Roland G-70 User Manual [nl]

Handleiding
WAARSCHUWING
– Om het risico op brand of elektrocutie te voorkomen mag u dit apparaat nooit blootstellen aan vochtigheid of regen.
CAUTION
RISK OF ELECTRIC SHOCK
DO NOT OPEN
ATTENTION
CAUTION: TO REDUCE THE RISK OF ELECTRIC SHOCK,
NO USER-SERVICEABLE PARTS INSIDE.
REFER SERVICING TO QUALIFIED SERVICE PERSONNEL.
DO NOT REMOVE COVER (OR BACK).
De bliksemschicht in een driehoek wijst de gebruiker op niet geïso­leerde “gevaarlijke spanningen” in het inwendige van dit apparaat die sterk genoeg zijn om voor elektrocutie te zorgen.
Het uitroepteken in een driehoek wijst de gebruiker erop dat alle in­structies voor het juiste gebruik van dit apparaat te vinden zijn in de bijgeleverde handleiding.
TIPS VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTROCUTIE EN VERWONDINGEN VAN PERSONEN.
OPMERKINGEN VOOR UW VEILIGHEID
LEES DEZE INSTRUCTIES AANDACHTIG DOOR.
WAARSCHUWING
1. Lees alle instructies aandachtig door.
2. Bewaar deze handleiding op een veilige plaats.
3. Volg alle waarschuwingen op.
4. Voer alle instructies uit zoals ze er staan.
5. Gebruik dit apparaat nooit in de buurt van water.
6. Maak het apparaat enkel schoon met een zachte droge doek.
7. Blokkeer nooit de ventilatieopeningen van het apparaat (indien aanwezig). Stel het enkel overeenkomstig de instructies van de fabrikant op.
8. Plaats het apparaat nooit in de buurt van warmtebronnen, zoals stoven, ovens, radiatoren of andere apparaten die veel warmte genereren.
9. Probeer nooit het veiligheidssysteem van een gepolariseerde stekker of een stekker met aarding te omzeilen. Een gepolari­seerde stekker heeft twee pennen waarvan de ene wat breder is dan de andere. Een stekker met aarding is voorzien van twee pennen en een uitsparing. De brede of derde pen is er voor uw veiligheid. Als de bijgeleverde stekker niet in uw stopcontact past, moet u het door een vakman laten vervangen.
– Tijdens het gebruik van elektronische apparaten moet u altijd op de volgende punten letten:
10. Zorg dat niemand over het netsnoer kan struikelen. Dat is met name in de buurt van het stopcontact gevaarlijk, maar kan er ook in de buurt van de aansluitingen op het apparaat voor zor­gen dat de aders breken.
11. Gebruik enkel de uitdrukkelijk door de fabrikant aanbevolen op­ties en uitbreidingen.
12. Gebruik enkel karretjes, stands, statieven, hou­ders enz. die door de fabrikant uitdrukkelijk wor­den aanbevolen. Als u het apparaat op een wagen zet, moet u erop letten dat de wagen niet kan vallen, omdat dit ernstige verwondingen kan veroorzaken.
13. Verbreek, tijdens een onweer, of als u het apparaat langere tijd niet wilt gebruiken, de aansluiting op het lichtnet.
14. Laat alle onderhoudswerken en herstellingen over aan een door Roland erkende herstellingsdienst. Als het netsnoer beschadigd is of wanneer er vloeistoffen of regenwater in het inwendige te­recht zijn gekomen, moet u het apparaat onmiddellijk uitschake­len en contact opnemen met een erkende herstellingsdienst.
Voor het Verenigd Koninkrijk
IMPORTANT: THE WIRES IN THIS MAINS LEAD ARE COLOURED IN ACCORDANCE WITH THE FOLLOWING CODE.
BLUE: BROWN:
As the colours of the wires in the mains lead of this apparatus may not correspond with the coloured markings identifying the terminals in your plug, proceed as follows: The wire which is coloured BLUE must be connected to the terminal which is marked with the letter N or coloured BLACK. The wire which is coloured BROWN must be connected to the terminal which is marked with the letter L or coloured RED. Under no circumstances must either of the above wires be connected to the earth terminal of a three pin plug.
De door de G-70 gehanteerde technologie is in verschillende landen beschermd door patenten.
NEUTRAL LIVE
r
s
Handleiding
NEDERLANDS NEDERLANDS
NEDERLANDS NEDERLANDS
Bedankt voor uw aankoop van de Roland G-70 Music Workstation. De G-70 is het meest complete arrangerinstrument van de hele Roland-geschiedenis en bevat als dusdanig alle voordelen van een Roland-instrument: perfecte begeleidin­gen, hoogwaardige klanken, de mogelijkheid om het klankaanbod uit te breiden d.m.v. een golfvormkaart (SRX-serie), een D Beam-controller, virtuele orgel-drawbars, een Vocal Harmonist, de Cover-functies van de unieke DisCover 5 van Roland… Er is gewoon teveel om het hier al allemaal op te noemen.
We hebben getracht de meeste beschikbare functies meteen toegankelijk te maken en de G-70 dus ook maar meteen voorzien van een drukgevoelig kleurendisplay en een gebruikersinterface waarmee je snel wegwijs bent op de G-70.
Om de functies van de G-70 zo snel mogelijk te leren kennen en er jaren plezier aan te beleven, leest u deze Handlei­ding het best in z’n geheel door.
Om u niet onnodig te verwarren, gaan we in deze handleiding het woordje “knop” gebruiken, wanneer we verwijzen naar de druktoetsen op het frontpaneel van de G-70. Op die manier weet u dat een “toets” enkel op het klavier kan slaan.
Om plaats (en tijd) te besparen, gaan we het woordje “song” gebruiken, wanneer we het hebben over Stand MIDI Files.
Lees, alvorens dit instrument te gebruiken, “Belangrijke opmerkingen”, op blz. 11 door. Daar vindt u namelijk belangrijke tips en een opsomming van wat u wel en niet met de G-70 mag doen. Bewaar deze handleiding bovendien op een vei­lige plaats op, omdat u ze later beslist nog eens nodig hebt.
Copyright ©2004 ROLAND EUROPE. Alle rechten voorbehouden. Het kopiëren, verveelvoudigen of openbaar maken van deze handleiding, hetzij gedeeltelijk, hetzij in z’n geheel i
niet toegestaan zonder de schriftelijke toestemming van Roland Europe S.p.a.
G-70
Music Workstation

Opzienbarende functies

Opzienbarende functies
Roland’s meest complete arrangerinstrument ooit
De G-70 is gewoon een fantastisch instrument met de meest geavanceerde en beste klankopwekking die Rol­and ooit gemaakt heeft. Ze combineert de Virtual Tone­Wheel-technologie van Roland (afgeleid van onze suc­cesvolle VK-serie) met een superieure interne klankbron (afkomstig van de Fantom-X-serie) en biedt de moge­lijkheid het klankarsenaal met behulp van een golf­vormkaart van de SRX-serie uit te breiden.
Nieuw interfaceconcept
Tijdens de ontwikkeling van de G-70 hebben we erop gelet alle beschikbare functies snel en gemakkelijk bereikbaar te maken. Via drukgevoelige kleurdisplay en het indrukwekkende aantal knoppen op het frontpaneel bereikt u de beschikbare functies in de regel meteen, zodat er geen beroep wordt gedaan op ingewikkelde menustructuren.
Parameters, die met elkaar verband houden, bevinden zich in de regel op dezelfde of op z’n minst naburige pagina’s, terwijl ze tevens veel sneller kunnen worden ingesteld dan op oudere instrumenten.
Cover-functies en Makeup Tools voor Standard MIDI Files en Styles
De orkestratie van Standard MIDI Files en Music Styles kun je veranderen door gewoon een andere Song of Style Cover-instelling te kiezen. Bovendien kunt u met de MAKEUP TOOLS-parameters werken, die op instru­menten gebaseerd zijn en toelaten om je songs of Styles te wijzigen zonder uren aan het editen van afzonderlijke events te besteden.
Via vier programmeerbare MARK & JUMP-geheugens kunt u zelfs de structuur van Standard MIDI Files wijzi­gen en op die manier nieuwe versies van eerder opge­nomen materiaal maken.
“Adaptive Chord Voicing”-technologie
De Arranger van de G-70 heeft niet alleen een volledig nieuwe structuur (met 4 begeleidingsniveaus, 4 intro’s en 4 slotfrasen), maar berust tevens op een muzikalere realtime-conversie van de door u gespeelde akkoorden. De gepatenteerde ACV-technologie van Roland kan namelijk Music Style-partijen transponeren en er op zie manier voor zorgen, dat de strijkers, piano e.d. niet lan­ger onnatuurlijk heen en weer springen.
Professionele Vocal Harmonist
Nog zo’n ijzersterke functie van de G-70 is de Vocal Harmonist die je zang van automatische harmonie­stemmen voorziet, terwijl er bovendien een aantal functies klaarstaan waarmee u uw eigen stem (of die van iemand anders) kunt veranderen.
Daarvoor moet u uiteraard een optionele (Roland DR-10 of DR-20) microfoon op de G-70 aansluiten. U kunt echter ook de signalen van andere bronnen (syn­thesizers e.d.) bewerken. Toch willen we er hier al wijzen dat er ook een EXTERNAL AUDIO IN-part met eigen effectsectie is waarmee u externe signalen met line­niveau (afkomstig van een module, een CD-speler e.d.) kunt bewerken.
De signalen van uw stem en/of de Vocal Harmonist­partijen kunnen hetzij via de MAIN OUTPUT-connectors, hetzij direct naar één of twee bijkomende mixerkanalen (of versterkers) worden uitgestuurd. In het tweede geval moet u de VOCAL HARMONIST OUTPUT-connec­tors gebruiken.
Supersnelle recorder en uitgebreide 16-sporen sequencer
De G-70 biedt twee functies voor het opnemen van nieuw materiaal: een Recorder met een oersimpele REC-START-STOP-bediening en een uitgebreide 16-spo­ren sequencer met editfuncties voor het bewerken van sporen of afzonderlijke gegevens (microscoopfuncties).
Net zoals talrijke andere functies kan ook de Recorder van de G-70 met de overige secties samenwerken: aan elk User Program kunt u immers een song koppelen, u kunt zorgen dat alle Standard MIDI Files automatisch naar een toonaard worden getransponeerd die u met uw stem gemakkelijk haalt, de akkoorden van de afge­speelde songs worden in het display getoond enz.
Finder-functies voor songs, Music Styles en User Programs
De G-70 laat toe om met een bijna onbeperkt aantal songs, Music Styles en User Programs (van het interne geheugen, een geheugenkaart of een diskette) te wer­ken. Hoewel er nog steeds voorgeprogrammeerde Music Styles zijn, kunt u ook met “CUSTOM”-verwijzin­gen naar begeleidingen in het interne geheugen of op een geheugenkaart werken en zelfs direct eender welke “externe” Style laden. Dit snelle selectiesysteem is ook voor Standard MIDI Files (songs) en User Programs beschikbaar.
Dankzij een pientere Finder-database is er bijna geen verschil meer tussen “interne” en “externe” data: alles werkt pijlsnel.
Play List-functie
Via de Play List-functie van de G-70 kunt u de volgorde, waarin u bepaalde songs wilt afspelen, op voorhand vastleggen. Het voordeel van dergelijke “ketens” is dat u tijdens uw optreden niets hoeft te doen voor het laden van de benodigde songs.
Bovendien kunt u tijdens de weergave van één song al de volgende voorbereiden (NEXT SONG-functie).
r
4
G-70 Music Workstation
Opzienbarende functies
r
D Beam-controller
De G-70 is uitgerust met de erg populaire D-Beam­controller*, waarmee u de song- en Style-weergave kunt beïnvloeden en bovendien toegang hebt tot DJ­functies – gewoon door uw hand boven een onzicht­bare infraroodstraal te bewegen. Natuurlijk is ook de BENDER/MODULATION-hendel van de partij, terwijl u bovendien optionele voetschakelaars en zelfs een zwel­pedaal kunt aansluiten.
(* De D Beam-technologie wordt in licentie van Interactive Light, Inc., vervaar­digd)
…en nog veel meer
Als we alle functies van de G-70 moesten opsommen, zou deze inleiding nog tien pagina’s beslaan. Maar u wilt natuurlijk aan de slag met uw nieuwe aanwinst. Daarom willen we u vragen om deze handleiding volle­dig door te nemen. Aan het einde ervan zal u toegeven dat de G-70 veel meer kan dan andere instrumenten.
Succes en veel plezier ermee!
5
G-70
Music Workstation
Veilig gebruik van dit apparaat
Veilig gebruik van dit apparaat
INSTRUCTIES VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN EN VERWONDINGEN
VEILIG GEBRUIK VAN DIT APPARAAT
Over de en labels Over de symbolen
WAARSCHUWING
Wijst de gebruiker op het risico op
WAARSCHUWING
dodelijke ongevallen of zware ver­wondingen als gevolg van een fout gebruik van dit apparaat.
Het foute gebruik van dit apparaat kan leiden tot verwondingen en of materi le schade.
LET OP!
* "Materi le" schade heeft betrekking op
het beschadigen van het meubilair of andere huishoudelijke voorwerpen evenals huisdieren enz.
LET OP
Een driehoek maakt de gebruiker attent op belangrijke instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het links getoonde symbool wordt gebruikt voor algemene waarschuwingen of om de aandacht te vestigen op gevaar.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die nooit mogen worden uitgevoerd. Wat nooit mag worden gedaan wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde symbool wordt gebruikt om aan te geven dat het toestel nooit uit elkaar mag worden gehaald.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die moeten worden uitgevoerd. Wat er moet worden gedaan wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde symbool betekent dat de stekker van het stroomsnoer van de uitgang moet worden losgekoppeld.
HOUD ALTIJD HET VOLGENDE IN DE GATEN
WAARSCHUWING WAARSCHUWING
• Lees, alvorens dit instrument te gebruiken, de volgende punten en de rest van deze handleiding door.
.................................................................................................
• Open nooit de behuizing van dit product en breng vooral geen wijzigingen aan.
.................................................................................................
• Probeer nooit de G-70 te herstellen of bepaalde onderde­len zelf te vervangen (tenzij dit in deze handleiding uit­drukkelijk staat vermeld). Laat alle herstellingen en onderhoudswerken over aan uw Roland-dealer, een erkende herstellingsdienst of de distributeur (zie de adressen op de “Information”-pagina).
.................................................................................................
• Zet de G-70 nooit op één van de volgende plaatsen:
• Plaatsen die onderworpen zijn aan extreme tempera-
turen (bv. in de zon, in een gesloten auto, in de buurt van een radiator of fornuis enz.);
• Vochtige plaatsen (badkamer, natte vloer, in de buurt
van een wasmachine enz.);
• Natte plaatsen;
• Buiten in de regen;
• Stoffige plaatsen;
• Plaatsen die aan sterke trillingen onderworpen zijn.
.................................................................................................
• Gebruik voor dit instrument enkel een rack of stand
dat/die uitdrukkelijk door Roland wordt aanbevolen.
.................................................................................................
• Zet het product altijd op een stevig en effen oppervlak. Zet het nooit op een sterk trillende of hellende plaats.
• Sluit dit instrument enkel op een stopcontact aan dat aan de vereisten voldoet (zie de handleiding of het merk­plaatje op de G-70).
.................................................................................................
• Beschadig nooit het netsnoer en zet er geen zware voor­werpen op. Zorg dat de kabel altijd zo wordt gelegd dat hij niet afgeklemd of op een andere manier gekneusd wordt. Het gebruik van een beschadigde kabel kan leiden tot brand of elektrocutie.
................................................................................................
• Dit instrument kan hetzij op zich, hetzij samen met een externe versterker of hoofdtelefoon, voor een geluidsni­veau zorgen dat tot gehoorverlies kan leiden. Gebruik het dus nooit lange tijd op hoog volume. Als u ook maar ver­moedt dat u gehoorproblemen begint te krijgen of last hebt van gepiep in uw oren, neemt u het best meteen contact op met een oorarts.
................................................................................................
• Zorg dat er nooit kleine metalen of brandbare voorwer­pen c.q. vloeistoffen (water, dranken e.d.) in het inwen­dige terechtkomen.
................................................................................................
• In gezinnen met kleine kinderen moeten de ouders de kroost zo lang helpen bij het bedienen van de G-70 tot de kinderen zelf weten wat ze wel en niet mogen doen.
................................................................................................
• Behandel het product altijd met de nodige zorg. (Laat het nooit vallen!)
................................................................................................
• Sluit het netsnoer van de G-70 nooit aan op een stroom­circuit waar al talrijke andere apparaten op zijn aange­sloten. Wees bijzonder voorzichtig met verlengkabels: het opgenomen vermogen van alle apparaten mag niet hoger liggen dan de capaciteit (Watt/Ampère) van de verlengkabel. Anders smelten de aders namelijk. Let altijd op de gegevens die op de gehanteerde kabel staan ver­meld.
................................................................................................
r
6
WAARSCHUWING
• Vóór het gebruik van de G-70 in het buitenland neemt u het best contact op met uw dealer om te zorgen dat u de juiste voeding gebruikt (zie ook de adressen op de “Infor­mation”-pagina in deze handleiding).
.................................................................................................
LET OP!
• Zet de G-70 altijd op een goed verluchte plaats.
• Dit product mag uitsluitend op een KS-12 keyboardstand van Roland worden geplaatst. Bij gebruik van een ander model of merk kan het gebeuren dat het instrument valt en verwondingen veroorzaakt.
.................................................................................................
• Trek, bij het verbreken van de aansluiting op het lichtnet, altijd aan de stekker van het netsnoer –nooit aan de kabel zelf. Anders gaan eventueel de aders stuk.
.................................................................................................
• Stroom- en signaalkabels draait u het best nooit samen om storingen te voorkomen. Bovendien moet u zorgen dat de kabels buiten het bereik van kinderen liggen.
.................................................................................................
• Ga nooit op het apparaat staan en plaats er geen zware voorwerpen op.
G-70 Music Workstation
Veilig gebruik van dit apparaat
r
.................................................................................................
• Raak het netsnoer en de overige kabels nooit met natte handen aan.
• Let, bij het transport van het instrument, op de volgende dingen. Houd het instrument stevig vast om verwondin­gen c.q. schade aan andere voorwerpen te voorkomen.
• Verbreek de aansluiting op het lichtnet.
• Verbreek de aansluiting op alle andere instrumenten.
• Verwijder de lessenaar.
.................................................................................................
• Schakel dit product altijd uit alvorens het schoon te maken. Bovendien verbreekt u het best ook de aanslui­ting op het lichtnet.
.................................................................................................
• Verbreek, tijdens een onweer, de aansluiting op het licht­net.
.................................................................................................
• Als u ooit schroeven moet verwijderen, legt u ze het best op een veilige plaats (buiten het bereik van kinderen). Zo hoeft u ze later niet te zoeken en is het vrijwel onmoge­lijk dat kleine kinderen ze inslikken.
.................................................................................................
7
G-70
Music Workstation

Inhoud

Inhoud
Opzienbarende functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Belangrijke opmerkingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
1. Voorzieningen op de panelen . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Frontpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Achterpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
2. Voorbereidingen en demosongs . . . . . . . . . . . . . . 20
Aansluitingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
In-/uitschakelen van de G-70 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Internal Memory Protect . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .21
Instellen van het displaycontrast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .21
Uitschakelen van de G-70 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .21
Interactieve demo van de G-70 . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Over de hoofdpagina . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
3. Eerste kennismaking. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Hoe werkt het allemaal? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Spelen met een automatische begeleiding. . . . . . . . 25
Professionele overgangen: Fill In . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .26
Intro & Ending. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Music Styles kiezen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .27
Tempo veranderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Werken met de Keyboard-parts . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Spelen met een Upper- en/of Lower-part . . . . . . . . . . . .28
Alterneren tussen klanken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .29
Klanken kiezen voor de Keyboard-parts . . . . . . . . . . . . . . 29
Drummen op het klavier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .31
Klanken van een SRX-golfvormbord kiezen . . . . . . . . . . .32
Werken met de Harmonic Bars. . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Als een registratie u bevalt…. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Over het MANUAL-veld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Werken met één orgel en baspedalen . . . . . . . . . . . . . . . .34
Effecten gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .34
‘Beatbox’ bij uw orgel gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Werken met de Music Assistant . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Als de benodigde registratie nog niet te zien is… . . . . . .36
Nóg sneller werken… . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Werken met de Finder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .37
Standard MIDI Files (songs) afspelen. . . . . . . . . . . . . 38
Snel zoeken van de benodigde song . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Weergave starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Andere handige functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .39
Gebruik de Song Cover-functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .41
Minus One . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .41
Vocal Harmonist-functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Voorbereidingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Harmoniestemmen toevoegen aan uw zang . . . . . . . . . .44
Wie bepaalt de harmoniestemmen? . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Nog niet helemaal overtuigd? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .44
Voice-FX . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Auto Pitch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .46
Werken met de Vocoder. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .47
Talk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .47
Automatische transpositie (Singer Key) . . . . . . . . . . . . . .48
Liedjesteksten en akkoorden in het display tonen. . . . . . 49
Partituren bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .51
Opnemen van uw muziek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Opnemen met Style-begeleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .52
Beluisteren van uw song . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .53
Opnemen zonder begeleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .53
Partijen toevoegen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .54
Song opslaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .55
4. Over de Keyboard-modes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .56
Arranger-, Piano- en Organ-mode . . . . . . . . . . . . . . 56
Split- en Whole-mode. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
SPLIT Keyboard-mode. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .57
Werken in de WHOLE-mode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .57
Parts in- en uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .57
5. Speelhulpen gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .58
Pitch Bend en modulatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Transpositie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Transpositie-interval via het display instellen . . . . . . . . .59
Global Transpose . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .59
Octave. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Aanslaggevoeligheid (Key Touch) . . . . . . . . . . . . . . . 60
Master Tune. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Aftertouch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
ASSIGN SW-knoppen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
D Beam-controller gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Optionele voetschakelaars gebruiken . . . . . . . . . . . . 67
FC7 PEDAL. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .67
Hold Footswitch (demperfunctie). . . . . . . . . . . . . . . . . . . .68
Voetschakelaar (Foot Switch) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .69
Zwelpedaal (Foot Pedal) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .70
Scale Tuning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Metronoom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
6. Bijkomende Arranger/Style-functies . . . . . . . . . . .74
Weergavefuncties (Style Control) . . . . . . . . . . . . . . . 74
Music Style starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .74
Style-weergave stoppen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .74
Over Sync Start & Stop. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .75
Andere Style-divisies kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Andere manieren om Arranger-patronen te kiezen . . . .75
Bass Inversion. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .75
Melody Intelligence . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Werken met de Style Cover-functie . . . . . . . . . . . . . 77
Style met COVER-wijziging opslaan. . . . . . . . . . . . . . . . . .77
One Touch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Negeren van bepaalde One Touch-instellingen (Hold) . .79 Eigen One Touch-instellingen programmeren (WRITE). .79
Geavanceerde Arranger-instellingen . . . . . . . . . . . . 80
Akkoord-herkenningsgebied (ZONE) . . . . . . . . . . . . . . . . .80
Arranger Type (akkoordmode). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .80
Arranger Hold. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .80
Intro & Ending Alteration. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .81
Dynamic Arranger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .81
Tempo-instellingen (Arranger Options) . . . . . . . . . . 82
Style-tempo . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .82
TEMPO CHANGE (RITARD en ACCELER) . . . . . . . . . . . . . . .82
Werken met “externe” Styles . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
CUSTOM-geheugens gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .84
Programmeren van CUSTOM-verwijzingen. . . . . . . . . . . .84
Disk User . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .85
r
8
G-70 Music Workstation
r
Inhoud
Style Finder: snel zoeken van Styles. . . . . . . . . . . . . . 86
Snel zoeken van de benodigde Style . . . . . . . . . . . . . . . . .86
Editen van de Style Finder-gegevens. . . . . . . . . . . . . . . . . 88
7. Geavanceerde functies voor de Keyboard-parts. 90
Upper 3 Split . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Stemmen van Upper2: ‘Coarse Tune’ en ‘Fine Tune’ 90
Portamento voor UP1 en UP2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Portamento Time. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91
Portamento Mode: Mono/Poly . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .92
Lower Hold . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Tone Edit: ‘editen’ van de Keyboard-parts . . . . . . . . 93
8. Mixerfuncties & effecten gebruiken . . . . . . . . . . 95
Mixen van de Keyboard-parts. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Volume en status van de Style-parts. . . . . . . . . . . . . 96
Effectprocessors van de Keyboard-parts editen . . . 97
Reverb voor de Keyboard-parts . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .97
Chorus voor de Keyboard-parts . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .98
Multi-effectprocessor (Multi-FX) gebruiken. . . . . .100
Ander MFX-type kiezen en editen . . . . . . . . . . . . . . . . . .100
Koppelen van het Multi-FX-type aan de Upper1-part
(Upper 1 M-FX Link) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .101
Effecten voor songs en Styles. . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Reverb voor de Style/Song-parts . . . . . . . . . . . . . . . . . . .102
Chorus voor de Style/Song-parts . . . . . . . . . . . . . . . . . . .102
Individuele uitgangen/audio-ingangen gebruiken 103
Uitgangstoewijzing (PART OUTPUTS). . . . . . . . . . . . . . . .103
Werken met de audio-ingangen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .104
Werken met de Mastering Tools. . . . . . . . . . . . . . . . 105
Equalizer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .105
Compressor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .106
Mixen van de Vocal Harmonist-signalen . . . . . . . . 107
Reverb, Delay en Chorus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .108
9. Werken met User Programs. . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Instellingen opslaan in een User Program . . . . . . . 111
User Programs kiezen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Cancel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112
User Programs met de hand kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . .113
User Programs kiezen met [DOWN][UP] . . . . . . . . . . . . .113
Werken met de User Program Finder. . . . . . . . . . . . . . . .113
Snel zoeken van het benodigde User Program . . . . . . .114
Selectief laden van User Program-instellingen
(User Program Hold) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115
Automatische functies voor User Programs. . . . . . 116
Song Link . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .116
MIDI Set koppelen aan een User Program . . . . . . . . . . .116
User Program Recall . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .117
Editen van de User Program Finder-informatie. . . 117
Wijzigen van de User Program Finder-informatie. . . . .118
Index editen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .120
Music Assistant-functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Nieuwe Music Assistant-registraties aanmaken . . . . . .121
Music Assistant-registraties editen . . . . . . . . . . . . . . . . .122
Music Assistant-registratie opslaan. . . . . . . . . . . . . . . . .122
10. Song en Style Makeup Tools . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Mixen van de Song- of Style-parts . . . . . . . . . . . . .124
Werken met de Song Makeup Tools. . . . . . . . . . . . . 125
Algemene werkwijze. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .126
PALETTE. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .127
SOUND EDIT voor klanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .127
SOUND EDIT voor Drum Sets. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .128
DRUM INSTR EDIT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .128
COMMON . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .129
Opslaan van de gewijzigde song of Style. . . . . . . . 130
11. Editen van de Vocal Harmonist-partijen . . . . . .131
Singer-parameters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
Voice-FX-parameters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Auto Pitch-parameters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Vocoder-parameters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
Small-parameters. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Ensemble-parameters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
12. Nóg meer songfuncties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .138
Fade-In/Out-functie gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . 138
Programmeren van de MARK & JUMP-posities . . 139
Werken met de Song Finder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
Songs zoeken met de Song Finder . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
Editen van de Song Finder-gegevens. . . . . . . . . . . . . . . 141
Index editen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Play List-functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Play Lists programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Play Lists editen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Werken met Play Lists. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
Play Lists beheren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
13. Editen van Lyrics-data . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
Tekst aan song toevoegen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
Exporteren van Lyrics-data als tekstbestand . . . . . 152
14. Werken met de 16-sporen sequencer . . . . . . . . .154
Over de hoofdpagina van de sequencer. . . . . . . . . 154
Algemene overwegingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
Voorbeeld 1: Alles zelf opnemen . . . . . . . . . . . . . . . 155
Voorbereidingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
Voorbeeld 2: sporen toevoegen . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Song opslaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
Editen van 16-sporen songs. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
Eenvoudige wijzigingen en handige functies . . . . . . . . 160
Eén of verschillende sporen editen (TRACK EDIT). . . . . 160
Editen van songdata met Microscope Edit. . . . . . . 174
Algemene opmerkingen over MICRO EDIT . . . . . . . . . . 174
Editen van events . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Andere editoperaties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
15. Styles programmeren (Style Composer) . . . . . . . 178
Concept . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
Styles helemaal zelf opnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
Style Composer starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
Wissen van het RAM-geheugen (Initialize Style). . . . . 179
Voorbereidingen voor het eerste spoor . . . . . . . . . . . . . 180
Opname. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183
Style beluisteren en andere sporen toevoegen . . . 183
Style opslaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184
Andere sporen en divisies opnemen. . . . . . . . . . . . . . . . 184
Uitschakelen van sporen tijdens de opname van
andere sporen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184
Opmerkingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184
Werken met bestaande Styles . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
Beginnen met alle sporen van een bestaande Style . . 185
Individuele Style-sporen kopiëren . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
Editen van Styles via bijkomende opnamen . . . . . 187
Toevoegen van noten in realtime . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
Toevoegen van versieringen in realtime . . . . . . . . . . . . 187
Instellingen van een partij wijzigen of toevoegen. . . . 187
Expression, Panpot, Reverb, Chorus . . . . . . . . . . . . . . . . 188
Style-tempo instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
Style Track Edit-functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
9
G-70 Music Workstation
Inhoud
Editen van Style-events (Style Micro Edit) . . . . . . .197
Algemene opmerkingen over STYLE MICRO EDIT . . . . .197
Editen van events . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .199
Andere editoperaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .200
16. Disk/Media-functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
Werkwijze . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .202
Laden van data . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
Data opslaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
Rename-functies. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .205
Delete . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 206
Copy. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
Format. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .208
17. Data archiveren met een computer (USB) . . . . . 210
Archiveren van alle data van de G-70. . . . . . . . . . . . . . .212
Je weet maar nooit… . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .212
18. MIDI . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
Werkwijze . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .213
Oproepen van de MIDI-functies. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .213
Werken met presets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .214
Werkwijze voor het editen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .214
Editen van de MIDI-parameters . . . . . . . . . . . . . . . . 215
Keyboard-, Style-, Song-parts . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .215
MIDI System-parameters. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .216
MIDI Sets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .219
MIDI Set opslaan. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .219
MIDI Sets gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .219
Automatische MIDI Set-keuze tijdens het inschakelen 220
19. Andere dingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
Werken met V-LINK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
Algemene instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222
Touch Screen Beep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .222
Info . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .222
Initialiseren van de G-70 (Factory Reset) . . . . . . . . . . . .223
20. Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
21. Appendix . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
Wave Expansion Board installeren. . . . . . . . . . . . . . 226
Installatie van een golfvormbord. . . . . . . . . . . . . . . . . . .226
‘Patches’ van een golfvormbord van de SRX-serie via
MIDI selecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .227
MFX- & IFX-typen en parameters. . . . . . . . . . . . . . . 228
22. MIDI-implementatietabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
23. Eenvoudige vingerzetting . . . . . . . . . . . . . . . . . . 249
Index . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251
r
10
G-70 Music Workstation

Belangrijke opmerkingen

Lees naast “Veilig gebruik van dit apparaat”, op blz. 6 ook de volgende punten even door:
r
Voeding
• Sluit het instrument nooit aan op een stroomkring waarop ook apparaten, die brom veroorzaken, zijn aangesloten (elektrische motoren, dimmersystemen enz.).
• Schakel zowel de G-70 als de overige instrumenten uit voordat u ze op elkaar aansluit. Zo voorkomt u schade aan de luidsprekers en andere apparaten.
• Hoewel het LC-display en de LEDs doven, wanneer u het product met zijn POWER-schakelaar uitzet, betekent dit niet dat de verbin­ding met het lichtnet helemaal is verbroken. Om de verbinding helemaal te verbreken moet u, na op POWER gedrukt te hebben, ook de stekker uit het stopcontact trekken. Het verdient dan ook aanbeveling om een stopcontact te kiezen waar u gemakkelijk bij kunt.
Opstelling
• Als u de G-70 te dicht bij een versterker of grote transformator plaatst, zou er brom kunnen ontstaan. Om het probleem te verhel­pen of op z’n minst te verzachten zou u één van beide in voorko­mend geval op een andere plaats moeten zetten.
• Dit instrument kan de radio- of TV-ontvangst storen. Plaats het dus nooit te dicht bij dergelijke ontvangers.
• Houd tijdens het hanteren van de diskdrive het volgende in de gaten. Zie bovendien “Alvorens diskettes te gebruiken (werken met de drive)”.
• Plaats het product nooit in de buurt van sterke magnetische
velden (bv. luidsprekers).
• Zet de G-70 altijd op een stevig en vlak oppervlak.
• Verplaats het product nooit, wanneer de diskdrive aan het
draaien is. Vermijd bovendien zware schokken.
• Om problemen te voorkomen dient u de G-70 te beschermen tegen direct zonlicht, hitte, vochtigheid en stof. Laat de G-70 nooit in de auto liggen als deze in de zon staat.
• Om storingen te voorkomen mag u de G-70 nooit op vochtige plaatsen (bv. in de regen, in een badkamer e.d.) gebruiken.
• Leg nooit zware voorwerpen op de toetsen. Dat kan er namelijk toe leiden dat de betreffende toetsen na verloop van tijd niet meer werken.
Onderhoud
• Gebruik, voor het schoonmaken van de G-70, enkel een zachte, droge of lichtjes bevochtigde doek. Om hardnekkig vuil te verwij­deren gebruikt u een neutraal reinigingsmiddel. Wrijf het instru­ment daarna droog met een zachte doek.
• Gebruik nooit oplosmiddelen zoals bv. verfverdunners want die kunnen de behuizing beschadigen.
Herstellingen en uw data
• Houd er rekening mee dat alle data in het interne geheugen van het instrument tijdens een herstelling gewist kunnen worden. In bepaalde gevallen (met name wanneer het geheugen zelf bescha­digd is) kunnen we de eventueel gewiste data niet meer herstellen. Roland kan niet aansprakelijk worden gesteld voor het verlies van uw data.
Bijkomende voorzorgsmaatregelen
• Als gevolg van een defect aan de geheugenchips of een foute bediening kan het gebeuren dat de inhoud van de geheugens ver­loren gaat.
• Behandel de knoppen, regelaars, aansluitingen enz. van de G-70 met de nodige zorg. Een al te brutale behandeling kan leiden tot storingen of beschadiging van bepaalde onderdelen.
• Sla nooit op het display en zet er geen zware voorwerpen op.
• Trek, voor het verbreken van eender welk soort aansluitingen, enkel aan de stekker en nooit aan de daaraan vastzittende kabel. Anders zou u de aders of interne componenten namelijk kunnen beschadigen, wat een kortsluiting kan veroorzaken.
• Tijdens het gebruik wordt de G-70 warm. Dit is volledig normaal.
• Om uw buren niet te storen zou u het volume van de G-70 binnen aanvaardbare perken moeten houden. Het best gebruikt u op die momenten een hoofdtelefoon.
• Voor het transport van de G-70 gebruikt u het best de originele verpakking of een speciaal hiervoor gemaakte koffer. U zou echter ook voor een flightcase of koffer kunnen kiezen.
• Gebruik uitsluitend het vermelde zwelpedaal (EV-5, EV-7; optie). Bij gebruik van andere zwelpedalen zou u de G-70 namelijk kun­nen beschadigen.
Over het drukgevoelige display
• Plekken en ander vuil in het display verwijdert u het best met ethanol. Voorkom echter dat deze vloeistof tussen de gummiring en de beschermlaag van het display terechtkomt. Gebruik nooit organische oplosmiddelen of schoonmaakproducten. Maak het display enkel schoon met ethanol.
Alvorens diskettes te gebruiken (werken met de drive)
• Plaats de G-70 op een stevig en vlak oppervlak waar het niet blootgesteld staat aan trillingen. Als het instrument toch onder een hoek moet worden geplaatst, moet dit binnen het toegestane bereik gebeuren: 2° opwaarts; 18° neerwaarts.
• Gebruik de G-70 nooit meteen nadat u hem van een bijzonder vochtige/droge plaats naar een droge/vochtige plaats hebt gebracht. Snelle temperatuur- en vochtigheidsveranderingen kun­nen namelijk voor condensatie in de drive zorgen, en dat kan hetzij de diskettes, hetzij de drive zelf beschadigen. Wacht na het trans­port van het instrument een aantal uren alvorens het te gebruiken.
• Schuif een diskette altijd voorzichtig, maar kordaat in de drive tot ze vastklikt. Druk op de uitwerptoets om de diskette weer uit de drive te kunnen halen. Haal een diskette nooit met geweld uit de drive.
• Probeer nooit de diskette uit de drive te halen, terwijl ze nog wordt gelezen (d.w.z. zolang de indicator van de drive oplicht). Anders beschadigt u namelijk zowel de diskette zelf als de drive.
• Haal de diskette uit de drive alvorens het instrument uit of in te schakelen.
• Om schade aan de koppen van de drive te voorkomen moet u de diskette altijd volledig horizontaal houden, terwijl u ze in de drive schuift (dus nooit onder een hoek). Druk de diskette voorzichtig in de drive. Ga nooit met geweld te werk.
• Om schade aan de drive te voorkomen mag u er enkel diskettes in steken. Probeer nooit andere datadragers in de drive te schuiven. Zorg dat er geen spelden, clips of andere voorwerpen in de drive terechtkomen.
Behandeling van diskettes
• Diskettes bevatten een plasticschijfje met een magnetische laag. Het opslaan en lezen van data op/van een diskette vereist een microscopische precisie. Houd daarom de volgende punten in de gaten:
• Raak nooit de magnetische laag van de diskette aan.
• Bewaar diskettes altijd op schone en stofvrije plaatsen.
11
G-70 Music Workstation
Belangrijke opmerkingen
• Stel een diskette nooit bloot aan extreme temperaturen (laat ze nooit in een gesloten auto liggen waar de zon op staat). Aanbe­volen temperatuur: 10°~50°C.
• Stel een diskette nooit bloot aan krachtige magnetische velden. Leg ze bv. nooit op een luidspreker.
• Diskettes zijn uitgerust met een “WRITE”-beschermingsnokje waarmee u kunt voorkomen dat ze onvrijwillig worden over­schreven. Zolang het nokje zich in de PROTECT- of WRITE-stand bevindt, kunt u geen data naar de betreffende diskette weg­schrijven. Het verdient aanbeveling om dit nokje enkel in de onbeveiligde stand te zetten, wanneer u nieuwe data naar de floppy wilt wegschrijven.
Achterkant van de diskette
WRITE (u kunt data wegschrijven)
Nokje
• Diskettes met belangrijke data beveiligt u het best altijd tegen ongewild overschrijven (zet het nokje in de PROTECT-stand) alvorens ze in de drive van een ander apparaat te stoppen.
• Kleef de sticker altijd volledig op de diskette. Doet u dat name­lijk niet, dan kan het gebeuren dat u de diskette op zekere dag niet meer uit de drive kunt halen.
• Leg een diskette na gebruik weer in het doosje of de verpakking.
PROTECT (u kunt geen data wegschrijven)
Opslag van de instellingen
• Als u dit product langere tijd niet inschakelt, wordt de geheugen­inhoud gewist, met als gevolg dat weer de fabrieksinstellingen worden opgeroepen. Om geen belangrijke data te verliezen archi­veert u de interne instellingen daarom het best op regelmatige tijdstippen (zie blz. 210).
Alvorens geheugenkaarten te gebruiken
• Bepaalde geheugenkaarten zijn met een PROTECT-schakelaar uit­gerust waarmee u kunt voorkomen dat de opgeslagen data over­schreven of gewist worden. (De G-70 is eveneens van een derge­lijke schakelaar voorzien.) Zolang geheugenbeveiliging actief is, kunt u geen data naar de betreffende diskette wegschrijven. Ver­geet dus niet de beveiliging uit te schakelen, wanneer u data wilt opslaan.
• Zorg dat de aansluitingen van de kaart nooit in aanraking komen met metalen voorwerpen.
• Stel een geheugenkaart nooit bloot aan sterke trillingen en laat ze nooit vallen.
• Laat een geheugenkaart nooit in de zon, een gesloten auto of op andere warme c.q. koude plaatsen liggen (opslagtempera­tuur: –25~85°C).
• Zorg dat uw geheugenkaarten nooit nat worden.
• Probeer nooit een kaart te openen of te modificeren.
• Haal de kaart nooit uit de slot en schakel het apparaat nooit uit, terwijl de kaart nog wordt gelezen of wanneer er data naar wor­den weggeschreven. Anders beschadigt u namelijk de data op de geheugenkaart c.q. de kaart zelf.
• Om te voorkomen dat de data van een SmartMedia™-kaart wor­den overschreven, kunt u er een schrijfbeveiligings-sticker op kle­ven. Dan kunt u de kaart echter niet meer formatteren. Om de kaart de formatteren of er data naar weg te schrijven moet u die sticker weer verwijderen. Meer details over de schrijfbeveiligings­sticker vindt u in de handleiding bij de geheugenkaart.
• Als u probeert om de kaart te formatteren c.q. er data naar weg te schrijven, terwijl ze beveiligd is, verschijnt een foutmelding. In dat geval moet u hetzij een andere kaart gebruiken, hetzij de sticker verwijderen.
• Na het inschakelen mag u geen geheugenkaart in de slot steken/ verwijderen. Wacht dus tot de G-70 zijn interne data geactuali­seerd heeft (tot de boodschappen “Song database checking…” en “User Program database checking…” verdwenen zijn).
• Schakel het instrument nooit in, zolang de geheugenkaart zich maar gedeeltelijk in de slot bevindt. Anders beschadigt u namelijk de data in het interne geheugen.
Geheugenkaarten die u met de G-70 kunt gebruiken
• De G-70 kan gewone CompactFlash- en SmartMedia-kaarten lezen. U kunt dergelijke kaarten dus ook in een computerzaak of op plaatsen kopen waar accessoires voor digitale camera’s e.d worden verkocht.
• Geheugenkaarten moeten aan de volgende voorwaarden voldoen.
• Voeding: 3,3V
• Capaciteit: 4, 8, 16, 32, 64, 128, 256, 512MB, 1GB, 2GB, 4GB
(2GB en 4GB alleen met een Microdrive)
• De G-70 kan enkel geheugenkaarten van de hierboven vermelde types lezen.
Aan Uit
• Op de kaartpoort van dit product kunt u CompactFlash- en Smart­Media™-kaarten (3,3V) aansluiten. U zou echter ook voor een Microdrive-opslagmedium kunnen kiezen. (Voor SmartMedia™­kaarten hebt u een adapter nodig.)
• Schuif de geheugenkaart volledig, maar voorzichtig, in de slot tot ze vastklikt.
• Raak nooit de aansluitingen van de geheugenkaart aan. Voorkom bovendien dat de aansluitingen vuil worden.
• CompactFlash- en SmartMedia-kaarten (3,3V) bevatten precisie­onderdelen. Behandel de kaarten met de nodige zorg en houd tevens het volgende in de gaten.
• Om geheugenkaarten tegen statische ontladingen te bescher-
men moet u alle statische elektriciteit uit uw lichaam afleiden alvorens een kaart vast te pakken.
r
12
Aansprakelijkheid en copyright
• Het opnemen, verdelen, de verkoop, het verhuur, opvoeren in het openbaar evenals het uitzenden, geheel of gedeeltelijk, van beschermde werken (muzikale composities, video, optredens e.d.) zijn enkel mits de toestemming van de eigenaar(s) toegelaten.
• Gebruik dit product nooit voor doeleinden die een inbreuk vormen op de auteursrechten van derden. Roland kan niet aansprakelijk worden gesteld voor inbreuken op het auteursrecht van andere personen, zelfs al werd een dergelijke inbreuk met behulp van dit instrument gepleegd.
• SmartMedia is een handelsmerk van Toshiba Corp.
• Compact Flash en zijn handelsmerken van de SanDisk Corpo­ration en worden in licentie van de CompactFlash-vereniging gebruikt. Roland Corporation is een erkende licentienemer van het CompactFlash™- en CF-handelsmerk.
• Alle in dit document vermelde productnamen zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de betreffende eigenaars.
G-70 Music Workstation

1. Voorzieningen op de panelen

Frontpaneel

Opgelet: De meeste knoppen kunt u ingedrukt houden om naar de bijbehorende displaypagina te gaan.
r
Frontpaneel
MASTER
VOLUME
D
PLAY LIST
A
MIN
B
ACCOMP
EXT SOURCE
C
MIN
A
MASTER VOLUME-regelaar
BALANCE
MAX
KEYBOARD
MAX
E
TOP
8 BEAT 16 BEAT
BALL
JAZZ
ROOM
BLUES
Met deze regelaar stelt u het algemene volume van de G-70 (alle secties) in. De instelling van deze rege­laar bepaalt tevens het volume in een eventueel aan­gesloten hoofdtelefoon.
B
BALANCE-regelaar
Met deze regelaar stelt u de balans tussen de Arran­ger of de songpartijen (“ACCOMP”) en de soloklanken (“KEYBOARD”) in.
C
EXT SOURCE-regelaar
Met deze regelaar kunt u het volume van een audio­bron (synthesizer, MP3-speler enz.) instellen, die u op de EXTERNAL SOURCE-connectors aan de achterkant van de G-70 hebt aangesloten.
D
RECORDER-sectie
[PLAY¥LIST]-knop: Druk op deze knop om de Chain­pagina op te roepen waar u een lijst van de af te spe­len songs kunt kiezen, bestaande lijsten kunt editen, nieuwe programmeren enz. Als de indicator van deze knop oplicht, dienen [|√], [º], [‰], [PLAY÷STOP¥®÷ª] voor het beïnvloeden van de songweergave. Houd [PLAY¥LIST] ingedrukt, terwijl u op [MINUS¥ONE] drukt om de demomode te selecteren.
[NEXT¥SONG]-knop: U kunt al een nieuwe song selec­teren, terwijl de eerder gekozen Standard MIDI File nog wordt weergegeven. Als de Recorder de weer­gave van de nieuwe song automatisch moet starten, moet u op deze knop drukken. Als de [PLAY¥LIST]­knop oplicht, dient deze knop voor het selecteren van de volgende song van de gekozen lijst.
NEXT SONG
DEMO
RECORDER
MINUS
ONE
STYLE
LIVE
BAND
50's & 60's
PLAY/STOP FWDBWD
ROCK
BOSSA SAMBA
/
DISCO
DANCE
LATIN WORLD
16 TRACKS
SEQUENCER
REC
CONTEMP
F
D BEAM
DJ GEAR SFX INST CTRL
G
MARK & JUMP
1234
[MINUS¥ONE]-knop: Druk op deze knop om de partij uit te schakelen die u zelf wilt spelen (of zingen). U kunt zelf bepalen welke partij dan uitgeschakeld wordt (blz. 41).
[16-TRACK¥SEQUENCER]-knop: Met deze knop acti­veert u de sequencer (MIDI-recorder) van de G-70. Deze sequencer kan veel meer dan wat u misschien van uw vorige Roland-arranger kent (zie blz. 154).
[|√], [º], [‰], [PLAY÷STOP¥®÷ª]: Met deze knoppen keert u terug naar het begin van de huidige song, spoelt u terug of vóór in stappen van één maat en start/stopt u de weergave van de geselecteerde song. Druk op de [REC¥∏]-knop om een nieuwe song op te nemen (zie blz. 52).
E
STYLE-sectie
Met deze knoppen kunt u één van de twaalf Music Style-families kiezen. De knop van de gekozen familie licht op.
F
D Beam-controller
Met deze speelhulp kunt u de klankkleur van de gespeelde noten en de songweergave beïnvloeden, maar ook andere unieke effecten verkrijgen. Hiervoor hoeft u uw hand maar boven de twee “ogen” van de D Beam te bewegen (op/neer, links/rechts).
Met de knoppen eronder kunt u een andere functie aan de D Beam-controller toewijzen. Zie blz. 64.
MARK JUMP-sectie
G
Met deze knoppen ([1]~[4]) kunt naar één van de vier geprogrammeerde plaatsen binnen de huidige song springen. Die posities kunt u wijzigen. Bovendien kunt u posities voor songs programmeren die er nog geen bevatten.
13
G-70 Music Workstation
Voorzieningen op de panelen
HI J
VARIATION
STYLE CONTROL
34
H
ASSIGN SW-sectie
ASSIGN SW
21
FADE
FADE
IN
OUT
INTRO MAIN END/RIT START STOP
Aan de [ASSIGN¥SW¥1]- en [ASSIGN¥SW¥2]-knop kunt u de gewenste functie toewijzen. Dat heeft het voor­deel dat u vaak benodigde functies, die u enkel via het functiemenu bereikt, direct kunt oproepen. De ASSIGN SW-toewijzingen maken deel uit van de instellingen die u in een User Program kunt opslaan.
Zolang u geen andere toewijzing kiest, dienen ze voor het activeren van de FADE IN- en FADE OUT-functie.
I
STYLE CONTROL-sectie
Met deze knoppen kiest u het gewenste Music Style­patroon en start/stopt u de Style-weergave (zie blz. 25).
INVERSION
AUTO
FILL IN
SYNCBASS
START/STOP12
J
SET LIST HOLD DOWN UP
12345678
USER PROGRAM-sectie
USER PROGRAM
CANCEL
Met deze knoppen kunt u het gewenste User Pro­gram (registratiegeheugen) oproepen. Indien nodig, kunt u het voorafgaande ([DOWN])/volgende ([UP]) User Program kiezen. Door deze twee knoppen samen in te drukken verlaat u de User Program-mode weer.
Met de [HOLD]-knop kunt u bepaalde instellingen van daarna opgeroepen User Programs negeren (zie blz. 115).
L
MUSIC
ASSISTANT
K
LCD
K
LCD CONTRAST-regelaar
CONTRAST
M
LYRICS & SCORE
N
EFFECTS
O
DISK & MEDIA
Hiermee kunt u het contrast van het display wijzigen, als u de informatie niet kunt lezen. Het display is drukgevoelig en moet dus altijd duidelijk leesbaar zijn (anders weet u niet wat u aan het doen bent).
Opgelet: Soms duurt het even voordat het display op tempe­ratuur komt. Daarom zou het kunnen dat u het contrast na verloop van tijd nog eens moet veranderen.
L
MUSIC ASSISTANT-knop
Met deze knop MUSIC ASSISTANT selecteert u een mode waarin u Music Style-registraties voor speci­fieke nummers kunt kiezen, die u wilt spelen. U kunt ook zelf Music Assistant-registraties programmeren.
M
LYRICS & SCORE-knop
Druk op deze knop om te zorgen dat de tekst van het nummer in het display wordt getoond. Bovendien verschijnen dan de namen van de door de songpar­tijen gespeelde akkoorden in het display. Deze laatste zijn gegevens, die de G-70 tijdens de weergave bere­kent. Deze functie kan zelfs de noten van de gekozen partij in het display tonen.
P
SONG STYLE
MAKEUP
TOOLS
Q
SONG STYLE
MENU
R
EXIT
S
N
EFFECTS-knop
Met deze knop roept u een pagina op waar u de effecten van de verschillende G-70-partijen kunt instellen.
O
DISK & MEDIA-knop
Druk op deze knop om data van het interne geheu­gen, een diskette of PCM/CIA-kaart te laden c.q. ernaar weg te schrijven. Bovendien vindt u hier func­ties voor het bestandsbeheer, zoals het wissen van bestanden, het formatteren van floppies of kaarten enz. (blz. 202).
P
COVER-knop
Met deze knop hebt u toegang tot voorgeprogram­meerde instellingen voor het wijzigen van het song­of Music Style-karakter. Druk er één of twee keer op om de Song- of Style-mode te kiezen. Zie blz. 41 en
77.
r
14
Q
MAKEUP TOOLS-knop
Met deze knop kunt u de instellingen van de huidige song of Music Style wijzigen, als de voorgeprogram­meerde Cover-instellingen niet het gewenste resul­taat opleveren. Zie blz. 124.
16' 5-1/3' 8' 4' 2-2/3' 2' 1-3/5' 1-1/3' 1'
CHORUS
G-70 Music Workstation
r
Frontpaneel
R
MENU-knop
Druk op deze knop om een menu met functies van de G-70 op te roepen, die u misschien niet elke dag nodig hebt.
S
EXIT-knop
Druk op deze knop om naar de vorige displaypagina of de hoofdpagina van de G-70 terug te gaan.
TU
HARMONIC
BAR
MODETYPE
SONG
METRO
NOME
TEMPO
TAP
REVERB
PANPOT
T
Toewijsbare regelaars
VOLUME
DBEAM
EFFECT M.INT MBS
Deze regelaars kunt u als virtuele drawbars gebruiken (indien de [HARMONIC¥BAR]-knop oplicht). Zie dan de voetmaten boven de regelaars voor hun specifieke functie (blz. 33).
Opgelet: De HARMONIC BAR-functie is enkel voor de vol­gende parts beschikbaar: UP1, LW1 en MBS.
Bovendien zijn er drie knoppen waarmee u de part­groep kunt kiezen wier instellingen u wilt verande­ren: [PART] (Keyboard-parts), [STYLE] (Arranger-parts) en [SONG] (Recorder-parts).
DATA ENTRY
V
NUMERIC PAD (PUSH)
INCDEC
Opgelet: De meeste knoppen kunt u ingedrukt houden om naar de bijbehorende displaypagina te gaan.
FINDER
X
STYLESONG
USER PRG
LW 2 LW 1
Z
UP 3 UP 2 UP 1
U
VOICE
PART
PAGE
STYLE
PAGE
SLOW
FAST
DEFAULT
De TYPE-knoppen tenslotte dienen voor het selecte­ren van parameters, die eveneens met de regelaars kunnen worden ingesteld (reverb- of chorusaandeel, stereopositie of volume).
TEMPO-sectie
[METRONOME]-knop: Druk op deze knop om de interne metronoom in en uit te schakelen. Met de overige knoppen kunt u het tempo van de metronoom, de Arranger en de recorder/sequencer instellen.
TALK
AUTO
PITCH
VOICE
FX
SINGER
VOCAL HARMONIST
HARMONY VOCODER
ENSEMBLE
SMALL
OFF MAXOFF MAX
OFF MAX
INPUT GAINEFFECTS
OVER
MIN MAX
Y
KBD MODE
EASY SETTING
W
ARR ORGAN PIANO
V
DATA ENTRY-sectie
SPLIT
WHOLE
Met het wiel kunt u de momenteel in het display geselecteerde parameterwaarde instellen. Draai eraan om de beschikbare instellingen te overlopen. U kunt er ook op drukken om te zorgen dat een numeriek klavier in het display verschijnt waarmee u dan waar­den kunt invoeren.
Om de gekozen waarde in kleine stappen te wijzigen drukt u op [DEC] (waardevermindering) of [INC] (waardeverhoging). Met de [ß][†][®][√]-knoppen kunt u de parameter kiezen die u wilt editen (hetzelfde resultaat bereikt u door op het betreffende display­veld te drukken).
Zolang de hoofdpagina wordt afgebeeld kunt u met het [DATA÷ENTRY]-wiel en de [DEC]/[INC]-knoppen het tempo instellen.
a
E.PIANO
PIANO
KEYBOARD
CHR PERC ORGAN
SAX
BRASSVOCAL SYNTHWIND
TRUMPET
EASY SETTING-sectie
W
TONE
ACCORDION
A.GUITAR
PAD
ETHNIC
E.GUITAR
BASS
PERCUSS
SFX
STRINGS
DRUMS
Met deze knoppen kunt u de G-70 heel snel anders configureren: [ARR] (gebruik van de Arranger in de SPLIT-mode), [ORGAN] (de naam zegt het al) en [PIANO] (toewijzing van een pianoklank aan het volle­dige klavier). Zie ook blz. 56.
X
FINDER-sectie
Druk op één van deze knoppen om songs ([SONG]), Music Styles ([STYLE]) of User Programs ([USER¥PRG]) in het interne geheugen, op een diskette of een geheugenkaart te zoeken. Zie blz. 38, 86 en 113.
Y
KBD MODE-sectie
Druk op de [SPLIT]-knop om met de linker- en rech­terhand verschillende klanken te bespelen (blz. 56). (U kunt zelfs een tweede splitpunt gebruiken, zie blz. 90.)
SRX
EXPANSION
HARMONIC
BAR
15
G-70 Music Workstation
Voorzieningen op de panelen
Druk op de [WHOLE]-knop om één of verschillende klanken aan het volledige klavier (d.w.z. zonder split) toe te wijzen. Zie blz. 56.
Z
VOCAL HARMONIST-sectie
Met de knoppen van deze sectie bedient u de Vocal Harmonist-functie. Bovendien kunt u het volume van de microfoon en de effectintensiteit voor de via de Vocal Harmonist MIC INPUT-connector ontvangen signalen instellen. Zie blz. 42.
a
TONE-sectie
Met de TONE-knoppen kunt u telkens één van de 16 interne klankfamilies kiezen. De benodigde klank bin­nen die familie kiest u daarna via het display.
bcdef
KEYBOARD PART
TONE ASSIGN
MBS LW 2 LW 1
b
KEYBOARD PART-sectie
UP 3 UP 2 UP 1
PART ON/OFF
De TONE ASSIGN-knoppen dienen voor het kiezen van de Keyboard-part waar u een andere klank aan wilt toewijzen blz. 29. “Keyboard-parts” zijn de parts die u zelf kunt spelen. De G-70 bevat ook nog andere parts, die “automatisch” door de Arranger of Recor­der worden bespeeld.
Met de PART ON/OFF-knoppen kunt u de gewenste Keyboard-parts in- en uitschakelen.
c
ONE TOUCH-sectie
Met deze knoppen kunt u het gewenste One Touch­geheugen kiezen. De voorgeprogrammeerde Music Styles en de 120 Custom-geheugens bieden telkens vier dergelijk geheugens. De geheugens hebben veel gemeen met de User Programs, omdat ze voor het toewijzen van andere klanken en effectinstellingen aan de Keyboard-parts en voor tal van andere wijzi­gingen kunnen worden gebruikt. Zie blz. 78.
d
TRANSPOSE-sectie
Met deze knoppen kunt u de G-70 in stappen van een halve toon hoger ([]) of lager ([ƒ]) transponeren. Bovendien kunt u bepalen welke partijen er dan pre­cies worden getransponeerd (blz. 58).
Als geen van beide knoppen oplicht, wordt geen enkele partij getransponeerd.
e
TONE EFFECTS-sectie
Druk op de [MULTI¥FX]-knop om nog een effect aan de Keyboard-parts toe te wijzen (blz. 100). (Deze pro­cessor is tevens voor de D Beam- en MELODY INTELL­part beschikbaar.) Druk op de [MELODY¥INTELLIGENCE]-knop (licht op) om een tweede (en eventueel derde) stem aan uw solo’s of melodieën toe te voegen (zie blz. 76).
1234
f
De [SRX¥EXPANSION]-knop is enkel beschikbaar na de installatie van een optionele golfvormkaart in de G-70.
Opgelet: SRX-klanken kunnen alleen aan de volgende Key­board-parts worden toegewezen: UP1/2/3, LW1/2 en MBS.
Druk op de [HARMONIC¥BAR]-knop om de “Harmonic Bar”-sectie te activeren en het geluid ervan met de toewijsbare regelaars (T) in te stellen, die dan als drawbars fungeren.
TRANSPOSEONE TOUCH
CANCEL
TONE EFFECTS
MULTIFXMELODY
INTELL
V-LINK-knop
Druk op deze knop om de V-LINK-functies van de G-70 voor de afstandsbediening van videomateriaal te gebruiken. Hiervoor kunt u de speelhulpen, bepaalde knoppen en de toetsen helemaal rechts op de G-70 gebruiken. Met V-LINK-compatibele video­apparaten kunt u beeldmateriaal bij uw spel betrek­ken en op die manier ook de visuele kant van uw optredens beïnvloeden. Sluit de G-70 bv. aan op een optionele DV-7PR of V-4 van Edirol om op het gewenste moment andere filmpjes te kiezen. Boven­dien kunt u met de speelhulpen, sommige knoppen en het hoogste octaaf van de G-70 de weergavesnel­heid wijzigen, andere clips kiezen enz.
r
16
g
h i
g
BENDER/MODULATION-hendel
Druk deze hendel naar de achterkant van de G-70 om de noten van de actieve Keyboard-parts van modula­tie te voorzien. Schuif hem naar links of rechts om de toonhoogte van de actieve Keyboard-parts tijdelijk te verlagen of te verhogen. Voor de HARMONIC BAR­klanken en de geluiden van de TONE [ORGAN]-familie kunt u de modulatie-as voor het kiezen van de lage en hoge Rotary-snelheid gebruiken.
G-70 Music Workstation
h
Diskdrive
Hier kunt u een 2DD- of 2HD-diskette aansluiten en er Music Styles, Recorder-songs en MIDI Set naar wegschrijven. Druk op de uitwerptoets om de diskette daarna weer uit de drive te kunnen halen.
Opgelet: Verwijder de diskette nooit, terwijl de G-70 ze nog leest, er data naar wegschrijft e.d. Anders beschadigt u name­lijk de floppy en eventueel zelfs de kop binnenin de drive.
i
PHONES-connector
De G-70 is voorzien van hoofdtelefoonaansluiting. Sluit hier een hoogwaardige hoofdtelefoon (Roland RH-200, RH-50 of RH-25, optie) aan.
r
Frontpaneel
17
G-70 Music Workstation
Voorzieningen op de panelen
Achterpaneel
(linker kant)
ABCD E F G IH
FC7 PEDAL
HOLD
FOOTSWITCH
FOOT
SWITCH
FOOT
PEDAL
THRU INOUT
MIDI
PCMCIA
INTERNAL MEMORY
PROTECT
VIDEO
OUTPUT
A
FC7 PEDAL-connector
Hier kunt u een optionele FC-7 voetschakelaareen­heid aansluiten en voor kiezen, starten, stoppen enz. van Style-patronen gebruiken. De functies van deze voetschakelaareenheid kunt u zelf programmeren (ze gelden dan voor de G-70 in z’n geheel).
B
HOLD FOOTSWITCH-connector
Een optionele DP-2, DP-6 of BOSS FS-5U voetschake­laar, die u op deze connector aansluit, kan voor het laten doorklinken van de Keyboard-partnoten wor­den gebruikt. (Ook de MELODY INTELL-part kunt u op deze manier laten doorklinken.) Deze functie wordt ook wel “Sustain” of “demper” genoemd.
C
FOOT SWITCH-connector
Met een hier aangesloten DP-2, DP-6 of FS-5U voet­schakelaar kunt u een functie naar keuze beïnvloe­den.
D
FOOT PEDAL-connector
Sluit hier een optioneel EV-5, EV-7 of BOSS FV-300L zwelpedaal aan om er het volume van één of ver­schillende parts mee te kunnen instellen.
E
MIDI THRU/OUT/IN-connectors
Via deze connectors kunt u de G-70 op externe MIDI­apparaten aansluiten, wat voor verschillende toepas­singen handig is: ontvangst van muziekdata van een externe sequencer, doorseinen van uw spel op het klavier (en de commando’s van de afgespeelde songs) naar een externe sequencer, gebruik van de G-70 als masterkeyboard enz.
Opgelet: De MIDI-functies van de G-70 vindt u in het Menu (blz. 213). Vaak benodigde MIDI-instellingen kunnen als “MIDI Sets” worden opgeslagen.
F
USB-poort
De USB-poort kunt u voor het archiveren van uw data en de MIDI-communicatie met uw computer gebruiken.
PCMCIA-slot
G
Hier kunt u een geheugenkaart (PCMCIA, Compact­Flash, SmartMedia™ of Microdrive) aansluiten. Voor kaarten, die geen PCMCIA-kaarten zijn, hebt u een adapter nodig (die u in een computerzaak e.d. vindt). Zie ook de voorzorgsmaatregelen op blz. 12.
H
INTERNAL MEMORY PROTECT-schakelaar
Achter deze kap bevindt zich een schakelaar waarmee u het interne geheugen kunt vergrendelen ( , bevei­ligd) of toegankelijk ( ) maken. Zie blz. 21.
I
VIDEO OUTPUT-connector
Verbind deze connector met de geschikte ingang van een TV of monitor. In dat geval worden de liedjestek­sten (van songs die deze gegevens bevatten) en de berekende akkoordinformatie (blz. 49) altijd op het externe scherm getoond, zelfs al licht de [LYRICS&SCORE]-knop niet op (wat dan betekent dat de liedjesteksten en akkoorden niet in het display van de G-70 verschijnen).
Opgelet: Het signaalformaat (PAL of NTSC) kan via een MENU­functie worden ingesteld.
(rechter kant)
JK L M N O
J
METRONOME LEVEL-regelaar en OUT-aansluiting
De metronoomsignalen van de G-70 kunnen via de METRONOME OUT-connector naar buiten worden gestuurd. Op deze connector kunt u een hoofdtele­foon (Roland RH-200, RH-25 of RH-50) aansluiten. Dat is bv. handig voor een drummer (die dan over een “click track”) beschikt. Met de METRONOME [LEVEL]­regelaar kunt u het volume van de hoofdtelefoon instellen.
r
18
K
EXTERNAL SOURCE/AUDIO IN L/R-connectors
Hier kunt u de audio-uitgangen van een externe sig­naalbron (CD/MP3-speler, synthesizer enz.) aanslui­ten. Als dat apparaat 1/4”-uitgangen heeft, hebt u hetzij verloopstekkers (1/4” RCA/cinch), hetzij Rol­and PJ-1M-kabels nodig. Deze ingangen zijn alleen geschikt voor signalen op line-niveau.
We praten hier over stereo-aansluitingen (met een linker en rechter kanaal). Als u maar één kabel op “L” (of “R”) aansluit, wordt het signaal ook enkel via het linker (of rechter) kanaal weergegeven.
G-70 Music Workstation
r
Frontpaneel
Het volume van de via deze connectors ontvangen signalen kunt u met de C EXT SOURCE-regelaar instellen.
L
VOCAL HARMONIST-sectie
INPUT-schakelaar: Als u een microfoon op de INPUT-
connector aansluit, moet u deze schakelaar op “MIC” zetten. Wilt u de Vocal Harmonist-functie voor andere signalen (gitaar, externe synthesizers & modules, CDs, MDs enz.) gebruiken, dan moet u deze schakelaar op “LINE” zetten.
Opgelet: De “LINE”-instelling werkt alleen voor elektrische en basgitaren, als u een dergelijk instrument aansluit op een effectpedaal of rack-effect (dat u op Bypass zet) en diens uit­gang dan met de INPUT-connector verbindt.
INPUT-connector: Hier kunt u een optionele micro­foon (bv. een Roland DR-10 of DR-20) c.q. een andere signaalbron aansluiten wiens signaal u met de Vocal Harmonist-functie van de G-70 wilt bewerken. Dit is een gecombineerde connector waarop u hetzij een symmetrische XLR- of een asymmetrische 1/4”­jack kunt aansluiten. (Deze connector levert geen fantoomvoeding.)
Opgelet: De INPUT-aansluiting is mono.
OUTPUT R & L-connectors: Als u deze connectors op
een mengpaneel, versterker e.d. aansluit, sturen zij het via INPUT ontvangen en met de Vocal Harmonist van de G-70 bewerkte signaal uit. Sluit u hier niets aan, dan worden de signalen van de Vocal Harmonist via de OUTPUT-connectors (zie verderop) naar buiten gestuurd.
M
OUTPUT-sectie
DIRECT R/L-connectors: Als u de G-70 voor het eerst
inschakelt, doen deze audio-uitgangen helemaal niets (omdat alle signalen naar de MAIN R & L/ MONO-connectors worden uitgestuurd). U kunt er echter de gewenste signalen aan toewijzen (blz. 103).
MAIN R & L/MONO-connectors: Deze connectors moet u met een externe versterker, een mengpaneel e.d. verbinden. Als u niets op de Vocal Harmonist OUTPUT-connectors (zie hierboven) aansluit, dan worden naast de signalen van de Arranger-, Song- en Keyboard-parts ook de Vocal Harmonist-signalen via deze uitgangen weergegeven. In het andere geval echter niet.
Opgelet: Als de versterker of het mengpaneel (nog) maar één ingang heeft, moet u er de L/MONO-connector op aansluiten. Het verdient echter aanbeveling om zo vaak mogelijk in stereo te werken.
N
POWER ON-knop
Druk op deze knop om de G-70 in en uit te schakelen.
O
AC-connector
Hier moet u het bijgeleverde netsnoer aansluiten.
19
G-70 Music Workstation

Voorbereidingen en demosongs

2. Voorbereidingen en demosongs
Waarschijnlijk zit u al te popelen om eindelijk met uw G-70 aan de slag te gaan. Dat gaan we zo meteen doen. Maar we moeten hem eerst aansluiten.

Aansluitingen

De G-70 bevat geen interne luidsprekers. U moet hem dan ook aansluiten op een externe versterker (bv. van de KC-serie van Roland) of een optionele hoofdtelefoon gebruiken (Roland RH-25, RH-50 of RH-200 bv.).
Schakel zowel de G-70 als de externe apparaten uit alvorens ze op elkaar aan te sluiten of de aansluitingen (audio of MIDI) weer te verbreken. Als u geen toegang hebt tot de geluidsinstallatie van de zaal waar u moet optreden, vraagt u het best aan de plaatselijke geluidsman (of -vrouw) om het volume van de PA op de minimumwaarde te zetten.
Mengpaneel, keyboardver-
sterker, actieve luidsprekers
enz. —OPTIE—
Dynamische microfoon (kies “MIC”) Andere signaalbron (kies “LINE”)
[Microfoon: DR-10 of DR-20] *Sluit de microfoon via een asymme­trische 1/4”-monojack of een sym­metrische XLR-stekker aan.
Zwelpedaal (EV-5, EV-7)
Roland
Keyboardversterker, actieve luidsprekers enz.
Naar een stopcontact
MAIN
R, L/MONO
AC
DIRECT R, L
VOCAL HARMONIST OUTPUT
VOCAL HARMONIST INPUT
CD/MP3-speler enz.
Stereo-hoofdtelefoon
EXTERNAL SOURCE
METRONOME OUT
FOOT
PEDAL
FOOT
SWITCH
Voetschakelaars
HOLD
FOOTSW.
Opgelet: Gebruik liefst een dynamische microfoon. U kunt echter ook een condensatormicrofoon gebruiken, als u die aansluit op een DI-box (met voeding).
Opgelet: Met uitzondering van het netsnoer zijn alle bijkomende dingen in de afbeelding hierboven opties. Meer details hierover vindt u bij uw Roland-dealer.
Opgelet: De Vocal Harmonist OUTPUT-connectors hebt u niet echt nodig. Gebruikt u ze niet, dan worden uw zang en de Harmonist-effecten namelijk via de MAIN-connectors naar buiten gestuurd (maar ALLEEN, als u niets op de Vocal Harmonist OUTPUT-connectors aansluit). Bij gebruik van deze connectors zijn de Vocal Harmonist-signalen niet meer in de hoofdtelefoon te horen.
r
20
Stereo-hoofdtelefoon
(RH-25, RH-50 of RH-200)
G-70 Music Workstation
In-/uitschakelen van de G-70
Na het aansluiten van de G-70 op de overige apparaten moet u als volgt te werk gaan:
r
Frontpaneel
Internal Memory Protect
Na het uitpakken van de G-70 –en alvorens hem in te schake­len– moet u de beveiliging van zijn interne geheugen (een niet bewegende harde schijf) uitschakelen om intern data te kunnen opslaan.
• Gebruik een kruiskopschroevendraaier voor het verwijderen van de schroeven en verwijder de plastickap.
• Schuif de INTERNAL MEMORY PROTECT-schakelaar in de “ ”-stand om de geheugenbeveiliging te deactiveren. (Om het interne geheugen later weer te vergrendelen moet u de schakelaar weer in de “ ”-stand schuiven.)
Inschakelen van de G-70
(1) Sluit het netsnoer aan op de AC-connector en vervol-
gens op een stopcontact.
VIDEO
OUTPUT
INTERNAL MEMORY
PROTECT
Opgelet: Bewaar de kap en de schroeven op een veilige plaats op om ze later weer te kunnen installeren.
INTERNAL MEMORY
PROTECT
VIDEO
OUTPUT
(2) Druk op de [POWER¥ON]-knop achterop de G-70 om
hem in te schakelen.
(3) Als u de G-70 op een mengpaneel aangesloten hebt, moet u dat nu inschakelen.
(4) Schakel de versterker, de actieve luidsprekers of de keyboardversterker(s) in. (5) Stel met de [MASTER¥VOLUME]-regelaar het uitgangs-
volume van de G-70 in.
Instellen van het displaycontrast
Na het inschakelen of als de G-70 al een tijdje ingeschakeld is, is het display eventueel nog maar nauwelijks af te lezen. Bovendien beïnvloeden de hoek waaronder u naar het dis­play kijkt en de verlichting op de plaats waar u staat de leesbaarheid van het display.
In dergelijke gevallen kunt u met de [LCD¥CONTRAST]-rege- laar links van het display het contrast instellen.
MASTER
VOLUME
Uitschakelen van de G-70
(1) Schakel eerst alle externe apparaten uit. (2) Druk op de [POWER≈ON]-knop achterop de G-70 om hem uit te schakelen.
21
G-70 Music Workstation
Voorbereidingen en demosongs
Interactieve demo van de G-70
De G-70 bevat een interactieve demofunctie die u een indruk geeft van zijn belangrijkste functies. Die zou u meteen eens moeten gebruiken. Omdat de demo zichzelf uitwijst, gaan we hier alleen tonen hoe hem in en uit te schakelen.
(1) Druk de [PLAY¥LIST]- en [MINUS¥ONE]-knop samen
in.
PLAY
NEXT SONG
DEMO
MINUS
ONE
LIST
Het display ziet er nu als volgt uit:
(2) Druk, indien nodig, op het [LANGUAGE]-veld en
kies de taal voor deze interactieve demofunctie.
(5) Om de demo te stoppen en de demofunctie van de
G-70 weer te verlaten moet u op de RECORDER [PLAY÷STOP¥®÷ª]- of de [EXIT]-knop drukken.
EXIT
(Druk op [CLOSE], als u deze pagina helemaal niet wilde selecteren. Dan verandert er niets aan de taal­keuze.)
(3) Druk op het veld waarmee u toegang hebt tot de
benodigde demofunctie.
Er zijn 12 klankdemo’s, 12 Style-demo’s, 1 demo van de lyrics- en notatiefunctie en één Vocal Harmonist­demo.
(4) Hoort u de muziek maar nauwelijks, dan moet u
met de [VOLUME]-regelaar (helemaal links, in de MASTER-sectie) een hoger volume instellen.
MASTER
VOLUME
r
22
Over de hoofdpagina
Als u de demomode (of eender welke andere displaypa­gina) verlaat c.q. zolang u geen enkele instelling van de G-70 wijzigt, ziet het display er ongeveer als volgt uit:
A BC
G
D
H
E
F F
De hier getoonde informatie wordt eerst en vooral bepaald door de instellingen van de G-70, de geladen data enz. De afbeelding geeft echter een goede indruk van wat u op uw instrument ziet.
In tegenstelling tot eerdere arrangerinstrumenten van Roland zijn bijna alle in het display getoonde gegevens aan velden toegewezen waar u op kunt drukken om naar een andere pagina te springen, een parameter te editen of een parameter te selecteren.
Druk bv. op het A-veld om naar de ARRANGER SET­TING-pagina te gaan. Druk op B om een andere splitpunt in te stellen.
De [SONG]- en [STYLE]-knoppen C zien er anders uit en gedragen zich dus ook anders: druk op één van deze knoppen om de sectie te kiezen wier tempo moet worden weergegeven. (De tempowaarde kunt u met de [√SLOW][FAST®]-knoppen en, na het stoppen van de weergave, met [TAP] instellen.) U kunt ze niet gebruiken om van de Style- naar de Song-mode te gaan, omdat dat automatisch gebeurt – druk gewoon op de [PLAY÷STOP¥®÷ª]- of [START÷STOP]-knop.
Opgelet: Zolang de hoofdpagina wordt afgebeeld, kunt u het tempo tevens met het [DATA÷ENTRY]-wiel en de [DEC]/[INC]­knoppen instellen.
G-70 Music Workstation
Met het SCALE TUNE-veld G gaat u naar een pagina waar u de stemming van de G-70-noten kunt wijzi­gen (om bv. Arabische toonladders te gebruiken).
Met het TRANSPOSE-veld H tenslotte springt u naar de displaypagina waar u één, verschillende of alle secties kunt transponeren (naar gelang de op die pagina gekozen mode). Dit veld heeft dezelfde func­tie als de TRANSPOSE-knoppen.
Zoals u ziet, kunt u heel wat instellen zonder ook maar één menu te openen.
Opgelet: Als de hoofdpagina niet automatisch wordt afge­beeld, kunt u ze oproepen door op de [EXIT]-knop te drukken.
r
Frontpaneel
Via de met D gemerkte velden springt u naar een pagina waar u songs (SONG), Music Styles (STYLE) of User Programs (USER PROG) kunt kiezen. Deze velden hebben dezelfde functie als de gelijknamige knoppen van de FINDER-sectie.
Via de OCTAVE-knopicoontjes E kunt u de momen­teel geselecteerde Keyboard-part (die door een rode pijl wordt aangeduid) hoger en lager stemmen. Om een Keyboard-part te kiezen moet u op zijn TONE ASSIGN-knop drukken.
De overige velden F dienen voor het kiezen van de Keyboard-part waar u een andere klank aan wilt toe­wijzen en het openen van de TONE SELECT-pagina. Ze hebben dezelfde functie als de (KEYBOARD PART) TONE ASSIGN-knoppen.
23
G-70 Music Workstation

Eerste kennismaking

3. Eerste kennismaking
In dit hoofdstuk komen alleen de belangrijkste functies aan bod, die we stap voor stap gaan bekijken.
Recorder-sectie:
C

Hoe werkt het allemaal?

Uw G-70 is verschillende instrumenten in één. Voor het spelen beschikt u namelijk over drie hoofdsecties.
A
Keyboard-parts:
Deze sectie bevat de Parts die u via het klavier kunt aansturen – vandaar de benaming “Keyboard”. De G-70 bevat zeven Keyboard-parts, waarvan u er maximaal zes tegelijk kunt bespelen: UP1, UP2, UP3, LW1, LW2 en MBS. “UP” staat voor “Upper” en ver­wijst naar de rechter klavierhelft (als u met een split werkt). “LW” staat voor “Lower” en slaat dus op de linker helft. “MBS” is de afkorting voor “Manual Bass”, d.w.z. een monofone baspart wiens noten door de gespeelde akkoorden worden bepaald.
Er is geen Manual Drum-part, omdat alle zonet ver­noemde parts voor het spelen van een Drum Set kun­nen worden gebruikt. De zevende Part, “MELODY INT”, is wat computergebruikers wel een “cross-platform” durven noemen: hij gaat weliswaar door voor Key­board-part, maar hij wordt gedeeltelijk door de Arranger gestuurd. Zie “Melody Intelligence” op blz.
76.
B
Arranger/Style-sectie:
Omdat die benaming op het frontpaneel wordt gehanteerd, nemen we ze gewoon over. De betref­fende sectie bevat namelijk een 16-sporen sequencer, een eenvoudig te gebruiken MIDI-opnamefunctie en een bijzonder veelzijdige Standard MIDI File-player met heel wat functies die u tijdens het spelen kunt gebruiken.
Linkerhand:
Arranger-sturing
De Arranger is uw bandje (of orkest). Hij speelt name­lijk de begeleiding (die we Music Style noemen). In zekere zin werkt de Arranger zoals een drumcompu­ter: hij speelt namelijk begeleidingspatronen.
In tegenstelling tot een drumcomputer kunt u echter heel gemakkelijk het benodigde patroon kiezen. Zo hoeft u de volgorde van de patronen niet op voor­hand te programmeren. Bovendien speelt de Arran­ger niet alleen de drums, maar ook een bas en melo­dische partijen. De toonaard hiervan bepaalt u aan de hand van uw zelf gespeelde akkoorden (meestal in de linker klavierhelft).
Met de Vocal Harmonist-functie kunt u ook zang en zelfs koortjes aan uw muziek toevoegen (blz. 42).
Rechterhand: melodie
(Keyboard-parts)
r
24

Spelen met een automatische begeleiding

Laten we beginnen met de automatische begeleidings­functie, die “Arranger” heet, maar in het display en op het frontpaneel ook vaak “Style” wordt genoemd.
De Arranger is een “interactieve weergave-sequencer” die voor de begeleiding zorgt. De begeleidingen noe­men we “Music Styles” omdat ze telkens begeleidings­partijen voor een bepaald muziekgenre (Rock, Pop, Dance, Waltz enz.) bevatten.
De Arranger laat toe de melodische begeleidingspar­tijen (bas, piano, gitaar enz.) te transponeren door gewoon andere akkoorden te spelen. In de regel doet u dit waarschijnlijk met uw linkerhand. Elke Music Style omvat verschillende patronen, zodat u kunt beginnen met een inleiding, vervolgens een simpele begeleiding kunt kiezen voor de eerste strofe en een iets uitgebrei­dere voor de refreinen. En met een “Ending”-patroon breit u een mooi einde aan uw stuk.
Laten we eerst naar de belangrijkste Arranger-functies kijken:
(1) Sluit de G-70 aan en schakel hem in (zie blz. 20 en
21).
(2) Druk op de EASY SETTING [ARR]-knop.
G-70 Music Workstation
Spelen met een automatische begeleiding
r
(5) Druk op de [MAIN]-knop (licht op).
STYLE CONTROL
INTRO MAIN END/RIT START STOP
VARIATION
12 3 4
BASS
INVERSION
AUTO
FILL IN
SYNC
(6) Speel in de linker helft (links van de C-toets onder
USER PROGRAM [2]-knop) een akkoord en druk op de STYLE CONTROL [START÷STOP]-knop.
START/STOP
De [START÷STOP]-knop licht op en de Arranger speelt nu een begeleiding van de gekozen Music Style (waarschijnlijk “Cool Live Band”).
Deze begeleiding weerklinkt in de toonaard van de noot die u daarnet hebt gespeeld (“C”). De naam van het overeenkomstige akkoord wordt linksboven in het display getoond:
ARR ORGAN
De indicator van de knop licht op en het klavier wordt in twee helften verdeeld. In de linker helft kunt u akkoorden spelen. De rechter helft is voor het spelen van melodieën bedoeld.
(3) Als de SYNC [START]-knop oplicht (wat waarschijn-
lijk het geval is), moet u erop drukken om hem uit te schakelen.
SYNC
START STOP
(4) Zet de [MASTER¥VOLUME]-regelaar op een aan-
vaardbare waarde (iets voorbij “1/4”).
MASTER
VOLUME
(7) Speel nu een ander akkoord in de linker helft.
Hetzelfde patroon wordt nu in een andere toonaard gespeeld. U hoeft trouwens geen volledige akkoorden te spelen:
• Voor majeurakkoorden volstaat één noot (bv. “C” voor Do majeur, “A” voor La majeur enz.).
• Voor mineurakkoorden hoeft u enkel de grondnoot en de derde toets rechts daarvan in te drukken.
• Voor septiemakkoorden speelt u de grondnoot en de tweede toets links daarvan.
C majeur C mineur
Alleen de toets die overeenkomt met de naam van het gewenste akkoord.
Grondnoot + derde toets rechts daarvan.
C7
Grondnoot + tweede toets links daarvan.
25
G-70 Music Workstation
Eerste kennismaking
Opgelet: De functie voor dit “eenvingersysteem” heet “INTEL­LIGENT” (blz. 80). Op blz. 249 vindt u een overzicht van de andere akkoorden die u met dit systeem kunt spelen (overma­tig, verminderd enz.).
Momenteel hoort u het “MAIN 1”-patroon (de [MAIN]- en VARIATION [1]-knop lichten op). Dit is de simpele begeleidingsversie van de gekozen Music Style. Laten we nu de begeleiding voor het refrein kiezen:
(8) Druk op de VARIATION [2]-knop (de [MAIN]- en [1]-
knop lichten op, terwijl [2] knippert).
STYLE CONTROL
INTRO MAIN END/RIT START STOP
VARIATION
12 3 4
BASS
INVERSION
AUTO
FILL IN
SYNC
Aan het einde van het VARIATION [1]-patroon licht de VARIATION [2]-knop op en speelt de Arranger een andere begeleiding.
(9) Probeer nu ook de variaties 3 en 4 even uit.
Professionele overgangen: Fill In
Tot nu toe hebben we enkel met de belangrijkste bege­leidingspatronen gewerkt (d.w.z. de frasen, die zo lang worden herhaald tot u de Arranger stopt).
De verschillende variaties kunt u gebruiken voor de strofen (1), tweede strofen (2), refreinen (3 & 4) en andere songdelen. Om een dergelijk patroon te kiezen hoeft u maar de knoppen VARIATION [1]~[4] te gebrui­ken. Maar dat zorgt voor plotse veranderingen van de begeleiding, terwijl “echte” muzikanten een nieuw deel in de regel “aankondigen” d.m.v. een roffel in de drums en andere variaties van de begeleiding.
Op de G-70 zorgt u op de volgende manier voor derge­lijke overgangen:
(1) Start de weergave van het MAIN [1]-patroon (zie
hierboven).
(2) Speel in de linker klavierhelft een akkoord. (3) Druk op de [AUTO¥FILL¥IN]-knop (licht op).
• Als u op gelijk welke tel vóór de laatste tel van een maat op deze knop drukt, duurt de Fill tot aan het einde van de huidige maat. Vervolgens wordt het nieuw gekozen patroon afgespeeld (de [MAIN]- en de gekozen VARIATION-knop lichten dan op).
• Als u op de laatste tel van een maat op deze knop drukt, begint de Fill op de eerste tel van de volgende maat en duurt hij een volledige maat. Daarna wordt het nieuwe patroon gekozen. Druk u opnieuw op dezelfde cijferknop ([1]~[4]), dan wordt er volgens de zojuist vernoemde regels een overgang gespeeld. Aan het einde daarvan keert de Arranger echter terug naar het patroon dat u daar­vóór al gebruikte.
(5) Schakel de [AUTO¥FILL¥IN]-knop uit als de keuze van
een nieuw patroon niet meer door een Fill-In moet worden voorafgegaan.
Opgelet: U kunt de lengte van een Fill-In ook halveren. Zie “Half Bar on Fill In”, op blz. 63, 67 en 70.
Intro & Ending
Nu we ook de overgangen onder de knie hebben, vraagt u zich misschien af hoe je met een professionele inlei­ding begint en op een stijlvolle manier eindigt. Hiervoor beschikt u over een [INTRO]- en [END/RIT]-knop.
Terwijl het MAIN-patroon de hele tijd door herhaald wordt tot u een ander patroon kiest of de Arranger stopt, worden Fill-Ins (zie hierboven), Intro’s en Endings maar één keer gespeeld.
Zodra het INTRO-patroon afgelopen is, vervolgt de Arranger automatisch met het MAIN [1]~[4]-patroon (naar gelang welke knop knippert). Aan het einde van het Ending-patroon stopt de Arranger daarentegen.
(1) Stop de Arranger-weergave door op de
[START÷STOP]-knop te drukken (hij dooft).
(2) Speel in de linker klavierhelft een akkoord om de
toonaard van het Intro-patroon te bepalen.
(3) Druk op de [INTRO]- en de cijferknop ([1]~[4]) van
het Intro-patroon dat u wilt horen.
STYLE CONTROL
INTRO MAIN END/RIT START STOP
BASS
INVERSION
SYNC
STYLE CONTROL
INTRO MAIN END/RIT START STOP
VARIATION
12 3 4
BASS
INVERSION
AUTO
FILL IN
(4) Druk op een VARIATION-knop [1]~[4] om een ander
MAIN-patroon te kiezen.
De [MAIN]-knop en de gekozen VARIATION [1]~[4]­knop knipperen.
Wat er nu gebeurt, hangt af van wanneer u op de knop drukt:
r
26
SYNC
VARIATION
12 3 4
AUTO
FILL IN
(4) Druk op de [START÷STOP]-knop om de Arranger-
weergave te starten.
De Arranger speelt nu de inleiding van de gekozen Music Style. Indien gewenst, kunt u nu ook de andere drie Intro-patronen uitproberen door op [INTRO] en [1]~[4] te drukken. Het cijfer verwijst naar de com­plexiteit van de begeleiding.
Opgelet: Speel tijdens de Intro-weergave geen noten. De meeste Intro’s bevatten namelijk al akkoordwissels die u door uw eigen akkoorden grondig in de war zou kunnen sturen.
G-70 Music Workstation
r
Spelen met een automatische begeleiding
Tijdens de Arranger-weergave knippert de [START÷STOP]-knop rood op de eerste tel en groen op de overige tellen van de maat om het tempo aan te duiden. Zolang de Arranger gestopt is, zorgt de [METRONOME]-knop voor deze optische indicatie (hij knippert echter alleen in het rood).
(5) Druk op één van de VARIATION [1]~[4]-knoppen om
het patroon te kiezen dat na afloop van de Intro moet worden gespeeld (de betreffende knop knip­pert).
Door nu al op [MAIN] te drukken zorgt u dat het Intro-patroon aan het begin van de eerstkomende maat (dus waarschijnlijk vóór het officiële) einde overgaat in iets anders.
(6) Wacht tot het gekozen MAIN-patroon begonnen is
en druk dan op de [END/RIT]-knop.
STYLE CONTROL
INTRO MAIN END/RIT START STOP
VARIATION
12 3 4
BASS
INVERSION
AUTO
FILL IN
SYNC
Aan het einde van de huidige patrooncyclus speelt de Arranger het Ending-patroon af en stopt daarna. Ook hier kunt u weer kiezen uit vier verschillende Ending­frasen. Als u na het inschakelen van de [END/RIT]­knop geen cijferknop [1]~[4] indrukt, kiest de Arranger automatisch de ENDING-frase met hetzelfde num­mer als de tot dan toe gebruikte MAIN-frase.
Opgelet: Ook hier is het slimmer om tijdens de Ending-frase geen akkoorden te spelen. Opgelet: Zie “Bijkomende Arranger/Style-functies”, op blz. 74 voor bijkomende Arranger-functies. Opgelet: Patronen kunt u ook via de Aftertouch-functie kie­zen. Zie blz. 75.
Music Styles kiezen
Tot nu toe hebben we maar één Music Style gebruikt (en wel degene die tijdens het inschakelen automatisch wordt gekozen). Ziehier hoe u andere Music Styles kiest:
(1) Druk op een STYLE-knop om een Music Style-fami-
lie te kiezen.
De indicator van die knop licht op en het display ziet er als volgt uit:
Het display toont 10 Music Styles van de zonet opge­roepen familie. Als de naam van de gewenste Style niet afgebeeld wordt…
(2) Kies met de [PAGE¥1]~[PAGE¥4]-knoppen een
andere pagina.
Het aantal pagina’s verschilt naar gelang de gekozen familie. Bepaalde families bevatten maar één pagina, andere daarentegen twee, drie of zelfs vier.
(3) Druk op het veld van de Style die u wilt gebruiken.
Als de Arranger aan het draaien is, terwijl u een andere Style kiest, begint de nieuwe Style vanaf de eerstvolgende maat.
(4) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
EXIT
STYLE
LIVE
8 BEAT 16 BEAT ROCK
BALL
ROOM
JAZZ
BLUES
BAND
50's & 60's
BOSSA SAMBA
DISCO
DANCE
CONTEMP
LATIN WORLD
27
G-70 Music Workstation
Eerste kennismaking
Tempo veranderen
Als de begeleiding te snel (of te traag) speelt, kunt u het tempo van de Music Style wijzigen:
SLOW FAST
®

Werken met de Keyboard-parts

Uw G-70 biedt zes “parts” waarmee u verschillende klanken via het klavier kunt spelen. Die noemen we de “Keyboard-parts”. Laten we nu een melodie bij de bege­leiding spelen.
DEFAULT
(1) Druk op [ôSLOW] om het tempo in stappen van
één eenheid te verlagen.
(2) Druk op [FAST¥®] om het tempo in stappen van één
eenheid op te voeren.
U zou ook verschillende keren op de [TAP]-knop kun­nen drukken – en wel in de maat van het gewenste tempo. Het nieuwe tempo verschijnt rechtsboven in het display:
De [TAP]-knop knippert rood om de eerste tel van elke maat aan te geven (zolang de Arranger niet loopt). Tijdens de Arranger-weergave knippert de [START÷STOP]-knop rood op de eerste en groen op de overige tellen van de maat.
(3) Om daarna weer het voorgeprogrammeerde tempo
te kiezen moet u [√¥SLOW] ingedrukt houden en tegelijk op [FAST¥®] drukken:
Spelen met een Upper- en/of Lower-part
Tijdens het inschakelen wordt de UP1-part automatisch geactiveerd en aan het volledige klavier toegewezen. Dat komt, omdat de G-70 in de EASY SETTING “PIANO”­mode opstart. De KBD MODE [WHOLE]-knop licht even­eens op.
(1) Druk op de PART ON/OFF [UP1]-knop, als hij niet
oplicht.
KEYBOARD PART
TONE ASSIGN
MBS LW 2 LW 1
(2) Speel een paar noten op het klavier.
De klank van de UP1-part is aan het volledige klavier toegewezen. Wilt u hem alleen via de rechter helft bespelen, dan moet u op de KBD MODE [SPLIT]-knop drukken.
U zou nu ook op de TONE EFFECTS [MULTI¥FX]-knop kunnen drukken om een gepast effect aan de Key­board-parts (hier UP1) toe te wijzen. Zie blz. 100 voor meer details.
(3) Stel met de [MASTER¥VOLUME]-regelaar het uit-
gangsvolume van de G-70 in.
UP 3 UP 2 UP 1
PART ON/OFF
SPLIT
r
28
MASTER
VOLUME
(4) Met de [BALANCE]-regelaar kunt u de balans tus-
sen de begeleiding en de door u gespeelde partij wijzigen.
BALANCE
ACCOMP KEYBOARD
G-70 Music Workstation
Werken met de Keyboard-parts
r
Draai hem naar “KEYBOARD”, als de door uzelf gespeelde noten te stil zijn. Draai hem naar “ACCOMP”, als uw spel wat hard is t.o.v. de Arranger (of song).
Opgelet: Zie blz. 95 voor het instellen van de onderlinge balans tussen de Keyboard-parts.
(5) Druk op de PART ON/OFF-knop van andere Key-
board-parts die u misschien wilt toevoegen (“layer”).
Alterneren tussen klanken
De G-70 laat toe verschillende klanken tegelijk te spelen door meerdere Keyboard-parts in te schakelen. Andere parts worden door de Arranger/Music Styles gespeeld en heten bijgevolg Style-parts. En dan zijn er nog de parts die door de Recorder worden aangestuurd – de Song-parts.
De Keyboard-parts kunt u hetzij samen of voor het alterneren tussen verschillende klanken gebruiken.
Kies met de PART ON/OFF-knoppen de part(s), die u wilt bespelen.
U kunt verschillende klanken tegelijk (wat we een “layer” noemen) of via aparte klavierzones (“split”) bespelen. Hierna vindt u een voorstelling van de Key­board-parts. (Zie blz. 74 voor de Style-parts.)
UP1 (Upper1): Upper1 is meestal de belangrijkste solopart (en wordt in de Piano-mode automatisch geactiveerd).
UP2: De Upper2-part kan dienen als bijkomende solopartij, die bij de Upper1-part wordt gevoegd – of als een alternatieve melodieklank. Hij biedt twee stemmingsparameters (“Coarse” en “Fine”) die Upper1 niet heeft.
UP3: De Upper3-part is nog een solopart, die u des­gewenst samen met UP1 en UP2 kunt gebruiken. U kunt hem echter ook via een aparte klavierzone (zie blz. 90) bespelen.
LW1 en LW2: De Lower1- en Lower2-part kunt u hetzij op dezelfde manier gebruiken als de UP-parts (in de WHOLE-mode) of via de linker klavierhelft bespelen (in de SPLIT-mode).
MBS: In de WHOLE-mode is ook de MBS-part een “doodgewone” part. In de SPLIT-mode verzorgt hij echter een semi-automatische baslijn, zolang min­stens één van de twee LW-parts actief is. Als geen LW-knop oplicht, gedraagt hij zich zoals een gewone Keyboard-part.
Opgelet: Alle Keyboard-parts kunnen voor het spelen van drumpartijen worden gebruikt. In tegenstelling tot eerdere Roland-keyboards heeft de G-70 namelijk geen “Manual Drums”-part meer.
MELODY INTELL (Melody Intelligence): Deze part wordt door de Arranger aangestuurd en speelt auto­matisch harmonieën. Die worden bij de melodie gevoegd, die u met de UP1-part speelt. Die part kunt u niet zelf aansturen. Dat verklaart meteen, waarom de knop van die part zich niet in de KEYBOARD PART­sectie bevindt (hij maakt deel uit van de TONE EFFECTS-sectie). Er zijn 18 verschillende harmoniety­pes (blz. 76).
Klanken kiezen voor de Keyboard-parts
One Touch
Tijdens het werken met de Arranger is de eenvoudig­ste manier om geschikte klanken voor de Keyboard­parts te kiezen het gebruik van de ONE TOUCH-func­tie. De One Touch-geheugens zijn in feite kleine User Programs. Zie blz. 78 voor meer details.
(1) Druk op de gewenste ONE TOUCH-knop.
1
Er zijn vier One Touch-geheugens per Music Style (voor de 285 fabrieks-Styles en de 120 CUSTOM­geheugens).
Opgelet: De meeste One Touch-geheugens activeren de SYNC START-functie. Als u niet wilt dat de Arranger begint, zodra u een noot of akkoord speelt, moet u de [SYNC¥START]-knop uit­schakelen.
(2) Kies een Music Style (blz. 27) en start de Arranger-
weergave door op de [START÷STOP]-knop te druk­ken.
Speel een melodie bij de begeleiding. U zal merken dat de klanken van alle Keyboard-parts perfect bij de sfeer van de Style aansluiten.
(3) Kies een andere Style en speel opnieuw een solo.
De actieve Keyboard-part (waarschijnlijk UP1) han­teert nu een andere klank (zelfs uitgeschakelde Key­board-parts kiezen een andere klank).
(4) Druk op een andere ONE TOUCH-knop om die regi-
stratie te gebruiken.
(5) Druk nog een keer op dezelfde knop, als u de One
Touch-instellingen niet meer nodig hebt.
Zelf klanken kiezen
De G-70 bevat 1596 klanken (alias “Tones”) en 48 Drum Sets, die in 16 familie onderverdeeld zijn.
(1) Kies de part waar u een andere klank of Drum Set
aan wilt toewijzen:
• Druk op de TONE ASSIGN-knop van de gewenste part.
KEYBOARD PART
TONE ASSIGN
MBS LW 2 LW 1
–of–
UP 3 UP 2 UP 1
PART ON/OFF
29
G-70 Music Workstation
Eerste kennismaking
• Druk, op de hoofdpagina, op de regel van de part waar u een andere klank aan wilt toewijzen.
In dat geval springt de G-70 meteen naar de TONE­pagina van de momenteel gehanteerde klank.
De rode pijl duidt de part aan waar u een andere klank aan kunt toewijzen (de TONE ASSIGN-knop licht eveneens op).
Opgelet: U kunt zelfs aan momenteel uitgeschakelde Key­board-parts andere klanken toewijzen. Op die manier kunt u de volgende klank al voorbereiden, terwijl u nog een andere Key­board-part gebruikt.
(2) Druk op een TONE-knop om een familie en de
“beste” klank daarvan te kiezen (de betreffende klank wordt nu al gekozen).
Zie blz. 33 voor de [HARMONIC¥BAR]-klanken en blz. 32 voor de [SRX¥EXPANSION]-knop.
Het display beeldt nu een lijst van de binnen deze familie beschikbare klanken af:
(4) Als u nog steeds niet gelukkig bent met de gekozen
klank, kunt u met de velden [PAGE¥1]~[PAGE¥5] en [˚] een andere pagina met klanken kiezen (indien beschikbaar).
Het [˚]-veld verschijnt alleen, als er meer dan vijf pagina’s zijn. Andere klankfamilies bevatten minder dan vijf pagina’s. Het aantal pagina’s verschilt naar gelang de gekozen familie.
(5) Druk op het veld van de gewenste klank. (6) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
EXIT
Als u deze TONE-familie later opnieuw kiest, springt de G-70 automatisch naar de pagina waar zich de laatst gekozen klank bevindt (en roept hem meteen op).
Over de klanken van de G-70
Probeer de klanken zorgvuldig uit door afwisselend hard en zacht aan te slaan. U zal versteld staan van de rijke nuances die u daarmee bereikt. (Op blz. 60 vindt u meer details over de aanslaggevoeligheid.)
Zo is er bv. een “JazzScat”-klank (VOCAL-familie), met drie dynamiekniveaus waarmee u “Doo”, “Bapp” of “Daow” kunt spelen door de toetsen harder of zachter aan te slaan. Voor talrijke gitaarklanken zijn er dan weer hammer-on/bending-geluiden die u via de maximale aanslag kunt aansturen.
Bovendien kunt u, door het klavier naar het laagste octaaf te transponeren, soms typische “bijgeluiden” spelen (het schuiven van de vingers over gitaarsna­ren, het kloppen op de klankkast van de gitaar enz.)
Items met [EXP] rechts naast de naam zijn klanken, die zich op het golfvormbord van de SRX-serie bevin­den (als uw instrument een dergelijk bord bevat). Die klanken worden automatisch aan de juiste families toegewezen (en bevinden zich meestal op de laatste pagina van de betreffende familie).
(3) Druk op het veld van de gewenste klank. Als u die
niet bij uw song vindt passen, drukt u op een ander veld.
De laatste klank, die u in elke familie kiest, wordt tij­delijk onthouden en telkens gekozen, wanneer u op de betreffende TONE-knop drukt. (Die keuze kunt u echter wijzigen door gewoon op een ander veld te drukken.)
r
30
Keuze van het klankensysteem (Sound Set Mode)
De Roland-ingenieurs hadden zoiets van “misschien worden de gebruikers aanvankelijk overdonderd door het aantal klanken per TONE-familie”. Daarom toont de G-70 niet alle klanken, wanneer u hem voor het eerst inschakelt. Deze “beperkte” displaymode heet “BEST SELECTION”. In die mode kunt u enkel de “nieuwe” klanken selecteren.
Misschien hebt u echter af en toe “oudere” klanken (van de G- en VA-serie) nodig. Dan moet u “EXTEN­DED” kiezen:
(1) Druk op de [MENU]-knop.
MENU
G-70 Music Workstation
C2
C3
IPopKik36
IPopCStk37st
IPopSn38st
IPopGstS39st
IPopSn40st
IPopTomLFl41
IPopHat1_42
IPopTomL43
IPopHat2_44
IPopTomMFl45
IPopHat3_46
IPopTomM47
IPopTomHFl48
IPopCyml2_52
IPopTomH50
(dit is maar een voorbeeld)
Werken met de Keyboard-parts
r
Het display ziet er nu als volgt uit:
(2) Druk op het [UTILITY]- en het [STARTUP]-veld.
(3) Druk op [EXTENDED] of [BEST¥SELECTION] om uw
keuze te maken.
Deze instelling wordt opgeslagen en zo lang gehan­teerd tot u ze weer wijzigt.
Drummen op het klavier
De G-70 laat ook toe om drum- en percussieklanken via het klavier te spelen. Als u al met een ouder arrangerin­strument van Roland gewerkt hebt, weet u misschien dat er vroeger een “M.Drums”-part voor het spelen van percussie was. Die part bestaat niet meer, omdat u nu met eender welke van de volgende Keyboard-parts kunt drummen: UP1, UP2, UP3, LW1, LW2 en MBS.
(1) Druk op de TONE ASSIGN-knop van de part waar u
een Drum Set aan wilt toewijzen (die knop licht op).
(2) Druk op de TONE [DRUMS]-knop.
Indien nodig, kunt u met [PAGE¥1]~[PAGE¥5] naar een andere pagina gaan om daar een Drum Set te kiezen. Als u ook een golfvormbord van de SRX-serie geïn­stalleerd hebt, ziet u waarschijnlijk een [˚]-veld waar­mee u nog meer pagina’s kunt oproepen.
(4) Speel een paar noten op het klavier.
Aan elke toets is een andere drum-/percussieklank toegewezen. Druk op de tweede “C”-toets van links (C2) om een basdrumnoot te spelen (“Kick”) en op de witte toets rechts daarvan (D2) om een snare te horen. Probeer nu ook de andere toetsen even uit.
(5) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
EXIT
Items met [EXP] rechts naast de naam zijn Drum Sets, die zich op het golfvormbord van de SRX-serie bevin­den (als uw instrument een dergelijk bord bevat).
(3) Druk op een veld om een andere Drum Set te kie-
zen.
31
G-70 Music Workstation
Eerste kennismaking
Klanken van een SRX-golfvormbord kiezen
De G-70 biedt de mogelijkheid het aantal klanken via een optioneel golfvormbord van de SRX-serie uit te breiden. Op die manier kunt u dezelfde klanken hante­ren als bezitters van een Fantom-X-synthesizer.
Zie “Wave Expansion Board installeren”, op blz. 226 voor instructies i.v.m. de inbouw van een dergelijk bord. Als uw G-70 al een dergelijk bord bevat (omdat u aan uw Roland-dealer gevraagd hebt dit te installeren), kunt u de “Expansion”-klanken als volgt kiezen:
(1) Kies de part waar u een andere klank aan wilt toe-
wijzen:
• Druk op de TONE ASSIGN-knop van de gewenste part (moet oplichten).
KEYBOARD PART
TONE ASSIGN
MBS LW 2 LW 1
–of–
• Druk, op de hoofdpagina, op de regel van de part waar u een andere klank aan wilt toewijzen.
UP 3 UP 2 UP 1
PART ON/OFF
Het display beeldt nu een lijst van de klanken van het golfvormbord af:
Opgelet: De namen van de klanken verschillen naar gelang het ingebouwde SRX-golfvormbord.
(3) Druk op het veld van de benodigde klank. Als u die
niet bij uw song vindt passen, drukt u op een ander veld.
(4) Als u nog steeds niet gelukkig bent met de gekozen
klank, kunt u met de velden [PAGE¥1]~[PAGE¥5] en [˚] een andere pagina kiezen (indien beschikbaar).
(5) Druk op het veld van de benodigde klank.
U zou echter ook als volgt te werk kunnen gaan:
• Neem de lijst van het geïnstalleerde golfvormbord erbij en zoek het nummer van de “Patch”, die u wilt gebruiken. Een “Patch” is een concept van de Fantom-serie evenals andere synthesizers en modu­les. De G-70 hanteert daar de benaming “Tone” voor. Dit laat ook toe om “Rhythm Sets” te selecteren waarvoor de G-70 de benaming “Drum Sets” hanteert (die vindt u in de regel aan het einde van de lijst). U kunt echter noch “Tones”, noch “Performances” kie­zen.
• Druk op het [DATA÷ENTRY]-wiel. Het display ziet er nu als volgt uit:
De G-70 springt meteen naar de TONE-pagina van de momenteel gehanteerde klank.
De rode pijl duidt de part aan waar u een andere klank aan kunt toewijzen (de TONE ASSIGN-knop licht eveneens op).
Opgelet: SRX-klanken kunnen alleen aan de volgende Key­board-parts worden toegewezen: UP1/2/3, LW1/2 en MBS.
(2) Druk op de SRX EXPANSION-knop.
r
• Druk op het [Drum¥Set]-veld als u via de cijferknop­pen een Drum Set (één van de “Rhythm Sets”) wilt kiezen. Anders moet u dit veld uitschakelen.
• Voer het nummer van de gewenste (“Patch” (klank) in en druk op het [ENTER]-veld. Indien nodig, kunt u ook het [Delete]-veld gebruiken om foute cijfers te wissen alvorens op [ENTER] te drukken.
Het display springt nu naar de pagina waar de zonet gekozen klank zich bevindt. Druk op het [CLOSE]-veld om de cijferknoppen te doen verdwijnen zonder een andere klank te kiezen.
32
(6) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
EXIT
Als u deze TONE-familie later opnieuw kiest, springt de G-70 automatisch naar de pagina waar zich de laatst gekozen klank bevindt.
G-70 Music Workstation

Werken met de Harmonic Bars

r
Werken met de Harmonic Bars
De G-70 bevat een virtueel drawbarorgel dat op de “Virtual ToneWheel”-technologie van Roland berust die o.m. door de VK-8, VK-88, VK-7, VK-8M enz. wordt gehanteerd. Die sectie kan aan drie Keyboard-parts worden toegewezen: UP1, LW1 en MBS. De overige Keyboard-parts kunnen niet als “virtueel orgel” funge­ren (maar ze kunnen wel orgelgeluiden van de “gewone” klanken aanspreken).
(1) Druk op de EASY SETTING [ORGAN]-knop.
ARR ORGAN
De indicator van deze knop licht op en de volgende parts worden aan het klavier toegewezen: LOWER 1 (LW1) links en UPPER 1 (UP1) rechts.
Linkerhand:
LOWER 1
Rechterhand:
UPPER 1
Beide parts gebruiken een HARMONIC BAR-klank. Dat moet u goed onthouden, omdat er ook “gesam­pelde orgelklanken” zijn, die u niet via de regelaars kunt beïnvloeden.
Door op de EASY SETTING [ORGAN]-knop te drukken activeert u tevens de MODE [HARMONIC¥BAR]-knop, wat betekent dat de 9 regelaars nu dienst doen als drawbars.
(2) Druk op de MODE [HARMONIC¥BAR]-knop.
Dit is alleen noodzakelijk, als u in het display wilt zien hoe u registraties veranderen c.q. om er één op te slaan.
(3) Rechtsboven in het display verschijnt de bood-
schap “UPPER 1”.
33
G-70 Music Workstation
Eerste kennismaking
Dat betekent dat u met de regelaars onder het display het geluid van het rechter orgel (dat van de UP1­part) beïnvloedt.
Die informatie wordt bevestigd door de TONE ASSIGN [UP1]-knop (hij licht op).
(4) Speel met de rechterhand een paar noten en schuif
de regelaars op en neer om de orgelregistratie te wijzigen.
De cijfers op de drawbars moeten u helpen bij een snelle volume-instelling van de registers. Door een (virtuele) drawbar helemaal in te drukken –d.w.z. tot u geen cijfer meer ziet– zet u het volume op “0” en hoort u de betreffende voetmaat niet meer. Trek een drawbar helemaal uit om het maximale volume voor die voetmaat te kiezen.
Elke drawbar beïnvloedt een sinusgolfvorm (een puur geluid) met een bepaalde toonhoogte. De mix van verschillende sinusgolfvormen zorgt voor het gewenste orgelgeluid.
(5) Druk, indien nodig, op één van de PERCUSSION-
velden (links) om de orgelpercussie in/uit te scha­kelen en er de snelheid en klankkleur van in te stel­len.
Opgelet: Zolang de percussie actief is, geeft de 1’-voetmaat geen geluid weer.
(6) Speel nu met de linkerhand een paar noten.
Nu hoort u het orgelgeluid dat aan de LOWER 1-part toegewezen is. Om het te wijzigen moet u op de TONE ASSIGN [LW1]-knop (of de [HARMONIC¥BAR]­knop naast de regelaars) drukken en de toewijsbare regelaars instellen.
Als een registratie u bevalt…
Dan kunt u ze in één van de acht geheugens opslaan: Druk op het [WRITE]-veld (het “licht op”) en vervolgens op een cijferveld [1]~[8].
Opgelet: Zodoende slaat u echter alleen de registratie van de momenteel gekozen part op. Als u ook de andere registraties wilt bewaren, moet u deze procedure voor de overige parts herhalen.
Druk op een ander cijferveld om de registratie van dat geheugen op te roepen. Het geluid verandert dan nave­nant.
Over het MANUAL-veld
Met het [MANUAL]-veld op de HARMONIC BARS­pagina zorgt u dat het geluid precies beantwoordt aan de huidige stand van de toewijsbare regelaars. Ook dit betekent dat het geluid verandert. (Na het kiezen van een ander geheugen komen de instellingen van de regelaars meestal niet meer overeen met wat u hoort.)
Werken met één orgel en baspedalen
We hadden het er al over dat u met de EASY SETTING [ORGAN]-knop een split van twee orgelgeluiden (UP1 en LW1) kiest. Daarmee wordt een orgel met twee manualen gesimuleerd.
Als u meer één orgelklank nodig hebt, die u via het volledige klavier wilt bespelen, drukt u op de KBD MODE [WHOLE]-knop (zijn indicator moet oplichten).
WHOLE
LW 1
Natuurlijk kunt u ook de PERCUSSION-parameters van de LW1-orgelpart instellen.
(7) Druk op een TONE ASSIGN [UP1]-knop, als u nu
weer iets aan de registratie van de UPPER 1-part wilt veranderen.
WAARSCHUWING: De toewijsbare regelaars van de G-70 zijn niet gemotoriseerd. Daarom is het zeer waarschijnlijk dat hun fysieke instellingen niet meer overeenkomen met wat u op de HARMONIC BARS “UPPER 1”-pagina ziet (en hoort). Wij raden dan ook aan de regelaars even helemaal op of neer te schui­ven en dan pas de gewenste waarde in te stellen.
r
Druk op PART ON/OFF [LW1] om de LOWER 1-part uit te schakelen.
Opgelet: U zou ook een PK-5A MIDI-pedaaleenheid op de MIDI IN-connector van de G-70 kunnen aansluiten en daar dan de MBS-part (M. BASS) mee bespelen. Zie blz. 213 voor de MIDI-functies van de G-70.
Effecten gebruiken
Een orgelgeluid zonder de modulatie van een draaiende luidspreker is maar een half orgel, nietwaar? Laten we dit en de overige effecten dus maar meteen bekijken, omdat de G-70 veel meer in huis heeft dan een overtui­gend Rotary-effect.
(1) Druk, op een “HARMONIC BARS”-pagina (UPPER 1,
LOWER 1 of M.BASS), op het [EFFECTS]-veld links­boven.
34
G-70 Music Workstation
Werken met de Harmonic Bars
r
Deze effecten gelden voor alle drie de “orgelsecties”. Het maakt dus niet uit op welke pagina u op het [EFFECTS]-veld drukt.
OVERDRIVE: Dit effect vervormt het geluid en maakt het dus “ruiger”, wat vooral voor hard rock en aan­verwante genres van pas komt. Druk op het [ON÷OFF]-veld om dit effect in of uit te schakelen. Om de instelling ervan te wijzigen moet u op het display­icoontje drukken en aan het [DATA÷ENTRY]-wiel draaien (of de [DEC]/[INC]-knoppen gebruiken).
LEAKAGE: Bij toonwielorgels hoort u naast de gespeelde noten ook audiosignalen van toonwielen die eigenlijk niets met de gespeelde noten te maken hebben. Vroeger beschouwde men dit als een tekort­koming. Vandaag de dag geldt dit echter als een belangrijk kenmerk van het toonwielorgel. Met deze parameter stelt u het volume van dat “bijgeluid” in. Om de instelling ervan te wijzigen moet u op het dis­play-icoontje drukken en aan het [DATA÷ENTRY]-wiel draaien (of de [DEC]/[INC]-knoppen gebruiken).
PERCUSSION: Kies “HARD” voor een krachtiger per­cussiegeluid. Dit resultaat wordt bereikt door het volume van het met de drawbars ingestelde geluid te verminderen. U zou echter ook “SOFT” kunnen kiezen, wat dan betekent dat het volume van het “echte” orgel weer normaal is. Druk op het schakelaaricoontje om de gewenste instelling te kiezen.
ROTARY SOUND: Deze sectie bevat een aan/uit­schakelaar voor het activeren/uitschakelen van het Rotary-effect. Dit effect simuleert de typische modu­latie, die door een draaiende luidspreker wordt ver­oorzaakt. U kunt de BENDER/MODULATION-hendel echter ook naar de achterkant van de G-70 drukken om afwisselend de SLOW- en FAST-snelheid van het Rotary-effect te kiezen. (Anders drukt u op het hen­delicoontje om afwisselend de SLOW- en FAST-draai­snelheid te kiezen.)
Opgelet: De aan/uit-functie evenals de hoge en lage draai­snelheid kunt u ook aan een ASSIGN SW-knop (zie blz. 62) en/ of een voetschakelaar (zie blz. 67) toewijzen.
VIBRATO/CHORUS: Het vibrato-effect zorgt voor een cyclische toonhoogtemodulatie van het orgelgeluid (wat niet hetzelfde is als het Rotary-effect). Het cho­ruseffect mengt daarentegen het gewone orgelgeluid met een signaal waar vibrato aan werd toegevoegd. Dit levert een ruimtelijker geluid op.
Druk op het [ON÷OFF]-veld om dit effect in of uit te schakelen. Om een ander effect te kiezen moet u op het display-icoontje drukken en aan het [DATA÷ENTRY]-wiel draaien (of de [DEC]/[INC]-knop­pen gebruiken). De mogelijkheden luiden:
V-1, V-2, V-3—Hiermee voegt u vibrato (toonhoogte- modulatie) toe. Hoe groter de waarde, hoe opvallender het effect wordt.
C-1, C-2, C-3—Hiermee voorziet u het geluid van cho- rus en dus meer diepte en breedte. Hoe groter de waarde, hoe opvallender het effect wordt.
(2) Druk op het [HARMONIC¥BAR]-veld om naar de
“HARMONIC BARS”-pagina terug te gaan.
‘Beatbox’ bij uw orgel gebruiken
Misschien mist u nu nog een drumbegeleiding. Wan­neer u op de EASY SETTING [ORGAN]-knop drukt, wordt de akkoordherkenning van de G-70 geactiveerd. De Arranger speelt dan dus volledige begeleidingen (mét melodische partijen). Om uitsluitend met een drumbe­geleiding te werken moet u als volgt te werk gaan:
(1) Ga terug naar de hoofdpagina door op de [EXIT]-
knop te drukken.
EXIT
(2) Druk op het akkoordveld.
Het display ziet er nu als volgt uit:
Als uw G-70 nu een andere pagina toont, moet u op het [ARRANGER¥CHORD]-veld drukken.
(3) Druk op het [OFF]-veld in de linker kolom (het
wordt blauw afgebeeld).
(4) Schakel het [ARRANGER¥HOLD]-knopicoontje uit.
35
G-70 Music Workstation
Eerste kennismaking
Dit betekent dat de Arranger niet meer naar de door u gespeelde akkoorden “luistert”. Alle melodische parts van de begeleiding worden dan ook uitgescha­keld. De drums zijn echter nog steeds beschikbaar.
(5) Druk op de [START÷STOP]-knop om de Arranger-
weergave te starten.

Werken met de Music Assistant

De Music Assistant van de G-70 houdt eveneens ver­band met de Arranger/Style-sectie. Het is immers een verzameling van registraties voor specifieke nummers, die meteen de passende Music Style en geschikte klan­ken voor de Keyboard-parts (plus een hele reeks bijko­mende instellingen) kiezen.
START/STOP
Speel nu mee met de orgelklanken, die u daarnet gekozen (en misschien al aangepast) hebt.
Op blz. 27 wordt getoond hoe u andere Music Styles kiest.
Als de begeleiding te snel (of te traag) speelt, kunt u het tempo van de Music Style wijzigen:
(6) Druk op [ôSLOW] om het tempo in stappen van
één eenheid te verlagen. Druk op [FAST¥®] om het tempo in stappen van één eenheid op te voeren.
U zou ook –in de maat van het gewenste tempo– op de [TAP]-knop kunnen drukken.
(7) Om daarna weer het voorgeprogrammeerde tempo
te kiezen moet u [√¥SLOW] ingedrukt houden en tegelijk op [FAST¥®] drukken:
(8) Als u wilt, kunt u met de VARIATION [1]~[4]-knop-
pen andere drumpatronen kiezen.
(9) Druk nog een keer op [START÷STOP] om de “beat-
box” weer te stoppen.
Bij levering bevat de G-70 meer dan 500 voorgepro­grammeerde Music Assistant-registraties. U kunt er echter ook zelf programmeren.
(1) Druk op de [MUSIC¥ASSISTANT]-knop.
MUSIC
ASSISTANT
Het display ziet er nu als volgt uit:
(2) Als de naam van de gewenste registratie al wordt
getoond, kunt u op het betreffende veld drukken.
De G-70 kiest nu de instellingen van die registratie.
(3) Druk op de [START÷STOP]-knop om de weergave
van de automatisch gekozen Style te starten.
r
Als de benodigde registratie nog niet te zien is…
• Gebruik de velden [√][®] in het display of het [DATA÷ENTRY]-wiel voor het overlopen van de lijst.
Door op het [DATA÷ENTRY]-wiel te drukken springt u naar de registratie in de bovenste regel. (Dit werkt alleen, als u nog geen registratie gekozen hebt.) Als u een registratie kiest en dan één van de instellingen wijzigt (door bv. een andere klank te kiezen), kunt u weer de opgeslagen Music Assistant-registratie kie­zen door het [DATA÷ENTRY]-wiel in te drukken. Voor het kiezen van een registratie, die momenteel in het display wordt getoond, kunt u ook de DATA ENTRY [ß][†]-knoppen gebruiken (daarmee kunt u echter niet naar een andere pagina gaan).
Nóg sneller werken…
De benodigde registratie kan ook op andere manieren worden opgeroepen. Zoals u ziet, zijn er drie knopi­coontjes: [NAME], [ARTIST] en [GENRE].
• Druk op het [GENRE]-veld om de Music Assistant­registraties volgens muziekgenre alfabetisch te rang­schikken. De volgorde van de lijst verandert.
36
G-70 Music Workstation
Werken met de Music Assistant
r
• Druk op het [ARTIST]-veld om de Music Assistant­registraties volgens artiest alfabetisch te rangschik­ken. De volgorde van de lijst verandert. De genrebenamingen (rechter kolom) verdwijnen en worden vervangen door de artiestennamen, die nu alfabetisch gerangschikt zijn.
• Druk op het veld van de registratie die u wilt gebrui­ken.
• Druk op de [START÷STOP]-knop om de weergave van de automatisch gekozen Style te starten.
Werken met de Finder
Nóg een andere aanpak voor het zoeken van de beno­digde registratie luidt als volgt:
(1) Druk, op de “Music Assistant”-pagina, op het
[FINDER]-veld.
• Druk op het [Alphabetic¥Order]-veld, om alle items te zoeken die met de ingevoerde tekens (bv. “BEA”) beginnen. Namen, die aan de ingevoerde criteria beantwoorden, worden bovenaan de lijst afgebeeld.
• Druk op het [Find≈Only]-veld, als de G-70 moet zoe­ken naar namen die de ingevoerde informatie bevat­ten. (Als u “BEA” ingevoerd hebt, wordt dan bv. ook “Raggabeat” gevonden.)
(5) Druk op het [FIND]-veld om de bestanden te zoe-
ken.
Het display keert terug naar het “Music Assistant”­venster en beeldt alle items af die aan de zoekcriteria beantwoorden.
Opgelet: Als er geen Music Assistant-registraties gevonden worden, verschijnt de volgende boodschap en worden er geen namen afgebeeld (druk dan op het [ARTIST]- of [GENRE]-veld om weer alle items te zien):
(2) Druk op [NAME] (registratienaam), [ARTIST] (arties-
tennaam) of [GENRE] (muziekgenre) om aan te geven op wat u precies wilt zoeken.
(3) Voer telkens maar zoveel tekens in als nodig zijn
om de gewenste registratie te vinden.
De ingevoerde tekens kunnen op twee manieren wor­den gebruikt (zie verderop).
• Kies met het [ø]- of [˚]-veld de positie waarvoor u een ander teken wilt invoeren.
• Schrijf de gewenste naam met het alfanumerieke kla­viertje. Deze velden werken precies zoals de toetsen van een GSM. Soms moet u het betreffende veld ver­schillende keren indrukken om bij het benodigde teken uit te komen.
Opgelet: De Finder maakt geen onderscheid tussen hoofd- en kleine letters.
• Met het [Delete]-veld kunt u het geselecteerde teken wissen. Houd het even ingedrukt om alle tekens te wissen.
• Druk op [Space] om een spatie (of het cijfer “0”) in te voeren.
• Als u een bepaald teken over het hoofd hebt gezien, moet u met [ø] of [˚] de positie kiezen waar het ont­brekende teken moet worden ingevoerd. Druk vervol­gens op [Insert] en daarna op het veld van het teken dat op die plaats moet komen te staan.
• Om uitsluitend cijfers in te kunnen voeren moet u het [NUM¥LOCK]-veld activeren.
(4) Bepaal nu hoe de Finder naar passende bestanden
moet zoeken:
(6) Druk op het veld van de gewenste Music Assistant-
registratie en begin te spelen.
Opgelet: Druk op het [Back]-veld om terug te gaan naar de vorige pagina zonder een registratie te zoeken. Opgelet: Om na een zoektocht (die enkel de namen van de gevonden bestanden afbeeldt) weer alle bestandsnamen te zien moet u, op de “Music Assistant”-pagina, op één van de alfabetische rangschikkingicoontjes ([NAME], [ARTIST], [GENRE]) drukken. Opgelet: Zie “Music Assistant Mark”, op blz. 119 en “Music Assistant-functies”, op blz. 121 voor de aanmak van eigen Music Assistant-data.
37
G-70 Music Workstation
Eerste kennismaking

Standard MIDI Files (songs) afspelen

Uw G-70 bevat een hele resem aan functies waarmee u de weergave via gebruiksvriendelijke handelingen kunt “veranderen”. Laten we echter beginnen met de gewone weergave:
(1) Druk op de FINDER [SONG]-knop.
SONG
Snel zoeken van de benodigde song
Er bestaan verschillende manieren om de benodigde song zo snel mogelijk te vinden:
Sorteren van bestanden
Druk op één van de volgende velden om de songbe­standen volgens artiestennaam, muziekgenre of bestandsnaam (die meestal nogal cryptisch is) te rangschikken: [SONG¥NAME], [ARTIST], [GENRE] of [FILE¥NAME]. De rechter kolom bevat nu de gekozen informatie (naast de songnaam kan telkens maar één item worden getoond).
Vervolg met stap (3) om de song te kiezen die u wilt beluisteren.
Songs kunt u ook kiezen door, op de hoofdpagina, op het [SONG]-veld te drukken.
Het display ziet er nu als volgt uit:
(2) Als het [INTERNAL≈MEMORY]-veld (rechtsboven)
nog niet geselecteerd is, moet u erop drukken.
De G-70 bevat bij levering een aantal songvoorbeel­den, die we hier gaan gebruiken. Deze functie is tevens beschikbaar voor songs, die u zelf opneemt en in het interne geheugen (of op een geheugenkaart) opslaat.
In het display verschijnt een lijst van 5 songs (Standard MIDI Files) in het interne geheugen. Als u liever een song op diskette afspeelt, moet u de dis­kette in de drive stoppen en op het [FLOPPY]-veld drukken.
Om een song van een geheugenkaart te beluisteren moet u de kaart insteken, op [EXTERNAL¥MEMORY] drukken en vervolgen met stap (3).
(3) Als de naam van de benodigde song al wordt afge-
beeld, moet u erop drukken.
(4) Om de volgende 5 songs te zien moet u op het [˚]-
veld rechtsonder drukken.
Indien nodig (en mogelijk), moet u verschillende keren op dit veld drukken om de benodigde song te zien te krijgen. U kunt ook het [DATA÷ENTRY]-wiel of de [DEC]/[INC]-knoppen gebruiken.
Om terug te keren naar de vorige groep van 5 songs, moet u op [ø] drukken (c.q. het [DATA÷ENTRY]-wiel of de [DEC]/[INC]-knoppen gebruiken).
Werken met de Index-functie
Druk, na stap (2) uitgevoerd te hebben, op het [INDEX]-veld in de linker bovenhoek.
Het display ziet er nu als volgt uit:
(5) Druk op één van de beschikbare velden om uw
zoektocht te beperken tot songs die thuishoren in de geselecteerde categorie (“Index”).
Het display keert nu terug naar de pagina van stap (1) hierboven. Ditmaal ziet u echter alleen de songs, die deel uitmaken van de gekozen Index.
(6) Vervolg met stap (3) om de song te kiezen die u
wilt beluisteren.
Opgelet: Druk op het [ALL]-veld om weer alle songs van het gekozen geheugen te zien.
Werken met ‘Play & Search’
Als u alleen de melodie van de gewenste song kent, moet u in stap (1) op het [FINDER]-veld drukken.
r
38
G-70 Music Workstation
Standard MIDI Files (songs) afspelen
r
• Druk op het [PLAY&SEARCH]-veld.
• Het display vraagt u nu om het hoofdthema op het klavier te spelen. U kunt in eender welke toonaard spelen – het ritme hoeft zelfs niet te kloppen (deze functie houdt alleen rekening met de intervallen).
• Als u een foute noot gespeeld hebt, moet u op [DELETE≈LAST¥NOTE] drukken.
• Om de hele lijn over te doen moet u op [∫≈RESET] drukken om de volledige frase te wissen. Speel ze ver­volgens opnieuw.
• Druk, na de melodie ingevoerd te hebben, op het [FIND]-veld. Het display keert nu terug naar stap (1) op blz. 38 en beeldt de namen van alle songs af die de bewuste melodie bevatten.
• Druk op het veld van de song die u wilt afspelen.
Opgelet: Als er geen songs gevonden worden, verschijnt de volgende boodschap en worden er geen namen afgebeeld (druk dan op [SONG¥NAME], [ARTIST], [GENRE] of [FILE¥NAME] om weer alle items te zien):
Bovendien worden hier de naam van de gekozen song, het tempo en de huidige maat afgebeeld. Druk op het [SONG]-knopicoontje in de rechter bovenhoek om het songtempo te zien. (Die waarde wordt auto­matisch afgebeeld, wanneer u de songweergave start.)
Opgelet: Als de boodschap “Too many events” verschijnt, bevat de gekozen song zo veel data dat ze niet allemaal ver­werkt kunnen worden en wordt dan ook niet afgespeeld.
(8) Druk op de [PLAY÷STOP¥®÷ª]-knop.
PLAY/STOP
De weergave van de gekozen song begint.
(9) Indien nodig, kunt u met [√¥SLOW] en [FAST¥®] een
ander tempo instellen.
U zou ook –in de maat van het gewenste tempo– op de [TAP]-knop kunnen drukken.
Om daarna weer het voorgeprogrammeerde tempo te kiezen moet u [√¥SLOW] een op [FAST¥®] samen indrukken.
(10) Stel met de [MASTER¥VOLUME]-regelaar het uit-
gangsvolume van de G-70 in.
MASTER
VOLUME
Als de G-70 één of verschillende bestanden vindt, is de “FOUND”-waarde kleiner dan het “GLOBAL”-getal.
Weergave starten
(7) Druk op [EXIT] om naar de hoofdpagina te gaan.
De “hoofdpagina” is de displaypagina van de G-70 die een maximum aan relevante informatie bevat en u toelaat om alle items te kiezen (en te wijzigen) die u tijdens het spelen nodig hebt.
Door gebruik te maken van de Keyboard-parts kunt u nu meespelen. Indien nodig, kunt u dan met de [BALANCE]-regelaar de benodigde balans instellen.
Andere handige functies
MARK JUMP
De bij levering in het interne geheugen van de G-70 aanwezige songs bevatten vier posities (“Markers”) waar u meteen naartoe kunt springen. Uiteraard kunt u die posities ook voor songs programmeren die er nog geen bevatten. Verder kunt u reeds bestaande posities wijzigen (“editen”) (blz. 139).
• Gebruik de knoppen MARK & JUMP [1]~[4] om naar de betreffende positie te springen zonder de weer­gave te stoppen (de indicator van de ingedrukte knop knippert). Aan het einde van de huidige maat springt de weergave dan naar de gevraagde positie (de indi­cator stopt met knipperen en licht op), wat muzikaal zinvoller is dan meteen naar de nieuwe positie te springen.
39
G-70 Music Workstation
Eerste kennismaking
Er zijn vier MARK-geheugens. Voor de bij levering aanwezige songs komen ze overeen met: 1= couplet, 2= refrein, 3= brug, 4= slot
Het voordeel van het werken met Markers is dat u bv. nog eens naar het refrein kunt gaan, als u merkt dat de zaal nog even wil swingen, terwijl de songdata eigenlijk al bijna afgelopen zijn. Markers laten ook toe om de structuur van een nummer live te veranderen (door bv. met het tussenspel te beginnen).
Opgelet: Als u een MARK & JUMP-knop bijna meteen na het starten van de songweergave indrukt, zou de Recorder plots kunnen stoppen, terwijl de boodschap “Song Scanning” in het display verschijnt. Dit kunt u verhelpen door het tempo te ver­minderen om de G-70 de tijd te geven voor het verwerken van alle MIDI-data in de song.
Reset, terug- en voorspoelen
Met de volgende knoppen kunt u eveneens naar een andere positie springen.
TOP BWD FWD
[|√] TOP: Hiermee springt u naar het begin van de hui­dige song. [º] BWD: Hiermee gaat u in stappen van één maat achteruit. U kunt deze knop ook ingedrukt houden om sneller terug te spoelen. [‰] FWD: Hiermee gaat u in stappen van één maat vooruit. U kunt deze knop ook ingedrukt houden om sneller vóór te spoelen.
Deze knoppen kunt u zowel tijdens als na het stoppen van de weergave gebruiken.
Player (Data Update en Quick Start)
(1) Druk op de [MENU]-knop.
MENU
Het display ziet er nu als volgt uit:
(2) Druk op het [UTILITY]- en dan op het [GLOBAL]-
veld.
Next Song
Al tijdens de weergave van de huidige song kunt u de volgende benodigde song kiezen. Als de weergave daarvan automatisch moet beginnen, gaat u als volgt te werk:
• Druk op de [NEXT¥SONG]-knop.
MASTER
VOLUME
• Kies de benodigde song via de Song Finder (blz. 38).
• Zodra de huidige song afgelopen is, begint automa­tisch de volgende. U hoeft dus niet opnieuw op de [PLAY÷STOP¥®÷ª]-knop te drukken. Nu zou u al een nieuwe song kunnen kiezen.
• Druk nog een keer op de [NEXT≈SONG]-knop om deze functie weer uit te schakelen.
Opgelet: Uw G-70 bevat ook een PLAY LIST-functie die toelaat om de “playlist” van uw optredens te programmeren (blz. 145).
(3) Druk op het knopicoontje naast het
[BWD÷FWD÷JUMP]-veld om duidelijk te maken of de SysEx-data in de gekozen song tijdens het voor­/terugspoelen of bij gebruik van de MARK JUMP­knoppen al (aan) dan niet (uit) moeten worden gelezen.
(4) Druk op het [SONG¥PLAY¥QUICK¥START]-veld en
stel met het [DATA÷ENTRY]-wiel in waar de song­weergave moet beginnen:
FROM SECOND BAR—Deze functie zorgt ervoor dat de weergave in maat 2 van de gekozen Standard MIDI File begint. Dat is vaak een slimme keuze, omdat de eerste maat van de meeste Standard MIDI Files alleen SysEx- en controlecommando’s bevat, die de klankbron van de G-70 “configureren”. De weergave van die maat levert een betrekkelijk lange pauze op, wat u op de bühne waarschijnlijk kunt missen als kiespijn.
FROM FIRST NOTE—Dit is in wezen hetzelfde als hierbo- ven, behalve dat de weergave hier vanaf de eerste noot van de song begint.
OFF—De weergave begint echt vanaf het begin van het gekozen songbestand (waar zich eventueel een aantal lege maten bevinden, die eveneens worden “afge­speeld”).
r
40
G-70 Music Workstation
Standard MIDI Files (songs) afspelen
r
Gebruik de Song Cover-functie
De COVER-functie bevat een aantal “maskers” voor het veranderen van de orkestratie van de gekozen song (of Music Style). Door gewoon een andere “Cover” te kiezen kunt u er bv. voor zorgen dat een Weense wals door een Heavy Metal band wordt gespeeld. Hoewel het arrange­ment (ritme en riffs) dan niet veranderen, klinken op die manier veranderde songs toch helemaal anders.
(1) Druk één of twee keer op de [COVER]-knop om
naar de volgende displaypagina te gaan.
Minus One
“Minus One” betekent dat (minstens) één songpartij niet wordt afgespeeld. Er zijn op z’n minst twee toepassin­gen voor deze functie:
• u kunt de uitgeschakelde partij zelf op het klavier spelen;
• u kunt de partij zingen zonder dubbeling van de melodiepartij (wat niet altijd even fraai klinkt).
(1) Houd de [MINUS≈ONE]-knop ingedrukt.
MINUS
ONE
De indicator van die knop licht op en de melodie (spoor 4) wordt uitgeschakeld. Om andere partijen uit te schakelen (of met een andere preset te werken) moet u als volgt te werk gaan:
(2) Houd de [MINUS≈ONE]-knop ingedrukt.
MINUS
ONE
(2) Kies de partijen waaraan u andere instrumenten
wilt toewijzen:
Druk op het [ALL]-veld om alle geluiden te vervangen. Druk op het [DRUM]-veld als u enkel andere drum-
en percussiegeluiden nodig hebt. Druk op het [BASS]-veld om enkel aan de baspartij
een ander geluid toe te wijzen.
(3) Druk op één van de zes velden in het onderste dis-
playgedeelte om een andere macro te kiezen.
Na het kiezen van een preset kunt u op [ORIGINAL] (pagina 1) drukken om weer de originele orkestratie te hanteren.
(4) Als geen enkele van de getoonde presets aan uw
verwachtingen voldoet, drukt u op het PAGE [ø][˚]­veld om naar een andere pagina met presets te gaan.
(5) Probeer verschillende presets uit om erachter te
komen hoe (snel) dit concept werkt.
(6) Als u de nieuwe versie beter vindt dan het origi-
neel, kunt u op het [SAVE]-veld drukken om de song naar het interne geheugen, een geheugen­kaart of een diskette weg te schrijven (blz. 130).
Opgelet: De COVER-informatie behoort bij de instellingen die alleen de G-70 kan lezen. U kunt de nieuwe versie weliswaar nog met een andere sequencer of SMF-Player afspelen, maar die houdt dan geen rekening met de COVER-informatie. Opgelet: U kunt de COVER-instellingen ook zelf wijzigen (zie blz. 125).
Het display ziet er nu als volgt uit:
(3) Druk op één van de drie presetvelden om de daar-
aan toegewezen songpartijen uit te schakelen:
Druk op [MELODY] om de melodie uit te schakelen (u zal merken dat het [4]-veld eveneens oplicht).
Druk op het [ACCOMP]-veld om alle partijen met uit­zondering van de bas en de drums uit te schakelen.
Druk op het [DRUM&BASS]-veld om de drums en de bas ([2] en [10]) uit te schakelen.
Opgelet: U kunt ook meerdere “preset”-velden tegelijk active­ren. En zelfs dan kunt u nog met de velden [1]~[16] werken.
(4) Om zelf te bepalen welke partijen niet meer mogen
weerklinken (zonder gebruik te maken van de pre­sets):
• Druk op het [USER]-veld. Nu wordt alleen [4] (melo­die) uitgeschakeld.
• Schakel alle partijen uit, die u niet wilt horen door op de velden [1]~[3] en [5]~[16] te drukken. Indicatori­coontjes van de parts die u wél nodig hebt, moeten oplichten (de andere moeten doven).
41
G-70 Music Workstation
Eerste kennismaking
Door op één van deze velden te drukken schakelt u de actieve preset uit.
• Om deze nieuwe “Minus”-instelling in het interne geheugen van de G-70 op te slaan moet u op [CUSTOMIZE] drukken. Het [USER]-veld licht op om duidelijk te maken dat uw instellingen nu gebruikt worden.
(5) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
Uw laatste keuze (MELODY~USER) wordt zo lang gehanteerd tot u een andere preset kiest of de G-70 uitschakelt.
(6) Druk nog een keer op [MINUS≈ONE] om deze functie
weer uit te schakelen.
Opgelet: De Minus One-functie kunt u ook met een optionele voetschakelaar in-/uitschakelen (blz. 68).

Vocal Harmonist-functie

De Vocal Harmonist vormt een ander opzienbarend kenmerk van de G-70. Hij zorgt namelijk niet alleen voor harmonieën: hij kan tevens uw stem veranderen. Veel belangrijker is echter dat de klankkwaliteit van de Vocal Harmonist met kop en schouders boven alles uit­steekt wat u misschien al kent.
Voorbereidingen
Ziehier wat u moet doen om met de Vocal Harmonist te kunnen werken:
(1) Sluit een dynamische microfoon aan op de INPUT-
connector (achterpaneel van de G-70).
Op MIC” zetten
Voorbeelden: Roland DR-10 of DR-20
(2) Zet de [INPUT]-schakelaar op “MIC”.
U zou hier ook de (mono) uitgang van andere instru­menten kunnen aansluiten. In dat geval moet u de schakelaar op “LINE” zetten.
Op “LINE” zetten
L/MONO
COMBINATION
VOLUME
PALETTE
12
1>Piano 1
Preset:001
KEYBOARD MODE ARPEGGIO
PART
UPPERLOWER
VALUE
SEQ CTRL
TRANSPOSEX-DUALDUALSPLIT
PALETTE
ON/OFF
EDIT UTILITY
SELECT
/
CANCELEXIT
TONE
PERFORM
271
38495
VARIATION
/TONE
DRUMENVELOPEFILTERVIBRATO TONE
USER
EDIT
6
0
ENTER
/PRESET
PERFORM
CONTROLKEYBOARDMIDI/TUNELEVEL/PAN
ARPEGGIO
ROM PLAY
/SYSTEM
/EFFECT
Synthesizer, klankmodule e.d.
(3) Zet de [INPUT≈GAIN]-regelaar op het frontpaneel op
“MIN”.
INPUT GAIN
OVER
r
42
MIN MAX
Opgelet: Als u wilt, kunt u ook de Vocal Harmonist OUTPUT­connectors op een tweede versterker (of andere kanalen van het mengpaneel) aansluiten.
(4) Druk op de [SINGER]-knop (moet oplichten) en
schakel [VOCODER], [SMALL] of [ENSEMBLE] uit.
SINGER
G-70 Music Workstation
Vocal Harmonist-functie
r
(5) Zing in de microfoon en verhoog geleidelijk aan de
[INPUT¥GAIN]-instelling.
Draai hem zo ver mogelijk naar rechts, maar let er wel op dat de OVER-indicator nooit oplicht. Het ver­dient dan ook aanbeveling om op het normale “con­certvolume” te zingen.
(6) Als u uw stem niet in de op de versterker aangeslo-
ten luidsprekers (of de hoofdtelefoon) hoort, moet u de [VOICE]-regelaar naar rechts draaien (naar “MAX”).
Opgelet: Als u nu te maken krijgt met “fluiten” (terugkoppe­ling), staat de microfoon misschien pal op een luidspreker gericht. Draai hem een andere richting uit of verminder de [VOICE]-instelling.
(7) Stel met de [EFFECTS]-regelaar de balans tussen uw
stem en de daaraan toegevoegde effecten in.
EFFECTS
OFF MAX
Opgelet: Nu kunt u de songweergave starten en meezingen. Zie ook “Standard MIDI Files (songs) afspelen”, op blz. 38 en “Minus One”, op blz. 41.
Compressor, Gate en effecten
Uw G-70 bevat een Compressor-effect dat u mis­schien meteen wilt instellen. De compressor zwakt volumepieken af en zorgt dus voor een “gelijkvormi­ger” microfoonsignaal.
Het gate-effect daarentegen is vooral bedoeld om te voorkomen dat de Vocal Harmonist achtergrondge­luiden bewerkt en weergeeft, wanneer u niet zingt.
Deze twee effecten bevinden zich direct achter de MIC INPUT-connector en beïnvloeden het microfoon­signaal alvorens het door de Vocal Harmonist-sectie wordt bewerkt.
(8) Houd de [SINGER]-knop zo lang ingedrukt tot de
volgende pagina verschijnt:
(9) Druk op het [VOCAL¥EFFECT]-veld.
(10) Als u de compressor nodig hebt, drukt u op het
[COMPRESS]-veld om te zorgen dat het blauw “oplicht”.
(11) Als u ook de gate wilt gebruiken, moet u op het
[GATE]-veld drukken (het moet blauw “oplichten”).
(12) Druk op het parameterveld van de waarde die u
wilt wijzigen en stel met het [DATA÷ENTRY]-wiel de waarde in.
Opgelet: Parametervelden kunt u tevens met de DATA ENTRY
[√][®][ß][†]-knoppen kiezen.
Voor het instellen van de volgende parameters is het van groot belang dat u de hele tijd door zingt.
SUSTAIN LEV: Met deze parameter bepaalt u hoe snel de compressor stopt met werken, als het micro­foonvolume weer onder de drempelwaarde zakt. Stel deze parameter zo in dat er geen onprettige volume­sprongen tussen de noten optreden. Stel hem liefst samen met de volgende parameters in om een opti­maal resultaat te bereiken.
OUTPUT LEV: De compressor vermindert de dyna­miek (volumeverschillen) van uw zang. Deze parame­ter doet twee dingen tegelijk: hiermee bepaalt u hoe sterk uw stem moet worden “gecomprimeerd” en verhoogt u het uitgangsvolume –bij betrekkelijk grote waarden– om een eventueel volumeverlies te compenseren.
Opgelet: De waarde “0” betekent dat de compressor niets doet.
THRESHOLD: Met deze parameter bepaalt u het volume dat het microfoonsignaal minimaal moet hebben om doorgelaten te worden. Zachtere signalen worden door de gate tegengehouden (onderdrukt).
(13) Druk op het [VOICE]-veld om naar de displaypagina
te springen waar u andere presets kunt kiezen enz. (zie verderop).
(14) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
EXIT
43
G-70 Music Workstation
Eerste kennismaking
Harmoniestemmen toevoegen aan uw zang
Nu we de microfoon naar wens ingesteld hebben, kun­nen we met de Harmonist beginnen stoeien.
De G-70 biedt twee harmonietypes: “Small” (1 of 2 bij­komende stemmen) en “Ensemble” (3 of 4 bijkomende stemmen).
(1) Sluit uw microfoon aan, druk op de [SINGER]-knop,
stel het gewenste [VOICE]-volume in en…
(2) …druk op de [SMALL]-knop (indicator moet oplich-
ten).
SMALL
(3) Zing een paar noten en luister even naar de har-
monieën.
(4) Als het koortje te stil is, moet u de [HARMONY]-
regelaar wat naar rechts draaien (richting “MAX”).
(5) Om andere harmonisaties uit te proberen moet u
de [SMALL]-knop even ingedrukt houden.
(6) Druk op het veld ([MALE], [FEMALE] of [MIX]) van
het gewenste “GENDER” (stemtype) voor de har­monieën.
[MIX] voegt een mannen- en een vrouwenstem toe. Deze keuze bepaalt welke presets er in het midden van het display worden afgebeeld. Als u op de pagina hierboven bv. op GENDER [FEMALE] drukt, ziet het display er nu als volgt uit:
(7) Druk op één van de presetvelden (bv.
[BAHIA¥GIRLS]) om een ander harmonietype te kie­zen.
(8) Houd nu de [ENSEMBLE]-knop even ingedrukt (of
druk op het [ENSEMBLE]-veld in het display) en zing opnieuw.
Dit klinkt als een heus koor, vindt u niet?
r
U weet nu al waar de velden [MALE], [FEMALE] en [MIX] voor dienen. Via de 10 velden in het midden
kiest u een “voicing” en het stemkarakter van uw koortje.
(9) Als u daarna weer zonder koortje wilt zingen, moet
u op de [SMALL]- of [ENSEMBLE]-knop drukken (geen van beide mag oplichten).
Opgelet: Natuurlijk hoeft u niet altijd een song als begeleiding te gebruiken: u kunt de begeleiding ook zelf spelen of de Arranger gebruiken. Zie blz. 28 en verderop.
Wie bepaalt de harmoniestemmen?
Nu u weet wat de Vocal Harmonist doet, willen we even uit de doeken doen hoe hij dat doet. Misschien is u het [HARMONY¥ASSIGN]-veld in de linker benedenhoek van de pagina’s hierboven al opgevallen.
Momenteel luidt de (voorgeprogrammeerde) instel­ling “AUTO”. Dat betekent dat tijdens de song- of Arranger-weergave de nootgegevens van de song (of de in het akkoordherkenningsgebied gespeelde noten) voor het bepalen van de harmoniestemmen worden gehanteerd (“Auto Harmony”).
Opgelet: Als de afgespeelde song ook een “harmoniespoor” bevat, worden die gegevens voor de harmonieën gehanteerd. In alle andere gevallen worden de koorstemmetjes echter in “realtime” toegevoegd.
Als u de songweergave stopt en zelf op het klavier speelt, worden uw eigen noten als basis voor de har­moniestemmen gebruikt.
Kies met het [DATA÷ENTRY]-wiel een andere instel­ling. De mogelijkheden luiden:
Auto De G-70 hanteert één van de volgende syste-
men (naar gelang de beschikbare nootgege­vens).
Keyboard (All)
Keyboard Left
Keyboard Right
Song De nootinformatie van de afgespeelde song
Alleen de op het klavier gespeelde noten wor­den voor de harmonieën gebruikt.
Alleen de links van het splitpunt (blz. 57) gespeelde noten worden voor de harmonieën gebruikt.
Alleen de rechts van het splitpunt (blz. 57) gespeelde noten worden voor de harmonieën gebruikt.
wordt gebruikt.
Nog niet helemaal overtuigd?
Als u een beetje teleurgesteld bent van de Vocal Har­monist-functie, vindt u hier een aantal tips (en een bonus):
Gebruik hem samen met een song
De Vocal Harmonist klinkt het overtuigendst, wan­neer u hem tijdens de weergave van een song gebruikt. Tenslotte vergt het veranderen van uw stem tijdens het spelen heel wat rekenwerk, terwijl de menselijke stem nu net één van de meest complexe
44
G-70 Music Workstation
Vocal Harmonist-functie
r
“signalen” is, die niet zomaar naar eender welke toonhoogte kunnen worden verschoven. De Vocal Harmonist is dan ook helemaal afgestemd op het gebruik met Standard MIDI Files – en dan klinkt hij dus helemaal “echt”. Probeer het gewoon even uit, het werkt!
Controleer het volgende (Gender Voice Input)
(1) Houd de [SINGER]-knop even ingedrukt (of druk op
het [VOICE]-veld in het display).
Het display ziet er nu als volgt uit:
(2) Druk op het [MALE]-veld, als u een man bent, en op
[FEMALE], als u een vrouw bent.
Dat is een belangrijke hint voor de Vocal Harmonist. Na het kiezen van de geschikte instelling zal u mer­ken dat de harmonieën nóg beter klinken.
En als u al lang eens wilde klinken als een licht versle­ten operazanger…
(3) Druk op het [VIBRATO]-veld (indicator moet
“oplichten”).
Zing een paar noten en let op het vibrato. Als u dat nog te weinig vindt…
(4) Druk op het [EDIT]-veld.
RISE TIME: Hiermee bepaalt u hoe snel het vibrato
opkomt. Deze parameter bepaalt hoe lang het duurt tot de DEPTH-waarde wordt bereikt – eens de Delay Time-waarde verstreken is.
DELAY TIME: Hiermee stelt u een vertraging in tus­sen uw zang en het moment waarop het vibrato­effect begint te werken.
(6) Druk op [EXIT] om deze pagina te verlaten (of op
[Back] om andere “Gender”-instellingen uit te pro-
beren).
Voice-FX
Hebt u zich al eens afgevraagd hoe uw stem zou klinken als u een vrouw (voor mannen), man (voor vrouwen), een robot of nog iets anders was…? Laten we’s kijken:
(1) Druk op de [VOICE-FX]-knop.
VOICE
FX
(2) Zing een paar noten en luister even naar uw stem.
(Om het effect beter te horen schakelt u de [SMALL]- of [ENSEMBLE]-knop het best uit.)
(3) Houd de [VOICE-FX]-knop ingedrukt. Het display
ziet er nu als volgt uit:
(5) Kies met de DATA ENTRY-knoppen [√][®][ß][†] de
parameter die u wilt wijzigen (of druk op zijn veld) en stel met het [DATA÷ENTRY]-wiel de gewenste waarde in.
Het [VIBRATO]-indicatoricoontje moet blauw zijn – anders hoort u geen verschil.
Ziehier de betekenis van deze parameters:
RATE: Bepaalt de snelheid van het vibrato-effect. DEPTH: Hiermee regelt u de vibrato-intensiteit.
Vibrato is een effect dat de toonhoogte varieert (“moduleert”). Hoe groter de DEPTH-waarde, hoe meer de regelmatige toonhoogteveranderingen opvallen.
(4) Druk op één van de twaalf TYPE-velden om de ove-
rige mogelijkheden uit te proberen.
(5) Als u van “heel vreemd” (of erg realistisch) houdt,
drukt u op het [VIBRATO]-veld (links).
(6) Vindt u het geluid wel de goede kant opgaan, maar
wilt u nog een beetje aan het effect sleutelen, dan moet u op het [EDIT]-veld onderaan in het display drukken.
Zie blz. 132 voor meer details over de Edit- en Equali­zer-parameters.
Opgelet: Om uw instellingen te bewaren moet u ze opslaan in een User Program. Opgelet: Als u wilt, kunt u de [SMALL]- of [ENSEMBLE]-har- monieën aan dit effect toevoegen.
45
G-70 Music Workstation
Eerste kennismaking
(7) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
EXIT
Auto Pitch
Ziehier nog zo’n interessant effect dat u als “gimmick” kunt gebruiken c.q. om te zorgen dat zelfs een valse zangpartij plots juist klinkt. Natuurlijk zal uw stem iet­wat “artificieel” overkomen, omdat de nadruk hier op de juistheid ligt. Daar staat echter tegenover dat u de woorden ook gewoon kunt zeggen – zelfs dan worden ze gezongen.
(1) Druk op de [AUTO≈PITCH]-knop.
AUTO PITCH
(2) Start de song- of Style-weergave en zeg iets in de
microfoon (zing even niet).
Dit lijkt verdraaid op een erg populair effect, vindt u niet?
(3) Houd de [AUTO≈PITCH]-knop ingedrukt.
Het display ziet er nu als volgt uit:
(5) Druk op het [VIBRATO]-veld om de Auto Pitch-stem
van wat “bibber” te voorzien.
Het vibrato-effect is niet met het vibrato van de Voice-FX verbonden en kan dus apart worden inge­steld (zie verderop).
(6) Voor een fijnere controle over het Auto Pitch-
geluid moet u op het [EDIT]-veld drukken:
Hoewel de hier getoonde parameters niet gekoppeld zijn aan hun collegae van de Voice-FX Edit-pagina, zal u moeiteloos de overeenkomsten herkennen. Zie daarom hierboven voor een verklaring van GENDER, VIBRATO RATE, DEPTH, RISE TIME en DELAY TIME.
(7) Druk op het parameterveld van de waarde die u
wilt wijzigen en stel met het [DATA÷ENTRY]-wiel de waarde in.
Opgelet: Parametervelden kunt u tevens met de DATA ENTRY
[√][®][ß][†]-knoppen kiezen.
(8) Druk op het [PORTAMENTO]-veld om dit effect in
te schakelen.
“Portamento” betekent dat de toonhoogte niet meer in duidelijk afgelijnde stappen verandert: de noten glijden naar elkaar toe.
[Portamento Time= 0] “Ruwe” toonhoogtesprongen (halve
tonen, normaal)
Laten we beginnen met de belangrijkste parameter: de noten die de AUTO PITCH-functie hanteert. Dat stelt u in via de AUTO PITCH ASSIGN-velden.
(4) Kies via de TRACK-waarde de benodigde songpar-
tij.
“4” komt in de regel overeen met de melodie en is dus de meest aangewezen kandidaat. U kunt echter ook kiezen voor “1”~“3” of “5”~“16” om een andere partij als melodie te gebruiken.
Wilt u de melodie zelf spelen, dan moet u op het [LEFT]- of [RIGHT]-veld (of beide) drukken en de noten spelen, terwijl u in de microfoon praat (of zingt).
Opgelet: Als u “LEFT” en/of “RIGHT” kiest, wordt de TRACK­parameter op “Off” gezet.
Met de OCTAVE-parameter kunt u de toonhoogte van de Auto Pitch-noten tot 2 octaven hoger of lager transponeren.
r
46
[Portamento Time= 1~127] De noten glijden
Met de PORTAM TIME-parameter kunt u de snelheid instellen waarmee de noten naar elkaar toe glijden (0~127). Hoe groter de waarde, hoe trager de over­gangen.
Opgelet: Om uw instellingen te bewaren moet u ze opslaan in een User Program.
(9) Druk op [EXIT] om deze pagina te verlaten (of op
[Back] om andere “AUTO PITCH”-instellingen uit te
proberen).
naar elkaar toe
G-70 Music Workstation
Vocal Harmonist-functie
r
Werken met de Vocoder
Een Vocoder is een effect dat gesproken woorden com­bineert met geluiden en op die manier de indruk wekt dat het instrument, dat instaat voor het basisgeluid, kan spreken.
(1) Druk op de [VOCODER]-knop (moet oplichten).
VOCODER
Hierdoor schakelt u de [SMALL]- of [ENSEMBLE]-knop uit (als hij aan was), omdat de Vocoder niet samen met de “echte” harmonie-effecten kan worden gebruikt.
(2) Schakel de [SINGER]-knop in. (3) Stop de songweergave, als die momenteel nog
loopt.
De Vocoder kan weliswaar ook een songpartij gebrui­ken, maar hier gaan we met het klavier werken, omdat u dan sneller snapt hoe het allemaal werkt.
Opgelet: Als u de vocoder samen met de Arranger van de G-70 wilt gebruiken, moet u de melodie waarschijnlijk zelf spe­len, omdat de Arranger ze niet bevat (een Standard MIDI File echter wel).
(4) Speel een akkoord op het klavier, houd de toetsen
ingedrukt en zeg iets in de microfoon.
De Vocoder werkt enkel, wanneer u (a) zingt of spreekt, en (b) indien er een “muzikaal” geluid is dat kan worden bewerkt.
Speel verschillende akkoorden en luister naar wat de Vocoder doet.
Opgelet: De Vocoder kan vier stemmen tegelijk weergeven. Het heeft dan ook weinig zin om meer dan vier noten tegelijk te spelen.
Opgelet: De vocoder kan samen met [SINGER], [VOICE–FX] of [AUTO≈PITCH] worden gebruikt.
Ook hier zijn er een aantal parameters waarmee u de werking van de vocoder kunt beïnvloeden:
(5) Houd de [VOCODER]-knop ingedrukt.
Het display ziet er nu als volgt uit:
presets er ter beschikking staan. In het totaal zijn er 24 Vocoder-presets (8 voor “Male”, 8 voor “Female” en 8 voor “Mix”).
De 8 velden in het midden ([OPERA], [MY¥VOICE] enz.) verwijzen naar het stemkarakter. Die voorgeprogram­meerde instellingen berusten op de parameters, die u op de “Edit”-pagina kunt instellen.
(6) Kies met het [DATA÷ENTRY]-wiel de gewenste
“TRACK”-waarde.
De fabrieksinstelling van de VOCODER ASSIGN-sec­tie luidt “AUTO”. Dat betekent dat de Vocoder voor songs met de vermelding “With MIDI Harmony for Your Vocal Harmony Processor” (noten voor de har­monieën, spoor 5) automatisch wordt ingeschakeld. Daar kunt u dan nog noten aan toevoegen door ze gewoon op het klavier te spelen.
Als u de songweergave stopt en op het klavier speelt, worden uw eigen noten als basis gebruikt.
Als u met een Standard MIDI File werkt, kunt u via de TRACK-waarde de gewenste songpartij (“1”~”16”) kiezen. Omdat de melodie in de regel monofoon is (telkens maar 1 noot), is “4” waarschijnlijk niet erg geschikt voor de vocoder. Kies liefst een spoor dat telkens verschillende noten tegelijk speelt.
Wilt u de melodie zelf spelen, dan moet u op het [LEFT]- of [RIGHT]-veld (of beide) drukken en op het klavier spelen, terwijl u in de microfoon praat (of zingt).
Opgelet: Zie blz. 134 voor meer details over de [EDIT]-parame- ters. Opgelet: Om uw instellingen te bewaren moet u ze opslaan in een User Program.
(7) Druk op [EXIT] of [Back] om deze pagina weer te
verlaten.
Talk
De Talk-functie is vooraal bedoeld om nummers aan te kondigen: hiermee schakelt u het momenteel actieve Vocal Harmonist-effect (Voice-FX, Auto Pitch, Singer, Vocoder, Small/Ensemble) tijdelijk uit. Bovendien wor­den de effecten van de Vocal Harmonist (Reverb, Cho­rus, Delay enz.) uitgeschakeld – tenzij u een vleugje reverb (galm) of delay wilt gebruiken.
Zo klinkt uw stem normaal, wat voor aankondigingen beslist slimmer is. De Talk-functie kan zo worden inge­steld dat de muziek (song) weliswaar stiller wordt gezet, maar niet volledig wordt onderdrukt.
(1) Druk op de [TALK]-knop en zeg wat in de micro-
foon.
GENDER: Met deze knopicoontjes (MALE, FEMALE,
MIX) kunt u de klankkleur van het effect instellen en er een “mannelijke”, “vrouwelijke” of “gemengde” indruk aan geven. De GENDER-keuze bepaalt welke 8
TALK
Alle Vocal Harmonist-veranderingen staan nu tijdelijk op non-actief. Daarmee bedoelen we de knoppen [VOCODER], [SMALL] en [ENSEMBLE].
47
G-70 Music Workstation
Eerste kennismaking
(2) Druk na de aankondiging nog eens op de [TALK]-
knop (om terug te keren naar de vorige “zangin­stellingen”) en zing het volgende nummer.
Ziehier wat u moet doen om het volume van de ach­tergrondmuziek en een ander galm- of delay-volume in te stellen voor uw spreekstem.
Opgelet: Meer details over de effectparameters vindt u op blz. 107.
(3) Houd de [TALK]-knop ingedrukt.
Het display ziet er nu als volgt uit:
(4) Druk op het [MUSIC¥MUTE]-veld en stel met het
[DATA÷ENTRY]-wiel de gewenste waarde in.
Hoe kleiner de waarde, hoe zachter het volume van de songpartijen en van de Keyboard-parts. Kies “0”, als de muziek niet zachter mag staan dan nu al het geval is.
Met het [REVERB¥SEND]- en [DELAY¥SEND]-veld kunt u uw stem van galm (reverb) en delay voorzien. Ter­wijl een beetje galm (waarden tussen “10” en “40” bv.) best prettig kan zijn, is delay waarschijnlijk een “effect”, omdat uw aankondigingen dan moeilijker verstaanbaar zijn.
Opgelet: Zie blz. 107 voor meer details over de effecten.
Automatische transpositie (Singer Key)
Alleen voor de Standard MIDI File-weergave Ziehier nog zo’n revolutionaire functie van de G-70: op basis van de informatie, die u kiest of zelf invoert, kan deze functie namelijk de toonaard van alle songs wijzi­gen om u (of een gastzanger) toe te laten in een prettig register te zingen – zonder de stem te forceren. Dat noemen we de “Singer Key”-functie.
(1) Om het volgende duidelijk te houden kiest u best
eerst een song (zie blz. 38) en drukt u op [PLAY÷STOP¥®÷ª] om de weergave te starten.
Let nu vooral op de toonaard van de song.
(2) Druk nog een keer op [PLAY÷STOP¥®÷ª] om de weer-
gave te stoppen en daarna op [TOP¥|√] om naar het begin van de song te springen.
(3) Druk op de [MENU]-knop.
Het display ziet er nu als volgt uit:
(4) Druk op het [TUNING]- en dan op het [SINGER¥KEY]-
veld.
Deze pagina bevat drie presets: [ORIGINAL] betekent dat de songs niet getransponeerd worden, terwijl [MALE] en [FEMALE] de toonaard aanpassen aan het “typische” bereik voor een mannen- of vrouwenstem.
(5) Druk op het [MALE]- of [FEMALE]-veld (naar gelang
of u een man of vrouw bent).
(6) Druk op de [PLAY÷STOP¥®÷ª]-knop om de weergave
te starten.
Misschien wordt de song nu in een andere toonaard afgespeeld. Als dat niet het geval is, valt de zanglijn binnen het “typische” bereik dat u zonet hebt geko­zen.
Opgelet: Deze automatische transpositie werkt alleen, als spoor/MIDI-kanaal “4” van de afgespeelde song de melodie bevat.
(7) Druk nog een keer op [PLAY÷STOP¥®÷ª] om de weer-
gave te stoppen en daarna op [TOP¥|√] om naar het begin van de song te springen.
Misschien was dit nog steeds wat te hoog of te laag… En dan nu de knaller:
(8) Druk op één van de USER PRESET-velden en daarna
op [EDIT].
r
48
MENU
Opgelet: Het [EDIT]-veld verschijnt pas nadat u op één van de USER PRESET-velden gedrukt hebt. Deze laatste zijn geheugens waarin u eigen instellingen kunt opslaan.
G-70 Music Workstation
Vocal Harmonist-functie
r
(9) Druk op het [HIGHEST]-veld (als het nog niet gese-
lecteerd is).
(10) Zing de hoogste noot die u moeiteloos kunt halen
(u mag ook verschillende pogingen doen).
Als u een microfoon aangesloten hebt, verschijnt nu het [CAPTURE]-veld. Druk op dat veld om aan te geven dat de G-70 de laatst gezongen noot moet hanteren. (Dit veld verschijnt niet, als u de noot op het klavier speelt.)
Als u geen microfoon bij de hand hebt, kunt u de gewenste noot ook op het klavier spelen.
De G-70 herkent die toonhoogte en beeldt de over­eenkomstige nootnaam af.
(11) Druk op het [LOWEST]-veld en herhaal stap (10),
maar zing ditmaal de laagste noot, die u moeite­loos haalt.
(12) Druk op [EXECUTE] om deze instellingen op te
slaan, als u ze later nog eens wilt gebruiken.
Het display bevestigt nu even dat de instellingen opgeslagen zijn:
• Met het [Delete]-veld kunt u het door de cursor aan­geduide teken wissen. Houd het even ingedrukt om alle tekens te wissen.
• Druk op [Space] om een spatie (of het cijfer “0”) in te voeren.
• Als u een bepaald teken over het hoofd hebt gezien, moet u met [ø] of [˚] de positie kiezen waar het ont­brekende teken moet worden ingevoerd. Druk vervol­gens op [Insert] en op het veld van het teken dat op die plaats moet komen te staan.
(17) Als u de naam van uw Singer Key-instellingen
helemaal naar wens hebt ingevoerd, drukt u op [EXECUTE].
Het display bevestigt nu even dat uw naam werd opgeslagen:
(13) Druk op het [Back]-veld om naar de vorige pagina
te springen.
(14) Druk op het [RENAME]-veld om een naam te geven
aan uw instellingen.
Namen invoeren
(15) Kies met het [ø]- of [˚]-veld de positie waarvoor u
een ander teken wilt invoeren.
(16) Gebruik de alfanumerieke velden rechts om de
gewenste tekens in te voeren.
Deze velden werken precies zoals de toetsen van een GSM. Soms moet u het betreffende veld verschillende keren indrukken om bij het benodigde teken uit te komen.
• Met het [A/a]-veld kiest u tussen hoofd- en kleine let­ters.
(18) Druk op de [PLAY÷STOP¥®÷ª]-knop om de weergave
te starten.
Misschien wordt de song nu in een andere toonaard afgespeeld. Als dat niet het geval is, valt de zanglijn binnen het ingestelde bereik.
Opgelet: Voor nieuwe songs, die u aan uw repertoire toevoegt, raden we aan ze minstens één keer op dezelfde plaats op te slaan om de herkenning van de HIGHEST- en LOWEST-noot te verbeteren. Hoe u een song opslaat komt u te weten op blz. 204.
Liedjesteksten en akkoorden in het display tonen
Alleen voor de Standard MIDI File-weergave Uw G-70 laat ook toe de liedjesteksten van de afge­speelde songs (indien aanwezig) –en zelfs de noten– in het display te tonen.
De Lyrics-functie beeldt de liedjesteksten van de afge­speelde song op dezelfde manier af als een Karaoke­apparaat: de te zingen woorden worden telkens geïn­verteerd afgebeeld. Deze functie is enkel beschikbaar voor Standard MIDI Files die Lyrics-data bevatten. Uw Roland-dealer weet daar alles over.
Naast de teksten beeldt de G-70 tevens de akkoorden af, wat handig kan zijn, wanneer u met een gitarist of bassist speelt.
De akkoordinformatie zit in de regel niet in de song opgeslagen, maar dat is geen enkel probleem: de G-70 kan die gegevens zelf berekenen en zelfs net vóór de plaats afbeelden waar de akkoorden moeten worden gespeeld. Dit geldt ook voor de noten zelf, die eveneens kunnen worden afgebeeld.
(1) Kies een song (blz. 38).
49
G-70 Music Workstation
Eerste kennismaking
(2) Druk op de [LYRICS&SCORE]-knop.
LYRICS & SCORE
Het display ziet er nu als volgt uit:
(3) Start de songweergave.
De namen van de akkoorden verschijnen in de onder­ste regel.
Opgelet: Omdat de akkoorden in “realtime” worden berekend, kloppen ze soms niet helemaal. Bovendien wordt er helemaal niets afgebeeld, wanneer de terts in de herkende akkoorden ontbreekt (omdat dan niet kan worden uitgemaakt of het om een mineur- of majeurakkoord gaat). Opgelet: U kunt de liedjesteksten ook voor songs programme­ren die deze gegevens nog niet bevatten. Zie ook blz. 150.
(4) Druk op het [ZOOM¥+]-knopicoontje, als de tekst
wat klein is.
Druk op [ZOOM¥–] om weer de normale grootte te kiezen.
De wijzigingen worden meteen in het kleine display boven de COLOR PRESET-regelaariconen getoond.
Het hier gehanteerde systeem volgt het RGB-kleursy­steem; de waarde “255” voor alle drie regelaars levert dan ook wit op (en “0” voor alle drie zwart). Als u al eens met een grafisch pakket gewerkt hebt, kent u dit systeem beslist.
• Druk op één van de regelaars (rood, groen of blauw) in de BACKGROUND-kolom en wijzig er met het [DATA÷ENTRY]-wiel de waarde van.
(3) Druk op het [Back]-veld om naar de LYRICS-pagina
terug te gaan.
Externe monitor gebruiken
Uw G-70 is voorzien van een VIDEO OUTPUT-connector die u op de video-ingang van een TV of monitor kunt aansluiten. Die monitor beeldt de liedjesteksten (indien aanwezig) en de akkoorden dan de hele tijd door af, zelfs wanneer u –of de G-70– een andere display­pagina kiest. Partituren worden echter nooit op het externe scherm getoond.
(1) Sluit de VIDEO OUTPUT-connector aan op de
video-ingang van een TV of monitor.
Kleur van de teksten veranderen
U kunt de teksten niet alleen vergroten (zie hierbo­ven), maar zelfs de kleur van de achtergrond en de teksten zelf instellen, als u het zwart/wit-systeem wat storend vindt.
(1) Druk, op de hierboven getoonde pagina, op het
[OPTIONS]-veld.
(2) Ga als volgt te werk:
• Probeer misschien eerst de COLOR PRESET-velden ([1]~[6]) uit. Als geen enkele fabrieksinstelling aan uw verwachtingen voldoet (of als u ze maar gedeeltelijk wilt wijzigen)…
• …druk op één van de regelaars (rood, groen of blauw) in de LYRICS-kolom en wijzig er met het [DATA÷ENTRY]-wiel de waarde van.
(2) Schakel de TV of monitor in en start de weergave
van een song met Lyrics-data.
Als de liedjesteksten en akkoorden niet naar behoren op het scherm verschijnen, moet u als volgt te werk gaan:
(3) Druk op de [LYRICS&SCORE]-knop.
LYRICS & SCORE
Het display ziet er nu als volgt uit:
(4) Druk op het [OPTIONS]-veld.
r
50
G-70 Music Workstation
Vocal Harmonist-functie
r
Het display ziet er nu als volgt uit:
(5) Druk op het [PAL]- of [NTSC]-veld om de gewenste
instelling te kiezen.
Opgelet: Als u met een TV werkt, mag u niet vergeten het juiste kanaal te kiezen (“AV” of iets in die trant; zie de handlei­ding bij de TV).
(6) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
EXIT
Druk op [ZOOM¥–] om weer de normale grootte te kiezen.
Misschien bent u het nog niet helemaal eens met de manier waarop de noten in het display worden getoond. Doe dan het volgende…
(6) Druk op de [OPTIONS]-knop.
Hier kunt u verschillende dingen kiezen.
• Wilt u de noten van één of twee songpartijen zien? Hebt u er maar één nodig, dan moet u [1¥STAFF] acti­veren. Om twee partijen te zien moet u [2¥STAVES] activeren. In dat geval verandert het display als volgt:
Partituren bekijken
Alleen voor de Standard MIDI File-weergave en uit- sluitend in het display van de G-70
Als u niet meer precies weet welke noten u voor een bepaalde song moet spelen, kunt u aan de G-70 vragen om ze in het display te tonen:
(1) Kies een song (blz. 38). (2) Druk op de [LYRICS&SCORE]-knop.
LYRICS & SCORE
(3) Druk op het [SCORE]-veld, als het nog niet
“oplicht”.
Het display ziet er nu als volgt uit:
(4) Start de songweergave en houd het display in de
gaten.
(5) Druk op het [ZOOM¥+]-knopicoontje, als de noten
wat klein zijn.
• Kies de sporen wier noten moeten worden afgebeeld: Druk op het overeenkomstige [TRACK]-veld en kies met het [DATA÷ENTRY]-wiel een spoor. “STAFF 1” vertegenwoordigt de bovenste notenbalk, “STAFF 2” de tweede.
• Als u weet in welke toonaard de song staat, drukt u op het [KEY]-veld en kiest u met het [DATA÷ENTRY]­wiel de toepasselijke instelling. Dit is alleen nodig, als u wilt voorkomen dat er teveel kruisen of mollen worden getoond.
• Kies met het - of -veld de sleutel voor de weer­gave van de noten. Druk op het veld dat voor uw toe­passing beter uitkomt (deze keuze heeft geen invloed op het octaaf waarin de noten worden afgespeeld – ze geldt enkel voor de grafische weergave).
• Bepaal met de knopicoontjes van de PITCH-regel welke nootnamen er naast de nootsymbolen moeten verschijnen: [OFF] betekent dat de nootnamen niet getoond wor­den; [A,B,C] vertegenwoordigt het Angelsaksische/ Duitse/Nederlandse systeem; [DO,RE,MI] tenslotte slaat op het Franse/Italiaanse systeem.
51
G-70 Music Workstation
Eerste kennismaking
• Met de knopicoontjes in de DRUM RANGE-regel kunt u bepalen welke noten van het drumspoor (meestal spoor 10) er mogen worden getoond. [FILTER] bete­kent dat u alleen de noten met de nummers 35~59 ziet. [FULL] betekent daarentegen dat alle noten afge­beeld worden. Deze instelling wordt enkel gehanteerd, als u voor één van de twee TRACK-velden “10” c.q. het nummer van een spoor kiest dat een drumpartij bevat. De meeste drumpartijen hanteren uitsluitend de noot­nummers 35~59.
(7) Druk op [Back] om weer de partituur te zien.
Indien nodig, kunt u opnieuw naar de OPTIONS­pagina gaan om minder overtuigende instellingen te corrigeren.

Opnemen van uw muziek

U kunt uw muziek in de vorm van “Songs” opnemen die in het interne geheugen, op een geheugenkaart of op een diskette kunnen worden opgeslagen. Uw zang met de Vocal Harmonist (blz. 42) wordt niet opgenomen.
Voor de opname kunt u kiezen uit twee benaderingen:
A
Alles samen opnemen
Dit is de eenvoudig aanpak: u drukt op de [REC¥∏]­knop, u stelt de G-70 in zoals hij tijdens de opname moet klinken (met of zonder Arranger bv.) en u begint te spelen.
B
Elk spoor apart opnemen
Deze aanpak betekent dat u eerst de drumpartij (bv.) opneemt, daarna de bas, vervolgens een pianopartij enz. Hiervoor moet u met de 16-sporen sequencer werken (zie blz. 154).
U kunt deze twee benaderingen echter ook met elkaar combineren door eerst volgens schema (A) te werken en daar dan met aanpak (B) partijen aan toe te voegen c.q. bestaande partijen te vervangen.
Laten we beginnen met de eenvoudigste werkwijze:
Opnemen met Style-begeleiding
In dit voorbeeld willen we tonen hoe u uw solospel en de Arranger-begeleiding kunt opnemen.
(1) Druk op de [REC¥∏]-knop (hij knippert).
Opgelet: Wanneer u op de [REC¥∏]-knop drukt en de opname start (zie verderop), wordt het song-RAM-geheugen gewist. Sla de huidige song dus op alvorens een nieuwe opname te starten (zie blz. 55).
(2) Druk op de EASY SETTING [ARR]-knop.
ARR ORGAN
(3) Kies een Music Style (zie blz. 27) en een klank voor
uw rechterhand (zie blz. 29).
U kunt ook op een ONE TOUCH-knop drukken en een Style kiezen. Dan hoeft u geen klank voor de rechter­hand te kiezen (stap (3)), omdat dat automatisch gebeurt. Zie ook blz. 29.
Schakel nog andere Keyboard-parts in door op hun PART ON/OFF-knop te drukken, als u de melodie met één of verschillende klanken wilt dubbelen. U zou zelfs met een tweede splitpunt kunnen werken (blz. 90).
Opgelet: In plaats van al deze stappen uit te voeren kunt u ook gewoon een User Program met de passende instellingen kiezen (blz. 112).
(4) Om uw song met een introductie te beginnen,
moet u op de [INTRO]- en een VARIATION-knop [1]~ [4] drukken.
r
52
G-70 Music Workstation
Opnemen van uw muziek
r
(5) Druk op de [START÷STOP]-knop om de opname te
starten.
START/STOP
De Recorder telt nu één maat af. Daarna beginnen de Arranger-weergave en de opname.
Opgelet: Zie blz. 73 voor meer details i.v.m. de aftel.
(6) Speel met de linkerhand de Arranger-akkoorden en
met de rechterhand de melodie.
Opgelet: U kunt ook de speelhulpen van de G-70 gebruiken. Zie ook blz. 58.
(7) Stop de opname op één van de volgende manieren:
• Druk op de [END/RIT]- en een VARIATION [1]~[4]-knop. De Arranger speelt nu een Ending-patroon. Zodra dat afgelopen is, stoppen de Arranger-weergave en de opname.
• Druk op de [START÷STOP]-knop. Hierdoor stopt u de Arranger-weergave en de opname.
• Druk op de [PLAY÷STOP¥®÷ª]-knop. Hierdoor stopt u de Arranger-weergave en de opname.
Opgelet: Wanneer u op de [REC¥∏]-knop drukt en de opname start (zie verderop), wordt het song-RAM-geheugen gewist. Sla de huidige song dus op alvorens een nieuwe opname te starten (zie blz. 55).
(2) Druk op de EASY SETTING [PIANO]-knop.
ARR ORGAN
(3) Stel met de [√SLOW][FAST®]-knoppen, de [TAP]-
knop of (als de hoofdpagina afgebeeld wordt) het [DATA÷ENTRY]-wiel het gewenste tempo in.
(4) Als u halverwege de song de Arranger wilt starten,
moet u een Style kiezen (zie blz. 27). Kies tevens een klank voor uw solo (zie blz. 29).
Opgelet: In plaats van al deze stappen uit te voeren kunt u ook gewoon een User Program met de passende instellingen kiezen (blz. 112).
(5) Druk op de [PLAY÷STOP¥®÷ª]-knop om de opname
te starten.
PLAY/STOP
Beluisteren van uw song
Waarschijnlijk wilt u de song nu beluisteren. Als u hem goed vindt, moet u hem nu meteen opslaan (zie “Song opslaan”, op blz. 55).
(8) Druk op de RECORDER [TOP¥|√]-knop.
TOP
De Recorder keert nu terug naar het begin van uw nieuwe song.
(9) Druk op de [PLAY÷STOP¥®÷ª]-knop om de weergave
te starten.
(10) Druk nog een keer op [PLAY÷STOP¥®÷ª] om de weer-
gave te stoppen, en op [TOP¥|√] om naar het begin terug te keren.
Opnemen zonder begeleiding
Laten we nu kijken hoe je zonder begeleidingsautomaat kunt opnemen. Hier zou u de Arranger op een later tijd­stip kunnen starten (bv. naar de geïmproviseerde intro): hij loopt immers altijd synchroon met het songtempo.
(1) Druk op de [REC¥∏]-knop (indicator knippert).
De Recorder telt nu één maat af. Daarna begint de opname.
Opgelet: Zie blz. 73 voor meer details i.v.m. de aftel.
(6) Begin te spelen. (7) Druk op de [START÷STOP]-knop om de Arranger-
weergave te starten.
(8) Als de Style-weergave vóór het einde van de song
moet stoppen, drukt u hetzij op de [END÷RIT]-, het­zij op de [START÷STOP]-knop.
De Arranger stopt, maar de opname loopt gewoon door. Dit laat u toe een einde zonder begeleiding te improviseren.
(9) Druk op de [PLAY÷STOP¥®÷ª]-knop om de opname
te stoppen.
(10) Zie “Beluisteren van uw song”.
REC
53
G-70 Music Workstation
Eerste kennismaking
Partijen toevoegen
Ziehier hoe u een minder geslaagde partij kunt over­doen of bijkomende partijen aan een bestaande song kunt toevoegen. Laten we eerst even kijken wat we al opgenomen hebben – en waar: We zijn begonnen met Arranger-begeleiding, zodat de volgende sporen nu data zouden kunnen bevatten (niet alle Styles hanteren alle 8 sporen die de Arranger simul­taan kan afspelen):
Arranger-part Recorder-spoor
ADR 10
ABS 2 ACC1 1 ACC2 3 ACC3 5 ACC4 7 ACC5 8 ACC6 9
Als u ook één of meerdere Keyboard-parts opgenomen hebt, bevinden die zich op de volgende sporen:
Keyboard-part Recorder-spoor
UP1 4
UP2 6
UP3 13
LW1 11
LW2 14
MBS 12
MELODY INT 15
UP1/2/3 en/of LW1/2 kunnen ook voor bijkomende drumpartijen worden gebruikt door er een Drum Set (TONE [DRUMS]-knop) aan toe te wijzen. Voor het volgende gaan we ervan uit dat u de melo­die met de UP1-part (spoor 4) ingespeeld hebt en daar nu met de LW1-part wat akkoorden aan wilt toevoegen.
(1) Kijk eerst op welk spoor u moet opnemen.
Zie de tabellen hierboven. Voor ons voorbeeld gaan we spoor 11 (LW1) gebruiken.
(2) Druk op de RECORDER [16-TRACK¥SEQUENCER]-
knop.
16-TRACK
SEQUENCER
De gekleurde balken in de rechter helft van het dis­play duiden de sporen aan die al data bevatten.
(3) Druk op de RECORDER [REC¥∏]-knop.
REC
Het display ziet er nu als volgt uit:
(4) Druk op het [REC¥TRK]-veld en kies met het
[DATA÷ENTRY]-wiel of de [DEC]/[INC]-knoppen het
spoor waarop u wilt opnemen.
Kies voor ons voorbeeld “11”. Druk, indien nodig, op het [REC¥TYPE]-veld en kies
met het [DATA÷ENTRY]-wiel of de [DEC]/[INC]-knop­pen “LW1”. Dat laat het gebruik van de LW1-part voor het opnemen van een orgelpartij (met de Har­monic Bars-sectie) of een klank van een optioneel SRX-golfvormbord toe.
(5) Wijs aan het voor de opname gekozen spoor de
gewenste klank toe.
Zie “Klanken kiezen voor de Keyboard-parts”, op blz. 29. U kunt ook op het klavier spelen om uit te maken of de gekozen klank bij de sfeer van het num­mer past.
(6) Stel in wat er precies moet worden opgenomen
door op de betreffende RECORDING SELECT-knopi­coontjes te drukken.
(7) Schakel voor dit voorbeeld NOTE, CONTROL
CHANGE, PROGRAM CHANGE en PITCH BEND in. Zie blz. 157 voor meer details.
(8) Druk op de RECORDER [TOP¥|√]-knop.
U hebt zonet de gedetailleerdere opnamefunctie (de “sequencer”) geactiveerd. Het display ziet er nu als volgt uit:
r
54
TOP
De sequencer keert terug naar het begin van de song (maat “1”).
(9) Druk op de [PLAY÷STOP¥®÷ª]-knop.
De sequencer telt nu één maat af. Daarna begint de opname.
Opgelet: Zie blz. 73 voor meer details i.v.m. de aftel.
(10) Speel de nieuwe partij.
G-70 Music Workstation
Opnemen van uw muziek
r
(11) Druk op de RECORDER [PLAY÷STOP¥®÷ª]-knop om
de opname te stoppen.
PLAY/STOP
Het display ziet er nu als volgt uit:
Het spoor, dat de nieuwe partij bevat, herkent u aan de lichte achtergrond in de linker kolom. Ook die regel bevat nu een horizontale balk om duidelijk te maken dat het spoor data bevat.
(12) Beluister uw song (blz. 53).
Als u tevreden bent, moet u hem opslaan. Wilt u er nog wat aan sleutelen, zie dan “Partijen toevoegen”, op blz. 54.
In stap (3) moet u dan echter op het [REC¥MODE]­veld drukken en met het [DATA÷ENTRY]-wiel of de [DEC]/[INC]-knoppen “Replace” kiezen.
Opgelet: Zie blz. 160 als u maar enkele noten of andere instel­lingen van uw song wilt veranderen (wat we “editen” noemen).
Song opslaan
Een song die u opslaat, verandert in een Standard MIDI File die u natuurlijk met de G-70, maar ook met andere SMF-compatibele sequencers kunt afspelen.
Nieuwe songs kunt u op twee manieren wegschrijven:
• Via de [DISK¥&¥MEDIA]-knop en het bijbehorende menu (zie blz. 203).
• Door, op de 16-track Sequencer-pagina, op het [SAVE]-veld te drukken.
Opgelet: Als u de 16-track Sequencer-pagina verlaat door op de [EXIT]-knop te drukken, beeldt het display de boodschap “Song has been changed…” af om u te vragen of u de doorge­voerde wijzigingen wilt opslaan. Druk op het [YES]-veld en zie de volgende stappen.
Hier gaan we u tonen hoe u uw song via het [SAVE]­veld opslaat.
(1) Druk, op de 16-track Sequencer-pagina, op het
[SAVE]-veld.
(2) Geef aan waar uw song moet worden opgeslagen:
• Druk op het [INTERNAL¥MEMORY]-veld om het interne geheugen van de G-70 (een 50MB-opslagme­dium dat op een harde schijf lijkt) te kiezen.
• Stop een diskette in de drive en druk op het [FLOPPY]-veld.
• Druk op het [EXTERNAL¥MEMORY]-veld. Deze optie is alleen beschikbaar, als de PCMCIA-poort van de G-70 een geheugenkaart bevat. Als uw diskette of geheugenkaart niet lijkt te werken, moet u z eerste formatteren en het vervolgens opnieuw proberen. Zie “Format”, op blz. 208.
Opgelet: Als u de data onder de huidige of de automatisch voorgestelde naam (“New Song”) wilt opslaan, hoeft u de stap­pen (4)~(5) niet uit te voeren.
U moet de song zelfs twee namen geven: een SONG NAME en een FILE NAME. De FILE NAME is de naam die de G-70 toelaat de betreffende song te identifice­ren. De SONG NAME daarentegen wordt in de Song Finder getoond.
(3) Druk op het [SONG¥NAME]-knopicoontje. (4) Voer de naam in:
• Breng de cursor met
[ø]
en
[˚]
naar de gewenste positie.
• Kies via de alfanumerieke velden in het display een teken voor de gekozen positie. Soms moet u het betreffende veld verschillende keren indrukken om bij het benodigde teken uit te komen.
• Met het
[A/a]
-veld kiest u afwisselend hoofd- en kleine
letters.
• Druk op het
[Delete]
-veld om het door de cursor aange­duide teken te wissen. Houd het even ingedrukt om alle tekens te wissen.
• Druk op
• Druk op
[Space]
om een spatie in te voeren.
[Insert]
om aan de huidige positie een nieuwe positie in te voegen. Alle tekens achter deze positie ver­huizen dan één vakje verder naar rechts.
(5) Druk op het [FILE¥NAME]-veld en voer de bestands-
naam voor de song in.
Hier kunt u maar 8 tekens –en bovendien enkel hoofdletters– invoeren.
(6) Druk op het [EXECUTE]-veld om uw song weg te
schrijven.
Het display geeft nu eerst te kennen dat de data weggeschreven worden en keert daarna terug naar de “SAVE SONG”-pagina.
(7) Druk op de [EXIT]-knop om naar de hoofdpagina
terug te gaan, of op RECORDER [16-TRACK¥SEQUENCER] om nog andere sporen op te nemen.
55
G-70 Music Workstation

Over de Keyboard-modes

4. Over de Keyboard-modes
De KBD MODE-instelling is de meest belangrijke parameter van de G-70, omdat u daarmee bepaalt welke parts (of klan­ken) en secties kunnen worden bespeeld. Hoewel u deze parameters met de EASY SETTING-knoppen automatisch instelt, verdient het aanbeveling om even stil te staan bij het KBD MODE-concept.
SPLIT-mode. Het splitpunt bevindt zich bij de “C4”. De

Arranger-, Piano- en Organ-mode

De G-70 biedt drie belangrijke klaviermodes: ARRAN­GER, PIANO en ORGAN. Die selecteert u via de EASY SETTING [ARR]- en de [PIANO]-knop. De derde mode, ORGAN, tovert de G-70 om in een virtueel drawbar­orgel (blz. 33).
In de regel vormt het drukken op [ARR], [PIANO] of [ORGAN] een goed uitgangspunt voor iets gespeciali­seerdere instellingen. Kies ARR (of ORGAN), als u de automatische begeleidingen nodig hebt en de akkoordherkenning aan de linker klavierhelft wilt toewijzen (zie ook blz. 80). Kies PIANO om de PIANO CHORD-herkenning te activeren.
Opgelet: Door op één van deze knoppen te drukken kiest u niet alleen een Keyboard-mode, maar ook een reeks andere instellingen. In bepaalde gevallen worden parts, die u tot dan hebt gebruikt, plots uitgeschakeld. Bovendien wordt het split­punt (zie verderop) op “C4” ingesteld wanneer u op [ARR] of [ORGAN] drukt.
In de ARRANGER-mode wordt het klavier in twee helften verdeeld. Links kunt u de akkoorden spelen die de Music Style tijdens de weergave transponeren. In de rechter helft kunt u daarentegen de melodie over de Arranger-begeleiding spelen. Aanvankelijk kunt u deze melodie met de Upper1-part (UP1) spe­len. U kunt daar echter nog andere parts aan toevoe­gen om het geluid voller te maken (“wat aan te dik­ken”). Zie blz. 57.
Arranger-sturing UP1
Deze instelling wordt ook gebruikt, wanneer u op de [ORGAN]-knop drukt. Bovendien schakelt de G-70 de LW1-part in, die u met de linkerhand kunt aansturen.
KBD MODE [SPLIT]-knop licht op.
SPLIT
• Enkel de UP1-part wordt aan de rechter klavierhelft toegewezen (zie blz. 29 voor een voorstelling van de parts).
• ZONE= LEFT (blz. 80).
INTELLIGENT-akkoordherkenning (TYPE, blz. 80). Dat betekent dat u met één knop (hier [ARR]) dus alle belangrijke parameters voor het werken met de auto­matische begeleiding (“Arranger”) instelt.
Met uitzondering van de toevoeging van de LW1­part levert de EASY SETTING [ORGAN]-hetzelfde resultaat op.
In de PIANO-mode wordt de Upper1-part (UP1) aan het volledige klavier toegewezen.
Upper1 (UP1) met een pianoklank
Verderop zal u merken dat deze klaviermode Whole wordt genoemd en dat u niet noodzakelijk met een pianoklank hoeft te werken.
De EASY SETTING [PIANO]-knop beïnvloedt de vol­gende parameters:
Whole-mode, enkel UP1 is ingeschakeld.
• De “The Grand X”-klank wordt aan UP1 toegewezen.
• Arranger ZONE= WHOLE (blz. 80). Druk op de [START÷STOP]-knop om de Arranger te starten en te stoppen. Zie blz. 27 voor het kiezen van interne Styles.
• Arranger TYPE= PIANO STYLE (blz. 80).
Arranger-sturing + LW1 UP1
De EASY SETTING [ARR]-knop beïnvloedt de volgende parameters:
r
56

Split- en Whole-mode

SPLIT Keyboard-mode
Split betekent dat het klavier in twee helften wordt ver­deeld. In de linker helft kunt u de parts LW1, LW2 en MBS, in de rechter helft daarentegen UP1, UP2, UP3 spelen. (Het is tevens mogelijk om UP1/UP2 en UP3 op hun beurt nog eens te splitten. Zie “Upper 3 Split”, op blz. 90.)
LW1, LW2, MBS UP1, UP2, UP3
Ziehier hoe u de SPLIT-mode activeert:
(1) Druk op de KBD MODE [SPLIT]-knop.
G-70 Music Workstation
Split- en Whole-mode
r
Het display ziet er ongeveer als volgt uit:
(2) Kies met de velden MAIN SPLIT POINT [√][®] het
gewenste splitpunt.
Het instelbereik luidt F1~F#7. De oranje toetsen ver­tegenwoordigen de rechter helft. Het “SPLIT POINT” is de laagste noot van de rechter helft.
Opgelet: Deze instellingen kunt u in een User Program opslaan en later weer oproepen. Zie blz. 111.
SPLIT
(2) Druk op de PART ON/OFF-knoppen van de parts
(LW2, LW1 enz.) die u via het klavier wilt spelen, en schakel de niet benodigde parts uit.
De knoppen van de actieve parts lichten op.
Opgelet: Indien nodig kunt u een Hold-functie voor de LW1/ 2-parts activeren. Dan volstaat het namelijk om de akkoorden telkens maar even te spelen om ze te laten doorklinken. De Arranger biedt een vergelijkbare functie (die “ARR Hold” heet). Zie “Lower Hold”, op blz. 92.
Opgelet: Als geen enkele PART ON/OFF-knop oplicht, hoort u de op het klavier gespeelde noten niet. (U zou de Arranger ech­ter nog kunnen transponeren.) Opgelet: Deze instellingen kunt u in een User Program opslaan en later weer oproepen. Zie blz. 111.
Splitpunt instellen
Wanneer de [SPLIT]-knop oplicht, is het klavier in twee helften verdeeld. Het splitpunt bevindt zich bij de “C”-toets onder de EFFECT-regelaar, die “C4” heet:
Werken in de WHOLE-mode
Whole betekent dat alle toetsen dezelfde part(s) aan­sturen. Er is dus geen split. U kunt maximaal zes parts aan het klavier toewijzen: MBS, LW1, LW2, UP3, UP2 en UP1.
(1) Druk op de KBD MODE [WHOLE]-knop.
WHOLE
Parts in- en uitschakelen
(2) Druk op de PART ON/OFF-knoppen van de parts
(MBS, LW2, LW1 enz.) die u via het klavier wilt bespelen, en schakel de niet benodigde parts uit.
KEYBOARD PART
TONE ASSIGN
MBS LW 2 LW 1
UP 3 UP 2 UP 1
Arranger-sturing UP1, UP2, UP3
Dit splitpunt geldt zowel voor het akkoord-herken­ningsgebied van de Arranger als de Keyboard-parts in de SPLIT-mode.
In bepaalde gevallen past de automatisch gekozen indeling misschien niet bij uw manier van spelen. Verander dan het splitpunt:
(1) Houd de KBD MODE [SPLIT]-knop even ingedrukt
(of druk op het SPLIT-veld in het display).
SPLIT
of
PART ON/OFF
De knoppen van de actieve parts lichten op.
Opgelet: Als geen enkele PART ON/OFF-knop oplicht, hoort u de op het klavier gespeelde noten niet. (U zou de Arranger ech­ter nog kunnen transponeren.)
Terloops nog dit: Bij het kiezen van WHOLE wordt de Arranger niet automatisch uitgeschakeld. Dat moet u handmatig doen. Zie “Arranger Type (akkoordmode)”, op blz. 80 voor meer details.
Opgelet: Deze instellingen kunt u in een User Program opslaan en later weer oproepen. Zie blz. 111.
57
G-70 Music Workstation

Speelhulpen gebruiken

5. Speelhulpen gebruiken
Laten we nu kijken naar de speelhulpen van de G-70. Deze heten hier ook “controllers” en dienen voor het toevoegen van expressie aan de gespeelde noten, voor het simuleren van glissandi, het buigen van noten enz. om uw melodieën nóg overtuigender te laten overko­men.

Pitch Bend en modulatie

De BENDER/MODULATION-hendel links van het klavier kunt u voor het toevoegen van twee soorten effecten aan de noten van de Keyboard-parts gebruiken. Die kunt u zelfs simultaan gebruiken.
(1) Druk de hendel naar de achterkant van de G-70
om een vibrato-effect aan de gespeelde noten toe te voegen.

Transpositie

Als u een nummer al lang in een bepaalde toonaard speelt, zal de Transpose-functie u helpen dit zelfs dan te doen, wanneer u het nummer in een andere toon­aard moet weergeven. Op die manier kunt u dus een zanger of instrument begeleiden die/dat uw toonaard iets te hoog/laag vindt – en daar u hoeft niet eens uw vingerzetting voor te veranderen.
(1) Druk op de TRANSPOSE [√≈ƒ]-knop om de G-70
maximaal 6 halve tonen lager te transponeren.
CANCEL
MODULATION
Lager Hoger
BENDER
De modulatie-as kan ook worden gebruikt voor het kiezen van de snelle en trage Rotary-snelheid (voor de HARMONIC BARS en de TONE [ORGAN]-klanken).
(2) Schuif de hendel naar links om de toonhoogte van
de gespeelde noten tijdelijk te verlagen. Schuif hem naar rechts om de toonhoogte van uw noten tijdelijk te verhogen.
Het Pitch Bend-interval is vast ingesteld op 2 halve tonen.
Opgelet: Pitch Bend is niet beschikbaar voor de Harmonic Bars.
(3) Laat de hendel weer los, als u het effect niet meer
nodig hebt.
(2) Druk op de TRANSPOSE [≈®]-knop om de G-70
maximaal 5 halve tonen hoger te transponeren.
De transpositie geldt nooit voor parts die een Drum Set aanspreken.
Om van C naar de toonaard van E te transponeren, moet u vier keer op [≈®] drukken. Om van C naar G te transponeren, moet u vijf keer op [√≈ƒ] drukken.
Om weer de normale toonhoogte (zonder transposi­tie) te kiezen, moet u [√≈ƒ] en [≈®] even ingedrukt houden.
Zolang het interval niet “0” luidt, licht één van beide knoppen op om duidelijk te maken dat de Transpose­functie actief is.
Het transpositie-interval wordt op de hoofdpagina afgebeeld:
r
58
De “–1” slaat op een verhoging van een halve toon, zodat u telkens “B” hoort, wanneer u een “C” speelt. Het betekent tevens dat u i.p.v. de “A”, die u mis­schien speelt, een “Gis” (of “As/La bemol”) hoort. De instelling hierboven wordt gehanteerd, wanneer u één keer op [√≈ƒ] drukt.
Opgelet: Als u hier een interval instelt, wordt de SINGER KEY­transpositie (zie blz. 48) uitgeschakeld. Die functie wordt namelijk eerst op ORIGINAL gezet. Pas daarna wordt het door u ingestelde interval gehanteerd.
G-70 Music Workstation
r

Octave

Transpositie-interval via het display instellen
Als u het transpositie-interval liever via het drukgevoe­lige display en aan de hand van een leuke grafiek instelt, moet u als volgt te werk gaan:
(1) Houd de TRANSPOSE [√≈ƒ]- of [≈®]-knop ingedrukt
of druk op het [TRANSPOSE]-veld van de hoofdpa­gina.
(2) Druk in het display op de toets die overeenkomt
met de noot, die u wilt horen, wanneer u een C speelt.
Opgelet: Als u hier “0” kiest, wordt er geen transpositie gehan­teerd. Deze instelling wordt in een User Program opgeslagen (blz. 111).
(3) Druk op het [KEYBOARD]- en/of [SONG]-veld om
het te activeren.
Met deze velden bepaalt u welke parts door de Trans­pose-instelling worden beïnvloed:
[KEYBOARD]: De Keyboard-parts worden getranspo­neerd. Omdat de toonaard van de Arranger via het klavier wordt bepaald, worden ook de Styles nave­nant getransponeerd.
Opgelet: Parts, die een Drum Set aansturen, worden nooit getransponeerd.
[SONG]: Tijdens de Recorder-weergave worden uit­sluitend de Song-parts getransponeerd.
Hoewel u ook beide opties samen kunt inschakelen, moet er altijd minstens één van beide actief zijn. “KEYBOARD” kan bv. van pas komen om enkel de Key­board-parts te transponeren, zodat u een solo in “uw” toonaard bij een Standard MIDI File kunt spelen, die in een andere toonaard staat.
Opgelet: Als u ook de via MIDI ontvangen nootcommando’s wilt transponeren, moet u “TRANSPOSE RX (On/Off)”, op blz. 218 op “ON” zetten.
(4) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
Global Transpose
Dit is een “overkoepelende” transpositie-instelling die voor alle secties van de G-70 geldt. De waarde ervan wordt zo lang bij het Transpose-interval (evenals de Singer Key- en de User Program-transpositie) opgeteld tot u hem weer op “0” zet of de G-70 uitschakelt.
(1) Druk op de [MENU]-knop.
MENU
Het display ziet er nu als volgt uit:
(2) Druk op het [TUNING]- en daarna op het
[MASTER¥TUNE]-veld.
(3) Stel de gewenste G-70-transpositie in met het
[√≈ƒ]- of [≈®]-veld.
Het instelbereik bedraagt –6~0~5 halve tonen. Deze instelling geldt voor alle secties en alle User Pro­grams.
Octave
De OCTAVE-functie is nog zo’n nuttige parameter waarmee u de toonhoogte van de gekozen part in octaafstappen (12 halve tonen) kunt veranderen.
EXIT
U zou deze functie kunnen gebruiken voor solo’s waar u met de UP1- en UP2-part dezelfde klank aanstuurt, maar wel wilt dat de UP2-part een octaaf boven of onder UP1 weerklinkt. Een andere zinnige toepassing van deze parameter is het aansturen van de “bijgelui­den” in het laagste octaaf.
Dit werkt waarschijnlijk alleen wanneer u een Key­board-part (MBS, LW2, LW1, UP3, UP2, UP1) in de WHOLE Keyboard-mode aanstuurt. Als u namelijk de
59
G-70 Music Workstation
Speelhulpen gebruiken
SPLIT-mode kiest, kunt u links enkel een beperkt aantal noten spelen (tot aan het splitpunt). Voor de “herrie” moet u de instelling “–3” kiezen.
OCTAVE= 0
C2
OCTAVE= –1
C2
C3
C3
Deze parameter komt tevens van pas, wanneer u klanken van een Drum Set wilt aansturen, die niet beschikbaar zijn zolang het klavier normaal staat ingesteld. Het klavier telt 76 toetsen, terwijl talrijke Drum Sets klanken voor alle 128 mogelijke MIDI­noten bevatten.
Tenslotte kan deze parameter van pas komen, wan­neer u de UPPER 3 SPLIT-functie (zie blz. 90) gebruikt, maar niet wilt dat de UP3-part erg hoge noten weer­geeft.
(1) Kies met de TONE ASSIGN-knoppen de Keyboard-
part, die u in octaafstappen wilt transponeren.
KEYBOARD PART
TONE ASSIGN
MBS LW 2 LW 1
UP 3 UP 2 UP 1
(2) Als de hoofdpagina niet wordt afgebeeld, moet u
op de [EXIT]-knop drukken.
(3) Stel met de velden OCTAVE [ß][†] het gewenste
interval (maximaal 4 octaven hoger of lager) in.
(4) Herhaal dit, indien nodig met de overige Keyboard-
parts.
Het display ziet er nu als volgt uit:
(2) Druk op het [SPLIT≈&≈TOUCH]- en daarna op het
[KEY¥TOUCH]-veld.
(3) Druk op een veld in de PARTS-kolom om de Key-
board-part te selecteren wiens aanslaggedrag u wilt wijzigen.
(4) Druk op een veld in de CURVE-kolom om de aan-
slaggevoeligheid in te stellen:
[LOW]: Kies deze optie, als u van een elektronisch orgel komt of als u gewoon wilt dat de parts nauwe­lijks op aanslagverschillen reageren.
[MID]: Medium aanslaggevoeligheid. Het klavier rea­geert duidelijk op aanslagverschillen, maar u bereikt sneller het maximale volume dan met “HIGH”. (Dit is de voorgeprogrammeerde instelling.)
[HIGH]: Kies deze instelling voor een maximale expressiviteit. Zelfs kleine aanslagvariaties leveren betrekkelijk grote volumeverschillen op. Dat impli­ceert echter ook dat u harder moet aanslaan om het maximumvolume te bereiken.

Aanslaggevoeligheid (Key Touch)

Het klavier van de G-70 is natuurlijk ook aanslaggevoe­lig. Zodoende kunt u de klankkleur en het volume van de Keyboard-parts via uw manier van spelen variëren.
(1) Druk op de [MENU]-knop.
r
60
MENU
Velocity Switch (Min en Max)
U kunt de kleinste (MIN) en grootste (MAX) aanslag­waarde instellen waarmee de geselecteerde part kan worden aangestuurd. Dat is alleen zinvol, wanneer u twee Keyboard-parts tegelijk gebruikt. Verander deze
waarden niet als u niet van plan bent om een “com­plementaire” part te gebruiken, omdat u zich anders
bv. afvraagt waarom de LW1-part alleen bij een rela­tief lage of hoge aanslagwaarde hoorbaar is.
MIN en MAX kunt u echter zo instellen dat één part klinkt, als de andere niets doet en vice versa. Laten we even naar een voorbeeld kijken:
Part Min Max Klank
UP1 1 105 Bandoneon 2
([ACCORDION], P1)
UP2 106 127 Folk Violin 2 ([STRINGS], P2)
G-70 Music Workstation
r

Master Tune

Beide parts moeten ingeschakeld zijn. Bij de boven­staande instellingen hoort u bij aanslagwaarden tus­sen 1 en 105 (laag tot betrekkelijk hoog) bv. de Ban­doneon, terwijl waarden boven 106 alleen de viool aansturen.
Natuurlijk zijn er nog tal van andere mogelijkheden, zoals bv. MIN= 80/MAX= 127 voor de MELODY INTELL-part (blz. 76), die betekent dat u de automati­sche harmonieën enkel op momenten hoort waar u dat echt wilt.
(5) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
EXIT
Master Tune
Dit is eigenlijk geen speelhulp. Hiermee kunt u de stem­ming van uw G-70 aanpassen aan die van moeilijk te stemmen akoestische instrumenten.
De fabrieksinstelling luidt “440.0”. Die kunt u weer oproepen door op het [440.0Hz]-veld te drukken.
(4) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
Zie blz. 59 voor de “Global Transpose”-parameter.

Aftertouch

De G-70 is uitgerust met een aftertouch-gevoelig kla­vier. Hij genereert kanaal-aftertouch, d.w.z. telkens één aftertouch-waarde per MIDI-kanaal (of part).
Aftertouch wordt gegenereerd, wanneer u een toets na de eigenlijke aanslag nog verder indrukt. Het op die manier aangestuurde effect lijkt in de regel op wat u met de BENDER/MODULATION-hendel kunt doen: u kunt de toonhoogte wijzigen, het volume beïnvloeden, modulatie toevoegen enz.
De aftertouch-functie van G-70 laat echter ook toe om de Arranger aan te sturen.
Alleen de volgende parts reageren op aftertouch-com­mando’s: Upper1/2/3, Lower1/2 en de Arranger.
(1) Druk op de [MENU]-knop.
(1) Druk op de [MENU]-knop.
MENU
Het display ziet er nu als volgt uit:
(2) Druk op het [TUNING]- en daarna op het
[MASTER¥TUNE]-veld.
MENU
Het display ziet er nu als volgt uit:
(2) Druk op het [SPLIT&TOUCH]- en daarna op het
[AFTER¥TOUCH]-veld.
(3) Stel met het [DATA÷ENTRY]-wiel de gewenste stem-
ming in.
(3) Druk op het veld van de part wiens aftertouch-res-
pons u wilt wijzigen (het veld “licht op”).
(4) Druk op het veld van de functie (of parameter), die
u via de aftertouch wilt beïnvloeden:
Opgelet: Aftertouch werkt telkens maar in één richting (d.w.z. hij zendt een positieve of negatieve waarde).
61
G-70 Music Workstation
Speelhulpen gebruiken
Off—De betreffende part doet niets met de aftertouch- commando’s.
Filter Up—De filterfrequentie van de klank, die u aan de part toegewezen hebt) kan worden verhoogd (het geluid wordt helderder).
Opgelet: Naar gelang de instelling voor “TVF Cutoff” (blz. 127) valt het effect van deze keuze eventueel niet op. Dit geldt tevens voor klanken wier filterfrequentie al op de hoogste waarde staat ingesteld.
Filter Down—De filterfrequentie van de klank, die u aan de part toegewezen hebt) kan worden verlaagd (het geluid wordt doffer).
Opgelet: Naar gelang de instelling voor “TVF Cutoff” (blz. 127) valt het effect van deze keuze eventueel niet op. Dit geldt tevens voor klanken wier filterfrequentie al op de laagste waarde staat ingesteld.
Modulation—Kies deze functie om de aftertouch te gebruiken als plaatsvervanger voor de modulatiefunctie van de BENDER/MODULATION-hendel.
Pitch Up—Door een aangeslagen toets verder in te druk- ken kunt u de toonhoogte maximaal twee halve tonen opwaarts buigen.
Pitch Down—Door een aangeslagen toets verder in te drukken kunt u de toonhoogte maximaal twee halve tonen neerwaarts buigen.
Volume Up—Deze instelling betekent dat u het volume van de gekozen part via de aftertouch kunt opvoeren.
Volume Down—Deze instelling betekent dat u het volume van de gekozen part via de aftertouch kunt ver­minderen.
Opgelet: De aftertouch-instelling geldt telkens voor de Keyboard-part. De keuze van een andere klank betekent dus niet dat de waarde weer op “0” wordt gezet.
Als u op ARRANG drukt
De aftertouch kan ook voor het sturen van de Style­weergave worden gebruikt. Drukt u, op de SPLIT & TOUCH/AFTER TOUCH-pagina, op het [ARRANG]-veld, dan ziet het display er als volgt uit:
Fill Down—Hiermee kiest u de Fill-In waarmee u naar de vorige variatie (bv. van MAIN “2” naar “1”) gaat. Deze functie kunt u maximaal drie keer gebruiken om bij het simpelste niveau (“Variation 1”) te belanden. Gebruikt u de aftertouch daarna opnieuw, dan gebeurt er echter niets. U kunt dus niet teruggaan naar het hoogste niveau (“Variation 4”).
Variation Up—Hiermee zorgt u dat de Arranger de vol- gende Style-variatie kiest (en dus bv. van MAIN “1” naar “2” gaat). Deze functie kunt u maximaal drie keer gebrui­ken om bij het meest complexe niveau (“Variation 4”) te belanden.
Variation Down—Hiermee zorgt u dat de Arranger de voorafgaande Style-variatie kiest (en dus bv. van MAIN “4” naar “3” gaat). Deze functie kunt u maximaal drie keer gebruiken om bij het simpelste niveau (“Variation 1”) te belanden.
Intro—De aftertouch kan voor het kiezen van een INTRO-patroon worden gebruikt. Hiermee selecteert u het Intro-patroon van het momenteel actieve variatieni­veau (1~4).
Ending—De aftertouch kan voor het kiezen van een ENDING-patroon worden gebruikt. Hiermee selecteert u het Ending-patroon van het momenteel actieve variatie­niveau (1~4).
(5) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.

ASSIGN SW-knoppen

De ASSIGN SW-knoppen [1] en [2] bieden toegang tot functies die u in de regel via het display moet kiezen (wat soms meerdere bedieningsstappen inhoudt).
Aanvankelijk start u met ASSIGN SW [1] een Fade In en met ASSIGN SW [2] een Fade Out. Zie blz. 138 voor meer details.
Opgelet: Als u “ARRANG” kiest, worden de aftertouch-instel­lingen voor de Keyboard-parts niet uitgeschakeld. Opgelet: Ook aftertouch-commando’s buiten het akkoord­herkenningsgebied (zie verderop) geven een schakelimpuls.
Off—De Arranger doet niets met de aftertouch-com- mando’s.
Fill Up—Hiermee kiest u de Fill-In waarmee u naar de volgende variatie (bv. van MAIN “1” naar “2”) gaat. Deze functie kunt u maximaal drie keer gebruiken om bij het meest complexe niveau (“Variation 4”) te belanden. Gebruikt u de aftertouch daarna opnieuw, dan gebeurt er echter niets. U kunt dus niet teruggaan naar het laag­ste niveau (“Variation 1”).
Fill Remain—Ook hiermee start u een Fill-In, zonder evenwel een ander MAIN-patroon te kiezen.
r
62
Door
[1]
of
[2]
langer dan een seconde ingedrukt te hou­den gaat u naar een displaypagina waar u andere functies aan deze knoppen kunt toewijzen. De ASSIGN SW-func­ties kunnen in een User Program worden opgeslagen.
Het “display” van de knop die u ingedrukt houdt “licht op”.
G-70 Music Workstation
ASSIGN SW-knoppen
r
(1) Om aan de andere knop een andere functie toe te
wijzen, moet u op diens “display” drukken.
(2) Kies met het [DATA÷ENTRY]-wiel op de [DEC]/[INC]-
knoppen één van de volgende functies:
Off—De ASSIGN SW-knop doet helemaal niets.
Rotary HB Slow/Fast—Laat toe om afwisselend de hoge
en lage snelheid van het Rotary-effect te kiezen. Deze functie is alleen beschikbaar, wanneer u de Harmonic Bars-functie aan UP1, LW1 en/of MBS toegewezen hebt.
Rotary HB On/Off—Hiermee kunt u het Rotary-effect afwisselend in- en uitschakelen. Deze functie is alleen beschikbaar, wanneer u de Harmonic Bars-functie aan UP1, LW1 en/of MBS toegewezen hebt.
Fade In—“Fade In” is een functie, die u misschien af en toe eens wilt gebruiken. Zolang ze uitgevoerd wordt, knippert de toegewezen knop ([1] of [2]). “Fade In” bete­kent dat het volume van de Arranger- en Keyboard-parts stilaan opkomt, wat de indruk wekt dat de muziek al even aan het lopen is, maar nu pas hoorbaar wordt. Het volume wordt dus automatisch op “0” gezet en dan geleidelijk aan verhoogd tot het de met de [MASTER¥VOLUME]-regelaar ingestelde waarde bereikt. Zodra de Fade In voltooid is, dooft de ASSIGN SW-knop weer.
Fade Out—“Fade Outs” zijn bijzonder in trek in de pop- muziek – en de G-70 laat dan ook toe een nummer op dezelfde manier te beëindigen als het origineel. Om dit te bereiken moet u op de toegewezen ASSIGN SW-knop drukken (hij knippert). Het volume daalt geleidelijk aan tot het de waarde “0” bereikt (daarna licht de knop op).
Scale Upper—Hiermee wijst u de Scale Tune-instelling (zie blz. 71) aan de drie Upper-parts toe.
Scale Lower—Hiermee wijst u de Scale Tune-instelling (zie blz. 71) aan de Lower-parts toe.
Half Bar on Fill In—De ASSIGN SW-knop kan voor het in-/uitschakelen van de Half Bar-functie worden gebruikt. Sommige popsongs in 4/4 bevatten maten, die maar twee tellen duren, vaak tussen de eerste en de tweede strofe. Ook aan het einde van het refrein of de brug kom je dit soort “gehalveerde” maten wel eens tegen. Dit soort “afwijkingen” kunt u met de G-70 getrouw nabootsen. In eerste instantie gaat de begelei­ding onveranderd door. Pas wanneer er een Fill-In wordt gestart, treedt de Half Bar-functie in werking en halveert ze het aantal tellen van de gekozen Fill.
Arranger Hold—Laat toe de Arranger Hold-functie in en uit te schakelen. Zie blz. 80.
Dynamic Arranger—Laat toe de Dynamic Arranger- functie in en uit te schakelen. Zie ook blz. 81.
Arr Chord Off—Laat toe de akkoordherkenning van de Arranger uit te schakelen, zodat u alleen nog de drums/ percussie van de gekozen Style hoort (of kunt gebrui­ken). Zie blz. 80.
Arranger RIT Tempo—Hiermee start u de RIT-functie van de Arranger (blz. 82).
Arranger ACC Tempo—Hiermee start u de ACC-functie van de Arranger (blz. 82).
Reset/Start Tempo—Met deze functie zorgt u ervoor dat de Arranger naar de eerste tel van het Style-patroon springt, wanneer u op de ASSIGN SW-knop drukt. Maak er gebruik van, wanneer u een zanger(es) moet begelei­den die niet echt ritmevast is, zodat de Arranger plots “achter begint te lopen”.
Keyboard Exchange UP2/1—Laat toe de UP1-part uit en de UP2-part in te schakelen – en vice versa.
Opgelet: Als noch UP1, noch UP2 actief zijn, wanneer u op de ASSIGN SW-knop drukt, wordt één van beide ingescha­keld.
Keyboard Exchange LW2/1—Laat toe de LW1-part uit en de LW2-part in te schakelen – en vice versa.
Opgelet: Als noch LW1, noch LW2 actief zijn, wanneer u op de ASSIGN SW-knop drukt, wordt één van beide ingescha­keld.
MBass/Keyboard Arranger—Hiermee kunt u de Arran- ger Chord-parameter op “Off” (akkoord- en ABS-herken­ning uit, zie blz. 80) zetten en tegelijk de SPLIT Keyboard­mode kiezen evenals de MBS-part activeren – en vice versa.
Opgelet: Als u op de ASSIGN SW-knop drukt waar u deze functie aan toegewezen hebt, stopt de Arranger niet auto­matisch. Als u de “Arr Hold”-functie ingeschakeld hebt (blz. 80), blijft het laatst herkende akkoord doorklinken, zodat uw MBS-partij eventueel nauwelijks opvalt. Daarom verdient het aanbeveling om de “Arranger Hold”-functie (zie hierboven) aan de andere ASSIGN SW-knop toe te wijzen en ze daarmee uit te schakelen om te zorgen dat de Arranger enkel nog het drumpatroon van de gekozen Style speelt.
Piano/Standard—Met de toegewezen ASSIGN SW-knop kunt u afwisselend de Standard- en Piano Style­akkoordmode kiezen. Kiest u de eerste, dan wordt het akkoord-herkenningsgebied (blz. 80) automatisch op LEFT gezet. Activeert u echter Piano Style, dan wordt de akkoordherkenning automatisch op WHOLE gezet. Bovendien wordt de Upper1-part geactiveerd (als hij uit was).
(3) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
EXIT
63
G-70 Music Workstation
Speelhulpen gebruiken

D Beam-controller gebruiken

De D Beam-controller laat toe verschillende muzikale aspecten te beïnvloeden of iets aan uw muziek toe te voegen door uw hand, hoofd enz. in de lucht te bewe­gen. Dat moet u echter wel op een afstand van ten hoogste 40cm boven de twee “ogen” doen. Uw bewe­gingen worden dan vertaald in muzikale expressie.
Laten we eerst de DJ GEAR-functies uitproberen.
(1) Druk op de D BEAM-knop die aan de benodigde
functie toegewezen is (hier de [DJ¥GEAR]-knop):
Zodoende activeert u de D Beam-controller, terwijl het display er als volgt uitziet:
D Beam-functies
De D Beam-controller is met twee sensoren uitgerust die bewegingen (bv. van een hand of ander lichaams­deel) kunnen “zien”. De zo gemeten posities worden in MIDI-commando’s vertaald en zorgen dan dat de geko­zen parameter wordt beïnvloed.
(1) Om een functie aan de D BEAM toe te wijzen zon-
der ze meteen te selecteren moet u de D BEAM­knop ingedrukt houden via dewelke u de betref­fende functie kunt kiezen.
Om de functie daarna te activeren moet u de betref­fende knop heel even indrukken.
(2) Start de weergave van een Style (blz. 25) of song
(blz. 38).
(3) Laat uw hand boven de “ogen” van de D Beam zak-
ken en til ze weer op.
U hoort nu het “VinylRPM”-effect. Laten we nu een beetje “scratchen”…
(4) Druk op het [SCRATCH]-veld. (5) Beweeg uw hand weer boven de D Beam.
Nu zou u een scratchgeluid moeten horen. Probeer ook een aantal andere effecten uit door op
het betreffende veld ([SOUND¥EFX], [INSTRUMENTS] of [CONTROL]) te drukken en één van de beschikbare opties te kiezen.
(6) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
EXIT
Er zijn 4 groepen (DJ GEAR, SOUND EFX, INSTRUM. en CONTROLS).
(2) Druk op het veld dat overeenkomt met de
gewenste instelling (zie verderop).
(3) Kies met de beschikbare velden ([DJ¥GEAR],
[SOUND≈EFX], [INSTRUM] en [CONTROLS]) ook de andere groepen en wijs daar eveneens de gewenste functie aan toe.
De toewijzingen van alle vier groepen (DJ GEAR, SOUND EFX, INSTRUM, CONTROLS) kunnen in een User Program worden opgeslagen, zodat u ook tij­dens het spelen tussen de groepen kunt omschakelen – en toch altijd bij uw favoriete instellingen uitkomt.
DJ Gear
Vinyl RPM—Laat toe om het geluid te simuleren dat u hoort wanneer u een vinylplaat met de hand voor- en achteruit draait om de juiste plaats voor het starten van de weergave te vinden (“Cue”).
Cutting—Dit is een bijzonder krachtig filter waarmee u de hoge frequenties op een ritmische manier (net zoals een DJ) kunt onderdrukken.
TT Motor—Simuleert het effect dat u hoort, wanneer u een pickup plots stopt: de snelheid neemt af, terwijl de toonhoogte daalt en het geluid doffer wordt.
Scratching—De D Beam kan voor het toevoegen van scratchgeluiden worden gebruikt. Dat kent u, niet waar…?
Tape Rewind—Simuleert het geluid dat u hoort wanneer u een cassette tijdens de weergave terugspoelt (de muziek wordt op hoge snelheid achterstevoren weerge­geven).
r
64
G-70 Music Workstation
D Beam-controller gebruiken
r
Sound EFX
Hier kunt een “geluidseffect” aan uw muziek toevoe­gen. We gaan die hier niet allemaal beschrijven: pro­beer ze gewoon even uit!
Indien nodig, kunt u met [PAGE¥1]~[PAGE¥3] naar een andere pagina gaan.
Instrum
In dit geval speelt de D Beam muzikale noten. De toonhoogte en de akkoorden van die patronen kunt u bepalen door op het klavier de gewenste noten te spelen. Probeer de beschikbare opties even uit. Zo beseft u het snelst waar ze voor staan en hoe ze klin­ken.
Kies met het [PAGE¥1]- en [PAGE¥2]-veld een andere pagina.
Controls
De opties op deze pagina laten toe één van de G-70­functies te beïnvloeden:
Indien nodig, kunt u met [PAGE¥1]~[PAGE¥4] naar een andere pagina gaan.
Opgelet: Als u de D Beam-controller samen met de Arranger wilt gebruiken, activeert u het best de Hold-functie (blz. 80).
Start/Stop Style—Naar gelang de momentele status van Arranger (aan of uit) kunt u ze met één beweging binnen de straal van de D Beam stoppen (of starten) en met een tweede beweging weer starten (stoppen).
Start/Stop Song—Naar gelang de momentele status van de Recorder (aan of uit) kunt u ze met één beweging binnen de straal van de D Beam stoppen (of starten) en met een tweede beweging weer starten (stoppen).
Fade OUT—Fade Outs zijn bijzonder in trek in de popmu- ziek – en de G-70 laat dan ook toe een nummer op dezelfde manier te beëindigen als het origineel. Laat uw hand boven de “ogen” van de D Beam zakken en til ze weer op. Het volume daalt geleidelijk aan tot het de waarde “0” bereikt.
Auto Fill—Hiermee kunt u de [AUTO¥FILL¥IN]-knop (en functie) in- en uitschakelen.
Fill Up—Hiermee kiest u de Fill-In waarmee u naar de volgende variatie (bv. van MAIN “1” naar “2”) gaat. Deze functie kunt u maximaal drie keer gebruiken om bij het meest complexe niveau (“Variation 4”) te belanden. Gebruikt u de D Beam daarna opnieuw, dan gebeurt er echter niets. U kunt dus niet teruggaan naar het laagste niveau (“Variation 1”).
Fill Down—Hiermee kiest u de Fill-In waarmee u naar de vorige variatie (bv. van MAIN “2” naar “1”) gaat. Deze functie kunt u maximaal drie keer gebruiken om bij sim­pelste niveau (“Variation 1”) te belanden. Gebruikt u de D Beam daarna opnieuw, dan gebeurt er echter niets. U kunt dus niet teruggaan naar het hoogste niveau (“Vari­ation 4”).
ADrum On/Off—Kies deze instelling om met de D Beam- controller de drums (ADrums) van de Arranger in of uit te schakelen. Er zijn ook een aantal gecombineerde aan/ uit-opties (zie verderop).
ABass On/Off—Kies deze instelling om met de D Beam- controller de bas (ABass) van de Arranger in of uit te schakelen.
Accomp On/Off—U kunt de D Beam-controller voor het in- en uitschakelen van de begeleidingspartijen (ACC1~
6) gebruiken.
ABs+ADr On/Off—Kies deze instelling, als u de D Beam wilt gebruiken voor het in- en uitschakelen van de ABass- en ADrums-partij.
ABs Acc On/Off—Kies deze instelling, als u de D Beam wilt gebruiken voor het in- en uitschakelen van de ABass- en ACC1~6-partijen.
ADr Acc On/Off—Kies deze instelling, als u de D Beam wilt gebruiken voor het in- en uitschakelen van de ADrums- en ACC1~6-partijen.
Tempo Up—Kies deze optie om het Arranger- of Recor- der-tempo op te kunnen voeren. Door uw hand buiten het bereik van de D Beam te houden keert u terug naar de vorige tempowaarde.
Tempo Down—Kies deze optie om het Arranger- of Recorder-tempo te verminderen. Door uw hand buiten het bereik van de D Beam te houden keert u terug naar de vorige tempowaarde.
Opgelet: Opties met een “º” gelden enkel voor de momen­teel actieve Keyboard-parts.
65
G-70 Music Workstation
Speelhulpen gebruiken
Pitch Upº—Door uw hand boven de D Beam te bewegen genereert u een waarde tussen “64” (geen Pitch Bend) en “127” (maximale opwaartse buiging). Zodra u uw hand weer uit de straal van de D Beam haalt (meer dan ±40cm boven de “ogen” of verder naar links/rechts), keert de waarde terug naar “64” (geen Pitch Bend). Het maximale buigingsinterval bedraagt twee halve tonen.
Pitch Downº—Door uw hand boven de D Beam te bewe- gen genereert u een waarde tussen “64” (geen Pitch Bend) en “0” (maximale neerwaartse buiging). Zodra u uw hand weer uit de straal van de D Beam haalt, keert de waarde terug naar “64” (geen Pitch Bend).
D Modulationº—Kies deze functie om de D Beam te gebruiken als plaatsvervanger voor de modulatiefunctie van de Bender/Modulation-hendel.
Cut&Reso Upº—(Enkel voor Upper1, 2 en/of 3) Door uw hand over de D Beam te bewegen kunt u de helderheid (TVF Cutoff, blz. 127) van de Upper1/2/3-part wijzigen. De Resonance-parameter wordt op “+63” (maximum) gezet, terwijl de filterfrequentie tussen “0” (geen veran­dering) en “+63” (maximale verhoging) kan worden ver­anderd. Op die manier zorgt u voor interessante filteref­fecten die vooral belangrijk zijn voor Dance/Techno­muziek. Als u uw hand weer uit de straal van de D Beam haalt, hanteren de Resonance- en TVF Cutoff-parameter weer de opgeslagen waarde (“0”= geen wijziging).
Opgelet: Als “TVF Cutoff” al op “+63” staat ingesteld, kunt u die waarde niet meer met de D Beam-controller verhogen. In dat geval hebt u waarschijnlijk meer aan de volgende optie. Onthoud bovendien dat bepaalde klanken al de hoog­ste TVF Cutoff-waarde hanteren, zodat u het filter niet nog verder kunt openen.
Cut&Reso Downº—(Enkel voor Upper1, 2 en/of 3) Door uw hand over de D Beam te bewegen kunt u de helder­heid (TVF Cutoff, blz. 127) van de Upper1/2/3-part wijzi­gen. De Resonance-parameter wordt op “+63” (maxi­mum) gezet, terwijl de filterfrequentie tussen “0” (geen verandering) en “–64” (laagste waarde) kan worden ver­anderd. Als u uw hand weer uit de straal van de D Beam haalt, hanteren de Resonance- en TVF Cutoff-parameter weer de opgeslagen waarde (“0”= geen wijziging).
Opgelet: U kunt de “TVF Cutoff”-frequentie niet meer verla­gen, als de parameter al op “–64” staat ingesteld.
Arpeggio Oct 1/2/3—Door uw hand boven de D Beam te bewegen zorgt u dat er arpeggio’s (gebroken akkoorden) weerklinken, die berusten op het akkoord dat de song op dat moment speelt. Naar gelang de hier gekozen instel­ling strekt de arpeggio zich uit over 1, 2 of 3 octaven.
Opgelet: Vergeet niet een geschikte klank aan de LW2-part toe te wijzen, die hier als “D Beam-part” fungeert.
Chord Oct 1/2/3—Door uw hand boven de D Beam te bewegen zorgt u dat de noten, die de song op dat moment speelt, worden weergegeven. U zou deze func­tie kunnen gebruiken om uw melodieën van koper- of gitaarsyncopen (“hits”) te voorzien. De aanslagwaarde van deze accenten luidt “100”. Het cijfer (1, 2 of 3) slaat op het octaaf van het “toegevoegde akkoord”: G4,
2
= Ab4~G5 en 3= Ab5~G6. Zodra uw hand zich bui-
ten het bereik van de D Beam-controller bevindt, stopt het akkoord weer.
Opgelet: Vergeet niet een geschikte klank aan de LW2-part toe te wijzen, die hier als “D Beam-part” fungeert.
1
= Ab3~
Minus One—Door uw hand binnen de straal van de D Beam te houden schakelt u alle partijen van de afge­speelde song uit, die u op dat moment ook met de [MINUS¥ONE]-knop (blz. 41) kunt uitschakelen.
Rotary Slow/Fast—Laat toe om afwisselend de hoge en lage snelheid van het Rotary-effect te kiezen. Dat werkt alleen, wanneer u het Rotary-algoritme aan de Multi-FX toewijst.
(4) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
EXIT
r
66
Optionele voetschakelaars gebruiken
FC7 PEDAL
De G-70 laat toe om een FC-7 Foot Controller op de FC7 PEDAL-connector aan te sluiten.
FC-7 PEDAL HOLD
FOOTSWITCH
Aanvankelijk dienen de voetschakelaars van deze een­heid voor het bedienen van bepaalde Arranger-functies. U kunt er echter ook andere functies aan toewijzen.
Opgelet: De FC-7-toewijzingen gelden voor de hele G-70. U kunt ze niet in een User Program opslaan. Het volstaat dus niet een ander User Program op te roepen om de FC-7 anders te configu­reren. De toewijzingen kunnen evenwel (samen met alle User Pro­grams) worden opgeslagen “Save User Program Set”, op blz. 204.
(1) Druk op de [MENU]-knop.
MENU
Het display ziet er nu als volgt uit:
(2) Druk op het [FOOT¥CONTROLLER]- en daarna op
het [FC-7]-veld.
Opgelet: De toewijzingen gelden voor de hele G-70. U kunt ze niet in een User Program opslaan.
(3) Druk op het veld van de voetschakelaar waar u een
andere functie aan wilt toewijzen.
Voorbeeld: om aan de tweede voetschakelaar van rechts een andere functie toe te wijzen moet u op het voorlaatste schakelaarveld drukken.
FOOT
SWITCH
FOOT
PEDAL
G-70 Music Workstation
Optionele voetschakelaars gebruiken
r
(4) Kies met het [DATA÷ENTRY]-wiel of de [DEC]/[INC]-
knoppen de gewenste functie:
Start/Stop, Intro, Variat 1, Variat 2, Variat 3, Variat 4,
Ending—Dit zijn de voorgeprogrammeerde functies voor
de voetschakelaars (1~7) van de FC-7. Ze hebben dezelfde functie als de STYLE CONTROL-knoppen.
MBass/KBD Arranger—Hiermee kunt u de Arranger Chord-parameter op “Off” (akkoord- en ABS-herkenning uit, zie blz. 80) zetten en tegelijk de SPLIT Keyboard­mode kiezen evenals de MBS-part activeren – en vice versa.
Opgelet: Als u de voetschakelaar intrapt waar u deze func­tie aan toegewezen hebt, stopt de Arranger niet automa­tisch. Als u de “(blz. 80)Arr Hold”-functie ingeschakeld hebt, blijft het laatst herkende akkoord doorklinken, zodat uw MBS-partij eventueel nauwelijks opvalt. Daarom verdient het aanbeveling om de “Arranger Hold”-functie (zie hierbo­ven) aan een andere FC-7-voetschakelaar toe te wijzen en ze daarmee uit te schakelen om te zorgen dat de Arranger enkel nog het drumpatroon van de gekozen Style speelt.
Piano/Standard—U kunt tussen de Arranger Chord- modes Standard en Piano Style afwisselen. Kiest u de eerste, dan wordt het akkoord-herkenningsgebied (blz. 80) automatisch op “LEFT” gezet. Activeert u echter Piano Style, dan wordt de akkoordherkenning automa­tisch op “WHOLE” gezet. Bovendien worden de KBD MODE [WHOLE]-knop ingeschakeld en de Upper1-part geactiveerd (als hij uit was).
Half Bar on Fill In—Met de toegewezen voetschakelaar kunt u de Half Bar-functie afwisselend in- en uitschake­len. Sommige popsongs in 4/4 bevatten maten, die maar twee tellen duren, vaak tussen de eerste en de tweede strofe. Ook aan het einde van het refrein of de brug kom je dit soort “gehalveerde” maten wel eens tegen. In eer­ste instantie gaat de begeleiding onveranderd door. Pas wanneer er een Fill-In wordt gestart, treedt de Half Bar­functie in werking en halveert ze het aantal tellen van de gekozen Fill.
Arr Chord Off—Laat toe de akkoordherkenning van de Arranger uit te schakelen, zodat u alleen nog de drums/ percussie van de gekozen Style hoort (of kunt gebrui­ken). Zie ook (blz. 80).
Arranger Hold—Laat toe de Arranger Hold-functie in en uit te schakelen. Zie blz. 80.
Dynamic Arranger—Laat toe de Dynamic Arranger- functie in en uit te schakelen. Zie ook blz. 81.
Arranger RIT Tempo, Arranger ACC Tempo—De toege- wezen voetschakelaar heeft dezelfde functie als de RIT­of ACC-parameter (blz. 82).
Arranger Default Tempo—Met de toegewezen FC-7- voetschakelaar kunt u het Arranger-tempo weer op de voorgeprogrammeerde waarde (die in de Style zit inge­bakken) zetten.
Reset/Start Tempo—Met deze functie zorgt u ervoor dat de Arranger naar de eerste tel van het Style-patroon springt, wanneer u de toegewezen voetschakelaar intrapt. Maak er gebruik van, wanneer u een zanger(es) moet begeleiden die niet echt ritmevast is, zodat de Arranger plots “achter begint te lopen”.
Tap Tempo—Zelfde functie als de [TAP]-knop.
Bass Inversion—Hiermee kunt u de “Bass Inversion”-
functie (blz. 75) in- en uitschakelen.
67
G-70 Music Workstation
Speelhulpen gebruiken
Melody Intelligent—Zelfde functie als de
[MELODY¥INTELL]-knop op het frontpaneel van de G-70: hiermee schakelt u de “Melody Intelligence” afwisselend in- en uit.
Scale Upper/Scale Lower—Hiermee wijst u de Scale Tune-instelling (zie blz. 71) aan de drie Upper-parts toe.
Scale Lower—Hiermee wijst u de Scale Tune-instelling (zie blz. 71) aan de Lower-parts toe.
Keyboard Exchange UP2/1—Laat toe om de UP1-part uit en de UP2-part in te schakelen – en vice versa.
Opgelet: Als noch UP1, noch UP2 actief zijn, wanneer u de voetschakelaar intrapt, wordt één van beide ingeschakeld.
Keyboard Exchange LW2/1—Laat toe om de LW1-part uit en de LW2-part in te schakelen – en vice versa.
Opgelet: Als noch LW1, noch LW2 actief zijn, wanneer u de voetschakelaar intrapt, wordt één van beide ingeschakeld.
Punch In/Out—De voetschakelaar kan voor het in-/uit- schakelen van de opname in de punch in/out-mode wor­den gebruikt (blz. 157).
Portamento—Hiermee schakelt u de Portamento-func- tie (blz. 91) in en uit.
Soft, Sostenuto, Hold—De toegewezen voetschakelaar fungeert als zacht, sostenuto of demperpedaal (Hold/ Sustain). “Hold” kunt u ook met een vast toegewezen (maar optionele) DP-2, DP-6 of BOSS FS-5U voetschake­laar bedienen, die u op de HOLD FOOTSWITCH-connector aansluit.
Hold Lower1—De voetschakelaar doet hetzelfde als de LOWER 1 HOLD-functie (zie ook blz. 92).
Hold Lower2—De voetschakelaar doet hetzelfde als de LOWER 2 HOLD-functie (zie ook blz. 92).
Hold Lower 1–2—De voetschakelaar dient voor het acti- veren en uitschakelen van de LOWER 1/2 HOLD-functies.
Rotary HB Slow/Fast—Laat toe om afwisselend de hoge en lage snelheid van het Rotary-effect te kiezen. Deze functie is alleen beschikbaar, wanneer u de Harmonic Bars-functie aan UP1, LW1 en/of MBS toegewezen hebt.
Rotary HB On/Off—Hiermee kunt u het Rotary-effect afwisselend in- en uitschakelen. Deze functie is alleen beschikbaar, wanneer u de Harmonic Bars-functie aan UP1, LW1 en/of MBS toegewezen hebt.
User Program Up, User Program Down—Laat toe het volgende (“Up”) of voorafgaande (“Down”) User Program te kiezen.
Play/Stop Song—Start en stopt de Recorder. Zelfde functie als de [PLAY÷STOP¥®÷ª]-knop.
Talk—De voetschakelaar heeft dezelfde functie als de [TALK]-knop in de VOCAL HARMONIST-sectie.
Harmony On/Off—Met de voetschakelaar kunt u de momenteel gekozen HARMONY-functie ([VOCODER], [SMALL] of [ENSEMBLE]) afwisselend in- en uitschakelen. Kies deze functie, als u de harmonieën tijdens het refrein van een song wilt activeren en voor de coupletten weer wilt uitschakelen (bijvoorbeeld), terwijl u gewoon op het klavier blijft spelen.
Minus One—De voetschakelaar dient voor het in-/uit- schakelen van de Minus One-functie. Zie blz. 41 voor het kiezen van de optie die bij het inschakelen van Minus­One wordt gehanteerd.
(5) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
EXIT
Hold Footswitch (demperfunctie)
De voetschakelaar, die u op de HOLD FOOTSWITCH-con­nector aansluit, kan voor het aanhouden van de gespeelde noten (zoals op een akoestische piano) wor­den gebruikt. Dit wordt ook wel “demper”, “hold” of “sustain” genoemd. Hoewel u geen andere functies aan deze voetschakelaar kunt toewijzen, kunt u bepalen wanneer een bepaalde part rekening moet houden met deze signalen.
De Hold-functie is enkel voor de volgende parts beschikbaar: UP1/2/3, LW1/2 en M.Bass. Voorwaarde hiervoor is echter dat u de WHOLE Keyboard-mode selecteert. In de SPLIT-mode geldt de Hold-functie enkel voor de uiterst rechtse part. Als u UP1/2/3 stapelt (“layer”), geldt het Hold-effect voor alle Upper-parts. (Dit geldt tevens voor de “Auto”-instelling.)
Bovendien kunt u bepalen of de Melody Intelligence­functie (MELODY INTELL) Hold-commando’s al dan niet moet uitvoeren.
Opgelet: Vergeet niet een optionele DP-2, DP-6 of BOSS FS-5U voetschakelaar op de HOLD FOOTSWITCH-connector aan te slui­ten.
(1) Druk op de [MENU]-knop.
MENU
Het display ziet er nu als volgt uit:
r
68
G-70 Music Workstation
Optionele voetschakelaars gebruiken
r
(2) Druk op het [FOOT¥CONTROLLER]- en daarna op
het [HOLD¥FOOTSW.]-veld.
(3) Kies met de PART-velden de Keyboard-part wiens
HOLD-instelling u wilt veranderen.
(4) Kies met het [DATA÷ENTRY]-wiel of de [DEC]/[INC]-
knoppen de gewenste functie (“Hold Assign”):
Auto” betekent dat de betreffende part alleen Hold­commando’s uitvoert, als hij aan de rechter klavier­helft (SPLIT) of alle toetsen (WHOLE) is toegewezen. “On” betekent dat de betreffende part altijd Hold­commando’s uitvoert, zelfs wanneer hij aan de linker klavierhelft is toegewezen. “Off” tenslotte betekent dat de part geen Hold-commando’s uitvoert.
(5) Druk, indien nodig, op een ander PART-veld en wij-
zig de HOLD ASSIGN-instelling van de geselec­teerde part.
(6) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
EXIT
Voetschakelaar (Foot Switch)
Met een optionele DP-2, DP-6 of BOSS FS-5U voetscha­kelaar, die u op de FOOT SWITCH-connector aansluit, kunt u verschillende dingen doen. Als u de fabrieksin­stelling niet wijzigt, dient hij voor het starten en stop­pen van de Arranger-weergave. De Footswitch-functie kan in een User Program worden opgeslagen.
De fabrieksinstelling, “Start/Stop”, betekent dat hij voor het starten en stoppen van de Arranger-weergave dient. Hier kunt u tevens een Soft- of Sostenuto-func­tie, c.q. één van verschillende Hold-functies kiezen. De voetschakelaar kan echter telkens maar één functie hebben.
(1) Druk op de [MENU]-knop.
MENU
Het display ziet er nu als volgt uit:
(2) Druk op het [FOOT¥CONTROLLER]- en daarna op
het [FOOT¥SWITCH]-veld.
(3) Druk op het veld dat beantwoordt aan de functie
die u aan de voetschakelaar wilt toewijzen.
Indien nodig, kunt u met [PAGE¥1]~[PAGE¥3] naar een andere pagina gaan.
Start/Stop—Starten en stoppen van de Arranger-weer- gave. Zelfde functie als de [START÷STOP]-knop.
Play/Stop—Starten en stoppen van de Recorder of 16-sporen sequencer. Zelfde functie als de [PLAY÷STOP¥®÷ª]-knop.
Intro—Kiest de Intro van het huidige variatieniveau (1~
4) tijdens de Arranger-weergave. Zelfde functie als [INTRO].
Ending—Kiest het Ending-patroon van het huidige vari- atieniveau (1~4) tijdens de Arranger-weergave.
Variat 1~4—Met de voetschakelaar kunt u naar het hier gekozen VARIATION-niveau springen. Dat Style-patroon wordt dan vanaf de eerstkomende maat gebruikt.
Bass Inversion—Hiermee kunt u de “Bass Inversion”- functie (blz. 75) in- en uitschakelen.
Arr/M.Bass—Hiermee kunt u de “Arranger Chord”-para- meter op “Off” (akkoord- en ABS-herkenning uit, zie blz. 80) zetten en tegelijk de KBD MODE [SPLIT]-knop en de MBS-part activeren – en vice versa.
Piano/Standard—U kunt tussen de Arranger Chord- modes Standard en Piano Style afwisselen. Kiest u de eerste, dan wordt het akkoord-herkenningsgebied (blz. 80) automatisch op “LEFT” gezet. Activeert u echter Piano Style, dan wordt de akkoordherkenning automa­tisch op “WHOLE” gezet. Bovendien worden de KBD MODE [WHOLE]-knop ingeschakeld en de Upper1-part geactiveerd (als hij uit was).
69
G-70 Music Workstation
Speelhulpen gebruiken
Half Bar on Fill In—Met de voetschakelaar kunt u de Half Bar-functie afwisselend in- en uitschakelen. Som­mige popsongs in 4/4 bevatten maten, die maar twee tellen duren, vaak tussen de eerste en de tweede strofe. In eerste instantie gaat de begeleiding onveranderd door. Pas wanneer er een Fill-In wordt gestart, treedt de Half Bar-functie in werking en halveert ze het aantal tel­len van de gekozen Fill.
Arranger Hold—Laat toe de Arranger Hold-functie in en uit te schakelen. Zie blz. 80.
Dynamic Arranger—Laat toe de Dynamic Arranger- functie in en uit te schakelen. Zie ook blz. 81.
Rotary HB S/F—Laat toe om afwisselend de hoge en lage snelheid van het Rotary-effect te kiezen. Deze func­tie is alleen beschikbaar, wanneer u de Harmonic Bars­functie aan UP1, LW1 en/of MBS toegewezen hebt.
Rotary HB On/Off—Hiermee kunt u het Rotary-effect afwisselend in- en uitschakelen. Deze functie is alleen beschikbaar, wanneer u de Harmonic Bars-functie aan UP1, LW1 en/of MBS toegewezen hebt.
Scale Upper—Hiermee wijst u de Scale Tune-instelling (zie blz. 71) aan de drie Upper-parts toe.
Scale Lower—Hiermee wijst u de Scale Tune-instelling (zie blz. 71) aan de Lower-parts toe.
Arr Chord Off—Laat toe de akkoordherkenning van de Arranger uit te schakelen, zodat u alleen nog de drums/ percussie van de gekozen Style hoort (of kunt gebrui­ken). Zie ook (blz. 80).
User Prg Up, User Prg Down—Laat toe het volgende (“Up”) of voorafgaande (“Down”) User Program te kiezen.
Punch In/Out—De voetschakelaar kan voor het in-/uit- schakelen van de opname in de punch in/out-mode wor­den gebruikt (blz. 157).
Portamento—Hiermee schakelt u de Portamento-func- tie (blz. 91) in en uit.
Soft, Sostenuto, Hold—De voetschakelaar fungeert als zacht, sostenuto- of demperpedaal (Hold/Sustain). “Hold” kunt u ook met een vast toegewezen (maar optio­nele) DP-2, DP-6 of BOSS FS-5U voetschakelaar bedie­nen, die u op de HOLD FOOTSWITCH-connector aansluit.
Hold Lower1—De voetschakelaar doet hetzelfde als de LOWER 1 HOLD-functie (zie ook blz. 92).
Hold Lower2—De voetschakelaar doet hetzelfde als de LOWER 2 HOLD-functie (zie ook blz. 92).
Hold Lower 1–2—De voetschakelaar dient voor het acti- veren en uitschakelen van de LOWER 1/2 HOLD-functies.
Talk—De voetschakelaar heeft dezelfde functie als de [TALK]-knop in de VOCAL HARMONIST-sectie.
Harmony On/Off—Met de voetschakelaar kunt u de momenteel gekozen HARMONY-functie ([VOCODER], [SMALL] of [ENSEMBLE]) afwisselend in- en uitschakelen. Kies deze functie, als u de harmonieën tijdens het refrein van een song wilt activeren en voor de coupletten weer wilt uitschakelen (bijvoorbeeld), terwijl u gewoon op het klavier blijft spelen.
Minus One—De voetschakelaar dient voor het in-/uit- schakelen van de Minus One-functie. Zie blz. 41 voor het kiezen van de optie die bij het inschakelen van Minus­One wordt gehanteerd.
Keyboard Exchange UP2/1—Laat toe de UP1-part uit en de UP2-part in te schakelen – en vice versa.
Opgelet: Als noch UP1, noch UP2 actief zijn, wanneer u de voetschakelaar intrapt, wordt één van beide ingeschakeld.
r
Keyboard Exchange LW2/1—Laat toe de LW1-part uit en de LW2-part in te schakelen – en vice versa.
Opgelet: Als noch LW1, noch LW2 actief zijn, wanneer u de voetschakelaar intrapt, wordt één van beide ingeschakeld.
(4) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
EXIT
Zwelpedaal (Foot Pedal)
Met een optioneel EV-5, EV-7 of BOSS FV-300L pedaal, dat u op de FOOT PEDAL-connector aansluit, kunt u het volume van alle parts met de voet controleren. Boven­dien kunt u het effect van het zwelpedaal omkeren en zorgen dat bepaalde parts geen rekening houden met deze commando’s.
(1) Druk op de [MENU]-knop.
MENU
Het display ziet er nu als volgt uit:
(2) Druk op het [FOOT¥CONTROLLER]- en daarna op
het [FOOT¥PEDAL]-veld.
(3) Kies met de ARR PART- en KBD PART-velden de
Arranger- of Keyboard-part wiens instelling u wilt wijzigen.
(4) Druk, indien nodig, op het [FOOT¥PEDAL¥ASSIGN]-
veld en kies met het [DATA÷ENTRY]-wiel of de [DEC]/[INC]-knoppen “Expression”.
Kies “Off”, als de betreffende part geen rekening mag houden met de stand van het zwelpedaal.
70
(5) Druk op het [UP]-of [DOWN]-veld en stel met het
[DATA÷ENTRY]-wiel of de [DEC]/[INC]-knoppen de
gewenste waarde in.
U zou ook op het [DATA÷ENTRY]-wiel kunnen druk­ken om een NUMERIC PAD-klaviertje op te roepen.
Voer de gewenste waarde in en druk tenslotte op het [ENTER]-veld. Indien nodig, kunt u het [Delete]-veld gebruiken om foute cijfers te wissen alvorens op
[ENTER] te drukken. [UP] en [DOWN] verwijzen op het volume dat gehan-
teerd wordt, wanneer het pedaal helemaal ingetrapt ([UP], hoogste volume) of omhoog getrokken is ([DOWN], laagste volume).
UP/DOWN (0~127)—Voor de DOWN-positie hoeft u niet per se de waarde “0” in te stellen. Kiest u namelijk een andere waarde, dan wordt het volume van de gekozen parts maar tot aan de “DOWN”-waarde verminderd. Omgekeerd hoeft u niet altijd “127” als maximale waarde (voor “UP”) te hanteren.
Opgelet: Als u “Expression” kiest, vertegenwoordigen de DOWN- en UP-waarde MIDI-expressiecommando’s (CC11).
U zou DOWN ook op “127” en UP op “0” kunnen zet­ten, zodat een part maar klinkt, wanneer het zwelpe­daal naar boven wijst. Dit kunt u voor het volgende effect gebruiken: in plaats van de aanslag voor het heen en weer gaan tussen de UP1- en UP2-part te gebruiken (blz. 60), wat een betrekkelijk ver ontwik­kelde “aanslagnauwkeurigheid” vergt, kunt u de res­pons van UP2 op het zwelpedaal omkeren, zodat u UP1 niet hoort, wanneer UP2 wél klinkt – en vice versa.
(6) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
EXIT
G-70 Music Workstation
r

Scale Tuning

Scale Tuning
Een andere handige functie heet “Scale Tuning”. Hier­mee kunt u oosterse, aziatische en nog andere toonlad­ders op vrijwel dezelfde manier programmeren als op een “Oriental Keyboard”.
De G-70 bevat drie geheugens waarin u eigen toonlad­ders/stemmingen kunt opslaan. Dit zijn algemene geheugens, die voor alle User Programs gelden.
(1) Druk op de [MENU]-knop.
MENU
Het display ziet er nu als volgt uit:
Opgelet: Scale Tuning is niet beschikbaar voor de Harmonic Bar-klanken.
(2) Druk op het [TUNING]- en daarna op het
[SCALE¥TUNING]-veld.
(3) Kies een Scale Tune-geheugen door op het betref-
fende veld ([MEMORY≈1]~[MEMORY≈3]) te drukken.
Nu verandert de toonhoogte van de volgende noten (“–50” betekent dat de betreffende noot een kwart­toon lager wordt gestemd):
Memory 1 Memory 2 Memory 3
E (–50) B (–50)
E (–50)
A (–50)
C# (–50) F# (–50)
De toonhoogte van de overige noten verandert ech­ter niet. De knopicoontjes van de anders gestemde noten “lichten op”, zodat u meteen weet over welke noten we praten.
U zal meteen merken dat elke noot maar één keer kan worden gekozen. Dat komt omdat de ingestelde stemming voor alle gelijknamige noten geldt. Als u de
71
G-70 Music Workstation
Speelhulpen gebruiken
stemming van de “C” verandert, wordt die wijziging bij alle Cs opgeteld of ervan afgetrokken (C1, C2, C3 enz.).
Als u nu naar de hoofdpagina terugkeert, zal u mer­ken dat de G-70 u erop wijst dat de Scale Tuning­functie nu actief is (“Off”, “On”, “Mem 1~3):
Maar laten we nog even op deze pagina blijven.
Stemming van andere noten wijzigen
Het wijzigen van de stemming van andere noten dan degene, die al “oplichten”, is simpel: druk gewoon op de betreffende knopicoontjes in het display. Om weer de “normale” stemming voor een noot te kiezen hoeft u maar op de betreffende display-knop te drukken (die dooft dan weer).
Om de Scale Tuning-functie uit te schakelen moet u op alle oplichtende display-knoppen drukken.
Opgelet: Die stemming wordt alleen gehanteerd, als de betreffende displayknop oplicht. Vergeet dus niet hem te acti­veren.
(7) Druk op het [UP¥PARTS]- en/of [LW¥PARTS]-veld om
te bepalen welke Keyboard-parts de Scale Tune­instellingen moeten hanteren:
Upper 1/2/3 en/of Lower 1/2. U kunt ook beide velden inschakelen. Als geen van beide oplicht, hanteren alle G-70-parts de Scale Tune-instelling.
Nieuwe stemming opslaan
Als u de zonet geprogrammeerde stemming op een later tijdstip nog eens wilt gebruiken, moet u ze opslaan – hier heet dat “WRITE”:
(8) Programmeer de stemming, die u wilt opslaan en
schakel de betreffende noten in of uit (zie hierbo­ven).
(9) Druk op het [WRITE]-veld in de linker bovenhoek
van het display.
Het display ziet er nu als volgt uit:
Eigen stemmingen programmeren
Als u voor het eerst op een display-knop drukt, daalt de stemming van de betreffende noot met 50 cent (kwarttoon, alias “–50”). Misschien wilt u een noot af en toe ook eens hoger stemmen of een volledig andere stemming gebruiken:
(4) Druk op het waardeveld van de noot/toets wier
instelling u wilt wijzigen.
Dat veld “licht op”. We hadden het er al over dat de betreffende noot nu op “–50” (kwarttoon lager) wordt gezet. U kunt echter eender welke waarde tus­sen “–64” (nog iets lager dan een kwarttoon) en “63” (iets hoger dan een kwarttoon omhoog) kiezen.
(5) Stel met het [DATA÷ENTRY]-wiel of de [DEC]/[INC]-
knoppen de gewenste toonhoogte in.
U kunt ook op het [DATA÷ENTRY]-wiel drukken en de waarde via het display-klaviertje instellen. Als u eerder een [MEMORY]-veld geactiveerd had, verschijnt er nu een “EDIT”-boodschap om u erop te wijzen dat de geladen instellingen werden gewijzigd.
(6) Herhaal de stappen (4) en (5) voor de overige
noten wier stemming u wilt veranderen.
r
(10) Druk op een [MEMORY≈1]~[MEMORY≈3]-veld om de
instellingen in het betreffende Scale Tune-geheu­gen op te slaan.
Het display beeldt even de volgende boodschap af en keert terug naar de Scale Tune-pagina.
(11) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
72

Metronoom

De G-70 is uitgerust met een metronoom, die voor ver­schillende toepassingen van pas komt. Ziehier hoe u met de metronoom kunt werken:
(1) Druk op de [METRONOME]-knop (licht op).
METRO
NOME
(2) Start de Arranger- of songweergave om ook de
metronoom te horen.
(3) Druk opnieuw op de [METRONOME]-knop om de
metronoom weer uit te schakelen.
Metronoominstellingen
Op de G-70 kunt u tevens instellen wanneer en hoe de metronoom moet klinken:
(1) Houd de [METRONOME]-knop ingedrukt.
Het display ziet er nu als volgt uit:
G-70 Music Workstation
r
Metronoom
MODE
U kunt tevens instellen wanneer de metronoom moet klinken:
[ALWAYS]: De metronoom telt altijd, zelfs wanneer de weergave gestopt is. Druk op dit veld, als u de metronoom de hele tijd door wilt horen (wat bv. tij­dens het instuderen van een nieuw nummer handig kan zijn).
[PLAY]: Druk op dit veld, als de metronoom alleen tij­dens de Arranger- of Recorder-weergave te horen moet zijn.
[REC]: Druk op dit veld, als de metronoom alleen tij­dens de Style- of songopname (zie blz. 154 en 178) te horen moet zijn.
METRONOME INTERNAL
Het metronoomsignaal wordt naar de OUTPUT MAIN­en PHONES-connectors uitgestuurd.
Het metronoomsignaal wordt ook altijd via de METRONOME OUT-connector op het achterpaneel van de G-70 weergegeven. Daar kunt u een hoofdte­lefoon aansluiten en het volume ervan met de LEVEL­regelaar instellen. Deze optie kan van pas komen, wanneer u met een drummer speelt.
(3) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
Opgelet: Als noch de Arranger, noch de Recorder/16-sporen sequencer aan het spelen is, knippert de [METRONOME]-knop in de maat van het momenteel ingestelde tempo.
(2) Stel de beschikbare parameters naar wens in:
VOLUME LEVEL
Druk op het veld van het gewenste metronoomvo­lume ([LOW], [MEDIUM] of [HIGH]). Aanvankelijk wordt [HIGH] gehanteerd. Deze instelling hoeft u waarschijnlijk alleen te wijzigen, als u [METRONOME¥INTERNAL] uitschakelt. Zie verderop.
COUNT IN
Met deze parameter kunt u de Count-In-functie in­(d.w.z. “1 BAR” of “2 BAR”) of uitschakelen. Als ze ingeschakeld is, telt de metronoom eerst één of twee maten af. Daarna begint de Arranger-weergave.
Opgelet: Deze functie is zelfs beschikbaar wanneer de Sync Start-functie ingeschakeld is. Speelt u dus een akkoord, dan begint de Arranger pas na 1 of 2 maten.
[OFF]: De aftelfunctie is uitgeschakeld. [1¥BAR], [2¥BAR]: Telkens als u de Arranger-weergave
start, telt de metronoom 1 of 2 maten af. Daarna begint het gekozen Style-patroon te spelen.
Opgelet: De Count-In-functie kunt u ook los van de metro­noom gebruiken, U hoeft de metronoom dus niet in te schake­len om de aftel te horen.
EXIT
73
G-70 Music Workstation

Bijkomende Arranger/Style-functies

6. Bijkomende Arranger/Style-functies
Alvorens u het fijne over de Music Styles te vertellen, willen we eerst even het verschil tussen Music Styles en de Arranger duidelijk maken. De Arranger is een soort sequencer die de gekozen begeleidingen afspeelt. De begeleidingen houden altijd verband met een bepaald muziekgenre (of “stijl”) en heten daarom “Styles”. Aangezien de begeleidingen van de G-70 veel meer inhouden dan één motief dat tot in den treure wordt herhaald, bevat elke Style verschillende patronen (of “divisies”).
Arranger-parts
Elke begeleiding (of Music Style) kan tot acht partijen bevatten:
ADR: Drumbegeleiding. Deze part speelt de slagwerk­partijen. Hij stuurt de drum- en percussieklanken aan van de Drum Set die aan de ADR-part is toegewezen.
ABS: Basbegeleiding. Deze part speelt de baslijn van de gekozen Style.
ACC1~ACC6: Dit zijn de melodische begeleidingen. Naar gelang de gekozen Style spelen maar bepaalde partijen daadwerkelijk mee. Dat kan een piano-, een gitaar-, een orgel- of een synthesizerpartij zijn. Niet alle ACC-parts spelen echter akkoorden.
De ABS- en ACC1~6-parts volgen de akkoorden, die u in het akkoord-herkenningsgebied speelt (blz. 80). Dit is het gedeelte van het klavier dat aan de Arranger-stu­ring is toegewezen.
Weergavefuncties (Style Control)
Music Style starten
Music Styles kunnen op verschillende manieren worden gestart:
(1) Druk op de EASY SETTING [ARR]-knop (indicator
licht op).
• Druk op de [START÷STOP]-knop (licht op) om de Arranger meteen te starten.
De lengte van de Intro hangt af van de gekozen Style. Na afloop van de Intro kiest de Arranger het [MAIN]­patroon dat u met één van de VARIATION-knoppen gekozen hebt.
STYLE CONTROL
INTRO MAIN END/RIT START STOP
VARIATION
12 3 4
Opgelet: Een Intro kunt u ook “hernieuwen” door gewoon op de [INTRO]-knop te drukken, terwijl de Intro nog aan het spelen is. Als u dat in maat 1 doet, wordt de Intro in de tweede maat weer vanaf het begin afgespeeld.
BASS
INVERSION
AUTO
FILL IN
SYNC
–of–
• Druk op de SYNC [START]- knop en speel een akkoord (of een noot, na de INTELLIGENT-mode geactiveerd te hebben; zie blz. 80). De Arranger begint zodra u in het akkoord-herkenningsgebied (zie blz. 80) een noot of akkoord speelt.
Opgelet: Het heeft geen zin tijdens de Intro akkoorden te spe­len. In tegenstelling tot de MAIN-patronen bevatten INTRO­patronen namelijk vaak akkoordwissels. De akkoordherkenning blijft tijdens de Intro actief, zodat de inleiding van de ene toonaard naar de andere zou kunnen springen. Indien nodig, kunt u de akkoordherkenning tijdens de weergave van de Intro’s (en Endings) echter op non-actief zetten (zie “Intro & Ending Alteration” op blz. 81). Opgelet: U kunt de Arranger ook via de D Beam-controller starten en stoppen (blz. 65).
Als u de Arranger start zonder een noot of akkoord in het akkoord-herkenningsgebied te spelen, hoort u enkel de drumbegeleiding van de gekozen Style. In de meeste gevallen heeft de G-70 echter al een akkoord gebufferd, zodat u ook de bas en de melodische begeleiding hoort.
–of–
• Stop de weergave van de gekozen Style (zie ver­derop), druk op de [INTRO]-knop (licht op), op één van de VARIATION-knoppen [1]~[4] om de complexiteit van de inleiding te kiezen en tenslotte op de [START÷STOP]-knop. De Style-weergave begint nu met een muzikale inlei­ding.
r
74
START/STOP
Style-weergave stoppen
De Style-weergave kan op drie manieren worden gestopt.
• Druk op de [START÷STOP]-knop om de weergave met­een te stoppen. –of–
• Druk op de [END/RIT]-knop (licht op) en een VARIA­TION [1]~[4]-knop om de Ending-functie te activeren. Vanaf de eerstkomende maat hoort u nu de coda.
Opgelet: Het heeft geen zin tijdens een Ending-frase akkoor­den te spelen. In tegenstelling tot de MAIN-patronen bevatten ENDING-patronen namelijk vaak akkoordenwissels. De akkoordherkenning blijft tijdens de Ending-weergave actief, zodat de coda van de ene toonaard naar de andere zou kunnen springen. Indien nodig, kunt u de akkoordherkenning tijdens de weergave van de Endings (en Intro’s) echter op non-actief zet­ten (zie blz. 81).
–of–
G-70 Music Workstation

Andere Style-divisies kiezen

r
• Druk op SYNC [STOP] en laat alle toetsen in het akkoord-herkenningsgebied los. De begeleiding stopt nu meteen. Als u ook de SYNC [START]-functie (zie hierboven) activeert, hoeft u de Style-weergave niet handmatig te starten.
Opgelet: U zou ook een Fade-Out kunnen gebruiken. Zie blz. 138 voor meer details.
Over Sync Start & Stop
Als u nog nooit eerder met een Arranger-instrument hebt gewerkt, is de status van de SYNC [START]-knop het eerste waar u na het inschakelen op moet letten. Als deze functie actief is, kan het gebeuren dat u door het spelen op het klavier de Arranger start, terwijl u dat misschien helemaal niet wilt.
STYLE CONTROL
INTRO MAIN END/RIT START STOP
VARIATION
12 3 4
BASS
INVERSION
AUTO
FILL IN
SYNC
Zodra u de G-70 een beetje beter kent, wilt u misschien niet meer zonder de Sync-functies werken.
SYNC START betekent dat de Arranger start zodra u een noot of akkoord in het akkoord-herkenningsgebied speelt. (Als de EASY SETTING [ARR]-knop oplicht, is dat de linker helft. Zie ook blz. 80.)
De G-70 biedt ook een SYNC STOP-knop. Daarmee zorgt u dat de Arranger stopt, zodra u alle toetsen in het akkoord-herkenningsgebied loslaat. Dit is handig voor nummers waar u bepaalde “Breaks” (d.w.z. een aantal tellen zonder begeleiding) nodig hebt.
Andere Style-divisies kiezen
U kunt uw begeleidingen professioneler laten klinken door de verschillende patronen af te wisselen.
Ziehier een bondige omschrijving van de Style-struc­tuur van de G-70:
MAIN VARIATION [1] Dit is het simpelste van de vier begelei-
dingspatronen. Het lijkt perfect geschikt voor het eerste couplet van een song.
MAIN VARIATION [2] Een iets complexer patroon dat u voor
het tweede en derde couplet kunt gebruiken.
MAIN VARIATION [3] Dit patroon lijkt geschikt voor het/de
eerste refrein(en).
MAIN VARIATION [4] Dit is het meest complexe begelei-
dingspatroon dat u voor de laatste coupletten en/of de brug zou kunnen gebruiken.
De cijferknop, die u indrukt, knippert zo lang tot het nieuwe patroon daadwerkelijk gebruikt wordt (dan licht de knop op).
U kunt Fill-Ins gebruiken om van het ene MAIN VARIA­TION-patroon naar het volgende te gaan: activeer de [AUTO¥FILL]-knop alvorens op een andere (of de momenteel oplichtende) MAIN VARIATION-knop ([1]~ [4]) te drukken.
STYLE CONTROL
INTRO MAIN END/RIT START STOP
VARIATION
12 3 4
BASS
INVERSION
AUTO
FILL IN
SYNC
Welke Fill-In er tussen het huidige en het volgende VARIATION-patroon gespeeld wordt, verschilt naar gelang het patroon waar u vandaan komt. Elke over­gang van één VARIATION-patroon naar het volgende (bv. van [1] naar [2]) verschilt van de overige (van [2] naar [3], van [3] naar [4] en van [4] naar [1]).
Er zijn drie Fill-Ins in opwaartse (“Up”) en nog eens drie in neerwaartse richting (“Dw”).
Opgelet: U kunt ook in het midden van een nummer op [INTRO] drukken. In dat geval knippert de knop tot aan het einde van de huidige maat en licht hij vervolgens op om aan te geven dat de Arranger het intropatroon speelt.
Andere manieren om Arranger-patronen te kie­zen
Style-patronen kunt u ook via de aftertouchfunctie, met de ASSIGN SW-knoppen of een voetschakelaar kie­zen. Ziehier de functies die u voor de patroonkeuze kunt gebruiken:
Aftertouch Fill Up, Fill Down, Fill Remain, Variation Up,
Variation Down, Intro, Ending (blz. 61)
ASSIGN SW Half Bar on Fill In (blz. 63) D Beam Fill Up, Fill Down (blz. 65) FC-7 PEDAL Start/Stop, Intro, Variat 1, Variat 2, Variat 3,
Variat 4, Ending (blz. 67)
Foot Switch Intro, Ending, Variat 1~4, Half Bar on Fill In
(blz. 69)
Opgelet: Ook aftertouchcommando’s buiten het akkoord-her­kenningsgebied (zie blz. 80) zenden een schakelimpuls.
Bass Inversion
Met de Bass Inversion-functie kunt u bepalen hoe de Arranger de gespeelde akkoorden “leest”.
Als deze functie uit staat, speelt de bas van de begelei­ding (A.BASS/ABS) de grondnoot van de Arranger­akkoorden, terwijl de ACCOMP 1~6-parts zo gespeeld worden dat er nooit intervallen van halve tonen (bij samengestelde akkoorden) optreden, omdat dat niet zo fraai klinkt.
Via Bass Inversion krijgt u meer artistieke vrijheid, omdat u zelf de noot bepaalt die de ABS-part speelt. Bass Inversion kunt u dan ook best inschakelen voor nummers waar de baslijn belangrijker is dan de akkoor­den (bv. C – C/B – C/Bb enz.).
75
G-70 Music Workstation
Bijkomende Arranger/Style-functies
(1) Druk op de [BASS¥INVERSION]-knop (licht op) om
deze functie in te schakelen.
STYLE CONTROL
INTRO MAIN END/RIT START STOP
BASS
INVERSION
SYNC

Melody Intelligence

De Arranger kan de door u gespeelde noten van een tweede stem voorzien. Die automatische harmonieën berusten op de akkoorden, die u in het akkoord-herken­ningsgebied speelt.
VARIATION
12 3 4
AUTO
FILL IN
(2) Druk er nog een keer op om deze functie weer uit
te schakelen.
Opgelet: U kunt deze functie aan een optionele voetschake­laar (blz. 69) of de FC-7 toewijzen. Zie (blz. 67).
De tweede stem wordt door de MELODY INTELL-part verzorgd. U kunt kiezen uit maar liefst 18 harmoniety­pen.
(1) Druk op de [MELODY¥INTELL]-knop (licht op).
MELODY
INTELL
De melodienoten worden nu van een harmonie voor­zien. Vergeet niet de UP1-part in te schakelen (blz. 57).
(2) Om een ander harmonietype te kiezen, houd u de
[MELODY¥INTELL]-knop ingedrukt tot de volgende pagina wordt afgebeeld:
r
(3) Druk op het veld van het benodigde harmonietype
(TYPE).
Tijdens de keuze van een harmonietype wijst de G-70 automatisch een passende klank toe aan de MELODY INTELL-part (bv. een trompetklank voor Big Band enz.).
(4) Als de naam van de benodigde optie niet wordt
afgebeeld, moet u met [PAGE¥1]~[PAGE¥3] naar een andere pagina gaan.
Opgelet: Voor “Traditional”, “Latin”, “CntryBallad”, “OctaveType1” en “OctaveType2” wordt enkel de UP1-part gebruikt. Alle andere Melody Intelligence-typen doen echter beroep op de UP1- en de MELODY INTELL-part.
U kunt de Melody Intelligence-sturing nog verfijnen door te bepalen welke aanslagwaarde de UP1-noten moeten hebben om de MELODY INTEL-part te starten. Dat heeft het voordeel dat u de [MELODY¥INTELL]­knop de hele tijd ingeschakeld kunt laten en de har­monieën tijdens de refreinen kunt toevoegen door de solonoten gewoon wat harder aan te slaan.
(5) Stel met het [DATA÷ENTRY]-wiel of de [DEC]/[INC]-
knoppen de gewenste “Threshold”-waarde in.
U kunt ook op het [DATA÷ENTRY]-wiel drukken en de waarde via het displayklaviertje instellen. De “Threshold”-waarde vertegenwoordigt de laagste
76
G-70 Music Workstation

Werken met de Style Cover-functie

r
aanslagwaarde (tussen “1” en “127”) die de UP1-part moet genereren om de MELODY INTELL-part aan te sturen. Als u deze schakelfunctie niet nodig hebt, moet u “Off”kiezen.
(6) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
(7) Druk nog een keer op [MELODY¥INTELL] om deze
functie weer uit te schakelen.
Werken met de Style Cover-functie
De COVER-functie bevat een aantal “maskers” voor het veranderen van de Style-orkestratie. Door gewoon een andere “Cover” te kiezen kunt u er bv. voor zorgen dat een Weense wals door een Heavy Metal band wordt gespeeld. Hoewel het arrangement (ritme en riffs) daar­bij niet veranderen klinken hiermee veranderde Styles toch helemaal anders.
(1) Druk één of twee keer op de [COVER]-knop om
naar de volgende displaypagina te gaan.
Opgelet: U kunt de COVER-instellingen ook zelf wijzigen (zie blz. 124).
Saved Version
De STYLE COVER-pagina bevat een [SAVED¥VERSION]-veld dat als volgt werkt:
Soms zijn er drie versies van een bepaalde Style.
[1] De originele Style zonder COVER-instellingen. Die ver-
sie kunt u kiezen door, op pagina 1, op het [ORIGINAL]­veld te drukken.
[2] Dezelfde Style, ditmaal met een toegevoegde COVER-
preset. Deze versie kunt u opslaan door op het [SAVE]­veld te drukken. Als u deze versie daadwerkelijk opslaat, hanteert de Style de COVER-instellingen, wan­neer u hem via de normale procedure (zie blz. 27) of de Style Finder (zie blz. 86) kiest.
[3] Een Style, die u met het [SAVE]-veld opgeslagen hebt
en nu d.m.v. een andere COVER-preset opnieuw wijzigt (zonder die versie op te slaan).
In geval [3] selecteert u met het [ORIGINAL]-veld op de STYLE COVER-pagina tijdelijk weer de versie zon­der COVER-data. Om na de keuze van een andere COVER weer versie [2] te kunnen gebruiken moet u op het [SAVED¥VERSION]-veld drukken.
Opgelet: Als u een Style met COVER-preset opslaat, geldt die wijziging voor alle User Programs, die naar deze Style verwij­zen.
(2) Kies de partijen waaraan u andere instrumenten
wilt toewijzen:
• Druk op het [ALL]-veld om alle geluiden te vervangen.
• Druk op het [DRUM]-veld als u enkel andere drum­en percussiegeluiden nodig hebt.
• Druk op het [BASS]-veld om enkel aan de baspartij een ander geluid toe te wijzen.
(3) Druk op één van de zes velden in het onderste dis-
playgedeelte om een andere macro te kiezen.
Druk op [ORIGINAL] (pagina 1) om weer de originele orkestratie te hanteren.
(4) Als geen enkele van de getoonde presets aan uw
verwachtingen voldoet, drukt u op PAGE [ø][˚] rechts in het display om naar een andere pagina te gaan.
(5) Als u de nieuwe versie beter vindt dan het origi-
neel, kunt u op het [SAVE]-veld drukken om de Style naar het interne geheugen, een geheugen­kaart of een diskette weg te schrijven (zie blz. 77).
Opgelet: De COVER-informatie behoort bij de instellingen die alleen de G-70 kan lezen.
Style met COVER-wijziging opslaan
We hadden het er al over dat u kunt beslissen een Style min of meer definitief te wijzigen door hem met de momenteel gekozen COVER-preset (of STYLE MAKEUP TOOLS-instellingen, blz. 124) op te slaan.
(1) Kies, op de STYLE COVER-pagina, de gewenste
COVER-instelling (zie hierboven).
(2) Druk op het [SAVE]-veld.
Het display ziet er nu als volgt uit:
77
G-70 Music Workstation
Bijkomende Arranger/Style-functies
Hier kunt u de Style in het interne geheugen, op een geheugenkaart of op een diskette opslaan. De geko­zen COVER-instellingen worden dan eveneens weg­geschreven.
(3) Druk op het veld van het geheugen waar u de Style
wilt opslaan ([EXTERNAL¥MEMORY], [FLOPPY] of [INTERNAL¥MEMORY]).
(4) Voer de naam voor de Style in.
Zie blz. 49.
Opgelet: De G-70 ondersteunt ook voor bestandsnamen hoofd- en kleine letters. Kies degene die u het prettigst vindt werken.
(5) Druk op het [EXECUTE]-veld om de data op te slaan.
Als het gekozen geheugen al een Style met die naam bevat, verschijnt nu de vraag of de oude versie mag worden overschreven.
• Druk op het [YES]-veld om dat bestand te overschrij­ven.
• Druk op het [NO]-veld om naar de SAVE STYLE-pagina terug te gaan, wijzig daar de naam en druk opnieuw op [EXECUTE]. De data worden opgeslagen en de boodschap “Opera­tion Successful” bevestigt de goede afloop van de operatie.
Opgelet: Om later weer de oorspronkelijke versie van de Style te kunnen gebruiken moet u, op de STYLE COVER-pagina, op het [ORIGINAL]-veld drukken en de Style opnieuw volgens de hierboven vermelde procedure opslaan. Opgelet: Als u een fabrieks-Style onder een andere naam opslaat, kunt u de nieuwe versie niet meer via de STYLE-knop­pen (zie blz. 27) selecteren. Dergelijke “aangepaste” Styles kunt u echter aan een CUSTOM-geheugen toewijzen (zie blz. 84) of via de Style Finder oproepen (zie blz. 86).

One Touch

De One Touch-functie gaat u waarschijnlijk vaak gebruiken, omdat die een groot aantal dingen automa­tiseert. De One Touch-geheugens van de G-70 zijn in wezen “kleine User Programs”, die veel meer in hun mars hebben dat alles wat u misschien al van andere arrangers kent.
De ONE TOUCH-functie voert de volgende automati­sche instellingen door:
Klankkeuze UP1, UP2, UP3, LW1, LW2, MBS Harmonic Bar-status UP1, LW1, MBS Volume UP1, UP2, UP3, LW1, LW2, MBS Pan-instelling UP1, UP2, UP3, LW1, LW2, MBS Galmaandeel UP1, UP2, UP3, LW1, LW2, MBS Chorusaandeel UP1, UP2, UP3, LW1, LW2, MBS Octaafinstelling UP1, UP2, UP3, LW1, LW2, MBS ‘Tone Edit’-instellingen UP1, UP2, UP3, LW1, LW2, MBS C1-waarde UP1, UP2, UP3, LW1, LW2, MBS MFX-status UP1 MFX-parttoewijzing UP1, UP2, UP3, LW1, LW2, MBS,
MELODY INT, D Beam Harmonic Bar-effecten UP1, LW1, MBS Partstatus (aan/uit) UP1, UP2, UP3, LW1, LW2, MBS Main Split (waarde) Upper 3 Split (waarde) Upper 3 Split (status: aan of uit) Bass Inversion (status: aan of uit) Keyboard Mode SPLIT of WHOLE Sync Start & Stop Status Intro/Ending (status: aan of uit) Style-patroon VARIATION [1]~[4]
(1) Druk op een ONE TOUCH-knop.
1
r
78
Er zijn vier One Touch-geheugens per Music Style (voor de 285 fabrieks-Styles en de 120 CUSTOM­geheugens).
(2) Kies een Style (blz. 27) en start de Arranger-weer-
gave (zie blz. 74).
(3) Speel een melodie bij de begeleiding.
U zal merken dat de klank van de UP1- (of eender welke andere Keyboard-)part bij de stijl en de sfeer van de gekozen Style past.
(4) Kies een andere Style en speel opnieuw een solo.
De actieve Keyboard-parts hanteren nu andere klanken.
(5) Druk op een andere ONE TOUCH-knop.
G-70 Music Workstation
r
One Touch
(6) Druk nog een keer op dezelfde knop, als u de One
Touch-instellingen niet meer nodig hebt.
Zoals u ziet, gelden de One Touch-geheugens voor alle Keyboard-parts.
Opgelet: Als een One Touch-geheugen actief is, terwijl u een User Program oproept, wordt de One Touch-functie uitgescha­keld.
Als u een One Touch-geheugen kiest, terwijl er al een ander actief is
Dan laadt de G-70 meteen de instellingen van dat geheugen en wijzigt hij dus de registratie.
Negeren van bepaalde One Touch-instellingen (Hold)
De G-70 bevat verschillende “HOLD”-opties waarmee u bepaalde One Touch-instellingen kunt filteren.
(1) Houd één van de ONE TOUCH-knoppen [1]~[4] inge-
drukt.
Het display ziet er nu als volgt uit:
(3) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
EXIT
Eigen One Touch-instellingen programmeren (WRITE)
De G-70 laat ook toe uw eigen ONE TOUCH-instellingen voor de geselecteerde Style op te slaan. Dat kan met name voor CUSTOM-Styles (zie blz. 84) van pas komen waarvoor er geen “presets” zijn.
Die zelf geprogrammeerde One Touch-instellingen wor­den in een speciaal geheugen van de G-70 opgeslagen dat u samen met een User Program Set (blz. 204) archi­veert.
(1) Houd één van de ONE TOUCH-knoppen [1]~[4] inge-
drukt.
Het display ziet er nu als volgt uit:
(2) Druk op het veld dat is toegewezen aan de instel-
lingen die niet mogen worden geladen, wanneer u een ander One Touch-geheugen of Music Style kiest.
Als u een instelling wijzigt, verschijnt in het veld van het laatst gekozen One Touch-geheugen een sterretje (*). Displayknoppen in de HOLD-kolom, die oplichten, slaan op instellingen die niet meer veranderen:
TEMPO—Het voorgeprogrammeerde Music Style-tempo.
KBD PART—Status van de Keyboard-parts (UP1/2/3,
LW1/2 en MBS). De aan/uit-status van de Keyboard­parts kan dus in een One Touch-geheugen worden opge­slagen. Ook de Split- en Upper3 Split-instelling verande­ren niet meer.
INTRO/ENDING—Het INTRO- of ENDING-patroon wordt
niet geactiveerd, wanneer u een Style selecteert (zelfs al hebt u de “aan”-status in een One Touch-geheugen opgeslagen).
MAIN VAR—Als u een andere Style selecteert, laadt de
G-70 niet het opgeslagen MAIN VARIATION [1]~[4]­patroon. Hij blijft het daarvóór gekozen patroon gebrui­ken.
Druk op het [ALL]-veld om alle HOLD-opties te active- ren. Druk op [NONE] om alle opties uit te schakelen.
Opgelet: Door een User Program te kiezen schakelt u de One Touch-functie automatisch uit.
Opgelet: De SYNC [START]- (blz. 75) en [INTRO]-knop worden tijdens de keuze van een One Touch-geheugen of Style niet automatisch ingeschakeld (ook al is de Arranger-weergave gestopt).
(2) Druk op het [WRITE]-veld (het licht rood op). (3) Druk op het veld van het geheugen ([1]~[4]) dat uw
nieuwe One Touch-instellingen moet bevatten.
Het display beeldt nu de volgende boodschap af:
Het One Touch-geheugen dat u voor de opslag geko­zen had, wordt automatisch geselecteerd.
(4) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
79
G-70 Music Workstation
Bijkomende Arranger/Style-functies
Geavanceerde Arranger-instel­lingen
Akkoord-herkenningsgebied (ZONE)
Om de G-70 te vertellen dat u met de Arranger wilt werken hoeft u maar op de EASY SETTING [ARR]-knop te drukken. Dan wordt de toonaard van de Style-patro­nen bepaald door de akkoorden die u in de linker kla­vierhelft speelt.
U kunt echter ook een andere zone kiezen. Hoewel u in de regel waarschijnlijk LEFT kiest, zou u ook eens RIGHT kunnen uitproberen. In dat geval wordt de rechter kla­vierhelft naar akkoorden afgezocht. Kies WHOLE, als de Arranger het hele klavier in de gaten moet houden. Als de Arranger niet naar de gespeelde akkoorden mag “luisteren”, moet u OFF kiezen. Dan hoort u alleen nog de drumpartijen van de Styles.
Het bereik van het LEFT- of RIGHT-gedeelte wordt bepaald door het hoofd-splitpunt (zie “Splitpunt instel­len” op blz. 57).
(1) Druk, op de hoofdpagina, op het [CHORD]-veld.
Deze pagina kunt u ook oproepen door op de [MENU]­knop‰[ARRANGER¥SETTINGS][ARRANGER¥CHORD] te drukken.
Het display ziet er nu als volgt uit:
Arranger Type (akkoordmode)
Een andere belangrijke factor is de keuze hoe u de nootinformatie naar de Arranger wilt sturen.
(4) Druk op het veld [STANDARD], [PIANO¥STYLE] of
[INTELLIGENT].
STANDARD—Dit is de “normale” akkoordherkenning. De melodische begeleiding hanteert de noten, die u in het akkoord-herkenningsgebied (“ZONE”) speelt. Speelt u maar één noot, dan hanteert ook de begeleiding enkel die noot, omdat ervan wordt uitgegaan dat u de terts en kwint van het “akkoord” bewust wegliet.
Om de Music Style een majeur-, mineur- of septiemak­koord te laten spelen hoeft u trouwens maar drie toetsen in te drukken. Voor andere, iets complexere, akkoorden moet u vier toetsen indrukken.
PIANO STYLE—Deze mode werkt als volgt: elk akkoord wordt voor de transpositie van de Arranger gebruikt – waar u het ook speelt. U moet echter minstens een drie­klank spelen (dus de drie noten waaruit een akkoord is opgebouwd). U mag ook meer dan drie noten spelen, maar twee noten zorgen er niet voor dat de toonaard van de Arranger verandert.
Opgelet: PIANO STYLE kunt u ook kiezen door op de EASY SETTING [PIANO]-knop te drukken.
INTELLIGENT—Kies INTELLIGENT, als u wilt dat de Arran- ger de ontbrekende noten aan de gespeelde akkoorden toevoegt. Op blz. 249 vindt u een overzicht van “intelli­gente” akkoorden en hoe u ze moet spelen. Deze mode zal u waarschijnlijk het vaakst gebruiken.
(5) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
Opgelet: De keuze, die u hier maakt, beïnvloedt ook de “Arpeggio Oct”- en “Chord Oct”-opties van de D Beam-control­ler. Zie blz. 66.
Arranger Hold
De ARRANGER HOLD-functie laat de in het akkoord­herkenningsgebied (“ZONE”) gespeelde noten zo lang doorklinken tot u andere noten speelt. Aanvankelijk is deze functie ingeschakeld, zodat u de akkoorden tel­kens maar even hoeft te spelen. Als het [ARRANGER¥HOLD]-icoontje niet “oplicht”, stopt de melodische begeleiding (bas- en andere partijen), wan­neer u alle toetsen in het akkoord-herkenningsgebied loslaat. Alleen de drums spelen nog verder.
(1) Selecteer de ARRANGER SETTING-pagina (zie stap
(1) onder “Akkoord-herkenningsgebied (ZONE)”, op blz. 80).
(2) Kies met ZONE [LEFT], [WHOLE], [RIGHT] of [OFF] het
gewenste akkoord-herkenningsgebied.
(3) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
Opgelet: Telkens, als u op de EASY SETTING [ARR]-knop drukt, wordt weer [LEFT] gekozen. Opgelet: “OFF” kunt u ook aan een ASSIGN SW-knop (blz. 63) of een optionele voetschakelaar toewijzen (blz. 67).
r
80
(2) Druk op het [ARRANGER¥HOLD]-knopicoontje om
de functie uit (dooft) of in (licht op) te schakelen.
G-70 Music Workstation
Geavanceerde Arranger-instellingen
r
(3) Ga terug naar de hoofdpagina door op de [EXIT]-
knop te drukken of ga meteen door met het vol­gende.
Intro & Ending Alteration
Als de Intro- en Ending-patronen wat vreemd klinken, wanneer u de weergave met een iets specialer akkoord (bv. “Csus4”) start, moet u de ALTERATION-functie uit­schakelen. Dan wordt het “speciale” akkoord weliswaar gebufferd, maar de Intro- of Ending-frase hanteert de “gewone” akkoorden (bv. C, Am, F, G). Als dit knopicoon­tje aan staat, worden de akkoorden van de gekozen Intro- of Ending-frase aan het door uzelf gespeelde akkoord aangepast – en dat klinkt niet altijd even pro­fessioneel.
Als ALTERATION uit staat, hanteert de Arranger het “speciale” akkoord pas, wanneer de Intro/Ending afgelo­pen is.
(1) Selecteer de ARRANGER CHORD-pagina (zie stap
(1) onder “Akkoord-herkenningsgebied (ZONE)”, op blz. 80).
(2) Druk op het [INTRO¥ENDING¥ALTERATION]-knopi-
coontje om de functie uit (dooft) of in (licht op) te schakelen.
(3) Ga terug naar de hoofdpagina door op de [EXIT]-
knop te drukken of ga meteen door met het vol­gende.
Dynamic Arranger
De DYNAMIC ARRANGER-functie laat toe het volume van de Arranger-parts via de aanslagwaarden (“Velo­city”) van de noten in het akkoord-herkenningsgebied te bepalen.
(1) Selecteer de ARRANGER CHORD-pagina (zie stap
(1) onder “Akkoord-herkenningsgebied (ZONE)”, op blz. 80).
Het display ziet er nu als volgt uit:
(4) Druk op het veld van de Arranger-part wiens aan-
slaggevoeligheid u wilt instellen.
Er zijn acht Arranger-parts: A.DRUMS (de drums), A.BASS (de bas) en ACCOMP 1~6 (de melodische begeleidingen).
(5) Kies met het [DATA÷ENTRY]-wiel of de [DEC]/[INC]-
knoppen de gewenste waarde.
U kunt positieve en negatieve waarden instellen. Positieve waarden betekenen dat het volume van de betreffende part toeneemt, wanneer u de toetsen in het akkoord-herkenningsgebied harder aanslaat, ter­wijl negatieve waarden zorgen dat het volume van de betreffende part vermindert naarmate u zachter aan­slaat.
Een interessante toepassing is om voor twee begelei­dingspartijen (ACCOMP) tegenovergestelde extreme positieve/negatieve waarden te kiezen (dus “127” en “–127”). Op die manier kunt u deze parts afwisselen door uw aanslag te variëren. Eén part is dan hoorbaar wanneer u zacht aanslaat, de andere wanneer u hard aanslaat.
Voor parts waarvan u het volume niet via de aanslag wilt bepalen kiest u “0”.
(6) Druk op het [CLOSE]-veld om naar de ARRANGER
CHORD-pagina terug te gaan.
(7) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
(2) Druk op het [DYNAMIC¥ARRANGER]-knopicoontje
om de aanslaggevoeligheid van de Arranger uit (dooft) of in (licht op) te schakelen.
Deze functie bewijst pas echt haar nut, wanneer u tevens instelt hoe de verschillende Arranger-parts op de aanslagwaarden moeten reageren.
(3) Druk op het [DYNAMIC¥EDIT]-veld.
81
G-70 Music Workstation
Bijkomende Arranger/Style-functies
Tempo-instellingen (Arranger Options)
De G-70 biedt twee parameters voor het “spelen” met het Style-tempo:
(1) Druk op de [MENU]-knop.
MENU
Het display ziet er nu als volgt uit:
(2) Druk op het [ARRANGER¥SETTING]- en daarna op
het [ARRANGER¥OPTIONS]-veld.
Met [PRESET], [AUTO] en [LOCK] bepaalt u wat er gebeurt wanneer u een andere Music Style kiest:
Als de Arranger bij het kiezen van een andere
Style gestopt is PRESET Laden van het voorgeprogrammeerde tempo AUTO De Arranger hanteert
het voorgeprogram-
meerde tempo van de
nieuwe Style. LOCK Het tempo van de
Style wordt niet gela-
den. De Arranger
hanteert het zelf
ingestelde tempo.
Als de Arranger bij het kiezen van een andere Style iets weergeeft
De nieuwe Style han­teert het tempo van de eerder gekozen Style.
TEMPO CHANGE (RITARD en ACCELER)
De ACCELER/RITARD-parameter laat toe het Style­tempo geleidelijk aan op te voeren of te verminderen op basis van de hier ingesteld waarde. Om deze func­ties te kunnen gebruiken moet u ze aan de ASSIGN SW-knoppen of een optionele FC-7 toewijzen.
Er zijn drie Ritardando-functies: één voor alle Style­patronen, één voor Ending-patronen en één voor Fill­Ins. Ze hanteren allemaal de TEMPO CHANGE-instel­lingen van de volgende pagina.
Style-tempo
Laten we de reeds besproken punten i.v.m. het tempo even op een rijtje zetten:
• Elke Music Style bevat een voorgeprogrammeerd tempo dat wordt geladen, wanneer u de betreffende Style kiest of een One Touch-geheugen (blz. 78) oproept. De One Touch-functie laat echter toe de tempo-instelling te filteren (door op [TEMPO] te drukken, wat betekent dat het voorgeprogrammeerde tempo niet meer automatisch wordt geladen).
• U kunt het Style-tempo bovendien op gelijk welk moment veranderen. Zie “Tempo veranderen”, op blz. 28. Die waarde kunt u in een User Program opslaan. Hij wordt dan telkens samen met de overige User Program-instellingen geladen.
• Het Style- (en song-)tempo wordt op de hoofdpagina afgebeeld.
r
(1) Druk op het veld van de parameter wiens waarde u
wilt veranderen.
Parametervelden kunt u tevens met de DATA ENTRY [√][®]-knoppen kiezen.
(2) Stel met het [DATA÷ENTRY]-wiel of de [DEC]/[INC]-
knoppen de gewenste waarde in.
ACCELER/RITARD—Hiermee kunt u de mate van tempo- wijziging instellen, die voor de ACCELER- of RITARD­functie wordt gehanteerd. Voorbeeld: als het tempo momenteel q= 100 luidt, betekent de waarde “20%” dat het tempo naar q= 80 zakt of naar q= 120 gaat.
(3) Druk op het eerste veld (ACCELER/RITARD) en stel
met het [DATA÷ENTRY]-wiel of de [DEC]/[INC]-knop­pen in hoe sterk het tempo moet veranderen.
CPT (15~3825)—Met deze parameter bepaalt u hoe lang de vertraging/versnelling moet duren. In de meeste gevallen lijkt “480 CPT” (d.w.z. één maat) de meest muzi­kale keuze.
82
G-70 Music Workstation
Tempo-instellingen (Arranger Options)
r
Werken met de Ritardando/Accelerando-functies
(4) Voor algemene toepassingen (eender welke Style-
divisie) moet u als volgt tewerk gaan:
• Wijs de RITARD- en/of ACCELER-functie toe.
ASSIGN SW-knop­pen:
FC-7-voetschake­laars:
“Arranger RIT Tempo” & “Arranger ACC Tempo”, op blz. 63
“Arranger RIT Tempo, Arranger ACC Tempo”, op blz. 67
• Druk op de [START÷STOP]-knop om de weergave te starten.
• Druk op de toegewezen knop of voetschakelaar. Door met twee bedieningsorganen te werken kunt u het tempo opvoeren (ACC) en verminderen (RIT).
(5) Voor ritardandi, die alleen voor Ending-patronen
gelden, moet u als volgt tewerk gaan:
• Druk op de [START÷STOP]-knop om de weergave te starten.
• Druk twee keer snel op de [END/RIT]-knop (“dubbel­klik”).
STYLE CONTROL
INTRO MAIN END/RIT START STOP
VARIATION
12 3 4
BASS
INVERSION
AUTO
FILL IN
SYNC
• Druk op het [ARRANGER¥SETTING]- en daarna op het [ARRANGER¥OPTIONS]-veld.
• Start de Arranger-weergave en druk op het [FILL¥RIT]­knopicoontje om het te activeren.
• Druk op de [MAIN]- en een VARIATION [1]~[4]-knop. De G-70 speelt een Fill-In. Tijdens de Fill merkt u dat het tempo stilaan vertraagt. Aan het einde van de Fill hanteert de Style opnieuw het originele tempo (“a tempo”).
• Druk op het [HALF¥BAR]-knopicoontje om de Half Bar-functie te activeren. Sommige popsongs in 4/4 bevatten maten, die maar twee tellen duren, vaak tussen de eerste en de tweede strofe. Ook aan het einde van het refrein of de brug kom je dit soort “gehalveerde” maten wel eens tegen. Wanneer u op dit knopicoontje drukt, gaat de begeleiding eerst onveranderd door. Pas wanneer er een Fill-In wordt gestart, treedt de Half Bar-functie in werking en hal­veert ze het aantal tellen van de gekozen Fill.
Zodoende selecteert u een Ending-patroon dat con­form de ACCELER/RITARD- en CPT-instellingen als­maar trager speelt. Aan het einde van de Ending­frase stopt de Arranger en wordt het tempo weer op de oorspronkelijke waarde gezet.
(6) Voor Fill Ritardando:
De FILL RIT-functie komt vooral van pas voor balla­des. Ze zorgt er namelijk voor dat de volgende Fill-In vertraagt (“ritardando”).
• Schakel de [AUTO¥FILL-IN]-knop in.
STYLE CONTROL
INTRO MAIN END/RIT START STOP
VARIATION
12 3 4
BASS
INVERSION
AUTO
FILL IN
• Druk op de [MENU]-knop.
MENU
(7) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
SYNC
83
G-70 Music Workstation
Bijkomende Arranger/Style-functies

Werken met “externe” Styles

CUSTOM-geheugens gebruiken
De G-70 biedt 10 geheugens per familie (d.w.z. 120 in totaal), die naar Styles in het interne geheugen (“INTER­NAL MEMORY”) of op een geheugenkaart (“EXTERNAL MEMORY”) kunnen verwijzen. Die geheugens werken op dezelfde manier als de fabrieksgeheugens.
In het geval van een geheugenkaart “werken” ze echter alleen, als de betreffende kaart zich in de PCMCIA­poort bevindt. Dankzij het krachtige besturingssysteem van de G-70 verloopt het laden van een CUSTOM-Style even snel als het werken met interne Styles.
De Style waar het gekozen CUSTOM-geheugen naar verwijst wordt automatisch geladen en naar het Disk User-geheugen gekopieerd (zie ook blz. 85). Dit is een RAM-geheugen dat bij het uitschakelen van de G-70 wordt gewist en tevens wordt overschreven, wanneer u een ander CUSTOM-geheugen kiest (of gebruik maakt van de Disk User-functie).
Ziehier in een notendop wat er gebeurt, wanneer u een CUSTOM-geheugen kiest. (De tekening wekt misschien de indruk dat dit een complexe handeling is, maar in werkelijkheid gaat dit op de G-70 vliegensvlug.)
LIVE
BAND
Programmeren van CUSTOM-verwijzingen
De G-70 bevat verschillende Style-voorbeelden, die u voor het uitproberen van het volgende zou kunnen gebruiken. Eens u écht met de G-70 begint te werken, zal u waarschijnlijk externe Styles naar het interne geheugen kopiëren en de CUSTOM-verwijzingen gebruiken.
Opgelet: Met de Copy-functie (zie blz. 88) kunt u, indien nodig, alle Styles naar dezelfde kaart (of het interne geheugen) kopiëren.
(1) Druk op een STYLE-knop om een Music Style-fami-
lie te kiezen.
STYLE
LIVE
8 BEAT 16 BEAT ROCK
BALL
ROOM
JAZZ
BLUES
BAND
50's & 60's
BOSSA
SAMBA
Zijn indicator licht op en het display ziet er als volgt uit:
DISCO
DANCE
CONTEMP
LATIN WORLD
PAGE 1
U kiest een CUSTOM­geheugen.
De G-70 zoekt de naam van de benodigde Style.
De Style kan worden afgespeeld.
CUSTOM
Music Style
De data worden van de kaart of het interne geheugen geladen.
Dit geheugen bevat de Style-data.
DATA
DISK
USER
Bij levering van de G-70 zijn de CUSTOM-geheugens leeg. U moet dus eerst uw eigen verwijzingen naar Styles programmeren.
(2) Druk op het [CUSTOM]-veld.
(3) Druk op het veld van het geheugen waaraan u een
Style wilt toewijzen.
(4) Druk op het [EDIT¥CUSTOM]-veld.
r
84
G-70 Music Workstation
Werken met “externe” Styles
r
(5) Druk op [INTERNAL¥MEMORY] of
[EXTERNAL¥MEMORY].
Zo geeft u namelijk te kennen of het benodigde geheugen naar een Style in het interne geheugen of van de kaart in de PCMCIA-poort moet verwijzen.
(6) Druk op het veld van de Style die u aan het geko-
zen CUSTOM-geheugen wilt toewijzen.
Indien nodig, kunt u met de PAGE [ø][˚]-velden of het [DATA÷ENTRY]-wiel/de [DEC]/[INC]-knoppen een
andere groep van 5 Styles kiezen.
Opgelet: Als u de gewenste Style niet vindt, terwijl u weet dat hij zich in het gekozen geheugen bevindt, kijk dan even naar het “FOUND”-veld. Die waarde moet overeen komen met de “GLOBAL”-waarde. Anderzijds kunt u de Finder-functies gebruiken om de benodigde Music Style sneller te zoeken. Zie blz. 86 voor meer details. Opgelet: De G-70 laat ook het werken met “oudere” Styles toe. Die worden dan automatisch naar het nieuwe VARIATION [1]~ [4]-systeem geconverteerd.
(7) Druk op het [GET¥IT]-veld.
De G-70 keert terug naar de “STYLE”-pagina. De naam van de geselecteerde Style verschijnt in het veld dat u vóór het drukken op de [EDIT¥CUSTOM]­knop had gekozen. U zou nu nog andere verwijzingen kunnen program­meren.
Opgelet: CUSTOM-toewijzingen worden weliswaar intern opgeslagen, maar ze maken geen deel uit van de User Pro­grams. Er zijn dus “maar” 120 Links (i.p.v. 120 per User Pro­gram). Opgelet: De CUSTOM-instellingen worden in een globaal geheugen opgeslagen wier inhoud samen met de Program Set­data kan worden gearchiveerd. Gebruik “Save User Program Set”, op blz. 204 voor het opslaan van deze verwijzingen.
CUSTOM-Styles kiezen
De Style-namen zijn belangrijk voor het vinden van de benodigde Styles. Als u de naam van een Style ver­andert waarnaar een CUSTOM-Style verwijst, vindt de G-70 de betreffende Style niet meer. Omgekeerd kan het gebeuren dat twee geheugenkaarten een “Reggae1”-Style bevatten. In dat geval wordt zelfs bij gebruik van de “foute” kaart een “Reggae1”-Style opgeroepen – maar misschien niet de juiste. (Het is dan ook zeer waarschijnlijk dat tal van andere CUSTOM-geheugens geen Style vinden.)
(1) Druk op een STYLE-knop om een Music Style-fami-
lie te kiezen.
STYLE
LIVE
8 BEAT 16 BEAT ROCK
BALL
ROOM
JAZZ
BLUES
BAND
50's & 60's
BOSSA SAMBA
DISCO
DANCE
CONTEMP
LATIN WORLD
Zijn indicator licht op en het display ziet er als volgt uit:
(2) Druk op het [CUSTOM]-veld.
(3) Druk op het veld van de Style die u wilt gebruiken.
In bepaalde gevallen verschijnt er een foutboodschap (“File not found”), wat dan betekent dat de kaart het gevraagde bestand niet bevat.
Opgelet: Als u de betreffende Style toch niet nodig hebt, drukt u op [EXIT]. De G-70 gebruikt dan gewoon de laatst gekozen Style.
Disk User
Het is ook mogelijk een Style direct in het Disk User­geheugen van de G-70 te laden en te gebruiken. Daar kunt u handig gebruik van maken, als geen enkel CUSTOM-geheugen naar een Music Style verwijst, die u voor een bepaald nummer nodig hebt. De benaming wijst er al op dat deze functie ook toelaat om Styles van een diskette te gebruiken.
Opgelet: De Music Style in dit geheugen is maar beschikbaar tot u de G-70 weer uitschakelt of een andere Style laadt. Onthoud bovendien dat het Disk User-geheugen bij het kiezen van een andere CUSTOM-Style eveneens overschreven wordt.
(1) Stop, indien nodig, de geheugenkaart of diskette
met de benodigde Style in de poort of drive.
(2) Druk, op de STYLE-pagina (zie hierboven), op het
[DISK¥USER]-veld.
85
G-70 Music Workstation
Bijkomende Arranger/Style-functies
Het display ziet er nu als volgt uit:

Style Finder: snel zoeken van Styles

De G-70 biedt toegang tot een bijna onbeperkt aantal Styles in het interne geheugen, op een geheugenkaart en op diskettes. Voor het interne geheugen en de kaart in de PCMCIA-slot is er een krachtige Finder-functie voor het zoeken van de benodigde Style. Ziehier hoe die werkt:
(1) Druk op de FINDER [STYLE]-knop.
(3) Kies het geheugen, dat de benodigde Style bevat,
via de velden [EXTERNAL¥MEMORY], [FLOPPY] en [INTERNAL¥MEMORY].
Opgelet: De G-70 laat ook het werken met “oudere” Styles toe. Die worden dan automatisch naar het nieuwe VARIATION [1]~ [4]-systeem geconverteerd.
(4) Druk op het veld van de Music Style die u wilt
laden.
(5) Als de gewenste Music Style niet wordt afgebeeld,
kunt u met [ø][˚] naar een andere groep van 5 Styles gaan.
Voor het kiezen van andere pagina’s met Music Styles kunt u tevens het [DATA÷ENTRY]-wiel en de [DEC]/ [INC]-knoppen gebruiken.
Opgelet: Anderzijds kunt u de Finder-functies van de G-70 gebruiken voor het zoeken van een Style op een kaart of in het interne geheugen (blz. 86). Die functie is echter niet beschik­baar voor Styles op een diskette.
Bij het kiezen van een Style verandert de display­weergave niet. Dat hebben we gedaan… om u toe te laten daarna een andere Style te laden.
(6) Begin te spelen met de nieuw gekozen Style.
De keuze van de DISK USER-Style kan in een User Program worden opgeslagen (blz. 111). Het betref­fende User Program verwijst namelijk naar de naam en het geheugen. Wanneer u het User Program de volgende keer oproept, gebruikt de G-70 weer de betreffende Style.
Als die Style niet meer aanwezig is, verschijnt een foutboodschap en hanteert de G-70 de daarvóór gekozen Style.
(7) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
De naam van de geselecteerde Style verschijnt in het [STYLE]-veld.
STYLE
Het display ziet er nu als volgt uit:
FOUND: gevonden items.GLOBAL: totaal aantal Styles in dat geheugen.
(2) Kies het geheugenblok dat de benodigde Style
bevat: [EXTERNAL¥MEMORY], [FLOPPY] of [INTERNAL¥MEMORY].
Bij levering bevat het interne geheugen van de G-70 al een aantal Styles.
Het display toont een lijst van 5 Styles in het gekozen geheugen (intern, kaart of diskette).
(3) Als de naam van de benodigde Style al wordt afge-
beeld, moet u erop drukken.
In ons voorbeeld hebben we “%Shuffle” gekozen.
(4) Om de volgende 5 Styles te zien te krijgen moet u
op het PAGE [˚]-veld in de rechter benedenhoek drukken.
Indien nodig (en mogelijk), moet u verschillende keren op dit veld drukken om het benodigde bestand te zien te krijgen.
Om terug te keren naar de vorige groep van 5 Styles moet u op [ø] drukken. Voor het “bladeren” kunt u ook het [DATA÷ENTRY]-wiel en de [DEC]/[INC]-knop­pen gebruiken.
r
86
Snel zoeken van de benodigde Style
Er bestaan verschillende manieren om de benodigde Style zo snel mogelijk te vinden:
Sorteren van bestanden
Druk op het gewenste veld ([COUNTRY], [GENRE] of [TEMPO]) om de Styles te sorteren op land (Country),
genre of tempowaarde. De rechter kolom bevat nu de gekozen informatie (naast de Style-naam kan telkens maar één item worden getoond).
G-70 Music Workstation
Style Finder: snel zoeken van Styles
r
Vervolg met stap (3) om de Style te kiezen die u wilt beluisteren.
Als u op het [FLOPPY]-veld gedrukt had, zijn deze opties niet beschikbaar en ziet het display er als volgt uit:
Sommige gegevens in deze kolom zijn afkomstig van een speciaal bestand in het interne geheugen of op een geheugenkaart dat “Database” heet. Die informatie kunt u ook voor uw eigen Styles pro­grammeren.
Opgelet: Music Styles, die u van een diskette laadt en dan naar een kaart wegschrijft, worden niet automatisch voor­zien van de ontbrekende Database-informatie. Die moet u zelf programmeren. Zie “Rename” op blz. 88.
Werken met de Index-functie
Het hoogste rangschikkingniveau van de Style Finder noemen we “Index”. Alle zoekoperaties hebben tel­kens betrekking op de gekozen Index (en dus niet noodzakelijk op alle bestanden van het interne geheugen of de kaart).
• Druk, na stap (2) uitgevoerd te hebben, op het [INDEX]-veld in de linker bovenhoek.
• Druk hetzij op het veld van de benodigde Style-cate­gorie, hetzij –als u niet precies weet in welke catego­rie u moet zoeken– op [ALL].
• Spring terug naar de vorige pagina door op [Back] te drukken. Het display keert terug naar de pagina van stap (1) hierboven. Ditmaal ziet u echter alleen de Styles die deel uitmaken van de gekozen Index.
Vervolg met stap (3) om de Style te kiezen die u wilt gebruiken.
Zoeken van Music Styles
Het krachtige gedeelte begint, zodra u op het [FINDER]-veld drukt.
Bepaal wat u wilt zoeken
• Druk op het [STYLE¥NAME]-veld, als de G-70 een Style-naam moet zoeken. Voer vervolgens de naam (of een gedeelte ervan) in.
• Druk op het [COUNTRY]-veld, als u een bepaald land wilt zoeken en voer de naam (of een gedeelte ervan) in.
• Druk op het [GENRE]-veld om een bepaald genre (Rock’n’Roll, 16-Beat enz.) te zoeken en voer de benodigde tekens in.
• Druk op het [TEMPO]-veld en voer de tempowaarde in die u wilt zoeken.
Opgelet: In de regel voert u het best minstens 2 tekens in, misschien zelfs 3 om te voorkomen dat er teveel items worden gevonden.
Zoeken in de database
Nu kunt u bepalen hoe de Style Finder naar bestan­den moet zoeken:
• Druk op het [ALPHABETIC¥ORDER]-veld om alle items te zoeken die met de ingevoerde tekens (bv. “BEA”) beginnen. Alle bestanden, die aan de ingevoerde cri­teria beantwoorden, worden bovenaan de lijst afge­beeld. De volgorde verschilt naar gelang het geactiveerde knopicoontje ([STYLE¥NAME], [COUNTRY], [GENRE] of [TEMPO]).
• Druk op het [SEARCH¥ONLY]-veld om te zorgen dat de G-70 in naar items zoekt waar de ingevoerde tekens in voorkomen. (Als u “BEA” ingevoerd hebt, wordt dan bv. ook “Raggabeat” gevonden.)
• Zie blz. 49 voor het invoeren van tekens.
• Met het [Delete]-veld kunt u het door de cursor aan­geduide teken wissen. Houd het even ingedrukt om alle tekens te wissen.
• Om cijfers te kunnen invoeren zonder eerst een aan­tal letters te zien moet u op het [NUM¥LOCK]-veld drukken. Schakel het daarna weer uit om opnieuw letters te kunnen invoeren.
• Druk op het [FIND]-veld om de bestanden te zoeken.
87
G-70 Music Workstation
Bijkomende Arranger/Style-functies
Opgelet: Als er geen Styles gevonden worden, verschijnt de volgende boodschap en worden er geen namen afgebeeld (druk dan op [STYLE¥NAME], [COUNTRY], [GENRE] of [TEMPO] om weer alle items te zien):
• Druk op het veld van de Style die u moet hebben en begin te spelen. Als de G-70 één of verschillende bestanden vindt, is de “FOUND”-waarde kleiner dan het “GLOBAL”-getal.
Editen van de Style Finder-gegevens
De Finder-informatie berust op zoekcriteria die aan de Style-bestanden worden toegevoegd. Aanvankelijk bevatten de Styles deze gegevens niet.
Options
Rename
Met deze functie kunt u de Style-informatie voor STYLE NAME, COUNTRY en/of GENRE invullen (of ver­anderen). De TEMPO-waarde is vast ingesteld, maar u kunt hem met de STYLE COMPOSER-functie (blz. 189) wijzigen.
• Druk op het gewenste veld ([STYLE¥NAME], [COUNTRY] of [GENRE]) en voer de tekens in (zie blz. 49).
Opgelet: Als u een Style op een diskette kiest, kunt u alleen de STYLE NAME en FILE NAME editen.
• Druk op het [EXECUTE]-veld.
Delete
Met deze functie kunt u een Style in het interne geheugen, op een geheugenkaart of op een diskette wissen. Gebruik deze functie niet te vaak – en vooral nooit voor de Styles in het interne geheugen. Een gewiste Style bent u namelijk definitief kwijt.
• Druk op het [DELETE]-veld. Nu verschijnt de volgende vraag:
Na het drukken op de FINDER [STYLE]-knop ziet het display er als volgt uit:
Met het [OPTIONS]-veld in de linker benedenhoek hebt u toegang tot een displaypagina waar u data­bankgegevens kunt invullen. Het volgende werkt ook voor Styles die al gegevens bevatten, maar die u eventueel wilt editen.
(1) Kies eerst de Style wiens database-informatie u
wilt wijzigen door op het toegewezen veld te druk­ken.
(2) Druk op het [OPTIONS]-veld.
Met [YES] wist u het Style-bestand. Met [NO] laat u het bestand intact en keert u terug
naar de eerste Style Finder-pagina met het overzicht. Met [Back] laat u het bestand intact en keert u terug
naar de STYLE LIST-pagina.
Copy
Met deze functie kunt u de gekozen Style naar een ander geheugen kopiëren.
Opgelet: De G-70 laat ook het werken met “oudere” Styles toe. Die worden dan automatisch naar het nieuwe VARIATION [1]~ [4]-systeem geconverteerd.
Hoewel u hier al de bestanden kunt selecteren, die u wilt kopiëren, hoeft u op de STYLE LIST-pagina geen Style te kiezen alvorens op het [OPTIONS]-veld te drukken STYLE LIST. Onthoud echter wel dat de COPY-pagina alleen Music Styles toont die aan de laatste criteria beantwoorden, die u voor de STYLE FINDER ingevuld hebt.
Als u maar enkele Styles van het interne geheugen of een geheugenkaart wilt kopiëren, kan het werken met de FINDER zinvol zijn: dan hebt u PAGE [ø] en [˚] namelijk eventueel niet eens nodig. U kunt ook het [DATA÷ENTRY]-wiel en de [DEC]/[INC]-knoppen gebruiken.
(3) Doe nu één van de volgende dingen:
r
88
G-70 Music Workstation
Style Finder: snel zoeken van Styles
r
• Druk, op de STYLE OPTIONS-pagina, op het [COPY]­veld.
• Kies eerst de bron die de te kopiëren Style(s) bevat: druk één of twee keer op het [FROM]-knopicoontje om het geheugen te kiezen.
INT MEMORY: Intern geheugen van de G-70. FLOPPY DISK: De diskette in de drive van de G-70. Ver-
geet niet ze in te steken alvorens deze optie te kiezen.
EXT MEMORY: Geheugenkaart in de PCMCIA-poort van
de G-70. Vergeet niet ze in de poort te schuiven alvorens deze optie te kiezen.
• Kies nu de bestemming voor de te kopiëren data: Druk één of twee keer op het [TO]-knopicoontje om het geheugen te kiezen.
• Als de naam van de benodigde Style al wordt afge­beeld, kunt u erop drukken. U kunt ook meteen verschillende Styles kiezen. In ons voorbeeld hebben we “%Shuffle” en “%Slow Rock 2” gekozen.
Om de volgende 5 bestanden te zien moet u op het [˚]-veld rechtsonder drukken of het [DATA÷ENTRY]­wiel gebruiken.
Indien nodig (en mogelijk), kunt u verschillende keren op dit veld drukken om het benodigde bestand te zien te krijgen. Om terug te keren naar de vorige groep van 5 Styles moet u op [ø] drukken of aan het [DATA÷ENTRY]-wiel draaien.
Om alle momenteel afgebeelde Styles (op alle beschikbare pagina’s) van het FROM- naar het TO­geheugen te kopiëren moet u op het [ALL¥FILES]-veld drukken.
Opgelet: Als het geheugen van bestemming (geheugenkaart of diskette) nog niet geformatteerd is, verschijnt een bood­schap via dewelke u dit alsnog kunt doen alvorens de Styles te kopiëren.
(4) Als u “EXT MEMORY” of “FLOPPY DISK” voor “TO”
gekozen hebt, moet u de schrijfbeveiliging van de kaart/diskette uitschakelen en ze in de PCMCIA­poort c.q. diskdrive stoppen.
Om de schrijfbeveiliging van een diskette te deactive­ren moet u het “venstertje” sluiten (zie blz. 11). Zie de handleiding van de kaart voor het gebruik van de schrijfbeveiliging.
(5) Druk op het [EXECUTE]-veld. (Druk op [Back], als u
niet wilt vervolgen of nog andere bestanden wilt kiezen.)
Nu wordt u gevraagd of u akkoord bent dat alle bestanden op de datadrager van bestemming (“TO”), die dezelfde naam hebben als bestanden, die u gaat kopiëren, worden gewist.
(6) Druk op het [YES]-veld, als bestanden, die dezelfde
naam hebben als bestanden op de datadrager van bestemming, mogen worden gewist.
Druk op het [NO]-veld wanneer bestanden van de bron (“FROM”), die dezelfde naam hebben als bestan­den op de bestemming (“TO”), niet mogen worden gekopieerd (in dat geval worden enkel bestanden met “unieke” namen gekopieerd).
De data worden gekopieerd en de boodschap “Successful” bevestigt de goede afloop van de opera­tie.
(7) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
89
G-70 Music Workstation

Geavanceerde functies voor de Keyboard-parts

7. Geavanceerde functies voor de Keyboard-parts

Upper 3 Split

Op blz. 57 hebben we u getoond hoe u het klavier kunt splitten en de parts LW1, LW2 eventueel MBS links kunt bespelen, terwijl u via de rechter helft de parts UP1, UP2 en/of UP3 speelt.
U kunt echter nog een bijkomende split tussen UP1/UP2 en UP3 programmeren, zodat u ook vraag/antwoord­solo’s kunt spelen met bv. een koperklank voor Upper3 en een klarinet of fluit voor Upper1. De mogelijkheden luiden als volgt:
LW1 + LW2 (+ MBS)
LW1 + LW2 (+ MBS)
(+ Arranger-sturing)
(+ Arranger control)
Aanvankelijk ligt het splitpunt bij de G5 (dit is de laag­ste noot van de UP3-part).
Opgelet: Deze functie is zelfs in de WHOLE-klaviermode beschik­baar.
U kunt op de G-70 dus minstens drie verschillende klanken via aparte klavierzones bespelen. Daarnaast kunt u dan ook nog eens het akkoord-herkenningsge­bied voor de Arranger kiezen (blz. 80). Ziehier hoe u de UPPER 3 SPLIT-functie activeert:
(1) Druk, op de hoofdpagina, op het [SPLIT]-veld.
Upper1 en/of
Upper 2
Upper2.
Upper3
Upper 1 and/or VariPhrase part
Het klavier wordt bij de G5 gesplit. De UP1- en UP2­part bevinden zich links (oranje) en de UP3-part rechts (blauw) van dit splitpunt.
Zie blz. 29 voor het toewijzen van de gewenste klank aan de UP3-part.
Opgelet: UP3 SPLIT werkt alleen, wanneer de UP1- of UP2­part actief is. U kunt geen Upper3-split programmeren zonder de Upper1- of Upper2-part te gebruiken. Wanneer u UP1/2/3 uitschakelt, wordt de UPPER 3 SPLIT-functie niet gebruikt.
Als u het niet eens bent met dit splitpunt (G5), kunt u het veranderen. Het instelbereik luidt F#1~G7.
Mogelijk bereik voor UPPER 3 SPLIT
(3) Kies met de velden UPPER 3 SPLIT POINT [ø][˚] het
gewenste splitpunt.
Opgelet: Als u met deze splitinstelling tevreden bent, moet u ze meteen in een User Program opslaan (zie blz. 111).
(4) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
De UPPER 3 SPLIT-functie kunt u op verschillende manieren deactiveren:
• Druk op het [UPPER¥3¥SPLIT]-veld om te zorgen dat het “dooft”.
• Schakel UP1 en/of UP2 uit.
• Schakel de UP3-part uit.
Deze pagina kunt u ook selecteren door op [MENU][SPLIT&TOUCH]-veld‰[SPLIT¥POINT]-veld te drukken.
Het display ziet er nu als volgt uit:
(2) Druk op het [UPPER¥3¥SPLIT]-veld (het moet
“oplichten”).
r

Stemmen van Upper2: ‘Coarse Tune’ en ‘Fine Tune’

De UP2-part kunt u gebruiken als op zich staande solo­of melodieklank – of om het geluid van UP1 (of UP3) “aan te dikken”.
Om de UP1- (of UP3-) en de UP2-part te stapelen (“layer”) moet u ze beide inschakelen. Zie ook blz. 28.
Met de volgende parameters kunt u de Upper2-part ten opzichte van de Upper1-part (of Upper3) transponeren (Coarse) of ontstemmen (Fine).
Met COARSE zou u een interval van een kwint (7 halve tonen) voor UP2 kunnen programmeren. Dit werkt vooral voor blazerklanken en “gitaar-scheurakkoorden” (power chords).
Het verdient aanbeveling UP1 (of UP3) én de UP2-part in te schakelen, als u de COARSE- en FINE-parameters wilt gebruiken. Als namelijk alleen de UP2-part actief is, klinken uw akkoorden vals.
Opgelet: In de WHOLE kunt u deze parameters echter ook voor layereffecten van UP2 (die anders gestemd wordt) met de LW1­en/of LW2-part (normaal gestemd) gebruiken.
90
(1) Druk op de [MENU]-knop.
MENU
Het display ziet er nu als volgt uit:
G-70 Music Workstation

Portamento voor UP1 en UP2

r
Portamento voor UP1 en UP2
Ziehier twee functies waarmee u uw solo’s met de UP1­en UP2-part nog meer “klasse” kunt geven.
Portamento Time
(1) Druk op de [MENU]-knop.
Het display ziet er nu als volgt uit:
(2) Druk op het [SPLIT&TOUCH]- en daarna op het
[KEYBOARD¥OPTIONS]-veld.
(3) Druk op het [COARSE¥TUNE]-veld, als u de toon-
hoogte van UP2 in stappen van een halve toon wilt wijzigen.
Dat veld “licht op”.
(4) Stel met het [DATA÷ENTRY]-wiel of de [DEC]/[INC]-
knoppen de gewenste waarde in.
“–” betekent dat UP2 lager getransponeerd wordt, terwijl u hem met “+”-waarden hoger transponeert. Een bijzonder populaire instelling voor UP1/UP2-sta­pels is “+12” voor UP2, zodat deze part een octaaf boven Upper1 (of een andere Keyboard-part) klinkt. (Het instelbereik voor deze parameter luidt –24~24.)
(5) Druk op het [FINE¥TUNE]-veld om de stemming van
UP2 in kleine stappen (cent) te kunnen veranderen.
(6) Stel met het [DATA÷ENTRY]-wiel of de [DEC]/[INC]-
knoppen de gewenste waarde in.
Het instelbereik van FINE TUNE luidt “–99” (bijna een halve toon lager) tot “99” (bijna een halve toon hoger).
(7) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
(2) Druk op het [SPLIT&TOUCH]- en daarna op het
[KEYBOARD¥OPTIONS]-veld.
“Portamento” betekent dat de toonhoogte niet meer in duidelijk afgelijnde stappen verandert: de noten glijden naar elkaar toe.
Ruwe toonhoogtesprongen (halve tonen, normaal)
De noten glijden naar elkaar toe.
[Portamento Time= 0]
[Portamento Time= 1~127]
Zodra u een portamentowaarde groter dan “0” instelt, “glijdt” te toonhoogte geleidelijk aan van de ene noot naar de volgende. Hoe groter de ingestelde waarde, hoe trager de overgang. Dit effect bewijst zijn beste diensten bij synthesizerklanken.
(3) Druk op het [PORTAMENTO¥TIME]-veld van Upper1
(UP1) of Upper2 (UP2) om het te selecteren.
(4) Stel met het [DATA÷ENTRY]-wiel of de [DEC]/[INC]-
knoppen de gewenste waarde in.
91
G-70 Music Workstation
Geavanceerde functies voor de Keyboard-parts
Portamento Mode: Mono/Poly
U kunt de Upper1- en Upper2-part van de G-70 ook monofoon maken. “MONO” betekent dat u telkens maar één noot tegelijk kunt spelen. Gebruik deze mode om een trompet- of houtblazerpartij nóg natuurlijker te kunnen spelen. “POLY” betekent daarentegen dat u met de geselecteerde part akkoorden e.d. kunt spelen.
(5) Druk op het [MONO]- of [POLY]-veld van de Upper-
part wiens instelling u wilt veranderen.
(6) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
Opgelet: Portamento en POLY/MONO zijn niet beschikbaar voor de Harmonic Bar-klanken.

Lower Hold

De G-70 is een instrument met tal van functies die u tijdens het spelen kunt instellen. Aangezien u de Lower1/2-parts en de Arranger ook tegelijk kunt aan­sturen, betekent het kiezen van een andere Music Style in de regel dat u de linkerhand even van het klavier moet halen.
Als de LOWER HOLD-functie in de SPLIT-mode niet ingeschakeld is, stoppen de Lower-parts (LW), zodra u links alle toetsen loslaat.
Als u echter op een [LOWER¥HOLD]-veld drukt (zodat het blauw wordt afgebeeld), blijven de noten van de betreffende Lower-part zo lang doorklinken tot u in de linker helft andere noten speelt.
Als u zowel de LW1- (of LW2-) als de MBS-part geacti­veerd hebt, houdt de LOWER HOLD-functie de noten van beide parts aan.
Opgelet: De LOWER HOLD-functie is alleen in de SPLIT-mode beschikbaar.
(1) Druk op de [MENU]-knop.
(2) Druk op het [SPLIT&TOUCH]- en daarna op het
[KEYBOARD¥OPTIONS]-veld.
(3) Schakel minstens één LW-part in (diens PART ON/
OFF-knop moet oplichten).
(4) Druk op het [LOWER¥1¥HOLD]- of
[LOWER¥2¥HOLD]-veld om het in te schakelen.
U kunt ook beide HOLD-velden activeren.
(5) Speel in de linker klavierhelft een korte noot en
laat de toets weer los.
Die noot blijft nu klinken tot u in de linker klavierhelft een andere noot of een akkoord speelt.
Opgelet: Deze parameters kunt u ook met het demperpedaal (zie blz. 68) of een optionele voetschakelaar (zie blz. 70) active­ren/uitschakelen.
(6) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
EXIT
Het display ziet er nu als volgt uit:
r
92
MENU
Tone Edit: ‘editen’ van de Keyboard-parts
De G-70 laat toe een aantal parameters te wijzigen die bepalen hoe een part uiteindelijk gaat klinken (vibrato, wijzigen van de klankkleur e.d.).
De hier besproken parameters gelden uitsluitend voor de volgende Keyboard-parts: Upper1, Upper2, Upper3, Lower1, Lower2, M.Bass. Kies altijd eerst de part die u wilt “editen” (wijzigen) alvorens de parameterwaarden te veranderen.
De Harmonic Bar-sectie kunt u hier niet editen (op blz. 33 komt u echter te weten wat wél kan).
Wanneer u een andere klank aan een Keyboard-part toewijst, hanteren de TONE EDIT-parameters weer de fabriekswaarden.
Opgelet: Alle TONE EDIT-parameters zijn relatieve parameters: hun waarde wordt opgeteld bij of afgetrokken van de voorgepro­grammeerde parameterwaarden. Dat verklaart waarom u hier positieve (“meer”) en negatieve (“minder”) waarden kunt invoe­ren.
Opgelet: De TONE EDIT-instellingen kunnen in een User Program worden opgeslagen.
(1) Druk op de [MENU]-knop.
Het display ziet er nu als volgt uit:
G-70 Music Workstation
Tone Edit: ‘editen’ van de Keyboard-parts
r
(6) Om een afgebeelde parameter te kunnen editen
moet u op zijn veld drukken.
Rond zijn “display” verschijnt nu een rode kader.
(7) Stel met het [DATA÷ENTRY]-wiel of de [DEC]/[INC]-
knoppen de gewenste waarde in. Voor het wijzigen van de parameterwaarden kunt u ook de toewijs­bare regelaars onder eronder gebruiken.
Ziehier de parameters die u kunt editen:
C1
De functie van deze parameter verschilt naar gelang de klank die u aan de betreffende part toewijst. Soms beïnvloedt hij de filter- en resonance-instelling, elders dient hij voor het omschakelen tussen een orgelsample met trage en snelle Rotary-modulatie (TONE [ORGAN]-klanken) enz. Bijvoorbeeld: kies de klank “B3 Sermon” op pagina 1 van de [ORGAN]-bank en werk even met deze functie.
Opgelet: De C1-parameter is alleen beschikbaar voor klanken, die in het “Parameter Reference”-boek met een vinkje aange­duid zijn.
Wanneer u met een klank van een optioneel SRX­golfvormbord werkt, dat u eerder geïnstalleerd hebt, beïnvloedt deze parameter eventueel andere aspec­ten. Daarom verdient het aanbeveling even wat met deze parameter te stoeien om zijn precieze functie te achterhalen.
(2) Druk op het [TONE¥EDIT]-veld.
(3) Druk op het veld van de Keyboard-part die u wilt
editen.
Opgelet: In plaats van de stappen (1)~(3) uit te voeren, zou u ook gewoon de passende TONE ASSIGN-knop ingedrukt kun­nen houden.
(4) Druk op het [INIT¥ALL¥VALUES]-veld om voor alle
parameters weer de fabrieksinstellingen te kiezen.
(5) Om alleen voor de momenteel gekozen parameter
de fabrieksinstelling te kiezen moet u op het [INIT¥SINGLE¥VALUE]-veld drukken.
Modulatie (Vibrato)
Vibrato is een effect dat de toonhoogte moduleert. Daarmee maakt u een klank vaak expressiever en “levendiger”. Met de volgende drie parameters kunt u de aard en de intensiteit van het vibrato bepalen.
Opgelet: Sommige klanken bevatten al natuurlijk (gesampeld) vibrato waarvan u de diepte niet kunt wijzigen.
DELAY [–64~63]—Met deze parameter bepaalt u hoe- lang het duurt eer het vibrato-effect begint. Bij positieve (+) waarden duurt het langer, bij negatieve korter.
DEPTH [-64~63]—Hiermee regelt u de intensiteit van de toonhoogtemodulatie. Positieve (+) waarden zorgen voor een duidelijker vibrato, negatieve (–) waarden maken het effect iets discreter.
RATE [-64~63]—Met deze parameter regelt u de snel- heid van de toonhoogtemodulatie. Positieve (+) waarden zorgen voor een snellere modulatie, negatieve (–) voor een tragere.
TVF/TVA ENV(elope)
Een noot kent steeds een bepaald volumeverloop, vanaf het moment dat u ze speelt tot ze is uitgestor­ven. Dat verloop (vanaf nu gebruiken we de Engelse term “envelope”) kan als een grafische curve worden weergegeven. Elk instrument heeft een herkenbare (typische) “envelope”. De envelope verschilt echter ook naar gelang hoe het betreffende instrument wordt bespeeld. Wordt een trompet bv. kordaat aan­geblazen, dan komt de toon vrijwel meteen en klinkt hij fel. Bij zacht aangeblazen noten is de aanzet ech­ter trager. Deze aanstijgtijd van de klanken beïn­vloedt u met de ATTACK-parameter van de envelope.
93
G-70 Music Workstation
Geavanceerde functies voor de Keyboard-parts
De envelope-parameters beïnvloeden het volume (TVA) en het filter (TVF). Stijgt de envelope, dan neemt ook de grensfrequentie toe. Als de envelope daalt, doet de filterfrequentie dat eveneens.
ATTACK [–64~63]—Met deze parameter regelt u de aanstijgtijd van de klank. Negatieve waarden zorgen dat die sneller wordt, wat de klank wat agressiever maakt.
DECAY [–64~63]—Met deze parameter bepaalt u hoe- lang het volume en de klankkleur erover doen om van het hoogste punt van de attack naar het sustainniveau “af te dalen”.
Opgelet: Bij percussieve klanken is het sustainniveau meestal “0”. Piano- en gitaarklanken horen bv. thuis in dit rijtje. U kunt een noot dus nauwelijks langer laten klinken door de toetsen ingedrukt te houden, zelfs al kiest u hier een grote waarde.
RELEASE [–64~63]—Met deze parameter bepaalt u hoe- lang de noot er na het loslaten van een toets over doet om volledig uit te sterven. Ook de filterfrequentie volgt deze instelling.
TVF (filter)
Door de filterinstellingen te variëren regelt u de klankkleur (het timbre). De G-70 gebruikt Low Pass Filters (LPF). Dit zijn filters die alleen frequenties onder de ingestelde waarde doorlaten. Harmonischen boven deze frequentie worden echter onderdrukt. De scheiding ligt bij de “Cutoff-frequentie”. Bovendien kunt u de frequentie via de envelope in de tijd veran­deren.
RESO [–64~63]—Deze parameter associeert u waar- schijnlijk met een synthesizer. Als u de resonancewaarde verhoogt, worden de boventonen in de buurt van filter­frequentie versterkt, waardoor het geluid een uitgespro­ken “eigen” karakter krijgt.
Opgelet: Bij een aantal klanken leveren negatieve (–) RESO­instellingen geen hoorbaar resultaat meer op.
CUTOFF [-64~63]—Met deze filterparameter kunt u de gekozen klank helderder of doffer maken. Positieve Cutoff-waarden zorgen dat er meer boventonen behou­den blijven, zodat het geluid helderder wordt. Hoe verder u deze waarde in de negatieve richting instelt, hoe min­der boventonen er overblijven – en hoe doffer de klank wordt.
Instelling
Werking van een hoog-af lter (LPF)
Frequentie
Cutoff-frequentie
Opgelet: Bij sommige klanken hebben positieve (+) Cutoff­waarden geen effect. Dat komt, omdat de voorgeprogram­meerde Cutoff-parameter al op de maximumwaarde staat.
(8) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
EXIT
r
94
G-70 Music Workstation

8. Mixerfuncties & effecten gebruiken

De MIXER-vlag dekt helemaal de lading van wat u hier kunt doen: hier kunt u de balans van de verschillende Keyboard-parts van de G-70 instellen. Op blz. 124 en volgende komt u te weten hoe u de Song- en Style­parts kunt “mixen”. Uw zang en de partijen van de Vocal Harmonist kunt u via de [VOICE]- en [HARMONY]-regelaar “mixen”.
Over de effecten van de G-70
De G-70 bevat de volgende effectprocessors, die telkens voor specifieke secties beschikbaar zijn. Kijk dus even naar de volgende tabel:
Sectie Effecten Opmerkingen
Keyboard-effecten Reverb, Chorus Aparte, editeerbare processors.
MFX Alleen voor Keyboard-parts.
Style/Song-effecten Reverb, Chorus Worden door beide secties
Mastering Tools Equalizer, Compressor Beïnvloeden alle signalen, die
Audio-effecten IFX Beïnvloedt de via de AUDIO IN-
Harmonic Bars Overdrive, Vibrato, Rotary
Speaker
VOICE Reverb, Delay, Compres-
sor, Gate
HARMONY Reverb, Delay, Chorus Vocoder, Small, Ensemble
De reden waarom we het hier hebben over “processors” is dat ze meestal verschillende effecten kunnen genere­ren (kies gewoon het juiste “Type”). De MFX en IFX zijn de meest veelzijdige processors, omdat ze telkens één van 84 verschillende typen kunnen aanspreken, terwijl de andere processors 8 of 9 mogelijkheden bieden. De compressor en gate zijn echter vast toegewezen effec­ten: ze kunnen alleen als compressor c.q. gate worden gebruikt.
Opgelet: Zie blz. 132 voor het instellen van de VOCAL HARMO­NIST-toonregeling.
Opgelet: De effecten van de Harmonic Bars-sectie worden onder “Effecten gebruiken”, op blz. 34 voorgesteld.
aangesproken; zijn niet met de Keyboard-effecten verbonden.
naar de MAIN-uitgangen gestuurd worden.
connectors ontvangen signa­len.
Uitsluitend voor deze sectie.
Talk, Singer, Auto Pitch, Voice FX

Mixen van de Keyboard-parts

Laten we nu kijken hoe je de “mix”-parameters van de Keyboard-parts instelt.
(1) Druk op de [PART]-knop (u zou ook op
[CHORUS÷REVERB] of [PAN÷VOLUME] kunnen druk-
ken).
PART
Het display ziet er nu als volgt uit:
De MUTE-boodschap betekent dat de betreffende part momenteel niet beschikbaar is. Om een part uit te schakelen kunt u op zijn instrumenticoontje druk­ken. Wilt u een uitgeschakelde part daarna weer acti­veren, dan moet u nog eens op zijn instrumenticoon­tje (met de “MUTE”-vermelding) drukken.
(2) Druk één of twee keer op de [PAN¥POT÷VOLUME]-
knop om de VOLUME-parameter aan de regelaars toe te wijzen. (De regel met de faders in het display moet lichtgrijs zijn.)
Opgelet: De functies van de toewijsbare regelaars kunt u tevens kiezen door op eender welk bedieningsorgaan van de gewenste displayregel te drukken (VOLUME, PANPOT, REVERB of CHORUS).
(3) Gebruik de regelaars onder het display om voor alle
Keyboard-parts het gewenste volume in te stellen.
Mixen van de Keyboard-parts
r
(Zie de benamingen onder de regelaars – let op de grijze kader in de afbeelding.)
Als de positie van een regelaar niet overeenkomt met de waarde van de parameter die hij aanstuurt, moet u de regelaar eerst naar de positie schuiven die aan
95
G-70 Music Workstation
Mixerfuncties & effecten gebruiken
de groene punten rond een regelaar- of naast een fadericoontje verschijnen. Pas daarna kunt u de para­meterwaarde dan wijzigen.
De D BEAM-part verwijst naar de geluiden die wor­den voortgebracht, wanneer u de D Beam-controller na het kiezen van de gewenste mode (DJ GEAR, SOUND EFX of INSTRUMENT) mode gebruikt (scrat­chen, geluidseffecten en andere geluiden). Zie ook blz. 64.
Opgelet: De regelaar helemaal links (EFFECT) heeft geen func­tie, wanneer u “VOLUME” selecteert.
(4) Na het instellen van de afzonderlijke volumes kunt
u met de [BALANCE]-regelaar de gewenste balans tussen de Keyboard-parts en de Recorder/Arranger instellen.
Zoals u misschien weet, houdt “mixen” meer in dan alleen het instellen van de juiste balansen. Hier horen namelijk ook de stereoplaatsing en de effectintensi­teit (hoeveel galm enz.) bij. Hier gaan we dan…
(5) Druk opnieuw op de [PAN¥POT/VOLUME]-knop om
de PANPOT-functie aan de regelaars toe te wijzen.
Het display zier er nog steeds uit zoals onder (2). Nu heeft echter de “PANPOT”-regel een lichte achter­grond:
(8) Druk één of twee keer op de [CHORUS÷REVERB]-
knop om de CHORUS-parameter aan de regelaars toe te wijzen.
Stel nu de hoeveelheid chorus voor de beschikbare Keyboard-parts in. De effectparameters zelf kunt u op een Effect-pagina (zie verderop) editen.
Opgelet: Met de EFFECT-regelaar (helemaal links) kunt u het uitgangsvolume van de Chorus-processor instellen. Als u die parameter op “0” zet, hoort u het betreffende effect niet meer. Als u echter de CHORUS-parameter van een Keyboard-part op “0” zet, wordt enkel de betreffende part niet meer door het effect bewerkt.
Volume en status van de Style­parts
Als u op de [STYLE]-knop onder het display drukt, ver­schijnt de volgende pagina:
(6) Gebruik de 9 regelaars onder het display om de
stereopositie van de Keyboard-parts te wijzigen.
“L63” staat voor “helemaal links”, “0” vertegenwoor­digt het midden en “R63” staat voor “helemaal rechts”.
Opgelet: De regelaar helemaal links (EFFECT) heeft geen func­tie, wanneer u “PAN POT” selecteert. Opgelet: De functies van de toewijsbare regelaars kunt u tevens kiezen door op eender welk bedieningsorgaan van de gewenste displayregel te drukken (VOLUME, PANPOT, REVERB of CHORUS). Met het [DATA÷ENTRY]-wiel en de [DEC]/[INC]­knoppen kunt u de geselecteerde parameter van de toegewe­zen part direct wijzigen. (U kunt zelfs op het [DATA÷ENTRY]­wiel drukken en de waarde via het displayklaviertje invoeren.)
(7) Druk één of twee keer op de [CHORUS÷REVERB]-
knop om de REVERB-parameter aan de regelaars toe te wijzen.
Stel nu de hoeveelheid galm voor de beschikbare Keyboard-parts in. De effectparameters zelf kunt u op een Effect-pagina (zie verderop) editen.
Opgelet: Met de EFFECT-regelaar (helemaal links) kunt u het uitgangsvolume van de Reverb-processor instellen. Als u die parameter op “0” zet, hoort u het betreffende effect niet meer. Als u echter de REVERB-parameter van een Keyboard-part op “0” zet, wordt enkel de betreffende part niet meer door het effect bewerkt – de andere Keyboard-parts echter wel.
• Nu kunt u met de toewijsbare regelaars onder het display het volume van de Style-parts instellen. Zie “Arranger-parts”, op blz. 74 voor een voorstelling van de Style-parts.
• Gebruik de [ON÷OFF]-velden om niet benodigde Style-parts uit te schakelen. Deze instellingen kunnen in een User Program wor­den opgeslagen (zie blz. 111).
Opgelet: Via de MAKEUP TOOLS-functies hebt u toegang tot meer gedetailleerde Style-mixfuncties (zie blz. 124).
r
96
Effectprocessors van de Keyboard­parts editen
Na het instellen van de parameters hierboven vindt u misschien dat zelfs slimme Reverb/Chorus Send-instel­lingen voor de Keyboard-parts nog niet het verwachte resultaat opleveren.
Dan kunt u de reverb- en chorusparameters wijzigen door op het [EFFECTS]-veld te drukken.
Op deze pagina kunt u de REVERB- en CHORUS-pro­cessor in- en uitschakelen door op het [OFF/ON]-kno- picoontje rechts naast hun “display” te drukken.
Als u alleen een ander galmtype nodig hebt, drukt u op het REVERB-veld en kiest u het met het [DATA÷ENTRY]-wiel of de [DEC]/[INC]-knoppen. Wilt u ook nog andere aspecten van dat effect instellen…
Reverb voor de Keyboard-parts
(1) Druk op het KEYBOARD EFFECTS REVERB [EDIT]-veld
om de Reverb-parameters te selecteren.
Het display ziet er nu als volgt uit:
G-70 Music Workstation

Effectprocessors van de Keyboard-parts editen

GM2 Reverb—Dit galmeffect is het standaardtype voor GM2-compatibele klankbronnen van Roland.
Room1, Room2—Deze typen simuleren de galm van een kamer. Hoe groter de waarde (1 of 2), hoe “groter” de kamer.
Stage1, Stage2—Deze typen simuleren de galm die je hoort, wanneer je op een bühne staat te spelen. Hoe gro­ter de waarde (1 of 2), hoe “groter” het podium.
Hall1, Hall2—Deze typen simuleren de galm van een kleine (1) of grote (2) concertzaal. Ze klinken dan ook “grootser” dan de Room-types.
Delay—Een delay-effect (geen galm). Werkt ongeveer zoals een echo en zorgt dus voor herhalingen.
Pan Delay—Dit is de stereoversie van het delay-effect hierboven. De herhalingen worden afwisselend via het linker en rechter kanaal weergegeven.
r
Met [REVERB LEVEL] kunt u het uitgangsvolume van de Reverb-processor instellen. Als u die parameter op “0” zet, hoort u het betreffende effect niet meer.
Wilt u de effectparameters niet editen, ga dan naar de volgende stap. Anders moet u met stap (5) vervol­gen.
(4) Druk op [Back] om terug te gaan naar de pagina
met de “modules”. –of– Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de hoofdpagina.
(5) Na het kiezen van een galmtype wilt u misschien
nog de ene of andere parameter bijregelen. Ga als volgt te werk:
• Druk op het veld van de parameter die u wilt veran­deren (het aantal velden en hun functies verschillen naar gelang het gekozen type).
• Stel de gewenste waarde in.
(2) Druk op het [ON]-veld (of [OFF]) om de processor in
(icoontje licht op) of uit (icoontje dooft) te schake­len.
Dit kunt u ook op de EFFECTS-pagina doen (zie hier­boven).
(3) Druk op het veld van het effecttype dat u nodig
hebt.
De mogelijkheden luiden:
SRV Room—Dit effect simuleert de galm van een kamer. De naam (“SRV”) verwijst naar de SRV-3030 van Roland, een volwaardige galmprocessor, die ook in bepaalde syn­thesizers van de Fantom-serie wordt gebruikt.
SRV Hall—Ziehier een tweede SRV-algoritme dat de akoestiek van een concertzaal simuleert.
SRV Plate—Digitale simulatie van een metalen plaat die soms voor galmeffecten wordt gebruikt. Bijzonder geschikt voor percussieve klanken.
De parameters kunt u instellen door aan het data­wiel te draaien, op de [DEC]/[INC]-knoppen te druk­ken of door op het [DATA÷ENTRY]-wiel te drukken en dan het displayklaviertje te gebruiken.
SRV Room/SRV Hall/SRV Plate-parameters
Pre Delay (0.0~100.0 ms)—Hiermee stelt u de vertra- ging tussen het originele signaal en het begin van de galm in. Daarmee simuleert u de afstand tussen het ori­ginele signaal en de reflecterende oppervlakken.
Time (0~127)—Duur van het galmsignaal. Hoe groter de waarde, hoe “langer” de gesimuleerde kamer wordt.
Size (1~8)—Hiermee bepaalt u hoe de latere galmreflec- ties gespreid worden. Daarmee suggereert u de hoogte van de gesimuleerde kamer.
High Cut (160~12500Hz, Bypass)—Hiermee kiest u de frequentie waarboven de hoge tonen uit het galmsignaal worden gefilterd. Als u de hoge tonen niet wilt dempen, moet u deze parameter op “BYPASS” zetten.
Density (0~127)—Densiteit van de reflecties (aantal).
Diffusion (0~127)—Hiermee bepaalt u hoe sterk de
galmdensiteit mettertijd verandert. Hoe groter de waarde, hoe dichter de galm na verloop van tijd wordt. (De werking van deze parameter hoort u alleen bij betrekkelijk lange galmtijden.)
97
G-70 Music Workstation
Mixerfuncties & effecten gebruiken
LF Damp Freq. (50~4000Hz)—Hiermee kiest u de fre- quentie waaronder de lage tonen uit het galmsignaal worden gefilterd.
LF Damp Gain (-36~0dB)—Hiermee bepaalt u de dem- pingsgraad voor het met “LF Damp” gekozen frequentie­bereik. De waarde “0” betekent dat de lage tonen van het galmsignaal niet gedempt worden.
HF Damp Freq. (4000~12500Hz)—Hiermee kiest u de frequentie waarboven de hoge tonen van het galmsig­naal worden gedempt.
HF Damp Gain (-36~0dB)—Hiermee bepaalt u de dem- pingsgraad voor het met “HF Damp” gekozen frequentie­bereik. De waarde “0” betekent dat de hoge tonen van het galmsignaal niet gedempt worden.
GM2 Reverb-parameters
Character (Room1, Room2, Room3, Hall1, Hall2, Plate, Delay, Pan Delay)—Galmtype.
Pre LPF (0~7)—Hiermee filtert u hoge tonen uit het ori- ginele signaal alvorens het door de galm wordt bewerkt. Hoe groter de waarde, hoe meer hoge tonen er verwij­derd worden.
Level (0~127)—Uitgangsvolume van het reverbsignaal.
Time (0~127)—Galmduur (lengte).
Feedback (0~127)—Hiermee bepaalt u het volume van
het delaysignaal dat opnieuw naar het effect wordt gestuurd. Deze parameter is alleen beschikbaar, wanneer REVERB CHARACTER= “Delay” of “Pan Delay”.
Chorus voor de Keyboard-parts
Chorus maakt het geluid breder en wekt de indruk dat het “stereo” is. Er zijn 8 chorustypen.
(1) Druk op de [EFFECTS]-knop.
Op deze pagina kunt u de CHORUS-processor in- en uitschakelen door op het [OFF/ON]-knopicoontje rechts naast zijn “display” te drukken.
Als u alleen een ander chorustype nodig hebt, drukt u op het CHORUS-veld en kiest u het met het [DATA÷ENTRY]-wiel of de [DEC]/[INC]-knoppen. Wilt u ook nog andere aspecten van dat effect instellen…
(2) Druk op het KEYBOARD EFFECTS CHORUS [EDIT]-
veld om de Chorus-parameters te selecteren.
Het display ziet er nu als volgt uit:
Parameters van de overige typen (Room1~Pan Delay)
Time (0~127)—Lengte (duur) van de galm (voor “Room1”~“Hall2”) c.q. vertragingstijd (voor “Delay” en “Pan-Delay”).
HF Damp (200~8000Hz, Bypass)—Hiermee kiest u de frequentie waarboven de hoge tonen uit het galmsignaal worden gefilterd. Als u de hoge tonen niet wilt filteren, moet u deze parameter op “BYPASS” zetten.
Feedback (0~127)—(Alleen beschikbaar voor “Delay” en “Pan-Delay”.) Hiermee bepaalt u de hoeveelheid terug­koppeling.
(6) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
EXIT
Opgelet: Vergeet niet uw instellingen in een User Program op te slaan, als u ze later nog eens wilt gebruiken.
(3) Druk op het [ON]-veld (of [OFF]) om de processor in
(icoontje licht op) of uit (icoontje dooft) te schake­len.
Dit kunt u ook op de EFFECTS-pagina doen (zie hier­boven).
(4) Druk op het veld van het effecttype dat u nodig
hebt.
De mogelijkheden luiden:
Chorus1~Chorus3—Dit zijn conventionele stereo-effec- ten die het geluid breder maken.
Flanger—Dit effect doet ergens wel denken aan opstij- gende of landende straaljagers.
GM2 Chorus—Dit choruseffect is het standaardtype voor GM2-compatibele klankbronnen van Roland.
Delay—Ziehier een uitgebreid delay-effect dat u in plaats van een chorus of flanger kunt gebruiken. Zoals u ziet, is het aantal parameters indrukwekkend te noemen.
r
98
Wilt u de effectparameters niet editen, ga dan naar de volgende stap. Anders moet u met stap (6) vervol­gen.
G-70 Music Workstation
Effectprocessors van de Keyboard-parts editen
r
(5) Druk op [Back] om terug te gaan naar de pagina
met de “modules”. –of– Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de hoofdpagina.
(6) Na het kiezen van een chorustype wilt u misschien
nog de ene of andere parameter bijregelen. Ga als volgt te werk:
• Druk op het veld van de parameter die u wilt veran­deren (het aantal velden en hun functies verschillen naar gelang het gekozen type).
De parameters kunt u instellen door aan het data­wiel te draaien, op de [DEC]/[INC]-knoppen te druk­ken, of door op het [DATA÷ENTRY]-wiel te drukken en dan het displayklaviertje te gebruiken.
Met [CHORUS LEVEL] kunt u het uitgangsvolume van de chorusprocessor instellen. Als u die parameter op “0” zet, hoort u het betreffende effect niet meer.
Met [OUTPUT] bepaalt u waar het uitgangssignaal van de processor naartoe gestuurd wordt: naar de MAIN-uitgangen (“Main”), de Reverb-processor (“Rev”) of beide (“Main+Rev”). De laatste twee opties betekenen dat het chorussignaal tevens door het gekozen reverbeffect wordt bewerkt.
Chorus 1~3- en Flanger-parameters
Filter Type (Off, LPF, HPF)—Hier kunt u bepalen of het
binnenkomende signaal al dan niet moet worden gefil­terd alvorens het door de chorus wordt bewerkt. Dat kan van pas komen, als het geluidsbeeld wat “modderig” dreigt te worden of om te zorgen dat bassignalen nog steeds de nodige “punch” hebben. Kies “OFF”, als u het signaal niet wilt filteren. “LPF” zwakt de frequenties boven de “Cutoff Freq”-waarde af. “HPF” zwakt de fre­quenties onder de “Cutoff Freq”-waarde af.
Cutoff Freq (200~8000Hz)—Kantelfrequentie van het
filter. Deze parameter doet niets, wanneer u als filtertype “OFF” kiest.
Pre Delay (0.0~100.0 ms)—Hiermee stelt u de vertra-
ging tussen het originele signaal en het begin van de chorus in.
Rate Sync (Hz, Note)—Met deze parameter bepaalt u of
de modulatiesnelheid al (“Note”) dan niet (“Hz”) met het Arranger- of Recorder-tempo synchroon moet lopen. Naar gelang de hier gemaakte keuze vertegenwoordigt de volgende parameter een snelheids- (Hz) of noot­waarde.
Rate [Hz] (0.05~10.00Hz)
Rate [Note] (1/64T, 1/64, 1/32T, 1/32, 1/16T, 1/32., 1/ 16, 1/8T, 1/16., 1/8, 1/4T, 1/8., 1/4, 1/2 T, 1/4., 1/2, 1/1 T, 1/2., 1/1, 2/1 T, 1/1., 2/1)—Hiermee bepaalt u de
modulatiesnelheid. Dat kan hetzij een frequentie- (Hz), hetzij een nootwaarde zijn – en dat wordt bepaald door de “Rate Sync”-parameter hierboven. “T” staat voor “tri­ool”, terwijl een “.” een gepunte noot aanduidt. “2/1” betekent dat elke cyclus twee maten beslaat. Het voor­deel van het werken met een nootwaarde is dat de cho­rus altijd synchroon met het Arranger- of Recorder­tempo beweegt.
Depth (0~127)—Met deze parameter bepaalt u de diepte van de modulatie die op het chorussignaal wordt toegepast. Hoe groter de waarde, hoe meer de modulatie opvalt.
Phase (0~180 [deg])—Ruimtelijke spreiding van het sig- naal (d.w.z. de “stereobreedte”).
Chorus Feedback (0~127)—Hiermee bepaalt u het niveau dat voor de her-injectie van het bewerkte signaal in de chorus wordt gebruikt (terugkoppeling). Met Feed­back kunt u de chorus “aandikken”. Hoe groter deze waarde, hoe nadrukkelijker de terugkoppeling.
GM2 Chorus-parameters
Pre LPF (0~7)—Hiermee filtert u hoge tonen uit het ori- ginele signaal dat door de chorus wordt bewerkt. Hoe groter de waarde, hoe meer hoge tonen er verwijderd worden.
Level (0~127)—Uitgangsvolume van het chorussignaal.
Feedback (0~127)—Hiermee bepaalt u hoeveel van het
chorussignaal opnieuw door het effect wordt bewerkt.
Delay (0~127)—Hiermee stelt u de vertraging tussen het originele signaal en het begin van de chorus in.
Rate (0~127)—Met deze parameter bepaalt u de snel- heid waarmee de chorus gemoduleerd wordt. Hoe groter de waarde, hoe sneller de modulatie.
Depth (0~127)—Met deze parameter bepaalt u de diepte van de modulatie, die op het chorussignaal wordt toegepast. Hoe groter de waarde, hoe meer de modulatie opvalt.
Reverb Send (0~127)—Met deze parameter stelt u het volume in van het chorussignaal dat naar het galmeffect wordt gezonden. De waarde “127” betekent dat de Cho­rus- en Reverb-processor in serie met elkaar verbonden zijn (chorus vóór reverb). Als de chorus niet door het reverbeffect mag worden bewerkt, kiest u hier de waarde “0”.
Delay-parameters
L/R/C Delay Sync (msec, Note)—Met deze parameter bepaalt u of de vertragingstijd al (“Note”) dan niet (“msec”) met het Arranger- of Recorder-tempo syn­chroon moet lopen. Naar gelang de hier gemaakte keuze vertegenwoordigt de volgende parameter een tijd­(msec) of nootwaarde.
L/R/C Delay [msec] (0~1000ms) L/R/C Delay [Note] (1/64T, 1/64, 1/32T, 1/32, 1/16T, 1/
32., 1/16, 1/8T, 1/16., 1/8, 1/4T, 1/8., 1/4, 1/2T, 1/4., 1/ 2, 1/1T, 1/2., 1/1, 2/1T, 1/1., 2/1)—Hiermee stelt u de
vertragingstijd in. Dat kan hetzij een tijd- (“msec”), hetzij een nootwaarde zijn – en dat wordt bepaald door de “Delay Sync”-parameter hierboven. “T” staat voor “triool”, terwijl een “.” een gepunte noot aanduidt. “2/1” betekent dat u om de twee maten een herhaling hoort. Het voor­deel van het werken met een nootwaarde is dat het delaysignaal (echo) altijd synchroon met het Arranger­of Recorder-tempo loopt.
C Feedback (–98~+98%)—Hiermee bepaalt u hoeveel van het delaysignaal opnieuw door het effect wordt bewerkt. Negatieve (–) waarden keren de fase om.
HF Damp (200~8000Hz, Bypass)—Hiermee kiest u de frequentie waarboven de hoge tonen uit het delaysig­naal worden gefilterd. Als u de hoge tonen niet wilt filte­ren, moet u deze parameter op “BYPASS” zetten.
99
G-70 Music Workstation
Mixerfuncties & effecten gebruiken
L/R/C Level (0~127)—Volume van de herhalingslijnen (er zijn er drie – links, midden en rechts).
(7) Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de
hoofdpagina.
EXIT
Opgelet: Vergeet niet uw instellingen in een User Program op te slaan, als u ze later nog eens wilt gebruiken.

Multi-effectprocessor (Multi-FX) gebruiken

Uw G-70 is voorzien van een multi-effectprocessor voor de Keyboard-parts. Voor externe audiosignalen is er een vergelijkbare processor (met dezelfde algorit­men). Zie blz. 104 voor meer details.
(1) Druk op de PART ON/OFF [UP1]-knop (moet oplich-
ten).
UP 1
• Druk op het [MFX¥PART¥ASSIGN]-veld.
• Druk op de velden van de Keyboard-parts, die door het gekozen MFX-effect moeten worden bewerkt.
Opgelet: Er is maar één MFX-processor, zodat alle Keyboard­parts telkens hetzelfde effect hanteren.
• Druk op de [EXIT]-knop om terug te gaan naar de hoofdpagina.
Ander MFX-type kiezen en editen
De G-70 bevat 84 verschillende Multi-FX-types. Som­mige daarvan zijn zelfs combinaties van twee effecten, zodat u erg flexibel kunt werken. Ziehier hoe u een ander Multi-FX-type kiest:
(1) Houd de [MULTI-FX]-knop ingedrukt tot het display
er als volgt uitziet:
(2) Kies de klank “Dist. Guitar” op pagina 2 van de
[E.GUITAR/BASS]-bank.
(3) Speel een paar noten op het klavier en schakel de
[MULTI-FX]-knop afwisselend in en uit om het ver­schil te horen.
MULTI
FX
De MFX kan door alle Keyboard-parts worden aange­sproken.
• Druk op de [EFFECT]-knop.
Deze pagina kunt u ook selecteren door op de [EFFECT]-knop [MFX]-veld en het [EDIT]-veld te drukken. Maar de eerste methode werkt veel sneller.
(2) Druk op het [ON]-veld (of [OFF]) om de processor in
(icoontje licht op) of uit (icoontje dooft) te schake­len.
Dit kunt u ook op de EFFECTS-pagina doen (zie hier­boven).
(3) Druk op het veld onder “MFX” waar de naam van
het momenteel gehanteerde type staat.
(4) Kies met het [DATA÷ENTRY]-wiel of de [DEC]/[INC]-
knoppen het gewenste type.
Opgelet: De keuze van het Multi-FX-type kan ook aan de klankkeuze voor de Upper1-part worden gekoppeld. Zie blz. 101.
r
100
Loading...