Oki B721, ES7131, MPS5501b, B731 User Manual Commissioning [nl]

- 1 -

ł Over de productgarantie

We hebben ernaar gestreefd de informatie in dit document volledig, accuraat en up-to-date weer te geven. De fabrikant is niet aansprakelijk voor de gevolgen van fouten waarvoor deze niet verantwoordelijk is. De fabrikant kan ook niet garanderen dat wijzigingen in software en apparatuur die zijn aangebracht door andere fabrikanten en waarnaar in deze handleiding wordt verwezen, geen invloed hebben op de toepasbaarheid van de informatie in de handleiding. De fabrikant is niet noodzakelijkerwijs aansprakelijk voor softwareproducten die door andere bedrijven zijn gemaakt en die in deze handleiding worden genoemd.
Hoewel we redelijkerwijs alles hebben gedaan om dit document zo accuraat en nuttig mogelijk te maken, verlenen we geen expliciete of impliciete garantie met betrekking tot de accuratesse of volledigheid van de betreffende informatie.
Alle rechten zijn voorbehouden aan Oki Data Corporation. U mag de inhoud van de handleiding niet zonder toestemming kopiëren, doorgeven, vertalen enz. U moet schriftelijke toestemming verkrijgen van Oki Data Corporation voordat u een van de bovenstaande handelingen uitvoert.
© 2013 Oki Data Corporation OKI is een gedeponeerd handelsmerk van Oki Electric Industry Co., Ltd. Energy Star is een handelsmerk van het United States Environmental Protection Agency. Microsoft, Windows, Windows Server en Windows Vista zijn gedeponeerde handelsmerken van
Microsoft Corporation. Apple, Macintosh, Rosetta, Mac en Mac OS zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple Inc. Andere product- en merknamen zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van de
betreffende rechthebbenden.
Dit product voldoet aan de vereisten van de Directiven 2014/30/EU (EMC), 2014/35/ EU (LVD), 2014/53/EU (RED), 2009/125/EC (ErP) en 2011/65/EU (RoHS), zoals ingevoerd waar van toepassing, op de schatting van de wetten van de lidstaten gerelateerd aan Elektromechanische compatibiliteit, Lage wattage, Radio & telecommunicatieapparatuur, Energiegerelateerde producten en Restricties met betrekking tot het gebruik van bepaalde schadelijke stoffen in elektronische apparatuur.
De volgend kabels werden gebruikt om dit product te evalueren voor EMC richtlijn 2014/30/EU overeenstemming, en configuratie anders dan dit kan effect hebben op deze overeenstemming.
type kabel
Netsnoer 1,8 USB-kabel 5,0 LAN-kabel 15,0 Parallel 2,0
lengte
(meter)
kern
✘✘
✘✔
✘✘
✘✔
afge-
schermd
iPad, iPhone, iPod en iPod touch zijn handelsmerken van Apple Inc., geregistreerd in de VS en andere landen. AirPrint en het AirPrint logo zijn handelsmerken van Apple Inc.
- 2 -
ENERGY STAR
Doellanden van het ENERGY STAR-programma zijn de Verenigde Staten, Canada en Japan. Het is niet van toepassing op andere landen. Dit product is alleen in overeenstemming met ENERGY STAR v2.0.

Eerste hulp bij ongevallen

Wees behoedzaam met tonerpoeder:
Laat indien ingeslikt kleine hoeveelheden water drinken en schakel medische hulp in. NIET laten braken.
Indien er tonerpoeder wordt ingeademd, moet de persoon naar buiten worden gebracht voor frisse lucht. Raadpleeg onmiddellijk een arts.
Indien er tonerpoeder in de ogen is terechtgekomen, dienen deze gedurende ten minste 15 minuten met veel water te worden uitgespoeld terwijl de ogen geopend blijven. Raadpleeg onmiddellijk een arts.
Indien er tonerpoeder wordt gemorst, moet dit met koud water en zeep worden verwijderd om vlekken op de huid of kleding te voorkomen.

Milieu-informatie

w
w
w
m
/
o
c
.
i
k
o
.
p
r
i
n
t
i
n
g
/
- 3 -

Voor uw veiligheid

WAARSCHUWING
LET OP
WAARSCHUWING
Lees de Gebruikershandleiding voor uw eigen veiligheid voordat u het product in gebruik neemt.
Veiligheidswaarschuwingen
Deze tekst bevat extra informatie die, indien deze wordt genegeerd, kan leiden tot een risico op persoonlijk letsel.
Deze tekst bevat extra informatie die, indien deze wordt genegeerd, tot schade of storingen in het apparaat kan leiden.
Algemene waarschuwingen
Raak de veiligheidsschakelaar in de printer niet aan. Dit kan een elektrische schok veroorzaken bij hoogspanning. Daarnaast kunnen draaiende onderdelen leiden tot persoonlijk letsel.
Trek de stekker uit het stopcontact en neem contact op met een centrum voor klantenservice wanneer een vloeistof zoals water binnendringt in de onderdelen in de printer. Anders kan dit brand veroorzaken.
Trek de stekker uit het stopcontact en neem contact op met een centrum voor klantenservice als de printer is gevallen of als de klep is beschadigd. Anders kan dit een elektrische schok en/of brand veroorzaken met mogelijk persoonlijk letsel tot gevolg.
Steek geen materialen in een ventilatieopening. Dit kan een elektrische schok en/of brand veroorzaken, wat kan leiden tot persoonlijke letsels.
Gooi geen tonercartridges en image drums in vuur. Dit kan een stofexplosie veroorzaken, wat kan leiden tot brandwonden.
Gebruik geen licht ontvlambare spray in de buurt van de printer. Dit kan brand veroorzaken omdat onderdelen van de printer heet worden.
Trek de stekker uit het stopcontact en verwijder vreemde voorwerpen zoals paperclips wanneer deze in de printer vallen. Anders kan dit een elektrische schok en/ of brand veroorzaken met mogelijk persoonlijk letsel tot gevolg.
Trek de stekker af en toe uit het stopcontact om de concactpennen en de aarding van de stekker schoon te houden. Als de stekker gedurende een lange tijd in een stopcontact blijft zitten, komt er stof op de aarding en kan de stekker kortsluiten, wat brand kan veroorzaken.
Zet geen beker met vloeistoffen zoals water op de printer. Dit kan een elektrische schok en/of brand veroorzaken, wat kan leiden tot persoonlijke letsels.
Gebruik geen ander netsnoer, andere kabel of andere aardleiding dan deze die zijn aangegeven in de Gebruikershandleiding. Dit kan brand veroorzaken.
Trek de stekker uit het stopcontact en neem contact op met een centrum voor klantenservice wanneer de klep ongewoon warm wordt, begint te roken, een twijfelachtige geur afgeeft of een vreemd geluid maakt. Anders kan dit brand veroorzaken.
Gebruik en/of demonteer de printer niet op een andere manier dan beschreven in de Gebruikershandleiding. Dit kan een elektrische schok en/ of brand veroorzaken, wat kan leiden tot persoonlijk letsel.
Gemorste toner mag u niet opzuigen met een stofzuiger. Als u gemorste toner opzuigt met een stofzuiger, kan deze in brand vliegen door de vonken van het elektrische contact. Gemorste toner op de vloer moet u wegvegen met een natte doek.
Raak de fuser en andere onderdelen van de printer niet aan bij het openen van de klep/kap van de printer. Dit kan brandwonden veroorzaken.
De werking van de printer bij het gebruik van een noodstroomvoeding (UPS) of omvormers is niet gegarandeerd. Gebruik geen noodstroomvoeding of omvormers. Dit kan brand veroorzaken.
- 4 -
LET OP
Kom niet dicht bij het papieruitvoergedeelte wanneer de printer wordt ingeschakeld en terwijl de printer afdrukt. Dit kan leiden tot persoonlijk letsel.
Raak een beschadigd LCD-scherm niet aan. Als er vloeistof (vloeibaar kristal) lekt uit het LCD-scherm en deze terechtkomt in de ogen of mond, dienen de ogen of mond te worden uitgespoeld met veel water. Volg indien nodig de aanwijzingen van een arts.
- 5 -

Informatie over de handleidingen

WAARSCHUWING
LET OP
De volgende handleidingen zijn meegeleverd bij dit product.
● Gebruikershandleiding (Setup) ---- Dit document Hierin worden de basisbediening en basishandelingen beschreven, zodat u vertrouwd raakt met
deze printer. Deze beschrijving van de eerste stappen voor ingebruikneming omvat naast informatie over het opstellen van de printer en de eerste netwerkinstellingen ook procedures om problemen te verhelpen en de printer te onderhouden.
● Gebruikershandleiding (Geavanceerd) In de geavanceerde handleiding wordt de geavanceerde bediening van elke functie beschreven.
Hierin vindt u ook informatie over hulpprogramma's en netwerkinstellingen.

Over deze handleiding

Termen in dit document
In deze handleiding worden de volgende termen gebruikt.
Opmerking
● Biedt belangrijke informatie over handelingen. Zorg ervoor dat u secties met deze markering leest.
Memo
● Biedt extra informatie over handelingen. Het is raadzaam secties met deze markering te lezen.
Meer info
● Geeft aan waar u terechtkunt voor meer informatie of gerelateerde informatie.
● Deze tekst bevat extra informatie die, indien deze wordt genegeerd, kan leiden tot een risico op persoonlijk letsel.
● Deze tekst bevat extra informatie die, indien deze wordt genegeerd, tot schade of storingen in het apparaat kan leiden.
Symbolen in dit document
In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt.
Symbolen Beschrijving
[ ] ● Verwijst naar namen van menu's op het scherm.
● Verwijst naar namen van menu's, vensters en dialoogvensters op de computer.
" "
Knop/toets < > Verwijst naar een hardwareknop op het bedieningspaneel of een toets op het toetsenbord
> Geeft aan hoe u naar het gewenste onderdeel kunt gaan in het menu van deze printer of
Uw printer
● Verwijst naar berichten en invoertekst op het scherm.
● Verwijst naar bestandsnamen op de computer.
● Verwijst naar rubrieken die u kunt raadplegen.
van de computer.
op de computer. Verwijst naar de printer die u wilt gebruiken of selecteren.
- 6 -
Notatie die in deze handleiding wordt gebruikt
Als er geen speciale beschrijving is, verwijst Windows naar Windows 7, verwijst Mac OS X naar Mac OS X 10.8 en verwijst "printer" naar de B731 voor voorbeelden in dit document.
Afhankelijk van uw besturingssysteem of model kan de beschrijving in dit document verschillen.
- 7 -
Inhoud
Over de productgarantie ..........................................................................2
ENERGY STAR.
Eerste hulp bij ongevallen
Milieu-informatie Voor uw veiligheid Informatie over de handleidingen Over deze handleiding
........................................................................................3
........................................................................3
.....................................................................................3
...................................................................................4
..............................................................6
.............................................................................6
1. Ingebruikneming ............................................................... 11
Producten controleren............................................................................11
Inhoud van de verpakking controleren ....................................................................... 11
Namen van componenten .......................................................................12
Bedieningspaneel .................................................................................................... 14
Installatievoorwaarden ..........................................................................17
Opstelomgeving ...................................................................................................... 17
Opstelplaats
Uit de verpakking halen .........................................................................18
........................................................................................................... 17
Opties
.................................................................................................20
Beschikbare opties .................................................................................................. 20
Een printerstandaard bevestigen Een extra cassette installeren Extra RAM-geheugen installeren Een harde schijf installeren
............................................................................... 20
................................................................................... 25
............................................................................... 26
...................................................................................... 29
2. Basisbediening van de printer ........................................... 31
De printer in-/uitschakelen ..................................................................... 31
Stroomvoorzieningsvereisten .................................................................................... 31
De printer inschakelen De printer uitschakelen Energiespaarstand en slaapstand
Papier plaatsen ..................................................................................... 34
Papier plaatsen in de cassettes 1–4 ........................................................................... 34
Papier plaatsen in de universele cassette Aangepaste formaten registreren
............................................................................................. 32
............................................................................................ 32
.............................................................................. 33
................................................................... 35
.............................................................................. 39
Papieruitvoer ........................................................................................ 41
- 8 -
Inhoud
Ondersteund papier ...............................................................................43
Ondersteunde papiersoorten .................................................................................... 43
Papier in een cassette.............................................................................................. 45
Papier bewaren
....................................................................................................... 47
Testafdruk maken vanaf de printer ..........................................................48
Instellen na hoeveel tijd de printer overschakelt naar de energiespaarstand Instellen na hoeveel tijd de printer overschakelt naar de slaapstand
Beperkingen terwijl de printer in de slaapstand staat ................................................... 51
...... 49
............50
De tijd voor het automatisch inschakelen instellen ..................................... 53
Instellingen voor Automatisch uitschakelen ................................................................ 53
Instellen na hoeveel tijd de printer automatisch wordt uitgeschakeld
............................. 54
Het geluid instellen ...............................................................................56
De printerinstellingen controleren Een printer met het LPD-protocol (TCP/IP) toevoegen
Voorbereiding ......................................................................................................... 58
Procedure voor het toevoegen van een printer
............................................................57
................................58
............................................................ 58
3. Afdrukken .......................................................................... 60
Procedure voor het installeren van de printerdriver op een computer ...........60
Productvereisten
Productvereisten voor Windows ................................................................................ 62
Productvereisten voor Macintosh
................................................................................... 62
............................................................................... 62
Aansluiten op een computer ...................................................................63
Verbinden met een bekabeld LAN .............................................................................. 63
Verbinden met een draadloos LAN (alleen draadloos model) Een USB-kabel aansluiten Een parallelle kabel aansluiten
........................................................................................ 74
.................................................................................. 74
......................................... 63
Een printerdriver installeren (voor Windows) ............................................75
Voorbereidingen voor netwerkverbinding .................................................................... 75
Een printerstuurprogramma installeren Bij het toevoegen van opties
.................................................................................... 79
...................................................................... 77
Een printerdriver installeren (voor Macintosh) ........................................... 81
Installatie via een netwerk ....................................................................................... 81
Installeren via USB Bij het toevoegen van opties
................................................................................................. 82
.................................................................................... 83
Vanaf een computer afdrukken ............................................................... 84
Afdrukken .............................................................................................................. 84
Gegevens van een USB-geheugen afdrukken ............................................87
Afdrukken .............................................................................................................. 87
Afdrukinstellingen
................................................................................................... 87
- 9 -
Inhoud
Afdrukken annuleren .............................................................................90
Handige afdrukfuncties
..........................................................................91
4. Problemen verhelpen ......................................................... 92
Er wordt een foutbericht weergegeven op het scherm ................................92
Papierstoringen ...................................................................................................... 92
Er wordt een bericht voor het vervangen van verbruiksartikelen of onderhoudsartikelen weergegeven
Er wordt een bericht voor het vervangen van papier of een foutbericht over het papierformaat weergegeven
Andere foutmeldingen U kunt niet afdrukken
Wanneer u niet kunt afdrukken vanuit de universele cassette .......................................118
Kan niet afdrukken vanaf een computer Kan een printerdriver niet met succes installeren
Besturingssysteemspecieke beperkingen
......................................................................... 113
.......................................................................... 118
Problemen met de afdrukkwaliteit ......................................................... 125
........................................................ 106
..................................................... 111
....................................................................119
.......................................................122
.................................................................123
Invoerproblemen Apparaatproblemen
................................................................................ 128
............................................................................. 130
5. Onderhoud ....................................................................... 133
Afdrukcartridges vervangen .................................................................. 134
B721/B731 ...........................................................................................................134
Tonercartridge of image drum vervangen ............................................... 136
ES7131/MPS5501b ................................................................................................136
De fuser en de transportrol vervangen ................................................... 142
Reiniging
Het oppervlak van de printer reinigen .......................................................................146
LED-koppen reinigen De papierinvoerrollen reinigen
........................................................................................... 146
..............................................................................................146
.................................................................................148
Uw printer verplaatsen of transporteren ................................................. 152
Bijlage ................................................................................... 155
Menulijst ..............................................................................................................155
Basisstappen in Windows ..................................................................... 160
Specicaties
....................................................................................... 161
Index .................................................................................... 165
Contact Us............ ................................................................. 167
- 10 -

1. Ingebruikneming

Producten controleren

Deze sectie biedt een overzicht van de printer.
1
Ingebruikneming

Inhoud van de verpakking controleren

Controleer of u alles hebt wat hieronder wordt weergegeven.
LET OP
● Er zijn minstens twee mensen nodig om de printer veilig op te tillen, omdat deze ongeveer 27 kg weegt.
Meer info
● Voor meer informatie over hoe u de verpakking opent, raadpleegt u "Uit de verpakking halen" P.18.
● Printer
Dit kan letsel veroorzaken!
● Dvd-rom met software
● Netsnoer
Opmerking
● De kabels voor aansluiting op de interfacepoorten worden niet meegeleverd bij uw printer. Schaf deze afzonderlijk aan.
● De verpakking en het buffermateriaal zijn nodig als de printer wordt getransporteerd. Gooi ze niet weg.
● Print cartridge
Opmerking
● De Print cartridge is in de fabriek in de printer geïnstalleerd.
● De Print cartridge voor de ES7131/MPS5501b bestaat uit een image drum en een tonercartridge.
- 11 -

Namen van componenten

1
Ingebruikneming
Namen van componenten
5
3
6
7
1
4
Nr. Naam
1 Voorkap 2 Openingshendel van de voorkap 3 Bedieningspaneel 4 Aan-/uitschakelaar 5 Klep aan de bovenzijde 6 Universele cassettes (Multipurpose tray) 7 Cassette 1 8 Ventilatieopeningen
2
8
13
8
12
Nr. Naam
12 Universele cassettes (Multipurpose tray) 13 Klep om het papier in te stellen
14
17
18
16
10
11
Nr. Naam
9 Print cartridge
(B721/B731)/ image drum en tonercartridge
(ES7131/MPS5501b) 10 Fuser 11 Duplexeenheid
15
Nr. Naam
14 Stapelaar met beeldzijde boven 15 Netsnoeraansluiting 16 Interfacegedeelte 17 Toegangsklep 18 Parallelle interfacepoort (alleen op model
dat met een parallelle interfacepoort wordt geïnstalleerd)
9
19
20
- 12 -
Nr. Naam
19 Klep achterzijde 20 Achtergeleider
● Interfacegedeelte
Namen van componenten
1
21
22
Nr. Naam
21 Netwerkinterfacepoort 22 USB-interfacepoort
Ingebruikneming
- 13 -
Namen van componenten

Bedieningspaneel

1
Deze sectie geeft uitleg over de namen en functies van componenten op het bedieningspaneel en ook
Ingebruikneming
over hoe u tekst invoert.
12
8
1
5
2
9
11
13
7
56
34
10
Nr. Naam Functie
1 Scherm Geeft bedieningsinstructies en de status van de printer weer. 2 Knop <ON LINE (ONLINE)> Hiermee schakelt u tussen de onlinemodus en de ofinemodus.
3 Knop <CANCEL (ANNULEREN)> Hiermee annuleert u onmiddellijk de huidige afdruk. 4 Knop <ENTER> Hiermee bevestigt u het geselecteerde onderdeel. 5
6 Knop <BACK (TERUG)> Hiermee keert u terug naar het vorige scherm. 7 Knop <HELP> Hiermee geeft u het helpscherm weer. Om het te sluiten, drukt
8 Knop <POWER SAVE
9 Toetsenblok met tien toetsen
10 Toets <Fn> Hiermee geeft u de menu's voor het instellen van de printer weer
11 Toets <CLEAR (WISSEN)>
12 Indicator <READY (KLAAR)> Licht groen op in de onlinemodus en gaat uit in de ofinemodus. 13 Indicator <ATTENTION (LET OP)> Licht op of knippert oranje wanneer er een fout optreedt in de
Knop <
(ENERGIESPAARSTAND)>
/ >
● Hiermee geeft u het menuscherm weer.
● Hiermee selecteert u het menu of bladert u door het scherm.
u op de knop <HELP>, de knop <BACK (TERUG)> of de knop <CANCEL (ANNULEREN)>.
● Hiermee zet u de printer in de energiespaarstand of haalt u de printer uit de energiespaarstand.
● Hiermee haalt u de printer uit de slaapstand.
Licht groen op in de energiespaarstand en knippert groen in de slaapstand.
● Hiermee voert u cijfers in.
● Hiermee voert u alfabetische tekens en symbolen in.
Een wachtwoord kan alleen worden ingevoerd met behulp van het toetsenblok met tien toetsen.
via een snelkeuzefunctie.
● Hiermee verwijdert u een teken bij het invoeren van tekens.
● Niet beschikbaar bij het invoeren van een IP-adres. Haalt de voorgaande instellingen op in andere gevallen.
printer.
Het toetsenblok met tien toetsen gebruiken
Gebruik het om cijfers en tekens in te voeren. Telkens als u op een cijfertoets drukt, wijzigen ingevoerde cijfers of tekens cyclisch in de volgende volgorde:
<1> 1 <2> a b c 2 a <3> d e f 3 d <4> g h i 4 g <5> j k l 5 j <6> m n o 6 m <7> p q r s 7 p <8> t u v 8 t
<9> w x y z 9 w <0> 0
De <Fn> en <CLEAR (WISSEN)> hebben de volgende functie:
Toets <Fn> Hiermee geeft u de menu's voor het instellen van de printer weer via een snelkeuzefunctie.
- 14 -
Namen van componenten
(Alleen beschikbaar wanneer het stand­byscherm wordt weergegeven.)
Toets <CLEAR (WISSEN)> Hiermee verwijdert u een teken bij het invoeren van een wachtwoord.
Memo
● Als u bijvoorbeeld "abc" wilt invoeren, drukt u op <2> ➞ de toets <ENTER> ➞ <2> ➞ <2> ➞ de toets <ENTER> ➞ <2> ➞ <2> ➞ <2> ➞ de toets <ENTER>.
De toets <Fn> gebruiken
Wanneer het bericht "Klaar voor afdruk" wordt weergegeven op het scherm, drukt u op de toets <Fn> en vervolgens op cijfertoetsen. Het functiemenu dat overeenkomt met het ingevoerde cijfer, wordt weergegeven.
1 Druk op de toets <Fn>.
2 Druk op de cijfertoetsen (0-9) om het
gewenste functiemenu weer te geven en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
1
Ingebruikneming
䣈䣷䣰䣥䣶䣫䣱䣰䢢䣐䣷䣯䣤䣧䣴
䣇䣰䣶䣧䣴䢳䢯䢵䣦䣫䣩䣫䣶䢢䣐䣷䣯䣤䣧䣴
3 Het scherm voor het instellen van
de geselecteerde functie wordt weergegeven. Controleer of wijzig de instellingen.
䣒䣣䣲䣧䣴䢢䣕䣫䣼䣧䢢䢢䢢䢢䢳䢱䢸
䣃䢶
䣃䢷
䣃䢸
䣄䢷
Raadpleeg "Menulijst" P.155 voor meer informatie over menu-items zonder functienummer.
Lijst van de functiemenu's
- 15 -
Functienr. Functiemenu
1 Beveiligde taak afdr. (Encrypted
opdracht)
2 Beveiligde taak afdr. (Opdracht
opgeslagen) 10 Papierformaat (Lade 1) 11 X-afmeting (Lade 1) 12 Y-afmeting (Lade 1) 13 Mediatype (Lade 1)
Namen van componenten
Functienr. Functiemenu
1
14 Papiergewicht (Lade 1) 15 Legal-papier (Lade 1)
Ingebruikneming
16 Ander formaat (Lade 1) 20 Papierformaat (Lade 2) 21 X-afmeting (Lade 2) 22 Y-afmeting (Lade 2) 23 Mediatype (Lade 2) 24 Papiergewicht (Lade 2) 25 Legal-papier (Lade 2) 26 Ander formaat (Lade 2) 30 Papierformaat (Lade 3) 31 X-afmeting (Lade 3) 32 Y-afmeting (Lade 3) 33 Mediatype (Lade 3) 34 Papiergewicht (Lade 3) 35 Legal-papier (Lade 3) 36 Ander formaat (Lade 3) 40 Papierformaat (Lade 4) 41 X-afmeting (Lade 4) 42 Y-afmeting (Lade 4) 43 Mediatype (Lade 4) 44 Papiergewicht (Lade 4) 45 Legal-papier (Lade 4) 46 Ander formaat (Lade 4) 80 Papierinvoer 90 Papierformaat (Universele
cassettes) 91 X-afmeting (Universele cassettes) 92 Y-afmeting (Universele cassettes) 93 Mediatype (Universele cassettes) 94 Papiergewicht (Universele
cassettes) 95 cassettegebruik (Universele
cassettes) 100 Info afdrukken (Conguratie) 101 Info afdrukken (Netwerk) 102 Info afdrukken (Verbruiksrapport) 103 Info afdrukken (Foutenlogboek) 200 Tijd energiespaarst. 201 Slaaptijd 202 Autom. uitschakelen na 210 Foutenrapport 220 Afdrukpos. aanpas. (Universele
cassettes) 221 Afdrukpos. aanpas. (Lade 1) 222 Afdrukpos. aanpas. (Lade 2) 223 Afdrukpos. aanpas. (Lade 3) 224 Afdrukpos. aanpas. (Lade 4) 230 Papier Zwart instelling 231 Trans. Zwart instelling 232 Donker 233 SMR instelling 234 BG instelling
Functienr. Functiemenu
235 Reinigen van drums 237 Hex. dump
- 16 -

Installatievoorwaarden

WAARSCHUWING
Installatievoorwaarden

Opstelomgeving

Uw printer moet worden opgesteld in de volgende omgeving:
Temperatuur: 10 °C–32 °C
Vochtigheid:
Maximale natteboltemperatuur:
Aanbevolen omgeving:
Opmerking
● Let op voor condensatie. Dit kan een defect veroorzaken.
● Als u uw printer opstelt op een plaats waar de vochtigheid van de omgevingslucht lager is dan 30% RV, gebruikt u een luchtbevochtiger of antistatische mat.
● Installeer de printer niet in de buurt van hoge temperaturen of vuur.
● Installeer de printer niet op een plaats waar chemische reacties worden gestart (laboratorium enz.).
● Installeer de printer niet in de buurt van een brandbare oplossing, zoals alcohol en thinner.
● Installeer de printer niet binnen het bereik van kleine kinderen.
● Installeer de printer niet op een onstabiele plaats (wankele plaats, hellende plaats enz.).
● Installeer de printer niet op een plaats waar hij wordt blootgesteld aan hoge vochtigheid, stof of direct zonlicht.
● Installeer de printer niet in een omgeving met zilte lucht en corrosief gas.
● Installeer de printer niet op een plaats met veel trillingen.
● Installeer de printer niet op een plaats waar de ventilatieopening van de printer wordt afgedekt.
20 %–80 % RV (relatieve vochtigheid)
25 °C
Temperatuur 17 °C–27 °C, Vochtigheid 50%–70% RV

Opstelplaats

Plaats de printer op een vlakke ondergrond van voldoende afmetingen om alle voetjes van de printer te ondersteunen.
Zorg voor voldoende ruimte rond uw printer, zoals aangegeven in de onderstaande afbeeldingen.
● Bovenaanzicht
20 cm
100 cm60 cm
20 cm
● Zijaanzicht
70 cm
1
Ingebruikneming
LET OP
● Installeer de printer niet rechtstreeks op een vloerkleed of tapijt met lange franjes.
● Installeer de printer niet in een afgesloten ruimte met slechte ventilatie en slechte luchtcirculatie.
● Als u de printer gedurende een lange tijd in een kleine ruimte gebruikt, zorgt u ervoor dat u de ruimte ventileert.
● Installeer de printer uit de buurt van sterke magnetische velden en bronnen van lawaai.
● Installeer de printer uit de buurt van beeldschermen of televisies.
- 17 -

Uit de verpakking halen

LET OP
1
Ingebruikneming
Uit de verpakking halen
Dit kan letsel veroorzaken!
● Er zijn minstens twee mensen nodig om de printer veilig op te tillen, omdat deze ongeveer 27 kg weegt.
Opmerking
● Zorg ervoor dat u eerst de verbruiksartikelen of onderhoudsartikelen installeert die bij deze printer zijn meegeleverd. Anders kan de levensduur van de verbruiksartikelen of onderhoudsartikelen niet juist worden weergegeven of kunt u deze later mogelijk niet gebruiken.
● De afdrukcartridge (de groene buis) is zeer kwetsbaar. Behandel deze voorzichtig.
● Stel de afdrukcartridge niet bloot aan direct zonlicht of zeer heldere binnenverlichting (meer dan ongeveer 1500 lux). De image drum mag zelfs niet langer dan 5 minuten worden blootgesteld aan normale binnenverlichting.
● De verpakking en het buffermateriaal zijn nodig als de printer wordt getransporteerd. Gooi ze niet weg.
1 Haal uw printer uit de doos en verwijder
alle buffermaterialen en de plastic zak van uw printer.
2 Verwijder de twee stukken
beschermende tape (1) aan de rechterzijde en de achterzijde van uw printer.
3 Steek uw vinger in de uitsparing aan de
rechterzijde van de printer en trek aan de openingshendel van de voorklep (2) om de voorklep (3) naar voren toe te openen.
Opmerking
● Open de voorklep voorzichtig. Als u deze snel opent, gaat de universele cassette mogelijk open.
2
3
4 Voor de ES7131/MPS5501b: verwijder
de beschermende tape (4) en oranje stopper (5).
5
4
1
5
4
- 18 -
Uit de verpakking halen
5 Draai de blauwe hendel (7) van de
printcartridge (6) volledig in de richting van de pijl.
6
6 Open de bovenste klep (8).
8 Sluit de bovenste klep (8).
1
8
Ingebruikneming
7
9 Sluit de voorklep (3).
8
7 Trek de oranje stoppper (9) uit de fuser.
9
3
- 19 -

Opties

1
Ingebruikneming
Opties

Beschikbare opties

De volgende opties zijn beschikbaar voor uw printer:
● Extra cassette (cassette 2/3/4)
● Printerstandaard
● Extra RAM-geheugen (512 MB)
● Harde schijf van 160 GB
● Lade-eenheid voor grote hoeveelheden (Large-capacity tray unit - LCF) (raadpleeg de handleiding bij de LCF voor meer informatie over de manier van bevestigen.)
● Antikantelvoet (1 set)

Een printerstandaard bevestigen

 Een paar antikantelvoeten
bevestigen
Antikantelvoet voor de zijkant (2)
Antikantelvoet voor de achterzijde (2)
Afdekking voor de antikantelvoet (2)
antikantelvoet (2)
Antikantelvoet (2)
Schroeven (22)Afdekking voor de
1 Bevestig de antikantelvoeten (aan
weerszijden en aan de voorzijde) met vier bouten.
Opmerking
● De richting is bij het bevestigen links en rechts verschillend.
- 20 -
Opties
2 Plaats de onderkant van de
antikantelvoeten (beide zijden) op de vloer, lijn de zijkanten uit met de kast en bevestig ze stevig met twee bouten elk.
Schroefgat
Opmerking
● Draai de bovenste bouten niet stevig aan.
Schroefgat
3 Zet de afdekkking van de antikantelvoet
(beide zijden) vast met twee bouten elk.
5 Plaats de onderkant van de
antikantelvoeten op de vloer en zet ze vast met drie bouten.
Plaats de bout in het midden van de ovale uitsparing en zet de bout vast.
 Een printerstandaard bevestigen
aan de printer
LET OP
● Er zijn minstens twee mensen nodig om de printer veilig op te tillen, omdat deze ongeveer 27 kg weegt.
Dit kan letsel veroorzaken!
1
Ingebruikneming
4 Lijn de afdekking van de antikantelvoet
(achterzijde) uit met de achterzijde van de antikantelvoet.
1 Schakel de printer uit en koppel alle
kabels los van de printer.
Meer info
● "De printer uitschakelen" P.32
- 21 -
Opties
2 Plaats de printer voorzichtig op de
1
Ingebruikneming
printerstandaard, steek de uitsparingen (1) van de printerstandaard in de gaten aan de onderkant van de printer.
 Een printerstandaard bevestigen
aan een extra cassette (cassettes 2/3/4)
Stapel de extra cassettes stuk voor stuk op de printerstandaard en plaats daarbovenop de printer.
1 Plaats de extra cassette voorzichtig
op de printerstandaard, steek de vier uitsparingen (1) van de printerstandaard in de gaten aan de onderkant van de extra cassette.
1
3 Sluit het netsnoer en de losgekoppelde
kabels aan op uw printer en schakel de printer in met de aan-/uitschakelaar.
1
- 22 -
Opties
2 Wanneer u meer extra cassettes wilt
toevoegen, plaatst u deze voorzichtig op de extra cassette en steekt u de uitsparingen (1) van de onderste extra cassette achtereenvolgend stuk voor stuk in de gaten aan de onderkant van de extra cassette hierboven.
3 Plaats de printer voorzichtig op de
printerstandaard, steek de uitsparingen (1) van de extra cassette in de gaten aan de onderkant van de printer.
LET OP
● Er zijn minstens twee mensen nodig om de printer veilig op te tillen, omdat deze ongeveer 27 kg weegt.
Dit kan letsel veroorzaken!
1
Ingebruikneming
1
1
- 23 -
Opties
4 Vergrendel de twee zwenkwieltjes aan
1
Ingebruikneming
de voorkant van de extra cassettes door de vergrendelingshendels omlaag te duwen.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om te voorkomen dat de printer tijdens transport of onderhoud omvalt:
● Duw nooit een cassette omlaag als die openstaat.
● Duw nooit achter tegen de printer als de cassette openstaat.
● Duw nooit tegen de bovenklep als die openstaat.
- 24 -
Opties

Een extra cassette installeren

Modelnaam: N22305A
Installeer optionele extra cassettes als u de papiercapaciteit van uw printer wilt verhogen. Hieronder staat een overzicht van de mogelijke combinaties van cassettes die u kunt installeren.
Na de installatie moet u de printerdriver
congureren. "Bij het toevoegen van opties"
P.79
● Printer en één extra cassette
● Printer en drie extra cassettes
1
Ingebruikneming
Meer info
● Voor specicaties van de extra cassette raadpleegt u
"Ondersteunde papiersoorten" P.43.
1 Schakel de printer uit en koppel alle
kabels los van de printer.
Meer info
● "De printer uitschakelen" P.32
● Printer en twee extra cassettes
2 Stapel de extra cassettes op en steek
u de uitsparingen (1) van de onderste extra cassette achtereenvolgend stuk voor stuk in de gaten aan de onderkant van de extra cassette hierboven.
1
- 25 -
Opties
3 Plaats de printer voorzichtig op de extra
1
Ingebruikneming
cassettes en steek de uitsparingen (1) van de extra cassette in de gaten aan de onderkant van de printer.
LET OP
● Er zijn minstens twee mensen nodig om de printer veilig op te tillen, omdat deze ongeveer 27 kg weegt.
Dit kan letsel veroorzaken!

Extra RAM-geheugen installeren

Installeer extra RAM-geheugen om het geheugen van uw printer te verhogen als er fouten optreden door onvoldoende geheugenruimte of als er fouten optreden tijdens gesorteerd afdrukken. Uw printer ondersteunt 512 MB RAM­geheugen.
Opmerking
● Gebruik alleen originele Oki Data-producten. De prestaties kunnen niet worden gegarandeerd wanneer u andere producten gebruikt.
● Statische elektriciteit kan onderdelen beschadigen. Ontlaad de statische elektriciteit van uw lichaam door een geaard metalen object aan te raken voordat u aan het werk gaat.
Memo
● Voor het afdrukken van banners is het raadzaam extra geheugen te installeren.
1
4 Sluit het netsnoer en de losgekoppelde
kabels aan op uw printer en schakel de printer in met de aan-/uitschakelaar.
1 Schakel de printer uit en koppel alle
kabels los van de printer.
Meer info
● "De printer uitschakelen" P.32
2 Open de toegangsklep (1) aan de
rechterzijde van de printer.
1
- 26 -
Opties
3 Draai de bevestigingsbout los om de
metalen plaat (2) te verwijderen.
2
4 Controleer of de LED (3) brandt die
wordt aangeduid met de pijl. Als deze brandt, wacht u totdat deze uitgaat.
5 Plaats het extra RAM-geheugen (4) in de
sleuf en bevestig het door het van u af in de printer te duwen.
Opmerking
● Let goed op de juiste positie van het extra RAM- geheugen. Het extra RAM-geheugen heeft kleine inkepingen op de connector, die passen op de connector van de sleuf.
4
6 Plaats de rechterkant van de metalen
plaat (2) in de printer, sluit de plaat en zet hem vast met de bout.
1
Ingebruikneming
3
2
7 Sluit de toegangsklep (1).
1
- 27 -
Opties
8 Sluit het netsnoer en de losgekoppelde
1
Ingebruikneming
kabels aan op uw printer en schakel de printer in met de aan-/uitschakelaar.
9 Op het bedieningspaneel drukt u op de
bladerknop .
10 Controleer of [Conguratie
(Conguration)] is geselecteerd en druk
vervolgens op de knop <ENTER>.
䣈䣷䣰䣥䣶䣫䣱䣰䣵䢢䢢䢢䢢䢢䢢䢳䢱䢴
䣒䣴䣫䣰䣶䢢䣈䣴䣱䣯䢢䣗䣕䣄䢢䣏䣧䣯䣱䣴䣻
䣒䣴䣫䣰䣶䢢䣕䣧䣥䣷䣴䣧䢢䣌䣱
䣅䣱䣰䣨䣫䣩䣷䣴䣣䣶䣫䣱䣰 䣒䣴䣫䣰䣶䢢䣋䣰䣨䣱䣴䣯䣣䣶䣫䣱䣰
13 Controleer of de waarde [RAM (RAM)] is
toegenomen.
䣔䣃䣏䢢䢢䢢䢢䢢傍䢢䢳䢱䢳
䢹䢸䢺䣏䣄
- De waarde voor geheugen dat is uitgebreid met 512 MB, is [768 MB (768 MB)].
Opmerking
● Als de waarde bij [RAM] niet is toegenomen, schakelt u de printer uit en ontkoppelt u het netsnoer en alle kabels en installeert u het extra RAM­geheugen opnieuw.
14 Druk op de knop <ON LINE (ONLINE)>.
11 Druk meerdere keren op de bladerknop
om [System (System)] te selecteren
en druk op de knop <ENTER>.
䣅䣱䣰䣨䣫䣩䣷䣴䣣䣶䣫䣱䣰䢢䢢䢢䢳䢱䢳 䣖䣴䣣䣻䢢䣅䣱䣷䣰䣶 䣕䣷䣲䣲䣮䣫䣧䣵䢢䣎䣫䣨䣧
䣐䣧䣶䣹䣱䣴
䣕䣻䣵䣶䣧
12 Druk meerdere keren op de bladerknop
om [RAM (RAM)] te selecteren en
druk op de knop <ENTER>.
䣕䣻䣵䣶䣧䣯䢢䢢䢢䢢䢢䢢䢢䢴䢱䢴 䣒䣗䢢䣘䣧䣴䣵䣫䣱
䣔䣃䣏
䣈䣮䣣䣵䣪䢢䣏䣧䣯䣱䣴䣻 䣊䣆䣆
- 28 -
Opties

Een harde schijf installeren

1 Schakel de printer uit en koppel alle
kabels los van de printer.
Meer info
● "De printer uitschakelen" P.32
2 Open de toegangsklep (1) aan de
rechterzijde van de printer.
1
4 Controleer of de LED (3) brandt die
wordt aangeduid met de pijl. Als deze brandt, wacht u totdat deze uitgaat.
3
5 Bevestig een harde schijf (4) en zet met
de twee schroeven vast.
1
Ingebruikneming
3 Draai de bevestigingsbout los om de
metalen plaat (2) te verwijderen.
2
4
6 Sluit de witte connector (5) van de
harde schijf als eerste aan in de printer en sluit dan de andere connector (6) aan.
6
5
- 29 -
Opties
7 Plaats de rechterkant van de metalen
1
Ingebruikneming
plaat (2) in de printer, sluit de plaat en zet hem vast met de bout.
8 Sluit de toegangsklep (1).
11 Controleer of [Conguratie
(Conguration)] is geselecteerd en druk
vervolgens op de knop <ENTER>.
䣈䣷䣰䣥䣶䣫䣱䣰䣵䢢䢢䢢䢢䢢䢢䢳䢱䢴
䣒䣴䣫䣰䣶䢢䣈䣴䣱䣯䢢䣗䣕䣄䢢䣏䣧䣯䣱䣴䣻
䣒䣴䣫䣰䣶䢢䣕䣧䣥䣷䣴䣧䢢䣌䣱
䣅䣱䣰䣨䣫䣩䣷䣴䣣䣶䣫䣱䣰 䣒䣴䣫䣰䣶䢢䣋䣰䣨䣱䣴䣯䣣䣶䣫䣱䣰
2
12 Druk meerdere keren op de bladerknop
om [System (System)] te selecteren
en druk op de knop <ENTER>.
䣅䣱䣰䣨䣫䣩䣷䣴䣣䣶䣫䣱䣰䢢䢢䢢䢳䢱䢳 䣖䣴䣣䣻䢢䣅䣱䣷䣰䣶 䣕䣷䣲䣲䣮䣫䣧䣵䢢䣎䣫䣨䣧
䣐䣧䣶䣹䣱䣴
䣕䣻䣵䣶䣧
1
9 Sluit het netsnoer en de losgekoppelde
kabels aan op uw printer en schakel de printer in met de aan-/uitschakelaar.
10 Op het bedieningspaneel drukt u op de
bladerknop .
13 Druk meerdere keren op de bladerknop
om [HDD (HDD)] te selecteren en
druk op de knop <ENTER>.
䣕䣻䣵䣶䣧䣯䢢䢢䢢䢢䢢䢢䢢䢴䢱䢴 䣒䣗䢢䣘䣧䣴䣵䣫䣱䣰
䣔䣃䣏
䣈䣮䣣䣵䣪䢢䣏䣧䣯䣱䣴䣻 䣊䣆䣆
14 Controleer de waarde bij [HDD (HDD)].
䣊䣆䣆䢢䢢䢢䢢䢢傍䢢䢳䢱䢳
䢳䢸䢲䢰䢲䢶䣉䣄䣝䣈䢸䢶䣟
Opmerking
● Als [Niet geinstalleerd] wordt weergegeven, schakelt u de printer uit en ontkoppelt u het netsnoer en alle kabels en installeert u de harde schijf opnieuw.
- 30 -
15 Druk op de knop <ON LINE (ONLINE)>.

2. Basisbediening van de printer

WAARSCHUWING

De printer in-/uitschakelen

Stroomvoorzieningsvereisten

De stroomvoorziening moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
Stroom: 110 tot 127 V AC
(spanningsbereik 99 tot 140 V AC) 220 tot 240 V AC (spanningsbereik 198 tot 264 V AC)
Frequentie: 50/60 Hz ± 2%
Opmerking
● Als de stroomvoorziening niet stabiel is, gebruikt u een spanningsregelaar.
● Het maximale stroomverbruik van deze printer is 1400 W. Zorg ervoor dat de stroomvoorziening voldoende is om deze printer te gebruiken.
● We kunnen niet garanderen dat de printer werkt wanneer een noodstroomvoeding (UPS) of omvormer wordt gebruikt. Gebruik geen noodstroomvoeding (UPS) of een omvormer.
● Zorg ervoor dat de aan-/uitschakelaar uitgeschakeld is wanneer u het netsnoer aansluit op een stopcontact of ontkoppelt.
● Houd de stekker vast als u het netsnoer aansluit op een stopcontact of ontkoppelt.
● Steek de stekker helemaal in het stopcontact.
● Raak het netsnoer of de printer niet aan met vochtige handen.
● Leg het netsnoer op een plaats waar niemand erop zal staan of lopen en plaats geen voorwerpen op het netsnoer.
● Bundel het netsnoer niet in een bundel met andere kabels.
● Als het netsnoer beschadigd is, mag u het niet gebruiken.
● Gebruik geen stekkerdozen.
● Sluit deze printer niet samen met andere elektrische producten aan op hetzelfde wandstopcontact. Als u de printer op een stopcontact aansluit waarop airconditioning, een kopieerapparaat, een papiervernietiger enz. aangesloten is, is het mogelijk dat de printer niet juist werkt door de elektrische ruis. Als u niet anders kunt dan de printer aan te sluiten op hetzelfde wandstopcontact, gebruikt u een in de
handel verkrijgbaar ruislter of een in de handel
verkrijgbare transformator voor ruisvermindering.
● Gebruik het bij de printer geleverde netsnoer en sluit dit rechtstreeks aan op het stopcontact. Gebruik geen netsnoer van een ander product voor de printer.
● Gebruik geen verlengkabel. Als u niet anders kunt dan een verlengkabel te gebruiken, gebruikt u een verlengkabel met een nominale stroom van 15 A of meer.
● Als u een verlengkabel gebruikt, is het mogelijk dat de printer niet normaal werkt door AC­spanningsafname.
● Tijdens het afdrukken mag u de printer niet uitschakelen of de stekker uit het stopcontact trekken.
● Als u de printer gedurende een lange tijd niet zult gebruiken, bijvoorbeeld tijdens opeenvolgende feestdagen of wanneer u met vakantie gaat, ontkoppelt u het netsnoer.
● Gebruik het meegeleverde netsnoer niet voor andere producten.
Er is een risico op
een elektrische
schok en/of
dit kan brand
veroorzaken.
2
Basisbediening van de printer
- 31 -
De printer in-/uitschakelen

De printer inschakelen

1 Sluit het netsnoer (1) aan op de
netsnoeraansluiting van uw printer.
2
Basisbediening van de printer
1
2 Steek de kabel in het stopcontact.
3 Houd de aan-uitschakelaar (2) ongeveer
één seconde ingedrukt om de printer in te schakelen.

De printer uitschakelen

1 Houd de aan-/uitschakelaar (1)
ongeveer 1 seconde ingedrukt.
Het bericht "Bezig met afsluiten/ Printer wordt automatisch uitgeschakeld…" verschijnt op het bedieningspaneel en de indicator van de aan-/ uitschakelaar knippert met een interval van 1 seconde. Vervolgens wordt de printer automatisch uitgeschakeld en gaat de indicator van de aan-/ uitschakelaar uit.
Opmerking
● Het kan ongeveer 5 minuten duren voordat de printer uitgeschakeld is. Wacht totdat de printer is uitgeschakeld.
● Als u de aan-uitschakelaar langer dan 5 seconden ingedrukt houdt, wordt de printer geforceerd uitgeschakeld. Voer deze handeling slechts uit wanneer zich een probleem voor doet. Raadpleeg "Apparaatproblemen" P.130 voor informatie over printerproblemen.
2
De LED van de aan-uitschakelaar licht op wanneer de printer aan gaat. Het bericht "Klaar voor afdruk" wordt weergegeven op het bedieningspaneel zodra de printer klaar is om af te drukken.
1
 Als de printer gedurende een
lange tijd niet wordt gebruikt
Wanneer de printer gedurende een lange tijd niet wordt gebruikt, bijvoorbeeld tijdens opeenvolgende feestdagen, wanneer u met vakantie gaat of wanneer u wacht op vervangingsonderdelen voor reparatie of onderhoud, ontkoppelt u het netsnoer (1).
Memo
● De prestaties van de printer worden niet negatief beïnvloed als de printer gedurende een lange tijd (meer dan 4 weken) ontkoppeld is van het elektriciteitsnet.
- 32 -
De printer in-/uitschakelen

Energiespaarstand en slaapstand

Met de energiebesparing via twee standen kunt u het energieverbruik van de printer verminderen.
Energiespaarstand
Als uw printer gedurende een bepaalde tijd niet wordt gebruikt, schakelt deze automatisch over naar de energiespaarstand om het energieverbruik te verminderen.
U kunt de printer handmatig in de energiespaarstand zetten door op het bedieningspaneel te drukken op de knop <POWER SAVE> (ENERGIESPAARSTAND).
De knop <POWER SAVE> (ENERGIESPAARSTAND) licht groen op wanneer de printer overschakelt naar deze stand.
Memo
● In de fabriek is ingesteld dat de printer standaard na 1 minuut overschakelt naar de energiespaarstand. Raadpleeg "Instellen na hoeveel tijd de printer
overschakelt naar de energiespaarstand" P.49 voor
meer informatie over het wijzigen van de wachttijd voordat de energiespaarstand wordt ingeschakeld.
De printer uit de energiespaarstand halen
Om de printer uit de energiespaarstand of slaapstand te halen, drukt u op het bedieningspaneel op de knop <POWER SAVE> (ENERGIESPAARSTAND).
Memo
● Wanneer de printer een afdruktaak van een computer of andere apparaten ontvangt, wordt deze automatisch uit de energiespaarstand of slaapstand gehaald
Functie Autom. uitschakelen
Deze printer wordt na het verstrijken van een bepaalde tijd na het afdrukken automatisch uitgeschakeld.
Memo
● In de fabriek is ingesteld dat de printer standaard automatisch wordt uitgeschakeld na 4 uur.
● Voor informatie over hoe u kunt instellen na hoeveel tijd de printer automatisch wordt uitgeschakeld, raadpleegt u "De tijd voor het automatisch inschakelen instellen"
P.53.
Opmerking
● In de standaard fabrieksinstellingen is de modus Automatisch uitschakelen niet actief in combinatie met een netwerkverbinding. Zie "De tijd voor het
automatisch inschakelen instellen" P.53 als u de modus
Automatisch uitschakelen wilt activeren terwijl er een netwerkverbinding is.
2
Basisbediening van de printer
Slaapstand
De printer schakelt na een bepaalde tijd over van de energiespaarstand naar de slaapstand. In de slaapstand is de status van de printer ongeveer dezelfde als wanneer de printer uitgeschakeld is.
De knop <POWER SAVE> (ENERGIESPAARSTAND) knippert in de slaapstand.
Opmerking
● De printer schakelt niet over naar de slaapstand als er een fout optreedt.
Memo
● In de fabriek is ingesteld dat de printer standaard na 15 minuten overschakelt naar de slaapstand. Raadpleeg
"Instellen na hoeveel tijd de printer overschakelt naar de slaapstand" P.50 voor meer informatie over het
wijzigen van de wachttijd voordat de slaapstand wordt ingeschakeld.
Meer info
● Voor meer gedetailleerde informatie over de slaapstand raadpleegt u de Gebruikershandleiding (Geavanceerd).
- 33 -

Papier plaatsen

Papier plaatsen

Papier plaatsen in de cassettes 1–4

2
Met de volgende procedure plaatst u papier in cassette 1 of de optionele cassettes 2/3/4.
Basisbediening van de printer
Memo
● Deze procedure beschrijft het plaatsen van papier in cassette 1. Voor de cassettes 2/3/4 geldt dezelfde procedure.
1 Trek de papiercassette (1) naar buiten.
1
3 Stel de papiergeleider (2) en
papierstopper (3) in op het formaat van het papier dat u plaatst door ze te verschuiven.
3
2
4 Buig het papier heen en weer, en waaier
het. Tik de stapel papier op een tafel of een vlakke ondergrond om de randen van het papier gelijk te krijgen.
2 Toon het formaat van het te plaatsen
papier op de indicator en plaats vervolgens de indicator.
5 Plaats het papier met de afdrukzijde
omlaag en druk de stapel neer van boven af.
Opmerking
● Plaats geen papier dat de markering [ ] (4) van de papiergeleider overschrijdt.
4
6 Duw de papiercassette terug in de
printer.
Memo
● Als u papier plaatst dat u niet kunt selecteren met de opties voor de papierindicator, stelt u het papierformaat in op het bedieningspaneel.
- 34 -
Papier plaatsen
LET OP

Papier plaatsen in de universele cassette

Deze procedure legt uit hoe u papier plaatst in de universele cassette.
Opmerking
● Plaats geen papier van verschillende formaten, soorten of gewichten tegelijkertijd in de cassette.
● Wanneer u papier toevoegt, verwijdert u het papier uit de universele cassette, tikt u beide stapels papier op een tafel of een vlakke ondergrond om de randen van het papier gelijk te krijgen, en plaatst u vervolgens het papier in de cassette.
● Plaats niets anders dan papier voor het afdrukken in de universele cassette.
Voorbereidingen voor het plaatsen van enveloppen in de universele cassette
Voer de volgende procedure uit voordat u enveloppen in de universele cassette plaatst:
1 Steek uw vinger in de uitsparing aan de
rechterzijde van de printer en trek aan de openingshendel van de voorklep (1) om de voorklep (2) naar voren toe te openen.
Opmerking
● Open de voorklep voorzichtig. Als u deze snel opent, gaat de universele cassette mogelijk open.
2 Open de bovenste klep (3).
3
2
Basisbediening van de printer
3 Kantel de papierontgrendelingshendel
(4) van de fuser naar achteren in de envelopstand.
Gevaar voor
brandwonden.
● Omdat de fuser heet wordt, voert u de procedure voorzichtig uit. Wanneer u deze omhoog tilt, moet u deze vastpakken bij de handgreep. Probeer deze niet vast te houden terwijl deze heet is. Wacht totdat deze is afgekoeld en voer daarna de procedure uit.
4
1
2
4 Sluit de bovenste klep (3).
3
- 35 -
Papier plaatsen
5 Sluit de voorklep (2).
2
Basisbediening van de printer
2
Memo
● Wanneer u enveloppen plaatst in de universele cassette, plaatst u ze met de afdrukzijde omhoog in de hieronder aangegeven richting.
- Laad C5, C6, DL, Com-9, Com010 en Monarch met de
ap gesloten, in de stand die wordt aangegeven in de
onderstaande afbeelding.
2 Trek de papiersteun (3) uit door het
middelste deel ervan vast te pakken en eraan te trekken.
3
3 Klap de verlenging van de papiersteun
uit (4).
4
Papier plaatsen
1 Open de universele cassette (2) naar
voren toe door uw vingers in de voorste uitsparingen (1) te plaatsen.
1
2
1
4 Open de papiergeleidingsklep (5).
5
- 36 -
Papier plaatsen
5 Stel de papiergeleiders voor handmatige
invoer (6) in op de breedte van het papier dat wordt geplaatst.
6
6 Plaats het papier met de afdrukzijde
omhoog.
Opmerking
● Plaats geen papier dat de markering [ ] (7) overschrijdt.
7
7 Sluit de papiergeleidingsklep (5).
5
Registreer het papier op het bedieningspaneel ("Aangepaste formaten registreren" P.39) als u altijd op hetzelfde papierformaat of dezelfde papiersoort afdrukt vanuit de universele cassette. Ga naar “3 als u één afdruk wilt maken. Afdrukken” pagina 60.
Opmerking
● Wanneer de printer in de energiespaarstand staat, drukt u op de knop <POWER SAVE (ENERGIESPAARSTAND)> om de printer te activeren.
● Controleer dat het bericht "Klaar voor afdruk" wordt weergegeven op het bedieningspaneel. Als het bericht niet wordt weergegeven, drukt u op de knop <ON LINE (ONLINE)>.
2
Basisbediening van de printer
Plaats het papier in de stand die wordt aange­geven in de onderstaande afbeelding.
ABC
Opmerking
● Het papier kan gekreukeld of gekruld zijn na het afdrukken.
● Gebruik papier dat is bewaard bij de juiste temperatuur en vochtigheidsgraad. Gebruik geen papier dat gekruld of gegolfd is door vochtigheid.
● Druk niet af op de achterzijde van papier waarop een andere printer heeft afgedrukt.
● Er kan een tonerprobleem optreden bij een envelop die gekruld is. Gebruik enveloppen die niet gekruld zijn. Corrigeer papierkrulling tot minder dan 2 mm.
● Als u een envelop met een niet-vlakliggende zelfklevende
ap afdrukt, kan het tonerprobleem optreden. Corrigeer de buiging van de ap voordat u een dergelijke envelop
gebruikt.
8 Druk op de toets <Fn>.
9 Voer "90" in met behulp van het
toetsenblok met tien toetsen en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣈䣷䣰䣥䣶䣫䣱䣰䢢䣐䣷䣯䣤䣧䣴
䣇䣰䣶䣧䣴䢳䢯䢵䣦䣫䣩䣫䣶䢢䣐䣷䣯䣤䣧䣴
- 37 -
Papier plaatsen
10 Wanneer [Papierformaat (Paper
Size)] wordt weergegeven, selecteert u het formaat van het geplaatste papier en drukt u vervolgens op de knop <ENTER>.
2
䣒䣣䣲䣧䣴䢢䣕䣫䣼䣧䢢䢢䢢䢢䢳䢱䢸
Basisbediening van de printer
11 Druk op de knop <BACK (TERUG)>
䣃䢶
䣃䢷
䣃䢸
䣄䢷
Meer info
● Als [Aangepast] wordt geselecteerd voor [Papierformaat], moet u het aangepaste formaat registreren. Voor informatie over hoe u het aangepaste formaat registreert, raadpleegt u
"Aangepaste formaten registreren" P.39.
totdat [Cong univ. cassette (MPTray
Cong)] wordt weergegeven.
14 Druk op de knop <BACK (TERUG)>
totdat [Cong univ. cassette (MPTray
Cong)] wordt weergegeven.
䣏䣒
䣖䣴䣣䣻䢢
䣅䣱䣰䣨䣫䣩
䣒䣣䣲䣧䣴䢢䣕䣫䣼䣧
䣏䣧䣦䣫䣣䢢䣖䣻䣲䣧
䣏䣧䣦䣫䣣䢢䢢䣙䣧䣫䣩䣪䣶 䣖䣴䣣䣻䢢䣗䣵䣣䣩䣧
傍䢢䢳䢱䢳
15 Druk meerdere keren op de bladerknop
om [Papiergewicht (Media Weight)] te selecteren en druk op de knop <ENTER>.
䣏䣒䣖䣴䣣䣻䢢
䣅䣱䣰䣨䣫䣩
䣒䣣䣲䣧䣴䢢䣕䣫䣼䣧 䣏䣧䣦䣫䣣䢢䣖䣻䣲䣧
䣏䣧䣦䣫䣣䢢䣙䣧䣫䣩䣪䣶
䣖䣴䣣䣻䢢䣗䣵䣣䣩䣧
傍䢢䢳䢱䢳
䣏䣒䣖䣴䣣䣻䢢
䣅䣱䣰䣨䣫䣩
䣒䣣䣲䣧䣴䢢䣕䣫䣼䣧
䣏䣧䣦䣫䣣䢢䣖䣻䣲䣧 䣏䣧䣦䣫䣣䢢䣙䣧䣫䣩䣪䣶 䣖䣴䣣䣻䢢䣗䣵䣣䣩䣧
䢢䢢䢢䢳䢱䢳
12 Druk meerdere keren op de bladerknop
om [Mediatype (Media Type)] te selecteren en druk op de knop <ENTER>.
䣏䣒
䣖䣴䣣䣻䢢
䣅䣱䣰䣨䣫䣩
䣒䣣䣲䣧䣴䢢䣕䣫䣼䣧
䣏䣧䣦䣫䣣䢢䣖䣻䣲䣧
䣏䣧䣦䣫䣣䢢䢢䣙䣧䣫䣩䣪䣶 䣖䣴䣣䣻䢢䣗䣵䣣䣩䣧
傍䢢䢳䢱䢳
13 Druk op de bladerknop om de
geplaatste papiersoort te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
16 Druk op de bladerknop om het
gewicht van het geplaatste papier te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣏䣧䣦䣫䣣䢢䣙䣧䣫䣩䣪䣶
䢬䢢䣎䣫䣩䣪䣶
䣏䣧䣦䣫䣷䣯䢢䣎䣫䣩䣪䣶 䣏䣧䣦䣫䣷䣯 䣏䣧䣦䣫䣷䣯䢢䣊䣧䣣䣸䣻
傍䢢䢳䢱䢴
17 Druk op de knop <ON LINE (ONLINE)>
om de menumodus te verlaten.
傍傍傍傍傍䣏䣧䣦䣫䣣䣖䣻䣲䣧
䢬䢢䣒䣮䣣䣫
䣎䣧䣶䣶䣧䣴䣪䣧䣣 䣖䣴䣣䣰䣵䣲䣣䣴䣧䣰䣥䣻 䣎䣣䣤䣧䣮䣵
䢢䢢
䢳䢱䢴
- 38 -
Papier plaatsen

Aangepaste formaten registreren

Om papier van een aangepast formaat te plaatsen, moet u de breedte en lengte van het papier registreren voordat u afdrukt. Het formaatbereik dat u kunt instellen, varieert afhankelijk van de papiercassette.
Cassette Beschikbare formaten
Cassette 1 Cassette 2–4 (optie)
Universele cassette
Opmerking
● [X/Y-afmeting] wordt alleen weergegeven wanneer [Papierformaat] wordt ingesteld op [Aangepast].
Breedte: 148–216 mm Lengte: 210-356 mm
Breedte: 76,2–216 mm Lengte: 127-1321 mm
4 Druk meerdere keren op de bladerknop
om [(Tray) Cong ((Tray) Cong)] te selecteren voor de papiercassette waarin u het papier hebt geplaatst, en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣖䣴䣣䣻䢢
䣅䣱䣰䣨䣫䣩䣷䣴䣣䣶䣫䣱䣰
䣏䣒䣖䣴䣣䣻䢢䣅䣱䣰䣨䣫䣩
䣖䣴䣣䣻䢳䢢䣅䣱䣰䣨䣫
䣖䣴䣣䣻䢴䣅䣱䣰䣨䣫䣩
䣖䣴䣣䣻䢵
䣅䣱䣰䣨䣫䣩
䢳䢱䢵
5 Controleer of [Papierformaat
(Paper Size)] is geselecteerd en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣏䣒䣖䣴䣣䣻䢢䣅䣱䣰䣨䣫䣩䢢䢢䢢䢳䢱䢳
䣒䣣䣲䣧䣴䢢䣕䣫䣼䣧
䣏䣧䣦䣫䣣䢢䣖䣻䣲䣧
䣏䣧䣦䣫䣣䢢䣙䣧䣫䣩䣪䣶
䣖䣴䣣䣻䢢䣗䣵䣣䣩䣧
2
Basisbediening van de printer
1 Op het bedieningspaneel drukt u op de
bladerknop .
2 Druk meerdere keren op de bladerknop
om [Menu's (Menus)] te selecteren
en druk op de knop <ENTER>.
䣷䣰䣥䣶䣫䣱䣰䣵䢢䢢䢢䢢䢢䢢䢴䢱䢴
䣏䣧䣰䣷䣵
䣃䣦䣯䣫䣰䢢䣕䣧䣶䣷
䣒䣴䣫䣰䣶䢢䣕䣶䣣䣶䣫䣵䣶䣫䣥䣵
3 Controleer of [cassetteconguratie
(Tray Conguration)] is geselecteerd en
druk vervolgens op de knop <ENTER>.
6 Druk meerdere keren op de bladerknop
om [Aangepast (Custom)] te selecteren en druk op de knop <ENTER>.
䣒䣣䣲䣧䣴䢢䣕䣫䣼䣧
䢢䢢䢢傍
䢳䢸䣍䢪䢳䢻䢹䣺䢴䢹䢵䣯䣯䢫 䣕䣶䣣䣶䣧䣯䣧䣰䣶
䣅䣷䣵䣶䣱䣯
䣅䣱䣯䢯䢻䢢䣇䣰䣸䣧䣮䣱䣲䣧
䢶䢱䢸
7 Druk op de knop <BACK (TERUG)>.
䣧䣰䣷䣵
䣖䣴䣣䣻䢢䣅䣱䣰䣨䣫䣩䣷䣴䣣䣶䣫䣱䣰
䣕䣻䣵䣶䣧䣯䢢䣃䣦䣬䣷䣵䣶 䣒䣴䣫䣰䣶䢢䣃䣦䣬䣷䣵䣶
䢢䢢䢢䢢䢢䢢䢢傍䢳䢱䢳
- 39 -
Papier plaatsen
8 Druk meerdere keren op de bladerknop
om [X-afmeting (X Dimension)] te selecteren en druk op de knop <ENTER>.
2
Basisbediening van de printer
䣏䣒䣖䣴䣣䣻䢢䣅䣱䣰䣨䣫䣩䢢䢢䢢䢳䢱䢴
䣒䣣䣲䣧䣴䢢䣕䣫䣼䣧
䣚䢢䣆䣫䣯䣧䣰䣵䣫䣱䣰
䣛䢢䣆䣫䣯䣧䣰䣵䣫䣱䣰
䣏䣧䣦䣫䣣䢢䣖䣻䣲䣧
9 Voer de papierbreedte in met behulp van
het toetsenblok met tien toetsen en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣚䢢䣆䣫䣯䣧䣰䣵䣫䣱䣰
䢳䢲䢷䢢䣯䣫䣮䣮䣫䣯䣧䣶䣧䣴
䢪䢹䢸䢯䢴䢳䢸䢫
13 Druk op de knop <ON LINE (ONLINE)>
om de menumodus te verlaten.
10 Druk op de knop <BACK (TERUG)>.
11 Druk meerdere keren op de bladerknop
om [Y-afmeting (Y Dimension)] te selecteren en druk op de knop <ENTER>.
䣏䣒䣖䣴䣣䣻䢢䣅䣱䣰䣨䣫䣩䢢䢢䢢䢳䢱䢴
䣒䣣䣲䣧䣴䢢䣕䣫䣼䣧
䣚䢢䣆䣫䣯䣧䣰䣵䣫䣱䣰
䣛䢢䣆䣫䣯䣧䣰䣵䣫䣱䣰
䣏䣧䣦䣫䣣䢢䣖䣻䣲䣧
12 Voer de papierlengte in met behulp van
het toetsenblok met tien toetsen en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣛䢢䣆䣫䣯䣧䣰䣵䣫䣱䣰
䢳䢶䢺䢢䣯䣫䣮䣮䣫䣯䣧䣶䣧䣴
䢪䢳䢴䢹䢯䢳䢵䢴䢳䢫
- 40 -

Papieruitvoer

Papieruitvoer
Uw printer voert afdrukken uit via het uitvoervak met de afdrukzijde naar beneden of het uitvoervak met de afdrukzijde naar boven. De volgende papiersoorten kunnen worden uitgevoerd via de uitvoervakken:
Onder-
Uitvoer-
vak
steunde
papier-
Capaciteit
papieruitvoer
soort
Uitvoervak met de afdrukzijde naar beneden
Uitvoervak met de afdrukzijde naar boven
Opmerking
● Tijdens het afdrukken mag u het uitvoervak met de afdrukzijde naar boven niet openen of sluiten, omdat hierdoor het papier kan vastlopen.
● Gewoon papier
● Gerecycled papier
● Gewoon papier
● Gerecycled papier
● Envelop
● Indexkaart
● Etiket
● 500 vel (wanneer het papiergewicht minder is dan 80 g/m
● 100 vel (wanneer het papiergewicht minder is dan 80 g/m2)
● 20 vel (ultrazwaar papier en enveloppen)
2
)
 Het uitvoervak met de afdrukzijde
naar beneden gebruiken
De afdrukken worden uitgevoerd met de afdrukzijde omlaag en gestapeld in de volgorde waarin ze zijn afgedrukt.
Opmerking
● Controleer of het uitvoervak met de afdrukzijde naar boven (1) aan de achterzijde van de printer gesloten is. Als het uitvoervak met de afdrukzijde naar boven geopend is, wordt het papier altijd uitgevoerd via het uitvoervak met de afdrukzijde naar boven.
1
2
Basisbediening van de printer
Memo
● Open de papiersteun (2), zodat de afdrukken niet afvallen van de kap aan de bovenzijde.
2
- 41 -
Papieruitvoer
 Het uitvoervak met de afdrukzijde
naar boven gebruiken
De afdrukken worden uitgevoerd met de afdrukzijde omhoog en gestapeld in de omgekeerde volgorde van de volgorde waarin ze zijn afgedrukt.
2
1 Trek het uitvoervak met de afdrukzijde
Basisbediening van de printer
naar boven (1) aan de achterzijde van de printer naar buiten toe open. Steek uw vinger in de uitsparing in het midden van het uitvoervak met de afdrukzijde naar boven en trek hem schuin omlaag open.
1
2 Vouw de papiersteun uit (2).
2
3 Trek de verlenging van de papiersteun
(3) uit.
3
- 42 -
Ondersteund papier

Ondersteunde papiersoorten

Ondersteund papier

Voor afdrukresultaten van hoge kwaliteit moet u papiersoorten gebruiken die voldoen aan de vereisten op het gebied van materiaalkwaliteit, gewicht en afwerking. Gebruik papier dat geschikt is voor een digitale fotoprinter.
Papier-
soort
Gewoon papier
Envelop Com-10 104,8 x 241,3 Enveloppen moeten een papiergewicht
Indexkaart Indexkaart 76,2 x 127 Fotoformaat Fotoformaat
Etiket 0,1-0,2 mm Papier voor
gedeeltelijk afdrukken
Gekleurd papier
A4 210 x 297 In de universele cassette: A5 148 x 210 A6 105 x 148 B5 182 x 257 B6 128 x 182 Letter 215,9 x 279,4 Legal (13 inch) 215,9 x 330,2
Legal (13,5 inch) 215,9 x 342,9 Legal (14 inch) 215,9 x 355,6 Executive 184,2 x 266,7 Statement 16K (184 x 260 mm) 184 x 260 16K (195 x 270 mm) 195 x 270 16K (197 x 273 mm) 197 x 273 Banner (210 x 900 mm) 210 x 900 Banner (215 x 900 mm) 215 x 900 Banner (215 x 1200 mm) 215 x 1200 Aangepast Breedte: 76,2-216
Com-9 98,4 x 255,4 Monarch 98,4 x 190,5 DL 110 x 220 C6 114 x 162 C5 162 x 229
Afhankelijk van het standaardpapier*1
Afhankelijk van het standaardpapier*2
Papierformaat in mm (inch) Papiergewicht
2
64–253 g/m In de cassettes 1–4: 64-220 g/m Bij duplex afdrukken: Papierformaat 148–216 mm × 210–355,6 mm, papiergewicht: 64–220 g/m
Opmerking
● De afdruksnelheid neemt af bij gebruik van de onderstaande papierformaten en papiergewichten. Papierformaat: A6, A5; papierbreedte: minder dan 216 mm (A5-breedte)
(5,5 x 8,5)
64-253 g/m
Lengte: 127-1321
hebben van 90 g/m² (24 lb) en de
appen van de enveloppen moeten
gesloten zijn.
(4 x 6) (5 x 7)
64-253 g/m
64-253 g/m
;
2
;
2
;
2
;
2
;
2
2
Basisbediening van de printer
*1 Gebruik papier dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
● Papier dat voldoet aan de voorwaarden voor gewoon papier.
● Inkt die wordt gebruikt voor gedeeltelijk afdrukken is hittebestendig (230 °C).
- 43 -
Ondersteund papier
Opmerking
● Bij het opgeven van een afdrukgebied moet u rekening houden met de volgende verschillende afdrukposities: Startpositie voor het afdrukken: ±2 mm, Papierscheeftrekking: ±1 mm/100 mm, Beelduitrekking: ±1 mm/100 mm (wanneer het riemgewicht van het papier 80 g/m2 (20 lb) is)
● Deze printer kan niet afdrukken op inkt.
2
*2 Gebruik papier dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
Basisbediening van de printer
● Het pigment dat of de inkt die is gebruikt voor gekleurd papier is hittebestendig (210°C).
● Papier dat dezelfde kenmerken heeft als standaardpapier en dat geschikt is voor een digitale fotoprinter.
- 44 -
Ondersteund papier

Papier in een cassette

Uw printer heeft twee ingebouwde cassettes (cassette 1 en de universele cassette). Er zijn optionele cassettes verkrijgbaar (cassettes 2/3/4). Raadpleeg de onderstaande lijst voor het ondersteunde papier en de capaciteit van elke cassette.
Opmerking
● Dubbelzijdig afdrukken is niet mogelijk op papier dat is aangeduid met een sterretje (*).
● Com-10 wordt niet ondersteund door lade 3 en lade 4.
2
Basisbediening van de printer
Cassette
Cassette 1 ● A4
● A5
● B5
● Letter
● Legal 13
● Legal 13,5
● Legal 14
● Executive
● 16K (184 x 260 mm)
● 16K (195 x 270 mm)
● 16K (197 x 273 mm)
● Statement
● Com-10*
● Com-9*
● Aangepast
Cassette 2/3/4 (optie)
● A4
● A5
● B5
● Letter
● Legal 13
● Legal 13,5
● Legal 14
● Executive
● 16K (184 x 260 mm)
● 16K (195 x 270 mm)
● 16K (197 x 273 mm)
● Statement
● Com-10*
● Aangepast
Ondersteund
papierformaat
Papiercapaciteit Papiergewicht
530 vel (bij een papiergewicht van
minder dan 80 g/m2)
530 vel (bij een papiergewicht van
minder dan 80 g/m2)
● Licht (64 g/m2)
● Normaal-licht (65-74 g/m2)
● Normaal (75-87 g/m2)
● Normaal-zwaar (88-104 g/m2)
● Zwaar (105-120 g/m2)
● Ultrazwaar 1 (121-163 g/m2)
● Ultrazwaar 2 (164-220 g/m2)
● Licht (64 g/m2)
● Normaal-licht (65-74 g/m2)
● Normaal (75-87 g/m2)
● Normaal-zwaar (88-104 g/m2)
● Zwaar (105-120 g/m2)
● Ultrazwaar 1 (121-163 g/m2)
● Ultrazwaar 2 (164-220 g/m2)
- 45 -
Ondersteund papier
Opmerking
● Dubbelzijdig afdrukken is niet mogelijk op papier dat is aangeduid met een sterretje (*).
● Com-10 wordt niet ondersteund door lade 3 en lade 4.
Cassette
2
Universele cassette
Basisbediening van de printer
Ondersteund
papierformaat
● A4
● A5
● B5
● B6*
● A6*
● Letter
● Legal 13
● Legal 13,5
● Legal 14
● Executive
● Statement
● 16K (184 x 260 mm)
● 16K (195 x 270 mm)
● 16K (197 x 273 mm)
● Aangepast
● Com-10*
● Com-9*
● Monarch*
● DL*
● C5*
● C6*
● Indexkaart*
● Fotoformaat*
● Banner (210 x 900 mm)*
● Banner (215 x 900 mm)*
● Banner (215 x 1200 mm)*
Papiercapaciteit Papiergewicht
● 100 vel (wanneer het papiergewicht minder is dan 80 g/m
● 20 enveloppen
2
)
● Licht (64 g/m2)
● Normaal-licht (65-74 g/m2)
● Normaal (75-87 g/m2)
● Normaal-zwaar (88-104 g/m2)
● Zwaar (105-120 g/m2)
● Ultrazwaar 1 (121-163 g/m2)
● Ultrazwaar 2 (164-220 g/m2)
● Ultrazwaar 3 (221-253 g/m2)
- 46 -

Papier bewaren

Bewaar papier onder de volgende omstandigheden om de kwaliteit te handhaven.
Ondersteund papier
● In een kast of op een andere droge en donkere plaats
● Op een vlak oppervlak
● Temperatuur: 20°C
● Vochtigheid: 50% RV (relatieve vochtigheid)
Bewaar papier niet op de volgende plaatsen:
● Rechtstreeks op de vloer
● In direct zonlicht
● In de buurt van de binnenzijde van een buitenmuur
● Op een oneffen oppervlak
● Op een plaats waar statische elektriciteit kan worden opgewekt
● Op plaatsen die zeer warm zijn of waar de temperatuur snel verandert
● In de buurt van een kopieermachine, airconditioning, verwarming of een koker voor airconditioning
Opmerking
● Pak het papier niet uit voordat u gereed bent om het te gebruiken.
● Laat papier niet gedurende een lange tijd onverpakt liggen. Dit kan leiden tot problemen met de papierdoorvoer en de afdrukkwaliteit.
● Afhankelijk van het papier dat u gebruikt, de gebruiksomstandigheden en de bewaaromstandigheden, kan de papierkwaliteit afnemen of kan het papier beginnen te krullen.
2
Basisbediening van de printer
- 47 -

Testafdruk maken vanaf de printer

Testafdruk maken vanaf de printer
Controleer of u kunt afdrukken met de printer. Controleer de instellingen in detail en de status van uw printer door de inhoud van de instellingen af te drukken (Menu).
Opmerking
2
● Wanneer de printer in de energiespaarstand staat, drukt u op de knop <POWER SAVE (ENERGIESPAARSTAND)> om de printer te activeren.
Basisbediening van de printer
1 Op het bedieningspaneel drukt u op de
toets <Fn>.
2 Voer "100" in met behulp van het
toetsenblok met tien toetsen en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣈䣷䣰䣥䣶䣫䣱䣰䢢䣐䣷䣯䣤䣧䣴
䣇䣰䣶䣧䣴䢳䢯䢵䣦䣫䣩䣫䣶䢢䣐䣷䣯䣤䣧䣴
3 Druk op de knop <ENTER> totdat
[Uitvoeren (Execute)] is geselecteerd.
䣅䣱䣰䣨䣫䣩䣷䣴䣣䣶䣫䣱䣰䢢䢢䢢䢳䢱䢳
䣇䣺䣧䣥䣷䣶䣧
4 Controleer of de toegevoegde opties
correct worden aangeduid op de afdruk van de printerinstellingen. De printer is gereed om af te drukken als de opties op correcte wijze zijn toegevoegd.
- 48 -

Instellen na hoeveel tijd de printer overschakelt naar de energiespaarstand

Instellen na hoeveel tijd de printer overschakelt
naar de energiespaarstand
Opmerking
● Wanneer de printer in de energiespaarstand staat, drukt u op de knop <POWER SAVE (ENERGIESPAARSTAND)> om de printer uit de energiespaarstand te halen.
● Controleer dat het bericht "Klaar voor afdruk" wordt weergegeven op het bedieningspaneel. Als het bericht niet wordt weergegeven, drukt u op de knop <ON LINE (ONLINE)>.
2
Basisbediening van de printer
1 Op het bedieningspaneel drukt u op de
toets <Fn>.
2 Voer "200" in met behulp van het
toetsenblok met tien toetsen en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣈䣷䣰䣥䣶䣫䣱䣰䢢䣐䣷䣯䣤䣧䣴
䢴䢲䢲
䣇䣰䣶䣧䣴䢢䢳䢯䢵䣦䣫䣩䣫䣶䢢䣐䣷䣯䣤䣧䣴
Memo
● De volgende tijden kunnen worden geselecteerd voor de energiespaarstand: De standaardinstelling is 1 minuut.
- [1 minuut]
- [2 minuten]
- [3 minuten]
- [4 minuten]
- [5 minuten]
- [10 minuten]
- [15 minuten]
- [30 minuten]
- [60 minuten]
3 Druk op de bladerknop of om de tijd
op te geven en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣒䣱䣹䣧䣴䢢䣕䣣䣸䣧䢢䣖䣫䣯䣧
䢳䢢䣯䣫䣰䣷䣶䣧
䢴䢢䣯䣫䣰䣷䣶䣧䣵 䢵䢢䣯䣫䣰䣷䣶䣧䣵 䢶䢢䣯䣫䣰䣷䣶䣧䣵
䢰䢰䢰䢢
䢳䢱䢵
4 Druk op de knop <ON LINE (ONLINE)>.
- 49 -

Instellen na hoeveel tijd de printer overschakelt naar de slaapstand

Instellen na hoeveel tijd de printer overschakelt
naar de slaapstand
Opmerking
● Wanneer de printer in de energiespaarstand staat, drukt u op de knop <POWER SAVE (ENERGIESPAARSTAND)> om de
2
Basisbediening van de printer
printer te activeren.
● Controleer dat het bericht "Klaar voor afdruk" wordt weergegeven op het bedieningspaneel. Als het bericht niet wordt weergegeven, drukt u op de knop <ON LINE (ONLINE)>.
1 Op het bedieningspaneel drukt u op de
toets <Fn>.
2 Voer "201" in met behulp van het
toetsenblok met tien toetsen en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣈䣷䣰䣥䣶䣫䣱䣰䢢䣐䣷䣯䣤䣧䣴
䢴䢲䢳
䣇䣰䣶䣧䣴䢢䢳䢯䢵䣦䣫䣩䣫䣶䢢䣐䣷䣯䣤䣧䣴
Memo
● De volgende tijden kunnen worden geselecteerd voor de energiespaarstand: De standaardinstelling is 15 minuut.
- [1 minuut]
- [2 minuten]
- [3 minuten]
- [4 minuten]
- [5 minuten]
- [10 minuten]
- [15 minuten]
- [30 minuten]
- [60 minuten]
3 Druk op de bladerknop of om de tijd
op te geven en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䢢䢢䢢䢢䢢䢢䢢䢢䢢䢢䣕䣮䣧䣧䣲䣖䣫䣯䣧
䢳䢢䣯䣫䣰䣷䣶䣧
䢴䢢䣯䣫䣰䣷䣶䣧䣵 䢵䢢䣯䣫䣰䣷䣶䣧䣵 䢶䢢䣯䣫䣰䣷䣶䣧䣵
䢢䢢䢢
䢳䢱䢵
4 Druk op de knop <ON LINE (ONLINE)>.
- 50 -
Instellen na hoeveel tijd de printer overschakelt naar de slaapstand

Beperkingen terwijl de printer in de slaapstand staat

Deze sectie biedt uitleg over beperkingen in de slaapstand. De printer schakelt niet over naar de slaapstand als er een fout wordt weergegeven.
Beperkingen op het gebied van de functies van printerdrivers en hulpprogramma's
Wanneer de printer overschakelt naar de slaapstand, zijn de volgende beperkingen van toepassing op de functies van printerdrivers en hulpprogramma's.
Wanneer de printer overschakelt naar de slaapstand, drukt u op het bedieningspaneel op de knop <POWER SAVE (ENERGIESPAARSTAND)> en controleert u vervolgens op het scherm of het bericht "Klaar voor afdruk" wordt weergegeven.
Als het bericht "Klaar voor afdruk" wordt weergegeven, zijn de volgende beperkingen niet van toepassing.
Bestu-
rings-
systeem
Windows Conguration Tool
Mac OS X NIC setup tool Kan niet zoeken naar de printer of instellingen aanpassen.
Naam van de software Beperkingen terwijl de printer in de slaapstand staat
Kan de plug-in voor het instellen van het netwerk niet instellen.
(Conguratiehulpprogramma)
Network Extension Kan geen verbinding maken met de printer. Driver Installer
(Installatieprogramma voor driver)
Als er een verbinding is met het netwerk, kunt u niet automatisch informatie over printeropties ophalen bij het installeren van een driver.
2
Basisbediening van de printer
- 51 -
Instellen na hoeveel tijd de printer overschakelt naar de slaapstand
Beperkingen op het gebied van netwerkfuncties
In de slaapstand zijn de volgende beperkingen van toepassing op het gebied van netwerkfuncties:
2
Basisbediening van de printer
 Schakelt niet over naar de
slaapstand
In de volgende gevallen kan de printer niet overschakelen naar de slaapstand:
● Als IPSec geactiveerd is.
● Als een TCP-verbinding tot stand wordt gebracht. Bijv.: Als een verbinding tot stand wordt gebracht met Telnet of FTP. In de energiespaarstand schakelt de printer over naar de slaapstand als de verbinding na het verstrijken van een bepaalde tijd wordt verbroken.
● Als een USB-verbinding tot stand wordt gebracht.
● Als het ontvangen van e-mails geactiveerd is.
Memo
● Als u de slaapstand wilt activeren, deactiveert u IPSec/het ontvangen van e-mail.
 Kan niet afdrukken
In de slaapstand kunt u niet afdrukken met de volgende protocollen:
● NBT
● WSD-afdruk
 Protocollen met clientfuncties
werken niet
In de slaapstand werken de volgende protocollen met clientfuncties niet:
● E-mailmeldingen
* 1
● SNMP Trap
● WINS*
*1 Met de tijd die verstrijkt terwijl de printer in de slaapstand staat,
wordt geen rekening gehouden in het interval voor periodieke e-mailmeldingen.
*2 Met de tijd die verstrijkt terwijl de printer in de slaapstand staat,
wordt geen rekening gehouden in de intervallen tussen WINS­updates. Periodieke WINS-updates worden niet uitgevoerd terwijl de printer in de slaapstand staat, zodat de namen die geregistreerd staan op de WINS-server mogelijk worden verwijderd.
*2
 De printers schakelt automatisch
over van de slaapstand naar de energiespaarstand
In een netwerkomgeving waarin een grote hoeveelheid pakketten wordt verzonden, kan de printer automatisch overschakelen van de slaapstand naar de energiespaarstand. Wanneer de wachttijd voordat de slaapstand wordt ingeschakeld is verstreken, schakelt de printer automatisch over naar de slaapstand.
Protocollen waarvoor de slaapstand moet worden uitgeschakeld
Wanneer u de volgende protocollen gebruikt, schakelt u de slaapstand uit:
● IPv6
● NBT
 Kan niet zoeken/kan geen
instellingen opgeven
In de slaapstand kunt u niet zoeken of instellingen opgeven met de volgende functies of protocollen:
● PnP-X
● UPnP
● LLTD
● MIB*
* In de slaapstand kunt u refereren via sommige ondersteunde MIB-
systemen (Get command, ophaalopdracht).
● WSD-afdruk
- 52 -

De tijd voor het automatisch inschakelen instellen

䣇䣰䣶䣧䣴䢢䣒䣣䣵䣵䣹䣱䣴䣦
De tijd voor het automatisch inschakelen
instellen
Opmerking
● In de fabriek is ingesteld dat de printer standaard niet automatisch wordt uitgeschakeld terwijl deze verbinding maakt met het netwerk.
2

Instellingen voor Automatisch uitschakelen

Voor het inschakelen van de functie voor automatisch uitschakelen terwijl de printer verbinding maakt met het netwerk, voert u de volgende procedure uit:
1 Op het bedieningspaneel drukt u op de
bladerknop
2 Druk meerdere keren op de bladerknop
om [Beheerdersinst. (Admin Setup)] te selecteren en druk op de knop <ENTER>.
䣷䣰䣥䣶䣫䣱䣰䣵䢢䢢䢢䢢䢢䢢䢴䢱䢴 䣏䣧䣰䣷䣵
䣃䣦䣯䣫䣰䢢䣕䣧䣶䣷
䣒䣴䣫䣰䣶䢢䣕䣶䣣䣶䣫䣵䣶䣫䣥䣵 䣃䣫䣴䣒䣴䣫䣰䣶
.
4 Druk op de knop <ENTER>.
5 Druk meerdere keren op de bladerknop
om [Stroom inst. (Power Setup)] te selecteren en druk op de knop <ENTER>.
䣃䣦䣯䣫䣰䢢䣕䣧䣶䣷䣲䢢䢢
䣖䣫䣯䣧䢢䣕䣧䣶䣷䣲
䣒䣱䣹䣧䣴䢢䣕䣧䣶䣷䣲
䣑䣶䣪䣧䣴䣵䢢䣕䣧䣶䣷 䣕䣧䣶䣶䣫䣰䣩
䢢䢢䢢
䢵䢱䢶
6 Druk meerdere keren op de bladerknop
om [Autom. uitschakelen (Auto Power Off)] te selecteren en druk op de knop <ENTER>.
Basisbediening van de printer
3 Voer het beheerderswachtwoord in met
behulp van het toetsenblok met tien toetsen.
Het standard wachtwoord, dat in de fabriek is ingesteld, is "aaaaaa". Druk op de knop <ENTER> na elk teken dat u invoert.
- 53 -
䣒䣱䣹䣧䣴䢢䣕䣧䣶䣷䣲䢢䢢䢢䢢䢳䢱䢳
䣒䣱䣹䣧䣴䢢䣕䣣䣸䣧 䣕䣮䣧䣧䣲
䣃䣷䣶䣱䢢䣒䣱䣹䣧䣴䢢䣑䣨䣨
7 Druk meerdere keren op de bladerknop
of om [Ingeschakeld (Enable)] te selecteren en druk op de knop <ENTER>.
䣃䣷䣶䣱䢢䣒䣱䣹䣧䣴䢢䣑䣨䣨䢢䢢䢢䢳䢱䢳
䢬䢢
䣇䣰䣣䣤䣮䣧
䣃䣷䣶䣱䢢䣅䣱䣰䣨䣫䣩 䣆䣫䣵䣣䣤䣮䣧
De tijd voor het automatisch inschakelen instellen
8 Druk op de knop <ON LINE (ONLINE)>.
2
Basisbediening van de printer

Instellen na hoeveel tijd de printer automatisch wordt uitgeschakeld

Opmerking
● Wanneer de printer in de energiespaarstand staat, drukt u op de knop <POWER SAVE (ENERGIESPAARSTAND)> om de printer te activeren.
● Controleer dat het bericht "Klaar voor afdruk" wordt weergegeven op het bedieningspaneel. Als het bericht niet wordt weergegeven, drukt u op de knop <ON LINE (ONLINE)>.
1 Op het bedieningspaneel drukt u op de
toets <Fn>.
2 Voer "202" in met behulp van het
toetsenblok met tien toetsen en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣈䣷䣰䣥䣶䣫䣱䣰䢢䣐䣷䣯䣤䣧䣴
䢴䢲䢴
䣇䣰䣶䣧䣴䢢䢳䢯䢵䣦䣫䣩䣫䣶䢢䣐䣷䣯䣤䣧䣴
3 Druk op de bladerknop of om de tijd
op te geven en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣃䣷䣶䣱䢢䣒䣱䣹䣧䣴䢢䣑䣨䣨䢢䣖䢰䢰䢰
䢳䢢䣪䣱䣷䣴
䢴䢢䣪䣱䣷䣴䣵 䢵䢢䣪䣱䣷䣴䣵 䢶䢢䣪䣱䣷䣴䣵
䢳䢱䢴
- 54 -
4 Druk op de knop <ON LINE (ONLINE)>.
Memo
● De volgende tijden kunnen worden geselecteerd voor de functie Automatisch uitschakelen: De standaardinstelling is 4 uur.
- [1 uur]
- [2 uur]
- [3 uur]
- [4 uur]
- [8 uur]
- [12 uur]
De tijd voor het automatisch inschakelen instellen
2
Basisbediening van de printer
- [18 uur]
- [24 uur]
- 55 -

Het geluid instellen

Het geluid instellen
U kunt opgeven of er een geluid te horen is wanneer op het bedieningspaneel een ongeldige bewerking wordt uitgevoerd of wanneer er een fout optreedt.
1 Op het bedieningspaneel drukt u op de
2
bladerknop .
Basisbediening van de printer
2 Druk meerdere keren op de bladerknop
of om [Beheerdersinst. (Admin Setup)] te selecteren en druk op de knop <ENTER>.
䣷䣰䣥䣶䣫䣱䣰䣵䢢䢢䢢䢢䢢䢢䢴䢱䢴 䣏䣧䣰䣷䣵
䣃䣦䣯䣫䣰䢢䣕䣧䣶䣷
䣒䣴䣫䣰䣶䢢䣕䣶䣣䣶䣫䣵䣶䣫䣥䣵 䣃䣫䣴䣒䣴䣫䣰䣶
5 Druk meerdere keren op de bladerknop
om [Conguratie bedieningspaneel (Panel Setup)] te selecteren en druk op de knop <ENTER>.
䣃䣦䣯䣫䣰䢢䣕䣧䣶䣷䣲䢢
䣒䣣䣰䣧䣮䢢䣕䣧䣶䣷䣲
䣖䣫䣯䣧䢢䣕䣧䣶䣷䣲
䣒䣱䣹䣧䣴䢢䣕䣧䣶䣷 䣑䣶䣪䣧䣴䣵䢢䣕䣧䣶䣷䣲
䢢䢢
䢵䢱䢶
6 Druk meerdere keren op de bladerknop
of om [Invalid Operation Volume (Invalid Operation Volume)] or [Aantal fouten (Error Volume)] te selecteren en druk op de knop <ENTER>.
䣒䣣䣰䣧䣮䢢䣕䣧䣶䣷䣲䢢䢢䢢䢢䢢䢴䢱䢴
䣋䣰䣸䣣䣮䣫䣦䢢䣑䣴䣧䣴䣣䣶䣫䣱䣰䢢䣘䣱䣮䣷
䣇䣴䣴䣱䣴䢢䣘䣱䣮䣷䣯
3 Voer het beheerderswachtwoord in met
behulp van het toetsenblok met tien toetsen.
Het standard wachtwoord, dat in de fabriek is ingesteld, is "aaaaaa". Druk op de knop <ENTER> na elk teken dat u invoert.
䣇䣰䣶䣧䣴䢢䣒䣣䣵䣵䣹䣱䣴䣦
4 Druk op de knop <ENTER>.
7 Druk meerdere keren op de bladerknop
om een gewenste optie te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣋䣰䣸䣣䣮䣫䣦䢢䣑䣲䣧䣴䣣䣶䣫䣱䣰䢢䣘䢰䢰䢰䢳䢱䢳
䣑䣨䣨
䣎䣱䣹
䣊䣫䣩䣪
8 Druk op de knop <ON LINE (ONLINE)>
om de menumodus te verlaten.
- 56 -

De printerinstellingen controleren

De printerinstellingen controleren
Met de knop <ENTER> op het bedieningspaneel kunt u de status van uw printer controleren.
De status van het apparaat controleren
U kunt de resterende levensduur van de verbruiksartikelen, tellerinformatie, netwerkinstellingen en systeeminformatie controleren op het scherm.
1 Op het bedieningspaneel drukt u op de
knop <ENTER>.
2
Basisbediening van de printer
2 Druk op de bladerknop om het
onderdeel te selecteren dat u wilt controleren, en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
- 57 -

Een printer met het LPD-protocol (TCP/IP) toevoegen

Een printer met het LPD-protocol (TCP/IP)
toevoegen
Met een MAC OS X besturingsprogramma, kunt u een PS-printer met het LPD-protocol (TCP/IP) verbinden.
2
Basisbediening van de printer
Opmerking
● Indien uw printer het TCP/IP-protocol niet ondersteunt, kunt u middels deze methode geen printer verbinden. Controleer of uw printer wel of niet met het netwerk kan worden verbonden middels het TCP/IP-protocol.

Voorbereiding

1 Controleer dat het IP-adres,
subnetmasker, routeradres, etc. voor de te gebruiken Macintosh juist zijn ingesteld en een verbinding met het netwerk middels TCP/IP is gemaakt.
2 Download de PPD-installeerder voor
MAC OS X van de te verbinden PS­printer van de OKI Data homepage en decomprimeer het. Start vervolgens de PPD-installeerder om de PPD op de Macintosh te installeren. U hoeft deze stap niet uit te voeren indien de PPD reeds is geïnstalleerd.
3 Stel het IP-adres, subnetmasker,
gateway-adres, etc. in op de te verbinden PS-printer. Houd de stroom van de met het TCP/IP-netwerk te verbinden printer ingeschakeld.

Procedure voor het toevoegen van een printer

1 Open systeemvoorkeuren van Macintosh,
klik op [Afdrukken en scannen (Print & Scan)] om het dialoogvenster [Afdrukken en scannen (Print & Scan)] te openen.
2 Klik op [+] om het dialoogvenster [Voeg
toe (Add)] te openen.
- 58 -
Een printer met het LPD-protocol (TCP/IP) toevoegen
3 Selecteer [IP (IP)] om het volgende
scherm weer te geven. Voer de gegevens in bij [Adres: (Address:)], [Wachtrij: (Queue:)] en [Naam: (Name:)], controleer dat
uw printer
geselecteerd is bij [Gebruik: (Use:)] en klik op [Voeg toe (Add)].
(1)
(2)
(3)
(4)
(1) Voer het aan de printer toegewezen
IP-adres in.
4 Voer de optionele instellingen voor de
printer uit en klik op [OK (OK)].
2
Basisbediening van de printer
5 Keer terug naar het dialoogvenster
[Afdrukken en scannen (Print & Scan)]. printerlijst toegevoegd. Selecteer
printer (LPD)
(Default printer)].
Uw printer (LPD)
bij [Standaardprinter
is aan de
Uw
(2) Voer [lp] in bij [Wachtrij:
(Queue:)].
(3) Het in (1) ingevoerde IP-adres
wordt eerst getoond. U kunt een willekeurige naam invoeren.
B731(LPD) wordt hier als voorbeeld getoond.
(4)
Your printer (PS)
automatisch in [Gebruik: (Use:)] getoond. De printer wordt niet automatisch geselecteerd wanneer er geen juiste communicatie met de printer is.
Opmerking
● Als u Mac OS X 10.7 of later gebruikt, wordt het stuurprogramma niet automatische geselecteerd wanner de printer in de slaapstand is. Activeer de printer vanuit de slaapstand en geef gegevens op in [Adres].
wordt
Uw printer
het afdrukken gebruikt. De procedure voor het toevoegen van een printer is nu voltooid. Sluit het dialoogvenster [Afdrukken en scannen].
wordt nu als standaardprinter voor
- 59 -

3. Afdrukken

Procedure voor het installeren van de
printerdriver op een computer
Installeer de software van de printerdriver volgens het onderstaande schema op uw computer met behulp van de meegeleverde software-DVD om afdrukken met een computer waarop Windows of Mac
3
OS X is geïnstalleerd, mogelijk te maken.
Afdrukken
Naar netwerk
Bekabeld
Voor Windows Voor Mac OS X
Naar netwerk
Bekabeld
Draadloos
(alleen
draadloos
model)
Draadloos
(alleen
draadloos
model)
Naar USB
Naar LPT
(alleen op
parallel-ge-
installeerd
model)
Naar USB
Verbindings­Een kabel aansluiten
Een IP-adres opgeven op het bedieningspaneel
conguratie
voor draadloos
LAN
Een kabel aansluiten
Een printerdriver installeren op een computer
Een kabel aansluiten
Een printer toevoegen op een Mac OS X.
Verbindings-
conguratie
voor draadloos LAN
Een kabel aansluiten
Testafdruk maken vanaf een computer
 Productvereisten
Windows 8, Windows Server 2012, Windows 7, Windows Server 2008 R2 Windows Vista, Windows Server 2008, Windows XP, Windows Server 2003 Mac OS X 10.4 tot 10.8
- 60 -
Procedure voor het installeren van de printerdriver op een computer
 Typen drivers
Voor Windows
Type Beschrijving
PCL De PCL-printerdriver is geschikt voor het afdrukken van zakelijke documenten. PS De PS-printerdriver is geschikt voor het afdrukken van documenten met PostScript-
lettertypen en EPS-gegevens.
XPS De XPS-printerdriver is geschikt voor het afdrukken vanaf een toepassing voor XPS-
documenten. Windows XP en Windows Server 2003 worden niet ondersteund.
Voor Mac OS X
Type Beschrijving
PS De PS-printerdriver is geschikt voor het afdrukken van documenten met PostScript-
lettertypen en EPS-gegevens. Deze driver kan ook worden gebruikt voor normaal afdrukken.
3
Afdrukken
- 61 -

Productvereisten

Productvereisten

Productvereisten voor Windows

● Windows 8
● Windows Server 2012
● Windows 7
3
● Windows Server 2008 R2
Afdrukken
● Windows Vista
● Windows Server 2008
● Windows XP
● Windows Server 2003
Opmerking
● Deze printer werkt niet met Windows 3.1/NT3.51/ NT4.0/Me/98/95/2000.
● Afhankelijk van de versie van de printerdriver kan de beschrijving verschillen.

Productvereisten voor Macintosh

Opmerking
● Afhankelijk van de versie van de printerdriver kan de beschrijving verschillen.
● Mac OS X 10.4-10.8
- 62 -
Aansluiten op een computer

Aansluiten op een computer

Verbinden met een bekabeld LAN

1 Leg een ethernetkabel en een hub
gereed.
Opmerking
● Ethernetkabel en hub worden niet meegeleverd bij uw printer. Leg een ethernetkabel (Cat 5e, twisted pair, straight-through (1-op-1) en een hub afzonderlijk gereed.
2 Sluit de printer aan op het netwerk.
(1) Steek een uiteinde van
de ethernetkabel in de netwerkinterfaceverbinding van de printer.
(2) Steek het andere uiteinde van de
ethernetkabel in de hub.

Verbinden met een draadloos LAN (alleen draadloos model)

Memo
● Met bepaalde modellen kan deze functie niet worden gebruikt.
1 Controleer de draadloze LAN-omgeving.
Raadpleeg de handleiding van het toegangspunt van het draadloos LAN om te controleren of het toegangspunt van het draadloos LAN al dan niet WPS ondersteunt.
● Als het WPS ondersteunt: De printer wordt automatisch verbonden.
● Als het geen WPS ondersteunt: De instellingsgegevens voor het draadloos LAN moeten handmatig op de printer worden ingevoerd.
Opmerking
● Dit product ondersteunt de infrastructuurmodus. De ad-hocmodus wordt niet ondersteund. Leg het toegangspunt gereed.
● Deze printer ondersteunt de draadloze LAN- standaard IEEE 802.1b/g/n. IEEE 802.11a wordt niet ondersteund door de printer. Het toegangspunt moet werken volgens de draadloze LAN-standaard die door deze printer wordt ondersteund.
● Dit product kan niet tegelijk met een bekabeld LAN en een draadloos LAN worden verbonden. Om verbinding te maken met het draadloos LAN, ontkoppelt u de netwerkkabel van dit product.
3
Afdrukken
Meer info
● Als er een DHCP-server in het netwerk aanwezig is waarop de printer moet worden aangesloten, wordt het IP-adres automatisch opgehaald op de printer, steeds als die wordt ingeschakeld. Voer de netwerkinstelling opnieuw uit als het IP­adres van de printer wordt gewijzigd. Als het IP-adres van de printer is gewijzigd, wordt de netwerkinstelling automatisch uitgevoerd door OKI LPR utility. Voor meer informatie raadpleegt u de "Gebruikershandleiding (Geavanceerd)".
Draadloos toegangspunt
Pc
2 Controleer dat het toegangspunt van
het draadloos LAN ingeschakeld is en normaal werkt.
3 Plaats de printer dicht bij het
toegangspunt van het draadloos LAN.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van het toegangspunt van het draadloos LAN voor informatie over de maximale communicatieafstand tussen de printer en het toegangspunt van het draadloos LAN.
4 Schakel de printer in.
- 63 -
Aansluiten op een computer
5 Als het toegangspunt van het draadloos
LAN dat u hebt gecontroleerd in stap 1 WPS ondersteunt, wordt de printer automatisch verbonden. Ga naar "WPS-
PBC" P.64.
Als het geen WPS ondersteunt, moet u de instellingsgegevens voor het draadloos LAN handmatig invoeren op de printer. Ga naar
"Handmatig congureren" P.70.
3
Terminologie
SSID
Afdrukken
Een id dat wordt gebruikt om het netwerk te
identiceren dat is gekozen als bestemming
voor de verbinding. Er kan worden gebruikgemaakt van draadloze communicatie door op dit product de SSID in te stellen van het draadloze toegangspunt dat is gekozen als bestemming voor de verbinding.
Beveiligingsinstellingen Wanneer een draadloos LAN wordt gebruikt, kunnen beveiligingsinstellingen worden
gecongureerd om te voorkomen dat de
informatie die wordt verzonden wordt onderschept of om ongeldige toegang tot het netwerk te voorkomen. De beveiligingsinstellingen moeten zo worden
gecongureerd dat ze identiek zijn aan deze
voor het draadloze toegangspunt.
 WPS-PBC
1 Druk op de bladerknop om
[Draadloze Instelling (Wireless Setting)] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣈䣷䣰䣥䣶䣫䣱䣰䣵䢢䢢䢢䢢䢢
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣕䣧䣶䣶䣫䣰
䢢䢢䢢
䢵䢱䢵
2 Voer het wachtwoord van de beheerder
in met behulp van het toetsenblok met tien toetsen en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
Het standard wachtwoord, dat in de fabriek is ingesteld, is "aaaaaa". Druk op de knop <ENTER> na elk teken dat u invoert.
䣇䣰䣶䣧䣴䢢䣒䣣䣵䣵䣹䣱䣴䣦
WPS Een methode voor het instellen van een draadloos LAN die is ontwikkeld door de Wi­Fi Alliance, een samenwerkingsverband van de industrie voor draadloze LAN's. Er zijn twee methodes beschikbaar, een methode met drukknop en een methode met pincode, waarbij in de methode met drukknop de draadloze LAN-instellingen eenvoudig kunnen
worden gecongureerd door te drukken of
klikken op een fysieke of virtuele [WPS]­knop op of voor het draadloze toegangspunt. In de methode met pincode kunnen de draadloze LAN-instellingen eenvoudig
worden gecongureerd door het 8-cijferige
nummer dat is toegewezen aan dit product te registreren op het draadloze toegangspunt.
Infrastructuurmodus Deze modus communiceert via het draadloze toegangspunt. Dit product biedt geen ondersteuning voor de ad-hocmodus, een modus waarin de communicatie met de computer rechtstreeks plaatsvindt.
3 Wanneer het onderstaande scherm
verschijnt, leest u het zorgvuldig. Druk op de knop <ENTER> of wacht totdat het scherm verandert.
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣵䣧䣶䣶䣫䣰䣩䢢䢢䢳䢱䢵 䣇䣰䣣䣤䣮䣫䣰䣩䢢䣹䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵 䣰䣧䣶䣹䣱䣴䣭䢢䣥䣱䣯䣯䣷䣰䣫䣥䣣䣶䣫䣱䣰䢢 䣹䣫䣮䣮䢢䣦䣫䣵䣣䣤䣮䣧䢢䣹䣫䣴䣧䣦
4 Controleer dat [Automatisch instellen
(WPS) (Automatic Setup (WPS))]
geselecteerd is en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣕䣧䣶䣶䣫䣰䣩䢢䢢䢢䢢䢢䢳䢱䢳
䣃䣷䣶䣱䣯䣣䣶䣫䣥䢢䣕䣧䣶䣷䣲䢢䢪䣙䣒䣕
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣐䣧䣶䣹䣱䣴䣭䢢䣕䣧䣮䣧䣥䣶䣫䣱
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣴䣧䣥䣱䣰䣰䣧䣥䣶䣫䣱䣰
- 64 -
Aansluiten op een computer
5 Controleer dat [WPS-PBC (WPS-PBC)]
geselecteerd is en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣕䣧䣶䢢䣣䣷䣶䣱䣯䣣䣶䣫䣥䣣䣮䣮䣻䢪䣙䣒䢳䢱䢳
䣙䣒䣕䢯䣒䣄䣅
䣙䣒䣕䢯䣒䣋䣐
6 Selecteer [Ja (Yes)] en druk vervolgens
op de knop <ENTER>.
䣇䣺䣧䣥䣷䣶䣧䣁
䣒䣷䣵䣪䣤䣷䣶䣶䣱䣰䢢䣯䣧䣶䣪䣱䣦
䣛䣧䣵
䣐䣱
Memo
● Als [Nee (No)] wordt geselecteerd, keert het scherm terug naar het scherm van stap 5.
7 Wanneer [Running pushbutton
method…
(Running pushbutton method)] wordt weergegeven, houdt u de drukknop op het toegangspunt van het draadloos LAN meerdere seconden ingedrukt en laat u deze vervolgens los.
䣔䣷䣰䣰䣫䣰䣩䢢䣲䣷䣵䣪䣤䣷䣶䣶䣱䣰䢢䣯䣧䣶䢰䢰
3
Afdrukken
Opmerking
● [Running pushbutton method...] wordt ongeveer twee minuten weergegeven. Houd de drukknop op het toegangspunt van het draadloos LAN ingedrukt terwijl het bericht wordt weergegeven.
● Raadpleeg de gebruikershandleiding van het toegangspunt van het draadloos LAN voor informatie over waar de drukknop zich bevindt op het toegangspunt van het draadloos LAN en hoelang deze moet worden ingedrukt.
● Zolang [Running pushbutton method...] wordt weergegeven kan de printer niet worden bediend.
● Wanneer [WPS Connection successful] wordt weergegeven, is deze apparatuur verbonden met het draadloos LAN.
䣙䣒䣕䢢䣥䣱䣰䣰䣧䣥䣶䣫䣱䣰䢢䣵䣷䣥䣥䣧䣵䣵䣨䣷䣮䢰 䣙䣫䣴䣧䣦䢢䣥䣱䣯䣯䣷䣰䣫䣥䣣䣶䣫䣱䣰䣵䢢 䣦䣫䣵䣣䣤䣮䣧䣦䢰
Memo
● Als [Timeout] wordt weergegeven, is mogelijk het toegangspunt dat is gekozen als bestemming voor de verbinding niet gevonden binnen de tijdslimiet. Herhaal de procedure vanaf stap 6.
● Als [Overloop] wordt weergegeven, betekent dit dat WPS-drukknopmethode op 2 of meer toegangspunten wordt uitgevoerd. Wacht een ogenblik en probeer het vervolgens opnieuw.
- 65 -
Aansluiten op een computer
 WPS-PIN
1 Druk op de bladerknop om
[Draadloze Instelling (Wireless Setting)] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣈䣷䣰䣥䣶䣫䣱䣰䣵䢢䢢䢢䢢䢢
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣕䣧䣶䣶䣫䣰
䢢䢢䢢
䢵䢱䢵
3
Afdrukken
2 Voer het wachtwoord van de beheerder
in met behulp van het toetsenblok met tien toetsen en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
Het standard wachtwoord, dat in de fabriek is ingesteld, is "aaaaaa". Druk op de knop <ENTER> na elk teken dat u invoert.
䣇䣰䣶䣧䣴䢢䣒䣣䣵䣵䣹䣱䣴䣦
5 Druk op de bladerknop om [WPS-
PIN (WPS-PIN)] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣕䣧䣶䢢䣣䣷䣶䣱䣯䣣䣶䣫䣥䣣䣮䣮䣻䢪䣙䣒䢳䢱䢳
䣙䣒䣕䢯䣒䣄䣅
䣙䣒䣕䢯䣒䣋䣐
6 Stel de pincode van 8 tekens in die op
het scherm van het toegangspunt wordt weergegevens en start WPS-PIN.
Opmerking
● Voer direct na het drukken op de toets stap 7 uit.
● De invoermethode voor de pincode en het starten van WPS-IN verschilt afhankelijk van het toegangspunt. Raadpleeg de handleiding van het toegangspunt voor meer informatie.
7 Selecteer [Ja (Yes)] en druk vervolgens
op de knop <ENTER>.
䣇䣺䣧䣥䣷䣶䣧䣁 䣒䣋䣐䢢䣯䣧䣶䣪䣱䣦 䣒䣋䣐䢢䣥䣱䣦䣧䢼䢢䢴䢳䢺䢹䢳䢸䢻䢸
䣛䣧䣵
䣐䣱
3 Wanneer het onderstaande scherm
verschijnt, leest u het zorgvuldig. Druk op de knop <ENTER> of wacht totdat het scherm verandert.
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣵䣧䣶䣶䣫䣰䣩䢢䢢䢳䢱䢵 䣇䣰䣣䣤䣮䣫䣰䣩䢢䣹䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵 䣰䣧䣶䣹䣱䣴䣭䢢䣥䣱䣯䣯䣷䣰䣫䣥䣣䣶䣫䣱䣰䢢 䣹䣫䣮䣮䢢䣦䣫䣵䣣䣤䣮䣧䢢䣹䣫䣴䣧䣦
4 Controleer dat [Automatisch instellen
(WPS) (Automatic Setup (WPS))]
geselecteerd is en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣕䣧䣶䣶䣫䣰䣩䢢䢢䢢䢢䢢䢳䢱䢳
䣃䣷䣶䣱䣯䣣䣶䣫䣥䢢䣕䣧䣶䣷䣲䢢䢪䣙䣒䣕
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣐䣧䣶䣹䣱䣴䣭䢢䣕䣧䣮䣧䣥䣶䣫䣱
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣴䣧䣥䣱䣰䣰䣧䣥䣶䣫䣱䣰
Memo
● Als [Nee] wordt geselecteerd, keert het scherm terug naar het scherm van stap 5. Telkens als het bevestigingsscherm wordt weergegeven, wordt de pincode automatisch gegenereerd en dus weer gewijzigd.
- 66 -
Aansluiten op een computer
8 [Implementing PIN method…
(Implementing PIN method)] wordt weergegeven op het scherm.
䣋䣰䣲䣮䣧䣯䣧䣰䣶䣫䣰䣩䢢䣒䣋䣐䢢䣯䣧䣶䣪䣱䣦䢰䢰䢰 䣒䣋䣐䢢䣥䣱䣦䣧䢼䢢䢴䢳䢺䢹䢳䢸䢻䢸
Opmerking
● Tijdens het uitvoeren van het WPS-proces kunt u het bedieningspaneel niet bedienen.
● Als [Verbinding succesvol. (Connection successful)] wordt weergegeven, is deze apparatuur aangesloten op het draadloos LAN.
䣙䣒䣕䢢䣥䣱䣰䣰䣧䣥䣶䣫䣱䣰䢢䣵䣷䣥䣥䣧䣵䣵䣨䣷䣮䢰 䣙䣫䣴䣧䣦䢢䣥䣱䣯䣯䣷䣰䣫䣥䣣䣶䣫䣱䣰䣵䢢 䣦䣫䣵䣣䣤䣮䣧䣦䢰
 Zoeken naar een draadloos
toegangspunt
Als het draadloze toegangspunt geen WPS ondersteunt, zoekt u naar geldige toegangspunten. U kunt verbinding maken met elk toegangspunt dat wordt weergegeven in de zoekresultaten. U moet wel een coderingssleutel invoeren.
Memo
● Coderingssleutel: Een coderingssleutel is een sleutel om gegevens in een draadloos LAN te coderen. Wordt ook wel een versleutelingssleutel, netwerksleutel of beveiligingssleutel genoemd.
1 Druk op de bladerknop om
[Draadloze Instelling (Wireless Setting)] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣈䣷䣰䣥䣶䣫䣱䣰䣵䢢䢢䢢䢢䢢
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣕䣧䣶䣶䣫䣰
䢢䢢䢢
䢵䢱䢵
3
Afdrukken
Memo
● Als [Timeout] wordt weergegeven, is mogelijk het toegangspunt dat is gekozen als bestemming voor de verbinding niet gevonden binnen de tijdslimiet. Selecteer binnen 2 minuten na het invoeren van de pincode van deze apparatuur in het toegangspunt en het starten van WPS-PIN, opnieuw [Ja] in stap 7.
2 Voer het wachtwoord van de beheerder
in met behulp van het toetsenblok met tien toetsen en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
Het standaardwachtwoord, dat in de fabriek is ingesteld, is "aaaaaa". Druk op de knop <ENTER> na elk teken dat u invoert.
䣇䣰䣶䣧䣴䢢䣒䣣䣵䣵䣹䣱䣴䣦
- 67 -
Aansluiten op een computer
3 Wanneer het onderstaande scherm
verschijnt, leest u het zorgvuldig. Druk op de knop <ENTER> of wacht totdat het scherm verandert.
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣵䣧䣶䣶䣫䣰䣩䢢䢢䢳䢱䢵 䣇䣰䣣䣤䣮䣫䣰䣩䢢䣹䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵 䣰䣧䣶䣹䣱䣴䣭䢢䣥䣱䣯䣯䣷䣰䣫䣥䣣䣶䣫䣱䣰䢢 䣹䣫䣮䣮䢢䣦䣫䣵䣣䣤䣮䣧䢢䣹䣫䣴䣧䣦
3
Afdrukken
4 Druk op de bladerknop om [Selectie
van draadloos netwerk (Wireless
Network Selection)] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣕䣧䣶䣶䣫䣰䣩䢢䢢
䣃䣷䣶䣱䣯䣣䣶䣫䣥䢢䣕䣧䣶䣷䣲䢢䢪䣙䣒䣕
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣐䣧䣶䣹䣱䣴䣭䢢䣕䣧䣮䣧䣥䣶䣫䣱
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣴䣧䣥䣱䣰䣰䣧䣥䣶䣫䣱
䢢䢢䢢
䢳䢱䢳
6 Er wordt een lijst weergegeven met
toegangspunten die zijn gevonden tijdens het zoeken. Met de toetsen en selecteert u het toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken. Vervolgens drukt u op de knop <ENTER>.
䣕䣧䣮䣧䣥䣶䢢䣶䣪䣧䢢䣹䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢰
䣑䣭䣫䣰䣧䣶䢯䢳䢴䢵
䣑䣭䣫䣰䣧䣶䢯䢶䢷䢸
䣃䣄䣅䣆䣇䣈䣉䢯䢹䢺䢻䢲 䣘䣙䣚䣛䣜䢯䢳䢶䢹䢺
Opmerking
Wanneer het toegangspunt niet kan worden
gedetecteerd, wordt alleen "Handmatige conguratie"
weergegeven. Stel dit in zoals beschreven in
"Handmatig congureren" P.70.
䢢䢢䢢
䢳䢱䢴
7 U wordt door de beveiliging van het
geselecteerde toegangspunt gevraagd om een wachtwoord in te voeren.
5 Het product start het zoeken naar het
draadloze toegangspunt.
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣕䣧䣶䣶䣫䣰䣩䢢䢢䢢䢢䢢䢢
䣕䣶䣣䣴䣶䢢䣶䣪䣧䢢䣹䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢰 䣒䣮䣧䣣䣵䣧䢢䣹䣣䣫䣶䢰
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣕䣧䣶䣶䣫䣰䣩䢢䢢䢢䢢䢢䢢
䣕䣶䣣䣴䣶䣧䣦䢢䣶䣪䣧䢢䣹䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢰 䣕䣥䣣䣰䣰䣫䣰䣩䢰䢰䢰
䢳䢱䢳
䢳䢱䢳
● Met WEP
[Enter the WEP key (Enter the WEP key)] wordt weergegeven. Voer de coderingssleutel in met ,
, en en druk op de knop <ENTER>.
䣙䣇䣒䢢䣍䣧䣻
䢪䢷䢯䢴䢸䢢䣦䣫䣩䣫䣶䣵䢫
Ga verder met stap 8
● Met WPA-PSK of WPA2-PSK
[Enter the Pre-shared key (Enter the Pre­shared key)] wordt weergegeven. Voer de coderingssleutel in met , , en en druk op de knop <ENTER>.
䣙䣒䣃䢢䣒䣴䣧䢯䣵䣪䣣䣴䣧䣦䢢䣍䣧䣻
䢪䢺䢯䢸䢶䢢䣦䣫䣩䣫䣶䣵䢫
- 68 -
Ga verder met stap 8
Aansluiten op een computer
● Met WPA-EAP of WPA2-EAP
Instellingen kunnen alleen vanaf de webpagina worden ingesteld.
䣕䣧䣮䣧䣥䣶䢢䣶䣪䣧䢢䣹䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢰䢢䢢䢢
䣖䣱䢢䣯䣣䣭䣧䢢䣶䣪䣫䣵䢢䣵䣧䣶䣶䣫䣰䣩䢮䢢䣯䣣䣭䣧 䣶䣪䣧䢢䣥䣪䣣䣰䣩䣧䣵䢢䣨䣴䣱䣯䢢䣶䣪䣧䢢䣹䣧䣤 䣲䣣䣩䣧䢰
䢳䢱䢳
● Met Uitgeschakeld
Het scherm voor het invoeren van een wachtwoord wordt niet weergegeven.
Ga verder met stap 8
8 Controleer de inhoud van het
bevestigingsscherm. Als er geen probleem is, selecteert u [Ja (Yes)] en drukt u op de knop <ENTER>.
Vervolgens moeten de printerdriver en dergelijke worden geïnstalleerd op de computer. Raadpleeg de Gebruikershandleiding.
Als de verbinding mislukt, wordt [Verbinding mislukt (Connection failed)] weergegeven binnen vijf seconden. Keer in dat geval terug en herhaal de stappen vanaf stap 1.
䣅䣱䣰䣰䣧䣥䣶䣫䣱䣰䢢䣨䣣䣫䣮䣧䣦䢰
䣒䣴䣧䣵䣵䢢䣇䣐䣖䣇䣔䢢䣄䣷䣶䣶䣱䣰
3
Afdrukken
䣇䣺䣧䣥䣷䣶䣧䣁
䣕䣕䣋䣆䢼䢢䣑䣭䣫䣰䣧䣶䢯䢳䢴䢵 䣕䣧䣥䣷䣴䣫䣶䣻䢼䢢䣆䣫䣵䣣䣤䣮䣧 䣛䣧䣵
䣛䣧䣵
䣐䣱
Zodra u verbinding maakt met het draadloze LAN, wordt weergegeven dat de verbinding is gelukt.
䣕䣶䣣䣴䣶䢢䣶䣪䣧䢢䣹䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢰 䣒䣮䣧䣣䣵䣧䢢䣹䣣䣫䣶䢰
䣕䣶䣣䣴䣶䣧䣦䢢䣶䣪䣧䢢䣹䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢰 䣕䣧䣣䣴䣥䣪䣫䣰䣩䢢䣨䣱䣴䢢䣥䣱䣰䣰䣧䣥䣶䣫䣱䣰䢰䢰䢰
䣅䣱䣰䣰䣧䣥䣶䣫䣱䣰䢢䣵䣷䣥䣥䣧䣵䣵䣨䣷䣮䢰 䣙䣫䣴䣧䣦䢢䣥䣱䣯䣯䣷䣰䣫䣥䣣䣶䣫䣱䣰䣵䢢䣦䣫䣵䣣䣤䣮䣧䣦䢰
䣒䣴䣧䣵䣵䢢䣇䣐䣖䣇䣔䢢䣄䣷䣶䣶䣱䣰
- 69 -
Aansluiten op een computer
Handmatig congureren
1 Controleer de SSID, het
versleutelingsschema (ook wel "coderingsschema", "versleutelingsmethode" of "coderingsmethode" genoemd)
en de cryptograesleutel (ook wel "cryptograsche sleutel" genoemd) en
noteer deze gegevens.
3
Afdrukken
U kunt de SSID, het versleutelingsschema en de
cryptograesleutel controleren in de handleiding
van het toegangspunt van het draadloos LAN.
Opmerking
U moet de SSID, het versleutelingsschema en de
cryptograesleutel van het toegangspunt van het
draadloos LAN instellen op de printer.
● De SSID, het versleutelingsschema en de
cryptograesleutel zijn van essentieel belang voor
de draadloze LAN-verbinding. Zorg ervoor dat u deze gegevens controleert.
2 Druk op de bladerknop om
[Draadloze Instelling (Wireless Setting)] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣈䣷䣰䣥䣶䣫䣱䣰䣵䢢䢢䢢䢢䢢
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣕䣧䣶䣶䣫䣰
䢢䢢䢢
䢵䢱䢵
4 Wanneer het onderstaande scherm
verschijnt, leest u het zorgvuldig. Druk op de knop <ENTER> of wacht totdat het scherm verandert.
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣵䣧䣶䣶䣫䣰䣩䢢䢢䢳䢱䢵 䣇䣰䣣䣤䣮䣫䣰䣩䢢䣹䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵 䣰䣧䣶䣹䣱䣴䣭䢢䣥䣱䣯䣯䣷䣰䣫䣥䣣䣶䣫䣱䣰䢢 䣹䣫䣮䣮䢢䣦䣫䣵䣣䣤䣮䣧䢢䣹䣫䣴䣧䣦
5 Druk op de bladerknop om [Selectie
van draadloos netwerk (Wireless
Network Selection)] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣕䣧䣶䣶䣫䣰䣩䢢䢢
䣃䣷䣶䣱䣯䣣䣶䣫䣥䢢䣕䣧䣶䣷䣲䢢䢪䣙䣒䣕䢫
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣐䣧䣶䣹䣱䣴䣭䢢䣕䣧䣮䣧䣥䣶䣫䣱
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣴䣧䣥䣱䣰䣰䣧䣥䣶䣫䣱
䢢䢢䢢
䢳䢱䢳
6 Het product start het zoeken naar het
draadloze toegangspunt.
3 Voer het wachtwoord van de beheerder
in met behulp van het toetsenblok met tien toetsen en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
Het standard wachtwoord, dat in de fabriek is ingesteld, is "aaaaaa". Druk op de knop <ENTER> na elk teken dat u invoert.
䣇䣰䣶䣧䣴䢢䣒䣣䣵䣵䣹䣱䣴䣦
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣕䣧䣶䣶䣫䣰䣩䢢䢢䢢䢢䢢䢢
䣕䣶䣣䣴䣶䢢䣶䣪䣧䢢䣹䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢰 䣒䣮䣧䣣䣵䣧䢢䣹䣣䣫䣶䢰
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣕䣧䣶䣶䣫䣰䣩䢢䢢䢢䢢䢢䢢
䣕䣶䣣䣴䣶䣧䣦䢢䣶䣪䣧䢢䣹䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢰 䣕䣥䣣䣰䣰䣫䣰䣩䢰䢰䢰
䢳䢱䢳
䢳䢱䢳
- 70 -
Aansluiten op een computer
7 Er wordt een lijst weergegeven met
toegangspunten die zijn gevonden tijdens het zoeken. Selecteer onder aan de lijst [Handmatige conguratie] en druk op de knop <ENTER>.
䣕䣧䣮䣧䣥䣶䢢䣶䣪䣧䢢䣹䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢰
䣏䣣䣰䣷䣣䣮䢢䣕䣧䣶䣷䣲
䢢䢢䢢
䢴䢱䢴
8 Druk op de bladerknop om [SSID
(SSID)] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣏䣣䣰䣷䣣䣮䢢䣕䣧䣶䣷䣲
䣕䣕䣋䣆
䣕䣧䣥䣷䣴䣫䣶
䣙䣇䣒䢢䣍䣧䣻 䣙䣒䣃䢢䣇䣰䣥䣴䣻䣲䣶䣫䣱䣰䢢䣖䣻䢰䢰䢰
䢢䢢
䢢䢢䢢
䢳䢱䢴
9 Voer met behulp van het toetsenblok
met tien toetsen de SSID in die u hebt gecontroleerd in stap 1.
Memo
● Symbolen zoals "_" (onderstrepingsteken) voert u in via de toets *.
Opmerking
● Tekens zijn hoofdlettergevoelig. Voer deze juist in.
12 Selecteer het type beveiliging dat u hebt
gecontroleerd in stap 1.
䣕䣧䣥䣷䣴䣫䣶䣻䢢䢢䢢
䢬䢢䣆䣫䣵䣣䣤䣮䣧
䣙䣇
䣙䣒䣃䢢䣒䣕䣍 䣙䣒䣃䢴䢢䣒䣕䣍
Memo
● Standaard is [Uitgeschakeld (Disable)]
● Afhankelijk van het model van het toegangspunt, wordt een combinatie van WPA-PSK/WPA2-PSK mogelijk ondersteund. In dat geval selecteert u WPA2-PSK.
Als WEP wordt geselecteerd, gaat u naar "13-(1)
Wanneer WEP wordt geselecteerd:".
Als WPA-PSK of WPA2-PSK wordt geselecteerd, gaat u naar "13-(2) Wanneer WPA-PSK of WPA2-
PSK wordt geselecteerd:".
Memo
● Beveiligingsinstellingen (WPA-EAP/WPA2-EAP) die gebruikmaken van een authenticatieserver worden ook ondersteund, maar dit kan alleen worden ingesteld vanaf het web. Voor meer informatie raadpleegt u de "Gebruikershandleiding (Geavanceerd)". Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen die worden geselecteerd in stap 12, voert u hieronder de instellingen van (1) of (2) in. Ga verder naar stap 14 wanneer [Uitgeschakeld] is geselecteerd. (Om veiligheidsredenen raden wij de instelling [Uitgeschakeld] niet aan.)
䢢䢢䢢
䢢䢢
䢳䢱䢴
13-(1) Wanneer WEP wordt geselecteerd:
a) Druk op de knop <ENTER> op het
invoerscherm voor de WEP-sleutel.
3
Afdrukken
10 Nadat u de tekens hebt ingevoerd, drukt
u op de knop <ENTER>.
11 Druk op de bladerknop om
[Beveiliging (Security)] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣏䣣䣰䣷䣣䣮䢢䣕䣧䣶䣷䣲
䣕䣕䣋䣆
䣕䣧䣥䣷䣴䣫䣶
䣙䣇䣒䢢䣍䣧䣻 䣙䣒䣃䢢䣇䣰䣥䣴䣻䣲䣶䣫䣱䣰䢢䣖䣻䢰䢰䢰
䢢䢢
䢢䢢䢢
䢳䢱䢴
䣙䣇䣒䢢䣭䣧䣻
䢪䢷䢯䢴䢸䣦䣫䣩䣫䣶䣵䢫
Opmerking
● Er is geen instelling voor de WEP-sleutelindex. De WEP-sleutelindex communiceert met het toegangspunt als 1.
b) Voer als sleutel de WEP-sleutel in die is
ingesteld voor het toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken.
Memo
● Nadat u de sleutel hebt ingevoerd, wordt de sleutel om veiligheidsredenen weergegeven als "*"-symbolen.
- 71 -
Aansluiten op een computer
13-(2) Wanneer WPA-PSK of WPA2-PSK
wordt geselecteerd:
a) Druk op de knop <ENTER> om WPA Encryptie
Type te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣙䣒䣃䢢䣇䣰䣥䣴䣻䣲䣶䣫䣱䣰䢢䣖䣡䢢䢢䢢䢢䢳䢱䢳
䢬䢢䣖䣍䣋䣒
䣃䣇䣕
3
Afdrukken
Memo
● Standaard is [TKIP].
● Als het versleutelingsschema van het toegangspunt van het draadloos LAN WPA-PSK is, selecteert u THIP. Als het WPA2-PSK is, selecteert u AES.
b) Druk op de knop <ENTER> op het
invoerscherm voor de vooraf gedeelde WEP­sleutel.
䣙䣒䣃䢢䣒䣴䣧䢯䣵䣪䣣䣴䣧䣦䢢䣭䣧䣻
䢪䢺䢯䢸䢶䣦䣫䣩䣫䣶䣵䢫
15 [Searching for connection (Searching
for connection)] wordt weergegeven op het scherm.
䣕䣧䣣䣴䣥䣪䣫䣰䣩䢢䣨䣱䣴䢢䣥䣱䣰䣰䣧䣥䣶䣫䣱䣰
Wanneer [Verbinding succesvol. (Connection successful)] wordt weergegeven, is deze apparatuur verbonden met het draadloos LAN.
䣅䣱䣰䣰䣧䣥䣶䣫䣱䣰䢢䣵䣷䣥䣥䣧䣵䣵䣨䣷䣮䢰 䣙䣫䣴䣧䣦䢢䣥䣱䣯䣯䣷䣰䣫䣥䣣䣶䣫䣱䣰䣵䢢 䣦䣫䣵䣣䣤䣮䣧䣦䢰
Memo
● Als [Timeout] wordt weergegeven, is mogelijk het toegangspunt dat is gekozen als bestemming voor de verbinding niet gevonden binnen de tijdslimiet. Controleer de SSID, de beveiligingsinstellingen en de sleutelinstellingen en probeer het opnieuw.
Opmerking
● Tekens zijn hoofdlettergevoelig. Voer deze juist in.
c) Voer als sleutel de vooraf gedeelde WEP-sleutel
in die is ingesteld voor het toegangspunt waarmee u verbinding wilt maken.
Memo
● Nadat u de sleutel hebt ingevoerd, wordt de sleutel om veiligheidsredenen weergegeven als "*"-symbolen.
14 Op het bevestigingsscherm controleert u
de ingevoerde SSID en de geselecteerde beveiligingsinstellingen.
Als er geen problemen optreden, drukt u op de bladerknop om [Ja] te selecteren en drukt u vervolgens op de knop <ENTER>.
䣇䣺䣧䣥䣷䣶䣧䣁
䣕䣕䣋䣆䢼䢢䣦䣧䣨䣣䣷䣮䣶 䣕䣧䣥䣷䣴䣫䣶䣻䢼䢢䣙䣃䣒䢴䢯䣒䣕䣍
䣛䣧䣵
䣐䣱
- 72 -
Aansluiten op een computer
 Opnieuw verbinding maken met
het draadloze LAN
Wanneer de draadloze netwerkverbindingsmethode is ingeschakeld, start u de functie voor een draadloze verbinding opnieuw. Als er een probleem is opgetreden met de communicatie met het toegangspunt of de prestaties, kan de functie voor een draadloze verbinding opnieuw worden gestart.
(Als de bekabelde netwerkverbindingsmethode is ingeschakeld, wordt de functie voor een draadloze verbinding ingeschakeld met de
gecongureerde draadloze instellingen.)
1 Druk op de bladerknop om
[Draadloze Instelling (Draadloze Instelling)] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣈䣷䣰䣥䣶䣫䣱䣰䣵䢢䢢䢢䢢䢢
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣕䣧䣶䣶䣫䣰
䢢䢢䢢
䢵䢱䢵
4 Druk op de bladerknop om
[Draadloze reconnectie (Draadloze reconnectie)] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣕䣧䣶䣶䣫䣰䣩䢢䢢
䣃䣷䣶䣱䣯䣣䣶䣫䣥䢢䣕䣧䣶䣷䣲䢢䢪䣙䣒䣕
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣐䣧䣶䣹䣱䣴䣭䢢䣕䣧䣮䣧䣥䣶䣫䣱
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣴䣧䣥䣱䣰䣰䣧䣥䣶䣫䣱䣰
䢢䢢䢢
䢳䢱䢳
5 Selecteer [Ja (Yes)] en druk vervolgens
op de knop <ENTER>.
䣔䣧䣥䣱䣰䣰䣧䣥䣶䢢䣹䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢 䣥䣱䣯䣯䣷䣰䣫䣥䣣䣶䣫䣱䣰䣵䣁
䣛䣧䣵
䣐䣱
3
Afdrukken
2 Voer het wachtwoord van de beheerder
in met behulp van het toetsenblok met tien toetsen en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
Het standard wachtwoord, dat in de fabriek is ingesteld, is "aaaaaa". Druk op de knop <ENTER> na elk teken dat u invoert.
䣇䣰䣶䣧䣴䢢䣒䣣䣵䣵䣹䣱䣴䣦
3 Wanneer het onderstaande scherm
verschijnt, leest u het zorgvuldig. Druk op de knop <ENTER> of wacht totdat het scherm verandert.
䣙䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵䢢䣵䣧䣶䣶䣫䣰䣩䢢䢢䢳䢱䢵 䣇䣰䣣䣤䣮䣫䣰䣩䢢䣹䣫䣴䣧䣮䣧䣵䣵 䣰䣧䣶䣹䣱䣴䣭䢢䣥䣱䣯䣯䣷䣰䣫䣥䣣䣶䣫䣱䣰䢢 䣹䣫䣮䣮䢢䣦䣫䣵䣣䣤䣮䣧䢢䣹䣫䣴䣧䣦
6 Wanneer [Ja (Yes)] wordt geselecteerd
bij stap 5, wordt [Searching for connection (Searching for connection)]
weergegeven op het scherm.
䣕䣧䣣䣴䣥䣪䣫䣰䣩䢢䣨䣱䣴䢢䣥䣱䣰䣰䣧䣥䣶䣫䣱䣰
Daarna wordt [Verbinding succesvol. (Connection successful)] weergegeven en kan het draadloos LAN worden gebruikt met deze apparatuur.
䣅䣱䣰䣰䣧䣥䣶䣫䣱䣰䢢䣵䣷䣥䣥䣧䣵䣵䣨䣷䣮䢰 䣙䣫䣴䣧䣦䢢䣥䣱䣯䣯䣷䣰䣫䣥䣣䣶䣫䣱䣰䣵䢢 䣦䣫䣵䣣䣤䣮䣧䣦䢰
Memo
● Als [Time-out] wordt weergegeven, is mogelijk het toegangspunt dat is gekozen als bestemming voor de verbinding niet gevonden binnen de tijdslimiet. De SSID, de beveiligingsinstellingen en de sleutel
moeten zo worden gecongureerd dat ze identiek zijn
aan deze voor het toegangspunt.
● Controleer elke instelling. Voor meer informatie raadpleegt u "Lijst van het instellingenmenu" in de Gebruikershandleiding (Geavanceerd).
- 73 -
Aansluiten op een computer

Een USB-kabel aansluiten

1 Schaf een USB-kabel aan.
Opmerking
● Er wordt geen USB-kabel meegeleverd bij deze printer. Schaf een USB-kabel aan conform de
USB2.0-specicaties.
● Als u gebruik wilt maken van de hogesnelheidsmodus van USB2.0, dient de kabel te voldoen aan de Hi-
3
Afdrukken
2 Sluit de USB-kabel aan.
Speed-specicaties.
(1) Steek een uiteinde van de USB-kabel
in de USB-poort van de printer.
Opmerking
● Sluit de USB-kabel niet aan op de netwerkinterface. Dit kan een defect veroorzaken.
(2) Steek het andere uiteinde van de
USB-kabel in de USB-poort van de computer.

Een parallelle kabel aansluiten

Opmerking
● Een verbinding met een parallelle kabel is alleen mogelijk bij modellen met een interface voor een parallelle verbinding. (Alleen op parallel-geïnstalleerd model)
1 Schaf een parallelle kabel aan.
Opmerking
● Er wordt geen parallelle kabel meegeleverd bij deze printer. Schaf deze afzonderlijk aan.
2 Sluit de parallelle kabel aan.
(1) Steek een uiteinde van de parallelle
kabel in de parallelle poort van de printer.
(2) Steek het andere uiteinde van de
parallelle kabel in de parallelle poort van de computer.
- 74 -
Schroef
Metalen klem
Schroef

Een printerdriver installeren (voor Windows)

Een printerdriver installeren (voor Windows)
Ga naar "Een printerstuurprogramma installeren"
P.77 als de printer met de computer is
verbonden met behulp van een USB-kabel of een parallelle kabel.

Voorbereidingen voor netwerkverbinding

Een printerdriver installeren (voor Windows)
Om de printer via een netwerk aan te sluiten op een Windows-computer, stelt u eerst IP-adressen in voor de printer en installeert u vervolgens een printerdriver op de computer.
Als er geen DHCP-server of BOOTP-server aanwezig is in het netwerk, moet u het IP-adres
handmatig congureren op de computer of
printer. Als uw netwerkbeheerder of internetprovider
een uniek IP-adres opgeeft voor de computer en uw printer, moet u de IP-adressen handmatig instellen.
Opmerking
● U moet de netwerkinstellingen van de computer instellen voordat u deze procedure uitvoert.
● Om deze procedure uit te voeren, moet u aangemeld zijn als Administrator.
● Wanneer u handmatig een IP-adres instelt, vraagt u aan de netwerkbeheerder of uw internetprovider welk IP-adres u moet gebruiken. Als het IP-adres verkeerd wordt ingesteld, kan er netwerkuitval optreden of kan de internettoegang worden verbroken.
Memo
● Als u een klein netwerk congureert dat alleen bestaat uit uw printer en een computer, stelt u de IP-adressen in zoals hieronder weergegeven (volgens RFC1918).
Voor de computer
IP-adres: 192.168.0.1 - 254 Subnetmasker: 255.255.255.0 Standaardgateway : niet gebruikt DNS-server : niet gebruikt
Voor de printer
IP-adresinstelling: Handmatig IP-adres: 192.168.0.1 - 254 (kies een andere
waarde dan voor de computer) Subnetmasker: 255.255.255.0 Standaardgateway: 0,0.0,0 Netwerkschaal: Klein
● Om [Network Scale] in te stellen, drukt u op de knop <ENTER> en selecteert u vervolgens [Beheerdersinst.] > [Netwerk instellingen] > [Network Scale].
 Stel eerst het IP-adres van de
printer in.
1 Schakel de printer in.
2 Op het bedieningspaneel drukt u op de
knop <ENTER>.
3 Druk op de bladerknop om
[Beheerdersinst. (Admin Setup)] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣈䣷䣰䣥䣶䣫䣱䣰䣵䢢䢢䢢䢢䢢
䣏䣧䣰䣷䣵
䣃䣦䣯䣫䣰䢢䣕䣧䣶䣷
䣒䣴䣫䣰䣶䢢䣕䣶䣣䣶䣫䣵䣶䣫䣥 䣃䣫䣴䣒䣴䣫䣰
䢢䢢䢢
䢴䢱䢵
4 Voer het beheerderswachtwoord in met
behulp van het toetsenblok met tien toetsen.
Het standard wachtwoord, dat in de fabriek is ingesteld, is "aaaaaa". Druk op de knop <ENTER> na elk teken dat u invoert.
䣇䣰䣶䣧䣴䢢䣒䣣䣵䣵䣹䣱䣴䣦
䢪䢸䢯䢳䢴䣦䣫䣩䣫䣶䣵䢫
5 Druk op de knop <ENTER>.
6 Controleer dat [Netwerk instellingen
(Network Setup)] is geselecteerd en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣃䣦䣯䣫䣰䢢䣕䣧䣶䣷䣲䢢䢢
䣐䣧䣶䣹䣱䣴䣭䢢䣕䣧䣶䣷
䣒䣣䣴䣣䣮䣮䣧䣮䢢䣕䣧䣶䣷䣲
䣗䣕䣄䢢䣕䣧䣶䣷䣲 䣒䣴䣫䣰䣶䢢䣕䣧䣶䣷䣲
䢢䢢䢢
䢳䢱䢷
3
Afdrukken
- 75 -
Een printerdriver installeren (voor Windows)
7 Druk op om [IP Adres instelling
(IP Address Set)] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣐䣧䣶䣹䣱䣴䣭䢢䣕䣧䣶䣶䣫䣰䣩䢢䢢䢢
䣖䣅䣒䢱䣋䣒 䣋䣒䢢䣘䣧䣴䣵䣫䣱䣰
䣐䣧䣶䣄䣋䣑䣕䢢䣱䣸䣧䣴䢢䣖䣅䣒
䣋䣒䢢䣃䣦䣦䣴䣧䣵䣵䢢䣕䣧䣶
䢢䢢䢢
䢳䢱䢶
3
8 Als u het IP-adres handmatig instelt,
Afdrukken
drukt u op de bladerknop , selecteert u vervolgens [handleiding (Manual)] en drukt u daarna op de knop <ENTER>.
Ga verder met stap 9.
䣋䣒䢢䣃䣦䣦䣴䣧䣵䣵䢢䣕䣧䣶䢢䢢䢢
䣃䣷䣶
䣏䣣䣰䣷䣣䣮
䢢䢢䢢
䢳䢱䢳
10 Voer het IP-adres in met behulp van het
toetsenblok met tien toetsen en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
Om naar het volgende vak te gaan, drukt u op de knop <ENTER>.
䣋䣒䣸䢶䢢䣃䣦䣦䣴䣧䣵䣵
䢳䢻䢴䢰䢢䢳䢸䢺䢰䢢䢢䢢䢲䢰䢢䢢
11 Druk op de knop <BACK (TERUG)>
totdat [Netwerk instellingen (Network Setup)] wordt weergegeven.
Druk op om [Subnet Mask (Subnet Mask)] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣐䣧䣶䣹䣱䣴䣭䢢䣕䣧䣶䣶䣫䣰䣩䢢䢢
䣋䣒䣸䢶䢢䣃䣦䣦䣴䣧䣵
䣕䣷䣤䣰䣧䣶䢢䣏䣣䣵䣭
䣉䣣䣶䣧䣹䣣䣻䢢䣃䣦䣦䣴䣧䣵 䣙䣧䣤
䢢䢢䢢
䢴䢱䢶
Als het IP-adres automatisch wordt verkregen, controleert u dat [Automatisch (Auto)] is geselecteerd en drukt u vervolgens op de knop <ENTER>.
Ga verder met stap 15.
䣋䣒䢢䣃䣦䣦䣴䣧䣵䣵䢢䣕䣧䣶䢢䢢䢢
䣃䣷䣶
䣏䣣䣰䣷䣣䣮
䢢䢢䢢
䢳䢱䢳
9 Druk op de knop <BACK (TERUG)>
totdat [Netwerk instellingen (Network Setup)] wordt weergegeven.
Druk op om [IPv4 Address (IPv4 Address)] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
䣐䣧䣶䣹䣱䣴䣭䢢䣕䣧䣶䣶䣫䣰䣩䢢䢢
䣋䣒䣸䢶䢢䣃䣦䣦䣴䣧䣵
䣕䣷䣤䣰䣧䣶䢢䣏䣣䣵䣭
䣉䣣䣶䣧䣹䣣䣻䢢䣃䣦䣦䣴䣧䣵 䣙䣧䣤
䢢䢢䢢
䢴䢱䢶
12 Voer het subnetmasker in op dezelfde
manier als het IP-adres.
Om naar het volgende vak te gaan, drukt u op de knop <ENTER>.
䣕䣷䣤䣰䣧䣶䢢䣏䣣䣵䣭
䢬䢢䢴䢷䢷䢰䢢䢴䢷䢷䢰䢢䢴䢷䢷䢰䢢䢴䢷䢷
13 Druk op de knop <BACK (TERUG)>
totdat [Netwerk instellingen (Network Setup)] wordt weergegeven. Druk op (Gateway Address)] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
om [Gateway Adres
䣐䣧䣶䣹䣱䣴䣭䢢䣕䣧䣶䣶䣫䣰䣩䢢䢢䢢
䣋䣒䣸䢶䢢䣃䣦䣦䣴䣧䣵 䣕䣷䣤䣰䣧䣶䢢䣏䣣䣵䣭
䣉䣣䣶䣧䣹䣣䣻䢢䣃䣦䣦䣴䣧䣵
䣙䣧䣤
䢢䢢䢢
䢴䢱䢶
- 76 -
Een printerdriver installeren (voor Windows)
14 Voer het Standard gatewayadres in en
druk vervolgens op de knop <ENTER>.
Om naar het volgende vak te gaan, drukt u op de knop <ENTER>.
Na het invoeren van alle instellingen drukt u op de knop <BACK (TERUG)>.
䣉䣣䣶䣧䣹䣣䣻䢢䣃䣦䣦䣴䣧䣵䣵
䢳䢻䢴䢰䢢䢳䢸䢺䢰䢢䢢䢢䢲䢰䢴䢷䢶
15 Wanneer het scherm met het
instellingenmenu wordt weergegeven, drukt u op de knop <ON LINE (ONLINE)> om de netwerkinstellingen te voltooien.

Een printerstuurprogramma installeren

1 Zorg ervoor dat de printer is
ingeschakeld als u gebruikmaakt van een netwerkverbinding. Zorg ervoor dat de printer is uitgeschakeld als u gebruikmaakt van een USB-verbinding.
2 Start Windows en plaats de “Dvd-rom
met software” die is meegeleverd bij de printer, in de computer.
3
Klik op [Setup.exe uitvoeren] wanneer [Automatisch afspelen] wordt weergegeven.
4
Klik op [Ja] als het dialoogvenster [Gebruikersaccountbeheer] wordt weergegeven.
5 Selecteer een taal voor de installatie,
lees de [Software License Agreement] zorgvuldig en klik op [Akkoord].
3
Afdrukken
6 Lees "Environmental advice for
Users" en klik op [Weiter (Next)].
7 Selecteer het model dat u gebruikt en
klik op [Weiter (Next)].
- 77 -
Een printerdriver installeren (voor Windows)
8 Selecteer een verbindingsmethode en
klik op [Weiter (Next)].
3
Afdrukken
9 Klik op [Aanbevolen Installatie
(Recommended Install)].
10 Bij een netwerkverbinding wordt het
zoeken naar het apparaat gestart. Selecteer de printer in de lijst en klik op [Weiter (Next)] als de printer wordt gedetecteerd. De installatie van de software wordt automatisch gestart.
Memo
● Klik op [Persoonlijke Installatie (Custom Install)] als u een PS-driver of een XPS-driver wilt installeren, en selecteer een driver bij [Alle items].
Memo
● Klik op [Netwerkinstelling] en wijzig de netwerkinstelling voor de printer in overeenstemming met de instructies op het scherm als de printer niet wordt gedetecteerd. Het zoeken naar de printer wordt gestart. Selecteer de printer in de lijst en klik op [Weiter] als de printer wordt gedetecteerd. Voer netwerkinstellingsgegevens in en klik op [Set]. Voer het wachtwoord voor netwerkinstellingen in en klik op [OK]. Na het voltooien van de netwerkinstellingen, wordt de printer automatisch opnieuw opgestart, waarna opnieuw het scherm voor menuselectie wordt weergegeven. Voer de installatieprocedure opnieuw uit vanaf stap 8.
11 Als u gebruikmaakt van een USB-/LPT-
verbinding (een LPT-verbinding is een parallelle verbinding), sluit u de printer aan op de computer met behulp van de USB-/LPT-kabel als het onderstaande scherm wordt weergegeven; daarna schakelt u de printer in.
- 78 -
Een printerdriver installeren (voor Windows)
12 Klik op [Beenden (Exit)] als de
installatie is voltooid.
13 Klik op [Beenden (Exit)] op het scherm
voor menuselectie om af te sluiten.

Bij het toevoegen van opties

Wanneer opties voor bijvoorbeeld extra cassettes zijn geïnstalleerd, wijzigt u de instellingen van de printerdriver als volgt.
Voor de PCL-driver voor Windows
1 Klik op [starten], [Apparaten en
printers].
2 Klik met de rechtermuisknop op het
pictogram van de printer en selecteer [Eigenschappen van printer]. (Als u meerdere printerdrivers hebt geïnstalleerd, selecteert u [Eigenschappen van printer], [Printer Naam (PCL)].)
3 Klik op het tabblad [Apparaatopties].
4 Als u een netwerkaansluiting gebruikt,
selecteert u [Haal printerinstellingen op (Get Printer Settings)].
Als u een USB-aansluiting gebruikt, voert u bij [Geïnstalleerde papierladen (Installed Paper Trays)] het totale aantal cassettes in (exclusief de universele cassette).
Als er bijvoorbeeld drie optionele cassettes geïnstalleerd zijn, voert u "4" in, aangezien de cassettes 1, 2, 3 en 4 beschikbaar zijn.
3
Afdrukken
14 Selecteer [starten],
[Conguratiescherm], [Apparaten en printers].
Als het pictogram van het apparaat wordt weergegeven in de map [Apparaten en printers], is de installatie voltooid.
5 Klik op [OK].
Voor de PS-driver voor Windows
1 Klik op [starten], [Apparaten en
printers].
- 79 -
Een printerdriver installeren (voor Windows)
2 Klik met de rechtermuisknop op het
pictogram [Printer Naam (PS)] en selecteer [Eigenschappen van printer]. (Als u meerdere printerdrivers hebt geïnstalleerd, selecteert u [Eigenschappen van printer], [Printer Naam (PS)].)
3 Klik op het tabblad
[Apparaatinstellingen].
3
4 Als u een netwerkverbinding gebruikt,
Afdrukken
selecteert u [Get installed options automatically (Get installed options automatically)] bij [Installable Options (Installable Options)] en klikt u op [Setup]. Als u een USB-verbinding gebruikt, selecteert u een juiste waarde bij [Available Trays (Available Trays)] onder [Installable Options (Installable Options)].
4 Als u een netwerkaansluiting gebruikt,
selecteert u [Haal printerinstellingen op (Get Printer Settings)].
Als u een USB-aansluiting gebruikt, voert u bij [Geïnstalleerde papierladen (Installed Paper Trays)] het totale aantal cassettes in (exclusief de universele cassette).
Als er bijvoorbeeld drie optionele cassettes geïnstalleerd zijn, voert u "4" in, aangezien de cassettes 1, 2, 3 en 4 beschikbaar zijn.
5 Klik op [OK].
Voor XPS-driver voor Windows
1 Klik op [starten], [Apparaten en
printers].
5 Klik op [OK].
2 Klik met de rechtermuisknop op het
pictogram van de printer en selecteer [Eigenschappen van printer]. (Als u meerdere printerdrivers hebt geïnstalleerd, selecteert u [Eigenschappen van printer], [Printer Naam (XPS)].)
3 Klik op het tabblad [Apparaatopties].
- 80 -

Een printerdriver installeren (voor Macintosh)

Een printerdriver installeren (voor Macintosh)

Installatie via een netwerk

1 Schakel de printer in.
2 Installeer de printerdriver.
Opmerking
● Schakel de antivirussoftware uit voordat u deze procedure start.
(1) Plaats de “Dvd-rom met software” in
de Macintosh.
(2) Dubbelklik op [OKI], [Drivers],
[Installer for OSX xxx] (“xxx” staat voor de versie van het besturingssysteem) in de map [PS].
(3) Voer het beheerderswachtwoord in,
volg daarbij de instructies op het beeldscherm, en klik op [Install Software].
Opmerking
Als het dialoogvenster [Afdrukken en scannen] wordt weergegeven, klikt u op [x] om
het te sluiten.
(4) In het menu Apple selecteert u
[Systeemvoorkeuren].
(7) Klik op [Default (Default)].
3
Afdrukken
(8) Selecteer een printernaam. Klik
op [Voeg toe (Add)] als de juiste modelnaam wordt weergegeven bij [Driver].
Memo
● Bij een Bonjour-netwerk wordt de naam van de printer weergegeven in de notatie [model name] met als achtervoegsel de zes cijfers van het MAC­adres van het laagste niveau.
● Op het bedieningspaneel drukt u op de bladerknop
en vervolgens op de knoppen [Conguratie] en
[Netwerk] om het MAC-adres weer te geven.
(5) Klik op [Afdrukken en scannen
(Print & Scan)].
(6) Klik op [+].
- 81 -
Een printerdriver installeren (voor Macintosh)
3
Afdrukken
(9) Controleer of de geselecteerde
printer wordt weergegeven in de lijst met printers en of de toegevoegde printernaam juist wordt weergegeven bij [Soort: (Kind:)], en sluit [Afdrukken en scannen (Print & Scan)].
Opmerking
● De naam van de toegevoegde printer wordt niet juist weergegeven als de printerdriver een PPD­bestand niet correct leest. Verwijder in dat geval de toegevoegde printer en registreer deze opnieuw.

Installeren via USB

1 Schakel de printer in.
2 Installeer de printerdriver.
Opmerking
● Schakel de antivirussoftware uit voordat u deze procedure start.
(1) Plaats de “Dvd-rom met software” in
de Macintosh.
(2) Dubbelklik op [OKI], [Drivers],
[Installer for MacOSX] in de map [PS].
(3) Voer het beheerderswachtwoord in,
volg daarbij de instructies op het beeldscherm, en klik op [Install Software].
Voer de installatie uit aan de hand van de instructies op het scherm.
3 Voer de printerinstellingen uit via USB.
Opmerking
● Als het dialoogvenster [Afdrukken en scannen] wordt weergegeven, klikt u op [x] om het te sluiten.
(1) In het menu Apple selecteert u
[Systeemvoorkeuren].
(2) Klik op [Afdrukken en scannen
(Print & Scan)].
(3) Klik op [+].
- 82 -
Een printerdriver installeren (voor Macintosh)
(4) Selecteer de naam van een
printer waarvoor [USB (USB)] wordt weergegeven bij [Soort: (Kind:)]. Klik op [Voeg toe (Add)] als de juiste modelnaam wordt weergegeven in het menu [Driver].
(5) Controleer of de geselecteerde
printer wordt weergegeven in de lijst met printers en of de toegevoegde printernaam juist wordt weergegeven bij [Soort: (Kind:)] en sluit [Afdrukken en scannen (Print & Scan)].

Bij het toevoegen van opties

Wanneer opties voor bijvoorbeeld extra cassettes zijn geïnstalleerd, wijzigt u de instellingen van de printerdriver als volgt.
Voor de Mac OS X PS-driver
1 In het menu Apple selecteert u
[Systeemvoorkeuren].
2 Klik op [Afdrukken en scannen].
3 Selecteer een printer en klik op [Opties
en toebehoren…].
4 Selecteer het tabblad [Driver (Driver)].
5 Selecteer een juiste waarde bij
[Available Tray (Available Tray)] en klik op [OK (OK)].
3
Afdrukken
- 83 -

Vanaf een computer afdrukken

Vanaf een computer afdrukken
Deze paragraaf geeft uitleg over het printen vanuit een computer.
Memo
● Hieronder wordt uitgelegd hoe u onder Windows een Kladblokbestand en onder Mac OS X een Teksteditorbestand afdrukt. De beschrijving kan afwijken bij gebruik van een andere toepassing en een andere versie van de printerdriver.
● Raadpleeg de online help van de driver voor meer informatie over de diverse instellingen van een printerdriver.

Afdrukken

3
1 Open een bestand dat u wilt afdrukken
Afdrukken
met de bijbehorende toepassing.
2 Voer de afdrukinstellingen in op het
scherm van de printerdriver en start het afdrukken.
In de volgende procedure worden het papierformaat, de papiercassette en het papiergewicht ingesteld. Hieronder worden de instellingen uitgelegd voor alle printerdrivers.
Voor de PCL-/XPS-printerdrivers voor Windows
1 Selecteer [Afdrukken] in het menu
[File] van de toepassing.
2 Selecteer een printerdriver.
3 Klik op [Voorkeuren (Preferences)].
6 Selecteer het papiergewicht bij [Weight
(Weight)].
4 Selecteer het papierformaat bij
[Formaat (Size)] op het tabblad [Setup (Setup)].
5 Selecteer een papiercassette bij [Bron
(Source)].
7 Klik op [OK (OK)].
8 Klik op [Afdrukken].
- 84 -
Vanaf een computer afdrukken
Voor de PS-driver voor Windows
1 Selecteer [Afdrukken] in het menu
[File] van de toepassing.
2 Selecteer een printerdriver.
3 Klik op [Voorkeuren (Preferences)].
8 Klik op [Mediatype (Media Type)]
en selecteer het papiergewicht in de vervolgkeuzelijst.
3
Afdrukken
9 Klik op [OK (OK)].
10 Klik op [Afdrukken].
4 Selecteer het tabblad [Papier/
Kwaliteit (Paper/Quality)].
5 Selecteer een papiercassette bij
[Papierbron (Paper Source)].
6 Klik op [Advanced (Advanced)].
7 Klik op [Papierformaat (Paper Size)]
en selecteer een papierformaat in de vervolgkeuzelijst.
Voor de Mac OS X PS-driver
1 Selecteer [Pagina-instelling] in het
menu [Archief] van de toepassing.
2 Selecteer een printer bij [Stel in voor:
(Format For:)].
3 Selecteer het papierformaat bij
[Papierformaat (Paper Size)] en klik op [OK (OK)].
4 In het menu [Archief] selecteert u
[Druk af…].
5 In het venstermenu selecteert u
[Papierinvoer].
Memo
● Klik zo nodig op [Show Details] onder in het dialoogvenster om de details van de instellingen weer te geven.
- 85 -
Vanaf een computer afdrukken
6 Selecteer een papiercassette op het
paneel [Papierinvoer (Paper Feed)].
3
Afdrukken
7 Selecteer [Printer Features (Printer
Features)] in het menu Apple.
8 Bij [Functiesets (Feature Sets)],
selecteert u [Insert Option (Insert Options)].
9 Selecteer het papiergewicht bij
[Mediatype (Media Type)].
10 Klik op [Print (Print)].
Memo
● Gebruik onder normale omstandigheden [Printerinstelling] voor het selecteren van het papiergewicht. Als u [Printerinstelling] selecteert, wordt de waarde toegepast die is ingesteld op het bedieningspaneel van de printer.
Meer info
● Als u [Automatische selectie] selecteert als papierinvoermethode, wordt automatisch de papiercassette geselecteerd die hoort bij het geselecteerde papier. Raadpleeg de Gebruikershandleiding (Geavanceerd) voor meer informatie over het automatisch selecteren van cassettes.
● Als u de universele cassette selecteert als papierinvoermethode, dient u papier in de universele cassette te plaatsen. Raadpleeg "Papier plaatsen in
de universele cassette" P.35 voor meer informatie
over het plaatsen van papier in de universele cassette.
- 86 -

Gegevens van een USB-geheugen afdrukken

Gegevens van een USB-geheugen afdrukken
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u gegevens van een USB-geheugen afdrukt. U kunt een USB­geheugen aansluiten op de printer en de daarin opgeslagen bestanden rechtstreeks afdrukken.
Opmerking
● We garanderen niet dat de printer werkt met alle apparaten voor USB-geheugen. (USB-geheugens met een beveiligingsfunctie worden niet ondersteund.)
● USB-hubs en externe harde schijven met een USB-aansluiting worden evenmin ondersteund.
Memo
● De bestandssystemen FAT12, FAT16 en FAT32 worden ondersteund.
● De volgende bestandsindelingen worden ondersteund: JPEG, PDF (ISO 32000-1:2008), M-TIFF, PRN (PCL, PS) en XPS.
● Apparaten voor USB-geheugen met een capaciteit tot 32 GB worden ondersteund.
● In de bestandenlijst worden maximaal 100 bestanden weergegeven die in het USB-geheugen zijn opgeslagen in de ondersteunde bestandsindelingen.
- Als er meer dan 100 bestanden zijn opgeslagen in het USB-geheugen, wordt de lijst niet juist weergegeven.
- USB-geheugen met een directorystructuur van 20 niveaus of meer kan niet juist gelezen worden.
- Een bestandspad met meer dan 240 tekens kan niet juist gelezen worden.
● De bestanden in het USB-geheugen kunnen alleen stuk voor stuk worden afgedrukt.
3

Afdrukken

Afdrukken
1 Sluit het USB-geheugen (1) aan op de
USB-poort van de printer.
1
Opmerking
● Steek de USB-stick recht in de USB-poort. De USB- poort raakt gemakkelijk beschadigd als u de stick er niet recht in steekt.
2 Terwijl [Selecteer print bestand
(Select Print File)] wordt weergegeven, drukt u op de bladerknop om een bestand te selecteren dat u wilt afdrukken. Vervolgens drukt u op de knop <ENTER>.
䣕䣧䣮䣧䣥䣶䢢䣒䣴䣫䣰䣶䢢䣈䣫䣮䣧䢢䢳䢱䢴
䣺䣺䣺䣺䣺䣺䣺
䣺䣺䣺䣺䣺䣺䣺 䣺䣺䣺䣺䣺䣺䣺 䣺䣺䣺䣺䣺䣺䣺
4 Selecteer [Afdrukken] om het
afdrukken te starten.
5 Koppel het USB-geheugen los als het
afdrukken is voltooid.

Afdrukinstellingen

U kunt instellingen voor het afdrukken opgeven in het menu [Afdrukinstellingen] als u gegevens wilt afdrukken uit een USB-geheugen.
Opmerking
● [Afdrukinstellingen (Print Setup)] wordt niet weergegeven wanneer het PRN-bestand wordt geselecteerd in [Selecteer print bestand (Select Print File)].
De volgende procedure kan worden uitgevoerd bij stap 4 van "Gegevens van een USB-geheugen
afdrukken" P.87.
De papiercassette wijzigen (Papierinvoer)
U kunt een papiercassette selecteren.
Opmerking
● Bij het afdrukken van een PRN-bestand wordt een papiercassette geselecteerd die in de printerdriver is opgegeven bij het maken van het af te drukken bestand.
1 Druk op de bladerknop om
[Afdrukinstellingen] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
3 Voer de gewenste printerinstellingen in.
Meer info
● "Afdrukinstellingen" P.87
2 Controleer of [Papierinvoer] is
geselecteerd en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
- 87 -
Gegevens van een USB-geheugen afdrukken
3 Druk op de bladerknop om een
papiercassette te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
4 Druk op de knop <BACK (TERUG)> om
terug te keren naar het startscherm.
3
Afdrukken
Het aantal exemplaren wijzigen (Exemplaren)
U kunt het aantal af te drukken exemplaren instellen.
1 Druk op de bladerknop om
[Afdrukinstellingen] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
2 Druk op de bladerknop om [Kopieën:]
te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
3 Voer het aantal exemplaren in en druk
vervolgens op de knop <ENTER>.
U kunt maximaal 999 exemplaren instellen.
4 Druk op de knop <BACK (TERUG)> om
terug te keren naar het startscherm.
Memo
● U kunt de volgende cassettes selecteren:
- Cassette 1 (standaardinstelling)
- Cassettes 2–4 (als er extra cassettes zijn geïnstalleerd)
- Universele cassette
Dubbelzijdig afdrukken (Duplex)
U kunt zowel enkelzijdig als dubbelzijdig afdrukken.
Opmerking
● Bij het afdrukken van een PRN-bestand wordt enkelzijdig/ dubbelzijdig afdrukken geselecteerd zoals in de printerdriver is opgegeven bij het maken van het af te drukken bestand.
1 Druk op de bladerknop om
[Afdrukinstellingen] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
2 Druk op de bladerknop om [Duplex]
te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
3 Druk op de bladerknop en selecteer
[Aan] om dubbelzijdig af te drukken of [Uit] om enkelzijdig af te drukken. Vervolgens drukt u op de knop <ENTER>.
- 88 -
4 Druk op de knop <BACK (TERUG)> om
terug te keren naar het startscherm.
Inbindinstelling (Inbinden)
U kunt een inbindpositie instellen voor duplex afdrukken.
1 Druk op de bladerknop om
[Afdrukinstellingen] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
2 Druk op de bladerknop om
[Inbinden] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
3 Druk op de bladerknop om [Lange
zijde] of [Korte zijde] te selecteren en
druk vervolgens op de knop <ENTER>.
Gegevens van een USB-geheugen afdrukken
3
4 Druk op de knop <BACK (TERUG)> om
terug te keren naar het startscherm.
Het paginaformaat aanpassen aan het papierformaat (Passend maken)
U kunt de paginagrootte aanpassen aan het papierformaat bij het afdrukken.
Als het paginaformaat van een af te drukken pagina te groot of te klein is voor het effectieve afdrukgebied van het papier, wordt het formaat van de pagina automatisch passend gemaakt voor het papierformaat.
Opmerking
● Deze instelling is niet beschikbaar bij het afdrukken van een PRN-bestand.
Memo
● De standaardinstelling voor deze functie is [Aan].
1 Druk op de bladerknop om
[Afdrukinstellingen] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
Afdrukken
2 Druk op de bladerknop om [Passend
maken] te selecteren en druk vervolgens op de knop <ENTER>.
3 Druk op de bladerknop en selecteer
[Aan] om de functie Passend maken in te schakelen of druk op [Uit] om de functie uit te schakelen. Vervolgens drukt u op de knop <ENTER>.
4 Druk op de knop <BACK (TERUG)> om
terug te keren naar het startscherm.
- 89 -

Afdrukken annuleren

Afdrukken annuleren
Op het bedieningspaneel drukt u op de knop <CANCEL (ANNULEREN)> om afdruktaken te annuleren terwijl deze worden afgedrukt of terwijl deze worden voorbereid op het afdrukken.
3
Afdrukken
Wanneer u op de knop <CANCEL (ANNULEREN)> drukt, verschijnt het volgende bericht:
䣅䣣䣰䣥䣧䣮䢢䣆䣣䣶䣣䣁
䣛䣧䣵
䣐䣱
Om het afdrukken te annuleren, selecteert u [Ja (Yes)] en drukt u vervolgens op de knop <ENTER>.
Om het afdrukken voort te zetten, selecteert u [Nee (No)] en drukt u vervolgens op de knop <ENTER>.
Als de printer gedurende ongeveer 3 minuten niet wordt bediend terwijl dit bericht wordt weergegeven, verdwijnt het bericht en wordt het afdrukken voorgezet.
- 90 -

Handige afdrukfuncties

12
34
12
34
Handige afdrukfuncties
De volgende handige afdrukfuncties zijn beschikbaar. Voor meer informatie raadpleegt u de Gebruikershandleiding (Geavanceerd).
 Op enveloppen afdrukken
 Afdrukken op etiketten
 Afdrukken op papier van een
aangepast formaat
U kunt aangepaste papierformaten registreren via de printerdriver, zodat u kunt afdrukken op ander papier dan standaardpapier, zoals banners.
 Pagina's schalen
U kunt afdrukgegevens die zijn opgemaakt voor een bepaald formaat verkleinen of vergroten, zodat ze passen op een pagina van een ander formaat. En dit zonder dat de afdrukgegevens hoeven te worden gewijzigd.
Het paginaformaat wijzigen
A4
B5
 Afdrukkwaliteit (resolutie)
wijzigen
U kunt de afdrukkwaliteit aanpassen aan uw behoeften.
 Toner besparen
U kunt toner besparen door de afdrukdichtheid te verminderen.
De tonerbesparing kan worden ingesteld op 2 niveaus.
●Toner besparen
Memo
● Er zijn nog veel andere handige afdrukfuncties naast de bovengenoemde. Raadpleeg de Gebruikershandleiding (Geavanceerd).
3
Afdrukken
 De paginaopmaak wijzigen
U kunt de paginaopmaak wijzigen om af te drukken over meerdere pagina's, boekjes af te drukken, posters af te drukken enz.
Meerdere pagina's op één vel papier afdrukken
•Boekje afdrukken •Poster afdrukken
12
 Dubbelzijdig afdrukken
U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier.
•Duplex afdrukken
2
1
11
9
7
5
3
1
- 91 -

4. Problemen verhelpen

Er wordt een foutbericht weergegeven op het
scherm

Papierstoringen

Controleer op het scherm weergegeven berichten
4
Wanneer er papier is vastgelopen in de printer of als zich nog steeds vellen papier in de printer
Problemen verhelpen
bevinden nadat u het vastgelopen papier hebt verwijderd, wordt er een foutbericht op het scherm weergegeven en knippert de indicator <ATTENTION (LET OP)>.
Druk op de knop <HELP> om een oplossing weer te geven. Verwijder het vastgelopen papier volgens de weergegeven oplossing. Of verwijder het vastgelopen papier volgens de procedure die wordt beschreven op de pagina's die worden genoemd in de volgende lijst.
Druk op de knop <HELP>
Knop <HELP>
om een oplossing weer te geven.
䣚䣚䣚䣚 䣚䣚䣚䣚
䣒䣮䣧䣣䣵䣧䢢䣵䣧䣧䢢䣊䣇䣎䣒䢢䣨䣱䣴䢢䣦䣧䣶䣣䣫䣮䣵䢰
Bericht op
het scherm
Open Cassette Papierstoring [Naam van de cassette]
Open de klep Papierstoring Front
Open de klep Papierstoring Front
Open de klep Papierstoring Front
Open de klep Papierstoring Printerkap
Bericht
dat wordt
weerge-
geven
nadat op
de knop
<HELP> is
Pagina
met
meer
info
gedrukt
Foutcode
391, 392, 393, 394
372 pagina
380 pagina
390 pagina
381 pagina
pagina
104
95
97
103
97
Indicator <ATTENTION (LET OP)>
Bericht dat wordt weergegeven als u op de knop <HELP> drukt
䣊䣇䣎䣒
䣇䣴䣴䣱䣴䢢䣅䣱䣦䣧
傜䣚䣚傝 䣚䣚䣚䣚䣚䣚䣚䣚䣚
䣚䣚䣚
Bericht op het scherm (eerste regel) Bericht op het scherm (tweede regel)
Foutcode
䢢䢢䢢䢢䢢傍䢳䢱䢳䢲
Blader omhoog op het scherm
Blader omlaag op het scherm
Open de klep Papierstoring Printerkap
Controleer de duplexeenheid Papierstoring
Check Paper Meerdere vellen ingevoerd [Naam van de cassette]
Open Cassette Achterblijvend papier [Naam van de cassette]
Open de klep Achterblijvend papier Front
Open de klep Achterblijvend papier Printerkap
Open de klep Achterblijvend papier Printerkap
382, 383, 385
370, 371, 373
401 pagina
631, 632, 633, 634
637 pagina
638 pagina
639, 640 pagina
pagina
100
pagina
93
97
pagina
104
103
97
100
- 92 -
Er wordt een foutbericht weergegeven op het scherm
Bericht
dat wordt
Bericht op
het scherm
weerge-
geven
nadat op
de knop
<HELP> is
Pagina
met
meer
info
gedrukt
Foutcode
Controleer de duplexeenheid Achterblijvend papier
641, 642 pagina
93
Foutcode 370, 371, 373, 641 en 642
Er is een papierstoring opgetreden bij de duplexeenheid.
1 Open de klep aan de achterzijde (2)
door de vergrendelingshendel (1) midden op de achterzijde van de printer naar u toe te trekken.
1
3 Plaats de geleider aan de achterzijde (3)
weer in de oorspronkelijke stand en sluit de achterklep (2).
2
3
4 Steek uw vinger in de uitsparing aan de
rechterzijde van de printer en trek aan de openingshendel van de voorklep (5) om de voorklep (4) naar voren toe te openen.
Opmerking
● Open de voorklep voorzichtig. Als u deze snel opent, gaat de universele cassette mogelijk open.
4
Problemen verhelpen
2
2 Controleer op vastgelopen papier in de
printer. Als er vastgelopen papier is, verwijdert u het.
5
4
- 93 -
Er wordt een foutbericht weergegeven op het scherm
5 Trek de duplexeenheid (6) aan de
grepen (7) aan beide zijden naar buiten.
7
4
Problemen verhelpen
7 Plaats de duplexeenheid (6) terug.
6
7
8 Sluit de voorklep (2).
6
Opmerking
● De duplexeenheid kan niet worden verwijderd. Als deze geforceerd wordt verwijderd, kan deze beschadigd raken.
6 Open de bovenste klep (8) van de
duplexeenheid en controleer op vastgelopen papier. Als er vastgelopen papier is, trekt u het voorzichtig uit. Sluit vervolgens de bovenste klep (8).
8
2
Het verwijderen van vastgelopen papier is voltooid.
- 94 -
Er wordt een foutbericht weergegeven op het scherm
Foutcode 372
Er is een papierstoring opgetreden bij de voorklep.
1 Steek uw vinger in de uitsparing aan de
rechterzijde van de printer en trek aan de openingshendel van de voorklep (1) om de voorklep (2) naar voren toe te openen.
Opmerking
● Open de voorklep voorzichtig. Als u deze snel opent, gaat de universele cassette mogelijk open.
2
1
2 Verwijder voorzichtig het vastgelopen
papier in de richting van de pijl als u een rand van het vastgelopen papier kunt zien, en ga vervolgens naar stap 10. Als u geen vastgelopen papier kunt vinden, gaat u naar stap 3.
3 Open de klep aan de achterzijde (4)
door de vergrendelingshendel (3) op de achterzijde van de printer naar u toe te trekken.
3
4
Problemen verhelpen
4
4 Controleer op vastgelopen papier in de
printer. Als er vastgelopen papier is, verwijdert u het.
- 95 -
5 Plaats de geleider aan de achterzijde (5)
weer in de oorspronkelijke stand en sluit de achterklep (4).
4
5
Er wordt een foutbericht weergegeven op het scherm
6 Steek uw vinger in de uitsparing aan de
rechterzijde van de printer en trek aan de openingshendel van de voorklep (1) om de voorklep (2) naar voren toe te openen.
Opmerking
● Open de voorklep voorzichtig. Als u deze snel opent, gaat de universele cassette mogelijk open.
4
Problemen verhelpen
2
7 Trek de duplexeenheid (7) aan de
grepen (6) aan beide zijden naar buiten.
8 Open de bovenste klep (8) van de
duplexeenheid en controleer op vastgelopen papier. Als er vastgelopen papier is, trekt u het voorzichtig uit de duplexeenheid. Sluit vervolgens de bovenste klep (8).
8
1
9 Plaats de duplexeenheid (7) terug.
6
6
7
Opmerking
● De duplexeenheid kan niet worden verwijderd. Als deze geforceerd wordt verwijderd, kan deze beschadigd raken.
7
10 Sluit de voorklep (2).
2
Het verwijderen van vastgelopen papier is voltooid.
- 96 -
Er wordt een foutbericht weergegeven op het scherm
Foutcodes 380, 401
Er is een papierstoring opgetreden bij de voorklep.
Bij code 401 wordt vastgelopen papier misschien automatisch uitgeworpen. In dat geval kunt u de fout annuleren door de voorklep te openen en weer te sluiten.
1 Steek uw vinger in de uitsparing aan de
rechterzijde van de printer en trek aan de openingshendel van de voorklep (1) om de voorklep (2) naar voren toe te openen.
Opmerking
● Open de voorklep voorzichtig. Als u deze snel opent, gaat de universele cassette mogelijk open.
1
2
3 Sluit de voorklep (2).
2
Het verwijderen van vastgelopen papier is voltooid.
Foutcodes 381 en 638
Er is een papierstoring opgetreden onder een image drum.
1 Steek uw vinger in de uitsparing aan de
rechterzijde van de printer en trek aan de openingshendel van de voorklep (1) om de voorklep (2) naar voren toe te openen.
Opmerking
● Open de voorklep voorzichtig. Als u deze snel opent, gaat de universele cassette mogelijk open.
4
Problemen verhelpen
2 Verwijder het vastgelopen papier
voorzichtig in de richting van de pijl als u een rand van het vastgelopen papier kunt zien.
1
2
- 97 -
Er wordt een foutbericht weergegeven op het scherm
2 Open de bovenste klep (3).
4
3 Verwijder de afdrukcartridge (4) en leg
Problemen verhelpen
die op een vlakke ondergrond.
4
5 Trek het vastgelopen papier voorzichtig
de printer in ( in de richting van de pijl)
3
als u een rand van het vastgelopen papier kunt zien op de achterzijde van de registratiegeleider (5).
5
6 Open de registratiegeleider (5) in de
richting van de pijl.
4 Dek de verwijderde afdrukcartridge
(4) af met papier, zodat die niet wordt blootgesteld aan het licht.
5
7 Trek het vastgelopen papier voorzichtig
in de richting van de pijl als u een rand van het vastgelopen papier kunt zien aan de voorkant.
4
- 98 -
Er wordt een foutbericht weergegeven op het scherm
8 Trek het vastgelopen papier voorzichtig
in de richting van de pijl als u een rand van het vastgelopen papier kunt zien aan de achterkant.
9 Trek het vastgelopen papier
voorzichtig naar buiten terwijl u de ontgrendelingshendel (6) van de fuser omhoog tilt als u geen rand van het vastgelopen papier kunt zien.
Als er nog steeds een rand van het vastgelopen papier in de fuser zit, trekt u het vastgelopen papier voorzichtig uit de fuser de printer in.
10 Plaats de afdrukcartridge (4) voorzichtig
terug in de printer.
4
4
Problemen verhelpen
11 Sluit de bovenste klep (3).
Memo
● U kunt de bovenste klep goed sluiten als u de voorklep half sluit. Let op dat u de voorklep niet weer helemaal open laat gaan.
6
3
- 99 -
Er wordt een foutbericht weergegeven op het scherm
12 Sluit de voorklep (2).
Opmerking
● De voorklep kan niet worden gesloten als de klep aan de bovenzijde niet goed gesloten is.
4
Problemen verhelpen
Het verwijderen van vastgelopen papier is voltooid.
Foutcodes 382, 383, 385, 639 en 640
Er is een papierstoring opgetreden bij de fuser.
1 Steek uw vinger in de uitsparing aan de
rechterzijde van de printer en trek aan de openingshendel van de voorklep (1) om de voorklep (2) naar voren toe te openen.
Opmerking
● Open de voorklep voorzichtig. Als u deze snel opent, gaat de universele cassette mogelijk open.
2
1
2
2 Open de kap aan de bovenzijde.
3
- 100 -
Loading...