter dan bij de “Preset”-instel­lingen):
1. Druk zo vaak op de knop links naast regelaar [1] tot het
naar boven wijzende pijltje oplicht.
2. Druk op de [KNOB ASSIGN]-knop rechts naast het dis-
play om de “KNOB ASSIGN”-pagina op te roepen.
3. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de User-
set die u wilt gebruiken of waarvan u de toewijzingen wilt veranderen.
De regelaarfuncties van die set verschijnen nu in het dis­play.
4. Druk op [F1]~[F4]. Hiermee kiest u de parameter voor
het toewijzen van de regelaar die zich onder de betref­fende functieknop bevindt (1~4).
Het display beeldt nu de “KNOB X ASSIGN PARAM”­pagina af (het nummer –hier “X”– verschilt naar gelang de ingedrukte functieknop).
5. Kies een parametergroep (zie verderop) met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC].
6. Druk op de [ENTER]-knop. U zou echter ook op de func-
tieknop onder de groepsnaam kunnen drukken.
Nu worden de parameters van de geselecteerde groep afgebeeld (zie verderop).
7. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een para-
meter en druk op [ENTER].
De betreffende parameter is nu aan de gekozen regelaar toegewezen. Dat zou u meteen kunnen uitproberen.
Ziehier de beschikbare parametergroepen en de parameters die ze bevatten. Per regelaar kunt u telkens één van deze parameters kiezen:
STUP (SETUP) groep
• LV (LEVEL)
• PAN (PAN)
• KSFT (KEY SHIFT)
• R-LV (REVERB LEVEL)
• D-LV (DELAY LEVEL)
• FXSW (M-FX SW)
REV (REVERB) groep
• TYPE (TYPE)
• TIME (TIME)
• HF (HF DAMP)
• FX->R(M-FX TO REV LEVEL)
• R-LV (REVERB LEVEL)
DLY (DELAY) groep
• TYPE (TYPE)
• TIME (TIME)
• FB (FEEDBACK)
• HF (HF DAMP)
• OUT (OUTPUT)
• FX->D(M-FX TO DLY LEVEL)
• D-LV (DELAY LEVEL)
M-FX (MULTI-FX) groep
• C1~C11 (CONTROL 1~11) Dit verschilt naar gelang het gekozen M-FX-algoritme. Zie blz. 73.
ARP (ARPEGGIO) groep
• STYL (STYLE)
• MTIF (MOTIF)
• PTN (BEAT PATTERN)
• SHUF (SHUFFLE RATE)
• ACNT (ACCENT RATE)
• OCT (OCTAVE RANGE)
QTZ (QUANTIZE) groep
• TYPE (TYPE)
• TMPL (TEMPLATE)
• TIME (TIMING)
• VELO (VELOCITY)
De parameters van de QTZ- of ARP­groep werken enkel indien de Quantize-functie c.q. de Arpeggiator inschakelt.
ENV (ENVELOPE) groep
PITCH ENVELOPE
• P[A] (Attack Time = TIME1)
• P[D] (Decay Time = TIME3)
• P[S] (Sustain Level = LEVEL3)
• P[R] (Release Time = TIME4)
• P-DP (Pitch Envelope Depth)
FILTER ENVELOPE
• F[A] (Attack Time = TIME1)
• F[D] (Decay Time = TIME3)
• F[S] (Sustain Level = LEVEL3)
• F[R] ([Release Time = TIME4)
• F-DP (Filter Envelope Depth)
AMP ENVELOPE
• A[A] (Attack Time = TIME1)
• A[D] (Decay Time = TIME3)
• A[S] (Sustain Level = LEVEL3)
• A[R] (Release Time = TIME4)
De “Envelope-parameters slaan op de “gestalte” van de toonhoogte/het filter/het volume. Zie ook blz. 106, 109 en 111.
PTCH (PITCH) groep
• CRSE (COARSE TUNE)
• FINE (FINE TUNE)
AMP (AMP) groep
• LV (LEVEL)
• PAN (PAN)
• RND (RANDOM PAN)
PRTA (PORTAMENT) groep
• SW (SWITCH)
• TIME (TIME)
• SOLO (SOLO)
LFO 1 groep
• RATE (LFO 1 RATE)
Ziehier hoe u weer de geprogrammeerde parameterin- stellingen van het bewerkte patroon oproept na even met de regelaars gestoeid te hebben:
Tijdens de weergave: kies even een ander patroon
en roep dan weer het huidige patroon op. De para­meters hebben nu weer de opgeslagen waarden.
Als de weergave gestopt is: kies even een ander
patroon en roep dan weer het huidige patroon op.
Referentiehandboek
MC-307 — 61
‘Spelen’ met de patronen
Toewijzingen van de regelaars opslaan
Wanneer u, op de “KNOB ASSIGN”-pagina, op [EXIT] drukt, worden de nieuwe toewijzingen automatisch in de User-set opgeslagen wiens nummer in het display staat afge­beeld. (Het display beeldt dan even “WRITING…” af.)
* Zodra u een instelling van een User-set wijzigt, verschijnt er links
naast het setnummer een sterretje (“*”) om duidelijk te maken dat u iets veranderd hebt.
* Als u de “KNOB ASSIGN”-pagina tijdens de weergave van een
patroon of Song verlaat, worden de instellingen
gen
. Stop dus de weergave en druk dan pas op [EXIT].
niet opgesla-
Arpeggiator gebruiken
Wat is een Arpeggiator?
Een Arpeggiator is een functie die de gespeelde noten (meestal een akkoord) omzet in een “riff” (riedeltje) die zo lang wordt herhaald tot u de toetsen weer loslaat.
De Arpeggiator is bij uitstek geschikt voor het toevoegen van ritmische frasen en dingen die geen mens live kan spelen.
Arpeggiator gebruiken
Wanneer u de Arpeggiator inschakelt, dienen de Pads (van het klaviertje) voor het bepalen van de toonhoogte van de te spelen noten.
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Druk op de [ARP]-knop (indicator licht op).
3. Speel op het klaviertje. De noten die u speelt worden nu
meteen vertaald in een arpeggio (gebroken akkoord).
* Het tempo van de arpeggio’s loopt altijd synchroon met de
momenteel ingestelde BPM-waarde. Op die manier spelen de arpeggio’s dus altijd keurig in de maat van de patronen.
Arpeggiator Style: patroon kiezen
De MC-307 bevat verschillende arpeggio-patronen waarvan u er telkens één kunt kiezen. Bovendien kunt u nog een aan­tal andere dingen instellingen. Het verdient evenwel aanbe­veling om altijd eerst een “Style” te kiezen en dan pas de overige Arpeggiator-parameters te wijzigen.
1. Houd de [ARP]-knop ingedrukt, terwijl u met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een patroon (“Style”) kiest.
Zolang u de knop ingedrukt houdt, ziet het display er als volgt uit:
STYLE Omschrijving
1/4
1/6
1/8
1/12 De Arpeggiator speelt achtste triolen.
1/16 De Arpeggiator speelde zestiende noten.
1/32 De Arpeggiator speelt tweeëndertigste noten.
PORTAMENTO
A, B
GLISSANDO Arpeggio met glissando-effect.
SEQUENCE
A~D
ECHO Een echo-achtige arpeggio.
SYNTH BASS
HEAVY SLAP LIGHT SLAP
WALK BASS
RHYTHM GTR
1~5
3 FINGER
STRUMMING
GTR
PIANO
BACKING,
CLAVI CHORD
WALTZ,
SWING WALTZ
REGGAE
PERCUSSION
HARP De naam zegt het al: hiermee speelt u harp.
SHAMISEN
BOUND BALL Een patroon met een “kaats-effect”.
RANDOM
BOSSA NOVA
SALSA
MAMBO
De arpeggiator speelt kwartnoten (in de regel één op elke tel).
De arpeggiator speelt kwartnoot-triolen (een “dansend” ritme).
De Arpeggiator speelt achtste noten (twee per tel).
Een arpeggiopatroon met Portamento-effect.
De Arpeggiator speelt het gekozen sequence­patroon
Verschillende arpeggiopatronen die bijzonder geschikt zijn voor baspartijen.
Verschillende aanslagtechnieken van een gita­rist. 2~5 klinken nog overtuigender, wanneer u 3 of zelfs 4 noten speelt.
Gitaarmotieven waar er met drie vingers wordt getokkeld.
Simuleert het op-en-neer-gaan van een plec­trum op een gitaar (speel hiervoor 5 à 6 noten).
Typische riffs voor de betreffende toetsenin­strumenten.
Arpeggio-patronen in 3/4.
Een Reggae-ritme. Werkt vooral wanneer u 3 noten tegelijk speelt.
Een patroon dat vooral geschikt is voor per­cussieve klanken.
Tokkeltechniek van een Japanse Shamisen (soort banjo).
Bij deze stijl worden de noten willekeurig geordend.
Stijl met onmiskenbare bossa-nova gitaarlicks. Het beste resultaat krijgt u als u 3~4 noten ingedrukt houdt. Door de BPM te verhogen kunt u dit patroon ook voor een Samba gebruiken.
Typische Salsa-stijl. Houd ook hier 3~4 noten aan voor een optimaal resultaat.
Typische Mambo-stijl. Houd ook hier 3~4 noten aan voor een optimaal resultaat.
62
‘Spelen’ met de patronen
STYLE Omschrijving
LATIN
PERCUSSION
SAMBA
TANGO
HOUSE
LIMITLESS
USER STYLE
1~10
Hier passeren latijns-amerikaanse percussie­instrumenten zoals Clave, Cowbell, Clap, Bongo, Conga, Agogo enz. de revue.
Typische Samba-stijl. Geschikt voor ritmepa­tronen of baslijnen.
Typisch Tango-ritme. Houd de grondnoot, terts en kwint (bv. C, E en G) ingedrukt voor het beste resultaat.
Met deze stijl kunt u House-pianobegeleidin­gen spelen. Het beste resultaat krijgt u door 3~4 noten ingedrukt te houden.
Bij deze stijl kunt u de waarden voor “Accent Rate”, “Motif”, “Beat PTN”, en “Shuffle Rate” zelf instellen en deze instellingen ook opslaan.
In deze geheugens kunt u uw eigen Styles opslaan.
Arpeggio-parameters
Ziehier de overige Arpeggiator-parameters waar we het al over hadden. Laten we het even herhalen: kies altijd eerst het benodigde patroon en stel pas daarna de volgende parame­ters in.
1. Druk op de [ARP]-knop (indicator moet oplichten).
2. Druk op de [SYSTEM]-knop.
3. Druk op de [F1 (SYS)]-knop.
4. Druk op de [CURSOR (neer)]-knop om de display-pagi-
na met de Arpeggiator-parameters op te roepen.
5. Druk op de [F1 (ARP)]-knop. Het display beeldt nu de
“SYSTEM: ARPEGGIATOR”-pagina af.
1. Kies met [F3 (
parameter bevat.
2. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar de beno-
digde parameter.
3. Stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de
gewenste waarde in.
* In het volgende vindt u meer details over de parameters.
)] en [F4 (▲)] de pagina die de benodigde
Motif: volgorde van de noten
Met deze parameter bepaalt u de volgorde waarin de Arpeg­giator de noten van het akkoord weergeeft.
* Het instelbereik verschilt naar gelang het gekozen patroon (Style).
Vandaar dat u eerst de juiste Style moet kiezen (blz. 62).
MOTIF Omschrijving
De noten worden één voor één weergegeven, te
SINGLE UP
SINGLE
DOWN
SINGLE UP&DW
SINGLE
RANDOM
DUAL UP
DUAL DOWN
DUAL
UP&DW
DUAL
RANDOM
TRIPLE UP
TRIPLE DOWN
TRIPLE
UP&DOWN
TRIPLE
RANDOM
NOTE
ORDER
GLISSANDO
CHORD
BASS+CHOR
D 1~5
BASS+UP 1~8
beginnen met de laagste noot die u op het kla­viertje indrukt.
De noten worden één voor één weergegeven, te beginnen met de hoogste noot die u op het kla­viertje indrukt.
De noten worden één voor één weergegeven, te beginnen met de laagste noot die u op het klavier indrukt, tot aan de hoogste en dan weer naar beneden.
De noten worden één voor één weergegeven in een willekeurige volgorde.
De noten worden twee per twee weergegeven, te beginnen met de laagste.
De noten worden twee per twee weergegeven, te beginnen met de hoogste.
De noten worden twee per twee weergegeven, te beginnen met de laagste noten die u op het kla­vier indrukt, tot aan de hoogste en dan weer naar beneden.
De noten worden twee per twee weergegeven in een willekeurige volgorde.
De noten worden drie per drie weergegeven, te beginnen met de laagste.
De noten worden drie per drie weergegeven, te beginnen met de hoogste.
De noten worden drie per drie weergegeven, te beginnen met de laagste noten die u op het kla­vier indrukt, tot aan de hoogste en dan weer naar beneden.
De noten worden drie per drie weergegeven in een willekeurige volgorde.
De noten worden weergegeven in de volgorde waarin u ze hebt ingedrukt. Door de toetsen in de juiste volgorde in te drukken kunt u melo­dieën maken. Dat kunnen zelfs behoorlijk com­plexe melodieën zijn, want de Arpeggiator kan tot 128 noten onthouden!
De Arpeggiator speelt stijgende en dalende chro­matische toonladders tussen de laagste en de hoogste noot die u speelt. U hoeft dus maar twee noten in te drukken: de hoogste en de laagste.
Alle noten die u speelt worden tegelijk weerge­geven.
De Arpeggiator geeft eerst de laagst gespeelde noot weer en vervolgens de overige noten als een akkoord. Hierdoor ontstaat een soort stride piano stijl.
De Arpeggiator geeft eerst de laagste noot weer en vervolgens de overige noten als een arpeggio.
Referentiehandboek
MC-307 — 63
‘Spelen’ met de patronen
MOTIF Omschrijving
BASS+RND
1~3
TOP+UP 1~6
BASS+UP+
TOP
De Arpeggiator geeft eerst de laagste noot weer en vervolgens de overige noten in een willekeu­rige volgorde.
De Arpeggiator geeft eerst de hoogste gespeelde noot weer en vervolgens de overige noten als een arpeggio.
U hoort afwisselend de hoogste + laagste noot die u indrukt en de overige noten.
Beat PTN: maatsoort
Hiermee kiest u de maatsoort van de arpeggio. Deze parame­ter beïnvloedt de lengte van de noten en de plaats van de geaccentueerde tellen en bepaalt op die manier de maatsoort en het “ritmische gevoel” van de arpeggio.
* De opties voor deze parameter hangen samen met de “Style” die u
kiest (blz. 62).
Mogelijkheden:
1/4, 1/6, 1/8, 1/12, 1/16 1–3, 1/32 1–3, PORTA-A 1~11, PORTA-B 1~15, SEQ-A 1~7, SEQ-B 1~5, SEQ-C 1, 2, SEQ-D 1~8, ECHO 1~3, MUTE 1~16, STRUM 1~8, REGGAE 1, 2, REF 1, 2, PERC 1~4, WALKBS, HARP, BOUND, RANDOM, BOSSA NOVA, SALSA 1~4, MAMBO 1~2, CLAVE, REV CLA, GUILO, AGOGO, SAMBA, TANGO 1~4, HOUSE 1, 2
* Als u PORTA-A 1~11, PORTA-B 1~15 als Beat Pattern selec-
teert, bepaalt de Patch-parameter “Portamento Time” (blz. 115) de snelheid van de Portamento. Deze parameter moet u dus in functie van het weergavetempo aanpassen. (U hoeft het Portamen­to-effect trouwens niet zelf in te schakelen – dat gebeurt automa­tisch).
Shuffle Rate: timing van de noten
Met deze parameter kunt u de timing van de gearpeggieerde noten verschuiven, zodat er Shuffle-patronen ontstaan. Het instelbereik luidt 50~90%. Bij een waarde van 50% staan alle noten even “ver” van elkaar. Naarmate u een hogere waarde kiest wordt het Shuffle-effect echter duidelijker.
Shuffle Rate = 50%
50 50 50 50
Shuffle Rate =90%
90 10 90 10
Accent Rate: levendigere weergave
Met deze parameter bepaalt u de intensiteit van de accenten en de nootlengtes. Op die manier wijzigt u de “Groove” of “Feel” van de arpeggio. Het instelbereik gaat van 0~100.
Hoe groter deze waarde, hoe meer de arpeggio begint te “grooven”.
Octaafbereik van de arpeggio (Octave Range)
Hiermee bepaalt u over hoeveel octaven de Arpeggiator actief is (–3~+3). Kiest u een positieve waarde, dan gebruikt de Arpeggiator de octaven boven het octaaf waarin u de noten speelt. Kiest u een negatieve waarde, dan gebruikt de Arpeggiator lagere octaven.
* Deze parameter moet u dus op “0” zetten als u wilt dat de arpeg-
gio enkel gebruik maakt van de noten die u indrukt.
Arpeggio Write: arpeggio­instellingen opslaan
Eens u alles naar tevredenheid hebt ingesteld, moet u de instellingen opslaan. Als u de betreffende Style later weer kiest, worden de parameters namelijk weer naar wens inge­steld.
1. Druk op de [SYSTEM]-knop.
2. Druk op de [F3 (WR)]-knop.
3. Kies met [CURSOR (op/neer)] de pagina “5 ARPEGGIA-
TOR”.
4. Druk op de [F1 (ARP)]-knop. Het display beeldt nu de
“ARPEGGIATOR WRITE”-pagina af.
5. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het geheu-
gen waar u de instellingen wilt opslaan. Er zijn 10 User Style-geheugens.
6. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display beeldt nu de
melding “ARE YOU SURE?” af.
7. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop om de instellingen op te
slaan.
* De Arpeggiator kan ook via MIDI worden aangestuurd (dus niet
alleen via het klaviertje). Zie “Arpeggio’s via MIDI spelen” op blz. 139 voor meer details.
Instelbereik: 50~90 (%)
* Als u voor als Beat PTN “1/4” hebt gekozen, hoort u geen Shuffle-
effect – ook niet als u een hoge Shuffle Rate kiest.
64
‘Spelen’ met de patronen
Play Quantize: “Groove” van een patroon veranderen
Wat is Play Quantize?
Met de Play Quantize functie kunt u de timing van het weer­gegeven Pattern beïnvloeden. De functie wijzigt dus enkel de starttijden van de noten – niet de noten zelf (m.a.w. dit geldt enkel voor de weergave, maar heeft geen invloed op de opgeslagen noten).
De MC-307 biedt drie soorten quantisering, die elk een ander effect op de muziek hebben. Welk type u in een bepaalde situatie kiest hangt af van uw smaak. Het vinden van de juis­te quantisering wordt heel wat makkelijker als u de Parts tij­dens de weergave “quantiseert”: dan hoort u namelijk met­een hoe het ritme verandert.
Hiermee bepaalt u hoe nauwkeurig de noten gequanti­seerd worden: “0” betekent “niet” en “100” staat voor “helemaal”.
9. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar “TEM-
PLATE”.
10. Stel de waarde in met de [VALUE]-regelaar of [DEC]
[INC].
Hiermee bepaalt u de resolutie (het aantal mogelijkhe­den per maat) voor de correctie. Die zijn de plaatsen waar de noten van de geselecteerde Part(s) naartoe wor­den verschoven. (In welke mate dat gebeurt, bepaalt u met “Timing”).
Mogelijkheden:
TIMING: 0~100, TEMPLATE:
Shuffle Quantize: ritme doen ‘swingen’
Shuffle Quantize is een type quantisering dat een “swing” aan de muziek geeft, door de telkens tweede noot van een paar te verschuiven.
Referentiehandboek
Grid Quantize: timing corrigeren
Grid Quantize verplaatst het startpunt van de opgenomen noten naar de dichtstbijzijnde positie van het “resolutieras­ter” waarmee u opneemt (dus bijvoorbeeld zestiende noten, achtste noten enz.).
1. Druk op de [SYSTEM]-knop om het System-menu op te
roepen.
2. Druk op de [F1 (SYS)]-knop.
3. Druk op [CURSOR (op/neer)] om de pagina met de
“7 PLAY QUANTIZE”-optie te kiezen.
4. Druk op de [F3 (QTZ)]-knop.
5. Kies de Part die u wilt quantiseren door op de toegewe-
zen knop ([R], [1]~[7]) te drukken.
De knoppen van de te quantiseren Parts moeten knippe­ren.
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] “GRID”.
Het display beeldt nu de Grid-parameters af:
1. Zie de stappen 1~5 onder “Grid Quantize: timing corri-
geren” en kies de te quantiseren Part.
2. Druk op de [F3 (SHFL)]-knop. Het display beeldt nu de
Shuffle-parameters af:
3. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar
“TIMING”.
4. Stel de waarde in met de [VALUE]-regelaar of [DEC]
[INC].
De waarde “50” betekent dat de Part(s) niet moet(en) swingen. In de regel verkrijgt u met waarden tussen 60% en 66% een overtuigende Shuffle.
5. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar “Templa-
te”.
6. Kies de nootwaarde, waarop de Shuffle-functie betrek-
king moet hebben, met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC].
Kies deze waarde in functie van de kortste noot die de betreffende Part speelt.
Instelbereik: TIMING: 0~100, TEMPLATE: ˙, ˘
7. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar
“TIMING”.
8. Stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de Timing-
waarde in.
MC-307 — 65
‘Spelen’ met de patronen
Groove Quantize
Met Groove Quantize kunt u zowel de timing als de aanslag­waarden (harder/zachter) van de gekozen Part veranderen. Dit levert soms een volledig ander ritme op – en dat zorgt voor verrassende én overtuigende effecten.
De MC-307 biedt 71 “quantiseringssjablonen”. Elk van deze sjablonen bevat andere timing- en aanslagwaarden en laat toe verschillende ritmische “Feels” aan een Part te geven.
* Deze sjablonen zijn bedoeld voor een 4/4 maatsoort. Ze leveren
niet de gewenste resultaten op wanneer u ze in andere maatsoor­ten gebruikt.
1. Zie de stappen 1~5 onder “Grid Quantize: timing
corrigeren” en kies de te quantiseren Part.
2. Druk op de [F4 (GRV]-knop om de QTZ Groove-parame-
ters op te roepen.
3. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar
“TIMING”.
4. Stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de
gewenste waarde in.
Met deze parameter bepaalt u in welke mate de noten worden verplaatst naar het timing-interval van het sja­bloon dat u kiest. De waarde 100% betekent dat de noot perfect wordt gequantiseerd. Bij de waarde 0% worden er geen noten verplaatst.
5. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar “TMPL”.
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
gewenste sjabloon. Daarvan zijn er 71 (zie verderop).
7. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar “VELO-
CITY” en stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de gewenste waarde in.
Met deze parameter bepaalt u in welke mate de noten worden aangepast aan de aanslagwaarden van het geko­zen sjabloon. De waarde 100% betekent dat de aanslag­waarden exact dezelfde zijn als die van het sjabloon. Bij de waarde 50% krijgen de noten waarden, die het gemid­delde vormen tussen de originele aanslag en die van het sjabloon. Bij de waarde 0% worden den aanslagwaarden niet gewijzigd.
Instelbereik: TIMING: 0~100, VELOCITY: 0~100, TMPL: (zie rechts)
* Groove Quantize verandert enkel de nootcommando’s, maar geen
Pitch Bend, modulatie e.d. Eén en ander kan ervoor zorgen dat de betreffende Part nergens meer op lijkt, omdat bv. de Pitch Bend­commando’s zich op een andere plaats bevinden dan de verschoven noten.
16 Beat Dance-types
01: Dance-Nm-L.Ac exact/weinig dynamiek
02: Dance-Nm-H.Ac exact/veel dynamiek
03: Dance-Nm-L.Sw exact/lichte swing
04: Dance-Nm-H.Sw exact/zware swing
05: Dance-Hv-L.Ac slepend/weinig dynamiek
06: Dance-Hv-H.Ac slepend/veel dynamiek
07: Dance-Hv-L.Sw slepend/lichte swing
08: Dance-Hv-H.Sw slepend/sterke swing
09: Dance-Ps-L.Ac anticiperend/weinig dynamiek
10: Dance-Ps-H.Ac anticiperend/veel dynamiek
11: Dance-Ps-L.Sw anticiperend/lichte swing
12: Dance-Ps-H.Sw anticiperend/sterke swing
16 Beat Fusion-type
13: Fuson-Nm-L.Ac exact/weinig dynamiek
14: Fuson-Nm-H.Ac exact/veel dynamiek
15: Fuson-Nm-L.Sw exact/lichte swing
16: Fuson-Nm-H.Sw exact/sterke swing
17: Fuson-Hv-L.Ac slepend/weinig dynamiek
18: Fuson-Hv-H.Ac slepend/veel dynamiek
19: Fuson-Hv-L.Sw slepend/lichte swing
20: Fuson-Hv-H.Sw slepend/sterke swing
21: Fuson-Ps-L.Ac anticiperend/weinig dynamiek
22: Fuson-Ps-H.Ac anticiperend/veel dynamiek
23: Fuson-Ps-L.Sw anticiperend/lichte swing
24: Fuson-Ps-H.Sw anticiperend/sterke swing
16 Beat Reggae-type
25: Regge-Nm-L.Ac exact/weinig dynamiek
26: Regge-Nm-H.Ac exact/veel dynamiek
27: Regge-Nm-L.Sw exact/lichte swing
28: Regge-Nm-H.Sw exact/sterke swing
29: Regge-Hv-L.Ac slepend/weinig dynamiek
30: Regge-Hv-H.Ac slepend/veel dynamiek
31: Regge-Hv-L.Sw slepend/lichte swing
32: Regge-Hv-H.Sw slepend/sterke swing
33: Regge-Ps-L.Ac anticiperend/weinig dynamiek
34: Regge-Ps-H.Ac anticiperend/veel dynamiek
35: Regge-Ps-L.Sw anticiperend/lichte swing
36: Regge-Ps-H.Sw anticiperend/sterke swing
66
‘Spelen’ met de patronen
8 Beat Pop-types
37: Pops-Nm-L.Ac exact/weinig dynamiek
38: Pops-Nm-H.Ac exact/veel dynamiek
39: Pops-Nm-L.Sw exact/lichte swing
40: Pops-Nm-H.Sw exact/sterke swing
41: Pops-Hv-L.Ac slepend/weinig dynamiek
42: Pops-Hv-H.Ac slepend/veel dynamiek
43: Pops-Hv-L.Sw slepend/lichte swing
44: Pops-Hv-H.Sw slepend/sterke swing
45: Pops-Ps-L.Ac anticiperend/weinig dynamiek
46: Pops-Ps-H.Ac anticiperend/veel dynamiek
47: Pops-Ps-L.Sw anticiperend/lichte swing
48: Pops-Ps-H.Sw anticiperend/sterke swing
8 Beat Rumba-type
49: Rhumb-Nm-L.Ac exact/weinig dynamiek
50: Rhumb-Nm-H.Ac exact/veel dynamiek
51: Rhumb-Nm-L.Sw exact/lichte swing
52: Rhumb-Nm-H.Sw exact/sterke swing
53: Rhumb-Hv-L.Ac slepend/weinig dynamiek
54: Rhumb-Hv-H.Ac slepend/veel dynamiek
55: Rhumb-Hv-L.Sw slepend/lichte swing
56: Rhumb-Hv-H.Sw slepend/sterke swing
57: Rhumb-Ps-L.Ac anticiperend/weinig dynamiek
58: Rhumb-Ps-H.Ac anticiperend/veel dynamiek
59: Rhumb-Ps-L.Sw anticiperend/lichte swing
60: Rhumb-Ps-H.Sw anticiperend/sterke swing
Andere
61: Samba 1 Samba (Pandero)
62: Samba 2 Samba (surdo en timba)
63: Axe 1 Axe (caixa)
64: Axe 2 Axe (surdo)
65: Salsa 1 Salsa (cascara)
66: Salsa 2 Salsa (conga)
67: Triplets Triolen
68: Quintuplets Quintolen
69: Sextuplets Sextolen
70: 7 against 2 Zeven noten over twee tellen.
71: Lagging Tri slepende triolen
Pattern Call: patronen via de Pads selecteren
U kunt de Pads (van het klaviertje) ook gebruiken voor het oproepen van patronen. Voorwaarde hiervoor is echter dat u eerst de gewenste patronen aan de 16 Pads toewijst. Dergelij­ke toewijzingen kunt u opslaan in een Pattern Set – en daar­van heeft de MC-307 er 30.
Pattern Call-functie inschakelen en Pattern Set kiezen
Laten we eerst kijken hoe je een Pattern Set kiest. Daar hebt u echter pas iets aan nadat u de gewenste patronen aan de 16 Pads toegewezen hebt.
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Houd de [PTN CALL]-knop ingedrukt, terwijl u met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de benodigde “PTN SET” kiest.
* Zolang u deze knop ingedrukt houdt, beeldt het display de
“SYSTEM: PTN SET”-pagina af.
3. Druk op de Pad die is toegewezen aan het patroon dat u
wilt selecteren. De naam van dat patroon verschijnt nu in het display.
* De Pattern Set-functie is ook tijdens de weergave van patronen
beschikbaar.
Pattern Set programmeren
Pattern Sets zijn pas zinvol wanneer u de gewenste patronen aan de 16 Pads toewijst (of minstens de patronen die u via de Pads wilt oproepen – het hoeven er niet altijd 16 te zijn).
De MC-307 bevat 30 Pattern Sets, waarvan u er telkens één kunt gebruiken/programmeren.
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u aan een Pad wilt toewijzen.
3. Houd de [PTN CALL]-knop ingedrukt, terwijl u op de
Pad (van het klaviertje) drukt waarmee u het patroon wilt oproepen. Het display beeldt nu even “COMPLETED!” af.
Pattern Set opslaan
Na patronen aan de Pads toegewezen te hebben moet u de betreffende Pattern Set opslaan, omdat die anders weer gewist wordt wanneer u de MC-307 uitschakelt.
1. Houd de [PTN CALL]-knop ingedrukt, terwijl u met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de Pattern Set (PTN SET) kiest die u wilt opslaan.
2. Druk op de [SYSTEM]-knop.
3. Druk op de [F3 (WR)]-knop.
4. Kies met [CURSOR (op/neer)] de display-pagina die de
optie “6 PATTERN SET” bevat.
Referentiehandboek
MC-307 — 67
‘Spelen’ met de patronen
5. Druk op de [F2 (PSET)]-knop.
Het display beeldt nu de pagina af waar u een naam kunt geven aan uw Pattern Set.
Pattern Sets met een (*) ervóór zijn Sets die u nog moet opslaan om ze later weer te kunnen gebruiken.
6. Voer met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de naam
in van de Pattern Set die u wilt opslaan.
De volgende tekens staan ter beschikking: spatie, A~Z a~z 0~9 ! “ # $ % & ‘ ( ) * +, - . / : ; < = > ? @ [ \ ] ^ _ ` { | }
7. Druk op de [F4 (OK)]-knop om de Pattern Set op te slaan.
Het display vraagt u nu of u dat zeker weet (“ARE YOU SURE?”).
8. Druk op [F4 (EXEC)]-knop.
* In stap 6 hierboven kunt u met [CURSOR (op/neer)] hoofd- en
kleine letters kiezen.
* In stap 6 kunt u ook gebruik maken van [F1 (INS)] en
[F2 (DEL)]. Zie blz. 56 voor meer details.
RPS: frasen starten via de Pads
Wat is RPS (Real-time Phrase Sequencer)?
RPS is een functie waarmee u een bepaalde partij van een Pattern kunt weergeven door op een klaviertoets te drukken. Het leuke is dat u verschillende “frasen” (muzikale partijen) aan verschillende toetsen kunt koppelen om daarmee tijdens de weergave van een Pattern spontane arrangementen te bouwen.
U begrijpt dat dit vooral voor live gebruik interessante moge­lijkheden opent. Zo kunt u bijvoorbeeld een Pattern weerge­ven met een niet aflatende Beat en deze op gezette tijden aan­vullen met een drum-break (Fill-In) die u aan een klavier­toets hebt gekoppeld.
Frasen via de Pads starten
De RPS-functie werkt met zogenaamde “RPS Sets”. Dat zijn verzamelingen van frasen die aan de zestien Pads zijn toege­wezen. De MC-307 biedt 60 van die sets (zie blz. 69). Boven­dien kunt u tijdens de weergave andere sets kiezen.
1. Houd de [RPS]-knop ingedrukt, terwijl u met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de benodigde RPS-Set kiest.
* Zolang u de knop ingedrukt houdt, beeldt het display de
“SYSTEM: RPS SET”-pagina af.
2. Druk op een Pad van het klaviertje om de bijbehorende
frase te starten.
* Deze functie is ook tijdens de Pattern- of Song-weergave beschik-
baar.
RPS Hold
Normaliter worden de RPS-frasen maar zo lang afgespeeld tot u de Pad weer loslaat. Misschien hebt u de betreffende hand echter ook nodig voor het beïnvloeden van het geluid, terwijl de RPS-frasen gewoon moet doorlopen. Druk in dat geval op de [HOLD]-knop (indicator licht op) en laat de inge­drukte Pad vervolgens los. Maar opgelet: deze Hold-functie geldt niet voor Pads die u daarna indrukt. Daarvoor moet u dus weer op dezelfde manier te werk gaan: Pad ingedrukt houden en tegelijk op [HOLD] drukken.
U kunt de Hold-functie ook via een optionele voetschakelaar (DP-2, DP-6, FS-5U) activeren/uitschakelen. Voorwaarde hiervoor is echter dat u de System-parameter “Pedal Assign” op HOLD zet (zie blz. 126).
Realtime-wijzigingen van RPS-frasen
Ook tijdens de weergave van RPS-frasen kunt u gebruik maken van de regelaars voor het beïnvloeden van het geluid. Onthoud echter wel dat de regelaar telkens maar betrekking hebben op de frase die u als laatste hebt gestart.
68
‘Spelen’ met de patronen
RPS-frasen keurig op tijd starten
In een druk nummer slaagt u er misschien niet altijd in om een RPS-frase precies op het gewenste moment te starten. Dat kan voor nare problemen i.v.m. de synchronisatie zor­gen. Met RPS TRIG QTZ kunt u dat echter verhelpen en dus zorgen dat de frasen altijd op het “goede” moment (of toch op een tel) beginnen. Zie blz. 129.
Maximaal aantal gelijktijdige RPS-frasen
U kunt telkens 8 RPS-frasen tegelijk gebruiken – en dit zelfs tijdens de weergave van een patroon (met nog eens 8 Parts). Gaat het echter om bijzonder drukke frasen en/of patronen, dan kan het gebeuren dat de weergave niet meer naar beho­ren verloopt (omdat er teveel tegelijk zou moeten gebeuren). Probeer het in voorkomend geval met een kleiner aantal fra­sen.
* RPS-frasen kunnen ook via MIDI worden gestart. Zie hiervoor
“RPS CTRL CH” op blz. 131.
RPS-frasen aan het klaviertje toewijzen
U kunt op gelijk welk moment andere frasen aan de Pads toewijzen. Het verdient trouwens aanbeveling om telkens met Sets te werken die alle frasen voor een bepaald nummer bevatten (zodat u niet te vaak hoeft over te schakelen naar een andere RPS-Set).
1. Druk op de [PTN]-knop. Kies met de [VALUE]-regelaar
of [DEC] [INC] het patroon dat u aan een Pad wilt toewij­zen.
2. Gebruik [PART MUTE] in combinatie met de Part-knop-
pen om alle Parts behalve de benodigde Part uit te scha­kelen.
Nu moeten we de RPS-Set kiezen die deze frase moet bevatten.
3. Houd de [RPS]-knop ingedrukt, terwijl u met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de benodigde RPS-Set kiest.
4. Houd de [RPS]-knop ingedrukt, terwijl u op de Pad
drukt waar u de frase van het eerder gekozen patroon aan wilt toewijzen.
* P:241~P:710 bevatten Patterns waarvan de partijen reeds in
functie van RPS werden ingesteld. Tussen de frasen uit deze Pat­terns vindt u al heel wat materiaal voor Fill-In’s, Breaks enz.
Opgelet bij het gebruik van de RPS-functie
* Het is niet mogelijk om frasen van twee of meer Parts aan één kla-
viertoets toe te wijzen. Probeert u dat toch, dan krijgt u de volgen­de boodschap “CANNOT ASSIGN” prompt te zien. Schakel dus, vóór u een frase toewijst, alle overige Parts uit, zoals beschreven in stap (2) hierboven.
* De RPS-functie slaat geen muziekdata als dusdanig (noten e.d.)
op, maar louter een verwijzing naar een bepaalde Part van een bepaald Pattern. Als dat een Part van een User Pattern is, moet u uitkijken. Eventuele wijzigingen die u in dat User Pattern aan­brengt hoort u namelijk ook in de RPS-frasen. Wist u bijvoorbeeld de muziekdata voor een Part die u ook als RPS-frase gebruikt, dan hoort u niets als u die frase via RPS probeert weer te geven.
* Door de “SEQ Out”-parameter (blz. 55) van een Part op EXT te
zetten kunt u met die Part een externe MIDI-klankbron aanstu­ren. De RPS-functie kan echter enkel de interne klankbron aanstu­ren. Kiest u voor de RPS-functie een Part (frase) waarvoor u EXT gekozen hebt, dan hoort u helemaal niets.
* Als u een frase toewijst van een Part waarvan het geluid voor een
groot deel door de M-FX wordt bepaald, wees dan niet verbaasd als de weergave onder RPS anders klinkt dan de originele frase. RPS maakt namelijk steeds gebruik van de M-FX-instellingen voor het Pattern dat op dat moment is geselecteerd en “normaal” wordt weergegeven.
* Rhythm Mute-instellingen van een Rhythm Part worden onder
RPS genegeerd. Ook dit is dus een mogelijke oorzaak van een afwijkende weergave ten opzichte van de originele frase.
* Net zoals er twee soorten Parts zijn, zijn er ook twee soorten fra-
sen: frasen voor Part 1~7 en frasen voor de Rhythm Part. U kunt maximaal acht frasen tegelijk weergeven. Frasen, die voor de Rhythm Part zijn bedoeld, worden weergegeven met de Rhythm Set die is gekozen voor de Rhythm Part van het momenteel gese­lecteerde Pattern. Die is niet noodzakelijk gelijk aan de Rhythm Set waarmee u het Pattern hebt opgenomen. Houd dit in gedach­ten wanneer een RPS-frase niet klinkt zoals u verwacht.
Part-instellingen voor het RPS­gebruik
De RPS-functie maakt gebruik van 16 RPS-Parts (waarvan er maximaal acht tegelijk kunnen klinken). Deze kunt u toewij­zen aan de Pads [1]~[16] – en voor deze Parts kunt u ook een aantal parameters instellen om het geluid precies naar uw hand te zetten.
Laten we eerst kijken naar de algemene werkwijze. Meer details over de parameters vindt u verderop.
1. Druk op de [SYSTEM]-knop.
2. Druk op de [F1 (SYS)]-knop.
3. Kies met [CURSOR (op/neer)] de pagina waar de “6 RPS
PART”-parameter staat afgebeeld.
4. Druk op de [F2 (RPS)]-knop. Het display beeldt nu de
“RPS PART”-pagina af. (Voorbeeld: de PATCH-keuze­pagina.)
Referentiehandboek
MC-307 — 69
‘Spelen’ met de patronen
(Ander voorbeeld: LEVEL-pagina.)
5. Kies met [F1 (
ten.
6. Druk op de Pad van de RPS-frase die u wilt editen.
7. Stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de waarde
voor de gekozen parameter in.
)] of [F2 (▲)] de parameter die u wilt edi-
Patch-keuze
Hier kunt u aan de gekozen RPS-Part een Patch toewijzen.
Patches
Preset P: A001~128
P: B001~128 P: C001~128 P: D001~128 P: E001~128 P: F001~128 P: G001~032
User U: A001~128
U: B001~B128
Rhythm Sets
Preset P: A01~A26
P: B01~B14
User U 01~20
RPS Set opslaan
Na het toewijzen van de frasen en het editen van de RPS­Parts moet u de gekozen RPS-Set opslaan om hem later nog eens in dezelfde vorm te kunnen gebruiken.
1. Houd de [PTN CALL]-knop ingedrukt, terwijl u met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de benodigde RPS-Set kiest.
2. Druk op de [SYSTEM]-knop.
3. Druk op de [F3 (WR)]-knop.
4. Kies met [CURSOR (op/neer)] de pagina waar “7 RPS
SET” wordt afgebeeld.
5. Druk op de [F3 (RPS)]-knop.
Nu verschijnt de pagina waar u een naam kunt geven aan de RPS-Set.
* Alle RPS-Sets waar een sterretje (*) vóór staat moet u opslaan als
u ze later nog eens wilt gebruiken.
6. Voer met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de naam
in.
De beschikbare tekens zijn: spatie, A~Z, a~z, 0~9, ! “ # $ % & ‘ ( ) * +, - . / : ; < = > ? @ [ \ ] ^ _ ` { | }
7. Na het invoeren van de naam moet u op de [F4 (OK)]-
knop drukken. Het display beeldt nu de vraag “ARE YOU SURE?” af.
8. Druk nog een keer op de [F4 (EXEC)]-knop om de Set op
te slaan.
LEVEL
Hiermee bepaalt u het volume van de Part (0~127).
PAN
Hiermee bepaalt u de stereopositie van de Part. (L64~0~63R)
KEYSHIFT
Hiermee kunt u de Part in stappen van halve tonen transpo­neren. (–12~0~+12)
REV LEVEL
Hiermee bepaalt u het Reverb-aandeel voor de Part. (0~127)
DLY LEVEL
Hiermee bepaalt u het Delay-aandeel voor de Part (0~127).
M-FX SW
Hiermee kunt u bepalen of de RPS-Part al dan niet naar de M-FX wordt gestuurd (OFF, ON, RHY).
* RHY kunt u enkel selecteren voor een R-Part. Deze instelling
betekent dat u voor elke klank van de Rhythm Set afzonderlijk kunt bepalen of hij al dan niet met de M-FX moet worden bewerkt.
* In stap 6 kunt u met [CURSOR (op/neer)] hoofd- en kleine letters
kiezen.
* Ook [F1 (INS)] en [F2 (DEL)] zouden van pas kunnen komen. Zie
hiervoor blz. 56.
70
5. Effecten en parameters
Effecten en parameters
Reverb
Reverb (of galm) is een effect dat weerkaatsingen simuleert, waardoor het lijkt alsof het geluid in een ruimte (van badka­mer tot concertzaal) weerklinkt. Hier komt u te weten hoe u het Reverb-effect naar uw hand zet.
Reverb in-/uitschakelen
Eén belangrijke parameter van het Reverb-effect is de aan/ uit-schakelaar. Deze schakelaar geldt voor alle Parts. Als de galm dus uit is, wordt geen enkele Part door de galm bewerkt.
1. Druk op de [SYSTEM]-knop om naar het System-menu
te gaan.
2. Druk op de [F1 (SYS)]-knop.
3. Druk op de [CURSOR (op)]-knop om de pagina met de
functies 1~4 op te roepen.
4. Druk op de [F1 (SND)]-knop. Het display beeldt nu de
“SYSTEM: SOUND”-pagina af.
5. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar
“REVERB SW”.
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de
gewenste instelling (ON of OFF).
Het Reverb-effect kan op verschillende manieren wor­den uitgeschakeld. Als u de galm dus niet hoort, terwijl u hier ON gekozen hebt, controleer dan even het vol­gende:
• Staat de [GRAB]-schakelaar in de OFF-positie? Als dat het geval is, zijn alle effectblokken uitgescha­keld (blz. 85).
• Misschien staat “REVERB: REVERB LEVEL” te laag ingesteld. Verhoog die waarde (blz. 72).
• Controleer tevens het Reverb-aandeel van de afzonderlijke Parts (zie verderop).
3. Druk op de [F1 (PART)]-knop.
4. Ga met [F1 (
LEVEL”-pagina.
5. Druk op de [PART SELECT]-knop en vervolgens op de
knop van de Part wiens effectaandeel u wilt instellen ([R], [1]~[7]).
* U kunt de benodigde Part ook met [CURSOR (links/rechts)] selec-
teren.
6. Stel de waarde in met de [VALUE]-regelaar of [DEC]
[INC] (0~127). U kunt de galm ook voor elke Rhythm Tone apart in-/
uitschakelen. Zie hiervoor blz. 74. Bovendien kunt u het Reverb-aandeel voor elke
Rhythm Tone apart instellen. Zie blz. 122.
)] of [F2 (▲)] naar de “PART MIXER: REV
Reverb-parameters editen
Voor het Reverb-effect zijn er natuurlijk een aantal parame­ters die u kunt instellen om precies het gewenste geluid te bekomen. Ziehier hoe u daarvoor te werk moet gaan:
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Druk op de [F2 (STUP]-knop om het Setup-menu op te
roepen.
3. Druk op de [F2 (REV]-knop.
4. Kies met [F3 (▼)] of [F4 (▲)] de pagina met de benodigde
Reverb-parameters:
5. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar de para-
meter die u wilt editen.
6. Stel de waarde in met de [VALUE]-regelaar of [DEC]
[INC].
Referentiehandboek
REV Level: galmaandeel van de Parts
Op de volgende manier kunt u bepalen hoe sterk de afzon­derlijke Parts door de galm moeten worden bewerkt. Dit is één van de Part Mixer-parameters.
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Druk op de [F2 (STUP]-knop om het Setup-menu op te
roepen.
MC-307 — 71
Effecten en parameters
Type: type galm kiezen
ROOM 1 Korte uitsterftijd en hoge densiteit (d.i. snel
opeenvolgende reflecties).
ROOM 2 Korte uitsterftijd en een hoge densiteit.
STAGE 1 Klinkt lang na (galm van een podium).
STAGE 2 Sterke eerste reflecties.
HALL 1 Heldere galm.
HALL 2 Rijke klank.
Time: galmduur
Met deze parameter bepaalt u de lengte van de galm (wat dus een grotere ruimte simuleert). (0~127)
HF Damp
Hiermee bepaalt u hoeveel hoge tonen het galmsignaal bevat. Hoe kleiner de waarde, hoe ronder (doffer) de galm wordt. Kies "BYPASS" als u de hoge tonen niet wilt filteren.
(200~8000 (Hz), BYPASS)
Reverb Level
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Reverb­effect. Deze instelling beïnvloedt alle acht Parts (en het totale geluidsbeeld). (0~127)
Delay-effect (echo’s)
Delay is een effect dat het bewerkte geluid van herhalingen voorziet. Dit “werkt” enkel wanneer u maar één of twee Parts met dit effect bewerkt, omdat het geluid anders te druk wordt.
Delay in-/uitschakelen
Ook het Delay-effect kunt u in z’n geheel (dus voor alle sec­ties) in- en uitschakelen:
1. Druk op de [SYSTEM]-knop om naar het System-menu
te gaan.
2. Druk op de [F1 (SYS)]-knop.
3. Druk op de [CURSOR (op)]-knop om de pagina met de
functies 1~4 op te roepen.
4. Druk op de [F1 (SND)]-knop. Het display beeldt nu de
“SYSTEM: SOUND”-pagina af.
5. Breng de cursor naar “DELAY SW”.
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de
gewenste instelling (ON of OFF).
M-FX To REV Level
Met deze parameter bepaalt u hoe sterk het M-FX-effect door de galm mag worden bewerkt en dus onrechtstreeks hoe sterk de aan de M-FX toegewezen Parts van galm worden voorzien. De REV Level-instelling van de betrokken Parts heeft hierop geen invloed. (0~127)
* Deze parameter heeft geen hoorbaar effect, wanneer u geen enkele
Part aan de M-FX toewijst (en de “Switch” dus voor alle Parts uitgezet hebt; blz. 74).
Galm (en M-FX) voor Rhythm Tones:
* Wanneer u de M-FX-schakelaar voor de Rhythm-Part ([R])
op “ON” gezet hebt (blz. 55), dan geldt de PART MIXER: REV LEVEL-instelling voor de Rhythm Part in z’n geheel – en dus voor alle drumklanken (alias Rhythm Tones). Zet u die schakelaar op “RHY”, dan kunt u voor elke Rhythm Tone apart bepalen of hij al dan niet door de M-FX moet worden bewerkt. En dat heeft dan ook consequenties voor “M-FX To REV Level” hierboven.
* Anderzijds kunt u het galmaandeel voor elke Rhythm Tone
apart instellen. Wordt een bepaalde drumklank dus niet van galm voorzien, kijk dan even onder “SEND: REV SEND LEVEL” op blz. 122.
Het Delay-effect kan op verschillende manieren wor­den uitgeschakeld. Als u het dus niet hoort, terwijl u hier ON gekozen hebt, controleer dan even het volgen­de:
• Staat de [GRAB]-schakelaar in de OFF-positie? Als dat het geval is, zijn alle effectblokken uitgescha­keld (blz. 85).
• Misschien staat het Delay-aandeel van de Part(s) te laag ingesteld. Controleer dit even (zie verderop).
• Misschien staat het Delay-volume laag ingesteld. Controleer dit even (blz. 73).
DLY Level
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Druk op de [F2 (STUP]-knop om het Setup-menu op te
roepen.
3. Druk op de [F3 (PART)]-knop.
4. Roep met [F1 (
LEVEL”-pagina op.
)] of [F2 (▲)] de “PART MIXER: DLY
72
Effecten en parameters
5. Druk op de [PART SELECT]-knop en vervolgens op de
knop van de Part wiens effectaandeel u wilt instellen ([R], [1]~[7]).
* U kunt de benodigde Part ook met [CURSOR (links/rechts)] selec-
teren.
6. Stel de waarde in met de [VALUE]-regelaar of [DEC]
[INC] (0~127).
Delay-parameters instellen
Ook het Delay-effect kunt u helemaal naar uw hand zetten om precies de gewenste klank en het benodigde aantal her­halingen te bekomen.
1. Druk op de [SYSTEM]-knop om naar het System-menu
te gaan.
2. Druk op de [F2 (STUP]-knop om het Setup-menu op te
roepen.
3. Druk op de [F3 (DLY)]-knop.
4. Kies met [F3 (▼)] of [F4 (▲)] de display-pagina die de
benodigde Delay-parameter bevat.
Feedback (aantal herhalingen)
Hiermee bepaalt u hoe vaak de gespeelde noten worden her­haald. (0~+98 (%))
HF Damp
Hiermee bepaalt u hoeveel hoge tonen het Delay-signaal bevat. Hoe kleiner de waarde, hoe ronder (doffer) de herha­lingen wordt. Kies "BYPASS" als u de hoge tonen niet wilt filteren. (200~8000 (Hz), BYPASS)
Output
Hiermee bepaalt u waar het uitgangssignaal van de Delay naartoe gestuurd wordt. Kies LINE om het signaal meteen naar de uitgangen te sturen. REV betekent dat het Delay-sig­naal nog naar het Reverb-effect wordt gestuurd. LINE + REV tenslotte vertegenwoordigt “the best of both worlds”: het Delay-signaal wordt én naar de uitgangen én naar de Reverb gestuurd.
Delay Level
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Delay-effect. Deze instelling beïnvloedt alle acht Parts (en het totale geluidsbeeld). (0~127)
Referentiehandboek
5. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar de para-
meter die u wilt editen.
6. Stel de waarde in met de [VALUE]-regelaar of [DEC]
[INC].
Type
• SHORT: Delay met korte intervallen.
• LONG: Delay met lange intervallen. Bovendien kunnen de herhalingen van dit Type met de BPM van het geko­zen patroon worden gesynchroniseerd.
Time
Het vertragingsinterval is de tijd tussen de herhalingen (van­daar de benaming “Time”).
• Wanneer “TYPE”= SHORT: 0.1~275
• Wanneer “TYPE”= LONG: 200~1000,
* De maximale Delay Time-waarde van de MC-307 is 1000 ms (1
seconde). Als u Delay Time synchroniseert met het tempo en u kiest een nootwaarde die Delay Time hoger dan 1000 ms zou doen uitkomen, wordt de vertragingstijd gehalveerd. U hoort in dat geval de vertragingen dus dubbel zo snel als het gekozen interval. Blijkt zelfs de halvering 1000 ms te overschrijden, dan wordt 1/4 van de lengte gebruikt.
M-FX To DLY Level
Met deze parameter bepaalt u hoe sterk het M-FX-effect door de Delay mag worden bewerkt en dus onrechtstreeks hoe sterk de aan de M-FX toegewezen Parts van Delay worden voorzien. De Delay Level-instelling van de betrokken Parts heeft hierop geen invloed. (0~127)
* Deze parameter heeft geen hoorbaar effect, wanneer u geen enkele
Part aan de M-FX toewijst (en de “Switch” dus voor alle Parts uitgezet hebt; blz. 74).
Delay (en M-FX) voor Rhythm Tones:
* Wanneer u de M-FX-schakelaar voor de Rhythm-Part ([R])
op “ON” gezet hebt (blz. 55), dan geldt de PART MIXER: DELAY LEVEL-instelling voor de Rhythm Part in z’n geheel – en dus voor alle drumklanken (alias Rhythm Tones). Zet u die schakelaar op “RHY”, dan kunt u voor elke Rhythm Tone apart bepalen of hij al dan niet door de M-FX moet worden bewerkt. En dat heeft dan ook consequenties voor “M-FX To DLY Level” hierboven.
* Anderzijds kunt u het Delay-aandeel voor elke Rhythm Tone
apart instellen.
MC-307 — 73
Effecten en parameters
Multi-effect (M-FX)
De M-FX-processor biedt keuze uit 25 verschillende effectty­pes. Met de parameters van het M-FX-blok kunt u die volle­dig naar uw hand zetten.
M-FX in-/uitschakelen
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Druk op de [F1 (SYS)]-knop.
3. Druk op de [CURSOR (op)]-knop om de pagina met de
functies 1~4 op te roepen.
4. Druk op de [F1 (SND)]-knop.
5. Roep met [F3 (
pagina op.
6. Breng de cursor naar “M-FX SW”.
7. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de
gewenste instelling (ON of OFF). Kies ON om de M-FX te kunnen gebruiken.
8. Wijs de gewenste Part toe aan de M-FX. (U zou ook ver-
schillende Parts kunnen kiezen, maar in de regel heeft dat weinig zin.) Zie “(Part Mixer) M-FX Switch”.
)] en [F4 (▲)] de “SYSTEM: SOUND”-
4. Kies met [F1 (
SW”-pagina.
5. Druk op de [PART SELECT]-knop en vervolgens op de
knop van de Part wiens M-FX-schakelaar u wilt instellen.
* Hiervoor zou u ook [CURSOR (links/rechts)] kunnen gebruiken.
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de
gewenste instelling:
OFF De Part wordt niet naar de M-FX gestuurd.
ON De Part wordt wel naar de M-FX gestuurd.
RHY Dit is een speciale instelling voor de Rhythm Part
)] of [F2 (▲)] de “PART MIXER: M-FX
(R) die toelaat om voor elke Rhythm Tone apart in te stellen of hij al dan niet door de M-FX moet worden bewerkt. Kies deze instelling om bv. enkel de Snare of Kick met de M-FX te bewerken. (Zie ook blz. 122)
M-FX-type
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Druk op de [F2 (STUP]-knop.
3. Druk op de [F4 (M-FX)]-knop.
Op de nu verschijnende pagina kunt u een algoritme (“Type”) voor de M-FX kiezen.
De M-FX kan op verschillende manieren worden uitge­schakeld. Als u dit effect dus niet hoort, terwijl u hier ON gekozen hebt, controleer dan even het volgende:
• Misschien staat (M-FX) Output Level te laag inge­steld (blz. 75~85). In dat geval hoort u ook de bewerkte Patch niet.
• Staat de [GRAB]-schakelaar in de OFF-positie? Als dat het geval is, zijn alle effectblokken uitgescha­keld (blz. 85).
(Part Mixer) M-FX Switch
Met de M-FX-schakelaar kunt u voor elke Part apart instellen of zijn signaal al dan niet naar de M-FX moet worden gestuurd. Soms is het verstandiger om maar één Part met de M-FX te bewerken, hoewel u ook alle Parts naar de M-FX kunt sturen.
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Druk op de [F2 (STUP]-knop om het Setup-menu op te
roepen.
3. Druk op de [F1 (PART)]-knop.
4. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het beno-
digde algoritme.
5. Druk op de [EXIT]-knop om terug te keren naar de Pat-
tern-weergavepagina.
M-FX-types:
Nr. M-FX TYPE Omschrijving
1 4BAND EQ Een vierbands-toonregeling.
2 SPECTRUM Toonregeling die als “effect” is bedoeld.
3 ENHANCER Maakt het geluid sprankelender.
4 OVERDRIVE Ronde, warme vervorming.
5 DISTORTION Sterke, bijtendere vervorming.
6 LO-FI Maakt het geluid opzettelijk “slecht”.
7 NOISE Voegt verschillende soorten ruis toe.
8 RADIO TUNING Zoeken van een zender op een radio.
9 PHONOGRAPH Simuleert een vinylplaat.
10 COMPRESSOR Zorg voor een gelijkvormiger volume.
11 LIMITER Zwakt volumepieken af.
12 SLICER Laat ritmische aan/uit-effecten toe.
74
Effecten en parameters
Nr. M-FX TYPE Omschrijving
13 TREMOLO Modulatie van het volume.
14 PHASER Een soort “golvend” effect.
15 CHORUS Maakt het geluid breder en warmer.
16 SPACE-D Een lichte, warme Chorus
17 TETRA
CHORUS
18 FLANGER “Metalen” resonantie voor het geluid.
19 STEP FLANGER Flanger met duidelijk hoorbare trappen.
20 SHORT DELAY Kort echo-effect.
21 AUTO PAN Automatische links/rechts-bewegingen.
22 FB PITCH
SHIFTER
23 REVERB Zorgt voor galm.
24 GATE REVERB Reverb, die plots stopt.
25 ISOLATOR Onderdrukt bepaalde frequenties.
Verschillende Chorus-signalen die voor een “ruimtelijk” geluid zorgen.
Laat het transponeren/ontstemmen van het bewerkte geluid toe.
Editen van de M-FX-parameters
Ziehier hoe u te werk moet gaan om het gekozen M-FX-type helemaal af te stemmen op de beoogde “Sound”. De volgen­de stappen gelden voor alle M-FX-types. Op blz. 75~85 vindt u een overzicht van de beschikbare parameters voor elk type.
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Druk op de [F2 (STUP]-knop om het Setup-menu op te
roepen.
3. Druk op de [F4 (M-FX)]-knop.
4. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het beno-
digde M-FX-type.
5. Druk op de [F4 (PRM)]-knop om toegang te hebben tot
de parameters van het gekozen type.
6. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar de para-
meter die u wilt instellen.
7. Stel de gewenste waarde in met de [VALUE]-regelaar of
[DEC] [INC].
De vermelding [CTRL1] (2, 3…) slaat op de instelling die u aan een toewijsbare regelaar moet toekennen om de betref­fende parameter in Realtime te kunnen beïnvloeden (blz. 60). Voorbeeld: als u het type 4-band EQ kiest en de bassen (LOW GAIN) in Realtime wilt ophalen en afzwakken, moet u voor de gewenste regelaar (onder het display) “CTRL 2” kiezen.
1. 4-Band EQ
Ziehier een 4-bands Equalizer waarmee u dus vier frequen­tiebanden (hoog, midden x2 en laag) apart kunt ophalen of afzwakken.
LOW FREQ (lage tonen) [CTRL 1]
Hiermee kiest u de lage tonen die moeten worden bewerkt. (200, 400 (Hz))
LOW GAIN [CTRL 2]
Hiermee stelt u het volume van de lage tonen in (har­der/zachter). (–15~+15)
HIGH FREQ (hoge tonen) [CTRL 3]
Hiermee kiest u de hoge tonen die moeten worden bewerkt. (4000, 8000 (Hz))
HIGH GAIN [CTRL 4]
Hiermee stelt u het volume van de hoge tonen in (har­der/zachter). (–15~+15)
PEAK1 FREQ (midden 1) [CTRL 5]
Hiermee kiest u de frequentieband die moet worden bewerkt. Dit is een “Peaking”-filter, wat dus betekent dat enkel de kantelfrequentie en een aantal frequenties links en rechts daarvan worden beïnvloed. (200~8000 (Hz))
PEAK1 Q (bandbreedte) [CTRL 6]
Hiermee bepaalt u de bandbreedte van de PEAK 1-band. Hoe groter de waarde, hoe smaller de bewerkte frequen­tieband. (0.5~8.0)
PEAK1 GAIN [CTRL 7]
Hiermee bepaalt u het volume van de Peak 1-band. (–15~+15)
PEAK2 FREQ [CTRL 8], PEAK2 Q [CTRL 9], PEAK2 GAIN [CTRL 10] Zie de overeenkomstige Peak 1-parameters. Deze para­meters slaan op de tweede “middenband”.
OUTPUT LEVEL [CTRL 11] Hiermee kunt u het uitgangsvolume van de 4-bands EQ corrigeren als uw instellingen leiden tot een veel luider/ stiller signaal. (0~127).
Referentiehandboek
MC-307 — 75
Effecten en parameters
2. Spectrum
Het Spectrum-effect is eveneens een filter, dat echter iets anders werkt dan de 4-Band Equalizer. Hier zijn de frequen­tiebanden namelijk voorgeprogrammeerd en zodanig geko­zen dat telkens “karakteristieke” frequenties kunnen wor­den opgehaald of afgezwakt.
LOW-HIGH GAIN [CTRL 1]
Hiermee bepaalt u het volume van de frequenties 500Hz (“laag”) en 8000 Hz (hoog). (–15~+15)
MIDDLE GAIN [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u het volume van de frequentie 1250Hz. (–15~+15)
BAND WIDTH [CTRL 3]
Hiermee bepaalt u de bandbreedte van de drie frequen­ties (d.w.z. hoeveel frequenties er links en rechts nog moeten worden opgehaald of afgezwakt). (1~5)
OUTPUT PAN [CTRL 4]
Hiermee bepaalt u de stereopositie van het Spectrum­effect. (L64~63R)
OUTPUT LEVEL [CTRL 5]
Laat toe om het uitgangsvolume van het effect te corrige­ren. (0~127)
3. Enhancer
De Enhancer laat toe om de hoge tonen van het bewerkte sig­naal extra te benadrukken, wat het geluid sprankelender maakt. Hiermee kunt u zorgen dat een bepaald signaal dui­delijk hoorbaar is – zonder het volume ervan te verhogen.
HIGH GAIN [CTRL 4] Hiermee kunt u de hoge tonen harder of zachter zetten. (–15~+15)
OUTPUT LEVEL [CTRL 5] Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de Enhancer. (0~127).
4. Overdrive
Dit effect zorgt voor een natuurlijke vervorming die men in de regel associeert met buizenversterkers. En omdat dat toch al het geval is, bevat dit effect ook een versterkersimulatie waarmee u precies de gewenste “scheursound” kunt maken. Dit effect is vooral geschikt voor gitaar- en basklanken.
INPUT LEVEL [CTRL 1] Hiermee bepaalt u het ingangsvolume van het Part-sig­naal. (0~127)
DRIVE [CTRL 2] Hiermee stelt u de vervormingsgraad in. Dat heeft ook consequenties voor het volume (maar dat kunt u met Output Level verderop corrigeren). (0~127)
AMP TYPE [CTRL 3] Kies hier het te simuleren gitaarversterker-type:
SMALL: kleine versterker BUILTIN: comboversterker 2STACK: versterkertoren met twee speakerkasten 3STACK: versterkertoren met drie speakerkasten
OUTPUT PAN [CTRL 4] Hiermee bepaalt u de stereopositie van het Overdrive­signaal. (L64–63R)
OUTPUT LEVEL [CTRL 5] Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het effect. (0~127).
SENS [CTRL 1]
Hiermee bepaalt u de gevoeligheid van de Enhancer en dus hoe ruim hij de hoge tonen mag bewerken. (0~127)
MIX [CTRL 2]
Stel hier in hoe luid de door de Enhancer opgekrikte hoge tonen mogen zijn in verhouding tot het originele signaal. (0~127)
LOW GAIN [CTRL 3]
Hiermee kunt u de lage tonen harder of zachter zetten. (–15~+15)
76
Effecten en parameters
5. Distortion
Dit effect versterkt de onpare harmonischen van het signaal en zorgt zo voor een felle vervorming. Ook hier kunt u echter beroep doen op een versterkersimulatie voor een “echter” gitaargeluid.
INPUT LEVEL [CTRL 1]
Hiermee bepaalt u het ingangsvolume van het Part-sig­naal. (0~127)
DRIVE [CTRL 2]
Hiermee stelt u de vervormingsgraad in. Dat heeft ook consequenties voor het volume (maar dat kunt u met Output Level verderop corrigeren). (0~127)
AMP TYPE [CTRL 3]
Kies hier het te simuleren gitaarversterker-type:
SMALL: kleine versterker BUILTIN: comboversterker 2STACK: versterkertoren met twee speakerkasten 3STACK: versterkertoren met drie speakerkasten
OUTPUT PAN [CTRL 4]
Hiermee bepaalt u de stereopositie van het Distortion­signaal. (L64–63R)
OUTPUT LEVEL [CTRL 5]
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het effect. (0~127).
6. Lo-Fi
Het Lo-Fi-effect verandert de geluidskwaliteit tot u die sme­rige, “organische” Sound overhoudt die zo typerend is voor veel moderne dansproducties. Vooral drumloops varen hier wel bij.
BIT DOWN [CTRL 1]
Hiermee kunt u de geluidskwaliteit (dynamiek) vermin­deren door het aantal bits te verlagen. Hoe groter de waarde, hoe “vuiler” het geluid. (0~7).
SAMPLE RATE DOWN [CTRL 2]
Hiermee vermindert u de definitie van het geluid. Hoe kleiner de waarde, hoe slechter het allemaal klinkt. (32, 16, 8, 4)
POST GAIN [CTRL 3] Hiermee kunt u het bewerkte signaal ophalen als er teveel dB’s verloren zijn gegaan. (0, +6, +12, +18)
LOW GAIN [CTRL 4] Hiermee kunt u de lage tonen ophalen/afzwakken. (–15~+15)
HIGH GAIN [CTRL 5] Hiermee kunt u de hoge tonen ophalen/afzwakken. (–15~+15)
OUTPUT [CTRL 6] Hiermee zou u kunnen zorgen dat het signaal van STE­REO in MONO verandert. Dat valt echter niet bij alle Patches op.
OUTPUT LEVEL [CTRL 7] Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Lo-Fi­effect. (0~127)
7. Noise Generator
Ziehier een combinatie van Lo-Fi-effect en een ruisgenerator die kan zorgen voor alles wat tussen brom en het gekraak van een vinylplaat ligt.
NOISE TYPE [CTRL 1] Hiermee kiest u het type ruis dat wordt gegenereerd (1~18). Zie ook de tabel.
Hum
Hum
(50Hz)
(60Hz)
1O
2O
3OO
4OOO
5OO
6OOO
7O
8O O
9O OO
10 O O O O
11 O O O
12 O O O O
13 O
14 O O
15 O O O
16 O O O O
17 O O O
18 O O O O
Pink Disc EPDiscLPRND
Disc
Referentiehandboek
MC-307 — 77
Effecten en parameters
Elk van deze types genereert alle soorten ruis die met een “O” gemerkt zijn.
Hum (50 Hz): . . Brom (50 Hz) Hum (60 Hz): . . Brom (60 Hz)
Pink:. . . . . . . . . . Roze ruis
Disc EP:. . . . . . . Vinylgeluiden (45 RPM)
Disc LP: . . . . . . . Vinylgeluiden (33 RPM)
RND Disc:. . . . . Vinylgeluiden die op een willekeurige
manier worden gegenereerd.
NOISE LEVEL [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u het volume van de ruis. (0~127)
NOISE FILTER [CTRL 3]
Hiermee bepaalt u vanaf welke frequentie de ruis moet worden gefilterd. Kies BYPASS als u de “volle lading” wilt hanteren. (200~8000 (Hz), BYPASS)
LO-FI LEVEL [CTRL 4]
Hoe groter deze waarde, hoe slechter de klankkwaliteit wordt. Maakt het geluid lekker vuil. (0~127)
OUTPUT PAN [CTRL 5]
Hiermee bepaalt u de stereopositie van het Noise Gene­rator-effect. (L64~63R)
OUTPUT LEVEL [CTRL 6]
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de Noise Generator. (0~127)
8. Radio Tuning
Dit effect simuleert het geluid van een radio waarop u een zender zoekt.
RADIO DETUNE [CTRL 1]
Door tijdens de weergave aan de [CTRL 1]-regelaar te draaien lijkt het alsof u op een zender probeert af te stemmen die uw eigen muziek speelt!
NOISE LEVEL [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u het aandeel van de “ontvangststorin­gen” in het totaalgeluid. (0~127)
LOW GAIN [CTRL 3]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de lage tonen. (–15~+15)
HIGH GAIN [CTRL 4]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de hoge tonen. (–15~+15)
OUTPUT [CTRL 5]
Hiermee kiest u tussen een mono- of stereo-uitgangssig­naal.
OUTPUT LEVEL [CTRL 6]
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Radio Tuning-effect. (0~127)
Voor RADIO DETUNE is het van groot belang dat u het geluid tijdens de weergave met een toewijsbare regelaar beïnvloedt (blz. 61). Dit is duidelijk geen “statisch” effect.
9. Phonograph
Dit effect zorgt voor de typische bijgeluiden en klankkleur van een vinylplaat.
DISC TYPE [CTRL 1] Hiermee kiest u het soort vinylruis: LP: 33-toeren plaat EP: 45-toeren plaat SP: 78-toeren plaat
DISC NOISE LEVEL [CTRL 2] Hiermee bepaalt u het volume van de plaatruis. (0~127)
DEPTH [CTRL 3] Hiermee regelt u de klankkleur van het geluid. Hoe gro­ter deze waarde, hoe meer de hoge en lage tonen onder­drukt worden, terwijl het middengebied net wordt opge­haald. (0~+20)
OUTPUT PAN [CTRL 4] Hiermee bepaalt u de stereopositie van het Phonograph­effect. (L64~63R)
OUTPUT LEVEL [CTRL 5] Bepaalt het uitgangsvolume van het Phonograph-effect. (0~127)
10. Compressor
Dit effect maakt zwakkere signalen luider en vermindert het volume van signaalpieken, wat voor een eenvormiger geluid zorgt.
ATTACK [CTRL 1] Hiermee bepaalt u hoe snel de Compressor begint te werken wanneer hij een signaal ontvangt. Dat laat toe om een geluid lekker te laten “knallen”. (0~127)
SUSTAIN [CTRL 2] Hiermee bepaalt u hoe lang het signaal op een constant niveau wordt gehouden. (0~127)
78
Effecten en parameters
POST GAIN [CTRL 3]
Hiermee bepaalt u hoe sterk het bewerkte signaal wordt opgehaald. (0, +6, +12, +18)
LOW GAIN [CTRL 4]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de lage tonen. (–15~+15)
HIGH GAIN [CTRL 5]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de hoge tonen. (–15~+15)
OUTPUT LEVEL [CTRL 6]
Bepaalt het uitgangsvolume van het Compressor-effect. (0~127)
11. Limiter
Dit effect vermindert enkel het volume van signaalpieken, maar laat zwakke signalen ongemoeid.
THRESHOLD [CTRL 1]
Hiermee kiest u het volume dat het signaal moet hebben om de Limiter in werking te laten treden. (0~127)
RATIO [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u hoe sterk signaalpieken worden “samengeperst” (verminderd). (1.5:1, 2:1, 4:1, 100:1)
RELEASE [CTRL 3]
Stel hier in hoe snel de Limiter wordt uitgeschakeld eens het ingangssignaal weer onder de drempel (Threshold) is komen te liggen. (0~127)
POST GAIN [CTRL 4]
Hiermee bepaalt u hoe sterk het bewerkte signaal wordt opgehaald. (0, +6, +12, +18)
OUTPUT PAN [CTRL 5]
Hiermee bepaalt u de stereopositie van het Limiter­effect. (L64–63R)
OUTPUT LEVEL [CTRL 6]
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Limiter­effect. (0~127)
12. Slicer
Dit effect kapt het geluid “in stukjes”. Zo kunt u van tapijten (lang aangehouden akkoorden) e.d. ritmisch gespeelde par­tijen maken.
TIMING PATTERN [CTRL1] Kies hier het aan/uit-patroon dat voor het bewerken van het signaal wordt gebruikt. (34 types).
ACCENT PATTERN [CTRL 3] Hiermee bepaalt u het patroon voor de geaccentueerde noten. (16 types).
ACCENT LEVEL [CTRL 4] Hiermee bepaalt u het volume van de geaccentueerde noten. Hoe groter deze waarde, hoe duidelijker de accen­ten te horen zijn. (0~127)
ATTACK [CTRL 5] Hiermee bepaalt u hoe snel de aanzet van de hoorbare geluidsflarden is. Hoe groter deze waarde, hoe sneller (knallender) het geluid. (1~10)
OUTPUT LEVEL [CTRL 6] Bepaalt het uitgangsvolume van het Slicer-effect. (0~127)
RATE [CTRL 2] Hiermee bepaalt u de nootwaarde voor het met Timing Pattern gekozen aan/uit-patroon. ( )
13. Tremolo
Dit effect lijkt ergens wel op de Slicer hierboven, maar het werkt minder radicaal en veel regelmatiger. Hiermee kunt u het geluid laten opkomen en uitdeinen.
Referentiehandboek
LFO TYPE [CTRL 1] Kies hier de golfvorm die voor de modulatie van het volume wordt gebruikt. (TRI, TRP, SIN, SAW1, SAW2, SQR)
DEPTH [CTRL 2] Hiermee bepaalt u de intensiteit van de modulatie. (0~127)
LOW GAIN [CTRL 3] Dient voor het ophalen/afzwakken van de lage tonen. (–15~+15)
MC-307 — 79
Effecten en parameters
RATE [CTRL 4]
Hiermee kiest u de snelheid van het tremolo-effect. (0.1~10.0, 2MES 3MES 4MES 8MES 16MES
* Als u een nootwaarde of “MES”-instelling (aantal maten) kiest,
dan wordt de Tremolo met de BPM-waarde van het afgespeelde patroon gesynchroniseerd.
HIGH GAIN [CTRL 5]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de hoge tonen. (–15~+15)
OUTPUT LEVEL [CTRL 6]
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Tremolo­effect. (0~127)
14. Phaser
Een Phaser voegt een uit fase gezette kopie van het ingangs­signaal bij het origineel. Omwille van de beweging van dit effect verkrijgt u een “golvend” geluid.
MANUAL [CTRL 1]
Hiermee kiest u de frequentie die vooral door de Phaser wordt gemoduleerd. (100~8000 (Hz))
DEPTH [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u hoe duidelijk de modulatie van de Phaser hoorbaar is. (0~127)
RESONANCE [CTRL 3]
Hiermee bepaalt u in welke mate de frequenties rond de “Manual”-frequentie worden versterkt. (0~127)
RATE [CTRL 4]
Hiermee bepaalt u de snelheid van het Phaser-effect (de “modulatie”). Kies een nootwaarde of een “MES”-optie om te zorgen dat de Phaser synchroon loopt met het tempo (BPM) van het gekozen patroon. (0.1~10.0, , 2MES 3MES 4MES 8MES 16MES)
MIX [CTRL 4]
Met deze parameter stelt u de volumebalans tussen het originele Part-signaal en het Phaser-signaal in. (0~127)
OUTPUT PAN [CTRL 5]
Hiermee bepaalt u de stereopositie van het Phaser-effect. (L64~63R)
OUTPUT LEVEL [CTRL 6]
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Phaser­effect. (0~127)
15. Chorus
Dit effect wekt de indruk dat een bepaalde partij door ver­schillende muzikanten tegelijk (unisono) wordt gespeeld.
PRE DELAY [CTRL 1] Hiermee stelt u de vertraging in tussen het originele sig­naal en de Chorus-modulatie. (0.0~100)
DEPTH [CTRL 2] Hiermee bepaalt u de intensiteit van de modulatie. (0~127)
PHASE [CTRL 3] Hiermee bepaalt u de stereobreedte van het effect. Hoe groter de waarde, hoe verder zich de Chorus over het geluidsbeeld (tussen het linker en rechter kanaal) uit­strekt. (0~180)
RATE [CTRL 4] De modulatiesnelheid. Als u een nootwaarde of “MES”­optie kiest, loopt het effect synchroon met het tempo van het gekozen patroon. (0.1~10.0, , 2MES 3MES 4MES 8MES 16MES)
FILTER TYPE [CTRL 5] Kies hier het filtertype voor de bewerking van de Cho­rus-frequenties:
OFF Er wordt geen filter gebruikt.
LPF De frequenties boven Cutoff worden gefilterd.
HPF De frequenties onder Cutoff worden gefilterd.
CUTOFF [CTRL 6] Stel hier de frequentie in waarboven of waaronder het signaal moet worden gefilterd. (200~8000 (Hz))
BALANCE [CTRL 7] Hiermee bepaalt u de balans tussen het originele signaal en de Chorus. “D100:0W” betekent dat u de Chorus niet meer hoort. (D100:0W~D0:100W)
OUTPUT LEVEL [CTRL 8] Bepaalt het uitgangsvolume van de Stereo Chorus. (0~127)
80
Effecten en parameters
16. Space-D
Ook deze Chorus maakt het geluid breder en “fluwelen”. De modulatie is echter nagenoeg onhoorbaar.
PRE DELAY [CTRL 1]
Hiermee bepaalt u de vertraging tussen het originele sig­naal en de Space-Chorus. (0.0~100)
DEPTH [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u de intensiteit van de modulatie. (0~127)
PHASE [CTRL 3]
Hiermee bepaalt u de stereobreedte van het effect. Hoe groter de waarde, hoe verder zich de Chorus over het geluidsbeeld (tussen het linker en rechter kanaal) uit­strekt. (0~180)
RATE [CTRL 4]
De modulatiesnelheid. Als u een nootwaarde of “MES”­optie kiest, loopt het effect synchroon met het tempo van het gekozen patroon. (0.1~10.0, , 2MES 3MES 4MES 8MES 16MES)
LOW GAIN [CTRL 5]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de lage tonen. (–15~+15)
HIGH GAIN [CTRL 6]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de hoge tonen. (–15~+15)
BALANCE [CTRL 7]
Hiermee bepaalt u de balans tussen het originele signaal en de Chorus. “D100:0W” betekent dat u de Chorus niet meer hoort. (D100:0W~D0:100W)
OUTPUT LEVEL [CTRL 8]
Bepaalt het uitgangsvolume van het Space-D-effect. (0~127)
17. Tetra Chorus
Dit Chorus-effect bevat vier lijnen (en dus evenveel Chorus­effecten) en zorgt op die manier voor een veel ruimtelijker geluid dan een conventionele Chorus.
PRE DELAY [CTRL 1] Hiermee bepaalt u de vertraging tussen het originele sig­naal en de Chorus. (0.0~100)
DEPTH [CTRL 2] Hiermee bepaalt u de intensiteit van de modulatie. (0~127)
PRE DELAY DEVI [CTRL 3] Hiermee kunt u de vier Chorus-lijnen onderling vertra­gen, zodat ze niet allemaal op hetzelfde moment begin­nen. (0~20)
RATE [CTRL 4] De modulatiesnelheid. Als u een nootwaarde of “MES”­optie kiest, loopt het effect synchroon met het tempo van het gekozen patroon. (0.1~10.0, , 2MES 3MES 4MES 8MES 16MES)
DEPTH DEVI [CTRL 5] Hiermee bepaalt u het verschil in modulatiediepte tus­sen de vier Chorus-lijnen. (–20~+20)
PAN DEVI [CTRL 6] Hiermee kunt u de vier Chorus-lijnen over het stereo­beeld verdelen (links/rechts). Hoe groter de waarde, hoe “breder” het effect wordt. (0~20)
BALANCE [CTRL 7] Hiermee bepaalt u de balans tussen het originele signaal en de Chorus. “D100:0W” betekent dat u de Chorus niet meer hoort. (D100:0W~D0:100W)
OUTPUT LEVEL [CTRL 8] Bepaalt het uitgangsvolume van het Tetra Chorus effect. (0~127)
Referentiehandboek
MC-307 — 81
Effecten en parameters
18. Flanger
Wat een Flanger is, hoeven we u beslist niet uit te leggen: het is het bekende “straaljager”-effect, maar het kan ook subtie­ler werken. Interessant is wel dat het hier om een stereo Flan­ger gaat, die dus lekker breed kan werken.
PRE DELAY [CTRL 1]
Hiermee bepaalt u de vertraging tussen het originele sig­naal en de Flanger. (0.0~100)
DEPTH [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u de intensiteit van de modulatie. (0~127)
FEEDBACK [CTRL 3]
Hiermee bepaalt hoeveel van het Flanger-uitgangssig­naal nog eens naar de ingang wordt gestuurd. (0~+98 (%))
RATE [CTRL 4]
De modulatiesnelheid. Als u een nootwaarde of “MES”­optie kiest, loopt het effect synchroon met het tempo van het gekozen patroon. (0.1~10.0, , 2MES 3MES 4MES 8MES 16MES)
PHASE [CTRL 5]
Hiermee bepaalt u de stereobreedte van het effect. Hoe groter de waarde, hoe verder zich de Flanger over het geluidsbeeld (tussen het linker en rechter kanaal) uit­strekt. (0~180)
FILTER TYPE [CTRL 6]
Kies hier het filtertype voor de bewerking van de Flan­ger-frequenties:
OFF Er wordt geen filter gebruikt.
LPF De frequenties boven Cutoff worden gefilterd.
HPF De frequenties onder Cutoff worden gefilterd.
CUTOFF [CTRL 7]
Stel hier de frequentie in waarboven of waaronder het signaal moet worden gefilterd. (200~8000 (Hz))
BALANCE [CTRL 8]
Hiermee bepaalt u de balans tussen het originele signaal en de Flanger. “D100:0W” betekent dat u de Flanger niet meer hoort. (D100:0W~D0:100W)
OUTPUT LEVEL [CTRL 9]
Bepaalt het uitgangsvolume van de stereo Flanger. (0~127)
19. Step Flanger
Een Step Flanger is een effect dat het geluid in duidelijk hoorbare stappen moduleert. De modulatie kan met de BPM worden gesynchroniseerd.
PRE DELAY [CTRL 1] Hiermee bepaalt u de vertraging tussen het originele sig­naal en de Flanger. (0.0~100)
DEPTH [CTRL 3] Hiermee bepaalt u de intensiteit van de modulatie. (0~127)
FEEDBACK [CTRL 4] Hiermee bepaalt u hoeveel van het Flanger-uitgangssig­naal nog eens naar de ingang wordt gestuurd. (0~+98 (%))
RATE [CTRL 2] De modulatiesnelheid. Als u een nootwaarde of “MES”­optie kiest, loopt het effect synchroon met het tempo van het gekozen patroon. (0.1~10.0, , 2MES 3MES 4MES 8MES 16MES)
PHASE [CTRL 5] Hiermee bepaalt u de stereobreedte van het effect. Hoe groter de waarde, hoe verder zich de Flanger over het geluidsbeeld (tussen het linker en rechter kanaal) uit­strekt. (0~180)
BALANCE [CTRL 7] Hiermee bepaalt u de stereobreedte van het effect. Hoe groter de waarde, hoe verder zich de Flanger over het geluidsbeeld (tussen het linker en rechter kanaal) uit­strekt. (0~180)
OUTPUT LEVEL [CTRL 8] Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Step Flanger-effect. (0~127)
STEP RATE [CTRL 6] Dit is de snelheid waarmee de toonhoogte (in stappen dus) gemoduleerd wordt. Als u een nootwaarde kiest, wordt de modulatie met de BPM gesynchroniseerd. (0.05~10.0 (Hz), )
82
Effecten en parameters
20. Short Delay
Deze Delay is volledig stereo, wat u dus de mogelijkheid geeft om betrekkelijk complexe herhalingen te programme­ren waarvan de stereobewegingen bovendien met de BPM kunnen worden gesynchroniseerd.
TIME L [CTRL 1]
Hiermee bepaalt u de vertraging tussen het originele sig­naal en de linker herhaling. (0.1~190)
TIME R [CTRL 2]
Hiermee bepaalt u de vertraging tussen het originele sig­naal en de rechter herhaling. (0.1~190)
HF DAMP [CTRL 3]
Hiermee bepaalt u de frequentie vanaf waar de hoge tonen uit het Delay-signaal worden gefilterd. Hoe klei­ner de waarde, hoe doffer het signaal wordt. Kies “BYPASS” als het Delay-signaal niet mag worden gefil­terd. (200~8000 (Hz), BYPASS)
FEEDBACK [CTRL 4]
Hiermee bepaalt u het aantal herhalingen. (0~+98 (%))
LOW GAIN [CTRL 5]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de lage tonen. (–15~+15)
HIGH GAIN [CTRL 6]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de hoge tonen. (–15~+15)
BALANCE [CTRL 7]
Hiermee bepaalt u de balans tussen het originele signaal en de Delay. “D100:0W” betekent dat u de Delay niet meer hoort. (D100:0W~D0:100W)
AUTO PAN [CTRL 8]
Met deze parameter kunt u zorgen dat de herhalingen in de maat van de muziek tussen het linker en rechter kanaal heen en weer gaan. (OFF, 2MES, 3MES, 4MES, 8MES, 16MES)
OUTPUT LEVEL [CTRL 9]
Bepaalt het uitgangsvolume van het Short Delay-effect. (0~127)
21. Auto PAN
Hiermee laat u het geluid automatisch heen en weer bewe­gen door het stereobeeld, eventueel synchroon met het tem­po of met een signaal dat veel lage frequenties bevat (bv. de basdrum).
LFO TYPE [CTRL 1] Hiermee kiest u de golfvorm die voor het panorama­effect wordt gebruikt. (TRI, TRP, SIN, SAW1, SAW2, SQR)
BASS SENS [CTRL 2] Via deze parameter kunt u zorgen dat noten met veel lage tonen (bas, basdrum) voor een verandering van de stereopositie zorgen:
OFF
MODE1
MODE2
DEPTH [CTRL 4] Hiermee bepaalt u de breedte van de links/rechts-bewe­gingen. (0~127)
RATE [CTRL 2] Hiermee bepaalt u hoe snel het signaal in het stereobeeld heen en weer beweegt. U kunt ook een nootwaarde of “MES”-optie kiezen om de bewegingen synchroon te laten lopen met de BPM. (0.1–10.0, , 2MES 3MES 4MES 8MES 16MES)
* Wanneer u BASS SENS op “MODE2” zet, houdt de MC-307
geen rekening met deze Rate-instelling.
LOW GAIN [CTRL 5] Dient voor het ophalen/afzwakken van de lage tonen. (–15~+15)
HIGH GAIN [CTRL 6] Dient voor het ophalen/afzwakken van de hoge tonen. (–15~+15)
OUTPUT LEVEL [CTRL 7] Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Auto Pan-effect. (0~127)
De verschuivingen worden bepaald door de Rate­parameter (zie verderop).
De Rate-snelheid (zie verderop) wordt bepaald door de basnoten.
De basnoten bepalen rechtstreeks de verschuiving in het stereobeeld.
Referentiehandboek
MC-307 — 83
Effecten en parameters
22. Feedback Pitch Shifter
Dit is een Pitch Shifter die voorzien is van een Feedback-lus, wat dus het gebruik van terugkoppeling (lees: herhalingen) toelaat. In eerste instantie is hij echter bedoeld voor het toe­voegen van een getransponeerde of ontstemde kopie aan het originele signaal.
COARSE [CTRL 1]
Hiermee bepaalt u het interval van de transpositie. Elke waarde komt overeen met een halve toon (en zo zitten er 12 in een octaaf). (–24~+12)
FINE [CTRL 2]
Hiermee kunt u het Pitch Shift-signaal ontstemmen. Met een kleine (positieve of negatieve) waarde zorgt u voor een natuurlijke zweving (alias Chorus). (–100~+100)
OUTPUT PAN [CTRL 3]
Hiermee bepaalt u de stereopositie van het Pitch Shift­signaal. (L64–63R)
PRE DELAY [CTRL 4]
Hiermee bepaalt u de vertraging tussen het originele sig­naal en de Pitch Shifter. (0.0~100)
MODE [CTRL 5]
Hiermee bepaalt u de kwaliteit van het getransponeerde geluid. Hoe groter de waarde, hoe beter de kwaliteit. Maar dat betekent ook dat het effect iets trager reageert (omdat er meer wordt gerekend). (1~5)
FEEDBACK [CTRL 6]
Hiermee bepaalt u het aantal herhalingen (d.w.z. het volume van het Pitch Shift-signaal dat nog eens naar het effect wordt gestuurd). (0~+98 (%))
LOW GAIN [CTRL 7]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de lage tonen. (–15~+15)
HIGH GAIN [CTRL 8]
Dient voor het ophalen/afzwakken van de hoge tonen. (–15~+15)
BALANCE [CTRL 9]
Hiermee bepaalt u de balans tussen het originele signaal en de Pitch Shifter. “D100:0W” betekent dat u de Pitch Shifter niet meer hoort. (D100:0W~D0:100W)
OUTPUT LEVEL [CTRL 10]
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Feedback Pitch Shifter-effect. (0~127)
23. Reverb
Dit is een galmeffect dat onafhankelijk van de “hoofd”­Reverb van de MC-307 werkt. U zou hem dus kunnen gebruiken om het geluid meer te variëren of om bepaalde Parts extra in de verf te zetten.
TYPE [CTRL 1] Zie blz. 72.
TIME [CTRL 2] Met deze parameter bepaalt u de lengte van de galm (wat dus een grotere ruimte simuleert). (0~127)
HF DAMP [CTRL 3] Hiermee bepaalt u hoeveel hoge tonen het galmsignaal bevat. Hoe kleiner de waarde, hoe ronder (doffer) de galm wordt. Kies "BYPASS" als u de hoge tonen niet wilt filteren. (200~8000 (Hz), BYPASS)
BALANCE [CTRL 4] Hiermee bepaalt u de balans tussen het originele signaal en het Reverb-effect. “D100:0W” betekent dat u de Reverb niet meer hoort. (D100:0W~D0:100W)
OUTPUT LEVEL [CTRL 5] Bepaalt het uitgangsvolume van het Reverb-effect. (0~127)
24. Gated Reverb
Deze galm sterft niet geleidelijk uit maar wordt abrupt uitge­schakeld.
TYPE [CTRL 1] Kies hier het type Gate Reverb dat u voor het betreffende nummer/patroon nodig hebt.
NORMAL Normaal Gate Reverb-effect.
REVERSE Galm die achterstevoren wordt weergegeven.
SWEEP1
SWEEP2
TIME [CTRL 2] Hiermee bepaalt u de lengte van de galm. (5~330)
BALANCE [CTRL 3] Hiermee bepaalt u de balans tussen het originele signaal en de Gate Reverb. “D100:0W” betekent dat u de Gate Reverb niet meer hoort. (D100:0W~D0:100W)
De galm schuift van het rechter naar het linker kanaal.
De galm schuift van het linker naar het rechter kanaal.
84
Effecten en parameters
OUTPUT LEVEL [CTRL 4]
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Gate Reverb-effect. (0~127)
25. Isolator
Ziehier een bijzonder krachtige Equalizer waarmee u de gewenste frequentiebanden kunt onderdrukken, terwijl een andere band wordt doorgelaten.
De Isolator-parameters werken bijzonder effectief, wanneer u ze als volgt gebruikt:
LOW Deze band voor basdrum/basklanken.
MID Deze band voor zang e.d.
HIGH
De Isolator komt het best tot zijn recht wanneer u hem samen met de [GRAB]-schakelaar gebruikt (zie rechts), omdat u de gekozen band dan afwisselend kunt in- en uitschakelen.
LOW GAIN [CTRL 1]
MID GAIN [CTRL 2]
HIGH GAIN [CTRL 3]
PAN [CTRL 4]
LEVEL [CTRL 5]
Deze band voor signalen met veel hoge tonen (cymba­len e.d.)
Bepaalt hoe sterk de lage tonen moeten worden onder­drukt. (0~127)
Bepaalt hoe sterk de middentonen moeten worden onderdrukt. (0~127)
Bepaalt hoe sterk de hoge tonen moeten worden onder­drukt. (0~127)
Hiermee bepaalt u de stereopositie van het Isolator-sig­naal. (L64~0~63R)
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de Isolator. (0~127)
Meer details over de [GRAB]­schakelaar
Wat is de GRAB-schakelaar
Met deze schakelaar kunt u de effecten (Reverb, Delay, M-FX) in- en uitschakelen zonder meteen de menu’s van de MC-307 in te duiken. Deze schakelaar bestaat ook op de DJ-2000 Professional DJ Mixer van Roland. Aangezien de MC-307 echter meer effecten bevat, kunt u de [GRAB]­schakelaar nóg creatiever gebruiken.
Referentiehandboek
GRAB-standen
De [GRAB]-schakelaar heeft de volgende standen:
ON De effecten worden ingeschakeld.
OFF De effecten worden uitgeschakeld.
GRAB Zolang de schakelaar zich in deze stand bevindt, zijn de
effecten ingeschakeld. Laat u de schakelaar weer los, dan keert hij terug in de OFF-positie. Dit is dus de handigste stand voor het live toevoegen van effecten.
Zorgen dat de [GRAB]-schakelaar het gewenste effect beïnvloedt
Met de GRAB-parameter van het System-mode kunt u bepa­len welke effecten op de stand van de [GRAB]-schakelaar moeten reageren. U kunt gelijk welke combinatie kiezen.
1. Druk op de [SYSTEM]-knop.
2. Druk op de [F1 (SYS)]-knop.
3. Druk op de [F2 (LCD)]-knop.
4. Druk op de [F3 (GRAB)]-knop. Het display beeldt nu de
volgende pagina af:
5. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar het effect
dat u aan de [GRAB]-schakelaar wilt toewijzen (of waar­van u de toewijzing wilt verbreken).
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de instel-
ling ON (toegewezen) of OFF (niet toegewezen).
7. Druk op de [EXIT]-knop om deze pagina weer te verla-
ten.
MC-307 — 85
Effecten en parameters
Met deze parameter bepaalt u enkel of het betreffende effect ook via de [GRAB]-schakelaar kan worden in- en uitgeschakeld. Dit is echter geen “echte” schakelaar. U moet de effecten dus eerst “echt” inschakelen alvo­rens ze met de [GRAB]-schakelaar te kunnen beïn­vloeden. Zie hiervoor blz. 71, 72 en 74.
SYSTEM: SOUND REVERB SW DELAY SW M-FX SW
Klankbron
GRAB SW
SYSTEM: GRAB REVERB DELAY M-FX
Uitgangen
86
6. Eigen patronen en Songs programmeren
Eigen patronen en Songs programmeren
Zelf patronen programmeren
Op de MC-307 kunt u op twee manieren patronen program­meren: door gewoon op te nemen wat u speelt (Realtime) of door de noten stap voor stap in te voeren (TR-REC).
Muziek opnemen zoals u ze speelt (Realtime)
Dit is de meest “natuurlijke” manier van opnemen, omdat alle noten, die u op het klaviertje of via MIDI speelt, worden opgetekend.
Werkwijze
Patroon kiezen
1. Druk op de [PTN]-knop om naar de Pattern-weergave-
pagina te gaan.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u voor de opname wilt gebruiken.
* Als het patroon al data bevat die u niet meer nodig hebt, moet u
het patroon eerst initialiseren. Zie hiervoor “Initialize” op blz. 134.
Part en Patch kiezen
3. Druk op de [PART SELECT]-knop.
4. Druk op de knop van de Part die u voor de opname wilt
gebruiken ([R], [1]~[7]).
5. Druk op de [F1 (PATCH)]-knop.
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een Patch
(of Rhythm Set) voor de Part (Rhythm Sets kunt u enkel voor de R-Part keizen).
Voorbereiding van de opname
7. Druk op de [REC]-knop. Het display ziet er nu als volgt
uit:
8. Druk op [F2 (REALTIME)]. Nu beeldt het display de
“REALTIME REC STANDBY”-pagina af.
Hier kunt u een aantal belangrijke dingen voor de opna­me instellen.
9. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar de para-
meter die u wilt instellen.
10. Stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de beno-
digde waarde in.
Realtime REC-parameters:
BEAT: Hiermee kiest u de maatsoort van het patroon. 2/4~7/4, 5/8~7/8, 9/8, 12/8, 9/16, 11/16, 13/16, 15/16, 17/16, 19/16
* De maatsoort kan enkel voor blanco patronen worden ingesteld.
MEASURE LENGTH: Hiermee bepaalt u de lengte van het patroon. (1~32)
* Deze parameter kunt u ook gebruiken om een reeds bestaand
patroon langer te maken. Hij laat echter niet toe om patronen in te korten. (Gebruik DELETE om een patroon in te korten. Zie blz. 97.)
BPM: Hiermee bepaalt u het basistempo van het geselec­teerde patroon. (U kunt het tempo ook later nog veran­deren door het weergavetempo anders in te stellen en het patroon opnieuw op te slaan. Zie blz. 52.) (20.0~240.0)
COUNT IN: Stel hier in of en hoeveel maten de MC-307 moet aftellen alvorens de opname te starten. Als u WAIT NOTE kiest, begint de opname, zodra u een noot speelt. (OFF, 1, 2, WAIT NOTE)
METRONOME: Stel hier in wanneer de metronoom moet klinken. Waarschijnlijk kiest u in de regel REC ONLY.
OFF De metronoom klinkt nooit.
ON
REC ONLY De metronoom klinkt tijdens de opname.
PLAY&REC
LOOP REST: Als u hier ON kiest, voegt de MC-307 aan het einde van een patroon telkens een blanco maat in. (Tijdens de opname wordt het gekozen patroon name­lijk voortdurend herhaald.) Op die manier bent u er zeker van dat er niet teveel noten worden opgenomen eens u helemaal uit uw dak gaat…
INPUT QTZ TIMING: Met deze parameter bepaalt u hoe nauwkeurig de timing van uw noten tijdens de opname wordt gecorrigeerd. Bepalend hiervoor is de Template-instelling (zie hieronder). Wanneer u hier “100%” kiest, worden alle noten naar een INPUT QTZ TEMPLATE-positie verschoven. (0~100 (%))
INPUT QTZ TEMPLATE: Kies hier de kortste nootwaar­de die u gaat spelen (of OFF om de opname niet te quan­tiseren). Speelt u namelijk toch kortere noten, dan komen die niet op de juiste plaats terecht. (OFF, )
* Ook hier kunt u nog een andere Patch voor de actieve Part selecte-
ren (zie ook verderop voor meer details). Als dat niet nodig is, kunt u meteen met stap 11 vervolgen.
* U kunt een patroon ook na de opname nog quantiseren (zie
blz. 100). Activeer de quantisering dus enkel als u denkt dat u het anders niet redt.
De metronoom klinkt zelfs wanneer de weer­gave/opname gestopt is.
De metronoom klinkt tijdens de weergave en opname.
Referentiehandboek
MC-307 — 87
Eigen patronen en Songs programmeren
Opname
11. Druk op de [PLAY]-knop om de opname te starten.
Speel vervolgens op het klaviertje of op het aangesloten MIDI-instrument. (Diens MIDI OUT-connector moet u aansluiten op de MIDI IN-connector van de MC-307.)
* Zodra de MC-307 de laatste maat bereikt, keert hij terug naar de
eerste maat. (Hebt u LOOP REST geactiveerd, dan wacht hij eerst een maat.) U kunt dan bijkomende noten opnemen.
12. Druk op de [STOP]-knop om de opname te stoppen.
Patch kiezen voor de opname
a. Patch uit een lijst kiezen
Op de REC-pagina kunt u de u op de volgende manier een andere Patch kiezen:
1. Druk op de [F1 (PACH)]-knop.
2. Druk op de [F1 (LIST)]-knop om een lijst met alle Patches
op te roepen:
Andere handige opnamefuncties
Part- en effectinstellingen op de REC­pagina
U kunt de Part- en effectinstellingen ook tijdens de Realtime­opname veranderen en zo voor meer variatie voor het patroon zorgen.
1. Start de Realtime-opname (blz. 87).
2. Druk op de [F2 (STUP)]-knop.
Op deze pagina kunt u nu de parametergroep kiezen die u wilt wijzigen. Meer details over deze parameters vindt u op de vermelde bladzijden.
• [F1 (PART)]: Part-parameters (blz. 55)
• [F2 (REV)]: Reverb-parameters (blz. 71)
• [F3 (DLY)]: Delay-parameters (blz. 72)
• [F4 (M-FX)]: M-FX-parameters (blz. 74)
* Alle wijzigingen, die u tijdens de opname doorvoert, worden als
zodanig opgenomen. Maar opgelet: u kunt tijdens de Realtime­opname geen ander TYPE kiezen voor Reverb, Delay of M-FX.
* Als u de instellingen wel wilt gebruiken, maar niet opnemen –of
eerst eens wilt oefenen, zie dan hieronder.
3. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een Patch.
4. Bevestig uw keuze door op de [ENTER]-knop te druk-
ken. U keert nu terug naar de display-pagina van stap 1.
b. Patch uit een categorie kiezen
Ziehier wat u kunt doen om de benodigde Patch sneller te vinden:
1. Druk op de [F1 (PACH)]-knop.
2. Druk op de [F2 (CATG)]-knop. Het display beeldt nu de
“CATETORY GROUP SELECT”-pagina af.
3. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de catego-
rie met Patches waar u er één uit wilt kiezen.
4. Druk op de functieknop ([F1]~[F4]) onder de naam van
de benodigde categorie om een Patch-lijst van die catego­rie op te roepen.
5. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een Patch.
6. Druk op de [EXIT]-knop om terug te keren naar de REC-
pagina.
REC Rehearsal: eerst oefenen
De MC-307 laat toe om de Realtime-opname tijdelijk te deac­tiveren zonder ze te stoppen. Zo kunt u een loopje of instel­lings-sequens eerst even oefenen, terwijl het patroon gewoon doorloopt. Eens u de juiste vingerzetting/handeling te pak­ken hebt, kunt u de Rehearsal-functie weer uitschakelen en het loopje e.d. meteen opnemen.
1. Zie de stappen 1~7 onder “Muziek opnemen zoals u ze
speelt (Realtime)” op blz. 87 om de opname te starten.
2. Druk tijdens de opname op de [REC]-knop.
De [REC]-indicator knippert om duidelijk te maken dat u nu even kunt oefenen. Het display ziet er als volgt uit:
Oefen nu wat u zo meteen wilt opnemen.
3. Druk nog een keer op de [REC]-knop om de Rehearsal-
functie weer uit te schakelen.
4. Neem de muziek e.d. op.
Tijdens de opname een andere Part kiezen
Tijdens de Realtime-opname kunt u ook andere Parts kiezen, zodat u eerst de drums, dan de bas e.d. kunt opnemen zon­der de opname te stoppen. Dat werkt beduidend sneller…
1. Start de Realtime-opname (zie blz. 87).
2. Druk op de knop van de Part ([R], [1]~[7]) die u wilt
opnemen en begin te spelen. De nieuwe noten worden nu voor die Part opgenomen.
88
Eigen patronen en Songs programmeren
3. Druk vervolgens op een andere Part-knop om daarvoor
noten op te nemen.
Noten van de Arpeggiator opnemen
Als u het graag rustig aan doet, kunt u tijdens de opname de Arpeggiator inschakelen en hem de noten laten spelen die u voor een Part wilt opnemen.
1. Druk op de [ARP]-knop om de Arpeggiator in te schake-
len en voer alle benodigde instellingen uit (zie “Arpeggi­ator gebruiken” op blz. 62).
2. Druk op de [HOLD]-knop.
3. Speel een akkoord (of enkelvoudige noten). U hoeft elke
toets maar even in te drukken, omdat de Arpeggiator gewoon blijft spelen.
4. Druk op de [REC]-knop. De MC-307 kiest nu de stand
“klaar voor de opname” (Standby).
5. Druk op de [PLAY]-knop om de opname te starten. De
Arpeggiator begint nu aan het begin van maat 1 te spelen en zijn noten worden opgenomen.
6. Druk op de [STOP]-knop, zodra alle noten opgenomen
zijn.
7. Druk op de [ARP]-knop om de Arpeggiator weer uit te
schakelen.
Bewegingen van de regelaars opnemen
Ook de bewegingen van de toewijsbare regelaars en CUTOFF/RESONANCE/LFO kunt u opnemen. Doe dit ech­ter alleen als u achteraf niet van plan bent om tijdens de weergave nog eens met de regelaars te spelen – anders heeft de MC-307 namelijk moeite met het berekenen van de beno­digde waarden. (Bovendien worden de opgenomen regelaar­instellingen bij het live-gebruik van de regelaars niet weerge­geven.)
1. Druk op de [PART SELECT]-knop.
2. Kies met [R], [1]~[7] de Part waarvoor u regelaar-instel-
lingen wilt opnemen.
3. Start de opname (zie blz. 87).
4. Doe “uw ding” met de regelaars – alles wordt opgeno-
men.
5. Druk op de [STOP]-knop, zodra alle bewegingen opge-
nomen zijn.
* De volgende parameters kunt u tijdens de opname niet beïnvloe-
den (omdat die instellingen als “statische” waarden aan het begin van een patroon worden opgenomen): Reverb Type, Delay Type, M-FX Type.
Realtime Erase: data al tijdens de opname wissen
Als u tijden de opname een noot teveel speelt of te hevig aan de regelaars draait e.d., kunt u dat meteen rechtzetten door als volgt te werk te gaan:
1. Druk op de [PART SELECT]-knop.
2. Kies nu met [R], [1]~[7] de Part waarvoor u data wilt wis-
sen.
3. Start de Realtime-opname van de MC-307 (zie blz. 87).
4. Druk op de [F3 (ERAS)]-knop. De MC-307 activeert nu
de Realtime Erase-mode:
5. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het data-
type dat moet worden gewist.
* Om de data van een regelaar te wissen, moet u er even aan draai-
en.
ALL
NOTE Er worden enkel noten gewist.
PC
CC Alle controlecommando’s.
BEND Er worden enkel Pitch Bend-data gewist.
P-AFT Polyfone Aftertouch.
C-AFT Kanaal-Aftertouch.
SYS-EX SysEx-commando’s.
TEMPO Tempowijzigingen (BPM)
MUTE Aan/uit-commando’s voor de Part (Mute).
CC#00~
CC#127
* Voor NOTE kunt u op twee manieren te werk gaan: (a) drukt u op
[REC] (zie verderop), dan worden alle noten in het betreffende gebied gewist; (b) drukt u op één of twee Pads van het klaviertje/ MIDI-klavier, dan worden hetzij enkel de gekozen noot, hetzij alle noten in het afgebakende bereik gewist. Voorbeeld: als u op de C2 en de G2 drukt, worden alle noten tussen de C2 en G2 gewist – maar enkel zo lang u [REC] ingedrukt houdt.
Regelaar-parameters die u kunt kiezen: Zoals gezegd, moet u even aan een regelaar draaien om hem te selecte­ren. Hier praten we over de volgende regelaars: [CUTOFF], [RESONANCE], [DEPTH] en de toewijsbare regelaars 1~4. U kunt echter ook op de [FILTER]- of [LFO1]-knop drukken om die parameter te wissen.
* Meer details over de toewijsbare parameters vindt u op blz. 60.
6. Houd, op de plaats waar u de gekozen data wilt wissen,
de [REC]-knop ingedrukt.
Alle data van de geselecteerde Part worden gewist.
Er worden enkel programmakeuze-com­mando’s (voor het kiezen van Patches/ Rhythm Sets) gewist.
Waarden voor het gekozen controlecom­mando.
Referentiehandboek
MC-307 — 89
Eigen patronen en Songs programmeren
7. Druk op [F3 (EXIT)] of [EXIT] om weer naar de Realtime
REC-mode terug te keren.
Mute Control: aan/uit-status van de Parts opnemen
U kunt het aan/uit-zetten van de Parts ook opnemen. Dit is waarschijnlijk de snelste manier om een “nieuw” patroon op te nemen: kies er gewoon één dat al data bevat en begin te stoeien met de aan/uit-status van de Parts.
Deze MUTE-data worden op een speciaal spoor opgenomen dat MUTE CTRL heet. Dit kunt u activeren (Mutes worden gehanteerd) en deactiveren (Mutes uit) door op de [RHYTHM PART VIEW]-knop te drukken. Voorwaarde hier­voor is echter dat u deze knop eerst als “MUTE CTRL”-knop definieert:
MUTE CTRL-functie toewijzen
1. Druk op de [SYSTEM]-knop.
2. Druk op de [F1 (SYS)]-knop.
3. Druk op de [F3 (SEQ]-knop.
4. Druk op de [F4 (PRM4)]-knop.
5. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar “RHY
VIEW”.
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] “MUTE
CTRL”. Nu doet de [RHYTHM PART VIEW]-knop dienst als MUTE CTRL-knop voor de opname.
BPM-veranderingen opnemen
Hoewel dit niet echt slim is, kunt u ook tempowijzigingen voor patronen opnemen.
Ook deze BPM-waarden belanden op het MUTE CTRL-spoor (waar ook de Mute-data worden opgenomen). De bediening is trouwens dezelfde als voor het opnemen van de aan/uit­status. Zie dus de linker kolom.
Tempowijzigingen kunt u instellen met de [VALUE]-rege­laar, [DEC] [INC] en de [TAP]-knop. Dit zijn echter wijzigin- gen van het basistempo. Hoe u dit laatste instelt en program­meert, komt u te weten onder “Muziek opnemen zoals u ze speelt (Realtime)” op blz. 87.
* Tempowijzigingen van de TURNTABLE EMULATION-Fader
worden niet opgenomen.
* Zie “Micro Edit: enkele data editen” op blz. 93 als u maar één
tempowijziging wilt programmeren die zich bovendien op een wel­bepaalde plaats moet bevinden.
Vergeet niet uw patroon op te slaan! Zie blz. 37.
Aan/uit-status opnemen
7. Druk op de [PTN]-knop.
8. Druk op de [REC]-knop.
9. Druk op de [F2 (REALTIME)]-knop. Het display beeldt
nu de “Realtime REC Standby”-pagina af.
10. Druk op de [PART SELECT]-knop.
11. Druk op de [RHYTHM PART VIEW]-knop.
(Hiermee selecteert u het MUTE CTRL-spoor voor de opname van de “Mutes”.)
12. Druk op de [PLAY]-knop om de opname te starten.
13. Druk op de [PART MUTE]-knop.
14. Gebruik de knoppen [R], [1]~[7] voor het in- en uitscha-
kelen van de Parts.
15. Druk op de [STOP]-knop als u alle “Mutes” opgenomen
hebt.
* Herhaal de stappen 1~6 om weer de “NORMAL”-functie voor de
[RHYTHM PART VIEW]-knop te kiezen.
90
Eigen patronen en Songs programmeren
3
3
SCALE
11 2 3 4 5 6 7 8 9 1010 1111 1212 1313 1414 1515 1616
1 2 3 4 5 6 7 8 9 1010 1111 1212 1313 1414 1515 1616
1 2 3 4 5 6 7 8 9 1010 1111 1212
1 2 3 4 5 6 7 8 9 1111 1212
16
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
TR-REC: stap voor stap opnemen
Wat is TR-REC?
“TR-REC” is een opnamemanier waar u alle benodigde noten stap voor stap invoert (op een sequencer heet dit in de regel “Step Time” of iets in die zin). In dit geval duidt u met de Pads de plaatsen aan waar er een noot moet worden inge­voerd. Wanneer een indicator van een Pad oplicht, bevindt er zich op de betreffende plaats een nootcommando. Druk nog een keer op die Pad om het betreffende commando weer te wissen (de indicator dooft dan weer).
U raadt het al: deze methode is handig voor wie niet zo goed met een klavier uit de voeten kan of voor het programmeren van loopjes die niemand kan spelen.
TR-REC voor de Rhythm-Part
U hebt al een drumpartij geprogrammeerd (zie blz. 28), dus gaan we hier iets sneller doorheen en wijzen we alleen op dingen u nog niet weet.
1. Druk op de [PART SELECT]-knop.
2. Druk op de [R]-knop.
3. Druk op de [F1 (PATCH)]-knop.
4. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] een
Rhythm Set.
5. Druk op de [PTN]-knop.
6. Druk op de [REC]-knop om de volgende pagina op te
roepen:
7. Druk op de [F3 (TR-REC]-knop om naar de “TR-REC
STANDBY”-pagina te gaan:
11. Kies met de [SCALE]-knop de resolutie, d.w.z. het aantal
mogelijke stappen per maat:
: Elke Pad ([1]–[16]) is aan een zestiende noot toegewe-
zen. En daarvan zijn er 16 in een 4/4-maat.
•: Elke Pad is aan een tweeëndertigste noot toegewezen. Aangezien er maar 16 Pads zijn, betekent dit dat ze tel­kens overeenkomen met de eerste (1, 2) of laatste twee tellen (3, 4) van een 4/4-maat.
3
: De Pads [1]~[12] zijn toegewezen aan de twaalf acht­ste triolen die u per 4/4-maat kunt invoeren. (Triolen zijn nootgroepen waarvan er drie in de tijd van twee moeten worden gespeeld, wat voor een “walsachtig” rit­me zorgt).
3
: De Pads [1]~[12] zijn telkens toegewezen aan twee tellen (1/2 of 3/4) van een 4/4-maat. Hiermee kunt u zestiende triolen programmeren.
12. Druk op de [TR-REC]-knop (indicator moet doven).
Nu doen de Pads weer dienst als klaviertoetsen waarmee u noten kunt spelen.
(Voorbeeld) Wanneer OCT= "–1"
SNARE
1 2 3 4 5 6 7 8 9 101011 121213131414151516
HI-HAT CRASH
Referentiehandboek
8. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar de para-
meter die u wilt instellen.
9. Kies de benodigde instelling met de [VALUE]-regelaar of
[DEC] [INC].
Beat, Measure Length, BPM:
Zie blz. 87. Deze parameters stelt u waarschijnlijk enkel voor een patroon in dat nog geen data bevat (de maat­soort kunt u trouwens enkel dan instellen).
10. Druk op de [PLAY]-knop om de “TR-REC”-pagina op te
roepen.
opgenomen data worden in een lus afgespeeld.
De MC-307 is nu klaar voor de TR-REC-opname. De al
KICK
TOM
13. Druk op de Pad van de drumklank (Rhythm Tone/noot)
die u wilt invoeren.
* Met [OCT –] en [OCT +] kunt u een ander octaaf en dus andere
drumklanken oproepen (deze klanken maken eveneens deel uit van de geselecteerde Rhythm Set).
* Een duidelijk overzicht van welke klanken aan welke Pads/toetsen
van een MIDI-klavier toegewezen vindt u vanaf blz. 163.
14. Eens u de juiste drumklank (bv. de basdrum) geselec-
teerd hebt, drukt u weer op de [TR-REC]-knop.
Nu dienen de Pads weer voor het bepalen van de plaat­sen waar u de zonet gekozen drumklank wilt horen (het aanduiden van de “stappen”).
MC-307 — 91
Eigen patronen en Songs programmeren
15. Stel met regelaar [3] onder het display de nootwaarde
van de in te voeren noten in:
16. Met regelaar [4] kunt u de daadwerkelijke lengte (die u
hoort) van de noten instellen. Voor drumklanken heeft dit niet zoveel zin, maar voor melodische partijen is dit van cruciaal belang.
Deze waarde wordt in verhouding tot de nootwaarde (zie stap (15)) aangegeven. “80%” betekent bv. dat de noot uiteindelijk iets korter wordt dan de gekozen noot­waarde. (Instelbereik: 5~200%)
17. Met regelaar [2] bepaalt u de aanslagwaarde (volume/
klankkleur) van de in te voeren noten. Door deze waarde te variëren zorgt u voor accenten – en dus voor een natuurlijkere partij. Hoe groter de waarde, hoe luider de in te voeren noten zullen zijn. (1~127)
18. Druk op de Pads die overeenkomen met de plaatsen
waar u de in stap (13) gekozen klank wilt horen. De indi­cators van de betreffende Pads lichten op.
* Om een noot weer te wissen, moet u nog een keer op de betreffende
Pad drukken om te zorgen dat zijn indicator weer dooft.
* Met [√√] en [®®] kunt u deel 1 of 2 van de maat (
de vorige/voorafgaande maat kiezen. Zie ook stap (11) voor de logica achter dit systeem.
19. Druk op de [STOP]-knop wanneer u alle noten inge-
voerd hebt.
of 3) c.q.
Het display beeldt nu een pagina af waar u nog bijko­mende noten voor een bepaalde positie kunt invoeren (om akkoorden te programmeren), maar waar u ook de toonhoogte van de gespecifieerde noot kunt verande­ren:
De Pads dienen nu enkel voor het bepalen van de toon­hoogte (dus niet meer van de positie waar er zich noten moeten bevinden).
6. Nu kunt u verschillende dingen doen:
Noot wissen: Druk zo vaak op [OCT –] of [OCT +] tot één van de Pads begint op te lichten. Dat is de noot die u in stap (5) geselecteerd hebt. Druk op die Pad om de noot te wissen.
* Druk op [F1 (CLR)] om alle noten op die plaats (akkoord) te wis-
sen.
Toonhoogte veranderen: Wis eerst de eerder ingevoer­de noot (zie hierboven) en druk dan op de Pad van juiste toonhoogte.
Akkoord invoeren: Druk op de Pads van de noten die zich op dezelfde plaats moeten bevinden als de eerder ingevoerde noot. Die klinken dan samen – en dat noem je een akkoord.
TR-REC voor de Parts 1~7
De TR-REC-procedure voor melodische partijen is in wezen dezelfde als voor het programmeren van een R-partij. Een belangrijke bijkomende stap is echter dat u de toonhoogte van de ingevoerde stappen moet bepalen, omdat alle noten eerst op dezelfde toonhoogte worden opgenomen. Ook hier gaan we wat sneller te werk, omdat u op blz. 33 een praktijk­voorbeeld vindt.
1. Zie de stappen (1)~(19) onder “TR-REC voor de Rhythm-
Part” op blz. 91, maar kies wel een melodische Part ([1]~[7]) en wijs daar de benodigde Patch aan toe.
Een typische display-pagina ziet er als volgt uit:
2. Druk op de [PTN]-knop en vervolgens op de [REC]-knop
om naar de “REC MODE SELECT”-pagina te gaan.
3. Druk op de [F3 (TR-REC)]-knop om naar de “TR-REC
STANDBY”-pagina te gaan.
4. Druk op de [PLAY]-knop. Het display beeldt nu de
“TR-REC”-pagina af.
5. Houd [F3 (VIEW)] ingedrukt, terwijl u op de Pad
([1]~[16]) van een eerder ingevoerde noot drukt waarvan u nu de toonhoogte wilt veranderen.
* Met [CURSOR (rechts)] kunt u naar de volgende positie gaan die
een noot bevat. Met [CURSOR (links)] gaat u naar de vooraf­gaande positie die een noot bevat.
7. Druk op de [EXIT]-knop om terug te keren naar de
“TR-REC”-pagina.
8. Herhaal de stappen (5)~(7) om de toonhoogte van de
overige ingevoerde noten naar wens in te stellen.
9. Druk op de [STOP]-knop eens u alle noten ingevoerd en
gecorrigeerd hebt.
92
Eigen patronen en Songs programmeren
U weet ondertussen dat u vóór het invoeren van noten de toonhoogte ervan moet bepalen. Die wordt dan rechtsboven afgebeeld. Als u tijden het programmeren van een TR-REC-frase (d.w.z. de posities) al de toon­hoogte verandert (om dat niet achteraf te moeten doen (zie de stappen (5)~(7) op blz. 92), lichten enkel de indi­cators van de Pads op die noten bevatten voor de momenteel gekozen toonhoogte. Om de posities voor andere toonhoogtes te zien, moet u die toonhoogte tel­kens kiezen (zie de stappen (12) en (13) op blz. 91) – en dan lichten waarschijnlijk andere Pads op. Ziehier een voorbeeld:
Als u bv. deze frase geprogrammeerd hebt…
C2 C2 A#1 G1
…zien de Pads er als volgt uit:
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 141415 16
C2
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 141415 16
A#1
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 141415 16
G1
Vergeet niet uw patroon op te slaan! Zie blz. 37.
: licht op
Micro Edit: enkele data editen
Na het opnemen van een patroon kunt u nog kleine correc­ties doorvoeren om te zorgen dat het patroon helemaal per­fect klinkt. Omdat we hier over individuele commando’s (of “Events”) zitten te praten, heet deze mode “Microscope”.
Ook hier geldt dat de wijzigingen weer worden gewist wan­neer u de MC-307 uitschakelt – tenzij u het patroon natuurlijk opslaat alvorens de MC-307 uit te zetten (zie blz. 37).
Basisbediening
Ziehier hoe u te werk moet gaan om de data van een patroon op “microscopisch niveau” te editen:
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u wilt editen.
3. Druk op de [F3 (EDIT]-knop om naar de “PATTERN
EDIT”-pagina te gaan.
4. Druk op de [F3 (MICRO SCOPE)]-knop.
5. Druk zo vaak op de [CURSOR (links)]-knop tot een hele
regel zwart wordt afgebeeld.
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de positie
die het Event bevat dat u wilt wijzigen. (Hiervoor kunt u ook [CURSOR (op)]/[CURSOR (neer)] gebruiken.)
7. Selecteer de te wijzigen parameter (één van de vier
kolommen) met [CURSOR (rechts)] of [CURSOR (links)].
8. Stel de nieuwe waarde in met de [VALUE]-regelaar of
[DEC] [INC].
Referentiehandboek
Data die u kunt editen
In de Microscope-mode kunt u de volgende 9 MIDI-com­mando’s bekijken en editen:
(Noten)
Deze commando’s zorgen ervoor dat er noten worden gespeeld. Dit zijn “samengestelde commando’s” die de vol­gende elementen bevatten:
• Nootnaam: C-1~G9 (2e kolom)
• Aanslagwaarde: 1~127 (3e kolom)
• Duur: 00 - 01~99-00 (4e kolom)
* De nootnaam en aanslagwaarde kunt u ook via MIDI corrigeren
(door de juiste toets hard of zacht genoeg in te drukken).
MC-307 — 93
Eigen patronen en Songs programmeren
CC (controlecommando’s)
Dit zijn MIDI-commando’s die in de regel voor versieringen worden gebruikt (modulatie, Portamento, panorama e.d.). Op de MC-307 zelf kunt u dit soort commando’s vooral via de regelaars programmeren. Via MIDI kunt u nog meer con­trolecommando’s opnemen.
* Zie “Verzonden/ontvangen MIDI-commando’s” op blz. 196 voor
de gehanteerde controlecommando’s, evenals “MIDI Implementa­tion” op blz. 194 in de Engelstalige handleiding.
Instelbereik:
• CC#: 0~127 (controlenummer)
• Waarde: 0~127
PC (programmakeuze)
Deze commando’s dienen voor het kiezen van Patches (elke Patch heeft een apart programmanummer). Zie ook het over­zicht op blz. 158. (PC#: 1~128)
BEND (Pitch Bend)
Dit zijn MIDI-commando’s die de toonhoogte van de gespeelde noten tijdelijk veranderen (voor trombone-achtige glijeffecten e.d.). (–8192– +8191)
P-AFT (polyfone Aftertouch)
Slaat op de Aftertouch die voor elke noot apart kan worden verzonden. Het klaviertje van de MC-307 genereert ze niet, maar u kunt ze wel via MIDI sturen. Maar opgelet: deze commando’s nemen veel plaats in en hebben maar zelden een echt muzikaal belang (d.w.z. een bewuste toepassing).
Instelbereik:
• Noot: C-1~ G9
• Waarde: 0~127
C-AFT (kanaal Aftertouch)
Dit is de “sobere” uitvoering van de polyfone Aftertouch: hier wordt telkens maar één waarde per kanaal/Part gehan­teerd (namelijk de grootste). Ook deze commando’s kan de MC-307 enkel via MIDI ontvangen. (0~127)
TEMPO (tempoveranderingen)
Met deze data kan het tempo (BPM) van een patroon veran­derd worden. Deze commando’s maken deel uit van het MUTE CTRL-spoor (zie ook blz. 90). (20.0 ~240.0)
* (Mute)
Ziehier de commando’s waarmee de Parts (R, 1~7) en de Rhythm Mute-groepen kunnen worden in- en uitgeschakeld. Ook deze data bevinden zich op het MUTE CTRL-spoor. Deze data
Instelbereik: Parts: PART R, PART1~PART 7, BD, SD, HH, CLP, CYM, TOM/PERC, HIT, OTHERS Mogelijkheden: OFF, ON
SYS-EX (System Exclusive)
Ziehier MIDI-commando’s waarmee parameters van de MC-307 kunnen worden ingesteld. Met uitzondering van de MC-505 (en de JX-305) begrijpt geen enkel ander instrument wat deze commando’s betekenen (vandaar “Exclusive”). Aanvankelijk wordt enkel het begin van een dergelijk com­mando afgebeeld. Druk op de [CURSOR (rechts)]-knop om de volledige “string” te kunnen controleren en/of wijzigen.
SysEx-commando’s beginnen altijd met “F0” en eindigen op “F7” – en dit zijn hexadecimale waarden (lekker ingewik­keld).
* De MC-307 kan SysEx-commando’s van de MC-505 ontvangen.
Omdat het Patch-aanbod van deze laatste echter verschilt, lukt het tegenovergestelde niet altijd.
Werkwijze
1. Roep de Microscope-pagina op (blz. 93) en breng de cur-
sor met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] naar de SysEx-string die u wilt editen.
2. Druk herhaaldelijk op [CURSOR (rechts)]. Het display
ziet er nu als volgt uit:
3. Breng de cursor met [CURSOR (links/rechts)] naar de
waarde die u wilt veranderen.
4. Stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de
gewenste waarde in.
Hiervoor zou u ook de Pads kunnen gebruiken. De hexa­decimale cijfers (en letters gelden hier eveneens als cij­fers) zijn aan de volgende toetsen Pads toegewezen:
1234567890ABCDEF
5. Druk op [F4 (OK)] om de nieuwe string te bevestigen.
Het display keert nu terug naar de Microscope-pagina. Wilt u de nieuwe string toch niet gebruiken, dan moet u op de [EXIT]-knop drukken.
* “F0” aan het begin en “F7” aan het einde kunt u niet wijzigen.
* Druk op [F2 (INS)] om op de plaats van de cursor een nieuwe byte
in te voegen. (U zou de cursor echter ook naar “F7” kunnen bren­gen en via het klaviertje een andere waarde kunnen invoeren. Daarmee maakt u een nieuwe byte aan – en “F7” verhuist één vakje verder naar rechts.)
* Met [F3 (DEL)] kunt u de door de cursor aangeduide byte wissen.
Checksum
Sommige Roland-instrumenten (die Roland Type IV­commando’s hanteren) aanvaarden SysEx-commando’s enkel wanneer de Checksum ten eerste ingevuld wordt en ten tweede klopt. Deze waarde moet zich net vóór de “F7”-byte bevinden. De MC-307 berekent dit getal auto­matisch, zodat u voor de betreffende byte gelijk welk getal kunt invoeren (maar de positie moet er wel zijn). Zie “Auto Checksum” op blz. 127 als de Checksum niet wordt berekend.
94
Eigen patronen en Songs programmeren
Bestaande waarden wijzigen
Laten we eerst kijken hoe u reeds opgenomen Events (data) kunt wijzigen (om bv. van een F4 een F#4 te maken, de aan­slagwaarde te wijzigen e.d.):
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u wilt editen.
3. Druk op de [F3 (EDIT]-knop om naar de “PATTERN
EDIT”-pagina te gaan.
4. Druk op de [F3 (MICRO SCOPE)]-knop.
5. Kies met [CURSOR (op/neer)] het Event dat u wilt edi-
ten.
6. Breng de cursor met [CURSOR (links/rechts)] naar de
waarde die u wilt wijzigen (hier bv. de aanslagwaarde).
7. Wijzig de waarde met de [VALUE]-regelaar of [DEC]
[INC].
Nieuwe Events invoegen (Insert)
Bent u een noot vergeten of wilt u bv. de waarde voor het modulatiecommando (CC01) weer op 0 zetten? Voeg dan een Event in en ken er de benodigde status en waarde aan toe:
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u wilt editen.
3. Druk op de [F3 (EDIT]-knop om naar de “PATTERN
EDIT”-pagina te gaan.
4. Druk op de [F3 (MICRO SCOPE)]-knop.
5. Breng de cursor met [CURSOR (links/rechts)] naar de
positie-aanduiding (linker kolom): maat - tel - Clock.
6. Stel de positie van het in te voegen Event in met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC].
7. Druk op de [F1 (INS)]-knop. Nu verschijnt de pagina
waar u de aard van het in te voegen Event kunt kiezen.
Voorbeeld 1: noot invoegen (Part R of 1~7).
Voorbeeld 2: SysEx-data invoegen op het MUTE CTRL­spoor.
Voor een Part ([R], [1]~[7] kunt u de volgende comman­do’s invoegen:
NOTE Nootcommando
PC Programmakeuze
CC Controlecommando
BEND Pitch Bend
P-AFT Polyfone Aftertouch
C-AFT Kanaal-Aftertouch
Voor het MUTE CTRL-spoor kunt u de volgende com­mando’s invoegen:
SYS-EX SysEx-commando’s
TEMPO Tempowijzigingen
MUTE
* Wanneer u SYS-EX kiest, ziet het display er ongeveer als volgt
uit. Voer dus alle benodigde hexadecimale waarden in en bevestig door op de [ENTER]-knop te drukken. Dit laatste zorgt ervoor dat er een bijkomende byte wordt ingevoegd. (Zie ook “Werkwijze” op blz. 94.)
9. Stel alles naar wens in en druk dan op de [F4 (OK)]-knop.
Aan/uit-status (Mute) van de Parts of Rhythm Mute-groepen
Events wissen (Delete)
Events wissen gaat heel gemakkelijk: u selecteert er één en u drukt op de [F2 (DEL)]-knop. Zie “Bestaande waarden wijzi­gen” voor het selecteren van het te wissen Event.
Move Event: Events verschuiven
Met Move Event kunt u een bestaand Event naar een andere plaats brengen (of bv. zorgen dat de programmakeuze pre­cies op het gewenste moment wordt uitgevoerd).
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u wilt editen.
3. Druk op de [F3 (EDIT]-knop om naar de “PATTERN
EDIT”-pagina te gaan.
4. Druk op de [F3 (MICRO SCOPE)]-knop.
5. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar het Event
dat u wilt verschuiven.
6. Druk op [F3 (MOVE)]-knop.
Referentiehandboek
8. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het in te
voegen datatype:
MC-307 — 95
Eigen patronen en Songs programmeren
7. Breng de cursor met [CURSOR (links/rechts)] naar de
eenheid die u wilt veranderen (maat-tel-Clock/bv. 1-1-
00) en stel de positie in met [CURSOR (op/neer)]-knop­pen.
8. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het Event wordt nu ver-
schoven.
View: enkel de benodigde data bekijken
Na het programmeren van een patroon wordt u in de Microscope-mode waarschijnlijk overstelpt met Events – en voor het editen kan het flink lastig zijn als u telkens een hoop tijd moet steken in het zoeken van wat u wilt veranderen. Daarom kunt u de weergave van de reeds geprogrammeerde data ook filteren – en dus zorgen dat er maar één datatype wordt afgebeeld:
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Druk op de [F3 (EDIT]-knop om naar de “PATTERN
EDIT”-pagina te gaan.
3. Druk op de [F3 (MICRO SCOPE)]-knop.
4. Druk op de [F4 (VIEW)]-knop.
5. Breng de cursor met [CURSOR (op/neer)] naar het data-
type dat u wel nog wilt zien:
Note, Program Change, Control Change, Pitch Bend, Poly After, Channel After, SYS-EX, Tempo, MUTE (zie ook de vorige pagina)
6. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] “ON”
voor data die u wilt zien en “OFF” voor de datatypes die u even niet nodig hebt.
7. Druk op de [EXIT]-knop.
De Microscope-pagina beeldt nu enkel de datatypes af waarvoor u ON gekozen hebt. (De overige data hoort u nog wel, maar u ziet ze tijdelijk niet meer.)
Vergeet niet uw patroon op te slaan! Zie blz. 37.
Track Edit: sporen wijzigen
Naast de Microscope-mode bevat de MC-307 nog een aantal andere functies waarmee u de patronen kunt wijzigen. Hier kunt u trouwens patronen wijzigen, kopiëren of de Parts van verschillende patronen combineren tot een nieuw patroon.
Vergeet niet uw patroon op te slaan! Zie blz. 37.
Pattern-data kopiëren (Copy)
U kunt fragmenten van één patroon naar een ander kopiëren:
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het te
kopiëren patroon.
3. Druk op de [F3 (EDIT)]-knop.
4. Druk op de [F2 (TRACK EDIT)]-knop.
5. Kies met [CURSOR (links/rechts)] de pagina waar
“COPY” wordt afgebeeld.
6. Druk op de [F1 (COPY)]-knop. Het display ziet er nu als
volgt uit:
7. Druk op de knop van de Part ([R], [1]~[7]) wiens data u
wilt kopiëren. (U kunt ook verschillende Parts tegelijk selecteren.)
* Kiest u hier MUTE CTRL (door op [RHYTHM PART VIEW] te
drukken), dan wordt dit spoor ook als bestemming gekozen.
8. Breng de cursor naar “FROM” en stel met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] het nummer van de eerste te kopiëren maat in. (SETUP, 1~32 (max.))
* Als u “SETUP” kiest i.p.v. een maat, worden de instellingsdata
(effecten, tempo e.d.) van het patroon gekopieerd.
9. Breng de cursor naar “FOR” en stel met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] het aantal maten in dat moet worden gekopieerd. (1~31, ALL)
* Hebt u in stap (8) hierboven “SETUP” gekozen, dan moet u voor
FOR “–” instellen als u enkel de Setup-data wilt kopiëren.
10. Breng de cursor naar “STATUS” en kies met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het te kopiëren dataty­pe. (ALL, Note, PC, CC, BEND, P-AFT, C-AFT, SYS-EX, Tempo, Mute (zie ook blz. 95))
11. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Op de nu verschijnende
pagina kunt u alles instellen wat met de bestemming van de kopie te maken heeft:
96
12. Druk op de knop van de Part ([R], [1]~[7]) die achteraf de
kopie moet bevatten. Als u in stap (7) meerdere Parts gekozen hebt, hoeft u hier geen Parts te kiezen.
Eigen patronen en Songs programmeren
* Druk op [RHYTHM PART VIEW] om het MUTE CTRL-spoor
te selecteren.
13. Breng de cursor naar “PTN” en kies met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] het patroon dat de kopie moet bevatten. (P:001~P:710, U:001~U:200)
14. Breng de cursor naar “MEAS” en kies met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] de maat waar de kopie in het patroon van bestemming moet beginnen. (SETUP, 1~31 (max.), END)
15. Breng de cursor naar “MODE” en kies met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] wat er met de data moet gebeu­ren die zich op de plaats bevinden waar de gekopieerde data terecht komen (in het patroon van bestemming):
Kies MIX wanneer de gekopieerde data bij de reeds bestaande data moeten worden gevoegd. Kies REPL wanneer de kopie de data op de plaats van bestemming moet overschrijven.
16. Breng de cursor naar “TIMES” en stel met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] in hoe vaak de data moeten wor­den gekopieerd. (1~32)
17. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display vraagt u nu of
het commando mag worden uitgevoerd.
18. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop. De data worden gekopi-
eerd en het display beeldt weer de eerder gekozen pagi­na af.
* Voor “FOR” en “MEAS” kunt u enkel waarden instellen die er
niet toe leiden dat het patroon van bestemming meer dan 32 maten zou moeten bevatten. Dit kan namelijk niet.
* Kiest u meer dan één Part voor de kopie, dan wordt deze keuze
door het patroon van bestemming overgenomen. U kunt dus niet zelf bepalen naar welke Parts de data worden gekopieerd.
* U kunt geen data naar een patroon met een andere maatsoort kopi-
eren.
Data wissen (Erase)
Hiermee kunt u bepaalde (of alle) data van een patroon wis­sen zonder de lengte van het patroon aan te tasten.
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon waaruit u data wilt wissen.
3. Druk op de [F3 (EDIT)]-knop.
4. Druk op de [F2 (TRACK EDIT)]-knop.
5. Kies met [CURSOR (links/rechts)] de pagina waar
“ERASE” wordt afgebeeld.
6. Druk op de [F2 (ERAS)]-knop. Het display ziet er nu als
volgt uit:
7. Kies de Part die u wilt editen door op [R], [1]~[7] te druk-
ken. Druk op [RHYTHM PART VIEW] om het MUTE CTRL-spoor te kiezen.
8. Breng de cursor naar “FROM” en stel met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] het nummer van de eerste te wissen maat in. (1~laatste maat v/h patroon)
9. Breng de cursor naar “FOR” en stel met de [VALUE]-
regelaar en [DEC] [INC] in hoeveel maten er vanaf FOR moeten worden gewist. (1~ALL)
10. Breng de cursor naar “STATUS” en kies met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het te wissen dataty­pe. (ALL, Note, PC, CC, BEND, P-AFT, C-AFT, SYS-EX, Tempo, Mute (blz. 95))
* Als u hier NOTE kiest, kunt u het bereik van de te wissen noten
beperken: breng de cursor met [CURSOR (neer)] naar “NOTE RANGE” en stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het gewenste bereik in.
Referentiehandboek
11. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display vraagt u nu of
het commando mag worden uitgevoerd.
12. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop. De data worden gewist en
het display beeldt weer de eerder gekozen pagina af.
Patroon/Part inkorten (Delete)
Met dit commando kunt u de niet meer benodigde maten van een patroon verwijderen, zodat de betreffende Part kor­ter wordt. In tegenstelling tot Erase blijven hier dus geen blanco maten over (en bij Erase is dat enkel het geval wan­neer u alle data van een maat wist). Kiest u maar één of enke­le Parts, dan worden die ingekort, terwijl de andere onge­moeid blijven. Selecteer dus alle Parts en het MUTE CTRL­spoor om het patroon in te korten.
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon waaruit u maten wilt verwijderen.
3. Druk op de [F3 (EDIT)]-knop.
4. Druk op de [F2 (TRACK EDIT)]-knop.
5. Kies met [CURSOR (links/rechts)] de pagina waar
“DELETE” wordt afgebeeld.
6. Druk op de [F3 (DEL)]-knop. Het display ziet er nu als
volgt uit:
7. Kies de Part waaruit u maten wilt verwijderen door op
[R], [1]~[7] te drukken. Druk op [RHYTHM PART VIEW] om het MUTE CTRL-spoor te kiezen.
8. Breng de cursor naar “FROM” en stel met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] het nummer van de eerste te ver­wijderen maat in. (1~laatste maat v/h patroon)
MC-307 — 97
Eigen patronen en Songs programmeren
9. Breng de cursor naar “FOR” en stel met de [VALUE]-
regelaar en [DEC] [INC] in hoeveel maten er vanaf FOR moeten worden verwijderd. (1~ALL)
10. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display vraagt u nu of
het commando mag worden uitgevoerd.
11. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop. De maten worden verwij-
derd en het display beeldt weer de eerder gekozen pagi­na af.
Maten invoegen (Insert)
Met deze functie kunt u op een vrij te kiezen plaats (maat) in het Pattern lege maten invoegen. Daarin kunt u dan eventu­eel een stukje muziek opnemen dat u wilt toevoegen aan het Pattern. De lege maten krijgen dezelfde maatsoort als het Pattern waarin ze terechtkomen.
2
1
2
1
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon waar u maten wilt invoegen.
3. Druk op de [F3 (EDIT)]-knop.
4. Kies met [CURSOR (links/rechts)] de pagina waar
“INSERT” wordt afgebeeld.
5. Druk op de [F4 (INS)]-knop. Het display ziet er nu als
volgt uit:
6. Kies de Part waar u blanco maten wilt invoegen door op
[R], [1]~[7] te drukken. Druk op [RHYTHM PART VIEW] om het MUTE CTRL-spoor te kiezen.
7. Breng de cursor naar “FROM” en stel met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] het nummer van de maat in waar u blanco maten wilt invoegen. (1~laatste maat v/h patroon)
8. Breng de cursor naar “FOR” en stel met de [VALUE]-
regelaar en [DEC] [INC] in hoeveel maten er moeten worden ingevoegd. (1~31 (max.))
9. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display vraagt u nu of
het commando mag worden uitgevoerd.
10. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop. De maten worden inge-
voegd en het display beeldt weer de eerder gekozen pagina af.
5
4
3
Twee lege maten invoegen voor maat 4
5
4
3
Part transponeren (Transpose)
Met deze functie transponeert u de noten van een patroon. U kunt dat doen over een bereik van ±2 octaven.
Vier halve tonen hoger transponeren (+4)
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u wilt transponeren.
3. Druk op de [F3 (EDIT)]-knop.
4. Druk op de [F2 (TRACK EDIT)]-knop.
5. Kies met [CURSOR (links/rechts)] de pagina waar
“TRANSPOS” wordt afgebeeld.
6. Druk op de [F1 (TRNS)]-knop. Het display ziet er nu
ongeveer als volgt uit:
7. Kies de Part waar u blanco maten wilt invoegen door op
[R], [1]~[7] te drukken.
* In de regel transponeert u de R-Part best niet in z’n geheel. U zou
deze functie echter kunnen gebruiken om een D2 (één Snare­klank) in een E2 (andere Snare-klank) te veranderen.
8. Breng de cursor met [CURSOR (up)] naar “VALUE”.
9. Stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
gewenste transpositie-interval in. “+12” komt overeen met één octaaf boven de huidige toonhoogte. (–24~0~+24)
10. Druk op [CURSOR (neer)] om de cursor naar “NOTE
RANGE” te brengen.
11. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de noten
(het bereik) die u wilt transponeren. (C–1~G9)
* Voor het veranderen van de Snare-klank moet u “D2 — D2” kie-
zen (bereik= 1 noot).
12. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display vraagt u nu of
het commando mag worden uitgevoerd.
13. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop. De Part(s) wordt/worden
getransponeerd en het display beeldt weer de eerder gekozen pagina af.
98
Eigen patronen en Songs programmeren
Aanslagwaarden wijzigen (Change Velo)
Hiermee wijzigt u de aanslagwaarden van de nootcomman­do’s in een Pattern. “Aanslag” (Velocity) is in feite een MIDI­vertaling van de kracht (om precies te zijn de snelheid) waar­mee u de toetsen van een aanslaggevoelig MIDI-klavier aan­slaat. Die kracht bepaalt in eerste instantie het volume van de gespeelde noten.
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u wilt wijzigen.
3. Druk op de [F3 (EDIT)]-knop.
4. Druk op de [F2 (TRACK EDIT)]-knop.
5. Kies met [CURSOR (links/rechts)] de pagina waar
“VELOCITY” wordt afgebeeld.
6. Druk op de [F2 (VELO)]-knop om naar de volgende
pagina te gaan:
7. Kies de Part wiens aanslagwaarden u wilt wijzigen door
op [R], [1]~[7] te drukken.
8. Breng de cursor met [CURSOR (up)] naar “VALUE”.
9. Stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de waarde
in die bij de bestaande aanslagwaarden moet worden opgeteld/afgetrokken. (–99~0~+99).
10. Breng de cursor met [CURSOR (neer)] naar “NOTE
RANGE”.
11. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het te edi-
ten nootbereik als u niet alle noten wilt wijzigen. (C-1~G9)
* Hiervoor kunt u ook de Pads van het klaviertje gebruiken.
12. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display vraagt u nu of
het commando mag worden uitgevoerd.
13. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop. De wijziging wordt uitge-
voerd en het display beeldt weer de eerder gekozen pagi­na af.
* De grootste en kleinste mogelijke aanslagwaarden zijn “127” en
“1”. In bepaalde gevallen krijgen dus teveel/alle noten de waarde “127”/”1”.
Duur van de noten wijzigen (Change Gate)
Met dit commando kunt u de noten van de geselecteerde Part langer of korter maken, wat bv. nodig kan zijn nadat u een andere Patch aan de betreffende Part toegewezen hebt.
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u wilt wijzigen.
3. Druk op de [F3 (EDIT)]-knop.
4. Druk op de [F2 (TRACK EDIT)]-knop.
5. Kies met [CURSOR (links/rechts)] de pagina waar
“GATE TIME” wordt afgebeeld.
6. Druk op de [F3 (GATE)]-knop. Het display ziet er nu als
volgt uit:
Referentiehandboek
7. Kies de Part waarvan u de lengte van de noten wilt wijzi-
gen door op [R], [1]~[7] te drukken.
8. Breng de cursor met [CURSOR (up)] naar “VALUE”.
9. Stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de waarde
in die bij de geprogrammeerde lengte moet worden opgeteld/afgetrokken. (–99~0~+99).
10. Breng de cursor met [CURSOR (neer)] naar “NOTE
RANGE”.
11. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het te edi-
ten nootbereik als u niet alle noten wilt wijzigen. (C-1~G9)
* Hiervoor kunt u ook de Pads van het klaviertje gebruiken.
12. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display vraagt u nu of
het commando mag worden uitgevoerd.
13. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop. De wijziging wordt uitge-
voerd en het display beeldt weer de eerder gekozen pagi­na af.
Noten verschuiven (Shift Clock)
Met deze functie verschuift u de timing van noten in een Pat­tern in stappen van één Clock. Dat is nuttig om een partij wat meer “voor op de tijd” te brengen, dan wel om ze wat meer “laid-back” te laten klinken. (Eén Clock komt overeen met 1/96e van een tel).
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u wilt wijzigen.
3. Druk op de [F3 (EDIT)]-knop.
4. Druk op de [F2 (TRACK EDIT)]-knop.
5. Kies met [CURSOR (links/rechts)] de pagina waar
“CLOCK” wordt afgebeeld.
MC-307 — 99
Eigen patronen en Songs programmeren
6. Druk op de [F4 (CLK)]-knop. Het display ziet er nu als
volgt uit.
7. Kies de Part waarvan u de noten wilt verschuiven door
op [R], [1]~[7] te drukken. Druk op [RHYTHM PART VIEW] om het MUTE CTRL-spoor te kiezen.
8. Breng de cursor naar “VALUE” en stel met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] het aantal Clocks voor de ver­schuiving in. (–99~0~+99)
9. Breng de cursor naar “STATUS” en kies met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het te verschuiven datatype. (ALL, Note, PC, CC, BEND, P-AFT, C-AFT, SYS-EX, Tempo, Mute (blz. 95))
* Als u hier NOTE kiest, kunt u het bereik van de te verschuiven
noten beperken: breng de cursor met [CURSOR (neer)] naar “NOTE RANGE” en stel met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het gewenste bereik in.
10. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display vraagt u nu of
het commando mag worden uitgevoerd.
11. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop. De wijziging wordt uitge-
voerd en het display beeldt weer de eerder gekozen pagi­na af.
* U kunt de data niet verder naar links verschuiven dan het begin
van een patroon. Kiest u dus een te grote waarde, dan kan het gebeuren dat het begin van het patroon teveel data bevat, zodat het geheel helemaal anders gaat klinken.
Onnodige data uitdunnen (Data Thin)
Om regelbewegingen zoals Pitch Bend en de (toewijsbare) regelaars op te tekenen maakt de MC-307 gebruik van een lange stroom waarden. Dat leidt al snel tot een enorme hoe­veelheid data, die kostbare geheugenruimte vreet. Met de Data Thin-functie kunt u dit soort data “uitdunnen” (de functie werkt zodanig intelligent dat u het verschil niet hoort) en op die manier geheugenruimte besparen.
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u wilt wijzigen.
3. Druk op de [F3 (EDIT)]-knop.
4. Druk op de [F2 (TRACK EDIT)]-knop.
5. Kies met [CURSOR (links/rechts)] de pagina waar
“DATA THIN” wordt afgebeeld.
6. Druk op de [F1 (THIN)]-knop. Het display ziet er nu als
volgt uit:
7. Kies de Part waarvan u de noten wilt verschuiven door
op [R], [1]~[7] te drukken. Druk op [RHYTHM PART VIEW] om het MUTE CTRL-spoor te kiezen. (Dit laatste laat bv. toe om het aantal Tempo-Events te verminde­ren.)
8. Breng de cursor naar “VALUE” en stel met de [VALUE]-
regelaar of [DEC] [INC] in hoe sterk de data moeten wor­den uitgedund. (0~+99)
9. Breng de cursor naar “STATUS” en kies met de
[VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] de data die moeten worden uitgedund. (ALL, CC, BEND, P-AFT, C-AFT (blz. 95))
10. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display vraagt u nu of
het commando mag worden uitgevoerd.
11. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop. De wijziging wordt uitge-
voerd en het display beeldt weer de eerder gekozen pagi­na af.
Opgenomen patroon quantiseren (Edit Quantize)
Het is ook mogelijk om een patroon definitief te quantiseren (dus niet enkel tijdens de weergave) om te zorgen dat de noten lekker strak zitten. Edit Quantize “brandt” een derge­lijke wijziging dus in het patroon zelf. Dit kunt u trouwens ook creatief gebruiken door bv. de Shuffle- of Groove-instel­ling deel te laten uitmaken van het patroon zelf.
Kies het te wijzigen patroon en stel de gewenste Quantize­functie in met Play Quantize (zie blz. 65). Stel in of u het patroon “juist” (Grid) of creatief (“Shuffle”, “Groove”) wilt quantiseren. Doet u dit niet, dan beeldt het display verderop de boodschap “NO QTZ SELECTED” af – en dan kan het feest niet doorgaan.
Ziehier de procedure:
1. Druk op de [PTN]-knop.
2. Kies met de [VALUE]-regelaar of [DEC] [INC] het
patroon dat u wilt wijzigen.
3. Druk op de [F3 (EDIT)]-knop.
4. Druk op de [F2 (TRACK EDIT)]-knop.
5. Kies met [CURSOR (links/rechts)] de pagina waar
“QUANTIZE” wordt afgebeeld.
6. Druk op de [F2 (QTZ)]-knop. Het display ziet er nu als
volgt uit:
7. Kies de Part die u wilt quantiseren door op [R], [1]~[7] te
drukken.
8. Druk op de [F4 (OK)]-knop. Het display vraagt u nu of
het commando mag worden uitgevoerd.
9. Druk op de [F4 (EXEC)]-knop. De wijziging wordt uitge-
voerd en het display beeldt weer de eerder gekozen pagi­na af.
100
Loading...