PANASONIC DMCFP7EG, DMCFP7EP, DMCFP5EG, DMCFP7EB, DMCFP5EP User Manual [nl]

...
Gebruiksaanwijzing voor
geavanceerde Kenmerken
Digitale camera
Model Nr.
DMC-FP7
DMC-FP5
Lees alvorens gebruik deze aanwijzingen goed door.
VQT3F31
Inhoud
Vóór gebruik
Voorzorgsmaatregelen.............................. 4
Standaard accessoires ............................. 6
Namen van de onderdelen ....................... 7
Hoe u het aanraakpaneel gebruikt ........... 8
Voorbereiding
De batterij opladen ................................. 10
Geschatte bedrijfstijd en aantal opnamen dat kan worden gemaakt
De kaart (optioneel) / de batterij
plaatsen en verwijderen ...................... 14
Over het ingebouwde geheugen /
de kaart ............................................... 16
De datum / tijd instellen (Klokinstelling)
• De klokinstelling veranderen ............ 19
Basiskennis
Opnamen maken .................................... 20
Opnamen maken met de automatische
functie (4: Intelligente Auto-modus)
• Scènedetectie .................................. 23
• Bewegende onderwerpen volgen en
scherp stellen (AF Tracking) ............. 24
• Instellingen van de intelligente
automatische functie ........................ 25
Opnamen maken met voorkeursinstellingen
(1: Normale Opnamemodus)
Opnamegegevens voor bijvoorbeeld scherpstelling en sluitertijd controleren
Er is niet op het onderwerp scherpgesteld (bijvoorbeeld omdat het onderwerp niet centraal in beeld is)
• Golfbeweging (cameratrilling)
voorkomen ....................................... 28
• Richtingdetectiefunctie ..................... 28
De sluiter ontspannen door het scherm
aan te raken (functie Touch sluiter) ..... 29
Scherpstelling en belichting door het
scherm aan te raken (Touch AF/AE) ... 30
Opnamen weergeven ([Normaal afsp.])
... 13
... 18
.... 22
.............. 26
... 27
...... 27
... 31
Meerdere opnamen weergeven (Weergave van meerdere opnamen)
• De afspeel zoom gebruiken ............. 33
Bewegende beelden opnemen ............... 34
Bewegende beelden weergeven ............ 36
Opnamen wissen .................................... 37
• Eén enkele opname wissen ............. 37
• Meerdere opnamen (maximaal 50)
of alle opnamen wissen .................... 38
Het menu instellen .................................. 39
• Veelgebruikte instellingen snel
oproepen (Snelkopp. inst.) ............... 41
Over het Set-up-menu ............................ 42
... 32
Gevorderd (Opnamen maken)
Over de LCD-monitor ............................. 47
Opnamen maken met de zoom .............. 48
Gebruik van de optische zoom / gebruik van de extra optische zoom (EZ) / gebruik van de Intelligente Zoom / gebruik van de digitale zoom
• Zoomen door aan te raken ............... 50
Opnamen maken met de ingebouwde
itser ................................................... 51
De geschikte itsinstelling selecteren
Close-ups maken .................................... 55
• Macro-AF ......................................... 55
• Macro zoom ..................................... 56
Opnamen maken met de zelfontspanner
Belichtingscompensatie .......................... 58
Opnamen maken met aangepaste textuur
van de huid (<: Cosmetische modus)
Opnamen maken die overeenkomen met
de scène die wordt opgenomen
(5: Scènefunctie) ............................. 60
• De meest gebruikte scène snel
instellen (/: Mijn scène mode) ........ 61
• [Portret] ............................................ 61
• [Transformeren] ................................ 61
• [Zelfpor tret] ....................................... 62
• [Landschap] ...................................... 62
• [Panorama assist] ............................. 63
• [Spor t] .............................................. 64
................ 48
... 51
... 57
... 59
• [Nachtpor tret] ................................... 64
• [Nachtl. schap] .................................. 64
• [Voedsel] .......................................... 65
• [Party] ............................................... 65
• [Kaarslicht] ....................................... 65
• [Baby1] / [Baby2] .............................. 66
• [Huisdier] .......................................... 66
• [Zonsonderg.] ................................... 67
• [H. gevoeligh.] ................................... 67
• [Hi-speed burst] ................................ 67
• [Flitsburst] ......................................... 68
• [Sterrenhemel] .................................. 68
• [Vuurwerk] ........................................ 69
• [Strand] ............................................. 69
• [Sneeuw] .......................................... 69
• [Luchtfoto] ........................................ 70
• [Speldenprik] .................................... 70
• [Zandstraal] ...................................... 70
• [Hoge dynamiek] .............................. 71
• [Foto frame] ...................................... 71
Nuttige functies op reisbestemmingen ... 72
• Opslaan op welke dag van uw
vakantie u de opname maakt ........... 72
Opnamedatums / tijden op overzeese reisbestemmingen (wereldtijd)
Gebruik van het [Opname]-menu ........... 76
• [Flitser] ............................................. 76
• [Zelfontspanner] ............................... 76
• [Fotoresolutie] .................................. 76
• [Opn. kwaliteit] .................................. 77
• [Gevoeligheid] .................................. 77
• [Witbalans] ....................................... 78
• [AF mode] ......................................... 79
• [Macro stand] ................................... 81
• [Belichting] ........................................ 82
• [i. Exposure] ..................................... 82
• [I.resolutie] ........................................ 82
• [Dig. zoom] ....................................... 83
• [Burstfunctie] .................................... 83
• [Kleurfunctie] .................................... 84
• [AF ass. lamp] .................................. 85
• [Rode-ogencorr] ............................... 85
• [Stabilisatie] ...................................... 86
• [Datum afdr.] ..................................... 86
• [Klokinst.] .......................................... 86
Tekst invoeren ......................................... 87
........... 74
Geavanceerd (weergeven)
Opnamen opeenvolgend weergeven
(diashow) ............................................ 88
Opnamen selecteren en weergeven ....... 90
• [Kalender] ......................................... 90
• [Categorieselectie] ........................... 91
• [Favorieten] ...................................... 92
Portretten verjnen (Schoonheidseffect)
Gebruik van het [Afspelen]-menu ........... 95
• [Uploadinstelling] .............................. 95
• [Tekst afdr.] ....................................... 96
• [Nw. rs.] het beeldformaat
(aantal pixels) reduceren .................. 98
• [Bijsnijden] ........................................ 99
• [Favorieten] .................................... 100
• [Print inst.] ...................................... 101
• [Beveiligen] ..................................... 103
• [Kopie] Opnamen kopiëren van
het ingebouwde geheugen naar
een kaart ........................................ 104
... 93
Aansluiten op andere apparatuur
Opnamen weergeven op een TV-scherm
• Opnamen weergeven met de
AV-kabel (bijgeleverd)..................... 105
Opnamen weergeven op een TV met een sleuf voor een SD-geheugenkaart
Aansluiting op een PC .......................... 107
Opnamen uploaden naar sites voor het delen van foto’s
De opnamen afdrukken ........................ 111
• Meerdere opnamen selecteren en
afdrukken ....................................... 112
• Afdrukinstellingen ........................... 113
......................... 110
... 105
... 106
Overige
Scherm display ..................................... 116
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik
Waarschuwingen op het scherm .......... 124
Problemen oplossen ............................. 127
Aantal opnamen dat kan worden gemaakt
en de beschikbare opnametijd
... 119
.............. 135

Voorzorgsmaatregelen

Vóór gebruik

Trek de strook plakband A helemaal van de lenskap voordat u de camera in gebruik neemt. Schud niet met de camera en stoot er niet tegen aan. Stel de camera niet bloot aan sterke druk.
• Bij gebruik onder de volgende omstandigheden kunnen storingen optreden, kunt u mogelijk geen opnamen maken of kan de lens, de LCD-monitor of de behuizing beschadigd raken.
– Als u de camera laat vallen of ergens tegenaan
stoot.
– Als u de camera in uw broekzak houdt als u gaat
zitten of de camera met kracht in een volle of krappe tas, etc. probeert te proppen.
– Als u andere dingen aan de handriem hangt die met
het toestel wordt mee geleverd.
– Als u met kracht op de lens of het LCD-scherm drukt.
Deze camera is niet stof-, spatwater- en waterdicht. Wees vooral voorzichtig op plaatsen met veel stof, zand en water.
• Zorg er, als u de camera op de volgende plaatsen gebruikt, voor dat er geen vloeistoffen, zand en andere vreemde materialen de ruimte rondom de lens, knoppen, etc. binnendringen, omdat die de camera kunnen beschadigen.
– Plaatsen met veel zand of stof. – Plaatsen waar water in contact kan komen met dit toestel (bijvoorbeeld bij gebruik op
een regenachtige dag of op het strand).
Wat u wel en niet moet doen met dit toestel
A
Als het toestel niet normaal werkt, neem dan contact op met de dealer waar u de camera hebt gekocht of met het reparatiecentrum.
Vóór gebruik
Over condens (als de lens beslagen is)
• Condens doet zich voor bij verandering van de omgevingstemperatuur of vochtigheidsgraad. Wees voorzichtig als u condens waarneemt, omdat condens leidt tot vlekken op de lens, schimmels en storingen in de camera.
• Bij condens moet u de camera uitzetten en deze circa 2 uur uitgeschakeld houden. De condens verdwijnt op natuurlijke wijze als de temperatuur van de camera dicht in de buurt van de omgevingstemperatuur komt.
Vóór gebruik

Standaard accessoires

Controleer of alle accessoires zijn meegeleverd voordat u de camera in gebruik neemt.
• De accessoires en de vorm hiervan zijn afhankelijk van het land of de regio waar de camera is gekocht. Raadpleeg de Basisgebruiksaanwijzing voor bijzonderheden over de accessoires.
• In de tekst wordt naar de batterijen verwezen als de batterijen of de batterij.
• De batterijoplader wordt in de tekst aangeduid met batterijoplader of oplader.
• De SD-geheugenkaar t, SDHC-geheugenkaart en SDXC-geheugenkaart worden in de tekst kaart genoemd.
De kaart is optioneel.
U kunt opnamen opslaan in en weergeven vanuit het ingebouwde geheugen als u geen kaart gebruikt.
• Raadpleeg uw dealer of het dichtstbijzijnde servicecentrum als u de bijgeleverde accessoires verliest. (U kunt de accessoires apart aanschaffen.)
De afbeeldingen in deze handleiding
Procedures worden beschreven met voorbeelden waarin de DMC-FP7 is gebruikt.
Vóór gebruik

Namen van de onderdelen

1 Flitser (P51) 2 Microfoon 3 Lens (P5, 120) 4 Lenskap (P18) 5 Indicator voor
zelfontspanner (P57) AF-hulplicht (P85)
6 Oogje voor handriem
Vergeet niet de handriem te monteren om zeker te weten dat u de camera niet per ongeluk laat vallen.
7 Aanraakpaneel / LCD-monitor (P8,
47, 116, 129)
8 ON / OFF schakelaar (P21) 9 Ontspanknop (P22) 10 Zoomknop (P48) 11 Luidspreker 12 [AV OUT / DIGITAL]-aansluitpunt
(P105, 107, 111)
13 Aansluitpunt voor statief 14 kaart- / batterijklep (P14) 15 Ontgrendelingsknop (P14) 16 Klep DC-koppelstuk (P15)
• Wanneer u een AC-adapter gebruikt, zorg er dan voor dat het DC-koppelstuk (optioneel) en de AC-adapter (optioneel) van Panasonic samen worden gebruikt. Zie
P15 voor meer informatie over aansluitingen.
Vóór gebruik

Hoe u het aanraakpaneel gebruikt

Het aanraakpaneel is drukgevoelig. U kunt de camera bedienen door de pictogrammen of opnamen op de LCD-monitor (het aanraakpaneel) rechtstreeks aan te raken met uw vinger of de meegeleverde stylus.
Aanraken
Het aanraakpaneel aanraken en loslaten.
Slepen
Een beweging waarbij de vinger contact houdt met het aanraakpaneel.
Selecteer zo pictogrammen of opnamen, of geef instellingen op.
• Dit werkt mogelijk niet goed als meerdere pictogrammen tegelijk worden aangeraakt; probeer daarom het pictogram in het midden aan te raken.
Sleep horizontaal over het scherm om de vorige of de volgende opname weer te geven, of om het zoomniveau van de weergegeven opname te wijzigen. U kunt op deze manier ook met behulp van de schuifbalk een andere pagina openen.
Vóór gebruik
Opmerking
• Als u een in de handel verkrijgbare LCD-beschermfolie gebruikt, volgt u de aanwijzingen voor gebruik bij die folie. (Afhankelijk van het materiaal kunnen de zichtbaarheid en bediening bemoeilijkt worden.)
Druk iets steviger bij het aanraken als u gebruikmaakt van een in de handel verkrijgbare beschermingsfolie, of als u het idee hebt dat het aanraakpaneel niet goed reageert.
• Het aanraakpaneel werkt niet goed als de hand waarmee u het toestel vasthoudt het aanraakpaneel raakt.
• Gebruik geen harde voorwerpen of voorwerpen met een scherpe punt, anders dan de meegeleverde stylus.
• Bedien het paneel niet met uw nagels.
• Verwijder vingerafdrukken en ander vuil van de LCD-monitor met een droge zachte doek.
• Maak geen krassen op de LCD-monitor en druk er niet te hard op.
• Raadpleeg “Scherm display” op P116 voor meer informatie over de pictogrammen op het aanraakpaneel.
Over de stylus
Nauwkeurig bedienen gaat gemakkelijker met de (meegeleverde) stylus dan met de vingers.
• Berg de stylus op een plaats op die voor kleine kinderen onbereikbaar is.
• Leg de stylus niet op de LCD-monitor wanneer u de camera opbergt. Het LCD-scherm kan breken als de stylus te hard op het scherm drukt.

Voorbereiding

De batterij opladen

Over batterijen die u kunt gebruiken met dit apparaat
Met deze camera kunt u gebruik maken van de bijgeleverde batterij of specieke optionele batterijen.
Het blijkt dat op sommige markten batterijen in omloop zijn gebracht die sterk gelijken op het echte product, maar in feite nagemaakt zijn. Niet alle batterijen van dit soort zijn op gepaste wijze beschermd met een interne bescherming om te voldoen aan de eisen van de geldende veiligheidsnormen. Er is een mogelijkheid dat deze batterijen tot brand of explosie kunnen leiden. U dient te weten dat wij niet verantwoordelijk zijn voor eventuele ongelukken of storingen die kunnen optreden als gevolg van het gebruik van dit soort batterijen. Om er voor te zorgen dat er veilige producten gebruikt worden, raden we het gebruik aan van originele batterijen van Panasonic.
Gebruik de specieke oplader en batterij.
Opladen
De batterij is bij levering nog niet opgeladen. Laad de batterij dus eerst op.
• Laad de batterij binnenshuis op met de oplader.
Het is raadzaam de batterij op te laden bij temperaturen tussen 10 °C en 30 °C.
(Dit moet ook de temperatuur van de batterij zelf zijn.)
Plaats een batterij zo dat de polen correct worden
aangesloten.
- 10 -
Voorbereiding
Insteektype
Steek de stekker van het opladersnoer in
het stopcontact.
• Er wordt begonnen met opladen zodra het lampje [CHARGE] A groen oplicht.
Connectortype
[CHARGE]-lampje
licht op: Opladen dooft: Opladen voltooid (koppel de oplader los van het stopcontact en haal de batterij
uit de oplader als de batterij is opgeladen.)
Als het [CHARGE]-lampje knippert
– De temperatuur van de batterij is te hoog of te laag. Het is raadzaam de batterij
opnieuw op te laden in een omgevingstemperatuur tussen 10 °C en 30 °C.
– De polen op de lader of op de batterij zijn vuil. Wrijf ze schoon met een droge doek.
- 11 -
Voorbereiding
Oplaadtijd
Bijgeleverde batterij Optionele batterij
(Bij het opladen van een lege batterij)
Oplaadtijd
Batterijaanduiding
De batterijaanduiding verschijnt op de LCD-monitor. (Alleen als de batterij wordt gebruikt.)
• Laad de batterij op of vervang hem als het lampje knippert.
Opmerking
• De oplaadtijd voor een batterij kan bij lage of hoge temperaturen of na langdurig niet gebruiken, langer zijn dan normaal.
• De batterij wordt warm tijdens het opladen of meteen nadat het opladen is voltooid.
• De batterij kan opnieuw worden opgeladen als deze nog niet helemaal leeg is, maar het is niet aan te raden om de batterij bij te laden als de batterij vrijwel helemaal opgeladen is. (Aangezien het kenmerkende zwellen plaats zou kunnen vinden.)
• De batterij loopt leeg als hij gedurende langere tijd niet wordt gebruikt.
• Als de gebruikstijd extreem kort wordt, is de batterij aan het einde van de levensduur. Koop een nieuwe batterij.
Laat geen metalen voorwerpen (zoals klemmetjes) in de buurt van de
contactzones van de stroomplug. Anders kan door kortsluiting of gegenereerde hitte brand en/of elektrische schokken worden veroorzaakt.
Circa 115 min Circa 120 min
- 12 -
Voorbereiding

Geschatte bedrijfstijd en aantal opnamen dat kan worden gemaakt

Opname van stilstaand beeld (op basis van de CIPA-standaard bij gebruik van de
normale beeldfunctie)
DMC-FP7 DMC-FP5
Bijgeleverde
batterij
Capaciteit 660 mAh 680 mAh 660 mAh 680 mAh
Aantal opnamen dat
kan worden gemaakt
Opnametijd
Opnameomstandigheden volgens de CIPA-standaard
¼
CIPA is een afkorting van [Camera & Imaging Products Association].
Circa 240
beelden
Circa 120
min
• Temperatuur: 23 °C / Luchtvochtigheid: 50% relatieve luchtvochtigheid bij ingeschakeld LCD-monitor.
• Met een Panasonic SD-geheugenkaart (32 MB).
• Met gebruik van de meegeleverde batterij.
• Opnemen begint 30 seconden nadat de camera aangezet is. (Als de optische beeldstabilisator ingesteld is op [ON].)
Om de 30 seconden opnemen, met volle its bij elke tweede opname.
• Bij elke opname de zoomregelaar van Tele naar Groothoek of andersom draaien.
• Het toestel om de 10 opnamen uitzetten. Het toestel niet gebruiken totdat de batterijen afgekoeld zijn.
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, verschilt al naargelang de pauzetijd tussen de opnamen. Als de pauzetijd tussen de opnamen langer wordt, neemt het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, af. [Als u bijvoorbeeld elke twee minuten een opname zou maken, zou het aantal opnamen tot ongeveer een kwart worden gereduceerd van het hiervoor vermelde aantal (op basis van Een opname elke 30 seconden).]
Optionele
batterij
Circa 245
beelden
Circa 122
min
Bijgeleverde
batterij
Circa 260
beelden
Circa 130
min
Optionele
batterij
Circa 265
beelden
Circa 132
min
Weergave
Bijgeleverde batterij Optionele batterij
Weergavetijd Circa 200 min Circa 205 min
Opmerking
• Onder de volgende omstandigheden nemen de bedrijfstijd en het aantal opnamen dat kan worden gemaakt af.
– u in een gebied met een lage temperatuur bent (bijv. een skipiste) – bij gebruik van de [LCD mode] – de itser of zoom vaak wordt gebruikt.
- 13 -
Voorbereiding

De kaart (optioneel) / de batterij plaatsen en verwijderen

• Controleer of het toestel uit staat.
• We raden een kaart van Panasonic aan.
Schuif het schuifknopje in de richting van
de [OPEN] en open de batterij / kaartklep.
Gebruik altijd echte Panasonic-batterijen.
Als u andere batterijen gebruikt, garanderen
wij de kwaliteit van dit product niet.
Schuif de batterij en de kaart
helemaal naar binnen.
Batterij: Controleer de plaatsing van
de polen en duw hem aan naar achteren tot u een klik hoort. Controleer vervolgens dat de batterij is vergrendeld met schuifknopje A.
Kaart: Controleer de uitlijning en schuif
de kaart door tot hij op zijn plaats klikt.
B: Raak de aansluitpunten niet aan!
Zorg ervoor dat deze kant naar de LCD-monitor is gericht.
Verwijderen
Batterij: Trek de knop A in de richting van de markering ([). Kaart: Duw op het midden van de kaart.
Sluit de klep van het kaart- / batterijcompartiment en schuif de
vergrendeling naar [LOCK].
- 14 -
Voorbereiding
Opmerking
• Haal de batterij uit het toestel na gebruik.
• Schakel de camera uit en wacht tot de “LUMIX”-weergave van het scherm verdwijnt voordat u de kaart of de batterij uit het toestel haalt. (Anders werkt dit apparaat mogelijk niet meer normaal en kan de kaart zelf beschadigd raken of zouden de opgenomen beelden verloren kunnen gaan.)
Gebruik van een AC-adapter (optioneel) en een DC-koppelstuk (optioneel) in
plaats van de batterij
De AC-adapter (optioneel) kan uitsluitend worden gebruikt met het specieke Panasonic DC-koppelstuk (optioneel). De AC-adapter (optioneel) kan niet afzonderlijk worden gebruikt.
1Open de kaart / batterijklep. 2Plaats het DC-koppelstuk; let hierbij op de richting. 3Open de klep A van het DC-koppelstuk.
• Duw de klep van het DC-koppelstuk open vanaf de binnenzijde met de klep van het kaart / batterijcompartiment.
4Sluit de kaart / batterijklep.
• Zorg ervoor dat de kaart / batterijklep dicht is.
5Steek de AC-adapter in een stopcontact. 6Sluit de AC-adapter B aan op het aansluitpunt [DC
IN] C van het DC-koppelstuk.
D Lijn de markeringen uit en sluit de stekker aan.
• Zorg ervoor dat alleen gebruik wordt gemaakt van de AC-adapter en het DC-koppelstuk voor dit toestel. Het gebruik van andere apparatuur zou schade kunnen veroorzaken.
Opmerking
• Gebruik altijd een originele Panasonic AC-adapter (optioneel).
• Als u een AC-adapter gebruikt, maak dan ook gebruik van de AC-kabel die met de AC­adapter is mee geleverd.
• Zorg ervoor de AC-adapter los te koppelen wanneer u de kaart / batterijklep opent.
• Als de AC-adapter en het DC-koppelstuk niet nodig zijn, verwijder deze dan van het digitale toestel. Houd ook de klep van het DC-koppelstuk dicht.
• Lees ook de handleiding van de AC-adapter en het DC-koppelstuk.
- 15 -
Voorbereiding

Over het ingebouwde geheugen / de kaart

Als een kaart is geplaatst, worden opnamen op de kaart opgeslagen. Als er geen kaart is geplaatst, worden opnamen opgeslagen in het ingebouwde geheugen [1].
Ingebouwd geheugen
U kunt de gemaakte opnamen kopiëren naar een kaart. (P104)
Geheugengrootte: Circa 70 MB
Bewegende beelden die kunnen worden gemaakt: Alleen QVGA (320 × 240 pixels)
• Het ingebouwde geheugen kan worden gebruikt als tijdelijke opslagruimte als de kaart vol raakt.
• De toegangstijd voor het ingebouwde geheugen kan langer zijn dan de toegangstijd voor een kaart.
Kaart
De volgende kaarten die voldoen aan de SD-videonorm kunnen bij dit toestel worden gebruikt. (Deze kaarten worden aangeduid als kaart in de tekst.)
Kaarttype bruikbaar bij
dit toestel
SD-geheugenkaart (8 MB tot 2 GB)
SDHC-geheugenkaart (4 GB tot 32 GB)
SDXC-geheugenkaart (48 GB, 64 GB)
• Een SDHC-geheugenkaar t kan worden gebruikt bij apparatuur die compatibel is met SDHC-geheugenkaarten en SDXC-geheugenkaarten.
• Een SDXC-geheugenkaar t kan alleen worden gebruikt bij apparatuur die compatibel is met SDXC-geheugenkaarten.
• Controleer de compatibiliteit van de pc en andere apparatuur als u SDXC-geheugenkaarten gebruikt.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
Opmerkingen
• Andere kaar ten met een andere capaciteit dan de bovenstaande kaarten kunnen niet worden gebruikt.
• Het verdient aanbeveling een kaart te gebruiken met een SD Speed Class
van “Class
6” of hoger als u bewegende beelden wilt opnemen.
¼
De SD Speed Class-kwalicatie is de snelheidsstandaard voor opeenvolgende schrijfbewerkingen.
(Voorbeeld) Class 6
• Controleer de nieuwste informatie op de volgende website.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
- 16 -
Voorbereiding
Communiceren met het ingebouwde geheugen of de kaart
De geheugen aanduiding wordt rood. [2] (Ingebouwd geheugen) / [3] (Kaart) Als het lampje brandt, worden bewerkingen uitgevoerd, zoals het lezen of schrijven van opnamegegevens, verwijderen van opnamen of het formatteren van geheugen of kaart. Schakel op dat moment het toestel niet uit, verwijder de batterij niet, evenmin als de kaart of de AC-adapter (optioneel). Stel de camera ook niet bloot aan trillingen, stoten of statische elektriciteit. De communicatie kan halverwege worden afgebroken. De gegevens kunnen beschadigd raken en er kan een defect ontstaan.
Opmerking
• Als de schrijfbeveiligingsschakelaar A op [LOCK] staat, kunnen gegevens niet worden weggeschreven of gewist, en kan de kaart niet worden geformatteerd. Gegevens wegschrijven en verwijderen en de kaart formatteren is weer mogelijk wanneer de schakelaar teruggezet wordt naar zijn originele positie.
• De gegevens in het ingebouwde geheugen of op de kaart kunnen beschadigd raken of verloren gaan door elektromagnetische golven of statische elektriciteit of omdat het toestel of de kaart stuk is. We raden aan belangrijke gegevens op te slaan op een PC, etc.
• Formatteer de kaart niet op uw PC of andere apparatuur. Formatteer de kaart alleen op het toestel zelf, dan bent u verzekerd van een goede werking. (P45)
• Houd geheugenkaar ten buiten het bereik van kinderen om te voorkomen dat ze de kaart inslikken.
- 17 -
Voorbereiding

De datum / tijd instellen (Klokinstelling)

De klok is in de fabriek nog niet ingesteld.
Open de lenskap.
• De camera wordt ingeschakeld.
• Als het taalselectiescherm niet wordt afgebeeld, ga
dan verder met stap 4.
Raak het pictogram voor de taalselectie op
het scherm aan.
Selecteer de taal.
• Het bericht [Aub klok instellen] verschijnt.
Raak [Klokinst.] aan.
- 18 -
Voorbereiding
Raak de items die u wilt instellen (jaar /
maand / dag / uren / minuten) aan en
Aq Bw
stel ze in met [e] / [r].
A: De tijd in uw woongebied B: De tijd van uw reisbestemming
• U kunt van het ene item naar het andere gaan
door [e] / [r] aan te raken.
• Raak [:] om het instellen van datum en tijd
af te breken zonder een datum en een tijd op te geven.
Weergave volgorde en tijdnotatie instellen.
• Raak [Indeling] aan om het instellingenscherm weer te geven waarop weergave volgorde en tijdnotatie kunnen worden ingesteld.
• Selecteer [24 uur] of [AM/PM] voor het formaat van de tijddisplay.
• Wanneer [AM/PM] geselecteerd is als het formaat van de tijddisplay, wordt middernacht afgebeeld als AM 12:00 en wordt twaalf uur ’s middags afgebeeld als PM 12:00. Dit displayformaat wordt veel gebruikt in de VS en elders.
Raak [Inst.] aan.
Raak [Inst.] aan.

De klokinstelling veranderen

Selecteer [Klokinst.] in het menu [Opname] of [Set-up]. (P39)
• Dit kan worden gewijzigd in stappen 5 en 6 om de klok in te stellen.
De klokinstelling wordt zelfs zonder de camerabatterij 3 maanden lang behouden
met behulp van de ingebouwde klokbatterij. (Laat de opgeladen camerabatterij 24 uur lang in de camera om de ingebouwde klokbatterij op te laden.)
Opmerking
• Als de klok niet is ingesteld, wordt niet de juiste datum afgedrukt als u de tekst of datumafdruk op de beelden instelt of de beelden laat afdrukken door een fotograaf.
• Als de klok wel is ingesteld, kan de juiste datum worden afgedrukt, zelfs als de datum niet op het scherm van de camera wordt afgebeeld.
- 19 -

Basiskennis

Opnamen maken

Open de lenskap.
De camera wordt aangezet in de opnamefunctie. (Bij deze instelling kunt u opnamen maken.) A Ontspanknop
Selecteer de opnamestand.
1Raak [w1] aan. 2Raak het functiepictogram aan.
• Na de eerste keer aanraken wordt de beschrijving weergegeven.
• Als u begint in de weergavestand, raakt u eerst [1] aan om over te schakelen naar de opnamestand en voert u vervolgens stap 1 uit.
Lijst van [Opname]-functies
4
Intelligente Auto-modus (P22)
De onderwerpen worden opgenomen met instellingen die automatisch door de camera worden geselecteerd.
1
Normale Opnamemodus (P26)
De onderwerpen worden opgenomen met uw eigen instellingen.
<
Cosmetische modus (P59)
Opnamen maken met aangepaste huidstructuur.
5
Scènemodus (P60) / / Mijn Scènemodus (P61)
Hiermee maakt u opnamen die in overeenstemming zijn met de betreffende scène.
6
Film opnamemodus (P34)
Deze functie biedt u de mogelijkheid bewegende beelden met geluid op te nemen.
- 20 -
Basiskennis
Maak de opname.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen en druk de knop vervolgens helemaal in om de opname te maken. (Zie P22 voor meer informatie.)
Sluit de lenskap.
De camera wordt uitgeschakeld.
• U kunt de camera ook uitschakelen door op de ON/OFF schakelaar te drukken.
Opnamen weergeven
Raak [9] aan. (Zie P31 voor meer informatie.)
• Raak [1] aan om terug te keren naar de opnamestand.
Tips voor het maken van goede opnamen
Vergeet niet de handriem te monteren om zeker te weten dat u de camera niet per ongeluk laat vallen.
• Houd het toestel rustig vast met beide handen, houd uw armen stil en spreid uw benen een beetje.
• Houd de camera stil als u op de ontspanknop drukt.
• Dek de itser A, het AF-hulplicht C en de microfoon B niet af met uw vingers of met voorwerpen.
• Raak de voorkant van de lens niet aan.
De camera in- en uitschakelen
• U kunt de camera in- en uitschakelen met de lenskap E en de ON/OFF schakelaar D.
Het toestel is uit en de lenskap is omlaag.
Houd de ON/OFF schakelaar ingedrukt. De camera wordt aangezet in de opnamefunctie.
• Als u de ON/OFF schakelaar ingedrukt houdt, terwijl de lenskap de lens afdekt, wordt [Open de lenskap] weergegeven. Schuif de lenskap omlaag.
- 21 -
Basiskennis
[Opname]-stand: 4
Opnamen maken met de automatische functie
(4: Intelligente Auto-modus)
Alle instellingen van de camera worden aangepast aan het onderwerp en de opnameomstandigheden, dus raden wij deze manier van opnemen dus aan voor beginners of als u de instellingen wenst over te laten aan de camera om gemakkelijker opnamen te maken. AOntspanknop
• De volgende functies worden automatisch geactiveerd:
– Scènedetectie / [Stabilisatie] / [Slimme ISO] /
Gezichtsherkenning / [i. Exposure] / Digitale rode­ogencorrectie / Compensatie van achtergrondverlichting / [I.resolutie] / Intelligente zoom
Raak [w1] aan in opnamestand.
• Als u begint in de weergavestand, raakt u
eerst [1] aan om over te schakelen naar de opnamestand en raakt u vervolgens [w1] aan.
Raak [4] aan.
Druk de ontspanknop half in (zacht
drukken) om scherp te stellen.
• De focusaanduiding 1 (groen) gaat branden wanneer er op het onderwerp scherpgesteld is.
Door de gezichtsherkenningsfunctie wordt de AF-zone 2 weergegeven rond het gezicht van het onderwerp. In andere gevallen wordt deze afgebeeld op het punt van het onderwerp waarop scherp gesteld is.
• Het focusbereik is 10 cm (Groothoek) / 50 cm (Tele) tot 7.
• De maximale close-up afstand (de kortste afstand die mogelijk is voor het maken van een opname van het onderwerp) verschilt al naargelang de zoomvergroting.
1
2
Druk de ontspanknop volledig in (druk de knop verder in)
om de opname te maken.
U kunt ook opnamen maken met behulp van de functie Touch sluiter
(P29).
- 22 -
Basiskennis
Opnamen maken met behulp van de itser (P51)
• Als [w] is geselecteerd, wordt [w], [e] , [r] of [{] ingesteld, afhankelijk
van het soort onderwerp of de helderheid van het onderwerp.
• Als [e] of [r] is ingesteld, wordt Digitale rode-ogencorrectie geactiveerd.
• De sluiter tijd wordt langzamer tijdens [r] of [{].
• Selecteer [o] wanneer u de itser niet wilt gebruiken.

Scènedetectie

Wanneer het toestel de optimale scène identiceert, wordt het pictogram van de betreffende scène gedurende 2 seconden blauw weergegeven. Daarna wordt het pictogram weer rood.
4
• [4] wordt ingesteld als geen van de scènes van toepassing is en de
standaardinstellingen worden gebruikt.
• Bij selectie van [3] of [5] herkent de camera automatisch een gezicht, en zal scherpstelling en belichting worden aangepast (Gezichtsherkenning).
• Als bijvoorbeeld een statief wordt gebruikt en het toestel heeft beoordeeld dat de cameratrilling minimaal is terwijl de scènefunctie geïdenticeerd is als [1], zal de sluitertijd ingesteld worden op een maximum van 8 seconden. Let erop dat het toestel niet beweegt terwijl u opnamen maakt.
3 [i-Portret]
"
4 [i-Landschap]
2 [i-Macro]
5 [i-Nachtportret]
1 [i-Nachtl. schap]
7 [i-Zonsonderg.]
• Alleen bij selectie van [w]
- 23 -
Basiskennis
Opmerking
• Onder bepaalde omstandigheden, zoals hieronder genoemd, wordt voor hetzelfde onderwerp mogelijk een andere scène geïdenticeerd.
– Omstandigheden voor het onderwerp: het gezicht is helder of donker, de grootte van
het onderwerp, de kleur van het onderwerp, de afstand tot het onderwerp, het contrast van het onderwerp, het onderwerp beweegt
– Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, Onder omstandigheden van
geringe helderheid, Wanneer het toestel bewogen wordt, Wanneer de zoom gebruikt wordt
• Voor het beste resultaat, verdient het aanbeveling om opnamen te maken in de juiste opnamestand.
Compensatie van de achtergrondverlichting Achtergrondverlichting treedt op wanneer er licht achter het object is. In dat geval zal het onderwerp donker worden, zodat deze functie het achtergrondlicht compenseert door het geheel van het beeld automatisch helderder te maken.

Bewegende onderwerpen volgen en scherp stellen (AF Tracking)

U kunt scherpstellen op het beoogde onderwerp en de belichting daarop aanpassen door het scherm aan te raken. Zelfs als de camera daarna wordt bewogen, wordt continu scherpgesteld op het onderwerp en wordt de belichting steeds navenant aangepast.
1 Raak op het scherm het onderwerp aan waarop u wilt
scherpstellen.
• Het AF-kader (het kader voor AF tracking) wordt geel weergegeven en de best passende scène wordt bepaald.
• Raak [T] aan om AF Tracking uit te schakelen.
2 Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen en druk
de knop vervolgens helemaal in om de opname te maken.
Opmerking
• Schakel de functie Touch sluiter (P29) van tevoren uit. (Beide functies kunnen niet tegelijkertijd actief zijn.)
• Lees de opmerking bij AF Tracking op pagina 81.
- 24 -
Basiskennis

Instellingen van de intelligente automatische functie

[Opname]-functiemenu
– [Flitser] / [Zelfontspanner] / [Fotoresolutie] / [Burstfunctie] / [Kleurfunctie]
• In de [Kleurfunctie] kunnen de kleureneffecten [STD.], [Happy], [B/W] en [SEPIA] worden ingesteld. Bij selectie van [Happy] kan een automatische opname gemaakt worden waarbij glans, helderheid en levendigheid van de kleuren intenser zijn.
¼
De instellingen die u kunt selecteren, zijn anders dan wanneer andere [Opname]­functies worden gebruikt.
[Set-up]-menu
– [Klokinst.] / [Wereldtijd] / [Toon] / [Taal] / [O.I.S.-demo] Andere items in het menu [Set-up] die niet worden weergegeven kunnen worden ingesteld in de Normale Opnamemodus, etc.
• De hieronder genoemde functies hebben een vaste instelling die u niet kunt wijzigen.
Item Instellingen
[LCD mode] (P43) [Auto power LCD]
[Autom. uit] (P43) [5 MIN.]
[Auto review] (P44) [2 SEC.]
[Gevoeligheid] (P77)
[,] (Intelligent ISO) (De maximale ISO-gevoeiligheid: ISO1600)
[Witbalans] (P78) [AWB]
[AF mode] (P79)
3 (Ingesteld op [9] als geen gezicht wordt gedetecteerd)
[i. Exposure] (P82) [ON]
[I.resolutie] (P82) [i.ZOOM]
[AF ass. lamp] (P85) [ON]
[Rode-ogencorr] (P85) [ON]
[Stabilisatie] (P86) [ON]
• De volgende functies kunt u niet gebruiken.
– [Belichting] / [Dig. zoom]
- 25 -
Basiskennis
[Opname]-stand: 1
Opnamen maken met voorkeursinstellingen
(1: Normale Opnamemodus)
Het toestel stelt automatisch de sluitertijd en de lensopening in volgens de helderheid van het onderwerp. U kunt met grotere vrijheid opnamen maken door de diverse instellingen in het [Opname]-menu te wijzigen.
Raak [w1] aan in de opnamestand.
• Als u begint in de weergavestand, raakt u eerst [1] aan om over te schakelen
naar de opnamestand en raakt u vervolgens [w1] aan.
Raak [1] aan.
Richt het AF-kader op het punt waarop u wilt scherp stellen.
Druk de ontspanknop half in om
scherp te stellen.
• Het focusbereik is 50 cm tot 7.
• Zie “Close-ups maken” (P55) als u van nog dichterbij opnamen wilt maken.
• Als u de functie Touch AF/AE gebruikt, kunt u de scherpstelling en belichting instellen
(P30).
Druk de ontspanknop helemaal in om een opname te
maken.
• U kunt ook opnamen maken met behulp van de functie Touch sluiter
(P29).
- 26 -
Basiskennis

Opnamegegevens voor bijvoorbeeld scherpstelling en sluitertijd controleren

A B
Focus
C
Wanneer er scherp gesteld is op het onderwerp
Wanneer er niet scherp gesteld is op het onderwerp
Aanduiding voor de
D
scherpstelling
GFE
AF-zone
Aan Knippert
Wit"Groen Wit"Rood
Geluid 2 pieptonen 4 pieptonen
AAanduiding voor de scherpstelling BAF-kader (normaal) CAF-kader (wanneer u de digitale zoom gebruikt of wanneer het donker is) DFocusbereik EISO-gevoeligheid FDiafragmawaarde GSluitertijd
1
Het focusbereik (het gebied waarin kan worden scherpgesteld) wordt weergegeven
tijdens het zoomen.
2
Als de juiste belichting niet kan worden verkregen, wordt deze rood weergegeven.
1
2
2
(Bij gebruik van de itser wordt de belichting echter niet rood weergegeven.)
Er is niet op het onderwerp scherpgesteld (bijvoorbeeld omdat het
onderwerp niet centraal in beeld is)
1 Richt het AF-kader op het onderwerp en druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen en de belichting in te stellen.
2 Houd de ontspanknop half ingedrukt terwijl u het toestel beweegt en de
beeldcompositie maakt.
• U kunt herhaaldelijk de acties in stap
1 opnieuw proberen voordat u de ontspanknop volledig indrukt.
• U kunt ook scherpstellen en de belichting instellen door het scherm aan te raken. (Touch AF/AE, P30)
Wij raden aan de gezichtsherkenningsfunctie te gebruiken wanneer u opnamen van mensen maakt. (P80)
Onderwerpen en opnameomstandigheden waarbij het moeilijk is scherp te stellen
Snel bewegende onderwerpen, extreem heldere onderwerpen of onderwerpen zonder contrast
• Wanneer de display van het focusbereik rood wordt weergegeven
• Wanneer u opnamen maakt van onderwerpen door een raam of in de buurt van glanzende voorwerpen
• Wanneer het donker is of bij het optreden van golfbeweging
• Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een opname maakt van zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij
- 27 -
Basiskennis

Golfbeweging (cameratrilling) voorkomen

Als een golfbewegingswaarschuwing [0] wordt weergegeven, maak dan gebruik van [Stabilisatie] (P86), een statief of de zelfontspanner (P57).
• De sluiter tijd zal vooral in de volgende gevallen langzamer zijn. Houd het toestel stil vanaf het moment dat u de ontspanknop indrukt totdat het beeld op het scherm verschijnt. We raden in dit geval het gebruik van een statief aan.
– Langzame synchronisatie / Rode-ogencorrectie – Bij [Panorama assist], [Nachtportret], [Nachtl. schap], [Party], [Kaarslicht],
[Sterrenhemel], [Vuurwerk] of [Hoge dynamiek] van de scènefunctie

Richtingdetectiefunctie

Opnamen die zijn gemaakt met een verticaal gehouden toestel, worden verticaal (gedraaid) weergegeven. (Alleen als [Lcd roteren] (P45) is ingesteld)
• De richtingdetectiefunctie werkt mogelijk niet correct als opnamen worden gemaakt met de camera naar boven of naar beneden gericht.
• Opnamen die u met een verticaal gehouden toestel maakt van bewegende beelden, worden niet verticaal weergegeven.
- 28 -
Basiskennis
[Opname]-stand: 4 1 < 5 /
De sluiter ontspannen door het scherm aan te raken
(functie Touch sluiter)
Als u het onderwerp op het scherm aanraakt om een opname te maken, kunnen scherpstelling en ontspannen van de sluiter automatisch worden uitgevoerd.
• U kunt Touch AF/AE (P30) en AF Tracking (P24) niet tegelijkertijd gebruiken.
Raak [Q] aan.
[R]: Opnamen maken met Touch sluiter ingeschakeld [Q]: Opnamen maken met Touch sluiter uitgeschakeld
Raak het onderwerp aan waarop u wilt
scherpstellen.
AHet gebied waarop u kunt scherpstellen met
Touch sluiter.
• Het AF-kader waarin u het scherm kunt aanraken, wordt weergegeven en er wordt automatisch een opname gemaakt na het scherpstellen.
• Op de rand van het scherm wordt mogelijk niet scherpgesteld zodat geen opname kan worden gemaakt. Het gebied rechts boven is niet gevoelig voor deze functie omdat u dat erg snel raakt met uw vinger als u de camera vasthoudt.
A
Continu opnamen maken
Als [R] wordt weergegeven, wordt steeds als u het scherm aanraakt, een opname gemaakt.
De functie Touch sluiter uitschakelen
Raak [R] aan. ([Q] wordt weergegeven.)
Opmerking
• De instelling voor Touch sluiter blijft bewaard, ook na het uitschakelen van de camera.
- 29 -
Basiskennis
[Opname]-stand: 4 1 < 5 /
Scherpstelling en belichting door het scherm aan te raken
Als u het onderwerp op het scherm aanraakt om een opname te maken, kunnen scherpstelling en belichting automatisch worden uitgevoerd. Dit is bijvoorbeeld handig wanneer het onderwerp zich niet in het midden van het scherm bevindt. Als [7] is ingesteld op [AF mode], en in de Intelligente Auto-modus is AF Tracking tegelijkertijd actief en wordt continu scherpgesteld bij het bewegen van het onderwerp dat is aangeraakt.
• Schakel de functie Touch sluiter (P29) van tevoren uit.
Raak het onderwerp aan waarop u wilt
scherpstellen.
• Het AF-kader wordt weergegeven om de aangeraakte plek, er wordt scherpgesteld en de belichting wordt ingesteld.
• Als AF Tracking actief is, volgt de camera de bewegingen van het onderwerp en wordt het AF­kader mee verplaatst.
• Raak [T] aan om de functie Touch AF/AE uit te schakelen.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen en druk de knop
vervolgens helemaal in om de opname te maken.
(Touch AF/AE)
Opmerking
• Als u de rand of het gebied rechts boven in het scherm aanraakt, wordt het AF-kader misschien niet ingesteld.
• In de Intelligente Auto-modus bepaalt de camera zelf welke scène het best past bij het aangeraakte onderwerp.
- 30 -
Loading...
+ 107 hidden pages