How it Works
Reely
Loading...
#
A
Loading...
Loading...
1:8 Stadium Buggy \"Cougar 4.1 Limited Edition\" 4WD
User guide [ml]
68 pgs17.92 Mb0

Reely 1:8 Stadium Buggy "Cougar 4.1 Limited Edition" 4WD, ARR User guide [ml]


Ergänzung Version 03/09

Supplement Version 03/09
1:8 Stadium Buggy „Cougar 4.1 Limited Edition“ 4WD, ARR
Best.-Nr. 23 63 00
Sehr geehrte Kundin, sehr geehrter Kunde! Mit diesem Fahrzeug halten Sie das limitierte Editionsmodell des bewährten „Cougar“-
Das hier gelieferte Fahrzeug unterscheidet sich in der „Limited Edition“ von der „normalen“ Version nicht nur durch ein besonderes Karosserie-Design, sondern vor allem durch den anders geformten Heckspoiler und den flachen, CNC-gefrästen V8­Kühlkopf.
Durch die Verwendung des V8-Kühlkopfes und des großen Heckspoilers ergeben sich im Vergleich zu den Daten in der Hauptanleitung geringfügig andere Werte für Abmessungen und Gewicht, die jedoch keinen Einfluss auf die Fahreigenschaften haben.
Abweichend von der Bedienungsanleitung der 234968 bitten wir Sie, zusätzlich folgende Dinge zu beachten:
Empfängerstromversorgung:
Wir raten von einer Verwendung von Batterien als Empfängerstromversorgung ab. Zum Betrieb der Empfangsanlage müssen Sie einen hochstromfähigen, 5zelligen Akku (Betriebsspannung 6V) verwenden, wir empfehlen Ihnen zur Stromversorgung z.B. den Empfängerpack mit der Conrad-Bestellnummer 206058.
Servosaver:
Zum mechanischen Schutz des Lenkservogetriebes ist das Modell mit einem Servosaver ausgestattet. Dieser Servosaver ist ab Werk nur voreingestellt und muss (damit bei schneller Fahrt auch die Steuerbefehle des Lenkservos umgesetzt werden können) vor der ersten Fahrt zu der vorhandenen Werkseinstellung überprüft und ggf. straffer eingestellt werden. Hinweise hierzu finden Sie in der Bedienungsanlei­tung des Fahrzeugs.
1:8 Stadium Buggy "Cougar 4.1 Limited Edition" 4WD, ARR
Item No. 23 63 00
Dear customer, This model is the limited edition of the tried and tested "Cougar" chassis. The model
is not equipped with a remote control or servos (ARR version). You can choose them according to your preferences.
Due to the V8 cooler and the bigger rear spoiler, the dimensions and the weight differ slightly from the specifications in the main operating instructions. However, they do not affect the driving characteristics.
Other than described in the operating instructions of 234968, we ask you to pay additional attention to the following:
Receiver power supply:
We advise against using batteries as receiver power supply. The receiver should only be operated with a full-load 5-cell rechargeable battery (6 V operating voltage). We recommend using our receiver pack (Conrad item no. 206058).
Servo saver:
The model is equipped with a servo saver for mechanical protection of the steering servo gear. The servo saver has already been pre-adjusted. Before first use it has to be checked and might have to be set tighter (so that the control commands of the steering servo are carried out when driving quickly). For more information, see the operating instructions of the vehicle.
Your REELY team.
Ihr REELY-Team.
Diese Bedienungsanleitung ist eine Publikation der Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Alle Rechte einschließlich Übersetzung vorbehalten. Reproduktionen jeder Art, z. B. Fotokopie, Mikroverfilmung, oder die Erfassung in elektronischen Datenverarbeitungsanlagen, bedürfen der schriftlichen Genehmigung des Herausgebers. Nachdruck, auch auszugsweise, verboten.
Diese Bedienungsanleitung entspricht dem technischen Stand bei Drucklegung. Änderung in Technik und Ausstattung vorbehalten.
© Copyright 2009 by Conrad Electronic SE.
These operating instructions are a publication by Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
All rights including translation reserved. Reproduction by any method, e.g. photocopy, microfilming, or the capture in electronic data processing systems require the prior written approval by the editor. Reprinting, also in part, is prohibited.
These operating instructions represent the technical status at the time of printing. Changes in technology and equipment reserved.
© Copyright 2009 by Conrad Electronic SE.

Addition Version 03/09

Bijlage Versie 03/09
1:8 Buggy Stadium « Cougar 4.1 Limited Edition » 4WD, ARR
N° de commande 23 63 00
Chère cliente, cher client ! Avec ce véhicule, vous avez entre les mains le modèle réduit édition limitée du
châssis «Cougar» éprouvé. Comme le véhicule ne comporte ni télécommande ni servos (version ARR), vous pourrez choisir ces derniers à votre convenance.
La version «Limited Edition» de ce véhicule fournie ici se distingue de la version «normale» non seulement par un design de carrosserie particulier mais également par le spoiler arrière de forme différente et la tête de refroidissement V8 plate, usinée par CNC.
Le recours à la tête de refroidissement V8 et au grand spoiler arrière donne des valeurs légèrement différentes pour les dimensions et le poids par rapport aux données de la notice principale. Elles n'ont toutefois aucune influence sur les propriétés de conduite.
En supplément au mode d'emploi 234968 nous vous prions d'observer les points suivants :
Alimentation en courant du récepteur :
Servo saver :
1:8 Stadium Buggy "Cougar 4.1 Limited Edition" 4WD, ARR
Bestelnr. 23 63 00
Geachte klant, Met dit modelvoertuig hebt u een gelimiteerd model van het onovertroffen "Cougar"-
chassis in handen. Aangezien in dit voertuig geen afstandsbediening en servo's zijn ingebouwd (ARR-versie), kunt u deze geheel naar eigen wens kiezen.
Het hier geleverde voertuig onderscheidt zich in de "limted edition" van de "normale" versie niet alleen door een specifiek ontworpen carrosserie, maar vooral ook door de anders gevormde achterspoiler en de platte, CNC-gefreesde V8-koelkop.
Door de toepassing van de V8-koelkop en grote achterspoiler ontstaan in vergelijking met de gegevens in de gebruiksaanwijzing iets andere waarden voor afmetingen en gewicht, die echter geen invloed hebben op de rijeigenschappen.
In tegenstelling tot de gegevens in de gebruiksaanwijzing van de 234968, vragen wij u het volgende in acht te nemen:
Stroomvoorziening van de ontvanger:
wij raden het gebruik van batterijen als stroomvoorziening voor de ontvanger af. Voor de ontvangerunit moet u een 5-cellige accu die geschikt is voor hoge stromen (voedingsspanning 6V) gebruiken. Wij raden bijv. een ontvangeraccupack met Conrad bestelnr. 206058 aan.
Servosaver:
voor de mechanische bescherming van de transmissie van de stuurservo is het model uitgerust met een servosaver. Deze servosaver is af fabriek slechts standaard ingesteld en moet (omdat bij sneller rijden ook de stuurcommando's van de stuurservo kunnen worden omgezet) voorafgaand aan de eerste rit aan de hand van de aanwezige fabrieksinstelling worden gecontroleerd en indien nodig strakker worden ingesteld. Aanwijzingen hiervoor vindt u in de gebruiksaanwijzing van het voertuig.
Uw REELY-team
Votre équipe REELY
Ce mode d'emploi est une publication de la société Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Tous droits réservés, y compris de traduction. Toute reproduction, quelle qu'elle soit (p. ex. photocopie, microfilm, saisie dans des installations de traitement de données) nécessite une autorisation écrite de l'éditeur. Il est interdit de le réimprimer, même par extraits.
Ce mode d'emploi correspond au niveau technique du moment de la mise sous presse. Sous réserve de modifications techniques et de l'équipement.
© Copyright 2009 by Conrad Electronic SE.
Deze gebruiksaanwijzing is een publicatie van de firma Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie, microverfilming of de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, verei­sen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook van uittreksels, verboden.
Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische stand bij het in druk bezorgen. Wijziging van techniek en uitrusting voorbehouden.
© Copyright 2009 by Conrad Electronic SE.
BEDIENUNGSANLEITUNG / OPERATING INSTRUCTIONS
NOTICE D´UTILISATION / GEBRUIKSAANWIJZING
IMPRESSUM
Diese Bedienungsanleitung ist eine Publikation der
Conrad Electronic SE., Klaus-Conrad-Straße 1, D-92240 Hirschau. (www.conrad.com)
Alle Rechte einschließlich Übersetzung vorbehalten. Reproduktionen jeder Art, z. B. Fotokopie, Mikroverfilmung, oder die Erfassung in elektronischen Datenverarbeitungsanlagen, bedürfen der schriftlichen Genehmigung des Herausgebers. Nachdruck, auch auszugsweise, verboten. Diese Bedienungsanleitung entspricht dem technischen Stand bei Drucklegung. Änderung in Technik und Ausstattung vorbehalten.
© Copyright 2008 by Conrad Electronic SE. Printed in Germany
IMPRINT
These Operating Instructions are published by
Conrad Electronic SE., Klaus-Conrad-Straße 1, D-92240 Hirschau/Germany. (www.conrad.com)
No reproduction (including translation) is permitted in whole or part e.g. photocopy, microfilming, or storage in electronic data processing equipment, without the express written consent of the publisher. These Operating Instructions reflect the current technical specifications at time of print. We reserve the right to change the technical or physical specifications.
© Copyright 2008 by Conrad Electronic S.E., Printed in Germany
NOTE DE L´ÉDITEUR
Cette notice d´utilisation est une publication de la societé
Conrad Electronic S.E., Klaus-Conrad-Straße 1, D-92240 Hirschau/Allemagne. (www.conrad.com)
Tous droits réservé, y compris traduction. Toute reproduction, quel que soit le type, par exemple photocopies, microfilms ou saisie dans des traitements de texte electronique est soumise à une autorisation préalable écrite de l´éditeur. Impression, même partielle, interdite. Cette notice est conforme à la règlementation en vigueur lors de l´impression. Données techniques et condition- nement soumis à modifications sans aucun préalable.
© Copyright 2008 by Conrad Electronic S.E. Imprimé en Allemagne
IMPRESSUM
Deze gebruiksaanwijzing is een publicatie van
Conrad Electronic Benelux B.V. (www.conrad.nl, www.conrad.be)
Alle rechten, inclusief de vertaling, vorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, fotokopie, microfilm of opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, alleen met schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook in uittreksel, verboden. Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische eisen bij het ter perse gaan. Wijzigingen in techniek en uitrusting voorbehouden.
© Copyright 2008 by Conrad Electronic Benelux B.V. Printed in Germany
100% Recycling Papier. Chlorfrei gebleicht.
100% recycling paper. Bleached without chlorine.
100% papier recyclé. Blanchi sans chlore.
100% Recycling Papier. Chloorvrij gebleekt.
COUGAR 4.1
4WD STADIUM BUGGY 1:8
No. 23 50 63 ARR No. 23 49 68 RTR
BEDIENUNGSANLEITUNG / OPERATING INSTRUCTIONS
NOTICE D´UTILISATION / GEBRUIKSAANWIJZING
BEDIENUNGSANLEITUNG SEITE 2 - 32
OPERATING INSTRUCTIONS PAGE 34 - 64
NOTICE D´UTILISATION PAGE 66 - 96
GEBRUIKSAANWIJZING PAGINA 98 - 126
01 / 2008
COUGAR 4.1
4WD STADIUM BUGGY 1:8
No. 23 50 63 ARR No. 23 49 68 RTR
236300
2
Bedienungsanleitung 4WD Stadium Buggy Chassis COUGAR 4.1 No. 23 50 63 / 23 49 68
INHALTSVERZEICHNIS
COUGAR 4.1
4WD STADIUM BUGGY CHASSIS
Best. Nr. 23 50 63 ARR Best. Nr. 23 49 68 RTR
Seite 1 EINFÜHRUNG 3
2 SICHERHEITSANWEISUNGEN 4
3 MODELLBESCHREIBUNG 6
3.1 Dreikanal-Fernsteuerung 7
3.2 4WD Stadium Buggy-Chassis 8
4 VORBEREITUNG 11
4.1 Grundausstattung / benötigtes Zubehör 11
4.2 Werkzeuge und Hilfsmittel, Checkliste 12
4.3 Karosseriemontage und Aufbringen der Dekore 12
4.4 Ausrichtung und Zahnflankenspiel des Antriebs überprüfen 13
4.5 Inbetriebnahme der RC-Anlage 13
4.6 Überprüfen der Reichweite des Fernsteuersenders 14
4.7 Vergaser-Grundeinstellungen prüfen 15
4.8 Starten des Motors 15
4.9 Einlaufvorschriften für den Motor 17
5 FAHRBETRIEB 18
5.1 Empfehlungen für den Betrieb 18
5.2 Auswirkungen der Fahrweise auf die einzelnen Bauteile 19
6 SET-UP 19
6.1 Motor Feintuning 20
6.2 Einstellung der Dämpfung 21
6.3 Einstellung des Radsturzes 22
6.4 Einstellung der Spur 23
6.5 COUGAR 4.1 ARR 24 Einbau einer RC-Anlage Einbau des Lenkservos Einbau des Gas- / Brems-Servos
6.6 Tuning für Fortgeschrittene 26
7 WARTUNG / ENTSORGUNG 28
8 TECHNISCHE DATEN 30
9 FEHLERBEHEBUNG 31
131
No. 23 50 63 / 23 49 68 © REELY 01/08
130
No. 23 50 63 / 23 49 68
© REELY 01/08
3
© REELY 01/08
SEHR GEEHRTER KUNDE, SEHR GEEHRTE KUNDIN,
wir bedanken uns für den Kauf eines RC-Cars der Firma CONRAD Electronic. Mit diesem Modell haben Sie ein Produkt erworben, welches nach dem heutigen Stand der Technik gefertigt wurde. Das Produkt ist EMV-geprüft und erfüllt die Anforderungen der geltenden europäischen und nationalen Richtlinien. Die CE-Konformität wurde nachgewiesen, die entsprechenden Erklärungen und Unterlagen sind beim Hersteller hinterlegt. Wir behalten uns Änderungen in Technik und Ausstattung ohne vorherige Ankündigung vor. Alle enthaltenen Firmennamen und Produktbezeichnungen sind Warenzeichen der jeweiligen Inhaber. Alle Rechte vorbehalten.
KONFORMITÄTSERKLÄRUNG
Hiermit erklärt der Hersteller, dass sich dieses Produkt in Übereinstimmung mit den grundlegenden Anforderungen und den anderen relevanten Vorschriften der Richtlinie 1999/5/EG befindet. Die Konformitätserklärung zu diesem Produkt finden Sie unter www.conrad.com
GARANTIE
Falls nicht anders im Gesetz vorgesehen, beschränkt sich die Garantie auf die Reparatur bis zur Höhe des Kaufpreises, den Ersatz des Modells durch ein gleichwertiges, oder die Erstattung des Kaufpreises. Normale Abnutzung und Verschleiß im Betrieb ist von der Garantie ausgeschlossen, ebenso wie Schäden, die durch Karambolagen mit festen Hindernissen oder anderen Fahrzeugen entstehen. Bei Schäden, die durch Nichtbeachten dieser Bedienungsanleitung oder Nichtbeachten der Wartungs- und Betriebsmittelvorgaben entstanden sind, erlischt der Garantieanspruch!
Für Folgeschäden übernehmen wir keine Haftung!
Die Sicherheitsanweisungen sind unbedingt zu beachten!
Das Modell ist nur für den Betrieb außerhalb geschlossener Räume konzipiert. Um einen gefahrlosen Betrieb sicherzustellen, müssen Sie als Anwender diese Bedienungsanleitung beachten.
Für Kinder unter 14 Jahren nur unter Aufsicht Erwachsener geeignet!
Falls Probleme auftreten, wenden Sie sich bitte an unsere Technische Beratung.
1 EINFÜHRUNG
Diese Montageanleitung gehört zu diesem Produkt.
Sie enthält wichtige Hinweise zur Inbetriebnahme und Handhabung.
Achten Sie hierauf, auch wenn Sie dieses Produkt an Dritte weitergeben.
Bewahren Sie deshalb diese Anleitung zum Nachlesen auf!
Tel. 0180 / 5 31 21 11 Fax 0180 / 5 31 21 10 E-mail: Bitte verwenden Sie unser Formular im Internet, www.conrad.de, unter der Rubrik „Kontakt“ Mo - Fr 8.00 - 18.00 Uhr
Tel. 0848 / 80 12 88 Fax 0848 / 80 12 89 E-mail: support@conrad.ch Mo - Fr 8.00 - 12.00 Uhr
13.00 - 17.00 Uhr
Tel. 07242 / 20 30 60 Fax 07242 / 20 30 66 E-mail: support@conrad.at Mo - Do 8.00 - 17.00 Uhr Fr 8.00 - 14.00 Uhr
BEACHTEN SIE IM FOLGENDEN DIE KENNZEICHNUNGEN:
ACHTUNG! Gefahrenhinweis, Personen- oder Sachschäden
ACHTUNG! Wichtiger Hinweis
Hinweis
4
Bedienungsanleitung 4WD Stadium Buggy Chassis COUGAR 4.1 No. 23 50 63 / 23 49 68
2 SICHERHEITSANWEISUNGEN
GEHEN SIE KEIN RISIKO EIN!
Ihre eigene Sicherheit und die Ihres Umfeldes liegt alleine in Ihrem verantwortungsbewussten Umgang mit dem Modell.
- Vergewissern Sie sich bei Ihrer Versicherung, ob Sie beim Ausüben Ihres Hobbys versichert sind.
- Funkferngesteuerte Modelle sind kein Spielzeug!
Für Kinder unter 14 Jahren nur unter Aufsicht Erwachsener geeignet!
Das Modell ist nur für den Betrieb außerhalb geschlossener Räume konzipiert.
HABEN SIE GEDULD!
Bedenken Sie, daß die Bedienung von funkferngesteuerten Modellfahrzeugen schrittweise erlernt werden muß.
Der unsachgemäße Betrieb kann schwerwiegende Personen- und Sachschäden verursachen.
VOR DEM STARTEN:
Überprüfen Sie alle Schraubverbindungen und Radmuttern Stellen Sie sicher, dass sowohl Sender- als auch Empfängerakkus voll geladen sind.
1. Beide Fernsteuerhebel in Neutralstellung, 2. Fernsteuersender und 3. Empfänger einschalten
MOTOR, KRAFTSTOFF:
- Beachten Sie die Einlaufvorschriften für den Motor!
- Nur Modell-Treibstoff für RC-Cars verwenden!
Für RC-Cars wird Treibstoff auf Methanol/Öl-Basis mit einem Mindestanteil von 5% bis 25% Nitromethan und 16% Öl verwendet.
- Niemals Kraftfahrzeugbenzin verwenden!
- Niemals Treibstoff für Flugmodelle verwenden! Flugmodelltreibstoff enthält einen zu geringen Ölanteil.
Verbrennungsgefahr!
- Während des Betriebes Motor und Krümmer nicht berühren!
- Lassen Sie den Motor abkühlen, bevor Sie die Karosserie abnehmen.
- Fahren Sie stets mit aufgesetzter Karosserie!
- Motor abstellen: Halten Sie im Leerlauf die Schwungscheibe auf der Unterseite des Chassis an.
Verwenden sie dazu einen Lappen, einen Handschuh oder einen geeigneten Gegenstand; oder halten Sie den Auspuff mit einem Lappen oder ähnlichem zu, um den Motor abzuwürgen. Oder: unterbinden Sie die Luftzufuhr zum Vergaser. Die Kraftstoffzufuhr sollte nicht abgeklemmt werden, da der Motor sonst heißlaufen könnte. Erst wenn der Motor nicht mehr läuft, den Empfänger, dann den Sender ausschalten!
Gesundheitsgefahr!
- Kraftstoff unter Verschluss und für Kinder unzugänglich lagern!
- Kontakt mit Augen, Schleimhaut und Haut vermeiden, bei Unwohlsein sofort den Arzt hinzuziehen! Die Einzelbestandteile des Modell-Treibstoffes Methanol und Nitromethan sind giftig!
- Vermeiden Sie, Kraftstoff zu verschütten!
- Verwenden Sie eine spezielle Kraftstoffflasche zum Betanken.
- Probeläufe nur im Freien!
- Kraftstoffdämpfe und Abgase nicht einatmen!
Sorgen Sie für ausreichende Belüftung beim Betanken in geschlossenen Räumen!
- Überprüfen Sie die Schlauchverbindungen und den Tankdeckel vor jedem Gebrauch auf Dichtigkeit.
Explosionsgefahr! Brandgefahr!
- Modelltreibstoff ist hochentzündlich. Beim Betanken nicht rauchen, kein offenes Feuer!
- Kraftstoff nur in gut belüfteten Räumen, fern von Zündquellen lagern.
- Transportieren Sie das Modell nur mit leerem Tank! Leeren Sie den Tank auch aus, wenn Sie das Modell mehrere Tage nicht fahren wollen.
- Benutzen Sie nur geeignete Behälter für den Kraftstofftransport. Der Kraftstoff kann Lack und Gummiteile angreifen und beschädigen.
- Leere Kraftstoffbehälter sowie Kraftstoffreste müssen dem Sondermüll zugeführt werden.
- Kraftstoffbehälter nicht ins Feuer werfen!
129
No. 23 50 63 / 23 49 68 © REELY 01/08
128
Gebruiksaanwijzing 4WD Stadium Buggy Chassis COUGAR 4.1 No. 23 50 63 / 23 49 68
9 FOUTEN VERHELPEN
De motor draait niet goed, reageert slecht
Verkeerde of defecte gloeiplug Verkeerde of oude brandstof Vuile luchtfilter
Mengsel te rijk
Stationair mengsel te arm
Stationair mengsel te rijk
Bijlucht wordt via de brandstofslang of motor aangezogen Te lage druk van de uitlaatleiding
Plaats de juiste gloeiplug Doe juiste brandstof in de tank Was de filter en gebruik daarna luchtfilterolie Verzet de hoofdsproeier naar een armer mengsel Zet de stationair-mengselregelschroef weer op de fabrieksinstelling Zet de stationair-mengselregelschroef weer op de fabrieksinstelling Controleer/vervang de brandstofslangen en/of draai alle motorschroeven vast Controleer de uitlaatleiding en vervang deze indien nodig
De motor wordt te warm
Mengsel te arm
Carrosserie te gesloten
Verkeerde brandstof
Verzet de hoofdsproeier naar een rijker mengsel Zorg voor voldoende toevoer en afvoer van lucht door delen van de carrosserie uit te snijden Gebruik enkel brandstof voor RC-Cars
Het motortoerental gaat niet terug
De gasklepaanslagschroef is verplaatst
De motor trekt bijlucht
Een of meerdere afdichtringen van de carburateur zijn defect
Zet de gasklepaanslagschroef weer op de fabrieksinstelling Controleer en draai alle motorschroeven opnieuw vast Vervang de defecte afdichtringen
CHASSIS
Het modelvoertuig trekt naar een kant
Trim van de besturing verplaatst
Spoor rechts en links verschillend
Wiel aan een kant defect of lager defect
Corrigeer de neutraal bij de afstandsbediening Zet het spoor aan beide kanten terug op 0° Verwijder het wiel, reinig het lager en vervang dit indien nodig
Het modelvoertuig kan slechts moeilijk bestuurd worden
Servostang niet juist ingesteld
Te laag ontvangstvermogen van de antenne
Zender- en/of ontvangeraccu´s (batterijen) ontladen
Zet de servo´s in neutraal en stel deze opnieuw in Trek de zenderantenne volledig uit, rol de ontvangerantenne volledig uit en leid deze naar boven Laad de accu´s op of vervang de batterijen
De rem werkt niet
Remkoppeling verplaatst
Remschijf versleten
Corrigeer de instelling van de remkoppelingshendel Vervang de remschijf
De koppeling grijpt niet
Koppelingsblokjes versleten of defect Koppelingsklok versleten of defect Het schijfvliegwiel zit los
Vervang de koppelingsblokjes Vervang de koppelingsklok Maak de bevestiging van het schijfvliegwiel vast
De koppeling scheidt niet
Veren voor de koppelingsblokjes versleten of defect Vervang de veren
Het modelvoertuig rijdt niet
Hoofdtandwiel defect Kapotte tandwielen in de differentiëlen Centrifugaalkoppeling te los ingesteld
Vervang het hoofdtandwiel Vervang de tandwielen Justeer de centrifugaalkoppeling
Demping niet zacht en soepel
Een of meerde schokdempers klemmen
Zuigerstang verbogen
Reinig en/of haal de schokdempers uit elkaar Repareer de zuigerstang
De schokdempers verliezen olie
Een component van de demping is defect
Pakkingen versleten
Controleer en vervang het betreffende onderdeel Vervang de pakkingen
Het modelvoertuig gaat over kop bij het accelereren naar achteren
Centrifugaalkoppeling te stroef ingesteld Maak de instelschroef los tot het modelvoertuig
zacht begint te rijden
5
© REELY 01/08
FAHRBETRIEB:
Niemals fahren, wenn Ihre Reaktionsfähigkeit eingeschränkt ist (z. B. bei Müdigkeit, Medikamenten- oder Alkoholeinfluss).
Fehlreaktionen können schwerwiegende Personen- und Sachschäden verursachen.
- Nicht in Menschenansammlungen oder auf Personen oder auf Tiere zufahren!
- Halten Sie immer direkten Sichtkontakt zum Modell! Fahren Sie auch nicht bei Nacht.
- Niemals auf Gelände fahren, das für den öffentlichen Kraftverkehr zugelassen ist!
Beachten Sie eventuelle Auflagen und Bestimmungen für das Gelände.
- Niemals ohne Luftfilter fahren!
- Überprüfen Sie regelmäßig sämtliche Schraubverbindungen und Befestigungen, da sich diese durch die Motorvibrationen während der
Fahrt lockern oder lösen können.
- Vermeiden Sie langes Fahren im Teillastbereich, da sonst Motor und Kupplung (fehlende Fahrtwindkühlung!) überhitzen!
- Vermeiden Sie das Fahren bei extrem niedrigen Aussentemperaturen.
Der Kunststoff der Karosserie verliert dann seine Elastizität, so dass auch kleinere Karambolagen zum Absplittern und zu Brüchen führen
können.
FUNKFERNSTEUERUNG:
- Prüfen Sie vor dem Start die Reichweite Ihrer Fernsteueranlage.
- Senderantenne immer fest einschrauben und auf volle Länge ausziehen. Bei nicht vollständig herausgezogener Antenne verringert sich die Reichweite des Fernsteuersenders.
- Prüfen Sie am stehenden Modell, ob die Servos erwartungsgemäß auf die Fernsteuersignale ansprechen!
- Achten Sie auf die Ladezustandsanzeige Ihres Fernsteuersenders! Schwache oder leere Akkus (Batterien) können bewirken, dass Sie die Kontrolle über Ihr Modell verlieren.
- Stellen Sie sicher, dass niemand sonst in der Umgebung auf Ihrer Frequenz sendet!
Störsignale auf gleicher Frequenz können bewirken, dass Sie die Kontrolle über Ihr Modell verlieren. Auch bei Verwendung unterschiedlicher
Modulationsarten (FM, PPM, AM, PCM) darf nicht die gleiche Frequenz verwendet werden.
- Nicht unter Hochspannungsleitungen oder Funkmasten fahren.
- Nicht bei Gewitter fahren! Atmosphärische Störungen können die Signale Ihres Fernsteuersenders beeinflussen.
- Nicht bei Regen, durch Wasser, nasses Gras, Schlamm oder Schnee fahren.
Die Komponenten der RC-Anlage sind nicht wasserdicht!
- Stellen Sie sicher, dass das Gas-/Bremsservo in Leerlaufstellung steht.
- Lassen Sie immer Fernsteuersender und Empfänger eingeschaltet, während der Motor läuft!
- Ausschalten: 1. den Motor, 2. den Empfänger, dann erst den Sender ausschalten!
ALLGEMEIN:
- Entfernen Sie den Empfänger-Akku bei längerem Nichtgebrauch.
- Niemals wiederaufladbare Akkus mit Trockenbatterien mischen.
- Niemals volle mit halbleeren Akkus / Batterien oder Akkus unterschiedlicher Kapazität mischen.
Andernfalls können die schwächeren Akkus / Batterien bzw. die Akkus mit geringerer Kapazität tiefentladen werden und auslaufen.
- Versuchen Sie nie, Trockenbatterien zu laden. Dies kann zum Auslaufen und schlimmstenfalls zur Explosion führen.
- Defekte / nicht mehr aufladbare Akkus sind dem Sondermüll (Sammelstellen) zuzuführen.
Eine Entsorgung über den Hausmüll ist untersagt!
- Beachten Sie die Betriebsmittelvorschriften und Wartungsanweisungen für das Fahrzeug!
- Verwenden Sie nur Original-Ersatzteile!
- Beachten Sie die separaten Bedienungsanleitungen der Zubehörteile, wie des Fernsteuersenders, der Akkus und des Akku-Ladegerätes.
- Sichern Sie Überlängen und lose hängende Kabel mit dünnen Kabelbindern!
Achten Sie besonders darauf, dass die Leitungen an keiner Stelle in bewegte Teile gelangen können.
2 SICHERHEITSANWEISUNGEN
6
Bedienungsanleitung 4WD Stadium Buggy Chassis COUGAR 4.1 No. 23 50 63 / 23 49 68
3 MODELLBESCHREIBUNG
SIE WOLLEN ALLES - UND DAS SOFORT?
Mit dem 4WD Stadium Buggy Chassis COUGAR 4.1 RtR haben Sie die richtige Wahl getroffen. Der Motor, Krümmer und Resonanzrohr sind schon eingebaut, ebenso wie die komplette RC-Anlage mit Servos und Empfänger mit Ein/Aus-Schalter. Für den Empfänger und die Empfänger-Akkus sind zwei praktische Boxen auf dem Chassis vorgesehen. Eine Failsafe-Elektronik stoppt das Modell bei Überschreiten der Senderreichweite, bei Funkstörung oder bei Unterspannung. Eine fertig bedruckte Karosserie und ein passender Dekorbogen liegen bei, die Karosseriehalter und der Heckspoilerhalter sind schon montiert. Es sind also nur noch die Akkus zu laden bzw. Batterien einzusetzen, die Glühkerze einzudrehen, der Tank zu befüllen und die Karosserie aufzuset­zen - und los gehts! Materialien von höchster Qualität und erstklassige Verarbeitung garantieren Ihnen auch unter harten Einsatzbedingungen ungetrübten Fahrspaß und eine lange Lebensdauer des Modells. Der geringe Wartungsaufwand lässt Ihnen viel Zeit, sich auf das Fahren zu konzentrieren und Ihre Fahrweise zu perfektionieren.
SOLIDE TECHNIK FÜR JEDEN FAHRSTIL
Sie suchen die Herausforderung, wollen Ihr Modell auf jedem Terrain bewegen. So vielfältig wie das Gelände, das Ihnen mit diesem Fahrzeugtyp offensteht, sind auch die Möglichkeiten, das Fahrwerk auf Ihren Fahrstil und Ihren Einsatzbereich abzustimmen. Eine 3 mm starke Bodenträgerplatte mit gekröpften Seiten garantiert höchste Stabilität und Biegesteifigkeit. Großzügig dimensionierte, einstellbare Öldruckstoßdämpfer und ein Querstabilisator an der Hinterachse sorgen für Bodenhaftung und Straßenlage.
TECHNISCHE INFORMATIONEN
Motor:
Der 4WD Stadium Buggy COUGAR 4.1 wird von einem luftgekühlten 4,1 ccm Zweitaktmotor mit 1,84 kW (2,5 PS) angetrieben. Schiebevergaser, Krümmer und Resonanzrohr sind bereits montiert. Der neuartige Schiebevergaser aus Aluminium und Kunststoff überzeugt durch leichte Einstellbarkeit und ermöglicht damit eine pefekte Motorabstimmung. Ein an das Kurbelgehäuse angeflanschter Rückhol-Seilzugstarter ermöglicht das Anlassen des Motors ohne weitere Hilfsmittel. Betrieben wird der Motor mit umweltfreundlichem Modelltreibstoff auf Methanol/Öl-Basis, der Tank mit praktischem Schnellverschluss fasst 100 ccm.
Antrieb:
Die Antriebskraft des 2,5 PS starken Zweitaktmotors wird auf das gekapselte Mitteldifferenzial, von dort auf die Differenziale in der Vorder- und Hinterachse und von dort über CVD-Kardanwellen (nur vorne) auf die Räder übertragen . Die Kupplungsglocke der Fliehkraftkupplung mit Aluminium Kupplungsbacken hat zwei Lüftungsschlitze zur verbesserten Kühlung. Alle Differenziale haben Metall-Kegel- und Planetenräder, die Antriebswellen sind kugelgelagert.
Fahrwerk:
Die Einzelradaufhängung an Doppelquerlenkern sowie die mit Feder-Vorspannern in der Federvorspannung einstellbaren Aluminium­Öldruckstoßdämpfer mit veränderbarem Anstellwinkel erlauben eine Optimierung der Straßenlage für alle Ansprüche. Zwei Scheibenbremsen mit Stahl-Bremsscheiben ermöglichen eine auf den Fahrstil und das Gelände abstimmbare Bremsleistung. Der einstellbare Servo-Saver schützt das Lenkservo im schweren Gelände. Der Querstabilisator an der Hinterachse vermindert die Neigung des Modells zu untersteuern und macht so das Fahrverhalten insgesamt agiler.
Chassis
Die Bodenträgerplatte aus Aluminium sowie zwei Versteifungsstreben von der Vorderachse und vom Hinterachsdifferenzial zum Chassis gewährleisten eine hohe Stabilität bei geringem Gewicht. Diese Steifigkeit bewirkt eine gute Fahrstabilität, da der gewählten Fahrwerksabstimmung keine Federmomente aus dem Chassis überlagert werden. Das geringe Eigengewicht der speziellen Aluminium-Legierung kommt den Fahrleistungen zugute, und die hohe Stabilität lässt das Modell kleinere Karambolagen unbeschadet überstehen.
Tuning
Spannschrauben in den oberen Querlenkern erlauben die Einstellung des Radsturzes der Vorder- und Hinterachse, die Spureinstellung erfolgt mit Spannschrauben in den Spurstangen. Weitere Tuningteile sind optional erhältlich. So können Sie auf Wunsch jederzeit nachrüsten.
127
© REELY 01/08
9 FOUTEN VERHELPEN
RC-INSTALLATIE
De RC-installatie werkt niet
De zender- en/of ontvangeraccu´s (batterijen) zijn leeg De accu´s/batterijen zijn verkeerd geplaatst De stekker van de ontvangeraccu´s (batterijen) is los
Vervang de zender- en/of ontvangeraccu´s (batterijen) Controleer de polariteit van de accu´s/batterijen Maak de stekker weer goed vast
De reikwijdte van de zender is te laag
De zender- en/of ontvangeraccu´s (batterijen) zijn zwak Te laag ontvangstvermogen van de antenne
Zenderantenne is niet uitgetrokken Ontvangerantenne is niet volledig uitgerold Ontvangerantenne is afgeknipt
Vervang de zender- en/of ontvangeraccu´s (batterijen) Trek de zenderantenne volledig uit, rol de ontvangerantenne volledig uit en leid deze naar boven Trek de antenne volledig uit Rol de antennedraad volledig uit Laat de ontvanger herstellen
De servo´s reageren niet correct
De zender- en/of ontvangeraccu´s (batterijen) zijn zwak De tandwielen in de servoaandrijving grijpen niet of zijn defect De stelringen aan de stuurpunten zijn los
De Servo Reverse schakelaar van de zender werd per ongeluk op „REV“ gezet.
Vervang de zender- en/of ontvangeraccu´s (batterijen) Laat de servo herstellen
Fixeer de stelringen opnieuw, gebruik de fabrieksinstellingen Zet de Servo Reverse schakelaar op „NORM“
De RC-installatie werkt niet juist terwijl de motor draait
Het ontvangerkristal zit los De stekker van de ontvangeraccu´s (batterijen) is los De ontvanger is beschadigd (bv. na een crash)
Plaats het ontvangerkristal opnieuw Maak de stekker weer goed vast
Laat de ontvanger herstellen
MOTOR OF DE STARTVOORZIENING
De motor start niet
Defecte gloeiplug of lege startaccu Startaccu defect Brandstoftank leeg of carburateur niet gevuld Carburateur niet juist afgesteld
Brandstof oud of verontreinigd
Verbrandingsruimte vol met brandstof (verzopen) Bijlucht wordt via de brandstofslang of motor aangezogen Servostang niet juist ingesteld
Brandstofslang, luchtfilter of uitlaat verstopt
Gloeiplug vervangen, startaccu opladen Vervang de startaccu Brandstoftank vullen en brandstof met de starterknop naar de carburateur pompen Stationair en hoofdsproeier opnieuw instellen Vervang de brandstof en controleer de brandstoffilter
Brandstoftank vullen en brandstof met de rotorstarter naar de carburateur pompen.
Controleer/vervang de brandstofslangen en/of draai alle motorschroeven vast Zet de servo in neutraal en stel deze opnieuw in Verstopte delen reinigen en indien nodig vervangen
De motor krijgt geen brandstof
Hoofdsproeier volledig ingedraaid
Stationair mengsel te arm
Brandstofslangen gebogen
Brandstoftank defect
Zet de hoofdsproeier weer op de fabrieksinstelling Zet de stationair-mengselregelschroef weer op de fabrieksinstelling Controleer en maak de brandstofslangen weer recht Vervang de brandstoftank
De motor start, maar gaat weer uit
Brandstoftank is leeg Brandstofslang, luchtfilter of uitlaat verstopt Carburateur niet juist afgesteld
Motor oververhit
Brandstoftank vullen
Verstopte delen reinigen en indien nodig vervangen Stationair en hoofdsproeier opnieuw instellen Temperatuur controleren Boven 150°C moet het brandstofmengsel verrijkt worden Controleer of de wielen vrij kunnen draaien
126
Gebruiksaanwijzing 4WD Stadium Buggy Chassis COUGAR 4.1 No. 23 50 63 / 23 49 68
8 TECHNISCHE GEGEVENS
MOTOR:
4,1 cc verbrandingsmotor met ABC cilinderset, resonantiegeluidsdemper met twee kamers en schuifcarburateur in een combinatie van metaal/kunststof, koppelingsklok met ventilatiesleuven Cilinderinhoud: 4,1 cc Vermogen: 1,84 kW / 2,5 PK bij 26.000 toeren/min Toerental: 3000 - 30.000 toeren/min
Boring: 20,5 mm Slag: 18,02mm Gewicht: ca. 457g
Tankinhoud: 100cc
VERMOGENSOVERDRACHT:
Vierwielaandrijving: via cardanassen naar voor- en achteras ingekapselde differentiëlen in voor- en achteras stalen hoofdtandwielen alle aandrijfassen kogelgelagerd Centrifugaalkoppeling Overdrachtverhouding: hoofdtandwiel (48Z) / koppelingsklok (14Z)
DUBBELDEKKER CHASSIS:
bodemplaat en bovendek, demperbruggen en verstevigingssteunen van anodisch aluminium, zeer licht, stevig en torsiebestendig, CNC gefreesd
ONDERSTEL:
Voorwielophanging: dubbele draagarmophanging spanschroef in de bovenste wieldraagarm
FUSEE:
Lichtmetalen gietstuk Achterwielophanging: dubbele draagarmophanging
spanschroef in de bovenste wieldraagarm (wielvlucht voor / achter instelbaar)
Remmen: schijfremmen met aluminium remschijven,
speciale remvoeringen aan de aandrijving van de achter- en vooras
VERING:
veerpoten met aluminium hydraulische schokdempers, voorspanning via afstandsringen instelbaar, tuurpunten instelbaar
AFMETINGEN EN GEWICHT
Stadium Buggy Chassis COUGAR 4.1 Totale lengte Wielstand Breedte Spoorbreedte Hoogte Gewicht met motor
(zoals geleverd)
516 mm 350 mm 420 mm 370 mm 180 mm ca. 4000 g
7
© REELY 01/08
3 MODELLBESCHREIBUNG
DREIKANAL-FERNSTEUERUNG (COUGAR 4.1 RTR)
3.1
Beachten Sie die separate Bedienungsanleitung der Fernsteueranlage!
Dreikanal-Fernsteuersender 40 MHz FM
Pistolensender mit Steuerrad für die Lenkung und Zughebel für die Geschwindigkeit sowie einem Schalter, mit dem ein drittes Servo in bis zu fünf verschiedene Positionen gefahren wer­den kann.
Antenne
Senderantenne: Strahlt die Signale des Fernsteuersenders als Funksignale ab. Empfängerantenne: Ein einfacher Draht am Empfänger im Fahrzeug, dessen Länge exakt auf die Sendefrequenz der Fernsteueranlage abgestimmt ist, mit dem also die Steuersignale optimal empfangen werden.
Dual Rate Lenkausschlag DT3
Der Ausschlag des Lenkservos kann am Einstell-Taster DT3 im Bereich von 0% bis 100% eingestellt werden. Diese Einstellung wirkt sich gleichermaßen auf beide Lenkrichtungen, nach rechts und links aus. Je höher die gewählte Prozentzahl, desto sensibler spricht die Lenkung auf die Steuersignale an.
Dual Rate Bremshebelauschlag DT4
Für das Gas-Bremsservo kann die Dual Rate Einstellung am Einstell­Taster DT4 nur für den Bremsweg, nicht für die Gasfunktion eingestellt werden.
Einstell-Tasten „+“/“-“
Zum Einstellen der Veränderungen in den Untermenüs in der Program­mierfunktion
Einstell-Taster DT1 / DT2
Einstellen der Trimmung des Lenkservos (DT1) bzw. des Gas/ Bremsservos (DT2) in Schritten von +1% (nach rechts) bzw. -1% (nach links). Den Einstell-Tastern DT1 - DT4 können im Einstellmenü andere Funktionen zugewiesen werden.
Einstell-Taster DT3 / DT4
Zur Einstellung der Dual Rate Werte für die Lenkung (DT3) und den Bremsweg (DT4). Den Einstell-Tastern DT1 - DT4 können im Einstellme­nü andere Funktionen zugewiesen werden.
EPA (End Point Adjustment)
Selektive (unterschiedliche) Begrenzung der Servo-Endanschläge für beide Richtungen und für alle 3 Kanäle. Diese Funktion kann im Einstellmenü für die Kanäle 1 und 2 im Bereich von 100% - 120% und für Kanal 3 im Bereich von 0% - 120% verändert werden.
Gas/Bremshebel
Der Gas/Bremshebel wird zum Bremsen nach vorne und zum Beschleu­nigen nach hinten bewegt.
Kanal-Taste (CH): Mit dieser Taste werden die Untermenüs der Menüpunkte im Einstellmenü ausgewählt, bei dem Einstellungen erfolgen sollen.
1. Teleskopantenne
2. Einstell-Taster DT 2
3. SEL-Taste
4. Einstell-Tasten plus (+) und Minus (-)
5. CH-Taster
6. Steuerrad für die Lenkfunktion
7. Bedienhebel für die Fahrfunktion
8. Bedien-Taster für Kanal 3
9. Kontroll-LED
10. Einstell-Taster DT 4
11. Ladebuchse
12. Einstell-Taster DT 3
13. Ein/Aus-Schalter
14. LC-Display
15. Einstell-Taster DT 1
Kanal 3
Für Kanal 3 lassen sich mehrere Servopositionen vorprogrammieren.
Ladebuchse
Der Ein/Aus-Schalter sollte sich in der „AUS“-Position befinden, bevor Sie mit dem Laden beginnen!
ACHTUNG! Versuchen Sie nie, Trockenbatterien zu laden.
LED-Anzeige
Zeigt den Einschaltzustand des Senders an.
Select-Taste (SEL): Um in das Einstellmenü zu gelangen, muss der Sender bei gedrückter SEL-Taste eingeschaltet werden. Weiterhin können mit dieser Taste innerhalb eines Programmiermenüs die einzelnen Softwarefunktionen aufgerufen werden.
Sender-/Empfängerquarz
Sender- und Empfängerquarz sind separat erhältlich und können ausge­tauscht werden. Senderquarz: Frequenzgeber des Senders. Empfängerquarz: Im Empfänger (auf dem Chassis) ist ein genau auf den Sender abgestimmter Empfängerquarz eingesteckt. Für einen Frequenzwechsel müssen beide Quarze ausgetauscht werden!
Steuerrad
Das Steuerrad wird in die gewünschte Fahrtrichtung nach rechts und links gedreht.
Trimmung
Feineinstellung der Servo-Neutralstellung des Lenkservos (DT1) bzw. des Gas-Bremsservos (DT2). Dazu sollten die Dual Rate Werte auf 100% eingestellt sein. Bei maximalem Steuerweg für den Lenk-/Gas-Bremshe­belausschlag wird die Feineinstellung vereinfacht.
8
Bedienungsanleitung 4WD Stadium Buggy Chassis COUGAR 4.1 No. 23 50 63 / 23 49 68
2/4 WD 2/4 Wheel Drive. 2 bzw. 4 Räder angetrieben.
ABC-Laufgarnitur ABC steht für „Aluminium“, „Brass (Messing)“ und „Chrome (Chrom)“. Aluminium mit seiner geringen Wärmeausdehnung und geringem Gewicht dient
als Material für den Kolben, der Zylinder ist aus Messing mit verchromter Lauffläche.
Achsschenkel (C-Hub)
Darin dreht sich die Radachse. An den vorderen Achsschenkeln befinden sich die Lenkhebel.
Achsschenkelbolzen Lenkachse des Rades. Verbindet den Achsschenkel drehbar mit dem Achsschenkelträger (zwischen oberem und unterem Querlenker).
Achszapfen Die Achse, auf der das Rad verschraubt ist und um die sich das Rad dreht.
Ackermann-Effekt
Zur Einstellung der Progressivität des Lenkeinschlages am kurveninneren Rad (Ackermann-Winkel) lassen sich die Spurstangen sowohl in den Lenkhebeln als auch an der Lenkplatte in andere Anlenkpunkte umsetzen.
Chassis Der “Rahmen” des Fahrzeuges, also strenggenommen nur die Bodenträgerplatte.
Lenkservo Lenkung
Fahrer Sender Empfänger Gas/Bremsservo Motor Mitteldifferenzial
Hinterachsdifferenzial Empfängerakku Vorderachsdifferenzial
ABLAUF DER STEUERUNG:
4WD STADIUM BUGGY CHASSIS
3.2
3 MODELLBESCHREIBUNG
125
© REELY 01/08
VERVANGEN VAN DE BANDEN
- Beveilig de banden tegen het losraken van de velgen of doorglijden door deze op de velgen vast te plakken. Laat hiertoe secondelijm
in de spleet tussen de band en de velg lopen.
Opdat bij het vervangen van de band de velg niet mee vervangen moet worden, omwikkelt u de velg vóór het vastplakken van de band volledig
met textielen isolatietape.
De versleten band kan dan samen met de isolatietape van de velg genomen worden.
- Breng twee tot drie kleine gaatjes in de bodem van elke velg aan zodat de lucht kan ontwijken en het dempingseffect van de banden behouden
blijft.
AFVALVERWIJDERING
Verwijder gebruikte elektrische en elektronische apparatuur
In het belang van het behoud, de bescherming en de verbetering van de kwaliteit van het milieu, de bescherming van de gezondheid van de mens sn een behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen dient de gebruiker een niet te repareren of afge­dankt product in te leveren bij de desbetreffende inzamelpunten overeenkomstig de wettelijke voorschriften. Het symbool met de doorgekruiste afvalbak geeft aan dat dit product gescheiden van het gewone huishoudelijke afval moet worden ingeleverd.
Verwijdering van gebruikte batterijen/accu´s!
De gebruiker is wettelijk verplicht om afgedankte batterijen en accu´s in te leveren. Het is verboden om gebruikte batterijen bij het huishoudelijke afval te deponeren! Batterijen/accu´s die gevaarlijke stoffen bevatten, zijn voorzien van het symbool met de door-
gekruiste afvalbak. Het symbool geeft aan dat het verboden is om dit product via het huishoudelijke afval af te voeren. De chemische symbolen voor de betreffende gevaarlijke stoffen zijn Cd = Cadmium, Hg = kwik, Pb = lood. Afgedankte batterijen en accu´s kunnen gratis worden ingeleverd bij de plaatselijke inzamelpunten (gemeentewerf, afvalverwerking), bij onze winkels of bij een winkel waar batterijen/accu´s worden verkocht. Zo vervult u uw wettelijke verplichtingen en draagt u bij tot de bescherming van het milieu.
7 ONDERHOUD / VERWIJDEREN
124
Gebruiksaanwijzing 4WD Stadium Buggy Chassis COUGAR 4.1 No. 23 50 63 / 23 49 68
Er moeten regelmatig onderhoudswerkzaamheden en functiecontroles gedaan worden. Deze zorgen voor een stoorvrije werking en lange rijprestaties. Door de trillingen van de motor en schokken tijdens het rijden kunnen er onderdelen en schroefkoppelingen losraken.
CONTROLEER DAAROM VÓÓR ELK GEBRUIK:
- of de wielmoeren en alle schroefverbindingen nog stevig vastzitten; als u de schroeven opnieuw plaatst, moet u deze met borglak beschermen
- of de servostuurhevel stevig op de servoas zit
- de plaats en toestand van de brandstofslangen en de luchtfilter
- de installatie van de kabels
Controleer ook de laadtoestand van de zender- en ontvangeraccu´s.
REINIGEN
- Verwijder na het rijden stof en vuil van het volledige voertuig. Gebruik bv. perslucht en/of een speciale gasreiniger. Let vooral op de lagers. Verwijder af en toe de wielen en verwijder stof en vuil van de kogellagers. Na de reiniging moeten de onderdelen die bewegen opnieuw gesmeerd worden.
Verwijder na het smeren van de lagers de eruit lopende olie of het vet omdat zich hier bijzonder goed stof kan vastzetten.
- Reinig ook de koelribben van de koelkop regelmatig met een tandenborstel om een optimale warmteafvoer te waarborgen.
REMMEN
De remvoeringen en de composite fiberglas remschijven verslijten mettertijd. Hierdoor vermindert het remeffect omdat de maximale remdruk op de dikte van nieuwe voeringen en remschijven ingesteld werd.
Als u een vermindering van het remeffect vaststelt,
- verwijder dan de voorwielen en controleer de dikte van de remvoeringen en justeer de remmen met de bowdenkabels.
- Controleer ook de dikte van de remschijven aan de aandrijfas en
- corrigeer eventueel de positie van de stelringen aan de remkoppelingsstang.
SMEREN
Alle bewegende en gelagerde delen moeten na elke reiniging en na elk gebruik met dunvloeibare smeerolie of spuitvet gesmeerd worden.
BRANDSTOFSYSTEEM EN MOTOR
- Er mogen geen verontreinigingen in de tank of de carburateur en in geen geval in de motor terechtkomen. Dergelijke verontreinigingen kunnen storingen van de verbranding bij volgas of een slecht stationair draaien tot gevolg hebben.
In het slechtste geval veroorzaakt een vuiltje tussen glijlagerbus en zuiger het blokkeren van de zuiger.
Monteer veiligheidshalve een brandstoffilter tussen de tank en de carburateur om eventuele zwevende stoffen uit de brandstof te filteren.
- Gebruik uitsluitend brandstof voor RC-Cars.
- Gebruik steeds verse brandstof en houd het deksel van de tank goed gesloten. Modelbrandstof absorbeert mettertijd vochtigheid uit de
lucht. Deze vochtigheid vermindert de prestaties van de brandstof en kan fouten bij het draaien van de motor en corrosie in de motor tot gevolg hebben.
- U moet de tank ledigen als u het modelvoertuig meerdere dagen niet zult gebruiken.
De vluchtige bestanddelen van de brandstof (nitromethaan en methanol) verdampen en laten olie achter die zich kan afzetten, het mengsel kan
verrijken en de leidingen kan verstoppen.
- Als u het rijden voor een dag stopzet, moet u de gloeiplug losschroeven en enkele druppels motorolie “After Run” (dunvloeibare smeerolie) in de cilinder doen. Plaats de gloeiplug weer en draai het modelvoertuig enkele keren ondersteboven
en heen en weer zodat de olie zich in de verbrandingsruimte kan verspreiden. Op deze wijze wordt corrosie voorkomen.
Bij langere rijpauzes (bv. voor de “overwintering”) moet u 2 - 3 druppels conserveringsolie (toebehoren) in de cilinder doen.
- Fixeer de brandstofslangen aan de aansluitnippels met dunne kabelbinders of speciale slangklemmen (toebehoren).
De olie in de brandstof kan anders ervoor zorgen dat de slangen wegglijden.
LUCHTFILTER
De luchtfilter verhindert dat verontreinigingen via de aanzuiglucht in de motor binnendringen. Vuiltjes die via de aanzuiglucht tussen de glijlagerbus en de zuiger komen hebben het vastlopen of blokkeren van de zuiger tot gevolg. Dit kan de motor vernielen en gevolgschade aan de aandrijving veroorzaken.
- Reinig de luchtfilter met petroleum of dunvloeibare smeerolie (luchtfilterolie, toebehoren).
Als u de luchtfilter met afwasmiddel en water wilt reinigen, moet u deze daarna grondig spoelen. Anders kunnen er zeepresten in de motor terechtkomen die de oliefilm vernielen. Olie de luchtfilter daarna bovendien met luchtfilterolie.
Rijd nooit zonder luchtfilter!
- Fixeer de luchtfilter met een dunne kabelbinder.
7 ONDERHOUD / VERWIJDEREN
9
© REELY 01/08
3 MODELLBESCHREIBUNG
CVD Antriebswelle
Welle, die auf einer Seite mit einem Stahlstift in den Mitnehmer am Differenzial eingreift und auf der anderen Seite über ein Kreuzgelenk spielfrei und somit verschleißarm mit der Radachse verbunden ist.
Auf diese Weise ist auch bei starkem Lenkeinschlag (stark abgewinkelter Welle) der Antrieb des Rades sichergestellt.
Dämpferbrücke
Das obere Ende der Stoßdämpfer einer Achse rechts und links ist an der Dämpferbrücke vorne bzw. hinten verschraubt. Die Stoßdämpfer sind über die Dämpferbrücke also gewissermaßen miteinander verbunden.
Differenzial
Ausgleichsgetriebe. Gleicht Drehzahlunterschiede aus, z. B. zwischen kurveninnerem und kurvenäußerem Rad.
Drosselanschlagschraube Reguliert die minimale Luftzufuhr zum Vergaser im Leerlauf
Empfänger Empfängt und “übersetzt” die Steuersignale des Fernsteuersenders (Richtung und Intensität) für das Servo und den Fahrtregler. Der auf den Senderquarz abgestimmte Empfängerquarz sorgt für die perfekte Kommunikation zwischen Sender und Empfänger. Sender- und Empfängerquarz sind so aufeinan­der abgestimmt, dass Signale parallel betriebener Sender nicht auf diesen Empfänger (dieses Modell) Einfluss nehmen können.
Failsafe (COUGAR 4.1 RTR)
Elektronische Schaltung, die bei Unterbrechung des Funkkontaktes z. B. durch Überschreitung der Reichweite oder Übertragungsfehler sowie bei Unterspannung des Empfängerakkus, das angeschlossene Servo in eine frei wählbare Position fährt. Wenn der Funkkontakt wiederhergestellt wird, reagiert das Servo wieder normal auf die Steuersignale. Bei Unterspannung bleibt die Servostellung erhalten. Die Failsafe- Funktion kann sowohl im Empfänger integriert sein als auch als zusätzliches Bauteil zwischen Empfänger und Servo gesteckt werden.
Gas/Brems-Servo
Das Servo steuert sowohl den Vergaserschieber als auch die Scheibenbremsen
Hauptdüsennadel Reguliert die Treibstoffzufuhr zum Vergaser
Lenkservo
Stellmotor, der über Hebel eine mechanische Steuerfunktion ausführt. Dieses Servo bewirkt über die Spurstangen den Lenkeinschlag. Ein im Servosteuerhebel integrierter Servo-Saver schützt das Servo vor Schäden, die harte Schläge gegen die Räder über die Spurstangen am Servogetriebe verursachen können.
Luftfilter
Der Luftfilter ist aus Schaumstoff und verhindert das Eindringen von Staub und Verunreinigungen über die Ansaugöffnung in den Vergaser und in den Motor.
Öldruck-Stoßdämpfer
Der Stoßdämpfer besteht aus einer Schraubenfeder, in dessen Zentrum ein Kolben in einem ölgefüllten Zylinder auf und ab laufen kann. Die Schraubenfeder stützt sich auf dem Federsitz am Ende der Kolbenstange und, je nach Bauart, einer Ringschraube bzw. einem Federvorspanner außen auf dem Zylinder ab. Die Federvorspannung kann an der Ringschraube stufenlos, oder mit Federvorspannern unterschiedlicher Dicke schritt­weise eingestellt werden. Die Feder dämpft das Auslenken der Achshälften beim Überfahren von Bodenunebenheiten ab, das Ein- und Ausfedern wird durch den durch das Öl laufenden Kolben gebremst. Durch die Auswahl unterschiedlicher Dämpferöle lassen sich die Dämpfungseigenschaften variieren. Der Stoßdämpfer ist zwischen der Dämpferbrücke oben und dem unteren Querlenker befestigt. Der Einfederweg wird durch eine Kunststoffmanschette begrenzt.
Querlenker Halbachse quer zur Fahrtrichtung; verbindet die Radaufhängung (Achszapfen, Achsschenkel und Achsschenkelbolzen) mit dem Chassis.
Querstabilisator U-förmig gebogener Federstahldraht, der an den Enden über Kugelköpfe mit jeweils einem unteren Querlenker verbunden ist. Mittig ist der
Drahtbügel drehbar auf dem Differenzialgehäuse befestigt. Beim Einfedern eines Rades wird so das andere Rad über den Bügel mit eingefedert, die Seitenneigung (Rollneigung) des Fahrzeuges bei Kurvenfahrten dadurch verringert. Der Querstabilisator unterstützt zudem die Wirkung der Öldruck­Stoßdämpfer besonders beim Ausfedern des Rades, da die Rückstellkraft des Drahtbügels das Ausfedern des Stoßdämpfers (gegen die Reibung im Kolben) unterstützt.
Damit wird der Bodenkontakt des Rades in jeder Situation sichergestellt.
RC-Modell “Radio Controlled”, genauer: “Funk-ferngesteuertes” Modell
10
Bedienungsanleitung 4WD Stadium Buggy Chassis COUGAR 4.1 No. 23 50 63 / 23 49 68
3 MODELLBESCHREIBUNG
RC-Modell “Radio Controlled”, genauer: “Funk-ferngesteuertes” Modell
Resonanzschalldämpfer
Der Resonanzschalldämpfer dient einerseits der Geräuschdämmung, andrerseits der optimalen Leistungsentfaltung des Motors.
Rotorstarter (Option)
Elektrisch betriebene Startvorrichtung für Modell-Verbrennungsmotoren. Die Welle des Rotorstarters greift in einen Adapter am Kurbelgehäusedeckel und dreht so über einen Mitnehmer die Kurbelwelle durch, bis der Motor anspringt.
Schiebervergaser Durch Verschieben des „Drosselkükens“ wird die Luftzufuhr zum Motor reguliert, gleichzeitig wird die konische Nadel eines Nadelventils (Leerlaufdüsennadel) verschoben und so die durch den Vergaser durchströmende Kraftstoffmenge verändert.
Seilzugstarter
mit Rückholfeder, zum Anlassen des Motors von Hand. Dreht die Kurbelwelle und damit über das Pleuel den Kolben, also den Motor durch.
Servo Stellmotor, dessen Welle sich in einem begrenzten Winkel in beide Richtungen dreht und mechanisch, über Hebel, eine Steuerfunktion ausführt.
Servohebel (Servoarm) Hebel, Scheibe oder Kreuz mit 4 Steuerhebeln, der die Drehbewegung des Stellmotors über Anlenkhebel überträgt.
Servo-Reverse
(am Fernsteuersender) kehrt die Drehrichtung des Servos / die Fahrtrichtung um.
Servo-Saver Abgefedertes Zusatzgelenk zwischen Lenkservo und Spurstange. Plötzliche, harte Schläge auf die gelenkten Räder werden über dieses Gelenk gedämpft und nicht direkt in das Servo eingeleitet.
Spurstange Besteht meist aus drei beweglich miteinander verbundenen Hebeln. Die äußeren Spurstangen (bei einstellbarer Spur in der Länge verstellbar) verbin
-
den die Spurstangenhebel am Achsschenkel beweglich mit dem mittleren Spurstangenteil, das vom Lenkservohebel rechts / links geschwenkt wird.
Spurstangenhebel
Hebelarm am Achsschenkel (Lenkhebel). Verschieben der Spurstange nach rechts und links bewirkt über diese Hebel ein Einschwenken der Räder.
Stoßfänger
aus schlagzähem Kunststoff, hochgezogen, mit Streben aus Kunststoff für optimale Dämpfung bei einem Frontalaufprall.
Spur Stellung der Radebene zur Fahrtrichtung: a) Vorspur - Räder zeigen nach innen b) Nachspur - Räder zeigen nach außen
Sturz Neigung der Radebene gegenüber der Senkrechten: positiver Sturz negativer Sturz
Treibstofftank
Der Treibstofftank mit Schnellverschluss fasst 100 ccm und besitzt einen integrierten Kraftstofffilter. Der Tank ist über einen Schlauch am Anschlussnippel im Deckel mit dem Resonanzschalldämpfer verbunden. Im Fahrbetrieb erzeugt so das Abgas einen Überdruck im Tank, der die Treibstoffzufuhr zum Vergaser verbessert.
Trimmung
zur Feineinstellung der Servo-Neutralstellung. Die Trimmung ist den Ausschlägen der Fernsteuerhebel überlagert. Dadurch lässt sich die Servo-Neutralstellung in die eine oder andere Richtung verschieben.
Vorspurblock
Hintere Lagerung der unteren Querlenkerachsen. Je nach Lochabstand stehen die Querlenkerachsen in einem Winkel (Vorspur) oder parallel zur Fahrzeuglängsachse.
a b
Fahrtrichtung
123
© REELY 01/08
ROLCENTRUM
Het rolcentrum is het theoretische punt waar de as van een voertuig bij rijden in de bocht omheen kiept. Het rolcentrum wordt ontleend aan de chassisgeometrie. Als men een lijn trekt parallel aan de bovenste (a) en onderste (b) wieldraagarmen van één zijde, dan snijden deze lijnen elkaar aan de overzijde. Wanneer men dit snijpunt (c) verbindt met het bandcontactvlak, dan bevindt het rolcentrum zich op het snijpunt van deze rechte lijn (d) met de middenas van het model (x). Bij een laag rolcentrum is de hefboomwerking van het zwaartepunt hoog; het voertuig heeft in bochten sterker de neiging om om de rolas heen te kiepen.
U kunt het rolcentrum van een as veranderen door de bovenste wieldraagarmen van de voorste en achterste assen naar andere ophangpunten te verplaatsen en zo de hoek tussen de bovenste en onderste wieldraagarm te veranderen.
- Een laag rolcentrum zorgt voor een sterker bandcontact en een betere zijdelingse geleiding van de banden aan het einde van de bocht.
- Een hoog rolcentrum vermindert het zijwaarts overhellen; het voertuig rijdt soepeler.
Aan beide zijden moeten steeds dezelfde wijzigingen worden aangebracht! Een verandering van het rolcentrum werkt ook door op andere instellingen van het voertuig!
FAILSAFE (COUGAR 4.1 RTR)
Om naar de set-up modus van de failsafe over te schakelen houdt u de set knop ingedrukt voordat en terwijl u de zender en de ontvanger inschakelt. De knipperende rode LED geeft aan dat er nu een failsafe instelling voor de servo bij een storing van het draadloze contact gekozen kan worden.
- Zet de aangesloten servo met de afstandsbediening in de gewenste positie en
- bevestig dit door nogmaals op de set knop te drukken. De gekozen positie is nu opgeslagen.
Bij storingen van het draadloze contact zal de servo naar de gekozen positie gaan.
Laagspanningsbescherming De knipperende groene LED geeft aan dat er nu een instelling van de laagspanningsbescherming voor de ontvangeraccu gekozen kan worden. Als de minimale spanning onderschreden wordt, zal de servo naar de failsafe positie gaan.
Set knop wordt niet ingedrukt: Voorgaande instelling blijft behouden. Set knop één keer indrukken: Instelling 1: ontvangeraccu 4 cellen, Minimale spanning 4,8V De rode LED knippert, de groene LED brandt. Set knop twee keer indrukken: Instelling 2: ontvangeraccu 5 cellen, Minimale spanning 6V De rode LED knippert, de groene LED brandt. Set knop drie keer indrukken: Instelling 3: laagspanningsbescherming uitgeschakeld. De rode en groene LED branden.
Zolang de failsafe geldige ingangssignalen ontvangt, zal de uitgang van de failsafe deze input volgen. Bij storingen van de draadloze overdracht gaat de output naar de gekozen failsafe modus. De failsafe modus is reversibel. Dit wil dus zeggen dat het model weer normaal op de stuurcommando´s reageert zodra het draadloze contact weer hersteld is. Als er een laagspanningsbescherming gekozen werd (instelling 1 of 2) en de minimale spanning van de ontvangeraccu wordt onderschreden, dan zal de output van de failsafe permanent naar de failsafe modus gaan.
6 SET-UP
a
b
c
x
d
122
Gebruiksaanwijzing 4WD Stadium Buggy Chassis COUGAR 4.1 No. 23 50 63 / 23 49 68
6 SET-UP
DIFFERENTIËLEN INSTELLEN
De differentiëlen van de COUGAR 4.1 zijn gevuld met vet. De viscositeit van het vet zorgt voor een sper van het differentieel die voor de meeste terreinen en toepassingen geschikt is. Als het vet door een siliconen differentieelolie met hoge viscositeit vervangen wordt, kan de sperwerking aangepast worden. Hoe groter de viscositeit, des te hoger is de sperwerking.
- Als het voertuig onder belasting uit de bochten gaat, kunt u het achterste differentieel losmaken of het voorste sperren.
- Als het voertuig onder belasting onderstuurt, kunt u het achterste differentieel sperren of het voorste losmaken.
U kunt tussen siliconenolie met een viscositeit van XR 1.000 (lage sperwerking) tot XR 50.000 (hoge sperwerking) kiezen.
OPGELET! Het transmissievet mag alleen vervangen worden door een ervaren modelbouwer die zijn voertuig goed beheerst en voldoende technische kennis heeft voor het uitbouwen en de demontage van de differentiëlen.
TOESPOOR VAN DE ACHTERWIELEN INSTELLEN
Voor de instelling van een toespoor van de achterwielen moet het toespoorblok vervangen worden.
- Trek daarna de E-ringen van de assen van de onderste wieldraagarmen. Als u het toespoorblok door een ander met een grotere gaatjesafstand wilt vervangen, staan de assen van de wieldraagarmen niet meer parallel t.o.v. de lengteas van het voertuig, maar in een hoek. Ook de spoorhoek van de achterwielen zal overeenkomstig veranderen.
MECHANISCHE LAGERE WEGLIGGING
Voor de lagere wegligging van het chassis is het ook mogelijk om de uitveerweg mechanisch in te perken. Hiertoe kan er telkens een schroef van boven in de onderste wieldraagarm gedraaid worden die tegen het chassis steunt.
DWARSSTABILISATOREN
Om de zijwaarste helling (rolneiging) van het voertuig bij het rijden in bochten te verminderen, is het voertuig voorzien van een dwarsstabilisator achter. Het voertuig kan met een dwarsstabilisator voor uitgebreid worden. Een dwarsstabilisator bestaat uit een gebogen verenstaaldraad in de vorm van een “U” die aan de uiteinden via kogelkoppen telkens met een onderste wieldraagarm verbonden wordt. Voor dit doeleinde zijn er twee stuurpunten voor de kogelkoppen voorzien (a). In het midden wordt de draadbeugel draaibaar op het differentieelhuis bevestigd. De openingen voor de houder zijn tevens reeds voorzien (b). Bij het inveren van een wiel wordt zo het andere wiel van deze as via de beugel alsmede ingeveerd. De dwarsstabilisator ondersteunt daarenboven de werkwijze van de hydraulische schokdempers vooral bij het uitveren van het wiel daar de terugstelkracht van de draadbeugel het uitveren van de schokdemper (tegen de wrijving in de zuiger) ondersteunt. Zo wordt het bodemcontact van de wielen in elke situatie gewaarborgd.
ACKERMANN EFFECT
Voor de instelling van de progressiviteit van de stuurinslag of voor de instelling van het Ackermann effect kunnen de spoorstangen zowel in de stuurhevels als in de stuurplaat in andere stuurpunten gezet worden.
DEMPING
Voor de verdere optimalisatie van de dempingseigenschappen bieden wij u siliconenolie voor de schokdempers met verschillende viscositeiten aan in ons assortiment accessoires! Er zijn bovendien verschillend harde tuningveren in ons assortiment beschikbaar.
1mm
TUNING VOOR GEVORDERDEN
6.6
11
© REELY 01/08
4 VORBEREITUNG
LIEFERUMFANG
- Ein Chassis
- 4,1 ccm Zweitakt-Glühzündermotor mit 1,84 kW (2,5 PS),
mit Krümmer und Resonanzrohr, Luftfilter und Seilzugstarter, bereits montiert
- Kupplungsglocke mit Aluminium Kupplungsbacken
bereits montiert
- Kraftstoffschläuche, bereits verlegt.
- vier Räder mit Kunststoff-Felgen und
bereits aufgezogenen Reifen
- Stadium Buggy Karosserie, bedruckt
- Dekorbogen
- Kleinteile wie Splinte zur Karosseriebefestigung
ein Antennenrohr, Feder-Vorspanner-Set
- diese Montage- und Bedienungsanleitung
COUGAR 4.1 RtR
- eine Dreikanal-Funkfernsteuerung (Pistolensender)
- Lenkservo, Gas/Bremsservo und Empfänger,
BENÖTIGTES ZUBEHÖR
Nicht im Lieferumfang:
- 12 Akkus für den Sender und den Empfänger
- Glühkerze und
- Kerzenschlüssel
- Kerzenstecker mit Glühakku als Einheit und
- Ladegerät
- Tankflasche
Auch erhältlich als Komplett-Set Nitrobox II Verbrenner Nr. 23 07 99 inkl. Transportbox
- Ladegerät (220V) für die Akkus oder Schnelladegerät zum Anschluß an eine 12V Autobatterie
- Modelltreibstoff auf Methanol/Öl-Basis, 5% - 10% Nitromethan Mindestanteil
LIEFERUMFANG, BENÖTIGTES ZUBEHÖR
4.1
ERSATZTEILE
Die Ersatzteilliste zu diesem Produkt finden Sie auf unserer Website www.conrad.com im Download-Bereich zum jeweiligen Produkt. Alternativ können Sie die Ersatzteilliste telefonisch anfordern, die Kontaktdaten finden Sie am Anfang dieser Bedienungsanleitung im Kapitel “Einführung”.
ZUBEHÖREMPFEHLUNGEN
Welcher Treibstoff ist der richtige?
Mit der Wahl des Treibstoffes haben Sie großen Einfluss auf die Leistungsentfaltung des Motors. Grundsätzlich gilt aber:
- In der Einlaufphase soll ein spezieller RC-Car Treibstoff mit ca 16% Nitromethan verwendet werden.
- Nachdem der Motor vorschriftsmäßig eingefahren wurde (nach einer reinen Laufzeit von ca. 45 Minuten),
können Sie zu einem Treibstoff mit ca. 20% Nitromethan-Anteil wechseln.
- Für Höchstleistung empfehlen wir den Maximalanteil von 25% Nitromethan
Verwenden Sie nur Treibstoff für RC-Cars! Treibstoff für RC-Flugmotoren besitzt einen zu geringen Ölanteil (zu geringe Schmierung), was zu einem Überhitzen des Motors und in Folge zu schweren Schäden führt. Gleiches gilt für Kraftfahrzeugbenzin.
Wozu eine Tankflasche?
RC-Car-Modelltreibstoff ist nur in größeren Gebinden (Kanistern) erhältlich. Das Befüllen des Tanks wird durch die Verwendung einer kleineren, speziel
­len Tankflasche mit einem dünnen, gebogenen Ausgussrohr wesentlich erleichtert. Ein Verschütten des (teuren und giftigen) Treibstoffs wird so vermieden.
Werden weitere Glühkerzen benötigt?
Glühkerzen verschleißen, besonders in der Einlaufphase. Wir empfehlen daher, stets einige Glühkerzen zum Auswechseln bereitzuhalten. Es gibt Glühkerzen mit unterschiedlichen Wärmewerten, die Auswahl der Glühkerze hat großen Einfluss auf die Fahrleistung. Für die Einlaufphase sollten Sie eine “heiße” Glühkerze für Hochleistungsmotoren verwenden. Nach dem Einfahren können Sie zu einer einer Glühkerze mit mittlerem oder “kaltem” Wärmewert wechseln.
Verwenden Sie nur Glühkerzen für RC-Cars! Eine falsche Glühkerze, wie z.B. für 4-Takt Flugzeugmotoren, lässt den Motor fehlerhaft laufen und erschwert die Abstimmung.
Austausch der Glühkerze
Hierzu benötigen Sie einen extralangen Kerzenschlüssel (Kreuzschlüssel SW 8, 9, 10 und 12), der auch zum Lösen von Außensechskantschrauben verwendet werden kann.
Vorglühen der Glühkerze
Ein Kerzenstecker (lang) mit Startakku oder einen Kerzenstecker mit Glühakku als Einheit wird auf die Glühkerze aufgesteckt und erhitzt diese, so dass sich das Luft-Treibstoffgemisch entzündet und der Motor startet. Wenn der Motor rund läuft, wird der Kerzenstecker abgenommen.
12
Bedienungsanleitung 4WD Stadium Buggy Chassis COUGAR 4.1 No. 23 50 63 / 23 49 68
4 VORBEREITUNGEN
WERKZEUGE UND HILFSMITTEL, CHECKLISTE ZUR INBETRIEBNAHME
4.2
Vor dem ersten Start sind nur einige Grundeinstellungen vorzunehmen bzw. zu überprüfen, sowie die nötigen Zubehörteile und Betriebsmittel bereitzu- stellen.
Nehmen Sie sich die Punkte der Checkliste der Reihe nach vor und Ihr Modell ist fahrbereit.
Für Tuningmaßnahmen am Fahrwerk und/oder den Einbau einer anderen RC-Anlage werden verschiedene, unten aufgelistete Werkzeuge benötigt.
CHECKLISTE ZUR INBETRIEBNAHME
Was im folgenden zu tun ist:
- Ausrichtung und Zahnflankenspiel des Antriebs prüfen
- Funktionskontrolle der Servos
- Überprüfen der Reichweite des Fernsteuersenders
- Vergaser-Grundeinstellung prüfen
- Glühkerze einschrauben
- Modelltreibstoff einfüllen
- Motor einlaufen lassen
ACHTUNG!
Positionsangaben vorne / hinten / rechts / links beziehen sich immer auf die
Fahrzeug-Längsachse in Fahrtrichtung “vorwärts” gesehen!
WERKZEUGE
- Steckschlüssel 17 mm für die Radmuttern
- Gabelschlüssel 5 mm zur Spur- und Sturzeinstellung
- Gabelschlüssel 5,5 mm zum Umsetzen der Stoßdämpfer (zum Gegenhalten)
- Innensechskantschlüssel 2,5 mm zum Umsetzen der Stoßdämpfer
- Innensechskantschlüssel 1,5 mm für die Madenschrauben an den Stellringen der Gas-/ Brems- und Lenkgestänge und dem Querstabilisator
- Kreuzschlitzschraubendreher (Ph Nr. 1) zum Umsetzen der Stoßdämpfer (unten), zum Umsetzen der oberen Querlenker (Sturz) und für alle übrigen Schrauben am Chassis, den Differenzialgehäusen und der RC-Einbauplatte
- Schlitzschraubendreher für die Drosselanschlagschraube und die Hauptdüsennadel
KAROSSERIEMONTAGE UND AUFBRINGEN DER DEKORE
4.3
HILFSMITTEL
- Kabelbinder
- Luftfilteröl
- Dünnflüssiges Maschinenöl zur Schmierung und zum Schutz des Brennraumes vor korrosiven Rückständen im Motor nach dem Betrieb („After Run“-Öl)
Vor dem Aufsetzen der Karosserie müssen die Bohrungen für die Karosseriehalter und den Antennendurchtritt angebracht werden. Verwenden Sie einen speziellen Karosseriebohrer.
- Bringen Sie farbige Kreide oder langsam trocknende Farbe auf die Spitzen der Karosseriehalter auf und
- setzen Sie die Karosserie möglichst exakt auf das Chassis auf.
- Nehmen Sie die Karosserie wieder ab und
- bohren sie an den mit Farbe (Kreide) markierten Stellen in der Karosserie die Löcher für die Karosseriehalter.
- Setzen Sie die Karosserie auf und befestigen sie diese mit den Karosseriesplinten
- Ermitteln Sie die Position des Antennenröhrchens auf der Karosserie und
- bohren Sie auch hier ein Loch für den Antennendurchtritt.
- Bringen Sie Ausschnitte für den Seilzugstarter, den Tankverschluss und den Kühlkopf an.
Die Karosserie des COUGAR 4.1 ist bereits ausgeschnitten und lackiert!
- Dekore werden außen auf die Karosserie aufgeklebt.
- Benetzen Sie die Karosserie und die Dekore vor dem Aufbringen der Dekore mit einer schwachen
Spülmittellösung. Die Dekore lassen sich so noch kurzzeitig zur Korrektur verschieben und Luftblasen lassen sich herausstreichen.
- Besonders feine Details wie Fensterrahmen, Türausschnitte, Kanten können mit handelsüblichen Zierstreifen oder wasserfestem Filzstift
nachgezogen werden.
Wählen Sie zwischen zwei Heckspoilern.
Der flache Heckflügel wird direkt auf die Karosserie aufgeschraubt. Für den breiten Heckspoiler muss ein Heckspoilerhalter an der Dämpferbrücke verschraubt werden. Dieser Spoilerhalter ragt über die Karosserie
hinaus .
- Bringen Sie einen Auschnitt von der Breite des Heckspoilerhalters mittig im Heck der Karosserie an. Passen Sie die Tiefe des Auschnitts so an, dass der Heckspoilerhalter gerade hindurchpasst und sich die Karosserie problemlos aufsetzen
lässt.
- Fixieren Sie die Karosserie mit den Splinten
- Setzen Sie den breiten Spoiler auf die Spoilerhalterung und sichern Sie ihn mit dem Splint.
No. 22 30 30
121
© REELY 01/08
6 SET-UP
GAS/REMSERVO INBOUWEN
Werkwijze en instelling van de gas/remstangen
Met de gas/remstangen worden tegelijk twee functies uitgevoerd via twee tegenover elkaar liggende servostuurhevels. Via de gasstang wordt de luchttoevoer naar de motor geregeld door de “carburateurschuif” te verschuiven. Tegelijkertijd wordt de stationairsproeier (conische naald van een naaldafsluiter) verschoven en wordt dus de door de carburateur stromende hoeveelheid brandstof veranderd. Wordt de gasstang verder dan de stationaire stand geschoven (mechanisch eindpunt van de schuif), dan drukt de servohevel tegen een veeraanslag. Nu begint het werkgebied van de remstang die via twee excentrieken de remblokjes van de voorste en achterste schijfrem samendrukt.
De positionering van de stelringen (de mechanische eindpunten) van de aanslagveer aan de gasstang en aan de remstang werden in de fabriek ingesteld en zijn aan de mechanische eindpunten van de carburateur en de schijfremmen aangepast.
Gas/remservo inbouwen
- Zet de servoas met behulp van de afstandsbedieningszender in stationair.
- Zet de servo van bovenaf in de achterste uitsparing van de servoinbouwplaat en schroef
deze vast met de kunststof contra onderdelen.
- Servoas naar boven en het midden!
Controleer de stationair van de carburateur en stel deze eventueel in.
Door de luchtaanzuigopening (vóór het aanbrengen van de luchtfilter) is visuele controle van de carburateurdoorlaat mogelijk.
- Stationair (ca. 1 mm open carburateurdoorlaat) indien nodig met de stationairschroef (=gasklepaanslagschroef) bijstellen. De stationairschroef is de kleine schroef onder de luchtaanzuigopening.
STUURSTANGEN MONTEREN
- Kogelkop op de schroefdraad van de stuurstang schroeven.
- Stifttappen (1,5 mm) lichtjes in de stelringen schroeven.
- Stelring, veer en geleiding voor de gasstang op de gasstang schuiven.
- Gasstang op de kogel van de carburateurschuif steken.
- Geleiding voor de gasstang losjes op de achterste servohevel schroeven en
- achterste stelring lichtjes tegen de gasstanggeleiding leggen en fixeren.
- Remstang met het dikkere uiteinde in de linker servostuurhevel hangen,
stelring erop schuiven en door de eerste remkoppeling leiden.
- Tweede stelring erop schuiven, stang door de tweede remkoppeling leiden en derde stelring erop steken.
- Servohevel zo op de servoas positioneren en vastschroeven dat de remstang ongeveer
parallel met de lengteas van het voertuig is.
- De twee achterste stelringen losjes tegen de remhendels leggen en fixeren.
Let erop dat de remstang en de gasstang elkaar niet belemmeren in de positie volgas.
De gas/remstangen moeten nu het volgende effect hebben:
- Volgas:
Carburateurschuif helemaal uitgetrokken, rem werkt niet
- Stationair:
Carburateurschuif helemaal in, stelringen aan de remstang liggen losjes tegen de remhendels
- Remmen:
Carburateurschuif helemaal in, gasstang duwt tegen de veerweerstand, remhendel helemaal uitgedraaid
Remmen
Carburateurdoorlaat 1 mm
Volledig remeffect
Volgas
Carburateurdoorlaat helemaal geopend
Rem zonder effect
Stationair
Carburateurdoorlaat 1 mm
De wielen draaien nog vrij, geen remeffect
VolgasRemmen
1mm
120
Gebruiksaanwijzing 4WD Stadium Buggy Chassis COUGAR 4.1 No. 23 50 63 / 23 49 68
Het model COUGAR 4.1 RTR is standaard voorzien van een ingebouwde RC-installatie, d.w.z. ontvanger, stuurservo en gas/ remservo alsook een afstandsbedieningszender. Met deze hoogwaardige installatie kunt u het modelvoertuig probleemloos in wer­king stellen.
Opbouw van de besturing
De besturing van de „COUGAR 4.1“ is aangebracht als fuseebesturing. De spoorstangarmen zijn daarbij verbonden met een driedelige spoorstang. De draaibeweging van de servostuurhevel werkt via de stuurstang op een arm van de servosaver. De servosaver bestaat uit twee rechthoekig t.o.v. van elkaar geplaatste armen die met een veer op hetzelfde vlak met de servostuurhevel tegen elkaar in kun­nen bewegen. De tweede arm van de servosaver stuurt het middelste deel van de spoorstang en zorgt zo voor de stuurinslag van de wielen. (Als in het omge­keerde geval een stoot tegen de wielen via de spoorstangarm een effect op de spoorstang en de tweede arm van de servosaver heeft, verhindert de elastische verbinding naar de eerste arm van de servosaver dat deze stoot direct naar de servo geleid wordt en deze beschadigt.)
Het effect van de servosaver kan met een kartelmoer ingesteld worden door
de aandrukkracht op de twee hefarmen te veranderen.
De stuurinslag rechts en links wordt door de mechanische aanslag van
de spoorstangarmen tegen de fuseedrager begrensd.
Stuurservo inbouwen
- Zet de wielen in “recht vooruit” stand.
- Zet de servoas met behulp van de afstandsbediening in stationair.
- Schuif de stuurservo (met de servoas naar voren!) in de bevestigingen op het chassis van de RC-inbouwplaat en
- schroef de stuurservo vast met de kuntstof contra onderdelen uit de servobevestigingsset (onder de RC-inbouwplaat).
- Plaats de servostuurhevel verticaal op de servoas zodat er via de stuur­stang een zo recht mogelijke verbinding met de arm van de servosaver gemaakt kan worden (zonder de positie van de wielen te veranderen).
- Schroef de stuurstang op de servostuurhevel en op de arm van de servosaver.
Functiecontrole:
- Houd het modelvoertuig vooraan zo dat de wielen vrij in de lucht han­gen.
Omwille van het goede contact van de banden en het gewicht van het voertuig zouden de wielen hun stuuruitslag niet spontaan en
direct volgen als het voertuig op de grond staat.
Dit verandert evenwel tijdens het rijden.
- Schakel eerst de zender en daarna de ontvanger in.
- Beweeg het stuurwiel (kanaal 1) naar rechts en links.
De wielen moeten nu naar rechts en links draaien!
Als de wielen in de omgekeerde richting draaien, moet u de Servo Reverse schakelaar van de afstandsbediening in de positie „REV“ (Reverse, omgekeerd) zetten.
- Laat de afstandsbedieningshendel los; de wielen moeten nu naar de rechte stand terugdraaien.
- Als de wielen bij de neutrale stand van de afstandsbedieningshendel niet exact rechtuit blijven staan, moet u de positie corrigeren door de trimregelaar van kanaal 1 te verschuiven
De eindpunten van de afstandsbedieninghendel moeten een effect hebben op de eindpunten rechts / links van de besturing!
6 SET-UP
RC-INSTALLATIE INBOUWEN (COUGAR 4.1 ARR)
6.6
13
© REELY 01/08
4 VORBEREITUNGEN
AUSRICHTUNG UND ZAHNFLANKENSPIEL DES ANTRIEBS PRÜFEN
4.4
Der Motor überträgt seine Leistung über das Ritzel auf der Kupplungsglocke auf das Hauptzahnrad am Mitteldifferenzial. Beide Drehachsen, also die Kurbelwelle motorseitig und die Achse des Antriebsstranges zur Vorder- und Hinterachse, müssen exakt parallel ausgerichtet sein. Damit werden Verspannungen im Antriebsstrang, vorzeitiger Verschleiß der Ritzel und Lager sowie Leistungsverlust verhindert.
Die parallele Anordnung von Kurbelwelle und Antriebsstrang sollte vor der Inbetriebnahme des Fahrzeuges überprüft und evtl. nachjustiert werden!
Bei paralleler Anordnung greifen das Ritzel auf der Kupplungsglocke und das Hauptzahnrad leichtgängig ineinander. Zuviel Spiel zerstört auf Dauer die Zahnräder, zuwenig Spiel zerstört die Lagerungen in Kupplung und Motor.
Überprüfung des Zahnflankenspiels
- Einen dünnen Papierstreifen zwischen das Ritzel auf der Kupplungsglocke und das Hauptzahnrad im Antriebsstrang einlegen.
- Zahnräder von Hand drehen;
der Papierstreifen darf beim Durchlaufen nicht zerreissen!
Nachjustierung
- Vier Schrauben der Motorträgerbefestigung auf der Unterseite der Bodenträ­gerplatte (Chassis) lösen
- Motor seitlich ausrichten und Schrauben wieder fest anziehen
- Vier Schrauben oben auf dem Motorträger lösen und Motor vertikal ausrich­ten
- Entfernen Sie den Deckel des Batteriefaches auf der Unterseite des Senders.
- Setzen Sie die 8 AA Batterien (Akkus) in das Fach ein, achten Sie auf die richtige Polarität!
- Schließen Sie den Deckel wieder.
- Öffnen Sie die Batterie-Box auf dem Chassis und
- nehmen Sie den Batteriehalter aus der Batterie-Box.
- Legen Sie 4 AA Batterien (Akkus) in den Halter ein.
- Achten Sie auf die richtige Polarität und festen Sitz.
INBETRIEBNAHME DER RC-ANLAGE
4.5
Beachten Sie die separate Bedienungsanleitung der Fernsteueranlage!
14
Bedienungsanleitung 4WD Stadium Buggy Chassis COUGAR 4.1 No. 23 50 63 / 23 49 68
4 VORBEREITUNGEN
- Stecken Sie das untere Ende des Antennenrohres in die Halterung auf der Empfänger-Box.
- Sichern Sie die Antennenlitze oben am Führungsrohr, durch Umwickeln mit Klebeband oder mit einer Gummikappe.
Antenne nicht kürzen!
- Schließen Sie die Empfänger-Box
sorgfältig,
- achten Sie darauf, dass die Verschlusslasche richtig einrastet.
- Schalten Sie den Sender ein. Die grüne LED sollte hell leuchten.
Sollte die LED nicht leuchten, überprüfen Sie die Akkus und ersetzen Sie diese, falls nötig.
- Schalten Sie den Empfänger mit dem Schalter auf dem Chassis ein.
Die Servos sollen jetzt in Neutralstellung
fahren.
ACHTUNG! Einschalten:
1. Sender, 2. Empfänger Ausschalten:
1. Empfänger, 2. Sender
- Verbinden Sie die beiden roten Stecker sorgfältig.
- Legen Sie den Batteriehalter mit den Kabeln und dem Stecker wieder in die Batterie-Box ein.
- Schließen Sie die Batterie-Box, ohne die Kabel einzuklemmen.
- Führen Sie die Empfängerantenne in das Antennenführungsrohr
- und am anderen Ende wieder heraus.
- Öffnen Sie die Empfänger-Box und nehmen sie den Empfänger vorsichtig
heraus.
- Wickeln Sie die Antennenlitze ab und füh­ren Sie sie durch die Öffnung im Deckel der Empfänger-Box nach außen.
ÜBERPRÜFEN DER REICHWEITE DES FERNSTEUERSENDERS
4.6
Damit Sie nicht die Kontrolle über das Modell verlieren, sollten Sie vor jedem ersten Start oder nach einem Crash die Funktion und Reichweite der RC-Anlage überprüfen. Für den Reichweitentest genügt es, die Funktion des Lenkservos zu testen.
Stützen Sie das Modell an der Vorderachse so ab, dass die Räder frei in der Luft hängen.
- Ziehen Sie die Senderantenne ganz heraus und schalten Sie den Sender, dann den Empfänger ein.
- Entfernen Sie sich etwa 50 m von dem Modell (Motor läuft nicht).
- Stellen Sie den rechten Fernsteuerhebel und den entsprechenden Trim-Hebel in Neutralstellung
- Bewegen Sie das Steuerrad(Kanal 1) nach rechts. Die Räder müssen jetzt nach rechts einschlagen!
- Bewegen Sie jetzt das Steuerrad nach links. Die Räder müssen jetzt nach links einschlagen!
- Lassen Sie den Fernsteuerhebel los. Die Räder müssen jetzt in die Geradeausstellung zurückdrehen.
Fahren Sie das Modell niemals mit fehlerhaft arbeitender Fernsteuerung! Im günstigsten Fall erleidet “nur” das Modell einen Schaden.
Wenn die Fernsteuerung nicht einwandfrei funktioniert, prüfen Sie als erstes den Ladezustand der Sender- und Empfängerakkus und vergewissern Sie sich, dass niemand anderes auf Ihrer Frequenz sendet. Sollte das Problem weiterhin bestehen, gehen Sie nach der Fehlersuchtabelle vor.
119
© REELY 01/08
6 SET-UP
Het spoor duidt de positie van de wielen t.o.v. de rijrichting aan.
Tijdens het rijden worden de wielen door de rolweerstand vooraan uit elkaar gedrukt en staan daarom niet meer exact parallel t.o.v. de rijrichting. Ter compensatie kunnen de wielen van het stilstaand voertuig zo ingesteld worden dat ze vooraan lichtjes naar binnen wijzen. Dit toespoor zorgt tegelijkertijd voor een betere zijdelingse geleiding van de banden en zodoende voor een directere reactie van de besturing. Als u een zachtere reactie van de besturing wenst, kan dit via de instelling van een naspoor bereikt worden, d.w.z. de wielen van het stilstaand voertuig wijzen naar buiten. Voor een grove afstelling van het spoor kunnen de buitenste spoorstangen aan het middelste spoorstangdeel op twee verdere bevestigingspunten vastgeschroefd worden.
De spanschroeven met sleutelvlak (5 mm) voor het afzonderlijk instellen van het spoor van de voorwielen bevinden zich in de rechter en linker spoorstang.
Het toespoor van de voorwielen mag niet meer zijn dan 4°!
SPOOR INSTELLEN
6.4
Fijne afstelling van de wielvlucht aan de voor- en achterwielen
- Draai de spanschroef van de bovenste wieldraagarm met de klok mee: De bovenkant van het wiel wordt naar binnen getrokken in de richting
van “negatieve wielvlucht”.
- Draai de spanschroef van de bovenste wieldraagarm tegen de klok in: De bovenkant van het wiel wordt naar buiten gedrukt in de richting van
“positieve wielvlucht”.
Let op een evenwichtige instelling van de dwarsstabiliteit van de voor- en achteras omdat verschillen een over- of onderstuurd rijgedrag tot gevolg kunnen hebben.
Toespoor
De instelling van een toespoor zorgt ervoor dat de binnenkanten van de banden sneller slijten.
Uitspoor
De instelling van een uitspoor zorgt ervoor dat de buitenkanten van de banden sneller slijten.
(a)
118
Gebruiksaanwijzing 4WD Stadium Buggy Chassis COUGAR 4.1 No. 23 50 63 / 23 49 68
SCHOKDEMPERS VERZETTEN
De voorste en achterste schokdempers hebben aan de demperbrug boven telkens zeven verdere bevestigingspunten van de standaard gebruikelijke.
Met het verzetten van de schokdempers bereikt u, behalve de hogere/lagere wegligging van het chassis door de verandering van de invalshoek, ook een verandering bij het reactiegedrag van de demping.
Voorste schokdempers verzetten
- Het verzetten van de schokdempers aan de bovenste wieldraagarmen naar een steilere invalshoek vermindert de progressiviteit.
De verticale relatieve beweging van het chassis wordt directer in de vering
geleid en de werking van de demping begint onmiddellijk, d.w.z. de vering is reeds bij het minste inveren harder.
Tegelijkertijd komt het voertuig hoger te liggen.
- Het verzetten van de schokdempers naar een vlakkere invalshoek verhoogt de progressiviteit.
Bij een vlakke invalshoek moet het chassis dieper inveren om de demping
te laten reageren, d.w.z. de vering reageert eerst zacht en wordt met toenemende invering harder.
Het voertuig komt dieper te liggen.
Achterste schokdempers verzetten
- Het effect op de demping komt overeen met het voorgaande.
De voorspanning van de veren en de bevestigingspunten van de schokdempers van een as moeten rechts en links identiek ingesteld
6 SET-UP
De wielvlucht kenmerkt de hoek van de wielen t.o.v. de verticale as.
Negatieve wielvlucht (de bovenkanten van de wielen wijzen naar binnen) aan de voorwielen verhoogt de dwarsstabiliteit
van de wielen in bochten, de besturing reageert directer, de stuurkrachten worden kleiner. Tegelijkertijd wordt het wiel in de asrichting op de fusee gedrukt.
Daarmee wordt de axiale lagerspeling uitgeschakeld, het rijgedrag wordt rustiger.
Negatieve wielvlucht aan de achterwielen vermindert de neiging van de achterkant van het voertuig om in bochten te oversturen. De instelling van een negatieve wielvlucht verhoogt de slijtage aan de binnenkanten van de wielen. Dit effect kan echter gecompenseerd worden door de instelling van een toespoor.
Het wijzigen van de wielvlucht in een positieve richting naar een positieve wielvlucht (de bovenkanten van de wielen wijzen naar buiten) vermindert de dwarsstabiliteit van de banden.
Instellen van de wielvlucht aan de voor- en achterwielen
Er zijn rechtse en linkse draadstangen met sleutelvlak (5 mm) in de bovenste wieldraagarmen voor de fijne afstelling van de wielvlucht.
6 WARTUNG
WIELVLUCHT INSTELLEN
6.3
Inveerrichting
Inveerrichting
Verticaal op de inveerrichting
van het wiel (=vlakste invalshoek 0°) wordt er geen kracht overge­bracht en de schokdemper blijft
zonder werking.
Parallel met de inveerrichting
van het wiel (=steilste invalshoek 90°) wordt de kracht direct overge­bracht en de schokdemper wordt
maximaal belast.
Negatieve wielvlucht
Positieve wielvlucht
15
© REELY 01/08
4 VORBEREITUNGEN
VERGASER GRUNDEINSTELLUNG PRÜFEN
4.7
Die Feineinstellung von Leerlauf und Vollgas kann erst bei gut eingelaufenem Motor vorgenommen werden.
Der Vergaser des Stadium Buggy „COUGAR 4.1“ zeichnet sich durch eine neuartige Materialkombination aus Kunststoff und Metall aus.
Die geringere Wärmeaufnahme des Kunststoff gegenüber einem Vergaser aus Vollmetall vermindert die vorzeitige Verdunstung des Treibstoffgemischs bereits im Vergaser. Die Treibstoffzufuhr kann somit auch bei heißem Motor präziser und einfacher eingestellt werden, eine einmal gewählte Vergasereinstellung bleibt reproduzierbar und im Betrieb konstant.
DROSSELANSCHLAGSCHRAUBE (Leerlauf-Einstellschraube)
Die Drosselanschlagschraube ist die kleine Schraube neben der Leerlauf­Gemischregulierschraube. Sie ist bereits eingestellt und sollte keine Nachjustierung erfordern. Die Leerlauf-Einstellschraube reguliert die Position des Vergaserschiebers (den Drossel-Anschlag) und damit den Vergaserdurchlass im Leerlauf. Wir empfehlen einen Vergaserdurchlass von ca. 1 - 1,5 mm. Eine Drehung der Einstellschraube im Uhrzeigersinn vergrößert den Durchlass, Drehung gegen den Uhrzeigersinn lässt den Schieber weiter einfahren und verringert somit den Spalt.
HAUPTDÜSENNADEL (Gemischregulierschraube)
Die Hauptdüsennadel befindet sich oberhalb der Spritzufuhr zum Vergaser. Sie ist für den ersten Start des Motors voreingestellt und sollte noch nicht verändert werden. Die Hauptdüsennadel reguliert das Luft / Kraftstoffgemisch bei Vollgas. Drehen Sie die Schraube im Uhrzeigersinn um das Gemisch “abzuma-
gern” (den Kraftstoffanteil zu verringern) und gegen den Uhrzeigersinn, wenn das Gemisch “fetter” werden soll. Die Grundeinstellung für den aller­ersten Start sollte so sein, dass die Hauptdüsennadel vollständig hereingeschraubt und anschließend um zwei bis drei Umdrehungen herausgedreht wurde.
LEERLAUF-GEMISCHREGULIERSCHRAUBE
Die Leerlauf-Gemischregulierschraube ist die kleine Schraube auf der Seite der Vergaseranlenkung. Sie ist für den ersten Start eingestellt und sollte noch nicht verändert werden. Die Leerlauf-Gemischregulierschraube reguliert das Luft / Kraftstoffgemisch im Leerlauf und im Übergangsbereich zum Vollgas. Drehen Sie die Schraube im Uhrzeigersinn um das Gemisch “abzumagern” (den Kraftstoffanteil zu verringern) und gegen den Uhrzeigersinn, wenn das Gemisch “fetter” werden soll. Je nach verwendetem Treibstoff, Glühkerze und Umgebungsbedingungen können später geringfügige Änderungen in der Einstellung nötig sein.
Um die werkseitige Einstellung wiederherzustellen gehen Sie wie folgt vor:
- Öffnen Sie den Vergaserschieber vollständig
- Halten Sie den Schieber geöffnet und drehen Sie die Leerlauf-Gemischregulierschraube im Uhrzeigersinn bis zum Anschlag ein.
- Drehen Sie sie jetzt 7,5 Umdrehungen gegen den Uhrzeigersinn wieder heraus.
ALLGEMEINES ZUM VERBRENNUNGSMOTOR
Der Motor des Stadium Buggy COUGAR 4.1 ist mit einer ABC-Laufgarnitur ausgestattet. ABC steht hierbei für „Aluminium“, „Brass (Messing)“ und „Chrome (Chrom)“. Aluminium mit seiner relativ geringen Wärmeausdehnung und geringem Gewicht dient als Material für den Kolben. Der leichte Kolben ermöglicht hohe Drehzahlen und durch die geringe Massenträgheit schnelle Lastwechsel. Die Laufbuchse ist aus Messing mit verchromter Lauffläche hergestellt und hat eine leicht konische Form, die sich nach oben verjüngt (im Bereich von 1 - 2 Mikrometer). Im Betrieb wird der obere Teil des Zylinders durch die Glühkerze und die Verbrennungsvorgänge erhitzt, dehnt sich aus und die Laufbuchse bekommt so die exakte zylindrische Form für die optimale Passung des Kolbens. Auf diese Weise werden Kolbenringe eingespart, was Reibungsverluste auf ein Minimum reduziert und Undichtigkeiten ausschließt. Diese Motoren sind mit einem hohen technischen Aufwand auf Präzisionsmaschinen gefertigt. Dennoch lassen sich gerin­ge Fertigungstoleranzen nicht vermeiden, ebensowenig wie leichte Unebenheiten und Rauigkeiten des Materials. Dazu kommen Verformungen durch thermische und mechanische Belastungen.
Bei der Inbetriebnahme des neuen Motors muß deshalb eine gewisse Einlaufzeit eingehalten werden.
Während des Einlaufens passen sich die Motorteile perfekt aneinander an, wodurch maximale Leistung erreicht und vorzeitiger Verschleiß vermieden wird.
Der Einlaufprozess muß daher mit größter Sorgfalt vorgenommen werden!
Drosselanschlag
schraube
Leerlauf-Gemisch­regulierschraube
Hauptdüsennadel
Luftansaugöffnung
STARTEN DES MOTORS
4.8
16
Bedienungsanleitung 4WD Stadium Buggy Chassis COUGAR 4.1 No. 23 50 63 / 23 49 68
VORBEREITUNGEN
- Blasen Sie den Motor vor der Inbetriebnahme mit Druckluft aus.
Auf diese Weise stellen Sie sicher, daß der Verbrennungsraum frei von Verunreinigungen ist, die durch den Kerzensitz in den Motor gelangt
sein können.
- Setzen Sie eine Glühkerze mit dem Wärmewert Mittel - Extra kalt (je nach Treibstoff).
- Ölen Sie den Luftfilter leicht ein, um auch feinste Staubpartikel auszufiltern
STARTEN
Setzen Sie die Glühkerze ein.
Unterbauen Sie das Modell zum Starten so, dass die Räder frei in der Luft hängen und das Hauptzahnrad auf der Unterseite nicht blockiert wird!
- Klappen Sie den Tankdeckel auf und füllen Sie den Treibstoff ein.
- Verwenden Sie eine spezielle Tankflasche, um Verschütten zu vermeiden
Verwenden Sie nur Modelltreibstoff für R/C-Cars! Niemals Benzin oder Flugmodell-Treibstoff!
- Ziehen Sie den Seilzugstarter mehrmals langsam durch (a), um Treibstoff in den Vergaser anzusaugen
- Tun Sie das so lange, bis im Spritschlauch (b) keine Luftbläschen mehr zu sehen sind
und der Treibstoff gerade eben in den Vergaser gelangt.
ACHTUNG!
Seilzugstarter nicht bis zum Anschlag, sondern immer nur etwa 3/4 der Länge
herausziehen!
Ermitteln Sie die Länge des Seilzuges durch langsames Herausziehen ohne Zündung!
Seilzugstarter nie gewaltsam herausziehen!
- Setzen Sie einen Kerzenstecker mit vollständig geladenem Startakku auf die Glühkerze auf.
Achten Sie auf festen Sitz!
- Ziehen Sie jetzt den Seilzugstarter mit Schwung durch, bis der Motor anspringt,
während Sie das Modell mit einer Hand festhalten (c).
- Wenn der Motor läuft, lassen Sie den Seilzugstarter los und
nehmen Sie den Kerzenstecker wieder ab.
Lassen Sie den Glühkerzenstecker nur kurz am Motor angeschlossen. Andernfalls könnte die Glühkerze vorzeitig durchbrennen.
Motor abstellen
- Unterbinden Sie die Luftzufuhr zum Vergaser,
- halten Sie den Auspuff mit einem Lappen zu, oder
- halten Sie die Schwungscheibe des Motors auf der Unterseite des Chassis mit einem Lappen oder mit Handschuhen an.
Die Kraftstoffzufuhr sollte nicht abgeklemmt werden, da der Motor sonst heißlau-
fen könnte.
ACHTUNG!
Sollte sich der Seilzugstarter nach mehrmaligem erfolglosen Startvorgang nur mit erhöhtem Kraftaufwand betätigen lassen, ist zu-
viel Sprit in den Verbrennungsraum und das Kurbelgehäuse gelangt. Der Motor ist “abgesoffen”. Unterlassen Sie weitere Startversu
-
che und entfernen Sie den überschüssigen Treibstoff um Schäden am Seilzugstarter und Motor zu vermeiden!
Gehen Sie dazu wie folgt vor:
- Drehen Sie die Hauptdüsennadel im Uhrzeigersinn vorsichtig ganz hinein.
- Schrauben Sie die Glühkerze aus und prüfen Sie diese auf Glühfunktion
- Legen Sie einen Lappen auf den Motor und ziehen Sie den Seilzugstarter 5-6 mal (3/4 der Länge!) durch: der Treibstoff wird herausgepumpt und verdunstet.
- Setzen Sie die Glühkerze wieder ein und drehen Sie die Hauptdüsennadel drei Umdrehungen gegen den Uhrzeigersinn wieder heraus.
- Wiederholen Sie den Startvorgang
Sollte der Motor nicht spätestens beim 10. oder 12. Mal anspringen, gehen Sie erneut vor, wie oben beschrieben oder versuchen Sie,
das Problem mit Hilfe der Fehlersuchtabelle zu beheben!
4 VORBEREITUNGEN
b
a
a
c
117
© REELY 01/08
6 SET-UP
DEMPING INSTELLEN
6.2
De vier veerelementen van de vierwielvering van het chassis bestaan telkens uit een schroefveer waarin zich in het centrum een hydraulische schokdemper bevindt. De vier hydraulische schokdempers zijn aan de onderste wieldraagarmen en aan de “demperbrug” op de differentieelhuizen bevestigd. De schroefveren steunen boven tegen een afstandsring op de buitenstang van de schokdemper en op een schotel aan het onderste einde van de zuigerstang. De voorspanning van de veren kan via afstandsringen met verschillende hoogtes hoger of lager gezet worden. Door de combinatie van meerdere afstandsringen kan de voorspanning op fijne wijze ingesteld worden in overeenstemming met de ondergrond en de rijstijl.
Met de instelling van de demping wordt niet alleen de capaciteit van het modelvoertuig beïnvloed om bodemoneffenheden op te vangen, maar wordt ook het bochtgedrag beïnvloed.
Dat noemen we „overstuurd“ en „onderstuurd“ rijgedrag.
Explosietekening
VOORSPANNING VAN DE VEREN
Voorspanning van de veren instellen
- Voorspanning verhogen
Het vervangen van de afstandsring door een
hogere afstandsring uit de set met accessoires verhoogt de voorspanning van de veer.
- Voorspanning verlagen
Het vervangen van de afstandsring door een
plattere afstandsring ontlast de veer.
Tuning Voor de verdere optimalisatie van de dempingseigenschappen bieden wij u siliconenolie voor de schokdempers met verschillende viscositeiten aan in ons assortiment accessoires!
Onderstuurd rijgedrag:
Het modelvoertuig laat zich moeilijk om de bochten sturen, „schuift“ over de voorwielen naar buiten (te veel tractie van de achteras of te weinig tractie van de gestuurde vooras). Als tegenmaatregel moet de demping achteraan harder (of vooraan zachter) ingesteld worden.
Overstuurd rijgedrag:
Het voertuig „trekt“ in de bochten, de achterkant vertoont neiging tot overstuur (te weinig tractie van de achteras of te veel tractie van de gestuurde vooras). Als tegenmaatregel moet de demping achteraan zachter (of vooraan harder) ingesteld worden.
Als basisinstelling moet de vooras ca. 5 mm lager liggen dan de achteras!
Een overstuurd of onderstuurd rijgedrag kan ook het gevolg zijn van een ongelijkmatige dwarsstabiliteit van de voor- en achteras door een ontbrekende instelling van de wielvlucht.
Controleer de werking van de schokdempers:
- Hef het model aan de achteras naar boven en laat het vallen.
- Het model mag niet tot het eindpunt inveren en slechts één keer uitveren zonder na te trillen!
- Controleer de schokdempers van de vooras op dezelfde wijze.
(a)
116
Gebruiksaanwijzing 4WD Stadium Buggy Chassis COUGAR 4.1 No. 23 50 63 / 23 49 68
6 SET-UP
FIJNTUNING VAN DE MOTOR
6.1
Nadat de motor ingelopen is, kunt u met de fijntuning beginnen voor de verhoging van het vermogen. Hiertoe moet u het opgewekte mengsel voor stationair en de overgang met de stationair-mengselregelschroef bijstellen en voor volgas met de hoofdsproeier bijstellen. Deze fijntuning wordt door de nieuwe carburateur met zijn materiaalcombinatie aluminium/kunststof aanzienlijk vergemakkelijkt. Carburateurs van volledig metaal worden zeer warm tijdens het gebruik waardoor delen van de brandstof reeds in de carburateur verdampen. De bij de koude motor gekozen carburateurafstelling blijft dus niet constant bij het gebruik. De lagere warmteopname van het kunststof verhindert dit effect.
HOOFDSPROEIER JUSTEREN (volgas mengsel)
- Start de motor en verwijder de plugstekker. Laat de motor ca. 1 minuut warmlopen.
- Rijd het modelvoertuig zoals u het gewend bent. Als de motor blijkbaar te rijk draait, moet u het mengsel verarmen door de hoofdsproeier zo lang telkens 1/16 slag in te draaien tot de gewenste instelling bereikt is.
- Verzeker u ervan dat het mengsel niet te arm is.
Er moet steeds een lichte witte rookpluim uit de uitlaat komen.
Voor een verdere verhoging van het vermogen kunt u naar een brandstof met max. 30% nitromethaan overschakelen.
Het kan dan wel gebeuren dat de motor geen tevredenstellende rijprestaties meer vertoont als u naar een brandstof met minder nitromethaan terugkeert.
Als u voortdurend met een brandstof met veel nitromethaan wilt rijden, raden wij u daarenboven aan om de voorhanden cilinderdichting te vervangen door een cilinderdichting die 0,1 mm dikker is om de compressie te verminderen.
Als u de compressie niet vermindert, kan dit oververhitting van de motor en fouten bij het rijden tot gevolg hebben!
STATIONAIR-MENGSELREGELSCHROEF JUSTEREN
- Start de motor en justeer de hoofdsproeier zoals boven beschreven.
- Neem gas weg tot de centrifugaalkoppeling niet meer grijpt en de wielen niet meer draaien als u het modelvoertuig van de grond neemt.
- Laat de motor ca. 10 - 15 sec. stationair draaien.
- Terwijl u het modelvoertuig in uw hand houdt, moet u één keer kort en krachtig volgas geven.
Let erop dat u niet in contact komt met onderdelen die bewegen!
- Als de motor uitgaat zodra u volgas geeft, is het stationair mengsel te arm.
- Verrijk het mengsel door de schroef 1/16 slag uit te draaien terwijl de motor uitgeschakeld is.
- Start de motor opnieuw en herhaal de procedure zo lang tot de overgang van stationair naar volgas zacht en spontaan gebeurt.
Het is normaal als de reactie een beetje vertraagd is.
- Als de motor bij een abrupte overgang van stationair naar volgas heftig rookt en zeer schor klinkt, is het mengsel te rijk.
- Verarm het mengsel door de schroef 1/16 slag in te draaien terwijl de motor uitgeschakeld is.
- Start de motor opnieuw en herhaal de procedure zo lang tot de overgang van stationair naar volgas zacht en spontaan gebeurt.
Het is normaal als de reactie een beetje vertraagd is.
- Rijd het modelvoertuig zoals u het gewend bent om een gevoel te krijgen hoe de motor op snelheidswisselingen reageert.
- Verander de instellingen zo lang tot de ontwikkeling van het vermogen overeenkomt met uw wensen.
Als u deze instellingen gedaan heeft, moet ook de smooraanslag gejusteerd worden.
GASKLEPAANSLAGSCHROEF (STATIONAIRSCHROEF) JUSTEREN
De stationair-mengselregelschroef regelt het stationair toerental via de positie van de carburateurschuif (de gasklepaanslag). Hoe groter de carburateurdoorlaat, des te hoger is het toerental. Als de regelschroef met de klok mee gedraaid wordt, wordt de doorlaat vergroot. Als de schroef tegen de klok ingedraaid wordt, gaat de schuif er meer in en wordt de spleet verkleind.
17
© REELY 01/08
Grundsätzlich gilt für die Einlaufphase:
- Niedrige Drehzahl
- Fettes Treibstoff-Luftgemisch
- Kurze Laufzeiten mit Abkühlphasen (jeweils ca. 3 Minuten)
- Einlaufzeit (reine Motorlaufzeit) insgesamt ca. 45 Minuten
KRAFTSTOFF:
Der Nitromethanzusatz im Modelltreibstoff erhöht die Zündfähigkeit des Treibstoffes und damit die Leistung des Motors. Verwenden Sie in der Einlaufphase einen Modelltreibstoff mit geringem Nitromethanzusatz, um eine Überhitzung des Motors zu vermeiden. Weiterhin sollte der Treibstoff einen höheren Ölanteil haben (“fette” Vergasereinstellung), da so die Schmierung des Motors verbessert wird, bis Kolben und Zylinderbuchse eingelaufen sind.
Nachdem Sie den Treibstoff eingefüllt und wie vorstehend beschrieben den Motor gestartet haben, beginnen Sie mit dem Einlaufen des Motors.
1. EINLAUFPHASE:
Stützen Sie das Modell so ab, dass die Räder frei in der Luft hängen und führen Sie die 1. Einlaufphase bei stehendem Modell durch!
Um später das volle Leistungsspektrum nutzen zu können, sollte der Motor zwei bis vier Tankfüllungen bei “fetter” Vergasereinstellung mit Wechselgas laufen. Diese zeigt sich an kräftiger weißer Rauchentwicklung aus dem Auspuff.
- Nach jedem Motorlauf (Tankfüllung) ist eine ausreichende Abkühlphase einzulegen.
- Danach kann das Gemisch durch Hineindrehen der Hauptdüsennadel schrittweise abgemagert werden.
- Lassen Sie den Kerzenstecker aufgesteckt und lassen Sie den Motor für ca. 1 Minute ohne Gas zu geben warmlaufen.
- Dazu gegebenenfalls die Hauptdüsennadel ein wenig herausdrehen (der Durchfluß wird größer)
- Nehmen Sie den Kerzenstecker nach Ablauf der Warmlaufzeit von einer Minute wieder ab.
- Lassen Sie den Motor ca. 2 - 3 Minuten mit zwischengeschalteten Abkühlphasen laufen. Erhöhen Sie dabei die Drehzahl nur leicht mit kurzen Gasstößen. Der Motor läuft dabei sehr rau und das Modell bewegt sich nur unwillig.
- Stellen Sie den Motor nach 2 - 3 Minuten ab
- Lassen Sie den Motor etwa 10 Minuten abkühlen.
2. EINLAUFPHASE
- Stellen Sie den Motor geringfügig magerer ein, indem Sie die Hauptdüsennadel eine achtel Umdrehung wieder hereindrehen und starten Sie ihn dann neu.
- Lassen Sie den Motor erneut ca. 2 - 3 Minuten mit zwischengeschalteten Abkühlphasen laufen.
Der Motor soll jetzt das Gas etwas besser annehmen, Rauchentwicklung ist aber noch vorhanden. Dreht der Motor nur kurz hoch und stellt dann ab, die Hauptdüsennadel wieder etwas herausdrehen.
- Stellen Sie den Motor wieder ab und
- lassen Sie ihn wieder für 10 Minuten abkühlen.
- Wiederholen Sie diesen Vorgang und magern Sie dabei das Gemisch jedesmal geringfügig ab.
3. EINLAUFPHASE
Drei weitere Tankfüllungen kann jetzt das Fahrzeug mit langsamer Geschwindigkeit (max. 1/2 Gas) gefahren werden Eine zu magere Gemischeinstellung führt zu Überhitzung und zu Festgehen des Motors.
Für eine lange Motorlebensdauer sollten Sie eine leicht fette Vergasereinstellung und einen Kraftstoff mit ausreichendem Ölanteil (mind. 16%) bevor
-
zugen.
Insgesamt soll die reine Fahrzeit (Motor-Laufzeit) ca. 45 Minuten betragen.
Nach dieser Zeit sollte der Motor eingefahren sein. Sie erkennen, dass der Motor eingelaufen ist, wenn er sich im kalten Zustand und ohne Zündkerze ohne spürbaren Widerstand durchdrehen lässt.
Erst jetzt dürfen Sie den Motor mit voller Leistung betreiben.
EINLAUFVORSCHRIFTEN FÜR DEN MOTOR
4.9
4 VORBEREITUNGEN
18
Bedienungsanleitung 4WD Stadium Buggy Chassis COUGAR 4.1 No. 23 50 63 / 23 49 68
5 FAHRBETRIEB
Reichern Sie das Gemisch durch Nachjustieren der Hauptdüsennadel wieder an, aber lassen Sie die Einstellung so mager, dass das Modell optimal läuft.
ACHTUNG! Es ist von höchster Wichtigkeit, dass das Gemisch niemals zu sehr abgemagert wird!
Bedenken Sie, dass die Motorschmierung über das im Treibstoff enthaltene Öl erfolgt.
Zu wenig Öl im Luft/Treibstoffgemisch führt zu einer Überhitzung des Motors und einem Festgehen des Kolbens wegen mangelhafter Schmierung.
Während des Betriebes sollte immer eine leichte weiße Rauchfahne aus dem Auspuff sichtbar sein. Falls nicht, stoppen Sie sofort den Motor und reichern Sie das Gemisch an.
Achten Sie weiterhin darauf, dass der Zylinderkopf ausreichend von Luft umströmt wird, um ein Überhitzen zu vermeiden. Bringen Sie evtl. einen entsprechenden Ausschnitt in der Karosserie an.
Die optimale Betriebstemperatur des Motors beträgt ca. 100 - 120°C. Überprüfen Sie die Temperatur mit einem Tropfen Wasser auf dem Kühlkopf: verdunstet das Wasser schlagartig, ist der Motor zu heiß. Bei Betriebstemperatur verdunstet das Wasser nach 3 - 4 Sekunden.
- Vergewissern sie sich, dass Sender- und Empfängerakkus vollständig geladen sind.
- Überprüfen Sie die Reichweite des Fernsteuersenders und die Funktion der RC-Anlage.
- Fahren Sie das Modell möglichst immer mit hohen Drehzahlen!
- Vermeiden Sie kurze, heftige Gasstöße, wenn Sie langsam fahren wollen!
- Vermeiden Sie häufiges Langsamfahren mit schleifender Kupplung!
- Fahren Sie stets mit aufgesetzter Karosserie.
Sie schützen so sich selbst vor Verbrennungen bei versehentlichem berühren von Motor und Krümmer und die Einbauteile vor aufgewirbelten Steinen.
Bedenken Sie, daß die Bedienung von funkferngesteuerten Modellfahrzeugen schrittweise erlernt werden muß.
Beginnen Sie mit einfachen Fahrübungen, z. B. einer Kreisfahrt
- Verwenden Sie einfache Plastikbecher als Pylonen, mit denen Sie einen beliebigen Kurs abstecken.
- Machen Sie sich mit dem Kurvenfahrverhalten vertraut.
- Üben Sie das Steuern, während das Modell auf Sie zu fährt!
TREIBSTOFF
Die Wahl des geeigneten Treibstoffs hat deutlichen Einfluss auf die Leistungsentfaltung des Motors. Der Nitromethanzusatz im Modelltreibstoff erhöht die Zündfähigkeit des Treibstoffes und damit die Leistung des Motors. Der Ölanteil im Treibstoff sorgt für die Schmierung des Motors, der Motor ist “selbstschmierend”. In der Einlaufphase soll ein spezieller RC-Car Treibstoff mit maximal 16% Nitromethan verwendet werden. Nachdem der Motor vorschriftsmäßig eingefahren wurde (nach einer reinen Laufzeit von ca. 45 Minuten), können Sie zu einem Treibstoff mit maxi­mal 25% Nitromethan-Anteil wechseln.
Verwenden Sie niemals Treibstoff für RC-Flugmotoren! Dieser Treibstoff besitzt einen zu geringen Ölanteil (zu geringe Schmierung), was zu einem Überhitzen des Motors und in Folge zu schweren Schäden führt.
GLÜHKERZE
Ebenfalls Einfluss auf die Motorleistung hat die Wahl der Glühkerze. Für die Einlaufphase sollten Sie eine “heiße” Glühkerze (auch für Hochleistungsmotoren) verwenden. Nach dem Einfahren können Sie zu einer Glühkerze mit mittlerem oder “kaltem” Wärmewert wechseln.
Verwenden Sie niemals Glühkerzen für 4-Takt Flugzeugmotoren! Eine falsche Glühkerze lässt den Motor fehlerhaft laufen und erschwert die Motorabstimmung.
Überspannung und Überhitzung kann die Glühkerze zerstören. Achten Sie auf die Leistungsdaten und glühen Sie mit der korrekten Spannung vor, und klemmen Sie sofort die Spannung ab, nachdem der Motor gestartet ist.
LUFTFILTER
Fahren Sie niemals ohne Luftfilter!
Der Luftfilter verhindert das Eindringen von Verunreinigungen über die Ansaugluft in den Motor. Schon kleine Staubteilchen, die über die Ansaugluft zwischen Laufbuchse und Kolben gelangen, können Kolbenstecker oder Kolbenklemmer verursachen und so den Motor zerstören und Folgeschäden im Antriebsstrang bewirken. Befeuchten Sie den Luftfilter zusätzlich mit dünnflüssigem Maschinenöl um auch feinsten Staub herauszufiltern.
EMPFEHLUNGEN FÜR DEN BETRIEB
5.1
5 FAHRBETRIEB
115
© REELY 01/08
Na het inlopen van de motor is het modelvoertuig in principe bedrijfsklaar en startklaar.
De rijeigenschappen van het modelvoertuig zijn zowel geschikt voor beginnelingen als voor gevorderde coureurs. Met de rijkunst worden de eisen aan het modelvoertuig echter ook hoger. Deze eisen zijn afhankelijk van de rijstijl van de betreffende coureur en van zijn ambities, hetzij de hoge eindsnel­heid, het maximale koppel, „just for fun“ of toepassingen bij wedstrijden.
TUNING
Het Stadium Buggy chassis „COUGAR 4.1” overtuigt de geambitioneerde modelcoureur door tal van mogelijkheden om het onderstel af te stemmen. Via spanschroeven in de bovenste wieldraagarmen kan de wielvlucht van de voor- en achterwielen traploos in een breed bereik ingesteld worden. Met de
spanschroeven in de rechter en linker spoorstang kan ook het spoor traploos en op fijne wijze afgesteld worden. De veervoorspanning van de vier hydraulische schokdempers en de progressiviteit van de demping kan met veervoorspanners en door het wijzigen van de invalshoek van de schokdempers ingesteld worden.
Tot het toebehoren behoren siliconenoliën met een verschillende viscositeit voor de hydraulische schokdempers en differentieeloliën met een verschillende viscositeit waarmee u de sperwerking van de differentiëlen van de voor/achteras kunt beïnvloeden.
Voordat u met de werkzaamheden bij het modelvoertuig begint, moet u de noodzakelijke onderdelen toevoegen en het benodigde gereedschap klaarleggen.
De werkplek moet voldoende groot en goed verlicht zijn. Het werkoppervlak moet glad, schoon en een goede bescherming tegen olievlekken, brandstof, enz. bieden.
Gebruik geen accuschroevendraaier! Vooral zelftappers van kunststof moeten met gevoel aangedraaid worden zodat de gesneden schroef­draad niet uitscheurt. Leg een doek (uni, licht) op het werkoppervlak zodat kleine vallende delen (zoals bv. schroeven) goed zichtbaar blijven liggen en niet van de tafel rollen.
MOTOR
De 4,1 cc motor van het Stadium Buggy “COUGAR 4.1” is luchtgekoeld. Dit betekent dat de rijwind voor de koeling van de motor moet zorgen (rijwindkoeling). Vermijd daarom, als het mogelijk is, om het voertuig te versnellen met veelvuldige en heftige wisselingen van de snelheid (door kort stotend gas te geven vanuit een laag toerentalbereik en vervolgens met rukken het toerental terug te nemen). De kortstondige hoge toerentallen verhitten de motor zeer zonder dat er een evenredige koeling is door de rijwind zoals het geval zou zijn bij een constant rijden met een hoog toerental (hoge snelheid). Als gevolg van de oververhitting van de motor kan de zuiger in de cilinder blijven steken en kan de aandrijving abrupt blokkeren. Hierdoor kan er gevolgschade in de volledige aandrijving ontstaan.
Als u met lagere snelheid rijdt, rijd dan met een toerental dat overeenkomt met de gewenste snelheid. Maar: bij een constante langzame snelheid krijgt de motor weliswaar nog koeling door de rijwind, maar kan er schade aan de koppeling (slijtage,
oververhitting door slippende koppeling) ontstaan.
KOPPELING
Het vermogen van de motor wordt via de automatische 2-versnellingsbak op de aandrijving overgebracht.
- Bij een stationair toerental pakt de koppeling nog niet en het modelvoertuig blijft met een draaiende motor staan.
- Bij een langzame verhoging van het toerental “slipt” de koppeling, het voertuig begint te rijden resp. rijdt langzaam.
Net als bij een gewone personenauto kan een langdurig laten slippen van de koppeling ertoe leiden dat de koppelingsbekleding “in
rook opgaat” resp. “afbrandt”.
- Pas bij hoge toerentallen van de motor “pakt” de koppeling, het toerental van de motor wordt zonder slippen op de aandrijving overgedragen. De slijtage van de koppelingsbekleding is nu het kleinst.
- Veelvuldig heftig wisselen van de snelheid door kort stotend gas te geven en het toerental met een ruk terug te nemen vermindert eveneens de levensduur van de koppelingsbekleding. Met het kort stotend gas geven en bij het laten slippen van de koppeling bereikt u weliswaar een langzame rijsnelheid, maar ten koste van de koppeling.
KOGELLAGERS
Het oververhitten van de motor en/of de koppeling heeft ook een effect op de lagers van de koppelingsklok. Uitlopen en verharsen van het kogellagervet (drooglopen van de lagers) en verschillend uitzetten van de kogels en van de loopkooi leiden bij te grote oververhitting tot vastlopen van de kogels. Als de kogels niet meer vrij kunnen draaien, ontstaat er verlies van vermogen door wrijving en daarbij ook extra verhitting van de motoras.
EFFECT VAN DE RIJSTIJL OP DE VERSCHILLENDE ONDERDELEN
5.2
6 SET-UP
SET-UP6
114
Gebruiksaanwijzing 4WD Stadium Buggy Chassis COUGAR 4.1 No. 23 50 63 / 23 49 68
5 RIJMODUS
Maak het mengsel weer rijker door de hoofdsproeier bij te stellen, maar laat het mengsel zo arm dat het modelvoertuig optimaal loopt.
OPGELET! Het is zeer belangrijk dat het mengsel niet te arm wordt! Denk eraan dat de smering van de motor door de olie in de brandstof gebeurt. Te weinig olie in het lucht/brandstofmengsel zal oververhitting van de motor en het vastlopen van de zuiger door een gebrekkige smering tot gevolg hebben. Tijdens het gebruik moet er steeds een lichte witte rookpluim uit de uitlaat komen. Indien niet moet u de motor
onmiddellijk stoppen en het mengsel verrijken.
Let er verder op dat de cilinderkop voldoende door lucht omstroomd wordt om oververhitting te voorkomen. Maak eventueel een uitsnijding in de carrosserie.
De optimale bedrijfstemperatuur van de motor bedraagt ca. 100 - 120°C. Controleer de temperatuur met een druppel water op de koelkop: als het water onmiddellijk verdampt, is de motor te warm. Bij een juiste bedrijfstemperatuur zal het water na 3 - 4 seconden verdampen.
- Zorg ervoor dat de zender- en ontvangeraccu´s volledig opgeladen zijn.
- Controleer de reikwijdte van de afstandsbediening en de functie van de RC-installatie.
- Laat het modelvoertuig indien mogelijk steeds met een hoog toerental rijden!
- Als u langzaam wilt rijden, vermijd dan kort en heftig gas geven!
- Vermijd veelvuldig langzaam rijden met een slippende koppeling!
- Rijd steeds als de carrosserie geplaatst is.
Zo beschermt u zichzelf tegen verbrandingen als u de motor en het spruitstuk per ongeluk aanraakt en worden de componenten tegen opstuivende steentjes beschermd.
Denk eraan dat de bediening van radiogestuurde modelvoertuigen geleidelijk aan geleerd moet worden.
Begin met eenvoudige oefeningen (bv. bochtjes rijden).
- Gebruik gewone plastic bekertjes als pylonen om een bepaalde route af te bakenen.
- Maak u vertrouwd met het bochtgedrag van het voertuig.
- Oefen het sturen terwijl het voertuig naar u toe rijdt!
- Begin met een Dual Rate instelling van 100%.
BRANDSTOF
De keuze van een geschikte brandstof heeft een grote invloed op de ontwikkeling van het vermogen van de motor. De bijmenging van nitromethaan in modelbrandstof verhoogt de ontbrandbaarheid van de brandstof en daarmee de prestatie van de motor. De olie in de brandstof zorgt voor de smering van de motor, de motor is dus “zelfsmerend”. In de inloopfase moet u speciale brandstof voor RC-Cars gebruiken met maximaal 15% nitromethaan. Nadat de motor volgens de voorschriften ingelopen is (na een zuivere looptijd van ca. 45 minuten), kunt u overgaan naar een brandstof met maximaal 25% nitromethaan.
U mag nooit brandstof voor RC-vliegtuigmotoren gebruiken! Deze brandstof heeft te weinig olie (te weinig smering). Dit kan oververhitting van de motor en als gevolg daarvan zware schade tot gevolg hebben.
GLOEIPLUG
Ook de keuze van de gloeiplug heeft een invloed op de prestatie van de motor. Voor de inloopfase moet u een „warme“ gloeiplug gebruiken (ook voor hoogrendementmotoren). Na het inrijden kunt u naar een gloeiplug met een gemiddelde of „koude“ warmtewaarde overschakelen.
Gebruik nooit gloeipluggen voor viertakt vliegtuigmotoren! Een verkeerde gloeiplug zal de motor verkeerd doen draaien en zal de afstelling bemoeilijken.
Overspanning en oververhitting kunnen de gloeiplug vernielen. Let op de technische specificaties, gloei met een correcte spanning en klem onmiddellijk de spanning af nadat de motor gestart is.
LUCHTFILTER
Rijd nooit zonder luchtfilter!
De luchtfilter verhindert dat verontreinigingen via de aanzuiglucht in de motor binnendringen. Reeds kleine stofdeeltjes die via de aanzuiglucht tussen de glijlagerbus en de zuiger komen kunnen het vastlopen of blokkeren van de zuiger tot gevolg hebben en zo de motor vernielen en gevolgschade aan de aandrijving veroorzaken. Bevochtig de luchtfilter bijkomend met dunvloeibare smeerolie om ook heel fijn stof eruit te filteren.
AANBEVELINGEN VOOR HET GEBRUIK
5.1
5 RIJMODUS
19
© REELY 01/08
MOTOR
Der 4,1 ccm Motor des Stadium Buggy Chassis „COUGAR 4.1“ ist luftgekühlt. Das heißt, dass der Fahrtwind die Kühlung des Motors übernehmen muß (Fahrtwindkühlung). Vermeiden Sie daher nach Möglichkeit, das Fahrzeug mit häufigen, heftigen Lastwechseln (durch kurze Gasstöße aus dem niedrigen Drehzahlbereich und anschließend ruckartiges Zurücknehmen der Drehzahl) zu beschleunigen. Die kurzzeitig hohen Drehzahlen erhitzen den Motor stark, ohne dass eine entsprechende Kühlung durch den Fahrtwind sichergestellt ist, wie es bei kontinuierlicher Fahrt mit hoher Drehzahl (hoher Geschwindigkeit) der Fall wäre. Als Folge einer Überhitzung des Motors könnte der Kolben in der Laufbuchse steckenbleiben (Kolbenstecker) und den Antrieb schlagartig blockieren. Dabei können Folgeschäden im gesamten Antriebsstrang auftre­ten.
Fahren Sie im Teillastbereich mit einer der gewünschten Geschwindigkeit entsprechenden Drehzahl. Aber: Bei kontinuierlicher Langsamfahrt ist zwar die Kühlung des Motors durch den Fahrtwind noch gegeben, dafür
können Schäden an der Kupplung (Abnutzung, Überhitzung durch schleifende Kupplung) auftreten.
KUPPLUNG
Die Leistung des Motors wird über das automatische Zweiganggetriebe auf den Antriebsstrang übertragen.
- Bei Leerlaufdrehzahl greift die Kupplung noch nicht, das Modell bleibt mit laufendem Motor im Stand.
- Bei langsamer Drehzahlerhöhung “schleift” die Kupplung, das Fahrzeug fährt an bzw. fährt langsam.
Wie bei einem “manntragenden” PKW kann ein längerdauerndes Schleifenlassen der Kupplung zu einem “Verrauchen” bzw. “Ab-
brennen” der Kupplungsbeläge führen.
- Erst bei hohen Motordrehzahlen “greift” die Kupplung, die Motordrehzahl wird ohne Schlupf auf den Antriebsstrang übertragen.
Der Verschleiß an Kupplungsbelägen ist jetzt am geringsten.
- Häufige, heftige Lastwechsel durch kurze Gasstöße und ruckartiges Zurücknehmen der Drehzahl reduzieren ebenfalls die Lebensdauer der Kupplungsbeläge. Mit kurzen Gasstößen ebenso wie beim Schleifenlassen der Kupplung erreichen Sie eine langsame Fahrgeschwindigkeit, aber zu Lasten der Kupplung.
LAGER
Eine Überhitzung des Motors und / oder der Kupplung wirkt sich auch auf die Lager der Kupplungsglocke aus. Auslaufen und Verharzen des Lagerfettes (Trockenlaufen des Lagers) sowie unterschiedliche Ausdehnung der Kugeln und des Laufkäfigs bei übermäßi­ger Erhitzung führen zu einem Festsetzen der Kugeln. Wenn sich die Kugeln nicht mehr frei drehen können, gibt es Reibungsverluste und damit eine zusätzliche Erhitzung der Motorwelle.
Nach dem Einlaufen des Motors ist das Modell grundsätzlich betriebsbereit und fahrtüchtig. Die Fahreigenschaften des Modells eignen sich sowohl für erste Fahrversuche, als auch für den fortgeschrittenen Piloten. Mit dem fahrerischen Können wachsen jedoch auch die Ansprüche an das Modell. Diese Ansprüche sind abhängig vom Fahrstil des jeweiligen Piloten und von seinen Ambitionen, seien es hohe Endgeschwindigkeit, maximales Drehmoment, “Just for Fun” oder Wettbewerbseinsatz.
TUNING
Das Stadium Buggy Chassis „COUGAR 4.1“ überzeugt den ambitionierten Modellpiloten durch zahlreiche Möglichkeiten der Fahrwerksabstimmung. Über Spannschrauben in den oberen Querlenkern lässt sich der Sturz der Vorder- und Hinterräder in einem weiten Bereich stufenlos einstellen. Spannschrauben in der rechten und linken Spurstange erlauben ebenfalls eine stufenlose Feineinstellung der Spur. Die Federvorspannung der vier Öldruckstoßdämpfer sowie die Progressivität der Dämpfung kann durch Einsetzen von Federvorspannern und über die Veränderung des Anstellwinkels der Öldruckstoßdämpfer eingestellt werden.
Im Zubehör erhalten Sie Silikonöle unterschiedlicher Viskosität für die Öldruckstoßdämpfer, mit denen Sie die Dämpfungswirkung beeinflus­sen können, sowie Differenzialöle unterschiedlicher Viskosität, mit denen Sie die Sperrfunktion der Differenziale verändern können.
AUSWIRKUNGEN DER FAHRWEISE AUF EINZELNE BAUTEILE
5.2
6 SET-UP
Bevor Sie mit den Arbeiten am Modell beginnen, ergänzen Sie die erforderlichen Zubehörteile und legen Sie die benötigten Werkzeuge bereit.
Der Arbeitsplatz muß ausreichend groß und gut ausgeleuchtet sein. Die Arbeitsfläche sollte glatt, sauber und strapazierfähig sein (gegen Ölflecken, Treibstoff, etc.).
Verwenden Sie keine Akkuschrauber! Besonders Schneidschrauben in Kunststoff müssen mit Fingerspitzengefühl angezogen werden, damit das geschnittenen Gewinde nicht ausreisst. Legen Sie ein Tuch (einfarbig, hell) auf die Arbeitsfläche, damit heruntergefallene Kleinteile wie z. B. Schrauben gut erkennbar liegenblei­ben und nicht vom Tisch rollen.
SET-UP6
Loading...
+ 47 hidden pages
Buy Points How it Works FAQ Contact Us Questions and Suggestions Privacy Policy Cookie Policy Terms of Use