Voordat u dit apparaat in gebruik neemt, leest u de secties getiteld: “Het apparaat op een
veilige manier gebruiken” en “Belangrijke opmerkingen” (p.2, 3; p.4, 5) zorgvuldig door. In
deze secties vindt u belangrijke informatie over de juiste bediening van dit apparaat.
Daarnaast dient de volledige gebruikershandleiding gelezen te worden, zodat u een goede
indruk krijgt van alle mogelijkheden die uw nieuwe apparaat te bieden heeft. Bewaar deze
handleiding, en houdt deze binnen bereik, zodat u er later gemakkelijk aan kunt refereren.
De demo uitvoering beluisteren
De MC-09 bevat een demo uitvoering. Deze demo bevat tevens de stappen van
de procedure waarmee de demo uitvoering werd gecreëerd, samen met
verscheidene instellingen. Door het afspelen van de demo uitvoering kunt u
meer over de eigenschappen van de MC-09 te weten komen.
fig.0-1_70
1
Houd de [PROCESS PATCH] knop ingedrukt en druk op
de [](STOP) knop.
De MC-09 leidt u door de stappen, die genomen werden bij het creëren van de
demo uitvoering, waarna de demo uitvoering automatisch zal beginnen.
Dankzij zijn Process Patch eigenschap kan de MC-09 de procedures
die u volgt, en de instellingen die u maakt, registreren.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag zonder schriftelijke toestemming van
ROLAND CORPORATION op enigerlei wijze gereproduceerd worden.
USING THE UNIT SAFELY
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN
Over
WAARSCHUWING en
VOORZICHTIG opmerkingen
Wordt gebruikt bij instructies waarbij
WAARSCHUWING
de gebruiker attent gemaakt wordt op
het risico van overlijden of zwaar letsel,
wanneer het apparaat niet op juiste
wijze gebruikt wordt..
Wordt gebruikt bij instructies waarbij
de gebruiker attent gemaakt wordt op
het risico van letsel of materiële schade,
wanneer het apparaat niet op juiste
VOORZICHTIG
wijze gebruikt wordt.
* Materiële schade verwijst naar schade
of andere ongunstige effecten, die ten
aanzien van het huis en al het
aanwezige meubilair, en tevens aan
huisdieren kunnen optreden.
NEEM ALTIJD HET VOLGENDE IN ACHT
WAARSCHUWING
001
• Zorg dat u onderstaande instructies en de gebruikershandleiding leest, voordat u het apparaat in
gebruik neemt.
• Tracht het apparaat niet te repareren of onderdelen in het apparaat te vervangen (behalve
wanneer daartoe specifieke instructies in de
handleiding staan.) Ga voor alle onderhoud naar
uw handelaar, het dichtstbijzijnde Roland Service
Centrum of een erkende Roland distributeur, die u op de
‘Informatie’ pagina kunt vinden.
• Zorg dat dit apparaat altijd waterpas staat en
stabiel blijft. Plaats het nooit op een standaard die
kan wiebelen of op hellende oppervlakken.
Over de symbolen
Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke
instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis
van het symbool wordt bepaald door het teken dat zich
binnen de driehoek bevindt. Het symbool dat zich in dit
geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken
voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen,
of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.
Het symbool wijst de gebruiker op onderdelen die
nooit verplaatst mogen worden (verboden). De
specifieke handeling die niet uitgevoerd mag worden,
wordt aangegeven door het symbool dat zich binnen
de cirkel bevindt. Het symbool dat zich in dit geval aan
de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit
uit elkaar gehaald mag worden.
Het ● wijst de gebruiker op onderdelen die verwijderd
moeten worden. De specifieke handeling die uitgevoerd
moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel
aangegeven. Het symbool dat zich in dit geval aan de
linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de
daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.
008c
• Gebruik alleen de adapter die bij dit apparaat
wordt geleverd. Tevens moet u controleren of het
lijnvoltage bij installatie met het ingangsvoltage,
gespecificeerd op de behuizing van de adapter,
overeenkomt. Andere adapters kunnen een
andere polariteit gebruiken of voor een ander
voltage ontworpen zijn, en gebruik hiervan kan
tot schade, storingen of elektrische schok leiden.
• Buig of draai het netsnoer niet overmatig, en
plaats er geen zware objecten bovenop. Hierdoor
kan het snoer beschadigen, waardoor afgebroken
elementen en kortsluiting kan ontstaan. Beschadigde snoeren betekenen een risico op brand en
schokken!
• Dit apparaat, op zichzelf staand of in combinatie
met een versterker en koptelefoon of luidsprekers,
kan geluidsniveaus produceren, waardoor
permanent gehoorsverlies veroorzaakt wordt.
Werk nooit lange tijd achter elkaar op een hoog of
oncomfortabel volumeniveau. Wanneer u een
bepaalde mate van gehoorsverlies of een piep in
de oren bemerkt, moet u het apparaat direct
uitzetten, en een oorarts consulteren.
• Zet direct de stroom uit, haal de adapter uit het
stopcontact en breng het apparaat naar uw
handelaar, het dichtstbijzijnde Roland Service
centrum of erkende Roland distributeur, zoals
vermeld op de Informatie pagina als:
• de adapter of het netsnoer beschadigd zijn; of
• objecten in het apparaat zijn gevallen of vloeistof
op het apparaat is gemorst; of
• het apparaat in de regen heeft gestaan (of op een
andere manier nat is geworden); of
• het apparaat niet normaal lijkt te werken of een
opmerkelijke verandering in uitvoering vertoont.
• In huishoudens met kleine kinderen moet een
volwassene toezicht houden, totdat het kind in
staat is de regels, die essentieel voor een veilige
bediening van het apparaat zijn, op te volgen.
• Bescherm het apparaat tegen zware schokken. (Laat het
niet vallen!)
• Steek het netsnoer van dit apparaat niet in een
stopcontact waar een buitensporig aantal andere
apparaten gebruik van maakt. Wees in het
bijzonder voorzichtig bij het gebruik van verlengsnoeren – de totale kracht die door alle apparaten
die u op het stopcontact heeft aangesloten, waar
het verlengsnoer zich in bevindt, mag nooit de
stroom waarde (watts/ampères) van het verlengsnoer overschrijden. Door overmatige ladingen
kan de isolatie van het snoer verhit raken, en uiteindelijk
smelten.
• Voordat u dit apparaat in het buitenland gaat
gebruiken, neemt u contact op met uw verkoper,
het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of
een erkend Roland distributeur. Deze zijn te vinden op
de ‘Informatie’ pagina.
• Wanneer de adapter in het stopcontact of in dit
apparaat word gestoken of eruit wordt gehaald,
houdt u deze altijd bij de stekker of de behuizing
vast.
• Probeer het in elkaar verwikkeld raken van
snoeren en kabels te voorkomen. Tevens zouden
alle snoeren en kabels buiten het bereik van
kinderen geplaatst moeten worden.
• Indien u schroeven moet verwijderen, zorgt u dat
u deze op een veilige plaats, buiten het bereik van
kinderen opbergt, zodat er geen kans bestaat dat
zij deze per ongeluk inslikken.
Naast de onderdelen bij ‘Belangrijke veiligheidsinstructies’ en ‘Het apparaat op een veilige manier gebruiken’ op
pagina’s 2 - 3, raden wij u aan het volgende te lezen en in acht nemen:
Stroomvoorziening
• Gebruik dit apparaat niet op hetzelfde stroomcircuit waar
apparaten die lijn ruis genereren (zoals een elektrische motor
of een variabel belichtingssysteem) ook gebruik van maken.
• De adapter zal na urenlang gebruik hitte gaan genereren. Dit
is normaal, en geen reden tot ongerustheid.
• Voordat dit apparaat op andere apparaten wordt aangesloten, zet u de stroom van alle apparaten uit. Dit zal storingen
en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten helpen
voorkomen.
Plaatsing
• Het gebruik van dit apparaat in de nabijheid van versterkers
(of andere apparatuur die grote stroom transformatoren
bevat) kan tot een brom leiden. Om dit probleem op te heffen,
verandert u de richting van dit apparaat of zet u het verder
weg van de storingsbron.
• Dit apparaat kan de ontvangst van radio of televisie verstoren. Gebruik dit apparaat niet in de nabijheid van dit soort
ontvangers.
• Wanneer draadloze communicatie apparaten, zoals mobiele
telefoons, in de nabijheid van dit apparaat worden gebruikt,
kan ruis geproduceerd worden. Dit soort ruis kan wanneer u
gaat bellen of gebeld wordt of tijdens het gesprek optreden.
Als dit gebeurt, verplaatst u de draadloze apparaten, zodat
deze verder van dit apparaat zijn verwijderd of zet u ze uit.
• Plaats dit apparaat niet in direct zonlicht, plaats het niet bij
apparaten die warmte verspreiden, laat het niet in een afgesloten voertuig achter en stel het niet aan extreme temperaturen bloot.
• Door overmatige hitte kan het apparaat misvormen of verkleuren.
• Om stukgaan te voorkomen, dient het apparaat niet in een
natte omgeving, zoals een gebied dat aan regen of ander
vocht heeft blootgestaan, gebruikt te worden.
Roland Corporation is niet verantwoordelijk voor dit soort
dataverlies.
• Behandel de knoppen, schuif- of andere regelaars van dit
apparaat met gepaste voorzichtigheid; dit geldt tevens voor
het gebruik van de stekkers en aansluitingen. Ruwe behandeling kan tot storingen leiden.
• Tijdens het aansluiten en/of loskoppelen van alle kabels,
houdt u deze bij de stekker vast – trek nooit aan de kabel zelf.
Op deze manier vermijdt u kortsluiting of schade aan de
interne onderdelen van de kabel.
• Om te vermijden dat u uw buren stoort, probeert u het
volume van dit apparaat op een redelijk niveau te houden. U
kunt ervoor kiezen om een koptelefoon te gebruiken, zodat u
zich geen zorgen om de personen in uw naaste omgeving
hoeft te maken (‘s nachts in het bijzonder.)
• Wanneer u het apparaat moet verplaatsen, verpakt u het in de
doos (inclusief opvulmateriaal) waarin het geleverd werd.
Als u de originele doos niet heeft bewaard, moet u soortgelijk
verpakkingsmateriaal gebruiken.
• Gebruik een Roland kabel om de aansluiting te maken. Als u
een kabel van een ander merk gebruikt, neem dan notitie van
onderstaande voorzorgsmaatregelen.
• Sommige aansluitingskabels bevatten weerstanden.
Gebruik voor het aansluiten van dit apparaat geen kabels
die weerstanden hebben. Bij gebruik van dit soort kabels
kan het geluidsniveau extreem laag of zelfs niet hoorbaar
zijn. Informatie over kabelspecificaties kunt u bij de fabrikant van de kabel verkrijgen.
Voordat u geheugenkaarten
gaat gebruiken
• Steek de geheugenkaart voorzichtig helemaal in het apparaat,
totdat deze stevig op zijn plaats zit.
Onderhoud
• Voor het schoonmaken van het apparaat gebruikt u een
droge, zachte doek of één die enigszins vochtig is. Voor het
verwijderen van hardnekkig vuil gebruikt u een doek met een
mild, niet schurend schoonmaakmiddel. Neem het apparaat
daarna met een zachte, droge doek goed af.
• Gebruik nooit wasbenzine, verdunners, alcohol of oplosmiddelen om de mogelijkheid van verkleuring en/of misvorming
te voorkomen.
Aanvullende
voorzorgsmaatregelen
• Wees er op bedacht dat de inhoud van het geheugen door storingen of onjuist gebruik van het apparaat onherstelbaar verloren kan gaan. Om uzelf tegen het risico van verlies van
belangrijke data te beschermen, raden wij u aan om van tijd
tot tijd een reservekopie van belangrijke data te maken die u
in het geheugen van dit apparaat of ander MIDI apparaat (bijvoorbeeld een sequencer) heeft opgeslagen.
• Wanneer de inhoud van de data, die op een ander MIDI
apparaat (bijvoorbeeld een sequencer) werd opgeslagen, verloren is gegaan, kan deze helaas niet meer hersteld worden.
4
Het oppervlak zonder
goudkleurige contactpunten
moet naar boven wijzen.
705
• Raak de klemmen van de geheugenkaart nooit aan. Zorg er
ook voor dat deze niet vies worden.
Auteursrecht
• Het niet bevoegd opnemen, distribueren, verkopen, uitlenen,
publiekelijk uitvoeren, uitzenden en dergelijke van een volledig werk of delen daarvan (muzikale compositie, video vertoning, openbare uitvoering en aanverwanten) waarvan het
auteursrecht bij derden ligt, is bij de wet verboden.
• Gebruik dit apparaat niet voor doeleinden die het auteursrecht van derden kan schenden. Wij nemen geen verantwoordelijkheid ten aanzien van inbreuk op auteursrecht van
derden, dat door gebruik van dit apparaat kan optreden.
Belangrijke opmerkingen
Data opslaan
Patronen opslaan
Nadat u een patroon in de stap sequencer heeft bewerkt of
opgenomen, moet u uw werk in het interne
van de MC-09 of op een
wilt bewaren.
te slaan, zullen uw instellingen en het opgenomen materiaal verloren gaan
• Een patroon opslaan ................................................... (p.30)
• Een effectpatroon opslaan ......................................... (p.48)
Als u de stroom uitzet, zonder uw werk op
geheugenkaart
.
user geheugen
opslaan, als u dit
Een loop opslaan .............(p.59)
Nadat u een loop heeft opgenomen (vastgelegd), moet u
deze op een
de stroom uitzet, zonder uw werk op te slaan, zullen uw
instellingen en het opgenomen materiaal verloren gaan
geheugenkaart
opslaan om te bewaren.
Als u
.
Een Process Patch opslaan (p.39)
Op de MC-09 kunt u de sequens van stappen, die u gebruikte
om een loop te creëren, samen met de patrooninstellingen
opslaan. Dit wordt een Process Patch genoemd.
Als u een opgeslagen Process Patch afspeelt, zal de MC-09
hetzelfde proces uitvoeren als bij het creëren van de loop
werd gehanteerd, en zal de loop opnieuw gecreëerd worden.
Met andere woorden, een Process Patch lijkt op een toetsenbord macro op een PC.
Over het beeldscherm
• Systeeminstellingen
• Alle opgeslagen patronen (User Patterns)
* Wanneer de Factory Reset éénmaal is uitgevoerd, zullen alle
opgeslagen instellingen verloren zijn, en door de instellingen
die uw apparaat vanuit de fabriek had worden vervangen. Als
het interne geheugen belangrijke data bevat, die u wilt behouden, moet u dit op een geheugenkaart (p.59) of via bulk dump
(p.65) op een externe MIDI sequencer opslaan.
1.
Druk op de [SETUP] knop.
2.
Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat “” in
het scherm verschijnt.
3.
Druk op de [ENTER] knop.
In het scherm zal “” worden aangegeven.
4.
Om de fabrieksherstelling uit te voeren, drukt u op de
[WRITE] knop.
Terwijl de fabrieksinstellingen worden hersteld, zal
“” in het scherm verschijnen. Wanneer de fabrieksinstelling is voltooid, keert u terug naar waar u bij stap 2 was.
* Als u besluit de fabrieksinstellingen niet te herstellen, drukt u
op de [SETUP] knop of de [EXIT] knop.
* Zet nooit de stroom uit, terwijl in het scherm ver-
schijnt. Hierdoor kan het systeem beschadigen.
5.
Druk op de [SETUP] knop om naar het vorige scherm
terug te keren.
De letters en cijfers in het scherm van de MC-09 worden als
volgt weergegeven:
fig.03-1
A B C D E F G H I J K L M N
capital
letter
small
letter
O P Q R S T U V W X Y Z
capital
letter
small
letter
1-12 3 4 5 6 7 8 9 0
De fabrieksinstellingen
herstellen (Factory Reset)
Door het uitvoeren van een Factory Reset worden de volgende instellingen van de MC-09 in de originele fabrieksinstellingen teruggezet:
Over de bijgeleverde CD
De CD bevat loop samples. Aangezien de disk in CD-EXTRA
formaat is, kunt u de samples op een CD speler afspelen of
uw computer gebruiken om de data als EXTRA TRACK computer data te behandelen.
• De glanzende onderzijde (gecodeerd oppervlak) mag
niet aangeraakt of bekrast worden. Beschadigde of vieze
CD disks kunnen niet goed gelezen worden. Houd uw
disks met een in de winkel verkrijgbare CD reiniger
schoon.
• Gebruik van de bij dit product geleverde CD, voor
andere doeleinden dan eigen gebruik, zonder permissie
van de auteursrechthouder is bij de wet verboden. Daar-
naast moet deze data niet gekopieerd worden, noch in
een secundair auteursrechtelijk werk gebruikt worden,
Data opslaan................................................................................................................................................ 5
Over het beeldscherm................................................................................................................................ 5
De stroom aan/uitzetten ......................................................................................................................... 13
De MC-09 als synthesizer gebruiken.................................................. 14
Wat is een patroon?.................................................................................................................................. 14
Het geluid modificeren............................................................................................................................ 20
Een frase creëren (opnemen) .................................................................................................................. 23
Een patroon opslaan ................................................................................................................................ 30
Een loop creëren en afspelen ............................................................. 31
Wat is een loop?........................................................................................................................................ 31
Het proces van het creëren van een loop.............................................................................................. 32
Afspelen van een loop veranderen (Loop Control) .......................... 49
Wat is Loop Control? ............................................................................................................................... 49
Loop Control voor realtime uitvoering gebruiken.............................................................................. 51
Een loop met Loop Control afspelen..................................................................................................... 53
Loop Control instellingen maken .......................................................................................................... 54
Uw Loop Control instellingen opslaan ................................................................................................. 56
Over het tempo..................................................................................... 57
Het standaard tempo controleren.......................................................................................................... 57
Het tempo handmatig instellen.............................................................................................................. 57
Het tempo met de [TAP] knop instellen ............................................................................................... 57
6
Inhoud
Een geheugenkaart gebruiken............................................................ 58
Geheugenkaarten die met de MC-09 gebruikt kunnen worden........................................................ 58
Waarschuwingen bij gebruik van een geheugenkaart........................................................................ 58
Een geheugenkaart formatteren............................................................................................................. 58
Een loop op een geheugenkaart opslaan .............................................................................................. 58
Een loop laden .......................................................................................................................................... 59
Een opgeslagen loop van de geheugenkaart verwijderen.................................................................. 59
Alle MC-09 instellingen op een geheugenkaart opslaan .................................................................... 59
• Gasleidingen (kan brand of explosie veroorzaken)
• Telefoonlijn aarde of een bliksemafleider (kan gevaarlijk
zijn in het geval van bliksem).
Eigenschappen en gebruik
Voornaamste eigenschappen
4-delige Audio Looper
De Audio Looper van de MC-09 lijkt op een kleine sampler,
ontworpen voor de creatie van geloopte frases. U kunt een
geluidssignaal in elk van de vier gedeeltes opnemen.
Tevens kunt u de merge functie gebruiken om meerdere
gedeeltes te combineren, om polyfonische loops te creëren.
* Voor elk gedeelte is de maximale opnametijd zes seconden
(ongeveer twee maten op BPM = 80).
Een nieuwe Loop Control functie
Door het opnemen van Loop Control instellingen kunt u een
groot aantal variaties op een enkele loop maken.
Pitch Playback
U kunt de toonhoogte van het afspeelgeluid van de loop veranderen. Hiermee kunt u de loop op andere toonhoogtes dan
die van de originele loop afspelen.
Trigger Playback
Gespecificeerde gedeeltes kunnen in een sequens worden
afgespeeld. Hiermee kunt u uitvoeringen door het aanslaan
van de pads op een sampler creëren.
Divide times 16 Playback
U kunt een loop in stukken verdelen, deze opnieuw schikken
en afspelen. Hierdoor kunt u nieuwe frases creëren, die
totaal anders dan de originele loop zijn.
DSP synthesizer
De MC-09 heeft een ingebouwde synthesizer, die een brede
reeks geluiden weergeeft.
Tevens is er een mode beschikbaar die de vintage synthesizers simuleert, die vaak in Techno stijlen worden gebruikt.
(De MC09 kan ook als een synthesizer module worden
gebruikt.)
• Meng een geluidssignaal met de geluiden van de MC-09.
• Pas effecten op een geluidssignaal toe.
Process Patch functie
De Process Patch functie van de MC-09 heeft een geheugen
voor het selecteren van een patroon of het vastleggen van
een geluidsloop. Alle stappen en instellingen, die bij het creëren van een loop zijn betrokken, kunnen als een Process
Patch worden opgeslagen. De volgende keer dat u de stroom
aanzet, kunt u deze geluiden laden.
Dit is een handige manier om een loop op te slaan of om het
apparaat op een live uitvoering in te stellen.
Loops op een geheugenkaart
opslaan
Loops en patronen die u gecreëerd heeft, kunnen op een
apart verkrijgbare geheugenkaart worden opgeslagen.
Als een DSP synthesizer
• De MC-09 vanaf de keyboard pads bespelen (p.18)
• De MC-09 vanaf een extern MIDI apparaat, dat als
master keyboard wordt gebruikt, bespelen (p.63).
Sound-on-sound gebruiken voor
het creëren van loops
Combineer een uitvoering van een CD of MD met de geluiden van de interne DSP sequencer (p.32).
Loops tijdens een live uitvoering
gebruiken
• Neem op iedere track hip-hop of techno loops op, en
gebruik de stap [1]-[4] knoppen om deze af te spelen
(p.52).
• Verander de afspeeltoonhoogte (p.51).
• Verdeel een loop in stukken en verander de afspeel-
volgorde van de gedeeltes (p.52).
16-staps sequencer
Niet alleen kunnen de noten die u als uitvoeringsdata
invoert, worden opgenomen, maar u kunt uw uitvoering ook
wat pittiger maken door gebruik van de effect controller,
om de effectinstellingen cyclisch te veranderen of loop con-trol, om de manier waarop een loop wordt afgespeeld te veranderen.
Audio input jacks (INPUT jacks)
Aangezien de MC-09 over INPUT jacks beschikt, kunt u de
geluiden van de MC-09 met uitvoeringen (geluidssignalen)
van een ander apparaat zoals een CD, MD of toetsenbord
combineren.
• Leg een uitvoering van een extern apparaat vast (opne-
men), en loop deze.
De monofone synthesizer gebruiken
om polyfone loops te creëren
• Uitvoeringen van de interne DSP synthesizer opstapelen
(Loop Merge) om polyfone loops te creëren (p.38).
• De pan van elke track aanpassen om 3D uitvoer te creë-
ren (p.36).
De MC-09 als een effectprocessor
gebruiken
• De effectinstellingen cyclisch modificeren (p.45)
• Effecten op geluid van een CD of MD toepassen (p.41).
11
Aansluitingen maken
fig.1-1
Extern MIDI apparaat
(sequencer, toetsenbord enz.)
MIDI
IN
MIDI
OUT
UITGANG
L
CD/MD speler,
toetsenbord enz.
INGANG
R
Netsnoer
of
adapter
INGANGLINGANG
Stereo koptelefoon
R
Harddisk recorder, luidspreker
met ingebouwde versterker,
keyboardversterker, enz.
• Om storingen en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten te
voorkomen, draait u het volume altijd laag en zet u de stroom van alle
apparaten uit, voordat u aansluitingen gaat maken.
• Bij het aansluiten van andere apparatuur op de INPUT of OUTPUT jacks,
dient u kabels te gebruiken, die geen ingebouwde weerstand hebben
(bijvoorbeeld de Roland PCS serie).
De stroom aan/uitzetten
De stroom aanzetten
12
1
2
Aansluitingen maken
• Wanneer de aansluitingen éénmaal zijn voltooid (p.12), zet u de stroom van
de verscheidene apparaten in de gespecificeerde volgorde aan. Als deze in
de verkeerde volgorde worden aangezet, riskeert u storingen en/of schade
aan luidsprekers en andere apparaten.
• Dit apparaat is met een beveiligingscircuit uitgerust. Daarom zal het na
opstarten even duren (enkele secondes), voordat het apparaat normaal zal
werken.
• Zet het volume laag, voordat u de stroom aanzet. Er kan geluid uit uw
koptelefoon komen, wanneer u de stroom aanzet. Dit is geen storing.
Zorg dat de volumeregelaars van de MC-09 en alle andere
aangesloten apparaten op de minimum positie is gezet.
Zet de stroom van het apparaat dat op de INPUT jacks is
3
4
5
aangesloten aan.
Zet de stroom van de MC-09 aan.
Zet de stroom van de apparaten die op de OUTPUT jacks zijn
aangesloten aan.
Pas het volume van alle apparaten aan.
Op de MC-09 wordt het volume door drie types knoppen of regelaars
beïnvloed. U zult deze tot op een geschikt niveau moeten bijstellen.
OUTPUT knop:hiermee wordt het algehele volume van de MC-09
bijgesteld.
LEVEL knop:hiermee wordt het volume van het apparaat dat op de
INPUT jacks is aangesloten, en van de DSP synthesizer
aangepast.
Part volume schuifregelaars: deze passen het volume van ieder Audio Looper
gedeelte aan.
* In sommige gevallen zal er geen geluid zijn, als deze knoppen minimaal zijn ingesteld.
De stroom uitzetten
Om de stroom uit te zetten, zorgt u dat de volumeregelaars van de MC-09
en alle aangesloten apparaten uit staan. Vervolgens zet u de stroom uit, in
de omgekeerde volgorde als waarmee u de apparaten heeft aangezet.
13
De MC-09 als synthesizer gebruiken
–Patronen spelen en creëren
Wat is een patroon?
Op de MC-09 is een “patroon” een frase van één of twee maten, samen met een
geluid waarmee de frase wordt afgespeeld. U kunt de
gebruiken om een frase af te spelen of de keyboard pads gebruiken om handmatig
te spelen.
Afhankelijk van de manier waarop een patroon wordt gespeeld of het
geluid dat het gebruikt, zijn de patronen van de MC-09 in drie groepen
onderverdeeld: LEAD, BASS en RHYTHM. Elke groep bevat preset
patronen. U kunt de originele patronen die u creëert ook in een user
geheugen (user patronen) of een geheugenkaart (p.30) opslaan.
LEAD:patronen die geschikt zijn voor het spelen van een melodie.
BASS:patronen die geschikt zijn voor het spelen van een bas.
[](PLAY) knop
Alle rechten
voorbehouden. Niet
toegestaan gebruik van dit
materiaal voor andere
doeleinden dan persoonlijk
gebruik, is een overtreding
van de hierop toepasbare
wetgeving.
RHYTHM:
patronen die geschikt zijn voor het spelen van drums of percussie.
Een geluid dat door een patroon in de LEAD of BASS groep wordt gebruikt,
wordt een Tone genoemd, terwijl het geluid dat door een patroon in de
RHYTHM groep wordt gebruikt, een Rhythmset wordt genoemd. Een
Rhythm set bevat talloze Rhythm Tones, zoals snare drum, hi-hat en
basdrum.
fig.2-1_85
Preset patronenUw eigen patronen
LEAD
Tone
Phrase
BASS
Tone
Phrase
P01
P40
P01
P60
User Memory
(User Patterns)
U01
Voor details over patronen
raadpleegt u de
“Geluidenlijst” (p.76).
14
RHYTHM
Rhythm set
Phrase
Memory Card
C01
P01
100
Afspelen
Een patroon afspelen
De MC-09 als synthesizer gebruiken
1
2
3
Speelt de frase in een patroon.
Zet de stroom aan, en pas het volume van ieder apparaat in
uw opstelling aan (p.13).
Zorg dat de indicator van de [LEAD] knop verlicht is.
Controleer of het volgende in het scherm verschijnt.
Dit scherm vertelt u dat patroon “P01” uit de LEAD groep is
geselecteerd.
fig.2-2_80
P: Preset patroon
U: User patroon
C: opgeslagen patroon op geheugenkaart
Patroonnummer
Als u op de [] knop
drukt wanneer een loop in
de Audio Looper is
opgenomen, zullen het
patroon en de loop samen
worden afgespeeld. Als u
alleen het patroon wilt
afspelen, kunt u het
volume van het audio
loopgedeelte verlagen
(p.35) of tijdelijk stil maken
(mute (p.36).
4
5
Druk op de [](PLAY) knop om het patroon af te spelen.
Het patroon zal herhaaldelijk afgespeeld worden, totdat het
stopt.
* Als u op de [](PLAY) knop drukt, nadat u het afspelen halverwege het patroon
heeft gestopt, zal het afspelen opnieuw vanaf het begin van het patroon beginnen.
Het is niet mogelijk om vanaf het midden van een patroon af te spelen.
Om het afspelen van het patroon te stoppen, drukt u op de
[](STOP) knop.
Tijdens het afspelen van
het patroon zullen de
indicators van de stap
knoppen [1]-[16]
opeenvolgend oplichten.
Hiermee wordt de stap, die
op dat moment klinkt,
aangegeven.
15
De MC-09 als synthesizer gebruiken
Een patroon selecteren
1
Druk op de [LEAD], [BASS] of [RHYTHM] knop om de
gewenste patroongroep te selecteren.
2
Controleer of het patroonnummer in het scherm wordt
3
getoond.
Op dit moment moeten de BPM, OCT of TONE/TYPE indicators niet
verlicht zijn. Als één van deze indicators wel verlicht is, drukt u op de
[DISPLAY] knop, totdat de indicator uit gaat.
Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om een patroon te
selecteren.
Een “P” voor het nummer geeft een preset patroon aan, “U” wijst op een
user patroon en “C” betekent een patroon dat op een geheugenkaart is
opgeslagen.
U kunt snel tussen preset (P), user (U) en C (Card) schakelen, als u de
[SHIFT] knop ingedrukt houdt, en op de [INC] of [DEC] knop drukt.
* Afhankelijk van het patroon dat u selecteert, zal de indicator van de [LEAD],
[BASS] of [RHYTHM] groep knipperen, en kan de [LOOP CTRL] knop oplichten
(Loop Control: On). Dit geeft aan dat het geselecteerde patroon Loop Control
instellingen bevat.
Door het herhaaldelijk
indrukken van de
[DISPLAY] knop, zullen de
verschillende statussen van
de indicators cyclisch aan
de beurt komen, in deze
volgorde: donker ➔ BPM
➔ OCT ➔ TONE/TYPE ➔
donker ➔…
Als u een patroon
selecteert, waarvoor Loop
Control is aangezet, zult u
geen geluid horen als er
geen loop in de Audio
Looper is opgenomen
(p.53). Druk op de [LOOP
CTRL] knop om Loop
Control uit te zetten, dan
zult u geluid horen.
4
16
Indien u een patroon van een kaart selecteert of wanneer u
naar een ander patroon overschakelt, terwijl het huidige
patroon speelt, drukt u op de [ENTER] knop om uw selectie te
voltooien.
Het geselecteerde patroonnummer zal knipperen, totdat u het bevestigt
(finalize).
* Deze stap is niet nodig bij het selecteren van een preset of user patroon, terwijl het
patroon dat afspeelde gestopt is.
* Tijdens afspelen kunt u geen patroon van een kaart selecteren. In dit geval zal “C-”
in het scherm worden weergegeven.
* Als u een patroon selecteert, waarvoor Loop Control is aangezet, zult u geen geluid
horen wanneer er geen loop in de Audio Looper is opgenomen (p.53). Druk op de
[LOOP CTRL] knop om Loop Control uit te zetten, en u zult geluid horen.
* Patronen/Effectpatronen die op een kaart zijn opgeslagen, kunnen tijdens afspelen
niet geselecteerd worden.
Wanneer u naar een ander
patroon overschakelt
terwijl het huidige patroon
speelt, zal het afspeelgeluid
in dat van het nieuw
geselecteerde patroon
veranderen, aan het begin
van de volgende maat. Het
tempo van het vorige
patroon zal echter
gehandhaafd blijven.
De MC-09 als synthesizer gebruiken
Patronen in de LEAD groep
Normaalgesproken is het niet mogelijk om effecten op het afspeelgeluid van
het patroon toe te passen. In plaats daarvan hebben de preset patronen van
de LEAD groep al een overdrive, distortion, phaser of slicer + ring
modulator effect. Om te zien welk effect reeds is toegepast, houdt u de
[SHIFT] knop ingedrukt, en drukt u op de stap [16] knop (p.21).
Het volgende zal dan in het scherm worden weergegeven:
: Overdrive 1
: Overdrive 2 (zonder filter envelope keyfollow)
: Distortion 1
: Distortion 2 (zonder filter envelope keyfollow)
: Phaser 1 (hiermee wordt een licht phaser effect verkregen)
: Phaser 2 (hiermee wordt een licht phaser effect verkregen, tempo
sync)
: Phaser 3 (hiermee wordt een diep phaser effect verkregen)
: Phaser 4 (hiermee wordt een diep phaser effect verkregen, tempo
sync)
: Slicer + Ring Modulator 1
: Slicer + Ring Modulator 2 (tempo sync)
: Geen effect toegepast
Als u klaar bent en naar het voorgaande scherm wilt terugkeren, drukt u op
de [EXIT] knop.
U kunt het type effect van het patroon veranderen.
U kunt aan de C1, C2 en C3 knoppen draaien om de effectinstellingen te
wijzigen (p.20).
Het tempo van een patroon bijstellen
Omdat elk patroon zijn eigen tepo instelling heeft, zal het volgens dit tempo
worden afgespeeld..
1
Selecteer een patroon.
2
Druk op de [DISPLAY] knop, zodat de BPM indicator oplicht.
The display will show the tempo of the current pattern.
Indien u met SL1 alleen de
ring modulator wilt
gebruiken, draait u de C1
knop helemaal naar rechts.
U kunt uw patronen
synchroon met het tempo
van een extern MIDI
apparaat laten lopen (p.64).
Als u naar een ander
patroon overschakelt,
terwijl het vorige patroon
nog speelt, zal het tempo
van het vorige patroon
gehandhaafd blijven.
3
Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om het tempo in te
stellen.
Het tempo kan op alle waarden tussen = 40 to = 240 worden
ingesteld.
Als alternatief voor het
gebruik van de [INC] of
[DEC] knoppen, kunt u het
tempo ook instellen door
de [TAP] knop in het
gewenste tempo in te
drukken (p.57).
17
De MC-09 als synthesizer gebruiken
De keyboard pads bespelen
De stap [1]-[16] knoppen kunnen als een toetsenbord functioneren. Deze
knoppen gezamenlijk worden de keyboard pads genoemd. Hiermee kunt
u de MC-09 als een synthesizer toetsenbord bespelen.
* Wanneer een patroon uit de LEAD of BASS groep is geselecteerd, kunt u geen
akkoorden spelen. Indien een patroon uit de RHYTHM groep is geselecteerd, kunt
u maximaal drie ritme klanken gelijktijdig spelen.
* Als u op de keyboard pads speelt, terwijl een patroon wordt afgespeeld, zal de noot
die op dat moment klinkt worden uitgezet, en zal de prioriteit aan de laatst gespeelde
noot worden gegeven.
1
Selecteer een patroon.
De [KEYBOARD] indicator moet verlicht zijn. Als dit niet het geval is, drukt
u op de [KEYBOARD] knop, zodat deze oplicht.
2
Druk op de keyboard pads om deze te spelen.
Hieronder ziet u hoe de keyboard pads werken.
Wanneer een patroon uit de LEAD of BASS groep is geselecteerd
fig.2-3a_80
CC#BDCC#BDD#EFF#GG#AB
* De Octave Shift instelling verandert de reeks noten, die vanaf de keyboard pads
gespeeld kunnen worden, als volgt:
LEAD groupBASS group
Octave ShiftNote range
-2B1–D3
-1B2–D4
0B3–D5
1B4–D6
2B5–D7
Octave ShiftNote range
-4B-1–D1
-3B0–D2
-2B1–D3
1B2–D4
0B3–D5
Wanneer u een extern MIDI
toetsenbord gebruikt, kunt
u een bredere reeks
toonhoogtes spelen dan op
de keyboard pads mogelijk
is (p.63).
Als u de keyboard pads
wilt spelen zonder dat een
patroon wordt afgespeeld,
houdt u de [SHIFT] knop
ingedrukt, en drukt u op de
[LEAD], [BASS] of
[RHYTHM] knop.
Vervolgens selecteert u het
patroon. Op dit moment
zullen de indicators van de
[LEAD], [BASS] of
[RHYTHM] knoppen
knipperen. Om naar de
normale status terug te
keren, houdt u de [SHIFT]
knop nogmaals ingedrukt,
en drukt u weer op de
[LEAD], [BASS] of
[RHYTHM] knop.
18
(C4 + de middelste C).
Wanneer een patroon uit de RHYTHM groep is geselecteerd
fig.2-3b_80
Bass drum
Snare drum
Snare drum
Closed hi-hat
cymbals
Open hi-hat
cymbals
Bass drum
De MC-09 als synthesizer gebruiken
b
3
Om de Octave Shift instelling te veranderen, drukt u zo vaak
op de [DISPLAY] knop, totdat de OCT indicator oplicht.
Daarna drukt u op de [INC] of [DEC] toets.
* Indien een patroon uit de RHYTHM groep is geselecteerd, kan de Octave Shift
instelling niet veranderd worden.
Een uitvoering van een apparaat, dat op de INPUT
jacks is aangesloten, invoegen
Het afspeelgeluid van een CD of MD, die op de INPUT jacks is aangesloten,
kan met de uitvoering van de patronen van de MC-09 worden gemengd, en
via de OUTPUT jacks worden uitgestuurd.
1
2
3
4
Selecteer een patroon.
Houdt de [SHIFT] knop ingedrukt, en druk op de [LINE IN]
knop.
Nu zal ofwel de [LEAD], [BASS] of [RHYTHM], en de [LINE IN] indicator
verlicht zijn.
Speel het patroon samen met de uitvoering van de CD of MD,
aangesloten op de INPUT jack.
Het patroon zal met de uitvoering van de CD of MD gemengd worden.
Als u terug wilt gaan naar het afspelen van alleen het patroon,
houdt u de [SHIFT] knop nogmaals ingedrukt, en drukt u op
de [LINE IN] knop.
U kunt een patroon aan het
tempo van een CD of MD
uitvoering synchroniseren
(p.57). Druk op de
eeldscherm knop, zodat
de BPM indicator oplicht.
Vervolgens drukt u drie
keer of meer op de [TAP]
knop, in het tempo van de
CD of MD.
19
De MC-09 als synthesizer gebruiken
b
b
Het geluid modificeren
De knoppen gebruiken om de instellingen van het
geluid te bewerken
U kunt zes knoppen gebruiken om de geluidsinstellingen in realtime te
bewerken. Welke instellingen door elke knop gewijzigd kunnen worden, is
afhankelijk van de groep van het geselecteerde patroon, zoals in de tabel
hieronder wordt getoond.
GroupC1C2C3CUTOFFRESODECAY
Overdrive/
Distortion
PhaserModulation
LEAD
Slicer +
Ring modulator
BASSOscillator
RHYTHM———Bass drum
Oscillator
pitch
speed
Interval to cutTime to cutRing
pitch
Depth of distortion
Modulation
depth
Filter envelope depth
Brightness
Resonance
frequency
AccentCutoff
Cutoff
frequency
frequency
volume
De positie van de knop kan
verschillen van de
werkelijke instelling. In dat
geval draait u een klein
eetje aan de knop, en
maakt u de instelling
opnieuw.
Filter
Resonance
ResonanceFilter
Snare drum
volume
envelope
decay time
envelope
decay time
Hi-hat
volume
Cutoff frequency: specificeert de frequentie waarop het filter toegepast zal
worden.
Resonance: benadrukt de regio dicht bij de cutoff frequentie.
Decay time: de tijd vanaf het maximale niveau van de filter envelope,
Details over de functie van
elke instelling vindt u in de
“Parameterlijst” (p.68).
totdat het sustain niveau is bereikt, wordt hiermee
aangepast.
* Wanneer u de knoppen voor bewerking van de geluidsinstellingen gebruikt, zullen
uw veranderingen alleen terwijl het patroon speelt effect hebben. Het patroon zal
naar zijn originele instellingen terugkeren, als u een ander patroon selecteert of de
stroom uitzet. Om de nieuwe instellingen te behouden, moet u de Save operatie
uitvoeren (p.30).
Als u de instelling van een
knop in het scherm wilt
ekijken, terwijl u deze
aanpast, houdt u de
[SHIFT] knop ingedrukt,
terwijl u aan de betreffende
knop draait.
Het geluid van een patroon veranderen
Hier ziet u hoe u het geluid van een klank (tone) of ritme set, die door een
patroon wordt gebruikt, kunt veranderen.
1
Selecteer een patroon.
2
Druk een aantal malen op de [DISPLAY] knop, totdat de
TONE/TYPE indicator verlicht is.
20
Het nummer van de klank of ritme, set die aan het patroon is toegewezen,
zal in het scherm worden getoond.
Om de instelling van een
knop in het scherm te
controleren, houdt u de
[SHIFT] knop ingedrukt, en
drukt u op de [DISPLAY]
knop. Als u dit doet, zal de
waarde van elke knop
worden weergegeven, in de
volgorde C1, C2, C3,
CUTOFF, RESO en
DECAY.
3
Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om een andere klank of
ritme set te selecteren.
Als u van klank verandert, zullen de knoppen en andere instellingen van de
betreffende klank in het patroon tot uiting komen. Dit betekent, dat het
geluid anders zal klinken, dan bij het originele patroon.
* Wanneer u een ander patroon selecteert of de stroom uitzet, zal het patroon naar zijn
originele instellingen terugkeren. Om de nieuwe instellingen te behouden, moet u
de Save operatie uitvoeren (p.30).
Andere geluidsinstellingen bewerken
Naast de instellingen van de zes knoppen heeft elke klank vele andere
instellingen (parameters), waarmee het resulterende geluid wordt bepaald.
De waarde van deze parameters kunt u bewerken.
* Van een ritme set kan alleen de volume instelling van iedere ritmeklank worden
aangepast.
De MC-09 als synthesizer gebruiken
1
2
3
Selecteer een patroon.
Houd de [SHIFT] knop ingedrukt, en druk op één van de stap
[1]-[16] knoppen om de parameter, waarvan u de waarde wilt
aanpassen, te selecteren.
De waarde van de geselecteerde parameter zal in het scherm worden getoond.
fig.2-4
LFO rate
LFO waveform
OSC waveform
OSC vibrato depth
Filter type
Filter envelope
attack time
Filter envelope
sustain level
Filter envelope
release time
Filter LFO depth
Amplifier envelope
depth
Amplifier envelope
attack time
Amplifier envelope
decay time
Amplifier envelope
sustain level
Amplifier envelope
release time
Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om het volume bij te stellen.
Een uitleg van elke
parameter vindt u op p.68.
Amplifier LFO depth
Effect type (LEAD)
Vintage mode (BASS)
4
5
Wanneer u de waarde van een andere parameter wilt
aanpassen, drukt u op een andere stap [1]-[16] knop.
Terwijl u op de stap [1]-[16] knoppen drukt, zal een afkorting van de
parameternaam in het scherm worden weergegeven.
Nadat u de instellingen heeft gemaakt, drukt u op de [EXIT]
knop.
21
De MC-09 als synthesizer gebruiken
* Wanneer u een ander patroon selecteert of de stroom uitzet, zullen deze instellingen
naar hun originele waardes terugkeren. Om de nieuwe instellingen te behouden,
moet u de Save operatie uitvoeren (p.30).
De pan aanpassen
Hier wordt uitgelegd, hoe de pan (stereopositie) van een patroon aangepast
kan worden.
1
Selecteer een patroon.
2
Druk nogmaals op de knop van de geselecteerde groep
([LEAD], [BASS], [RHYTHM]).
In het scherm zal “Pan” korte tijd worden getoond, en daarna de pan
instelling.
3
Gebruik de [INC] en [DEC] toetsen om de pan instelling aan te
passen.
Dit kan binnen de reeks L64 (links)-cnt (midden)-R63 (rechts) worden
aangepast.
4
Wanneer u de instelling heeft aangepast, drukt u op de [EXIT]
knop.
Het beeldscherm zal terugkeren naar de status waarin het zich bevond,
voordat u de pan aanpaste.
* Wanneer u een ander patroon selecteert of de stroom uitzet, zal het patroon naar zijn
originele pan instelling terugkeren. Om de nieuwe instellingen te behouden, moet u
de Save operatie uitvoeren (p.30).
De toonhoogte aanpassen
Hier ziet u hoe de toonhoogte van een patroon aangepast kan worden. Dit
is bruikbaar als u het patroon in een andere toonsoort wilt afspelen of
wanneer u met een getransponeerd instrument samenspeelt.
1
2
3
22
Druk op de [SETUP] knop.
Druk op de [INC] of [DEC] knoppen, totdat “”
(Transpose) in het scherm word aangegeven.
Druk op de [ENTER] knop.
De transpositie instelling zal in het scherm worden getoond.
4
Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om de transpositie
instelling aan te passen.
U kunt de toonhoogte in halve stappen over een bereik van één octaaf hoger
of lager transponeren. Om de toonhoogte met één halve toon te verhogen,
specificeert u “1”. Om de toonhoogte met één halve toon te verlagen,
specificeert u “-1”.
5
Druk op de [SETUP] knop om de instelling te voltooien.
Een frase creëren (opnemen)
U kunt een frase van maximaal twee maten met stappen invoeren
(opnemen). Op de MC-09 zijn twee opnamemethodes beschikbaar. Gebruik
de methode, die het meest voor uw situatie geschiktis.
De MC-09 als synthesizer gebruiken
* Alleen noten kunnen als MIDI boodschappen worden opgenomen.
Stap opname
Met deze methode kunt u de noten voor iedere stap opeenvolgend invoeren.
fig.2-5_80
TR opname
Met deze methode specificeert u eerst de noot die u wilt invoeren, en dan
“plaatst” u die noot op de gewenste stap, terwijl u het afspeelgeluid
beluistert. Deze methode is geschikt voor het creëren van drumfrases,
aangezien u alle noten voor elke ritmeklank (dat wil zeggen: basdrum, snare
drum, hi-hat) tegelijk kunt invoeren.
fig.2-6_80
REST RESTREST RESTREST
TIE
TIE
TIE
Snare drum
Bass drum
23
De MC-09 als synthesizer gebruiken
Voorbereidingen voor opname
Of u nu stap opname of TR opname gebruikt, de voorbereidingen zijn
hetzelfde. Voordat u met opnemen begint, moet u de lengte van de frase en
de nootwaarde die u wilt invoeren aangeven.
* De maatsoort van een frase is op 4/4 vastgesteld, en kan niet veranderd worden.
1
Selecteer een patroon (p.16).
Indien u stap opname wilt gebruiken, selecteert u een patroon uit de LEAD
of BASS groep.
Als u TR opname wilt gebruiken, kunt u een patroon uit een andere groep
selecteren.
2
Past het geluid naar wens aan (p.20).
3
4
5
6
Pas het tempo naar wens aan (p.57).
Druk op de [SEQ REC] knop.
De MC-09 gaat naar de Setup mode, waarin u de frase kunt bewerken.
Druk op de [SETUP] knop.
De MC-09 gaat naar de Setup mode, waarin u de voorbereidingen voor de
opname kunt maken.
Het aantal maten in de frase zal in het scherm worden getoond.
Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om het aantal maten in
de frase aan te geven.
Een frase kan uit één of twee maten bestaan.
Als u een frase helemaal
vanaf het begin wilt
creëren, drukt u op de
[REST] knop in de Setup
mode om alle stappen te
wissen.
7
8
24
Druk op de [SCALE] knop om de nootwaarde en het aantal
stappen aan te geven.
16e noten x 16 stappen: indicator donker.
ste
8
triolen x 12 stappen: indicator verlicht.
Druk op de [EXIT] knop.
De MC-09 als synthesizer gebruiken
U zult naar de Step Edit mode terugkeren.
9
Nu bent u gereed om op te nemen. ga verder met de
opnamemethode die u wilt gebruiken.
• Een melodie of achtergrond frase creëren
➔ Stap opname (p.25).
• Een drumfrase creëren
• ➔ TR opname (p.27).
Een melodie of achtergrondfrase creëren (Stap
opname)
* Stap opname is niet mogelijk als u een patroon uit de RHYTHM groep heeft
geselecteerd.
10
11
12
De [KEYBOARD] indicator moet donker zijn.
Als deze verlicht is, drukt u op de knop om deze uit te zetten.
Druk op één van de stap [1]-[16] knoppen om de stap, waarop
u met stap opname wilt beginnen, te selecteren.
Als u een nieuwe frase selecteert, begint u stap opname vanaf stap 1.
Als u stap opname uitvoert vanaf het midden van een bestaande frase,
selecteert u de gewenste stap.
* Het is niet mogelijk om twee of meer noten op dezelfde stap in te voeren. Als u een
nieuwe noot invoert op een stap waarop reeds een noot is ingevoegd, zal de bestaande
noot gewist worden, en door de nieuwe data worden vervangen.
Druk op de [SEQ REC] knop.
“St.r” (Stap recording) zal kort in het scherm verschijnen, waarna de stap
opname zal beginnen.
13
De [KEYBOARD] indicator zal oplichten. Nu kunt u de stap [1]-[16]
knoppen als keyboard pads gebruiken. De indicators van de stap [1]-[16]
knoppen zullen oplichten, om de op dat moment geselecteerde stap aan te
geven.
Gebruik de C2 knop om de velocity (volume) van de noten die
u invoert aan te passen, en de C3 knop om de gate tijd
(nootduur) aan te passen.
25
De MC-09 als synthesizer gebruiken
fig.2-7_80
VelocityGate tijd
Velocity: 1-8
Gate tijd: 1-9, - (Slide-on).
Slide-on: de noot van de huidige stap zal vloeiend aan de
noot van de volgende stap worden verbonden.
Kies dit, wanneer u de speeltechniek die door
gitaristen of bassisten wordt gebruikt, wilt
simuleren, waarbij zij hun vingers naar een andere
fret schuiven nadat de snaar is aangeslagen. (Deze
instelling is alleen beschikbaar als u een patroon
uit de LEAD of BASS groep heeft geselecteerd).
* Het is niet mogelijk om de Gate tijd te specificeren als Vintage
mode voor een patroon uit de BASS groep is aangezet.
Druk op de [TIE] knop om
een overbinding in te
voeren of op de [REST]
knop om een rust in te
voeren. Als u op één van
deze knoppen drukt, zal de
stap automatisch vooruit
gaan, zodat u stappen 14 en
15 van deze procedure niet
hoeft uit te voeren.
U kunt tevens een slide-on
specificeren, door de
[SHIFT] knop ingedrukt te
houden, en op de [SLIDE]
knop te drukken.
14
15
16
17
Om een noot een accent te geven, houdt u de [SHIFT] knop
ingedrukt en drukt u op de [ACCENT] knop.
De velocitywaarde zal knipperen.
fig.2-7b_80
Knippert
Druk op een keyboard pad om de noot (toonhoogte) aan te
geven.
Wanneer de toonhoogte eenmaal is aangegeven, zult u naar de volgende
stap verder gaan.
Herhaal stappen 13-15 om uw frase te creëren.
Als u de instellingen van de vorige stap opnieuw wilt maken, drukt u op de
[DEC] knop om naar die stap terug te gaan, en maakt u de gewenste
instellingen.
Wanneer u de frase gecreëerd heeft, drukt u op de [](STOP)
knop.
Stap opname zal eindigen, en u zult naar de Step Edit mode terugkeren.
Terwijl een patroon uit de
BASS groep speelt, kunt u
de C3 knop gebruiken om
het accent niveau bij te
stellen.
Om het bereik (octave shift)
van de keyboard pads te
veranderen, drukt u vaak
genoeg op de [DISPLAY]
knop, om de OCT indicator
te laten oplichten, en
gebruikt u de [INC] of
[DEC] knoppen.
Als u de lengte van de frase
als twee maten aangeeft,
kunt u de [SCALE] knop
ingedrukt houden om de
huidige maat in het scherm
te bekijken. Wanneer u de
knop loslaat, zal het
voorgaande scherm
opnieuw verschijnen.
26
18
Om de Step Edit mode te verlaten, drukt u op de [EXIT] of
[](STOP) knop.
Een drumfrase creëren (TR opname)
1
Druk op de [](PLAY) knop.
“tr.r” (TR Recording) zal kort in het scherm worden getoond, waarna de TR
opname zal beginnen.
2
De indicator van de [KEYBOARD] knop moet donker zijn.
De MC-09 als synthesizer gebruiken
m TR opname uit te
eggen, wordt op deze
agina's het voorbeeld van
et creëren van een
rumfrase gebruikt, maar u
unt TR opname ook
ebruiken voor het creëren
an een melodie of
chtergrond frases. In dit
eval leest u de
erwijzingen naar “ritme
lank” in deze handleiding
ls “noot”.
3
4
Als deze is verlicht, drukt u op de knop om deze uit te zetten.
Gebruik de C1 knop om de ritme klank te specificeren.
Ritme klankBeeldscherm
Bass drum
Snare drum
Closed hi-hat
Opened hi-hat
Met de C2 knop past u de velocity (volume) aan.
Indien u geen drumfrase creëert (met andere woorden: als u een patroon uit
de LEAD of BASS groep heeft geselecteerd), gebruikt u de C3 knop om de
gate tijd (nootduur) aan te passen op dezelfde manier als bij stap opname.
* Het is niet mogelijk om de Gate tijd te specificeren als Vintage voor een patroon uit
de BASS groep is aangezet.
fig.2-8_80
Indien u de keyboard pads
wilt gebruiken voor
specificatie van de ritme
klank, drukt u op de
[KEYBOARD] knop, zodat
zijn indicator oplicht.
Nadat u de ritme klank
heeft gespecificeerd, drukt
u nogmaals op de
[KEYBOARD] toets, zodat
de indicator uit gaat.
Wanneer u het bereik
(Octave Shift) van de
keyboard pads wilt
veranderen, drukt u enige
malen op de [DISPLAY]
knop totdat de OCT
indicator oplicht, en daarna
op de [INC] of [DEC] toets.
noot
U kunt op de [TIE] knop
drukken om een
VelocityRitme
overbinding of op de
[REST] knop om een rust in
te voeren. Het is echter niet
mogelijk om een rust in te
voeren terwijl een patroon
uit de RHYTHM groep is
geselecteerd.
27
De MC-09 als synthesizer gebruiken
b
5
Als u een noot een accent wilt geven, houdt u de [SHIFT] knop
ingedrukt, en drukt u op de [ACCENT] knop.
De velocitywaarde zal knipperen.
fig.2-8b_80
Terwijl een patroon uit de
BASS groep wordt
afgespeeld, kunt u met de
C3 knop het accent niveau
ijstellen.
6
Knippert
Gebruik de stap [1]-[16] knoppen om de stap(pen), waarop u
een noot wilt invoeren te selecteren.
U kunt meerdere stappen invoeren.
Om een ingevoerde noot te wissen, drukt u op de knop van de
corresponderende stap, zodat de indicator uit gaat.
fig.2-9
* Als u een patroon uit de RHYTHM groep heeft geselecteerd, kunt u voor elke stap
maximaal drie noten invoeren. Indien u een patroon uit de LEAD of BASS groep
heeft geselecteerd, kan voor elke stap slechts één noot worden ingevoerd. Wanneer u
een stap selecteert waarvoor reeds een noot is opgenomen (dat wil zeggen: een stap
waarvan de indicator knippert), zal de eerder ingevoerde data door de nieuwe data
worden vervangen.
De MC-09 onthoudt de
meest recente instellingen
(ritme klank, velocity enz.)
die u heeft ingevoerd. Als u
dezelfde instellingen voor
de volgende noot die u
invoert wilt gebruiken,
hoeft u de instellingen niet
te veranderen.
7
Terwijl u naar het herhaaldelijk afspelen luistert, voert u
stappen 12-15 nogmaals uit om uw frase te creëren.
Terwijl u opneemt, zal de frase herhaaldelijk worden afgespeeld. Telkens als
u noten invoert, zullen deze afspelend te horen zijn.
8
Wanneer uw frase volledig gecreëerd is, drukt u op de
[](STOP) knop.
TR opname zal eindigen, en u zult naar de Step Edit mode terugkeren.
9
Om de Step Edit mode te verlaten, drukt u op de [](STOP)
knop of de [EXIT] knop.
Wanneer u een frase van
twee maten heeft gespecifi-
ceerd, en u de maten wilt
veranderen, drukt u op de
[SCALE] knop, zodat het
maatnummer in het scherm
wordt weergegeven. Vervol-
gens drukt u op de [INC] of
[DEC] knop. Om de huidige
locatie van de maat te bekij-
ken, drukt u op de [SCALE]
knop, en houdt u deze inge-
drukt. Het voorgaande
scherm zal opnieuw ver-
schijnen als u de knop los-
laat.
28
Een frase bewerken
1
Selecteer het patroon dat de frase bevat die u wilt bewerken
(p.16).
2
Druk op de [SEQ REC] knop.
“St.E” (Step Edit) zal kort in het scherm worden getoond, waarna u naar de
Step Edit mode zult gaan.
De status van de op dat moment geselecteerde stap zal in het scherm
worden getoond.
fig.2-10_80
Deze knop zal knipperen om een
kruis (#) aan te geven.
Velocity
Gate tijd
("-" indicates
Slide-on)
Noot
(De velocity zal knipperen om
aan te geven dat Accent aanstaat).
3
De [KEYBOARD] indicator moet op dit moment donker zijn.
RHYTHMLEAD, BASS
Ritme
klank
Velocity
(als dit - aangeeft, zal de
betreffende ritme klank niet
hoorbaar zijn).
De MC-09 als synthesizer gebruiken
Als u de frase lengte op
twee maten heeft ingesteld,
kunt u de maat positie
veranderen, door de
[SCALE] knop in te
drukken, zodat het
maatnummer in het scherm
wordt getoond, en dan op
de [INC] of [DEC] knop te
drukken. Om de huidige
positie van de maat te
controleren, houdt u de
[SCALE] knop ingedrukt.
Als u deze knop loslaat, zal
het voorgaande scherm
opnieuw verschijnen.
4
5
Als deze verlicht is, drukt u op de knop om deze uit te zetten.
Gebruik de stap [1]-[16] knoppen om de stap(pen), die u wilt
bewerken, te selecteren.
Als u voor twee of meerdere stappen dezelfde instellingen wilt maken,
houdt u de stap knop die u het eerst indrukte ingedrukt, en drukt u daarna
op de knoppen van de andere stappen.
Gebruik de C1, C2 en C3 knoppen om de instellingen van de
noot te bewerken.
Wanneer u de noot bewerkt, zal de nootnaam korte tijd in het scherm
worden weergegeven.
C1 knopC2 knopC3 knop
Noot (ritme klank)VelocityGate tijd
* Het is niet mogelijk om de Gate tijd te specificeren als Vintage voor een patroon uit
de BASS groep is aangezet.
Om de keyboard pads te
gebruiken om de klank
(ritme klank) te
specificeren, drukt u op de
[KEYBOARD] knop, zodat
zijn indicator oplicht.
Wanneer u de noot (ritme
klank) heeft gespecificeerd,
drukt u nogmaals op de
[KEYBOARD] knop, zodat
zijn indicator uit gaat.
Druk op de [TIE] knop om
een overbinding, of op de
[REST] knop om een rust te
veranderen.
29
De MC-09 als synthesizer gebruiken
6
Wanneer u klaar bent met bewerken, drukt u op de
[](STOP) of [EXIT] knop.
U zult de Step Edit mode verlaten.
Een patroon opslaan
Indien u de inhoud van een patroon heeft gewijzigd, door middel van het
bewerken van de klankinstellingen of door opnemen, moet u het patroon
opslaan om het te behouden.
* Al uw veranderingen zullen verloren gaan als u een ander patroon selecteert of de
stroom uitzet voordat het patroon is opgeslagen.
De volgende data wordt opgeslagen:
• Klank/Ritme set
• Pan
U kunt 20 patronen (in
totaal voor LEAD, BASS,
RHYTHM en EFFECTS
groepen) in het interne
geheugen opslaan.
1
2
3
• Parameterinstellingen (inclusief de instellingen van de zes knoppen)
• Frase
• Loop Control instellingen (p.56)
(Als loop control instellingen niet zijn ingesloten)
Druk op de [WRITE] knop.
Het patroonnummer in het scherm zal knipperen.
Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om het patroonnummer
van de opslagbestemming te selecteren.
Selecteer U01-U20 als u in het interne geheugen wilt opslaan of C01-C50 als
u op een geheugenkaart wilt opslaan.
* Aangezien de data die u opslaat alle reeds bestaande data op de betreffende locatie
zal overschrijven, zal de voorgaande data verloren gaan. Zorg dat het geselecteerde
nummer geen patroon bevat, dat u wilt behouden.
Druk op de [WRITE] knop om uit te voeren.
4
30
In het scherm zal “Sur” staan, omde operatie te bevestigen.
Druk op de [WRITE] knop om op te slaan.
Terwijl een patroon wordt opgeslagen, zal “bsy” in het scherm worden
weergegeven. Wanneer de data is opgeslagen, zult u naar het scherm
terugkeren, dat werd getoond voordat het Save proces werd uitgevoerd.
* Indien u besluit het patroon niet op te slaan, drukt u op de [EXIT] knop.
Een loop creëren en afspelen
Wat is een loop?
De Audio Looper heeft vier onderdelen (parts): part 1 tot en met 4. In ieder
part kan een uitvoering van de DSP synthesizer (een patroon uit de LEAD,
BASS of RHYTHM groep) of een externe geluidsinvoer worden vastgelegd.
De data die in elk part wordt opgenomen, wordt een loop genoemd.
Deze loops zullen herhaaldelijk afspelen (dat wil zeggen: “loop”), gesyn-
chroniseerd aan een standaard tempo. U kunt alle vier de loops gelijktijdig
afspelen of slechts een specifiek gedeelte daarvan.
Voor part 1 kunt u een grote verscheidenheid aan bewerkings- en regeling
functies gebruiken (Loop Control) om nog geavanceerdere loops te creëren.
U kunt uw favoriete drum breaks en baslijnen als een loop samenvoegen, en
gebruik maken van de Loop Control functie om nieuwe songs met andere
grooves te creëren. Dit schept oneindige mogelijkheden voor het creëren
van remixes.
fig.3-1
De vastgelegde loop zal in
mono zijn.
Voor details over het
standaard tempo kijkt u bij
“Over het tempo” (p.57).
Audio Looper
Part 1Part 2Part 3Part 4
LoopLoopLoop
VastleggenVastleggenVastleggen
31
Een loop creëren en afspelen
Het proces van het creëren van een loop
Deze pagina schetst het proces van het creëren van een loop.
fig.3-0
1. Maak voorbereidingen voor het vastleggen
De uitvoering van een patroon vastleggen
(1) Selecteer het patroon (p.16)
(2) Stel het tempo in (p.17)
(3) Pas het geluid aan (p.20)
De uitvoering van een extern apparaat vastleggen
(1) Druk op de [LINE IN] knop
(2) Stel het volume van het apparaat dat op de INPUT jacks is aangesloten bij
(3) Stel het tempo in (p.57)
De uitvoeringen van een patroon en een extern apparaat vastleggen
(1) Selecteer een patroon (p.16)
(2) Houd de [SHIFT] knop ingedrukt, en druk op de [LINE IN] knop (p.19)
(3) Stel het tempo in (p.17)
(4) Pas het geluid aan (p.20)
Vastleggen terwijl u een effect op de uitvoering van een extern
apparaat toepast
(1) Druk op [EFFECTS] om effecten aan te zetten (p.42)
(2) Specificeer welk effect toegepast zal gaan worden (p.41)
(3) Selecteer een effectpatroon (p.42)
(4) Maak effectinstellingen (p.43)
(5) Stel het tempo in (p.57)
(6) Wanneer een effect op een loop wordt toegepast, gebruikt u de niveau
(level) knop om het volume bij te stellen (p.35)
Een loop control uitvoering vastleggen
(1) Selecteer een effect patroon (p.42)
(2) Druk op de [LOOP CTRL] knop om Loop Control aan te zetten (p.54)
(3) Maak loop control instellingen (p.54)
(4) Stel het tempo in (p.57)
* Als alle onderdelen met Loop Control worden gebruikt, zult u niet kunnen vastleggen.
Wanneer op elk part wordt
vastgelegd, moet u zich
verzekeren van het feit dat
het patroon en het externe
apparaat hetzelfde tempo
gebruiken. Als elke
uitvoering die u vastlegt
een ander tempo heeft, kan
de timing mogelijk niet
overeenkomen op het
moment dat u de loop
afspeelt.
Als u een effect aanzet,
kunt u de uitvoering van
de onderdelen waarbij het
effect niet aanstaat niet
vastleggen.
2. Begin met de opname van de Process Patch (p.39)
Houd de [SHIFT] knop ingedrukt, en druk op de [PROCESS] knop.
* Voer deze stappen uit wanneer nodig.
3. Vastleggen (p.33)
4. Pas de volumebalans van de onderdelen aan (p.35)
5. Pas effecten toe (p.41)
6. Bewerk de instellingen van part 1 (p.37)
7. Combineer loops (p.38)
8. Sla de Process Patch op (p.40)
* Sla de Process Patch op als u stap 2 heeft uitgevoerd.
9. Sla de loop op een geheugenkaart op (p.59)
32
Als u de Loop Control
uitvoering op één enkel
part opneemt, kunt u met
Loop Merge hetzelfde
resultaat bereiken.
U kunt ook een effect op
een loop control uitvoering
toepassen, en dit in een
ander onderdeel
vastleggen.
Opnemen (vastleggen)
b
b
De actie van het opnemen in de Audio Looper wordt capturing (vastleggen)
genoemd. U kunt maximaal zes seconden geluid in elk part vastleggen.
1
Draai aan de [LEVEL] knop om het volume, waarmee
vastgelegd zal worden, bij te stellen.
2
Druk op de [CAPTURE] knop.
De indicators van de [CAPTURE] knop zullen verlicht zijn, en de [SEL]
knoppen van elk part zullen knipperen, waarmee wordt aangegeven dat de
MC-09 gereed is om vast te leggen.
3
Druk op een [SEL] knop om het part, waarin het geluid zal
Een loop creëren en afspelen
Normaalgesproken past de
[LEVEL] knop het volume
van het geluidssignaal van
de DSP synthesizer of de
invoer via de INPUT jacks
aan. Echter, wanneer u
vastlegt, past de [LEVEL]
knop het volume waarmee
wordt vastgelegd aan.
worden vastgelegd, te selecteren.
De indicator van de [SEL] knop van het geselecteerde part zal oplichten, en
de indicators van de [CAPTURE] knoppen zullen knipperen.
* Als u op een part vastlegt, waar reeds op vastgelegd is, zal de voorgaande inhoud
gewist worden, en door het nieuwe geluid worden vervangen.
De status van elk part
wordt door de indicators
van de [STATUS] knoppen
getoond. parts die
vastgelegd zijn: verlicht of
knipperend. Parts die niet
vastgelegd zijn: donker.
4
Druk op de [SETUP] knop, en druk op de [INC] of [DEC] knop
om Capture Quantize instellingen te maken (zie volgende
pagina). Wanneer u de Capture Quantize instellingen heeft
gemaakt, drukt u op de [SETUP] knop..
1:stop het vastleggen automatisch na de eerste maat.
2:stop het vastleggen automatisch na de tweede maat.
OFF: stop het vastleggen als u op de [](STOP) knop drukt.
Als u de procedure van het
vastleggen wilt annuleren,
drukt u op de [EXIT] knop.
5
Druk op de [CAPTURE] knop om het vastleggen te starten.
Als andere parts reeds zijn vastgelegd, zullen die parts ook afgespeeld wor-
den. Indien u niet wilt dat reeds vastgelegde parts worden afgespeeld, drukt
u op hun [STATUS] knop, zodat de indicator gaat knipperen.
6
Stop het vastleggen.
Als Capture Quantize op “OFF” staat, zal het vastleggen stoppen op het
moment dat u de [](STOP) knop indrukt. Als Capture Quantize op “1”
of “2” is ingesteld, zal het vastleggen automatisch volgens de instelling stop-
pen.
U kunt met vastleggen
eginnen terwijl een loop
wordt afgespeeld. In dit
geval zal het vastleggen
eginnen wanneer het
afspelen naar het begin van
de loop terugkeert, nadat u
de [CAPTURE] knop heeft
ingedrukt.
Indien u het vastleggen startte terwijl de loop werd afgespeeld, zal het
afspelen van de loop doorgaan. Om dit te beëindigen drukt u op de
[](STOP) knop.
33
Een loop creëren en afspelen
* Het vastleggen zal automatisch na zes seconden stoppen, ongeacht de Capture
Quantize instelling.
De lengte van de loop corrigeren (Capture Quantize)
De timing waarmee u het vastleggen stopt, is een belangrijke factor bij het creëren van
een nauwkeurige loop. Als u het vastleggen op de verkeerde tijd stopt, zullen de loop
lengte en de timing van de maten afbuigen, en zal het niet mogelijk zijn om de loop
nauwkeurig te synchroniseren. Om dit te voorkomen, kunt u het vastleggen automatisch
stoppen op het moment dat de eerste of tweede maat eindigt, gerelateerd aan het huidige
tempo. Dit wordt Capture Quantize genoemd.
fig.3-1b
Begin van het vastleggen
Stel de waarde van de Capture Quantize op 1 in.
Stel de waarde van de Capture Quantize op 2 in.
Stel de waarde van de Capture Quantize op OFF in.
Een loop beluisteren (van tevoren)
Hier ziet u hoe elk part van de opgenomen loop van tevoren bekeken kan
worden.
Einde van het vastleggen
1
2
34
Zorg dat een patroon of effect control niet spelen.
Als één van deze worden afgespeeld, drukt u op de [](STOP) knop om
deze te beëindigen.
Druk op de [SEL] knop van het part dat u wilt beluisteren.
De loop zal spelen, terwijl u de knop ingedrukt houdt. Deze zal echter niet
herhaaldelijk worden afgespeeld.
Afspelen
Een loop creëren en afspelen
1
Druk op één van de volgende knoppen, om te selecteren hoe u
wilt dat het afspelen zal gebeuren. Dan selecteert u het patroon
of effectpatroon dat u wilt afspelen.
KnopAfspeelmethode
[LINE IN]Alleen een loop afspelen
Een loop samen met een extern apparaat afspelen
[LEAD], [BASS], [RHYTHM]Een patroon en een loop samen afspelen
[SHIFT] +
[LEAD], [BASS], [RHYTHM]
Select [LEAD], [BASS], [RHYTHM], then
[SHIFT] + [LINE IN]
[EFFECT]Een loop afspelen, terwijl een effect wordt toegepast (p.41)
[LOOP CTRL]De manier, waarop een loop wordt afgespeeld, wijzigen (p.53).
De keyboard pads samen met het loop afspeelgeluid afspelen (speel
de patroon frase niet)
Een patroon en een loop samen met een extern apparaat afspelen
2
Om met het afspelen van de loop te beginnen, drukt u op de
[](PLAY) knop.
* Wanneer u op de [](PLAY) knop drukt, zal het afspelen altijd vanaf het begin
van de loop beginnen. Het is niet mogelijk om vanaf het midden af te spelen.
3
Om het afspelen van de loop te stoppen, drukt u op de
[](STOP) knop.
De loop zal herhaaldelijk worden afgespeeld, totdat u de [](STOP)
knop indrukt.
De volumebalans van de parts aanpassen
Gebruik de part niveau schuifregelaars om de volumebalans aan te passen.
fig.3-2
Als u een patroon,
effectpatroon of loop
control patroon heeft
geselecteerd, zal dit in
synchronisatie met de loop
afspelen/stoppen.
Om het aantal maten in de
loop te controleren, drukt u
op de [DISPLAY] knop
zodat de TONE/TYPE
indicator oplicht, en dan op
de [SHIFT] knop en de
[STATUS] knop. In deze
staat kunt u de [INC] en
[DEC] knoppen gebruiken
om het aantal maten in de
loop te veranderen.
Indien u de loop samen
met een patroon afspeelt,
gebruikt u de [LEVEL]
knop om het volume van
het patroon aan te passen.
Gebruik de [OUTPUT]
knop om het algehele
volume bij te stellen.
De positie van de
schuifregelaars kan
verschillen van de
werkelijke instelling. In dit
geval verschuift u de
regelaars een klein beetje,
en maakt u de instelling
opnieuw.
35
Een loop creëren en afspelen
Een part tijdelijk stil, en weer hoorbaar maken
(mute/unmute)
Als u op de [](PLAY) knop drukt om een loop af te spelen, zullen alle
vastgelegde loops gewoonlijk te horen zijn. U kunt echter de Mute functie
gebruiken om specifieke parts tijdelijk stil te maken.
1
Druk op de [STATUS] knop van het part, dat u niet wilt horen,
zodat deze knippert.
De indicators zullen de status van elk part tonen.
Verlicht: het part zal hoorbaar zijn
Knipperend: het part zal niet hoorbaar zijn
Donker: er is geen geluid opgenomen
2
Om mute op te heffen, drukt u nogmaals op de [STATUS]
knop.
De pan aanpassen
U kunt de pan (stereopositie) van het afspeelgeluid van de loop aanpassen.
1
Druk op de [PAN] knop, zodat zijn indicator oplicht.
2
Druk op de [SEL] knop van het part, waarvan u de pan wilt
aanpassen.
3
Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om de pan te regelen.
U kunt de pan binnen het bereik van L64 (links)-cnt (midden)-R63 (rechts)
aanpassen.
4
Wanneer u klaar bent met het aanpassen van de pan, drukt u
op de [PAN] of de [EXIT] knop.
Effecten toepassen
De vastgelegde loop zal
altijd mono zijn.
Zie (p.41).
Het tempo veranderen
Zie (p.57).
Wanneer u het tempo van een loop verandert, zal de toonhoogte overeen-
komstig veranderen. Met het verhogen van het tempo zal de toonhoogte ook
hoger worden, en als het tempo verlaagd wordt zal de toonhoogte lager
worden. Dit is hetzelfde als wat er gebeurt, wanneer u de snelheid van een
cassetterecorder verandert. Indien een patroon en een loop echter gelijktij-
dig worden afgespeeld, zal de toonhoogte van het patroon niet veranderen.
36
Om het tempo, waarop de
loop werd vastgelegd, te
controleren, drukt u op de
[DISPLAY] knop zodat de
BPM indicator oplicht, en
drukt u gelijktijdig op de
[SHIFT] en de [STATUS]
knoppen van het gewenste
part.
Een loop creëren en afspelen
* Als u het tempo van een loop verandert, zodat het minder dan de helft of meer dan
het dubbele van het tempo waarmee werd vastgelegd wordt, kan de overgang tussen
herhalingen mogelijk niet vloeiend verlopen.
De instellingen van part 1 veranderen
U kunt de afspeeltoonhoogte en de afspeelregio van het geluid, dat u in part
1 heeft vastgelegd, veranderen.
C1 knopC2 knopC3 knop
AfspeeltoonhoogteLocatie waarop het geluid
zal beginnen (Position)
Afspeeltoonhoogte: dit verandert de toonhoogte van de loop. Door verho-
ging van de toonhoogte zal het afspeeltempo van de loop sneller worden,
hetgeen in een stil gedeelte resulteert. Door verlaging van de toonhoogte zal
het afspeeltempo van de loop langzamer worden, zodat de loop niet hele-
maal tot het einde zal worden afgespeeld.
fig.3-2b
AFSPEELTOONHOOGTE
(C1 knop)
Niveau
Lengte waarop het geluid
zal beginnen (Length)
Gebied waarin de loop
werkelijk zal klinken
De positie van de
schuifregelaars kan van de
werkelijke instelling
verschillen. In dit geval
verschuift u de regelaars
een klein beetje, en maakt u
de instellingen nogmaals.
1
2
3
4
Niveau
Verhoog de toonhoogte
Maat
(tijd)
Verlaag de toonhoogte
Niveau
Maat
(tijd)
Maat
(tijd)
POSITIE
(C2 knop)(C3 knop)
LENGTE
Om te beginnen met het afspelen van de loop, drukt u op de
[](PLAY) knop.
Druk op de [EDIT] knop.
Nu kunt u de instellingen van part 1 aanpassen.
Draai aan de C1-C3 knoppen om de instellingen aan te passen,
terwijl u de loop beluistert.
Druk op de [EDIT] of [EXIT] knop om naar de normale
afspeelmode terug te keren.
Wanneer u de instellingen
van part 1 eenmaal heeft
verandert, is het niet
mogelijk om deze in de
originele staat te herstellen.
U kunt deze instellingen
vastzetten, zodat ze niet
per ongeluk worden
overschreven. Om de
instellingen vast te zetten,
drukt u op de [ENTER]
knop, zodat de indicator
van de [EDIT] knop
knippert. Om de
instellingen weer vrij te
maken, zodat deze
aangepast kunnen worden,
drukt u nogmaals op de
[ENTER] knop, zodat de
indicator van de [EDIT]
knop constant verlicht is.
37
Een loop creëren en afspelen
5
Om het afspelen van de loop te beëindigen, drukt u op de
[](STOP) knop.
Verschillende part in één part
samenbrengen (Loop Merge)
U kunt extra parts vrijmaken, door eerder opgenomen parts in één part te
combineren. Dit wordt Loop Merge genoemd.
fig.3-3_75
Part 1
Part 2
Part 3
Part 4
Bass Drum
Snare Drum
Hi-hat
Loop Merge
Part 1Part 2Part 3
* U moet over een leeg part beschikken om Loop Merge te kunnen uitvoeren.
* Pas de volumebalans tussen de parts aan, voordat u Loop Merge uitvoert. Het is niet
mogelijk om de volumebalans aan te passen, nadat u Loop Merge heeft uitgevoerd.
* Pan instellingen zullen niet samengevoegd worden.
*
Als u Loop Merge uitvoert met het effect aan, zal het effect op het geluid dat u tijdens
Loop Merge hoort worden toegepast, maar zal na Loop Merge niet in het part te
horen zijn.
Part 4Part 1
Bass Drum
Snare Drum
Hi-hat
Leg de
gitaar en
bas vast
Bass
Bass Drum
Snare Drum
Hi-hat
Bass
Guitar
Part 3
Guitar
Snare Drum
Loop Merge
Part 4Part 2
Bass Drum
Hi-hat
Part 4Part 2Part 3Part 1
1
2
3
38
Druk op de [LOOP MERGE] knop.
De FROM indicator zal oplichten, en de indicators van de [SEL] knoppen,
waarmee al een geluid is vastgelegd, zullen knipperen.
Druk op twee of meer [SEL] knoppen om de parts, die u in één
part wilt samenbrengen, te selecteren.
De [SEL] indicators van de geselecteerde parts zullen verlicht zijn.
Druk op de [LOOP MERGE] knop.
4
5
Een loop creëren en afspelen
De To indicator zal oplichten, en de [SEL] knoppen van de parts die u niet
bij stap 2 selecteerde zullen knipperen.
Druk op een [SEL] knop om het part te kiezen, waarin de
andere parts samengevoegd zullen worden.
De [SEL] knop van het geselecteerde part zal oplichten, en de indicator van
de [LOOP MERGE] knop zal knipperen.
* Let op, als u een reeds vastgelegd part selecteert, zal de bestaande inhoud gewist
worden, en door de loop-merged inhoud vervangen worden.
Druk op de [LOOP MERGE] knop om met de Loop Merge
operatie te beginnen.
Terwijl Loop Merge plaatsvindt, zal de indicator van de [LOOP MERGE]
knop verlicht zijn. Als deze donker wordt, is de Loop Merge voltooid.
De inhoud van een part wissen
Hier wordt uitgelegd hoe u een vastgelegd part, dat u niet langer wilt
gebruiken, gewist kan worden.
1
Houd de [SEL] knop en de [STATUS] knop van het part
waarvan u de inhoud wilt wissen gelijktijdig ingedrukt.
De stappen waarmee u een loop heeft
gecreëerd opslaan (Process Patch)
De stappen waarmee u een loop heeft gecreëerd of patrooninstellingen mee
heeft gemaakt, kunt u opslaan. Dit wordt een Process Patch genoemd.
Wanneer u een Process Patch afspeelt, zullen de operaties, die u heeft
uitgevoerd bij de creatie van de loop, nogmaals worden uitgevoerd, zodat
de loop gereproduceerd wordt.
Als u de stroom aanzet, zal de MC-09 automatisch beginnen met het
onthouden van de operaties, die u uitvoert. Met een Process Patch kunnen
maximaal elf handelingen worden opgenomen. Indien u meer dan elf
handelingen uitvoert, zullen de oudste handelingen achtereenvolgend
afvallen, en de nieuw uitgevoerde handelingen onthouden worden.
Om een nieuwe Process Patch te maken, houdt u de [SHIFT] knop inge-
drukt, en drukt u op de [PROCESS PATCH] knop om alle opgenomen
knop operaties te wissen.
Door het bekwaam creëren van een loop, kunt u een effectieve Process Patch
maken, waarmee loops met een grotere herhaalbaarheid geproduceerd
zullen worden.
U kunt loops ook op een
geheugenkaart opslaan
(p.59). Hierbij wordt echter
alleen de uitvoering
(geluidsdata) opgeslagen,
die in elk part is
opgenomen, en geen
patrooninstellingen of pan
instellingen, die u maakte
tijdens het creëren van de
loop.
39
Een loop creëren en afspelen
Inhoud die in een Process Patch wordt opgeslagen
• De elf meest recente knop operaties.
• Instellingen van het patroon, toen u het vastlegde.
• Volume van het vastleggen
• Instellingen van part 1.
• Loop Merge From en To parts.
• Patrooninstellingen op het moment, waarop u de Process Patch opsloeg.
• Pan instellingen op het moment, waarop u de Process Patch opsloeg.
Inhoud die niet in een Process Patch wordt opgeslagen
• Geluidsdata.
• Realtime operaties van de knoppen.
• Uitvoeringen van een extern MIDI apparaat.
• Part volume instellingen op het moment dat u de Process Patch opsloeg.
• Mute data van ieder part.
Een Process Patch opslaan
* Process Patch instellingen zijn tijdelijk. Als u een Process Patch wilt bewaren, moet
u deze opslaan. Een niet opgeslagen Process Patch kan niet afgespeeld worden.
1
Druk op de [PROCESS PATCH] knop.
De indicator zal oplichten, en in het scherm zal “Prc.” worden weergegeven.
2
Druk op de [WRITE] knop.
Via het scherm zult u gevraagd de instellingen op te slaan (Sur).
3
Druk op de [WRITE] knop om de instellingen op te slaan.
Terwijl de instellingen worden opgeslagen, zal “bsy” in het scherm worden
getoond. Wanneer het opslaan voltooid is, zult u naar het scherm
terugkeren waar u zich bevond voordat u met de Save operatie begon.
* Als u de Save operatie wilt annuleren, drukt u op de [EXIT] knop.
Eén Process Patch kan in
het interne geheugen van
de MC-09 worden
opgeslagen. Tevens kunt u
patches op een extern MIDI
apparaat opslaan (p.65).
Om de inhoud van de
Process Patch te
controleren, voordat u deze
opslaat, drukt u op de
[PROCESS PATCH] knop
zodat zijn indicator oplicht,
en dan drukt u op de
[ENTER] knop. Als u dit
doet, zal een loop volgens
de huidige Process Patch
inhoud worden gecreëerd.
Dit is niet van invloed op
reeds opgeslagen Process
Patches.
Een Process Patch afspelen
1
Druk op de [PROCESS PATCH] knop.
De indicator zal oplichten, en “Prc.” zal in het scherm worden weergegeven.
2
Druk op de [](PLAY) knop.
De in de Process Patch opgeslagen inhoud zal achtereenvolgend worden
afgespeeld. Op het moment dat de volledige inhoud is afgespeeld, zal de
Process Patch automatisch stoppen met afspelen.
Om het afspelen van de Process Patch voortijdig te beëindigden, drukt u op
de [](STOP) knop.
* Als u een Process Patch afspeelt, zullen de loop die u op dat moment creëert, en elke
niet opgeslagen Process Patch verloren gaan.
40
Een effect toepassen
De MC-09 biedt vier effecten: filter, isolator, phaser en slicer. U kunt één van
deze effecten selecteren, en op de externe invoer of op een loop toepassen.
De effect routing specificeren
fig.4-1**_80
[SHIFT]
+
[LINE IN]
INPUT
[SHIFT]
+
[SEL1]
1
[SHIFT]
[SEL2]
2
+
[SHIFT]
+
[SEL3]
34
[SHIFT]
+
[SEL4]
AUDIO LOOPER
OUTPUT
Wanneer u een patroon uit
de LEAD, BASS of
RHYTHM groep heeft
geselecteerd, is het niet
mogelijk om een effect toe
te passen. Om hetzelfde
resultaat te verkrijgen, kunt
u het afspeelgeluid van het
patroon vastleggen, en er
vervolgens een effect op
toepassen.
De effect routing zal
onthouden worden tot op
het moment dat u de
stroom uitzet.
1
2
3
EFFECTS
Druk op de [EFFECTS] knop.
Houd de [SHIFT] knop ingedrukt, en druk op de [LINE IN]
knop, om te specificeren of het effect op een externe invoer toe-
gepast zal worden.
Indicator van de [LINE IN] verlicht: het effect zal op de externe invoer wor-
den toegepast.
Indicator van de [LINE IN] knop knipperend: het effect zal niet op de
externe invoer worden toegepast.
Houd de [SHIFT] knop ingedrukt, en druk op de [SEL] knop
van een part, om aan te geven of het effect op het betreffende
part zal worden toegepast.
Indicator van de [SEL] knop verlicht: pas het effect op het part toe.
Indicator van de [SEL] knop knipperend: pas het effect niet op het part toe.
Wanneer u de [EFFECTS]
knop voor de eerste keer
indrukt, nadat de stroom is
aangezet, zal het effect op
de externe invoer en op alle
parts worden toegepast.
41
Een effect toepassen
Het effect aan en uitzetten
1
Druk op de [EFFECTS] knop zodat zijn indicator oplicht.
Het effect zal aangezet worden.
2
Om het effect uit te zetten, drukt u op de [EFFECTS] knop,
zodat de indicator gaat knipperen.
Het effect snel aan of uitzetten
U kunt de effect grab functie gebruiken om het effect snel aan of uit te zet-
ten, zoals soms bij een DJ uitvoering wordt gedaan.
1
De indicator van de [EFFECTS] knop moet verlicht zijn of
knipperen.
De effect routing zal
onthouden worden tot op
het moment, dat u de
stroom uitzet.
Indien dit niet het geval is, drukt u op de [EFFECTS] knop.
2
Houd de [SHIFT] knop ingedrukt, en druk op de [EFFECTS]
knop.
Het effect is aan, zolang u beide knoppen ingedrukt houdt.
3
Blijf de [SHIFT] knop ingedrukt houden, en laat de [EFFECTS]
knop los om het effect uit te zetten. Als u de [SHIFT] knop los-
laat, en daarna de [EFFECTS] knop, zal het effect aan blijven.
Een effectpatroon selecteren
Als u een effect gebruikt, kunt u de effectinstellingen samen met de uitvoe-
ring laten veranderen. Zo'n groep effectinstellingen wordt een effect-
patroon genoemd. De MC-09 bevat 30 effectpatronen voor direct gebruik.
Tevens kunt u uw eigen effectpatronen creëren, en deze in het interne
geheugen of op een geheugenkaart opslaan.
Filter:wijzig de helderheid
Isolator:specifieke frequentieregio's omhoog drukken of afkappen
Phaser:wijzig het geluid
Slicer:kapt het geluid met tussenpozen af
1
2
42
Druk op de [EFFECTS] knop.
In het scherm moet een effectpatroon nummer worden weer-
gegeven.
Tevens moeten de BPM, OCT of TONE/TYPE indicators niet verlicht zijn.
3
Een effect toepassen
Indien één van deze indicators verlicht is, drukt u verschillende malen op de
[DISPLAY] knop, totdat de indicator uitgaat.
Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om een effect te selecte-
ren.
Een “P” voor een nummer geeft een preset effect aan, “U” betekent een user
effect en “C” verwijst naar een effectpatroon dat op een geheugenkaart is
opgeslagen.
U kunt snel tussen preset (P), user (U) en kaart (C) schakelen, door de [SHIFT]
knop ingedrukt te houden en op de [INC] of [DEC] knop te drukken.
4
Bij het selecteren van een effect van een kaart of als u naar een
ander effectpatroon overschakelt, terwijl het huidige effect
wordt afgespeeld, drukt u op de [ENTER] knop om uw selec-
tie te bevestigen.
Het geselecteerde effectnummer zal knipperen totdat u het bevestigt (fina-
lize).
* Wanneer u een preset of user effectpatroon selecteert, terwijl het patroon is gestopt
met afspelen, kunt u deze stap overslaan.
* Tijdens afspelen kunt u geen effectpatroon van een kaart selecteren. In dit geval zal
“C--” in het scherm worden weergegeven..
De knoppen gebruiken om de
effectinstellingen aan te passen
Afhankelijk van het patroon
dat u selecteert, zal de indi-
cator van de [LEAD], [BASS]
of [RHYTHM] knop knip-
peren, en kan de indicator
van de [LOOP CTRL] knop
oplichten (Loop Control:
On). Dit geeft aan dat het
geselecteerde patroon Loop
Control instellingen bevat
(p.53).
Als u naar een ander effect
overschakelt terwijl het hui-
dige effect wordt
afgespeeld, zal het afspeel-
geluid aan het begin van de
volgende maat veranderen,
in dat van het nieuw gese-
lecteerde effect. het tempo
van het voorgaande effect
zal echter gehandhaafd
Gebruik de C1, C2 en C3 knoppen om de effectinstellingen aan te passen. De
functie van elke knop is afhankelijk van het effecttype, zoals hieronder
wordt getoond:
C1 knopC2 knopC3 knop
FILTERWaarde (modulatie
snelheid)*
ISOLATORLage gainMidden gainHoge gain
PHASERWaarde (modulatie
snelheid)*
SLICERWaarde (interval
van afkapping)*
Cutoff frequentie: specificeert de frequentie waarop het filter toegepast
begint te worden
Resonantie:benadrukt de frequentie regio in de buurt van de cutoff
frequentie
* Als u de , , , of effecttypes selecteert (p.44),
Cutoff frequentieResonantie
ModulatiediepteResonantie
Tijd die afgekapt
wordt
Pan
De knop positie kan
mogelijk niet met de
werkelijke waarde van de
instelling overeenkomen.
In dit geval draait u de
knop een klein beetje, en
maakt u de gewenste
instelling.
Indien u de instelling van
een knop in het scherm wilt
bekijken terwijl u deze
aanpast, houdt u de
[SHIFT] knop ingedrukt,
terwijl u aan de knop
draait.
43
Een effect toepassen
zal het niet mogelijk zijn om de waarde van het filter, de phaser of slicer aan te pas-
sen.
* De aanpassingen die u hier maakt, zijn tijdelijk. Als u de nieuwe instellingen wilt
bewaren, moet u deze opslaan (Store) (p.48).
* Bij sommige instellingen kunt u de waarde van filter, phaser of slicer aan het stan-
daard tempo synchroniseren. Voor details raadpleegt u de tabel op de volgende
pagina.
Het effecttype veranderen
Ieder effect voorziet in verscheidene variaties, waardoor het door de stap
sequencer of door externe synchronisatie bestuurd kan worden. Dit worden
effecttypes genoemd. U kunt het effecttype selecteren, dat het meest
geschikt is voor uw uitvoeringssituatie.
De knop positie kan
mogelijk niet met de
werkelijke waarde van de
instelling overeenkomen.
In dit geval draait u de
knop een klein beetje, en
maakt u de gewenste
instelling.
Filter
Isolator
Phaser
Effect typeParameters die
bestuurd kunnen
worden
Cutoff frequentieAan—
Cutoff frequentieUit—
ResonantieAan❍
ResonantieUit❍
——❍
ResonantieAan—
ResonantieUit—
———
Lage gainAan—
Lage gainUit—
Midden gainAan—
Midden gainUit—
Hoge gainAan—
Hoge gainUit—
———
ModulatiediepteAan—
ModulatiediepteUit—
ResonantieAan❍
ResonantieUit❍
——❍
ResonantieAan—
ResonantieUit—
———
Gladstrijken
(Smoothing)
Synchronisatie
Indien u wilt dat alleen de
Pan voor S-5, S-6 of S-7
verandert, draait u de C1
knop geheel naar links. Als
u wilt dat alleen de
resonantie voor F-6, F-7 of
F8 verandert, draait u de
C1 knop geheel naar links.
Om de instelling van een
knop in het scherm te
controleren, houdt u de
[SHIFT] knop ingedrukt, en
drukt u op de [DISPLAY]
knop. Als u dit doet, zal de
waarde van iedere knop in
de volgorde C1, C2 en C3
in het scherm worden
getoond.
44
Een effect toepassen
1
Effect typeParameters die
bestuurd kunnen
worden
Slice niveauUit—
PanAan❍
PanUit❍
Slicer
Smoothing:wanneer de stap sequencer wordt gebruikt voor de
besturing van het effect (p.45), creëert dit vloeiende
veranderingen tussen elke stap.
Synchronisatie:de waarde van het filter, de phaser of slicer zullen aan
het standaard tempo worden gesynchroniseerd.
Gebruik de C1 knop om de nootwaarde voor synchroni-
satie te kiezen (16e noot, 8ste noot, kwartnoot, halve
noot, hele noot, hele noot x 2, hele noot x 4).
——❍
PanAan—
PanUit—
———
Gladstrijken
(Smoothing)
Synchronisatie
Selecteer een effect (p.42).
2
Druk enige malen op de [DISPLAY] knop, zodat de TONE/
TYPE indicator oplicht.
Het effecttype dat voor het huidige geselecteerde effect is gespecificeerd, zal
in het scherm worden getoond.
3
Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om het effecttype te
veranderen.
* De aangebrachte veranderingen zijn tijdelijk. Als u de nieuwe instellingen wilt
bewaren, moet u deze opslaan (p.48).
Opeenvolgende veranderingen in een
effect creëren (Effect Control)
U kunt de stap sequencer in samenwerking met elk effect gebruiken, om
opeenvolgende veranderingen in de effectinstellingen te creëren. Dit wordt
Effect Control genoemd.
Eén maat is in 16 (of 12) stappen verdeeld, en u kunt voor iedere stap een
waarde invoeren, om aan te geven hoe het effect zal veranderen.
Voor de effectparameters
die door deze functie
bestuurd zullen worden,
raadpleegt u de
“Parameters die bestuurd
kunnen worden” kolom
van de effecttype tabel
(p.44).
Zo kunt u Effect Control bijvoorbeeld gebruiken om de cutoff frequentie van
het filter te laten variëren, zodat het filter stapsgewijs zal openen en sluiten.
45
Een effect toepassen
fig.4-4_90
Cutoff
frequentie
127
0
12345678910111213141516
1 maat
Aangezien de snelheid van de Effect Control het standaard tempo zal vol-
gen, kunt u het in samenwerking met een verscheidenheid aan uitvoeringen
gebruiken.
* Wanneer u Loop Control gebruikt om een loop af te spelen, is het niet mogelijk om
Effect Control te gebruiken.
Wat u moet doen om Effect Control te gebruiken
(1) selecteer een effecttype ........................................................................ (p.44)
(2) Maak effect control instellingen ......................................................... (p.46)
(3) Specificeer de snelheid van de verandering .....................................(p.57)
Effect Control gebruiken om uit te voeren
Wanneer u een effectpatroon afspeelt, waarvoor Effect Control is gespecifi-
ceerd, zal het effect achtereenvolgend veranderen.
1
Selecteer een effectpatroon waarvoor Effect Control is gespeci-
Stap
ficeerd (p.42).
2
Indien nodig past u het tempo, waarop de effectinstelling zal
veranderen, aan (p.57).
3
Druk op de [](PLAY) knop om te beginnen met het afspelen
van het effectpatroon. Indien u het effect op de externe invoer
toepast, speelt u de externe invoer ook af.
Wanneer een loop in de Audio Looper is opgenomen, zal de loop tegelijker-
tijd afgespeeld worden.
4
Om het afspelen te beëindigen, drukt u op de [](STOP)
knop.
Effect Control instellingen maken
1
Selecteer een effectpatroon (p.42).
46
2
3
4
5
Een effect toepassen
Indien nodig verandert u de effectinstellingen of het effect-
type.
* Selecteer geen effecttype dat geen Effect Control gebruikt (, , ,
, of ). Effect Control instellingen kunnen niet worden gemaakt
als u één van deze effecttypes selecteert.
Druk op de [SEQ REC] knop.
Hierdoor gaat u naar de Step Edit mode, waarin u Effect Control instellin-
gen kunt maken.
Druk op de [SETUP] knop.
Nu kunt u Effect Control instellingen maken.
Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om de lengte van Effect
6
7
8
9
10
11
Control (1 of 2 maten) te specificeren.
Het scherm zal de Effect Control lengte tonen.
Druk op de [SCALE] knop om de stap eenheid en het aantal
stappen aan te geven.
16e noten x 16 stappen: indicator donker
8ste triolen x 12 stappen: indicator verlicht
Druk op de [EXIT] knop.
U zult naar de Step Edit mode terugkeren.
Druk op één van de stap [1]-[16] knoppen om de stap, waar-
van u de waarde wilt invoeren, te selecteren.
Als u voor meerdere stappen dezelfde waarde wilt invoeren, houdt u één
van de stap knoppen ingedrukt, en drukt u vervolgens op de knoppen voor
de andere stap(pen).
Draai aan de C3 knop om de waarde in te voeren.
Herhaal stappen 8 en 9 om Effect Control instellingen te
maken.
Wanneer u de Effect Control instellingen gemaakt heeft, drukt
u op de [EXIT] of [] knop.
Wanneer de Effect Control
lengte op twee maten is
ingesteld, kunt u de
maatpositie veranderen
door het indrukken van de
[SCALE] knop, om zo het
maatnummer in het scherm
weer te geven. Dit wordt
vervolgd met het
indrukken van de [INC] of
[DEC] knop. Om de locatie
van de huidige maat te
controleren, houdt u de
[SCALE] knop ingedrukt.
Het voorgaande scherm zal
opnieuw verschijnen als u
de knop loslaat.
47
Een effect toepassen
* De Effect Control instellingen, die u hier maakt, zijn tijdelijk. Als u uw Effect Con-
trol instellingen wilt behouden, moet u deze opslaan (p.48).
Uw effectinstellingen opslaan
Als u uw effectinstellingen of Effect Control instelling wilt opslaan, moet u
het effectpatroon opslaan.
* Al uw veranderingen zullen verloren gaan als u een ander effectpatroon selecteert
of de stroom uitzet voordat u heeft opgeslagen.
* De Save operatie kan niet worden uitgevoerd terwijl een effectpatroon wordt afge-
speeld.
De volgende data zal opgeslagen worden:
• Effecttype
• Parameterinstellingen (de instellingen van de C1-C3 knoppen)
U kunt 20 patronen (in
totaal voor de LEAD,
BASS, RHYTHM en
EFFECTS groepen) in het
interne geheugen opslaan.
1
2
3
• Effect Control instellingen
• Loop Control instellingen (p.56)
(als het patroon geen Loop Control instellingen bevat)
Druk op de [WRITE] knop.
Het nummer van het effectpatroon in het scherm zal knipperen.
Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om het effectpatroon
nummer van de opslagbestemming te selecteren.
Selecteer U01-U20 als u de instellingen in het interne geheugen wilt opslaan.
Selecteer C01-C50 als u de instellingen op een geheugenkaart wilt opslaan.
* Aangezien de data die u opslaat alle bestaande data op de betreffende locatie zal over-
schrijven, zal de voorgaande data verloren gaan. Zorg dat het geselecteerde nummer
geen patroon bevat, dat u wilt behouden.
Druk op de [WRITE] knop om uit te voeren.
In het scherm zal “Sur” worden weergegeven, waarmee om uw bevestiging
wordt gevraagd.
4
48
Druk op de [WRITE] knop om de instellingen op te slaan.
Terwijl een patroon wordt opgeslagen, zal “bsy” in het scherm worden
weergegeven. Wanneer de data is opgeslagen, zult u naar het scherm,
waarin u zich voor het Save proces bevond, terugkeren.
* Indien u zou besluiten om het opslaan te annuleren, drukt u op de [EXIT] knop.
Afspelen van een loop veranderen
(Loop Control)
Wat is Loop Control?
U kunt de stap sequencer in samenwerking met een loop gebruiken, om de
manier, waarop een loop wordt afgespeeld te veranderen. Dit wordt Loop
Control genoemd.
U kunt Loop Control gebruiken om een loop op drie manieren af te laten
spelen:
• De loop afspelen, terwijl zijn toonhoogte verandert (Pitch)
• Specifieke parts achtereenvolgend afspelen (Trigger)
• De loop onderverdelen, en in opnieuw geschikte vorm afspelen
(Divide x 16)
Aangezien de snelheid van Loop Control het standaard tempo zal volgen,
kunt u het in verschillende uitvoeringssituaties gebruiken.
Normaal afspelen en Loop Control
Gewoonlijk zal een loop herhaaldelijk afspelen, in synchronisatie met het
standaard tempo. Het geluid zal echter op een andere manier worden
afgespeeld wanneer u Loop Control gebruikt, waardoor een ander resultaat
geproduceerd wordt.
Pitch (toonhoogte)
De loop zal bij elke stap op een andere toonhoogte worden afgespeeld.
Hiermee kunt u de loop op specifieke toonhoogtes afspelen.
* Pitch kan alleen voor part 1 worden gebruikt.
fig.5-1_80
0+2+5+7+9+11 +120-1-3-5-7-8-12-10+4
12345678910111213141516
Originele loop
Maak een Loop Control
Stap
PITCH afspelen
* Als u de toonhoogte verandert, zal de afspeeltoonhoogte van de loop zelf
overeenkomstig veranderen, gelijk aan de manier waarop de toonhoogte wordt
verhoogd als een cassetterecorder sneller wordt gezet, en lager wordt wanneer deze
langzamer wordt ingesteld. Daarom kunnen er stille gedeeltes optreden, als u de
toonhoogte verhoogt, waardoor de afspeelsnelheid van de loop sneller wordt. Evenzo
kan de loop mogelijk niet tot het einde afspelen, als u de toonhoogte verlaagt.
49
Afspelen van een loop veranderen (Loop Control)
Trigger
Bij het afspelen van de loop, zullen de vier parts gezamenlijk worden
afgespeeld. Met gebruik van Trigger afspelen, kunt u de vier parts apart
laten spelen. U kunt voor elke stap aangeven welk part afgespeeld zal
worden. Hiermee kunt u uitvoeringen creëren, gelijkend op de uitvoeringen
die door het aanraken van de pads van een sampler worden geproduceerd.
fig.5-2_90
Part1Part
Part
2
3
12345678910111213141516
* Als u alle pads voor Trigger afspelen gebruikt, is het niet mogelijk om vast te leggen.
Delen door 16
De loop zal in 16 of 12 gelijke delen langs de tijdsas worden verdeeld, en de
sectie zal aan elke stap voor afspelen worden toegewezen. U kunt
bijvoorbeeld de loop van een drum uitvoering onderverdelen, zodat de
uitvoering globaal in individuele ritme instrumenten is verdeeld, zoals
basdrum, snaredrum en hi-hat. Dan kunt u dit gebruiken om een nieuwe
uitvoering te creëren, waarin alleen de door u geselecteerde specifieke tellen
zijn te horen.
* Delen door 16 heeft alleen effect op part 1.
* De loop zal in 16 of 12 secties langs de tijdsas worden verdeeld, maar de loop zelf zal
niet verdeeld worden.
fig.5-3_90
Part4Part1Part2Part3Part4Part
originele loop
Part
Part
2
4
Part4Part1Part
3
2
2
1
Part
Part
Stap
Het is niet mogelijk om
onnauwkeurigheden in de
uitvoering te corrigeren.
50
Delen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10111213141516
Maak een Loop Control
1333533133351376
RESTRESTTIE
12345678910111213141516
Stap
Delen door 16 afspelen
Afspelen van een loop veranderen (Loop Control)
Loop Control voor realtime uitvoering
gebruiken
Realtime Pitch uitvoering
U kunt de stap[1]-[16] knoppen gebruiken om part 1 op verschillende
toonhoogtes af te spelen.
* Er zal geen geluid zijn, als u een reeks van één octaaf hoger of lager dan de originele
toonhoogte van part 1 overschrijdt.
1
Laad de loop, die u wilt afspelen, in part 1 (p.59).
2
Druk op de [LOOP CTRL] knop om zijn indicator te laten
oplichten.
Loop Control zal aangezet worden.
3
4
5
Druk op de [DISPLAY] knop, zodat de TONE/TYPE indicator
oplicht.
Druk op de [INC] of [DEC] knoppen, totdat “” in het
scherm verschijnt.
Voer het geluid uit, door het indrukken van de stap [1]-[16]
knop, die correspondeert met de gewenste toonhoogte.
Terwijl u één van de stap [1]-[16] knoppen indrukt, zal part 1 op de
toonhoogte, corresponderend met de knop die u indrukte, afspelen. het zal
echter niet herhaaldelijk afspelen.
De stap [1]-[16] knoppen corresponderen als volgt met verschillende
toonhoogtes:
fig.pitchplay
-2
-1
0
1
2
Octave shift
-11 -10 -9 -8 -7 -6 -5 -4 -3 -2 -1 012-12
123 4567 891011120-1
1211
6
Als u klaar bent met de realtime Pitch uitvoering, drukt u op
de [LOOP CTRL] knop, zodat de indicator uitgaat.
51
Afspelen van een loop veranderen (Loop Control)
Realtime uitvoering met gebruik van Trigger
U kunt parts 1-4 afspelen door het indrukken van de stap [1]-[14] knoppen.
Dit is handig bij een live uitvoering.
1
Laad de loop, die u wilt afspelen, in part 1 (p.59).
2
Druk op de [LOOP CTRL] knop, om zijn indicator te laten
oplichten.
Loop Control zal aangezet worden.
3
Druk op de [DISPLAY] knop, zodat de TONE/TYPE indicator
oplicht.
4
Druk op de [INC] of [DEC] knoppen, totdat “” in het
scherm verschijnt.
5
Druk op de stap [1]-[4] knoppen van het part, dat u wilt
afspelen.
Terwijl u de stap [1]-[4] knop ingedrukt houdt, zal het corresponderende
part klinken. Het zal echter niet herhaaldelijk afgespeeld worden.
6
Als u klaar bent met de Trigger uitvoering, drukt u op de
[LOOP CTRL] knop, zodat de indicator uitgaat.
Realtime uitvoering met gebruik van Delen maal 16
Door het indrukken van de stap [1]-[16] knoppen kunt u elke
onderverdeelde sectie van het geluid afspelen. Hiermee kunt u een loop
opnieuw creëren, als zijnde een nieuwe uitvoering.
1
Laad de loop, die u wilt afspelen in part 1 (p.59).
2
Druk op de [LOOP CTRL] knop om zijn indicator te laten
3
4
52
oplichten.
Loop Control zal aangezet worden.
Druk op de [DISPLAY] knop, zodat de TONE/TYPE indicator
oplicht.
Druk op de [INC] of [DEC] knoppen, totdat “” in het
scherm verschijnt.
De loop zal in 16 of 12 secties worden verdeeld..
Als u de loop in 12 secties
wilt verdelen, drukt u op
de [SETUP] knop, en
daarna op de [SCALE]
knop, zodat zijn indicator
oplicht.
Afspelen van een loop veranderen (Loop Control)
5
Druk op de stap [1]-[16] knop van de sectie, die u wilt
afspelen.
6
Als u klaar bent met de Delen maal 16 uitvoering, drukt u op
de [LOOP CTRL] knop, zodat de indicator uitgaat.
Een loop met Loop Control afspelen
Loop Control is in het patroon of effectpatroon ingesloten. U kunt anders
afspelen dan de originele loop, simpelweg door het selecteren van een
patroon of effectpatroon waarvoor Loop Control gespecificeerd is, en het
indrukken van de [](PLAY) knop..
* De inhoud (MIDI berichten) van Loop Control wordt niet van MIDI IN naar een
extern MIDI apparaat verzonden.
* Als u Loop Control gebruikt, terwijl u een effect toepast, zal het niet mogelijk zijn
om Effect Control te gebruiken.
* Tijdens het gebruik van Loop Control kunt u geen patroon afspelen.
1
Zorg dat de loop, die u wilt afspelen, in de Audio Looper is
opgenomen.
* Als een loop niet in de Audio Looper is geladen, zal er geen geluid zijn, ook al drukt
u op de [](PLAY) knop.
2
Selecteer een patroon of effectpatroon dat Loop Control
Wanneer Loop Control is
aangezet, zullen de patroon
en effectpatroon
instellingen genegeerd
worden. Dit betekent dat er
geen geluid zal zijn als u
een patroon afspeelt
waarbij Loop Control is
aangezet. Daarnaast kan
effect control gebruikt
worden voor een
effectpatroon waarin Loop
Control is aangezet. Als u
een patroon of effect
control wilt gebruiken,
moet u Loop Control
aanzetten.
3
4
gebruikt.
Wanneer u een patroon of effectpatroon selecteert, waarvoor Loop Control
is gespecificeerd, zal Loop Control automatisch aangezet worden.
Laten we dit eerst eens uitproberen met een preset patroon.
TypePreset patroon
LEADBASSRHYTHM
Pitch afspelenP38P58P98
Trigger afspelenP39P59P99
Delen maal 16 afspelenP40P60P00
Indien nodig specificeert u het tempo waarop Loop Control
zal veranderen (p.57).
Druk op de [](PLAY) knop.
De loop zal volgens de Loop Control instelling afspelen.
53
Afspelen van een loop veranderen (Loop Control)
5
Om het afspelen te stoppen, drukt u op de [](STOP) knop.
Loop Control instellingen maken
1
Selecteer het patroon of effectpatroon, waarvan u de Loop
Control instellingen wilt opslaan.
Als u een bestaande Loop Control instelling wilt bewerken, selecteert u het
patroon of effectpatroon dat deze instelling bevat.
2
Druk op de [LOOP CTRL] knop, zodat zijn indicator oplicht.
Loop Control zal aangezet worden.
3
Druk enige malen op de [DISPLAY] knop, totdat de TONE/
4
5
6
7
TYPE indicator oplicht.
Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om het Loop Control
type te selecteren.
: : Pitch (toonhoogte)
: Trigger
: Delen maal 16
Druk op de [SEQ REC] knop.
U zult naar een mode gaan, waarin u Loop Control instellingen kunt maken
(Step Edit).
Druk op de [SETUP] knop.
Hiermee kunt u voorbereidende instellingen voor Loop Control maken.
Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om de Loop Control
Indien er reeds Loop
Control instellingen zijn
gemaakt, kunt u in Loop
Control instellingen op de
[REST] knop drukken om
de waardes van alle
stappen te wissen.
8
54
lengte te specificeren (1 of 2 maten).
De Loop Control lengte zal in het scherm worden getoond.
Druk op de [SCALE] knop om de stap eenheid en het aantal
stappen te selecteren.
16e noten x 16 stappen:indicator donker
8ste triolen x 12 stappen:indicator verlicht
9
10
11
Afspelen van een loop veranderen (Loop Control)
Druk op de [EXIT] knop.
U zult de voorbereidende instellingen voor Loop Control verlaten.
Druk op één van de stap [1]-[16] knoppen om de stap, waar u
een waarde voor wilt invoeren, te specificeren.
Als u dezelfde waarde voor meerdere stappen wilt invoeren, houdt u de
knop voor één stap ingedrukt, en drukt u op de knoppen van de andere
stap(pen).
* Het is niet mogelijk om meer dan één waarde per stap in te voeren. Als u een stap
selecteert, waarvoor al een waarde is ingevoerd, zal de bestaande data door de nieuwe
data worden vervangen.
Draai aan de C3 knop om de gewenste waarde in te voeren.
TypeWaardeUitleg
Pitch-12–12,
Trigger1–4,
— (don’t play),
Delen
maal 16
1–16 (12),
(TIE),
(REST)
(REST)
Verhoog of verlaag de toonhoogte tot maximaal 1
octaaf, in stappen van een halve toon, gerelateerd
aan de originele toonhoogte van de loop. Op “1”
ingesteld wordt de toonhoogte een halve toon
hoger, en op “-1” wordt de toonhoogte een halve
toon lager.
Specificeer het part dat afgespeeld zal worden.
Om het afspelen middenin te beëindigen, gebruikt
u .
Specificeer welke van de 16 of 12 secties gespeeld
zal worden.
Het aantal onderverdelingen wordt bij stap 7
gespecificeerd.
Als de Loop Control lengte
op 2 maten is ingesteld,
kunt u de maat locatie
veranderen, door de
[SCALE] knop ingedrukt te
houden, zodat het
maatnummer in het scherm
getoond zal worden, en de
[INC] of [DEC] knop in te
drukken. Om de positie
van de huidige maat te
controleren, houdt u de
[SCALE] knop ingedrukt.
Het voorgaande scherm zal
opnieuw verschijnen als u
de knop loslaat.
12
13
Herhaal stappen 10 en 11 om Loop Control instellingen te
maken.
Wanneer u klaar bent met het maken van Loop Control
instellingen, drukt u op de [EXIT] of [](STOP) knop.
* De instellingen die u maakt zijn tijdelijk. Als u uw nieuwe instellingen wilt
bewaren, moet u deze opslaan (p.56).
55
Afspelen van een loop veranderen (Loop Control)
Uw Loop Control instellingen opslaan
Als u de Loop Control instellingen wilt bewaren, moet u het patroon of
effectpatroon dat deze instellingen bevat opslaan.
* De instellingen zullen verloren gaan als u een ander Loop Control patroon selecteert
of de stroom uitzet, voordat u heeft opgeslagen.
* De Save operatie kan niet worden uitgevoerd wanneer een patroon of effectpatroon
wordt afgespeeld.
1
Druk op de [WRITE] knop.
Het patroon/effectpatroon nummer in het scherm zal knipperen.
2
Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om het patroon/
effectpatroon nummer van de opslagbestemming te selecteren.
U kunt 20 patronen (in
totaal voor LEAD, BASS,
RHYTHM en EFFECTS
groepen) in het interne
geheugen opslaan.
3
4
Selecteer U01-U20 om uw data in het interne geheugen op te slaan of C01-
C50 om op een geheugenkaart op te slaan.
* Aangezien de data die u opslaat alle reeds bestaande data op de betreffende locatie
zal overschrijven, zal de voorgaande data verloren gaan. Zorg dat het geselecteerde
nummer geen patroon bevat, dat u wilt behouden.
Druk op de [WRITE] knop om uit te voeren.
In het scherm zal “Sur” worden aangegeven, waarmee u wordt gevraagd de
operatie te bevestigen.
Druk op de [WRITE] knop om op te slaan.
Terwijl een patroon/effectpatroon wordt opgeslagen, zal “bsy” in het
scherm worden weergegeven. Wanneer de data is opgeslagen, zult u naar
het scherm terugkeren, waarin u zich bevond voordat het Save proces werd
uitgevoerd.
Indien u besluit het patroon niet op te slaan, drukt u op de [EXIT] knop.
56
Over het tempo
De MC-09 heeft een enkele tempo instelling, waarmee het afspelen wordt geregeld. Dit wordt het
standaard tempo genoemd. Hoewel elk patroon zijn eigen tempo heeft, staat dit los van het
standaard tempo. Wanneer u een patroon selecteert, zal het tempo daarvan geladen worden, en
dit zal het standaard tempo worden. Het standaard tempo kan binnen een reeks van = 40 tot = 240 worden aangepast.
Patroon, effect control en loop control zullen volgens het standaard tempo worden afgespeeld.
Daarnaast zullen effect parameters zoals phaserwaarde en LFO waarde tevens aan het standaard
tempo gesynchroniseerd worden, terwijl een patroon, effect control of loop control wordt
afgespeeld.
U kunt het patroon, effect control en loop control ook gesynchroniseerd aan het tempo van een
extern MIDI apparaat laten spelen, ongeacht het standaard tempo (p.64).
fig.6-1
Standard
tempo
INT,
REMOTE
Sync Mode
SLAVE
External
MIDI device's
tempo
Sound pattern
Effect control
Loop control
Het standaard tempo
controleren
1. Druk op de [DISPLAY] knop zodat de BPM indicator
oplicht.
De waarde die in het scherm getoond wordt, is het huidige
standaard tempo.
* Als de MC-09 op synchronisatie met een extern MIDI
apparaat is ingesteld (dat wil zeggen: als Sync Mode = Slave),
zal dit “” aangeven.
Het tempo handmatig
Het tempo met de [TAP]
knop instellen
U kunt het tempo instellen door op de gewenste timing op de
[TAP] knop te drukken.
1. Druk op de [DISPLAY] knop zodat de BPM indicator
oplicht.
2. Druk drie keer of meer op de [TAP] knop op het
gewenste kwartnoot interval.
Wanneer u de knop drie keer of meer indrukt, zal het tempo
automatisch berekend worden, en in het scherm verschijnen.
instellen
1. Druk op de [DISPLAY] knop zodat de BPM indicator
oplicht.
2. Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om het tempo in
te stellen.
Wat is BPM?
BPM staat voor Beats Per Minute, en geeft het aantal
kwartnoten dat in één minuut optreedt aan.
57
Een geheugenkaart gebruiken
Geheugenkaarten die met
de MC-09 gebruikt kunnen
worden
Op de MC-09 kunnen commercieel verkrijgbare SmartMedia
geheugenkaarten worden gebruikt. Een geheugenkaart
wordt echter niet bij het apparaat geleverd. Een
geheugenkaart is in een computerzaak of fotozaak
verkrijgbaar. Indien u een geheugenkaart koopt, controleer
dan of deze aan de volgende drie voorwaarden voldoet:
• Voltage: 3.3 V
• Capaciteit: 2 MB-128 MB
* Op de MC-09 kunnen alleen SmartMedia kaarten van het
hierboven beschreven type worden gebruikt.
* Indien u 2 MB SmartMedia kaarten gebruikt, is het mogelijk
dat niet alle data opgeslagen kan worden.
Waarschuwingen bij gebruik
van een geheugenkaart
* De stroom van de MC-09 moet uit zijn tijdens het insteken of
verwijderen van een geheugenkaart. Wanneer dit wordt
gedaan, terwijl de stroom aanstaat, kan zowel de
geheugenkaart als de data in de MC-09 beschadigen.
* Zorg dat de geheugenkaart in de juiste richting wordt
ingestoken, en druk de kaart helemaal in de daarvoor bestemde
opening.
fig.8-1
Een geheugenkaart
formatteren
Deze operatie bereidt de geheugenkaart voor om op de
MC-09 gebruikt te worden. Een nieuw aangeschafte
geheugenkaart zult u moeten formatteren, voordat deze voor
het eerst gebruikt gaat worden. Een geheugenkaart, die op
een ander apparaat is gebruikt, moet tevens geformatteerd
worden voordat deze op de MC-09 gebruikt kan worden.
* Wanneer u een geheugenkaart formatteert, zal de volledige
inhoud van de kaart gewist worden.
1. Druk op de [SETUP] knop.
2. Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat “” in
het scherm wordt weergegeven.
3. Druk op de [ENTER] knop.
“” zal in het scherm verschijnen.
4. Om de kaart te formatteren, drukt u op [WRITE].
Terwijl de kaart geformatteerd wordt, zal “” in het
scherm worden getoond. Als het formatteren voltooid is, zult
u teruggaan naar waar u was bij stap 2.
* Indien u besluit de kaart niet te formatteren, drukt u op de
[SETUP] of de [EXIT] knop.
5. Druk op de [SETUP] knop.
Een loop op een
Het oppervlak zonder
goudkleurige contactpunten
moet naar boven wijzen.
* Zet nooit de stroom aan als een geheugenkaart gedeeltelijk is
aangebracht. Hierdoor zal de data in het interne geheugen
beschadigen.
* Zet de stroom nooit uit wanneer in het scherm
wordt weergegeven. Hierdoor zal de data op de geheugenkaart
en in het interne geheugen beschadigen.
geheugenkaart opslaan
De loops, die in de Audio Looper zijn opgenomen, kunnen
op een geheugenkaart worden opgeslagen. Hier zullen we
uitleggen hoe individuele loops van het gespecificeerde part
opgeslagen kunnen worden.
1. Druk op de [SETUP] knop.
2. Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat “” in
het scherm wordt weergegeven.
3. Druk op de [ENTER] knop.
Het bestandsnummer van de opslagbestemming (L01-L50)
staat nu in het scherm.
4. Druk op één van de Audio Looper [SEL] knoppen om
het part dat u wilt opslaan te specificeren.
5. Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om het
bestandsnummer van de opslagbestemming te
selecteren.
* Indien u besluit niet op te slaan, drukt u op de [SETUP] knop
of de [EXIT] knop.
58
Een geheugenkaart gebruiken
6. Druk op de [WRITE] knop om met het opslaan van de
data te beginnen.
Terwijl de data wordt opgeslagen, zal “” in het
scherm worden getoond. Als het opslaan voltooid is, zult u
teruggaan naar waar u was bij stap 2.
* Als het bestandsnummer van de opslagbestemming reeds op de
geheugenkaart bestaat, zal
aangegeven. Indien u de nieuwe data wilt opslaan door
overschrijving van de oude data, drukt u op de [ENTER] knop.
Als u de data onder een ander bestandsnummer wilt opslaan,
drukt u op de [EXIT] knop, en herhaalt u de procedure vanaf
stap 2.
* Het opslaan van één loop kan drie minuten duren.
7. Druk op de [SETUP] knop.
Wanneer u een loop op een geheugenkaart opslaat, wordt
deze in het eigen formaat van de MC-09 opgeslagen. Dit
betekent, dat loops die u op de MC-09 heeft gecreëerd, niet
op een PC of harddisk recorder geladen of gebruikt kunnen
worden. Als u een MC-09 loop op een ander apparaat wilt
gebruiken, moet u de loop als een geluidssignaal op het
betreffende apparaat opnemen.
“”
in het scherm worden
Een loop laden
Hier ziet u hoe een loop van een geheugenkaart in de Audio
Looper geladen kan worden.
1. Druk op de [SETUP] knop.
2. Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat “” in
het scherm verschijnt.
* Wanneer er in het part waarin geladen zal worden al een loop
aanwezig is, zal “”. in het scherm worden
aangegeven. Als u de bestaande data tijdens het laden wilt
overschrijven, drukt u op de [ENTER] knop. Indien u besluit
de data in een ander part te laden, drukt u op de [EXIT] knop,
en herhaalt u de procedure vanaf stap 2.
* Het laden van één loop kan drie minuten duren.
7. Druk op de [SETUP] knop.
Een opgeslagen loop van de
geheugenkaart verwijderen
Hier ziet u hoe een opgeslagen loop van de geheugenkaart
verwijderd kan worden:
1. Druk op de [SETUP] knop.
2. Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat “” in
het scherm verschijnt.
3. Druk op de [ENTER] knop.
Eén van de bestandsnummers (L01-L50) die op de
geheugenkaart zijn opgeslagen, zal in het scherm worden
getoond.
4. Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om het nummer
van het te verwijderen bestand te selecteren.
5. Druk op de [WRITE] knop.
“” zal in het scherm worden aangegeven, waarmee
om uw bevestiging van de operatie wordt gevraagd.
* Indien u besluit de loop niet te verwijderen, drukt u op de
[SETUP] of de [EXIT] knop.
6. Druk op de [ENTER] knop om de loop te verwijderen.
3. Druk op de [ENTER] knop.
Eén van de bestandsnummers (L01-L50) die op de
geheugenkaart zijn opgeslagen, staat in het scherm.
4. Druk op één van de Audio Looper [SEL] knoppen, om
het part te selecteren, waarin de data geladen zal
worden.
5. Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om het
bestandsnummer van de laadbron te selecteren.
* Indien u besluit een bestand niet te laden, drukt u op de
[SETUP] of de [EXIT] knop.
6. Druk op de [WRITE] knop om met laden te beginnen.
Terwijl de data wordt geladen, zal “” in het scherm
worden getoond. Als het opslaan voltooid is, zult u
teruggaan naar stap 2.
Terwijl de loop wordt verwijderd, zal “” in het
scherm worden getoond. Wanneer de loop is verwijderd,
zult u terugkeren naar stap 2.
7. Druk op de [SETUP] knop.
Alle MC-09 instellingen op
een geheugenkaart opslaan
De volgend instellingen die in de Audio Looper worden
bewaard, zullen op de geheugenkaart worden opgeslagen:
• Alle loops en user patronen
• Process Patch
• Systeeminstellingen
• De instellingen van het op dat moment geselecteerde
patroon/effectpatroon
59
Een geheugenkaart gebruiken
Details over systeeminstellingen vindt u in de
“Parameterlijst” (p.71).
1. Druk op de [SETUP] knop.
4. Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om het
bestandsnummer dat u wilt laden te selecteren.
* Indien u besluit een bestand niet te laden, drukt u op de
[SETUP] of de [EXIT] knop.
5. Druk op de [WRITE] knop.
2. Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat “” in
het scherm verschijnt.
3. Druk op de [ENTER] knop.
Het bestandsnummer van de opslagbestemming (A01-A50)
zal in het scherm worden getoond.
4. Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om het gewenste
bestandsnummer van de opslagbestemming te
selecteren.
* Indien u besluit om niet op te slaan, drukt u op de [SETUP] of
de [EXIT] knop.
5. Druk op de [WRITE] knop om met opslaan te
beginnen.
Terwijl de instellingen worden opgeslagen, zal “”
in het scherm worden getoond. Wanneer de loop is
verwijderd, zult u terugkeren naar stap 2.
* Wanneer het bestandsnummer van de opslagbestemming al op
de geheugenkaart bestaat, zal “” in het scherm
worden aangegeven. Als u de bestaande data met de nieuwe
data wilt overschrijven, drukt u op de [ENTER] knop. Indien
u de data op een bestandsnummer op te slaan, drukt u op de
[EXIT] knop, en herhaalt u de procedure vanaf stap 2.
* Het opslaan van één loop kan drie minuten duren.
6. Druk op de [SETUP] knop.
“” zal in het scherm worden aangegeven, waarmee
om uw bevestiging van de operatie wordt gevraagd.
6. Druk op de [ENTER] knop om de MC-09 instellingen te
laden.
Terwijl de instellingen worden geladen, zal “bSY” in het
scherm worden getoond. Wanneer de data is geladen, zult u
terugkeren naar waar u was bij stap 2.
* Het opslaan van één loop kan drie minuten duren.
7. Druk op de [SETUP] knop.
MC-09 instellingen van een
geheugenkaart verwijderen
Hier wordt uitgelegd hoe de MC-09 instellingen, die op een
geheugenkaart werden opgeslagen, verwijderd kunnen
worden.
1. Druk op de [SETUP] knop.
2. Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat “” in
het scherm verschijnt.
3. Druk op de [ENTER] knop.
Eén van de bestandsnummers (L01-L50) die op de
geheugenkaart zijn opgeslagen, zal in het scherm worden
getoond.
Wanneer loops op een geheugenkaart worden opgeslagen,
worden deze in het eigen formaat van de MC-09 opgeslagen.
MC-09 instellingen laden
Hier ziet u hoe de instellingen van de MC-09, die op een
geheugenkaart zijn opgeslagen, in de MC-09 terug geladen
kunnen worden.
1. Druk op de [SETUP] knop.
2. Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat “” in
het scherm verschijnt.
3. Druk op de [ENTER] knop.
Eén van de bestandsnummers (A01-A50) die op de
geheugenkaart zijn opgeslagen, zal in het scherm worden
getoond.
60
4. Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om het nummer
van het te verwijderen bestand te selecteren.
5. Druk op de [WRITE] knop.
“” zal in het scherm worden aangegeven, waarmee
om uw bevestiging van de operatie wordt gevraagd.
* Indien u besluit de loop niet te verwijderen, drukt u op de
[SETUP] of de [EXIT] knop.
6. Druk op de [ENTER] knop om de MC-09 instellingen te
verwijderen.
Terwijl de loop wordt verwijderd, zal “” in het
scherm worden getoond. Wanneer het verwijderen is
voltooid, zult u terugkeren naar waar u was bij stap 2.
7. Druk op de [SETUP] knop.
Externe MIDI apparaten aansluiten
Met gebruik van MIDI kabels, om instrumenten die over MIDI aansluitingen beschikken met
elkaar te verbinden, kunt u twee of meer MIDI apparaten synchroniseren of deze gelijktijdig
besturen.
* Voor een uitleg over aan MIDI gerelateerde parameters raadpleegt u “Parameter functies” (p.71).
MIDI signaalstroom
Het onderstaand diagram toont de signaalstroom van MIDI berichten binnen de MC-09.
fig.7-1_80
MIDI IN
Controller
Section
(pad, knobs, etc.)
THRU
TX SW
LOCAL SW
RX SW
Step
Sequencer
Het MIDI kanaal instellen
Op de MC-09 kunt u één van de zestien MIDI kanalen
selecteren. het geselecteerde kanaal zal voor MIDI ontvangst
en verzending worden gebruikt.
1. Druk op de [SETUP] knop.
2. Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat “”
(MIDI Channel) in het scherm wordt weergegeven.
Hiermee selecteert u het MIDI kanaal.
MIDI Out
DSP
Synthesizer
Audio
Looper
De MC-09 als de master
gebruiken
Het apparaat dat MIDI berichten verzendt, wordt de master
genoemd, en het apparaat dat de berichten ontvangt wordt
de slave genoemd. Hier ziet u hoe u de MC-09 als de master,
en het externe MIDI apparaat als de slave kunt gebruiken.
fig.7-2_70
3. Druk op de [ENTER] knop.
Het MIDI kanaal zal in het scherm worden getoond.
4. Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om het MIDI
kanaal te veranderen.
5. Druk op de [SETUP] knop om de instelling te
voltooien.
MIDI OUT
MIDI IN
MIDI
(sequencer, toetsenbord enz.)
apparaat
MIDI berichten
61
Externe MIDI apparaten aansluiten
Een extern MIDI apparaat
besturen
U kunt de knoppen en keyboard pads van de MC-09
bedienen, om op een extern MIDI apparaat van geluid te
veranderen of de instellingen te wijzigen.
1. Stel de MC-09 en het externe MIDI apparaat op
hetzelfde MIDI kanaal in (p.61).
2. Druk op de [SETUP] knop.
3. Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat het scherm
“”(Tx. Program Change) weergeeft.
4. Press the [ENTER] button.
5. Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat “” (ON)
in het scherm wordt weergegeven.
Als u met deze instelling op de MC-09 van patroon, effect
patroon of loop control patroon verandert, zal het externe
MIDI apparaat ook van geluid veranderen.
6. Druk op de [SETUP] knop om de instelling te
voltooien.
7. Maak instellingen op uw externe MIDI apparaat.
Maak instellingen op uw externe MIDI apparaat, zodat deze
MIDI berichten zal ontvangen. Voor details raadpleegt u de
gebruikershandleiding van uw apparaat.
Een externe MIDI sequencer
synchroniseren
Hier wordt uitgelegd, hoe een externe sequencer in
synchronisatie met het tempo van de MC-09 kan worden
afgespeeld.
Details over het instellen van het tempo van de MC-09 vindt
u bij 'Over het tempo” (p.57).
1. Stel de MC-09 en het externe MIDI apparaat op
hetzelfde MIDI kanaal in (p.61).
2. Druk op de [SETUP] knop.
3. Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat “”
(Sync Mode) in het scherm wordt weergegeven.
4. Druk op de [ENTER] knop.
5. Controleer of “” (INTERNAL) in het scherm
wordt weergegeven.
Met deze instelling zal de externe MIDI sequencer aan het
tempo van de MC-09 worden gesynchroniseerd.
6. Druk op de [EXIT] knop.
7. Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat het scherm
“” (Sync Out) weergeeft.
8. Bespeel de MC-09 of bedien zijn knoppen en keyboard
pads.
Op het externe MIDI apparaat zullen geluiden
dienovereenkomstig worden afgespeeld of
geluidsinstellingen veranderd worden.
8. Press the [ENTER] button.
9. Druk op de [INC] of [DEC] kop, totdat “” (ON)
in het scherm wordt getoond.
Met deze instelling zal de MC-09 tempo berichten naar de
externe MIDI sequencer verzenden.
10. Druk op de [SETUP] knop om de instelling te
voltooien.
11. Maak instellingen op uw externe MIDI sequencer.
Stel uw externe MIDI sequencer in, zodat deze aan een
externe MIDI Clock wordt gesynchroniseerd. Voor details
raadpleegt u de gebruikershandleiding van uw sequencer.
12. Druk op de
Uw externe MIDI sequencer zal eveneens gaan spelen.
13. Om het afspelen te beëindigen, drukt u op de
[](PLAY) knop van de MC-09.
[](STOP) knop.
62
Externe MIDI apparaten aansluiten
De MC-09 als de slave
gebruiken
Het apparaat dat MIDI berichten verzendt, wordt de master
genoemd, en het apparaat dat de berichten ontvangt wordt
de slave genoemd. Hier ziet u hoe u de MC-09 als de slave,
en het externe MIDI apparaat als de master kunt gebruiken.
fig.7-3_70
MIDI apparaat
(sequencer, toetsenbord enz.)
MIDI OUT
MIDI berichten
MIDI IN
De MC-09 vanaf een extern MIDI
apparaat besturen
Door het verzenden van program change berichten vanaf een
extern MIDI apparaat kunt u het patroon, effectpatroon of
loop control patroon van de MC-09 veranderen. Tevens kunt
u control change berichten verzenden om de
geluidsinstellingen van de MC-09 te wijzigen.
1. Stel de MC-09 en uw MIDI apparaat op hetzelfde MIDI
kanaal in (p.61).
2. Druk op de [SETUP] knop.
3. Gebruik de [INC] en [DEC] knoppen om één van de
volgende parameters te selecteren:
(Rx.Program Change)
Program changes kunnen vanaf een extern MIDI
apparaat verzonden worden om het geluid, effect
of loop control patronen van de MC-09 te
veranderen.
(Rx.Control Change)
Control changes kunnen vanaf een extern MIDI
apparaat worden verzonden om instellingen zoals
cutoff frequentie of resonantie te veranderen.
* Verzend geen onnodige MIDI berichten van het externe MIDI
apparaat op het MIDI kanaal waarop de MC-09 ontvangt,
wanneer de MC-09 als de slave wordt gebruikt. Onnodige
MIDI berichten van een extern MIDI apparaat kunnen de
instellingen van de MC-09 veranderen.
De MC-09 vanaf een extern MIDI
apparaat bespelen
Als u een externe MIDI sequencer of toetsenbord bespeelt,
zal de DSP synthesizer van de MC-09 (de patroonklank of
ritme set) klinken.
Aangezien de pads een bereik van iets meer dan een octaaf
hebben, zal het bespelen ervan gelimiteerd zijn. Als u echter
een extern MIDI toetsenbord gebruikt, zult u de geluiden van
de MC-09 over een groter bereik kunnen spelen.
1. Selecteer een patroon uit de LEAD, BASS of RHYTHM
groep.
2. Stel de MC-09 en het externe MIDI apparaat op
hetzelfde MIDI kanaal in (p.61).
3. Maak instellingen op uw externe MIDI apparaat.
Maak instellingen op uw externe MIDI apparaat zodat dit
MIDI berichten zal verzenden. Voor details raadpleegt u de
gebruikershandleiding van uw apparaat.
4. Bespeel uw externe MIDI apparaat.
De DSP synthesizer van de MC-09 zal dienovereenkomstig
klinken.
(Rx.Pitch Bend)
Pitch bend berichten kunnen vanaf een extern
MIDI apparaat worden verzonden om de
toonhoogte te veranderen.
(Rx.SysEX)
System exclusive berichten kunnen vanaf een
extern MIDI apparaat worden verzonden om
verscheidene instellingen te veranderen.
(Sync Mode)
Start/Stop berichten kunnen vanaf een extern
MIDI apparaat worden verzonden om het
patroon, effect control of loop control van de MC09 te starten/stoppen.
4. Druk op de [ENTER] knop om uw parameterkeuze te
bevestigen.
5. Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat “” (ON)
in het scherm wordt weergegeven.
Indien u bij stap 3 (Sync Mode) heeft geselecteerd,
zorgt u dat “” (REMOTE) in het scherm wordt
getoond.
6. Als u ontvangst instellingen voor een andere parameter
wilt maken, drukt u op de [EXIT] knop, en herhaalt u
stappen 3-5.
7. Wanneer u de instellingen heeft gemaakt, drukt u op
de [SETUP] knop.
8. Maak instellingen op uw externe MIDI apparaat.
63
Externe MIDI apparaten aansluiten
Stel uw externe MIDI apparaat in, zodat dit het juiste type
MIDI bericht zal verzenden. Voor details raadpleegt u de
gebruikershandleiding van uw apparaat.
9. Verzend het juiste type MIDI bericht van uw externe
MIDI apparaat, om de MC-09 te besturen.
De MC-09 aan een externe MIDI
sequencer synchroniseren
Het afspeelgeluid van een patroon, effect control of loop
control kan aan het tempo van een externe MIDI sequencer
worden gesynchroniseerd.
* Als de MC-09 met een externe MIDI sequencer is
gesynchroniseerd, is het mogelijk dat loops niet correct worden
afgespeeld.
1. Stel de MC-09 en het externe MIDI apparaat op
hetzelfde MIDI kanaal in (p.61).
2. Druk op de [SETUP] knop.
3. Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat “”
(Sync Mode) in het scherm wordt weergegeven.
4. Druk op de [ENTER] knop.
De MC-09 met uw computer
gebruiken
Door de MC-09 in samenwerking met MIDI sequencer
software op uw computer te gebruiken, kunt u de MC-09 als
een synthesizermodule of controller gebruiken.
fig.7-4_70
Computer cable
MIDI OUT
MIDI IN
MIDI IN
Computer
MIDI interface
MIDI OUT
5. Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat “”
(SLAVE) in het scherm verschijnt.
De MC-09 zal met het tempo van de externe MIDI sequencer
worden gesynchroniseerd.
6. Druk op de [SETUP] knop om de instelling te
voltooien.
7. Maak instellingen op uw externe MIDI sequencer.
Stel uw externe MIDI sequencer in, zodat deze MIDI Clock
berichten zal verzenden. Voor details raadpleegt u de
gebruikershandleiding van uw sequencer.
8. Start het afspelen op uw externe MIDI sequencer.
Het afspelen van een patroon, effect control of loop control
zal ook op de MC-09 beginnen.
9. Wanneer het afspelen eindigt, stopt u uw externe MIDI
sequencer.
* Gebruik een MIDI interface die compatibel is met uw
computer. Voor details over het aansluiten van uw MIDI
interface raadpleegt u de gebruikershandleiding van het
product, dat u gebruikt.
1. Stel de MC-09 en uw MIDI sequencer software op
hetzelfde MIDI kanaal in (p.61).
2. In uw MIDI sequencer software zet u de thru functie
op “ON.”
Vervolgens zult u instellingen maken om te voorkomen dat
MIDI berichten eindeloos tussen de computer en de MC-09
heen en weer blijven gaan.
3. Druk op de [SETUP] knop.
4. Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat “”
(Soft Thru) in het scherm verschijnt.
5. Druk op de [ENTER] knop.
6. Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat “”
(OFF) in het scherm verschijnt.
64
7. Druk op de [EXIT] knop.
8. Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat “”
(Local Switch) in het scherm verschijnt.
9. Druk op de [ENTER] knop.
Externe MIDI apparaten aansluiten
10. Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat “”
(OFF) in het scherm wordt aangegeven.
Met deze instellingen zal de MC-09 MIDI berichten van uw
computer ontvangen, en zal de DSP synthesizer
(patroonklank/ritme set) klinken.
11. Druk op de [SETUP] knop om de instellingen te
voltooien.
De MC-09 instellingen op
een externe sequencer
opslaan (Bulk Dump)
Data van het huidig geselecteerde patroon, Process Patch of
alle opgeslagen instellingen kunnen naar een extern MIDI
apparaat worden verzonden. Deze functie wordt bulk dump
genoemd. U kunt een reservekopie van de MC-09 data
maken, met gebruik van bulk dump om de data op een
externe MIDI sequencer op te nemen. Deze functie kunt u
ook gebruiken om de huidige instellingen van één MC-09
(behalve de Loop instelling) naar een andere MC-09 te
kopiëren.
MC-09 data op een externe MIDI
sequencer opslaan
1. Gebruik een MIDI kabel om de MIDI OUT van de
MC-09 op de MIDI IN van uw externe MIDI sequencer
aan te sluiten.
2. Druk op de [SETUP] knop.
Terwijl de data verzonden wordt, zal de indicatie in het
beeldscherm knipperen. Wanneer de verzending voltooid is,
zal in het scherm worden getoond.
9. Stop de opname op uw externe MIDI sequencer.
10. Druk op de [EXIT] knop om de bulk dump te
voltooien.
MC-09 data vanaf een externe
MIDI sequencer herstellen
De data die door een bulk dump werd opgeslagen, wordt
bulk data genoemd. Door het laden van deze bulk data kunt
u de status, waarin de MC-09 zich bevond, toen de bulk data
verzonden werd, reproduceren.
1. Gebruik een MIDI kabel om de MIDI IN van de MC-09
op de MIDI OUT van uw externe MIDI sequencer aan
te sluiten.
2. Druk op de [SETUP] knop.
3. Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat “”
(Bulk Receive) in het scherm verschijnt.
4. Druk op de [ENTER] knop.
De MC-09 zal wachten op het ontvangen van bulk data.
Als u besluit te annuleren, drukt u op de [EXIT] knop.
5. Speel uw externe MIDI sequencer af om de bulk data
naar de MC-09 te verzenden.
Terwijl de MC-09 bulk data ontvangt, zal het scherm
knipperen.
3. Druk op de [INC] of [DEC] knop, totdat “”
(Bulk Dump) in het scherm verschijnt.
4. Druk op de [ENTER] knop.
5. Gebruik de [INC] of [DEC] knop om de data die u wilt
opslaan te selecteren.
:instellingen voor het op dat moment
geselecteerde patroon
:Process Patches
:alle patronen, Process Patches en
systeeminstellingen
6. Druk op de [ENTER] knop.
“” (Sure) zal in het scherm knipperen, waarmee om
uw bevestiging van de operatie wordt gevraagd.
Als u besluit om te annuleren, drukt u op de [EXIT] knop.
7. Start de opname op uw externe MIDI sequencer.
8. Druk op de [ENTER] knop om de bulk dump te laten
beginnen.
Wanneer de ontvangst van bulk data eindigt, zal “”
in het scherm worden getoond. Dit zal ongeveer 60 seconden
lang worden weergegeven.
* Zet nooit de stroom uit als “” in het scherm
verschijnt. Hierdoor kan de data op de geheugenkaart en in het
interne geheugen beschadigen.
* U moet alle bulk data verzenden.
6. Druk op de [EXIT] knop om de operatie te voltooien,
nadat “” in het scherm is verschenen.
65
Hoe de MC-09 is opgebouwd
Geluidssignaal stroom
fig.block_95
INPUT
jack
LINE IN
Send
LINE IN
Return
EFFECTS
BASS
LEAD
DSP SYNTH
Part Send
Part Return
RHYTHM
DSP synthesizer
Deze sectie produceert het geluid, en gedraagt zich als een
effectprocessor tijdens de verwerking van het geluid. Deze
produceert geluid wanneer het door de stap sequencer of
keyboard pads wordt gespeeld. De DSP synthesizer kan
tevens door een extern MIDI apparaat worden gespeeld.
Deze sectie kan ook effecten op een externe geluidsbron
toepassen of op een loop die u in de Audio Looper heeft
opgenomen. Door gebruik van de stap sequencer voor effect
regeling, kunt u het effect cyclisch moduleren.
LEVEL
knop
Looper
Level
Pan
1
4
OUTPUT
knop
OUTPUT
jack
AUDIO
LOOPER
: Stereo
: Mono
Stap sequencer
Deze sectie speelt de patroon frases, effect control en loop
control data, en maakt het mogelijk om instellingen te
maken. Dit gebruikt MIDI berichten om de DSP synthesizer
en de Audio Looper te besturen.
Audio Looper
Met deze sectie wordt het geluid van een DSP synthesizer
uitvoering of een externe geluidsbron opgenomen
(vastgelegd) of verwerkt. Door het herhaaldelijk afspelen van
de opgenomen geluiden kunt u loop frases voor maximaal
vier parts afspelen. Daarnaast kan dit afspeelgeluid
gelijktijdig met de uitvoering van de DSP synthesizer
worden afgespeeld.
U kunt ook effecten op een loop toepassen of de stap
sequencer in samenwerking met loop control gebruiken, om
de opgenomen frases op nog meer verschillende manieren af
te spelen.
66
Wat de knoppen doen
Algemene staat
MODEC1 knobC2 knobC3 knobCUTOFF
knob
LINE IN
Overdrive/
———————
OSC tune *DriveTone
Distortion
Cutoff
frequency
LEAD
Phaser
Slicer+
Ring mod-
RateDepthResonance
RateGate timeRing
frequency
RESO
knob
Resonance
DECAY
knob
Filter
envelope
decay time
ulator
BASS
RHYTHM
EFFECT
LOOP CTRL
Filter
Isolator
Phaser
Slicer
OSC tune *Filter
envelope
depth
———Bass drum
RateCutoff
frequency
Low gainMiddle gainHigh gain
RateDepthResonance
RateGate timePan
——————Loop
AccentCutoff fre-
quency
level
Resonance
———Effect type
ResonanceFilter
envelope
decay time
Snare drum
level
Hi-hat
level
* Om naar de standaardwaarde terug te keren, houdt u de [SHIFT] toets ingedrukt, en drukt u op de [KEYBOARD] knop.
[INC]/[DEC]
(DISPLAY=TONE/
TYPE)
Tone
Tone
Rhythm set
control type
Opname status
MODEC1 knobC2 knobC3 knobCUTOFF
knob
LINE IN
LEAD
BASS
RHYTHM
(TR recording only)
EFFECT
LOOP
CTRL
Pitch
Trigger
Divide
———————
NoteVelocityGate time————
NoteVelocityGate time————
Rhythm
tone
——*————
——Pitch————
——Part————
——Position————
Volocity————---
times 16
* De instellingen die gewijzigd kunnen worden, zijn afhankelijk van het geselecteerde effecttype. Zie “Het effecttype
OSC tune-1–1 (oct)C1 knobPast de toonhoogte van de oscillator aan.
Drive0–127C2 knobSpecificeert de mate van vervorming.
Tone-64–63C3 knobPast de helderheid van het geluid aan.
Rate
Depth0–127C2 knobSpecificeert de diepte van de modulatie.
Resonance0–127C3 knobVoegt karakter aan het geluid toe.
Rate0–127 (SL1),
Gate time0–127C2 knobSpecificeert de nootlengte die afgekapt zal worden.
Ring frequency0–127C3 knobPast de frequentie van de interne oscillator aan.
Cutoff
frequency
Resonance0–127RESO knobBenadrukt de regio in de buurt van de cutoff frequentie.
Filter envelope
decay time
ToneRefer to
0–127 (PH1/3),
note value*
(PH2/4)
note value* (SL2)
0–127CUTOFF
0–127DECAY knobDecaytijd waarbinnen de cutoff frequentie van de maximale waarde
“Sound List”(p.
76)
C1 knobSpecificeert de modulatiesnelheid (PH1/3)
Specificeert de modulatiesnelheid als een nootwaarde (PH2/4)
C1 knobSpecificeert de afkap snelheid (SL1).
Specificeert de afkapsnelheid als een nootwaarde (SL2).
Specificeert de frequentie (cutoff frequentie) waarop het effect van
knob
[INC]/[DEC]
buttons
(DISPLAY =
TONE/TYPE)
het filter in werking zal treden.
in een stabiel niveau verandert.
Selecteert een klank.
BASS
ParameterRangeControllerParameterfunctie
OSC tune-1–1 (oct)C1 knobPast de toonhoogte van de oscillator aan.
* Als Vintage mode aanstaat, zal de reeks van deze waarde
veranderen.
Filter envelope
depth
Accent0–127C3 knobBenadrukt het geluid.
Cutoff frequency0–127CUTOFF knobSpecificeert de frequentie (cutoff frequentie) waarop het filter in
Resonance0–127RESO knobBenadrukt de regio in de buurt van de cutoff frequentie.
Filter envelope
decay time
ToneRefer to
0–127C2 knobSpecificeert de diepte van de filter envelope.
werking zal treden.
0–127DECAY knobDecaytijd waarbinnen de cutoff frequentie van de maximale waarde
in een stabiel niveau verandert.
“Sound List”(p. 76)
[INC]/[DEC] buttons
(DISPLAY = TONE/
TYPE)
Selecteert een klank.
RHYTHM
ParameterRangeControllerParameterfunctie
Bass drum level0–127CUTOFF knob
Snare drum level0–127RESO knob
Hi-hat level0–127DECAY knob
Rhythm setRefer to
“Sound List”(p. 76)
[INC]/[DEC] buttons
(DISPLAY = TONE/
TYPE)
Specificeert het volume van de basdrum.
Specificeert het volume van de snaredrum.
Specificeert het volume van de hi-hat.
Selecteert een ritme set.
* Nootwaarde: 16e noot, 8
ste
noot, kwartnoot, halve noot, hele noot, hele noot x 2, hele noot x 4.
69
Parameterlijst
EFFECTEN
Filter
Wijzigt de helderheid van het geluid.
ParameterRangeControllerParameterfunctie
Rate0–127,
note value*
Cutoff frequency0–127C2 knobSpecificeert de frequentie (cutoff frequentie) waarop het filter in werking treedt.
Resonance0–127C3 knobBenadrukt de regio in de buurt van de cutoff frequentie.
Effect typeF-1–F-8[INC]/[DEC]
Isolator
Dit is een equalizer die het geluid drastisch afkapt, waarmee door het afkappen van het volume op een
specifieke frequentiereeks een uniek geluid wordt geproduceerd.
C1 knobSpecificeert de snelheid van modulatie.
Indien op een nootwaarde ingesteld, zal de modulatiesnelheid aan het tempo
gesynchroniseerd worden.
Selecteert het effecttype.
(DISPLAY =
TONE/TYPE)
ParameterRangeControllerParameterfunctie
Low gain0–127C1 knobSpecificeert het volume van het lage gebied.
Middle gain0–127C2 knobSpecificeert het volume van het midden gebied.
High gain0–127C3 knobSpecificeert het volume van het hoge gebied.
Effect typeI-1–I-7[INC]/[DEC]
(DISPLAY =
TONE/TYPE)
Selecteert het effecttype.
Phaser
Voegt een in fase verschoven geluid aan het originele geluid toe, waardoor modulatie wordt geproduceerd, en
een gevoel van rotatie en diepte wordt gecreëerd.
ParameterRangeControllerParameterfunctie
Rate0–127,
note value*
Depth0–127C2 knobSpecificeert de modulatiediepte.
Resonance0–127C3 knobBenadrukt de regio in de buurt van de middenfrequentie.
Effect typeP-1–P-8[INC]/[DEC]
C1 knobSpecificeert de modulatiesnelheid.
Indien op een nootwaarde ingesteld, zal de modulatiesnelheid aan het tempo
gesynchroniseerd worden.
Selecteert het effecttype.
(DISPLAY =
TONE/TYPE)
Slicer
Kapt het geluid herhaaldelijk af, en geeft een conventioneel geluid aan het karakter van een ritmische
achtergrondfrase.
ParameterRangeControllerParameterfunctie
Rate0–127,
note value*
Gate time0–127C2 knob Specificeert de af te kappen nootlengte.
PanL64–cnt–R63C3 knobSpecificeert de panning van het geluid, dat afgekapt is.
Effect typeS-1–S-7[INC]/[DEC]
C1 knobSpecificeert de snelheid van afkapping.
Indien op een nootwaarde ingesteld, zal de afkappingssnelheid aan het tempo
gesynchroniseerd worden.
Selecteert het effecttype.
(DISPLAY =
TONE/TYPE)
* Nootwaarde: 16e noot, 8ste noot, kwartnoot, halve noot, hele noot, hele noot x 2, hele noot x 4.
70
Systeemparameters
fig.99-1
Werking
Selecteer de parameterInstellingBeeindig de instellingSetupBevestig de parameter
ParameterDisplayRangeParameterfunctie
Transpose-12–12Transponeert
Tuning427.4–452.6 (Hz)Past de stemming aan.
Parameterlijst
:
Sync modeINT, SLAVE,
REMOTE
Sync outOFF, ONSpecificeert of aan synchronisatie gerelateerde MIDI berichten al dan niet
MIDI channel1–16 ofFSpecificeert het MIDI kanaal. Zet dit op OFF, als u niet wilt dat MIDI berichten
Device ID17–32Specificeert het ID van het apparaat.
Soft thruOFF, ONSpecificeert of ontvangen MIDI berichten vanaf de MIDI OUT aansluiting
Local switchOFF, ONSpecificeert of de controller sectie MIDI berichten naar de DSP synthesizer sectie
Receive program
change
Receive control
change
Receive pitch bendOFF, ONSpecificeert of pitch bend berichten ontvangen zullen worden.
Receive system
exclusive
Transmit program
change
Bulk dumpPTN, PRC, ALLVerzendt het op dat moment geselecteerde patroon en Process Patch of alle
Bulk load—Laadt bulk data.
OFF, ONSpecificeert of program changes ontvangen zullen worden.
OFF, ONSpecificeert of control change berichten ontvangen zullen worden.
OFF, ONSpecificeert of system exclusive berichten ontvangen zullen worden.
OFF, ONSpecificeert of program change berichten verzonden zullen worden.
Specificeert de tempo referentie voor synchronisatie.
verzonden zullen worden.
verzonden of ontvangen worden.
opnieuw verzonden zullen worden.
zal verzenden.
patronen, Process Patches en systeeminstellingen.
Loop load—Laadt een loop van een geheugenkaart in de Audio Looper.
Loop save—Sla een loop op een geheugenkaart op.
Loop delete—Verwijder een loop van een geheugenkaart.
All load—Laadt alle loops en interne instellingen in de MC-09.
All save—Sla alle loops en interne instellingen op een geheugenkaart op.
All delete—Verwijder alle loops en systeeminstellingen van een geheugenkaart.
Card format—Formatteer een geheugenkaart voor gebruik op de MC-09.
Factory reset—Zet de MC-09 in de fabrieksinstellingen terug.
71
Probleemoplossing
Wanneer er geen geluid is of de MC-09 niet werkt zoals u verwacht, controleert u alstublieft eerst de
onderstaande punten. Als het probleem hiermee niet is opgelost, raadpleegt u uw handelaar of een Roland
Service Centrum in uw omgeving.
* Roland Corporation neemt geen enkele verantwoording wat betreft het herstel van elke willekeurige
opgenomen inhoud.
ProbleemOorzaakActiePag.
Werkt niet zoals het hoort/Stroom
gaat niet aan
Geen geluid
DSP synthesizer wordt onderbrokenDe LEAD en BASS groepen kunnen
Effect wordt niet toegepastEen effect kan niet worden toegepast,
Phaser of Slicer synchroniseert niet
aan het tempo
Patroon verandert nietU heeft niet op de [ENTER] knop gedrukt.Druk op de [ENTER] knop om het patroon te
Kan Loop Control niet gebruikenEr is geen loop in de Audio Looper
Patroon speelt niet af als u de []
knop indrukt.
Effect Control start niet als u de []
knop indrukt
Patroon speelt niet op het correcte
tempo af
Kan Effect Control of Loop Control
niet op het juiste tempo gebruiken
MIDI berichten worden niet
verzonden en/of ontvangen
De bijgeleverde adapter wordt niet
gebruikt.
De MC-09 of een aangesloten apparaat is
niet aangezet.
Het volume van de MC-09 of een
aangesloten apparaat is verlaagd.
MIDI kabels of geluidskabels zijn niet juist
aangesloten.
Het part niveau van de Audio Looper is
verlaagd.
Het volume werd tijdens Capture lager
gezet.
meerdere noten niet gelijktijdig afspelen.
terwijl een patroon uit de BASS of
RHYTHM groep wordt gebruikt.
U heeft een effecttype geselecteerd, dat
niet gesynchroniseerd kan worden.
Bij het synchroniseren aan het tempo van
een extern MIDI apparaat zijn de juiste
instellingen niet gemaakt.
opgenomen.
Loop Control is uitgezet.Zet Loop Control aan.53
Sync Mode is op “SLAVE” ingesteld.Zet Sync Mode op “INT” of “REMOTE”.71
Loop Control is aangezet.Zet Loop Control uit.53
Effect Control is niet gespecificeerd.Maak Effect Control instellingen.46
U heeft een effecttype geselecteerd waar
geen Effect Control op toegepast kan
worden.
Loop Control is aangezet.Zet Loop Control uit.53
Als u van patroon verandert terwijl een
patroon wordt afgespeeld, zal het tempo
van het eerste patroon voortgezet worden.
Bij synchronisatie aan het tempo van een
extern MIDI apparaat zijn de juiste
instellingen niet gemaakt.
Het MIDI kanaal is niet juist ingesteld.Zet het externe MIDI apparaat en de MC-09
Bepaalde instellingen voorkomen dat
MIDI verzending/ontvangst plaats kan
vinden.
Gebruik de bijgeleverde adapter. Als het
apparaat zelfs met de bijgeleverde adapter
niet goed werkt, controleert u of het juiste
voltage wordt aangevoerd.
Zet de stroom aan.
Verhoog het volume.
Maak de correcte instellingen.13
Verhoog het part niveau.35
Voordat u gaat vastleggen (Capture),
controleert u of de LEVEL knop en de
CUTOFF knop op de minimum positie staan.
De huidig klinkende noot zal stoppen, en de
laatst gespeelde noot zal in plaats daarvan
klinken (laatste noot prioriteit); Gebruik deze
karakteristieke eigenschap in uw uitvoering.
Leg de uitvoering van het patroon uit de
BASS of RHYTHM groep in de Audio Looper
vast, en pas dan het effect toe.
Selecteer een effecttype dat synchronisatie
toestaat.
Maak de juiste MIDI synchronisatie
instellingen.
voltooien (finalize).
• Leg een loop vast.
• Laadt een loop.
Selecteer een effecttype dat Effect Control
ondersteunt.
Stop het afspelen van het patroon, en begin
dan opnieuw met afspelen.
Maak de juiste MIDI synchronisatie
instellingen.
op hetzelfde MIDI kanaal.
Parameters zoals Tx.Program Change,
Rx.Program Change en Rx.Control Change
dienen op “On.” te staan.
---
13
33
18
41
44
64
16
33
59
44
16
64
61
63
72
Storingsmeldingen
Wanneer u een onjuiste handeling uitvoert of als de data niet volgens uw specificaties verwerkt
kon worden, zal een storingsmelding worden weergegeven. Raadpleeg de uitleg van de
betreffende storingsmelding en onderneem de juiste actie.
BoodschapOorzaakActie
E01
E02
E03
E04
E05
E12
E13
E14
E15
E16
E17
Een groot aantal MIDI berichten werd in één keer
ontvangen, en de verwerking kon niet voltooid
worden.
Er is een probleem met de MIDI kabel verbinding.Controleer of de MIDI kabel gebroken of ontkoppeld is.
De checksum waarde van een ontvangen exclusive
bericht is niet juist.
Het formaat van een ontvangen exclusive bericht is niet
juist.
Het is mogelijk dat de inhoud van het interne geheugen
beschadigd is geraakt.
Het gespecificeerde bestand is niet op de
geheugenkaart aanwezig.
Het bestand heeft een onjuist data formaat of is
beschadigd.
Er is onvoldoende ruimte op de geheugenkaart.Verwijder onnodige bestanden om ruimte op de
De geheugenkaart is tegen schrijven beveiligd.Verwijder de schrijfbeveiligingssticker.
De geheugenkaart is niet aangebracht.Steek de geheugenkaart op juiste wijze in de opening.
De geheugenkaart is niet geformatteerd.Formatteer de kaart op de MC-09.
De MC-09 ondersteunt deze geheugenkaart niet.Gebruik een geheugenkaart die door de MC-09
De geheugenkaart is beschadigd.Vervang de kaart door een goed functionerende
Reduceer de hoeveelheid data, die verzonden wordt.
Corrigeer de checksum waarde.
Controleer of de data wordt verzonden, en voer de
operatie nogmaals uit. Controleer of de MIDI kabel
gebroken of ontkoppelt is.
Probeer de Factory Reset operatie uit te voeren. Als het
probleem hiermee niet is opgelost, neemt u contact op
met een Roland Service Centrum.
Specificeer het bestandsnummer van een bestaand
bestand.
Specificeer een bestand dat het juiste data formaat
heeft.
geheugenkaart vrij te maken.
ondersteund wordt.
geheugenkaart.
73
Phrase Lab
Model MC-09
Functie
Basic
Channel
Mode
Note
Number :
Velocity
After
Touch
Pitch Bend
Default
Changed
Default
Messages
Altered
True Voice
Note On
Note Off
Key’s
Channel’s
0, 32
10
65
MIDI Implementatiekaart
VerzondenHerkend
1—16 *1
1—16
Mode 3
OMNI OFF, POLY
**************
0—127
**************
O
X
X
X
X
O
1
X
7
O
O
O
1—16
1—16
Mode 3
Mode 3
0—127
0—127
O
X
X
X
O *1
O
O *1
O *1
O *1
O *1
Opmerkingen
Bank select
Modulation
Volume
Panpot
Portament
Control
Change
Program
Change
: True Number
System Exclusive
System
Common
System
Real Time
Aux
Messages
: Song Position
: Song Select
: Tune Request
: Clock
: Commands
: All Sound Off
: Reset All Controllers
: Local On/Off
: All Notes Off
: Active Sensing
: System Reset
Notes
16—19
16
17
18
74
71
83
O
O
O
O
O
O
O
O
**************
O
X
X
X
O
O
X
X
X
X
O
X
* 1 O X kan geselecteerd worden.
* 2 Indien Sync Mode op SLAVE is ingesteld.
* 3 Indien Sync Mode op SLAVE of REMOTE is ingesteld.
* 4 Mode berichten (123-127) worden opgeslagen nadat All Note Off verwerking is uitgevoerd.
X
O *1
O *1
O *1
O *1
O *1
O *1
O *1
0—127
O *1
X
X
X
O
O
*1 *2
*1 *3
X
O
X
O (123—127) *4
O
X
Step Sequencer
General purpose controller (C1)
General purpose controller (C2)
General purpose controller (C3)
General purpose controller
General purpose controller (RESO)
General purpose controller
(CUTOFF)
(DECAY)
Program No. 1—128
Mode 1 : OMNI ON, POLY
Mode 3 : OMNI OFF, POLY
Mode 2 : OMNI ON, MONO
Mode 4 : OMNI OFF, MONO
*Een aparte uitgave, getiteld “MIDI Implementatie”, is tevens beschikbaar. Hierin vindt u details over de manier waarop
MIDI op dit apparaat geïmplementeerd is. Als u deze uitgave nodig heeft (bijvoorbeeld wanneer u byte-level programmering
gaat uitvoeren), neemt u contact op met het Roland Service Centrum in uw omgeving of een erkende Roland distributeur.
74
O : Ja
X : Nee
Specificaties
MC-09: Phrase Lab
DSP Synthesizer
• Aantal parts
1
• Maximale polyfonie
LEAD, BASS: 1
RHYTHM: 3
• Preset klanken
LEAD: 128
BASS: 128
RHYTHM: 10
• Effecten
Type
FILTER, ISOLATOR, PHASER, SLICER
Aantal types
30
LEAD groep
OVERDRIVE, DISTORTION, PHASER, SLICER = RING
MODULATOR
Stap Sequencer
Ingangsimpedantie
INPUT: 42 kΩ
Nominaal uitgangsniveau
OUTPUT: -10 dBu
Uitgangsimpedantie
OUTPUT: 600Ω
PHONES: 100Ω
Achterblijvend ruis niveau
(LINE IN: OFF, ingang beëindigd met 150Ω, IHF-A, typ.)
-88 dBu
Aansluitingen
INPUT L/R Jacks: RCA phono type
OUTPUT L/R Jacks: RCA phono type
Koptelefoon Jack: stereo miniatuur koptelefoon type.
MIDI IN/OUT aansluitingen
DC IN Jack
Aarde
Geheugenkaart ingang.
• Aantal stappen
32 (maximum)
• Resolutie
Zestiende noot
• Tempo
Kwartnoot = 40 tot 240
• Preset patronen
LEAD: 40
BASS: 60
RHYTHM: 100
EFFECT: 30
• User patronen
LEAD, BASS, RHYTHM, EFFECT: totaal 20
Extern geheugen (geheugenkaart)
Patroon, Loop, All: 50 ieder.
Signaalverwerking
AD conversie: 24 bits
DA conversie: 24 bits
Samplewaarde
44.1 kHz
Stroomvoorziening
Adapter (DC 9V)
Current Draw
350 mA
Afmetingen
318.6 (B) x 207.2 (D) x 69.5 (H) mm
Gewicht
1.2 Kg (zonder adapter)
Accessoires
Gebruikershandleiding
Adapter
ACI-120C
ACI-230C
PSB-1U
LEAD CTRL MAP verzegeling
Phrase CD (CD-EXTRA formaat)
Geheugenkaart beveiliging
Opties
MIDI Implementatie
Nominaal ingangsniveau
INPUT: -10 dBu
* 0 dBu = 0.775 V rms
* Omwille van productverbetering kunnen de specificaties en/of
het uiterlijk van dit apparaat zonder voorafgaande mededeling
Speel LEAD/BASS/RHYTHM samen met een extern apparaat
Pas effecten op loop en/of extern apparaat toe
Invoer extern apparaat
Loop afspelen met gebruik van Loop Control
Vastleggen
Selecteer het partMaak quantisatie instellingen
Opnemen
Voorbereidingen maken
electeer het patroon
voorbereidingen
Stap opname
Selecteer de stap
waarop de opname
zal beginnen
begin met
stap opname
voor vastleggen
Begin met
Stel het aantal
maten in de
frase in
Stel de velocity
en gatetijd in
Start het
vastleggen
Stel de
nootwaarde en
het aantal stappen in
Plaats een accent
op een noot
Herhalen
Stop het
vastleggen
Voorbereidingen voltooid
Specificeer
de noot
Stop de stap opname
TR opname
Start TR opname
84
Specificeer de
noot/ritmeklank
Stel de velocity
en gatetijd in
Plaats een accent
op een noot
Herhalen
Selecteer de
stap
..
Beeindig TR opname
Bewerk een frase in een patroon
Werkingsoverzicht
electeer het patroonBegin met
bewerken
Selecteer de stapVoer de waarde inStop met
Maak Effect Control instellingen
Selecteer het effectpatroonBegin met het
maken van instellingen
Selecteer de
stap
Herhalen
Voer de
waarde in
Instellingen voltooid
Specificeer de
Control lengte van
het effect
Maak Loop Control instellingen
bewerken
Stel de stapeenheid
en het aantal stappen in
Selecteer het type
Loop Control
Selecteer
de stap
Herhalen
waarde in
Voer de
Begin met het maken
van instellingen
Instellingen voltooid
Specificeer de
lengte van Loop
Control
Het patroon/effectpatroon/Loop Control
patroon opslaan
Selecteer het
nummer van de
opslagbestemming
Uitvoeren
Stel de stapeenheid
en het aantal stappen in
85
Blanco kaart
LEAD
RHYTHM
BASS
EFFECTS
86
Blanco kaart
87
Voor EU Landen
Dit product voldoet aan de eisen van de Europese Standaard 89/336/EEC.
For the USA
FEDERAL COMMUNICATIONS COMMISSION
RADIO FREQUENCY INTERFERENCE STATEMENT
This equipment has been tested and found to comply with the limits for a Class B digital device, pursuant to Part 15 of the FCC Rules. These limits are designed to provide reasonable protection against harmful interference in a residential installation. This equipment generates, uses, and can radiate radio frequency energy and, if not installed and used in accordance with the instructions, may cause harmful interference to radio communications. However, there is no guarantee that interference will not occur in a particular installation. If this equipment does cause harmful interference to radio or television reception, which can be determined by turning the equipment off and on, the user is encouraged to try to correct theinterference by one or more of the following measures:
— Reorient or relocate the receiving antenna.— Increase the separation between the equipment and receiver.— Connect the equipment into an outlet on a circuit different from that to which the receiver is connected.— Consult the dealer or an experienced radio/TV technician for help.
This device complies with Part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the following two conditions: (1) This device may not cause harmful interference, and (2) This device must accept any interference received, including interference that may cause undesired operation.
Unauthorized changes or modification to this system can void the users authority to operate this equipment.This equipment requires shielded interface cables in order to meet FCC class B Limit.
For Canada
NOTICE
This Class B digital apparatus meets all requirements of the Canadian Interference-Causing Equipment Regulations.
AVIS
Cet appareil numrique de la classe B respecte toutes les exigences du Rglement sur le matriel brouilleur du Canada.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.