Olympus D-590 ZOOM, C-470 ZOOM, X-500 User Manual [nl]

0 (0)
Olympus D-590 ZOOM, C-470 ZOOM, X-500 User Manual

Uitgebreide handleiding

DIGITAL CAMERA

D-590 ZOOM

1

Fotograferen

 

 

C-470 ZOOM

2

Beelden weergeven

 

 

X-500

3

Instellen van de camera

 

 

 

4

Beelden printen

 

5

Camera aansluiten op een computer

 

6

Appendix

Hoe u deze handleiding gebruikt

Deze handleiding bevat een inhoudsopgave, een index en menu’s met behulp waarvan u het onderwerp dat u wilt gebruiken of waarover

u meer wilt weten gemakkelijk kunt terugvinden.

Gebruik van de inhoudsopgave gblz. 5

De inhoud geeft, gegroepeerd in hoofdstukken, een overzicht van alle paragrafen in deze handleiding. De diverse hoofdstukken behandelen de onderwerpen fotograferen, weergeven, printen enzovoort.

Een voorbeeld...

Stel u wilt een index van door

u gefotografeerde beelden bekijken.

Daarvoor wordt u in hoofdstuk 2 verwezen naar de paragraaf “Meer beelden tegelijk weergeven G...zie blz. 46.”

Contents

 

2 Viewing ........................................................

45

Displaying several pictures at once G................................................

46

Selecting the number of pictures G..........................................

47

Enlarging pictures U............................................................................

49

Rotating pictures y..............................................................................

50

Displaying pictures one after another m.............................................

53

Recording sound with pictures taken R................................................

54

Playing back movies q.......................................................................

56

Creating an index........................................................................

58

Playback on a TV ..................................................................................

60

Displaying shooting information ............................................................

63

Editing pictures......................................................................................

64

Creating black and white pictures ...............................................

64

Creating sepia-toned pictures .....................................................

66

Changing the resolution Q.......................................................

68

Protecting pictures 0.........................................................................

70

Erasing one picture S...........................................................................

72

Gebruik van de index gblz. 181

De index is een in alfabetische volgorde gerangschikt overzicht van camerafuncties, onderdelen en in deze handleiding gebruikte uitdrukkingen. Treft u in de handleiding een woord aan dat u niet begrijpt of zoekt u een bepaald begrip, dan kunt u in de index de pagina(‘s) vinden waar die worden behandeld.

Een voorbeeld...

Stel u wilt iets meer weten over ESPlichtmeting.

Daarvoor gaat u naar de index, achterin de handleiding en zoekt u onder de letter “E” en vindt daar: “ESP…31”.

Index

A

 

DC-IN jack .............................

167

AC adapter ...........................

167

DIGITAL ZOOM ......................

19

AF target mark ........................

10

DPOF ....................................

105

ALL RESET ............................

80

DRIVE .....................................

36

All-frame reservation U

...... 106

E

 

Arrow pads

169

 

Enlarging pictures U

49

AUTO (white balance)

28

Erasing all pictures R

73

Auto-flash

21

Erasing one picture S

72

AV cable

60

Error messages

157

A/V OUT jack

61

ESP

31

 

 

B

 

Exposure Compensation ..F 30

Battery ..................................

180

F

 

Battery charger

180

 

FILE NAME

94

Battery check

 

 

File name

94

indicator

165, 170

File number

171

Battery compartment/card

cover ...............................

169

..........................Fill-in flash #

21

Gebruik van de overzichten van de menu's gblz. 172

De cameramenu’s hebben een waaiervormige structuur waarin vertakkingen naar de beschikbare functies en instelmogelijkheden verwijzen. Daarvoor zoekt u het gewenste menu op en vindt dan het paginanummer waar de betreffende functie beschreven is.

Een voorbeeld...

Stel u wilt weten wat voor instellingen u voor de WB (witbalans) kunt kiezen.

Daarvoor zoekt u dan in de menu’s de functie

WB op en vindt daarachter het nummer van de pagina waar dit beschreven staat.

Appendix

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

 

OFF/

LOW

/HIGH

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SETUP

SHUTTER SOUND

OFF/ 1 /2/3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

LOW

/HIGH

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

REC VIEW

 

OFF/ ON

 

 

 

 

 

 

 

 

 

FILE NAME

RESET

/AUTO

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

PIXEL MAPPING

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

s

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VIDEO OUT

NTSC/PAL

 

 

 

 

 

 

K

 

SHQ/ HQ /SQ1/SQ2

 

 

 

 

 

 

F

–2.0 - 0.0 - +2.0

 

 

 

 

 

 

 

 

0

 

 

 

AUTO

/5/3/1/>

is the setting when shipped from the factory (default setting).Setting differs according to the region where the camera is sold.

P. 84

P. 86

P. 82

P. 94

P. 101

P. 99

P. 78

P. 60

P. 23

P. 30

P. 28

2

Hoe u de aanwijzingen leest

Onderstaande voorbeeldpagina laat zien hoe u de aanwijzingen in deze handleiding moet lezen. U doet er goed aan, voordat u gaat fotograferen of uw foto’s gaat bekijken, dit voorbeeld aandachtig door te lezen.

 

Displaying several pictures at once

 

G

 

This function lets you view several thumbnail

 

 

 

 

pictures on the monitor at once. It is useful

 

 

 

 

when you are looking for a specific picture.

 

 

 

 

You can change the number of pictures

 

 

 

 

displayed.

 

 

 

 

 

g“Selecting the number of pictures G” (P.

 

 

 

 

47)

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

Viewing

Press the Gside of the zoom button

 

 

 

The index display appears.

 

 

 

 

in playback mode.

1

2

3

 

 

 

 

 

 

4

5

6

 

 

 

7

8

9

 

Use the arrow pads to select a

 

 

 

 

picture.

1

2

3

 

 

 

 

b:

Moves to the previous picture.

4

5

6

 

 

 

 

d:

Moves to the next picture.

 

 

 

 

 

 

7

8

9

 

a: Jumps to the previous index display.

 

 

 

 

 

(the frames before the top left frame)

 

 

 

 

c: Jumps to the next index display.

 

 

 

 

 

(the frames following the bottom right frame)

 

 

 

Press the Uside of the zoom button.

 

 

 

 

 

 

100-0005

HQ

 

The screen returns to single-frame

 

 

 

Getoond worden de werkwijze en het beeld dat daarbij in de monitor verschijnt.

De bijbehorende afbeelding laat zien welke knoppen u voor het uitvoeren van de betreffende functie nodig heeft, en waar die zich bevinden.

In deze handleiding gebruikte aanwijzingen

Belangrijke informatie over factoren die de juiste werking LET OP kunnen verstoren of problemen met de bediening kunnen

veroorzaken. Tevens wijst dit pictogram u op handelingen die u absoluut achterwege moet laten.

Verwijst naar nuttige informatie en geeft u aanwijzingen die u kunnen helpen uw camera optimaal te gebruiken.

gEen verwijzing naar pagina’s die details verschaffen van de betreffende informatie.

Deze voorbeeldpagina dient uitsluitend ter informatie en kan verschillen van de feitelijke pagina’s in deze handleiding.

3

Menubewerkingen

Het beeld dat in de monitor verschijnt als u de camera inschakelt en op de OK/ MENU-knop drukt, heet het “Hoofdmenu”. Er zijn drie hoofdmenu’s, zie hieronder.

 

F

K

MODE MENU

 

WB

Stand Fotograferen

 

m

INFO

MODE MENU

 

ERASE

Stand Weergeven (stilstaande beelden)

MOVIE PLAYBACK

INFO

MODE MENU

 

ERASE

Stand Weergeven

(videobeelden)

De wijze waarop u de menu’s gebruikt wordt hieronder geïllustreerd aan de hand van de menu’s die verschijnen met de camera in de stand Fotograferen.

 

 

 

 

 

 

 

F

 

 

 

 

 

 

 

+

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0.0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bedieningsknoppen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SELECT

 

 

 

 

 

 

 

GO

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(pendelknop en OK/MENU-knop)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Druk op de knop a

 

 

Functiemenu

Druk op de knop b

 

K

SHQ

2272×1704

HQ

2272×1704

SQ1

2048×1536

SQ2

640×480

SELECT

GO

Bedieningsknoppen (pendelknop en OK/MENUknop)

Belichtingscorrectie

 

F

K

MODE MENU

 

WB

Witbalans

Functiemenu

Druk op de knop d

Druk op de knop c

WB

AUTO

SELECT GO

 

CAMERA

DRIVE

o

 

 

 

ESP/n

ESP

 

Tab

CARD

DIGITAL ZOOM

OFF

Functie

 

 

 

SET

R

OFF

 

 

 

PANORAMA

 

 

Selecteer een tab en een functie met de pendelknop.

Bedieningsknoppen (pendelknop en OK/MENU-knop).

Zie gblz. 172 voor een overzicht van de menu’s.

Om het instelmenu te sluiten, drukt u opnieuw op de OK/MENU-knop.

De pijl ( of ) bovenaan of onderaan het menu geeft aan dat het menu nog meer functies bevat.

4

 

Inhoudsopgave

 

 

Hoe u deze handleiding gebruikt.............................................................

2

 

Hoe u de aanwijzingen leest ...................................................................

3

 

Menubewerkingen...................................................................................

4

1

Fotograferen .................................................

9

 

Scherpstellen op een onderwerp dat niet in het beeldmidden staat

 

 

(Focusgeheugen) ..................................................................................

10

 

Een ander motiefprogramma kiezen – l....................................

12

 

De diverse motiefprogramma’s ...................................................

13

 

Videobeelden fotograferen N..............................................................

16

 

Zoomen .................................................................................................

18

 

Optisch zoomen ..........................................................................

18

 

Digitaal zoomen activeren...........................................................

19

 

Gebruik van de flitser #........................................................................

21

 

Andere resolutie en beeldkwaliteit Kinstellen....................................

23

 

Beeldkwaliteiten voor stilstaande beelden ..................................

23

 

Beeldkwaliteiten voor video-opnamen ........................................

26

 

Selecteren van de witbalans aan de hand van

 

 

de omgevingsverlichting –0............................................................

28

 

Belichtingscorrectie Finstellen..........................................................

30

 

Wanneer helderheid van onderwerp en achtergrond verschillen n...31

 

Close-ups fotograferen &.....................................................................

33

 

Instellen van de functie Supermacro %.....................................

34

 

Fotograferen met de zelfontspanner Y................................................

35

 

Repeterende opnamen fotograferen j..............................................

36

 

Panoramaopnamen...............................................................................

38

 

Twee-in-een opnamen – /...........................................................

41

 

Geluid opnemen bij stilstaande beelden R...........................................

43

2

Beelden weergeven ....................................

45

 

Meer beelden tegelijk weergeven G...................................................

46

 

Aantal getoonde beelden instellen G........................................

47

 

Gezoomd weergeven U.......................................................................

49

 

Beelden draaien y...............................................................................

50

 

Diashow m..........................................................................................

53

5

Inhoudsopgave

 

Geluid opnemen bij gefotografeerde beelden R...................................

54

Video-opnamen weergeven q............................................................

56

Samenstellen van een index.......................................................

58

Weergeven op een TV ..........................................................................

60

Informatieweergave in de monitor.........................................................

63

Stilstaande beelden bewerken ..............................................................

64

Zwart-wit ....................................................................................

64

Sepia ..........................................................................................

66

Resolutie wijzigen Q................................................................

68

Beelden beveiligen 0........................................................................

70

Een enkel beeld wissen S....................................................................

72

Alle beelden wissen R........................................................................

73

3 Instellen van de camera..............................

75

Taal instellen W...............................................................................

76

Instellen van datum en tijd X..............................................................

78

Camera-instellingen opslaan.................................................................

80

Een beeld onmiddellijk na de opname controleren ...............................

82

Instellen van het akoestisch signaal/waarschuwingssignaal 8...........

84

Instellen van het sluitergeluid................................................................

86

Instellen van het volume van het afgespeelde geluid ...........................

88

Inschakelbeeld en geluid instellen ........................................................

90

Instellen van de achtergrondkleur .........................................................

92

Instellen van de bestandsnaam ............................................................

94

Kaartje formatteren ...............................................................................

97

Instellen van de helderheid van de monitor s...................................

99

Instellen van CCD en beeldbewerkingfuncties....................................

101

4 Beelden printen.........................................

103

Selecteren van de printmethode .........................................................

104

Printreserveringen specificeren <......................................................

105

Alle beelden reserveren U......................................................

106

Eén beeld reserveren <...........................................................

108

Annuleren van reserveringen....................................................

110

Printen met een PictBridge-compatibele printer..................................

112

6

Inhoudsopgave

Gebruik van de directe printfunctie ...........................................

112

Aansluiten van de camera op een printer .................................

113

Beelden printen.........................................................................

115

De makkelijkste manier om een beeld te printen ......................

116

De functies PRINT en MULTI PRINT........................................

118

De functie ALL PRINT (Alles printen) .......................................

122

De functies ALL INDEX en PRINT ORDER..............................

125

Afsluiten van de functie Direct Printen ......................................

127

5 Camera aansluiten op een computer........

129

Werkvolgorde ......................................................................................

130

Gebruik van de meegeleverde software OLYMPUS Master...............

131

Wat is OLYMPUS Master? .......................................................

131

OLYMPUS Master installeren ...................................................

132

Aansluiten van de camera op een computer.......................................

138

OLYMPUS Master starten...................................................................

140

In de camera opgeslagen beelden weergeven op een computer .......

142

Camerabeelden overbrengen naar en opslaan

 

op een computer .......................................................................

142

Stilstaande beelden en videobeelden bekijken ...................................

145

Beelden printen ...................................................................................

147

Beelden vanuit de camera overbrengen naar en opslaan op een

 

computer, zonder gebruik te maken van OLYMPUS Master ..............

149

6 Appendix ...................................................

151

Voorzorgsmaatregelen........................................................................

152

Hanteren van de camera ..........................................................

152

Voorzorgsmaatregelen bij het hanteren van batterijen .............

154

Voorzorgsmaatregelen bij het hanteren van kaartjes ...............

155

LCD-monitor..............................................................................

156

Foutmeldingen ....................................................................................

157

Als zich een probleem voordoet..........................................................

161

Betekenis van indicatie-LED's en functiepictogram ............................

165

Onderhoud van de camera .................................................................

166

Lichtnetadapter (los verkrijgbaar)........................................................

167

De verschillende onderdelen...............................................................

168

7

Inhoudsopgave

 

Indicaties in de monitor .......................................................................

170

Overzicht van de menu’s.....................................................................

172

Instellingen van de diverse fotofuncties ..............................................

176

Technische gegevens – Camera ........................................................

178

Technische gegevens – Accessoires..................................................

180

Index ...................................................................................................

181

8

1 Fotograferen

Dit hoofdstuk beschrijft hoe u opeenvolgende beelden fotografeert en video-opnamen maakt, hoe u de flitser gebruikt, hoe u zoomt enzovoort.

Wilt u de camera anders instellen, dan raadpleegt u “3 Instellen van de camera”.

1

Fotograferen

9

1

Fotograferen

Scherpstellen op een onderwerp dat niet in het beeldmidden staat (Focusgeheugen)

Staat het onderwerp waarop u wilt scherpstellen niet exact in het midden van het monitorbeeld, en kunt u er ook het AF-teken niet op zetten, dan kunt u de camera scherpstellen op een ander onderwerp op ongeveer dezelfde afstand (focusgeheugen) en de opname maken zoals dat hieronder is beschreven. Dit heet “focusgeheugen”.

Richt met de camera in de stand

 

 

P

Fotograferen, het AF-teken op het

 

 

onderwerp waarop u wilt

 

 

scherpstellen.

 

 

 

o

1704 20a

Fotografeert u een onderwerp waarop de

HQ 2272*

 

 

camera zich moeilijk kan scherpstellen, dan

AF-teken

richt u de camera op een onderwerp op

ongeveer dezelfde afstand als het gewenste onderwerp.

Druk de ontspanknop half in.

Brandt de groene LED constant, dan betekent dat dat de gemeten

scherpstelling, belichting en witbalans worden vastgehouden.

Knippert de groene LED, dan betekent dat…:

…dat u te dicht bij uw onderwerp staat. Maak de opname op minstens 50 cm afstand van het onderwerp. Is de afstand tussen camera en onderwerp minder dan 50 cm, dan stelt u de camera in op macroopname. g“Close-ups fotograferen &” (zie blz. 33)

…dat de gemeten scherpstelling niet wordt vastgehouden. Laat de ontspanknop los, kader opnieuw af op uw onderwerp en druk de ontspanknop opnieuw half in.

Kader de opname opnieuw af terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt.

P

(

o

HQ 2272*1704 20a

10

Scherpstellen op een onderwerp dat niet in het beeldmidden staat (Focusgeheugen)

Maak de opname door de ontspanknop helemaal in te drukken.

Onderwerpen waarop de camera zich moeilijk kan scherpstellen

Het doel van de automatische scherpstelfunctie van de camera is automatisch scherp te stellen op het onderwerp dat u wilt fotograferen. Maar onder bepaalde omstandigheden is het mogelijk dat het autofocus niet werkt zoals u verwacht. Als dat gebeurt, stelt u scherp op een contrastrijk object op dezelfde afstand als het gewenste onderwerp (autofocusgeheugen), kadert uw onderwerp opnieuw af en maakt vervolgens uw opname.

Voor details van de werkwijze met het focusgeheugen, raadpleegt u gblz. 10.

1

Fotograferen

Onderwerp met weinig

Onderwerp met een

 

Onderwerp zonder

 

 

 

 

 

 

contrast

bijzonder helder vlak in

 

verticale lijnen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

het midden van het beeld

(Zie onderstaande “TIPS”)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Onderwerpen op

Snel bewegende

Onderwerp niet in het

verschillende

onderwerpen

midden van het

afstanden

 

monitorbeeld

Heeft het onderwerp dat u wilt fotograferen geen verticale lijnen, dan draait u de camera verticaal en stelt met het autofocusgeheugen scherp op het onderwerp door de ontspanknop half in te drukken. Vervolgens draait u de camera – met de ontspanknop nog steeds half ingedrukt – weer horizontaal en maakt uw opname.

11

Een ander motiefprogramma kiezen – l

Bij deze camera kunt u kiezen uit 10 (tien) motiefprogramma’s. Om het door u gewenste effect te verkrijgen, selecteert u eenvoudig de functie die voor uw doel of voor de heersende lichtomstandigheden het meest geschikt is.

1

Fotograferen

Tot u zich helemaal vertrouwd heeft gemaakt met de camera doet u er goed aan te fotograferen met de fotofunctie [PROGRAM AUTO] (Programmagestuurd automatisch).

Druk met de camera in de stand Fotograferen, op de knop a (l).

Links in de monitor verschijnt nu een palet met fotofuncties waarin u het gewenste motiefprogramma kunt selecteren.

PROGRAM AUTO

 

For normal

 

shooting

SELECT

GO

Selecteer het gewenste motiefprogramma door op aof cte drukken en druk dan op de OK/ MENU-knop.

Daarmee heeft u het gewenste motiefprogramma ingesteld.

 

PORTRAIT

SELECT

GO

12

Een ander motiefprogramma kiezen – l

De diverse motiefprogramma’s

Programmagestuurd Auto P

Het enige wat u hoeft te doen is de ontspanknop indrukken. De camera kiest automatisch de optimale instellingen.

Portret I

Deze functie is bedoeld voor het fotograferen van beeldvullende portretten van personen en is ideaal voor het accuraat vastleggen van huidtinten.

Binnenshuis H

Deze functie is bedoeld voor het fotograferen van onderwerpen binnenshuis, samen met de scène op de achtergrond.

Als beeldkwaliteit kunt u SQ2 “1280 x 960”, “1024 x 768” en “640 x 480” pixels instellen.

Strand en sneeuw R

Aan het strand of in de sneeuw zorgt deze functie voor fraaie beelden. Met deze functie maakt u fraaie opnamen van landschappen met wit zand of sneeuw.

1

Fotograferen

13

1

Fotograferen

Een ander motiefprogramma kiezen – l

Culinair G

Met deze functie maakt u fraaie opnamen van gerechten, enzovoort. Voor een scherpe, levendige weergave van het onderwerp worden verzadiging, scherpte en contrastinstellingen hoog ingesteld.

Landschap + Portret K

Deze functie gebruikt u om zowel uw onderwerp als het omringende landschap vast te leggen.

Landschap L

Met deze functie maakt u heldere en scherpe opnamen van weidse landschappen. Deze functie zorgt voor een zeer grote scherptediepte waarin het hele beeldveld scherp wordt weergegeven.

Nachtscène m

Deze functie is bedoeld voor het fotograferen van nachtelijke stadsgezichten, bijvoorbeeld van verlichte gebouwen.

Kiest u het motiefprogramma m(Nachtscène), dan stelt de camera daarbij een lange sluitertijd in. Om bij lange sluitertijden wazige opnamen als gevolg van bewegen van de camera (bewegingsonscherpte) te voorkomen, doet u er goed aan een statief te gebruiken.

14

Een ander motiefprogramma kiezen – l

Zelfportret o

Met deze functie fotografeert u zichzelf terwijl u zelf de camera hanteert.

De zoomlens wordt vastgezet in de W-stand

(groothoek) en met de camera ingesteld op Zelfportret kunt u dat niet veranderen.

Met deze functie kunt u ook geen spotmeting uitvoeren.

Video-opnamen N

Stelt u in staat filmopnamen te maken.

g“Videobeelden fotograferen N” (zie blz. 16)

1

Fotograferen

15

 

 

 

 

Videobeelden fotograferen

N

 

 

 

Met deze camera kunt u zowel stilstaande beelden als bewegende beelden (video) fotograferen.

Samen met de videobeelden wordt automatisch ook geluid opgenomen.

1

Fotograferen

Druk met de camera in de stand Fotograferen, op de knop a (l).

Links in de monitor verschijnt nu een palet met fotofuncties waarin u het gewenste motiefprogramma kunt selecteren.

PROGRAM AUTO

 

For normal

 

shooting

SELECT

GO

Selecteer de functie [MOVIE] (n) door op aof cte drukken en druk dan op de OK/MENU-knop.

Daarmee heeft u de camera ingesteld op Video-opnamen.

 

MOVIE

SELECT

GO

Richt het AF-teken op uw onderwerp terwijl u naar het beeld in de monitor kijkt.

Tijdens video-opnamen wordt in de monitor de nog beschikbare opnametijd aangegeven.

AF-teken

N

$

R HQ

 

00:36

Nog beschikbare opnametijd

16

Videobeelden fotograferen N

Druk de ontspanknop half in en houd hem half ingedrukt.

De gemeten scherpstelling en witbalans worden vastgehouden en de groene LED brandt constant.

Start de opname door de ontspanknop helemaal in te drukken en daarna los te laten.

Tijdens het fotograferen van videobeelden licht het functiepictogram Nrood op.

Wilt u de opname stoppen, dan drukt u opnieuw op de ontspanknop.

1

Fotograferen

Als de nog beschikbare opnametijd verstreken is, stopt de opname automatisch.

Wilt u de zojuist gefotografeerde video-opnamen bekijken, dan raadpleegt u g“Video-opnamen weergeven q” (zie blz. 56).

Tijdens video-opnamen is optisch zoomen niet mogelijk. Denkt u tijdens

video-opnamen de zoomfunctie nodig te hebben, dan kiest u voor de instelling van [DIGITAL ZOOM] de optie [ON] (Aan). g“Zoomen” (zie

blz. 18).

17

1

Fotograferen

Zoomen

De camera beschikt over twee zoomsystemen, het ene is een normaal optisch zoomsysteem en het andere een digitaal zoomsysteem.

Door op uw onderwerp in of uit te zoomen, kunt u sfeer en compositie van het beeld wijzigen.

Optisch zoomen

Maximale vergroting: 3×

Optisch zoomen + digitaal zoomen

Maximale vergroting: 12×

 

 

Optisch zoomen

Om te zoomen drukt u met de camera in de stand

Fotograferen op de zoomknop.

Om op een ver verwijderd object in te zoomen (dichterbij te halen), houdt u de T-kant (Tele) van de zoomknop ingedrukt.

Om uit te zoomen en zo een weidser beeld te verkrijgen, houdt u de W-kant (Groothoek) van de zoomknop ingedrukt.

o

 

o

 

Groothoek (W)

 

Tele (T)

De indicator in de zoombalk beweegt omhoog of omlaag.

Opnameafstand en beeldvlak

 

Zoomstand

 

Opnameafstand

Beeldvlak (b × h)

 

(Kleinste opnameafstand)

 

 

 

Stand Macro (W)

20 cm – )(oneindig)

207 mm × 154 mm (20 cm)

Stand Macro (T)

 

20 cm – )

70 mm × 53 mm (20 cm)

Normale opnamen (W)

 

50 cm – )

502 mm × 373 mm (50 cm)

Normale opnamen (T)

 

50 cm – )

170 mm × 127 mm (50 cm)

18

Zoomen

Digitaal zoomen activeren

Om optisch te zoomen hoeft u alleen maar op de zoomknop te drukken. Wilt u daarentegen digitaal zoomen, dan moet u eerst in de monitor de functie [DIGITAL ZOOM] (Digitaal zoomen) op [ON] (Aan) zetten.

Het optische zoomsysteem vergroot het onderwerp door de brandpuntsafstand van

de lens te verlengen. Digitaal zoomen, daarentegen, vergroot het beeld door het door de camera geregistreerde beeld digitaal te bewerken. Van het beeldveld in het midden van het beeld wordt een uitsnede gemaakt die in de monitor vergroot wordt afgebeeld. Een en ander kan wel tot gevolg hebben dat digitaal gezoomde beelden er enigszins korrelig uitzien.

Open het hoofdmenu door met de camera in de stand Fotograferen op de OK/MENU-knop te drukken.

Open het functiemenu [MODE MENU] door op dte drukken.

 

F

K

MODE MENU

 

WB

Selecteer het tabblad [CAMERA] door

 

 

 

 

 

 

op aof cte drukken.

CAMERA

ESP/n ESP

Open het instelmenu [CAMERA] door

DRIVE

o

CARD

DIGITAL ZOOM

OFF

op dte drukken.

SET

R

OFF

 

 

PANORAMA

 

 

 

 

 

1

Fotograferen

19

Zoomen

Selecteer de functie [DIGITAL ZOOM] door op aof cte drukken.

Open het instelmenu voor digitaal zoomen door op dte drukken.

1

SET CARD CAMERA

ESP/n ESP

DRIVE o

DIGITAL ZOOM OFF

R OFF

PANORAMA

Fotograferen

Selecteer de optie [ON] (Aan) door op aof cte drukken en druk dan op de OK/MENU-knop.

Daarmee heeft u de functie Digitaal zoomen geactiveerd.

Wilt u het menu sluiten, dan drukt u opnieuw op de OK/MENU-knop.

CAMERA

ESP/n

 

DRIVE

 

CARD

DIGITAL ZOOM

OFF

SET

R

ON

 

PANORAMA

 

Selecteert u de optie [OFF] (Uit), dan is digitaal zoomen niet mogelijk.

Om digitaal te zoomen, drukt u nu op de zoomknop.

o

o

Witte vlak: Optisch zoombereik

Rode vlak: Digitaal zoombereik

LET OP

Beelden die u fotografeert met digitaal zoomen, kunnen er wat korrelig uitzien.

Bij sterkere vergrotingen worden de gevolgen van bewegen van de camera duidelijker merkbaar. Plaats de camera op een statief, enzovoort om bewegen ervan tegen te gaan.

Met de camera in de stand Zelfportret kunt u niet zoomen.

20

 

 

 

 

Gebruik van de flitser

#

 

 

 

Hoewel de camera bij aflevering door de fabriek is ingesteld op Autoflitsen kunt u, afhankelijk van de lichtomstandigheden, kiezen uit de volgende 4 (vier) flitserfuncties.

Autoflitsen (Standaardinstelling af fabriek)

Bij weinig licht of tegenlicht ontsteekt de flitser automatisch.

!Flitsen met onderdrukken van rode ogen

Het door de flitser geleverde licht is er de oorzaak van dat in flitsopnamen de ogen van uw onderwerp er soms rood uitzien. De functie flitsen met onderdrukken van rode ogen [!] zorgt ervoor dat dit verschijnsel in belangrijke mate wordt onderdrukt, door een aantal inleidende flitsen af te geven voordat de hoofdflits ontsteekt. De inleidende flitsen geven de ogen de gelegenheid zich in te stellen op het heldere flitslicht en minimaliseren zo het verschijnsel rode ogen.

LET OP

Na de inleidende flitsen duurt het ongeveer 1 (één) seconde voordat de eigenlijke opname gemaakt wordt. Houd de camera vooral stevig vast om bewegen ervan te voorkomen.

Kijkt het onderwerp niet recht in de inleidende flitsen of is de afstand tot het onderwerp te groot, dan kan dat het effect van de functie teniet doen. Ook persoonlijke lichamelijke kenmerken kunnen het effect beperken.

#Invulflitsen

De flitser ontsteekt altijd, ongeacht het beschikbare licht. Deze functie is vooral praktisch om schaduwen (bijvoorbeeld van boombladeren) op het gelaat van personen, in situaties met tegenlicht, enzovoort weg te werken. Maar ook om kleurverschuivingen te corrigeren welke veroorzaakt worden door kunstlicht, en dan met name door TL-licht.

$Flitser uit

De flitser ontsteekt nooit, ook niet bij weinig licht. Deze functie gebruikt u op plaatsen waar flitsen niet is toegestaan, bijvoorbeeld in musea.

1

Fotograferen

21

1

Fotograferen

Gebruik van de flitser #

LET OP

Omdat met de flitser uitgeschakeld en bij weinig licht automatisch een lange sluitertijd wordt ingesteld, doet u er goed aan een statief te gebruiken om bewegen van de camera tegen te gaan.

Kies de gewenste flitserfunctie door met de camera in de stand Fotograferen herhaald op de knop d (#) te drukken.

Met elke druk op de pijlknop wisselt de flitserfunctie in de hieronder

afgebeelde volgorde. Na de functie [$] wisselt de flitserfunctie weer naar [AUTO].

AUTO

 

P

 

 

 

 

!

 

 

 

AUTO

 

#

 

 

 

 

 

 

$

 

HQ 2272*1704 11a

 

 

 

 

Tijdens het opladen van de

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

P

flitser knippert de

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

laadindicator (#).

Functie-

 

 

 

 

Voorbeeld: Kiest u als

 

 

#

 

pictogram

 

 

 

flitserfunctie [#], dan wordt

 

 

 

Flitser

 

 

 

 

dat in de monitor

 

 

 

 

 

 

 

 

o

aangegeven door het

 

 

 

 

 

 

 

 

HQ 2272*1704 11a

functiepictogram #.

 

 

 

 

Het functiepictogram voor de flitserfunctie dooft automatisch.

Effectief flitsbereik

Onderstaande tabel geeft het effectieve bereik van de flitser aan.

Effectief flitsbereik (W)

0,5 m – 3,6 m

Effectief flitsbereik (T)

0,5 m – 2,0 m

 

 

22

Andere resolutie en beeldkwaliteit Kinstellen

Beeldkwaliteiten voor stilstaande beelden

Met deze functie selecteert u de resolutie en de beeldkwaliteit waarmee de beelden worden opgeslagen op het geheugenkaartje. U doet er goed aan bij het kiezen van de resolutie en de beeldkwaliteit rekening te houden met het doel waarvoor u uw opnamen wilt gebruiken. Standaard staat de camera ingesteld op beeldkwaliteit HQ.

Opslag-

Beeldkwa-

Resolutie

 

 

Toepassing

functie

liteit

 

 

 

 

 

 

 

 

2272 × 1704

Hoog

Voor het maken van grote

SHQ

Gedetailleerd

prints en voor bewerkingen

 

 

(Lage compressie)

 

 

op een computer.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2272 × 1704

 

 

 

HQ

 

(Verder aan te duiden

 

 

Voor printen op

 

met standaard

 

 

briefkaartformaat.

 

 

 

 

 

 

compressie)

 

 

 

SQ1

 

2048 × 1536

 

 

Voor printen op 3" × 5"

Normaal

 

 

formaat.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1600 × 1200

 

 

 

 

 

 

 

 

Voor kleine prints, voor

 

 

1280 × 960

 

 

SQ2

 

 

 

publicatie op internet en

 

1024 × 768

 

 

 

 

 

 

voor e-mail bijlagen.

 

 

 

Laag

 

 

640 × 480

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opslagcapaciteit van geheugenkaartjes en aantallen beelden die kunnen worden opgeslagen

 

 

 

 

 

SQ2

 

 

SHQ

HQ

SQ1

1600 ×

1280 ×

1024 ×

640 ×

 

 

 

 

1200

960

768

480

 

 

 

 

 

 

 

 

16MB

5

16

20

24

38

58

90

32MB

11

32

40

48

76

117

180

 

 

 

 

 

 

 

 

64MB

22

65

81

97

153

234

362

 

 

 

 

 

 

 

 

128MB

45

130

163

194

307

469

726

256MB

90

262

326

389

614

940

1453

 

 

 

 

 

 

 

 

512MB

180

523

652

779

1229

1879

2904

 

 

 

 

 

 

 

 

1

Fotograferen

23

Andere resolutie en beeldkwaliteit Kinstellen

De in de tabel vermelde aantallen beelden die kunnen worden opgeslagen gelden bij benadering.

Het aantal beelden dat nog kan worden opgeslagen, kan variëren met het onderwerp en met de print reservering.

Het is mogelijk dat wanneer een foto wordt gemaakt of een opgeslagen beeld wordt gewist, het aantal beelden dat nog kan worden opgeslagen niet verandert.

1Opnemen van geluid bij stilstaande beelden, vermindert het aantal opnamen dat u op een kaartje kunt opslaan.

Fotograferen

Resolutie en compressieverhouding

Compressieverhouding en beeldkwaliteit

De kwaliteit van het beeld is afhankelijk van de compressieverhouding. Beelden die worden gefotografeerd met een lage compressieverhouding zijn helderder dan beelden die met de standaard compressieverhouding worden gefotografeerd. Daar staat echter tegenover dat een lagere compressieverhouding de beeldbestanden groter maakt, waardoor het aantal beelden dat op een beeldkaartje kan worden opgeslagen kleiner wordt.

Resolutie

Onder de resolutie wordt het aantal pixels (verticaal × horizontaal) verstaan waarmee een beeld wordt opgeslagen. Moet het beeld worden geprint, dan verdient een hogere resolutie (groter aantal pixels) de voorkeur omdat dat een helderder beeld oplevert. Maar een hogere resolutie maakt ook het beeldbestand (de hoeveelheid beeldmateriaal) groter, waardoor het aantal beelden dat kan worden opgeslagen afneemt.

Resolutie en beeldformaat op het computerscherm

Wordt een beeld overgebracht naar een computer, dan is de grootte van het beeld op het computerscherm afhankelijk van de instelling van de monitor. Zo wordt bijvoorbeeld een beeld dat wordt gefotografeerd met een resolutie van 1024 × 768 schermvullend afgebeeld, mits ook de monitor is ingesteld op 1024 × 768. Stelt u daarentegen voor de monitor een hogere resolutie in dan 1024 × 768 (bijvoorbeeld 1280 × 1024), dan beslaat het beeld maar een deel van het scherm.

24

Andere resolutie en beeldkwaliteit Kinstellen

Open het hoofdmenu door met de camera in de stand Fotograferen op de OK/MENU-knop te drukken.

Selecteer het functiepictogram [K] (Beeldkwaliteit) door op de knop bte drukken.

Selecteer als beeldkwaliteit [SHQ], [HQ], [SQ1] of [SQ2] door op aof cte drukken.

Selecteert u [SHQ], [HQ] of [SQ1], dan gaat u verder met stap 4.

Selecteert u [SQ2], dan gaat u verder met stap 3.

Open het instelmenu voor beeldkwaliteit [SQ2] door op dte drukken.

Kies de gewenste resolutie met aof cen druk dan op de OK/MENUknop.

Druk op de OK/MENU-knop.

 

F

K

MODE MENU

 

WB

 

1

 

K

Fotograferen

 

 

SHQ

2272×1704

 

HQ

2272×1704

 

SQ1

2048×1536

 

SQ2

640×480

 

SELECT

GO

 

SQ2

1600×1200

1280×960

1024×768

640×480

CANCEL SELECT GO

In de monitor wordt nu de geselecteerde beeldkwaliteit aangegeven, samen met het aantal stilstaande beelden dat u nog kunt fotograferen.

Wilt u de ingestelde beeldkwaliteit ook gebruiken wanneer u de volgende

keer gaat fotograferen, dan kiest u voor de functie [ALL RESET] (Alles herstellen) de optie [OFF] (Uit). g“Camera-instellingen opslaan” (zie

blz. 80).

25

Andere resolutie en beeldkwaliteit Kinstellen

1

Fotograferen

Beeldkwaliteiten voor video-opnamen

Voor video-opnamen kunt u kiezen uit 2 (twee) beeldkwaliteiten. De opnametijd is afhankelijk van de gekozen beeldkwaliteit.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opslagfunctie

 

Resolutie

Opnametijd (16 MB)

 

(Aantal beelden per seconde)

 

 

 

 

 

 

 

HQ

320 × 240

 

 

 

Circa 41 s.

 

(15 beelden per seconde)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SQ

160 × 120

 

 

 

Circa 150 s.

 

(15 beelden per seconde)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totale opnametijd per kaartje

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Beeldkwaliteit

HQ

 

 

 

SQ

 

Capaciteit kaartje

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16MB

 

Circa 41 s.

 

 

 

Circa 150 s.

 

32MB

 

Circa 83 s.

 

 

 

Circa 300 s.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

64MB

 

Circa 170 s.

 

 

 

Circa 600 s.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

128MB

 

Circa 330 s.

 

 

 

Circa 1200 s.

 

256MB

 

Circa 670 s.

 

 

 

Circa 2400 s.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

512MB

 

Circa 1300 s.

 

 

 

Circa 4800 s.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De in bovenstaande tabel vermelde opnametijden gelden bij benadering.

26

Andere resolutie en beeldkwaliteit Kinstellen

Open het hoofdmenu door met de camera in de stand [MOVIE] (n) op de OK/MENU-knop te drukken.

g“Videobeelden fotograferen N” (zie blz. 16)

 

F

K

MODE MENU

 

WB

 

1

Selecteer het functiepictogram [K] (Beeldkwaliteit) door op bte drukken.

Selecteer beeldkwaliteit [HQ] of [SQ] door op aof cte drukken.

 

K

HQ

320×240

SQ

160×120

SELECT

GO

Fotograferen

Druk op de OK/MENU-knop.

In de monitor worden nu de geselecteerde beeldkwaliteit en de nog beschikbare opnametijd aangegeven.

27

1

Fotograferen

Selecteren van de witbalans aan de hand van de omgevingsverlichting –0

Wanneer daglicht, zonlicht of gloeilamplicht

door wit materiaal wordt weerkaatst, zal voor elk van die materialen de gereproduceerde kleur wit er anders uitzien. Het menselijk oog daarentegen herkent witte objecten als wit, ongeacht het omgevingslicht. Maar bij een

digitale camera moet, om er voor te zorgen dat witte objecten er ook als wit uitzien, de kleur

worden aangepast aan het omgevingslicht. Een dergelijke aanpassing wordt “instellen van de witbalans” genoemd.

 

De camera past de witbalans automatisch aan aan de hand van de

AUTO

heersende lichtomstandigheden, zodat natuurlijke kleuren worden

 

gereproduceerd.

 

Kies aan de hand van de heersende lichtomstandigheden een van

 

de volgende witbalans instellingen.

 

5

Bedoeld voor het fotograferen onder een heldere hemel.

 

 

 

Vooringesteld

3

Bedoeld voor het fotograferen onder een bewolkte hemel.

 

 

 

 

1

Bedoeld voor het fotograferen onder kunstlicht

 

 

(gloeilamplicht).

 

>

Bedoeld voor het fotograferen onder TL-licht.

 

 

 

Open het hoofdmenu door met de camera in de stand Fotograferen op de OK/MENU-knop te drukken.

Selecteer het functiepictogram [0] door op cte drukken.

 

F

K

MODE MENU

 

WB

28

Selecteren van de witbalans aan de hand van de omgevingsverlichting – 0

Selecteer de gewenste witbalansfunctie [AUTO], [5], [3], [1] of [>] door op aof cte drukken en druk dan op de OK/ MENU-knop.

Daarmee heeft u de gewenste witbalans ingesteld.

Wordt een witbalansfunctie geselecteerd, dan verschijnt het pictogram van de betreffende functie – 5, 3, 1, >– in de monitor.

Wordt als witbalansfunctie [AUTO] geselecteerd, dan verschijnt daarvan geen functiepictogram in de monitor.

 

WB

 

AUTO

SELECT

GO

 

WB

 

>

SELECT

GO

Indicator

P-1.0

5

o

HQ 2272*1704 11a

Wilt u een zonsopgang of een zonsondergang met fraaie roodtinten fotograferen, dan kiest u als witbalansfunctie [5] of [3].

LET OP

Het is mogelijk dat de witbalansfunctie onder het licht van bepaalde lichtbronnen weinig of geen effect heeft, bijvoorbeeld wanneer meerdere lichtbronnen worden gebruikt.

Stelt u een andere witbalans dan [AUTO] in, dan doet u er goed aan het gefotografeerde beeld in de monitor weer te geven en de kleuren te controleren.

Ontsteekt de flitser bij een andere witbalans dan [AUTO], dan is het mogelijk dat de kleuren in de uiteindelijke opname verschillen van de kleuren van het beeld dat u in de monitor zag.

1

Fotograferen

29

Belichtingscorrectie Finstellen

Is het gefotografeerde onderwerp bijzonder helder of donker, of is het contrast tussen onderwerp en achtergrond sterk, dan kunt u de helderheid aanpassen door de belichting te corrigeren. U kunt de belichting over een bereik van + 2,0 EV tot – 2,0 EV in stappen van 1/3 EV (Exposure Value = belichtingswaarde)

1 corrigeren.

Fotograferen

Open het hoofdmenu door met de

 

camera in de stand Fotograferen op

F

de OK/MENU-knop te drukken.

 

K

MODE MENU

Selecteer het functiepictogram [ F]

 

door op ate drukken.

WB

Selecteer de gewenste

F

belichtingscorrectiewaarde door op

+

aof cte drukken.

 

a: Corrigeert in positieve (+) zin voor een

0.0

 

helderder beeld.

 

 

c: Corrigeert in negatieve (–) zin voor

SELECT

GO

een donkerder beeld.

 

 

 

 

Druk op de OK/MENU-knop.

Nu wordt de geselecteerde belichtingscorrectie toegepast.

Vaak worden heldere onderwerpen (bijvoorbeeld sneeuw) in de uiteindelijke opname donkerder afgebeeld dan hun natuurlijke kleuren. Door dergelijke onderwerpen in positieve (+) zin te corrigeren, worden de werkelijke kleurschakeringen van deze onderwerpen beter benaderd. Om dezelfde redenen corrigeert u in negatieve (–) zin als u donkere onderwerpen fotografeert.

U doet er goed aan om, nadat u een opname met een gecorrigeerde belichting heeft gemaakt, de belichtingscorrectie weer op 0 (nul) terug te zetten.

LET OP

Gebruikt u de flitser, dan kan de helderheid (belichting) van het beeld afwijken van de bedoelde helderheid (belichting).

30

Loading...
+ 154 hidden pages