Olympus stylus 410 DIGITAL, µ 410 DIGITAL User Manual [nl]

DIGITALE CAMERA
Handleiding
Handleiding
1
Lees dit eerst
Voorbereidingen
2
3
Stilstaande beelden fotograferen
4
Stilstaande beelden weergeven
5
Videobeelden fotograferen
6
Video-opnamen weergeven
7
8
Beelden creëren en delen met een computer
9
Storingen opheffen
Appendix
10

Inleiding

Wij zijn u erkentelijk voor de aanschaf van deze digitale Olympus-camera. De handleidingen voor deze camera bestaat uit de volgende twee gidsen.
Om u van een juist en veilig gebruik van de camera te verzekeren, doet u er goed aan de handl ei dingen door te lezen voordat u de camera gaat gebruiken en ze i ndien nodi g ti jdens gebruik te raadplegen.
Beknopte
handleiding
Wijzigingen in de informatie in deze handleiding voorbehouden zonder voorafgaande kennisgeving. Neem voor informatie over de productnaam, typenummer en de meest recente informatie, contact op met een erkend Olympus service agentschap.
Bij de samenstelling van deze handleiding werd de uiterste zorgvuldigheid betracht. Maar, heeft u vragen of wenst u melding te maken van een fout, een weglating of van onduidelijkheden, aarzel dan niet contact op te nemen met Olympus.
Reproduceren van deze handleiding of van gedeelten ervan zonder toestemming van Olympus is verboden, behalve voor persoonlijk gebruik. Overdracht van de inhoud van deze handleiding zonder toestemming van Olympus is uitdrukkelijk verboden.
Olympus aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade, derving van inkomsten of voor scha de -ei sen van derden die voortvlo eien uit onjui st ge brui k van dit product.
Olympus aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade en derving van
inkomsten die voortvloeien uit het verlies van beeldmateriaal als gevolg van defecten aan dit product, service verlening door derde daartoe niet door Olympus aangewezen personen of door welke andere oorzaak dan ook.
Deze handleiding geeft aanwijzingen voor het instellen en wat basis instellingen.
Vooral personen die voor het eerst een dergelijke camera gaan gebruiken doen er goed aan eerst deze handleiding te lezen.
Uitgebreide handleiding
(dit handboek)
Onderdrukken van hoogfrequent storing op vrijwillige basis
Dit digitale apparaat volgens Class B is gebaseerd op de normen zoals die werden
geformuleerd door de Voluntary Control Council for Interference by Information Technology Equipment (VCCI). Hoewel deze appara tuur werd ontworpe n voor gebruik in woonruimten, is het wel mogelijk dat radio- of tele visieontvangst worden gestoord indien de apparatuur in de nabijheid van de ontvanger wordt gebruikt.
Om u van he t juiste ge bruik te ve rze keren, volgt u de aanwijzinge n in de handleid inge n.
  Gebruik de camera niet aan boord van opstijgende of landende vliegtuigen.
Aansluiten van deze apparatuur met andere dan het in deze handleiding gespecificeerde kabeltje kan tot gevolg hebben dat de door de VCCI gespecificeerde grenswaarden overschreden worden. Gebruik uitsluitend het gespecificeerde kabeltje.
Handelsmerken
Windows is een wettig gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation.Macintosh is een handelsmerk van Apple Computer, Inc.Alle andere genoemde bedrijfs- en productnamen zijn wettig gede poneerde
handelsmerken en/of handelsmerken van de betreffende rechthebbenden.
Design Rule for Camera File System (DCF)
De in deze handleiding genoemde normen voor het ontwerpen van camera bestandssystemen – “Design Rule for Camera File system / DCF” – werden geformuleerd door de Japan Electronics and Information Technology Industries Association (JEITA).
Deze handleiding beschrijft alle functies van de camera.
Met deze handleiding kunt u de mogelijkheden van uw camera optimaal benutten.
2

Inhoudsopgave

Inleiding ........................................................................................... 2
Inhoudsopgave ................................................................................ 3
Lees dit eerst 8
Uitpakken van de doos ........................................................................... 8
Voor een veilig gebruik van uw camera ..................................................9
Weerbestendige eigenschappen .......................................................... 14
De v erschillende onderdelen ................................................................ 15
Indicaties in de monitor ......................................................................... 16
Voorbereidingen 17
Voordat u uw camera gaat gebruiken ...........................................17
Bev estigen v an de camerarie m ............................................................17
Opladen v an de batte rij......................................................................... 18
Batte rij in de camera zetten en eruit halen ........................................... 19
Lichtnetada pter (los ve rkrijgbaar) ............................................... 22
Geheugenkaartje in de camera zetten en eruit halen........................... 23
xD-Picture Card ..........................................................................26
Camera in en uit schakelen .................................................................. 27
Tijdens fotograferen (camera in de stand Fotograferen) ............ 27
Tijdens weergeven (camera in de stand Weergeven) ................28
Als u de came ra op e en computer aansluit ................................ 28
Camera instellingen....................................................................... 29
Menubewerkingen.................................................................................29
Taal instellen ( )........................................................................... 31
Datum en tijd instellen ( ) ................................................................ 33
Instellingen opslaan (ALL RESET) ....................................................... 35
Het zojuist gefotografeerde beeld controleren – (REC VIEW).............. 38
Pieptoontje instellen ( )....................................................................40
Sluite rgeluid instellen – (SHUTTER SOUND).......................................42
Volume instellen (VOLUME) ................................................................. 44
Inschakelbeeld/Uitschakelbeeld en geluid inste llen (PW ON SETUP) . 46
Achtergrondkleur instellen (COLOR) ....................................................48
Bestandsnamen instellen (FILE NAME) ............................................... 50
Uitschakelen van de monitor (MONITOR OFF).................................... 53
Kaartje formattere n ( FORMAT) ...................................................... 54
Helderheid va n de monito r instellen ( ) ........................................... 56
CCD en bee ldbe werkingfuncties inste llen (PIXEL MAPPING) ............. 58
3
Inhoudsopgave
Stilstaande beelden fotograferen 60
Fotograferen.................................................................................. 60
Op de juiste wijze vasthouden van de camera ..................................... 60
Stilstaande beelden fotograferen.......................................................... 61
Wanneer gebruikt u de monitor en wanneer de zoeker?............ 64
Scherpstellen op een onderwerp dat niet in het beeldmidden staat
(Focusge heugen)........................................................................65
Situatie en doelgerichte instellingen.............................................. 67
Instellen van een andere fotofunctie .....................................................67
Zoo men.................................................................................................70
Digitaal zoomen activeren .......................................................... 72
Gebruik van de flitser ( ) .................................................................... 74
Resolutie en beeldkwalite it instelle n ( )...........................................76
Selecteren van de witbalans aan de hand
van de omgevingsverlichting ( )..................................................... 79
Aanpassen van de belichting van lichte/donkere objecten ( ) ......... 81
Wanneer helderheid van onderwerp en achtergrond
verschillen ( ) ................................................................................... 82
Instellen van de fotofuncties.......................................................... 84
Close-ups foto graferen ( )................................................................. 84
Instellen v an de functie Superma cro ( ) ................................ 85
Fotograferen met de zelfontspanner ( )........................................... 87
Foto graferen met de a fstandbediening ( ) .......................................... 88
Repe terende opnamen fotogra feren ( ).......................................... 89
Pano ramaopnamen (PANORAMA) ...................................................... 91
Twee beelden samenvoegen (2 IN 1)................................................... 94
Geluid opnemen bij stilstaande beelden ( )....................................... 96
Stilstaande beelden weergeven 98
Weergeven ....................................................................................98
Weergeven............................................................................................ 98
Instellen van de weergavefuncties ................................................99
Meer beelden tegelijk weergeven ( ) ............................................... 99
Aanta l getoo nde beelde n inste llen............................................ 100
Beelden vergroo t weergeve n ( )...................................................... 102
Beelden draaien ( ) ......................................................................... 103
Diasho w ( ) ....................................................................................105
Beelden weerge ven op een TV-ontvange r ......................................... 106
4
Inhoudsopgave
Foto grafische informatie weergev en ( ) .................................... 109
Stilstaande beelden bewerken .................................................... 110
Zwart-wit be elden................................................................................ 110
Sepiabeelden......................................................................................112
Resolutie wijzigen ( ) ..................................................................... 114
Beelden beveiligen ( ).................................................................... 116
Beelden wissen ........................................................................... 118
Eén be eld wissen ( ) ....................................................................... 118
Alle beelden wissen ( ).................................................................. 119
Videobeelden fotograferen 121
Fotograferen................................................................................ 121
Video-opnamen ma ken ................................................................ 121
Voor situatie en doel geschikte instellingen ................................ 124
Digitaal zo omen activeren ............................................................124
Resolutie wijzigen ( ) ............................................................. 125
Selecteren van de witbalans aan de hand
van de omgevingsverlichting ( ) ........................................... 127
Aanpassen van de belichting van lichte/donkere objecten ( ) . 127 Wanneer helderheid van onderwerp en achtergrond
verschillen ( ) ......................................................................... 127
Instellen van de fotofuncties........................................................ 128
Close-ups foto graferen ( ) ........................................................128
Fotograferen met de zelfontspanner ............................................ 128
Foto graferen met de a fstandbediening ........................................ 128
Video-opnamen weergeven 129
Weergeven ..................................................................................129
Video-opnamen weergeven (MOVIE PLAY) ................................129
Video beelde n beeld voor beeld weerge ven..............................130
Beelden weergeven op een TV-ontvanger...............................131
Fotografische informatie weergeven (Informatieweergave)...... 131
Video beelde n wissen ..........................................................131
Beelden bewerken....................................................................... 132
Samenstellen va n een index ........................................................ 132
Videobeelden beveiligen .............................................................. 133
5
Inhoudsopgave
Printen 134
Selecteren van de printmethode.........................................................134
Printreserveringen specificeren (DPOF).............................................136
Alle be elden reserveren ( )..................................................136
Eén beeld reserveren ( ).......................................................138
Annuleren van rese rve ringe n.................................................... 141
Printen met een PictBridge-compatibele printer .................................143
Gebruik van de directe printfunctie ...........................................143
Aansluiten van de camera op een printer................................. 144
Beelden printen ........................................................................ 145
De functie s PRINT en MULTI PRINT .......................................146
De functie ALL PRINT – Alles printen....................................... 150
De functies ALL INDEX en PRINT ORDER..............................153
Afsluiten van de functie Dire ct Printen......................................155
Beelden creëren en delen met een computer
156
Voordat u uw computer gaat gebruiken ......................................156
Werkwijze ............................................................................................156
Vaststellen van het gebruikte besturingssysteem ............................... 158
Bepa len hoe de camera op een computer moet worden aangesloten159
Windows...................................................................................... 160
Installeren van de USB-driver (bij gebruik van Windows 98/98 SE)...160
Aansluiten van de camera op de computer ........................................ 162
Controleren of de computer de camera herkent ................................. 163
Beelden vanuit de camera overbrengen naar de computer................ 166
Camera loskoppelen van de computer ............................................... 170
Macintosh ....................................................................................172
Aansluiten van de camera op een computer ......................................172
Controleren of de computer de camera herkent ................................. 172
Beelden vanuit de camera overbrengen naar de computer................ 174
Camera loskoppelen van de computer ............................................... 177
Gebruik van de meegeleverde software CAMEDIA Master ........178
CAMEDIA Master installeren
– Als u dat v oo r het eerst gaat gebruiken ...........................................178
Windows ...................................................................................178
Macintosh .................................................................................183
Software CAMEDIA Master starten/sluiten .........................................188
Beelden vanuit de camera overbrengen naar de computer................ 191
6
Inhoudsopgave
Stilstaande beelden bekijken ..............................................................196
Video-opnamen be kijken .................................................................... 197
Pano ramaopnamen ............................................................................199
Beelden printen...................................................................................202
Andere v oo rzieninge n .........................................................................205
Storingen opheffen 206
In de monitor geto onde foutmeldinge n ...............................................206
Als zich e en probleem voordoe t.......................................................... 209
Als de computer de camera niet herkent............................................ 213
Appendix 215
Groene en oranje LED en de flitser paraatindicator............................215
Overzicht v an de menu’s ....................................................................216
Overzicht v an de functies pe r foto functies.......................................... 220
Onderhoud van de came ra .................................................................221
Vervangen van de batterij (CR2025)
van de afstandbediening .......................................................... 222
Technische gege vens va n de camera ................................................ 223
Technische gege vens va n de accessoires .........................................225
Index ................................................................................................... 226
7

Lees dit eerst

Uitpakken van de doos

1
1
Lees dit eerst
Lees dit eerst
Digitale camera Camerariem xD-Picture Card
L
O
R
T
N
O
C
C
0
E
0
T
-3
O
C
M
R
E
R
Lithium-ionbatterij
LI-10B
Laadapparaat Lithium-
ionbatte rij LI-10C
Afstandbediening
USB-kabeltje Netsnoer laadapparaat AV-k abe ltj e
CD-ROM met
CAMEDIA
Master /
Uitgebreide
Beknopte
handleiding
Garantiebewijs Registratiekaart
handleiding
* Bij de digitale came ra wordt ook een QuickStart Guide geleverd.
8

Voor een veilig gebruik van uw camera

In deze handleiding worden verschillende pictogrammen gebruikt om u en derden te waarschuwen voor gevaarlijke situaties en om te voorkomen da t door onoordeelkundig gebruik schade aan eigendommen wordt toegebracht. De gebruikte pictogrammen en de betekenis ervan is hieronder beschreven
Gebruikt u deze camera zonder acht te slaan op de onder dit
Gev aar
Wa arschu wing
Let op
Voorzorgsmaatregelen bij het hanteren van de camera
Gevaar
Gebruik het apparaat niet in de buurt van brandbare of explosieve gassen.
Gebruik de camera ook niet als de kans bestaat dat zich dergelijke gassen in de lucht ontwikkelen. Doet u dat toch, dan bestaat brand of explosiegevaar.
Probeer nooit de camera te demonteren of aan te passen. Bij dergelijke
ingrepen loopt u het gevaar van een elektrische schok of letsel.
Waarschuwing
Ontsteek de flitser niet vlak voor iemands ogen (zeker niet bij jonge
kinderen). Ontsteken van de flitser vlak voor iemands ogen kan het
gezichtsvermogen van de gefotografeerde persoon schaden. Let vooral op bij jonge kinderen. Van dichtbij ontsteken van de flitser kan het gezichtsvermogen beschadigen.
Houd de camera buiten het ber eik va n kinderen.
ongevallen voorkomt.
• Verstikking omdat de camerariem zich om de hals he eft gewikkeld.
• Doorslikken van kleine accessoires zoals de batterij of de xD-Picture Card. Als dat gebeurt moet u onmiddellijk een arts ra adple gen.
• Beschadigen va n het gezichtsvermogen omdat de flitser vlak voor iemands ogen wo rdt ontstoke n.
• Letsel veroorzaakt do or be wegende de len van de camera.
Kijk niet door de zoeker recht in de zon of in het licht van andere sterke
lichtbronnen, omdat dat o ogle tsel kan veroorzaken.
Gebruik of berg dit apparaat niet langdurig op in zeer stoffige of vochtige
ruimten of in ruimten waar zich rook of stoom kan ontwikkelen,
kans op brand of een elektrische schok bestaat.
Dek tijdens gebruik van de camera de flitser niet af met uw vingers. Raak de
flitser tijdens gebruik of na langdurig achtereen flitsen niet aan, omdat u zich dan kunt branden.
pictogram verstrekte aanwijzingen, dan za l dat waa rschijnlijk ernstig letsel of mogelijk de doo d tot gevolg hebben.
Gebruikt u deze camera zonder acht te slaan op de onder dit pictogram verstrekte aanwijzingen, dan ka n dat letsel of mogelijk de dood tot gevolg hebben.
Gebruikt u deze camera zonder acht te slaan op de onder dit pictogram verstrekte aanwijzingen, dan ka n dat letsel of schade aan eigendommen tot gevolg he bben.
Zorg er vooral voor dat u de volgend e
omdat daarbij de
.
1
Lees dit eerst
Vervolg op de volgende bladzijde
9
Voor een veilig gebruik van uw camera
Zorg ervoor dat geen water of vreemde voorwerpen in de camera terecht
komen. Heeft u het apparaat in het water laten vallen of is water in het inwendige
ervan terecht gekomen, dan kan da t brand of ee n ele ktrische schok veroorzaken. Schake l het apparaat onmiddellijk uit en neem contact op met het dichtstbijzijnde Olympus service center.
Let op
1
Bespeurt u ongewone geuren, warmteontwikkeling, verkleuring, vervorming of
Lees dit eerst
roo k, gebruik de camera dan onmiddellijk niet meer. Haal de ba tterij uit de camera maar let daarbij op dat u zich niet brandt en neem contact op met he t dichtstbijzijnde erkende Olympus service center. Blijft u de camera gebruiken, dan kan dat brand veroorzaken en loopt u het gevaar van een elektrische schok of van verbrandingen. (Haal de batterij buitenshuis en niet in de nabijheid van brandbare objecten uit de camera, en vermijd de batterij met blote handen aan te raken.)
Let op als u de camera met u meedraagt, omdat de riem gemakkelijk ergens achter
kan blijven haken en letsel of schade kan veroorzaken.
Laat de camera niet achter op plaatsen met hoge temperaturen. Raak bij het
verwisselen van de batterij de batterij niet aan met blote handen, omdat u zich er aan kunt branden.
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven lichtnetadapter. Gebruikt u niet het
voorgeschreven type lichtnetadapter, dan kan dat de juiste werking van de camera of van de elektrische voeding veroorzaken, wat ongelukken tot gevolg kan hebben. Olympus aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor welke schade dan ook die voortvloeit uit het gebruik van een verkeerd type lichtnetadapter.
Vermijd langdurige aanraking van het metalen camerahuis. Tijdens langdurig
gebruik wordt de camera behoorlijk warm. Bij langdurige aanraking van de metalen onderdelen loopt u het gevaar van verbrandingen. Wordt de camera aan extreem lage temperaturen blootgesteld dan zal ook de temperatuur van het uitwendige ervan dalen. Pakt u de camera in die toestand vast, dan kan dat letsel veroorzaken omdat de huid aan de camera vast vriest. Draag handschoenen om de camera te hanteren.
Gebruiksvoorwaarden van de camera
Deze camera bevat elektronische precisieonderdelen. Vermijd het gebruik van de camera in de volgende ruimten en laat het daar ook niet langdurig achter omdat dat defecten kan veroorzaken of de juiste werking kan verstoren.
Op plaatsen waar hoge temperaturen en vochtigheden kunnen optreden of waar temperatuur en vochtigheid sterk kunnen fluctueren, zoals in het volle zonlicht, ’s zomers aan het strand, in een afgesloten auto of in de buurt van luchtbehandelingsapparatuur of bevochtigers.
• Op plaatsen met veel zand, stof of vuil.
• In de buurt van vuur.
• In de buurt van water.
• Op plaatsen waar sterke trillingen optreden.
Voorkom dat het apparaat valt en stel het ook niet bloot aan sterke trillingen of schokken.
Fotografeer niet of laat de camera ook niet liggen met de lens recht op de zon gericht.
Stelt u de camera bloot aa n plotselinge tempera tuurve rande ringen, bijvo orbeeld door de camera over te bre ngen van een ko ude en na ar ee n warme ruimte, dan kan
10
Voor een veilig gebruik van uw camera
zich in het inwendige ervan condens vormen. Ge bruik de camera pas weer nadat het temperatuurverschil zich vereffend heeft.
Wordt de camera langere tijd achtereen niet gebruikt, dan kan schimmel ontstaa n,
wat defecten kan veroorzaken of de juiste werking van de camera kan verstoren. Voordat u de camera weer gaat gebruiken doet u er goed aan te controleren of de camera nog go ed werkt.
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van het monitor
Oefen geen overmatig grote druk uit op de monitor. Daardoor kunnen vegen in het
beeld ontstaan of kan de monitor beschadigd raken. Breekt de monitor, zorg er dan voor dat de vloeistof niet in uw mond terecht komt. Komt de vloeistof in aanraking met uw huid of met uw kleding, dan moet u de ge troffen plaatsen onmiddellijk re inigen met water en zee p.
Het is mogelijk dat boven en onderlangs het beeld in de monitor heldere
lichtbande n verschijnen. Dit wijst echter niet op een defe ct.
Fotografeert u een object onder een hoek, dan is het mogelijk dat het object er in
de monitor rafelig uitziet. Dat is niet het gevolg van verke erde werking. Als u het bee ld weergeeft verdwijnen de ra felige randen.
Over het alge meen geldt dat naarmate de temperatuur lager wordt, het langer
duurt voorda t de monitor oplicht. Ook is het mogelijk dat de beelden er tijdelijk wat verkleurd uitzien. Probeer de camera zo goed mogelijk warm te houden als u bij koud weer fotografe ert. Ho ewel het mogelijk is dat lage temperature n de prestaties van de monitor afnemen, herstellen die zich weer als de temperatuur weer normale waarden aanne emt.
Hoe wel bij de verva ardiging van de vloeibare kristallen monitor voo r dit apparaa t
de mee st recente ho geprecisie technologieën zijn toegepast, zullen er altijd enkele pixe ls zijn die blijvend oplichten of die he lemaa l niet oplichten. Ook kunnen, afhankelijk van de hoek waaronder u naar de monitor kijkt, de kleuren en de verdeling van de helderheid onregelmatig schijnen. Dit is een gevolg van de structuur va n de monitor en wijst niet op ee n defect.
Voorzorgsmaatregelen bij het hanteren van het laadapparaat
1
Lees dit eerst
Gevaar
Gebruik het laadapparaat niet zo dat de kans bestaat dat het in aanraking
komt met water, sluit het laadapparaat niet aan met natte handen en koppel hem
dan ook niet af.
Leg tijdens gebruik geen doeken of dekens over het laadapparaat om dat
daardoor oververhitting en brand kan ontstaan.
Probeer niet het laadapparaat te demonteren of aan te passen, omdat
u daardoor het gevaar van een elektrische schok of letsel loopt.
Gebruik het laadapparaat uitsluitend bij de voorgeschreven netspanning.
Gebruikt u het laadapparaat op een afwijkende netspanning, dan kan dat brand, explosie, rookontwikkeling, oververhitting, elektrische schok of verbrandingen tot gevolg hebben.
Vervolg op de volgende bladzijde
11
Voor een veilig gebruik van uw camera
Waarschuwing
Langdurige aanraking van het laadapparaat tijdens
gevolg he bben.
Beschadig het netsnoer van het laadapparaat niet door er aan te trekken en
probeer ook niet het snoer te verlengen.
in het stopco ntact s tee kt o f e ruit trekt. Stop het gebruik v an de ca mera onmidde llijk en
1
Lees dit eerst
neem contact o p met h et di chtstbi jzijnde e rkende Olympus service cente r o f met de winke l waar u de ca mer a kocht in het geval:
• Het netsnoer heet wordt, begint te roken of een ongewone geur verspreidt.
• Het netsnoer ingesneden of anderszins beschadigd is, of de stekkerpennen beschadigd zijn.
Pak altijd de stekker vast als u de stekker
gebruik ka n verbrand ing tot
Let op
Laad de batterij niet ononderbroken op gedurende langer dan 24 uur. Is na het
verstrijken van de laadtijd de batterij nog niet volledig opgeladen, probeer dan niet hem verder op te laden.
Trek, als u het laadapparaat wilt reinigen, de stekker uit het stopcontact. Doet u dat
niet, dan loopt u het gevaar van een elektrische schok of letsel.
Voorzorgsmaatregelen bij het hanteren van de batterij
Gevaar
Houd de batterij buiten het bereik van kinderen.Gooi de batterij niet in het vuur en stel hem niet bloot aan overmatige hitte.
Dit kan brand of explosie tot gevolg hebben.
Gebruik de batterij niet op plaatsen met hoge temperaturen, en laat hem daar
ook niet achter, zoals in het volle zonlicht in een afgesloten auto in de volle zon, in de buurt van een verwarming enzovoort. Dit kan brand of ex plosie tot
gevolg hebben.
Probeer niet de batterij te vervormen, aan te passen, te demonteren of er aan te
solderen. Daardoor kan de thermische beveiliging van de batterij beschadigd raken waardoor de batterij kan gaan lekken.
Zorg dat de plus– en mincontacten van de batterij niet met metalen
voorwerpen in aanraking komen. Vervoer of berg de batterij niet op samen met
metalen voorwerpen zoals halskettingen of haarpennen.
Is batterijvloeistof in uw ogen terecht gekomen, spoel uw ogen dan onmiddellijk
overvloedig met schoon, stromend water en wrijf niet in uw ogen.
contact op met een arts, omdat de vloeis tof bl indheid k an veroorzaken.
Waarschuwing
Neem onmiddellijk
Zorg ervoor dat de batterij niet nat wordt. Dompel de batterij niet onder in
water of in de zee.
Stel de batterij niet bloot aan zware schokken en zorg ervoor dat de batterij
niet beschadigd wordt.
12
Voor een veilig gebruik van uw camera
Gebruik de batterij onmiddellijk niet meer als u iets ongewoons zoals
lekkage, verkleuringen of vervormingen bemerkt.
Is batterijvloeistof op uw huid of kleding terecht gekomen, spoel de getroffen
plaatsen dan onmiddellijk af met schoon water, omdat de vloeistof huidletsel kan veroorzaken.
Let op
De batterij is uitsluitend bedoeld voor gebruik in digitale Olympus-camera’s.
Probeer vooral niet deze batterij in andere apparaten te gebruiken.
Vuil op de
de contacten af met een droge doek.
Na langdurig ononderbroken gebruik van de camera kan de batterij flink warm
worden. Probeer nie t de batterij er onmiddellijk da arna uit te halen, omdat u zich dan kunt branden.
Over het algemeen geldt dat bij lagere temperaturen het prestatiepatroon van de batterij afneemt. Fotografeert u in koude gebieden, houd de batterij dan warm door hem in uw jaszak of tussen uw kleding mee te dragen. Zodra de temperatuur weer normale waarden aanneemt herstelt de batterij zich weer.
Herhaa ld on tlad en e n laden van de ba tterij he eft teruggang va n het pre statiepatroo n van de batterij tot gevolg. Als de gebruiksduur van de batterij steeds maar korter wordt terwijl de batterij gedurende de voorgeschreven tijd werd opgeladen, dan heeft de batterij waar schijn lijk h et einde van de bruikbare levensduur bere ikt. Als u da t constateert moet u de batterij vervangen door een nieuwe.
Verbruikte heroplaadbare batterijen zijn een bron van waardevolle grondstoffen.
Plak de batterijcontacten af met isolatieband en lever de batterij in bij een winkelier, ten behoeve van reclycling.
batterijcontacten
kan slecht elektrisch contact tot gevolg hebben. Wrijf
Voorzorgsmaatregelen bij het hanteren van kaartjes
1
Lees dit eerst
Het bee ldkaa rtje is een elektro nisch precisieco mponent. Buig het niet ee n stel het niet bloot aan schokken. Houd het kaartje uit de buurt van statische elektriciteit. De data worden op het kaartje o pgesla gen in ee n niet-vluchtig halfge leidergeheugen maar kunnen o nbedoeld worde n ge wist.
Stel het kaartje niet bloot aan water en berg het ook niet op in zeer stoffige ruimten.Gebruik het kaartje niet en berg het ook niet op in ruimten met hoge temperaturen
en ho ge vochtigheid.
Gebruik het kaartje niet in de buurt van appara ten die warmte ontwikkelen of in de
buurt van brandbare materialen.
Vingerafdrukken of vuil op de contactvlakjes van het kaa rtje kunnen ve rhinderen
dat het beeldmateriaal op de juiste wijze wordt gelezen of opgeslagen. Reinig de contactvla kjes door ze vo orzichtig met een za chte dro ge do ek schoon te wrijven.
Het kaartje is een verbruiksartikel dat uiteindelijk zijn eigenschappen om beeldmateriaal op te slaan en weer te geven zal verliezen. Als dat punt bereikt wordt, moet u het geheugenkaartje vervangen door een nieuw exemplaar.
Olympus aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor enige schade toegebracht
aan data opgeslagen in andere media of voor verlies van het op het kaartje opgeslagen beeldmateriaal.
13

Weerbestendige eigenschappen

Hoewel deze camera weerbestendig is, mag hij niet onder water worden gebruikt.
Olympus aa nv aa rdt geen enke le aansprakelijkheid voor onjui st e werking van de camera waarvan de oorzaak te herleiden is tot binnengedrongen water of tot onoordeelkundig gebruik.
De camera is weerbestendig en is niet gevoelig voor spatwater uit
1
welke richting dan ook.
Lees dit eerst
Was de camera
nooit af met water.
Water kan bin nendringen in de camera als het deksel van het batterijcompartiment, van het connectorcompartiment of het dopje van de gelijkspanningsconnector DC-IN in de volgende toestand verkeert.
Het deksel niet stevig gesloten is.De rubberpakking gebroken of afgebladderd is.Als stof of zand aan de rubber pakking kleeft.
Sluit het deksel van het
batterijcompartiment stevig.
Is water over de camera gespat, wrijf dat dan zo spoedig mogelijk af
met een droge doek.
Neem, als de rubberpakking versleten of beschadigd s, contact op met
de dichtstbijzijnde Olympus serviceagentschap. (Vervanging van de onderdelen vindt plaats tegen kostprijs.)
De heroplaadbare batterij en andere accessoires van de came ra zijn
niet weerbestendig.
Laat de camera niet
in het water vallen.
Sluit het deksel van het connectorcompartiment stevig.
Fotografeer nooit
onder water.
Druk het dopje stevig op de gelijkspannings­connector DC-IN.
14

De verschillende onderdelen

Dopje van de gelijkspannings­connector DC-IN
Ontspanknop Lenskap
Flitser Microfoon
Indicatie-LED Zelfontspanner/ Afstandbediening
1
Lees dit eerst
PUSH tO EJECt
AF-teken
Zoeker
A V OUt (MONO)
Lens
CLOSE
OPEN
Ontvanger afstandbediening
Deksel kaartcompartiment
Uitgangsconnector
Gelijkspanningsconnector DC-IN
Pendelknop
VIDEO OUT USB-conne ctor
Deksel connector­compartiment
Oranje LED
Met de pendelknop kunt u de macrofunctie, flitserfunctie en andere instellingen kiezen. Tevens kunt u de pijlknoppen ervan als richtingsknoppen gebruiken.
g
“Menubewerkingen” zie
Groene LED
Zoomknop Bevestigingspunt
came rariem Luidspreker
OK/MENU-knop
Weergaveknop
Deksel batterijco mpartiment
Statiefaansluiting
Monitor
15

Indicaties in de monitor

HQ
2272*1704
R
%
2272
1704
$04.01.01 15:30
H
In de stand Fotograferen
1 2 3 4 5
6 7
1
Lees dit eerst
8
9 10 11
2272*1704
HQ
Functie Indicaties Blz.
1 Fotofuncties
2 Indicator batterijlading e, f 62 3 Groene LED 215 4 Flitser paraatindicator # 215 5Macro 6 F li tse rfunctie !, #, $ 74
Zelfontspanner
7
Afstandbediening
8 DRIVE (Sluiterfunctie) , 89 9 Geluidsopname bij stilstaande beelden R 96
10 Beeldkwaliteit SHQ, HQ, SQ1, SQ2 76
11 Resolutie
12 Belichtingscorrectie –2.0 – +2.0 81 13 Spotmeting 5 82 14 Witbalans 5, 3, 1, > 79 15 Auto focusteken [ ] 61 16 Geheugenindicator a b c d 63
Aantal beelden dat nog kan worden
17
opgeslagen Nog beschikbare opnametijd
Printre servering (stilstaande beelde n) Videoweergave (weergeven bewegende beelden)
19 Geluid afspelen H 45 20 Beveiligen 9 116 21 Datum en tijd ’04.01.01 15:30 33
Bestandsnummer (stilstaande beel
22
Beeldnummer (stilstaande beelden / video)
To tale opnametijd (video)
12 13
14
15
16
17
In de stand Weergeven
2
2272
$04.01.01 15:30
P, N, , m, l, K, G,
K, H, I
&, %
Y,
<
2272 × 1704, 2048 × 1536, 1600 × 1200, 1280 × 960, 1024 × 768, 640 × 480
11
11"
< ×10 n
den)
FILE: 100-0030 30 0"/20"
1704
18 19
20
10 11 12 14
21 22
67
84
87 88
76
62,
122 136
12918
50 135 129
16

Voordat u uw camera gaat gebruiken

Voorbereidingen

Bevestigen van de camerariem

Bevestig de camerariem als afgebeeld aan de camera.
Trek de riem zo strak dat die niet los kan raken.
2
Voorbereidingen
LET OP
Zwaai de camera niet rond aan de camerariem en trek ook niet met
overmatige kracht aan de riem, omdat de riem dan kan breken.
Bevestig de camerariem op de hierbo ven beschre ven wijze aa n de camera
zoda t die niet los kan rake n. Olympus stelt zich niet aansprakelijk voor schade die ontstaat als de camera valt omdat de riem is losgeraakt.
17

Opladen van de batterij

Deze camera werkt met een Olympus lithium-ionbatterij (LI-10B). Gebruik vooral geen ander type batterij. Op het moment van aanschaf van de camera is de lithium-ionbatterij niet volledig opgeladen. Voordat u de camera gaat gebruiken moet u de batterij eerst helemaal opladen.
Oplaadtijd Circa 2 (twee) uur
2
Voorbereidingen Voordat u uw camera gaat gebruiken
Sluit apparaatstekker en netstekker van het netsnoer aan in de
afgebeelde volgorde en .
Als u de batterij in het laadapparaat steekt, licht de
Lithium-ionbatte rij (LI-10B)
indicatie-LED van het laadapparaat rood op en begint het opladen. Zodra de indicatie­LED groen gaat branden, is het opladen voltooid
LET OP
Gebruik uitsluitend de
voorgeschreven lichtnetadapter.
U doet er goed aan een
reservebatterij (los verkrijgbaar) mee te nemen als u denkt bij koud weer de camera lang achtereen te gebruiken.
Het laada pparaat is ge schikt voor netspanningen van 100 V tot 250 V
(50/60 Hz wisselspanning). Wilt u het laadapparaat in het buitenland gebruiken, dan heeft u wellicht een verloopstekker nodig omdat de vo rmen van contactpennen en -bussen kunnen verschillen. Voor details raadpleegt u een plaatselijke elektraleverancier of uw reisbureau.
Gaat u naar het buitenland, dan kunt u de in de handel verkrijgbare
spanningsconverters beter niet gebruiken, daar die het laadapparaat kunnen bescha digen.
.
Groen: Opladen
Stopcontact
Steek de batterij in het laadapparaat als aangegeven door de pijl
Laad­indicator
Rood: Bezig met
opladen
volto oid.
18

Batterij in de camera zetten en eruit halen

Deze camera werkt met een Olympus lithium-ionbatterij (LI-10B).
Controleer de volgende punten voordat u de batterij gaat opladen of uit de camera haalt.
Controleer of de lenskap gesloten is.
Controleer of de indicatie-LED's,
rechts naast de zoeker, gedoofd zijn.
Controleer of de monitor
uitgeschakeld is.
Batterij in de camera zetten
Schuif het deksel van het batterijcompartiment in richting en klap het open in richting .
2
3
2
1
1
2
Voorbereidingen Voordat u uw camera gaat gebruiken
Steek de batterij, als afgebeld, onderin de camera.
Steekt u de batterij niet in de juiste
stand in de camera, dan kunt u he t deksel van het batterijcompartiment niet sluiten.
19
Batterij in de camera zetten en eruit halen
Sluit het deksel van het batterijcompartiment als aangegeven door de pijlen en .
2
2
Voorbereidingen
Voordat u uw camera gaat gebruiken
Probeer niet het deksel van het
batterijcompartiment met kracht te sluiten. Heeft u de batterij in de juiste stand in de camera gezet, dan la at he t deksel zich makkelijk sluiten. Lukt dat niet, dan moet u de stand van de batterij controleren.
Het aantal beelden dat u met een volledig opgeladen, nieuwe batterij kunt
opslaan, is hieronder aangegeven.
Aantal beelden dat kan
worden opgeslagen
De meting werd uitgevoerd onder de volgende condities.
• Twee achtereenvolgens gemaakte opnamen → Geen handeling uitgevoerd gedurende 10 (tien) minuten Twee achtereenvolgens gemaakte opnamen Geen handeling uitgevoerd gedurende 10 (tien) minuten (als een zich steeds herhalende cyclus).
• Kamertemperatuur: 25 °C. Beeldkwaliteit: HQ. Monitor: ingescha keld en geflitst met 50 % lichtopbrengst. Digitaal zoomen: uitgeschakeld. Gee n weergave op of verbinding met een computer.
LET OP
Laat u de camera circa 1 (één) dag zonder batterij liggen, dan worden voor
datum en tijd de instellinge n af fabriek hersteld.
In de hie ronder beschreven situa ties trekt de camera ononde rbroken
stroom, waardoor de batterij sneller ontlaadt:
• Als de monitor lang achtereen inge schakeld is.
• Als herhaaldelijk wordt in en uitgezo omd.
• Als de camera herhaa ldelijk wordt scherpgesteld, door de ontspankno p half in te drukke n.
• Als de camera wordt aangesloten op een computer of op een printer.
Minimaal circa 150
1
20
Batterij in de camera zetten en eruit halen
Batterij uit de camera halen
Schuif het deksel van het batterijcompartiment in de richting van pijl en klap het open in richting .
Trek de batterij uit het compartiment.
LET OP
Open niet het deksel van he t
batterijcompartiment met de camera ondersteboven, omdat dan de batterij eruit kan vallen en bescha digd kan rake n.
2
2
1
Voorbereidingen
Voordat u uw camera gaat gebruiken
Sluit het deksel van het batterijcompartiment als aangegeven door de pijlen en .
2
1
Vervolg op de volgende bladzijde
21
Batterij in de camera zetten en eruit halen
Lichtnetadapter (los verkrijgbaar)
Behalve de met de camera meegeleverde lithium-ionbatterij kunt u ook een lichtnetadapter gebruiken. Een lichtnetadapter is vooral praktisch bij het uitvoeren van tijdrovende taken zoals het downloaden van beelden.
Gebruik uitsluitend het aanbevolen type lichtnetadapter (los verkrijgbaar).
2
Voorbereidingen
Stopcontact
Gelijkspanningsplug van de lichtnetadapter
Voordat u uw camera gaat gebruiken
LET OP
Zorg ervoor dat de camera uitgeschakeld is voordat u de lichtnetadapter en
batterijadapter aansluit of afkoppelt. Doet u dat niet, dan kunnen de inwendige instellingen van de camera of de functies verstoord raken.
Sluit u de lichtnetadapter aan terwijl de batterij nog in de camera zit, dan
wordt de camera gevoe d doo r de lichtnetadapter. Overige ns betekent dat niet dat de batterij wordt opgeladen door de lichtnetadapter.
Het laada pparaat is ge schikt voor netspanningen van 100 V tot 240 V
(50/60 Hz wisselspanning). Wilt u de lichtnetadapter in het buitenland gebruiken, dan heeft u misschien een verloopstekker nodig omdat de vormen van contactpennen en –bussen per land kunnen verschillen. Voor details neemt u contact op met de plaatselijke energieleverancier of met uw reisbureau.
Gebruik niet de in de ha ndel verkrijgbare spanningconverters als u naar het
buitenland gaat, omdat die uw lichtnetadapter kunnen beschadigen.
De weerbestendige eigenschappen van de camera gaan verloren als u de
lichtnetadapter gebruikt.
Gelijkspanningsconnector DC-IN
Lichtnetadapter
Netstekker
22

Geheugenkaartje in de camera zetten en eruit halen

A
V
OPEN
CLOSE
Voor het opslaan van beelden maakt deze camera gebruik van een xD-Picture Card. U kunt pas fotograferen, als u een kaartje in de camera heeft gezet.
Controleer of de lenskap gesloten is.
Controleer of de indicatie-LED's,
rechts naast de zoeker, gedoofd zijn.
Controleer of de monitor
uitgeschakeld is.
Kaartje in de camera zetten
Druk stevig op het met pijl aangegeven punt A. Terwijl u drukt, klapt u het deksel open.
2
3
1
A
2
Voorbereidingen Voordat u uw camera gaat gebruiken
conne ctorco mpartiment
Klap het bruine deksel van het kaartcompartiment open. Trek met uw vingertoppen de sluiting van het deksel van het kaartcompartiment naar u toe.
Dekse l kaartcompartiment
Sluiting dekse l kaartcompartiment
Deksel connectorcompartiment
Deksel
Vervolg op de volgende bladzijde
23
Geheugenkaartje in de camera zetten en eruit halen
A
V
OPEN
CLOSE
PUSH
tO
EJECt
A
V
OPEN
CLOSE
OUT
USB
(
MONO
)
A
V
OPEN
CLOSE
Houd het kaartje in de juiste stand voor de veerbelaste kaartsleuf en steek het als afgebeeld in de sleuf.
Als u het kaartje helemaal in de sleuf drukt, klikt het op zijn plaats vast.
2
Voorbereidingen
Kaartje
Druk het kaartje vooral helemaal in
de kaartsleuf.
Om het kaartje uit de camera te halen, drukt u dat iets verder naar
binnen.
Sluit het deksel van het
Voordat u uw camera gaat gebruiken
kaartcompartiment voordat u het deksel van het connectorcompartiment sluit.
Sluit het deksel van het connectorcompartiment door het punt A in de richting van de pijl te drukken.
24
Lukt het niet het deksel van het
connectorcompartiment helemaal te sluiten, controleer dan of het bruine deksel van het kaartcompartiment geslo ten is.
A
Geheugenkaartje in de camera zetten en eruit halen
A
V
OPEN
CLOSE
PUSH
tO
EJECt
OPEN
CLOSE
AV
PUSH
tO
EJECt
Geheugenkaartje uit de camera halen
Open eerst het deksel van het connectorcompartiment en dan het deksel van het kaartcompartiment.
Maak het kaartje vrij door dat nog iets verder naar binnen te drukken en laat vervolgens het kaartje naar buiten veren door het langzaam los te laten.
Het kaartje veert dan gedeeltelijk naar buiten.
LET OP
Drukt u het kaartje naar binnen en laat u het abrupt los, dan is het mogelijk
dat het met kracht uit de kaartsleuf schiet.
Trek het kaartje uit de kaartsleuf.
LET OP
Druk het kaartje niet met een hard of met een puntig voorwerp, zoals een
balpen, naar binnen.
Open nooit het klepje over de kaartcompartiment terwijl de camera nog
ingeschakeld is. Doet u dat toch, dan kan daardo or a lle op het kaartje opgeslagen beeldmateriaal verloren gaan. Beelden die eenmaal verloren zijn gegaan, kunt u niet meer herstellen.
Vervolg op de volgende bladzijde
2
Voorbereidingen
Voordat u uw camera gaat gebruiken
25
Geheugenkaartje in de camera zetten en eruit halen
xD-Picture Card
Voor het opslaan van beelden maakt deze camera gebruik van een xD-Picture Card. Overal waar in deze handleiding sprake is van “kaartje” wordt een xD-Picture Card bedoeld. De beelden die op het kaartje worden opgeslagen, kunnen ook worden gewist of overgebracht naar een computer om daar te worden bewerkt.
2
Deze ruimte kunt u gebruiken voor een beknopte
Voorbereidingen
beschrijving van de inhoud van het kaartje.
Dit zijn de elektrische contacten voor het lezen van
de elektrische signalen van de camera. Raak deze
Voordat u uw camera gaat gebruiken
goudkleurige contacten niet aan.
Geschikte ka artjes xD-Picture Cards – 16 MB tot en met 512 MB
Het aantal beelden dat kan worden opgeslagen is afhankelijk van de
opslagcapaciteit van het kaartje. g“Resolutie en bee ldkwaliteit instellen” (zie blz. 76).
LET OP
Het is mogelijk dat deze camera andere dan Olympus-kaartjes, of een
kaartje dat werd geformatteerd in een ander apparaat (zoals een computer), niet herkent. Voordat u een dergelijk kaartje kunt gebruiken, moet u dat eerst formatteren in deze camera. g“Kaartje fo rmattere n” (zie blz. 54).
26

Camera in en uit schakelen

U kunt de camera inschakelen in de stand "Fotograferen", "Weergeven" of "Computer aansluiten".
Voer zolang de ca mera inges chakeld is gee n van onde rstaande handelingen uit. Doet u dat toch, dan kunnen de op het kaartje opgeslagen beelden verloren gaan. Beelde n die ee nmaal verloren zijn ge gaan, kunt u niet mee r he rste lle n.
• Openen van het deksel van het kaartcompartiment of van het batterijcompartiment.
• Aansluiten of afkoppele n van de lichtnetadapter.
Tijdens fotograferen (camera in de stand Fotograferen)
Zo schakelt u de camera in…
Open de lenskap door hem in de
richting van de pijl te schuiven.
De lens schuift naar voren en in de monitor verschijnt het te fotograferen onderwerp.
Schuift de lens niet naar voren,
controleer dan of de lenskap helemaal open geschoven is.
Wordt de camera 3 (drie) minuten niet
gebruikt, dan wordt de camera, om de batterij te sparen, automatisch in de sluimerstand gezet en werkt dan niet meer. Na nog eens 15 (vijftien) minuten trekt de lens zich automatisch terug. Om de camera weer te activeren, drukt u op de weergaveknop q.
…en zo schakelt u de camera uit.
Lenskap
Monitor
2
Voorbereidingen Voordat u uw camera gaat gebruiken
U schakelt de camera uit door de lenskap licht in de richting van de pijl te drukken. De lens begint zich nu terug te trekken. Als de lens zich helemaal heeft teruggetrokken, sluit u de lenskap.
De monitor schakelt nu uit.
Lenskap
Vervolg op de volgende bladzijde
27
Camera in en uit schakelen
$04.03.17 15:30
LET OP
Druk bij het sluiten van de lenskap de lenskap niet hard tegen de lens, omdat dat de lens kan beschadigen of de juiste werking erva n kan verstore n.
Tijdens weergeven (camera in de stand Weergeven)
Zo schakelt u de camera in…
2
Druk op de weergaveknop q.
Voorbereidingen
In de monitor verschijnt nu de laatst gemaakte opname.
Om de batterij te sparen wordt de
camera, als die circa 3 (drie) minuten
Voordat u uw camera gaat gebruiken
…en zo schakelt u de camera uit.
niet gebruikt wordt, automatisch uitgescha keld.
Drukt u met de lenskap geo pend
(stand Fotograferen) op de weergaveknop q, dan zet u daarmee de camera in de stand Weergeven.
$04.03.17 15:30
Druk opnieuw op de weergaveknop q.
Nu wordt de monitor uitgeschakeld.
Wordt de lenskap geopend, dan wordt de camera weer in de stand
Fotograferen gezet.
Als u de camera op een computer aansluit
Schakel de camera in
g“Aansluiten van de camera op de computer” (zie blz. 162).
Schakel de camera uit
g“Camera loskoppelen van de computer” (zie blz. 170).
28

Camera instellingen

-
+
ESP
OFF OFF OFF

Menubewerkingen

Het beeld dat in de monitor verschijnt als u de camera inschakelt en op de OK/MENU-knop drukt, heet het “Hoofdmenu”. Er zijn drie hoofdmenu’s, een voor de stand Fotograferen, een voor de stand Weergeven van stilstaande beelden en een voor de stand Weergeven van videobeelden. Met de pendelknop selecteert u in het hoofdmenu een functiemenu en drukt dan op de OK/MENU-knop.
MODE MENU
MONITOR OFF
Stand Fotograferen Stand Weergeven
INFO
(stilstaande beelden)
MODE MENU
ERASE
INFO
Stand Weergeven
(videobeelden)
De wijze waarop u de menu’s gebruikt, wordt in het volgende
geïllustreerd aan de hand van de menu’s die verschijnen met de camera in de stand Fotograferen.
0.0
Bedieningsknoppen (pendelknop en OK/MENU­knop).
Functiemenu
Druk op de knop
ESP/ESP/
CAMERA
DRIVEDRIVE
DIGITAL ZOOMDIGITAL ZOOM
Tabblad
PIC CARD
SET
Selecteer een tabblad en een functie met de pendelknop.
Vervolg op de volgende bladzijde
Beeldkwaliteit
Druk op de knop
SHQ
17042272
HQ
17042272
15362048
SQ1
480640
SQ2
GO
SELECT
CANCEL
Bedieningsknoppen (pendelknop en OK/MENU-knop).
GO
SELECT
CANCEL
Druk op de knop
Belichtingscorrectie
MODE MENU
MONITOR OFF
Monitor uit
Druk op de knop
De monitor schakelt uit
MOVIE PLAY
MODE MENU
ERASE
ESPESP
OFFOFF OFFOFF OFFOFF
Functie
2
Voorbereidingen
29
Menubewerkingen
Zie gblz. 216 voo r ee n overzicht van de menu's.Om de menuweerga ve te sluiten, drukt u opnieuw op de OK/MENU-knop.
2
Voorbereidingen
Camera instellingen
30

Taal instellen ( )

ENGLISH
HIGH
ON
NORMAL
ENGLISH
HIGH
NORMAL
ON
De taal waarin in de monitor de menu’s en de foutmeldingen worden weergegeven, kunt u zelf kiezen.
Open het hoofdmenu door de lenskap open te schuiven en op de OK/MENU-knop te drukken.
Selecteer het functiemenu MODE MENU door op de knop
te drukken.
Selecteer het tabblad SETUP (Instellen) door op of te drukken.
Open het functiemenu SETUP door op de knop te drukken.
Selecteer de functie W (Taal) door op of te drukken.
Open het instelmenu voor de taal door op te drukken.
MONITOR OFF
ALL RESETALL RESET
PLAY EDIT
PW ON SETUPPW ON SETUP
CARD
COLORCOLOR
SETUP
ALL RESETALL RESET
PLAY EDIT
PW ON SETUPPW ON SETUP
CARD
COLORCOLOR
SETUP
2
Voorbereidingen Camera instellingen
MODE MENU
ONON ENGLISHENGLISH
NORMALNORMAL HIGHHIGH
ONON ENGLISHENGLISH
NORMALNORMAL HIGHHIGH
Vervolg op de volgende bladzijde
31
Taal instellen (W
Selecteer de gewenste taal door op of te drukken.
2
Voorbereidingen
Druk op de OK/MENU-knop.
Nu wordt de geselecteerde taal ingesteld.
Camera instellingen
Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop te drukken.
)
ENGLISH
FRANCAIS
DEUTSCH ESPAÑOL
SELECT
GO
32

Datum en tijd instellen ( )

ENGLISH
HIGH
ON
NORMAL
0 1010 1
0 4
Voordat u met deze camera gaat fotograferen, stelt u datum en tijd in. Deze functie bewijst vooral nuttige diensten bij het op een computer beheren van beelden of bij het printen ervan.
Open het hoofdmenu door de lenskap te openen of door op de weergaveknop q te drukken. Druk dan op de OK/MENU-knop.
Selecteer het functiemenu MODE MENU door op de knop
te drukken.
Selecteer het tabblad SETUP (Instellen) door op of te drukken.
Open het functiemenu SETUP door op de knop te drukken.
PLAY EDIT CARD
SETUP
MODE MENU
MONITOR OFF
ALL RESETALL RESET
PW ON SETUPPW ON SETUP
COLORCOLOR
ONON ENGLISHENGLISH
NORMALNORMAL HIGHHIGH
2
Voorbereidingen Camera instellingen
Selecteer de functie X (Datum en tijd) door op of te drukken.
Open het instelmenu voor datum/tijd door op te drukken.
CAM PIC CARD
SETUP
Vervolg op de volgende bladzijde
04
VIDEO OUTVIDEO OUT
01
33
2004 .
0101 .
0101
2004 .
0303 .
0101
2004 .
0303 .
1717
Datum en tijd instellen (X
Selecteer een van de volgende datumnotaties: Y-M-D (Jaar/ Maand/Dag), M-D-Y (Maand/Dag/ Jaar) of D-M-Y (Dag/Maand/Jaar).
Selecteer de cijfergroep van het jaartal door op de knop te drukken.
2
Voorbereidingen
Het nu volgende laat zien hoe u datum
en tijd instelt wanneer als datumnotatie Y-M-D wordt gebruikt.
Stel elk van de laatste twee cijfers van het jaartal in door op
te drukken. Selecteer de
cijfergroep voor de maand door
Camera instellingen
op de knop te drukken.
Herhaal bovenstaande stappen tot u alle cijfergroepen van datum en tijd heeft ingesteld.
)
2004
MDY
SELECT
SET
GO
of
2004
SELECT
SET
GO
34
De tijd wordt aangegeven in het 24-uurs
formaat. Daarbij wordt bijvoorbeeld 1:00 p.m. aangegeven met 13:00.
Druk op de OK/MENU-knop.
Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop te drukken.
Wilt u de tijd nauwkeurig inste llen, dan drukt u op de OK/MENU-knop o p he t moment dat de klo k 00 seconden aanwijst. De klok va n de camera be gint te lop en o p het moment dat u de knop indrukt.
Laat u de camera ongeveer een dag
zonder batterij liggen, dan worde n de ingestelde da tum en tijd teruggezet op de instellingen af fabriek.
SELECT
2004
SET
GO

Instellingen opslaan (ALL RESET)

ENGLISH
HIGH
ON
NORMAL
Met deze functie kunt u de door u tijdens het fotograferen of weergeven gemaakte fotografische en andere instellingen opslaan. Dit heet ALL RESET (Alles herstellen).
Als u nu de camera uitschakelt, worden voor alle instellingen de
ON
standaardinstellingen op het moment van aflevering door de fabriek hersteld.
Nu worden alle instellingen opgeslagen die gemaakt werden voordat
OFF
de camera wordt uitgeschakeld.
Op het moment van aanscha f staa t de camera ingesteld op ON (Aan).Zie g blz. 37 voor een overzicht van alle instellingen waaro p de functie
ALL RESET (Alles herstelle n) van toepa ssing is.
Open het hoofdmenu door de lenskap te openen of door op de weergaveknop q te drukken. Druk dan op de OK/MENU-knop.
Selecteer het functiemenu MODE MENU door op de knop
te drukken.
MODE MENU
MONITOR OFF
2
Voorbereidingen Camera instellingen
Selecteer het tabblad SETUP (Instellen) door op of
te
drukken.
Open het functiemenu SETUP door op de knop te drukken.
ALL RESETALL RESET
PLAY EDIT
PW ON SETUPPW ON SETUP
CARD
COLORCOLOR
SETUP
Vervolg op de volgende bladzijde
ONON ENGLISHENGLISH
NORMALNORMAL HIGHHIGH
35
Instellingen opslaan (ALL RESET)
ENGLISH
HIGH
ON
NORMAL
Selecteer de functie ALL RESET (Alles herstellen) door op of
te drukken.
Open het instelmenu voor ALL RESET door op te drukken.
2
Voorbereidingen
Selecteer de optie OFF (Uit) door op of te drukken.
Camera instellingen
ALL RESETALL RESET
PLAY EDIT
PW ON SETUPPW ON SETUP
CARD
COLORCOLOR
SETUP
ONON ENGLISHENGLISH
NORMALNORMAL HIGHHIGH
36
Activeer het opslaan van instellingen door op de OK/ MENU-knop te drukken.
Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop te drukken.
ALL RESETALL RESET
PLAY EDIT
PW ON SETUPPW ON SETUP
CARD
COLORCOLOR
SETUP
OFF
ON
Instellingen opslaan (ALL RESET)
Functies en instellingen voor het opslaan of herstellen van uw
instellingen
Functie
Fotofunctie PROGRAM AUTO 67 Flitserfunctie AUTO 74 Macro-opname (&)OFF84 Belichtingscorrectie (F)±081 Beeldkwa liteit (K)HQ76 Monitor Brandt 53 Lichtmeting (ESP/n) ESP 82 DRIVE (Sluiterfunctie) o 89 DIGITAL ZOOM OFF 72 Geluidsopname stilstaande beelden (R) Supermacro (%)OFF85 WB (Witbalans) AUTO 79
Instellingen die in bovenstaande tabel niet genoemd worden, worden
normaa l altijd opge slagen.
g“Overzicht van de menu’s” (zie blz. 216 – blz. 219) voor alle informatie
over de standaardinstellingen (de instellingen op het tijdstip van afle vering door de fa briek).
Standaardinstellingen af
fabriek
OFF 96
Zie blz.
2
Voorbereidingen
Camera instellingen
Vervolg op de volgende bladzijde
37
Het zojuist gefotografeerde beeld controleren – (REC VIEW)
ENGLISH
HIGH
ON
NORMAL
ON RESET
Met de functie REC VIEW kunt u in de monitor het zojuist door u gefotografeerde beeld controleren. Het beeld wordt tussen twee opnamen gedurende enkele seconden getoond, zodat u elk beeld kunt controleren zoals het werd gefotografeerd. Als u onmiddellijk de volgende opname wilt maken, zonder eerst de voorgaande opname te controleren, zet u de functie REC VIEW (Controlebeeld) op OFF.
2
Voorbereidingen Camera instellingen
Open het hoofdmenu door de lenskap open te schuiven en op de OK/MENU-knop te drukken.
Selecteer het functiemenu MODE MENU door op de knop
te drukken.
MODE MENU
MONITOR OFF
Selecteer het tabblad SETUP (Instellen) door op of te drukken.
Open het functiemenu SETUP door op de knop te drukken.
ALL RESETALL RESET
CAM EDIT
PW ON SETUPPW ON SETUP
CARD
COLORCOLOR
SETUP
ONON ENGLISHENGLISH
NORMALNORMAL HIGHHIGH
Selecteer de functie REC VIEW door op of te drukken.
SHUTTER SOUNDSHUTTER SOUND
Open het instelmenu REC VIEW door op te drukken.
CAM
REC VIEWREC VIEW
PIC
FILE NAMEFILE NAME
CARD
PIXEL MAPPINGPIXEL MAPPING
SETUP
ONON RESETRESET
38
Het zojuist gefotografeerde beeld controleren – (REC VIEW)
Selecteer ON of OFF door op of te drukken en druk op de OK/MENU-knop.
De functie REC VIEW wordt nu in of uitgeschakeld.
SHUTTER SOUNDSHUTTER SOUND
CAM
REC VIEWREC VIEW
PIC
FILE NAMEFILE NAME
CARD
PIXEL MAPPINGPIXEL MAPPING
SETUP
Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop te drukken.
OFF
ON
2
Voorbereidingen
Camera instellingen
39

Pieptoontje instellen

ENGLISH
HIGH
ON
NORMAL
ENGLISH
NORMAL HIGH
ON
Met deze functie kunt u het volume instellen van het pieptoontje dat als waarschuwingssignaal wordt gebruikt en dat klinkt wanneer u op knoppen drukt. Ook kunt u het geluid uitschakelen.
Open het hoofdmenu door de lenskap open te schuiven of door op de weergaveknop q en dan
2
Voorbereidingen Camera instellingen
op de OK/MENU-knop te drukken.
Selecteer het functiemenu MODE MENU door op de knop
te drukken.
Selecteer het tabblad SETUP (Instellen) door op of te drukken.
Open het functiemenu SETUP door op de knop te drukken.
MONITOR OFF
ALL RESETALL RESET
PLAY EDIT
PW ON SETUPPW ON SETUP
CARD
COLORCOLOR
SETUP
()
MODE MENU
ONON ENGLISHENGLISH
NORMALNORMAL HIGHHIGH
40
Selecteer de functie 8 door op
of te drukken.
Open het instelmenu voor het akoestisch signaal door op de knop te drukken.
ALL RESETALL RESET
PLAY EDIT
PW ON SETUPPW ON SETUP
CARD
COLORCOLOR
SETUP
ONON ENGLISHENGLISH
NORMALNORMAL HIGHHIGH
Selecteer OFF (Uit), LOW (Zacht) of HIGH (Hard) door op
of te drukken.
Druk op de OK/MENU-knop.
Het akoestisch signaal wordt nu ingesteld op het geselecteerde volume – hard of zacht.
Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop te drukken.
Pieptoontje instellen (8)
ALL RESETALL RESET
PLAY EDIT
PW ON SETUPPW ON SETUP
CARD
COLORCOLOR
SETUP
OFFOFF LOWLOW HIGHHIGH
2
Voorbereidingen
Camera instellingen
41
Sluitergeluid instellen – (SHUTTER SOUND)
ENGLISH
HIGH
ON
NORMAL
Voor het akoestisch signaal dat moet klinken wanneer de sluiter ontspant, kunt u kiezen uit 3 (drie) verschillende geluiden. Het volume van het geluid is instelbaar op "HIGH" (Hard) of "LOW" (Zacht). Op het moment van aanschaf is geluid nummer "1" ingesteld en het volume op "HIGH". Wilt u het sluitergeluid uitzetten, dan selecteert u "OFF".
2
Voorbereidingen Camera instellingen
Open het hoofdmenu door de lenskap open te schuiven en op de OK/MENU-knop te drukken.
Selecteer het functiemenu MODE MENU door op de knop
te drukken.
MODE MENU
MONITOR OFF
Selecteer het tabblad SETUP (Instellen) door op of te drukken.
Open het functiemenu SETUP door op de knop te drukken.
ALL RESETALL RESET
PLAY EDIT
PW ON SETUPPW ON SETUP
CARD
COLORCOLOR
SETUP
ONON ENGLISHENGLISH
NORMALNORMAL HIGHHIGH
42
Sluitergelui d instellen – (SHUTTER SOUND)
ON RESET
HIGH
HIGH
HIGH
Selecteer de functie SHUTTER SOUND (Sluitergeluid) door op
of te drukken.
Open het instelmenu voor het sluitergeluid door op de knop te drukken.
Selecteer de optie 1, 2, 3 of OFF door op of te drukken.
Hee ft u sluitergeluid 1, 2 of 3 geselecteerd, dan kunt u het volume instellen door op de te drukken.
SHUTTER SOUNDSHUTTER SOUND
CAM
REC VIEWREC VIEW
PIC
FILE NAMEFILE NAME
CARD
PIXEL MAPPINGPIXEL MAPPING
SETUP
SHUTTER SOUND
OFF
1
HIGHHIGH HIGHHIGH
2
HIGHHIGH
3
SELECT
ONON RESETRESET
GO
2
Voorbereidingen
Camera instellingen
Selecteer de optie HIGH (Hard) of LOW (Zacht) door op of
te drukken en druk dan op de
OK/MENU-knop.
Daarmee heeft u het sluitergeluid ingesteld.
Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop te drukken.
SHUTTER SOUND
OFF
1
LOW
2
HIGH
3
SELECT
GO
43

Volume instellen (VOLUME)

ENGLISH
HIGH
ON
NORMAL
ENGLISH
NORMAL HIGH
ON
Tijdens het afspelen van het geluid dat bij een stilstaand beeld is opgenomen, kunt u het volume van het geluid instellen.
Open het hoofdmenu door op de weergaveknop q en dan op de OK/MENU-knop te drukken.
2
Voorbereidingen Camera instellingen
Selecteer het functiemenu MODE MENU door op de knop
te drukken.
INFO
MODE MENU
ERASE
Selecteer het tabblad SETUP (Instellen) door op of te drukken.
Open het functiemenu SETUP door op de knop te drukken.
ALL RESETALL RESET
CAM EDIT
PW ON SETUPPW ON SETUP
CARD
COLORCOLOR
SETUP
VOLUMEVOLUME
ONON ENGLISHENGLISH
NORMALNORMAL HIGHHIGH
Selecteer de functie VOLUME door op of te drukken.
Open het instelmenu voor het volume door op de knop te drukken.
ALL RESETALL RESET
PLAY EDIT
PW ON SETUPPW ON SETUP
CARD
COLORCOLOR
SETUP
VOLUMEVOLUME
ONON ENGLISHENGLISH
NORMALNORMAL HIGHHIGH
44
Selecteer de optie HIGH (Hard), LOW (Zacht) of OFF (Uit) door op of te drukken.
Druk op de OK/MENU-knop.
Daarmee heeft u het volume ingesteld.
Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop te drukken.
Volume instellen (VOLUME)
ALL RESETALL RESET
PLAY EDIT
PW ON SETUPPW ON SETUP
CARD
COLORCOLOR
SETUP
VOLUMEVOLUME
OFFOFF LOWLOW HIGHHIGH
2
Voorbereidingen
Camera instellingen
Tijdens het weergeve n van beelden waarbij geluid is opgenomen, verschijnt
in de monitor het functiepictogram H.
45

Inschakelbeeld/Uitschakelbeeld en geluid instellen (PW ON SETUP)

ENGLISH
HIGH
ON
NORMAL
ENGLISH
ON
HIGH
NORMAL
U kunt de camera zo instellen dat telkens wanneer u de camera in- of uitschakelt een bepaald beeld in de monitor verschijnt en een geluid klinkt. Voor het beeld en het geluid kunt u kiezen uit drie verschillende beelden en geluiden. Wilt u deze functie uitschakelen, dan stelt u de instellingen voor beeld en geluid op OFF (Uit).
Open het hoofdmenu door de lenskap open te schuiven of op
2
Voorbereidingen Camera instellingen
de weergaveknop q te drukken. Druk vervolgens op de OK/MENU-knop.
Selecteer het functiemenu MODE MENU door op de knop
te drukken.
Selecteer het tabblad SETUP (Instellen) door op of te drukken.
MONITOR OFF
MODE MENU
46
Open het functiemenu SETUP door op de knop te drukken.
Selecteer de functie PW ON SETUP (Instellen inschakelbeeld) door op of
te drukken.
Open het instelmenu PW ON door op de knop te drukken.
ALL RESETALL RESET
PLAY EDIT
PW ON SETUPPW ON SETUP
CARD
COLORCOLOR
SETUP
ALL RESETALL RESET
PLAY EDIT
PW ON SETUPPW ON SETUP
CARD
COLORCOLOR
SETUP
ONON ENGLISHENGLISH
NORMALNORMAL HIGHHIGH
ONON ENGLISHENGLISH
NORMALNORMAL HIGHHIGH
Inschakelbeeld/Uitschakelbeeld en geluid instellen (PW ON SETUP)
Selecteer de functie SCREEN door op of te drukken en druk dan op de knop .
Selecteer de optie OFF, 1, 2 of 3 door op of te drukken en druk dan op de OK/MENU-knop.
Selecteer de functie SOUND door op of te drukken en druk dan op de knop .
Selecteer de optie OFF, LOW of HIGH door op of te drukken.
Is bij het instellen van de functie
SCREEN ingesteld op OFF, dan kunt u voor SOUND niet de optie OFF selecteren.
Druk op de OK/MENU-knop.
Daarmee heeft u het schermbeeld en het vo lume van het geluid ingesteld.
PW ON SETUP
SCREEN OFF
SOUND
GO
SELECT
PW ON SETUP
SCREEN
SOUND
SELECT
OFF LOW
HIGH
GO
1
2 3
2
Voorbereidingen
Camera instellingen
Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop te drukken.
47

Achtergrondkleur instellen (COLOR)

ENGLISH
HIGH
ON
NORMAL
ENGLISH
HIGH
ON
NORMAL
Voor de achtergrondkleur van de monitor kunt u kiezen uit NORMAL (Normaal), PINK (Roze), GREEN (Groen) of BLUE (Blauw).
Open het hoofdmenu door de lenskap open te schuiven of op de weergaveknop q te drukken. Druk vervolgens op de
2
Voorbereidingen Camera instellingen
OK/MENU-knop.
Selecteer het functiemenu MODE MENU door op de knop
te drukken.
Selecteer het tabblad SETUP (Instellen) door op of te drukken.
Open het functiemenu SETUP door op de knop te drukken.
ALL RESETALL RESET
PLAY EDIT
PW ON SETUPPW ON SETUP
CARD
COLORCOLOR
SETUP
MODE MENU
MONITOR OFF
ONON ENGLISHENGLISH
NORMALNORMAL HIGHHIGH
48
Selecteer de functie COLOR (Kleur) door op of te drukken.
Open het instelmenu voor de achtergrondkleur door op de knop te drukken.
ALL RESETALL RESET
PLAY EDIT
PW ON SETUPPW ON SETUP
CARD
COLORCOLOR
SETUP
ONON ENGLISHENGLISH
NORMALNORMAL HIGHHIGH
Achtergrondkleur instellen (COLOR)
Selecteer als kleur NORMAL, PINK, GREEN of BLUE.
Druk op de OK/MENU-knop.
Daarmee heeft u de achtergrondkleur van de monitor ingesteld.
Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop te drukken.
EXIT
COLOR
NORMAL
PINK
GREEN
BLUE
SELECT
GO
2
Voorbereidingen
Camera instellingen
49

Bestandsnamen instellen (FILE NAME)

Normaal staat de functie voor de bestandsnamen ingesteld op RESET. Wilt u voor bestandsnamen serienummers instellen, dan voert u de in deze paragraaf beschreven stappen uit.
Voor elk beeld dat op het kaartje wordt opgeslagen, wordt door de camera automatisch een bestandsnaam en een mapnaam aangemaakt. Bestandsnamen en mapnamen worden toegekend volgens onderstaand schema. Daarbij lopen de bestandsnummers van 0001-9999 en mapnummers van 100-999.
2
Voorbereidingen Camera instellingen
\DCIM\***OLYMP\Pmdd****.JPG
BestandsnaamMapnaam
Mapnummer
(100-999)
Maand (1-C)
Bestandsnummer
Dag (01-31)
(0001-9999)
De maanden januari tot en met september worden genummerd
van 1 tot en met 9. Oktober krijgt de letter A, november de letter B en december de letter C.
Om te specificeren hoe bestandsnummers en mapnummers worden toegekend kan deze functie worden ingesteld op RESET of op AUTO. Voor het overbrengen van beelden naar een computer selecteert u functie die voor u het handigst is.
Telkens wanneer u een kaartje in de camera steekt, wordt
RESET
AUTO
het bestandsnummer teruggezet op “0001” en het mapnumme r op “100”. Deze functie is vooral handig
voor het beheren van beelden die op verschillende kaartjes zijn opgeslagen.
Bij het toe kennen van bestandsnummers en mapnummers worden bestanden en mappen uitgaande van het voorgaande kaartje doorlopend genummerd. Dit voorkomt dubbele nummers als met meerdere kaartjes wordt gewerkt. Deze functie is vooral handig bij het
beheren van beelden met volgnummers.
50
Bestandsnamen instellen (FILE NAME)
ENGLISH
HIGH
ON
NORMAL
ON RESET
Open het hoofdmenu door de lenskap open te schuiven en vervolgens op de OK/MENU­knop te drukken.
Selecteer het functiemenu MODE MENU door op de knop
te drukken.
Selecteer het tabblad SETUP (Instellen) door op of te drukken.
MODE MENU
MONITOR OFF
2
Voorbereidingen
Open het functiemenu SETUP door op de knop te drukken.
Selecteer de functie FILE NAME (Bestandsnaam) door op of
te drukken.
Open het instelmenu voor de bestandsnaam door op de knop
te drukken.
ALL RESETALL RESET
PLAY EDIT
PW ON SETUPPW ON SETUP
CARD
COLORCOLOR
SETUP
SHUTTER SOUNDSHUTTER SOUND
CAM
REC VIEWREC VIEW
PIC
FILE NAMEFILE NAME
CARD
PIXEL MAPPINGPIXEL MAPPING
SETUP
Vervolg op de volgende bladzijde
ONON ENGLISHENGLISH
NORMALNORMAL HIGHHIGH
ONON RESETRESET
Camera instellingen
51
Bestandsnamen instellen (FILE NAME)
Selecteer AUTO door op of
te drukken.
2
Voorbereidingen
Druk op de OK/MENU-knop.
Daarmee heeft u het
Camera instellingen
bestandsnaamgeheugen ingesteld op AUTO.
Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop te drukken.
SHUTTER SOUNDSHUTTER SOUND
CAM
REC VIEWREC VIEW
PIC
FILE NAMEFILE NAME
CARD
PIXEL MAPPINGPIXEL MAPPING
SETUP
RESETRESET
AUTOAUTO
52

Uitschakelen van de monitor (MONITOR OFF)

U kunt de camera zo instellen dat de monitor niet wordt ingeschakeld als u de lenskap open schuift.
Fotografeert u bij nacht, dan doet u er goed aan de monitor uit te schakelen om de batteri j t e spa re n.
Open het hoofdmenu door de lenskap open te schuiven en vervolgens op de OK/MENU­knop te drukken.
MODE MENU
MONITOR OFF
Schakel de monitor uit door op de knop te drukken.
Om de monitor weer in te schakelen, drukt u op de OK/MENU-knop, zodat weer het hoofdmenu verschijnt. Vervolgens drukt u op de knop . Daarmee activeert u de functie MONITOR ON en wordt de monitor ingeschakeld.
2
Voorbereidingen Camera instellingen
De standaardinstelling af fabriek is dat bij het inschakelen van de camera
door de lenskap open schuiven, de monitor automatisch wordt ingeschakeld.
53

Kaartje formatteren

Door te formatteren bereidt u het kaartje voor op het ontvangen van beeldmateriaal van de camera. Het is mogelijk dat deze camera geen kaartjes herkent die werden geformatteerd met een computer of met een andere camera. Onthoud vooral dat u de kaartjes in deze camera moet formatteren.
LET OP
2
Voorbereidingen Camera instellingen
Tijdens het formatteren van kaartjes wordt alle daarop opgeslagen
beeldmateriaal gewist.
Ook beve iligde be elde n worden gewist.
(
FORMAT
Open het hoofdmenu door de lenskap open te schuiven of op weergaveknop q te drukken. Druk vervolgens op de OK/ MENU-knop.
Selecteer het functiemenu MODE MENU door op de knop
te drukken.
MONITOR OFF
)
MODE MENU
54
Selecteer het tabblad CARD (Kaartje) door op of te drukken.
Open het functiemenu CARD door op de knop te drukken.
CARD SETUPCARD SETUP
CAM PIC
CARD SET
Kaartje formatteren (I FORMAT)
Druk op de knop .
Met de camera in de stand
Foto graferen, verschijnt het instelmenu I FORMAT.
Met de camera in de stand
Weergeven, verschijnt het instelmenu voor het kaartje. Selecteer FORMAT door op de knop
te drukken en druk dan op de OK/MENU-knop. Nu wordt het instelmenu geopend.
Selecteer YES door op de knop
te drukken.
FORMAT
YES
NO
SELECT
GO
Het instelmenu I FORMAT
FORMAT
CAUTION ERASING ALL
YES
NO
SELECT
GO
2
Voorbereidingen
Camera instellingen
Druk op de OK/MENU-knop.
Tijdens het formatteren geeft de voortgangsbalk BUSY (Bezig) aan hoe ver de be werking gevorderd is.
LET OP
Open tijdens het formatteren van het
kaartje nooit het deksel van het kaartcompartiment of van het batterijcompartiment, sluit oo k niet de lichtnetadapter aan en koppel die ook niet af, omdat dergelijk e han delinge n het kaartje onbruikbaar kunnen maken.
BUSY
55

Helderheid van de monitor instellen

ENGLISH
HIGH
ON
NORMAL
ON RESET
()
Met deze functie kunt u de helderheid van het monitorbeeld instellen.
Open het hoofdmenu door de lenskap open te schuiven of op weergaveknop q te drukken. Druk vervolgens op de OK/ MENU-knop.
2
Voorbereidingen Camera instellingen
56
Selecteer het functiemenu MODE MENU door op de knop
te drukken.
Selecteer het tabblad SETUP (Instellen) door op of te drukken.
Open het functiemenu SETUP door op de knop te drukken.
Selecteer de functie s door op
of te drukken.
Open het instelmenu voor de helderheid door op de knop te drukken.
MONITOR OFF
ALL RESETALL RESET
PLAY EDIT
PW ON SETUPPW ON SETUP
CARD
COLORCOLOR
SETUP
SHUTTER SOUNDSHUTTER SOUND
CAM
REC VIEWREC VIEW
PIC
FILE NAMEFILE NAME
CARD
PIXEL MAPPINGPIXEL MAPPING
SETUP
MODE MENU
ONON ENGLISHENGLISH
NORMALNORMAL HIGHHIGH
ONON RESETRESET
Helderheid van de monitor instellen (s)
Stel de helderheid in door, terwijl u naar het beeld in de monitor kijkt, op of te drukken.
Op de knop drukken, maakt het
monitorbeeld helderder en op drukken, donkerder.
Druk op de OK/MENU-knop.
Daarmee heeft u de helderheid ingesteld.
Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop te drukken.
ADJUST
OK
2
Voorbereidingen
Camera instellingen
57

CCD en beeldbewerkingfuncties instellen (PIXEL MAPPING)

ENGLISH
HIGH
ON
NORMAL
Met de functie Pixel Mapping kunt u de CCD en de beeldbewerkingfuncties controleren en bijstellen. Deze handelingen dient u eenmaal per jaar uit te voeren. Om er voor te zorgen dat de CCD controlefunctie (Pixel Mapping) goed functioneert, wacht u ongeveer één minuut nadat u een opname gemaakt heeft of na het weergeven van een beeld.
2
Voorbereidingen Camera instellingen
Omdat deze camera vóór aflevering door de fabriek werd afgeregeld, hoeft
u dat na aanschaf ervan niet onmiddellijk te doen.
Open het hoofdmenu door de lenskap open te schuiven en dan op de OK/MENU-knop te drukken.
Selecteer het functiemenu MODE MENU door op de knop
te drukken.
MODE MENU
MONITOR OFF
Selecteer het tabblad SETUP (Instellen) door op of te drukken.
Open het functiemenu SETUP door op de knop te drukken.
ALL RESETALL RESET
PLAY EDIT
PW ON SETUPPW ON SETUP
CARD
COLORCOLOR
SETUP
ONON ENGLISHENGLISH
NORMALNORMAL HIGHHIGH
58
CCD en beeldbewerkingfuncties instellen (PIXEL MAPPING)
ON RESET
Selecteer de functie PIXEL MAPPING door op of te drukken.
Open het instelmenu voor de CCD controlefunctie door op de knop te drukken.
SHUTTER SOUNDSHUTTER SOUND
CAM
REC VIEWREC VIEW
PIC
FILE NAMEFILE NAME
CARD
PIXEL MAPPINGPIXEL MAPPING
SETUP
Druk op de OK/MENU-knop.
Tijdens het controleren van de CCD-functies en het afregelen van de beeldbewerkingfuncties geeft de voortgangsbalk BUSY (Bezig) aan hoe ver de be werking gevorderd is.
ONON RESETRESET
2
Voorbereidingen
Camera instellingen
Sluit het menu door opnieuw op
BUSY
de OK/MENU-knop te drukken.
LET OP
Schake lt u de camera, tijdens het uitvoeren van de CCD-controlefunctie, per ongeluk uit dan begint u opnieuw met stap 1.
59

Fotograferen

Stilstaande beelden fotograferen

Op de juiste wijze vasthouden van de camera

Houd de camera bij het fotograferen met beide handen stevig vast en druk daarbij, om be wegen v an de camera te voorkomen, beide ellebogen tegen uw lichaam. Door uw armen te strekken of uw ellebogen niet tegen uw lichaam te drukken, kan de ca mer a gemakkel ijker bewegen.
Horizontale stand
3
Stilstaande beelden fotograferen
Verticale stand
60
Fout
Houd vooral niet uw vingers en de camerariem voor de lens en de flitser.

Stilstaande beelden fotograferen

2272*1704
HQ
Deze paragraaf beschrijft hoe u met de monitor fotografeert. De werking van de ontspanknop is dezelfde als wanneer u met zoeker fotografeert.
Zoeker
Oranje LED Groene LED
paraatindicator
Flitser
2272*1704
HQ
AF-teken
g“Groe ne en o ranje LED en de flitser paraatindicator” (zie blz. 215).
Monitor
Schuif de lenskap open.
Als u de camera inschakelt, schuift de lens naar voren, wordt de monitor ingeschakeld en wordt de camera in de stand Fotografere n gezet.
Als de lens niet naar voren schuift, heeft u waarschijnlijk de lenskap niet
helemaal open geschoven.
Met de camera in de stand Fotograferen kunt u diverse instellingen wijzigen.
g Zie blz. 67 – 97.
Lenskap
Monitor
3
Stilstaande beelden fotograferen
Fotograferen
Vervolg op de volgende bladzijde
61
Stilstaande beelden fotograferen
2272*1704
2272*1704
Controleer of in de zoeker de indicator voor de batterijlading e groen brandt.
De indicator voor de batterijlading brandt na het inschakelen van de camera niet la nger dan 10 (tien) seconden.
Monitor
Indicator batterijlading
3
Stilstaande beelden fotograferen
Batterijcontrole
De indicatie van de batterijlading in de monitor verandert als volgt.
Fotograferen
2272*1704
e Brandt groen
f Brandt rood
De monitor dooft
Groene LED en
oranje LED knipperen
U kunt fotograferen.
De batterij raakt uitgeput. Vervang de batterij door een opgeladen exemplaar of laad de batterij op.
De batterij is uitgeput. Vervang de batterij door een opgeladen exemplaar of laad de batterij op.
Richt het AF-teken op uw onderwerp.
In de monitor wordt het aantal beschikbare opnamen aangegeven.
Als het monitorbeeld lastig te zien is:
Bij helder licht, zoals re cht invall end zonlicht, kunnen verticale lijnen i n de monitor verschijnen. Is dat he t geva l, dan gebruikt u de zoeker.
Richt u de camera op een helder object, dan kunnen vegen (bundels licht) in
de zoeker verschijnen. Op de opgeslagen beelden heeft dat geen nadelig effect.
AF-teken
2272*1704
Aantal beschikbare opnamen
62
Stilstaande beelden fotograferen
2272*1704
Druk de ontspanknop half in en houd de knop half ingedrukt.
Oranje LED
De gemeten scherpstelling en belichting worden vastgehouden en de groene LED brandt constant.
Groene LED
Is de flitser nodi g om de o pname te maken, da n gaat de oranj e LED bra nden .
Knippert de groene LED (bij afstanden
tot het onderwerp van minder dan 50 cm), dan betekent dat dat de ingestelde scherpstelling nog niet wordt vastgehouden. Druk de ontspanknop opnieuw rustig in.
Maak uw opname door de ontspanknop helemaal in te drukken.
Het beeld wordt opgeslagen op het kaartje.
Tijdens he t opslaan va n het be eld op
het kaartje knippert de ora nje LED.
Wilt u het zojuist gefotografe erde
beeld meteen bekijke n, dan drukt u op de weerga veknop q (gblz. 98).
Geheugenindicator
Als u e en opname maakt, licht de gehe ugenindicator o p. Tijdens het opslaan van het beeld op het kaartje brandt de geheugenindicator. Als alle segmenten oplichten (zoals hiernaast, rechts, afgebeeld) kunt u niet meer fotograferen. In dat geval moet u wachten tot de geheugenindicator dooft voorda t u de volgende opname kunt maken.
2272*1704
Geheugenindicator
3
Stilstaande beelden fotograferen
Fotograferen
Als u de lenskap sluit, wordt de camera uitgeschakeld.
Vervolg op de volgende bladzijde
63
Stilstaande beelden fotograferen
Wanneer gebruikt u de monitor en wanneer de zoeker?
Kennis van de karakteristieke eigenschappen van monitor en zoeker kan u behulpzaam zijn bij de keuze welke van de twee u in bepaalde situaties moet gebruiken.
Zoeker Mo nitor
De kans op onbedoeld bewegen van de camera is klein en het onderwerp is ook op helder verlichte plaatsen duidelijk zichtbaar. Het energieverbruik is gering.
Bij kleine onderwerpafstanden wijkt het beeld in de zoeker enigszins af van het daadwerkelijk gefotografeerde beeld.
De zoeker gebruikt u voor de gebruikelijke snapshots – landschappen, toevallige opnamen, enzovoort).
3
Stilstaande beelden fotograferen
Voordelen
Nadelen
Beste
toepassing
Voorzorgsmaatregelen bij het fotograferen met de zoeker
Zelfs wanneer u in de zoeker het onderwerp schijnbaar goed in het beeldmidden ziet, kan de uiteindelijke opname verschillen van hetgeen u bedoelde. Dit verschijnsel is bekend als "parallax". Parallax wordt veroorzaakt door het verschil in de plaats van het onderwerp zoals u dat in de zoeker ziet en de plaats van het onderwerp zoals dat wordt vastgelegd door de lens. In het onderstaande is de werking van parallax grafisch voorgesteld.
Het daadwerkelijk gefotografeerde beeldveld is veel nauwkeuriger te controleren.
De kans op onbedoeld bewegen van de camera is groter en op donkere / helder verlichte plaatsen is het onderwerp moeilijker te zien. De monitor verbruikt meer energie dan de zoeker.
De monitor gebruikt u voor macro­opnamen of close-ups van personen of van bloemen.
Fotograferen
64
Onderwerp zoals u dat in de zoeker ziet.
Onderwerp zoals dat door de lens wordt vastgelegd.
Hoe kleiner de afstand tot het onderwerp, hoe sterker het verschijnsel
parallax.Bij macro-opnamen kunt u dan ook beter de monitor gebruiken.
Het door de camera gefotografeerde beeldveld is groter dan wat u in de
zoeker ziet.
Tijdens fotograferen kunt u de monitor uitschakelen.
g “Uitschakelen van de monitor (MONITOR OFF)” (blz. 53).
Stilstaande beelden fotograferen
20
2272*1704
20
2272*1704
Scherpstellen op een onderwerp dat niet in het beeldmidden staat (Focusgeheugen)
Staat het onderwerp waarop u wilt scherpstellen niet exact in het midden van het monitorbeeld, en kunt u er ook het AF-teken niet op zetten, dan kunt u de camera scherpstellen op een ander onderwerp op ongeveer dezelfde afstand (focusgeheugen) en de opname maken zoals dat hieronder is beschreven. Dit heet “focusgeheugen”.
Richt met de camera in de stand Fotograferen, het AF-teken op het onderwerp waarop u wilt scherpstellen.
Autofocusteken
3
Stilstaande beelden fotograferen
2272*1704
Wilt u een onderwerp fotograferen waarop de camera zich moeilijk kan
scherpstellen, dan richt u de camera op een object op ongeveer dezelfde afstand als het gewenste onderwerp.
Druk de ontspanknop half in.
Brandt de groene LED constant, dan
betekent dat dat de gemeten scherpstelling, belichting en witbalans worden vastgehouden.
Knippert de groene LED, dan be teke nt
dat dat de afstand tot uw onderwerp te klein is. Maak de opname op minstens 50 cm afstand van het onderwerp. Is de afstand tussen camera en onderwerp kleiner dan 50 cm, dan stelt u de camera in op macro-opname. g“Close- ups fotograferen” (zie blz. 84).
Knippert de groene LED, dan wordt de scherpstelling nie t vastgehouden.
Laat de ontspanknop los, kader opnieuw af op uw onderwerp en druk de ontspanknop opnieuw half in.
Kader uw opname opnieuw af terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
2272*1704
Vervolg op de volgende bladzijde
20
Fotograferen
20
65
Stilstaande beelden fotograferen
Maak de opname door de ontspanknop helemaal in te drukken.
Onderwerpen waarop de camera zich
3
moeilijk kan scherpstellen
Stilstaande beelden fotograferen
Het doel van de automatische scherpstelfunctie van de camera is auto matisch scherp te stellen op het onderwerp. Maar onder bepaalde omstandigheden is het mogelijk dat het autofocus niet effectief werkt. Als dat gebeurt, stelt u scherp op een contrastrijk object op dezelfde afstand als het gewenste onderwerp (autofocusgeheugen), kadert uw onderwerp opnieuw af en maakt vervolgens uw opname.
Voor details van de werkwijze met het focusgeheugen, raadpleegt u g blz. 65.
Onderwerp met weinig
Fotograferen
Onderwerpen op
verschillende afstanden
Heeft het onderwerp dat u wilt fotograferen geen verticale lijnen, dan draait
66
contrast
u de camera verticaal en stelt met het autofocusgeheugen scherp op het onderwerp door de ontspanknop half in te drukken. Vervolgens draait u de camera – met de ontspanknop nog steeds half ingedrukt – weer horizontaal en maakt uw opname.
Onderwerp met een
bijzonder helder vlak in
het midden van het beeld
Snel bewegende
onderwerpen
Onderwerp zonder
verticale lijnen
(Zie onderstaande “Tips”)

Situatie en doelgerichte instellingen

Instellen van een andere fotofunctie

Bij deze camera kunt u kiezen uit 10 (tien) fotofuncties. Om het door u gewenste effect te verkrijgen, selecteert u eenvoudig de functie die voor uw doel of voor de heersende lichtomstandigheden het meest geschikt is. g“De diverse fotofuncties” (zie blz. 68).
Tot u zich helemaal vertrouwd heeft gemaakt met de camera doet u er goed
aan te fotograferen met de functie PROGRAM AUTO (Programmagestuurd automatisch).
Druk met de camera in de stand Fotograferen op de knop .
In de monitor verschijnt de virtuele instelknop voor het instellen van de fotofunctie.
Selecteer de gewenste fotofunctie door op of te drukken en druk dan op de OK/ MENU-knop.
De fotofunctie wordt gewijzigd en de
virtuele knop verdwijnt na circa 3 (drie) seconden automatisch, ook wanneer u niet op de OK/MENU-knop drukt.
PROGRAM
AUTO
SELECT
Virtuele instelknop
SELECT
GO
PORTRAIT
GO
3
Stilstaande beelden fotograferen
Vervolg op de volgende bladzijde
67
Instellen van een andere fotofunctie
2272*1704
2272*1704
2272*1704
2272*1704
De diverse fotofuncties
Programmagestuurd Auto – P
Het enige wat u hoeft te doen is de ontspanknop indrukken. De camera kiest automatisch de optimale instellingen.
Portret I
Deze functie is geschikt voor het maken van beeldvullende portretopnamen van personen en is ideaal voor het accuraat vastleggen van huidtinten.
3
Stilstaande beelden fotograferen
Landschap + Portret K
Deze functie gebruikt u om zowel uw onderwerp als het omringende landschap vast te leggen.
Landschap L
Met deze functie maakt u heldere en scherpe opnamen van weidse landschappen. Deze functie zorgt voor een zeer grote scherptediepte waarin het hele beeldveld scherp wordt weergegeven.
Nachtscène m
Deze functie is bedoeld voor het fotograferen van nachtelijke stadsgezichten, bijvoorbeeld van verlichte gebouwen.
Situatie en doelgerichte instellingen
2272*1704
2272*1704
2272*1704
68
2272*1704
De langste sluitertijd ligt niet vast op 1/30 s, ook niet wanneer de f litser wordt ingeschakeld en kan, afhankelijk van onderwerp en lichtomstandigheden, worden verlengd tot 4 (vier) seconden. Om bij lange sluitertijden wazige opnamen als gevolg van bewegen van de camera (bewegingsonscherpte) te voorkomen, doet u er goed aan een statief te gebruiken.
Instellen van een andere fotofunctie
SQ2
12 80
96 0
2272*1704
2272*1704
Binnenshuis H
Bij het fotograferen van onderwerpen binnenshuis wordt een groter flitsbereik ingesteld. Groothoek: Circa 5,1 m Tele: Circa 2,8 m
De beeldkwaliteit wordt daarentegen beperkt tot 1280 × 960 pixels.
Strand en sneeuw F
Aan het strand of in de sneeuw zorgt deze functie voor fraaie beelden. Met deze functie maakt u fraaie opnamen van landschappen met wit zand of sneeuw.
Culinair G
Met deze functie maakt u fraaie opnamen van gerechten, enzovoort. Voor een scherpe, levendige weergave van het onderwerp worden voor kleurdiepte, scherpte en contrastinstellingen hoge waarden ingesteld.
SQ2
1280
2272*1704
2272*1704
960
3
Stilstaande beelden fotograferen
Zelfportret o
Met deze functie fotografeert u zichzelf terwijl u zelf de camera hanteert.
De optische en de digitale zoo mfunctie
worden vast ingesteld op W (groothoek) en kunt u met de camera ingesteld op Zelfportret niet gebruiken.
Bij deze functie is ook de functie spotmeting nie t beschikbaar.
Video-opnamen N
Met deze functie kunt u bewegende beelden fotograferen. opnamen maken” (zie blz. 121).
Situatie en doelgerichte instellingen
g“Video-
69

Zoomen

2272*1704
2272*1704
Met deze camera kunt u uw onderwerpen 3× vergroot fotograferen. Door op uw onderwerp in of uit te zoomen, kunt u sfeer en compositie van het beeld wijzigen.
Optisch zo omen
Optisch zoomen + digitaal zoomen 12×
Om te zoomen drukt u met de camera in de stand Fotograferen op de zoomknop.
3
Stilstaande beelden fotograferen
Situatie en doelgerichte instellingen
Om op een ver verwijderd object in te zoomen (dichterbij te halen), houdt u de T-kant van de zoomknop ingedrukt (Tele).
Om uit te zoomen en zo een weidser bee ld te verkrijgen, houdt u de W­kant van de zoomknop ingedrukt (Groothoek).
2272*1704
Groothoek (W)
Zoomknop
2272*1704
Te le ( T)
De indicator beweegt in de zoombalk omhoog of omlaag.
70
Scherpstelafstand en beeldvlak
Beeldvlak (b × h)
Zoomstand Scherpstelafstand
Macro-opname (W) 20 cm – ) (oneindig) Macro-opname (T) 20 cm – ) 70 mm × 53 mm (20 cm) Norma le opnamen (W) 50 cm – ) Norma le opnamen (T) 50 cm – )
(kleinste
onderwerpafstand)
207 mm × 154 mm (20 cm)
502 mm × 373 mm (50 cm) 170 mm × 127 mm (50 cm)
Zoomen
3
3
2272*1704
2272*1704
Schakel digitaal zoomen in door opnieuw op de T-kant van de zoomknoop te drukken.
g“Digitaal zoomen activeren” (zie blz. 72).
Met de functie digitaal zo omen ingescha keld kunt u het beeld het beste
afkaderen in de monitor.
3
Stilstaande beelden fotograferen
2272*1704
Wit vlak Optisch zoombereik Rood vlak Digitaal zoombereik
LET OP
Beelden die u fotografeert met digitaal zoomen, kunnen er wat korrelig
uitzien.
Bij sterkere ve rgrotingen worden de gevo lgen van bewegen van de camera
duidelijker merkbaar. Plaats de camera op e en statief of iets dergelijks, om bewegen ervan tegen te gaan.
Uitschakelen van de monitor schakelt ook de digitale zoomfunctie uit. Heeft
u de functie DIGITAL ZOOM inge schakeld (ON), dan wordt als u de monitor inschakelt automatisch de digitale zoomfunctie geactiveerd.
33
2272*1704
Vervolg op de volgende bladzijde
3
Situatie en doelgerichte instellingen
71
Zoomen
ESP
OFF OFF OFF
Digitaal zoomen activeren
Deze camera beschikt over twee zoomfuncties, een normale zoomfunctie (optisch zoomen) en een digitale zoomfunctie. Om optisch te zoomen, hoeft u alleen maar op de zoomknop te drukken maar wilt u digitaal zoomen, dan moet u eerst de functie DIGITAL ZOOM (Digitaal zoomen) op ON (Aan) zetten.
3
Stilstaande beelden fotograferen
Situatie en doelgerichte instellingen
Het optische zoomsysteem vergroot het onderwerp doo r ee n langere
brandpuntsafstand in te stellen. Digitaal zoomen, daarentegen, vergroot het beeld door het door de camera geregistreerde beeld digitaal te bewerken. Van het beeldveld in het midden van het beeld wordt een uitsnede gemaakt die in de monitor vergroot wordt afgebeeld. Een en ander kan wel tot gevolg hebben dat digitaal gezoomde beelden er enigszins korrelig uitzien.
Open het hoofdmenu door met de camera in de stand Fotograferen op de OK/MENU-knop te drukken.
Kies het functiemenu MODE MENU door op te drukken.
MODE MENU
MONITOR OFF
Selecteer het tabblad CAMERA door op of te drukken.
Open het functiemenu CAMERA door op te drukken.
ESP/ESP/
CAMERA
DIGITAL ZOOMDIGITAL ZOOM
PIC CARD
SET
ESPESP
DRIVEDRIVE
OFFOFF OFFOFF OFFOFF
72
Selecteer de functie DIGITAL
ESP
OFF OFF OFF
ZOOM door op of te drukken.
Open het instelmenu voor digitaal zoomen door op te drukken.
ESP/ESP/
CAMERA
DRIVEDRIVE
DIGITAL ZOOMDIGITAL ZOOM
PIC CARD
SET
Zoomen
ESPESP
OFFOFF OFFOFF OFFOFF
Selecteer de optie ON (Aan) door op of te drukken en druk dan op de OK/MENU-knop.
Daarmee heeft u de functie Digitaal zoomen ingeschakeld.
ESP/ESP/
CAMERA
DRIVEDRIVE
DIGITAL ZOOMDIGITAL ZOOM
PIC CARD
SET
OFFOFF
ONON
Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop te drukken.
Selecteert u de optie OFF (Uit), dan is digitaal zoomen niet mogelijk.
Voor details van de wijze waarop u de functie Digitaal zoomen gebruikt, raadpleegt u g blz. 70.
LET OP
Met de camera in de stand Zelfportret kunt u niet digitaal zoomen.
3
Stilstaande beelden fotograferen
Situatie en doelgerichte instellingen
73

Gebruik van de flitser ( )

Hoewel de camera bij aflevering door de fabriek is ingesteld op Autoflitsen kunt u, afhankelijk van de lichtomstandigheden, kiezen uit 4 (vier) flitserfuncties.
Autoflitsen (Standaardinstelling af fabriek)
Bij weinig licht of tegenlicht ontsteekt de flitser automatisch.
!Flitsen met onderdrukken van rode ogen
Het door de flitser geleverde licht is er de oorzaak van dat in flitsopnamen de ogen van uw onderwerp er soms rood uitzien. De
3
functie flitsen met onderdrukken van rode ogen zorgt er voor dat dit
Stilstaande beelden fotograferen
verschijnsel in belangrijke mate wordt onderdrukt, door een aantal inleidende flitsen af te geven voordat de hoofdflits ontsteekt. De inleidende flitsen geven de ogen de gelegenheid zich in te stellen op het heldere flitslicht en minimaliseren zo het verschijnsel rode ogen.
LET OP
Na de inleidende flitsen duurt het ongeveer 1 (één) seconde voordat de
eigenlijke opname gemaakt wordt. Houd de camera voo ral stevig vast om bewegen ervan te voorkomen.
Kijkt het onderwerp niet re cht in de inleidende flitsen of is de afstand tot het
onderwerp te groot, dan kan dat het effect van de functie teniet doen. Ook persoonlijke lichamelijke kenmerken kunnen het effect beperke n.
#Invulflitsen
De flitser ontsteekt altijd, ongeacht het beschikbare licht. Deze functie is vooral nuttig om schaduwen (bijvoorbeeld van boombladeren), in
Situatie en doelgerichte instellingen
tegenlicht enzovoort op het gelaat van personen weg te werken of voor het corrigeren van kleurverschuivingen welke veroorzaakt worden door kunstlicht, en dan met name door TL-licht.
$Flitser uit
De flitser ontsteekt nooit, ook niet bij weinig licht. Deze functie gebruikt u op plaatsen waar flitsen niet is toegestaan, bijvoorbeeld in musea.
LET OP
Omdat met de flitser uitgeschakeld en bij weinig licht automatisch een lange sluitertijd wordt ingesteld, doet u er goed aan een statief te gebruiken om bewegen van de camera tegen te gaan, en zo bewegingsonscherpte te voorkomen.
74
Kies de gewenste flitserfunctie
2272
1704
2272*1704
door met de camera in de stand Fotograferen herhaald op de knop te drukken.
In de monitor wordt de gebruikte flitserfunctie aangegeven, behalve wanneer de functie Autoflitsen is ingesteld.
Gebruik van de flitser (#)
Gebruikte
flitserfunctie
AUTO
2272
1704
2272*1704
3
Stilstaande beelden fotograferen
Bij elke druk op de pijlknop wisselt de flitserfunctie in de hiernaast afgebeelde volgorde. Na de functie "Flitser uit" wisselt de flitserfunctie weer naar AUTO.
Effectief flitsbereik
Onderstaande tabel geeft het effectieve bereik van de flitser aan.
Effectief flitsbere ik (W) 0,2 m – 3,6 m Effectief flitsbere ik (T) 0,2 m – 2,0 m
Oplaadtijd van de flitser
Tijdens het opladen van de flitser knippert de oranje LED.
Oplaa dtijd van de flitser Circa 6 s.
AUTO
!
#
$
Situatie en doelgerichte instellingen
75

Resolutie en beeldkwaliteit instellen

H
()
Met deze functie selecteert u de resolutie en de beeldkwaliteit waarmee de beelden worden opgeslagen op het geheugenkaartje. Het beste kiest u de resolutie en beeldkwaliteit aan de hand van het doel waarvoor u uw opname wilt ge bruike n en het eff ect dat u i n uw opnamen wilt bereiken. Standaard staat de camera ingesteld op beeldkwaliteit HQ.
Beeld-
kwaliteit
3
Stilstaande beelden fotograferen
Kwaliteit Resolutie Toepassing
Voor het maken van grote
SHQ
HQ
SQ1 2048 × 1536
SQ2
Gede-
tailleerd
Normaal
2272 × 1704
(Lage compressie)
2272 × 1704
(Geringer dan
standaard compressie)
1600 × 1200 1280 × 960 1024 × 768
640 × 480
oog
Laag
prints en voor bewerkingen op een computer.
Voor printen op briefkaart formaat.
Voor printen op 3” × 5” formaat.
Voor kleine prints, voor publicatie op internet en als e-mail bijlagen.
Opslagcapaciteit van geheugenkaartjes en aantal beelden dat kan worden opgeslagen
Opslag-
functie
SHQ HQ SQ1
Capaciteit
kaartje
Situatie en doelgerichte instellingen
16MB 5 162024385899 32MB 11 33 40 49 76 117 199
64MB 22 66 81 99 153 234 398 128MB 45 133 163 199 307 469 798 256MB 90 266 326 399 614 940 1598 512MB 181 532 652 798 1229 1879 3195
1600 ×
1200
1280 ×
960
SQ2
1024 ×
768
640 ×
480
76
De in de tabel vermelde aantallen beelden die kunnen worden opgeslagen
gelden bij benadering.
Het aantal beelden dat nog kan worden opgeslagen, kan variëren met het onderwerp of met factoren zoals of printreservering worden gespecificeerd. Het is mogelijk dat wanneer een foto wordt gemaakt of een opgeslagen beeld wordt
Resolutie en beeldkwaliteit instellen (K )
gewist, het aantal beelden dat nog kan worden opgeslagen niet verandert.
Opnemen van geluid bij stilstaande beelden, vermindert het aantal
opnamen dat ka n worde n gemaakt.
Resolutie en compressieverhouding
Compressieverhouding en beeldkwaliteit
De kwaliteit van het beeld is afhankelijk van de compressiev erhouding. Beelden die worden gefotografeerd met een lage compressieverhouding zijn helderder dan beelden die met de standaa rd compressiev erhouding worde n gefotografeerd. Daar staat echter tegenover dat een lagere compressieverhouding de beeldbestanden groter maakt, waardo or het aantal beelden dat kan worden opgeslagen op een beeldkaartje kleiner wordt.
Resolutie
Onder de resolutie wordt het aantal pixels (verticaal × horizontaal) verstaan waarmee een beeld wordt opgeslagen. Moet het beeld worden geprint, dan verdient een hogere resolutie (groter aantal pixels) de voorkeur omdat dat een helderder beeld oplevert. Maar een hogere resolutie maakt ook het beeldbestand (de hoeveelheid beeldmateriaal) groter, waardoor het aantal beelden dat kan worden opgeslagen afneemt.
Resolutie en beeldformaat op het computerscherm
Wordt een beeld overgebracht naar een computer, dan is de grootte van het beeld op het computerscherm afhankelijk van de instellingen van de computermonitor. Zo is bijvoorbeeld een beeld dat wordt gefotografeerd met een resolutie van 1024 × 768 pixels en met de monitor ingesteld op 1024 × 768, even groot als het scherm wanneer u het beeld instelt op 1×. Maar is de monitor instelling groter dan 1024 × 768 pixels (bijvoorbeeld 1280 × 1024), dan beslaat het beeld maar een deel van het scherm.
3
Stilstaande beelden fotograferen
Open het hoofdmenu door met de camera in de stand Fotograferen op de OK/MENU­knop te drukken.
Selecteer de opslagfunctie door op de knop te drukken.
Situatie en doelgerichte instellingen
MODE MENU
MONITOR OFF
77
Resolutie en beeldkwaliteit instellen (K)
Selecteer als beeldkwaliteit SHQ, HQ, SQ1 of SQ2 door op of
te drukken.
Selecteert u SHQ, HQ of SQ1, dan gaa t u verder met stap 4.
Selecteert u SQ2, dan gaat u verder met stap 3.
SHQ
SQ1 SQ2
CANCEL
HQ
SELECT
17042272
17042272
15362048 480640
GO
3
Stilstaande beelden fotograferen
Situatie en doelgerichte instellingen
Open het instelmenu voor SQ2 door op te drukken. Kies de gewenste resolutie met
of en druk dan op de OK/
MENU-knop.
CANCEL
SQ2
640
SELECT
12001600
9601280 7681024
480
GO
Druk op de OK/MENU-knop.
Daarmee heeft u de geselecteerde beeldkwaliteit ingesteld.
Wilt u de ingestelde beeldkwaliteit ook gebruiken wanneer u de camera de
volge nde keer gebruikt, dan kiest u voor de functie ALL RESET (Alles herstellen) de optie OFF (Uit). g“Instellingen opslaan (ALL RESET)” (zie blz. 35).
78

Selecteren van de witbalans aan de hand van de omgevingsverlichting

()
Wanneer daglicht, zonlicht of gloeilamplicht door wit materiaal wordt weerkaatst, zal voor elk van die materialen de gereproduceerde kleur wit er anders uitzien. Het menselijk oog daarentegen herkent witte objecten als wit, ongeacht het omgevingslicht. Maar bij een digitale camera moet, om ervoor te zorgen dat witte objecten er ook als wit uitzien, de kleur worden aangepast aan het omgevingslicht. Een dergelijke aanpassing wordt “instellen van de witbalans” genoemd.
AUTO De camera past de witbalans automatisch aan aan de hand van
AANGEPAST Kies aan de hand van de heersende lichtomstandighede n een
de heersende lichtomstandigheden zodat natuurlijke kleuren worden gereproduceerd.
van de volgende witbalans instellingen.
5 Zonlicht
3 Bewolkt
1 Gloeilamplicht
> TL-licht
Bedoeld voor het fotograferen onder een heldere hemel.
Bedoeld voor het fotograferen onder een bewolkte hemel.
Bedoeld voor het fotograferen onder kunstlicht (gloeilamplicht).
Bedoeld voor het fotograferen onder TL-licht.
Open het hoofdmenu door met de camera in de stand Fotograferen op de OK/MENU­knop te drukken.
3
Stilstaande beelden fotograferen
Selecteer het functiemenu MODE MENU door op de knop
te drukken.
Selecteer het tabblad PICTURE door op of te drukken.
Selecteer het functiemenu PICTURE door op te drukken.
MODE MENU
MONITOR OFF
AUTOAUTO
WBWB
CAM
PICTURE CARD
SET
Vervolg op de volgende bladzijde
Situatie en doelgerichte instellingen
79
22 72
17 04
HQ
-
1.0
Sel ecteren v a n de wi tbal ans aa n de hand v an de omgevingsverli chti ng
Selecteer het instelmenu voor de witbalans door op te drukken.
Selecteer als witbalans h, 5, 3, 1 of > en druk dan op de OK/MENU-knop.
De geselecteerde witbalans is nu ingesteld. Sluit het menu door opnieuw op de OK/
3
MENU-knop te drukken.
CAM
PICTURE CARD
SET
Stilstaande beelden fotograferen
Wordt een witbalans geselecteerd,
dan verschijnt hier in de monitor het pictogram van de betreffende functie – 5, 3, 1, >.
Wordt als witba lans functie AUTO
Situatie en doelgerichte instellingen
geselecteerd, dan verschijnt geen functiepictogram in de monitor.
Het is mogelijk dat de witbalans functie onder bepaalde lichtbronnen weinig
of geen effect heeft, bijvoorbeeld wanneer meerdere lichtbronnen worden gebruikt.
Stelt u een andere witbalansfunctie dan AUTO in, dan doet u er goed aan
het gefotografeerde beeld in de monitor wee r te geven en de kle uren te controleren.
Ontsteekt de flitser bij een andere witbalans instelling dan AUTO, dan is het
mogelijk da t de kleuren in de uiteindelijke opname verschillen van de kleuren van het beeld dat u in de monitor zag.
Wilt u een zonsopgang of een zonsondergang met fraaie roodtinten
fotograferen, dan zet u de witbalans op 5 of 3.
HQ
WBWB
2272
1704
(WB)
AUTOAUTO
-
1.0
80

Aanpassen van de belichting van lichte/donkere objecten

-
+
()
Is het gefotografeerde onderwerp bijzonder helder of donker, of is het contrast tussen onderwerp en achtergrond sterk, dan kunt u de helderheid aanpassen door de belichting te corrigeren. U kunt de belichting over een bereik van + 2,0 EV tot – 2,0 EV in stappen van 1/3 EV (Exposure Value = belichtingswaarde) corrigeren.
Open het hoofdmenu door met de camera in de stand Fotograferen op de OK/MENU­knop te drukken.
Selecteer het instelmenu voor de belichtingscorrectie door op te drukken.
Selecteer de gewenste belichtingscorrectiewaarde door op of te drukken.
: Corrigeert in positieve (+) zin
voor een helderder beeld.
: Corrigeert in negatieve (–) zin
voor een donkerder beeld.
Druk op de OK/MENU-knop.
Nu wordt de ingestelde belichtingscorrectiewaarde toegepast.
Vaak worden heldere onderwerpen (bijvoorbeeld sneeuw) in de uiteindelijke opname donkerder af gebe eld da n hun na tuurlijke kleuren. Do or derge lijke onderwerpe n in po sitie ve ( +) zin te corrigeren, worden de werkelijke kleurschakeringen van deze onderwerpen beter benaderd. Om dezelfde redenen corrigeert u in negatieve (–) zin als u donkere onderwerpen fotografeert.
U doet er goed aan om, nadat u een opname met een gecorrigeerde belichting heeft gemaakt, de belichtingscorrectie weer op nul (0) terug te zetten.
LET OP
Gebruikt u de flitser, dan kan de helderheid (belichting) van het beeld
afwijken van de bedoelde helderheid (belichting).
CANCEL
MODE MENU
MONITOR OFF
0.0
GO
SELECT
3
Stilstaande beelden fotograferen
Situatie en doelgerichte instellingen
81

Wanneer helderheid van onderwerp en achtergrond verschillen

ESP
OFF OFF OFF
Fotografeert u een onderwerp in tegenlicht, dan is het mogelijk dat gezichten en andere objecten op de voorgrond te donker worden afgebeeld. Is dat het geval, dan voert u een spotmeting uit zodat u ervan verzekerd bent dat het onderwerp helder wordt afgebeeld, ongeacht de achtergrondverlichting.
ESP (geen functiepictogram)
Spotmeting (n)
3
Stilstaande beelden fotograferen
Open het hoofdmenu door op de OK/MENU-knop te drukken.
Selecteer het functiemenu MODE MENU door op te drukken.
Voor een zo optimaal mogelijke belichting voert deze functie afzonderlijke lichtmetingen uit aan het midden van het monitorbeeld en aan het omringende vlak.
Voor een juiste belichting van het onderwerp in het beeldmidden voert deze functie de lichtmeting uitsluitend uit aan het beeldmidden.
()
MODE MENU
MONITOR OFF
Situatie en doelgerichte instellingen
82
Selecteer het tabblad CAMERA door op of te drukken.
Open het functiemenu CAMERA door op te drukken.
ESP/ESP/
CAMERA
DRIVEDRIVE
DIGITAL ZOOMDIGITAL ZOOM
PIC CARD
SET
ESPESP
OFFOFF OFFOFF OFFOFF
ESP
OFF OFF OFF
Wanneer helderheid van onderwerp en achtergrond verschillen (n)
Selecteer de functie ESP/n door op of te drukken.
Druk op om de lichtmeetfunctie te selecteren.
ESP/ESP/
CAMERA
DIGITAL ZOOMDIGITAL ZOOM
PIC CARD
SET
ESPESP
DRIVEDRIVE
OFFOFF OFFOFF OFFOFF
Selecteer de lichtmeetfunctie n door op of te drukken en druk op de OK/MENU-knop.
Daarmee is de camera ingesteld op spotme ting.
ESP/ESP/
CAMERA
DRIVEDRIVE
DIGITAL ZOOMDIGITAL ZOOM
PIC CARD
SET
ESPESP
Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop te drukken.
Maak de opname met een spotmeting.
Neem uw onderwerp in het midden van het monitorbeeld
en druk de ontspanknop half in.
Kader uw opname af en maak de opname door de
ontspanknop helemaal in te drukken.
3
Stilstaande beelden fotograferen
g“Stilstaande beelden fotograferen” (zie blz. 61).
Situatie en doelgerichte instellingen
83

Instellen van de fotofuncties

20
2272
1704

Close-ups fotograferen

De macrofunctie gebruikt u wanneer u een onderwerp, bijvoorbeeld een bloem, van dichtbij wilt fotograferen.
Met de macrofunctie kunt u uw onderwerp tot op 20 cm naderen. Wilt u nog dichter op uw onderwerp toe gaan, dan schakelt u de functie Supermacro in (ON). Met deze functie kunt u uw onderwerp op een afstand van slechts 9 cm fotograferen.
Selecteer de functie & ON door herhaald op de knop te
3
Stilstaande beelden fotograferen
drukken.
Als u de functie Macro selecteert, wordt da t in de monitor aangegeven met het functiepictogram &.
&
mark
2272
Maak uw macro-opnamen altijd met de monitor.
Met de macrofunctie ingeschakeld (ON), kunt u ook objecten op mee r dan
50 cm afstand fotograferen, maar het sche rpstellen duurt da n langer dan gewoonlijk.
Gebruikt u bij macro-opnamen de flitser, dan worden de scha duwen
opva llender en lukt het mogelijk niet de juiste belichting in te stellen.
De functies Macro en Supermacro kunt u niet samen gebruiken.
()
ON
1704
20
84
Scherpstelafstand en beeldvlak
Zoomstand Scherpstelafstand
Macro (W) Macro (T)
20 cm –
20 cm –
(one indig)
)
)
Beeldvlak (b × h)
(kleinste scherpstelafstand)
207 mm × 154 mm (20 cm)
70 mm × 53 mm (20 cm)
ESP
OFF OFF OFF
ESP
OFF OFF OFF
Close-ups fotograferen (&)
Instellen van de functie Supermacro
()
Met de functie Supermacro ingeschakeld (ON) kunt u objecten op slechts 9 cm afstand van de camera fotograferen. Daarbij wordt de lens in de telestand (T) gezet en de flitser uitgeschakeld.
Open het hoofdmenu door op de OK/MENU-knop te drukken.
Selecteer het functiemenu MODE MENU door op te drukken.
MODE MENU
MONITOR OFF
Selecteer het tabblad CAMERA door op of te drukken.
Open het functiemenu CAMERA door op te drukken.
ESP/ESP/
CAMERA
DIGITAL ZOOMDIGITAL ZOOM
PIC CARD
SET
ESPESP
DRIVEDRIVE
OFFOFF OFFOFF OFFOFF
3
Stilstaande beelden fotograferen
Selecteer de functie % (Supermacro) door op of te drukken.
Open het instelmenu voor de functie Supermacro door op te drukken.
ESP/ESP/
CAMERA
DIGITAL ZOOMDIGITAL ZOOM
PIC CARD
SET
Vervolg op de volgende bladzijde
ESPESP
DRIVEDRIVE
OFFOFF OFFOFF OFFOFF
Instellen van de fotofuncties
85
Close-ups fotograferen (&)
Selecteer de optie ON door op
of te drukken en druk dan
op de OK/MENU-knop.
De lens wordt in de telestand ge zet en de functie Supermacro wordt ingesteld.
Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop te drukken.
OFF
ON
SELECT
GO
3
Stilstaande beelden fotograferen
Instellen van de fotofuncties
Maak de opname met de monitor.
Als u de functie Supermacro selecteert, wordt dat in de monitor aangegeven met het functiepictogram %.
Om de functie Supermacro uit te schakelen zet u de functie % op OFF.
Probeert u met de camera in de stand Supermacro een onderwerp of een
afstand van meer dan 20 cm te fotografe ren, dan duurt he t scherpstellen wat langer.
Scherpstelafstand en beeldvlak
Zoomstand Scherpstelafstand
Supermacro (T)
9 cm – 50 cm
Bee ldvlak (b × h)
(kleinste scherpstelafstand)
33 mm × 25 mm (9 cm)
86
Fotograferen met de zelfontspanner ( )
2272
1704
20
Heeft u de zelfontspanner ingeschakeld en drukt u de ontspanknop in, dan duurt het ongeveer 12 (twaalf) seconden voordat de opname gemaakt wordt. U doet er daarbij goed aan de camera op een statief te zetten.
Selecteer de functie Y (Zelfontspanner) door herhaald op de knop te drukken.
Als u de functie Zelfontspanner sele cteert, wordt da t in de monitor aangegeven met het functiepictogram Y.
3
Stilstaande beelden fotograferen
2272
Y
1704
Maak de opname.
De indicatie-LED zelfontspanner /
afstandbediening brandt circa 10 (tien) seconden en begint dan te knipperen. Nada t de LED circa 2 (twee) seconden heeft geknipperd, wordt de opna me gemaakt.
De zelfontspanner wordt na elke
opname automatisch uitgeschakeld.
LET OP
Ga om een opname met de zelfontspanner te maken niet vóór de camera
staan, omdat de camera er dan niet in slaagt zich scherp te stellen en de belichting in te stellen.
De functies afstandbediening en zelfontspanner kunt u niet samen
gebruiken.
Brandt
Knippert
20
Instellen van de fotofuncties
87

Fotograferen met de afstandbediening

2272
1704
20
()
Als u de afstandbediening (in sommige landen afzonderlijk aan te schaffen) gebruikt, kunt u ook zelf in de opname verschijnen of een nachtelijke scène fotograferen zonder de camera aan te raken. Zet de camera daarbij op een statief of op een ander stabiel, vlak oppervlak.
Selecteer de functie < (Afstandbediening) door herhaald op de knop te drukken.
3
Stilstaande beelden fotograferen
Als u de functie afstandbediening sele cteert, wordt da t in de monitor aangegeven met het functiepictogram <.
< Indicatie
Afstandbediening
2272
1704
20
Richt de afstandbediening op de ontvanger van de afstandbediening op het camerahuis en druk de ontspanknop op de afstandbediening in.
Instellen van de fotofuncties
Scherpstelling en belichting worden
vastgehouden, de indicatie-LED zelfontspanner / afstandbediening knippert circa 2 (twee) seconden waarna de opname gemaakt wordt.
Valt sterk omgevingslicht op de ontvange r van de afstandbediening, dan
kan dat het effectieve detectiebereik verkleinen. Ook is het mogelijk da t de opname helemaal niet gemaakt wordt.
Wilt u repeterende opnamen maken, dan houdt u de ontspanknop op de
afstandsbediening ingedrukt. Ontvangt de camera het door de afstandbediening uitgezonden signaal niet goed, dan is het mogelijk dat de repeterende opnamen afgebroken worden.
88

Repeterende opnamen fotograferen

ESP
OFF OFF OFF
ESP
OFF OFF OFF
()
Met deze functie kunt u, door de ontspanknop ingedrukt te houden, snel achter elkaar een reeks stilstaande beelden fotograferen met een snelheid van circa 2 (twee) beelden per seconde (circa 4 (vier) beelden met de camera in de stand HQ).
Omdat u uit een dergelijke reeks beelden de beste opname kunt kiezen, kunt u deze functie heel goed gebruiken voor het fotograferen van bewegende objecten.
Open het hoofdmenu door met de camera in de stand Fotograferen op de OK/MENU­knop te drukken.
Selecteer het functiemenu MODE MENU door op te drukken.
MODE MENU
MONITOR OFF
Selecteer het tabblad CAMERA door op of te drukken.
Open het functiemenu CAMERA door op te drukken.
ESP/ESP/
CAMERA
DIGITAL ZOOMDIGITAL ZOOM
PIC CARD
SET
ESPESP
DRIVEDRIVE
OFFOFF OFFOFF OFFOFF
3
Stilstaande beelden fotograferen
Instellen van de fotofuncties
Selecteer de functie DRIVE (Sluiterfunctie) door op of te drukken.
Selecteer het instelmenu DRIVE door op te drukken.
ESP/ESP/
CAMERA
DIGITAL ZOOMDIGITAL ZOOM
PIC
CARD SET
Vervolg op de volgende bladzijde
ESPESP
DRIVEDRIVE
OFFOFF OFFOFF OFFOFF
89
2272*1704
Repeterende opnamen fotograferen (j)
Selecteer de functie j (Repeterende opnamen) door op
of te drukken en druk dan
op de OK/MENU-knop.
Daarmee heeft u de camera ingesteld op het maken van een reeks opeenvolgende opnamen.
Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop te
3
drukken.
Stilstaande beelden fotograferen
Controleer uw onderwerp in de zoeker en maak dan uw opnamen.
Tijdens repeterende opnamen verschijnt dit functiepictogram in de monitor.
ESP/ESP/
CAMERA
DRIVEDRIVE
DIGITAL ZOOMDIGITAL ZOOM
PIC CARD
SET
2272*1704
Instellen van de fotofuncties
90
Druk de ontspanknop helemaal in en houd hem ingedrukt. De camera blijft
achter elkaar door fotograferen tot u de ontspanknop loslaat.
De camera stelt zich scherp op het eerste beeld van de opnamenreeks.
Met de camera ingesteld op repe terende opnamen, wordt gee n geluid bij de
beelden opgenomen.
Tijdens repeterende opnamen verschijnt het onderwerp niet in de monitor.

Panoramaopnamen (PANORAMA)

ESP
OFF OFF OFF
Als u een Olympus xD-Picture Card gebruikt, kunt u gebruik maken van de panoramafunctie. Met de software OLYMPUS Master, op de bij de camera geleverde CD-ROM, kunt u dan met de panoramafunctie beelden waarvan de beeldranden elkaar overlappen tot een enkele panoramaopname samenvoegen.
De pano ramafunctie is uitsluitend beschikbaar als u Olympus xD-Picture
Cards gebruikt.
Als u gaat proberen een groot aantal met beeldkwaliteit HQ of SHQ
gefotografeerde beelden met uw computer aan elkaar te rijgen, is het mogelijk da t de beschikbare geheugenruimte onvoldoende is. Voor panoramaopnamen kunt u dan ook beter de beeldkwaliteit SQ instellen. g“Resolutie en beeldkwaliteit instellen” (zie blz. 76).
Open het hoofdmenu door met de camera in de stand Fotograferen op de OK/MENU-knop te drukken.
3
Stilstaande beelden fotograferen
Selecteer het functiemenu MODE MENU door op te drukken.
Selecteer het tabblad CAMERA door op of te drukken.
Open het instelmenu CAMERA door op te drukken.
MODE MENU
MONITOR OFF
ESP/ESP/
CAMERA
DIGITAL ZOOMDIGITAL ZOOM
PIC CARD
SET
Vervolg op de volgende bladzijde
ESPESP
DRIVEDRIVE
OFFOFF OFFOFF OFFOFF
Instellen van de fotofuncties
91
Panoramaopnamen (PANORAMA)
Selecteer de functie PANORAMA door op of te drukken.
Selecteer het instelmenu voor panoramaopnamen door op te drukken.
PANORAMAPANORAMA
CAMERA
2 IN 12 IN 1 PIC CARD SET
3
Stilstaande beelden fotograferen
Selecteer met de pendelknop in de monitor de richting waarin de opnamen gemaakt moeten worden.
: Gefotografeerd wordt van links
naar rechts.
: Gefotografeerd wordt van
rechts naar links.
: Gefotografeerd wordt van
beneden naar boven.
: Gefotografeerd wordt van
boven naar beneden.
Instellen van de fotofuncties
Maak de eerste opname.
Scherpstelling, belichting en witbalans
worden ingesteld aan de hand van de eerste opname. Kies voor de eerste opname geen extreem helder object (zoals de zon).
Gefotografeerd wordt van
links na ar rechts
Gefotografeerd wordt van
beneden naar boven
92
Panoramaopnamen (PANORAMA)
Zorg ervoor dat de randen van de beelden elkaar overlappen en maak dan uw opnamen.
Gebruik bij het afkaderen van de beelden de kaders aan de rand van het monitorbeeld als oriëntatiepunt. De eerste en tweede opname worden zo gemaakt dat de beeldfragmenten A elkaar overlappen. De tweede en derde opname worden zo gemaakt dat de bee ldfragmenten B elkaar overlappen. Onthoud het beeld in de kaders zodat u de volgende opname kunt afkaderen.
A B
Eerste opname Tweede opname Derde opname
Panoramaopnamen zijn mogelijk tot maximaal 10 (tien) beelden.Nadat u 10 (tien) opnamen gemaakt heeft, verschijnt in de monitor de
waarschuwing .
3
Stilstaande beelden fotograferen
Als u klaar bent met het fotograferen van panoramaopnamen, sluit u de panoramafunctie door op de OK/ MENU-knop te drukken.
Om de uiteindelijke panoramaopname samen te stellen, rijgt u de afzonderlijke beelden aan elkaar met de software OLYMPUS Master op de bij de camera geleverde CD-ROM.
g
“Panoramaopnamen” (zie blz. 199).
Instellen van de fotofuncties
93

Twee beelden samenvoegen (2 IN 1)

2272
1704
2272
1704
Met deze functie kunt u twee achtereenvolgens gefotografeerde beelden naast elkaar zetten en deze combinatie als een enkel beeld opslaan. Op die manier kunt u twee verschillende objecten tot één beeld combineren.
Eerste beeld Tweede beeld
1st
2nd
3
Stilstaande beelden fotograferen
Instellen van de fotofuncties
Open het hoofdmenu door met de camera in de stand Fotograferen op de OK/MENU­knop te drukken.
Selecteer het functiemenu MODE MENU door op te drukken.
2272
1704
Aan de linkerkant geplaatst. Aan de rechterkant geplaatst.
2272
1704
Het uiteindelijke beeld
MODE MENU
MONITOR OFF
94
Twee beelden samenvoegen (2 IN 1)
ESP
OFF OFF OFF
2272
1704
2272
1704
Selecteer het tabblad CAMERA door op of te drukken.
Open het functiemenu CAMERA door op te drukken.
ESP/ESP/
CAMERA
DRIVEDRIVE
DIGITAL ZOOMDIGITAL ZOOM
PIC CARD
SET
ESPESP
OFFOFF OFFOFF OFFOFF
Selecteer de functie 2 IN 1 door op of te drukken.
Selecteer 2 IN 1 door op te drukken.
PANORAMAPANORAMA
CAMERA
2 IN 12 IN 1
PIC
CARD SET
Maak de eerste opname met de monitor.
Maak de tweede opname.
2272
1704
Nadat u de tweede opname gemaakt heeft, opent de camera automatisch weer het hoofdmenu in de monitor.
2272
Wilt u de 2 IN 1 functie uitschakelen voo rdat u de eerste of de tweede opname gemaakt heeft, dan drukt u op de OK/MENU-knop.
1704
3
Stilstaande beelden fotograferen
1st
Instellen van de fotofuncties
2nd
95

Geluid opnemen bij stilstaande beelden

ESP
OFF OFF OFF
ESP
OFF OFF OFF
Met deze functie kunt u, tijdens het fotograferen van stilstaande beelden, geluid opnemen. De geluidsopname start ongeveer 0,5 seconde na het indrukken van de ontspanknop en duurt ongeveer 4 (vier) seconden. Als u deze functie activeert, wordt bij elke opname die u maakt automatisch geluid opgenome n. Deze functi e i s vooral handig om een zojuist gefotografeerd beeld van gesproken commentaar te voorzien.
Open het hoofdmenu door met de camera in de stand
3
Stilstaande beelden fotograferen
Instellen van de fotofuncties
Fotograferen op de OK/MENU­knop te drukken.
Selecteer het functiemenu MODE MENU door op te drukken.
Selecteer het tabblad CAMERA door op of te drukken.
Open het functiemenu CAMERA door op te drukken.
MONITOR OFF
ESP/ESP/
CAMERA
DRIVEDRIVE
DIGITAL ZOOMDIGITAL ZOOM
PIC CARD
SET
()
MODE MENU
ESPESP
OFFOFF OFFOFF OFFOFF
96
Selecteer de functie R (Geluid) door op of te drukken.
Selecteer het instelmenu voor het opnemen van geluid bij stilstaande beelden door op te drukken.
ESP/ESP/
CAMERA
DRIVEDRIVE
DIGITAL ZOOMDIGITAL ZOOM
PIC CARD
SET
ESPESP
OFFOFF OFFOFF OFFOFF
20
Geluid opnemen bij stilstaande beelden (R)
Selecteer de optie ON (Aan) door op of te drukken en druk dan op de OK/MENU-knop.
Daarmee is de camera ingesteld op het opne men van geluid bij stilstaande beelden.
Wilt u het menu sluiten, dan drukt u opnieuw op de OK/MENU-knop.
De camera begint geluid op te nemen op het moment dat u ontspanknop heeft ingedrukt en de sluiter dicht gaat.
Het volume van het opgenomen
geluid kunt u tijdens het afspelen erva n instellen. g“Volume instellen (VOLUME)” (zie blz. 44).
Mic ro foo n
ESP/ESP/
CAMERA
DRIVEDRIVE
DIGITAL ZOOMDIGITAL ZOOM
PIC CARD
SET
BUSY
OFFOFF
ONON
3
Stilstaande beelden fotograferen
20
LET OP
Is de bron waa rvan u het geluid opne emt meer da n 1 (één) m van de
microfoo n ve rwijderd, dan is het mogelijk dat de ge luidsopname niet e rg duidelijk is.
U kunt de volgende opname pas maken nadat de geluidsopname gestopt is.
Geluid opnemen is niet mogelijk tijdens het fotograferen van repeterende
opnamen (zie blz. 91) of met de camera in de stand voor het fotograferen van 2 IN 1 be elde n (zie blz. 94).
Instellen van de fotofuncties
97

WEERGEVEN

Stilstaande beelden weergeven

Weergeven

Als u de camera in de stand Weergeven zet, verschijnt in de monitor de laatst gemaakte opname. Wilt u een ander beeld weergeven, dan selecteert u dat met de pendelknop.
Zet de camera in de stand Weergeven door op de weergaveknop q te drukken.
Daa rmee heeft u de functie Weergeven geactiveerd en verschijnt in de monitor het laatst gefotografeerde beeld.
4
4
Stilstaande beelden weergeven
Stilstaande beelden weergeven
Met de camera in de stand Weergeven
kunt u diverse instellingen wijzigen. g Zie blz. 99 - 120.
Tijdens het weergeven van beelden kunt u met de pendelknop van beeld wisselen.
Springt naar het tiende beeld
achter het huidige beeld.
Toont het
voorgaande
beeld.
Toont het volgende beeld.
Pendelknop
98
Springt naar het tiende beeld
vóór het huidige beeld.
Opent u met de camera in de stand Fotograferen de lenskap en drukt u dan
op de weergaveknop q, dan zet u de camera in de stand Weergeven. Om de camera dan weer in de stand Fo togra feren te zetten, drukt u op de weergaveknop q of drukt u de ontspanknop half in.
Om de stand Weergeven te sluiten, drukt u op de weergaveknop q.
Door de lenskap te sluiten, schakelt u tevens de camera uit.Opent u de lenskap, dan schakelt u de camera in in de stand Fo togra feren.

Instellen van de weergavefuncties

$04.03.17 15:30

Meer beelden tegelijk weergeven ( )

Met deze functie kunt u in de monitor een aantal miniatuurbeelden (hierna verder aan te duiden met thumbnails) tegelijk bekijken. Deze functie is vooral praktisch wanneer u naar een bepaald beeld zoekt. Het aantal beelden dat in de monitor getoond wordt, kunt u zelf instellen. g“Aantal getoonde beelden instellen” (zie blz. 100).
Druk met de camera in de stand Weergeven op de W-kant van de zoomknop. In de monitor verschijnt nu het indexbeeld.
g“Weergeven” (zie blz. 98).
Selecteer een van de getoonde beelden met de pendelknop.
: Selecteert het voorgaande
beeld.
: Selecteert het volgende beeld.
: Springt naar het voorgaande
indexbeeld.
: Springt naar het volgende indexbeeld.
4
Stilstaande beelden weergeven
Druk op de T-kant van de zoomknop. Daarmee wordt de monitor weer ingesteld op enkelbeeldweergave.
$04.03.17 15:30
Vervolg op de volgende bladzijde
99
ENGLISH
HIGH
NORMAL
OFF
HIGH
00
9
NT SC
01
Meer beelden tegelijk weergeven (G)
Aantal getoonde beelden instellen
U kunt zelf instellen of het getoonde indexbeeld uit 4 (vier), 9 (negen) of 16 (zestien) thumbnails moet bestaan.
Open het hoofdmenu door met de camera in de stand Weergeven op de OK/MENU­knop te drukken.
Selecteer het functiemenu MODE MENU door op te
4
Stilstaande beelden weergeven
drukken.
g“Weergeven” (zie blz. 98).
Selecteer het tabblad SETUP door op of te drukken.
Open het functiemenu SETUP door op te drukken.
INFO
ALL RESETALL RESET
PLAY EDIT
PW ON SETUPPW ON SETUP
CARD
COLORCOLOR
SETUP
VOLUMEVOLUME
MODE MENU
ERASE
OFFOFF ENGLISHENGLISH
NORMALNORMAL HIGHHIGH
Instellen van de weergavefuncties
100
Selecteer de functie G door op
of te drukken.
Open het instelmenu voor de indexweergave door op te drukken.
PLAY EDIT CARD
VIDEO OUTVIDEO OUT
SETUP
HIGH
NTSC
0404010101 000000
Loading...