Olympus D-590 ZOOM, C-470 ZOOM, X-500 User Manual [nl]

Uitgebreide handleiding
DIGITAL CAMERA
D-590 ZOOM C-470 ZOOM X-500
1 Fotograferen
2 Beelden weergeven
3
Instellen van de camera
5
Camera aansluiten op een computer
6 Appendix

Hoe u deze handleiding gebruikt

Contents
2 Viewing ........................................................45
Displaying several pictures at once G................................................46
Selecting the number of pictures G..........................................47
Enlarging pictures U............................................................................49
Rotating pictures y..............................................................................50
Displaying pictures one after another m.............................................53
Recording sound with pictures taken R................................................54
Playing back movies q.......................................................................56
Creating an index........................................................................58
Playback on a TV..................................................................................60
Displaying shooting information............................................................63
Editing pictures......................................................................................64
Creating black and white pictures...............................................64
Creating sepia-toned pictures.....................................................66
Changing the resolution Q.......................................................68
Protecting pictures 0.........................................................................70
Erasingone picture S ...........................................................................72
Index
A
AC adapter ........................... 167
AF target mark ........................10
ALL RESET ............................ 80
All-frame reservation U ......106
Arrow pads ........................... 169
AUTO (white balance) ............ 28
Auto-flash ...............................21
AV cable ................................. 60
A/V OUT jack ..........................61
B
Battery ..................................180
Battery charger .....................180
Battery check
indicator ..................165, 170
Battery compartment/card
cover ...............................169
DC-IN jack .............................167
DIGITAL ZOOM ......................19
DPOF ....................................105
DRIVE .....................................36
E
Enlarging pictures U ..............49
Erasing all pictures R ...........73
Erasing one picture S ............72
Error messages .....................157
ESP .........................................31
Exposure Compensation F ..30
F
FILE NAME .............................94
File name ................................94
File number ...........................171
Fill-in flash # ..........................21
172
Appendix
SETUP
GREEN/PINK
8
OFF/
/HIGH
P. 84
SHUTTER SOUND OFF/ /2/3
P. 86
/HIGH
REC VIEW
OFF/
P. 82
FILE NAME
/
AUTO
P. 94
PIXEL MAPPING
P. 101
s
P. 99
X
P. 78
VIDEO OUT
NTSC/PAL
P. 60
K
SHQ/
/SQ1/SQ2
P. 23
F
–2.0 - - +2.0
P. 30
0
/5/3/1/
>
P. 28
is the setting when shipped from the factory (default setting).
Setting differs according to the region where the camera is sold.
LOW
1
LOW
ON
RESET
HQ
0.0
AUTO
Deze handleiding bevat een inhoudsopgave, een index en menu’s met behulp waarvan u het onderwerp dat u wilt gebruiken of waarover u meer wilt weten gemakkelijk kunt terugvinden.
Gebruik van de inhoudsopgave gblz. 5
De inhoud geeft, gegroepeerd in hoofdstukken, een overzicht van alle paragrafen in deze handleiding. De diverse hoofdstukken behandelen de onderwerpen fotograferen, weergeven, printen enzovoort.
Een voorbeeld...
Stel u wilt een index van door u gefotografeerde beelden bekijken.
Daarvoor wordt u in hoofdstuk 2 verwezen naar de paragraaf “Meer beelden tegelijk weergeven G ...zie blz. 46.”
Gebruik van de index gblz. 181
De index is een in alfabetische volgorde gerangschikt overzicht van camerafuncties, onderdelen en in deze handleiding gebruikte uitdrukkingen. Treft u in de handleiding een woord aan dat u niet begrijpt of zoekt u een bepaald begrip, dan kunt u in de index de pagina(‘s) vinden waar die worden behandeld.
Een voorbeeld...
Stel u wilt iets meer weten over ESP­lichtmeting.
Daarvoor gaat u naar de index, achterin de handleiding en zoekt u onder de letter “E” en vindt daar: “ESP…31”.
Gebruik van de overzichten van de menu's
De cameramenu’s hebben een waaiervormige structuur waarin vertakkingen naar de beschikbare functies en instelmogelijkheden verwijzen. Daarvoor zoekt u het gewenste menu op en vindt dan het paginanummer waar de betreffende functie beschreven is.
Een voorbeeld...
Stel u wilt weten wat voor instellingen u voor de WB (witbalans) kunt kiezen.
2
Daarvoor zoekt u dan in de menu’s de functie
WB op en vindt daarachter het nummer van de pagina waar dit beschreven staat.
g
blz. 172

Hoe u de aanwijzingen leest

2
Viewing
Displaying several pictures at once G
This function lets you view several thumbnail pictures on the monitor at once. It is useful when you are looking for a specific picture. You can change the number of pictures displayed.
g
“Selecting the number of pictures G” (P.
47)
Press the G side of the zoom button in playback mode.
The index display appears.
Use the arrow pads to select a picture.
b: Moves to the previous picture.
d: Moves to the next picture.
a: Jumps to the previous index display.
(the frames before the top left frame)
c: Jumps to the next index disp lay.
(the frames following the bottom right frame)
Press the U side of the zoom button.
The screen returns to single-frame
1 2 3
475 6
8 9
1 2 3
475 6
8 9
HQ
HQ
100-0005
100-0005
Onderstaande voorbeeldpagina laat zien hoe u de aanwijzingen in deze handleiding moet lezen. U doet er goed aan, voordat u gaat fotograferen of uw foto’s gaat bekijken, dit voorbeeld aandachtig door te lezen
De bijbehorende afbeelding laat zien welke knoppen u voor het uitvoeren van de betreffende functie nodig heeft, en waar die zich bevinden.
Getoond worden de werkwijze en het beeld dat daarbij in de monitor verschijnt.
In deze handleiding gebruikte aanwijzingen
LET OP
Belangrijke informatie over factoren die de juiste werking kunnen verstoren of problemen met de bediening kunnen veroorzaken. Tevens wijst dit pictogram u op handelingen die
g
Deze voorbeeldpagina dient uitsluitend ter informatie en kan verschillen van de feitelijke pagina’s in deze handleiding.
u absoluut achterwege moet laten. Verwijst naar nuttige informatie en geeft u aanwijzingen die
u kunnen helpen uw camera optimaal te gebruiken. Een verwijzing naar pagina’s die details verschaffen van de
betreffende informatie.
.
3

Menubewerkingen

Het beeld dat in de monitor verschijnt als u de camera inschakelt en op de OK/ MENU-knop drukt, heet het “Hoofdmenu”. Er zijn drie hoofdmenu’s, zie hieronder.
F
K
MODE MENU
WB
Stand Fotograferen Stand Weergeven
De wijze waarop u de menu’s gebruikt wordt hieronder geïllustreerd aan de
hand van de menu’s die verschijnen met de camera in de stand Fotograferen.
m
INFO
MODE MENU
ERASE
(stilstaande beelden)
F
MOVIE PLAYBACK
INFO
Stand Weergeven
(videobeelden)
MODE MENU
ERASE
+
0.0
Bedieningsknoppen
SELECT
GO
(pendelknop en OK/MENU-knop)
Druk op de knop a
Belichtingscorrectie
F
Functiemenu
Druk op de knop b
K
SHQ 2272×1704
HQ 2272×1704
SQ1 2048×1536 SQ2 640×480
SELECT
Bedieningsknoppen (pendelknop en OK/MENU­knop)
GO
Bedieningsknoppen (pendelknop en OK/MENU-knop).
K
MODE MENU
WB
Witbalans
Druk op de knop c
WB
WB
AUTO
SELECT
GO
Functiemenu
Druk op de knop d
ESP/n
ESP
o
DRIVE
CAMERA
Ta b Functie
CARD SET
Selecteer een tab en een functie met de pendelknop.
DIGITAL ZOOM
R
PAN ORAMA
OFF OFF
Zie gblz. 172 voor een overzicht van de menu’s.Om het instelmenu te sluiten, drukt u opnieuw op de OK/MENU-knop.De pijl ( of ) bovenaan of onderaan het menu geeft aan dat het menu
nog meer functies bevat.
4

Inhoudsopgave

Hoe u deze handleiding gebruikt.............................................................2
Hoe u de aanwijzingen leest ...................................................................3
Menubewerkingen...................................................................................4
1 Fotograferen ................................................. 9
Scherpstellen op een onderwerp dat niet in het beeldmidden staat
(Focusgeheugen) ..................................................................................10
Een ander motiefprogramma kiezen – l ....................................12
De diverse motiefprogramma’s ...................................................13
Videobeelden fotograferen N..............................................................16
Zoomen .................................................................................................18
Optisch zoomen ..........................................................................18
Digitaal zoomen activeren...........................................................19
Gebruik van de flitser #........................................................................21
Andere resolutie en beeldkwaliteit K instellen....................................23
Beeldkwaliteiten voor stilstaande beelden ..................................23
Beeldkwaliteiten voor video-opnamen ........................................26
Selecteren van de witbalans aan de hand van
de omgevingsverlichting –0 ............................................................28
Belichtingscorrectie F instellen..........................................................30
Wanneer helderheid van onderwerp en achtergrond verschillen n...31
Close-ups fotograferen &.....................................................................33
Instellen van de functie Supermacro %.....................................34
Fotograferen met de zelfontspanner Y ................................................35
Repeterende opnamen fotograferen j ..............................................36
Panoramaopnamen...............................................................................38
Twee-in-een opnamen – /...........................................................41
Geluid opnemen bij stilstaande beelden R ...........................................43
2 Beelden weergeven .................................... 45
Meer beelden tegelijk weergeven G ...................................................46
Aantal getoonde beelden instellen G........................................47
Gezoomd weergeven U.......................................................................49
Beelden draaien y ...............................................................................50
Diashow m..........................................................................................53
5
Inhoudsopgave
Geluid opnemen bij gefotografeerde beelden R ...................................54
Video-opnamen weergeven q............................................................56
Samenstellen van een index.......................................................58
Weergeven op een TV ..........................................................................60
Informatieweergave in de monitor.........................................................63
Stilstaande beelden bewerken ..............................................................64
Zwart-wit ....................................................................................64
Sepia ..........................................................................................66
Resolutie wijzigen Q ................................................................68
Beelden beveiligen 0 ........................................................................70
Een enkel beeld wissen S....................................................................72
Alle beelden wissen R........................................................................73
3 Instellen van de camera..............................75
Taal instellen W...............................................................................76
Instellen van datum en tijd X..............................................................78
Camera-instellingen opslaan.................................................................80
Een beeld onmiddellijk na de opname controleren ...............................82
Instellen van het akoestisch signaal/waarschuwingssignaal 8...........84
Instellen van het sluitergeluid................................................................86
Instellen van het volume van het afgespeelde geluid ...........................88
Inschakelbeeld en geluid instellen ........................................................90
Instellen van de achtergrondkleur .........................................................92
Instellen van de bestandsnaam ............................................................94
Kaartje formatteren ...............................................................................97
Instellen van de helderheid van de monitor s ...................................99
Instellen van CCD en beeldbewerkingfuncties....................................101
4 Beelden printen.........................................103
Selecteren van de printmethode .........................................................104
Printreserveringen specificeren <......................................................105
Alle beelden reserveren U......................................................106
Eén beeld reserveren <...........................................................108
Annuleren van reserveringen....................................................110
Printen met een PictBridge-compatibele printer..................................112
6
Inhoudsopgave
Gebruik van de directe printfunctie ...........................................112
Aansluiten van de camera op een printer .................................113
Beelden printen.........................................................................115
De makkelijkste manier om een beeld te printen ......................116
De functies PRINT en MULTI PRINT........................................118
De functie ALL PRINT (Alles printen) .......................................122
De functies ALL INDEX en PRINT ORDER..............................125
Afsluiten van de functie Direct Printen ......................................127
5 Camera aansluiten op een computer........129
Werkvolgorde ......................................................................................130
Gebruik van de meegeleverde software OLYMPUS Master...............131
Wat is OLYMPUS Master? .......................................................131
OLYMPUS Master installeren ...................................................132
Aansluiten van de camera op een computer.......................................138
OLYMPUS Master starten...................................................................140
In de camera opgeslagen beelden weergeven op een computer .......142
Camerabeelden overbrengen naar en opslaan
op een computer .......................................................................142
Stilstaande beelden en videobeelden bekijken ...................................145
Beelden printen ...................................................................................147
Beelden vanuit de camera overbrengen naar en opslaan op een
computer, zonder gebruik te maken van OLYMPUS Master ..............149
6 Appendix................................................... 151
Voorzorgsmaatregelen........................................................................152
Hanteren van de camera ..........................................................152
Voorzorgsmaatregelen bij het hanteren van batterijen .............154
Voorzorgsmaatregelen bij het hanteren van kaartjes ...............155
LCD-monitor..............................................................................156
Foutmeldingen ....................................................................................157
Als zich een probleem voordoet..........................................................161
Betekenis van indicatie-LED's en functiepictogram ............................165
Onderhoud van de camera .................................................................166
Lichtnetadapter (los verkrijgbaar)........................................................167
De verschillende onderdelen...............................................................168
7
Inhoudsopgave
Indicaties in de monitor .......................................................................170
Overzicht van de menu’s.....................................................................172
Instellingen van de diverse fotofuncties ..............................................176
Technische gegevens – Camera ........................................................178
Technische gegevens – Accessoires..................................................180
Index ...................................................................................................181
8
1

Fotograferen

Dit hoofdstuk beschrijft hoe u opeenvolgende beelden fotografeert en video-opnamen maakt, hoe u de flitser gebruikt, hoe u zoomt enzovoort.
Wilt u de camera anders instellen, dan raadpleegt u “3 Instellen van de camera”.
1
Fotograferen
9

Scherpstellen op een onderwerp dat niet in het beeldmidden staat (Focusgeheugen)

2272*1704
20
HQ
2272*1704
20
HQ
Staat het onderwerp waarop u wilt scherpstellen niet exact in het midden van het monitorbeeld, en kunt u er ook het AF-teken niet op zetten, dan kunt u de camera scherpstellen op een ander onderwerp op ongeveer dezelfde afstand (focusgeheugen) en de opname maken zoals dat hieronder is beschreven. Dit heet “focusgeheugen”.
1
Fotograferen
Richt met de camera in de stand Fotograferen, het AF-teken op het onderwerp waarop u wilt scherpstellen.
Fotografeert u een onderwerp waarop de
camera zich moeilijk kan scherpstellen, dan richt u de camera op een onderwerp op ongeveer dezelfde afstand als het gewenste onderwerp.
Druk de ontspanknop half in.
Brandt de groene LED constant, dan
betekent dat dat de gemeten scherpstelling, belichting en witbalans worden vastgehouden.
Knippert de groene LED, dan
betekent dat…:
Kader de opname opnieuw af terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
P
o
2272*1704
HQ
AF-teken
2020
…dat u te dicht bij uw onderwerp staat. Maak de opname op minstens
50 cm afstand van het onderwerp. Is de afstand tussen camera en onderwerp minder dan 50 cm, dan stelt u de camera in op macro­opname. g“Close-ups fotograferen &” (zie blz. 33)
…dat de gemeten scherpstelling niet wordt vastgehouden. Laat de
ontspanknop los, kader opnieuw af op uw onderwerp en druk de ontspanknop opnieuw half in.
P
(
a
10
o
2272*1704
HQ
2020
a
Scherpstellen op een onderwerp dat niet in het beeldmidden staat (Focusgeheugen)
Maak de opname door de ontspanknop helemaal in te drukken.
Onderwerpen waarop de camera zich moeilijk kan scherpstellen
Het doel van de automatische scherpstelfunctie van de camera is automatisch scherp te stellen op het onderwerp dat u wilt fotograferen. Maar onder bepaalde omstandigheden is het mogelijk dat het autofocus niet werkt zoals u verwacht. Als dat gebeurt, stelt u scherp op een contrastrijk object op dezelfde afstand als het gewenste onderwerp (autofocusgeheugen), kadert uw onderwerp opnieuw af en maakt vervolgens uw opname.
Voor details van de werkwijze met het focusgeheugen, raadpleegt ugblz. 10.
1
Fotograferen
Onderwerp met weinig
contrast
Onderwerpen op
verschillende
afstanden
Heeft het onderwerp dat u wilt fotograferen geen verticale lijnen, dan draait
u de camera verticaal en stelt met het autofocusgeheugen scherp op het onderwerp door de ontspanknop half in te drukken. Vervolgens draait u de camera – met de ontspanknop nog steeds half ingedrukt – weer horizontaal en maakt uw opname.
Onderwerp met een
bijzonder helder vlak in
het midden van het beeld
Snel bewegende
onderwerpen
Onderwerp zonder
verticale lijnen
(Zie onderstaande “TIPS”)
Onderwerp niet in het
midden van het
monitorbeeld
11
Een ander motiefprogramma kiezen – l
Bij deze camera kunt u kiezen uit 10 (tien) motiefprogramma’s. Om het door u gewenste effect te verkrijgen, selecteert u eenvoudig de functie die voor uw doel of voor de heersende lichtomstandigheden het meest geschikt is.
1
Fotograferen
Tot u zich helemaal vertrouwd heeft gemaakt met de camera doet u er goed
aan te fotograferen met de fotofunctie [PROGRAM AUTO] (Programmagestuurd automatisch).
Druk met de camera in de stand Fotograferen, op de knop a (l).
Links in de monitor verschijnt nu een palet met fotofuncties waarin u het gewenste motiefprogramma kunt selecteren.
Selecteer het gewenste motiefprogramma door op a of c te drukken en druk dan op de OK/ MENU-knop.
Daarmee heeft u het gewenste motiefprogramma ingesteld.
PROGRAM AUTO
For normal shooting
SELECT
PORTRAIT
SELECT
GO
GO
12
Een ander motiefprogramma kiezen –
l

De diverse motiefprogramma’s

Programmagestuurd Auto P
Het enige wat u hoeft te doen is de ontspanknop indrukken. De camera kiest automatisch de optimale instellingen.
Portret
Deze functie is bedoeld voor het fotograferen van beeldvullende portretten van personen en is ideaal voor het accuraat vastleggen van huidtinten.
I
1
Fotograferen
Binnenshuis
Deze functie is bedoeld voor het fotograferen van onderwerpen binnenshuis, samen met de scène op de achtergrond.
Als beeldkwaliteit kunt u SQ2 “1280 x 960”, “1024 x 768” en “640 x 480”
pixels instellen.
Strand en sneeuw R
Aan het strand of in de sneeuw zorgt deze functie voor fraaie beelden. Met deze functie maakt u fraaie opnamen van landschappen met wit zand of sneeuw.
H
13
Een ander motiefprogramma kiezen –
Culinair G
Met deze functie maakt u fraaie opnamen van gerechten, enzovoort. Voor een scherpe, levendige weergave van het onderwerp worden verzadiging, scherpte en contrastinstellingen hoog ingesteld.
1
Fotograferen
Landschap + Portret
Deze functie gebruikt u om zowel uw onderwerp als het omringende landschap vast te leggen.
K
l
Landschap
Met deze functie maakt u heldere en scherpe opnamen van weidse landschappen. Deze functie zorgt voor een zeer grote scherptediepte waarin het hele beeldveld scherp wordt weergegeven.
Nachtscène
Deze functie is bedoeld voor het fotograferen van nachtelijke stadsgezichten, bijvoorbeeld van verlichte gebouwen.
Kiest u het motiefprogramma m (Nachtscène), dan stelt de camera daarbij
L
m
een lange sluitertijd in. Om bij lange sluitertijden wazige opnamen als gevolg van bewegen van de camera (bewegingsonscherpte) te voorkomen, doet u er goed aan een statief te gebruiken.
14
Een ander motiefprogramma kiezen –
Zelfportret o
Met deze functie fotografeert u zichzelf terwijl u zelf de camera hanteert.
l
De zoomlens wordt vastgezet in de W-stand
(groothoek) en met de camera ingesteld op Zelfportret kunt u dat niet veranderen.
Met deze functie kunt u ook geen spotmeting uitvoeren.
Video-opnamen N
Stelt u in staat filmopnamen te maken.
g“Videobeelden fotograferen N” (zie blz. 16)
1
Fotograferen
15

Videobeelden fotograferen N

$
00:36
HQ
Met deze camera kunt u zowel stilstaande beelden als bewegende beelden (video) fotograferen. Samen met de videobeelden wordt automatisch ook geluid opgenomen.
1
Fotograferen
Druk met de camera in de stand Fotograferen, op de knop a (l).
Links in de monitor verschijnt nu een palet met fotofuncties waarin u het gewenste motiefprogramma kunt selecteren.
PROGRAM AUTO
For normal shooting
SELECT
GO
16
Selecteer de functie [MOVIE] (n) door op a of c te drukken en druk dan op de OK/MENU-knop.
Daarmee heeft u de camera ingesteld op Video-opnamen.
Richt het AF-teken op uw onderwerp terwijl u naar het beeld in de monitor kijkt.
Tijdens video-opnamen wordt in de monitor
de nog beschikbare opnametijd aangegeven.
SELECT
AF-teken
N
$
$
R
HQ
Nog beschikbare opnametijd
MOVIE
GO
00:3600:36
Videobeelden fotograferen
Druk de ontspanknop half in en houd hem half ingedrukt.
De gemeten scherpstelling en witbalans worden vastgehouden en de groene LED brandt constant.
Start de opname door de ontspanknop helemaal in te drukken en daarna los te laten.
Tijdens het fotograferen van
videobeelden licht het functiepictogram N rood op.
Wilt u de opname stoppen, dan drukt u opnieuw op de ontspanknop.
N
1
Fotograferen
Als de nog beschikbare opnametijd verstreken is, stopt de opname
automatisch.
Wilt u de zojuist gefotografeerde video-opnamen bekijken, dan raadpleegt
u g“Video-opnamen weergeven q” (zie blz. 56).
Tijdens video-opnamen is optisch zoomen niet mogelijk. Denkt u tijdens
video-opnamen de zoomfunctie nodig te hebben, dan kiest u voor de instelling van [DIGITAL ZOOM] de optie [ON] (Aan). g“Zoomen” (zie blz. 18).
17

Zoomen

De camera beschikt over twee zoomsystemen, het ene is een normaal optisch zoomsysteem en het andere een digitaal zoomsysteem. Door op uw onderwerp in of uit te zoomen, kunt u sfeer en compositie van het beeld wijzigen.
Optisch zoomen Maximale vergroting: 3×
Optisch zoomen + digitaal zoomen Maximale vergroting: 12×
1
Fotograferen

Optisch zoomen

Om te zoomen drukt u met de camera in de stand Fotograferen op de zoomknop.
Om op een ver verwijderd object in te zoomen (dichterbij te halen), houdt u de T-kant (Tele) van de zoomknop ingedrukt. Om uit te zoomen en zo een weidser beeld te verkrijgen, houdt u de W-kant (Groothoek) van de zoomknop ingedrukt.
o o
Groothoek (W)
De indicator in de zoombalk beweegt omhoog of omlaag.
Opnameafstand en beeldvlak
Zoomstand Opnameafstand
Stand Macro (W) 20 cm – ) (oneindig) 207 mm × 154 mm (20 cm) Stand Macro (T) 20 cm – ) 70 mm × 53 mm (20 cm) Normale opnamen (W) 50 cm – ) 502 mm × 373 mm (50 cm) Normale opnamen (T) 50 cm – ) 170 mm × 127 mm (50 cm)
Tele (T)
Beeldvlak (b × h)
(Kleinste opnameafstand)
18

Digitaal zoomen activeren

Om optisch te zoomen hoeft u alleen maar op de zoomknop te drukken. Wilt u daarentegen digitaal zoomen, dan moet u eerst in de monitor de functie [DIGITAL ZOOM] (Digitaal zoomen) op [ON] (Aan) zetten.
Het optische zoomsysteem vergroot het
onderwerp door de brandpuntsafstand van de lens te verlengen. Digitaal zoomen, daarentegen, vergroot het beeld door het door de camera geregistreerde beeld digitaal te bewerken. Van het beeldveld in het midden van het beeld wordt een uitsnede gemaakt die in de monitor vergroot wordt afgebeeld. Een en ander kan wel tot gevolg hebben dat digitaal gezoomde beelden er enigszins korrelig uitzien.
Open het hoofdmenu door met de camera in de stand Fotograferen op de OK/MENU-knop te drukken.
Open het functiemenu [MODE MENU] door op d te drukken.
K
Zoomen
1
Fotograferen
F
MODE MENU
WB
Selecteer het tabblad [CAMERA] door op a of c te drukken.
Open het instelmenu [CAMERA] door op d te drukken.
ESP/n
DRIVE
CAMERA
DIGITAL ZOOM
CARD
R
SET
PAN ORAMA
ESP
o
OFF OFF
19
Zoomen
Selecteer de functie [DIGITAL ZOOM] door op a of c te drukken.
Open het instelmenu voor digitaal zoomen door op d te drukken.
1
Fotograferen
Selecteer de optie [ON] (Aan) door op a of c te drukken en druk dan op de OK/MENU-knop.
Daarmee heeft u de functie Digitaal zoomen geactiveerd.
Wilt u het menu sluiten, dan drukt u opnieuw op de OK/MENU-knop.
Selecteert u de optie [OFF] (Uit), dan is digitaal zoomen niet mogelijk.
Om digitaal te zoomen, drukt u nu op de zoomknop.
ESP/n
DRIVE
CAMERA
DIGITAL ZOOM
CARD
R
SET
PAN ORAMA
ESP/n
DRIVE
CAMERA
DIGITAL ZOOM
CARD
R
SET
PAN ORAMA
ESP
o
OFF OFF
OFF
ON
20
o o
Witte vlak: Optisch zoombereik Rode vlak: Digitaal zoombereik
LET OP
Beelden die u fotografeert met digitaal zoomen, kunnen er wat korrelig uitzien.
Bij sterkere vergrotingen worden de gevolgen van bewegen van de camera
duidelijker merkbaar. Plaats de camera op een statief, enzovoort om bewegen ervan tegen te gaan.
Met de camera in de stand Zelfportret kunt u niet zoomen.

Gebruik van de flitser #

Hoewel de camera bij aflevering door de fabriek is ingesteld op Autoflitsen kunt u, afhankelijk van de lichtomstandigheden, kiezen uit de volgende 4 (vier) flitserfuncties.
Autoflitsen (Standaardinstelling af fabriek)
Bij weinig licht of tegenlicht ontsteekt de flitser automatisch.
!Flitsen met onderdrukken van rode ogen
Het door de flitser geleverde licht is er de oorzaak van dat in flitsopnamen de ogen van uw onderwerp er soms rood uitzien. De functie flitsen met onderdrukken van rode ogen [!] zorgt ervoor dat dit verschijnsel in belangrijke mate wordt onderdrukt, door een aantal inleidende flitsen af te geven voordat de hoofdflits ontsteekt. De inleidende flitsen geven de ogen de gelegenheid zich in te stellen op het heldere flitslicht en minimaliseren zo het verschijnsel rode ogen.
LET OP
Na de inleidende flitsen duurt het ongeveer 1 (één) seconde voordat de
eigenlijke opname gemaakt wordt. Houd de camera vooral stevig vast om bewegen ervan te voorkomen.
Kijkt het onderwerp niet recht in de inleidende flitsen of is de afstand tot het
onderwerp te groot, dan kan dat het effect van de functie teniet doen. Ook persoonlijke lichamelijke kenmerken kunnen het effect beperken.
#Invulflitsen
De flitser ontsteekt altijd, ongeacht het beschikbare licht. Deze functie is vooral praktisch om schaduwen (bijvoorbeeld van boombladeren) op het gelaat van personen, in situaties met tegenlicht, enzovoort weg te werken. Maar ook om kleurverschuivingen te corrigeren welke veroorzaakt worden door kunstlicht, en dan met name door TL-licht.
1
Fotograferen
$Flitser uit
De flitser ontsteekt nooit, ook niet bij weinig licht. Deze functie gebruikt u op plaatsen waar flitsen niet is toegestaan, bijvoorbeeld in musea.
21
Gebruik van de flitser
P
2272*1704
11
HQ
2272*1704
11
HQ
LET OP
Omdat met de flitser uitgeschakeld en bij weinig licht automatisch een lange
sluitertijd wordt ingesteld, doet u er goed aan een statief te gebruiken om bewegen van de camera tegen te gaan.
#
1
Fotograferen
met de camera in de stand Fotograferen herhaald op de knop d (#) te drukken.
Met elke druk op de pijlknop wisselt de flitserfunctie in de hieronder afgebeelde volgorde. Na de functie [$] wisselt de flitserfunctie weer naar [AUTO].
Tijdens het opladen van de
flitser knippert de laadindicator (#).
Voorbeeld: Kiest u als
flitserfunctie [#], dan wordt dat in de monitor aangegeven door het functiepictogram #.
Het functiepictogram voor de
flitserfunctie dooft automatisch.
Kies de gewenste flitserfunctie door
AUTO
!
#
$
P
HQ
Functie­pictogram Flitser
AUTO
2272*1704
P
#
o
HQ
a
1111
2272*1704
1111
a
Effectief flitsbereik
Onderstaande tabel geeft het effectieve bereik van de flitser aan.
Effectief flitsbereik (W) 0,5 m – 3,6 m Effectief flitsbereik (T) 0,5 m – 2,0 m
22
Andere resolutie en beeldkwaliteit
K
instellen

Beeldkwaliteiten voor stilstaande beelden

Met deze functie selecteert u de resolutie en de beeldkwaliteit waarmee de beelden worden opgeslagen op het geheugenkaartje. U doet er goed aan bij het kiezen van de resolutie en de beeldkwaliteit rekening te houden met het doel waarvoor u uw opnamen wilt gebruiken. Standaard staat de camera ingesteld op beeldkwaliteit HQ.
Opslag-
functie
SHQ
Opslagcapaciteit van geheugenkaartjes en aantallen beelden die kunnen
worden opgeslagen
Beeldkwa-
Capaciteit
kaartje
Beeldkwa-
liteit
Gedetailleerd
HQ
SQ1 2048 × 1536
SQ2
128MB 45 130 163 194 307 469 726 256MB 90 262 326 389 614 940 1453 512MB 180 523 652 779 1229 1879 2904
Normaal
liteit
SHQ HQ SQ1
16MB 5 16 20 24 38 58 90 32MB 11 32 40 48 76 117 180 64MB 22 65 81 97 153 234 362
(Lage compressie)
(Verder aan te duiden
Resolutie Toepassing
2272 × 1704
2272 × 1704
met standaard
compressie)
1600 × 1200
1280 × 960 1024 × 768
640 × 480
1600 ×
1200
Voor het maken van grote
Hoog
prints en voor bewerkingen op een computer.
Voor printen op briefkaartformaat.
Voor printen op 3" × 5" formaat.
Voor kleine prints, voor publicatie op internet en voor e-mail bijlagen.
Laag
1280 ×
960
SQ2
1024 ×
768
640 ×
480
1
Fotograferen
23
Andere resolutie en beeldkwaliteit
De in de tabel vermelde aantallen beelden die kunnen worden opgeslagen
gelden bij benadering.
Het aantal beelden dat nog kan worden opgeslagen, kan variëren met het
onderwerp en met de print reservering.
Het is mogelijk dat wanneer een foto wordt gemaakt of een opgeslagen beeld
1
Fotograferen
wordt gewist, het aantal beelden dat nog kan worden opgeslagen niet verandert.
Opnemen van geluid bij stilstaande beelden, vermindert het aantal opnamen
dat u op een kaartje kunt opslaan.
K
instellen
Resolutie en compressieverhouding
Compressieverhouding en beeldkwaliteit
De kwaliteit van het beeld is afhankelijk van de compressieverhouding. Beelden die worden gefotografeerd met een lage compressieverhouding zijn helderder dan beelden die met de standaard compressieverhouding worden gefotografeerd. Daar staat echter tegenover dat een lagere compressieverhouding de beeldbestanden groter maakt, waardoor het aantal beelden dat op een beeldkaartje kan worden opgeslagen kleiner wordt.
Resolutie
Onder de resolutie wordt het aantal pixels (verticaal × horizontaal) verstaan waarmee een beeld wordt opgeslagen. Moet het beeld worden geprint, dan verdient een hogere resolutie (groter aantal pixels) de voorkeur omdat dat een helderder beeld oplevert. Maar een hogere resolutie maakt ook het beeldbestand (de hoeveelheid beeldmateriaal) groter, waardoor het aantal beelden dat kan worden opgeslagen afneemt.
Resolutie en beeldformaat op het computerscherm
Wordt een beeld overgebracht naar een computer, dan is de grootte van het beeld op het computerscherm afhankelijk van de instelling van de monitor. Zo wordt bijvoorbeeld een beeld dat wordt gefotografeerd met een resolutie van 1024 × 768 schermvullend afgebeeld, mits ook de monitor is ingesteld op 1024 × 768. Stelt u daarentegen voor de monitor een hogere resolutie in dan 1024 × 768 (bijvoorbeeld 1280 × 1024), dan beslaat het beeld maar een deel van het scherm.
24
Andere resolutie en beeldkwaliteit
Open het hoofdmenu door met de camera in de stand Fotograferen op de OK/MENU-knop te drukken.
Selecteer het functiepictogram [
K]
(Beeldkwaliteit) door op de knop b te drukken.
K
K
F
MODE MENU
WB
instellen
1
Fotograferen
Selecteer als beeldkwaliteit [SHQ], [HQ], [SQ1] of [SQ2] door op a of c te drukken.
Selecteert u [SHQ], [HQ] of [SQ1], dan gaat u verder met stap 4. Selecteert u [SQ2], dan gaat u verder met stap 3.
Open het instelmenu voor beeldkwaliteit [SQ2] door op d te drukken. Kies de gewenste resolutie met a of c en druk dan op de OK/MENU­knop.
SELECT
CANCEL
K
SHQ 2272×1704
HQ 2272×1704
SQ1 2048×1536 SQ2 640×480
GO
SQ2
1600×1200 1280×960
1024×768
640×480
GO
SELECT
Druk op de OK/MENU-knop.
In de monitor wordt nu de geselecteerde beeldkwaliteit aangegeven, samen met het aantal stilstaande beelden dat u nog kunt fotograferen.
Wilt u de ingestelde beeldkwaliteit ook gebruiken wanneer u de volgende
keer gaat fotograferen, dan kiest u voor de functie [ALL RESET] (Alles herstellen) de optie [OFF] (Uit). g “Camera-instellingen opslaan” (zie blz. 80).
25
Andere resolutie en beeldkwaliteit
K
instellen

Beeldkwaliteiten voor video-opnamen

Voor video-opnamen kunt u kiezen uit 2 (twee) beeldkwaliteiten. De opnametijd is afhankelijk van de gekozen beeldkwaliteit.
1
Fotograferen
Opslagfunctie
HQ
SQ
Totale opnametijd per kaartje
Beeldkwaliteit
Capaciteit kaartje
16MB Circa 41 s. Circa 150 s. 32MB Circa 83 s. Circa 300 s.
64MB Circa 170 s. Circa 600 s. 128MB Circa 330 s. Circa 1200 s. 256MB Circa 670 s. Circa 2400 s. 512MB Circa 1300 s. Circa 4800 s.
De in bovenstaande tabel vermelde opnametijden gelden bij benadering.
(Aantal beelden per seconde)
Resolutie
320 × 240
(15 beelden per seconde)
160 × 120
(15 beelden per seconde)
HQ SQ
Opnametijd (16 MB)
Circa 41 s.
Circa 150 s.
26
Andere resolutie en beeldkwaliteit
Open het hoofdmenu door met de camera in de stand [MOVIE] (n) op de OK/MENU-knop te drukken.
g “Videobeelden fotograferen N” (zie blz. 16)
Selecteer het functiepictogram [K] (Beeldkwaliteit) door op b te drukken.
K
K
F
MODE MENU
WB
instellen
1
Fotograferen
Selecteer beeldkwaliteit [HQ] of [SQ] door op a of c te drukken.
SELECT
K
HQ 320×240
SQ 160×120
GO
Druk op de OK/MENU-knop.
In de monitor worden nu de geselecteerde beeldkwaliteit en de nog beschikbare opnametijd aangegeven.
27
Selecteren van de witbalans aan de hand van de omgevingsverlichting –
0
Wanneer daglicht, zonlicht of gloeilamplicht door wit materiaal wordt weerkaatst, zal voor elk van die materialen de gereproduceerde kleur wit er anders uitzien. Het menselijk oog daarentegen herkent witte objecten als wit, ongeacht het omgevingslicht. Maar bij een digitale camera moet, om er voor te zorgen dat
1
witte objecten er ook als wit uitzien, de kleur
Fotograferen
worden aangepast aan het omgevingslicht. Een dergelijke aanpassing wordt “instellen van de witbalans” genoemd.
De camera past de witbalans automatisch aan aan de hand van de
AUTO
Vooringesteld
heersende lichtomstandigheden, zodat natuurlijke kleuren worden gereproduceerd.
Kies aan de hand van de heersende lichtomstandigheden een van de volgende witbalans instellingen.
5 Bedoeld voor het fotograferen onder een heldere hemel.
3 Bedoeld voor het fotograferen onder een bewolkte hemel.
Bedoeld voor het fotograferen onder kunstlicht
1
(gloeilamplicht).
> Bedoeld voor het fotograferen onder TL-licht.
Open het hoofdmenu door met de camera in de stand Fotograferen op de OK/MENU-knop te drukken.
Selecteer het functiepictogram [0] door op c te drukken.
K
F
MODE MENU
WB
28
Selecteren van de witbalans aan de hand van de omgevingsverlichting –
-1.0
2272*1704
11
HQ
0
Selecteer de gewenste witbalansfunctie [AUTO], [5], [3],
WB
WB
AUTO
[1] of [>] door op a of c te drukken en druk dan op de OK/ MENU-knop.
WB
WB
>
Indicator
2272*1704
GO
GO
SELECT
Daarmee heeft u de gewenste witbalans ingesteld.
SELECT
Wordt een witbalansfunctie geselecteerd,
dan verschijnt het pictogram van de betreffende functie – 5, 3, 1, > – in de monitor.
Wordt als witbalansfunctie [AUTO]
geselecteerd, dan verschijnt daarvan geen functiepictogram in de monitor.
Wilt u een zonsopgang of een zonsondergang met fraaie roodtinten
fotograferen, dan kiest u als witbalansfunctie [5] of [3].
P
o
HQ
-1.0
5
1111
1
Fotograferen
a
LET OP
Het is mogelijk dat de witbalansfunctie onder het licht van bepaalde
lichtbronnen weinig of geen effect heeft, bijvoorbeeld wanneer meerdere lichtbronnen worden gebruikt.
Stelt u een andere witbalans dan [AUTO] in, dan doet u er goed aan het
gefotografeerde beeld in de monitor weer te geven en de kleuren te controleren.
Ontsteekt de flitser bij een andere witbalans dan [AUTO], dan is het mogelijk
dat de kleuren in de uiteindelijke opname verschillen van de kleuren van het beeld dat u in de monitor zag.
29
Belichtingscorrectie F instellen
Is het gefotografeerde onderwerp bijzonder helder of donker, of is het contrast tussen onderwerp en achtergrond sterk, dan kunt u de helderheid aanpassen door de belichting te corrigeren. U kunt de belichting over een bereik van + 2,0 EV tot – 2,0 EV in stappen van 1/3 EV (Exposure Value = belichtingswaarde)
1
corrigeren.
Fotograferen
Open het hoofdmenu door met de camera in de stand Fotograferen op de OK/MENU-knop te drukken.
Selecteer het functiepictogram [ F ] door op a te drukken.
K
F
MODE MENU
WB
30
Selecteer de gewenste belichtingscorrectiewaarde door op a of c te drukken.
a: Corrigeert in positieve (+) zin voor een
helderder beeld.
c: Corrigeert in negatieve (–) zin voor
een donkerder beeld.
SELECT
F
+
0.0
GO
Druk op de OK/MENU-knop.
Nu wordt de geselecteerde belichtingscorrectie toegepast.
Vaak worden heldere onderwerpen (bijvoorbeeld sneeuw) in de uiteindelijke opname donkerder afgebeeld dan hun natuurlijke kleuren. Door dergelijke onderwerpen in positieve (+) zin te corrigeren, worden de werkelijke kleurschakeringen van deze onderwerpen beter benaderd. Om dezelfde redenen corrigeert u in negatieve (–) zin als u donkere onderwerpen fotografeert.
U doet er goed aan om, nadat u een opname met een gecorrigeerde
belichting heeft gemaakt, de belichtingscorrectie weer op 0 (nul) terug te zetten.
LET OP
Gebruikt u de flitser, dan kan de helderheid (belichting) van het beeld
afwijken van de bedoelde helderheid (belichting).
Loading...
+ 154 hidden pages