Nieuwe 48 x 48 mm standaard
temperatuurregelaar met uitgebreide
functionaliteit en verhoogde prestaties.
Verbeterde meetnauwkeurigheid en functie
voor preventief onderhoud.
• Nieuwe E5CN-U-modellen (plug-in modellen) met analoge
ingangen en stroomuitgangen.
• Een PV/SV-statusweergavefunctie kan worden ingesteld om te
schakelen tussen weergave van PV of SV en de status van de temperatuurregelaar (automatisch/handmatig, RUN/STOP en alarm).
• Preventief onderhoud voor relais met behulp van een teller voor de ON/OFF besturingsuitgang.
48 × 48 mm
E5CN
Zie Veiligheidsmaatregelen op pagina 18.
48 × 48 mm
E5CN-U
Belangrijkste I/O-functies
Event-ingangen
• Geen
• Twee
Sensoringangen
• Universele thermokoppel-/Pt-ingangen
(Modellen met temperatuuringangen)
• Analoge stroom-/spanningsingangen
(Modellen met analoge ingangen)
Meetnauwkeurigheid
• Thermokoppelingang: ±0,3% van PV
• Pt-ingang: ±0,2% van PV
• Analoge ingang: ±0,2% FS
Samplingperiode en besturingsrespons
• 250 ms
E5CN
Display met 2 regels: PV en SV
2 hulpuitgangen
Besturingsuitgang 2
• Geen
• Spanningsuitgang
(voor aansturing
van SSR's)
Besturingsuitgang 1
• Relaisuitgang
• Spanningsuitgang (voor aansturing van SSR's)
• Stroomuitgang
• Relaisuitgang met lange levensduur (hybride)
4-cijferig, 11-segments display
• Automatisch/handmatig schakelen
• Statusdisplay temperatuurregelaar
• Eenvoudige programmafunctie
• Telleralarm besturingsuitgang ON/OFF
• PV-alarm wijzigingscijfer
• Modellen optioneel met
RS-485-communicatie
Dit specificatieblad is bedoeld om als gids te dienen bij het selecteren van producten. Lees voordat u het product probeert te gebruiken de
volgende gebruikershandleidingen voor details over voorzorgsmaatregelen voor het gebruik en voor andere informatie die u nodig hebt
voor het gebruik:
Aansluitspanningsbereik85 tot 110% van de nominale voedingsspanning
Opgenomen vermogen
Sensoringang
Ingangsimpedantie
BesturingsmethodeON/OFF-besturing of 2-PID-regeling (met auto-tuning)
Besturingsuitgangen
Hulpuitgangen
Eventingangen
Externe voeding voor de ES1B 12 VDC ±10%, 20 mA, met kortsluitbeveiligingscircuit
InstelmethodeDigitale instelling via toetsen op frontpaneel
Indicatiemethode
Multi-SP
BankselectieNiet ondersteund
Andere functies
Omgevingstemperatuur in
bedrijf
Relatieve vochtigheid in bedrijf 25 tot 85%
Opslagtemperatuur−25 tot 65°C (zonder condensatie of ijsvorming)
E5CN
E5CN-U
Relaisuitgang
Spanningsuitgang
(voor aansturing
van SSR's)
StroomuitgangE5CN4 tot 20 mA DC/0 tot 20 mA DC, belasting: 600 Ω max., resolutie: circa 10.000
Relaisuitgang met
extra lange
levensduur
Aantal uitgangen2
Technische
gegevens
uitgangen
Aantal ingangen2
Technische
gegevens externe
contactingangen
Geen D in modelnummer: 100 tot 240 VAC, 50/60 Hz
D in modelnummer: 24 VAC, 50/60 Hz; 24 VDC
100 tot 240 VAC: 7,5 VA (max.) (E5CN-R2T bij 100 VAC: 3,0 VA)
24 VAC/VDC: 5 VA/3 W (max.) (E5CN-R2TD bij 24 VAC: 2,7 VA)
100 tot 240 VAC: 6 VA (max.)
24 VAC/VDC: 3 VA/2 W (max.) (modellen met stroomuitgang: 4 VA/2 W)
Modellen met temperatuuringangen
Thermokoppel: K, J, T, E, L, U, N, R, S, B, W of PL II
Platina weerstandsopnemer: Pt100 of JPt100
Infraroodtemperatuursensor: 10 tot 70°C, 60 tot 120°C, 115 tot 165°C, of 140 tot 260°C
Spanningsingang: 0 tot 50 mV
Modellen met analoge ingangen
Stroomingang: 4 tot 20 mA of 0 tot 20 mA
Spanningsingang: 1 tot 5 V, 0 tot 5 V, of 0 tot 10 V
Stroomingang: 150 Ω max., Spanningsingang: 1 MΩ min. (Gebruik een 1:1-verbinding bij het aansluiten van
de ES2-HB.)
E5CN
E5CN-U
E5CN
E5CN-U
E5CN
Relaisuitgang: SPST-NO, 250 VAC, 3 A (ohmse belasting), elektrische levensduur: 100.000 schakelingen,
minimale belasting: 5 V, 10 mA
Contactingang: AAN: 1 kΩ max., UIT: 100 kΩ min.
Contactloze ingang: AAN: Restspanning: 1,5 V max., UIT: Lekstroom: 0,1 mA max.
Stroomloop: ca. 7 mA per contact
11-segments digitaal display en individuele indicatoren (7-segments displayemulatie ook mogelijk)
Tekenhoogte: PV: 11 mm, SV: 6,5 mm
Max. vier instelpunten (SP0 tot SP3) kunnen worden opgeslagen en geselecteerd met behulp van eventingangen, toetsfuncties of seriële communicatie.
De gearceerde instellingen zijn de standaardinstellingen.
De toepasbare normen voor de ingangstypen zijn als volgt:
K, J, T, E, N, R, S, B: JIS C 1602-1995, IEC 584-1
L: Fe-CuNi, DIN 43710-1985
U: Cu-CuNi, DIN 43710-1985
W: W5Re/W26Re, ASTM E988-1990
Elk alarm kan onafhankelijk worden ingesteld op een van de volgende 13 alarmtypen. De standaardinstelling is 2: Bovengrens.
De hulpuitgangen zijn toegewezen aan alarmen. Ook het instellen van in- en uitschakelvertragingen (0 tot 999 s) is mogelijk.
Opmerking: Bij modellen met detectie doorgebrand verwarmingselement, SSR-storing en overstroom verwarmingselement is alarm 1 een OR-
Instel-
waarde
0Alarmfunctie UITUitgang UIT
1
✽1
2Bovengrens
3Ondergrens
4
✽1
5
✽1
6
7
8
9
10
11
12
13
uitgang van het alarm geselecteerd uit de volgende alarmtypen en de alarmen voor doorgebrand verwarmingselement, SSR-storing
en overstroom verwarmingselement. Als u alleen een alarm doorgebrand verwarmingselement, alarm SSR-storing en alarm
overstroom verwarmingselement voor alarm 1 via de uitgang wilt verzenden, stelt u het alarmtype in op 0 (m.a.w. geen alarmfunctie).
✽1. Met instelwaarden 1, 4 en 5 kunnen boven- en
Alarmtype
Boven- en
ondergrens
Bereik boven- en
ondergrens
Boven- en
ondergrens met
standby-sequentie
Bovengrens met
standby-sequentie
Ondergrens met
standby-sequentie
Absolute waarde
bovengrens
Absolute waarde
ondergrens
Absolute waarde
bovengrens met
standby-sequentie
Absolute waarde
ondergrens met
standby-sequentie
LBA (alleen voor
alarm 1)
PV-alarm
wijzigingscijfer
Werking alarmuitgang
Wanneer X
positief is
LH
AAN
AAN
UIT
✽5
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
SP
X
SP
X
SP
LH
SP
LH
SP
X
SP
X
SP
X
0
X
0
X
0
X
0
---
---
Wanneer X
negatief is
✽2
AAN
UIT
AAN
UIT
✽3
✽4
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
X
SP
X
SP
X
SP
X
SP
X
0
X
0
X
0
X
0
ondergrenswaarden onafhankelijk voor elk alarmtype worden
ingesteld en worden ze uitgedrukt als “L” en “H”.
✽2. Instelwaarde: 1, Alarm boven- en ondergrens
SP
Geval 2
SP
LH
H > 0, L < 0
|H| > |L|
Geval 3 (altijd AAN)
SP
LH
SP
SP
LH
LH
H < 0, L < 0
H < 0, L > 0
|H|=|L|
H > 0, L < 0
Geval 1
LH
H < 0, L > 0
|H| < |L|
✽3. Instelwaarde: 4, Bereik boven- en ondergrens
Geval 1
LHSP
H < 0, L > 0
|H| < |L|
Geval 2
H > 0, L < 0
|H| > |L|
LHSP
Geval 3 (Altijd UIT)
LLHSP
HSP
LHSP
H < 0, L < 0
H < 0, L > 0
|H|=|L|
H > 0, L < 0
|H|=|L|
✽4. Instelwaarde: 5, Boven- en ondergrens met standby-sequentie
Voor hierboven beschreven alarm boven- en ondergrens
• Geval 1 en 2
Altijd UIT
als de boven- en ondergrenshysteresis elkaar
overlappen.
• Geval 3: Altijd UIT
✽5. Instelwaarde: 5, Boven- en ondergrens met standby-sequentie
Modellen met aansluitklemmenblok (E5CN): (±0,3% van aangegeven waarde of ±1°C, dat wat groter is) ±1 cijfer max.
Plug-in modellen (E5CN-U): (±1% van aangegeven waarde of ±2°C, dat wat groter is) ±1 cijfer max.
Platina weerstandsopnemeringang:
Meetnauwkeurigheid
Invloed van temperatuur ✽2
Invloed van spanning ✽2
Ingangssamplingperiode250 ms
Hysteresis
Proportionele band (P)
Integraaltijd (I)0 tot 3999 s (in eenheden van 1 s)
Differentiërende tijd (D)0 tot 3999 s (in eenheden van 1 s) ✽5
Cyclustijd0,5, 1 tot 99 s (in eenheden van 1 s)
Handmatige reset-waarde0,0 tot 100,0% (in eenheden van 0,1%)
Bereik alarminstelling−1999 tot 9999 (positie van decimaalkomma is afhankelijk van ingangstype)
Invloed van
signaalbronweerstand
Isolatieweerstand20 MΩ min. (bij 500 VDC)
Diëlektrische sterkte2.300 VAC, 50 of 60 Hz gedurende 1 minuut (tussen aansluitklemmen met verschillende belasting)
✽1. De meetnauwkeurigheid van de thermokoppels K in het bereik −200 tot 1300°C, de thermokoppels T en N bij een temperatuur van −100°C max., en de thermokoppels U
en L bij een willekeurige temperatuur is ±2°C ±1 cijfer max. De meetnauwkeurigheid van thermokoppel B bij een temperatuur van 400°C max. is niet opgegeven. De
meetnauwkeurigheid van thermokoppel B in het bereik 400 tot 800°C is ±3°C max. De meetnauwkeurigheid van de thermokoppels R en S bij een temperatuur van 200°C
max. is ±3°C ±1 cijfer max. De meetnauwkeurigheid van thermokoppel W is ±0,3 van PV of ±3°C, dat wat groter is, ±1 cijfer max. De meetnauwkeurigheid van
thermokoppel PL II is ±0,3 van PV of ±2°C, dat wat groter is, ± 1 cijfer max.
✽2. Omgevingstemperatuur: −10°C tot 23°C tot 55°C, Spanningsbereik: −15 tot 10% van nominale spanning
✽3. Thermokoppel K bij −100°C max.: ±10°C max.
✽4. 'EU' staat voor Engineering Unit (= Eenheid) en wordt gebruikt als eenheid na schaling. Bij een temperatuursensor is de EU °C of °F.
✽5. Als Robust Tuning (RT) is ingeschakeld, is de differentiële tijd 0,0 tot 999,9 (in eenheden van 0,1 s).
✽6. Externe communicatie (RS-485) en kabelcommunicatie voor het configuratieprogramma kunnen tegelijkertijd worden gebruikt.
✽7. Het plug-in model E5CN-U voldoet alleen aan de UL-vermeldingseisen wanneer het wordt gebruikt in combinatie met de OMRON-aansluitvoet P2CF-11.
Storing10 tot 55 Hz, 20 m/s2 gedurende 10 min. elk in de X-, Y- en Z-richting
Mechanisch 10 tot 55 Hz, 0,75 mm met enkele amplitude gedurende 2 uur elk in de X-, Y- en Z-richting
Storing100 m/s2, 3 maal elk in X-, Y- en Z-richting
Mechanisch 300 m/s2, 3 maal elk in X-, Y- en Z-richting
E5CNRegelaar: circa 150 g, Montagebeugel: circa 10 g
E5CN-URegelaar: circa 110 g, Montagebeugel: circa 10 g
E5CNFrontpaneel: IP66, Achterbehuizing: IP20, Aansluitklemmen: IP00
E5CN-UFrontpaneel: IP50, Achterbehuizing: IP20, Aansluitklemmen: IP00
Keurmerken ✽7
Conformiteitsnormen
Modellen met aansluitklemmenblok (E5CN) en plug-in modellen (E5CN-U): (±0,2% van aangegeven waarde of ±0,8°C,
dat wat groter is) ±1 cijfer max.
Analoge ingang:
Modellen met aansluitklemmenblok (E5CN) en plug-in modellen (E5CN-U): ±0,2% FS ±1 cijfer max.
CT-ingang:
Modellen met aansluitklemmenblok (E5CN): ±5% FS ±1 cijfer max.
Thermokoppelingang (R, S, B, W, PL II):
Modellen met aansluitklemmenblok (E5CN): (±1% van PV of ±10°C, dat wat groter is) ±1 cijfer max.
Plug-in modellen (E5CN-U): (±2% van PV of ±10°C, dat wat groter is) ±1 cijfer max.
Andere thermokoppelingang: ✽3
Modellen met aansluitklemmenblok (E5CN): (±1% van PV of ±4°C, dat wat groter is) ±1 cijfer max.
Plug-in modellen (E5CN-U): (±2% van PV of ±4°C, dat wat groter is) ±1 cijfer max.
Platina weerstandsopnemeringang:
Modellen met aansluitklemmenblok (E5CN) en plug-in modellen (E5CN-U):
(±1% van PV of ±2°C, dat wat groter is) ±1 cijfer max.
Analoge ingang:
Modellen met aansluitklemmenblok (E5CN) en plug-in modellen (E5CN-U): (±1% FS) ±1 cijfer max.
Modellen met thermokoppel/platina weerstandsopnemeringang (universele ingang): 0,1 tot 999,9 EU
(in eenheden van 0,1 EU) ✽4
Modellen met analoge ingang: 0,01 tot 99,99% FS (in eenheden van 0,01% FS)
Modellen met thermokoppel/platina weerstandsopnemeringang (universele ingang): 0,1 tot 999,9 EU
(in eenheden van 0,1 EU) ✽4
Modellen met analoge ingang: 0,1 tot 999,9% FS (in eenheden van 0,1% FS)
Aan de onderkant van de E5CN. Gebruik deze poort om een computer op de E5CN aan te sluiten wanneer u het configuratieprogramma wilt gebruiken. Voor het aansluiten van de computer op de E5CN is een E58-CIFQ1 conversiekabel USB naar serieel nodig. ✽6
UL 61010-1, CSA C22.2 nr. 1010-1
EN 61010-1 (IEC 61010-1): vervuilingsniveau 2, overspanningscategorie II
EMI: EN 61326
Sterkte uitgestraalde interferentie elektromagnetische veld: EN 55011 groep 1, klasse A
Storing klemspanning: EN 55011 groep 1, klasse A
EMS: EN 61326
Immuniteit ESD: EN 61000-4-2
Immuniteit RF-interferentie: EN 61000-4-3
Immuniteit ruis (pieken): EN 61000-4-4
Immuniteit storingen door geleiding: EN 61000-4-6
Immuniteit overspanning: EN 61000-4-5
Immuniteit magnetisch veld van stroomfrequentie: EN 61000-4-8
Immuniteit spanningsval/-onderbreking: EN 61000-4-11
✽1. Bij alarm doorgebrand verwarmingselement wordt de verwarmings-
stroom gemeten wanneer de besturingsuitgang op AAN staat. De
uitgang die is toegewezen aan alarmfunctie 1 wordt op AAN gezet
wanneer de verwarmingsstroom kleiner is dan de instelwaarde
(m.a.w. de huidige waarde van de detectie doorgebrand verwarmingselement).
✽2. Bij alarm SSR-storing wordt de verwarmingsstroom gemeten wan-
neer de besturingsuitgang op UIT staat. De uitgang die is toegewezen aan alarmfunctie 1 wordt op AAN gezet wanneer de
verwarmingsstroom groter is dan de instelwaarde (m.a.w. de huidige
waarde van de detectie SSR-storing).
✽3. Bij alarm overstroom verwarmingselement wordt de verwarmings-
stroom gemeten wanneer de besturingsuitgang op AAN staat. De
uitgang die is toegewezen aan alarmfunctie 1 wordt op AAN gezet
wanneer de verwarmingsstroom groter is dan de instelwaarde
(m.a.w. de huidige waarde van de detectie overstroom verwarmingselement).
Modellen met detectie voor eenfasige
verwarmingselementen: één ingang
Modellen met detectie voor een- of
driefasige verwarmingselementen: twee
ingangen
50 A AC
±5% FS ±1 cijfer max.
0,1 tot 49,9 A (in eenheden van 0,1 A)
Minimale detectie AAN-tijd: 100 ms
0,1 tot 49,9 A (in eenheden van 0,1 A)
Minimale detectie UIT-tijd: 100 ms
0,1 tot 49,9 A (in eenheden van 0,1 A)
Minimale detectie AAN-tijd: 100 ms
Curve van verwachte elektrische
levensduur voor relais (referentiewaarden)
500
300
schakelingen)
4
100
10
×
50
30
Levensduur (
10
5
E5CN
250 VAC, 30 VDC
3
(ohmse belasting)
cosφ = 1
1
0123456
Schakelstroom (A)
Opmerking: Sluit nooit een DC-belasting aan op een regelaar met
• Een spanningsuitgang (besturingsuitgang, voor aansturing van SSR's) is niet elektrisch geïsoleerd van de interne circuits. Als u een geaard
thermokoppel gebruikt, mag u geen van de besturingsuitgangsklemmen op de aarde aansluiten. (Als u dit toch doet, treden lekstroomfouten op
bij temperatuurmetingen.)
• Neem contact op met uw OMRON-contactpersoon voordat u de externe ES1B-voeding voor een andere toepassing gebruikt.
E5CN
Regelaars
Besturingsuitgang 1
Relaisuitgang met extra lange levensduur
250 VAC, 3 A (weerstandsbelasting)
Relaisuitgang
250 VAC, 3 A (weerstandsbelasting)
Spanningsuitgang (voor aansturing van SSR's)
12 VDC, 21 mA
Stroomuitgang
0 tot 20 mA DC
4 tot 20 mA DC
Belasting: 600 Ω max.
Optie-units
Besturingsuitgang 2
Spanningsuitgang (voor aansturing
van SSR's) 12 VDC, 21 mA
E53-CNHH03N2
Communicatie
(RS-485) en CT2
B (+)
11
RS-485
12
A (−)
13
CT2
14
CT1
15
Besturingsuitgang 1
+
NIET
mA
NIET
GEBRUIKEN
mA volt T/c Pt
Analoge ingang Temperatuur ingang
E53-CNHBN2
Event-ingangen
en CT
EV1
EV2
CT1
GEBRUIKEN
−
−
V
+
11
12
13
14
15
NIET
GEBRUIKEN
Besturingsuitgang 2
+
−
NIET
GEBRUIKEN
−
+
E53-CNQ03N2
Communicatie
(RS-485) en
Besturingsuitgang 2
B (+)
11
RS-485
12
A (−)
13
+
14
15
−
A
B
B
EV2
Externe voeding
E53-CNPBN2
Event-ingangen en
Externe voeding
EV1
+
−
Hulpuitgangen (relaisuitgangen)
250 VAC, 3 A
(weerstandsbelasting)
Hulpuitgang 2
Hulpuitgang 1
Aansluitspanning
• 100 tot 240 VAC
• 24 VAC/VDC (geen polariteit)
11
12
13
14
12 VDC,
20 mA
15
Externe voeding
NIET
GEBRUIKEN
CT1
E53-CNPHN2
Externe voeding
en CT
+
11
12 VDC,
20 mA
12
−
13
14
15
Er wordt een alarm doorgebrand verwarmingselement,
alarm kortsluiting verwarmingselement, alarm overstroom
verwarmingselement of ingangsalarm verzonden naar
de uitgang waaraan de alarm 1-functie is toegewezen.
E53-CNP03N2
Communicatie (RS-485)
en Externe voeding
B (+)
11
RS-485
12
A (−)
NIET
GEBRUIKEN
Externe voeding
13
+
14
12 VDC,
20 mA
15
−
E53-CNH03N2
Communicatie
(RS-485) en CT
B (+)
11
RS-485
12
A (−)
NIET
13
GEBRUIKEN
14
CT1
15
E53-CN03N2
Communicatie
(RS-485)
B (+)
RS-485
A (−)
NIET
GEBRUIKEN
NIET
GEBRUIKEN
NIET
GEBRUIKEN
E53-CNBN2
Event-ingangen
11
12
13
14
15
NIET
GEBRUIKEN
NIET
GEBRUIKEN
EV2
EV1
11
12
13
14
15
E53-CNQHN2
Besturingsuitgang 2
en CT
+
Besturingsuitgang 2
−
NIET
GEBRUIKEN
CT1
E5CN-U
Besturingsuitgang 1
Relaisuitgang
(drie aansluitklemmen gebruikt)
SPDT, 250 VAC, 3 A
(weerstandsbelasting)
Spanningsuitgang
(voor aansturing van SSR's)
12 VDC, 21 mA
Stroomuitgang
4 tot 20 mA DC
0 tot 20 mA DC
Belasting: 600 W max.
mA
NIET
GEBRUIKEN
mA volt T/c Pt
NIET
GEBRUIKEN
Analoge ingang Temperatuur ingang
Opmerking: De aansluitvoet P2CF-11 of PG3A-11 moet u apart bestellen.
V
Besturingsuitgang 1
NIET
GEBRUIKEN
A
B
B
E53-CNQHHN2
Besturingsuitgang 2
en CT2
11
12
13
14
15
Hulpuitgang
250 VAC, 3 A (weerstandsbelasting)
(Relaisuitgangen)
Hulpuitgang 1
+
Besturingsuitgang 2
−
CT2
CT1
Hulpuitgang 2
(Besturingsuitgang (kant van koeling))
Aansluitspanning
• 100 tot 240 VAC
• 24 VAC/VDC (geen polariteit)
E53-CNQBN2
Event-ingangen en
Besturingsuitgang 2
11
12
13
14
15
Besturingsuitgang 2
11
12
EV1
13
EV2
+
14
15
−
Er wordt een ingangsfoutsignaal
verzonden naar de uitgang
waaraan de alarm 1-functie
is toegewezen.
Opmerking: Het aansluitklemmenblok kan niet worden verwijderd.
+0,6
45
0
Paneeluitsparing
(48 × aantal eenheden − 2,5)
Bij groepsgewijze montage
is er geen waterdichtheid mogelijk.
• De aanbevolen paneeldikte is 1 tot 5 mm.
+0,6
45
0
• Groepsgewijze montage is niet mogelijk
in verticale richting. (Houd rekening met
de opgegeven montageruimte tussen de
regelaars.)
• Voor een waterdichte montage van de
regelaar moet de waterdichte pakking
worden aangebracht.
• Als er twee of meer regelaars worden
gemonteerd, moet u controleren of de
omgevingstemperatuur niet boven de
maximale bedrijfstemperatuur komt die
wordt vermeld in de specificaties.
+1,0
0
+0,6
45
0
E5CN-U
Plug-in modellen
48 × 48
6
5844,8 × 44,8
(84,7)
70,5
Montageadapter
(Toebehoren)
Toebehoren (afzonderlijk te bestellen)
Conversiekabel USB naar serieel
E58-CIFQ1
250
USB-connector (type A)Seriële connector
14,2
Afzonderlijk gemonteerdGroepsgewijs gemonteerd
60 min.
LED-indicator (SD)
(2,100)
+0,6
45
0
LED-indicator
Paneeluitsparing
(48 × aantal eenheden − 2,5)
• De aanbevolen paneeldikte is 1 tot 5 mm.
• Groepsgewijze montage is niet mogelijk in
verticale richting. (Houd rekening met de
+0,6
45
0
opgegeven montageruimte tussen de
regelaars.)
• Als er twee of meer regelaars worden
gemonteerd, moet u controleren of de
omgevingstemperatuur niet boven de
maximale bedrijfstemperatuur komt die
wordt vermeld in de specificaties.
Bestel de waterdichte pakking afzonderlijk als deze verdwenen of
beschadigd is.
De waterdichte pakking kan worden gebruikt om beschermingsgraad
IP66 te bereiken.
(Afhankelijk van de bedrijfsomgeving kan de waterdichte pakking
verouderen, krimpen of harder worden en dus wordt regelmatige
vervanging aanbevolen om te blijven voldoen aan de
waterdichtheidsvoorschriften van IP66. Het interval voor vervanging van
de pakking is afhankelijk van de bedrijfsomgeving. Controleer dit op de
plaats waar u de regelaar gebruikt. Een interval van één jaar is een ruwe
standaard. OMRON is niet aansprakelijk voor het behoud van de
waterdichtheid als de klant geen periodieke vervanging uitvoert.)
De waterdichte pakking hoeft niet te worden aangebracht als geen
waterdichte structuur is vereist.
21
15
5,8 dia.
3
40
Twee, 3,5 dia.
10
30
2,8
7,5
10,5
E54-CT1
Doorgaande stroom (Io) vs. Uitgangsspanning (Eo) (referentiewaarden)
Maximale continue verwarmingsstroom: 50 A (50/60 Hz)
Aantal wikkelingen: 400±2
Weerstand van wikkelingen: 18±2 Ω
100 V
50 Hz
1 kΩ
8
Vervormingsfactor 10%
3%
1%
100 Ω
100 mV
Uitgangsspanning (Eo) V (r.m.s.)
10
1
10
E54-CT3
Toebehoren E54-CT3
• Armatuur
Circa 3 dia.
18
• Stekker
Circa 6 dia.
(22)
30
40 × 40
15
30
Aansluitingsvoorbeeld
Stekker
2,36 dia.
12 dia.
Twee, M3 (diepte: 4)
Armatuur
Bedrading
1
9
100 µV
10
110 100 mA110100
RL = 10 Ω
1.000 A
Doorgaande stroom (Io) A (r.m.s.)
E54-CT3
Doorgaande stroom (Io) vs. Uitgangsspanning (Eo) (referentiewaarden)
Maximale continue verwarmingsstroom: 120 A (50/60 Hz)
(De maximale continue verwarmingsstroom voor de
temperatuurregelaar is 50 A.)
Aantal wikkelingen: 400±2
Weerstand van wikkelingen: 8±0,8 Ω
Dit diagram geeft alle instelniveaus weer. Als u naar het geavanceerde instel- en kalibratieniveau wilt gaan, moet u wachtwoorden invoeren.
Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen en de gebruiksvoorwaarden kan het zijn dat sommige parameters niet worden weergegeven.
De aansturing wordt onderbroken wanneer u van het bedieningsniveau naar het initialisatieniveau gaat.
Basistype
Voeding
inschakelen
Bedieningsniveau
Houd de
toets O ten
minste 1 s
ingedrukt.
Initialisatieniveau
Houd de toets O
ten minste 1 s
Aanpassingsniveau
Houd de toets
O minder dan 1 seconde ingedrukt.
c
25
10 0
✽1
Houd de toets
O minder dan 1 seconde ingedrukt.
Voer wachtwoord in terwijl
amoV wordt weergegeven.
(Instelwaarde −169)
Geavanceerd
instelniveau
Houd de
toetsen
O+ M
ten minste
3 s
ingedrukt.
(Het display
knippert na
de eerste
seconde.)
Houd de toets O ten minste
3 s ingedrukt. (Het display
knippert na de eerste
seconde.)
Communicatieinstelniveau
Houd de
toetsen
O+ M
ten minste
1 s
c
25
10 0
Beveiligingsniveau
Opmerking: Via de instelling 'Tijd
voor overgaan op
beveiligingsniveau' kunt
u aanpassen hoe lang
het duurt om naar het
beveiligingsniveau te
gaan.
ingedrukt.
Handmatige modus
Start in handmatige modus.
Start in automatische modus.
Houd de toets O of de PF-toets
ten minste 1 s ingedrukt. ✽4
a-m
Houd de toets O ten
minste 3 s ingedrukt
terwijl a-m wordt
weergegeven.
(a-m knippert na de
✽3
eerste seconde.)
Handmatig
besturingsniveau
Regeling stopt.
Voer wachtwoord in.
Kalibratieniveau
✽2
Regeling in bedrijf
Regeling gestopt
Niet weergegeven bij sommige modellen
Niveauverandering
✽1. U kunt naar het bedieningsniveau terugkeren door een software-reset uit te voeren.
✽2. Vanaf het kalibratieniveau kunt u niet naar andere niveaus gaan met behulp van de frontpaneeltoetsen.
Hiervoor moet u eerst de voeding uitschakelen.
✽3. Op het handmatige besturingsniveau kunt u de toetsen alleen gebruiken om naar het bedieningsniveau te gaan.
Foutweergave (opsporen en oplossen van fouten)
Wanneer er een fout optreedt, verschijnt de foutcode in display 1. Zoek de foutcode op in de volgende tabel en repareer dienovereenkomstig.
Display 1
s.err
e333
e111
(S. Err)
(E333)
(E111)
Beteke-
nis
Ingangsfout ✽
A/D-conversiefout
Geheugenfout
Actie
Controleer de bedrading van de ingangen op onjuiste aansluiting, loszitten en kortsluiting,
en controleer het ingangstype.
Schakel de voeding uit en weer in. Als het display hetzelfde blijft, moet de regelaar worden
gerepareerd. Als de normale displayweergave terugkeert, wordt het probleem wellicht
veroorzaakt door externe stoorsignalen die het aanstuursysteem beïnvloeden. Controleer
op externe stoorsignalen.
Schakel de voeding uit en weer in. Als het display hetzelfde blijft, moet de regelaar worden
gerepareerd. Als de normale displayweergave terugkeert, wordt het probleem wellicht
veroorzaakt door externe stoorsignalen die het aanstuursysteem beïnvloeden. Controleer
op externe stoorsignalen.
Opmerking: Als de ingangswaarde binnen het regelbereik is maar buiten het weergavebereik (-1999 tot 9999) valt, worden waarden onder -1999
weergegeven als en waarden boven 9999 als . In deze situaties werken de besturingsuitgang en de alarmuitgang normaal.
Zie de Gebruikershandleiding digitale temperatuurregelaars E5CN/E5AN/E5EN basistype (Cat. No. H156) voor meer informatie over het
regelbereik.
✽ Deze fouten verschijnen alleen wanneer de PV/SP wordt weergegeven. Bij de overige displays worden de fouten niet weergegeven.
Afhankelijk van het regelaarmodel en de parameterinstellingen kan het zijn dat sommige parameters niet worden
weergegeven.
Zie de Gebruikershandleiding digitale temperatuurrege-laars E5CN/E5AN/E5EN basistype (Cat. No. H156) voor
meer informatie.
Aanpassingsniveau
Aanpassingsniveau
schermweergave
Verschijnt alleen
wanneer er naar het
l.adj
aanpassingsniveau
wordt overgegaan.
M
at
AT uitvoeren/annuleren
off
M
Communicatie-
cmwt
schrijffunctie
off
M
Verwarmingsstroom-
ct1
bewaking 1
0.0
M
Detectie doorgebrand
hb1
verwarmingselement 1
0.0
M
Detectie overstroom
oc1
verwarmingselement 1
50.0
M
Verwarmingsstroom-
ct2
bewaking 2
0.0
M
Detectie doorgebrand
hb2
verwarmingselement 2
0.0
M
Detectie overstroom
oc2
verwarmingselement
50.0
2
M
Lekstroom-
lcr1
bewaking 1
0.0
0.0
M
HS-alarm 1
hs1
50.0
M
Lekstroom-
lcr2
bewaking 2
0.0
M
HS-alarm 2
hs2
50.0
M
C
SP 0
sp-0
0
M
C
SP 1
sp-1
0
M
C
SP 2
sp-2
0
M
C
SP 3
sp-3
0
M
Houd de toets O minder dan 1 seconde ingedrukt.
Houd de toets O minder dan 1 seconde ingedrukt.
C
Wisselen van
ins
temperatuuringang
0.0
M
C
Bovengrens voor
insh
wisselen van
temperatuuringang
0.0
M
C
Ondergrens voor
insl
wisselen van
temperatuuringang
0.0
M
C
Proportionele band
p
8.0
M
Integraaltijd
i
233
M
Derivaattijd
d
40
M
Koelingscoëfficiënt
c-sc
1.00
M
C
Dode band
c-db
0.0
M
Handmatige resetwaarde
of-r
Wis de offset tijdens de
stabilisatie van P- of
50.0
PD-regeling.
M
C
Hysteresis (verwarmen)
hys
1.0
M
C
Hysteresis (koelen)
chys
1.0
M
Soaktijd
soak
1
M
C
Wachtband
wt-b
off
M
MV bij stoppen
mv-s
0.0
M
MV bij PV-fout
mv-e
SP gebruikt
door multi-SP
C
sprt
ol-h
105.0
ol-l
sqrp
M
off
M
M
-5.0
M
orl
0.0
M
0.0
0.0
Instelwaarde SP-ramp
MV-bovengrens
MV-ondergrens
MV-begrenzer wijzigingscijfer
Extractie van vierkantswortel
Laag uitgesneden punt
M
In handmatige modus starten.
Eénpuntsverschuiving
Stel een
van deze
parameters in.
Tweepuntsverschuiving
PID-instellingen
Verwarmen/koelen
Hysteresisinstellingen
Houd de
toets O
ten minste
3 s
ingedrukt.
Houd de toetsen O en M ten
minste 3 s ingedrukt.
Voeding inschakelen
Handmatig besturingsniveau
Houd de toets
O ten minste 1 s
Alleen
C
25
PID-
ingedrukt.
regeling
PV/MV
Bedieningsniveau
C
Proceswaarde
25
Wordt toegevoegd wanneer
de aanvullende PV-weergave
op AAN staat.
M
C
Proceswaarde/
25
instelpunt
0
M
Schakelaar automatisch/
a-m
handmatig alleen bij PID-regeling.
Wordt toegevoegd als
automatische/handmatige selectie
op AAN staat.
M
Multi-SP-
m-sp
instelpuntinstelling
0
M
C
Instelpunt tijdens
sp-m
SP-ramp
0
M
Verwarmingsstroom-
ct1
bewaking 1
0.0
M
Verwarmingsstroom-
ct2
bewaking 2
0.0
M
Lekstroombewaking 1
lcr1
0.0
M
Lekstroombewaking 2
lcr2
0.0
M
Programmastart
prst
rset
M
Resterende soaktijd
sktr
0
M
Beveiligingsniveau
Opmerking: Via de instelling 'Tijd voor overgaan op
beveiligingsniveau' kunt u aanpassen hoe lang het
duurt om naar het beveiligingsniveau te gaan.
Naar beveiligingsniveau gaan:
pmov
Verschijnt alleen wanneer er een
0
wachtwoord is ingesteld. Beperkt de
toegang tot het beveiligingsniveau.
M
Bedienings-/aanpassingsniveaubeveiliging:
Beperkt het weergeven en wijzigen van
oapt
menu's op het bedieningsniveau, het
0
aanpassingsniveau en het handmatige
besturingsniveau.
M
Initiële instelling/
communicatiebeveiliging:
icpt
Dit beveiligingsniveau beperkt de toegang
1
tot het initialisatieniveau, het
communicatie-instelniveau en het
M
geavanceerde functie-instelniveau.
Beveiligingsinstelling tegen wijzigingen:
wtpt
Beveiligt de instellingen tegen
wijzigingen met de frontpaneeltoetsen.
off
M
Parametermasker ingeschakeld:
pmsk
Verschijnt alleen wanneer er een
parametermasker is ingesteld.
on
M
Wachtwoord om naar beveiligingsniveau
prlp
te gaan:
0
Wachtwoordinstelling
M
In automatische
modus
starten.
RUN/STOP
r-s
run
M
C
Alarmwaarde 1
al-1
0
M
C
Bovengrens-
al1h
waarde alarm 1
0
M
C
Ondergrens-
al1l
waarde alarm 1
0
M
C
Alarmwaarde 2
al-2
0
M
C
Bovengrens-
al2h
waarde alarm 2
0
M
Ondergrens-
C
al2l
waarde alarm 2
0
M
C
Alarmwaarde 3
al-3
0
M
C
Bovengrens-
al3h
waarde alarm 3
0
M
C
Ondergrens-
al3l
waarde alarm 3
0
M
MV-monitor (verwarmen)
o
0.0
M
MV-monitor (koelen)
c-o
0.0
M
Houd de toetsen O en M ten minste 1 s ingedrukt.
Communicatieinstelniveau
Opmerking: Verschijnt alleen bij modellen met communicatie.
Wijzigingen worden pas toegepast na uit- en weer
inschakelen of een software-reset.
Protocolinstelling:
psel
Schakelt tussen
CompoWay/F (SYSWAY) en
cwf
Modbus.
M
Communicatie-unitnummer
u-no
1
M
Communicatie-
bps
baudrate
9.6
M
Communicatiegege-
len
venslengte
7
M
Communicatie-
sbit
stopbits
2
M
Communicatiepariteit
prty
even
M
Wachttijd gegevensverzending
sdwt
20
M
Houd de toets O ten minste 3 s ingedrukt.
Ander display dan voor schakelen tussen automatisch en handmatig
Initialisatieniveau
Houd de toets
O ten minste
1 s ingedrukt.
Stel een van deze parameters in.
Stel een van deze parameters in.
Stel een van deze parameters in.
Houd de toets O
minder dan 1 seconde
ingedrukt.
Alleen CompoWay/F
(SYSWAY)
Houd de toets O minder dan 1 seconde ingedrukt.
Type ingang
in-t
5
M
Bovengrens schaalindeling
in-h
100
M
Ondergrens schaalindeling
in-l
0
M
Decimale komma
dp
Voor ingangstype analoog
0
M
Temperatuureenheid
d-u
°C, °F
c
Voor ingangstype
C
sl-h
C
sl-l
cntl
s-hc
ptrn
c-cp
orev
alt1
C
alh1
M
1300
M
-200
M
onof
M
stnd
M
M
off
M
cp
M
M
or-r
M
M
M
temperatuur
Bovengrenswaarde SP
Beperk het instelpunt
Ondergrenswaarde SP
PID AAN/UIT
Standaard of
verwarmen/koelen
ST (Self-tuning)
st
Voor ingangstype
on
temperatuur,
standaardregeling of PID
Programmapatroon
Bij het toewijzen van PID-regeling
of besturingsuitgang aan
AAN/UIT-uitgang
Raak de aansluitklemmen niet aan wanneer de stroom is
ingeschakeld. Als u dit wel doet, kan er letsel optreden als
gevolg van elektrische schokken.
Zorg dat er geen stukjes metaal, afgeknipte draad of fijn
metalen schaafsel van de installatie in het product komen.
Als u dit wel gebeurt, kunnen er elektrische schokken, brand
of storingen optreden.
Gebruik het product niet op locaties waar het bloot staat aan
ontvlambare of explosieve gassen. Anders kan er letsel
optreden als gevolg van explosies.
Verwijder de kabel voor de configuratiesoftware van het
product wanneer u de software niet gebruikt. Er kunnen
storingen optreden vanwege ruis in de kabel.
Gebruik de temperatuurregelaar of de conversiekabel niet
als deze beschadigd is. Als u dit toch doet, kunnen er kleine
elektrische schokken of brand optreden.
Demonteer, wijzig of repareer het product nooit en raak
nooit interne onderdelen aan. Pas op voor eventuele
elektrische schokken, brand of defecten.
VOORZICHTIG - Kans op brand en elektrische schok.
a) Dit product heeft een UL-keurmerk als open
procesbesturingsapparatuur. Het moet in een behuizing
worden gemonteerd waaruit geen vuur kan ontsnappen.
b) Mogelijk zijn meerdere uitschakelaars vereist om de
apparatuur te ontkrachten voordat het product wordt
onderhouden.
c) De signaalingangen zijn van het type SELV, beperkte
energie. ✽1
d) Voorzichtig: Sluit de uitgangen van verschillende klasse
2-circuits niet op elkaar aan om de kans op brand of een
elektrische schok te verkleinen. ✽2
Als uitgangsrelais langer dan de verwachte levensduur
worden gebruikt, kunnen contacten smelten of verbranden.
Houd altijd rekening met de gebruiksomstandigheden en
gebruik de uitgangsrelais binnen hun nominale belasting en
verwachte elektrische levensduur. De verwachte
levensduur van de uitgangsrelais varieert aanzienlijk,
afhankelijk van de uitgangsbelasting en schakelcondities.
Draai de aansluitklemmen aan met een moment tussen
0,74 en 0,90 Nm. ✽3 Losse schroeven kunnen brand
veroorzaken.
Stel de parameters voor het product zo in dat ze in
overeenstemming zijn met het systeem dat wordt
aangestuurd. Als ze niet goed zijn ingesteld, kan dat tot
beschadiging van eigendommen of tot ongelukken leiden.
Door een storing in het product kan regeling onder bepaalde
omstandigheden onmogelijk zijn of kunnen alarmuitgangen
niet meer werken, waardoor beschadiging van
eigendommen kan optreden. Voor behoud van de veiligheid
bij storingen aan het product dient u altijd de juiste
veiligheidsmaatregelen te treffen, zoals installatie van een
bewakingsapparaat op een aparte lijn.
In het uitgangselement van relais met extra lange levensduur wordt een halfgeleider gebruikt. Als er te veel ruis of
een spanningspiek op de uitgangsklemmen aanwezig is,
treedt wellicht een kortsluiting op. Als de uitgang kortgesloten blijft, ontstaat brand vanwege oververhitting van het verwarmingselement of een andere oorzaak. Neem overal in
het systeem voorzorgsmaatregelen om overmatige temperatuursstijgingen en brandverspreiding te voorkomen.
Zorg ervoor dat er geen stukjes metaal of afgeknipte draad
in de kabelconnector voor de ondersteunende software
komen. Als dit toch gebeurt, kunnen er kleine elektrische
schokken, brand of beschadiging van de apparatuur
optreden.
Voorkom het ophopen van stof en vuil tussen de
connectorpennen van de conversiekabel. Als u dit niet doet,
kan dit brand tot gevolg hebben.
Wanneer u het lichaam van de temperatuurregelaar in de
behuizing plaatst, zorgt u ervoor dat de haken aan de boven- en onderkant goed op hun plaats worden vergrendeld.
Als het lichaam van de temperatuurregelaar niet goed is
aangebracht, kan een slecht contact in de klemmensectie of
een verminderde waterdichtheid brand of defecten tot gevolg hebben.
Bij het aansluiten van de besturingsuitgangsunit op de connector moet u de unit in de connector drukken tot er geen
speling meer is tussen de besturingsuitgangsunit en de connector. Als u dit niet doet, kan een slecht contact tussen de
connectorpennen brand of defecten tot gevolg hebben.
✽1. Een SELV-circuit is een circuit dat van de voeding wordt
gescheiden met een dubbele of versterkte isolatie en maximaal
30 V r.m.s. en 42,4 V als piekspanning of 60 VDC heeft.
✽2. Een klasse 2-voeding is een voeding die door UL is getest en
gecertificeerd omdat hiervoor geldt dat de stroom en spanning
van de secundaire uitgang beperkt zijn tot bepaalde niveaus.
✽3. Het aanhaalmoment voor E5CN-U is 0,5 N·m.
Veiligheidsmaatregelen voor veilig gebruik
Neem de volgende voorzorgen in acht om defecten of ongunstige
effecten op de prestaties of functionaliteit van het product te voorkomen.
Als u dit niet doet, kan dat tot een gestoorde werking leiden.
1. Dit product is alleen geschikt voor gebruik binnenshuis.
Gebruik dit product niet op de volgende plaatsen:
• Plaatsen die blootstaan aan rechtstreekse warmtestraling van
verwarmingsapparatuur.
• Plaatsen die blootstaan aan vloeistofspatten of oliedamp.
• Plaatsen die blootstaan aan direct zonlicht.
• Plaatsen die blootstaan aan stof of
zwavel- of ammoniakgas).
• Plaatsen die blootstaan aan intense temperatuurwisseling.
• Plaatsen die blootstaan aan ijs- en condensvorming.
• Plaatsen die blootstaan aan trilling en zware schokken.
2. Gebruik en bewaar het product binnen de nominale
omgevingstemperatuur- en vochtigheidsgrenzen.
Groepsgewijze montage van twee of meer temperatuurregelaars of
montage van temperatuurregelaars boven elkaar kan leiden tot
warmte-ophoping in de temperatuurregelaars, waardoor hun
levensduur wordt verkort. Gebruik in dergelijke gevallen geforceerde
koeling door ventilatoren of andere ventilatiesystemen om de
temperatuurregelaars af te koelen.
3. Laat ruimte rondom het product zodat de warmte kan ontsnappen.
Vermijd blokkering van de ventilatiegaten van het product.
4. Zorg voor een goede bedrading met de juiste polariteit van de
aansluitklemmen.
5. Gebruik krimpvoeten met de opgegeven afmetingen voor de
bedrading (M3,5, max. 7,2 mm breed). Als u blanke draden wilt
aansluiten op het klemmenblok, gebruikt u gevlochten of massieve
koperen draden met een dikte van AWG24 tot AWG14 (gelijk aan een
dwarsdoorsnede van 0,205 tot 2,081 mm
6 mm.) In één klem kunnen maximaal twee draden van dezelfde dikte
en van hetzelfde type of twee krimpvoeten worden geschoven.
6. Bedraad geen aansluitklemmen die niet worden gebruikt.
7. U vermijdt inductiestoring door de bedrading voor de klemmenstrook
van het product gescheiden te houden van voedingslijnen die hoge
spanningen of grote stromen voeren. En bedraad voedingsleidingen
niet parallel aan of samen met bedrading van het product. Het gebruik
van afgeschermde kabels en aparte elektriciteitsbuizen of goten wordt
aanbevolen.
Sluit een overspanningsbeveiliging of storingsfilter aan op randapparaten die storing genereren (met name motoren, transformatoren,
elektromagneten, magneetwikkelingen en andere apparaten met een
inductiecomponent).
Controleer bij gebruik van een storingsfilter bij de voeding de spanning of stroomsterkte en bevestig het zo dicht mogelijk bij het product.
Laat zo veel mogelijk ruimte tussen het product en apparaten die
krachtige hoge frequenties (hoogfrequente lasapparaten, hoogfrequente naaimachines, enzovoort) of stroompieken genereren.
8. Gebruik dit product binnen de voorgeschreven bereikwaarden voor
belasting en stroom.
9. Zorg dat de voedingsspanning de nominale spanning bereikt binnen
twee seconden na het inschakelen van de voeding. Gebruik hiervoor
een schakelaar, relais of een ander contact. Indien de spanning
geleidelijk toeneemt, wordt de voeding mogelijk niet opnieuw
ingesteld en kunnen er uitgangsstoringen optreden.
10.Om te zorgen dat de juiste temperatuur wordt weergegeven, laat u de
temperatuurregelaar na het inschakelen van de voeding minimaal
30 minuten opwarmen voordat u de daadwerkelijke
besturingshandelingen start.
11.Als u self-tuning gebruikt, schakelt u de voeding voor de belasting
(bijvoorbeeld een verwarmingselement) in op het moment dat u de
voeding voor het product inschakelt of eerder. Als de voeding voor
het product wordt ingeschakeld voordat de voeding van de belasting
is ingeschakeld, wordt self-tuning niet goed uitgevoerd en wordt
geen optimale regeling bereikt.
12.Dicht bij het product moet een schakelaar of onderbreker aanwezig
zijn. De schakelaar of onderbreker moet gemakkelijk bereikbaar zijn
voor de operator en moet gemarkeerd zijn als
loskoppelingsmechanisme voor deze unit.
13.Schakel altijd eerst de voeding uit voordat u het lichaam van het
product uit de behuizing trekt, en raak nooit de aansluitklemmen of
elektronische onderdelen aan en breng er geen schokken aan toe.
Wanneer u het lichaam van het product in de behuizing plaatst, dient
u te voorkomen dat de elektronische onderdelen de behuizing raken.
14.Gebruik voor reiniging geen verfverdunner of soortgelijke
chemicaliën. Gebruik standaard alcohol.
15.Ontwerp het systeem (bijvoorbeeld het bedieningspaneel) met
inachtneming van een vertraging van 2 seconden die de uitgang van
het product nodig heeft om te stabiliseren nadat de voeding is
ingeschakeld.
16.De uitgang wordt mogelijk uitgeschakeld wanneer u naar bepaalde
niveaus gaat. Houd hier rekening mee wanneer u een regeling
uitvoert.
17.Het aantal EEPROM-schrijfhandelingen is beperkt. Gebruik daarom
de RAM-schrijfmodus als u regelmatig gegevens overschrijft tijdens
communicatie of andere handelingen.
18.Raak altijd geaard metaal aan voordat u de temperatuurregelaar
aanraakt om statische elektriciteit van uw lichaam te ontladen.
19.Verwijder het klemmenblok niet. Als u dat toch doet, kan dat tot
storing of slecht functioneren leiden.
20.Besturingsuitgangen (voor aansturing van SSR) die als
spanningsuitgangen worden gebruikt, zijn niet geïsoleerd ten
opzichte van de interne circuits. Als u een geaard thermokoppel
gebruikt, mag u geen van de besturingsuitgangsklemmen op de
aarde aansluiten. (Als u dat toch doet, zouden er in een ongewenst
circuit temperatuurmeetfouten kunnen ontstaan.)
21.Controleer de staat van de klemmen wanneer u het lichaam van de
temperatuurregelaar vervangt. Indien gecorrodeerde klemmen
worden gebruikt, kunnen contactstoringen bij de klemmen ertoe
leiden dat de temperatuur in de temperatuurregelaar oploopt,
waardoor brand kan ontstaan. Als de klemmen gecorrodeerd zijn,
vervangt u ook de behuizing.
22.Gebruik aangepast gereedschap wanneer u de temperatuurregelaar
demonteert om deze buiten gebruik te stellen. Scherpe onderdelen
in de temperatuurregelaar kunnen letsel veroorzaken.
23.Controleer vóór het aansluiten van een uitgangsunit de specificaties
en lees de relevante informatie op het specificatieblad en in de
handleiding van de temperatuurregelaar zorgvuldig door.
24.Controleer de richting van de connectoren op de conversiekabel
voordat u de conversiekabel aansluit. Oefen geen buitensporige
kracht op een connector uit als deze niet onmiddellijk correct kan
worden aangesloten. Als u dat toch doet, kan de connector
beschadigd raken.
25.Plaats geen zware objecten op de conversiekabel, buig de kabel niet
verder dan de normale kromming en trek niet hard aan de kabel.
26.Maak de conversiekabel niet los of vast tijdens actieve communicatie.
Defecten of verkeerde werking van het product kunnen het gevolg
zijn.
27.Zorg dat de metalen onderdelen van de conversiekabel geen externe
voedingsklemmen raken.
28.Raak de connectoren van de conversiekabel niet met natte handen
aan. Dit om elektrische schokken te voorkomen.
29.Sluit vóór het gebruik van infraroodcommunicatie de meegeleverde
montageadapter correct aan op de kabel voor de ondersteunende
software. Wanneer u de infraroodpoort van de kabel voor de
ondersteunende software aansluit op de adapter, moet u de
connector in de opgegeven lijn plaatsen. Als de connector niet goed
is aangesloten, kan mogelijk geen communicatie plaatsvinden.
Veiligheidsmaatregelen voor correct
gebruik
Levensduur
1. Gebruik het product binnen de volgende temperatuur- en
vochtigheidsgrenzen:
Temperatuur: −10 tot 55°C (zonder condensatie of ijsvorming)
Vochtigheidsgraad: 25 tot 85%
Als het product in een bedieningspaneel is geïnstalleerd, dienen de
omgevingstemperatuur en de temperatuur rond het product beneden
55°C te worden gehouden.
2. De levensduur van elektronische apparaten, zoals een
temperatuurregelaar, wordt niet alleen bepaald door het aantal keren
dat het relais wordt geschakeld, maar ook door de levensduur van
interne elektronische onderdelen. De levensduur van onderdelen
wordt beïnvloed door de omgevingstemperatuur: hoe hoger de
temperatuur, hoe korter de levensduur en hoe lager de temperatuur,
hoe langer de levensduur. Daarom kan de levensduur worden
verlengd door de temperatuur van de temperatuurregelaar te
verlagen.
3. Wanneer twee of meer temperatuurregelaars horizontaal dicht bij
elkaar of verticaal naast elkaar worden gemonteerd, loopt de interne
temperatuur op door de warmte die wordt uitgestraald door de
temperatuurregelaars en neemt de levensduur af. Gebruik in
dergelijke gevallen geforceerde koeling door ventilatoren of andere
ventilatiesystemen om de temperatuurregelaars af te koelen. Bij
geforceerde koelmethodes moet u oppassen dat u niet alleen de
aansluitklemgedeelten koelt, dit om meetfouten te voorkomen.
Meetnauwkeurigheid
1. Bij het verlengen of het aansluiten van de bedrading van het
thermokoppel moet u ervoor zorgen dat u compensatiekabels
gebruikt die met de thermokoppeltypen overeenkomen.
2. Bij het verlengen of aansluiten van de bedrading van de platina
weerstandsopnemer, moet u zorgen dat u kabels gebruikt met een
lage weerstand en dat de weerstanden van de drie kabels gelijk zijn.
3. Monteer het product horizontaal.
4. Als de meetnauwkeurigheid laag is, moet u controleren of de
ingangsverschuiving correct is ingesteld.
Waterdichtheid
De beschermingsgraad wordt hieronder weergegeven. Onderdelen
zonder specificatie over hun beschermingsgraad of met de specificatie
IP@0 zijn niet waterdicht.
1. Nadat de voeding is ingeschakeld, duurt het circa twee seconden
voordat de uitgangen zijn ingeschakeld. Houd rekening met deze
vertraging wanneer u temperatuurregelaars opneemt in een
sequentiecircuit.
2. Als u self-tuning gebruikt, schakelt u de voeding voor de belasting
(bijvoorbeeld een verwarmingselement) in op het moment dat u de
voeding voor de temperatuurregelaar inschakelt of eerder. Als de
voeding voor de temperatuurregelaar wordt ingeschakeld voordat de
voeding voor de belasting wordt ingeschakeld, wordt self-tuning niet
goed uitgevoerd en wordt geen optimale regeling bereikt.
3. Wanneer u de bediening start nadat de temperatuurregelaar is
opgewarmd, schakelt u de voeding uit en vervolgens weer in op het
moment dat u de voeding voor de belasting inschakelt. (Als u de
temperatuurregelaar niet wilt uit- en weer inschakelen, kunt u ook
overschakelen van STOP- op RUN-modus.)
4. Gebruik de regelaar niet in de buurt van een radio, televisietoestel of
draadloze installaties. Deze apparaten kunnen radiostoringen
veroorzaken, waardoor de prestaties van de regelaar verminderen.
Overige
1. De disk die bij de conversiekabel wordt geleverd, is bestemd voor
gebruik in het CD-ROM-station van een computer. Speel de disk nooit
af in een audiospeler voor algemeen gebruik.
2. Maak de connector van de conversiekabel niet meerdere keren kort
na elkaar los of vast. Als u dat toch doet, kunnen er storingen
optreden in de computer.
3. Controleer na het aansluiten van de conversiekabel op de computer
het nummer van de COM-poort voordat u de communicatie start. De
computer herkent de kabelverbinding niet onmiddellijk. Dit is normaal.
4. Sluit de conversiekabel niet via een USB-hub aan. Hierdoor kan
schade ontstaan aan de conversiekabel.
5. Gebruik geen verlengkabel voor het aansluiten van de conversiekabel
op de computer. Hierdoor kan schade ontstaan aan de
conversiekabel.
Voor een waterdichte montage moet een waterdichte pakking op de
regelaar worden aangebracht. Waterdichtheid is niet mogelijk bij
groepsgewijze montage van meerdere regelaars. De waterdichte
pakking hoeft niet te worden aangebracht als geen waterdichte
structuur is vereist.
Bestel aansluitvoet P2CF-11 of
P3GA-11 apart.
E53-COV17
Afdekkap aansluitklemmen
(Toebehoren)
Waterdichte pakking
(Toebehoren)
1. De adapter voor paneelmontage wordt ook bij de E5CN-U geleverd.
Er wordt geen waterdichte pakking bij de E5CN-U geleverd.
2. Plaats de E5CN/E5CN-U in het montagegat in het paneel.
3. Druk de adapter van de aansluitklemmen naar het paneel toe en
maak de E5CN/E5CN-U tijdelijk vast.
4. Draai de twee bevestigingsschroeven op de adapter aan. Draai de
twee schroeven om de beurt telkens een beetje harder aan om een
balans te behouden. Draai de schroeven aan met een
aanhaalmoment van 0,29 tot 0,39 N m.
Afdekkap aansluitklemmen monteren
Zorg ervoor dat de “UP”-markering naar boven is gericht en bevestig
de afdekkap voor de aansluitklemmen E53-COV17 via de gaten aan
de boven- en onderkant van de temperatuurregelaar.
Adapter
(Toebehoren)
E5CN
Paneel
E5CN-U
Voor aansluitvoet voor frontmontage
(Paneelmontage is ook mogelijk.)
Voorzorgsmaatregelen bedrading
• Voorkom externe stoorsignalen door de ingangs- en
voedingslijnen te scheiden.
• Gebruik twisted-pairkabels met een dikte van AWG24
(doorsnede: 0,205 mm
(striplengte: 5 tot 6 mm).
• Gebruik krimpvoeten bij de bedrading van de aansluitklemmen.
• Draai de klemschroeven met een aanhaalmoment van 0,74 tot
0,90 Nm aan. Gebruik bij de E5CN-U een aanhaalmoment
van 0,5 Nm.
• Gebruik de volgende typen krimpvoeten voor M3,5-schroeven.
• Verwijder het klemmenblok niet. Als u dat toch doet, leidt dat tot
storing of slecht functioneren.
2
) tot AWG14 (doorsnede: 2,081 mm2)
7,2 mm max.
7,2 mm max.
Temperatuurregelaar uit behuizing verwijderen
De temperatuurregelaar kan voor onderhoud uit de behuizing worden
verwijderd zonder de bedrading van de aansluitklemmen te
verwijderen. Dit is alleen bij de E5CN, E5AN en E5EN mogelijk, niet
bij de E5CN-U. Controleer de specificaties van de behuizing en de
temperatuurregelaar voordat u de temperatuurregelaar uit de
behuizing verwijdert.
Insteekgat voor schroevendraaier
Platte schroevendraaier
(eenheid: mm)
(1)
(2)
(3)
(1)
1. Plaats een platte schroevendraaier in de twee uitsparingen (één
aan de bovenkant en één aan de onderkant) om de haakjes los te
maken.
2. Steek de platte schroevendraaier in het gat tussen het frontpaneel
en de achterbehuizing en trek het frontpaneel er iets uit. Houd de
boven- en onderkant van het frontpaneel vast en trek het
voorzichtig naar u toe om het te verwijderen. Oefen hierbij niet
onnodig veel kracht uit.
3. Wanneer u het lichaam van de temperatuurregelaar terugplaatst in
de behuizing, zorgt u ervoor dat de printplaten parallel zijn aan
elkaar en de rubberen pakking op zijn plaats zit, en duwt u de
E5CN in de richting van de achterbehuizing totdat deze op zijn
plaats vastklikt. Terwijl u de E5CN op zijn plaats duwt, drukt u de
haakjes op de boven- en onderkant van de achterbehuizing
omlaag zodat deze stevig op hun plaats worden vergrendeld. Zorg
ervoor dat elektronische onderdelen de behuizing niet raken.
Lees deze catalogus zorgvuldig door en zorg dat u deze begrijpt voordat u de producten aanschaft. Neem bij vragen of opmerkingen
contact op met uw OMRON-contactpersoon.
Garantie en aansprakelijkheidsbeperking
GARANTIE
De exclusieve garantie van OMRON houdt in, dat de producten gedurende één jaar (dan wel gedurende een andere aangegeven
periode) vanaf de verkoopdatum van OMRON vrij van defecten in materiaal en vakmanschap zijn.
OMRON VERSTREKT GEEN ENKELE GARANTIE OF WAARBORG, NOCH EXPLICIET NOCH IMPLICIET, MET BETREKKING
TOT DE NALEVING VAN TOEPASSELIJKE REGELS EN VOORSCHRIFTEN, DE VERKOOPBAARHEID DAN WEL DE
GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL VAN DE PRODUCTEN. KOPER OF GEBRUIKER ERKENT DAT DE KOPER OF
GEBRUIKER ALLEEN HEEFT BEPAALD DAT DE PRODUCTEN OP GESCHIKTE WIJZE AAN DE VEREISTEN VAN DE
GEPLANDE TOEPASSING ZULLEN VOLDOEN. OOK ALLE ANDERE GARANTIES, HETZIJ EXPLICIET HETZIJ IMPLICIET,
WORDEN DOOR OMRON AFGEWEZEN.
AANSPRAKELIJKHEIDSBEPERKINGEN
OMRON AANVAARDT GEEN AANSPRAKELIJKHEID VOOR BIJZONDERE, INDIRECTE OF GEVOLGSCHADE, WINSTDERVING,
OF WELK ANDER BEDRIJFSVERLIES DAN OOK IN VERBAND MET DE PRODUCTEN, ONGEACHT OF CLAIMS ZIJN
GEBASEERD OP CONTRACTEN, GARANTIES, ONACHTZAAMHEID OF STRIKTE AANSPRAKELIJKHEID.
In geen geval zal de aansprakelijkheid van OMRON uitstijgen boven de prijs van het product waarop de garantieclaim is gebaseerd.
IN GEEN ENKEL GEVAL ZAL OMRON AANSPRAKELIJK KUNNEN WORDEN GESTELD VOOR GARANTIECLAIMS,
REPARATIECLAIMS OF ANDERE CLAIMS MET BETREKKING TOT DE PRODUCTEN, TENZIJ DE ANALYSE VAN OMRON
BEVESTIGT DAT DE PRODUCTEN OP CORRECTE WIJZE WERDEN BEHANDELD, OPGESLAGEN, GEÏNSTALLEERD EN
ONDERHOUDEN, ALSMEDE NIET ZIJN ONDERWORPEN AAN VERONTREINIGINGEN, ONOORDEELKUNDIG GEBRUIK OF
ONDESKUNDIGE WIJZIGINGEN OF REPARATIES.
Toepassingsoverwegingen
GESCHIKTHEID VOOR GEBRUIK
OMRON is niet verantwoordelijk voor de naleving van standaarden, codes of voorschriften die van toepassing zijn op de combinatie
van de producten binnen de toepassing van de klant of het gebruik van de producten.
Neem alle vereiste stappen om te bepalen of het product geschikt is voor de systemen, machines en uitrusting waarvoor u het wilt
gebruiken.
Stel u op de hoogte van alle verbodsbepalingen die op dit product van toepassing zijn en houd u aan deze bepalingen.
GEBRUIK DE PRODUCTEN NOOIT VOOR EEN TOEPASSING WAARBIJ ERNSTIG GEVAAR VOOR PERSOONLIJKE OF
MATERIËLE SCHADE BESTAAT ZONDER U ERVAN TE OVERTUIGEN DAT HET SYSTEEM ALS GEHEEL IS ONTWORPEN OM
AAN DERGELIJKE GEVAREN HET HOOFD TE KUNNEN BIEDEN EN DAT DE PRODUCTEN VAN OMRON DE JUISTE
SPECIFICATIES HEBBEN, ALSMEDE VOOR HET TOEPASSELIJKE GEBRUIKSDOEL BINNEN DE ALGEHELE APPARATUUR
OF HET SYSTEEM ZIJN GEÏNSTALLEERD.
Kennisgevingen
PRESTATIEGEGEVENS
Prestatiegegevens die in deze catalogus worden gegeven, dienen slechts als leidraad voor de gebruiker bij het bepalen van de
geschiktheid en vormen geen garantie. Deze gegevens kunnen het resultaat zijn van de testvoorwaarden van OMRON en zullen door
de gebruikers aan de feitelijke vereisten van de toepassing moeten worden getoetst. De werkelijke prestaties zijn onderhevig aan de
Garantie en aansprakelijkheidsbeperking van OMRON.
WIJZIGING VAN TECHNISCHE GEGEVENS
Technische gegevens en accessoires van producten kunnen op elk moment worden gewijzigd wegens verbeteringen of andere
redenen. U kunt op elk gewenst moment contact opnemen met uw OMRON-contactpersoon voor de actuele technische gegevens
van het product dat u hebt aangeschaft.
AFMETINGEN EN GEWICHTEN
De afmetingen en gewichten zijn nominale waarden en mogen niet worden gebruikt voor fabricagedoeleinden, zelfs niet wanneer
hierbij toleranties worden vermeld.
ALLE AANGEGEVEN AFMETINGEN LUIDEN IN MILLIMETER.
Voor omrekening van millimeters in inches vermenigvuldigt u de waarde met 0,03937. Voor omrekening van grammen in
ounces vermenigvuldigt u de waarde met 0,03527.