Omron E5CSV DATASHEET [nl]

Temperatuurregelaars
E5CSV
Temperatuurregelaars (DIN-formaat 48 x 48 mm) instelbaar via DIP-switches en eenvoudige parameters
• Eenvoudige instelling met DIP-switch en keuzeschakelaars.
• Multi-ingang (thermokoppel/weerstandsopnemer(Pt100)).
• Voldoet aan RoHS.
Verkrijgbare uitvoeringen
Nomenclatuur
Types met aansluitklemmenblok
E5CSV-@1T@-500
1 2 3 4 5
1. Uitgang
R: Relais Q: Spanning voor aansturing van SSR
2. Aantal alarmen
1: 1 alarm
3. Ingang
T: Thermokoppel/platina
weerstandsopnemer (multi-ingang)
Bestelinformatie
Lijst met typenummers
Afmetingen Voedings-
1/16 DIN 48 x 48 x 78 mm (B x H x D)
spanning
100 tot 240 VAC 1 Relais E5CSV-R1T-500
24 VAC/VDC 1 Relais E5CSV-R1TD-500
Accessoires (afzonderlijk te bestellen)
Aantal
alarmpunten
Regeluitgang TC/Pt-multi-ingang
Spanning (voor aansturing SSR)
Spanning (voor aansturing SSR)
E5CSV-Q1T-500
E5CSV-Q1TD-500
incl. afdekkap
aansluitklemmen
4. Voedingsspanning
Blanco:100 tot 240 VAC D: 24 VAC/VDC
5. Afdekkap aansluitklemmen
500: Beschermkap
aanraakbeveiliging
Beschermend voorpaneel
Type Model
Harde beschermkap Y92A-48B
Temperatuurregelaars E5CSV 1
Technische gegevens
Specificaties
Voedingsspanning 100 tot 240 VAC, 50/60 Hz 24 VAC/VDC, 50/60 Hz Aansluitspanning 85% tot 110% van de nominale voedingsspanning Opgenomen vermogen 5 VA 3 VA /2 W Sensoringang Multi-ingangstype (thermo-element/platina weerstandsopnemer): K, J, L, T, U, N, R, Pt100, JPt100
Regel­uitgang
Regelmethode AAN/UIT of 2-PID (met auto-tuning) Alarmuitgang SPST-NO, 250 VAC, 1 A (weerstandsbelasting) Instelmethode Digitale instelling met druktoetsen op het frontpaneel (instelling functionaliteit met DIP-switch) Indicatiemethode 3,5-cijferig, 7-segmentsdisplay (karakterhoogte: 13,5 mm) en afwijkingsindicatoren Overige functies Verhindering van wijzigen instelling (toetsbeveiliging)
Omgevingstemperatuur –10 tot 55°C (zonder condensatie of ijsafzetting) Vochtigheidsgraad 25 tot 85% Opslagtemperatuur –25 tot 65°C (zonder condensatie of ijsafzetting)
Algemeen
Instelnauwkeurigheid Thermokoppel (zie opm. 1): (±0,5% van meetwaarde of ±1°C, dat wat groter is) ±1 cijfer max.
Indicatienauwkeurigheid (omgevingstemperatuur van 23°C)
Invloed van temperatuur R thermokoppelingangen-elementingangen: (±1% van PV of ±10°C, dat wat groter is) ±1 cijfer max.
Invloed van spanning
Hysteresis (voor AAN/UIT-regeling)
Proportionele band (P) 1 tot 999°C (automatische instelling met auto-tuning/self-tuning) Integrerende tijd (I) 1 tot 1.999 s (automatische instelling met auto-tuning/self-tuning Differentiërende tijd (D) 1 tot 1.999 s (automatische instelling met auto-tuning/self-tuning) Alarmuitgangsbereik Absolute-waarde-alarm: Hetzelfde als het regelbereik
Cyclustijd 2/20 s Meetcyclustijd 500 ms Isolatieweerstand min. 20 M (bij 500 VDC) Diëlektrische sterkte 2.000 VAC, 50/60 Hz 1 min lang tussen stroomvoerende aansluitklemmen met verschillende polariteit
Trillings­bestendigheid
Schokbestendig­heid
Verwachte levensduur
Gewicht Circa 120 g (alleen regelaar) Beschermingsgraad Frontpaneel: Gelijk aan IP66; Achterbehuizing: IP20; Aansluitklemmen: IP00 Geheugenbeveiliging EEPROM (niet-vluchtig geheugen) (aantal schrijfbewerkingen: 1,000,000) EMC Emissiebesluit: EN 55011 groep 1 klasse A
Keurmerken UL 61010C-1 (vermelding), CSA C22.2 Nr.1010-1 Conformiteitsnormen EN 61326, EN 61010-1, IEC 61010-1, VDE 0106 deel 100 (vingerbescherming), bij gemonteerde afdekkap aansluitklem.
Opmerking:1. De volgende uitzonderingen zijn van toepassing op
Relaisuitgang SPST-NO, 250 VAC, 3 A (weerstandsbelasting)
Spanningsuitgang (voor aansturing van de SSR)
Platina weerstandsopnemer (zie opm. 2): (±0,5% van meetwaarde of ±1°C, dat wat groter is) ±1 cijfer max.
Overige thermokoppelingangen-elementingangen: (±1% van PV of ±4°C, dat wat groter is) ±1 cijfer max. Platina weerstandsopnemer: (±1% van PV of ±2°C, dat wat groter is) ±1 cijfer max.
0,1% FS
Overig: 0% tot 100% FS Alarmhysteresis: 0,2°C of °F (vast)
Storing Defect 10 tot 55 Hz, 0,75 mm met enkele amplitude gedurende 2 uur elk in de X-, Y- en Z-richting
Storing
Defect Elektrisch min. 100.000 schakelingen (modellen met relaisuitgang)
10 tot 55 Hz, 20 m/s
min. 100 m/s min. 300 m/s
Emissie AC-richtlijn: EN 55011 groep 1 klasse A Immuniteit ESD: EN 61000-4-2: 4 kV contactontlading (niveau 2)
Immuniteit RF-interferentie: EN 61000-4-3: 10 V/m (80-1000 MHz, 1,4-2,0 GHz amplitude gemoduleerd)
Immuniteit storingen door geleiding: EN 61000-4-6: 3 V (0,15 tot 80 MHz) (niveau 2) Immuniteit tegen ruis (pieken): EN 61000-4-4 Immuniteit tegen spanningspieken: 2 kV-stroomkabel (niveau 3), 1 kV-I/O-signaalkabel (niveau 3) Immuniteit tegen overspanning: EN 61000-4-5: Voedingslijn: Normale modus 1 kV; Algemene modus 2 kV
Immuniteit tegen spanningsuitval/-onderbreking: EN 61000-4-11 0,5 cyclus, 100% (nominale spanning)
12 VDC, 21 mA (met een kortsluitbeveiliging)
Ingangsverschuiving
Temperatuureenheid wijzigen (°C/°F)
Werking direct/omgekeerd
Cyclustijd wijzigen
Alarmuitgang met 8 modes
Sensorfoutdetectie
2
gedurende 10 min. elk in de X-, Y- en Z-richting
2
, drie keer elk in zes richtingen
2
, drie keer elk in zes richtingen
thermokoppels.
U, L: ±2°C ±1 cijfer max.
R: ±3°C ±1 cijfer max.bij 200°C of minder
8 kV luchtontlading (niveau 3)
(niveau 3) 10 V/m (900 MHz puls gemoduleerd)
Uitgangslijn (relaisuitgang): Normale modus 1 kV; Algemene modus 2 kV
2. De volgende uitzonderingen zijn van toepassing op platina weerstandsopnemers. Ingestelde ingangswaarden 0, 1, 2, 3 voor E5CSV: 0,5% FS ±1 cijfer max. Ingestelde ingangswaarde 1 voor E5CSV: 0,5% FS ±1 cijfer max.
2 Temperatuurregelaars E5CSV
Installatie
E5CSV
92A -48 B
Alle modellen uit de E5CSV-serie voldoen aan de DIN 437000-normen
De aanbevolen paneeldikte is 1 tot 4 mm.
Monteer de E5CSV horizontaal.
De E5CSV monteren
1. Voor een waterbestendige montage moet een waterbestendige pakking worden aangebracht. Waterbestendigheid is niet mogelijk bij
groepsgewijze montage van diverse regelaars.
2. Plaats de E5CSV in het montagegat in het paneel.
3. Druk de adapter van de aansluitklemmen naar het paneel toe en maak de E5CSV tijdelijk vast.
4. Draai de twee bevestigingsschroeven op de adapter aan. Draai de twee schroeven om de beurt telkens een beetje harder aan om een balans
te behouden. Draai de schroeven aan met een aanhaalmoment van 0,29 tot 0,39 N m.
Afmetingen
Opmerking: Alle afmetingen zijn in millimeters, tenzij anders aangegeven.
Regelaar
Paneeluitsparingen
48×48
84
786
+0,6
45
0
L
44,8×44,8
60 min.
+0,6
45
0
+0,6
45
0
L = (48 × N2,5) Montage naast elkaar (groepsgewijze montage van N regelaars)
+1 0
Opmerking:Aansluitklemmen kunnen niet worden verwijderd.
Y92F-30 Adapter voor frontmontage
Harde beschermkap
Adapter voor frontmontage
Paneel
De beschermkap Y92A-48B (harde type) is nuttig in de volgende omstandigheden.
°C
Bescherming van de set tegen stof en vuil.
Voorkomen dat het frontpaneel per ongeluk
58
wordt aangeraakt waardoor ingestelde
92A-48B
92A-48B
waarden worden gewijzigd.
Effectieve bescherming tegen waterdruppels.
Bevestigings-
48
7,5
schroeven
76,5
Opmerking:1. De aanbevolen paneeldikte is 1 tot 4 mm.
2. Groepsgewijze montage is slechts in één richting mogelijk.
Spanningsuitgang-
modellen
(zie opm. 1)
Relaisuitgang-
modellen
Alarmuitgang
Afdekkap aansluitklemmen
E53-COV10
RelaisuitgangSpanningsuitgang
1
6
12 VDC,
21 mA
2
A
3
B
4
B
5
Platina weerstands-
ingang
Thermokoppel/
platina weerstandsopnemer, multi-ingang
11
2
2
3
4
5
Thermokoppel-
ingang
7
Alarmuitgang 1
8
9
100 tot 240 VAC, 50/60 Hz (24 VAC/VDC) (zie opm. 2)
10
48,8
22
9,1
Opmerking:1. De spanningsuitgang (12 VDC, 21 mA) is niet elektrisch geïsoleerd van de inwendige circuits. Sluit de aansluitklemmen van de
regeluitgang niet op de aarde aan als een geaard thermokoppel wordt gebruikt. Anders zouden er door lekstromen meetfouten ontstaan.
2. Modellen met 100 tot 240 VAC en 24 VAC/VDC zijn gescheiden. Modellen die op 24 VDC werken, hebben geen polariteit.
48
Temperatuurregelaars E5CSV 3
Werking
E5CSV
Afwijkingsindicatoren
De indicator brandt als de PV groter is dan de SP en de indicator brandt als de PV is minder is dan de SP. De indicator (groen) brandt als de afwijking minder is dan 1% FS (0,25% FS voor modellen met multi-ingang). Deze indicatoren knipperen tijdens ST (self-tuning)/AT (auto-tuning).
Mode-indicatoren
De SP-indicator brandt als de instellings­temperatuur wordt weergegeven. De ALM­indicator brandt als de alarmwaarde 1 wordt weergegeven.
Modetoets
Wanneer de voeding is ingeschakeld, verschijnen normaliter onderstaande opeenvolgende parameters telkens wanneer op de modetoets wordt gedrukt.
Voeding AAN
PV (actuele waarde)
Druk op de -toets.
SP (ingestelde waarde)
Druk op de -toets.
Alarmwaarde 1
Druk op de -toets.
Waarde
ingangsverschuiving
Druk op de -toets.
Dit item wordt niet weergegeven wanneer de besturingsmodusschakelaar 4 is uitgeschakeld.
Ontgrendelingstoets
Wanneer de beveiligingsschakelaar is ingeschakeld, kunt u de ingestelde waarde wijzigen door op de omhoog- of omlaagtoets te drukken terwijl u de ontgrendelingstoets ingedrukt houdt.
PV, SP, Alarmwaarde,
Weergave ingangsverschuiving
Telkens wanneer op de -toets wordt gedrukt, verandert het display.
Uitgangsindicator
Licht op wanneer de regeluitgang ingeschakeld is.
Alarmindicatoren
ALM1 (Alarm 1): Brandt als de alarm-uitgang
1 ingeschakeld is.
ALM2 (Alarm 2): Voor toekomstig gebruik.
Omhoogtoets
Als u op de omhoogtoets drukt, wordt de SP-/ alarmwaarde in het display verhoogd. Als u de omhoogtoets ingedrukt houdt, wordt de waarde in het display steeds sneller verder verhoogd. Wanneer de interne beveiligings­schakelaar is ingeschakeld, drukt u op de omhoogtoets terwijl u de ontgrendelingstoets ingedrukt houdt.
Omlaagtoets
Als u op de omlaagtoets drukt, wordt de SP-/ alarmwaarde in het display verlaagd. Als u de omlaagtoets ingedrukt houdt, wordt de waarde in het display steeds sneller verder verlaagd. Wanneer de interne beveiligings-schakelaar is ingeschakeld, drukt u op de omlaagtoets terwijl u de ontgrendelingstoets ingedrukt houdt.
Instellingen vóór inschakelen voedingsspanning
E5CSV
Verwijder de E5CSV uit de behuizing om de instellingen uit te voeren.
1. Plaats de schroevendraaier in de twee uitsparingen (één aan de bovenkant en één aan de onderkant) en maak de haakjes los.
Insteekgat voor schroevendraaier
Platte schroevendraaier (eenheid: mm)
(1)
(3)
(2)
(1)
0,4 2,0
20 min.
2. Steek de schroevendraaier in het gat tussen het frontpaneel en de achterbehuizing en trek het frontpaneel er iets uit. Pak het frontpaneel vast en trek het volledig eruit. Oefen niet te veel kracht uit op het paneel.
3. Wanneer u de E5CSV terugplaatst, zorgt u ervoor dat de rubberen afdichting op zijn plaats zit en duwt u de E5CSV in de richting van de achterbehuizing totdat deze op zijn plaats vastklikt. Terwijl u de E5CSV op zijn plaats duwt, drukt u de haakjes op de boven- en onderkant van de achterbehuizing omlaag zodat deze stevig op hun plaats worden vergrendeld. Zorg ervoor dat elektronische onderdelen de behuizing niet raken.
DIP-keuzeschakelaar werkingsfuncties
AAN
AAN
P
X123456
INIT-schakelaar (zie opm. 1)
Beveiligingsschakelaar
Opmerking: 1. De INIT-schakelaar is altijd uitgeschakeld tijdens normale
werking.
Alarmmodusschakelaar
Temperatuurbereikschakelaar
4 Temperatuurregelaars E5CSV
1. Specificatie sensortype
Modellen met multi-ingang (thermokoppel/ platina weerstandsopnemer)
• Thermokoppels gebruiken, besturingsmodusschakelaar 5: UIT
Ingang K J L T U N R
1.700
1.600
1.500
1.400
1.300 1.300
1.300
1.200
1.100
Instel-
1.000
waarde­bereik
–100
Schakelaar ingesteld op nr.
900 800 700 600 500 400 300 200 100
0
–99 –99 –99 –99 –99 –99
0123456789
850 850
400 400
199,9 199,9 199,9
0,0 0,0 0.0 0
Het regelbereik is –20°C tot +20°C van het ingangstemperatuurbereik.
Opmerking: 1. Het ingangsindicatiebereik is het bereik dat kan worden
weergegeven voor het regelbereik (-99 tot 1999). Als de ingang binnen het regelbereik is maar buiten het weergavebereik (–99 tot 1999) valt, worden waarden onder –99 weergegeven als ‘[[[’ en worden waarden boven 1.999 weergegeven als ‘]]]’.
2. Als de eenheid wordt gewijzigd in 1 graad terwijl de SP- en alarmwaarde voor het temperatuurbereik worden weergegeven in 0,1-eenheden van 0,0 tot 199,9 of 0,0 tot 99,9, worden de waarden met 10 vermenigvuldigd (0,5 wordt dan bijvoorbeeld 5). Als de eenheid in de tegenovergestelde richting wordt gewijzigd, worden de waarden door 10 gedeeld. Nadat het bereik is gewijzigd, stelt u de SP- en alarmwaarde opnieuw in.
• Platina weerstandsopnemers gebruiken, besturingsmodusschakelaar 5: AAN
Ingang Pt100 JPt100
1.000
850
900 800
Instel­waarde­bereik
Schakelaar ingesteld op nr.
700 600 500 400 300 200 100
–100
199,9 200 199,9 200
0
–99 –99 –99 –99
99 99
0,0000,000
500
400 400
0123456789
Het regelbereik is –20°C tot +20°C van het ingangstemperatuurbereik.
Opmerking: 1. Het ingangsindicatiebereik is het bereik dat kan worden
weergegeven voor het regelbereik (-99 tot 1999). Als de ingang binnen het regelbereik is maar buiten het weergavebereik (–99 tot 1999) valt, worden waarden onder –99 weergegeven als ‘[[[’ en worden waarden boven 1.999 weergegeven als ‘]]]’.
2. Als de eenheid wordt gewijzigd in 1 graad terwijl de SP- en alarmwaarde voor het temperatuurbereik worden weergegeven in 0,1-eenheden van 0,0 tot 199,9 of 0,0 tot 99,9, worden de waarden met 10 vermenigvuldigd (0,5 wordt dan bijvoorbeeld 5). Als de eenheid in de tegenovergestelde richting wordt gewijzigd, worden de waarden door 10 gedeeld. Nadat het bereik is gewijzigd, stelt u de SP- en alarmwaarde opnieuw in.
1.700
Modetoets functievolgorde
Als de ingestelde waarde buiten het
temperatuurbereik valt wanneer dit
Voeding AAN
wordt gewijzigd, wordt de ingestelde waarde eerst weergegeven. De
PV
Druk op de -toets.
SP
Druk op de -toets.
Alarmwaarde 1
Druk op de -toets.
Waarde ingangsverschuiving
Druk op de -toets.
ingestelde waarde wordt automatisch gewijzigd in de minimumwaarde of de maximumwaarde, afhankelijk van de dichtstbijzijnde grens.
Als de alarmwaarde buiten het temperatuurbereik valt wanneer het temperatuurbereik wordt gewijzigd, wordt de alarmwaarde eerst weergegeven. De alarmwaarde wordt automatisch gewijzigd in de maximumwaarde in het nieuwe temperatuurbereik.
ST-functies (self-tuning)
ST (self-tuning) is een functie die PID-constanten zoekt met behulp van SRT (Step Response Tuning) wanneer de regelaar begint te werken of wanneer het instelpunt is gewijzigd. Zodra de PID­constanten zijn berekend, wordt ST niet uitgevoerd wanneer met de volgende regeling wordt begonnen, zolang het instelpunt ongewijzigd blijft. Wanneer de ST-functie actief is, dient u de voeding in te schakelen van de belasting die op de besturingsuitgang is aangesloten, op het moment dat of vóór de regelaar begint te werken.
AT (auto-tuning) uitvoeren
U kunt AT (auto-tuning) uitvoeren door de U omhoog- en D omlaagtoets gedurende minstens 2 s in te drukken terwijl de PV wordt weergegeven. De afwijkingsindicatoren knipperen tijdens de uitvoering van auto-tuning (AT). AT wordt geannuleerd door dezelfde bewerking uit te voeren die AT uitvoert tijdens AT-werking. Zodra AT is voltooid, wordt het knipperen beëindigd.
AT-uitvoering
UD
Minstens 2 s
indrukken.
AT-uitvoering in bedrijf
AT geannuleerd
U D
Minstens 2 s
AT-uitvoering in bedrijf
indrukken.
Opmerking:Een van de afwijkingsindicatoren (▲■▼) knippert.
Curve van verwachte
elektrische levensduur voor relais (referentiewaarden)
500 300
acties)
4
10
×
100
50
30
Levensduur (
10
5
E5CSV 250 VAC, 30 VDC
3
(weerstandsbelasting) cosφ = 1
1
0123456
Schakelstroom (A)
Temperatuurregelaars E5CSV 5
2. Bedrijfsinstellingen
Gebruik de besturingsmodusschakelaars ( ) om het
regelalgoritme te wijzigen. (Alle schakelaars zijn uitgeschakeld voor de standaardinstellingen.)
Functiekeuze 1 2 3 4 5 6
PID AAN/
PID-regeling
UIT
AAN/UIT-regeling
Cyclustijd 2 s
20 s
Directe/ omgekeer­de werking
Directe werking (koelen)
Omgekeerde wer­king (verwarmen)
Weergave
Ingeschakeld ingangs­verschui­ving
Selectie tempera­tuursensor
Temper a-
Uitgeschakeld
Platina
weerstandsopnemer-
ingang
Thermokoppel-
ingang
°F tuureen­heid
°C
Opmerking:De vorige naam Pt100 is gewijzigd in JPt100 in
overeenstemming met wijzigingen volgens JIS. De vorige naam J-DIN is gewijzigd in L in overeenstemming met wijzigingen volgens DIN-normen.
AAN
654321
AAN
654321
AA
N
UIT
AA
N
UIT
AA
N
UIT
AA
N
UIT
AA
N
UIT
AA
N
UIT
3. Alarmmodi
0
1
9
2
8
Selecteer het nummer van de alarmmodusschakelaar wanneer
u de alarmmodus wijzigt. (De standaardinstelling is 2).
In-
Alarmtype Werking alarmuitgang
stel-
ling
0, 9 Alarmfunctie UIT UIT
Boven- en
1
ondergrens
Bovengrens
2
Ondergrens
3
Bereik boven- en
4
ondergrens
Boven- en ondergrens met
5
standby sequentie
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
XSPX
X
XSPX
XSPX
(zie opm. 2) Bovengrens met
6
standby sequentie (zie opm. 2)
Ondergrens met
7
standby sequentie (zie opm. 2)
Absolute waarde
8
bovengrens
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
X
Opmerking:1. Geen alarm. De alarmwaarde (weergave
alarmwerking) wordt niet weergegeven als de instelling 0 of 9 is, zelfs niet wanneer op de selectietoets wordt gedrukt. Bereik alarminstelling X: 0 tot volledige schaal (FS); Y: Binnen temperatuurbereik De waarde van X is de afwijkingsinstelling voor het SP (instelpunt).
2. Functie Standby sequentie (de standby sequentie werkt wanneer de voeding is ingeschakeld.)
Stijgende temperatuur
Bovengrens alarm
SP
Ondergrens alarm
Alarm-
AAN
uitgang
UIT
Dalende temperatuur
Bovengrens alarm
SP
Ondergrens alarm
Alarm-
AAN
uitgang
UIT
3
7
4
6
5
X
SP
SP
X
SP
SP
Y
0
Opmerking:Schakel de voeding uit voordat u de DIP-switchinstellingen op de E5CSV wijzigt. Alle DIP-switchinstellingen worden geactiveerd
nadat de voeding is ingeschakeld.
Raadpleeg pagina 4 voor details over de positie van de schakelaar voor het temperatuurbereik, de besturingsmodusschakelaars en de alarmmodusschakelaar.
6 Temperatuurregelaars E5CSV
4. De besturingsmodusschakelaars gebruiken
(1) AAN/UIT-regeling en PID-regeling gebruiken
(1.1) AAN/UIT-regeling
Het regelalgoritme is standaard ingesteld op AAN/UIT-regeling. Als u de koeling van diepvriezers, enzovoort, wilt regelen, zet u
AAN
654321
Schakelaar 1 UIT: AAN/UIT-regeling
schakelaar 3 op AAN.
AAN
654321
AANRegeluitgang
UIT
SP
(1.2) PID-regeling
Zet schakelaar 1 op AAN als u PID-regeling wilt gebruiken.
AAN
654321
Schakelaar 1 AAN: PID-regeling
1. De cyclustijd instellen. Regeling via relaisuitgang, extern relais of magneetschakelaar
Schakelaar 2: UIT (cyclustijd: 20 s)
AAN
654321
AANRegeluitgang
UIT
20 s
Korte responstijd bij gebruik van SSR
Schakelaar 2: AAN (cyclustijd: 2 s)
AAN
AANRegeluitgang
UIT
SP
2. Werking direct/omgekeerd instellen voor de uitgang. Verwarmingsregeling voor verwarmingen uitvoeren
Schakelaar 3: UIT
AAN
654321
Uitgangsniveau
100%
0%
SP
Koelregeling voor diepvriezers uitvoeren
Schakelaar 3: AAN
AAN
AANRegeluitgang
UIT
2 s
654321
100%
0%
654321
Uitgangsniveau
SP
Temperatuurregelaars E5CSV 7
(2) De E5CSV gebruiken volgens Fahrenheit-schaalindeling
(Weergave in °F)
Zet schakelaar 6 op AAN om temperaturen weer te geven in °F.
AAN
654321
Temperatuurbereik voor °F
De temperatuur wordt als °F ingesteld met dezelfde temperatuurbereikschakelaar als °C.
Multi-ingang (thermokoppel/platina weerstandsopnemer)
Besturingsmodusschakelaar 5: UIT
In-
stelling
0 K –99 tot 1999 0 Pt100 –99 tot 1500 1 0,0 tot 199,9 1 0,0 tot 199,9 2 J –99 tot 1500 2 –99 tot 99 3 0,0 tot 199,9 3 0 tot 200 4 L –99 tot 1500 4 0 tot 400 5 T –99 tot 700 5 JPt100 –99 tot 900 6 0,0 tot 199,9 6 0,0 tot 199,9 7 U –99 tot 700 7 –99 tot 99 8 N –99 tot 1999 8 0 tot 200 9 R 0 tot 1999 9 0 tot 400
Opmerking: Het regelbereik voor modellen met multi-ingang (thermokoppel/platina weerstandsopnemer) is –40 tot +40°F van elk temperatuurbereik.
°FIn-
De vorige naam J-DIN is gewijzigd in L in overeenstemming met wijzigingen volgens DIN-normen.
Multi-ingang (thermokoppel/platina weerstandsopnemer)
Besturingsmodusschakelaar 5: AAN
°F
stelling
(3) Ingangsverschuiving instellen
Zet schakelaar 4 op AAN en druk, nadat u de voeding hebt ingeschakeld, op de modetoets totdat h0 (geeft een ingangsverschuiving van 0 aan) wordt weergegeven. Druk op de omhoog- of omlaagtoets om de verschuivingswaarde in te stellen.
AAN
654321
5. Beveiligingsschakelaar
AAN
Beveiligingsschakelaar
Voorbeeld van verschuiving
Weergave
ingangs-
verschuiving
h0 (geen
verschuiving)
h9 (+9°C
verschuiving)
l9 (–9°C
verschuiving)
Opmerking:Wanneer besturingsmodusschakelaar 4 is
uitgeschakeld (geen weergave ingangsverschuiving), wordt de ingangsverschuiving niet weergegeven maar is de verschuivingswaarde ingeschakeld. Als u ingangsverschuiving wilt uitschakelen, stelt u de waarde voor ingangsverschuiving in op h0. Het verschuivingsbereik is afhankelijk van de insteleenheid.
Insteleenheid 1°C0,1°C Compensatiebereik –99 tot +99°C –9,9 tot +9,9°C
Weergave ingangsverschuiving
Gemeten temperatuur Temperatuur-
100°C 100°C
100°C 109°C
100°C91°C
L99 tot H99 L9,9 tot H9,9
weergave
P
X123456
Als de beveiligingsschakelaar is ingeschakeld, kunnen de omhoog- en omlaagtoets niet worden gebruikt, dit om instelfouten te voorkomen.
8 Temperatuurregelaars E5CSV
Foutmeldingen en oorzaken
Fouten worden niet alleen door de alarmindicator maar ook op het display aangegeven. Zorg ervoor dat u de oorzaak van de fout snel wegneemt.
Displaystatus Oorzaak Regeluitgang
PV wordt weergegeven als fff
PV wordt weergegeven als ---
fff knippert (1)Modellen met thermokoppel en modellen met platina weerstandsopnemer:
--- knippert (1)Thermokoppel en platina weerstandsopnemer:
e11 wordt
weergegeven
Opmerking: In modellen met een alarm verschijnt of knippert fff op het display om aan te geven dat de temperatuur de maximale weergavetemperatuur heeft
De proceswaarde is hoger dan het temperatuurregelbereik (overflow). Verwarmingsregeling
De proceswaarde is lager dan het temperatuurregelbereik (underflow). Verwarmingsregeling
De proceswaarde is hoger dan de maximum temperatuur (overflow), of er is een sensorfout opgetreden.
(2)Modellen met multi-ingang (thermokoppel/platina weerstandsopnemer):
De proceswaarde is hoger dan het temperatuurregelbereik, of er is een sensorfout opgetreden.
De proceswaarde is lager dan de minimum temperatuur (underflow), of er is een
sensorfout opgetreden. (2) Thermokoppels: De polariteit is omgedraaid. (3)Modellen met multi-ingang (thermokoppel/platina weerstandsopnemer):
De proceswaarde is lager dan het temperatuurregelbereik, of er is een sensorfout
opgetreden. Er is een geheugenfout (E11) opgetreden. Schakel de voeding opnieuw in. Als het
display hetzelfde blijft, moet de regelaar worden gerepareerd.
overschreden en dat de uitgang is ingesteld in overeenstemming met de alarmmodus. Op dezelfde manier verschijnt of knippert --- op het display om aan te geven dat de temperatuur de minimale weergavetemperatuur heeft overschreden en dat de uitgang is ingesteld in overeenstemming met de alarmmodus.
(omgekeerde werking): UIT Koelregeling (directe werking): AAN
(omgekeerde werking): AAN Koelregeling (directe werking): UIT UIT
UIT
De regel- en alarmuitgangen worden uitgeschakeld.
Sensorfoutweergaven en oorzaken
Thermokoppel
Status Display Regeluitgang
Burnout fff knippert UIT
Opmerking: Als er kortsluiting in een ingang optreedt, wordt de omgevingstemperatuur weergegeven.
Platina weerstandsopnemer
Status Display Regeluitgang
Burnout fff knippert UIT
2 of 3 draden ontkoppeld fff knippert UIT
Kortsluiting --- knippert UIT
3
4
5
3
4
5
3
4
5
--- knippert UIT
Opmerking: De weerstandswaarde voor platina weerstandsopnemers is 100 Ω bij 0°C en 140 bij 100°C.
Temperatuurregelaars E5CSV 9
Voorzorgsmaatregelen
!CAUTION
Raak de aansluitklemmen niet aan wanneer de stroom is ingeschakeld. Als u dit wel doet, kan er letsel optreden als gevolg van elektrische schokken.
Zorg dat er geen stukjes metaal, afgeknipt draad of fijn metalen stof in het product komen. Als dit wel gebeurt, kunnen er elektrische schokken, brand of storingen optreden.
Gebruik het product niet op locaties waar het blootstaat aan ontvlambare of brandbare gassen. Als dit wel gebeurt, kan er letsel optreden als gevolg van explosie.
Demonteer, wijzig of repareer het product nooit en raak geen van de interne onderdelen aan. Pas op voor eventuele elektrische schokken, brand of verkeerde werking.
VOORZICHTIG – Kans op brand en elektrische schok. a) Dit product heeft een UL-keurmerk als open
procesbesturingsapparatuur. Het moet in een behuizing worden gemonteerd waaruit geen vuur kan ontsnappen.
b) Mogelijk zijn meerdere uitschakelaars vereist om de
apparatuur te ontkrachten voordat het product wordt onderhouden.
c) Signaalingangen zijn SELV, beperkte energie.
(zie opm. 1)
d) Voorzichtig: Sluit de uitgangen van verschillende
klasse 2-circuits niet op elkaar aan om de kans op brand of een elektrische schok te verkleinen. (zie opm. 2)
Als uitgangsrelais langer dan de verwachte levensduur worden gebruikt, kunnen contacten smelten of verbranden. Houd altijd rekening met de toepassingsomstandigheden en gebruik de uitgangsrelais binnen hun nominale belasting en verwachte elektrische levensduur. De verwachte levensduur van de uitgangsrelais varieert aanzienlijk, afhankelijk van de uitgangsbelasting en schakelcondities.
Losse schroeven kunnen tot brand leiden. Draai de aansluitklemmen vast met het opgegeven koppel van 0,74 tot 0,90 N m.
Onverwachte werking kan tot schade aan de apparatuur of ongelukken leiden als de instellingen niet geschikt zijn voor het systeem dat wordt geregeld. Stel de temperatuurregelaar als volgt in:
Stel de parameters van de temperatuurregelaar zo in dat ze geschikt zijn voor het systeem dat wordt geregeld.
Schakel de voeding naar de temperatuurregelaar uit voordat u een schakelaarinstelling wijzigt. Wanneer de voeding aan staat, zijn de schakelaarinstellingen alleen­lezen.
Zorg ervoor dat de INIT-schakelaar in de besturingsmodusschakelaars is uitgeschakeld voordat u met de temperatuurregelaar gaat werken.
Door een storing in de temperatuurregelaar kan regeling onder bepaalde omstandigheden onmogelijk zijn of kunnen alarmuitgangen niet meer werken, waardoor schade aan eigendommen kan optreden. Voor behoud van de veiligheid bij storingen aan de temperatuurregelaar dient u altijd de juiste veiligheidsmaatregelen te treffen, zoals installatie van een bewakingsapparaat op een aparte lijn.
Ondeugdelijke aansluitingscontacten of verminderde waterbestendigheid kunnen tot brand of storingen leiden. Wanneer u de temperatuurregelaar in de achterbehuizing plaatst nadat u de schakelaars hebt ingesteld, controleert u de waterdichte pakking en zorgt u ervoor dat de haken aan de boven- en onderkant goed op hun plaats worden vergrendeld.
Opmerking:1. Een SELV-circuit is een circuit dat van de voeding
wordt gescheiden met een dubbele of versterkte isolatie en maximaal 30 V r.m.s. en 42,4 V als piekspanning of 60 VDC heeft.
2. Een klasse 2-voeding is een voeding die door UL is getest en gecertificeerd omdat hiervoor geldt dat de stroom en spanning van de secundaire uitgang beperkt zijn tot bepaalde niveaus.
Voorzorgsmaatregelen voor een veilig gebruik
Neem de volgende voorzorgen in acht om niet-functioneren, defecten, of ongunstige effecten op de prestaties en functies van het product te voorkomen. Als u dit niet doet, kan dat tot onverwachte resultaten leiden.
1. Het product is alleen geschikt voor gebruik binnenshuis. Gebruik
het product niet buitenshuis of in een van de volgende locaties.
Plaatsen onderhevig aan rechtstreekse warmtestraling van verwarmingsapparatuur.
Plaatsen onderhevig aan vloeistofspatten of oliedamp.
Plaatsen die blootstaan aan direct zonlicht.
Plaatsen die zijn blootgesteld aan stof of corroderend gas (met
name zwavelgas of ammoniakgas).
Plaatsen onderhevig aan intense temperatuurwisseling.
Plaatsen die zijn blootgesteld aan ijs- en condensvorming.
Plaatsen die onderhevig zijn aan trilling en zware schokken.
2. Gebruik en bewaar het product binnen de nominale temperatuur-
en vochtigheidsgrenzen. Groepsgewijze montage van twee of meer temperatuurregelaars of montage van temperatuurregelaars boven elkaar kan leiden tot warmte-ophoping in de temperatuurregelaars, waardoor hun levensduur wordt verkort. Gebruik in dergelijke gevallen geforceerde koeling door ventilatoren of andere ventilatiesystemen om de temperatuurregelaars af te koelen.
3. Laat ruimte rondom het product zodat de warmte kan ontsnappen. Vermijd blokkering van de ventilatiegaten van het product.
4. Gebruik krimpvoeten met de opgegeven afmetingen voor de bedrading (M3,5, max. 7,2 mm breed). Als u blanke draden wilt aansluiten op de klemmenstrook, gebruikt u gevlochten of massieve koperen draden met een dikte van AWG24 tot AWG18 (gelijk aan een dwarsdoorsnede van 0,205 tot 0,832 mm striplengte is 5 tot 6 mm.) In één klem kunnen maximaal twee draden van dezelfde dikte en van hetzelfde type of twee krimpvoeten worden geschoven.
5. Zorg voor een goede bedrading met de juiste polariteit van de aansluitklemmen. Bedraad alle I/O-aansluitingen op de juiste manier.
6. Bedraad geen aansluitingen die niet worden gebruikt.
7. De spanningsuitgang (regeluitgang) is niet elektrisch geïsoleerd
ten opzichte van de interne circuits. Als u een geaarde temperatuursensor gebruikt, dient u geen van de besturingsuitgangsaansluitingen op aarde aan te sluiten. Anders zouden er door ongewenste stromen meetfouten ontstaan.
8. U vermijdt inductiestoring door de bedrading voor de klemmenstrook van de temperatuurregelaar gescheiden te houden van voedingslijnen die hoge spanningen of grote stromen voeren. En bedraad voedingsleidingen niet parallel aan of samen met bedrading van de temperatuurregelaar. Het gebruik van afgeschermde kabels en afzonderlijke leidingen of goten wordt aanbevolen. Sluit een overspanningsbeveiliging of storingsfilter aan op randapparaten die storing genereren (met name motoren, transformators, elektromagneten, magneetwikkelingen en andere apparaten met een inductiecomponent). Controleer bij gebruik van een storingsfilter bij de voeding de spanning of stroomsterkte en bevestig het zo dicht mogelijk bij de temperatuurregelaar. Laat zo veel mogelijk ruimte tussen de temperatuurregelaar en apparaten die krachtige hoge frequenties (hoogfrequente lasapparaten, hoogfrequente naaimachines, enzovoort) of spanning genereren.
2
). (De
10 Temperatuurregelaars E5CSV
9. Gebruik het product binnen de voorgeschreven bereikwaarden voor belasting en stroom.
10.Gebruik een schakelaar, een relais of een ander contact zodat de voedingsspanning de nominale spanning binnen 2 seconden bereikt. Indien de toegepaste spanning geleidelijk wordt verhoogd, wordt de voeding mogelijk niet gereset of kunnen er storingen optreden.
11.Als u PID-werking (self-tuning) gebruikt, schakelt u de voeding voor de belasting (bijvoorbeeld een verwarming) in op het moment dat u de voeding voor de temperatuurregelaar inschakelt of eerder. Als de voeding voor de temperatuurregelaar wordt ingeschakeld voordat de voeding van de belasting wordt ingeschakeld, wordt self-tuning niet goed uitgevoerd en wordt geen optimale regeling bereikt.
12.Ontwerp het systeem (bijvoorbeeld het bedieningspaneel) zodanig dat de vertraging van 2 seconden plaatsvindt die de uitgang van de temperatuurregelaar nodig heeft om te stabiliseren nadat de stroom is ingeschakeld.
13.Dichtbij deze unit moet een schakelaar of een vermogensschakelaar worden geplaatst. De schakelaar of vermogensschakelaar moet zich binnen handbereik van de operator bevinden en moet als een uitschakelaar voor deze unit zijn gemarkeerd.
14.Nadat de voeding van de temperatuurregelaar is ingeschakeld, duurt het circa 30 minuten voordat de juiste temperatuur wordt weergegeven. Schakel de voeding minstens 30 minuten voordat u met regelen begint in.
15.Zorg ervoor dat het type platina weerstandsopnemer en het ingangstype die op de temperatuurregelaar zijn ingesteld hetzelfde zijn.
16.Gebruik bij het verlengen van de bedrading voor het thermokoppel altijd compenserende geleiders die geschikt zijn voor het type thermokoppel. Verleng de bedrading voor een platina weerstandsopnemer niet. Gebruik alleen kabels met een lage weerstand (max. 5 per kabel) voor de bedrading en zorg ervoor dat de weerstand voor alle drie de kabels hetzelfde is.
17.Wanneer u de temperatuurregelaar uit de behuizing trekt, mag u niet zoveel kracht gebruiken dat de temperatuurregelaar wordt vervormd of gewijzigd.
18.Wanneer u de temperatuurregelaar uit de behuizing trekt om deze te vervangen, controleert u de status van de aansluitingen. Indien gecorrodeerde aansluitingen worden gebruikt, kunnen contactstoringen bij de aansluitingen ertoe leiden dat de temperatuur in de temperatuurregelaar oploopt, waardoor brand kan ontstaan. Als de aansluitingen gecorrodeerd zijn, vervangt u ook de achterbehuizing.
19.Wanneer u de temperatuurregelaar uit de behuizing trekt, schakelt u eerst de voeding uit en raakt u absoluut niet de aansluitingen of elektrische onderdelen aan en brengt u er geen schokken aan toe. Wanneer u de temperatuurregelaar in de behuizing steekt, dient u te voorkomen dat de elektronische onderdelen in contact komen met de behuizing.
20.Statische elektriciteit kan interne onderdelen beschadigen. Raak altijd geaard metaal aan om eventuele statische elektriciteit te ontladen voordat u de temperatuurregelaar aanraakt. Wanneer u de temperatuurregelaar uit de behuizing trekt, mag u de elektrische onderdelen of printbanen op de printplaat niet met uw hand aanraken. Houd de temperatuurregelaar vast bij de rand van het frontpaneel als u er iets mee gaat doen.
21.Gebruik voor het reinigen geen verfverdunner of vergelijkbare chemicaliën. Gebruik standaard alcohol.
22.Gebruik gepast gereedschap wanneer u onderdelen losmaakt. Contact met de scherpe interne onderdelen kan letsel veroorzaken.
Voorzorgsmaatregelen voor correct gebruik
Levensduur
Gebruik de temperatuurregelaar binnen de volgende temperatuur­en vochtigheidsgrenzen:
Temperatuur: –10 tot 55°C
(zonder ijsafzetting of condensatie)
Vochtigheidsgraad: 25% tot 85%
Als de regelaar in een bedieningspaneel is geïnstalleerd, dienen de omgevingstemperatuur en de temperatuur rond de regelaar beneden 55°C te worden gehouden.
De levensduur van elektronische apparaten, zoals een temperatuurregelaar, wordt niet alleen bepaald door het aantal keren dat het relais wordt geschakeld, maar ook door de levensduur van interne elektrische onderdelen. De levensduur van onderdelen wordt beïnvloed door de omgevingstemperatuur: hoe hoger de temperatuur, hoe korter de levensduur en hoe lager de temperatuur, hoe langer de levensduur. Daarom kan de levensduur worden verlengd door de temperatuur van de temperatuurregelaar te verlagen.
Wanneer twee of meer temperatuurregelaars horizontaal dicht bij elkaar of verticaal naast elkaar worden gemonteerd, loopt de interne temperatuur op door de warmte die wordt uitgestraald door de temperatuurregelaars en neemt de levensduur af. Gebruik in dergelijke gevallen geforceerde koeling door ventilatoren of andere ventilatiesystemen om de temperatuurregelaars af te koelen. Bij geforceerde koelmethodes moet u oppassen dat u niet alleen de aansluitklemgedeelten koelt, dit om meetfouten te voorkomen.
Meetnauwkeurigheid
Bij het verlengen of het aansluiten van de bedrading van het thermokoppel moet u ervoor zorgen dat u compensatiekabels gebruikt die overeenkomen met het type thermokoppel. Verleng de bedrading voor een platina weerstandsopnemer niet. Als de bedrading van de platina weerstandsopnemer moet worden verlengd, moet u ervoor zorgen dat u kabels gebruikt met een lage weerstand en dat de weerstand van de drie kabels hetzelfde is.
Monteer de temperatuurregelaar horizontaal. Als de meetnauwkeurigheid laag is, moet u controleren of de
ingangsverschuiving correct is ingesteld.
Waterbestendigheid
De beschermingsgraad wordt hieronder weergegeven. Onderdelen zonder specificatie over hun beschermingsgraad of met de specificatie IP@0 zijn niet waterdicht.
Frontpaneel: IP66, achterbehuizing: IP20; aansluitklemmen: IP00
Temperatuurregelaars E5CSV 11
Aandachtspunten met betrekking tot de toepassing en de garantie
Deze catalogus lezen en begrijpen
Neem deze catalogus zorgvuldig door voordat u de producten aanschaft. Raadpleeg uw OMRON-vertegenwoordiger als u vragen of opmerkingen hebt.
Garantie en beperkingen van aansprakelijkheid
GARANTIE
OMRON geeft de exclusieve garantie dat de producten geen materiaal- en/of fabricagefouten bevatten voor een periode van één jaar (tenzij een andere periode is aangegeven) na datum van aankoop.
OMRON WIJST ELKE GARANTIE OF VERKLARING AF, UITDRUKKELIJK OF IMPLICIET, TEN AANZIEN VAN NIET­SCHENDING VAN RECHTEN VAN DERDEN, VERHANDELBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL VAN DE PRODUCTEN. ELKE KOPER OF GEBRUIKER ACCEPTEERT DAT ALLEEN DE KOPER OF GEBRUIKER ZELF HEEFT BEPAALD DAT DE PRODUCTEN AAN DE EISEN VAN HUN BEDOELDE GEBRUIK VOLDOEN. OMRON WIJST ELKE ANDERE GARANTIE AF, UITDRUKKELIJK OF IMPLICIET.
BEPERKINGEN VAN AANSPRAKELIJKHEID
OMRON AANVAARDT GEEN AANSPRAKELIJKHEID VOOR BIJZONDERE, INDIRECTE OF GEVOLGSCHADE, WINSTDERVING, OF WELK ANDER BEDRIJFSVERLIES DAN OOK IN VERBAND MET DE PRODUCTEN, ONGEACHT OF CLAIMS ZIJN GEBASEERD OP CONTRACTEN, GARANTIES, ONACHTZAAMHEID OF STRIKTE AANSPRAKELIJKHEID.
In geen geval overschrijdt de vergoeding van OMRON voor welke schade dan ook de afzonderlijke prijs van het product waarop garantie is verleend.
IN GEEN GEVAL IS OMRON VERANTWOORDELIJK VOOR GARANTIE-, REPARATIE- OF ANDERE CLAIMS TEN AANZIEN VAN DE PRODUCTEN, TENZIJ UIT ANALYSE DOOR OMRON BLIJKT DAT DEZE PRODUCTEN JUIST ZIJN BEHANDELD, OPGESLAGEN, GEÏNSTALLEERD EN ONDERHOUDEN EN NIET ZIJN BLOOTGESTELD AAN VERONTREINIGING, MISBRUIK OF ONJUISTE AANPASSING OF REPARATIE.
Toepassingsoverwegingen
GESCHIKTHEID VOOR GEBRUIK
OMRON is niet verantwoordelijk voor de naleving van standaarden, codes of voorschriften die van toepassing zijn op de combinatie van de producten binnen de toepassing van de klant of het gebruik van de producten.
Neem alle vereiste stappen om te bepalen of het product geschikt is voor de systemen, machines en uitrusting waarvoor u het wilt gebruiken.
Stel u op de hoogte en houd u aan alle gebruiksbeperkingen die op dit product van toepassing zijn. GEBRUIK DE PRODUCTEN NOOIT VOOR EEN TOEPASSING DIE MENSENLEVENS OF EIGENDOMMEN IN GEVAAR
BRENGT ZONDER ERVOOR TE ZORGEN DAT HET SYSTEEM DEZE RISICO'S OPLOST EN DAT DE OMRON-PRODUCTEN JUIST ZIJN GESPECIFICEERD EN GEÏNSTALLEERD VOOR HET BEDOELDE GEBRUIK BINNEN DE ALGEMENE UITRUSTING OF HET SYSTEEM.
Afstand van aansprakelijkheid
PRESTATIEGEGEVENS
De prestatiegegevens in deze catalogus dienen als richtlijn voor de gebruiker bij het bepalen van de geschiktheid van het product en vormen geen garantie. Deze gegevens kunnen het resultaat zijn van testomstandigheden bij OMRON en de gebruikers moeten deze cijfers in relatie zien met de werkelijke toepassingsvereisten. De werkelijke prestaties zijn onderhevig aan de Garantie en beperkingen van aansprakelijkheid van OMRON.
WIJZIGING VAN TECHNISCHE GEGEVENS
Technische gegevens en accessoires van producten kunnen op elk moment worden gewijzigd wegens verbeteringen of andere redenen. U kunt op elk gewenst moment contact opnemen met uw OMRON-vertegenwoordiger voor de actuele technische gegevens van het product dat u hebt aangeschaft.
AFMETINGEN EN GEWICHTEN
De afmetingen en gewichten zijn nominaal en kunnen niet worden gebruikt voor fabricagedoeleinden, ook niet waar toleranties worden weergegeven.
Cat. No. H138-NL2-01-X
In verband met verbeteringen van het product kunnen technische gegevens zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
NEDERLAND Omron Electronics B.V. Wegalaan 61, 2132 JD Hoofddorp Tel: +31 (0) 23 568 11 00 Fax: +31 (0) 23 568 11 88 www.omron.nl
BELGIË Omron Electronics N.V./S.A. Stationsstraat 24, B-1702 Groot-Bijgaarden Tel: +32 (0) 2 466 24 80 Fax: +32 (0) 2 466 06 87 www.omron.be
12 Temperatuurregelaars E5CSV
Loading...