is the setting when shipped from the factory (default setting).
∗
Setting differs according to the region where the camera is sold.
LOW
1
LOW
ON
RESET
HQ
0.0
AUTO
Deze handleiding bevat een inhoudsopgave, een index en menu’s met
behulp waarvan u het onderwerp dat u wilt gebruiken of waarover
u meer wilt weten gemakkelijk kunt terugvinden.
Gebruik van de inhoudsopgave gblz. 5
De inhoud geeft, gegroepeerd in hoofdstukken, een overzicht van
alle paragrafen in deze handleiding. De diverse hoofdstukken
behandelen de onderwerpen fotograferen, weergeven, printen
enzovoort.
Een voorbeeld...
Stel u wilt een index van door
u gefotografeerde beelden bekijken.
Daarvoor wordt u in hoofdstuk 2 verwezen
naar de paragraaf “Meer beelden tegelijk
weergeven G ...zie blz. 46.”
Gebruik van de index gblz. 181
De index is een in alfabetische volgorde gerangschikt overzicht van
camerafuncties, onderdelen en in deze handleiding gebruikte
uitdrukkingen. Treft u in de handleiding een woord aan dat u niet
begrijpt of zoekt u een bepaald begrip, dan kunt u in de index de
pagina(‘s) vinden waar die worden behandeld.
Een voorbeeld...
Stel u wilt iets meer weten over ESPlichtmeting.
Daarvoor gaat u naar de index, achterin
de handleiding en zoekt u onder de letter
“E” en vindt daar: “ESP…31”.
Gebruik van de overzichten van de menu's
De cameramenu’s hebben een waaiervormige structuur waarin
vertakkingen naar de beschikbare functies en instelmogelijkheden
verwijzen. Daarvoor zoekt u het gewenste menu op en vindt dan het
paginanummer waar de betreffende functie beschreven is.
Een voorbeeld...
Stel u wilt weten wat voor instellingen
u voor de WB (witbalans) kunt kiezen.
2
Daarvoor zoekt u dan in de menu’s de functie
WB op en vindt daarachter het nummer van
de pagina waar dit beschreven staat.
g
blz. 172
Hoe u de aanwijzingen leest
2
Viewing
Displaying several pictures at once G
This function lets you view several thumbnail
pictures on the monitor at once. It is useful
when you are looking for a specific picture.
You can change the number of pictures
displayed.
g
“Selecting the number of pictures G” (P.
47)
Press the G side of the zoom button
in playback mode.
The index display appears.
Use the arrow pads to select a
picture.
b: Moves to the previous picture.
d: Moves to the next picture.
a: Jumps to the previous index display.
(the frames before the top left frame)
c: Jumps to the next index disp lay.
(the frames following the bottom right frame)
Press the U side of the zoom button.
Thescreen returns tosingle-frame
123
4756
89
123
4756
89
HQ
HQ
100-0005
100-0005
Onderstaande voorbeeldpagina laat zien hoe u de aanwijzingen in deze
handleiding moet lezen. U doet er goed aan, voordat u gaat fotograferen
of uw foto’s gaat bekijken, dit voorbeeld aandachtig door te lezen
De bijbehorende
afbeelding laat
zien welke
knoppen u voor
het uitvoeren van
de betreffende
functie nodig
heeft, en waar die
zich bevinden.
Getoond worden de werkwijze en het beeld dat daarbij in
de monitor verschijnt.
In deze handleiding gebruikte aanwijzingen
LET OP
Belangrijke informatie over factoren die de juiste werking
kunnen verstoren of problemen met de bediening kunnen
veroorzaken. Tevens wijst dit pictogram u op handelingen die
g
Deze voorbeeldpagina dient uitsluitend ter informatie en kan verschillen
van de feitelijke pagina’s in deze handleiding.
u absoluut achterwege moet laten.
Verwijst naar nuttige informatie en geeft u aanwijzingen die
u kunnen helpen uw camera optimaal te gebruiken.
Een verwijzing naar pagina’s die details verschaffen van de
betreffende informatie.
.
3
Menubewerkingen
Het beeld dat in de monitor verschijnt als u de camera inschakelt en op de OK/
MENU-knop drukt, heet het “Hoofdmenu”. Er zijn drie hoofdmenu’s, zie hieronder.
F
K
MODE MENU
WB
Stand FotograferenStand Weergeven
De wijze waarop u de menu’s gebruikt wordt hieronder geïllustreerd aan de
hand van de menu’s die verschijnen met de camera in de stand Fotograferen.
m
INFO
MODE MENU
ERASE
(stilstaande beelden)
F
MOVIE PLAYBACK
INFO
Stand Weergeven
(videobeelden)
MODE MENU
ERASE
+
0.0
Bedieningsknoppen
SELECT
GO
(pendelknop en OK/MENU-knop)
Druk op de knop a
Belichtingscorrectie
F
Functiemenu
Druk op de knop b
K
SHQ 2272×1704
HQ 2272×1704
SQ1 2048×1536
SQ2 640×480
SELECT
Bedieningsknoppen
(pendelknop en OK/MENUknop)
GO
Bedieningsknoppen (pendelknop en OK/MENU-knop).
K
MODE MENU
WB
Witbalans
Druk op de knop c
WB
WB
AUTO
SELECT
GO
Functiemenu
Druk op de knop d
ESP/n
ESP
o
DRIVE
CAMERA
Ta bFunctie
CARD
SET
Selecteer een tab en een functie
met de pendelknop.
DIGITAL ZOOM
R
PAN ORAMA
OFF
OFF
Zie gblz. 172 voor een overzicht van de menu’s.
Om het instelmenu te sluiten, drukt u opnieuw op de OK/MENU-knop.
De pijl ( of ) bovenaan of onderaan het menu geeft aan dat het menu
nog meer functies bevat.
4
Inhoudsopgave
Hoe u deze handleiding gebruikt.............................................................2
Hoe u de aanwijzingen leest ...................................................................3
Index ...................................................................................................181
8
1
Fotograferen
Dit hoofdstuk beschrijft hoe u opeenvolgende beelden
fotografeert en video-opnamen maakt, hoe u de flitser gebruikt,
hoe u zoomt enzovoort.
Wilt u de camera anders instellen, dan raadpleegt u “3 Instellen
van de camera”.
1
Fotograferen
9
Scherpstellen op een onderwerp dat niet in het beeldmidden staat (Focusgeheugen)
2272*1704
20
HQ
2272*1704
20
HQ
Staat het onderwerp waarop u wilt scherpstellen niet exact in het
midden van het monitorbeeld, en kunt u er ook het AF-teken niet op
zetten, dan kunt u de camera scherpstellen op een ander onderwerp op
ongeveer dezelfde afstand (focusgeheugen) en de opname maken
zoals dat hieronder is beschreven. Dit heet “focusgeheugen”.
1
Fotograferen
Richt met de camera in de stand
Fotograferen, het AF-teken op het
onderwerp waarop u wilt
scherpstellen.
Fotografeert u een onderwerp waarop de
camera zich moeilijk kan scherpstellen, dan
richt u de camera op een onderwerp op
ongeveer dezelfde afstand als het gewenste onderwerp.
Druk de ontspanknop half in.
Brandt de groene LED constant, dan
betekent dat dat de gemeten
scherpstelling, belichting en
witbalans worden vastgehouden.
Knippert de groene LED, dan
betekent dat…:
Kader de opname opnieuw af terwijl
u de ontspanknop half ingedrukt
houdt.
P
o
2272*1704
HQ
AF-teken
2020
…dat u te dicht bij uw onderwerp staat. Maak de opname op minstens
50 cm afstand van het onderwerp. Is de afstand tussen camera en
onderwerp minder dan 50 cm, dan stelt u de camera in op macroopname. g“Close-ups fotograferen &” (zie blz. 33)
…dat de gemeten scherpstelling niet wordt vastgehouden. Laat de
ontspanknop los, kader opnieuw af op uw onderwerp en druk de
ontspanknop opnieuw half in.
P
(
a
10
o
2272*1704
HQ
2020
a
Scherpstellen op een onderwerp dat niet in het beeldmidden staat (Focusgeheugen)
Maak de opname door de
ontspanknop helemaal in te
drukken.
Onderwerpen waarop de camera zich moeilijk kan scherpstellen
Het doel van de automatische scherpstelfunctie van de camera is
automatisch scherp te stellen op het onderwerp dat u wilt fotograferen. Maar
onder bepaalde omstandigheden is het mogelijk dat het autofocus niet werkt
zoals u verwacht. Als dat gebeurt, stelt u scherp op een contrastrijk object op
dezelfde afstand als het gewenste onderwerp (autofocusgeheugen), kadert
uw onderwerp opnieuw af en maakt vervolgens uw opname.
Voor details van de werkwijze met het focusgeheugen, raadpleegt ugblz. 10.
1
Fotograferen
Onderwerp met weinig
contrast
Onderwerpen op
verschillende
afstanden
Heeft het onderwerp dat u wilt fotograferen geen verticale lijnen, dan draait
u de camera verticaal en stelt met het autofocusgeheugen scherp op het
onderwerp door de ontspanknop half in te drukken. Vervolgens draait u de
camera – met de ontspanknop nog steeds half ingedrukt – weer horizontaal
en maakt uw opname.
Onderwerp met een
bijzonder helder vlak in
het midden van het beeld
Snel bewegende
onderwerpen
Onderwerp zonder
verticale lijnen
(Zie onderstaande “TIPS”)
Onderwerp niet in het
midden van het
monitorbeeld
11
Een ander motiefprogramma kiezen – l
Bij deze camera kunt u kiezen uit 10 (tien)
motiefprogramma’s. Om het door u gewenste
effect te verkrijgen, selecteert u eenvoudig de
functie die voor uw doel of voor de heersende
lichtomstandigheden het meest geschikt is.
1
Fotograferen
Tot u zich helemaal vertrouwd heeft gemaakt met de camera doet u er goed
aan te fotograferen met de fotofunctie [PROGRAM AUTO]
(Programmagestuurd automatisch).
Druk met de camera in de stand
Fotograferen, op de knop a
(l).
Links in de monitor verschijnt nu een palet
met fotofuncties waarin u het gewenste
motiefprogramma kunt selecteren.
Selecteer het gewenste
motiefprogramma door op a of c te
drukken en druk dan op de OK/
MENU-knop.
Daarmee heeft u het gewenste
motiefprogramma ingesteld.
PROGRAM AUTO
For normal
shooting
SELECT
PORTRAIT
SELECT
GO
GO
12
Een ander motiefprogramma kiezen –
l
De diverse motiefprogramma’s
Programmagestuurd AutoP
Het enige wat u hoeft te doen is de ontspanknop indrukken. De camera
kiest automatisch de optimale instellingen.
Portret
Deze functie is bedoeld voor het fotograferen
van beeldvullende portretten van personen en
is ideaal voor het accuraat vastleggen van
huidtinten.
I
1
Fotograferen
Binnenshuis
Deze functie is bedoeld voor het fotograferen
van onderwerpen binnenshuis, samen met de
scène op de achtergrond.
Als beeldkwaliteit kunt u SQ2 “1280 x 960”, “1024 x 768” en “640 x 480”
pixels instellen.
Strand en sneeuwR
Aan het strand of in de sneeuw zorgt deze
functie voor fraaie beelden. Met deze functie
maakt u fraaie opnamen van landschappen
met wit zand of sneeuw.
H
13
Een ander motiefprogramma kiezen –
CulinairG
Met deze functie maakt u fraaie opnamen van
gerechten, enzovoort. Voor een scherpe,
levendige weergave van het onderwerp
worden verzadiging, scherpte en
contrastinstellingen hoog ingesteld.
1
Fotograferen
Landschap + Portret
Deze functie gebruikt u om zowel uw
onderwerp als het omringende landschap
vast te leggen.
K
l
Landschap
Met deze functie maakt u heldere en scherpe
opnamen van weidse landschappen. Deze
functie zorgt voor een zeer grote
scherptediepte waarin het hele beeldveld
scherp wordt weergegeven.
Nachtscène
Deze functie is bedoeld voor het fotograferen
van nachtelijke stadsgezichten, bijvoorbeeld
van verlichte gebouwen.
Kiest u het motiefprogramma m (Nachtscène), dan stelt de camera daarbij
L
m
een lange sluitertijd in. Om bij lange sluitertijden wazige opnamen als gevolg
van bewegen van de camera (bewegingsonscherpte) te voorkomen, doet u er
goed aan een statief te gebruiken.
14
Een ander motiefprogramma kiezen –
Zelfportreto
Met deze functie fotografeert u zichzelf terwijl
u zelf de camera hanteert.
l
De zoomlens wordt vastgezet in de W-stand
(groothoek) en met de camera ingesteld op Zelfportret kunt u dat niet
veranderen.
Met deze functie kunt u ook geen spotmeting uitvoeren.
Video-opnamenN
Stelt u in staat filmopnamen te maken.
g“Videobeelden fotograferen N” (zie blz. 16)
1
Fotograferen
15
Videobeelden fotograferenN
$
00:36
HQ
Met deze camera kunt u zowel stilstaande
beelden als bewegende beelden (video)
fotograferen.
Samen met de videobeelden wordt
automatisch ook geluid opgenomen.
1
Fotograferen
Druk met de camera in de stand
Fotograferen, op de knop a
(l).
Links in de monitor verschijnt nu een palet
met fotofuncties waarin u het gewenste
motiefprogramma kunt selecteren.
PROGRAM AUTO
For normal
shooting
SELECT
GO
16
Selecteer de functie [MOVIE] (n)
door op a of c te drukken en druk
dan op de OK/MENU-knop.
Daarmee heeft u de camera ingesteld op
Video-opnamen.
Richt het AF-teken op uw onderwerp
terwijl u naar het beeld in de monitor
kijkt.
Tijdens video-opnamen wordt in de monitor
de nog beschikbare opnametijd aangegeven.
SELECT
AF-teken
N
$
$
R
HQ
Nog beschikbare
opnametijd
MOVIE
GO
00:3600:36
Videobeelden fotograferen
Druk de ontspanknop half in en
houd hem half ingedrukt.
De gemeten scherpstelling en
witbalans worden vastgehouden
en de groene LED brandt constant.
Start de opname door de
ontspanknop helemaal in te
drukken en daarna los te laten.
Tijdens het fotograferen van
videobeelden licht het
functiepictogram N rood op.
Wilt u de opname stoppen, dan drukt u opnieuw op de
ontspanknop.
N
1
Fotograferen
Als de nog beschikbare opnametijd verstreken is, stopt de opname
automatisch.
Wilt u de zojuist gefotografeerde video-opnamen bekijken, dan raadpleegt
u g“Video-opnamen weergeven q” (zie blz. 56).
Tijdens video-opnamen is optisch zoomen niet mogelijk. Denkt u tijdens
video-opnamen de zoomfunctie nodig te hebben, dan kiest u voor de
instelling van [DIGITAL ZOOM] de optie [ON] (Aan). g“Zoomen” (zie
blz. 18).
17
Zoomen
De camera beschikt over twee zoomsystemen, het ene is een normaal
optisch zoomsysteem en het andere een digitaal zoomsysteem.
Door op uw onderwerp in of uit te zoomen, kunt u sfeer en compositie
van het beeld wijzigen.
Om te zoomen drukt u met de camera in de stand
Fotograferen op de zoomknop.
Om op een ver verwijderd object in te zoomen (dichterbij te halen),
houdt u de T-kant (Tele) van de zoomknop ingedrukt.
Om uit te zoomen en zo een weidser beeld te verkrijgen, houdt u de
W-kant (Groothoek) van de zoomknop ingedrukt.
oo
Groothoek (W)
De indicator in de zoombalk beweegt omhoog of omlaag.
Opnameafstand en beeldvlak
ZoomstandOpnameafstand
Stand Macro (W)20 cm – ) (oneindig) 207 mm × 154 mm (20 cm)
Stand Macro (T)20 cm – )70 mm × 53 mm (20 cm)
Normale opnamen (W)50 cm – )502 mm × 373 mm (50 cm)
Normale opnamen (T)50 cm – )170 mm × 127 mm (50 cm)
Tele (T)
Beeldvlak (b × h)
(Kleinste opnameafstand)
18
Digitaal zoomen activeren
Om optisch te zoomen hoeft u alleen maar op
de zoomknop te drukken. Wilt u daarentegen
digitaal zoomen, dan moet u eerst in de
monitor de functie [DIGITAL ZOOM] (Digitaal
zoomen) op [ON] (Aan) zetten.
Het optische zoomsysteem vergroot het
onderwerp door de brandpuntsafstand van
de lens te verlengen. Digitaal zoomen, daarentegen, vergroot het beeld
door het door de camera geregistreerde beeld digitaal te bewerken. Van het
beeldveld in het midden van het beeld wordt een uitsnede gemaakt die in de
monitor vergroot wordt afgebeeld. Een en ander kan wel tot gevolg hebben
dat digitaal gezoomde beelden er enigszins korrelig uitzien.
Open het hoofdmenu door met de
camera in de stand Fotograferen op
de OK/MENU-knop te drukken.
Open het functiemenu [MODE MENU]
door op d te drukken.
K
Zoomen
1
Fotograferen
F
MODE MENU
WB
Selecteer het tabblad [CAMERA] door
op a of c te drukken.
Open het instelmenu [CAMERA] door
op d te drukken.
ESP/n
DRIVE
CAMERA
DIGITAL ZOOM
CARD
R
SET
PAN ORAMA
ESP
o
OFF
OFF
19
Zoomen
Selecteer de functie [DIGITAL ZOOM]
door op a of c te drukken.
Open het instelmenu voor digitaal
zoomen door op d te drukken.
1
Fotograferen
Selecteer de optie [ON] (Aan) door op
a of c te drukken en druk dan op
de OK/MENU-knop.
Daarmee heeft u de functie Digitaal
zoomen geactiveerd.
Wilt u het menu sluiten, dan drukt
u opnieuw op de OK/MENU-knop.
Selecteert u de optie [OFF] (Uit), dan is digitaal zoomen niet mogelijk.
Beelden die u fotografeert met digitaal zoomen, kunnen er wat korrelig uitzien.
Bij sterkere vergrotingen worden de gevolgen van bewegen van de camera
duidelijker merkbaar. Plaats de camera op een statief, enzovoort om
bewegen ervan tegen te gaan.
Met de camera in de stand Zelfportret kunt u niet zoomen.
Gebruik van de flitser #
Hoewel de camera bij aflevering door de fabriek is ingesteld op
Autoflitsen kunt u, afhankelijk van de lichtomstandigheden, kiezen uit
de volgende 4 (vier) flitserfuncties.
Autoflitsen (Standaardinstelling af fabriek)
Bij weinig licht of tegenlicht ontsteekt de flitser automatisch.
!Flitsen met onderdrukken van rode ogen
Het door de flitser geleverde licht is er de oorzaak van dat in
flitsopnamen de ogen van uw onderwerp er soms rood uitzien. De
functie flitsen met onderdrukken van rode ogen [!] zorgt ervoor dat
dit verschijnsel in belangrijke mate wordt onderdrukt, door een aantal
inleidende flitsen af te geven voordat de hoofdflits ontsteekt. De
inleidende flitsen geven de ogen de gelegenheid zich in te stellen op
het heldere flitslicht en minimaliseren zo het verschijnsel rode ogen.
LET OP
Na de inleidende flitsen duurt het ongeveer 1 (één) seconde voordat de
eigenlijke opname gemaakt wordt. Houd de camera vooral stevig vast om
bewegen ervan te voorkomen.
Kijkt het onderwerp niet recht in de inleidende flitsen of is de afstand tot het
onderwerp te groot, dan kan dat het effect van de functie teniet doen. Ook
persoonlijke lichamelijke kenmerken kunnen het effect beperken.
#Invulflitsen
De flitser ontsteekt altijd, ongeacht het beschikbare licht. Deze functie is
vooral praktisch om schaduwen (bijvoorbeeld van boombladeren) op
het gelaat van personen, in situaties met tegenlicht, enzovoort weg te
werken. Maar ook om kleurverschuivingen te corrigeren welke
veroorzaakt worden door kunstlicht, en dan met name door TL-licht.
1
Fotograferen
$Flitser uit
De flitser ontsteekt nooit, ook niet bij weinig licht. Deze functie gebruikt
u op plaatsen waar flitsen niet is toegestaan, bijvoorbeeld in musea.
21
Gebruik van de flitser
P
2272*1704
11
HQ
2272*1704
11
HQ
LET OP
Omdat met de flitser uitgeschakeld en bij weinig licht automatisch een lange
sluitertijd wordt ingesteld, doet u er goed aan een statief te gebruiken om
bewegen van de camera tegen te gaan.
#
1
Fotograferen
met de camera in de stand
Fotograferen herhaald op de knop d
(#) te drukken.
Met elke druk op de pijlknop wisselt de
flitserfunctie in de hieronder
afgebeelde volgorde. Na de functie [$] wisselt de
flitserfunctie weer naar [AUTO].
Tijdens het opladen van de
flitser knippert de
laadindicator (#).
Voorbeeld: Kiest u als
flitserfunctie [#], dan wordt
dat in de monitor
aangegeven door het
functiepictogram #.
Het functiepictogram voor de
flitserfunctie dooft automatisch.
Kies de gewenste flitserfunctie door
AUTO
!
#
$
P
HQ
Functiepictogram
Flitser
AUTO
2272*1704
P
#
o
HQ
a
1111
2272*1704
1111
a
Effectief flitsbereik
Onderstaande tabel geeft het effectieve bereik van de flitser aan.
Effectief flitsbereik (W)0,5 m – 3,6 m
Effectief flitsbereik (T)0,5 m – 2,0 m
22
Andere resolutie en beeldkwaliteit
K
instellen
Beeldkwaliteiten voor stilstaande beelden
Met deze functie selecteert u de resolutie en de beeldkwaliteit waarmee
de beelden worden opgeslagen op het geheugenkaartje. U doet er
goed aan bij het kiezen van de resolutie en de beeldkwaliteit rekening
te houden met het doel waarvoor u uw opnamen wilt gebruiken.
Standaard staat de camera ingesteld op beeldkwaliteit HQ.
Opslag-
functie
SHQ
Opslagcapaciteit van geheugenkaartjes en aantallen beelden die kunnen
Voor kleine prints, voor
publicatie op internet en
voor e-mail bijlagen.
Laag
1280 ×
960
SQ2
1024 ×
768
640 ×
480
1
Fotograferen
23
Andere resolutie en beeldkwaliteit
De in de tabel vermelde aantallen beelden die kunnen worden opgeslagen
gelden bij benadering.
Het aantal beelden dat nog kan worden opgeslagen, kan variëren met het
onderwerp en met de print reservering.
Het is mogelijk dat wanneer een foto wordt gemaakt of een opgeslagen beeld
1
Fotograferen
wordt gewist, het aantal beelden dat nog kan worden opgeslagen niet verandert.
Opnemen van geluid bij stilstaande beelden, vermindert het aantal opnamen
dat u op een kaartje kunt opslaan.
K
instellen
Resolutie en compressieverhouding
Compressieverhouding en beeldkwaliteit
De kwaliteit van het beeld is afhankelijk van de compressieverhouding.
Beelden die worden gefotografeerd met een lage compressieverhouding zijn
helderder dan beelden die met de standaard compressieverhouding worden
gefotografeerd. Daar staat echter tegenover dat een lagere
compressieverhouding de beeldbestanden groter maakt, waardoor het aantal
beelden dat op een beeldkaartje kan worden opgeslagen kleiner wordt.
Resolutie
Onder de resolutie wordt het aantal pixels (verticaal × horizontaal) verstaan
waarmee een beeld wordt opgeslagen. Moet het beeld worden geprint, dan
verdient een hogere resolutie (groter aantal pixels) de voorkeur omdat dat
een helderder beeld oplevert. Maar een hogere resolutie maakt ook het
beeldbestand (de hoeveelheid beeldmateriaal) groter, waardoor het aantal
beelden dat kan worden opgeslagen afneemt.
Resolutie en beeldformaat op het computerscherm
Wordt een beeld overgebracht naar een computer, dan is de grootte van het
beeld op het computerscherm afhankelijk van de instelling van de monitor.
Zo wordt bijvoorbeeld een beeld dat wordt gefotografeerd met een resolutie
van 1024 × 768 schermvullend afgebeeld, mits ook de monitor is ingesteld
op 1024 × 768. Stelt u daarentegen voor de monitor een hogere resolutie in
dan 1024 × 768 (bijvoorbeeld 1280 × 1024), dan beslaat het beeld maar een
deel van het scherm.
24
Andere resolutie en beeldkwaliteit
Open het hoofdmenu door met de
camera in de stand Fotograferen op
de OK/MENU-knop te drukken.
Selecteer het functiepictogram [
K]
(Beeldkwaliteit) door op de knop b te
drukken.
K
K
F
MODE MENU
WB
instellen
1
Fotograferen
Selecteer als beeldkwaliteit [SHQ],
[HQ], [SQ1] of [SQ2] door op a of
c te drukken.
Selecteert u [SHQ], [HQ] of [SQ1], dan gaat
u verder met stap 4.
Selecteert u [SQ2], dan gaat u verder met
stap 3.
Open het instelmenu voor
beeldkwaliteit [SQ2] door op d te
drukken.
Kies de gewenste resolutie met a of
c en druk dan op de OK/MENUknop.
SELECT
CANCEL
K
SHQ 2272×1704
HQ 2272×1704
SQ1 2048×1536
SQ2 640×480
GO
SQ2
1600×1200
1280×960
1024×768
640×480
GO
SELECT
Druk op de OK/MENU-knop.
In de monitor wordt nu de geselecteerde beeldkwaliteit aangegeven,
samen met het aantal stilstaande beelden dat u nog kunt
fotograferen.
Wilt u de ingestelde beeldkwaliteit ook gebruiken wanneer u de volgende
keer gaat fotograferen, dan kiest u voor de functie [ALL RESET] (Alles
herstellen) de optie [OFF] (Uit). g “Camera-instellingen opslaan” (zie
blz. 80).
25
Andere resolutie en beeldkwaliteit
K
instellen
Beeldkwaliteiten voor video-opnamen
Voor video-opnamen kunt u kiezen uit 2 (twee)
beeldkwaliteiten. De opnametijd is afhankelijk
van de gekozen beeldkwaliteit.
1
Fotograferen
Opslagfunctie
HQ
SQ
Totale opnametijd per kaartje
Beeldkwaliteit
Capaciteit kaartje
16MBCirca 41 s.Circa 150 s.
32MBCirca 83 s.Circa 300 s.
64MBCirca 170 s.Circa 600 s.
128MBCirca 330 s.Circa 1200 s.
256MBCirca 670 s.Circa 2400 s.
512MBCirca 1300 s.Circa 4800 s.
De in bovenstaande tabel vermelde opnametijden gelden bij benadering.
(Aantal beelden per seconde)
Resolutie
320 × 240
(15 beelden per seconde)
160 × 120
(15 beelden per seconde)
HQSQ
Opnametijd (16 MB)
Circa 41 s.
Circa 150 s.
26
Andere resolutie en beeldkwaliteit
Open het hoofdmenu door met de
camera in de stand [MOVIE] (n) op
de OK/MENU-knop te drukken.
g “Videobeelden fotograferen N” (zie
blz. 16)
Selecteer het functiepictogram [K]
(Beeldkwaliteit) door op b te drukken.
K
K
F
MODE MENU
WB
instellen
1
Fotograferen
Selecteer beeldkwaliteit [HQ] of [SQ]
door op a of c te drukken.
SELECT
K
HQ320×240
SQ160×120
GO
Druk op de OK/MENU-knop.
In de monitor worden nu de geselecteerde beeldkwaliteit en de nog
beschikbare opnametijd aangegeven.
27
Selecteren van de witbalans aan de hand van de omgevingsverlichting –
0
Wanneer daglicht, zonlicht of gloeilamplicht
door wit materiaal wordt weerkaatst, zal voor
elk van die materialen de gereproduceerde
kleur wit er anders uitzien. Het menselijk oog
daarentegen herkent witte objecten als wit,
ongeacht het omgevingslicht. Maar bij een
digitale camera moet, om er voor te zorgen dat
1
witte objecten er ook als wit uitzien, de kleur
Fotograferen
worden aangepast aan het omgevingslicht. Een dergelijke aanpassing
wordt “instellen van de witbalans” genoemd.
De camera past de witbalans automatisch aan aan de hand van de
AUTO
Vooringesteld
heersende lichtomstandigheden, zodat natuurlijke kleuren worden
gereproduceerd.
Kies aan de hand van de heersende lichtomstandigheden een van
de volgende witbalans instellingen.
5Bedoeld voor het fotograferen onder een heldere hemel.
3 Bedoeld voor het fotograferen onder een bewolkte hemel.
Bedoeld voor het fotograferen onder kunstlicht
1
(gloeilamplicht).
>Bedoeld voor het fotograferen onder TL-licht.
Open het hoofdmenu door met de
camera in de stand Fotograferen op
de OK/MENU-knop te drukken.
Selecteer het functiepictogram [0]
door op c te drukken.
K
F
MODE MENU
WB
28
Selecteren van de witbalans aan de hand van de omgevingsverlichting –
-1.0
2272*1704
11
HQ
0
Selecteer de gewenste
witbalansfunctie [AUTO], [5], [3],
WB
WB
AUTO
[1] of [>] door op a of c te
drukken en druk dan op de OK/
MENU-knop.
WB
WB
>
Indicator
2272*1704
GO
GO
SELECT
Daarmee heeft u de gewenste witbalans
ingesteld.
SELECT
Wordt een witbalansfunctie geselecteerd,
dan verschijnt het pictogram van de
betreffende functie – 5, 3, 1, > – in
de monitor.
Wordt als witbalansfunctie [AUTO]
geselecteerd, dan verschijnt daarvan geen
functiepictogram in de monitor.
Wilt u een zonsopgang of een zonsondergang met fraaie roodtinten
fotograferen, dan kiest u als witbalansfunctie [5] of [3].
P
o
HQ
-1.0
5
1111
1
Fotograferen
a
LET OP
Het is mogelijk dat de witbalansfunctie onder het licht van bepaalde
lichtbronnen weinig of geen effect heeft, bijvoorbeeld wanneer meerdere
lichtbronnen worden gebruikt.
Stelt u een andere witbalans dan [AUTO] in, dan doet u er goed aan het
gefotografeerde beeld in de monitor weer te geven en de kleuren te
controleren.
Ontsteekt de flitser bij een andere witbalans dan [AUTO], dan is het mogelijk
dat de kleuren in de uiteindelijke opname verschillen van de kleuren van het
beeld dat u in de monitor zag.
29
Belichtingscorrectie F instellen
Is het gefotografeerde onderwerp bijzonder
helder of donker, of is het contrast tussen
onderwerp en achtergrond sterk, dan kunt u de
helderheid aanpassen door de belichting te
corrigeren. U kunt de belichting over een bereik
van + 2,0 EV tot – 2,0 EV in stappen van 1/3 EV
(Exposure Value = belichtingswaarde)
1
corrigeren.
Fotograferen
Open het hoofdmenu door met de
camera in de stand Fotograferen op
de OK/MENU-knop te drukken.
Selecteer het functiepictogram [ F ]
door op a te drukken.
K
F
MODE MENU
WB
30
Selecteer de gewenste
belichtingscorrectiewaarde door op
a of c te drukken.
a: Corrigeert in positieve (+) zin voor een
helderder beeld.
c: Corrigeert in negatieve (–) zin voor
een donkerder beeld.
SELECT
F
+
0.0
GO
Druk op de OK/MENU-knop.
Nu wordt de geselecteerde belichtingscorrectie toegepast.
Vaak worden heldere onderwerpen (bijvoorbeeld sneeuw) in de uiteindelijke
opname donkerder afgebeeld dan hun natuurlijke kleuren. Door dergelijke
onderwerpen in positieve (+) zin te corrigeren, worden de werkelijke
kleurschakeringen van deze onderwerpen beter benaderd. Om dezelfde redenen
corrigeert u in negatieve (–) zin als u donkere onderwerpen fotografeert.
U doet er goed aan om, nadat u een opname met een gecorrigeerde
belichting heeft gemaakt, de belichtingscorrectie weer op 0 (nul) terug te
zetten.
LET OP
Gebruikt u de flitser, dan kan de helderheid (belichting) van het beeld
afwijken van de bedoelde helderheid (belichting).
Loading...
+ 154 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.