PANASONIC DMCGF2EB, DMCGF2EC, DMCGF2EG User Manual [nl]

Page 1
Gebruiksaanwijzing
voor geavanceerde kenmerken
Digitale Camera
Model Nr. DMC-GF2
Gelieve deze gebruiksaanwijzing volledig door te lezen alvorens dit apparaat in gebruik te nemen.
VQT3H76
Page 2

Inhoud

Voor Gebruik
Standaardaccessoires...............................5
Namen en functies van de
componenten ............................................6
Over de Lens...........................................12
Voorbereiding
Losmaken/Vastmaken van de lens .........15
Het bevestigen van de Schouderriem .....17
Opladen van de Batterij...........................18
• Uitvoertijd en aantal te maken
beelden bij benadering .....................21
Invoering en verwijdering van de kaart
(optionele)/batterij ...................................24
Over de -kaart.........................................25
• Kaarten die met dit toestel gebruikt
kunnen worden .................................25
• Approximatief aantal opneembare
beelden en werktijd...........................26
De datum en de tijd instellen
(Klokinstelling).........................................28
Basiskennis
De [OPNAME] Functie Selecteren ..........30
Een foto maken.......................................32
• Scherpstellen tijdens het
fotograferen (AFS/AFC)....................32
• Het maken van beelden met uw favoriete instellingen
(AE-programmafunctie) ....................34
• Foto’s maken met gebruik van de
Touch Shutter functie........................37
Beelden weergeven ................................38
• De op het terugspeelscherm Afgebeelde Informatie veranderen ...39
Opname Bewegend Beeld ......................43
• Scherpstellen tijdens het opnemen
van een video (Continu AF) ..............43
• Opname Bewegend Beeld ................44
Bewegende beelden terugspelen............46
Beelden maken m.b.v. de automatische functie (Intelligente Automatische
Functie) ...................................................48
Beelden wissen .......................................53
Menu instellen .........................................55
• Menuonderdelen instellen .................56
Het Snelmenu instellen ...........................58
Over het set-up Menu..............................60
Opnemen
Omschakelen van de weergave van de
LCD-monitor............................................67
• Omschakelen van de informatie die
op het opnamescherm
weergegeven wordt...........................67
Beelden maken met de zoom..................69
• Gebruik van de Optische Zoom/
Gebruik van de Extra Tele Conversie (EX)/Gebruik van de
Digitale Zoom....................................69
Beelden maken met de ingebouwde
flits...........................................................71
• Naar de geschikte flitsinstelling
schakelen..........................................71
Optische beeldstabilisator .......................76
Belichtingscompensatie...........................78
Opnamen maken met de burstfunctie .....79
Opnamen maken met gebruik van Auto
Bracket ....................................................81
Opnamen maken met de
zelfontspanner.........................................83
De focusmethode instellen
(AF-functie)..............................................85
Opnamen maken met handmatig
scherpstellen ...........................................91
De witbalans instellen..............................93
De lichtgevoeligheid instellen ..................98
Opnamen maken door het diafragma/
de sluitertijd te specificeren...................100
• AE-openingsvoorrang .....................100
• AE-sluitervoorrang ..........................100
Beeld maken door de belichting
handmatig in te stellen ..........................102
Gebruik van de functieknop...................104
• Zet de instelling van focus en belichting vast
(AF/AE-vergrendeling) ....................105
• Controleer de effecten van diafragma en sluitertijd
(Preview-functie) .............................106
- 2 -
Page 3
Beelden maken die met de scène die opgenomen wordt overeenkomen
(Scènefunctie) .......................................107
• [PORTRET].....................................107
• [GAVE HUID] ..................................108
• [LANDSCHAP]................................108
• [ARCHITECTUUR]..........................108
• [SPORT]..........................................108
• [SCHERPTEDIEP]..........................109
• [BLOEM] .........................................109
• [VOEDSEL].....................................110
• [OBJECTEN] ...................................110
• [NACHTPORTRET] ........................110
• [NACHTL. SCHAP] .........................111
• [VERLICHTING]..............................111
• [BABY1]/[BABY2]............................112
• [HUISDIER] .....................................113
• [PARTY]..........................................113
• [ZONSONDERG.] ...........................113
Foto’s maken tijdens terwijl de kleur ingesteld wordt
(My Colour functie)................................114
Opnamen maken in de
Standaardfunctie ...................................117
Een beeld maken met
Gezichtsdetectie functie........................119
Nuttige functies op
reisbestemmingen.................................125
Tekst Invoeren ......................................128
Het functiemenu [OPNAME]
gebruiken ..............................................129
• [ASPECTRATIO].............................129
• [FOTO RES.]...................................130
• [KWALITEIT]...................................131
• [GEZICHT HERK.] ..........................131
• [FOCUSFUNCTIE]..........................132
• [QUICK AF].....................................132
• [MEETFUNCTIE] ............................133
• [FLITS] ............................................134
• [RODE-OGEN CORR] ....................134
• [I.RESOLUTIE]................................134
• [INT.DYNAMIEK] (Intelligent
dynamic range control) ................... 135
• [ISO-LIMIET]...................................135
• [ISO VERHOGING].........................135
• [LANG SL.N.RED]...........................136
• [EXTRA TELE]................................136
• [DIG. ZOOM]...................................136
• [BURSTSNELH.].............................136
• [AUTO BRACKET]..........................136
• [ZELF ONTSP.]...............................137
• [BEELDINSTELL.]...........................137
• [KLEURRUIMTE] ............................138
• [STABILISATIE] ..............................138
Het functiemenu [BEWEGEND BEELD]
gebruiken...............................................139
• [OPNAMEFUNCTIE].......................139
• [OPN. KWALITEIT] .........................140
• [CONTINU AF] ................................141
• [WINDREDUCTIE] ..........................141
• [MICR. WEERG.] ............................141
• [MICR. INSTELLEN] .......................141
• [ANTIFLIKKERING].........................141
Gebruik van het [VOORKEUZE]
Menu .....................................................142
Afspelen/Bewerken
Creëren van foto’s uit een video............148
Het functiemenu [AFSPELEN]
gebruiken...............................................149
• [2D/3D-INST.]..................................149
• [DIASHOW].....................................149
• [AFSPEELFUNCTIE] ......................151
• [TITEL BEW.] ..................................152
• [TEKST AFDR.]...............................153
• [SPLITS VIDEO]..............................155
• [NW. RS.] De beeldresolutie
(aantal pixels) reduceren ................156
• [BIJSNIJD.]......................................157
• [ASPECT CONV.] ...........................158
• [ROTEREN]/[LCD ROTEREN] ........159
• [FAVORIETEN] ...............................160
• [PRINT INST.] .................................161
• [BEVEILIGEN].................................163
• [GEZ.HERK. BEW.].........................164
- 3 -
Page 4
Aansluiten op andere apparatuur
Van 3D-beelden genieten .....................165
Beelden terugspelen op een
TV-scherm.............................................169
Opslaan van de opgenomen stilstaande beelden en bewegende
beelden .................................................176
Aansluiting op de PC.............................179
Beelden afdrukken ................................182
Overige
Optionele accessoires........................... 188
Schermdisplay.......................................192
Voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik ..................................................195
Waarschuwingen op het scherm ...........203
Problemen oplossen .............................206
- 4 -
Page 5

Voor Gebr uik

Voor Gebruik

Standaardaccessoires

Controleer of alle accessoires bijgeleverd zijn alvorens het toestel in gebruik te nemen.
De accessoires en de vorm ervan kunnen verschillen, afhankelijk van het land of het gebied
waar u de camera hebt gekocht. Voor details over de accessoires, de Basisgebruiksaanwijzing raadplegen.
Batterijpak wordt aangegeven als batterijpak of batterij in de tekst.
Batterijoplader wordt aangegeven als batterijoplader of oplader in de tekst.
De SD-geheugenkaart, de SDHC-geheugenkaart en de SDXC-geheugenkaart worden
aangegeven als kaart in de tekst.
De kaart is optioneel.
De beschrijving in deze handleiding is gebaseerd op de verwisselbare lens (H-H014).
Voor wat betreft de niet beschikbare functies, zoals [STABILISATIE] (P76) en de richtingsdetectiefunctie (P35), is de beschrijving in deze handleiding gebaseerd op de verwisselbare lens (H-FS014042).
Raadpleeg uw dealer of het dichtstbijzijnde servicecentrum als u meegeleverde accessoires
verliest. (U kunt de accessoires apart aanschaffen.)
- 5 -
Page 6
Voor Gebr uik

Namen en functies van de componenten

Camera
1 Sensor 2 Zelfontspannerlampje (P83)/
AF-lamp (P144) 3 Flits (P71) 4 Pasmarkering voor de lens (P15) 5 Bevestiging 6 Lensvergrendeling 7 Lensvrijgaveknop (P16)
1
4567
8 Flits-open-knop (P71) 9 Speaker (P47) 10 Functieknop achterop (P10) 11 Aanraakpaneel/LCD-monitor (P9, 38, 67,
192)
12 Afspeelknop (P38, 46) 13 [Q.MENU/Fn] knop (P11, 58, 89, 104)/
Verwijder-/Terugkeerknop 14 [MENU/SET] knop (P10, 56) 15 Cursorknoppen (P10)
3/ISO (P98)
1/WB (Witbalans) (P93)
2/AF-modusknop (P85)
4/[AANDRIJFMODE] knop
Deze knop stelt de gebruiker in staat om in de beeldopnamemodus een van de
volgende opties te selecteren.
Enkel (P34)/Burst (P79)/Auto bracket (P81)/Zelfontspanner (P83)
89
11 12 131014 15
32
- 6 -
Page 7
Voor Gebr uik
19 20 21 22 23
16 17 18
24
25 26
LOCKOPEN
2829 3027
16 Stereomicrofoon 17 Ontspanknop (P34) 18 Bewegend beeldknop (P44) 19 Focusafstand referentiemarkering (P92) 20 Bescherming flitsschoen (P8, 188, 190) 21 Toestel AAN/UIT (P28) 22 Statuslampje (P28) 23 Intelligente automatische knop (P48)
24 Lusje voor schouderriem (P17)
Zorg ervoor de schouderriem te bevestigen wanneer u het toestel gebruikt om ervoor te zorgen dat u deze niet zal laten vallen.
25 [HDMI] aansluiting (P171) 26 [AV OUT/DIGITAL] aansluiting (P169, 177,
179, 182)
27 Statiefbevestiging (P202)
Zet het statief goed vast als u het toestel erop bevestigt. Als de bevestigde lens in contact komt met de basis van het statief, gebruikt u dan de statiefadapter (DMW-TA1; optioneel).
28 Kaart/Batterijklep (P24) 29 DC-koppelaardeksel
Wanneer u een AC-adapter gebruikt, er voor zorgen dat de DC-koppelaar van Panasonic (optioneel) en de AC-adapter (optioneel) gebruikt worden.
30 Vrijgaveknop (P24)
(P191)
- 7 -
Page 8
Voor Gebr uik
33 343231
35 36 37 38 39 40 41
De bescherming van de flitsschoen verwijderen
Het toestel wordt geleverd met een bescherming voor de flitsschoen die op de flitsschoen bevestigd is. Om de optionele live-zoeker (P188) of de externe flitser
(P190) te gebruiken, dient u de bescherming van de
flitsschoen af te halen.
Verwijder de bescherming van de flitsschoen door eraan te trekken in de richting die aangeduid wordt door pijl 2 terwijl u er op duwt in de richting die aangeduid wordt door pijl 1.
Aantekening
Wanneer u de optionele live-zoeker of de externe flitser niet gebruikt, breng dan altijd de bescherming van de flitsschoen aan.
Let goed op dat u de bescherming van de flitsschoen niet verliest.
Wanneer u de bescherming van de flitsschoen niet gebruikt, ervoor zorgen geen vloeistof, zand
of iets anders in de verbindingsaansluitingen te laten komen.
De bescherming van de flitsschoen buiten het bereik van kinderen houden om het inslikken
ervan te voorkomen.
Lens H-H014 (LUMIX G 14 mm/F2.5 ASPH.)
31 Lensoppervlak 32 Focusring (P91) 33 Contactpunt 34 Pasmarkering voor de lens (P15)
H-FS014042 (LUMIX G VARIO 14– 42 mm/F3.5 –5.6 ASPH./MEGA O.I.S.)
35 Tele 36 Lensoppervlak 37 Focusring (P91) 38 Breed 39 Zoomring (P69) 40 Contactpunt 41 Pasmarkering voor de lens (P15)
- 8 -
Page 9
Voor Gebr uik
Aanraakpaneel
Dit touch panel is van het type dat druk detecteert.
Raak het scherm aan
Het aanraakpaneel aanraken en vrijgeven.
Verslepen
Een beweging zonder vrijgeven van het aanraakpaneel.
Gebruik deze manier om taken uit te voeren zoals het selecteren van iconen of beelden die op het touch panel weergegeven worden.
Dit zou niet goed kunnen werken wanneer er meerdere iconen tegelijk aangeraakt worden, probeer daarom de icoon in het midden aan te raken.
Gebruik deze manier om taken uit te voeren zoals: naar the volgende beeld gaan door horizontaal slepen of door de zone van het weergegeven beeld te veranderen. Dit kan ook gebruikt worden om taken uit te voeren zoals het omschakelen van het beeldscherm met gebruik van de schuifbalk.
Aantekening
Als u een in de kleinhandel verkrijgbare vloeibare kristallen
beschermblad gebruikt, gelieve de instructies volgen die u bij het blad krijgt. (Sommige vloeibare kristallen beschermvellen zouden zichtbaarheid of werking nadelig kunnen beïnvloeden.)
Oefen een beetje meer druk uit bij het aanraken als
beschermfolie aangebracht is dat gewoon in de handel verkrijgbaar is of als u denkt dat het toestel niet goed reageert.
Het aanraakpaneel zal niet werken als de hand die het toestel
vasthoudt het aanraakpaneel aanraakt.
Niet op de LCD-monitor drukken met harde puntige voorwerpen,
zoals balpennen.
Niet te werk gaan met uw nagels.
Wrijf de LCD-monitor schoon met droge zachte doek wanneer deze vuil wordt met
vingerafdrukken en dergelijke.
Niet krassen op de LCD-monitor of er hard op drukken.
Raadpleeg voor informatie over de iconen die op het aanraakpaneel weergegeven worden het
Schermdisplay op P192.
Over de styluspen
Het is gemakkelijker om voor een gedetailleerde werking de (bijgeleverde) styluspen te gebruiken of wanneer het moeilijk is het toestel met uw vingers te bedienen.
Alleen de meegeleverde styluspen gebruiken.
Deze niet daar plaatsen waar kleine kinderen erbij kunnen.
- 9 -
Page 10
Voor Gebr uik
Cursorknoppen/[MENU/SET] knop
Deze handleiding geeft de op-, neer-, links- en rechtsbeweging van de cursorknop als volgt weer, of als 3/4/2/1.
bijv.: Wanneer u op de 4 (neer) knopdrukt
of Druk op 4
Ook al wordt het toestel bediend met het aanraakpaneel, dan is het toch mogelijk het ook met de cursorknop en met de [MENU/SET] knop te bedienen, wanneer een gids weergegeven wordt, zoals de afbeelding rechts toont.
Cursorknop: Voert de selectie van items of de instelling van waarden, enz., uit. [MENU/SET]: De instellingsinhouden, enz., worden bevestigd.
Functieknop achterop
Er zijn 2 handelingen die u moet uitvoeren bij het gebruiken van de functieknop achterop, deze dient links- of rechtsom gedraaid te worden en vervolgens moet deze voor het beslissen ingedrukt worden.
Draaien: De selectie van items of de instelling van waarden wordt uitgevoerd tijdens de diverse instellingen. Indrukken: Handelingen die hetzelfde zijn als die van de [MENU/SET]-knop, zoals het vaststellen van instellingen, enz., worden tijdens de verschillende instellingen uitgevoerd.
Functieknop achterop wordt als volgt beschreven in deze handleiding.
bijv.: Naar links of rechts draaien bijv.: De functieknop achterop
indrukken
- 10 -
Page 11
Voor Gebr uik
[Q.MENU]-knop/Functieknop
A :[Q.MENU/Fn] knop
De [Q.MENU/Fn]-knop kan op twee manieren worden gebruikt: als [Q.MENU] (snelmenu) of als [Fn] (functieknop). Op het moment van aankoop staat de knop aanvankelijk op snelmenu. Om de instelling te veranderen, selecteert u dit met [Q.MENU/Fn] in het [VOORKEUZE] menu.
Enkele menu’s kunnen gemakkelijk opgeroepen worden als [Q.MENU] (snelmenu) geselecteerd is.
snelmenu.
Enkele functies kunnen gemakkelijk opgeroepen worden als [Fn] (functieknop) geselecteerd is. Raadpleeg P104 voor details over de functieknop.
Raadpleeg P58 voor details over het
- 11 -
Page 12
Voor Gebr uik

Over de Lens

Micro Four Thirds™ montagespecificatielens
Dit toestel kan de speciale lenzen gebruiken die compatibel zijn met de specificatie van de lensmontage van het Micro Four Thirds Systeem (Micro Four Thirds montage).
Selecteer een lens die bij de op te nemen scène past en bij het gebruik dat u van de beelden gaat maken.
Four Thirds™ montagespecificatielens
Een lens met Four Thirds montagekenmerken kan gebruikt worden met gebruik van de montageadapter (DMW-MA1; optioneel).
Leica montagespecificatielens
Als u de M-montageadapter of R-montageadapter (DMW-MA2M, DMW-MA3R; optioneel) gebruikt, kunt u Leica M Mount of Leica R Mount onderling verwisselbare lenzen gebruiken.
Voor bepaalde lenzen, zou de werkelijke afstand waarop het onderwerp scherp is enigszins
kunnen verschillen van de toegekende afstand.
Als een montageadapter voor een Leica lens gebruikt wordt, zet [OPN. ZONDER LENS]
(P147) dan op [ON].
Over de functies van uw lens
Afhankelijk van het type lens kan het zijn dat u niet in staat bent enkele functies te gebruiken,
zoals de richtingsdetectiefunctie (P35), [STABILISATIE] (P76) en [QUICK AF] (P132).
Het beschikbare flitslampbereik enz. hangt af van de diafragmawaarde van de lens die u
gebruikt.
Maak enkele testopnamen met de lens die u gebruikt.
De brandpuntlengte van de lens is twee keer die van een 35 mm filmcamera.
(Een lens van 50 mm is equivalent aan een lens van 100 mm) De brandpuntlengte van de 3D-verwisselbare lens kan nagekeken worden op de website. (P14)
- 12 -
Page 13
Voor Gebr uik
Verwisselbare lenzen die gebruikt kunnen worden met dit toestel en automatische scherpstelling / automatische openingswerking (Met ingang van december 2010)
(±: Bruikbaar, ¥: Sommige functies/kenmerken beperkt, —: Niet bruikbaar)
Lenstype
Micro Four Thirds montagespecificati elens
Onderling verwisselbare Lens (H-H014)
Onderling verwisselbare Lens (H-FS014042)
Onderling verwisselbare 3D-lens (H-FT012;
Wanneer u stilstaande
beelden maakt
Autofocus
([AFS],
[AFC])
([AFS],
[AFC])
Automatische
openingsinst
elling
±
±
————
±¥
±¥
terwijl u bewegende
beelden opneemt
¢4, 5
¢4, 5
Automatische
openingsinst
elling
¢7
¥
¢7
¥
Autofocus
optioneel)
Andere Micro Four Thirds montagespecificati
¢3
elens
±
([AFS],
[AFC])
±¥
¢4, 5
¢7
¥
Four Thirds
Andere Four Thirds montagespecificati
¢1
elens
montagespecificatie lens compatibel met contrast AF
Four Thirds montagespecificatie lens niet compatibel
¥
([AFS])
¢8
¥
([AFS])
±¥
±¥
¢6
¢6, 8
¢7
¥
¢7
¥
met contrast AF
Leica montagespecificati
¢2
elens
Verwisselbare lens voor Leica
————
- 13 -
Page 14
Voor Gebr uik
¢1 Montageadapter (DMW-MA1; optioneel) moet gebruikt worden met dit apparaat. ¢2 U heeft een Leica lens montageadapter (DMW-MA2M, DMW-MA3R; optioneel) nodig. ¢3 Deze functie wordt niet ondersteund door bepaalde Micro Four Thirds montagespecificatie
lenzen. Voor lenswerkingen, onze website bezoeken.
¢4 Wanneer u bewegend beeld opneemt, wordt de focus continu afgesteld voor zowel [AFS] als
[AFC] (P43).
¢5 AF-opsporing is langzamer dan de HD- bewegend beeld compatible lens, tevens zou het
geluid van de handeling van het automatisch scherpstellen opgenomen kunnen worden.
¢6 Automatische focus wordt alleen geactiveerd wanneer de sluiterknop tot de helft ingedrukt
wordt. Het geluid van automatische scherpstellingwerking zou op dat moment opgenomen kunnen worden.
¢7 Het bedrijfsgeluid van opening zou opgenomen kunnen worden. ¢8 De prestaties van de AF-functie kunnen anders zijn, afhankelijk van de gebruikte lens.
Raadpleeg de website voor details.
Raadpleeg de catalogi/website voor de meest recente informatie met betrekking tot compatibele lenzen.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
- 14 -
Page 15

Voorbereiding

Voorbereiding

Losmaken/Vastmaken van de lens

Controleer dat het toestel uitstaat.
Verander van lens in een plaats met weinig vuil of stof. Raadpleeg P197, P198 als vuil of stof
op de lens terechtkomen.
Een lens aanbrengen op de body van de camera
Draai de achterlensdop A en de bodylensdop B in de richting van de pijl los.
Kom niet met uw vingers aan de binnenkant van de vatting.
Breng de markeringen voor het aanbrengen van de lens C (rode markeringen) op de body en op de lens in één lijn en draai de lens dan in de richting van de pijl tot deze vastklikt.
Druk niet op de vrijgaveknop van de lens D als u
een lens aanbrengt.
Probeer de lens niet schuin op de camera te doen
omdat u hiermee de lensbevestiging kunt beschadigen.
Verwijder de lensdop.
- 15 -
Page 16
Voorbereiding
Een lens losmaken van de body van de camera
Bevestig de lensdop.
Maak de lens los door op de lensvrijgaveknop D te drukken en de lens zo ver mogelijk in de richting van de pijl te draaien.
Maak altijd de cameradop op de camera zodat er geen
stof of vuil in kan komen.
Doe de achterste lensdop op de camera zodat het
lenscontactpunt niet beschadigd raakt.
Aantekening
Er wordt aanbevolen om de lensdop of de (optionele) MC Protector aan te brengen, om het
lensoppervlak te beschermen, wanneer u het toestel met u meeneemt. (P191)
De lensbescherming gebruiken
Bij fel zonlicht of fel achtergrondlicht zal de lensbescherming de effecten van lens flare en ghosting minimaliseren. De lensbescherming houdt overmatig licht tegen en zorgt voor een betere beeldkwaliteit.
Aanbrengen van de (bloemvorige) lenskap die bij de verwisselbare lens geleverd is (H-FS014042)
De verwisselbare lens (H-H014) heeft geen lenskap.
Plaats de lensbescherming op de lens met de korte zijden boven en onder, en draai de lensbescherming zo ver mogelijk in de richting van de pijl.
A Passen op de markering.
Aantekening
Als u de lenskap tijdelijk losmaakt en meeneemt, bevestig de lenskap
dan in omgekeerde richting op de lens.
- 16 -
Page 17
Voorbereiding

Het bevestigen van de Schouderriem

We raden aan de schouderriem te bevestigen wanneer u het toestel gebruikt om het
vallen ervan tegen te gaan.
Haal de schouderriem door het lusje van de schouderriem op het toestel.
A: Lusje voor schouderriem
Haal het uiteinde van de schouderriem door de ring in de richting van de pijl en haal het vervolgens door de stopper.
Haal het uiteinde van de schouderriem door het gat aan de andere kant van de stopper.
Trek aan de andere kant van de schouderriem en controleer vervolgens dat deze er niet uit zal komen.
Voer stappen 1 tot 4 uit en bevestig
vervolgens de andere kant van de schouderriem.
Aantekening
Gebruik de schouderriem om uw schouder.
Draag hem niet om uw nek.Dit kan leiden tot letsel of ongevallen.
Bewaar de schouderriem niet waar er een kind bij kan.
De riem kan per ongeluk om hun nek gewikkeld raken.
- 17 -
Page 18
Voorbereiding

Opladen van de Batterij

Over batterijen die u voor dit toestel kunt gebruiken
Gebleken is dat op sommige markten namaakbatterijpakken te koop worden aangeboden die veel op de echte producten lijken. Sommige van deze batterijpakken zijn niet veilig genoeg om te voldoen aan de toepasselijke veiligheidsnormen. Deze batterijpakken kunnen brand of een explosie veroorzaken. Wij wijzen u erop dat wij niet aansprakelijk zijn voor ongevallen of storingen als gevolg van het gebruik van een namaakbatterijpak. Om het gebruik van veilige producten te garanderen, raden wij aan een echt Panasonic-batterijpak te gebruiken.
Gebruik hiervoor de oplader.
De camera heft een functie voor het onderscheiden van batterijen die veilig gebruikt kan
worden. De speciale batterij ondersteunt deze functie. De enige batterijen die geschikt zijn voor gebruik met dit toestel zijn originele Panasonic producten en batterijen die vervaardigd zijn door andere bedrijven en gecertificeerd zijn door Panasonic. (Batterijen die deze functie niet ondersteunen kunnen niet gebruikt worden). Panasonic kan op geen enkele wijze de kwaliteit, de prestatie of veiligheid van de batterijen garanderen die vervaardigd zin door andere bedrijven en die niet originele Panasonic producten zijn.
Opladen
De batterij wordt niet opgeladen voor de verzending. Laad dus de batterij eerst op.
Laad de batterij op met de oplader.
Steek de batterij in de goede richting.
- 18 -
Page 19
Voorbereiding
90°
plug-in-type
Steek de stekker van de oplader in het stopcontact.
Sluit de lader af van het stopcontact en
verwijder de batterij als het laden geheel klaar is.
inlaattype
Over het [CHARGE] lampje
Het [CHARGE] lampje wordt ingeschakeld: Het [CHARGE] lampje
start.
Het [CHARGE] lampje gaat uit: Het [CHARGE] lampje
zonder problemen voltooid is.
Als het [CHARGE] lampje knippert
De batterijtemperatuur is te hoog of te laag. Er wordt aanbevolen om de batterij opnieuw te
laden bij een omgevingstemperatuur tussen 10 oC en 30 oC.
De polen op de lader of op de batterij zijn vuil. Wrijf ze in dit geval schoon met een droge
doek.
A is ingeschakeld en het laden gaat van
A van de lader zal uitgaan als het laden
- 19 -
Page 20
Voorbereiding
Oplaadtijd
Oplaadtijd Ongeveer 120 min
De aangegeven oplaadtijd is voor wanneer de batterij geheel leeg is geraakt. De
oplaadtijd kan variëren afhankelijk van hoe de batterij gebruikt is. De oplaadtijd voor de batterij in hete/koude omgevingen of een batterij die lange tijd niet gebruikt is zou langer kunnen zijn dan anders.
Aantekening
Laat geen metalen voorwerpen (zoals clips) in de buurt van de contactzones van de
stroomplug. Anders zou er een brand- en/of elektrische shock veroorzaakt kunnen worden door kortsluiting of de eruit voortkomende hitte.
De batterij kan opnieuw geladen worden wanneer deze nog enigszins opgeladen is, maar het
wordt niet aangeraden dat de batterijlading vaak aangevuld wordt terwijl de batterij nog helemaal opgeladen is. (Aangezien het kenmerkende zwellen plaats zou kunnen vinden.)
- 20 -
Page 21
Voorbereiding

Uitvoertijd en aantal te maken beelden bij benadering

Batterijaanduiding
De batterijaanduiding wordt op het beeldscherm weergegeven. [Deze verschijnt niet wanneer u de camera gebruikt met de AC-adapter (optioneel).]
De weergave wordt rood en gaat knipperen wanneer de batterij bijna leeg is. (Het statuslampje
knippert ook) Laad de batterij opnieuw op of vervang haar door een nieuwe batterij.
Maken van stilstaande beelden [wanneer u de LCD-monitor gebruikt] (Volgens
CIPA-standaards in programma-AE-modus)
Als de verwisselbare lens (H-H014) gebruikt
Aantal beelden Ongeveer 320 opnamen
opnametijd Ongeveer 160 min
wordt
Als de verwisselbare lens (H-FS014042) gebruikt
Aantal beelden Ongeveer 300 opnamen
opnametijd Ongeveer 150 min
wordt
- 21 -
Page 22
Voorbereiding
Opnemen van stilstaande beelden [wanneer de optische live-zoeker (P188)
gebruikt wordt] (volgens CIPA-standaard in programma-AE-modus)
Als de verwisselbare lens (H-H014) gebruikt
Aantal beelden Ongeveer 330 opnamen
opnametijd Ongeveer 165 min
wordt
Als de verwisselbare lens (H-FS014042) gebruikt
Aantal beelden Ongeveer 310 opnamen
opnametijd Ongeveer 155 min
wordt
Opnamevoorwaarden volgens CIPA-standaard
CIPA is een afkorting van [Camera & Imaging Products Association].
Temperatuur: 23 oC/Vochtigheid: 50%RH wanneer de LCD-monitor aan staat.
Met een Panasonic SD-geheugenkaart (2 GB).
De geleverde batterij gebruiken.
Opname 30 seconden nadat het toestel aangezet is starten.
Om de 30 seconden opnemen, met volle flits om het tweede beeld.
Het toestel om de 10 opnamen uitzetten. Het toestel niet gebruiken totdat de batterijen
afgekoeld zijn.
Het aantal opnamen verschilt afhankelijk van de pauzetijd van de opname. Als de pauzetijd tussen de opnamen langer wordt, neemt het aantal mogelijke opnamen af. [Bijvoorbeeld, als u één beeld per twee minuten moest maken, dan zou het aantal beelden gereduceerd worden tot ongeveer één vierde van het aantal beelden die hierboven gegeven wordt (gebaseerd op één beeld per 30 seconden gemaakt).]
- 22 -
Page 23
Voorbereiding
Terugspelen (wanneer u de LCD-monitor gebruikt)
Als de verwisselbare lens (H-H014) gebruikt
Terugspeeltijd Ongeveer 250 min
wordt
Als de verwisselbare lens (H-FS014042) gebruikt
Terugspeeltijd Ongeveer 240 min
wordt
Aantekening
De uitvoertijden en aantal te maken beelden zullen verschillen afhankelijk van de omgeving en de gebruiksaanwijzing.
In de volgende gevallen worden de gebruikstijden bijvoorbeeld korter en wordt het aantal te maken beelden verminderd.
In omgevingen met lage temperatuur, zoals skihellingen.Gebruik [AUTO] van [LCD MODE] of [MODE1] van [LCD MODE] (P61).Als de flitser herhaaldelijk gebruikt wordt.
Wanneer de bedrijfstijd van de camera extreem kort wordt zelfs als de batterij goed opgeladen
is, zou de levensduur van de batterij aan zijn eind kunnen zijn. Koop een nieuwe batterij.
- 23 -
Page 24
Voorbereiding

Invoering en verwijdering van de kaart (optionele)/ batterij

Controleer of het toestel uit staat.
We raden een kaart van Panasonic aan.
Zet de vrijgavehendeltje in de richting van de pijl en open de batterij/kaartklep.
Altijd echte Panasonic batterijen gebruiken.
Als u andere batterijen gebruikt, garanderen wij
de kwaliteit van dit product niet.
Batterij: Doe deze er in totdat deze vergrendeld wordt door de hendel A terwijl u op de richting let waarin u deze zet. Zet het hendeltje A in de richting van de pijl om de batterij te verwijderen.
Kaart: Druk deze helemaal door totdat deze klikt en let op de richting waarin u deze erin doet. Om de kaart te verwijderen, de kaart helemaal doorduwen totdat deze klikt, trek deze er vervolgens rechtop uit.
B: De verbindingsuiteinden van de kaart niet
aanraken.
De kaart kan beschadigd worden als deze niet goed in het toestel zit.
LOCKOPEN
LOCKOPEN
1:Sluit de kaart/batterijklep.
LOCKOPEN
2:Zet de vrijgavehendeltje in de richting
van de pijl.
Als u de kaart/batterijklep niet helemaal kunt
sluiten, haalt u de kaart eruit en steekt u deze er weer in.
Aantekening
Haal de batterij uit het toestel na gebruik. De batterij opslaan in de batterijhouder
(bijgeleverd).
Een volle batterij raakt leeg als u deze lang niet gebruikt.
De geleverde batterij is alleen bedoeld voor dit toestel. Gebruik de batterij niet voor andere
apparatuur.
De batterij wordt warm na het gebruik/laden of tijdens het laden. Ook de fotocamera wordt
warm tijdens het gebruik. Dit is echter geen storing.
Voordat u de kaart of batterij eruit haalt, het toestel uitzetten en wachten totdat de stroomlamp
helemaal uitgegaan is. (Anders zou dit apparaat niet meer normaal kunnen werken en zou de kaart zelf beschadigd kunnen worden of zouden de beelden verloren kunnen gaan.)
- 24 -
Page 25
Voorbereiding

Over de -kaart

Kaarten die met dit toestel gebruikt kunnen worden

De volgende kaarten die overeenstemmen met de SD-videostandaard kunnen gebruikt worden met dit toestel. (Deze kaarten worden aangeduid als kaart in de tekst.)
Type kaart dat gebruikt kan
worden met dit toestel
SD-geheugenkaart (8 MB tot 2 GB)
SDHC-geheugenkaart (4 GB tot 32 GB)
SDXC-geheugenkaart (48 GB, 64 GB)
Alleen kaarten die het SDHC logo (dat aangeeft dat de kaart overeenstemt met de SD-videostandaards) hebben, mogen gebruikt worden als 4 GB tot 32 GB kaarten.
Alleen kaarten die het SDXC logo (dat aangeeft dat de kaart overeenstemt met de
SD-videostandaards) hebben, mogen gebruikt worden als 48 GB en 64 GB kaarten.
Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasses
beelden opneemt in [AVCHD]. Gebruik bovendien een kaart met een SD-snelheidsklasse “
Klasse
6” of hoger wanneer u video’s opneemt in [MOTION JPEG].
¢ SD-snelheidsklasse is de snelheidstandaard m.b.t. continu schrijven. Controleer dit op het
etiket op de kaart, enz.
De SDHC-geheugenkaart kan gebruikt worden met uitrustingen die compatibel zijn met SDHC-geheugenkaarten of SDXC-geheugenkaarten.
SDXC-geheugenkaarten kunnen alleen gebruikt worden met
uitrustingen die compatibel zijn met SDXC-geheugenkaarten.
Controleer dat de PC en andere apparatuur compatibel zijn
wanneer u de SDXC-geheugenkaarten gebruikt.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
¢
met “
b.v.:
Opmerkingen
Klasse
4” of hoger wanneer u bewegende
Toegang tot de kaart
Het toegangslampje licht rood op wanneer er beelden op de kaart worden opgenomen.
Schakel dit toestel niet uit, verwijder de batterij of de kaart niet en sluit de netadapter niet (optioneel) als het toegangslampje brandt [als beelden opgenomen, gelezen of gewist worden, of als de kaart geformatteerd wordt (P66)]. Verder het toestel niet blootstellen aan vibratie, stoten of statische elektriciteit. De kaart of de gegevens op de kaart zouden beschadigd kunnen worden en dit apparaat zou niet langer normaal kunnen werken. Als de operatie faalt wegens vibratie, stoten of statische elektriciteit, de operatie opnieuw uitvoeren.
Gelieve deze informatie op de volgende website bevestigen.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
- 25 -
Page 26
Voorbereiding
2
A
Aantekening
Schrijfbescherming-schakelaar A voorzien (Wanneer deze schakelaar op de
[LOCK] positie staat, is er geen verdere gegevens schrijven, wissen of formattering mogelijk. Het vermogen gegevens te schrijven, te wissen en te formatteren wordt hersteld wanneer de schakelaar teruggezet wordt naar zijn originele positie.)
De gegevens op de kaart kunnen beschadigd raken of verloren gaan als gevolg
van elektromagnetische golven, statische elektriciteit of het kapot gaan van de camera of de kaart. Wij raden aan belangrijke gegevens op te slaan op een PC enz.
Formatteer de kaart niet op de PC of andere apparatuur. Formatteer de kaart alleen op het
toestel zelf zodat er niets kan mislopen. (P66)
Houd de geheugenkaarten buiten het bereik van kinderen om te voorkomen dat ze de kaart
inslikken.

Approximatief aantal opneembare beelden en werktijd

Weergave van het aantal opneembare beelden en werktijd
Men kan tussen de weergave van het aantal opneembare beelden en de werktijd schakelen in [REST-AANDUIDING]
(P145) in het [VOORKEUZE] menu.
A Aantal opnamen B Beschikbare opnametijd
- 26 -
Page 27
Voorbereiding
Aantal opnamen
[9999i] wordt weergegeven als er meer dan 10000 foto’s gemaakt kunnen worden.
Beeldverhouding [X], Kwaliteit [A]
Beeldgrootte 2GB 4GB 16 GB 64 GB
L (12M) 290 570 2350 9150
M (6M) 520 1020 4220 16470 S (3M) 820 1620 6670 24710
Beeldverhouding [X], Kwaliteit [ ]
Beeldgrootte 2GB 4GB 16 GB 64 GB
L (12M) 92 180 740 2920
M (6M) 105 210 860 3400 S (3M) 115 220 930 3660
Beschikbare opnametijd (om bewegende beelden op te nemen)
[AVCHD]
Opname
kwaliteitsinstelling
FSH 15 min 00 s 30 min 00 s 2 h 6 min 8 h 27 min
FH 20 min 00 s 40 min 00 s 2 h 45 min 11 h 3 min SH 15 min 00 s 30 min 00 s 2 h 6 min 8 h 27 min
H 20 min 00 s 40 min 00 s 2 h 45 min 11 h 3 min
2GB 4GB 16 GB 64 GB
[MOTION JPEG]
Opname
kwaliteitsinstelling
HD 8min 20s 16min 20s 1h 7min 4h 30min
WVGA 20 min 50 s 41 min 00 s 2 h 48 min 11 h 14 min
VGA 21 min 40 s 42 min 40 s 2 h 55 min 11 h 41 min
QVGA 1 h 00 min 1 h 58 min 8 h 5 min 32 h 23 min
Het aantal opneembare beelden en de werktijd zullen toenemen of afnemen in verhouding tot
de capaciteit van de kaart. (Ze wijzigen afhankelijk van de opnamecondities en het kaarttype.)
2GB 4GB 16 GB 64 GB
Bewegende beelden kunnen continu opgenomen worden gedurende 29 minuten 59 seconden
lang. Tevens is bewegend beeld dat continu opgenomen wordt in [MOTION JPEG] tot 2 GB. (Voorbeeld: [8m 20s] met [HD]) Resterende tijd voor continue opname wordt afgebeeld op het scherm.
- 27 -
Page 28
Voorbereiding
: :

De datum en de tijd instellen (Klokinstelling)

De klok kan alleen op het moment van aankoop ingesteld worden via aanraakhandeling. Om de klokinstellingen te veranderen, raadpleeg [KLOKINST.] in het [SET-UP] menu (P60).
De klok is niet ingesteld wanneer het toestel vervoerd wordt.
Zet het toestel aan.
De statusindicator gaat branden wanneer u dit apparaat
op 1 zet.
A [MENU/SET] knop
Als het taalselectiescherm niet wordt afgebeeld,
overgaan op stap
Raak [TAAL INSTELLEN] aan.
Selecteer de taal.
Raak [KLOKINST.] aan.
4.
Raak de items aan die u wenst in te stellen (Jaar/Maand/Dag/Uren/Minuten) en maak de instelling met gebruik van [3]/[4].
A: De tijd in uw woongebied B: De tijd in uw reisbestemmingsgebied (P127)
U kunt de instellingen voortdurend omschakelen door voortdurend [3]/[4] aan te raken.
Raak [ANNUL] aan om de instellingen van datum en
tijd te wissen zonder een datum en een tijd in te stellen.
Om de weergavesequentie en het weergaveformaat van de tijd weer te geven.
Raak [INDELING] aan om het instellingsscherm voor
de instelling van de weergavevolgorde/het weergaveformaat van de tijd weer te geven.
Raak [ANNUL] aan om terug te keren naar het vorige
scherm zonder de weergavevolgorde/ weergaveformaat van de tijd in te stellen.
- 28 -
Page 29
Voorbereiding
Raak [INST.] aan om in te stellen.
Raak [INST.] aan.
Na het voltooien van de klokinstellingen, het toestel uitzetten. Zet het toestel vervolgens
weer aan, schakel naar opnamefunctie, en controleer dat de display de instellingen weergeeft die uitgevoerd zijn.
Aantekening
De klokinstelling wordt behouden gedurende 3 maanden m.b.v. de ingebouwde klokbatterij zelfs zonder de batterij. (De opgeladen batterij in het apparaat laten gedurende 24 uur om de ingebouwde batterij op te laden.)
De klok wordt weergegeven als [ ] verschillende keren aangeraakt is tijdens het opnemen.
U kunt het jaar instellen van 2000 tot 2099.
Als de klok niet is ingesteld, wordt niet de juiste datum afgedrukt als u de datumafdruk op de
beelden instelt met [TEKST AFDR.] (P153) of de beelden laat afdrukken door een fotograaf.
Als de klok wel is ingesteld, kan de juiste datum worden afgedrukt, zelfs als de datum niet op
het scherm van de camera wordt weergegeven.
- 29 -
Page 30

Basiskennis

Basiskennis

De [OPNAME] Functie Selecteren

Op [MENU/SET] drukken.
A [MENU/SET] knop
Raak [OPNAMEST.] aan.
Er wordt een scherm weergegeven met de lijst van
de [OPNAME] modus.
Het is ook mogelijk om de lijst van de [OPNAME]
modus op het scherm weer te geven door de icoon van de [OPNAME] modus in de [OPNAME] modus aan te raken.
Raak [OPNAME] modus aan om te selecteren.
[ ] wordt afgebeeld wanneer [ ] aangeraakt wordt en er wordt een beschrijving
afgebeeld van de [OPNAME] Modus wanneer [OPNAME] Modus aangeraakt wordt. Er zal teruggekeerd worden naar het scherm waar de [OPNAME] Modus opgenoemd wordt wanneer [ANNUL] aangeraakt wordt en [ ] zal verdwijnen.
Selecteren van de Intelligent Auto functie
Het is tevens mogelijk om met de knop ¦ naar de Intelligente Automatische Functie te schakelen.
Druk op [¦].
A [¦] knop
De knop [¦] zal oplichten als deze op de Intelligent Auto functie
gezet wordt.
- 30 -
Page 31
Basiskennis
Lijst van [OPNAME] functies
AE-programmafunctie (P34)
De onderwerpen worden opgenomen m.b.v. uw eigen instellingen.
Openingsvoorrang AE-functie (P100)
De sluitertijd wordt automatisch bepaald volgens de openingswaarde die u ingesteld hebt.
Sluitervoorrang AE-functie (P100)
De openingswaarde wordt automatisch ingesteld volgens de sluitertijd die u ingesteld hebt.
Handmatige belichtingsfunctie (P102)
De belichting wordt aangepast aan de sluitertijd en de openingswaarde die u handmatig hebt ingesteld.
Intelligente automatische functie (P48)
De onderwerpen worden opgenomen met behulp van instellingen die automatisch gebruikt worden door het toestel.
My colour-functie (P114)
Gebruik deze modus om kleureffecten te controleren, selecteer een kleurmodus uit negen kleurmodi en maak vervolgens beelden.
Scènefunctie (P107)
Hiermee maakt u beelden die passen bij de scène die u opneemt.
Klantfunctie (P117)
Gebruik deze functie om opnamen te maken met eerder geregistreerde instellingen.
- 31 -
Page 32
Basiskennis

Een foto maken

Scherpstellen tijdens het fotograferen (AFS/AFC)

1 Selecteer [FOCUSFUNCTIE] in het [OPNAME]
menu. (P56)
2 Druk op [MENU/SET] om het item te selecteren.
Gebruik doorgaans [AFS].
AFS
“AFS” is een afkorting van “Auto Focus Single”. De scherpte wordt automatisch ingesteld als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt. De scherpstelling wordt vastgezet als de knop tot halverwege ingedrukt wordt.
AFC
“AFC” is een afkorting van “Auto Focus Continuous”. Met deze functie kunt u een opname beter samenstellen door continu scherp te stellen op de beweging van het object terwijl u de ontspanknop half indrukt. Als u opnamen maakt van een bewegend object, voorspelt de camera de beweging van het object en stelt erop scherp. (bewegingsvoorspelling)
Het kan even tijd duren om scherp te stellen als u de zoomhendel van Breed op Tele zet of plotseling de camera van een object dat ver weg is, richt op een object dichtbij.
Druk de opspanknop opnieuw half in als u niet goed
scherp kunt stellen.
Als de helderheid onvoldoende is, werkt dit net zo als
[AFS].
[AFC] zal niet werken met bepaalde lenzen. Voor
details, pagina 13 raadplegen.
MF
Stel de scherpte met de hand in door aan de focusring te draaien. (P91)
- 32 -
Page 33
Basiskennis
A
B
3 Druk de ontspanknop half in.
A Aanduiding voor de scherpstelling
B AF-zone
(Focuswerking voor [AFS])
Focus
Aanduiding voor de scherpstelling
AF-zone Groen Geluid Biept 2 keer
Wanneer er scherpgesteld is op het object
Aan Knippert
Aantekening
Het focusgeluid klinkt niet wanneer de focusfunctie op [AFC] staat. De AF-zone wordt ook niet weergegeven als de AF-functie op [ ] staat.
Het bereik van de scherpstelling is anders, afhankelijk van de gebruikte lens.
Als de verwisselbare lens (H-H014) gebruikt wordt: 0,18 m tot
Als de verwisselbare lens (H-FS014042) gebruikt wordt: 0,3 m tot
Onderwerp en opnameomstandigheid waarop het moeilijk is scherp te stellen
Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder contrast
Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen
Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet
Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt van
zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij
Wanneer er niet scherpgesteld is op het object
- 33 -
Page 34
Basiskennis
AB
Het maken van beelden met uw favoriete instellingen
(AE-programmafunctie)
Het toestel stelt automatisch de sluitertijd en de lensopening in volgens de helderheid van het object. U kunt beelden maken in grote vrijheid door verschillende instellingen in [OPNAME] menu te veranderen.
Zet de drive-modus op [ ] door op 4( ) te drukken.
Zet de [OPNAME] modus op [ ].
Raadpleeg voor details de instelling van de [OPNAME] modus P30.
De ontspanknop tot de helft indrukken om scherp te stellen.
A Lensopening B Sluitertijd
De diafragmawaarde en de sluitersnelheid worden
weergegeven (het zal rood knipperen als de correcte belichting niet bereikt wordt, tenzij de flitser ingesteld is).
U zult geen foto’s kunnen maken zolang de
scherpte niet ingesteld is, omdat [FOCUSPRIORITEIT] (P144) aanvankelijk op [ON] staat.
Druk de ontspanknop helemaal in (verder indrukken), en maak het beeld.
Het toegangslampje licht (P25) rood op wanneer er
beelden op de kaart worden opgenomen.
Aantekening
Ga naar Het functiemenu [OPNAME] gebruiken (P129) of Gebruik van het [VOORKEUZE]
(P142) voor informatie over het wijzigen van de instelling tijdens het maken van
Menu opnamen.
De sluitersnelheid wordt in de volgende gevallen automatisch tussen 30 seconden en 1/4000
van een seconde ingesteld.
Wanneer de [GEVOELIGHEID] ingesteld is op [ISO100].
Als de openingswaarde op F2.5 gezet is [wanneer de verwisselbare lens (H-H014) bevestigd is].
Als de openingswaarde op F3.5 gezet is [wanneer de verwisselbare lens (H-FS014042)
bevestigd is].
- 34 -
Page 35
Basiskennis
Tips om mooie opnamen te maken
A AF-hulplamp
De fotoflits of de AF-lamp niet bedekken met uw vingers of
andere voorwerpen.
Het toestel voorzichtig vasthouden met beide handen, armen stil
houden en uw benen een beetje spreiden.
Houd de camera stil als u de ontspanknop indrukt.
Wanneer u beelden maakt, ervoor zorgen dat u stabiel staat en dat
er geen gevaar is van het tegen iemand of iets, enz. aan stoten.
Door de optionele live-zoeker te gebruiken, kunt u de zoekerhoek bijstellen bij het opnemen onder een lage camerahoek. Deze eigenschap is handig voor het opnemen van laagliggende onderwerpen zoals bloemen, enz. (P198)
Richtingfunctie
Er wordt een lens vereist die de Functie van Richtingdetectie ondersteunt.
De verwisselbare lens (H-H014) ondersteunt niet de richtingsdetectiefunctie.
De verwisselbare lens (H-FS014042) ondersteunt de richtingsdetectiefunctie.
Beelden die opgenomen zijn met een verticaal gehouden toestel worden verticaal (gedraaid) teruggespeeld. (Alleen wanneer [LCD ROTEREN] (P159) ingesteld is op [ON])
De richtingdetectiefunctie zou niet correct kunnen werken als de opname uitgevoerd wordt met het toestel op of neer gericht.
U kunt de functie van de richtingdetectie alleen gebruiken wanneer u een compatibele lens
gebruikt. (De catalogus, website etc. raadplegen voor compatibele lenzen.)
U kunt 3D-beelden niet verticaal opnemen.
- 35 -
Page 36
Basiskennis
A B
(A)
(B)
4 2 1 1
/
2
1
/
4
1
/
8
1
/
15
1
/
30
1
/
60
1
/
125
1
/
250
1
/
500
1
/
1000
1
/
2000
1
/
4000
15
16
17
18
19
20
2
2.8
4
5.6
8
11
16
22
1
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
(Ev)
Programmaschakeling
In programma AE-functie kunt u de ingestelde openingswaarde en de sluitertijd wijzigen zonder de belichting te wijzigen. Dit heet programmaschakeling. U kunt de achtergrond waziger maken door de openingswaarde kleiner te maken of een bewegend voorwerp met meer beweging opnemen door de sluitertijd langzamer in te stellen als u een opname maakt in de AE-programmafunctie.
1 Druk de sluiterknop tot halverwege in en geef de diafragmawaarde en de
sluitertijd weer op het scherm.
2 Terwijl de waarden (ongeveer 10 seconden lang) afgebeeld worden, de
Programmawisseling uitvoeren door de functieknop achterop te draaien.
Deze zal schakelen tussen Programmawisseling-werking en Belichtingscompensatie-werking
(P78) elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt wordt terwijl de waarden afgebeeld
worden.
Draai de functieknop op de achterkant om de [LICHTMETER] B af te beelden. (P143)
De aanduiding voor programma shift A verschijnt op het scherm wanneer programma shift
wordt ingeschakeld.
Om de Programmawisseling te annuleren, het toestel uitzetten of de functieknop achterop
draaien totdat de aanduiding van de Programmawisseling verdwijnt.
Voorbeeld van programmawisseling
(Als de verwisselbare lens (H-H014) gebruikt wordt)
(A): Lensopening (B): Sluitertijd
1 Programmmaschakelingnummer 2 Programmaschakelinggrafiek 3 Programmaschakelinglimiet
Aantekening
Als de geschikte belichting niet wordt gevonden wanneer de sluiterknop tot halverwege wordt
ingedrukt, worden de diafragmawaarde en de sluitertijd rood knipperend weergegeven.
Programma schakeling is geannuleerd en het toestel keert terug naar normaal programma
AE-functie als er meer dan 10 seconden voorbijgaan nadat programmaschakeling geactiveerd is. De instelling van de programmaschakeling is echter opgeslagen in het geheugen.
Afhankelijk van de helderheid van het object kan het zijn dat de programmaschakeling niet
werkt.
Programmaschakeling is niet mogelijk wanneer de [GEVOELIGHEID] ingesteld is op [ ].
- 36 -
Page 37
Basiskennis

Foto’s maken met gebruik van de Touch Shutter functie

Toepasbare functies:
Door het scherp te stellen onderwerp slechts aan te raken, zal het scherp gesteld worden en wordt de foto automatisch gemaakt.
1 Raak [ ] in de opnamefunctie.
×
De icoon verandert in [ ] en het wordt mogelijk foto’s te maken met de Touch Shutter-functie.
2 Raak het scherp te stellen onderwerp aan en
neem de foto.
A Grove aanduiding van de zone waarin u met de
Touch Shutter kunt scherpstellen
De AF-zone met dezelfde functie als [Ø] in de
AF-functie wordt weergegeven in de positie die u aanraakt en de foto wordt genomen zodra de zone is scherp gesteld (deze kan niet op de rand van het beeldscherm ingesteld worden.)
Als het histogram bovenop het onderwerp weergegeven wordt dat u wenst aan te raken,
raak het onderwerp dan pas aan nadat u het histogram verplaatst heeft. (P68)
3 Raak [ ] aan om de Touch Shutter-functie te wissen.
Aantekening
Als [FOCUSPRIORITEIT] op [ON] staat terwijl de focusfunctie op [AFS] staat en de Touch Shutter functie het niet doet, zal de AF-zone verdwijnen nadat hij rood geworden is en zal de foto niet gemaakt worden. Als [AFC] ingesteld is, zal de foto niet gemaakt worden als de indicatie voor het scherpstellen groen knippert. Als het onderwerp echter scherp gesteld wordt terwijl men het scherm blijft aanraken, zal de foto gemaakt worden.
De meting van de helderheid wordt uitgevoerd op het aangeraakte punt als [MEETFUNCTIE]
op [Ù] gezet is. (P133)
- 37 -
Page 38
Basiskennis

Beelden weergeven

Druk op [(].
A [(]-knop
Het beeld vooruit en achteruit spoelen door het scherm horizontaal te slepen (P9).
Vooruit: van rechts naar links slepen Terugspoelen: van links naar rechts slepen
Het is ook mogelijk het beeld verder of terug te spoelen door
op 2/1 van de cursorknop te drukken.
Snelheid van beeld verder/terug spoelen verandert afhankelijk van de afspeelstatus.
U kunt de beelden continu vooruit of achteruit spoelen door uw vinger op de linker of
rechterzijde van het scherm te houden nadat een beeld vooruit/achteruit gespoeld is. (de beelden worden in gereduceerd formaat weergegeven)
Het terugspelen stoppen Druk opnieuw op [
de helft indrukken.
Aantekening
Dit toestel komt overeen met de DCF-standaard “Design rule for Camera File system” opgericht door JEITA “Japan Electronics and Information Technology Industries Association” en met Exif “Exchangeable Image File Format”. Bestanden die niet overeenkomen met de DCF-standaard kunnen niet afgespeeld worden.
(], op de bewegend beeldknop drukken of de ontspanknop tot
- 38 -
Page 39
Basiskennis
F2.5
60
1/9
ISO
100
0
100-0001
1/91/91/9
AWBAWBAWB
100-0001
F2.5
60
s
RGB
AFS
100
0
WBWB
ISOISO
AWB
606060F2.5F2.5F2.5
00
1001001
00
P
10:00 1.DEC.2011

De op het terugspeelscherm Afgebeelde Informatie veranderen

Raak [ ] aan om het monitorbeeldscherm om te schakelen.
Tijdens de terugspeelzoomfunctie (P42), als u bewegende
beelden terugspoelt (P46) en tijdens een diavoorstelling
(P149), kunt u alleen kiezen tussen “Normale weergave A”
of “Geen weergave E”.
Tijdens het afspelen wordt histogram C weergegeven in R
(rood), G (groen), B (blauw) en Y (helderheid).
A Normale weergave B Gedetailleerde informatieweergave C Histogramdisplay
D Highlight display E Geen weergave
¢1 Dit wordt weergegeven als [HIGHLIGHT] (P142) in het [VOORKEUZE] menu op [ON] staat. ¢2 De [ ] icoon blijft, als u gedurende een bepaalde tijd geen handelingen verricht.
¢1,2
¢2
- 39 -
Page 40
Basiskennis
CAL
A
C
B
Meervoudige schermen afbeelden (Meervoudig terugspelen)
Draai de functieknop achterop naar links.
1 scherm>12 schermen>30 schermen>Kalenderscher mweergave
B
Het aantal gekozen beelden en het totaal opgenomen beelden
C Schuifbalk
Draai de functieknop achterop naar rechts om terug te keren
naar het vorige scherm.
U kunt ook naar het multi-afspeelscherm schakelen door [ ] A aan te raken.
Het is mogelijk om naar een ander afspeelscherm over te gaan door de volgende iconen aan te raken.
[ ]:1 scherm[ ]:12 schermen[ ]:30 schermen[ ]:Schermdisplay
Er kan van scherm geschakeld worden door de schuifstaaf
op of neer (P9) te slepen.
Het scherm kan geleidelijk geschakeld worden door het
scherm op of neer te slepen (P9).
Beelden worden niet gedraaid voor de display.
Beelden die afgebeeld worden m.b.v. [ ] kunnen niet
afgespeeld worden.
Om terug te keren naar normaal terugspelen Raak het te selecteren beeld aan.
U kunt ook terugkeren naar de weergave met één
beeldscherm door beelden te kiezen met de cursorknop en door daarna op [MENU/SET] te drukken of op de functieknop op de achterkant van het toestel.
- 40 -
Page 41
Basiskennis
CAL
CAL
Beelden weergeven op basis van opnamedatum (Kalenderweergave)
Draai de functieknop achterop naar links om het kalenderscherm af te beelden.
Het kalenderbeeldscherm kan ook weergegeven worden door [ ] aan te raken.
Raak [3]/[4] aan om de af te spelen maand te selecteren.
Als er geen beelden tijdens een bepaalde maand zijn
gemaakt, verschijnt deze maand niet.
Raak [ ] aan om het multi-afspeelscherm te
selecteren.
Selecteer de datum die u wenst af te spelen en raak vervolgens [INST.] aan.
Selecteer het beeld dat u wenst af te spelen.
Verander van beeldscherm door [3]/[4] aan te raken als deze op de schuifbalk
weergegeven worden.
Draai de functieknop achterop naar links om terug te keren naar de weergave van het
kalenderscherm of raak [ ] aan.
Aantekening
De opnamedatum van het beeld die u op het scherm kiest wordt de gekozen datum als u eerst
het kalenderscherm afbeeldt.
Als er meerdere beelden zijn met dezelfde datum, verschijnt eerst de eerst gemaakte opname
van die datum.
U kunt de kalender weergeven van Januari 2000 tot December 2099.
Als u de datum van de camera niet hebt ingesteld, is de opnamedatum ingesteld op 2010.
Als u opnamen maakt nadat u de reisbestemming hebt ingesteld in [WERELDTIJD], worden
deze opnamen afgebeeld met de data van de reisbestemming in de kalenderterugspeelfunctie.
- 41 -
Page 42
Basiskennis
A
De terugspeelzoom gebruiken
Het te vergroten deel aanraken.
1k>2k>4k>8k>16k
Het beeld kan ook vergroot worden door de
functieknop op de achterkant naar rechts te draaien.
Als de vergroting veranderd wordt, zal de aanduiding
van de zoompositie A ongeveer 1 seconde weergegeven worden.
Hoe meer het beeld vergroot wordt, hoe slechter de
kwaliteit ervan wordt.
De af te beelden positie verplaatsen door het beeld (P9) te slepen.
Wanneer u de af te beelden positie verplaatst,
verschijnt de aanduiding van de zoomstand A gedurende ongeveer 1 seconde.
De positie van het vergrote deel kan ook verplaatst
worden door op de cursorknop te drukken.
Het beeld keert terug naar het oorspronkelijk formaat
k) door [ ] aan te raken.
(1
Bovendien wordt de vergroting kleiner als u [ ]
aanraakt of de functieknop op de achterkant naar links draait.
De afgebeelde opname schakelen terwijl u de terugspeelzoom behoudt
U kunt het weergegeven beeld schakelen terwijl u dezelfde zoomvergroting en zoompositie behoudt voor de terugspeelzoom.
Schakel naar de bediening van de beeldselectie door tijdens Zoom afspelen op de functieknop op de achterkant te drukken en selecteer de beelden door
[ ]/[ ] aan te raken.
Deze zal schakelen tussen beeldselectie-werking en de
zoompositie verplaatsen elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt wordt tijdens de Afspeelzoom.
Aantekening
U kunt de opnameinformatie op het beeldscherm, enz., ook wissen tijdens Zoom afspelen,
door [ ] aan te raken.
Gebruik de Knipfunctie om het vergrote beeld op te slaan. (P157)
Het kan zijn dat de terugspeelzoom niet werkt als de opnamen met andere apparatuur zijn
gemaakt.
De zoomvergroting en de zoompositie worden gewist als het toestel wordt uitgeschakeld (met
inbegrip van de Slaapfunctie).
De zoompositie keert terug naar het midden in geval van de volgende beelden.
Opnamen met verschillende aspectratio’sOpnamen met verschillende aantallen pixelsOpnamen met een andere draairichting (als [LCD ROTEREN] is ingesteld op [ON])
Het afspelen van het zoomen is niet beschikbaar tijdens het afspelen van films.
- 42 -
Page 43
Basiskennis
[OPNAME] Functie:

Opname Bewegend Beeld

Dit kan volledig hoge definitie bewegende beelden die compatibel zijn met het AVCHD-formaat of bewegende beelden die opgenomen zijn in Motion JPEG opnemen. De audio zal stereo opgenomen worden. De functies die beschikbaar zijn tijdens het opnemen van video’s zijn anders al naargelang de gebruikte lens en het Raadpleeg pagina 13 voor details.

Scherpstellen tijdens het opnemen van een video (Continu AF)

Het scherpstellen is afhankelijk van de instellingen van [FOCUSFUNCTIE] en [CONTINU AF] in het [BEWEGEND BEELD] modusmenu.
Focus-functie [CONTINU AF] Instellingen
AFS/AFC
MF
Afhankelijk van de opnameomstandigheden of de gebruikte lens kan het werkgeluid opgenomen worden als Auto Focus gebruikt wordt tijdens het opnemen van een video. Er wordt aangeraden op te nemen terwijl [CONTINU AF] in het [BEWEGEND BEELD] menu op [OFF] staat, als u het werkgeluid hinderlijk vindt, om te voorkomen dat het lensgeluid wordt opgenomen.
Wanneer u de zoom hanteert in opname bewegende beelden, zou het even kunnen duren
voordat er scherp gesteld wordt.
werkgeluid van de lens kan opgenomen worden.
U kunt het toestel continu laten
ON
OFF
ON U kunt handmatig scherpstellen.
OFF
scherpstellen.
Druk de opspanknop half in als u niet goed scherp kunt stellen.
De focuspositie is vastgezet wanneer u een video begint op te nemen.
Het is mogelijk om de focus in te stellen door de sluiterknop tot halverwege in te drukken of door het onderwerp aan te raken.
- 43 -
Page 44
Basiskennis
A
B
C

Opname Bewegend Beeld

Het is mogelijk om geschikte video’s voor ieder functie op te nemen.
Dit beeldscherm is een voorbeeld van wanneer de [OPNAME]
modus op [ ] (Programma-AE-modus) gezet is.
Start het opnemen door op de bewegend beeldknop te drukken.
A Verstreken opnametijd B Beschikbare opnametijd
Er zal een geluid gehoord worden als op de videoknop gedrukt
wordt om de opname van de video te starten of te stoppen.
De indicator van de opnamestaat (rood) C zal flitsen tijdens het
opnemen van bewegende beelden.
Stop het opnemen door weer op de bewegend beeldknop te drukken.
- 44 -
Page 45
Basiskennis
Aantekening
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
Er zal gedurende 0,5 seconde geen audio opgenomen worden, nadat het opnemen gestart is, als de videoknop ingedrukt gehouden blijft. Laat de videoknop onmiddellijk na het indrukken los.
Het bedrijfsgeluid van de zoom of knopwerking zou opgenomen kunnen worden wanneer deze
gehanteerd worden tijdens de opname van een bewegend beeld.
De beschikbare opnametijd die afgebeeld wordt op het scherm zou niet op regelmatige wijze af
kunnen lopen.
Afhankelijk van het type kaart, kan de kaartaanduiding even verschijnen na het maken van
bewegende beelden. Dit is geen storing.
Wanneer de instelling van de aspectratio verschilt in stille en bewegende beelden, verandert de
gezichtshoek aan het begin van de opname van bewegend beeld. Wanneer [ OPN.GEBIED] (P145) ingesteld is op [ ], wordt de gezichthoek tijdens bewegende beeldopname afgebeeld.
Als [EXTRA TELE] op [ON] staat, zal de gezichtshoek veranderen als het beeldscherm van
fotobeeldscherm naar videobeeldscherm omgeschakeld wordt, omdat de zoomfactor voor deze twee beeldschermen anders is. (P69)
De ISO-gevoeligheid zal op [AUTO] (voor video’s) gezet worden als video’s opgenomen worden.
Als u een video opneemt, zal [STABILISATIE] vast op [MODE1] gezet worden, ook al stond het
op [MODE2] of [MODE3].
Bij het opnemen van bewegende beelden, kunnen de volgende functies niet gebruikt worden.
[ ] in de AF-functie
(Het zal voor video’s naar Multi Auto Focus overschakelen.)
Richtingfunctie[GEZICHT HERK.]/[ISO-LIMIET]
Het wordt aangeraden een geheel opgeladen batterij of AC-adapter (optioneel) te gebruiken
wanneer u bewegende beelden maakt. (P191)
Als terwijl u bewegende beelden maakt m.b.v. de AC-adapter (optioneel), de stroom
onderbroken wordt wegens het uitvallen van de stroom of als de AC-adapter (optioneel) losgekoppeld wordt enz., zal het bewegende beeld dat gemaakt worden, niet gemaakt worden.
Bewegende beelden opgenomen in [AVCHD] of [MOTION JPEG] zouden afgespeeld
kunnen worden met slechte beeld- of geluidkwaliteit of het afspelen zou niet mogelijk kunnen zijn zelfs wanneer er afgespeeld wordt met apparatuur, dat compatibel is met deze formaten. Tevens zou de opname-informatie niet juist afgespeeld kunnen worden. In dit geval, dit apparaat gebruiken. Voor details over AVCHD-compatibele inrichtingen, de ondersteuningsites hieronder raadplegen.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
De geluidspecificaties op dit model zijn veranderd om de geluidskwaliteit te verbeteren.
Om deze reden, zouden sommige bewegende beelden die opgenomen zijn in [MOTION JPEG] en beelden met geluid niet afgespeeld kunnen worden met digitale camera’s van Panasonic (LUMIX) (Bewegende beelden die opgenomen zijn met een digitale camera van Panasonic (LUMIX) kunnen afgespeeld worden op dit model.)
¢ Modellen die uitgekomen zijn voor december 2008 en sommige modellen die
uitgekomen zijn in 2009 (FS, LS reeks).
¢
.
Om AVCHD-films, die met dit toestel opgenomen zijn, af te spelen op een Panasonic Blu-ray
Disc speler (DMP-BD30/DMP-BD31/DMP-BD50) moet de firmware van de Blu-ray Disc speler ge-update worden. U kunt de meest recente firmwareversie van de volgende website downloaden.
http://panasonic.net/support/
- 45 -
Page 46
Basiskennis
BA

Bewegende beelden terugspelen

Deze unit was ontworpen om bewegende beelden af te spelen m.b.v. de QuickTime Motion
JPEG en AVCHD-formaten die (alleen) met dit model genomen werden.
Bewegende beelden in AVCHD-formaat die afgespeeld kunnen worden op dit apparaat zijn
[AVCHD] bewegende beelden die opgenomen zijn met dit apparaat, AVCHD-formaat (inclusief [AVCHD Lite]) bewegende beelden uitsluitend gemaakt met digitale camera’s van Panasonic (LUMIX).
Druk op [(].
Selecteer een video-icoon ([ ], [ ]) en raak vervolgens [ ] aan om deze af te spelen.
A Video-icoon B De opnametijd van bewegend beeld
Nadat het afspelen gestart is, wordt de verstreken afspeeltijd
linksboven op het scherm weergegeven. Bijvoorbeeld, 8 minuten en 30 seconden wordt afgebeeld als [8m30s].
Sommige informatie (opname-informatie, enz.) wordt niet afgebeeld voor bewegende
beelden die gemaakt zijn [AVCHD].
Door de cursorknop op 3 te zetten, kunt u video’s afspelen. De weergave rechtsonder
op het scherm, tijdens het afspelen, komt overeen met 3/4/2/1 op de cursorknop.
- 46 -
Page 47
Basiskennis
Operaties die uitgevoerd worden tijdens terugspelen van bewegend beeld
1 Geef bedieningspaneel weer door het scherm aan te raken.
Als er 2 seconden lang geen operatie uitgevoerd wordt, zal deze terugkeren naar zijn originele status.
2 Bedieningspaneel hanteren door aan te raken.
C Snel terugspoelen, Frame-per-frame
terugspoelen
D Spelen/Pauze E Snel verder spoelen, Frame-per-frame verder
spoelen
F Stop G Verlaagt het niveau van het volume H Verhoogt het niveau van het volume
¢1 U kunt ook het volume met de functieknop op
de achterkant regelen.
¢2 Deze handelingen kunnen alleen in de
pauzefunctie uitgevoerd worden en de volgende iconen worden weergegeven.
Frame-by-frame vooruit:[ ]Frame-by-frame achteruit:[ ]
Over vooruit spoelen/terug spoelen afspelen
Raak [ ] aan tijdens het afspelen om snel vooruit te spoelen (raak [ ] aan om snel terug
te spoelen). De snelheid van snel vooruit/achteruit spoelen neemt toe als u [ ]/[ ] opnieuw aanraakt (de weergave op het scherm verandert van [5] in [ ].)
Raak [ ] aan om de gewone weergavesnelheid te hervatten.Met een hoge-vermogenskaart is het mogelijk dat de snel-achteruitterugspoelfunctie
langzamer dan normaal gaat.
Aantekening
U kunt het geluid horen uit de speaker. Lees [VOLUME] (P60) voor informatie over hoe u het
volume regelt in het [SET-UP] menu.
Gebruik voor het afspelen van bewegende beelden die met dit toestel op een PC opgenomen
zijn, de “QuickTime” of de “PHOTOfunSTUDIO 6.0 HD Edition” software op de (bijgeleverde) CD-ROM.
QuickTime Motion JPEG-bewegende beelden die opgenomen zijn met een PC of andere
apparatuur zouden lagere beeldkwaliteit kunnen hebben of zouden niet in staat kunnen zijn afgespeeld te kunnen worden met dit apparaat.
¢
2
¢
2
¢1
¢1
- 47 -
Page 48
Basiskennis
[OPNAME] functie: ñ
Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(Intelligente Automatische Functie)
Alle instellingen van de camera worden aangepast aan het onderwerp en de opnamecondities. Wij raden deze manier van opnemen dus aan voor beginners of als u de instellingen wenst over te laten aan de camera om gemakkelijker opnamen te maken.
Druk op [¦].
A [¦] knop
De knop [¦] zal oplichten als deze op de Intelligent Auto functie
gezet wordt. De [ om te voorkomen dat het licht weerspiegeld wordt op glas en dergelijke. Dit duidt echter niet op een storing.
De [¦] knop wordt uitgeschakeld en de camera wordt op de
[OPNAME] modus-instelling gezet, voordat de Intelligent Auto modus ingesteld wordt, als opnieuw op de knop gedrukt wordt.
Het is tevens mogelijk om te schakelen naar Intelligente Automatische Functie vanaf het
scherm dat de [OPNAME] Modus opnoemt. (P30)
De volgende functies worden automatisch geactiveerd.
Scènedetectie/[RODE-OGEN CORR]/Gezichtsdetectie /Intelligente
ISO-gevoeligheidbediening/[INT.DYNAMIEK]/[LANG SL.N.RED]/[FOCUSPRIORITEIT]/ Compensatie van de achtergrondverlichting/[I.RESOLUTIE]
In Intelligente automatische modus, is [FOCUSPRIORITEIT] (P144) vastgesteld op [ON].
Dit betekent dat u geen beelden kunt maken totdat er scherpgesteld is op het onderwerp.
Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt de icoon van de scène in kwestie in het blauw gedurende 2 seconden afgebeeld, waarna die terugkeert naar zijn gewoonlijke rode kleur.
¦] knop wordt tijdens het opnemen uitgeschakeld
Scènedetectie
Fotograferen
> [i-PORTRET]
¦
[i-LANDSCHAP]
[i-MACRO]
[i-NACHTPORTRET]
[i-NACHTL. SCHAP]
[i-BABY]
¢
[i-ZONSONDERG.]
Alleen wanneer [ ] geselecteerd is
- 48 -
Page 49
Basiskennis
Wanneer u bewegende beelden opneemt
¦ > [i-PORTRET]
[i-LANDSCHAP]
[i-ZACHT LICHT]
[i-MACRO]
[¦] is ingesteld als geen van de scènes van toepassing zijn en de standaardinstellingen ingesteld zijn.
Wanneer [ ], [ ] of [ ] geselecteerd is, vindt het toestel automatisch het gezicht van een
persoon, en zullen de focus en de belichting afgesteld worden. (Gezichtsdetectie) (P86)
Als u bijv. een statief gebruikt en de camera heeft vastgesteld dat de camerabeweging
minimaal is terwijl de scènefunctie is geïdentificeerd als [ ], dan is de sluitertijd langzamer dan normaal. Zorg ervoor dat de camera tijdens het maken van opnamen niet beweegt.
Er zal een optimumscène voor het gespecificeerde onderwerp gekozen worden wanneer er
ingesteld wordt op AF-opsporing (P50).
Wanneer [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON] en er een gezicht dat op een geregistreerd
gezicht lijkt gevonden wordt, wordt [R] afgebeeld rechtsboven van [ ], [ ] en [ ].
¢ Wanneer [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON], zal [ ] alleen afgebeeld worden voor
verjaardagen van geregistreerde gezichten die al ingesteld zijn wanneer het gezicht van een persoon 3 van jaar of ouder opgespoord wordt.
Aantekening
Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een andere scène
geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp.
Onderwerpomstandigheden: Wanneer het gezicht helder of donker is, De grootte van het
onderwerp, De kleur van het onderwerp, De afstand tot het onderwerp, Het contrast van het onderwerp, Wanneer het onderwerp beweegt
Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, In omstandigheden met weinig
licht, Als de camera heen en weer wordt geschud, Als de zoom wordt gebruikt
Om beelden te maken in een bedoelde scène, wordt het aangeraden dat u beelden maakt in de
juiste opnamefunctie.
Compensatie van de achtergrondverlichting
Achtergrondverlichting treedt op wanneer er licht achter het object is. In dit geval zal het
onderwerp donker worden, dus deze functie compenseert het achterlicht door het geheel van het beeld automatisch op te lichten. Achterlichtcompensatie wordt automatisch toegepast in Intelligente automatische modus.
- 49 -
Page 50
Basiskennis
AF Tracking-functie
Het is mogelijk om per onderwerp de focus en belichting in te stellen. De focus en belichting zullen het onderwerp automatisch blijven volgen, ook als het beweegt.
Als het aanraakpaneel gebruikt wordt
U kunt het onderwerp vergrendelen door het aan te raken.
[ ] wordt linksonder in het scherm weergegeven.
Het frame van AF-tracking zal geel weergegeven
worden en bepalen welke scène het meest geschikt is voor het vergrendelde onderwerp.
AF-Tracking wordt gewist als [ ] aangeraakt wordt.
Als de knoppen gebruikt worden
1 Op 2 drukken.
[ ] wordt linksonder in het scherm weergegeven.
Het AF Tracking-kader wordt in het midden van het
scherm weergegeven.
Druk nogmaals op 2 om te annuleren.
(Tracking AF kan ook geannuleerd worden door [ ] aan te raken.)
2 Plaats het onderwerp in de Opsporingsframe en druk de
ontspanknop tot de helft in om het onderwerp te vergrendelen.
De AF-zone wordt groen zodra de camera het onderwerp waarneemt.
Het AF Tracking-kader wordt geel zodra u de ontspanknop loslaat en
vervolgens wordt de optimale scène voor het vergrendelde onderwerp bepaald.
Druk op [MENU/SET] om te wissen.
(De vergrendeling kan ook geannuleerd worden door [ ] aan te raken.)
Aantekening
[GEZICHT HERK.] werkt niet tijdens AF-opsporing.
Gebruik AF Tracking met geannuleerde Touch Shutter-functie.
Gelieve de Aantekening m.b.t. de AF-opsporing lezen op P87.
- 50 -
Page 51
Basiskennis
××
De focus control functie
Het kan op de gewenste wazigheid gezet worden.
1 Raak [ ] aan om het instellingsbeeldscherm te
laten weergeven.
2 Raak de schuifbalk aan om in te stellen. 3 Maken van foto’s of video’s.
Het is tevens mogelijk een foto te maken door [ ] aan te raken.
Defocus Control wordt geannuleerd als u [ ] aanraakt.
Aantekening
De wazigheid zou kunnen veranderen tijdens de opname van video’s, afhankelijk van de
opnameomstandigheden.
De lensopening wordt tijdens het opnemen van video’s binnen het bereik van de gepaste
belichting geregeld. Daarom kan het zijn dat de lensopening niet verandert, zelfs niet wanneer de schuifbalk verplaatst wordt, afhankelijk van de helderheid van het onderwerp en de wazigheid. (De wazigheid zou bijvoorbeeld niet veranderen voor donkere scènes, zoals binnenshuis, aangezien de lensopening dan op helemaal open staat.)
Al naargelang de gebruikte lens kan een lensgeluid gehoord worden als Defocus Control
gebruikt wordt. Dit komt door de opening van de lens en duidt niet op een storing.
Al naargelang de gebruikte lens kan het werkgeluid van Defocus Control opgenomen worden
tijdens het opnemen van een video, als deze functie gebruikt wordt.
Al naargelang de gebruikte lens kan het zijn dat de Defocus Control functie niet mogelijk is.
Instellingen in intelligente automatische functie
[OPNAME] functiemenu [ASPECTRATIO] (P129)/[FOTO RES.] (P130)/[KWALITEIT] (P131)/[GEZICHT HERK.]
(P119)/[FOCUSFUNCTIE] (P32)/[BEELDINSTELL.]
¢1 [BEELDINSTELL.] kan alleen ingesteld worden op [KLEUR] en [ZWART/WIT]. ¢2 Het kan niet op [MODE3] gezet worden. Het zal permanent op [MODE1] staan als een video
opgenomen wordt, ook al is het op [MODE2] gezet.
[BEWEGEND BEELD] functiemenu [OPNAMEFUNCTIE] (P139)/[OPN. KWALITEIT]
[CONTINU AF] (P43)/[WINDREDUCTIE] (P141)
¢3 [WVGA] voor [MOTION JPEG] kan niet ingesteld worden.
Menu [VOORKEUZE]
[HISTOGRAM] (P68)/[RICHTLIJNEN] (P67)/[REST-AANDUIDING] (P145)/ [TOUCH DEFOCUS] (P146)
Menu [SET-UP] [KLOKINST.] (P28)/[WERELDTIJD] (P127)/[TOON] (P60)/[LCD MODE] (P61)/[TAAL]
(P65)
[ ] of [ ] kunnen voor de lengte van de zelfontspanner geselecteerd worden.
¢4 Het zal opnieuw op [ ] gezet worden als de Intelligent Auto functie gewist wordt of
wanneer de stroom in- en uitgeschakeld wordt [ON]/[OFF].
- 51 -
¢1
(P137)/[STABILISATIE]¢2 (P76)
¢3
(P140)/[FOCUSFUNCTIE] (P32)/
¢
4
(P83)
Page 52
Basiskennis
De instellingen van de volgende items zijn vastgesteld.
Onderdeel Instellingen
[BESPARING]
[5MIN.]
([SLAAPSMODUS]) (P62) [QUICK AF] (P132) [ON] Flits (P71) []/[Œ] [BURSTSNELH.] (P79) [H] (Hoge snelheid) [AUTO BRACKET] (P81) [ / INSTELLEN]: [ ] (Burstfunctie)
[STAP]:
[3•1/3]
[SERIE]: [0/`/_]
1
AF functie (P85) [š] (Instellen op [ ]
¢
wanneer een gezicht niet
opgespoord kan worden)
[WITBALANS] (P93) [AWB]
2
[GEVOELIGHEID] (P98) []
¢
(Intelligente ISO)
(Maximale ISO-gevoeligheid: [ISO800])
[MEETFUNCTIE] (P133) [C] [RODE-OGEN CORR]
[ON]
(P73)
[INT.DYNAMIEK] (P135) [STANDARD] [LANG SL.N.RED] (P136) [ON] [KLEURRUIMTE] (P138) [sRGB] [FOCUSPRIORITEIT]
[ON]
(P144)
[AF ASS. LAMP] (P144) [ON]
¢1 Het zal voor video’s op Multi Auto Focus gezet worden als een gezicht niet gedetecteerd kan
worden terwijl een video opgenomen wordt.
¢2 De instelling staat vast op [AUTO] (voor video’s) wanneer video’s opgenomen worden.
Afhankelijk van de gedetecteerde scène zal het toestel de instelling van de [I.RESOLUTIE]
(P134) automatisch bijstellen. De [I.RESOLUTIE] kan niet ingesteld worden met het
[OPNAME] functiemenu.
De volgende functies kunt u niet gebruiken.
[AUTO LCD UIT] van [BESPARING]/AF/AE-vergrendeling/Witbalans fijne afstelling/
Witbalans bracket/[ISO-LIMIET]/[EXTRA TELE]/[DIG. ZOOM]/[HIGHLIGHT]/[AF/AE VERGR.]/[DIRECT FOCUSPUNT]/[OPN. ZONDER LENS]
De andere items in het [SET-UP]- en [VOORKEUZE]-menu kunnen in een functie zoals de
Programme AE-functie worden ingesteld. De instelling komt terug in de Intelligent Auto-functie.
Flits
Open de flits wanneer de flits gebruikt moet worden. (P71)
In de Intelligent Auto-functie kan niet tussen de flitserfuncties worden geschakeld.
[], [], [] of [] zullen verschijnen afhankelijk van het type en de helderheid van het
onderwerp.
Wanneer [] of [] weergegeven wordt, zal de digitale rode-ogencorrectie ingeschakeld
worden.
De sluitertijd zal laag zijn wanneer [ ] of [ ] wordt gebruikt.
- 52 -
Page 53
Basiskennis

Beelden wissen

Is het beeld eenmaal gewist dan kan hij niet meer teruggehaald worden.
Op [(] drukken.
A [(] knop
Om een enkele opname uit te wissen
Selecteer het te wissen beeld en raak vervolgens [ ] aan.
Raak [APART WISSEN] aan.
Raak [JA] aan.
- 53 -
Page 54
Basiskennis
UITVOER.
Wissen van meer beelden (tot 100) of van alle beelden
Raak [ ] aan.
Raak [MULTI WISSEN] of [ALLES WISSEN] aan.
[ALLES WISSEN] > stap 5.
Selecteer het te wissen beeld.
(herhaal deze stap)
[ ] verschijnt op de geselecteerde beelden. Het weer
ervan aanraken annuleert deze instelling.
Er kan van scherm geschakeld worden door de
schuifstaaf op of neer (P9) te slepen.
Raak [UITVOER.] aan.
Raak [JA] aan.
Als [ALLES WISSEN] geselecteerd is met de [FAVORIETEN] (P160) instelling
Het selectiescherm wordt weer afgebeeld. Selecteer [ALLES WISSEN] of [ALLES WISSEN BEHALVEÜ], selecteer [JA] en wis de beelden.
Aantekening
Het toestel niet uitzetten terwijl deze aan het wissen is (terwijl [] afgebeeld is). Een batterij
met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) gebruiken.
Als u [ANNUL] aanraakt terwijl u beelden wist met gebruik van [MULTI WISSEN], [ALLES
WISSEN] of [ALLES WISSEN BEHALVEÜ], zal het wissen halverwege stoppen.
Afhankelijk van het aantal beelden dat gewist moet worden, kan het wissen even duren.
Als beelden niet voldoen aan de DCF-standaard of beveiligd zijn (P163), worden zij niet gewist,
zelfs niet als [ALLES WISSEN] of [ALLES WISSEN BEHALVEÜ] wordt geselecteerd.
- 54 -
Page 55
Basiskennis

Menu instellen

Als op [MENU/SET] gedrukt wordt, worden [OPNAMEFUNCTIE] en 5 menu’s ([OPNAME], [BEWEGEND BEELD], [VOORKEUZE], [SET-UP] en [AFSPELEN]) weergegeven. Van de 5 verschillende menu’s, zijn er enkele die u in staat stellen om het opnemen of afspelen naar eigen voorkeur in te stellen, of om het gebruik van de camera leuker en gemakkelijker te maken. In het bijzonder, bevat het [SET-UP] menu belangrijke instellingen met betrekking tot de klok en de stroom van het toestel. Controleer de instellingen van dit menu voordat u overgaat tot het gebruik van het toestel.
[OPNAMEFUNCTIE] [VOORKEUZE] menu (P142 tot 147)
Raadpleeg voor
details de instelling van de [OPNAME] modus P30.
[OPNAME] functiemenu (P129 tot 138) [SET-UP] menu (P60 tot 66)
In dit menu kunt u de
beeldverhouding, het aantal pixels en andere aspecten van de opnamen die u maakt, instellen.
[BEWEGEND BEELD] functiemenu
Dit menu laat u de [OPNAMEFUNCTIE], [OPN. KWALITEIT] en andere aspecten voor bewegend beeldopname instellen.
(P139 tot 141)
U kunt zelf de
bediening van het toestel, bijv. de schermweergave en de bediening van de knoppen, bepalen. De gewijzigde instellingen kunnen ook worden opgeslagen.
Dit menu laat u de
klokinstellingen uitvoeren, de werkingspieptoon selecteren en anderen instellingen instellen die het gemakkelijker voor u maken om het toestel te hanteren.
[AFSPELEN] functiemenu (P149 tot 164)
Dit menu laat u de
Bescherming, Knip­of Afdrukinstellingen, enz. van gemaakte beelden instellen.
Aantekening
Er zijn functies die niet ingesteld of gebruikt kunnen worden afhankelijk van de functies of de menu-instellingen die gebruikt worden op het toestel wegens de specificaties.
- 55 -
Page 56
Basiskennis
of
A B
of
of

Menuonderdelen instellen

Dit deel beschrijft hoe de menu-items ingesteld kunnen worden.
Als u [MENU HERVAT.] (P147) in het [VOORKEUZE]-menu op [ON] zet, wordt het menu-item dat het laatst was geselecteerd voordat de camera werd uitgezet, weergegeven. Op het moment van aankoop staat deze op [ON].
Op [MENU/SET] drukken.
Selecteer het menu door op 3/4/2/1 te drukken of door aan de functieknop op de achterkant te draaien.
Druk op [ ] om terug te keren naar het
opnamescherm.
Het kan ook ingesteld worden met de bediening door
middel van aanraking.
Druk op [MENU/SET] om het menu weer te geven.
A Menu-item B Instellingen
Selecteer het menu-item door op 3/4 te drukken of door aan de functieknop op de achterkant te draaien.
Selecteer het item helemaal onderaan en druk op 4
of draai de functieknop achterop naar rechts om naar het volgende scherm te gaan.
Op [MENU/SET] of op de functieknop achterop drukken.
Afhankelijk van het item, zou de instelling ervan niet
kunnen verschijnen of zou het op een andere wijze afgebeeld kunnen worden.
De afbeelding rechts is een voorbeeld van de selectie
van [INT.DYNAMIEK] in de programma-AE-modus.
- 56 -
Page 57
Basiskennis
of
of
A
of
of
Selecteer de instellingen door op 3/4 te drukken of door aan de functieknop op de achterkant te draaien.
De afbeelding rechts is een voorbeeld van de
instelling van [INT.DYNAMIEK] van [OFF] op [HIGH].
Op [MENU/SET] of op de functieknop achterop drukken.
Op [ ] drukken om het menu te sluiten.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
Schakelen naar andere menu’s
b.v.: naar het [SET-UP] menu schakelen vanuit het [OPNAME] modusmenu
1 Op 2 drukken.
A Icoon snelle menuwisseling
2 Op 4 drukken of de functieknop
achterop draaien om het [SET-UP] menupictogram [ ] te selecteren.
3 Op 1 of op de functieknop achterop
drukken.
Selecteer een menu-item erna en stel het in.
- 57 -
Page 58
Basiskennis
A
B
C

Het Snelmenu instellen

M.b.v. het snelle menu, kunnen sommige menu-instellingen gemakkelijk gevonden worden.
Het is mogelijk om met de cursorknop en de functieknop op de achterkant te werken.
De kenmerken die afgesteld kunnen worden m.b.v. het Snelle Menu worden bepaald door de
functie of een weergavestijl waar het toestel zich in bevindt. De items die niet gebruikt kunnen worden, worden grijs weergegeven.
Druk op [Q.MENU/Fn] om het Snelmenu weer te geven.
A Raak de icoon van het snelmenu aan
Het snelmenu kan ook weergegeven worden door
[ ] aan te raken. Als [Q.MENU/Fn] in het [VOORKEUZE] menu op [Fn] gezet is, gebruik dan [].
Raak het menuitem aan.
B Menu-item
Het menu-item kan omgeschakeld worden door
[2]/[1] aan te raken.
Selecteer en raak de instelling aan.
C Instellingen
ヲハヮユワヶ
バョㄏ
Raak [EXIT] aan om het menu te verlaten als de instelling eenmaal voltooid is.
- 58 -
Page 59
Basiskennis
D
E
Stel het snelmenu in met uw favoriete items.
Er kunnen tot 10 items als snelmenu ingesteld worden. Stel de menu-items in afhankelijk van de opnameomstandigheden, enz.
1 Raak [ ] aan.
2 Selecteer het menu in de bovenste rij en sleep het
naar de onderste rij.
D Items die als snelmenu ingesteld kunnen worden. E Items die in het beeldscherm van het snelmenu
weergegeven kunnen worden.
Als er op de onderste rij geen lege ruimte is, sleep het
dan naar het te vervangen menu-item. Het nieuwe item kan ingesteld worden door het oude te vervangen.
Als het item van de onderste rij naar de bovenste rij
versleept wordt, wordt de instelling gewist en zal die ruimte leeg worden.
De menu-items of instellingen kunnen omgeschakeld worden door [2]/[1] aan te raken.
De volgende items kunnen ingesteld worden:
[OPNAME] functiemenu
[ASPECT.INST.] (P129, 130)/[KWALITEIT] (P131)/[FOCUSFUNCTIE] (P32)/[MEETFUNCTIE]
(P133)/[FLITS] (P71)/[I.RESOLUTIE] (P134)/[INT.DYNAMIEK] (P135)/[EXTRA TELE] (P69)/
[BURSTSNELH.] (P79)/[AUTO BRACKET] (P81)/[ZELF ONTSP.] (P83)/[STABILISATIE] (P76)
Opnamefuncties [BEWEGEND BEELD] functiemenu
[AF MODE] (P85)/[GEVOELIGHEID] (P98)/ [WITBALANS] (P93)/ Belichtingscompensatie (P78)/ [DIAFRAGMA WAARDE] (P100)/ [SLUITERTIJD] (P100)/ [AANDRIJFMODE](Enkel (P34)/Burst (P79)/ Auto bracket (P81)/Zelfontspanner (P83))
[FILMOPNAMESTND] (P139, 140)
Menu [VOORKEUZE]
[HISTOGRAM] (P68)/[RICHTLIJNEN] (P68)/ [REST-AANDUIDING] (P145)
3 Raak [EXIT] aan.
Het zal naar het beeldscherm van bovenstaande stap 1 terugkeren. Raak [EXIT] aan om naar het opnamescherm te schakelen.
- 59 -
Page 60
Basiskennis
: :
Voer deze instellingen uit indien nodig.

Over het set-up Menu

[KLOKINST.], [BESPARING] en [AUTO REVIEW] zijn belangrijke items. Controleer de instellingen ervan voordat u ze gebruikt.
Voor details over hoe de [SET-UP] menu-instellingen geselecteerd moeten worden,
P56 raadplegen.
1 Druk op 2/1 om de items te
selecteren en druk op 3/4 om ze in te stellen.
A De tijd in uw woongebied B De tijd in uw
reisbestemmingsgebied
(P127)
[ ]: Wissen zonder de
klok in te stellen.
U [KLOKINST.]
Raadpleeg De datum en de tijd instellen (Klokinstelling) op P28 voor overige informatie.
Instelling van weergavevolgorde en formaat tijdweergave.
Het instellingsbeeldscherm
voor de weergavevolgorde en de weergave van het tijdformaat wordt weergegeven door [INDELING] te selecteren en door daarna op [MENU/SET] te drukken.
2 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
[WERELDTIJD]
[BESTEMMING]/– [HOME]
Raadpleeg P127 voor details.
[REISDATUM] [REIS-SETUP]/[LOCATIE]
Raadpleeg P125 voor details.
Regel het volume van de pieptoon die ter bevestiging van de scherpstelling dient, alsmede de pieptoon van de zelfontspanner
[TOON]
en van het alarm.
[s] (Geluid uit) [t] (Laag) [u] (Hoge)
u [VOLUME]
Stel het volume af van de luidspreker op één van de 7 niveaus.
Als u de camera aansluit op een TV wijzigt dit het volume van de TV-speakers niet.
- 60 -
Page 61
Basiskennis
De helderheid, kleur, of de rode of blauwe tinten van de LCD-monitor/optionele live-zoeker worden bijgesteld.
1 Selecteer de instellingen door op
3/4 te drukken en stel bij met
[MONITOR]/
[ZOEKER]
2/1 of met de functieknop op de achterkant.
Er zijn 4 instellingen: [HELDERHEID],
[CONTRAST•VERZADIGING], [ROODACHTIG] (kleurinstelling tussen rood en groen) en [BLAUWZWEEM] (kleurinstelling tussen oranje en blauw).
2 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Het zal de LCD-monitor bijstellen als de LCD-monitor in gebruik is en de zoeker als de
optionele live-zoeker (P188) in gebruik is.
Het kan zijn dat sommige onderwerpen er op de LCD-monitor/zoeker anders uitzien dan in
werkelijkheid. Dit heeft echter geen effect op de opgenomen beelden.
De helderheid van de LCD-monitor kan ingesteld worden, afhankelijk van hoe helder het licht rondom het toestel is.
[AUTO]:
De helderheid wordt automatisch aangepast afhankelijk van hoe
[LCD MODE]
LCD
De helderheid van de beelden die afgebeeld worden op de LCD-monitor neemt toe zodat
sommige onderwerpen anders eruit zouden kunnen zien dan in werkelijkheid op de LCD-monitor. Dit beïnvloedt echter niet de opgenomen beelden.
De LCD-monitor keert 30 seconden nadat in [MODE1] opgenomen was, automatisch terug
naar de standaardhelderheid. Druk op een willekeurige knop om de LCD-monitor weer helder te maken.
Als u niets op het scherm ziet door zonlicht of ander licht dat erop schijnt, raden wij aan het licht
af te schermen met uw hand of iets anders.
Het aantal opneembare beelden neemt af in [AUTO] en [MODE1].
[AUTO] kan niet geselecteerd worden wanneer u beelden afspeelt.
[AUTO] is buiten werking gesteld tijdens de opname van bewegend beeld.
Wanneer het menuscherm afgebeeld wordt in donkere omgeving enz., wordt de LCD-monitor
nog donkerder zelfs als [LCD MODE] ingesteld is op [MODE2].
Wanneer de netadapter (optioneel) gebruikt wordt, is de begininstelling [MODE2].
helder het om het toestel heen is.
[MODE1]:
1
Maak de LCD-monitor helderder.
[MODE2]:
2
Zet de LCD-monitor op de standaardhelderheid.
[MODE3]:
3
Maak de LCD-monitor donkerder.
- 61 -
Page 62
Basiskennis
U kunt de levensduur van de batterij conserveren door deze menu’s in te stellen. Deze zal bovendien de LCD-monitor automatisch uitschakelen
wanneer deze niet in gebruik is om het ontladen van de batterij te voorkomen.
p [SLAAPSMODUS]:
q [BESPARING]
Het toestel wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet gebruikt wordt gedurende een op de instelling geselecteerde tijdsperiode.
[OFF]/[1MIN.]/[2MIN.]/[5MIN.]/[10MIN.]
[AUTO LCD UIT]:
De LCD-monitor wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet gebruikt wordt gedurende de op de instelling geselecteerd tijd.
[OFF]/[15SEC.]/[30SEC.]
De ontspanknop tot de helft indrukken of het toestel uit- en aanzetten om [SLAAPSMODUS] te
annuleren.
[SLAAPSMODUS] is ingesteld op [5MIN.] in de intelligente automatische functie.
[SLAAPSMODUS] is vastgesteld op [2MIN.] wanneer [AUTO LCD UIT] ingesteld is op
[15SEC.] of [30SEC.].
Druk op een knop om de LCD-monitor weer aan te zetten.
[SLAAPSMODUS] werkt niet in de volgende gevallen.Wanneer u de AC-adapter gebruiktWanneer u verbindt aan een PC of een printerWanneer u bewegende beelden opneemt of terugspeeltTijdens een diavoorstelling
Stel in hoeveel tijd na de opname het beeld op het scherm verschijnt.
o [AUTO REVIEW]
[OFF]/[1SEC.]/[3SEC.]/[5SEC.] [HOLD]:
De beelden worden weergegeven tot de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt.
Als de functie op [HOLD] gezet is terwijl het toestel op [ ] (P34) of [ ] (P83) staat, is het
tijdens Auto Review mogelijk om de beeldschermweergave voor het afspelen te veranderen
(P39) of te vergroten door aan de functieknop op de achterkant te draaien.
Onafhankelijk van de Auto Review-instelling zullen de beelden automatisch bekeken kunnen
worden als burst-beelden opgenomen worden met de instelling [H] (P79), en bij opnames met Auto Bracket (P81). (De continue weergavefuncties zullen niet beschikbaar zijn) Bovendien kunt u de Auto Review functie niet instellen.
Als [HIGHLIGHT] (P142) ingesteld is op [ON], verschijnen er witte verzadigde zones die
knipperen in het zwart en in het wit wanneer de automatische overzichtsfunctie geactiveerd is.
[AUTO REVIEW] wordt uitgeschakeld als de burst-modus op [M] of [L] gezet wordt.
Wanneer [AUTOM. REGISTR.] in [GEZICHT HERK.] (P119) ingesteld is op [ON], kan [AUTO
REVIEW] alleen ingesteld worden op [3SEC.] of [5SEC.].
- 62 -
Page 63
Basiskennis
Het USB-communicatiesysteem kiezen voordat of nadat u het toestel op uw PC of printer aansluit met de USB-kabel (bijgeleverd).
y [SELECT. VERBINDING]:
x [USB MODE]
[PC] of [PictBridge(PTP)] kiezen als u het toestel op een PC of een printer hebt aangesloten die PictBridge verwerkt.
{ [PictBridge(PTP)]:
Instellen na of voor het aansluiten op een printer die PictBridge verwerkt.
z [PC]:
Instellen na of voor het aansluiten op een PC.
Wanneer u [PC] kiest, wordt het toestel aangesloten via het “USB Mass Storage”
communicatiesysteem.
Wanneer u [PictBridge(PTP)] kiest, wordt het toestel aangesloten op het “PTP (Picture Transfer
Protocol)” communicatiesysteem.
Instellen om het toestel aan te passen aan het kleurentelevisiesysteem in het betreffende land.
| [VIDEO UIT]
[NTSC]: Video-output wordt op NTSC systeem ingesteld. [PAL]: Video-output wordt op PAL systeem ingesteld.
Dit zal werken wanneer de AV-kabel of de HDMI-minikabel (optioneel) verbonden is.
De verschillende TV-typen instellen.
[TV-ASPECT]
[W]: Aansluiten op een TV met een 16:9 scherm. [X]: Aansluiten op een TV met een 4:3 scherm.
Dit zal werken wanneer de AV-kabel aangesloten is.
- 63 -
Page 64
Basiskennis
De HDMI-outputindeling instellen wanneer u beelden afspeelt op een HDMI-compatibele high definition TV die met behulp van een HDMI-minikabel (optioneel) met dit toestel verbonden is.
[AUTO]:
De outputresolutie wordt automatisch ingesteld op basis van de informatie die wordt verkregen van de aangesloten TV.
[HDMI-FUNCTIE]
[1080i]:
Voor de output wordt gebruikgemaakt van de interlacemethode met 1080 beschikbare scanlijnen.
[720p]:
De progressieve methode met 720 beschikbare scanlijnen wordt gebruikt voor output.
1
¢
[576p]
/[480p]
De progressieve methode met 576
2
¢
:
1
2
¢
¢
/480
beschikbare
scanlijnen wordt gebruikt voor output.
¢1 Wanneer [VIDEO UIT] ingesteld is op [PAL] ¢2 Wanneer [VIDEO UIT] ingesteld is op [NTSC]
Als de beelden in [AUTO] niet naar de TV worden uitgevoerd, pas ze dan aan aan het
beeldformaat dat op uw TV kan worden weergegeven en selecteer het aantal effectieve scanlijnen. (Lees de gebruiksaanwijzing van de TV.)
Dit werkt wanneer de HDMI-minikabel (optioneel) is aangesloten.
Ga naar P171 voor meer informatie.
Instellen zodat dit toestel kan worden bestuurd met behulp van de VIERA-afstandsbediening door dit toestel met behulp van de HDMI-minikabel (optioneel) automatisch te koppelen aan de VIERA Link-compatibele apparatuur.
[OFF]: De bediening vindt plaats door middel van de knoppen
[VIERA Link]
op dit toestel.
[ON]: De VIERA Link-compatibele apparatuur kan op
afstand worden bediend. (Niet alle handelingen zijn mogelijk) Het hoofdtoestel kan niet volledig met behulp van de knoppen worden bediend.
Dit werkt wanneer de HDMI-minikabel (optioneel) is aangesloten.
Ga naar P173 voor meer informatie.
- 64 -
Page 65
Basiskennis
Instellen van de afspeelwijze van 3D-beelden. []: Instellen voor aansluiting op een 3D-compatibele
televisie.
[3D-WEERGAVE]
[]: Instellen voor aansluiting op een niet 3D-compatibele
televisie. Stel dit in als u 2D-beelden (conventionele beelden) op een 3D-compatibele televisie wilt bekijken.
Dit werkt wanneer de HDMI-minikabel (optioneel) is aangesloten.
Raadpleeg P167 voor de manier van afspelen van 3D-beelden in 3D.
Stel de positie van het aanraakpaneel af als er iets anders geselecteerd is als wat u aangeraakt heeft of als de aanraakhandeling niet reageert.
1 Op [MENU/SET] drukken. 2 Raak de oranje [r] markering, die
[KALIBREREN]
afgebeeld wordt op het scherm op volgorde, aan met de styluspen (meegeleverd) (5 plaatsen).
Er wordt een bericht afgebeeld
wanneer de positie eenmaal ingesteld is.
3 Op [MENU/SET] drukken om te
eindigen.
Calibratie wordt niet uitgevoerd als de correcte positie niet aangeraakt wordt. Raak de [i]
markering weer aan.
~ [TAAL] De taal op het scherm instellen.
Als u per ongeluk een andere taal instelt, kiest u [~] in het pictogrammenmenu om de
gewenste taal in te stellen.
- 65 -
Page 66
Basiskennis
[VERSIE DISP.]
Dit maakt het mogelijk de versies van het bedrijfwaren van het toestel en de lens te controleren.
[–. –] wordt afgebeeld als het bedrijfswaren van de lens wanneer de lens er niet op zit.
v [NR. RESET]
Reset het bestandnummer van de volgende opname op 0001.
Het mapnummer wordt bijgewerkt en het bestandnummer vertrekt vanaf 0001. (P181)
U kunt een mapnummer tussen 100 en 999 toewijzen.
Wanneer u het mapnummer 999 bereikt, kunt u niet verder instellen. Wij raden aan de kaart
(P66) te formatteren nadat u de gegevens op een PC of ergens anders opgeslagen hebt.
Als u het aantal mappen weer wilt terugbrengen naar 100, formatteert u eerst de kaart en reset
u daarna het aantal bestanden met deze functie. Er verschijnt een resetscherm voor het mapnummer. [JA] kiezen om het mapnummer opnieuw in te stellen.
w [RESETTEN]
De [OPNAME]- of [SET-UP]/[VOORKEUZE] -menu-instellingen worden teruggezet in de oorspronkelijke instellingen.
Wanneer de [OPNAME] functie-instellingen opnieuw ingesteld worden, zullen gegevens die
geregistreerd zijn met [GEZICHT HERK.] ook opnieuw ingesteld worden.
Wanneer [SET-UP]/[VOORKEUZE] menu-instellingen opnieuw ingesteld worden, worden de
volgende instellingen ook opnieuw ingesteld. Bovendien wordt [FAVORIETEN] (P160) in [AFSPELEN] functiemenu ingesteld op [OFF], en wordt [LCD ROTEREN] (P159) ingesteld op [ON].
De verjaardag- en naam instellingen voor [BABY1]/[BABY2] (P112) en [HUISDIER] (P113) in
scènefunctie.
De instellingen van [REISDATUM] (P125) (vertrekdatum, terugkomstdatum, bestemming)De instelling voor [WERELDTIJD] (P127).
Het mapnummer en de klokinstelling worden niet gewijzigd.
De kaart wordt geformatteerd.
Permanent formatteren wist alle gegevens op uw
[FORMATEREN]
geheugenkaart. Gelieve ervoor zorgen dat alle bewegende beelden elders opgeslagen zijn voordat u deze functie gebruikt.
Gebruik een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) wanneer u
formatteert. Zet het toestel niet uit tijdens het formatteren.
Als de kaart is geformatteerd op een PC of andere apparatuur, formatteert u dan de kaart
opnieuw op het toestel.
Als de kaart niet geformatteerd kan worden, probeer dan eerst een andere kaart voordat u
contact opneemt met het dichtstbijzijnde Assistentiecentrum.
- 66 -
Page 67

Opnemen

××
9
9
L
AFSAFSAFS
××
-3-3-3 000 +3-3 3
Opnemen

Omschakelen van de weergave van de LCD-monitor

Omschakelen van de informatie die op het opnamescherm weerge-
geven wordt
Raak [ ] aan om te veranderen.
A Normale weergave B Geen weergave
¢1, 2
¢1
¢1 Er worden richtlijnen weergegeven wanneer de [RICHTLIJNEN] van het
[VOORKEUZE]-menu op iets anders dan [OFF] staat.
¢2 Er worden histogrammen weergegeven wanneer [HISTOGRAM] van het
[VOORKEUZE]-menu op [ON] staat. Het is ook mogelijk om de belichtingsmeter weer te geven door [LICHTMETER] van het [VOORKEUZE] menu op [ON] te zetten. (P143)
Opnamerichtlijn
Wanneer u het object uitlijnt op de horizontale en verticale richtlijnen of het kruispunt van deze lijnen, kunt u opnamen maken met goed ontworpen compositie door de grootte, de helling en de balans van het object te bekijken.
A []:Dit wordt gebruikt wanneer het hele scherm verdeeld wordt in 3k3 voor het maken
van beelden met een goed gebalanceerde samenstelling.
B []:Dit wordt gebruikt wanneer u het onderwerp precies in het midden wilt positioneren. C []:De positie van de richtlijn kan worden ingesteld. Met de richtlijn kunnen goed
uitgebalanceerde opnamen te maken van onderwerpen die zich niet midden in het beeld bevinden.
- 67 -
Page 68
Opnemen
Stel de positie van de richtlijn in met [ ]
Stel de [RICHTLIJNEN] in het [VOORKEUZE] menu in op [ ].
Raak [ ] boven de richtlijn aan en sleep het naar de positie die u gekozen heeft (P9).
U kunt de positie van de richtlijn ook instellen met de cursorknop in het [VOORKEUZE] menu.
Als het moeilijk is om de richtlijn door middel van aanraking over de
rand van het beeldscherm te verplaatsen, gebruik dan de cursorknop om de positie in te stellen.
Over het Histogram
Een Histogram is een grafiek die helderheid langs de horizontale as (zwart of wit) en het aantal pixels bij elk helderheidniveau op de verticale as afbeeld. Hiermee controleert u snel de belichting van een beeld.
Voorbeeld van histogram
1 Juiste belichting 2 Onderbelichting 3 Overbelicht
De positie van het histogram instellen
Stel de [HISTOGRAM] in het [VOORKEUZE] menu in op [ON].
Raak het histogram aan en sleep het naar de positie die u gekozen heeft (P9).
U kunt de positie van het histogram ook instellen met de cursorknop in het [VOORKEUZE] menu.
Aantekening
Als de opname en het histogram niet samenvallen in de volgende omstandigheden,
wordt het histogram oranje afgebeeld.
Wanneer de handmatige belichtingassistentie niet [n0] is tijdens belichtingcompensatie of in
handmatige belichtingfunctie
Als de flits geactiveerd isAls de flits gesloten is
Als de schermhelderheid niet goed weergegeven wordt op donkere plaatsen
Als de belichting niet goed is ingesteld
Het histogram is een benadering in de opnamefunctie.
Het histogram dat afgebeeld wordt in dit toestel komt niet overeen met histogrammen die
afgebeeld worden door beeldbewerkende software voor PC’s enz.
- 68 -
Page 69
Opnemen
[OPNAME] Functie:

Beelden maken met de zoom

Gebruik van de Optische Zoom/Gebruik van de Extra Tele Conversie (EX)/
Gebruik van de Digitale Zoom
[U kunt de optische zoom alleen gebruiken in [ ] en de optische zoom en de extra tele-conversie in de [¿] modus.]
U kunt uitzoomen om landschappen met een groothoek (Wide) op te nemen of inzoomen om mensen en voorwerpen dichterbij te doen lijken (Tele), door aan de zoomring te draaien. (De verwisselbare lens (H-H014) ondersteunt niet de zoomringfunctie.) Om verder te vergroten, zet u [EXTRA TELE] op [ON] of [DIG. ZOOM] op [2k] of [4k] in het [OPNAME] functiemenu of in het [BEWEGEND BEELD] functiemenu. Vervolgens kunt u grotere foto’s maken. Als [EXTRA TELE] (max. 2k) gebruikt wordt bij het maken van foto’s, zet iedere beeldverhouding (X/Y/W/ ) dan op een ander beeldformaat dan [L] [beeldformaat met
(P130)].
Zoomtypes
Eigenschap Optische zoom
1k
Vergroting van de opname
3k
Beeldkwaliteit
¢1 Bij een beeldformaat [S] (3 M), wordt de beeldverhouding [X] geselecteerd.
Het uitvergrotingniveau verschilt afhankelijk van [FOTO RES.] en [ASPECTRATIO] instelling.
¢2 Als de opnamemodus [AVCHD(720p)] geselecteerd is of de opnamekwaliteit [HD] of
[WVGA] geselecteerd is. Als de opnamemodus [AVCHD(1080i)] geselecteerd is, zal er geen vergroting zijn met
extended tele-conversie (1x). Als de opnamemodus [MOTION JPEG] geselecteerd is terwijl de opnamekwaliteit [VGA] of [QVGA] is, zal de factor van extra tele-conversie in 4,2 veranderen.
Geen verslechtering Geen verslechtering
Voorbeeld: als de verwisselbare lens (H-FS014042) gebruikt wordt, kunt u een vergroting van 24k verkrijgen door 3k optische zoom i 2k extra tele-conversie i 4k digitale zoom.
Extra Tele Conversie (EX)
Als de verwisselbare lens (H-H014) gebruikt wordt
bij het maken van foto’s: 2k wanneer u bewegende beelden opneemt: 3,1k
Als de verwisselbare lens (H-FS014042) gebruikt wordt
bij het maken van foto’s: 2k wanneer u bewegende beelden opneemt: 3,1k
¢1
¢2
¢1
¢2
Digitale zoom
[2k]
[4k]
[2k]
[4k]
Hoe hoger het vergrotingsniveau, hoe groter de verslechtering.
- 69 -
Page 70
Opnemen
Aantekening
Als de extra tele-conversie bijvoorbeeld op [ ] gezet is (gelijk aan 3 miljoen pixel), zal de
foto genomen worden met de 3 miljoen van de 12,1 miljoen pixel in het midden van het beeld, zodat meer een telefoto verkregen wordt.
Als de Extra Tele Conversie gebruikt wordt, zal de gezichtshoek voor foto’s anders zijn dan die
voor video’s omdat de zoomfactoren verschillend zijn. De gezichtshoek voor een opname kan van tevoren gecontroleerd worden door [ OPN.GEBIED] (P145) in te stellen op de wijze waarmee u wilt opnemen.
Als u de zoomfunctie gebruikt nadat u op het object scherpgesteld hebt, stelt u opnieuw
scherpobject.
Wanneer u de digitale zoom gebruikt, zou [STABILISATIE] niet effectief kunnen zijn.
Als het schudden (bibberen) van het toestel tijdens Digitaal Zoomen een probleem is, wordt
aangeraden om [STABILISATIE] op [MODE1] te zetten.
Wanneer u de digitale zoom gebruikt, raden wij het gebruik van een statief en de
zelfontspanner (P83) aan om opnamen te maken.
De AF-functie staat permanent op [Ø] wanneer de digitale zoom gebruikt wordt.
De extra tele-conversie en de digitale zoom kunnen in de volgende gevallen niet worden
gebruikt.
Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
- 70 -
Page 71
Opnemen
[OPNAME] Functie:

Beelden maken met de ingebouwde flits

A De flits openen
B De flits sluiten
Druk op de flits totdat deze klikt.
Sluit de flits altijd als u deze niet gebruikt.
De flitsinstelling is vastgesteld op [Œ] terwijl de
flits gesloten wordt.
Aantekening
Wees voorzichtig bij het openen van de flitser omdat de flitser naar buiten springt.
Ervoor zorgen dat er geen vinger klem blijft zitten wanneer u een flitserlamp sluit.

Naar de geschikte flitsinstelling schakelen

Toepasbare functies:
Stel de ingebouwde flitser in voor de opname.
Open de flits.
1 Selecteer [FLITS] in het [OPNAME]-functiemenu. (P56) 2 Druk op 3/4, selecteer een functie en druk op [MENU/SET].
Voor informatie over flitsinstellingen die gekozen kunnen worden, Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties
raadplegen. (P73)
- 71 -
Page 72
Opnemen
Onderdeel Beschrijving van instellingen
: AUTO
: AUTO/Rode­ogenreductie
: Vast ingesteld op AAN
: Vast ingesteld op AAN/Rode­ogenreductie
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de opnamecondities.
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de opnamecondities. De flits wordt een keer geactiveerd vóór de eigenlijke opname om het rode-ogeneffect (ogen van het object die rood worden op het beeld) te verminderen en vervolgens opnieuw geactiveerd voor de eigenlijke
¢
opname.
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van personen in
slecht belichte omstandigheden.
De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities.
Gebruik deze functie wanneer uw object achtergrondbelichting
heeft of onder fluorescent licht staat.
De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities.
Het reduceert gelijktijdig het rode-ogeneffect.
Gebruik deze functie wanneer uw object achtergrondbelichting
¢
heeft of onder fluorescent licht staat.
Wanneer u beelden maakt tegen een achtergrond met donkere achtergrond, maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de flits geactiveerd wordt. Het landschap met donkere achtergrond zal
: Langzame
sync.
helderder lijken.
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van personen op een donkere achtergrond.
Een langzamere sluitertijd gebruiken kan wazigheid door
beweging veroorzaken. Het gebruiken van een statoef kan uw foto’s verbeteren.
Wanneer u beelden maakt tegen een achtergrond met donkere achtergrond, maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de flits geactiveerd wordt. Het landschap met donkere achtergrond zal
: Langzame synchr./ Rode-ogenreductie
helderder lijken.
Het reduceert gelijktijdig het rode-ogeneffect.
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van personen op
¢
een donkere achtergrond.
Een langzamere sluitertijd gebruiken kan wazigheid door
beweging veroorzaken. Het gebruiken van een statoef kan uw foto’s verbeteren.
De flits wordt in geen enkele opnameconditie geactiveerd.
Œ: Vast ingesteld op UIT
Gebruik deze functie om opnamen te maken op plekken waar het
gebruik van een flits niet toegestaan is.
Sluit de flitser om hem uit te schakelen, als de interne flitser
gebruikt wordt.
De flits wordt tweemaal geactiveerd. Het interval tussen de eerste en tweede flits is langer wanneer [ ], [ ] of [ ] ingesteld is. Het onderwerp moet niet bewegen tot de tweede flits geactiveerd wordt.
¢ [RODE-OGEN CORR] op het [OPNAME] Functiemenu is ingesteld op [ON], [ ]
verschijnt op de flitsicoon.
- 72 -
Page 73
Opnemen
Over de digitale rode-ogencorrectie
Als [RODE-OGEN CORR] in het [OPNAME] menu op [ON] gezet is en de Rode-Ogen-Reductie ([ ], [ ], [ ]) geselecteerd wordt, zal de Digitale Rode-Ogen-Correctie steeds uitgevoerd worden wanneer de flitser gebruikt wordt. Het toestel spoort automatisch rode ogen op en corrigeert het beeld. (alleen beschikbaar als de AF-functie op [š] staat en de gezichtsherkenning actief is)
Onder bepaalde omstandigheden, kan de rode ogenreductie niet gecorrigeerd worden.
Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties
De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamefuncties. (±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar, ¥: Begininstelling van scènefunctie)
Œ Œ
¢
ñ
—————±¥ ± ———±
±
³ ±±±±±±± 1 ¥ ± ——— ± ± ±±±±±±± ¥ ± ———± ´ ±±±±——± . ————— ¥± ² ——±±——± / ——————¥
——————± ——————¥
* ±¥±———± : ±¥±———± + ±¥±———± ; ±¥±———± , ——————¥ í ¥ ± ———±
——————¥
2 ———± ¥±
- ¥ ± ———± ï —————— ¥
¥±±———±
¢ [ ] wordt afgebeeld. [ ], [ ], [ ] of [ ] is ingesteld afhankelijk van het type
onderwerp en helderheid.
De flitsinstellingen kunnen veranderen als de opnamefunctie verander wordt. Stel de
flitsinstelling opnieuw in indien nodig.
De flitsinstelling blijft opgeslagen memorised ook als u de camera uit zet. De flitsinstelling voor
de scènefunctie wordt weer op de oorspronkelijke instelling gezet als u de scènefunctie wijzigt.
De flits zal niet geactiveerd worden wanneer u bewegend beeld opneemt.
- 73 -
Page 74
Opnemen
Het beschikbare flitsbereik om opnamen te maken
Het beschikbare flitsbereik is een benadering.
Als de verwisselbare lens
ISO-gevoeligheid
AUTO 50 cm tot 4,8 m ISO100 50 cm tot 2,4 m 1,0 m tot 1,7 m 30 cm tot 1,0 m ISO200 50 cm tot 3,3 m 1,0 m tot 2,4 m 30 cm tot 1,5 m ISO400 50 cm tot 4,8 m 1,0 m tot 3,4 m 30 cm tot 2,1 m ISO800 70 cm tot 6,7 m 1,0 m tot 4,8 m 30 cm tot 3,0 m
ISO1600 1,1 m tot 9,6 m 1,0 m tot 6,8 m 50 cm tot 4,2 m ISO3200 1,5 m tot 13,5 m 1,1 m tot 9,6 m 70 cm tot 6,0 m ISO6400 2,2 m tot 19,2 m 1,6 m tot 13,7 m 1,0 m tot 8,5 m
¢ Als [ISO-LIMIET] (P135) wordt ingesteld op [OFF]
(H-H014) gebruikt wordt
Beschikbaar flitsbereik
¢
Als de verwisselbare lens
(H-FS014042) gebruikt wordt
Beschikbaar flitsbereik
Breed Tele
1,0 m tot 3,4 m¢30 cm tot 2,1 m
Als de afstand tot het onderwerp kort is wanneer u een foto maakt m.b.v. een flits, wordt een
gedeelte van het gemaakte beeld donker omdat het licht van de flits geblokkeerd wordt door de lens of het valt buiten het flitsbereik. Controleer de afstand naar het onderwerp wanneer u een foto maakt. De afstand tot het onderwerp waar het licht van de flits geblokkeerd is, is afhankelijk van de lens die gebruikt wordt.
Als de verwisselbare lens (H-H014) bevestigd wordt:
50 cm of minder
Als de verwisselbare lens (H-FS014042) bevestigd wordt:
1,0 m of minder (Breed)/30 cm of minder (Tele)
¢
- 74 -
Page 75
Opnemen
Sluitertijd voor elke flitsfunctie
Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.) Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.)
¢1
tot 1/4000e 1 tot 1/4000e
1/60
¢1 Dit wordt 60 seconden in de sluitertijdprioriteit AE-functie. ¢2
Dit wordt 60 seconden in de belichtingsmodus.
Wanneer de flits geactiveerd is, kan de sluitertijd niet ingesteld worden op sneller dan 1/160ste
van een seconde.
¢2
tot 1/160e Œ 60 tot 1/4000e
1/60
sluitertijdprioriteit AE-functie
en 60 seconden in de manuele
In intelligente automatische functie, verandert de sluitertijd afhankelijk van de geïdentificeerde
scène.
Aantekening
Zet de flits niet te dicht bij objecten en sluit de flits niet als hij moet werken. De kleur van de
objecten kan vervormd worden door de hitte of het flitslicht.
Sluit de flits niet meteen weer aan nadat deze gewerkt heeft omdat er opnamen gemaakt zijn
met AUTO/Rode-ogenreductie enz. Dit veroorzaakt problemen.
Als u een opname maakt buiten het bereik van de flits, kan het object verkeerd belicht zijn en
de opname te donker of te licht zijn.
Tijdens het opladen van de flits knippert het lampje van de flitsaanduiding en wordt het rood; u
kunt in dit geval geen opname maken, zelfs niet wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt.
Als u een foto neemt voorbij het beschikbare flitsbereik, kan het zijn dat de Witbalans niet naar
behoren wordt ingesteld.
Wanneer u bepaalde lenzen gebruikt, zou er licht van de flitser geblokkeerd kunnen
worden of het er niet in kunnen slagen het zichtveld van de lens te dekken en dit kan ervoor zorgen dat er donkere zones verschijnen in de hieruit voortkomende beelden.
Als u flitsopnamen maakt terwijl de lensbescherming op de camera zit, kan het onderste
gedeelte van de foto donker worden (vignetteneffect) en wordt de flits uitgeschakeld omdat deze bedekt wordt door de lensbescherming. Verwijder in dit geval de lensbescherming.
Het kan even duren om de flits op te laden als u opnieuw een opname wil maken. Maak de
opname nadat de toegangsaanduiding is verdwenen.
Het effect van de rode-ogenreductie verschilt van mens tot mens. Als de persoon bovendien
ver van de camera stond of niet naar de eerste flits keek, kan dit effect ook minder evident zijn.
Als u een externe flitser op het toestel plaats, krijgt deze voorrang boven de ingebouwde flitser.
Ga naar P190 voor informatie over een externe flitser.
- 75 -
Page 76
Opnemen
[OPNAME] Functie:

Optische beeldstabilisator

Met behulp van deze functies, wordt golfstoring tijdens het maken van beelden opgespoord, en compenseert het toestel automatisch de golfstoring, het mogelijk makend golfstoringvrije beelden te maken.
Er wordt een lens vereist die de stabilisatorfunctie ondersteunt.
De verwisselbare lens (H-H014) ondersteunt niet de stabilisatiefunctie.
– – De verwisselbare lens (H-FS014042) ondersteunt de stabilisatiefunctie.
Instelling van de Stabilisator in het [OPNAME] functiemenu
1 Selecteer [STABILISATIE] op het [OPNAME] functiemenu. (P56) 2 Druk op 3/4, selecteer de instelling en druk vervolgens op [MENU/SET].
[OFF]: De [STABILISATIE] werkt niet.
[MODE1]: Golfstoring wordt altijd gecompenseerd tijdens [OPNAME] functie. [MODE2]: De golfstoring wordt gecompenseerd wanneer de ontspanknop
[MODE3]: Toestel schudden wordt gecorrigeerd voor op/neerbewegingen. Deze
Als u een video opneemt, zal [STABILISATIE] vast op [MODE1] gezet worden, ook al
stond het op [MODE2] of [MODE3].
[STABILISATIE] kan niet worden geselecteerd wanneer er een lens zonder
stabilisatorfunctie wordt gebruikt.
(Dit kan alleen geselecteerd worden als een lens zonder [O.I.S.] schakelaar gebruikt wordt.)
ingedrukt wordt.
functie is ideaal voor panning (een methode voor het maken van opnamen waarbij het toestel gedraaid wordt om de bewegingen te volgen van een onderwerp dat blijft bewegen in een vaste richting).
- 76 -
Page 77
Opnemen
Golfstoring (camerabeweging)
Wanneer de beeldbibberalert [ ] verschijnt, [STABILISATIE], een statief of de zelfontspanner (P83) gebruiken.
De sluitertijd zal vooral in de volgende gevallen langzamer zijn. Houdt het toestel stil vanaf het
moment dat u de ontspanknop indrukt totdat het beeld op het scherm verschijnt. We raden in dit geval het gebruik van een statief aan.
Langzame sync.Langzame synchr/Reductie rode-ogeneffect[NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP] en [PARTY] in de scènefunctie (P107)Als u een langzame sluitertijd instelt
Aantekening
Als u een optionele verwisselbare lens met een O.I.S.-schakelaar gebruikt, is het mogelijk om
de optische beeldstabilisator in te schakelen door de O.I.S.- schakelaar op de lens op [ON] te zetten (op het moment van aankoop staat deze aanvankelijk op [MODE1]).
Er wordt aanbevolen om de optische beeldstabilisator uit te schakelen als een statief gebruikt
wordt. Dan zal [ ] op het beeldscherm weergegeven worden.
De stabilisatorfunctie kan niet voldoende werken in de volgende gevallen.Wanneer er veel camerabeweging is.Als de zoomuitvergroting erg hoog is.Als u de digitale zoom gebruikt.Wanneer u opnamen maakt terwijl u een bewegend object volgt.Als de sluitertijd langzamer wordt om binnenshuis opnamen te maken of op donkere
plaatsen.
Houd de camera stilbeweging wanneer u de ontspanknop indrukt.
Het panningeffect in [MODE3] is moeilijker te verkrijgen in de volgende gevallen.Op fel verlichte plekken zoals bij klaarlichte dag op een zomerse dagAls de sluitertijd op sneller dan 1/100e staat.Als u de camera te traag beweegt omdat het object niet snel beweegt. (De achtergrond wordt
in dit geval niet onscherp genoeg).
Wanneer het toestel het onderwerp niet op bevredigende wijze bijhoudt
We raden aan beelden te maken met de optionele live-zoeker (P188) wanneer u in [MODE3]
aan het pannen bent.
- 77 -
Page 78
Opnemen
A B
[OPNAME] Functie:

Belichtingscompensatie

Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond. Zie de volgende voorbeelden.
Onderbelicht
Juistebelichting
Overbelicht
De belichting positief compenseren.
De belichting negatief
compenseren.
Druk op de functieknop achterop om te schakelen naar Belichtingscompensatie-werking.
Draai de functieknop om de belichting te compenseren.
A Belichtingscompensatiewaarde B [LICHTMETER]
Kies [0] om terug te keren naar de originele belichting.
Draai de functieknop op de achterkant om de [LICHTMETER] af te beelden. (P143)
(Het verschijnt echter niet in
Aantekening
De ingestelde belichtingswaarde blijft bewaard, zelfs als de camera wordt uitgeschakeld. De belichtingswaarde in de Intelligent Auto-functie wordt echter niet opgeslagen.
Het compensatiebereik van de belichting wordt beperkt door de helderheid van het object.
Wanneer de waarden van de opening- en sluitertijd afgebeeld worden op het scherm in de
programma-AE-modus, worden Programmawisseling-werking en Belichtingscompensatie-werking geschakeld elke keer dat de functieknop achterop ingerukt wordt.
In de AE-openingprioriteitmodus, worden de werking van de openinginstelling (P100) en de
Belichtingscompensatie-werking geschakeld elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt wordt.
In de AE-sluiterprioriteitmodus, worden de werking van de sluitertijdinstelling (P100) en de
Belichtingscompensatie-werking geschakeld elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt wordt.
De belichtingscompensatie kan uitgevoerd worden door in het snelmenu de schuifbalk aan te
raken (P58).
ñ/¿ modus.)
- 78 -
Page 79
Opnemen
[OPNAME] Functie:

Opnamen maken met de burstfunctie

Beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt. Selecteer de beelden die u echt mooi vindt tussen alle beelden die u gemaakt hebt.
Op 4 ( ) drukken
Raak de burst-icoon ([ ], enz., aan).
Selecteer en raak de burst-snelheid aan.
[H]
(Hoge
snelheid)
Burstsnelheid
(opnamen/seconde)
Live View tijdens
Burstfunctie
Met
RAW-bestanden
¢1
¢1 Aantal mogelijke opnamen ¢2 Beelden kunnen gemaakt worden tot het vermogen van de kaart zijn grens bereikt. De
De eerste burstsnelheid heeft niets te maken met de transmissiesnelheid van de kaart.
De waarden van de burstsnelheid die hierboven gegeven worden zijn van toepassing wanneer
de sluitertijd 1/60 of meer is en wanneer de flits niet geactiveerd is.
Zonder
RAW-bestanden
burstsnelheid zal echter halverwege langzamer worden. De exacte timing van dit is afhankelijk van de aspectratio, de beeldgrootte, de instelling voor de kwaliteit en het type kaart die gebruikt worden.
3,2 2,5 2
Geen Beschikbaar Beschikbaar
Afhankelijk van de resterende ruimte op de kaart
[M]
(Mediumsnelheid)
¢2
4 tot 7
[L]
(Lage
snelheid)
¢
2
De burstsnelheid kan lager worden afhankelijk van de volgende instellingen.[GEVOELIGHEID] (P98)/[FOTO RES.] (P130)/[KWALITEIT] (P131)/[FOCUSFUNCTIE]
(P32)/[FOCUSPRIORITEIT] (P144)
De burst-snelheid kan ook ingesteld worden met [BURSTSNELH.] in het [OPNAME] menu.
Raadpleeg P131 voor informatie over RAW-bestanden.
- 79 -
Page 80
Opnemen
A
Raak [INST.] aan.
Stel scherp op het onderwerp en maak een beeld.
A Als de burstfunctie op hoge snelheid [H] wordt
ingesteld.
De ontspanknop helemaal ingedrukt houden om de
burstfunctie te activeren.
Scherpstellen in burstfunctie
De scherpstelling verandert afhankelijk van de instelling van [FOCUSPRIORITEIT] (P144) in het [VOORKEUZE] menu en de instelling van [FOCUSFUNCTIE] (P132) in het [OPNAME] modusmenu.
Focus-functie Focus-voorrang Focus
AFS
¢1
AFC
MF
¢1 Als het onderwerp donker is, wordt scherpgesteld op de eerste opname. ¢2 De burstsnelheid kan lager worden omdat de camera voortdurend scherpstelt op het object. ¢3 De burstsnelheid krijgt voorrang en de focus wordt geschat binnen het mogelijke bereik.
Aantekening
Als de burst-snelheid op [H] gezet is (terwijl de [FOCUSFUNCTIE] op [AFS] of [MF] staat),
zullen de belichting en de witbalans voor de volgende beelden vast staan op de instellingen die voor het eerste beeld gebruikt werden. Afhankelijk van de helderheid van het onderwerp, kunnen het tweede beeld en de volgende beelden helderder of donkerder zijn. Als de burst-snelheid op [H] gezet is (terwijl [FOCUSFUNCTIE] [AFC]), [M] of [L] is, worden deze telkens bijgesteld wanneer u een foto neemt.
Als u een bewegend onderwerp volgt terwijl u binnen of buiten, enz., foto’s neemt, dus waar
een groot verschil tussen het licht en de schaduw is (landschap), kan het even duren voordat de belichting stabiel is. Als op dergelijke momenten de burst-functie gebruikt wordt, kan het zijn dat de belichting niet optimaal is.
Omdat de sluitertijd korter wordt op donkere plaatsen, kan ook de burstsnelheid (beelden/
seconde) lager worden.
Op [H] wordt de Auto Review functie geactiveerd onafhankelijk van de instelling van Auto
Review (de continue weergavefuncties zullen niet beschikbaar zijn). U kunt de Auto Review-functie niet instellen in het [SET-UP] menu. Op [M] of [L] zal Live View tussen de burstframes in weergegeven worden.
Wanneer de flits geactiveerd wordt, kunt u maar 1 opname maken.
De burst-modus wordt uitgeschakeld als witbalans bracket ingesteld is.
De burstfunctie wordt buiten werking gesteld tijdens de opname van de bewegende beelden.
ON
OFF
ON
OFF
Bij de eerste opname
Normale scherpstelling
Voorspelde scherpstelling
¢2
¢3
Focus ingesteld met handmatige
focus
- 80 -
Page 81
Opnemen
A
[OPNAME] Functie:

Opnamen maken met gebruik van Auto Bracket

Telkens wanneer de sluiterknop wordt ingedrukt, worden er maximaal 5 opnamen met verschillende belichtingsinstellingen gemaakt, afhankelijk van het bereik van de belichtingscompensatie. U kunt dan de opname met de beste belichting kiezen.
Met Auto Bracket [STAP]: [31/3], [SERIE]: [0/s/r]
1ste beeld 2de beeld 3de beeld
d0EV j1/3 EV i1/3 EV
Op 4 ( ) drukken.
Raak de auto Bracket icoon ([ ] aan,
31/3
enz.).
Selecteer en raak de stap aan.
Raak [INST.] aan.
Stel scherp op het onderwerp en maak een beeld.
A Auto Bracket-aanduiding
Als u de ontspanknop indrukt en ingedrukt houdt,
wordt het aantal opnamen gemaakt dat u hebt ingesteld.
De automatische bracket-aanduiding knippert totdat
het aantal beelden dat u ingesteld heeft gemaakt is.
De beeldtelling wordt op [0] gereset als u de instelling van Auto Bracket verandert of het
toestel uitschakelt voordat alle beelden die u ingesteld heeft, opgenomen zijn.
- 81 -
Page 82
Opnemen
Veranderen van de instellingen voor [ / INSTELLEN], [STAP] en [SERIE] in
Auto Bracket
1 Selecteer [AUTO BRACKET] in het
[OPNAME]-functiemenu. (P56)
2 Op 3/4 drukken om [ / INSTELLEN], [STAP] of
[SERIE] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Druk op 3/4, selecteer de instelling en druk vervolgens op [MENU/SET].
Onderdeel Instellingen Onderdeel Instellingen
[ / INSTELLEN]
[STAP]
U kunt een foto per keer nemen als [ ] ingesteld is.
[ ] (enkel)
[ ] (Burstfunctie) [`/0/_]
[3•1/3] (3 opnamen)
[3•2/3] (3 opnamen)
[5•1/3] (5 opnamen)
[5•2/3] (5 opnamen)
[SERIE]
[0/`/_]
U kunt continu foto’s nemen, tot het ingestelde aantal, als [ ] ingesteld is.
4 Twee keer op [ ] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
Wanneer u opnamen maakt met auto bracket nadat u het bereik van de belichtingscompensatie hebt ingesteld, wordt voor de opnamen de gekozen belichtingscompensatie gebruikt.
De belichting zou niet gecompenseerd kunnen worden met auto bracket afhankelijk van de
helderheid van het object.
Als continu beelden met gebruik van Auto Bracket opgenomen worden, waarbij [I.RESOLUTIE]
op [EXTENDED] ingesteld is, kan het even duren voordat het volledige aantal beelden dat ingesteld is, opgenomen wordt.
De Auto Review-functie wordt geactiveerd onafhankelijk van de instelling van Auto Review (de
continue weergavefuncties zullen niet beschikbaar zijn). U kunt de Auto Review-functie niet instellen in het [SET-UP] menu.
Wanneer de flits geactiveerd wordt, kunt u maar 1 opname maken.
Auto bracket wordt uitgeschakeld als witbalans bracket ingeschakeld wordt.
De auto bracket zal buiten werking gesteld worden tijdens de opname van de bewegende
beelden.
- 82 -
Page 83
Opnemen
A
[OPNAME] Functie:

Opnamen maken met de zelfontspanner

Op 4 drukken ( ).
Raak de icoon van de zelfontspanner aan
10
([ ], enz.).
Selecteer en raak de tijdinstelling voor de zelfontspanner aan.
Onder
deel
10 seconden
Na 10 seconden maakt het toestel 3 foto’s met tussenpozen van ongeveer 2 seconden.
2 seconden
Instellingen
Raak [INST.] aan.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen en druk de knop helemaal in om de opname te maken.
A Als de zelfontspanner op [ ] wordt gezet.
Er zal geen foto gemaakt worden zolang het
onderwerp niet scherp gesteld is.
belichting zullen ingesteld worden als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt.
Als u de sluiterknop helemaal wilt indrukken ook al is het onderwerp niet scherp, zet u [FOCUSPRIORITEIT] in het [VOORKEUZE]-menu op [OFF]. (P144)
Het lampje van de zelfontspanner B knippert en de sluiter wordt na
10 seconden geactiveerd (of na 2 seconden).
Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u een opname maakt met de
zelfontspanner, wordt die geannuleerd.
Als [ ] wordt geselecteerd, gaat het lampje van de zelfontspanner
na de eerste en tweede opname weer knipperen en wordt de sluiter 2 seconden nadat het knipperen begon, geactiveerd.
Focus en
- 83 -
Page 84
Opnemen
Aantekening
De tijdinstelling voor de zelfontspanner kan ook ingesteld worden door [ZELF ONTSP.] in het
[OPNAME] menu.
Het instellen van de tijdinstelling voor de zelfontspanner in het [OPNAME] menu is niet mogelijk
als de Intelligent Auto modus ingesteld is.
Wanneer u een statief of dergelijke enz. gebruikt, is de instelling van de zelfontspanner op
2 seconden handig om de beweging die veroorzaakt wordt door het indrukken van de ontspanknop te vermijden.
Wij raden u aan een statief te gebruiken als u opnamen maakt met de zelfontspanner.
De opname-interval kan afhankelijk van de opnameomstandigheden meer dan 2 seconden zijn
wanneer [ ] wordt geselecteerd.
De flitsoutput is mogelijk niet constant wanneer [ ] wordt ingesteld.
Het kan in de Intelligent Auto modus niet op [ ] gezet worden, of als witbalans bracket
ingesteld is.
De zelfontspanner zal buiten werking gesteld worden tijdens de opname van de bewegende
beelden.
- 84 -
Page 85
Opnemen
[OPNAME] Functie:

De focusmethode instellen (AF-functie)

Op deze manier kunt u de focusmethode gebruiken die bij de posities en het aantal te selecteren onderwerpen past. Het is ook mogelijk om focus en belichting in te stellen op het onderwerp dat op het aanraakpaneel gespecificeerd wordt. De functie kiezen die overeenkomt met de opnamecondities en de samenstelling.
Zet de [FOCUSFUNCTIE] op [AFS] of [AFC] (P32).
[AFS] of [AFC] zal niet werken met bepaalde lenzen. Voor details, P13 raadplegen.
Op 2 drukken ( ).
Raak het item aan.
Raak [INST.] aan.
Aantekening
In de volgende gevallen is het niet mogelijk [š] in te stellen.
• – [VOEDSEL], [NACHTL. SCHAP] en [VERLICHTING] in de scènefunctie.
De AF-functie staat permanent op [Ø] wanneer de digitale zoom gebruikt wordt.
Het zal op [Ø] gezet worden als een opname met de Touch Shutter functie (P37) gemaakt
wordt.
AF-zone zal vastgesteld worden op een klein punt in [SCHERPTEDIEP] in Scènefunctie.
- 85 -
Page 86
Opnemen
Over [š] (Gezichtsdetectie)
De camera vindt automatisch het gezicht van de persoon. De focus en de belichting worden ingesteld op de waarden die het best passen bij dat gezicht, ongeacht waar het gezicht zich in het beeld bevindt. (max. 15 zones) Als het toestel een gezicht detecteert, wordt de AF-zone weergegeven. Geel: Wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt de frame groen wanneer het toestel scherpgesteld heeft. Wit: Afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gevonden wordt. Er wordt ook op de andere gezichten die zich op dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen de gele AF-zones scherpgesteld.
Aantekening
De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden. (P89)
Als [š] geselecteerd is en [MEETFUNCTIE] op meervoudige [C] staat, zal het toestel de
belichting aan het gezicht aanpassen. (P133)
Onder bepaalde omstandigheden, inclusief de volgende gevallen, zou de
gezichtsherkenningsfunctie niet kunnen werken, en dit maakt het onmogelijk om gezichten op te sporen. De AF-functie wordt op [ ] gezet.
Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht isWanneer het gezicht op een hoek isWanneer het gezicht extreem helder of donker isWanneer de gezichten weinig contrast hebbenWanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enzWanneer het gezicht klein lijkt op het schermWanneer er een snelle beweging isWanneer het onderwerp geen menselijk wezen isWanneer het toestel schudt
Het toestel kan scherpstellen op onderwerpen die niet een persoon zijn maar bijvoorbeeld een
gezicht. In dit geval, de AF-functie schakelen naar één van de functies behalve [š] en vervolgens een beeld maken.
- 86 -
Page 87
Opnemen
A
Opzetten van [ ] (AF-opsporing)
De focus en de belichting kunnen worden aangepast aan een specifiek onderwerp. De focus en de belichting zullen het onderwerp blijven volgen, zelfs als dat beweegt. (Dynamische opsporing)
Als het aanraakpaneel gebruikt wordt
U kunt het onderwerp vergrendelen door het aan te raken.
De AF-zone wordt geel terwijl het onderwerp vergrendeld wordt.
De vergrendeling wordt gewist als [ ] aangeraakt wordt.
Als de knoppen gebruikt worden
Plaats het onderwerp in het AF-tracking frame en druk de sluiterknop tot halverwege in om het onderwerp te vergrendelen.
A AF-volgframe
De AF-zone wordt groen zodra de camera het onderwerp
waarneemt.
De AF-zone wordt geel als de sluiterknop wordt losgelaten.
De vergrendeling wordt gewist als op [MENU/SET] wordt
gedrukt.
Aantekening
Als het vergrendelen niet lukt, zal de AF-zone in het rood knipperen en verdwijnen. Probeer
nog een keer te vergrendelen.
AF Tracking werkt niet als de AF niet getraceerd kon worden. De AF-functie schakelt in dat
geval naar [Ø].
In de volgende gevallen, werkt [ ] als [Ø]
Wanneer [BEELDINSTELL.] [ZWART/WIT] is.Wanneer Mijn kleurmodus [ZWART/WIT] is
Dynamische opsporing-functie zou niet kunnen werken in de volgende gevallen:
Wanneer het onderwerp te klein isWanneer de opnameplaats te donker of te helder isWanneer het onderwerp te snel beweegtWanneer de achtergrond dezelfde of soortgelijke kleur heeft als het onderwerpWanneer er beeldbibber isAls de zoom wordt gebruikt
- 87 -
Page 88
Opnemen
Over [ ] (23-zonefocussing)
Er kan op max. 23 punten per AF-zone worden scherpgesteld. Dit is doeltreffend wanneer het onderwerp zich niet in het midden van het scherm bevindt. (het kader van de AF-zone is gelijk aan de instelling van de beeldverhouding)
Aantekening
De 23 AF-zones kunnen in 9 zones onderverdeeld worden en de zone waarop men wilt scherpstellen kan ingesteld worden. (P89)
De AF-zone wordt niet weergegeven zolang hij niet scherpgesteld is. Ook als de
[FOCUSFUNCTIE] op [AFC] gezet wordt, wordt de AF-zone niet weergegeven ook niet als deze scherpgesteld wordt.
De camera stelt met behulp van [ ] scherp op alle AF-zones als er meerdere AF-zones (max.
23 zones) gelijktijdig oplichten. Zet de AF-functie op [Ø] als u zelf de focuspositie voor het maken van opnamen wilt bepalen.
Over [Ø] (1-zonefocussing)
Het toestel stelt scherp op het onderwerp in de AF-zone op het scherm.
Aantekening
De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden. (P89)
Wanneer het onderwerp zich niet in het midden bevindt van de samenstelling in [Ø], kunt u
het onderwerp in de AF-zone brengen, de scherpstelling en de belichting vaststellen door de sluitertijd tot de helft in te drukken, het toestel verplaatsen naar de samenstelling die u wilt terwijl u de ontspanknop tot de helft ingedrukt houdt en dan het beeld maken. (Alleen als de [FOCUSFUNCTIE] op [AFS] gezet is.)
- 88 -
Page 89
Opnemen
A
Instellen van de positie van de AF-zone/veranderen van de maat van de AF-zone
Als het aanraakpaneel gebruikt wordt Als [š], [Ø] geselecteerd wordt
De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden.
1 Raak het onderwerp aan.
Het beeldscherm voor de instelling van de AF-zone wordt weergegeven.
Wanneer u buiten het frame van de AF-zone A
aanraakt, zal het instellingscherm van de AF-zone afgebeeld worden, maar de AF-zone zal niet ingesteld worden.
De AF-zone keert terug naar het midden wanneer
[Q.MENU/Fn] ingedrukt wordt.
2 Raak de schuifbalk aan om het
formaat van het frame van de AF-zone te veranderen.
Deze kan veranderd worden naar 4 verschillende groottes.
3 Raak [INST.] aan.
De AF-zone met dezelfde functies als [Ø] wordt in de aangeraakte positie weergegeven, als [š] geselecteerd is. De instelling van de AF-zone wordt gewist als [ ] aangeraakt wordt.
Wanneer u [ ] selecteert
De 23 AF-zones kunnen in 9 zones onderverdeeld worden en de zone waarop men wilt scherpstellen kan ingesteld worden.
Raak het beeldscherm aan om het beeldscherm voor de instelling van de AF-zone weer te geven en selecteer het frame van de AF-zone zoals in de afbeelding rechts getoond wordt.
Nadat u uw vinger even van het aanraakpaneel gehaald heeft, zal het frame van de AF-zone verdwijnen en zal alleen de [i] (centrumpunt van geselecteerde frame van AF-zone) op het beeldscherm zichtbaar blijven.
De instelling van het frame van de AF-zone wordt gewist als [ ] aangeraakt wordt.
- 89 -
Page 90
Opnemen
Als de knoppen gebruikt worden
1 Druk op 2/1 om [š], [ ] of [Ø] te selecteren
en druk op
Het beeldscherm voor de instelling van de AF-zone wordt weergegeven.
4.
2 Op 3/4/2/1 drukken om de AF-zone
te verplaatsen.
De AF-zone keert terug naar het midden wanneer
[Q.MENU/Fn] ingedrukt wordt.
De AF-zone kan vergroot worden door de functieknop
achterop naar rechts te draaien en verkleind worden door deze naar links te draaien wanneer [ geselecteerd is. Deze kan veranderd worden naar 4 verschillende groottes.
š] of [Ø]
3 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Gemakkelijk verplaatsen van de AF-zone met de [DIRECT FOCUSPUNT] functie
Als [DIRECT FOCUSPUNT] in het [VOORKEUZE] menu op [ON] gezet is, terwijl [š], [ ] of [Ø] geselecteerd is, is het mogelijk om de AF-zone rechtstreeks met de cursor te verplaatsen.
Gebruik de functies die aan de cursorknop toegekend zijn, zoals [GEVOELIGHEID] (P98) of
[WITBALANS] (P93), door het aan het menu-item van het snelmenu toe te kennen (P58).
Aantekening
De puntfocussing kan ook verplaatst worden om overeen te komen met de AF-zone wanneer u
[Ù] gebruikt in (P133).
Verander de maat van de AF-zone als het moeilijk is om met een kleine AF-zone scherp te
stellen.
[DIRECT FOCUSPUNT] staat vast op [OFF] in de My Colour-functie.
- 90 -
Page 91
Opnemen
B
A
[OPNAME] Functie:

Opnamen maken met handmatig scherpstellen

Gebruik deze functie als u een vaste scherpstelling wenstof als de afstand tussen de lens en het object vast is en u de automatische scherpstelling niet wenst te gebruiken.
Stel de [FOCUSFUNCTIE] in het [OPNAME] modusmenu in op [MF].
(P56)
Stel scherp op het onderwerp door aan de focusring te draaien.
Als [MF ASSIST] in het [VOORKEUZE] menu op [ON] staat,
zal het scherm circa 5 keer groter worden dan MF-assist.A
MF-gids B wordt op het scherm weergegeven als aan de
focusring gedraaid wordt en [MF-GIDS] in het [VOORKEUZE] menu op [ON] staat. U kunt de richting van de rotatie van de focusring van dichtbij naar veraf regelen.
MF-ASSIST
Weergeven van MF Assist
Het wordt weergegeven door aan de focusring te draaien of door het scherm aan te raken.
Het kan ook weergegeven worden door op 2 te drukken om het instellingsbeeldscherm
voor de vergrote zone weer te geven. Besluit met de cursorknop welke zone vergroot moet worden en druk daarna op [MENU/SET].
Het zal naar het instellingsbeeldscherm voor de vergrote zone schakelen door op de cursorknop te drukken, als [DIRECT FOCUSPUNT] in het [VOORKEUZE] menu op [ON] staat.
Verplaatsen van de vergrote zone
De vergrote zone kan verplaatst worden door het beeldscherm te verslepen (P9), of door o de cursorknop te drukken.
Op de onderstaande wijze wordt de MF-assistentie weer in de oorspronkelijke positie
gebracht.
Als de [FOCUSFUNCTIE] op iets anders dan [MF] gezet is[ASPECTRATIO] of [FOTO RES.] veranderenDe camera uitzetten
Veranderen van de vergroting
Het wordt tot 10 keer vergroot door [ ] aan te raken. Het zal opnieuw tot 5 keer verkleind worden door [ ] aan te raken.
Het zal naar 10 keer terugkeren door de functieknop op de achterkant naar rechts te
draaien. Het zal naar 5 keer terugkeren door de functieknop op de achterkant naar links te draaien.
Afsluiten van MF Assist
Het zal afgesloten worden als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt.
Het zal ook afgesloten worden door op het beeldscherm [ANNUL] aan te raken of door op
[MENU/SET] te drukken.
Als het weergegeven wordt door aan de focusring te draaien, wordt het ongeveer
10 seconden nadat geen handelingen meer verricht worden afgesloten.
Aantekening
De MF-assist verschijnt niet wanneer u de digitale zoom gebruikt of bewegend beeld opneemt.
MF Assist of MF guide worden misschien niet weergegeven, afhankelijk van de gebruikte lens.
MF Assist kan echter weergegeven worden door het toestel rechtstreeks te bedienen, met het aanraakpaneel of een knop.
- 91 -
Page 92
Opnemen
Technieken voor handmatig scherpstellen
1 Stel scherp op het onderwerp door aan
de focusring te draaien.
2 Draai er nog een beetje aan. 3 Stel fijn scherp op het object door de
focusring heel langzaam in de tegenovergestelde richting te draaien.
Aantekening
Als u de zoomfunctie gebruikt nadat u op het object scherpgesteld hebt, stelt u opnieuw
scherpobject.
Na het wissen van de Slaapfunctie opnieuw op het onderwerp scherpstellen.
Als u close-ups maaktWij raden aan een statief en de zelfontspanner (P83) te gebruiken.Het effectieve focusbereik (velddiepte) is aanzienlijk versmald. Daarom kan, als de afstand
tussen het toestel en het object gewijzigd is na het scherpstellen, het moeilijk worden om er opnieuw op scherp te stellen.
De scherpte op de buitenkanten van het beeld kan wat minder zijn. Dit is geen storing.
Over de referentiemarkering van de focusafstand
De referentiemarkering van de focusafstand is een markering die gebruikt wordt om de focusafstand te meten. Gebruik dit voor opnamen met manueel scherpstellen of close-ups.
A Referentieteken focusafstand B Referentielijn focusafstand C 0,18 m [Als de verwisselbare lens (H-H014)
gebruikt wordt]
D 0,3 m [Als de verwisselbare lens (H-FS014042)
gebruikt wordt]
- 92 -
Focusbereik
Page 93
Opnemen
[OPNAME] functie:

De witbalans instellen

In zonlicht, onder gloeilampen of in andere soortgelijke toestanden waar de kleur van wit naar roodachtig of blauwachtig gaat, past dit item zich aan de kleur van wit aan die het dichtst in de buurt zit van wat gezien wordt door het oog in overeenkomst met de lichtbron.
Druk op 1 ().
Raak de witbalans aan om deze te selecteren.
Raak [INST.] aan.
Onderdeel Opnameomstandigheden
[AWB] Automatische afstelling [V] Wanneer u buiten beelden maakt onder een heldere lucht [Ð] Wanneer u buiten beelden maakt onder een bewolkte
[î] Wanneer u buiten beelden maakt in de schaduw [Ñ] Wanneer u beelden maakt onder fel licht
¢
[]
1 2
[]/[] Wanneer de vooringestelde witbalans gebruikt wordt []: Wanneer de vooringestelde instelling kleur temperatuur
¢Deze zal handelen als [AWB] tijdens bewegend beeldopname.
lucht
Wanneer u beelden maakt met alleen de flits
gebruikt wordt
- 93 -
Page 94
Opnemen
1
2
Automatische witbalans
Afhankelijk van de dominante omstandigheden waarin beelden gemaakt worden, kunnen de beelden een roodachtige of blauwachtige tint aannemen. Bovendien wanneer er meerdere lichtbronnen gebruikt worden of er niets is met een kleur die in de buurt van wit zit, kan de automatische witbalans niet goed kunnen werken. In zo een geval, de witbalans instellen op een andere functie dan [AWB].
1 De automatische witbalans zal met dit bereik werken. 2 Blauwe lucht 3 Bewolkte lucht (Regen) 4 Schaduw 5 Zonlicht 6 Wit fluorescerend licht
1)
2)
3)
4)
5)
6)
7 Gloeilamp 8 Zonsopgang en zonsondergang 9 Kaarslicht Kl Kelvintemperatuur en kleuren
7)
8)
9)
Aantekening
De optimale witbalans zal varieren afhankelijk van het type halogeenlicht waaronder opgenomen wordt, gebruik daarom [AWB], [ ] of [ ].
Als de flitser gebruikt wordt en u een foto neemt voorbij het beschikbare flitsbereik, kan het zijn
dat de Witbalans niet naar behoren wordt ingesteld.
De ingestelde witbalans wordt zelfs gehandhaafd nadat de stroomschakelaar op [OFF] gezet
is. Als de witbalans echter op een andere scènemodus gezet wordt, zal de [WITBALANS] voor de eerdere scènemodus opnieuw op [AWB] gezet worden.
Witbalans is vastgesteld op [AWB] in de volgende gevallen.Intelligent automatische functieIn [LANDSCHAP], [ARCHITECTUUR], [VOEDSEL], [NACHTPORTRET], [NACHTL.
SCHAP], [VERLICHTING], [PARTY], [ZONSONDERG.] in de scènefunctie.
Mijn kleurfunctie
Als de [DIRECT FOCUSPUNT] (P90) op [ON] gezet wordt, zal de werking van de cursorknop
aan de verplaatsing van de AF-zone toegekend worden. In dat geval dient men de [WITBALANS] als menu-item aan het snelmenu (P58) toe te kennen en de handeling uit te voeren.
- 94 -
Page 95
Opnemen
1
2
De witbalans handmatig instellen
Stel de witbalanswaarde in. Een gebruik voor het overeen doen komen van de omstandigheid waarin u foto’s maakt.
1 Selecteer [ ], [ ] en raak vervolgens [WITINSTELLING] aan.
Het instellingsbeeldscherm van de witbalans kan ook weergegeven worden door de cursorknop naar 3 te duwen.
2 Richt het toestel op een wit vel papier, enz., zo dat
het frame in het midden alleen met wit gevuld wordt en raak vervolgens [INST.] aan.
Aantekening
De witbalans zou niet correct ingesteld kunnen zijn wanneer het onderwerp te helder of te
donker is. Stel de witbalans opnieuw in nadat u de juiste helderheid afgesteld heeft.
Instellen van de kleur temperatuur
U kunt de kleurtemperatuur handmatig instellen voor het maken van natuurlijke beelden in verschillende lichtomstandigheden. De lichtkleur wordt gemeten als een nummer in graden Kelvin. Wanneer de kleurtemperatuur toeneemt, wordt het beeld blauwer. Wanneer de kleurtemperatuur afneemt, wordt het beeld roder.
1 Selecteer [ ] en raak vervolgens [WB K INST.]
aan.
Het instellingsscherm van de kleurtemperatuur kan ook
weergegeven worden door de cursorknop naar 3 te duwen.
2 Raak de instelstaaf van de kleurtemperatuur aan.
Het is tevens mogelijk om de waarden in te stellen door
3]/[4] aan te raken of op 3/4 van de cursorknop te drukken.
[
U kunt de kleur temperatuur instellen van [2500K] tot [10000K].
3 Raak [INST.] aan.
- 95 -
Page 96
Opnemen
De witbalans fijn afstellen
U kunt de witbalans fijn instellen als u de gewenste tint niet krijgt met de gewone witbalans.
1 Selecteer de witbalans en raak vervolgens [CORR.] aan.
Het beeldscherm voor het bijstellen van de witbalans kan ook weergegeven worden door de cursorknop naar 4 te duwen.
2 Aanraken binnen de frame om fijn af te stellen.
U kunt tevens fijn afstellen door [G_]/[M`]/[A]/[B] aan te raken of op 3/4/2/1 van de cursorknop te drukken.
2 : A (AMBER: ORANJE) 1 : B (BLAUW: BLAUWACHTIG)
G_ (GROEN: GROENACHTIG)
3 : 4 : M` (MAGENTA: ROODACHTIG)
3 Raak [INST.] aan.
Aantekening
Als u de witbalans fijn instelt op A (amber), zal de icoon van de witbalans op het beeldscherm oranje worden. Als u de witbalans fijn instelt op B (blauw), zal de icoon van de witbalans o het beeldscherm blauw worden.
Als u de witbalans fijn instelt op G_ (groen) of op M` (magenta), zal [_] (groen) of [`]
(magenta) naast de icoon van de witbalans op het beeldscherm verschijnen.
Selecteer het middenpunt als u de witbalans niet fijn aan het afstellen bent.
De instelling voor het nauwkeurig afstellen van de witbalans wordt door het beeld gebruikt
wanneer u de flits gebruikt.
U kunt de witbalans onafhankelijk nauwkeurig afstellen voor elke witbalansfunctie.
De fijnafstelling van de witbalans blijft ook opgeslagen als u de camera uitzet.
Het niveau van de fijne afstelling van de witbalans keert terug naar de standaard instelling
(middenpunt) in de volgende gevallen.
Als u de witbalans reset in [ ] of [ ]Als u de kleurtemperatuur handmatigreset in [ ]
1 2
- 96 -
Page 97
Opnemen
Witbalans bracket
Bracket wordt ingesteld op basis van de afstellingen van de witbalansfijnafstelling; met één druk op de sluiterknop worden automatisch 3 opnamen ineens met verschillende kleuren gemaakt.
1 Verricht de fijne instelling van de witbalans in stap 2 van
de procedure “Fijnafstelling van de witbalans” en raak [ ]/[ ] aan om de bracket in te stellen.
De bracket-instellingen kunnen ook gemaakt worden door aan de
functieknop op de achterkant te draaien.
[ ] of functieknop achterop rechts: Horizontaal (A naar B) [ ] of functieknop achterop links: Verticaal (Gi naar Mj)
2 Raak [INST.] aan.
Aantekening
[ ] wordt weergegeven in de icoon van de witbalans op het beeldscherm als de bracket van de witbalans ingesteld is.
De instelling van de bracket van de witbalans wordt vrijgegeven als de stroom uitgeschakeld
wordt (met inbegrip van de slaapfunctie).
Het sluitergeluid is slechts eenmaal hoorbaar.
[ ], [ ] of [ ] van [KWALITEIT] kunnen niet ingesteld worden.
Witbalans bracket werkt niet wanneer u bewegend beeld opneemt.
- 97 -
Page 98
Opnemen
[OPNAME] functie:

De lichtgevoeligheid instellen

Hiermee kan de gevoeligheid voor het licht (ISO-gevoeligheid) worden ingesteld. Als u deze hoger zet, kunnen ook op donkere plaatsen opnamen worden gemaakt zonder dat de opnamen donker worden.
Druk op 3 ().
Raak de ISO-gevoeligheid aan om deze te selecteren.
Raak [INST.] aan.
ISO-gevoeligheid
Opnamelocatie (aangeraden) Wanneer het licht is (buiten) Wanneer het donker is
Sluitertijd Langzaam Snel
Ruis Minder Verhoogd
ISO-gevoeligheid
¢
AUTO
¢
(Intelligent)
100/200/400/800/1600/3200/ 6400
¢ Als [ISO-LIMIET] van het [OPNAME]-menu (P135) op iets anders dan [OFF] wordt
gezet, wordt het automatisch ingesteld binnen de waarde die is ingesteld in [ISO-LIMIET].
Het wordt als volgt ingesteld als [ISO-LIMIET] op [OFF] staat. [Als de onderling verwisselbare 3D-lens (optioneel) bevestigd is, kan deze hoger worden dan de volgende instellingen.]
De ISO-gevoeligheid wordt automatisch aangepast op basis van de helderheid.
De ISO-gevoeligheid wordt aangepast op basis van de beweging van het onderwerp en de helderheid.
De ISO-gevoeligheid wordt ingesteld in verschillende standen.
(Als de [ISO VERHOGING] in het [OPNAME]-menu
(P135) op [1/3 EV] wordt gezet, gaan de items met
betrekking tot de ISO-gevoeligheid omhoog.)
100 6400
Instellingen
Wanneer [AUTO] geselecteerd is, is ISO-gevoeligheid automatisch afgesteld afhankelijk
van de helderheid binnen een maximuminstelling van [ISO400].
In [ ] wordt de ISO-gevoeligheid automatisch aangepast op basis van de helderheid
binnen de maximale instelling van [ISO800]. ([ISO400] als de flitser wordt gebruikt)
De ISO-gevoeligheid zal op [AUTO] gezet worden (voor video’s) als video’s opgenomen
worden. Bovendien zal [ISO-LIMIET] niet werkzaam zijn.
- 98 -
Page 99
Opnemen
Over [ ] (slimme ISO-gevoeligheidscorrectie)
Het toestel stelt automatisch de optimale ISO-gevoeligheid en sluitertijd in om bij de beweging te passen van het onderwerp en helderheid van de scène om de golfstoring van het onderwerp te minimaliseren.
De sluitertijd is niet vastgesteld wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt. Deze verandert continu om zich aan te passen aan de beweging van het onderwerp totdat de ontspanknop helemaal ingedrukt wordt. Bevestig de eigenlijke sluitertijd op de informatiedisplay om de opname terug te laten spelen.
Aantekening
Hoe hoger de waarde die ingesteld is voor de ISO-gevoeligheid, hoe meer golfstoring
gereduceerd wordt maar hoe groter de hoeveelheid opnameruis is.
Raadpleeg P74 voor het flitsbereik.
Afhankelijk van de helderheid en de snelheid waarmee het onderwerp beweegt, kan jitter
(beeldvervorming) mogelijk niet worden voorkomen, zelfs niet als [ ] wordt geselecteerd.
Bewegingen zouden niet opgemerkt kunnen worden wanneer een bewegend onderwerp klein
is, wanneer een bewegend onderwerp zich aan de rand bevindt van het scherm of wanneer een onderwerp bewogen wordt/zich beweegt op het precieze moment wanneer de ontspanknop helemaal ingedrukt wordt.
De instelling wordt in de onderstaande gevallen gefixeerd op [ ].In [SPORT], [BABY1]/[BABY2] en [HUISDIER] in de scènefunctie.
Programmawisseling kan niet worden geactiveerd als de ISO-gevoeligheid op [ ] is
ingesteld.
U kunt [ ] niet selecteren in de sluitertijdprioriteit AE-functie en in de functie handmatige
belichting. In de functie handmatige belichting kunt u ook [AUTO] niet selecteren.
Als beeldruis een probleem wordt, raden we aan dat u beelden maakt nadat u het maximum
ISO-gevoeiligheidsniveau verlaagd heeft, de instelling voor [RUISREDUCTIE] onder [BEELDINSTELL.] heeft doen toenemen of de instelling voor elk van de items behalve [RUISREDUCTIE] verlaagd heeft. (P137)
Als de [DIRECT FOCUSPUNT] (P90) op [ON] gezet wordt, zal de werking van de cursorknop
aan de verplaatsing van de AF-zone toegekend worden. In dat geval dient men de [GEVOELIGHEID] als menu-item aan het snelmenu (P58) toe te kennen en de handeling uit te voeren.
- 99 -
Page 100
Opnemen
[OPNAME] functie: ±´

Opnamen maken door het diafragma/de sluitertijd te specificeren

AE-openingsvoorrang

Stel de openingswaarde in op een hogere waarde als u een scherpe achtergrond wenst. Stel de openingswaarde minder groot in als u de achtergrond niet echt scherp wenst.
Zet de [OPNAME] modus op [ ].
Raadpleeg voor details de instelling van de [OPNAME] modus P30.
Draai de functieknop achterop om de openingswaarde in te stellen.
Deze zal schakelen tussen
openingsinstelling-werking en Belichtingcompensatie, elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt wordt.
Draai de functieknop op de achterkant om de [LICHTMETER] af te beelden. (P143)

AE-sluitervoorrang

Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in.
Zet de [OPNAME] modus op [ ].
Raadpleeg voor details de instelling van de [OPNAME] modus P30.
Draai de functieknop achterop om de sluitertijd in te stellen.
Deze zal schakelen tussen instellingswerking van
sluitertijd en Belichtingcompensatie, elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt wordt.
Draai de functieknop op de achterkant om de
[LICHTMETER] af te beelden. (P143)
- 100 -
Loading...