Roland JX-305 User Manual [nl]

+
JX-305
GrooveSynth
HANDLEIDING
Van harte bedankt voor uw aankoop van de JX-305 GrooveSynth. De JX-305 is een synthesizer met een krachtige klank­bron en een sequencer die ook van heel wat Realtime-functies is voorzien. Meer dan waarschijnlijk is de JX-305 alles wat u nodig hebt voor de meest uiteenlopende muziekgenres. Dit instrument is gewoon perfect voor het schrijven en arran­geren van nieuwe nummers –en het bühnewerk.
Zoals altijd, verwijzen woorden tussen [ ] naar knoppen. Voorbeeld: [TONE] verwijst naar de drukknop “Tone” op het frontpaneel. Twee op elkaar volgende knoppen betekenen dat u één van de twee moet indrukken. Voorbeeld: PAGE [<][>].
De status van de knoppen wordt op de volgende manier getoond:
Uit Knippert
Deze handleiding bevat een aantal afbeeldingen van de informatie die in het display verschijnt. In bepaalde gevallen zou het kunnen dat deze informatie niet helemaal overeenkomt met wat u op uw JX-305 te zien krijgt. Maar u weet natuur­lijk zelf wel dat de afbeeldingen maar als toelichtingen zijn bedoeld.
Opgelet: In deze handleiding worden soms productnamen vermeld die niet van Roland zijn. Dit zijn handelsmerken of geregis-
treerde handelsmerken van de betreffende firma’s en worden door Roland uitdrukkelijk erkend.
Licht op
Voorzorgsmaatregelen
1. Voorzorgsmaatregelen
Voeding
• Schakel de JX-305 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit.
• Sluit de adapter van de JX-305 nooit aan op een stop­contact waar andere apparaten, die brom of ruis ver­oorzaken (b.v. dimmers, motoren enz.) of veel vermo­gen trekken, op zijn aangesloten.
• Let, bij het aansluiten van de adapter op het lichtnet, op het voltage.
• Plaats geen zware voorwerpen op het snoer van de adapter en zorg dat er niemand over kan struikelen. Trek, bij het verbreken van de aansluiting op het licht­net, altijd aan de stekker zelf en nooit aan het snoer om de draden niet te beschadigen.
• Als u de JX-305 lange tijd niet wenst te gebruiken, ver­breekt u best de aansluiting op het lichtnet.
• Het zou kunnen gebeuren dat de JX-305 niet naar behoren werkt wanneer u hem onmiddellijk na uit­schakelen weer inschakelt. Wacht dus telkens een paar seconden voordat u hem weer inschakelt.
Plaatsing
• Om problemen te vermijden, dient u de JX-305 te beschermen tegen direct zonlicht, hitte, vochtigheid en stof.
• Plaats de JX-305 niet te dicht in de buurt van een neonlicht, een fluorescerende lamp, een TV-toestel of ander, gelijkaardig materiaal dat enerzijds ruis door interferentie, en anderzijds allerlei fouten kan veroor­zaken.
Onderhoud
• Gebruik, voor het reinigen van het instrument, enkel een zachte, droge of lichtjes bevochtigde doek. Om hardnekkig vuil te verwijderen, gebruikt u een neu­traal reinigingsmiddel. Wrijf de JX-305 daarna droog met een zachte doek.
• Gebruik nooit oplosmiddelen zoals bv. verfverdunners want deze kunnen de behuizing beschadigen.
• Probeer nooit zelf de geheugenbatterij te vervangen. Laat dit werk over aan de Roland hersteldienst. Denk eraan dat de data in het interne geheugen kunnen worden gewist. Dat is met name het geval als het geheugen of een daarmee samenhangend onderdeel wordt hersteld of niet meer werkt. Sla de belangrijke instellingen altijd via MIDI op (Bulk Dump).
Andere voorzorgsmaatregelen
• Behandel de JX-305 zachtjes.
• Laat geen voorwerpen (muntstukken, metalen draad enz.) of vloeistoffen (water, alcohol, sap enz.) in het inwendige terechtkomen.
• Neem contact op met de dichtstbijzijnde Roland her­steldienst voordat u de JX-305 in het buitenland gebruikt.
• Als de JX-305 niet naar behoren werkt, schakel hem dan onmiddellijk uit en neem contact op met uw dealer of de Roland hersteldienst.
Belangrijk
• De RPS-frasen en patronen in dit instrument zijn auteursrechtelijk beschermd (© Roland Corpora­tion). U mag ze gebruiken om nieuwe patronen, Songs enz. te maken, maar het is verboden om de klanken of patronen van de JX-305 te verspreiden via het inter­net, CD-ROMs of gelijk welke andere drager van ana­loge of digitale data.
• De JX-305 bewaart een deel van zijn data in een zgn. Flash-geheugen. Schakelt u de JX-305 uit, terwijl er data in dit geheugen worden opgeslagen, dan is er een grote kans dat er data worden beschadigd. Schakel de JX-305 daarom nooit uit en verwijder de geheugen­kaart niet zolang de volgende melding wordt afge­beeld:
Geheugenbatterij
• Dit instrument is uitgerust met een batterij die ervoor zorgt dat de opgeslagen data ook na uitschakelen niet gewist worden. De levensduur van deze batterij bedraagt ongeveer 5 jaar. Het zou iets langer kunnen zijn, maar het verdient aanbeveling de batterij om de 5 jaar te laten vervangen.
4
2. Belangrijkste functies van de JX-305
JX-305 – Handleiding
Hoogwaardige synthesizer
De klankbron van de JX-305 is 64-stemmig polyfoon. Dankzij een rijk gevuld functiepalet, waaronder krachtige filters en ADSR-envelopes, die via een aantal regelaars op het frontpaneel kan worden ingesteld, kunt u in een mum van tijd nieuwe kanken maken. Natuurlijk is de klankbron ook multitimbraal, zodat de JX-305 volledige arrangementen kan weergeven.
Toonaangevende patronen van de beste pro­grammeurs
De JX-305 heeft 274 fantastische Preset patronen en 494 RPS-patronen aan boord. Die bestrijken een stijl­palet van Techno tot Reggae – de JX-305 zit dus nooit om een muziekgenre verlegen.
Klanken die helemaal op de laatste trends inspelen
De klanken en Rhythm Sets van de JX-305 zijn op maat gesneden van de hedendaagse dansmuziek, en tellen uiteraard obligate klassiekers, zoals de TB-303, Juno, Jupiter en TR-808/909 in hun rangen. Boven­dien is dit indrukwekkende klankpalet slechts een begin, want de JX-305 nodigt zonder meer uit tot het zelf maken van klanken.
RPS-functie (Real Time Phrase Sequencer)
De RPS-functie laat u met één toetsdruk een muzikale partij spelen. Dat kan alles zijn: een akkoordenreeks, een melodisch motiefje, een drumroffel – u bedenkt het maar…
Play Quantize wijzigt de Groove tijdens de weergave
De JX-305 biedt drie types Play Quantize: Grid, Groove en Shuffle. Met een draai aan de regelaar wij­zigt u de Groove van de muziek.
Live-instrument
De JX-305 is een instrument met duidelijk heel wat live-mogelijkheden. Zo kunt u de weergave van ieder(e) Part of ritme-instrument met één knopdruk in- of uitschakelen en Parts tijdens de weergave trans­poneren. Natuurlijk kunt u alle voorname klankpara­meters rechtstreeks via handige regelaars wijzigen. De bewegingen van die regelaars kunnen trouwens als MIDI-commando’s naar de buitenwereld worden ver­zonden.
Drie digitale effectprocessors
De drie effectprocessors maken gebruik van een geavanceerde DSP-techniek (digitale signaalverwer­king). Dat levert uitstekende Reverb- (galm), Delay­(echo) en M-FX-effecten op. Die Het multi-effect biedt 24 effecttypes, speciaal gekozen voor dansmu­ziek.
Drie klaviermodes
Het klavier van de JX-305 kan op drie manier worden gebruikt: u kunt één klank over het volledige klavier spelen (Single), daar een tweede aan toevoegen (Dual) of links en rechts van het instelbare splitpunt verschil­lende klanken spelen (Split).
Sequencer onthoudt uw ideeën
De sequencer van de JX-305 onthoudt de volgorde onthouden waarin u patronen kiest, maar hij kan ook melodieën, solo’s, regelbewegingen enz. optekenen.
Het interne geheugen biedt plaats aan zo’n 75.000 noten (maximaal 200 patronen). Met een SmartMe­dia™-datakaart verhoogt u die capaciteit tot ongeveer
480.000 noten (maximaal 200 patronen).
Arpeggiator maakt Riffs e.d.
Voor blitse, complexe notenreeksen hoeft u zich niet uit de naad te werken – dat doet de Arpeggiator wel voor u. Eén toets indrukken (of een “plat” akkoord spelen) volstaat.
5
Inhoud
Inhoud
1. Voorzorgsmaatregelen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
2. Belangrijkste functies van de JX-305. . . .5
3. Eerste kennismaking. . . . . . . . . . . . . . . . .9
3.1 Aansluitingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
3.2 Inschakelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
3.4 Opnieuw de fabrieksinstellingen laden . . . . . . . . . . . 10
3.3 Uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
3.5 Structuur van de JX-305. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
3.6 Demosongs beluisteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
3.7 Patronen weergeven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Mute: instrumenten in- en uitschakelen. . . . . . . . . . . . . .15
3.8 Volume en stereopositie per instrument instellen . . 16
Transpose: toonaard van een patroon wijzigen . . . . . . . .17
3.9 Quantize: “Groove” van een patroon wijzigen. . . . . 17
4. Kennismaken met de klanken
4.1 Patches kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Toonhoogtebereik verschuiven (Octave Shift). . . . . . . . .19
4.2 Rhythm Sets kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
4.3 Effecten “uittesten” (Audition) . . . . . . . . . . . . . . . . .20
4.4 Geluid wijzigen met de regelaars (Realtime Modify)21
Helderheid van het geluid regelen (Cutoff) . . . . . . . . . . . 21
Resonantie toevoegen aan het geluid . . . . . . . . . . . . . . . .21
Modulatie toevoegen (LFO1). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .22
4.5 Effecten toevoegen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Effecten in-/uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .22
Galm (Reverb) toevoegen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .23
Echo toevoegen (Delay) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .23
Andere effecten toevoegen (M-FX). . . . . . . . . . . . . . . . . .24
4.6 Arpeggio’s weergeven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
4.7 Frases met één toets spelen (RPS) . . . . . . . . . . . . . . . . 26
RPS-frasen laten doorspelen (RPS Hold) . . . . . . . . . . . . .27
4.8 Tempo en toonhoogte van een patroon (Turntable) 28
4.9 Twee Patches aansturen (Split/Dual) . . . . . . . . . . . . . 28
Links en rechts verschillende klanken aansturen (Split) .29
4.10 Eenvoudig Pattern aanmaken. . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Drums opnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .30
Bas en akkoorden opnemen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .32
Arpeggio’s opnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .33
Melodie opnemen (Realtime) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .34
Afwerking: volume, panorama en effecten . . . . . . . . . . . .35
4.11 Pattern opslaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
4.12 Pattern Set: vaak gebruikte patronen groeperen . . 36
Pattern kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .36
Patronen toewijzen aan een Set . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .37
Pattern Set opslaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
4.13 Song weergeven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
4.14 Song programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Song opslaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
5. Voorzieningen op de panelen
5.1 Frontpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
5.2 Achterpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
. . . . . . . . . . 18
. . . . . . . . . . 41
6. Even voorstellen: de JX-305
. . . . . . . . . . . . 43
6.1 Hoe zit de JX-305 in elkaar? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Klankbron . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .43
Parts . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .44
Polyfonie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .44
6.2 Sequencer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Patterns (patronen). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .44
Pattern Sets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .45
Songs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .45
6.3 Geheugen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Geheugenkaart. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .45
6.4 Basisbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Waarden wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Wijziging annuleren (Undo/Redo) . . . . . . . . . . . . . . . . . .46
7. Spelen op het klavier
. . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
7.1 Patch kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
7.2 Dual, Split en Single. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Splitpunt instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .48
U- en L-Part definiëren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .48
‘Wetenschappelijke’ manier van instellen. . . . . . . . . . . . .48
7.3 Portamento: geleidelijke overgangen . . . . . . . . . . . . 48
7.4 Speelhulpen en -functies. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Pitch Bend . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Modulatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .49
Aftertouch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .49
Aanslaggevoeligheid (Key Velocity) . . . . . . . . . . . . . . . . .50
Hold: noten langer laten doorklinken. . . . . . . . . . . . . . . .50
Control: zwelpedaal gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .50
7.5 Arpeggiator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Arpeggio’s spelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .51
Arpeggio Hold . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .51
Arpeggio-patroon aanmaken (Style). . . . . . . . . . . . . . . . .51
‘Feel’ van de arpeggio (Accent Rate) . . . . . . . . . . . . . . . . .52
Octaafbereik van de arpeggio (Octave Range) . . . . . . . . .52
ARP Destination: welke Dual-Part speelt arpeggio’s? . . .52
Gedetailleerdere Arpeggio-instellingen. . . . . . . . . . . . . . .52
Arpeggio-instellingen opslaan (Arpeggio Write) . . . . . . .54
7.6 Rhythm Sets gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
8. Patterns weergeven
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
8.1 Weergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Patronen met PAGE [<][>] kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . . .57
8.2 Andere handige Pattern-functies . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Tempo wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Kijken uit hoeveel maten een patroon bestaat . . . . . . . . .57
Partijen uitschakelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .57
Andere soorten Mutes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .57
8.3 Transponeren tijdens de weergave (Transpose) . . . . 58
Met de klaviertoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .58
8.4 Pattern-instellingen editen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Via de Mixer-pagina . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .58
Editen via de editpagina’s. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .59
8.5 SEQ Output: waar gaan de data naartoe?. . . . . . . . . 60
8.6 Patterns opslaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Instellingen kopiëren (Setup Param Copy) . . . . . . . . . . .61
Pattern initialiseren (PTN INIT). . . . . . . . . . . . . . . . . . . .62
6
JX-305 – Handleiding
8.7 Geluid wijzigen met de regelaars. . . . . . . . . . . . . . . . 62
Geluid van druminstrumenten wijzigen . . . . . . . . . . . . . 62
Tijdens de weergave weer de originele instellingen
van het Pattern kiezen (Patch Reset) . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Wat gebeurt er met continue waardewijzigingen? . . . . . 63
Weergaveparameters opfrissen (MIDI Update) . . . . . . . 64
8.8 ‘Groove’ van een Pattern wijzigen (Play Quantize). . 64
Part kiezen die u wilt quantiseren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Grid Quantize . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Shuffle Quantize . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Groove Quantize . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
8.9 Voetschakelaar gebruiken (S-Pdl Assgn) . . . . . . . . . . 68
Functie van de voetschakelaar kiezen. . . . . . . . . . . . . . . . 68
8.10 Turntable: toonhoogte en tempo wijzigen . . . . . . . 68
9. Frasen starten via het klavier (RPS)
. . . . .69
9.1 Frasen starten en stoppen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
RPS Modify . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
9.2 RPS Hold . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
9.3 Eigen RPS Sets programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
RPS-toewijzing van een toets bekijken. . . . . . . . . . . . . . . 71
9.4 Instellingen van een frase wijzigen . . . . . . . . . . . . . . 71
Parameters wijzigen op de Mixer-pagina’s . . . . . . . . . . . 71
Patches kiezen voor RPS-Parts . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
9.5 RPS Set opslaan (RPS Set Write) . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
10. Zelf klanken maken
. . . . . . . . . . . . . . . . . . .73
10.1 Structuur van een Patch (Tones) . . . . . . . . . . . . . . . . 73
10.2 Patches maken: algemene werkwijze . . . . . . . . . . . 73
10.3 Basisgolfvorm (Wave/FXM) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
10.4 Toonhoogte wijzigen (PITCH) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
10.5 Klankkleur wijzigen (FILTER). . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
10.6 Volume en stereopositie (AMPLIFIER) . . . . . . . . . . . 84
10.7 Geluid moduleren (LFO) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Modulatiediepte instellen (LFO1 Depth). . . . . . . . . . . . . 88
Overige parameters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
10.8 Speelhulpen toewijzen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Pitch Bend-interval (Bend Up/Down) . . . . . . . . . . . . . . . 90
Control 1/2/3/4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
10.9 Instellingen voor de hele Patch (Common) . . . . . . . 91
Portamento . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Common-parameters. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Strc 1&2/3&4 (Structure) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
10.10 Patches opslaan (Patch Write). . . . . . . . . . . . . . . . . 95
10.11 Instellingen kopiëren en initialiseren. . . . . . . . . . . 96
Patch Tone Copy . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Patch Initialize . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
11. Rhythm Sets programmeren
. . . . . . . . . .97
11.1 Algemene werkwijze. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
11.2 Basisgolfvorm kiezen (Wave) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
11.3 Toonhoogte wijzigen (PITCH) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Toonhoogte laten evolueren (P-ENV) . . . . . . . . . . . . . . . 98
11.4 Klankkleur aanpassen (FILTER) . . . . . . . . . . . . . . . . 100
11.5 Volume en stereopositie (AMPLIFIER) . . . . . . . . . . 101
11.6 Bend Range voor de Rhytm Tones . . . . . . . . . . . . . 103
11.7 Effectinstellingen voor de Rhythm Tones . . . . . . . 103
11.8 Rhythm Sets opslaan (RHY Write). . . . . . . . . . . . . . 104
11.9 Rhythm Set-Instellingen kopiëren en initialiseren 105
Rhythm Key Copy . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Rhythm Tone Initialize . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
12. Effecten
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .106
12.1 Reverb . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Totaalvolume van de galm (Reverb Level). . . . . . . . . . . 106
Reverb (Send): galmaandeel van de Parts . . . . . . . . . . . 106
Andere Reverb-parameters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
12.2 Delay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Totaalvolume van de Delay (Delay Level) . . . . . . . . . . . 108
Delay (Send): Delay-aandeel van de Parts . . . . . . . . . . . 108
Overige Delay-parameters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
12.3 EFX (andere effecten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
M-FX-type kiezen (Multi Type) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Volume van het M-FX-effect. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Instellen van de M-FX . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Parts aan de M-FX toewijzen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
13. Patterns opnemen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . .124
13.1 Realtime-opname . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Opnameprocedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Rehearsal (eerst even oefenen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Arpeggio’s opnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Regelbewegingen opnemen (Modify Data) . . . . . . . . . . 126
Naadloze overgangen tussen patronen. . . . . . . . . . . . . . 127
Mixer-bewegingen opnemen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
Mutes opnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
Tempowijzigingen opnemen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
Data wissen tijdens de opname (R. Erase) . . . . . . . . . . . 128
13.2 Step-opname . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Opnameprocedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Noten één voor één opnemen (Step-opname 1) . . . . . . 129
Opnemen met een raster (Grid): Step-opname 2 . . . . . 131
Complexe ritmes invoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
13.3 Geheugenruimte controleren (Memory Info) . . . . 133
14. Patronen wijzigen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . .135
14.1 Patronen “grof” editen (Pattern Edit) . . . . . . . . . . 135
Deel van een Pattern kopiëren (Pattern Copy) . . . . . . . 135
Maten verwijderen (Delete Mes) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
Lege maten invoegen (Insert Measure) . . . . . . . . . . . . . 137
Data wissen (Erase) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
Toonaard wijzigen (Transpose) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
Aanslagwaarden wijzigen (CHG Velo). . . . . . . . . . . . . . 138
Duur van de noten wijzigen (CHG Gate) . . . . . . . . . . . 139
Noten verschuiven (Shift CLK). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
Onnodige data uitdunnen (Data Thin) . . . . . . . . . . . . . 140
Nootwaarden halveren/verdubbelen (Reclock). . . . . . . 140
Play Quantize-waarden overnemen (Edit Quantize) . . 140
14.2 Individuele noten editen (Microscope Edit). . . . . . 141
Opgenomen noten afbeelden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Welke data kunt u wijzigen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
Opgenomen Events editen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Data wissen (Delete Event) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Data invoegen (Insert Event) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Data verplaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Data verbergen (V.Filter). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
15. Songs programmeren
. . . . . . . . . . . . . . . .146
15.1 Song weergeven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
15.2 Song opnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
7
Inhoud
15.3 Song editen (Song Edit). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
Song kopiëren (Song Copy). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .147
Patterns verwijderen (Delete Pattern). . . . . . . . . . . . . . .147
Pattern invoegen (Insert Pattern) . . . . . . . . . . . . . . . . . .148
15.4 Song Initialiseren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
16. Geheugenkaart gebruiken
. . . . . . . . . . . 149
16.1 Kaart formateren (Format) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
16.2 Inhoud van het interne geheugen op kaart zetten
(User Backup) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
16.3 Backup opnieuw in het interne geheugen laden
(Backup Load). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
16.4 Backup-bestand van de kaart wissen (Backup Del) 150
16.5 Kaart dupliceren (Card Duplicate) . . . . . . . . . . . . .151
16.6 Kaartgrendel installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
16.7 Kaarten voor de MC-505 gebruiken . . . . . . . . . . . .152
17. Systeeminstellingen
. . . . . . . . . . . . . . . . . 153
17.1 Instellingen voor de speelhulpen . . . . . . . . . . . . . . 153
Key Velocity: Aanslaggevoeligheid van het klavier . . . .153
Aftertouch Sens: “drukgevoeligheid” . . . . . . . . . . . . . . .153
Pedaalfuncties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .153
17.2 MIDI-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Verbinding tussen het klavier en de klankbron
verbreken (Local Switch) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .154
Extern MIDI-klavier gebruiken (Remote Kbd) . . . . . . .154
Meer dan één JX-305’s gebruiken (Device ID). . . . . . . .154
Inkomende MIDI-data naar MIDI OUT (Thru) . . . . . .154
MIDI-ontvangst voor iedere Part in- of uitschakelen
(Rx SW) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .154
MIDI-datatype van de regelaars (Edit Tx/Rx) . . . . . . . .155
MIDI-ontvangstschakelaars . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .155
MIDI-zendschakelaars . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .155
17.3 Sequencer-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .155
Sync Mode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .156
Synchronisatiecommando’s zenden (Sync Out) . . . . . .156
Song herhalen (Loop Mode) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .156
Metronome Mode: wanneer wel en niet? . . . . . . . . . . . .156
Volume van de metronoom (Metronome Level). . . . . .156
RPS-weergavetiming (RPS Trg QTZ) . . . . . . . . . . . . . . .156
Arpeggio’s synchroniseren (Arp Sync) . . . . . . . . . . . . . .156
Automatisch de Checksum berekenen
(Auto Checksum) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .156
Resolutie van de Tap Tempo-functie (Tap Reso) . . . . .156
17.4 SYS: Klankbron en toonhoogte . . . . . . . . . . . . . . . 157
Display-contrast (LCD Contrast) . . . . . . . . . . . . . . . . . .157
JX-305 stemmen (Master Tune) . . . . . . . . . . . . . . . . . . .157
Individuele noten stemmen (Scale Tune). . . . . . . . . . . .157
Overgang tussen Patches (Patch Remain) . . . . . . . . . . .157
Polyfonie per Part specifiëren (Voice Reserve) . . . . . . .158
Resonantiebereik instellen (Resonance Limiter) . . . . . .158
Default Pattern . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .158
Default Arpeggio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .158
18. Geavanceerde toepassingen
. . . . . . . . . 159
18.1 MIDI in het algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
MIDI-kanalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .159
JX-305 vanop een extern MIDI-klavier aansturen. . . . .160
Patches kiezen vanop een extern MIDI-instrument . . .160 JX-305 verbinden met een Workstation (of computer) 160
Synchroniseren bij gebruik als klankmodule . . . . . . . . .161
Extern MIDI-instrument aansturen . . . . . . . . . . . . . . . .161
Externe sequencer met de JX-305 synchroniseren. . . . .162
JX-305 met een externe sequencer synchroniseren . . . .162
Twee JX-305 synchroniseren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .162
18.2 Data via MIDI opslaan (Bulk Dump) . . . . . . . . . . . . 163
JX-305-data in een externe sequencer opnemen . . . . . .163
Data van een sequencer opnieuw laden . . . . . . . . . . . . .164
18.3 Voorbeelden van M-FX-instellingen. . . . . . . . . . . . 164
Vervormd TB-303 geluid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .165
Pattern “in mootjes hakken” . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .165
Straaljager . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .165
Auto Panning Drums . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .166
“Omgekeerd” geluid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .166
19. Appendix
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
19.1 Mogelijke problemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
19.2 Foutmeldingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
19.3 Golfvormen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .170
19.4 Preset Patches . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .172
19.5 Preset Rhythm Sets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .175
19.6 RPS Sets. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183
19.7 Controlenummers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .187
19.8 MIDI-implementatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
19.9 Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .190
20. Index
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
8
JX-305 – Handleiding
3. Eerste kennismaking
3.1 Aansluitingen
De JX-305 bevat geen interne versterker of luidsprekers. U moet hem dus aansluiten op een keyboard-versterker (bv. de KC-serie van Roland), op een HiFi-versterker e.d. U zou echter ook actieve luidsprekers (bv. van de MA-serie) kunnen gebruiken.
Opgelet: Audio- en MIDI-kabels, voetschakelaars en zwelpedalen worden niet bij de JX-305 geleverd. Dit zijn opties die u bij uw
Roland-dealer vindt.
MEMORY
S2M-5/S4M-5
CARD
MIDI PEDAL OUT IN
THRU
SWITCH
DC IN 9V
OUTPUT
HOLDCONTROL
L(MONO)PHONES
R
450mA
USE ROLAND
ACI,ACB
ADAPTOR ONLY
POWER
Adapter
MIDI-kabels
Extern MIDI-instrument/
sequencer
Voetschakelaar
Zwelpedaal (EV-5)
1.
Schakel zowel de JX-305 als de versterker, het
mengpaneel enz. uit.
Opgelet: Om schade aan de luidsprekers en uw oren te voorkomen moet u het volume altijd in de minimumstand zetten en alle apparaten uitschakelen voordat u ze op elkaar aansluit of de aansluitingen verbreekt.
2.
Sluit de bijgeleverde adapter aan op de DC IN-con­nector achterop de JX-305 en verbind het andere einde met een stopcontact.
Opgelet: Om te voorkomen dat de stroom tijdens het spelen plots uitvalt (omdat de aansluiting van de adapter wordt verbroken), moet u de kabel van de bijgeleverde adapter rond de haak draaien.
Stereo-hoofdtelefoon
Keyboard­versterker/ HiFi-keten
3.
Sluit de JX-305 nu op de overige apparaten aan.
Zie de afbeelding hierboven. Voor de audioverbindin­gen hebt u uiteraard audiokabels nodig. Hier en daar moet u waarschijnlijk een beroep doen op een ver­loopstuk (van RCA/Cinch naar jack e.d.). In de meeste gevallen kunt u hiervoor een PJ-1M kabel van Roland gebruiken.
Opgelet: Het geluid van de JX-305 komt pas optimaal tot
zijn recht als u het instrument in stereo versterkt. Bent u om één of andere reden verplicht om in mono te werken, sluit dan enkel de L (MONO) OUTPUT aan.
9
Inschakelen
3.2 Inschakelen
1.
Controleer eerst het volgende:
• Zijn alle instrumenten, versterkers, e.d. correct aangesloten?
• Staan de volumeregelaar van de JX-305 alsook het volume van de aangesloten mixer/versterker in de minimum­stand?
Opgelet: Schakel de JX-305 en de overige apparaten/instrumenten altijd in de juiste volgorde in. Begin met de instrumenten
die geluid voortbrengen (waaronder uiteraard de JX-305 zelf), schakel daarna het mengpaneel in (als u er één hebt) en scha­kel tenslotte de versterker, de actieve luidsprekers e.d. in. Keer deze volgorde om wanneer u uw installatie weer uiteschakelt.
2.
Druk op de POWER-schakelaar op de achterzijde
van de JX-305.
Opgelet: De JX-305 bevat een beveiligingscircuit dat onaangename ploffen e.d. voorkomt. Daarom kunt u pas enkele seconden na inschakelen op de JX-305 spelen.
3.
Schakel nu het versterkingssysteem in.
Als u ook een mengpaneel gebruikt, moet u dat vóór de versterker inschakelen.
4.
Speel op het klavier, terwijl u het uitgangsvolume
van de JX-305 met zijn [VOLUME]-regelaar instelt.
Vergeet niet het volume van de versterker e.d. op de gewenste waarde te zetten. In de regel doet u dit best voordat u het volume van de JX-305 zelf instelt.
VOLUME
MIN
MAX
POWER
3.3 Uitschakelen
1.
Zet het volume van de JX-305 en de versterker in de minimumstand.
2.
Schakel nu eerst de versterker uit.
3.
Druk op de [POWER]-knop van de JX-305 om ook uw GrooveSynth uit te schakelen.
3.4 Opnieuw de fabrieksinstellingen laden
Als uw JX-305 recht uit de doos komt, bevat hij nog alle instellingen die in de fabriek werden gemaakt. Werden die instellingen echter om één of andere reden gewijzigd, dan kunt u ze met de “Factory Preset”-functie opnieuw laden. Hier kunt u naar keuze alle instellingen opnieuw laden of enkel de Patch- of systeeminstellingen.
Opgelet: Als de JX-305 data bevat die u niet wilt kwijtspelen, kopieer deze dan via de Bulk Dump-functie naar een externe
MIDI-sequencer of een gelijkaardig instrument. U kunt echter ook de User Backup-functie gebruiken om de data naar een geheugenkaart weg te schrijven. Zie ook “Data via MIDI opslaan (Bulk Dump)” op blz. 163 en “Inhoud van het interne geheugen op kaart zetten (User Backup)” op blz. 150.
1
VALUE
DEC INC ENTEREXIT
2, 3
PAGE
LOWER UPPER
UNDO
SHIFT
/REDO
ERASE
DEMO
1.
Druk op [UTILITY] (indicator licht op).
10
2, 4, 5
2.
Druk zo vaak op PAGE [<][>] om FACTORY
PRESET te kiezen en druk op [ENTER].
3.
Kies met de PAGE [<][>]-knoppen het geheugen-
blok dat u wilt initialiseren.
ALL: . . . Alle instellingen in het interne geheugen
worden geïnitialiseerd.
PATCH: Enkel de User Patches worden geïnitiali-
seerd.
SYSTEM:De systeeminstellingen worden geïnitiali-
seerd.
4.
Druk op [ENTER].
U krijgt een melding te zien die u om bevestiging vraagt.
5.
Druk nogmaals op [ENTER] om de gekozen
fabrieksinstellingen te laden.
Terwijl de instellingen worden geladen krijgt u de hiernaastr getoonde display-pagina te zien:
Deze prompt vertelt u dat de fabrieksinstellingen worden geladen en dat u de JX-305 niet mag uitscha­kelen zolang deze operatie niet is voltooid. Zodra alle instellingen zijn geladen komt u opnieuw terecht in het normale display.
JX-305 – Handleiding
Druk nog een keer op [UTILITY] om weer naar de “normale” display-pagina terug te keren (in dat geval wordt patroon P:A11 gekozen).
Druk op [EXIT] om naar de vorige pagina terug te keren.
Opgelet: Als u in stap (2) “All” hebt gekozen duurt deze ope-
ratie ongeveer één minuut.
11
Structuur van de JX-305
3.5 Structuur van de JX-305
In de onderstaande afbeelding ziet u hoe de JX-305 is opgebouwd. De verschillende signaalpaden (audio, data) wor­den aangegeven door de pijlen.
Audiodata
Muziekdata
Keuze
Part Mixer
Volume en stereopositie van de acht Parts
Mute
Uitschakelen van
niet benodigde Parts
P:A11
PATCH
Klanken kiezen
Patch
Klankdata
Realtime Modify-sectie
Wijzigen van de klanken die u net speelt
ENVELOPE
ATTACK DECAY SUSTAIN RELEASE DEPTH FILTER
RATE
REVERB LEVEL
FADE TIME
DELAY LEVEL
EFFECTS
LFO1
OUTPUT
REVERB
DELAY
MULTI-FX
BANK
12345678
1234567R
KEYBOARD
EFFECTSSETUP SYSTEM
12341234
TONE SWITCH
12345678
NUMBER
BD SD HH CLP CYM
PTN/SONG
PATCH
POSE
TRANS
Reverb (Galm)
Delay (Echo-effect)
Multi-effect (effect naar keuze)
PART MIDI SEQUENCER SETUP
CONTROLLER
ARPEGGIO
TRANSPOSE CHG EVENT QUANTIZE
ERASEINSERTDELETECOPY
AMPLIFIER LFO CONTROL RHY TONEFILTERPITCHWAVECOMMON
TOM/PERC
Transpositie tijdens de weergave
PART PART PART PA RT PAR T PART PART PART
1234567R
Klank-
bron
Instrumenten die iets weergeven
Spelen
ARPEGGIATOR/ RPS
ACCENT RATE
OCTAVE RANGE
PITCH DEPTH
MULTI CTRL1
REALTIME MODIFY
FILTER DEPTH
MULTI CTRL2
ARP HOLD
AMP DEPTH
MULTI CTRL3
AMP
PITCH
CUTOFF
LEVEL
PORTA TIME
Arpeggiator
RESONANCE
PANPOT
FINE TUNE
PART
TONE SELECT
RHYTHM
HIT OTHERS
VIEW FILTER
PATTERN
REC (opname)
Effecten
Geluid van verschillende effecten voorzien.
Pattern
Muziekdata voor meerdere partijen (klanken)
Quantize voor de weergave
QUANTIZE
Play
GRID
SHUFFLE
GROOVE
Verandert de "feel" van
de muziek
TIMING VELOCITY
Pattern-Set
Keyboard Pad 1
P:A44
BANK
12345678
1234567R
NUMBER
BD SD HH CLP CYM
12345678
Patronen kiezen
PTN/
Song
SONG
U:11P:A11
Volgorde van de patronen
Keuze van de muziekdata
Sequencer-sectie
STOP/ PLAY
SEQUENCER
REC
M.SCOPE
RPS Set
RPS
P:A22 Part 4
Muziekdata voor één Part (kort patroontje)
Verzameling van 16 RPS-
frasen
PTN SET
PART
RHYTHM
TOM/PERC
HIT OTHERS
BWD
/TIE
FWD
/REST MODE
Opname/weergave van
muziekdata
RPS SET
PATTERN SONG
12
Klavier
RPS
Weergave starten via het
klavier
JX-305 – Handleiding
3.6 Demosongs beluisteren
Het loont de moeite om even de interne demosongs te beluisteren. Op die manier maakt u meteen kennis met de uitstekende klanken en patronen van de JX-305.
VALUE
2
DEC INC ENTEREXIT
PAGE
LOWER UPPER
UNDO
SHIFT
/REDO
ERASE
DEMO
1
STOP/ PLAY
3, 4
REC
M.SCOPE
SEQUENCER
BWD
/TIE
FWD
/REST MODE
PATTERN SONG
5
1.
Druk tegelijk op [EXIT] en [ENTER].
U komt nu terecht op de Demo Song-pagina, waar de nummers en de namen van de demosongs worden afge­beeld.
2.
Kies met [INC][DEC] of de [VALUE]-draaischijf
de demosong die u wilt beluisteren.
3.
Druk op [STOP/PLAY] om de weergave van de demo te starten.
Laat u niet van de wijs brengen door de ruis aan het begin van demosong 7: dit is volkomen normaal...
4.
Druk op [STOP/PLAY] als u de weergave van de demosong wilt stoppen.
5.
Druk op [EXIT] om de Demo-pagina te verlaten.
Opgelet: Alle rechten voorbehouden. Ongeoorloofd gebruik van dit materiaal voor niet-persoonlijke doeleinden vormt een inbreuk op de wet van het auteursrecht.
Opgelet: De demosongs worden niet als MIDI-data naar MIDI OUT gestuurd.
1: A mixture Copyright © 1998 Idecs Music Software
Gecomponeerd door Katsumi Nagae 2: Psy Trance Copyright © 1997 Roland Corporation 3: NU-NRG Copyright © 1997 Roland Corporation 4: Detroit Techno Copyright © 1997 Roland Corporation 5: Industrial Copyright © 1997 Roland Corporation 6: Drum'n'Bass Copyright © 1997 Roland Corporation 7: Hip Hop Copyright © 1997 Roland Corporation 8: House Copyright © 1997 Roland Corporation
3.7 Patronen weergeven
De JX-305 bevat een groot aantal Preset-patronen (de patronen in de JX-305 noemen we hier en daar ook wel Pat­terns). Die kunt u in een ononderbroken reeks weergeven, waarbij u telkens het volgende patroon kiest terwijl het
vorige Pattern nog speelt. Naast de demosongs vormt een verkenning van de Preset-patronen de beste kennisma­king met wat de JX-305 in huis heeft.
Kiezen en weergeven
34
QUANTIZE
DISPLAY
PTN /
PTN SET SONG
4, 6
RPS SET
BEAT
TEMPO& MEASURE
MIXER
TIMING VELOCITY
FWD
/REST MODE
PATTERN SONG
PATCH
AUDITION
12
REC
M.SCOPE
SHUFFLE
GROOVE
SEQUENCER
BWD
/TIE
GRID
CUTOFF
LEVEL
PORTA TIME
STOP/ PLAY
RESONANCE
PANPOT
FINE TUNE
5, 7
1.
Zorg dat de MODE-indicator in de SEQUENCER-sectie niet oplicht.
VALUE
DEC INC ENTEREXIT
Als dat wel het geval is drukt u op [MODE], zodat de indicator dooft.
PAGE
LOWER UPPER
UNDO
SHIFT
/REDO
ERASE
DEMO
TONE SWITCH
PTN/SONG PATCH
GROUP
PRESET
USER
CARD
BANK
NUMBER
PREV NEXT
123
123
KEYBOARD
EFFECTSSETUP
123
123
BD SD HH
PART
INSERTDELETECOPY
PITCHWAVECOMMON
13
Patronen weergeven
2.
Druk op [PTN/SONG] in de DISPLAY-sectie.
De indicator licht op en het display beeldt de bank (1~8), het nummer (1~8) en de naam van het gese­lecteerde patroon af.
Bank
NummerGroep
Momenteel gekozen Part
3.
Druk zo vaak op [PRESET/USER/CARD] in de GROUP-sectie tot de PRESET-indicator oplicht.
Opgelet: De CARD-groep kunt u enkel selecteren wanneer u een geheugenkaart aangesloten hebt.
4.
Kies met [INC][DEC] of de [VALUE]-draaischijf het gewenste nummer.
Naam
Met [< PREV][NEXT >] kunt u een groep naar keuze selecteren (A~L).
5.
Druk op [STOP/PLAY] om de weergave van het patroon te starten.
6.
Tijdens de weergave van een patroon kunt u met de [INC][DEC]-knoppen of [VALUE]-draaischijf al het Pat-
tern kiezen dat u daarna wilt weergeven.
Met [< PREV] en [NEXT >] kunt u een andere groep kiezen. In het display worden de bank, het nummer en de naam van het nieuwe patroon afgebeeld. Dit Pattern krijgt u te horen zodra het huidige Pattern is afgelopen. Op die manier kunt u Beats en Breaks aan elkaar breien zonder dat daarbij een “gat” valt.
Opgelet: Pattern P:E33 en volgende bestaan uit slechts één maat... Dat betekent dat u wel érg snel moet zijn om een nieuw
Pattern te kiezen. Stop de weergave dus en selecteer een nieuw patroon of houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u met PAGE [<][>] het volgende of voorafgaande patroon kiest (wat wél veel sneller kan).
Als het huidige patroon bijna afgelopen is en het vol­gende (of de herhaling) wordt voorbereid, ziet het display er ongeveer zoals hiernaast getoond:
7.
Druk op [STOP/PLAY] om de weergave van het
patroon te stoppen.
Opgelet: Meer over patronen leest u vanaf blz. 56. Opgelet: Hoe u het weergavetempo van een Pattern kunt
wijzigen leest u onder “Tempo wijzigen” op blz. 57.
Volgend patroonHuidig patroon
14
Meteen een ander patroon kiezen
Door tijdens de weergave van een Pattern [SHIFT] ingedrukt te houden terwijl u op PAGE [<][>] drukt kiest u meteen het volgende of het vorige Pattern. Let wel: bij deze methode wordt het voorgeprogram­meerde tempo van het net gekozen patronen gehan­teerd. Dit is dus een uitstekende manier om opeenvol­gende patronen te beoordelen op hun bruikbaarheid, maar – vanwege het steeds wisselende tempo – onge­schikt om een dansvloer aan de slag te houden.
Snel waarden wijzigen
Door [SHIFT] ingedrukt te houden en vervolgens [INC][DEC] of de [VALUE]-draaischijf te gebruiken kunt u een waarde in grote stappen wijzigen, wat bv. handig is om snel naar een verder afgelegen patroon te gaan. Deze werkwijze kunt u trouwens ook gebruiken bij het kiezen van Patches of het editen van parameter­waarden.
Springen naar een categorie
Bij gestopte weergave kunt u [SHIFT] ingedrukt hou­den terwijl u met [< PREV] of [NEXT >] telkens het eerste Pattern van de vorige of volgende categorie kiest. Deze werkwijze kunt u ook gebruiken bij het kiezen van Preset Patches.
Mute: instrumenten in- en uitschakelen
Een Pattern maakt gebruik van verschillende partijen (die door verschillende instrumenten worden weerge­geven). We spreken in dat verband vanaf nu over Parts. Een Part kunt u het best vergelijken met een muzikant die een partij speelt. De JX-305 laat toe de 8 Parts indi­vidueel in of uit te schakelen. Dat kan ook tijdens de weergave gebeuren, zodat u uit één Pattern heel wat variaties kunt halen zonder dat u die allemaal van tevoren moet programmeren. Het werkt als volgt:
1.
Kies Pattern P:203 (zie blz. 13).
JX-305 – Handleiding
2.
Druk op [PART MUTE] (indicator licht op).
U kunt nu met de PART-knoppen [R]~[7] individuele Parts uitschakelen. Met RHYTHM [BD]~[OTHERS] kunt u slagwerkpatrijen in- en uitschakelen.
De indicators van deze knoppen hebben de volgende betekenis: als een indicator knippert, is de betreffende partij uitgeschakeld. Als een indicator oplicht, zou u de betreffende partij moeten horen. Als een indicator uit is, bevat de betreffende partij geen data.
3.
Druk op alle knoppen die oplichten (met uitzonde­ring van [R] en [BD]). U krijgt dan het volgende plaatje:
Indicators zijn uit of knipperen
Licht op Indicators zijn uit of knipperen
4.
Druk op [STOP/PLAY].
Het Pattern wordt weergegeven, maar u hoort enkel de basdrum van de Rhythm Part.
5.
Druk aan het begin van de maat op [HH] (de indi­cator licht op).
U hoort nu hoe de HiHat erbij komt.
6.
Druk tegelijk op BANK [2] en [3].
Ook de indicators van deze knoppen lichten op en de synthesizerbas (Part 2) en de akkoorden (Part 3) wor­den aan de mix toegevoegd.
7.
Druk op [R].
De indicator begint te knipperen en de volledige Rhythm Part wordt uitgeschakeld.
U hebt intussen ongetwijfeld in de gaten hoe het werkt. Door op deze manier (ritme-)instrumenten toe te voegen of weg te halen kunt u een nummer/patroon geleidelijk op- of afbouwen.
Opgelet: Meer over het in- en uitschakelen van Parts vindt
u onder “Partijen uitschakelen” op blz. 57.
15
Volume en stereopositie per instrument instellen
3.8 Volume en stereopositie per instrument instellen
Laten we nu de acht regelaars op het frontpaneel gebruiken om het volume (Level) en de stereopositie (Pan) van individuele instrumenten aan te passen.
1.
Kies Pattern P:A21 en start de weergave (zie blz. 13).
2.
Houd [SHIFT] ingedrukt terwijl u op [MIXER]
drukt.
De bijbehorende indicator knippert en het display beeldt de Mixer-pagina af.
3.
Kies (indien nodig) met PAGE [<][>] Level.
De acht regelaars van de REALTIME MODIFY- en QUANTIZE-sectie dienen nu voor het instellen van het Part-volume. In de tekening hiernaast ziet u welke regelaar aan welke Part is toegewezen.
4.
Met de [TIMING/VELOCITY]-regelaar in de QUANTIZE-sectie (helemaal rechts) kunt u nu het volume van de drums instellen.
Draai de regelaar naar rechts om het volume te ver­hogen en naar links om het te verminderen.
Opgelet: Als u wilt, kunt u ook [INC][DEC] en de
[VALUE]-draaischijf voor het instellen van het volume gebruiken. Dit werkt echter telkens maar voor de Part waarvan u het volume al met de betreffende Realtime Modify/Quantize-regelaar hebt ingesteld.
5.
Kies nu met PAGE [<][>] de Pan-parameter.
De regelaars in de REALTIME MODIFY- en QUAN­TIZE-sectie dienen nu voor het instellen van de ste­reopositie.
6.
Gebruik de [DECAY]-regelaar om de stereopositie van de bas te veranderen.
Draai hem naar rechts om de baspartij verder naar rechts te verschuiven. Als u hem naar links draait, verhuist de baspartij naar links.
Opgelet: U kunt de regelaars ook nog voor andere para-
meters gebruiken. Zie hiervoor “Pattern-instellingen edi­ten” op blz. 58.
12345 67 R
CUTOFF
ENVELOPE
ATTACK DECAY SUSTAIN RELEASE DEPTH FILTER
LFO1
RATE
FADE TIME
EFFECTS
REVERB LEVEL
DELAY LEVEL
PITCH DEPTH
MULTI CTRL1
FILTER DEPTH
MULTI CTRL2
AMP DEPTH
MULTI CTRL3
TIMING VELOCITY
DECAY
FADE TIME
AMP
PITCH
RESONANCE
PANPOT
LEVEL
FINE TUNE
PORTA TIME
1270
RL
GRID
SHUFFLE
GROOVE
QUANTIZEREALTIME MODIFY
TIMING VELOCITY
Verschillende instellingen tegelijk wijzigen
Het is ook mogelijk om de instellingen (volume, pan, enz.) van verschillende Parts tegelijk te wijzigen. Daarvoor beweegt u gewoon de relevante regelaars gelijktijdig.
Fade-in effecten
Door een regelaar op zijn minimumpositie te zetten en hem dan – tijdens de weergave – geleidelijk naar rechts te draaien kunt u een Part “infaden”.
7.
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de Part Mixer-pagina.
16
JX-305 – Handleiding
Transpose: toonaard van een patroon wijzigen
Laten we nu de Transpose-functie gebruiken om de toonaard (toonhoogte) van een patroon tijdens de weergave te wijzigen.
1.
Kies het patroon P:A11 en start de weergave (zie blz. 13).
2.
Houd de [TRANSPOSE]-knop ingedrukt, terwijl u op de afgebeelde toets druk, om het interval “+4” te kiezen (een grote terts hoger).
Het instelbereik van deze Transpose-functie is –12~ +12 (halve tonen) rond de centrale C (“C4”). U zou de [TRANSPOSE]-knop ook gewoon ingedrukt kun­nen houden zonder op een klaviertoets te drukken. Dan ziet u namelijk welk transpositie-interval momenteel wordt gehanteerd.
De toonaard verandert zodra u op een andere toets in de grijze zone drukt.
3.
Als u de transpositie niet meer nodig hebt, drukt u nog een keer op [TRANSPOSE] (indicator dooft).
Opgelet: Meer informatie over de transponeerfunctie vindt u onder “Transponeren tijdens de weergave (Transpose)” op blz. 58.
TRANSPOSE
C4
3.9 Quantize: “Groove” van een patroon wijzigen
Met de Play Quantize-functie kunt u de Groove van Pattern tijdens de weergave wijzigen. Laten we eens kijken wat dat oplevert voor de drums en de bas.
QUANTIZE
4
3, 5
GRID
SHUFFLE
GROOVE
1.
Kies een Pattern en start de weergave (zie blz. 13). Gebruik voor dit voorbeeld Pattern P:C78.
2.
Schakel Part 3~6 uit. Schakel Part 7 in (zie blz. 15).
3.
Druk in het PLAY QUANTIZE-blok zo vaak op [GRID/SHUFFLE/GROOVE] tot de SHUFFLE-indi­cator oplicht.
4.
Draai aan de [TIMING]-regelaar en luister hoe de Groove verandert.
Draai de regelaar langzaam naar rechts. U merkt hoe het strakke ritme geleidelijk overgaat in een lichte tot zware “swing”. De hier afgebeelde stand zou voor een prettig swing-ritme moeten zorgen.
5.
Wilt u opnieuw de originele Groove kiezen, druk dan herhaaldelijk op [QUANTIZE], tot de drie indi­cators doven.
Opgelet: Meer over Play Quantize vindt u onder “‘Groove’ van een Pattern wijzigen (Play Quantize)” op blz. 64.
TIMING VELOCITY
GRID
SHUFFLE
GROOVE
TIMING VELOCITY
17
Kennismaken met de klanken Patches kiezen
4. Kennismaken met de klanken
We stelden reeds dat u een Part van de JX-305 het best kunt vergelijken met een muzikant die een bepaalde partij speelt. Welk instrument die muzikant gebruikt hangt af van de klank die u voor een Part kiest. De klanken die u kunt kiezen noemen we Patches. Tenminste voor zover het de Parts 1~7 betreft, want voor de Rhythm Part spreken we van Rhythm Sets. Hieronder tonen we u hoe u Patches en Rhythm Sets kiest, zodat u kunt kennismaken met de klankrijkdom van de JX-305.
Opgelet: Een volledig overzicht van alle Patches en Rhythm Sets vindt u op blz. 172 en 175.
4.1 Patches kiezen
2, 46
PART
PART
SELECT
MUTE
QTZ SELECT
PART MIDI SEQUENCER SETUP
CONTROLLER
ARPEGGIO
ERASEINSERTDELETECOPY
TRANSPOSE CHG EVENT QUANTIZE
AMPLIFIER LFO CONTROL RHY TONEFILTERPITCHWAVECOMMON
MUTE CTRL
TOM/PERC
EDIT/ UTILITY
EDIT
FX ON/OFF
UTILITY
WRITE
HIT OTHERS
VIEW FILTER
PART
TONE SELECT
RHYTHM
PATTERN
7 8
PATCH
AUDITION
DISPLAY
PTN
PTN /
SET SONG
53
VALUE
BEAT
TEMPO&
RPS SET
MEASURE
MIXER
DEC INC ENTEREXIT
PAGE
LOWER UPPER
UNDO
SHIFT
/REDO
ERASE
DEMO
GROUP PART
PRESET
USER
CARD
BANK
TONE SWITCH
NUMBER
PTN/SONG
PATCH
PREV NEXT
12345678
1234567R
KEYBOARD
EFFECTSSETUP SYSTEM
12341234
12345678
BD SD HH CLP CYM
1
1.
Druk in de DISPLAY-sectie op [PATCH] (de indicator licht op).
2.
Druk op [PART SELECT].
Slechts één van de indicators voor Part [R]~[7] licht op. Kies de Part die u via het klavier wilt aansturen. Kies voor ons voorbeeld Part 1.
3.
Druk op Part [1] om Part 1 te selecteren.
De indicator licht op en het display beeldt de bank, het nummer en de naam af van de Patch die voor Part 1 is geselecteerd.
4.
Druk nog een keer op [PART SELECT].
De PART SELECT-indicator dooft nu weer. Nu kunt u de BANK- en NUMMER-knoppen [1]~[8] gebrui­ken om een Patch te kiezen.
5.
Druk zo vaak op [PRESET/USER/CARD]
(GROUP) tot de PRESET-indicator oplicht.
6.
Kies nu met [< PREV] en [NEXT >] een Patch-
groep (A~J).
7.
Kies met BANK [1]~[8] een Bank.
8.
Kies met NUMBER [1]~[8] een nummer binnen
die bank.
9.
Speel op het klavier om te controleren hoe de
geselecteerde Patch klinkt.
Opgelet: U kunt ook [INC][DEC] en de [VALUE]-draai­schijf gebruiken voor het kiezen van Patches.
1
1
Momenteel gekozen Part
Naam
Bank
NummerGroep
18
JX-305 – Handleiding
Toonhoogtebereik verschuiven (Octave Shift)
Het klavier van de JX-305 biedt uiteraard maar een beperkte reeks noten (61 om precies te zijn). Wilt u noten spe­len die hoger of lager liggen dan dit bereik, gebruik dan de Octave Shift-functie.
Als u op OCTAVE [+] drukt, verschuift het nootbereik één octaaf naar omhoog. Drukt u op OCTAVE [–], dan verschuift het nootbereik één octaaf naar omlaag. Door tegelijk op OCTAVE [+][–] te drukken kiest u opnieuw het standaard-nootbereik. Het instelbereik luidt –3~+3 octaven.
OCTAVE OCTAVE OCTAVE
4.2 Rhythm Sets kiezen
Als u een Rhythm Set kiest, speelt u met de toetsen van het klavier niet langer verschillende noten van eenzelfde klank, maar verschillende slagwerkinstrumenten (drums, percussie, geluidseffecten enz.).
2, 45 6 3
MUTE
CTRL
TOM/PERC
EDIT/ UTILITY
EDIT
FX ON/OFF
UTILITY
WRITE
HIT OTHERS
VIEW FILTER
PART
TONE SELECT
RHYTHM
PATTERN
PATCH
AUDITION
DISPLAY
PTN
PTN /
SET SONG
7
RPS SET
BEAT
TEMPO&
MEASURE
MIXER
VALUE
LOWER UPPER
SHIFT
DEC INC ENTEREXIT
PAGE
DEMO
GROUP PART
PRESET
USER
CARD
UNDO /REDO
ERASE
BANK
SETUP SYSTEM
TONE SWITCH
NUMBER
PTN/SONG
PATCH
PREV NEXT
12345678
1234567R
KEYBOARD
EFFECTS
12341234
12345678
BD SD HH CLP CYM
PART
PART
SELECT
MUTE
QTZ SELECT
PART MIDI SEQUENCER SETUP
CONTROLLER
ARPEGGIO
ERASEINSERTDELETECOPY
TRANSPOSE CHG EVENT QUANTIZE
AMPLIFIER LFO CONTROL RHY TONEFILTERPITCHWAVECOMMON
1
1.
Druk in de DISPLAY-sectie op [PATCH] (de indi­cator licht op).
2.
Druk op [PART SELECT] (indicator licht op).
3.
Druk op [R] (indicator licht op) om de Rhythm Part te selecteren.
De indicator licht op en het display beeldt de bank, het nummer en de naam af van de momenteel geko­zen Rhythm Set.
4.
Druk nog een keer op [PART SELECT].
De PART SELECT-indicator dooft nu weer. Nu kunt u de BANK- en NUMMER-knoppen [1]~[8] gebruiken om een Rhythm Set te kiezen.
5.
Druk zo vaak op [PRESET/USER/CARD] (GROUP) tot de PRESET-indicator oplicht.
6.
Kies nu met [< PREV] en [NEXT >] een groep (A of B).
7.
Kies met [INC][DEC] of de [VALUE]-draaischijf een Rhythm Set.
8.
Speelt op het klavier.
Opgelet: Links en rechts van het klavier zijn er nog drum-/percussieklanken. Deze kunt u aansturen door gebruik te maken van de Octave Shift-functie (zie hierboven).
Opgelet: Meer over Patches/Rhythm Sets leest u onder “Klankbron” op blz. 43.
8
R
19
Kennismaken met de klanken Effecten “uittesten” (Audition)
4.3 Effecten “uittesten” (Audition)
De JX-305 biedt drie effectblokken. Aan de hand van 32 “sjablonen” (16 voor Patches en 16 voor Rhythm Sets) kunt u even luisteren wat een bepaald effect precies doet. Gebruik de BANK- en NUMBER-knoppen [1]~[8] om een sjabloon te kiezen.
PATCH
AUDITION
DISPLAY
PTN
PTN /
SET SONG
RPS SET
4
BEAT
TEMPO& MEASURE
MIXER
VALUE
DEC INC ENTEREXIT
PAGE
LOWER UPPER
UNDO
SHIFT
/REDO
ERASE
DEMO
2
1.
Kies met [PART SELECT] en PART [1] de Part
met hetzelfde nummer.
Voor Part 1~7 kunt u een beroep doen op de Patch­sjablonen. De R-Part (Rhythm Set) biedt toegang tot een Rhythm Set-effectsjabloon.
2.
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [AUDI-
TION] drukt.
De indicator van de [AUDITION]-knop begint nu te knipperen, terwijl in het display het effecttype en de Patch van het gekozen sjabloon verschijnen.
3.
Kies met BANK of NUMBER [1]~[8] een sja-
bloon. Hier zou u BANK [2] kunnen uitproberen.
Sjabloon 2 bevat een Ac.Piano 1-Patch en een Com­pressor-effect.
4.
Om enkel een andere Patch (zonder andere effec­ten) te kiezen moet u [INC][DEC] of de [VALUE]­draaischijf gebruiken.
5.
Druk op [EXIT] om de Audition-functie weer uit te schakelen.
Opgelet: Telkens als u een sjabloon kiest, veranderen de effectinstellingen van het patroon in het werkgeheugen.
Opgelet: Het is niet mogelijk om tijdens de weergave van een patroon een sjabloon te kiezen.
Opgelet: Als u op NUMBER [5] drukt, hoort u waar­schijnlijk een beetje ruis. Dit is precies de bedoeling en dus geen defect.
1
GROUP PART
PRESET
USER
CARD
BANK
SETUP SYSTEM
TONE SWITCH
NUMBER
PTN/SONG
PATCH
PREV NEXT
12345678
1234567R
KEYBOARD
EFFECTS
12341234
12345678
BD SD HH CLP CYM
SHIFT
PART
PART
SELECT
MUTE
QTZ SELECT
PART MIDI SEQUENCER SETUP
CONTROLLER
ARPEGGIO
ERASEINSERTDELETECOPY
TRANSPOSE CHG EVENT QUANTIZE
AMPLIFIER LFO CONTROL RHY TONEFILTERPITCHWAVECOMMON
3
MUTE CTRL
FX ON/OFF
TOM/PERC
PATCH
EDIT/ UTILITY
EDIT
HIT OTHERS
UTILITY
WRITE
VIEW FILTER
PART
TONE SELECT
RHYTHM
PATTERN
AUDITION
St.Ac.Piano
PATCH
ROOM1
REVERB
SHORT
DELAY
REVERB
M-FX
BANK
12345678
1234567R
NUMBER
BD SD HH CLP CYM
12345678
PATCH
REVERB DELAY M-FX
Ac.Piano 1
ROOM1 LONG
TOM/PERC
HIT OTHERS
PART
RHYTHM
20
JX-305 – Handleiding
4.4 Geluid wijzigen met de regelaars (Realtime Modify)
Met de regelaars op het frontpaneel kunt u tijdens de weergave wijzigingen aanbrengen in het geluid van de JX-305.
Helderheid van het geluid regelen (Cutoff)
1.
Druk in de DISPLAY-sectie op [PATCH] (indica-
tor licht op).
2.
Druk op [PART SELECT] en PART [1] om Part 1
te selecteren en kies Patch P:A35 (zie blz. 18).
Speel op het klavier om de geselecteerde Patch te beluisteren.
3.
Druk in de REALTIME MODIFY-sectie zo vaak op [FILTER/AMP/PITCH] tot de FILTER-indicator oplicht.
4.
Draai aan de [CUTOFF]-regelaar terwijl u op het klavier speelt.
Door de regelaar naar rechts te draaien maakt u het geluid helderder, door hem naar links te draaien maakt u het doffer.
Opgelet: De parameter die de helderheid van het geluid
bepaalt noemen we “Cutoff” (grensfrequentie). Meer hier­over leest u onder “Grensfrequentie instellen (CUTOFF)” op blz. 80.
FILTER
AMP
PITCH
CUTOFF
LEVEL
PORTA TIME
43
RESONANCE
PANPOT
FINE TUNE
Resonantie toevoegen aan het geluid
Met de [RESONANCE]-regelaar kunt u het geluid een specifieke kleur geven door het filter wat te laten “overdrijven”.
1.
Druk op [PART SELECT] en PART [1] om Part 1 te selecteren en kies Patch P:A52 (zie blz. 18).
Speel op het klavier om de geselecteerde Patch te beluisteren.
2.
Druk in de REALTIME MODIFY-sectie zo vaak op [FILTER/AMP/PITCH] tot de FILTER-indicator oplicht.
3.
Draai aan de [RESONANCE]-regelaar terwijl u op
FILTER
AMP
PITCH
het klavier speelt.
Door de regelaar naar rechts te draaien maakt u het geluid helderder, door hem naar links te draaien maakt u het doffer.
Opgelet: De [RESONANCE]- en [CUTOFF]-regelaars
werken samen. Zo zult u merken dat het geluid bij bepaalde Cutoff-instellingen begint te vervormen als u de Resonance-regelaar te ver naar rechts draait.
Echt leuk wordt het wanneer u aan deze regelaars draait tijdens de weergave van patronen:
4.
Kies Pattern P:A26 en schakel alle Parts uit, met uitzondering van de Rhythm Part en Part 2 (zie blz. 15).
5.
Druk op [PART SELECT] en PART [2] om Part 2 te selecteren.
6.
Druk op [STOP/PLAY] om de weergave van het Pattern te starten.
U hoort nu de Rhythm Part en Part 2.
7.
Zet de [RESONANCE]-regelaar in de positie die hiernaast wordt aangegeven en beweeg hem tijdens de weergave heen en weer.
CUTOFF
LEVEL
PORTA TIME
RESONANCE
PANPOT
FINE TUNE
32
CUTOFF
RESONANCE
21
Kennismaken met de klanken Effecten toevoegen
U merkt dat het bewegen van deze regelaar “synthesizerachtige” klanken oplevert. Dat is niet verwonderlijk, want binnen de traditionele architectuur van een synthesizer zijn de grensfrequentie en de resonantie de parameters met de grootste invloed op het geluid.
Druk op [PART SELECT] en PART [R] om de Rhythm Part te selecteren en bewerk ook deze met de [CUTOFF]­en [RESONANCE]-regelaars.
Opgelet: Over Resonance leest u meer onder “Filter-resonantie instellen (RESONANCE)” op blz. 81.
Modulatie toevoegen (LFO1)
Met LFO 1 kunt u “beweging” brengen in de toonhoogte, het volume of de klankkleur.
1.
Druk op [PART SELECT] en PART [1] om Part 1
te selecteren en kies Patch P:A53 (zie blz. 18).
Speel op het klavier om de geselecteerde Patch te beluisteren.
2.
Druk zo vaak op [ENVELOPE/LFO 1/EFFECTS] in de REALTIME MODIFY-sectie tot de LFO 1-indi­cator oplicht.
3.
Zet de [PITCH DEPTH]- en de [RATE]-regelaar in de getoonde posities.
4.
Speel op het klavier en luister hoe het geluid wordt “gemoduleerd”.
De toonhoogte verandert nu hoorbaar en gaat tel­kens op en af. Zolang de [PITCH DEPTH]-regelaar zich in het midden bevindt, is er geen sprake van modulatie.
Met de [RATE]-regelaar kunt u de snelheid van de toonhoogtemodulatie veranderen.
Opgelet: Meer over de instellingen van de LFO leest u
onder “Geluid moduleren (LFO)” op blz. 87.
ATTAC K
RATE PITCH DEPTH
REVERB LEVEL
De [FILTER DEPTH]-regelaar laat toe om de grensfrequentie van het filter (Cutoff) te moduleren (WahWah).
Met de [AMP DEPTH]-regelaar kunt u het volume moduleren (tremolo).
ENVELOPE
LFO 1
EFFECTS
SUSTAIN
MULTI CTRL1
4.5 Effecten toevoegen
Laten we nu een aantal effecten voor de Patches uitproberen.
Effecten in-/uitschakelen
De belangrijkste handeling is natuurlijk het in- en uitschakelen van de effectblokken. Dus gaan we daarmee beginnen. “OFF” betekent dat een effect niet wordt gebruikt, terwijl “ON” het tegenovergestelde betekent.
1.
Houd [SHIFT] ingedrukt terwijl u op [FX ON/ OFF] drukt.
Het display beeldt nu de ON/OFF-pagina van de effecten af. Hier kunt u het getoonde effect telkens voor alle Parts (de hele JX-305) in- en uitschakelen.
2.
Kies met PAGE [<][>] Revrb, Delay of M-FX (multi-effect) en schakel het betreffende effectblok met [INC][DEC] of de [VALUE]-draaischijf in c.q. uit.
Als u dat een beetje onhandig vindt, kunt u de knop­pen [PTN SET], [PTN/SONG] en [RPS SET] gebrui­ken om het betreffendende effectblok in- of uit te schakelen. Zie de afbeelding hieronder.
SHIFT
EDIT
FX ON/ OFF
21
LOWER UPPER
PAG E
22
3.
Als u alle instellingen hebt gemaakt, kunt u deze
pagina weer verlaten door op [EXIT] te drukken.
JX-305 – Handleiding
SET SONG
PTN /PTN
RPS
SET
Galm (Reverb) toevoegen
Met het Reverb-effect (galm) verleent u het geluidsbeeld wat meer diepte.
1.
Kies patroon P:A52 en start de weergave (zie
blz. 13).
2.
Druk zo vaak op [ENVELOPE/LFO 1/EFFECTS] in de REALTIME MODIFY-sectie tot de EFFECTS­indicator oplicht.
3.
Stel met de [REVERB LEVEL]-regelaar de alge­mene galmdiepte in (dus het uitgangsvolume van het Reverb-effect).
Nu gaan we voor elke Part afzonderlijk bepalen hoe sterk hij van galm wordt voorzien.
4.
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [MIXER] drukt.
In het display verschijnt nu de Mixer-pagina (zie ook verderop).
5.
Kies met PAGE [<][>] Revrb.
6.
Gebruik de zeven REALTIME MODIFY-regelaars en de QUANTIZE-regelaar om het galmaandeel (Reverb Send) van de betreffende Parts te wijzigen. De Faders in het display veranderen telkens samen met de instelling.
ENVELOPE
LFO 1
EFFECTS
AT TACK
RATE
REVERB LEVEL
Parts
Part 314567R2
ENVELOPE
ATTACK DECAY SUSTAIN RELEASE DEPTH FILTER
FADE TIME
EFFECTS
LFO1
REVERB LEVEL
PITCH DEPTH
RATE
DELAY LEVEL
MULTI CTRL1
FILTER DEPTH
MULTI CTRL2
Momenteel gekozen Part
7.
Druk op [EXIT] om de Mixer-pagina weer te verlaten.
Opgelet: Meer over de instellingen van het Reverb-effect vindt u onder “Reverb” op blz. 106.
Echo toevoegen (Delay)
Het Delay-effect herhaalt het geluid, wat “echo’s” oplevert.
1.
Kies het Pattern P:D61 en start de weergave (zie blz. 13).
2.
Druk zo vaak op [ENVELOPE/LFO 1/EFFECTS] in de REALTIME MODIFY-sectie tot de EFFECTS-indi­cator oplicht.
3.
Stel met de [DELAY LEVEL]-regelaar de algemene Delay-diepte in (dus het uitgangsvolume van het Delay-effect).
Nu gaan we voor elke Part afzonderlijk bepalen hoe sterk hij van Delay wordt voorzien.
AMP
AMP DEPTH
PITCH
MULTI CTRL3
ENVELOPE
EFFECTS
DECAY
FADE TIME
DELAY LEVEL
CUTOFF
LEVEL
PORTA TIME
RESONANCE
PANPOT
FINE TUNE
LFO 1
SHUFFLE
GROOVE
QUANTIZEREALTIME MODIFY
TIMING
GRID
VELOCITY
23
Kennismaken met de klanken Effecten toevoegen
4.
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [MIXER] drukt.
In het display verschijnt nu de Mixer-pagina.
5.
Kies met PAGE [<][>] Delay.
6.
Gebruik de zeven REALTIME MODIFY-regelaars en de QUANTIZE-regelaar om het Delay-aandeel van de betref-
fende Parts te wijzigen. De Faders in het display veranderen telkens samen met de instelling.
7.
Druk op [EXIT] om de Mixer-pagina weer te verlaten.
Opgelet: Meer over de instellingen van het Delay-effect vindt u onder “Delay” op blz. 108.
Andere effecten toevoegen (M-FX)
De M-FX-processor bevat een ruime waaier effecttypes. In het onderstaande voorbeeld gebruiken we het “Distortion”­effect om het geluid te vervormen.
1.
Kies het Pattern P:B32 en start de weergave (zie
blz. 13).
Aanvankelijk wordt enkel Part 2 van vervorming voor­zien.
2.
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [MIXER]
drukt.
In het display verschijnt nu de Mixer-pagina.
3.
Kies met PAGE [<][>] M-FX.
4.
Gebruik de zeven REALTIME MODIFY-regelaars en de QUANTIZE-regelaar om het M-FX voor de betref­fende Part in of uit te schakelen.
De werking van het effect wordt waarschijnlijk het dui­delijkst wanneer u telkens maar één Part bewerkt en de overige Parts uitschakelt (zie ook blz. 15).
Opgelet: Het M-FX is enkel hoorbaar wanneer u de [MULTI
CTRL 3]-regelaar niet helemaal naar links draait.
5.
Druk op [EXIT] om de Mixer-pagina weer te verla­ten.
Laten we nu het karakter (de klankkleur) en het volume van de vervorming veranderen:
6.
Druk zo vaak op [ENVELOPE/LFO 1/EFFECTS] in de REALTIME MODIFY-sectie tot de EFFECTS-indi­cator oplicht.
Part
Momenteel gekozen Part
ENVELOPE
LFO 1
EFFECTS
7.
Verander met de [MULTI CTRL 2]-regelaar de klankkleur van de vervorming.
8.
Gebruik de [MULTI CTRL 3]-regelaar om het volume van de vervorming in te stellen.
24
Ander multi-effect kiezen (Type)
U kunt kiezen uit 24 verschillende multi-effecten. Ook dit verloopt bijzonder vlot:
1.
Druk zo vaak op [ENVELOPE/LFO 1/EFFECTS] in de REALTIME MODIFY-sectie tot de EFFECTS-indi­cator oplicht.
2.
Houd de [ENVELOPE/LFO 1/EFFECTS]-knop inge­drukt terwijl u met [INC][DEC] of de [VALUE]-draai­schijf een ander Type kiest.
De naam van het gekozen M-FX-type wordt telkens in het display afgebeeld. Probeer er een aantal uit.
Opgelet: Meer details over de M-FX-types vindt u onder
“EFX (andere effecten)” op blz. 110.
ENVELOPE
LFO 1
EFFECTS
JX-305 – Handleiding
ENVELOPE
LFO 1
EFFECTS
DEC INC
4.6 Arpeggio’s weergeven
De Arpeggiator van de JX-305 maakt van de akkoorden, die u speelt, notenreeksen die volgens een te kiezen patroon worden weergegeven.
ARPEGGIATOR/RPS
ACCENT RATE
OCTAVE RANGE
ARP RPSHOLD
5, 6 2, 8 7
1.
Druk op [PART SELECT] en PART [1] om Part 1 te selecteren en kies Patch P:A017 (zie blz. 18).
Speel op het klavier om de geselecteerde Patch te beluisteren. Laat de Octave Shift-parameter op “-1” staan.
2.
Druk in de ARPEGGIATOR/RPS-sectie op [ARP].
De indicator op de knop licht op om aan te geven dat de Arpeggiator is ingeschakeld.
3.
Kies de arpeggio-stijl die u wilt gebruiken. Houd [ARP] ingedrukt en kies met [INC][DEC] of met de [VALUE]­draaischijf de “CLAVI CHORD”-stijl.
Zolang u [ARP] ingedrukt houdt, beeldt het display de geselecteerde stijl af.
ARPEGGIATOR /RPS
ACCENT RATE
ARP RPSHOLD
VALUE
OCTAVE RANGE
4.
Speel een akkoord op het klavier (speel de hiernaast afgebeelde noten).
DEC INC
25
Kennismaken met de klanken Frases met één toets spelen (RPS)
5.
Als de [ACCENT RATE/OCTAVE]-indicator niet oplicht, kunt u de [ACCENT RATE]-regelaar gebrui­ken om de accenten van de arpeggio-noten te bepalen. Zet de regelaar in de hiernaast afgebeelde stand.
6.
Om het bereik (het aantal octaven) van de Arpeggia­tor te veranderen, moet u op [ACCENT RATE/ OCTAVE RANGE] drukken (indicator licht op) en de gewenste waarde met de [OCTAVE RANGE]-regelaar instellen. Kies bv. de hiernaast getoonde instelling.
7.
Houd de [HOLD]-knop ingedrukt terwijl u op [ARP] drukt.
De ARP-indicator begint te knipperen en de arpeggio blijft gewoon doorspelen wanneer u de klaviertoetsen weer loslaat.
8.
Om de arpeggio weer te stoppen, moet u [HOLD] nog een keer ingedrukt houden, terwijl u op [ARP] drukt (de indicator licht nu weer op).
9.
Druk nog een keer op [ARP] om de Arpeggiator helemaal uit te schakelen.
10.
Meer informatie over de functies van de Arpeggiator
vindt u onder “Arpeggiator” op blz. 51.
ACCENT RATE
OCTAVE RANGE
ACCENT RATE
OCTAVE RANGE
4.7 Frases met één toets spelen (RPS)
In de regel hoort u bij het indrukken van één toets de betreffende noot – dit is niet echt spectaculair (maar wel handig). Als u de RPS-functie (Real-Time Phrase Sequence) activeert, start u met de toetsen van het klavier complete muzikale frases. Onder iedere toets zit een andere frase, zodat u tijdens een live-optreden Fill-in’s e.d. kunt aansturen of verschil­lende frases kunt combineren tot nieuwe patronen. Dit RPS-systeem werkt voor de 16 volgende toetsen:
RPS STOP
1 3 6 8 10 13 15
2 4 5 7 9 11 12 14 16
1.
Druk in de ARPEGGIATOR/RPS-sectie op [RPS].
2.
Druk op de hiernaast getoonde toetsen om de weer­gave van de daaraan toegewezen frasen te starten.
Hiernaast ziet u de fabriekstoewijzing van de RPS-fra­sen. U kunt tot 8 frasen tegelijk weergeven.
Ook tijdens de weergave van een Pattern kunt u via de RPS-functie frases aansturen. In de regel zou u er ech­ter op moeten letten dat u telkens maar complemen­taire frasen start. Als de RPS-functie bv. een drumpartij speelt, kunt u de ritmepartij van het patroon het best uitschakelen.
Zoals u ziet, zijn er 16 toetsen. Deze verzameling noe­men we een Set. De JX-305 bevat ook nog andere RPS- Sets.
RPS
Basisdrumbe-
geleiding
Ritmische Fill-In (overgang) Sequencer-frasen
HitAkkoordenpartijenBasRPS STOP
26
3.
Druk in de DISPLAY-sectie op [RPS SET].
De bijbehorende indicator licht nu op en het display beeldt de bank, het nummer en de naam van de momenteel gekozen RPS-Set af.
4.
Kies met [INC][DEC] of de [VALUE]-draaischijf een
andere bank en/of een ander nummer.
Ook voor het kiezen van RPS-Sets kunt u de BANK- en NUMBER-knoppen gebruiken.
Opgelet: Het overschakelen van de ene RPS-Set naar de
andere duurt even. Bovendien doet u dit best niet tijdens de weergave van een patroon omdat dat dan even zou kunnen vertragen.
Opgelet: De verschillende RPS-Sets vertegenwoordigen de meest uiteenlopende muzikale genres. Het ideale tempo wordt echter maar gehanteerd wanneer u voor de RPS-func­tie hetzelfde genre (bv. Drum’n’Bass) kiest als voor het patroon dat u tegelijkertijd wilt afspelen. Werkt u enkel met de RPS-functie, dan is deze opmerking van weinig belang.
JX-305 – Handleiding
Bank
Nummer
Naam
RPS-frasen laten doorspelen (RPS Hold)
Net zoals voor de arpeggio’s geldt ook voor de RPS-frasen dat ze maar zo lang klinken tot u de bijbehorenden toets(en) weer loslaat. Misschien is dat niet altijd even handig. In dat geval kunt u gebruik maken van de Hold-functie:
1.
Druk op de toets die aan de benodigde RPS-frase is
toegewezen.
2.
Houd deze toets nog steeds ingedrukt terwijl u op de
[HOLD]-knop drukt.
De betreffende frase blijft nu gewoon doorspelen. Als u de [HOLD]-knop weer loslaat en daarna andere “RPS­toetsen” indrukt, geldt de Hold-functie echter niet voor de op die manier gestarte frasen.
3.
Om de weergave van de frase weer te stoppen moet u op de toets helemaal links op het klavier drukken (RPS STOP).
Als u de [HOLD]-knop ingedrukt houdt, terwijl u op [RPS] drukt, begint de RPS-indicator te knipperen. Ditmaal worden alle frasen, die u start, aangehouden.
Om de Hold-functie weer uit te schakelen, moet u wederom [HOLD] ingedrukt houden terwijl u op [RPS] drukt. De indicator van deze knop licht nu weer op en alle frasen, wier toets u niet ingedrukt houdt, stoppen.
4.
Om de RPS-functie weer te deactiveren, moet u nog een keer op [RPS] drukken (indicator dooft).
Opgelet: Meer informatie over de RPS-functie vindt u onder “Frasen starten via het klavier (RPS)” op blz. 69.
ARPEGGIATOR/RPS
ACCENT RATE
OCTAVE RANGE
ARP RPSHOLD
27
Kennismaken met de klanken Tempo en toonhoogte van een patroon (Turntable)
BEAT
4.8 Tempo en toonhoogte van een patroon (Turntable)
In de regel dient de Pitch Bend-hendel voor het verhogen of verlagen van de toonhoogte van de noten die u op dat moment speelt. U kunt hem echter ook gebruiken om het tempo of de toonhoogte en het tempo van een patroon te wij­zigen. Gebruikt u de modulatie-as van de hendel, dan kunt u de partijen van het gekozen patroon tijdelijk uitschakelen.
1.
Kies patroon P:A46 en start er de weergave van.
2.
Houd de [SHIFT]-knop ingedrukt, terwijl u de hen-
del naar de achterkant van het instrument drukt.
Het display beeldt nu de hiernaast getoonde pagina af om aan te geven dat de Pitch Bend-hendel nu dienst doet als Turntable-effect.
3.
Draai de hendel naar links of naar rechts.
Nu veranderen zowel het tempo als de toonhoogte van het patroon. Door de hendel naar links te schuiven ver­laagt u het tempo en de toonhoogte. Schuif hem naar rechts om het tempo en de toonhoogte op te voeren.
4.
Schuif de hendel nu naar de achterkant van de
JX-305 om alle partijen uit te schakelen.
Zodra u de hendel loslaat, hoort u weer de zonet uitge­schakelde partijen.
Opgelet: Wat u zelf op het klavier speelt (of door de RPS-
functie laat spelen) wordt niet uitgeschakeld.
5.
Om de Turntable-functie weer uit te schakelen, moet u [SHIFT] ingedrukt houden en de hendel nog een keer naar de achterkant van de JX-305 schuiven.
Het display beeldt nu de hiernaast getoonde melding af om aan te geven dat de Pitch Bend/Modulatie-hendel weer normaal werkt.
Lager/trager Hoger/sneller
Alle partijen uit
BENDER
4.9 Twee Patches aansturen (Split/Dual)
De JX-305 laat ook toe om twee klanken via het klavier aan te sturen. Hierbij hebt u de keuze tussen het stapelen van twee klanken (Dual) en het opdelen van het klavier (Split).
1.
Druk op [PART SELECT] en PART [1] om Part 1 te kiezen.
2.
Druk in de display-sectie op [PATCH].
3.
Druk in de KEYBOARD-sectie op [DUAL] (indica­tor licht op).
Het display beeldt nu de hiernaast getoonde pagina af. Daar ziet u het adres van de onderste (“L”) en de bovenste Part (“U”). Deze letters staan respectievelijk voor Lower en Upper.
Als u nu op het klavier speelt, hoort u telkens de L- en U-Part. Aan deze Parts kunt u natuurlijk ook andere Patches toewijzen, en wel als volgt:
4.
Druk op (Page) [LOWER].
De bijbehorende indicator licht op en het display beeldt de groep, de bank, het nummer en de naam van de momenteel aan de L-Part toegewezen Patch af. Nu kunt u een andere Patch aan deze Part toewijzen. Zie hiervoor “Patches kiezen” op blz. 18.
PATCH
AUDITION
PORTAMENTO
Lower-Part
DISPLAY
PTN /
PTN SET SONG
KEYBOARD
Patch-naam
PAG E
LOWER UPPER
RPS
SET
Upper-Part
TEMPO&
MEASURE
MIXER
OCTAVEDUALSPLIT
28
5.
BEAT
Druk op [UPPER].
Nu beeldt het display het adres en de naam van de aan
PAG E
de U-Part toegewezen Patch af. Ook aan deze Part kunt u nu een andere Patch toewijzen.
6.
Om weer naar de normale mode terug te keren,
LOWER UPPER
moet u [DUAL] nog een keer indrukken (indicator dooft).
Links en rechts verschillende klanken aansturen (Split)
1.
Druk op [PART SELECT] en PART [1] om Part 1 te
kiezen.
2.
Druk in de display-sectie op [PATCH].
3.
Druk in de KEYBOARD-sectie op [SPLIT] (indica-
tor licht op).
Het display beeldt nu de hiernaast getoonde pagina af. Daar ziet u het adres van de linker (“L”) en de rechter Part (“U”). Deze letters staan respectievelijk voor Lower en Upper.
Als u nu op het klavier speelt, hoort u links de L- en rechts de U-Part. Het splitpunt, d.w.z. de plaats waar de linker helft eindigt en de rechter helft begint, is instel­baar (zie blz. 48). Momenteel ligt het onder de C4-toets (derde C van links).
PORTAMENTO
C2
PATCH
AUDITION
Lower-Part
C3
JX-305 – Handleiding
Naam van de momenteel
gekozen Patch.
DISPLAY
PTN /
PTN SET SONG
KEYBOARD
Patch-naam
RPS
SET
OCTAVEDUALSPLIT
Upper-Part
TEMPO& MEASURE
MIXER
C4 C5 C6 C7
Upper-Part
Aan deze Parts kunt u natuurlijk ook andere Patches toewijzen, en wel als volgt:
4.
Druk op (Page) [LOWER].
De bijbehorende indicator licht op en het display beeldt de groep, de bank, het nummer en de naam van de momenteel aan de L-Part toegewezen Patch af. Nu kunt u een andere Patch aan deze Part toewijzen. Zie hiervoor “Patches kiezen” op blz. 18.
5.
Druk op [UPPER].
Nu beeldt het display het adres en de naam van de aan de U-Part toegewezen Patch af. Ook aan deze Part kunt u nu een andere Patch toewijzen.
6.
Om weer naar de normale mode terug te keren, moet u [SPLIT] nog een keer indrukken (indicator dooft).
Splitpunt
Lowe-Part Upper-Part
PAG E
LOWER UPPER
Upper-Part
PAG E
LOWER UPPER
Naam van de momenteel
gekozen Patch.
29
Kennismaken met de klanken Eenvoudig Pattern aanmaken
4.10 Eenvoudig Pattern aanmaken
De JX-305 biedt de volgende drie manieren om een Pattern aan te maken:
Opnemen terwijl u speelt: dit noemen we Realtime opnemen. Noot-voor-noot in volgorde opnemen: dit noemen we Step-opname 1. Voor iedere noot uit de toonladder de partij stap voor stap opnemen: dit noemen we Step-opname 2.
Om u vertrouwd te maken met deze opnamemethodes gaan we samen het volgende muzikale voorbeeld opnemen:
Part 2
(Bass)
Part 3
(Chord)
Part 4
(Lead)
Part 5
(Arpeggio)
Rhythm part
(Drum)
Bass Drum
Tambourine Closed
Hi-Hat Open
Hi-Hat
Snare Drum
Over het algemeen wordt bij het opnemen van muziek de onderstaande volgorde gehanteerd:
A basA begeleidingA melodie
Drums
Deze werkwijze heeft het voordeel dat u naar de drums en de bas kunt luisteren terwijl u de begeleiding en de melodie opneemt. Dat maakt het uiteraard een stuk makkelijker om de maat te houden. Voor ons voorbeeld moet u de Parts in de onderstaande volgorde opnemen:
Rhythm Part: drums (Step-opname 2) Part 2: bas (Step-opname 1) Part 3: akkoorden (Step-opname 1) Part 5: arpeggio’s (Realtime-opname met de Arpeggiator) Part 4: melodie (Realtime-opname 1) Part 6: geluidseffecten (Realtime-opname 1) Part 7: Snare-Fill (Realtime-opname met de Arpeggiator) Op Part 1 nemen we niets op, zodat u achteraf over uw patroon kunt soleren.
Drums opnemen
Gebruik eerst Step-opname 2 om met de Rhythm Part
De bijbehorende indicator licht op en het display beeldt de Utility-pagina af:
de drums op te nemen.
1.
Kijk even of de MODE-indicator in de SEQUEN-
UTILITY
CER-sectie uit is.
Als dat niet het geval is, moet u op de [MODE]-knop
WRITE
drukken.
5.
2.
Druk in de DISPLAY-sectie op [PTN/SONG].
3.
Druk in de GROUP-sectie meerdere keren op [PRE­SET/USER/CARD] tot alle indicators uit zijn. Kies vervolgens TMP (het “werkpatroon”).
4.
Druk op [UTILITY].
Druk zo vaak op PAGE [<][>] tot de melding INI- TIALIZE verschijnt en bevestig door op [ENTER] te drukken.
6.
Kies PATTERN en druk nog een keer op [ENTER].
30
Als u het “werkpatroon” toch niet wilt initialiseren, moet u nu op [EXIT] drukken. Anders…
7.
Druk op [ENTER].
Het patroon wordt nu geïnitialiseerd en het display keert terug naar de normale pagina.
Drums inspelen
1.
Kies met [PART SELECT] en PART [R] de Rhythm Part en selecteer de Rhythm Set waarmee u de drums wilt opnemen.
Druk op [PATCH] om naar de Patch Select-pagina te gaan en kies P:A15 “Techno 1” (zie blz. 18).
Zodra u een Rhythm Set hebt geselecteerd drukt u op [PTN/SONG] om terug te keren naar de Pattern Select-pagina.
2.
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u in de SEQUEN­CER-sectie op [M.SCOPE] drukt.
Op de Microscope-pagina kunt u opgenomen muziekdata in detail bekijken en wijzigen. Zie ook blz. 141.
3.
Druk op [REC].
De bijbehorende indicator begint te knipperen. Omdat het patroon nog helemaal geen databevat, moet u nu de maatsoort en het aantal op te nemen maten inbrengen. Hier houden we het gewoon bij de fabriekswaarden en maken we een patroon in “4/4” van 4 maten aan.
4.
Druk op [STOP/PLAY] om de opname te starten.
Hier is het de bedoeling dat u een noot- en aanslag­waarde kiest en dan bepaalt waar deze noten moeten komen te staan.
5.
Ga met PAGE [<][>] naar de pagina waar u de nootwaarde kunt instellen:
Momenteel gekozen nootwaarde
6.
Kies met [INC][DEC] of de [VALUE]-draaischijf de
benodigde waarde (hier
7.
Ga met PAGE [<][>] naar de pagina waar u de aan­slagwaarde kunt instellen:
8.
Kies met [INC][DEC] of de [VALUE]-draaischijf de benodigde waarde (hier “112”).
9.
Houd [SHIFT] ingedrukt terwijl u op een toets drukt om de betreffende slagwerkklank voor de eerste positie op te nemen.
Laten we beginnen met de basdrum. Hier willen we de klank “TR909 Kick” gebruiken. Die is rechtstreeks via het klavier bereikbaar – als Octave Shift op “0” staat. Zorg dus dat dát het geval is (zie blz. 19).
).
JX-305 – Handleiding
Druk op de C3-toets (zie de afbeelding).
SHIFT
Opnamegebied Weergavemaat/-tel
Nu moet u bepalen op welke plaatsen deze klank moet worden gebruikt. Die plaatsen kiest u via het klavier:
10.
Druk op de hierna getoonde toetsen.
In de onderste regel van het klavier ziet u op welke zes­tiende-posities (want die hebben we boven gekozen) er een noot geprogrammeerd wordt (●).
Als u ons voorbeeld aanhoudt, programmeert u kwartnoten (op elke tel):
15913
STEP REC
12345678
9 10111213141516
Maat 1 is nu al geprogrammeerd – althans voor wat de basdrum betreft. Dus gaan we nu naar maat 2:
11.
Druk één keer op [FWD] om naar de volgende opname-maat te gaan (het cijfer vóór de “–” moet nu “2” luiden).
12.
Ga terug naar stap (10) en programmeer de bas­drum op precies dezelfde plaatsen. Doe dit ook voor maat 3 en 4.
13.
Als de basdrum klaar is, moet u met [BWD] weer naar opname-maat “1” terugkeren.
14.
Nu kunt u de gesloten HiHat A de open HiHat
A de tamboerijn A en de Snare programmeren.
De klank kiest u door op de bijbehorende toets te drukken terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt. Ook hier moet u voor alle vier de maten dezelfde nootposities opnemen.
31
Kennismaken met de klanken Eenvoudig Pattern aanmaken
Gesloten HiHat
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op de F#3 drukt. Kies als Vel -waarde “112”.
SHIFT
15913
STEP REC
12345678
9 10111213141516
Open HiHat
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op de A#3 drukt. Kies als Vel -waarde “112”.
SHIFT
3 7 11 15
STEP REC
12345678
9 10111213141516
Tamboerijn (“Tambourine 3”)
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op de F#4 drukt. Kies als Vel -waarde “96” voor de posities 1, 5, 9 en 13. Kies de aanslagwaarde “80” voor de overige posities.
SHIFT
15913
STEP REC
12345678
9 10111213141516
Snare (“TR909 5”)
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op de E3 drukt. Kies als Vel -waarde “127”.
SHIFT
513
STEP REC
12345678
9 10111213141516
Ziezo, de drums zijn al geprogrammeerd.
15.
Druk op [STOP/PLAY] om de opname te stoppen.
Bas en akkoorden opnemen
We gaan nu de bas en de akkoorden opnemen volgens de Step-opname 1 methode.
1.
Houd [SHIFT] ingedrukt terwijl u op [M.SCOPE]
drukt om naar de Microscope-pagina te gaan.
2.
Druk op PART [2] om Part 2 klaar te maken voor opname en kies de Patch die u als basklank wilt gebruiken.
Druk op [PATCH] om naar de Patch Select-pagina te gaan en kies P:A28 “Lead TB4” (zie blz. 18). Druk ver­volgens op [PTN/SONG] om terug te keren naar de Microscope-pagina.
3.
Druk op [REC] om de stand “klaar voor op te nemen” (Standby) te kiezen.
4.
Druk nog een keer op [REC] om de opname te star­ten.
Het display beeldt de nootwaarde, de aanslagwaarde en de duur van de geselecteerde noot af. Stel deze parameters in voordat u een noot invoert.
PAG E
LOWER UPPER
Nootwaarde die wordt
ingegeven
Ingavepositie
Maat Tel Clock
32
Aanslagwaarde
Daadwerkelijke duur van de noten
5.
Breng de cursor (®) met PAGE [<][>] naar de nootwaarde en kies met [INC][DEC] of de [VALUE]-
draaischijf de zestiende (
6.
Breng de cursor vervolgens naar de aanslagwaarde
).
(onderste regel) en stel “112” in.
Loading...
+ 162 hidden pages