CONFORMITEITSVERKLARING
Hierbij verklaart, NOKIA CORPORATION,
dat het toestel RM-92 in
overeenstemming is met de essentiële
eisen en de andere relevante bepalingen
conformiteitsverklaring kunt u vinden op de volgende website:
http://www.nokia.com/phones/declaration_of_conformity/.
De doorgestreepte container wil zeggen dat het product binnen de
Europese gemeenschap voor gescheiden afvalverzameling moet worden
aangeboden aan het einde van de levensduur van het product. Dit geldt
voor het apparaat, maar ook voor alle toebehoren die van dit symbool
een gedeelte ervan in enige vorm zonder voorafgaande geschreven toestemming
van Nokia is verboden.
Nokia, Nokia Connecting People, Pop-Port en Visual Radio zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. Namen van andere
producten en bedrijven kunnen handelsmerken of handelsnamen van de
respectievelijke eigenaren zijn.
Nokia tune is een geluidsmerk van Nokia Corporation.
This product is licensed under the MPEG-4 Visual Patent Portfolio License (i) for
personal and noncommercial use in connection with information which has been
encoded in compliance with the MPEG-4 Visual Standard by a consumer engaged
in a personal and noncommercial activity and (ii) for use in connection with
MPEG-4 video provided by a licensed video provider. No license is granted or shall
be implied for any other use. Additional information, including that related to
promotional, internal, and commercial uses, may be obtained from MPEG LA, LLC.
See <http://www.mpegla.com>.
Dit product is gelicentieerd onder de MPEG4 Visual Patent Por tfolio License (i) voor
privé- en niet-commercieel gebruik in verband met informatie die is geëncodeerd
volgens de visuele norm MPEG4 door een consument in het kader van een privé- en
niet-commerciële activiteit en (ii) voor gebruik in verband met MPEG4videomateriaal dat door een gelicentieerde videoaanbieder is verstrekt. Voor ieder
ander gebruik is of wordt expliciet noch impliciet een licentie verstrekt.
Aanvullende informatie, waaronder informatie over het gebruik voor promotionele
doeleinden, intern gebruik en commercieel gebruik, is ve rkrijgbaar bij MPEG LA, LLC.
Zie <http://www.mpegla.com>.
Nokia voert een beleid dat gericht is op continue ontwikkeling. Nokia behoudt zich
het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen en verbeteringen aan
te brengen in de producten die in dit document worden beschreven.
In geen geval is Nokia aansprakelijk voor enig verlies van gegevens of inkomsten of
voor enige bijzondere, incidentele, onrechtstreekse of indirecte schade.
De inhoud van dit document wordt zonder enige vorm van garantie verstrekt. Tenzij
vereist krachtens het toepasselijke recht, wordt geen enkele garantie gegeven
betreffende de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid of inhoud van dit document,
hetzij uitdrukkelijk hetzij impliciet, daaronder mede begrepen maar niet beperkt tot
impliciete garanties betreffende de verkoopbaarheid en de geschiktheid voor een
bepaald doel. Nokia behoudt zich te allen tijde het recht voor zonder voorafgaande
kennisgeving dit document te wijzigen of te herroepen.
De beschikbaarheid van bepaalde producten kan per regio verschillen. Neem
hiervoor contact op met de dichtstbijzijnde Nokia leverancier.
Dit apparaat bevat mogelijk onderdelen, technologie of software die onderhevig
zijn aan wet- en regelgeving betreffende export van de V.S. en andere landen.
Ontwijking in strijd met de wetgeving is verboden.
KENNISGEVING FCC / INDUSTRY CANADA
Het apparaat kan storingen veroorzaken bij het gebruik van een tv of radio
(bijvoorbeeld wanneer een telefoon in de nabijheid van ontvangstapparatuur wordt
gebruikt). De FCC of Industry Canada kan u verplichten het gebruik van de telefoon
te staken als dergelijke storingen niet kunnen worden verholpen. Neem contact op
met het dichtstbijzijnde servicepunt als u hulp nodig hebt. Dit appar aat voldoet aan
onderdeel 15 van de FCC-regels. Dit apparaat mag alleen worden gebruikt als: (1)
het toestel geen schadelijke storing veroorzaakt en (2) het toestel alle ontvangen
storing accepteert, ook storing die ongewenste werking kan veroorzaken.
Wijzigingen die niet nadrukkelijk zijn goedgekeurd door Nokia, kunnen de autoriteit
van de gebruiker om dit toestel te bedienen, ongeldig maken.
Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het niet opvolgen van de
richtlijnen kan gevaarlijk of onwettig zijn. Lees de volledige
gebruikershandleiding voor meer informatie.
SCHAKEL HET APPARAAT ALLEEN IN ALS
HET VEILIG IS Schakel het apparaat niet in als
het gebruik van mobiele telefoons verboden is
of als dit storing of gevaar zou kunnen
opleveren.
VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG
Houd u aan de lokale wetgeving. Houd terwijl
u rijdt uw handen vrij om uw voertuig te
besturen. De verkeersveiligheid dient uw eerste
prioriteit te hebben terwijl u rijdt.
STORING Alle draadloze apparaten kunnen
gevoelig zijn voor storing. Dit kan de werking
van het apparaat negatief beïnvloeden.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN
ZIEKENHUIZEN Houd u aan alle mogelijke
beperkende maatregelen. Schakel het apparaat
uit in de nabijheid van medische apparatuur.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN
VLIEGTUIGEN Houd u aan alle mogelijke
beperkende maatregelen. Draadloze
apparatuur kan storingen veroorzaken in
vliegtuigen.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT TIJDENS HET
TANKEN Gebruik het apparaat niet in een
benzinestation. Gebruik het apparaat niet in
de nabijheid van brandstof of chemicaliën.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN DE BUURT
VAN EXPLOSIEVEN Houd u aan alle mogelijke
beperkende maatregelen. Gebruik het
apparaat niet waar explosieven worden
gebruikt.
GEBRUIK HET APPARAAT VERSTANDIG
Gebruik het apparaat alleen in de normale
positie zoals in de productdocumentatie wordt
uitgelegd. Raak de antenne niet onnodig aan.
DESKUNDIG ONDERHOUD Dit product mag
alleen door deskundigen worden geïnstalleerd
of gerepareerd.
alleen goedgekeurde toebehoren en
batterijen. Sluit geen incompatibele
producten aan.
WATERBESTENDIGHEID Het apparaat is niet
waterbestendig. Houd het apparaat droog.
MAAK BACK-UPS Maak een back-up of een
gedrukte kopie van alle belangrijke gegevens.
AANSLUITEN OP ANDERE APPARATEN
Wanneer u het apparaat op een ander
apparaat aansluit, dient u eerst de handleiding
van het desbetreffende apparaat te
raadplegen voor uitgebreide
veiligheidsinstructies. Sluit geen
incompatibele producten aan.
ALARMNUMMER KIEZEN Controleer of de
telefoonfunctie van het apparaat
ingeschakeld en operationeel is. Druk zo vaak
als nodig is op de beëindigingstoets om het
scherm leeg te maken en terug te keren naar
het startscherm. Toets het alarmnummer in en
druk op de beltoets. Geef op waar u zich
bevindt. Beëindig het gesprek pas wanneer u
daarvoor toestemming hebt gekregen.
Informatie over het apparaat
Het draadloze apparaat dat in deze handleiding wordt
beschreven, is goedgekeurd voor gebruik in netwerken van
het type EGSM 850/900/1800/1900 en UMTS 2100. Neem
contact op met uw serviceprovider voor meer informatie
over netwerken.
Houd u bij het gebruik van de functies van dit apparaat aan
alle regelgeving en eerbiedig de privacy en legitieme
rechten van anderen.
Houd u, wanneer u beelden of video-opnamen maakt of
gebruikt, aan alle regelgeving en eerbiedig de lokale
gewoonten, privacy en legitieme rechten van anderen,
waaronder de auteursrechten.
Waarschuwing: Als u andere functies van dit
apparaat wilt gebruiken dan de alarmklok, moet het
apparaat zijn ingeschakeld. Schakel het apparaat niet in
wanneer het gebruik van draadloze apparatuur
storingen of gevaar kan veroorzaken.
De Quickoffice-toepassingen in het apparaat
ondersteunen de meestgebruikte functies van Microsoft
Word, PowerPoint en Excel (Microsoft Office 2000, XP en
2003). Niet alle bestandsindelingen kunnen worden
bekeken of gewijzigd.
Om de telefoon te kunnen gebruiken, moet u zijn
aangemeld bij een aanbieder van draadloze diensten. Veel
van de functies van dit apparaat zijn afhankelijk van de
functies die beschikbaar zijn in het draadloze netwerk.
Deze netwerkdiensten zijn mogelijk niet in alle netwerken
beschikbaar. Het kan ook zijn dat u specifieke regelingen
moet treffen met uw serviceprovider voordat u de
netwerkdiensten kunt gebruiken. Mogelijk krijgt u van uw
serviceprovider extra instructies voor het gebruik van de
diensten en informatie over de bijbehorende kosten. Bij
sommige netwerken gelden beperkingen die het gebruik
van netwerkdiensten negatief kunnen beïnvloeden. Zo
bieden sommige netwerken geen ondersteuning voor
bepaalde taalafhankelijke tekens en diensten.
Het kan zijn dat uw serviceprovider verzocht heeft om
bepaalde functies uit te schakelen of niet te activeren in
uw apparaat. In dat geval worden deze functies niet in het
menu van uw apparaat weergegeven. Uw apparaat kan ook
speciaal geconfigureerd zijn. Deze configuratie kan
menunamen, de menuvolgorde en symbolen betreffen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
serviceprovider.
Dit apparaat ondersteunt WAP 2.0-protocollen (HTTP en
SSL) die werken met TCP/IP-protocollen. Voor sommige
functies van dit apparaat, zoals MMS, browsen, e-mail en
het downloaden van inhoud met de browser of via MMS,
is netwerkondersteuning vereist.
Raadpleeg de leverancier van uw SIM-kaart voor informatie
over het gebruik van SIM-diensten. Dit kan de serviceprovider,
netwerkoperator of een andere leverancier zijn.
Toebehoren, batterijen en laders
Schakel het apparaat altijd uit en ontkoppel de lader
voordat u de batterij verwijdert.
Controleer het modelnummer van uw lader voordat u deze
bij dit apparaat gebruikt. Dit apparaat is bedoeld voor
gebruik met de volgende voedingsbronnen: een lader van
het type DC-4, AC-3 of AC-4 of een lader van het type AC-1,
ACP-8, ACP-12, LCH-8, LCH-9 of LCH-12 als het apparaat
wordt gebruikt met de adapter van het type CA-44.
Dit apparaat moet worden gebruikt met een batterij van
het type BL-5B.
Waarschuwing: Gebruik alleen batterijen, laders en
toebehoren die door Nokia zijn goedgekeurd voor
gebruik met dit model. Het gebruik van alle andere
types kan de goedkeuring of garantie doen vervallen en
kan gevaarlijk zijn.
Vraag uw leverancier naar de beschikbaarheid van
goedgekeurde toebehoren. Trek altijd aan de stekker en
niet aan het snoer als u toebehoren losmaakt.
In de Nokia N80 zijn MMS-, GPRS-, streaminginstellingen
en instellingen voor mobiel internet doorgaans
automatisch geconfigureerd in het apparaat op basis van
de gegevens van de serviceprovider of netwerkoperator.
De instellingen van uw serviceproviders zijn mogelijk al op
het apparaat geïnstalleerd of u ontvangt de instellingen
van de serviceproviders in een SMS-bericht.
Nokia-ondersteuning en
contactgegevens
Kijk op www.nokia.com/support of uw lokale website van
Nokia voor de nieuwste versie van deze handleiding,
aanvullende informatie, downloads en diensten voor uw
Nokia-product.
Op de website kunt u informatie krijgen over het gebruik
van Nokia-producten en diensten. Ga naar de lijst met
plaatselijke vertegenwoordigers van Nokia op
www.nokia.com/customerservice als u contact wilt
opnemen met de klantenservice.
Neem voor onderhoudsdiensten contact op met het
dichtstbijzijnde Nokia-servicecentrum op www.nokia.com/
repair.
Inhoud van een ander
apparaat overbrengen
U kunt inhoud, zoals contactgegevens, van een compatibel
Nokia-apparaat naar uw Nokia N80 overbrengen via een
Bluetooth- of infraroodverbinding. Het soort inhoud dat
kan worden overgebracht, is afhankelijk van het type
telefoon. Als het andere apparaat synchronisatie
ondersteunt, kunt u ook gegevens tussen het andere
apparaat en de Nokia N80 synchroniseren.
Vanwege copyrightbescherming kan het voorkomen dat
bepaalde afbeeldingen, muziek (waaronder beltonen) en
andere items niet kunnen worden gekopieerd, gewijzigd,
overgebracht of doorgestuurd.
U kunt de SIM-kaart in het andere apparaat plaatsen.
Wanneer de Nokia N80 wordt ingeschakeld zonder SIMkaart, wordt het profiel Offline automatisch geactiveerd.
Inhoud overbrengen
1 Als u de toepassing de eerste keer gebruikt, drukt u op
en selecteert u Instrum. > Overdracht. Als u de
toepassing al eerder hebt gebruikt en opnieuw
gegevens wilt overbrengen, selecteert u Overdr.ggvns.
Kies Doorgaan in de informatieweergave.
2 Geef aan of u een Bluetooth- of infraroodverbinding
wilt gebruiken om de gegevens over te brengen. Beide
apparaten moeten het geselecteerde verbindingstype
ondersteunen.
3 Ga als volgt te werk als u een Bluetooth-verbinding
gebruikt:
Als moet worden gezocht naar andere apparaten met
Bluetooth-connectiviteit, kiest u Doorgaan. Kies het
andere apparaat in de lijst. U wordt gevraagd een code
in te voeren op de Nokia N80. Voer een code in (1-16
cijfers) en kies OK. Voer dezelfde code ook in op het
andere apparaat en kies OK. De apparaten zijn nu
gepaard. Zie ‘Apparaten paren’ op pag. 96.
De toepassing Overdracht wordt als bericht verzonden
naar het andere apparaat. Open het bericht om
Overdracht te installeren op het andere apparaat en
volg de instructies op het display.
Sluit de twee apparaten aan als u een
infraroodverbinding gebruikt. Zie ‘Infraroodverbinding’
op pag. 97.
4 Selecteer vanaf de Nokia N80 de inhoud die u van het
andere apparaat wilt kopiëren.
De inhoud wordt gekopieerd vanuit het geheugen van het
andere apparaat naar de overeenkomende locatie in uw
Nokia N80. De tijd die benodigd is voor het kopiëren, is
afhankelijk van de desbetreffende hoeveelheid gegevens.
U kunt het kopiëren annuleren en later doorgaan.
Als het andere apparaat synchronisatie ondersteunt, kunt
u de gegevens in beide apparaten up-to-date houden. Als
u de synchronisatie met een compatibel Nokia-apparaat
wilt starten, selecteert u Telefoons, gaat u naar het
apparaat en kiest u Opties > Synchroniseren. Volg de
instructies op het display.
Als u het logboek van een eerdere overdracht wilt
bekijken, selecteert u Overdrachtslog.
Belangrijke symbolen
Het apparaat wordt gebruikt in een GSM-netwerk.
Het apparaat wordt gebruikt in een UMTS-netwerk
(netwerkdienst).
Er staan één of meer ongelezen berichten in de map
Dit wordt weergegeven als Beltoontype is ingesteld op
Stil en Berichtensignaaltoon, Chatsignaaltoon en
Signaaltoon e-mail zijn ingesteld op Uit.
De toetsen van het apparaat zijn vergrendeld.
Uw Nokia N80
Er is een alarm actief.
De tweede telefoonlijn wordt gebruikt (netwerkdienst).
Alle oproepen naar het apparaat worden
omgeleid naar een ander nummer. Als u twee
telefoonlijnen hebt (netwerkdienst), is het symbool
voor de eerste lijn en voor de tweede lijn.
Er is een compatibele hoofdtelefoon aangesloten op
het apparaat.
De verbinding met een compatibele hoofdtelefoon
met Bluetooth-connectiviteit is verbroken.
Er is een compatibel hoorapparaat aangesloten op het
apparaat.
Er is een compatibele Teksttelefoon aangesloten op
het apparaat.
Er is een gegevensoproep actief.
Er is een GPRS- of EDGE-pakketgegevensverbinding
beschikbaar.
Er is een GPRS- of EDGE-pakketgegevensverbinding
actief.
Er staat een GPRS- of EDGE-pakketgegevensverbinding
in de wachtstand.
Er is een UMTS-pakketgegevensverbinding beschikbaar.
Er is een UMTS-pakketgegevensverbinding actief.
Er staat een UMTS-pakketgegevensverbinding in de
wachtstand.
U hebt het zoeken naar draadloze LAN-netwerken
ingeschakeld en er is een draadloos LAN-netwerk
beschikbaar. Zie ‘Wireless LAN’ op pag. 115.
Er is een draadloze LAN-verbinding actief in een
netwerk met codering.
Er is een draadloze LAN-verbinding actief in een
netwerk zonder codering.
Bluetooth-connectiviteit is ingeschakeld.
Er worden gegevens verzonden met behulp van
Bluetooth-connectiviteit.
Er is een USB-verbinding actief.
Er is een infraroodverbinding actief. Als het symbool
op het apparaat knippert, wordt geprobeerd verbinding te
maken met het andere apparaat of is de verbinding
verbroken.
Als u de toetsen wilt blokkeren, sluit u het toetsenblok en
kiest u Ja wanneer Toetsenblok blokkeren? wordt
weergegeven. Als u het toetsenblok wilt blokkeren
wanneer het toetsenblok is gesloten, drukt u op de aan/uittoets en kiest u Toetsblk. blokkeren.
Als u de blokkering wilt opheffen, opent u het toetsenblok
of kiest u (Blok. oph.) en kiest u OK wanneer
Blokkering toetsenblok opheffen? wordt weergegeven.
Wanneer het toetsenblok is geblokkeerd, kunt u mogelijk
nog wel het geprogrammeerde alarmnummer bellen.
Volume- en luidsprekerregeling
Druk op of als u het
volume wilt verhogen of
verlagen tijdens een actieve
oproep of wanneer u naar een geluid luistert.
Door de ingebouwde luidspreker kunt u vanaf een korte
afstand spreken en luisteren zonder dat u het apparaat aan
uw oor moet houden.
Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij uw
oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien
het volume erg luid kan zijn.
Als u de luidspreker wilt gebruiken tijdens een gesprek,
kiest u Opties > Luidspreker insch..
Als u de luidspreker wilt uitschakelen, kiest u Opties >
Telefoon insch..
Klok
Druk op en kies Klok. Kies Opties > Alarm instellen om
een nieuw alarm in te stellen. Als een alarm actief is,
wordt weergegeven.
Als u het alarm wilt uitschakelen, kiest u Stop en als u het
alarm 5 minuten wilt stoppen, kiest u Snooze.
Als het tijdstip voor het alarmsignaal is aangebroken
terwijl het apparaat is uitgeschakeld, schakelt het
apparaat zichzelf in en wordt het waarschuwingssignaal
afgespeeld. Als u Stop selecteert, wordt u gevraagd of het
apparaat moet worden geactiveerd voor oproepen.
Selecteer Nee als u het apparaat wilt uitschakelen of Ja
als u het apparaat wilt gebruiken om te bellen en gebeld
te worden. Selecteer Ja niet wanneer het gebruik van
draadloze telefoons storingen of gevaar kan opleveren.
Als u een alarm wilt annuleren, kiest u Klok > Opties >
Als u de instellingen van de klok wilt wijzigen, kiest u
Klok > Opties > Instellingen.
Als u de tijd of de datum wilt wijzigen, kiest u Tijd of
Datum.
Uw Nokia N80
Als u de klok wilt wijzigen die in de standby-modus wordt
weergegeven, kiest u Type klok > Analoog of Digitaal.
Als u wilt toestaan dat de tijd-, datum- en
tijdzonegegevens op het apparaat worden bijgewerkt door
het netwerk van de mobiele telefoon (netwerkdienst),
kiest u Tijd via netw.operator > Automatisch
aanpassen.
Als u de alarmtoon wilt wijzigen, kiest u Alarmtoon klok.
Wereldklok
Als u de weergave Wereldklok wilt openen, opent u Klok
en drukt u op . In de weergave Wereldklok kunt u de
tijd in verschillende steden zien.
Als u steden aan de lijst wilt toevoegen, kiest u Opties >
Stad toevoegen. U kunt maximaal 15 steden aan de lijst
toevoegen.
Als u de huidige stad wilt instellen, gaat u naar de
gewenste stad en selecteert u Opties > Mijn huidige
stad. De stad wordt weergegeven in de beginweergave
van de klok en de tijd op het apparaat wordt aangepast aan
de geselecteerde stad. Controleer of de tijd juist is en
overeenkomt met de tijdzone.
Hoofdtelefoon
Sluit een compatibele
hoofdtelefoon aan op de
TM
Pop-Port
het apparaat.
Wanneer u de
hoofdtelefoon gebruikt,
kan uw vermogen om geluiden van buitenaf te horen
negatief worden beïnvloed. Gebruik de hoofdtelefoon niet
wanneer dit uw veiligheid in gevaar kan brengen.
-connector van
Waarschuwing:
Polsbandje
Rijg het bandje op de
aangegeven manier door
het apparaat en trek het
vast.
Het apparaat ondersteunt draadloos LAN (Local Area
Network). Met draadloos LAN kunt u met het apparaat
verbinding maken met internet en compatibele apparaten
die zijn voorzien van draadloos LAN. Zie ‘Eigen netwerk’ op
pag. 16 voor informatie over het gebruik van uw apparaat
in een thuisnetwerk.
In sommige plaatsen, bijvoorbeeld in Frankrijk, gelden
beperkingen op het gebruik van draadloos LAN. Raadpleeg
voor meer informatie de lokale autoriteiten.
Als functies gebruikmaken van draadloos LAN of als
dergelijke functies op de achtergrond worden uitgevoerd
terwijl u andere functies gebruikt, vergt dit extra
batterijcapaciteit en neemt de levensduur van de batterij
af.
Uw apparaat ondersteunt de volgende voorzieningen van
draadloos LAN:
• IEEE-standaard 802.11b/g
• Frequentie van 2,4 GHz
• WEP-coderingsmethoden (Wired Equivalent Privacy)
met sleutels tot 128 bit, WPA-toegang (Wi-Fi
Protected Access) en 802.1x. Deze functies kunnen
alleen worden gebruikt als het netwerk hiervoor
ondersteuning biedt.
U kunt een internettoegangspunt maken in een draadloos
LAN-netwerk en dit toegangspunt gebruiken voor
toepassingen waarvoor verbinding met internet vereist is.
Een internettoegangspunt maken
1 Druk op en kies Connect. > Verb.beh. > Beschk.
WLAN.
2 Er wordt gezocht naar draadloze LAN-netwerken
binnen het bereik. Ga naar het netwerk waarin u een
internettoeganspunt wilt maken en kies Opties >
Toeg.pt definiëren.
3 Er wordt een internettoegangspunt gemaakt met
standaardinstellingen. Zie ‘Toegangspunten’ op pag.
112 als u deze instellingen wilt bekijken of wijzigen.
Wanneer u wordt gevraagd een toegangspunt te
selecteren, selecteert u het gemaakte toegangspunt en als
u wilt zoeken naar draadloze LAN-netwerken binnen het
bereik, kiest u Zoeken naar WLAN.
Er wordt een draadloze LAN-verbinding tot stand gebracht
als u een gegevensverbinding maakt met een
internettoegangspunt voor een draadloos LAN-netwerk.
De actieve draadloze LAN-verbinding wordt beëindigd
wanneer u de gegevensverbinding beëindigt. Zie
‘Verbindingsbeheer’ op pag. 99 als u de verbinding wilt
beëindigen.
U kunt draadloos LAN gebruiken tijdens een gesprek of
wanneer pakketgegevens actief zijn. U kunt met maximaal
één draadloos LAN-toegangspunt tegelijkertijd verbinding
hebben, maar verschillende toepassingen kunnen dezelfde
draadloze LAN-verbinding gebruiken.
Wanneer u het profiel Offline activeert, kunt u nog steeds
draadloos LAN (indien beschikbaar) gebruiken. Zorg ervoor
Uw Nokia N80
dat u voldoet aan de veiligheidseisen wanneer u een
draadloze LAN-verbinding tot stand brengt en gebruikt.
Draadloos LAN kent twee modi: de infrastructuurmodus
en de ad-hoc modus.
In de infrastructuurmodus is uw apparaat verbonden met
een toegangspunt voor draadloos LAN. Via het
toegangspunt hebt u toegang tot andere compatibele
apparaten of een bekabeld LAN.
In de ad-hoc modus kunnen compatibele apparaten
onderling rechtstreeks gegevens verzenden en ontvangen.
Zie ‘Toegangspunten’ op pag. 112 als u een
internettoegangspunt wilt maken voor het ad-hoc
netwerk.
Tip! Als u het unieke MAC-adres (Media Access
Control) wilt controleren voor uw apparaat, typt u
*#62209526# in de stand-bymodus.
Eigen netwerk
Uw apparaat is compatibel met de UPnP-architectuur
(Universal Plug and Play). Met een toegangspunt of router
voor draadloze LAN-netwerken, kunt u een eigen netwerk
maken en compatibele UPnP-apparaten op het netwerk
aansluiten die draadloze LAN-netwerken ondersteunen,
zoals de Nokia N80, een compatibele pc, een compatibele
printer, en een compatibel geluidssysteem, een
compatibele tv of een geluidssysteem of tv die is uitgerust
met een compatibele draadloze multimedia-ontvanger.
Als u het thuisnetwerk hebt geconfigureerd, kunt u
compatibele mediabestanden die zijn opgeslagen in
Galerij kopiëren, bekijken of afspelen op de andere
aangesloten apparaten. U kunt bijvoorbeeld foto's die u op
uw Nokia N80 hebt opgeslagen, bekijken op een
compatibele tv. Zie ‘Eigen netw.’ op pag. 38 en
‘Afbeeldingen afdrukken’ op pag. 44.
Vanwege auteursrechtbescherming kan het voorkomen dat
bepaalde afbeeldingen, muziek (waaronder beltonen) en
andere inhoud niet kunnen worden gekopieerd,
overgebracht, bekeken, afgespeeld of afgedrukt.
Als u een thuisnetwerk wilt installeren in uw draadloze
LAN, moet u eerst een toegangspunt maken en instellen en
vervolgens de apparaten instellen. Definieer op de Nokia
N80 de instellingen in de toepassing Eigen netw.. Zie
‘Eigen netw.’ op pag. 38. Als u een compatibele pc met het
thuisnetwerk wilt verbinden, moet u de Home Media
Server-software installeren van de cd-rom die bij de Nokia
N80 is geleverd.
Wanneer u alle apparaten hebt ingesteld die op het
netwerk zijn aangesloten, kunt u het thuisnetwerk gaan
gebruiken. Zie ‘Mediabestanden bekijken’ op pag. 40.
In het thuisnetwerk worden de beveiligingsinstellingen van
de draadloze LAN-verbinding gebruikt. Gebruik de
voorziening voor het thuisnetwerk in een draadloos LANinfrastructuurnetwerk met een draadloos LANtoegangspunt en ingeschakelde codering.
Belangrijk: Schakel altijd een van de beschikbare
coderingsmethoden in om zodoende de beveiliging van de
draadloze LAN-verbinding te vergroten. Met coderingen
beperkt u het risico op ongeoorloofde toegang tot uw
gegevens.
Zie ‘Toegangspunten’ op pag. 112 als u de instellingen van
het draadloze LAN-internettoegangspunt wilt bekijken of
wijzigen in uw Nokia N80.
Belangrijke informatie over de
beveiliging
Schakel bij het instellen van het draadloze LANthuisnetwerk een coderingsmethode in, eerst op het
toegangspunt of de router, vervolgens op de andere
compatibele apparaten die u op het thuisnetwerk wilt
aansluiten. Raadpleeg de documentatie van de apparaten.
Houd wachtwoorden geheim en bewaar deze op een
veilige plek, afzonderlijk van de apparaten.
Zie ‘Toegangspunten’ op pag. 112 als u de instellingen van
het draadloze LAN-internettoegangspunt wilt bekijken of
wijzigen in uw Nokia N80.
Als u de ad-hoc modus gebruikt om een thuisnetwerk te
maken met een compatibel apparaat, schakelt u een van
de coderingsmethoden in WLAN-beveil.modus in
wanneer u het internettoegangspunt instelt. Met deze
stap beperkt u het risico dat onbevoegden toegang kunnen
krijgen tot het ad hoc-netwerk.
U krijgt een melding zodra met een ander apparaat wordt
geprobeerd verbinding te maken met uw apparaat en met
het thuisnetwerk. Accepteer geen verbindingsaanvragen
van een onbekend apparaat.
Als u draadloos LAN gebruikt in een netwerk zonder
codering, schakelt u het delen van Nokia N80-bestanden
met andere apparaten uit of schakelt u het delen van
privé-mediabestanden uit. Zie ‘Eigen netw.’ op pag. 38 als
u de instellingen voor delen wilt wijzigen.
U kunt een compatibele miniSD-kaart
gebruiken als extra opslagruimte om
geheugen te besparen op het apparaat.
U kunt ook een back-up van het
apparaat maken op de geheugenkaart.
Uw Nokia N80
Gebruik alleen compatibele miniSD-kaarten met dit
apparaat. Andere geheugenkaarten, zoals RS-MMC
(Reduced Size MultiMediaCard), passen niet in de
geheugenkaartsleuf en zijn niet compatibel met dit
apparaat. Als u een incompatibele geheugenkaart
gebruikt, kan schade ontstaan aan de geheugenkaart en
het apparaat en kunnen de gegevens die op de
incompatibele kaart zijn opgeslagen, beschadigd raken.
Gebruik alleen miniSD-kaarten die door Nokia voor
gebruik met dit apparaat zijn goedgekeurd. Nokia
hanteert de goedgekeurde industrienormen voor
geheugenkaarten, maar niet alle merken functioneren
correct of zijn volledig compatibel met dit apparaat.
Houd alle geheugenkaarten buiten bereik van kleine
kinderen.
De geheugenkaart plaatsen
1 U plaatst de
geheugenkaart door uw
vinger in de uitsparing
boven het klepje van de
geheugenkaartsleuf te
plaatsen en het klepje te
openen.
2 Plaats de geheugenkaart
in de sleuf. Daarbij
moeten de
contactpunten van de
kaart naar boven zijn
gericht in de richting van
de sleuf en moet de
afgeschuinde hoek naar de onderkant van het apparaat
zijn gericht.
3 Schuif de kaart naar binnen. U
kunt horen wanneer de kaart
vastklikt.
4 Sluit het klepje. U kunt de
geheugenkaart niet gebruiken als
het klepje openstaat.
De geheugenkaart verwijderen
1 Druk voordat u de kaart
verwijdert op de aan/uit-toets en kies Geheugenkrt
wordt weergegeven, opent u het klepje van de
geheugenkaartsleuf.
3 Druk op de geheugenkaart om deze los te maken uit de
sleuf.
4 Verwijder de geheugenkaart. Kies OK als het apparaat
is ingeschakeld.
Belangrijk: Verwijder de geheugenkaart nooit
tijdens een bewerking waarbij de kaart wordt gebruikt.
Wanneer u de kaart tijdens een dergelijke bewerking
verwijdert, kan schade ontstaan aan de geheugenkaart en
het apparaat en kunnen de gegevens die op de kaart zijn
opgeslagen, beschadigd raken.
Een geheugenkaart formatteren
Wanneer een geheugenkaart wordt geformatteerd, gaan
alle gegevens op de kaart definitief verloren.
Sommige geheugenkaarten zijn voorgeformatteerd.
Andere kaarten moet u zelf eerst formatteren. Raadpleeg
uw leverancier om te achterhalen of u de geheugenkaart
moet formatteren voor het eerste gebruik.
U formatteert een geheugenkaart door Opties >
Geh.kaart formatt. te kiezen. Kies Ja ter bevestiging.
Bestandsbeheer
Uw Nokia N80
Geheugenkaart
Druk op en kies Instrum. > Geheugen. U kunt een
compatibele miniSD-kaart gebruiken als extra
opslagruimte en voor het maken van back-ups van de
informatie in het apparaatgeheugen.
Als u een back-up van het apparaatgeheugen wilt maken
op een compatibele geheugenkaart, kiest u Opties >
Reservekopie.
Als u de informatie van de compatibele geheugenkaart wilt
terugzetten in het apparaatgeheugen, kiest u Opties >
Herst. vanaf kaart.
Voor een groot aantal functies van het apparaat, zoals
contacten, berichten, afbeeldingen, video’s, beltonen,
agendanotities, documenten en gedownloade
toepassingen, wordt geheugen gebruikt voor de opslag
van gegevens. De hoeveelheid beschikbaar geheugen is
afhankelijk van de hoeveelheid gegevens die al in het
geheugen van het apparaat is opgeslagen.
U kunt een compatibele geheugenkaart gebruiken als
extra opslagruimte. Geheugenkaarten zijn herschrijfbaar,
zodat u oude gegevens kunt verwijderen en nieuwe
gegevens op de geheugenkaart kunt opslaan.
Als u wilt bladeren in bestanden en mappen in het
geheugen van het apparaat of op een geheugenkaart
(indien geplaatst), drukt u op en kiest u Instrum. >
Best.beh. De weergave van het apparaatgeheugen ()
wordt geopend. Druk op om de weergave van de
geheugenkaart () te openen, indien beschikbaar.
Als u bestanden wilt verplaatsen of kopiëren naar een
Uw Nokia N80
map, drukt u tegelijk op en om een bestand te
markeren en kiest u Opties > Verplaats naar map of
Kopiëren naar map.
Als u naar een bestand wilt zoeken, kiest u Opties >
Zoeken en het geheugen waarin u wilt zoeken. Voer
vervolgens een zoektekst in die overeenkomt met de
bestandsnaam.
Geheugengebruik weergeven
Als u wilt bekijken welke typen gegevens het apparaat
bevat en hoeveel geheugen wordt gebruikt door de
verschillende gegevenstypen, kiest u Opties > Gegevens
geheugen. De hoeveelheid beschikbaar geheugen wordt
weergegeven in Vrij geheugen.
Geheugen vrijmaken als het bijna vol is
U krijgt een melding als het geheugen op het apparaat of
het geheugen van de geheugenkaart bijna vol is.
Als u geheugen wilt vrijmaken, brengt u gegevens over
naar een compatibele geheugenkaart, als u deze hebt.
Markeer de bestanden die u wilt verplaatsen, kies
Verplaats naar map > Geheugenkaart en selecteer een
map.
U kunt mediabestanden ook overbrengen naar een
compatibele pc, bijvoorbeeld met de optie voor het
overbrengen van bestanden in Galerij. Zie ‘Een back-up
maken van bestanden’ op pag. 38.
Tip! Met Nokia Phone Browser in Nokia PC Suite kunt
u de verschillende geheugens in het apparaat bekijken
en gegevens overbrengen.
Als u gegevens wilt verwijderen om geheugen vrij te
maken, gebruikt u Best.beh. of gaat u naar de
desbetreffende toepassing. U kunt bijvoorbeeld de
volgende items verwijderen:
• Berichten in de mappen Inbox, Ontwerpen en
Verzonden in Berichten.
• Opgehaalde e-mailberichten in het geheugen van het
apparaat.
• Opgeslagen webpagina's.
• Opgeslagen afbeeldingen, video's of geluidsbestanden.
• Contactgegevens.
• Agendanotities.
• Gedownloade toepassingen. Zie ook
‘Toepassingsbeheer’ op pag. 122.
Gebruik sneltoetsen om het apparaat snel optimaal te
kunnen gebruiken. Raadpleeg de desbetreffende
hoofdstukken in deze gebruikershandleiding voor meer
informatie over de functies.
Standby-modus
• Houd ingedrukt en selecteer een toepassing om te
schakelen tussen geopende toepassingen. Als er
onvoldoende geheugen is, is het mogelijk dat
toepassingen automatisch worden gesloten. Voordat
een toepassing wordt gesloten, worden nietopgeslagen gegevens opgeslagen.
Als toepassingen op de achtergrond worden uitgevoerd,
vergt dit extra batterijcapaciteit en neemt de
gebruiksduur van de batterij af.
• Als u de camera wilt starten, houdt u de opnametoets
langer dan 1 seconde ingedrukt.
• Houd ingedrukt om uw voicemailbox
(netwerkdienst) te bellen.
• Druk op of houd deze toets ingedrukt als u
multimediatoepassingen wilt openen. Zie
‘Multimediatoets’ op pag. 109.
• Als u het profiel wilt wijzigen, drukt u op en
selecteert u een profiel.
• Als u wilt schakelen tussen de profielen Algemeen en
Stil, houdt u ingedrukt. Als u twee telefoonlijnen
hebt (netwerkdienst), wordt met deze actie geschakeld
tussen de twee lijnen.
• Als u de lijst met laatst gekozen nummers wilt openen,
drukt u op .
• Houd ingedrukt om spraakopdrachten te
gebruiken.
• Als u een verbinding met het Diensten tot stand wilt
brengen, houdt u ingedrukt. Zie ‘Diensten’ op
pag. 80.
Raadpleeg ‘De modus Actief standby’ op pag. 107 voor
meer sneltoetsen die beschikbaar zijn in de standbymodus.
Tekst en lijsten bewerken
• Als u een item in een lijst wilt markeren, gaat u erheen
en drukt u tegelijkertijd op en .
• Als u meerdere items in een lijst wilt markeren, houdt
u ingedrukt en drukt u tegelijkertijd op of .
Als u de selectie wilt beëindigen, laat u
achtereenvolgens en los.
• Zo kopieert en plakt u tekst: houd ingedrukt om
letters en woorden te selecteren. Druk tegelijkertijd op
of om tekst te markeren. Houd ingedrukt
en kies Kopiëren om de tekst naar het klembord te
kopiëren. Houd ingedrukt en kies Plakken om de
tekst in een document in te voegen.
Het apparaat beschikt over contextgevoelige Help. Als u
vanuit een geopende toepassing de Help voor de huidige
weergave wilt openen, kiest u Opties > Help.
Uw Nokia N80
Tijdens het lezen van de instructies kunt u teruggaan naar
de toepassing die op de achtergrond geopend is door
ingedrukt te houden.
Als u de Help wilt openen vanuit het hoofdmenu kiest u
Instrum. > Help. Selecteer de gewenste toepassing om de
De zelfstudie bevat informatie over enkele functies van het
apparaat. Als u de zelfstudie wilt openen via het menu,
drukt u op en kiest u Persoonlijk > Zelfstudie en het
gedeelte dat u wilt bekijken.
Camera
De Nokia N80 heeft twee camera's: een camera met een
hoge resolutie achter op het apparaat (de hoofdcamera) en
een camera met een lage resolutie aan de voorkant (de
tweede camera). U kunt met beide camera's foto's maken
en video's opnemen. De tweede camera aan de voorkant
wordt gebruikt in de modus 'Staand' en de hoofdcamera
aan de achterkant in de modus 'Liggend'.
De Nokia N80 ondersteunt een beeldresolutie van 2048 x
1536 pixels. De beeldresolutie kan in deze documentatie
anders worden weergegeven.
Als u de camera wilt
activeren, drukt u op
en kiest u Beeldbew. >
Camera of houdt u de
opnametoets ingedrukt. In
the zoeker is het
opnamebeeld zichtbaar.
Als u tussen de twee
camera's wilt schakelen,
kiest u Opties > Tweede camera of Camera achter.
De foto's en videoclips worden automatisch opgeslagen in
de map Afb. en video in Galerij. De foto's die u met de
camera neemt, hebben de .jpeg-indeling. Videoclips
worden opgenomen in de .3gpp-indeling met de
bestandsextensie .3gp (voor de videokwaliteitsmodus
'Normaal' of 'Delen') of in de .mp4-indeling (voor de
videokwaliteitsmodus 'Hoog'). Zie ‘Video-instellingen’ op
pag. 31.
U kunt afbeeldingen en video's verzenden via een
multimediabericht, als e-mailbijlage of via een Bluetoothverbinding.
Foto's maken
Als de camera in de Videomodus staat, opent u de
afbeeldingsmodus door Opties > Afbeeldingsmodus te
kiezen.
Als u de tweede camera wilt selecteren, bijvoorbeeld als u
zelf ook op de foto wilt staan, kiest u Opties > Tweede
camera.
Als u kopieën van overgebrachte bestanden wilt
verwijderen en geheugen wilt vrijmaken voor nieuwe
foto's, kiest u Opties > Ga naar beschikb. geh. (alleen
mogelijk voor de hoofdcamera).
Druk op de opnametoets van de hoofdcamera om een foto
te nemen. Als u de tweede camera gebruikt, drukt u op de
bladertoets. Beweeg het apparaat niet totdat de foto is
opgeslagen.
Als u de instellingen voor belichting en kleur wilt wijzigen
Camera
voordat u een foto maakt, kiest u Opties >
Afbeeldingsinstellingen. Zie ‘Beeldinstellingen: kleur en
belichting’ op pag. 26.
Het opslaan van een vastgelegde afbeelding kan langer
duren als u de instellingen voor zoomen, belichting of
kleur hebt gewijzigd.
Als u een opnamemodus wilt selecteren, kiest u Opties >
Afbeeldingsinstellingen > Modus. Zie ‘Opnamemodi’ op
pag. 27.
Symbolen voor de camera:
• De symbolen voor het apparaatgeheugen ( ) en de
geheugenkaart ( ) (1) geven aan waar afbeeldingen
worden opgeslagen.
• Het afbeeldingssymbool (2) geeft aan hoeveel
afbeeldingen, afhankelijk van de geselecteerde
beeldkwaliteit, er in het resterende geheugen van het
apparaat of op de geheugenkaart passen (als deze is
geplaatst).
• Het symbool voor de opnamemodus (3) geeft de
actieve opnamemodus aan.
• Het flitssymbool (4)
geeft aan of de flits is
ingesteld op
Automatisch (),
Rode ogen (),
Aan () of Uit ().
• Het beeldresolutiesymbool (5) geeft de
kwaliteit van de foto
aan.
• Het reeksmodussymbool (6) geeft aan dat de
reeksmodus actief is. Zie ‘Foto's nemen in een reeks’ op
pag. 25.
• Het symbool voor de zelfontspanner (7) geeft aan dat
de zelfontspanner actief is. Zie ‘Foto's maken met de
zelfontspanner’ op pag. 25.
Sneltoetsen:
• Blader omhoog of omlaag om in of uit te zoomen. Het
zoomsymbool, dat aan de zijkant wordt weergegeven,
geeft het zoomniveau aan.
• Blader naar links als u Afbeeldingsinstellingen wilt
opgeven. Zie ‘Beeldinstellingen: kleur en belichting’ op
pag. 26.
Houd rekening met het volgende wanneer u een foto
neemt:
• Gebruik beide handen om de camera stil te houden.
• Gebruik de juiste opnamemodus voor elke omgeving als
u foto- of video-opnamen maakt in een wisselende
omgeving.
• De kwaliteit van een ingezoomde foto is lager dan die
van een niet-ingezoomde foto.
• Als u een poosje niet op een toets drukt, wordt de
batterijspaarstand geactiveerd. Druk op om door te
gaan met het nemen van foto's.
Ga als volgt te werk nadat de foto is gemaakt:
• Als u de foto niet wilt houden, drukt u op of kiest
u Opties > Verwijderen.
• Als u de foto wilt verzenden Via multimedia, Via e-
mail, Via Bluetooth of Via infrarood, drukt u op
of kiest u Opties > Zenden. Zie ‘Berichten’ op pag. 50
en ‘Bluetooth-connectiviteit’ op pag. 93 voor meer
informatie. Deze optie is niet beschikbaar tijdens een
actieve oproep.
• Als u tijdens een actief gesprek een afbeelding wilt
verzenden, kiest u Opties > Verzenden naar beller.
• Als u de foto wilt bewerk en, kiest u Opties > Bewerken.
Zie ‘Afbeeldingen bewerken’ op pag. 29.
• Als u de foto wilt afdrukken, kiest u Opties >
Afdrukken. Zie ‘Afbeeldingen afdrukken’ op pag. 44.
Foto's nemen in een reeks
Geavanceerde reeks is alleen beschikbaar in de
hoofdcamera.
Als u meerdere foto's in een reeks wilt nemen, kiest u
Opties > Geavanceerde reeks en stelt u de
opnamefrequentie in. Het aantal foto's wordt beperkt door
de beschikbare hoeveelheid geheugen.
Druk op de opnametoets om de foto's te nemen.
Wanneer u de foto's hebt genomen, worden deze in een
raster op het display weergegeven. Druk op als u een
foto wilt bekijken.
U kunt de reeksmodus ook gebruiken in combinatie met de
zelfontspanner.
Druk op de opnametoets als u terug wilt naar de zoeker in
de reeksmodus.
Foto's maken met de zelfontspanner
De zelfontspanner is alleen beschikbaar in de
hoofdcamera.
Met de zelfontspanner kunt u een opname uitstellen,
zodat u zelf ook op de foto kan komen te staan. U stelt
de -zelfontspanner in door Opties > Zelfontsp.
activeren > 2 seconden, 10 seconden of 20 seconden te
kiezen. Kies Activeren om de zelfontspanner te activeren.
Wanneer de zelfontspanner is geactiveerd, knippert het
zelfontspannersymbool () en hoort u een geluidssignaal. De foto wordt genomen wanneer de
geselecteerde vertraging is verstreken.
Camera
U kunt de reeksmodus ook gebruiken in combinatie met de
zelfontspanner.
Tip! Kies Opties > Zelfontsp. activeren > 2
seconden zodat uw hand stil is wanneer u een foto
maakt.
De flitser
De flitser is alleen beschikbaar in de hoofdcamera.
Houd een veilige afstand aan wanneer u de flitser
gebruikt. Richt de flitser niet van dichtbij op mensen of
dieren. Dek de flitser niet af wanneer u een foto maakt.
De camera heeft een LED-flitser voor omstandigheden
met weinig licht. Beschikbare flitsermodi: Automatisch
(), Rode ogen (), Aan () en Uit ().
Als u de flitser wilt gebruiken, kiest u Opties >
Afbeeldingsinstellingen > Flitser > Aan.
Als de flitser in een situatie met veel licht is ingesteld op
Uit of Automatisch, wordt een zwak flitslicht gebruikt bij
het nemen van de foto. Zo kan de persoon van wie u een
foto maakt, zien wanneer de foto wordt gemaakt. Dit
zwakke flitslicht heeft geen effect op de belichting van de
foto.
Als de flitser is ingesteld op Rode ogen, worden rode ogen
in de foto gecorrigeerd.
Beeldinstellingen: kleur en belichting
Als u de kleuren en belichting van de camera nauwkeuriger
wilt instellen of als u effecten wilt toevoegen aan uw foto's
of video's, kiest u Opties > Afbeeldingsinstellingen of
Video-instellingen en maakt u een keuze uit de volgende
opties:
Modus - Hiermee kiest u een geschikte opnamemodus
voor de omgeving waarin u foto's maakt. Elke
opnamemodus heeft eigen belichtingsinstellingen die zijn
afgestemd op een specifieke omgeving.
Flitser (alleen voor foto's) - Hiermee stelt u de flitser in op
basis van de hoeveelheid licht. Zie ‘De flitser’ op pag. 26.
Witbalans - Hiermee selecteert u de huidige
belichtingssituatie in de lijst. Met behulp van deze optie
kunt u de kleuren van de camera nauwkeuriger instellen.
Belichtingswaarde (alleen voor foto's) - Hiermee stelt u de
belichtingstijd van de camera in.
Kleurtoon - Hiermee selecteer u een kleureffect in de lijst.
Scherpheid beeld (alleen voor foto's) - Hiermee stelt u de
scherpte van het beeld in.
Helderheid - Hiermee kiest u de gewenste helderheid.
Contrast - Hiermee kiest u het gewenste contrast.
Kleurverzadiging - Hiermee stelt u de kleurdiepte van de
foto in.
Het schermdisplay wordt aangepast aan de nieuwe
instellingen, zodat u ziet hoe de foto's of video's eruit
komen te zien.
De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de
geselecteerde camera.
De instellingen zijn cameraspecifiek, dus als u de
instellingen van de tweede camera wijzigt, worden de
instellingen van de hoofdcamera niet gewijzigd. De
instellingen zijn echter wel zowel op de afbeeldings- als op
de videomodus van toepassing.
Wanneer u de camera sluit, worden de standaardinstellingen weer actief. Als u een nieuwe opnamemodus
selecteert, worden de instellingen vervangen door die van
de geselecteerde opnamemodus. Zie ‘Opnamemodi’ op
pag. 27. Als u de instellingen wilt wijzigen, doet u dit dan
nadat u een opnamemodus hebt geselecteerd.
Opnamemodi
Met een opnamemodus krijgt u automatisch de juiste
instellingen voor kleur en belichting voor de huidige
omgeving. Selecteer in de lijst met opnamemodi een
geschikte opnamemodus voor het maken van foto's of het
opnemen van videoclips. De instellingen van elke
opnamemodus zijn afgestemd op een bepaalde stijl of
omgeving.
Het apparaat heeft een close-upschakelaar onder de lens
van de hoofdcamera. Met de close-upschakelaar kunt u
aangeven of u close-upfoto's wilt maken of foto's van
tekst. Als u standaard in de close-upmodus wilt werken,
stelt u de schakelaar in op de close-upmodus ( ). Als u
wilt schakelen tussen Close-upmodus en Documenttekst,
kiest u Opties > Afbeeldingsinstellingen > Modus.
Als u een andere opnamemodus wilt selecteren, zet u de
schakelaar weer in de normale positie (), kiest u
Opties > Afbeeldingsinstellingen of Videoinstellingen > Modus en selecteert u de gewenste
opnamemodus.
Video-opnamemodi
Automatisch () (standaard) en Nacht ()
Foto-opnamemodi
Automatisch () (standaard), Gebruiker gedef. (),
Staand (), Liggend (), Sport () (wanneer u de
modus Sport gebruikt, wordt de resolutie van de foto's
beperkt tot 1280x960. Zie Afbeeldingskwaliteit in
‘Instellingen van fotocamera aanpassen’ op pag. 28.),
Nacht, liggend (), Nacht, staand () en Kaarslicht
Camera
().
Wanneer u foto's maakt, is de standaardopnamemodus
Automatisch. U kunt de opnamemodus Gebruiker gedef.
selecteren als standaardmodus.
Als u uw eigen opnamemodus geschikt wilt maken voor
een bepaalde omgeving, gaat u naar Gebruiker gedef. en
kiest u Opties > Wijzigen. In de door de gebruiker
gedefinieerde opnamemodus kunt u verschillende
belichtings- en kleurinstellingen vastleggen. Als u de
instellingen van een andere opnamemodus wilt kopiëren,
kiest u Gebaseerd op modus en de gewenste
opnamemodus.
De beschikbare opnamemodi zijn afhankelijk van de
geselecteerde camera.
Instellingen van fotocamera aanpassen
U kunt twee soorten instellingen gebruiken voor de
fotocamera: de Afbeeldingsinstellingen en de
begininstellingen. Zie ‘Beeldinstellingen: kleur en
belichting’ op pag. 26 als u de Afbeeldingsinstellingen
wilt wijzigen. Als u de camera sluit, worden de
standaardinstellingen weer hersteld, terwijl de
begininstellingen gehandhaafd blijven tot u deze weer
wijzigt. Als u de begininstellingen wilt wijzigen, kiest u
Opties > Instellingen en maakt u een keuze uit de
volgende opties:
Afbeeldingskwaliteit—Afdrukken 3M - Groot (resolutie
2048 x 1536), Afdr. 2M - Normaal (resolutie 1600 x
1200), Afdrukken 1,3M - Klein (resolutie 1280 x 960), E-
mail 0,5M (resolutie 800 x 600) of MMS 0,3M (resolutie
640 x 480). Hoe hoger de kwaliteit, hoe meer
geheugenruimte de afbeelding inneemt. Als u de
afbeelding wilt afdrukken, kiest u Afdrukken 3M - Groot,
Afdr. 2M - Normaal of Afdrukken 1,3M - Klein. Kies Email 0,5M als u de afbeelding via e-mail wilt verzenden.
Kies MMS 0,3M als u de afbeelding via MMS wilt
verzenden.
Naar album - Geef aan of u de afbeelding in een bepaald
album wilt opslaan in Galerij. Als u Ja kiest, wordt een lijst
met beschikbare albums geopend.
Opgenomen afb. tonen - Kies Ja als u de vastgelegde
afbeelding wilt bekijken nadat deze is gemaakt, of
selecteer Nee als u direct wilt doorgaan met het nemen
van foto's.
Digitale zoom (alleen mogelijk voor de hoofdcamera) -
Kies Aan als u maximaal wilt inzoomen bij het nemen van
een foto. De kwaliteit van een ingezoomde foto is lager dan
die van een niet-ingezoomde foto. Als u wel wilt inzoomen
maar de geselecteerde beeldkwaliteit behouden moet
blijven, kiest u Uit.
Stand.naam afbeelding - Hiermee definieert u de
standaardnaam voor de afbeeldingen.
Opnametoon - Hiermee kiest u de toon die moet klinken
bij het maken van een foto.
Gebruikt geheugen - Hiermee selecteert u de
opslaglocatie voor afbeeldingen.
Afbeeldingen bewerken
Als u een nieuwe foto of de foto's in Galerij wilt bewerken,
kiest u Opties > Bewerken.
Kies Effect toepassen als u de foto bijvoorbeeld wilt
bijsnijden en draaien, kenmerken zoals helderheid, kleur,
contrast en resolutie wilt aanpassen of een effect, tekst,
illustratie of kader aan de foto wilt toevoegen.
Als u een afbeelding wilt bijsnijden, kiest u Opties > Effect
toepassen > Snijden. Als u de afbeelding handmatig wilt
bijsnijden, selecteert u Handmatig of kiest u een vooraf
gedefinieerde beeldverhouding in de lijst. Als u Handmatig
kiest, wordt in de linkerbovenhoek van de afbeelding een
kruis weergegeven. Verschuif de bladertoets om het gebied
te selecteren dat u wilt bijsnijden en kies Instellen. Er
verschijnt een tweede kruis in de rechterbenedenhoek.
Selecteer wederom het gebied dat u wilt bijsnijden. Als u
het eerste geselecteerde gebied wilt aanpassen, kiest u
Terug. Tezamen vormen de geselecteerde gebieden een
rechthoek ter grootte van de bijgesneden afbeelding.
Als u een vooraf gedefinieerde beeldverhouding hebt
gekozen, selecteert u de linkerbovenhoek van het gebied
dat u wilt bijsnijden. Met de bladertoets kunt u het
formaat van het gemarkeerde gebied wijzigen. Druk op
als u het geselecteerde gebied wilt blokkeren. Met de
bladertoets kunt u het gebied binnen de foto verplaatsen.
Druk op om het gebied te selecteren dat u wilt
bijsnijden.
Kies Opties > Effect toepassen > Rode-ogenreductie als
u rode ogen in een afbeelding wilt corrigeren. Verplaats
het kruis naar het oog en druk op . Er verschijnt een lus
op het display. Verplaats de bladertoets om het formaat
van de lus te wijzigen zodat het oog er precies in past.
Druk op om de rode kleur te corrigeren.
Sneltoetsen in de afbeeldingseditor:
• Als u een afbeelding wilt bekijken op het volledige
scherm, drukt u op . Druk nogmaals op om
terug te keren naar de normale weergave.
• Als u een afbeelding met de klok mee of tegen de klok
in wilt draaien, drukt u op of .
• Als u wilt in- of uitzoomen, drukt u op of .
• Als u wilt schuiven in een ingezoomde afbeelding,
bladert u omhoog, omlaag, naar links of naar rechts.
Als de camera in de Afbeeldingsmodus staat, selecteert u
de videomodus door Opties > Videomodus te kiezen.
Camera
Als u de tweede camera wilt selecteren, bijvoorbeeld als u
zelf ook in beeld wilt komen in de video, kiest u Opties >
Tweede camera.
Als u kopieën van overgebrachte bestanden wilt
verwijderen en geheugen wilt vrijmaken voor nieuwe
videoclips, kiest u Opties > Ga naar beschikb. geh.
(alleen mogelijk voor de hoofdcamera).
1 Druk in de hoofdcamera op de opnametoets of druk in
de tweede camera op om een opname te starten.
Het opnamepictogram wordt weergegeven. De
LED-indicator begint te branden en u hoort een geluid
ten teken dat de opname is gestart. Dit heeft geen
effect op de belichting van de video.
2 U kunt de opname op elk gewenst moment
onderbreken door op Pauze te drukken. Het
pauzepictogram () knippert op het display. De
video-opname wordt automatisch gestopt als u de
opname onderbreekt en gedurende één minuut niet op
een toets drukt.
3 Selecteer Doorgaan om de opname te hervatten.
4 Selecteer Stop om de opname te stoppen. De videoclip
wordt automatisch opgeslagen in de map Afb. en
video van Galerij. Zie ‘Galerij’ op pag. 35.
Als u de instellingen voor belichting en kleur wilt wijzigen
voordat u een video-opname maakt, kiest u Opties >
Video-instellingen. Zie ‘Beeldinstellingen: kleur en
belichting’ op pag. 26.
Als u een opnamemodus wilt selecteren, kiest u Opties >
Video-instellingen > Modus. Zie ‘Opnamemodi’ op
pag. 27.
Symbolen voor de videorecorder:
• De symbolen voor het
apparaatgeheugen
() en de
geheugenkaart ( ) (1)
geven aan waar de
video wordt
opgeslagen.
• Het symbool voor de
huidige videolengte
(2) geeft de verstreken
en resterende tijd aan.
• Het symbool voor de opnamemodus (3) geeft de actieve
opnamemodus aan.
• Het symbool voor de beeldstabilisator (4) geeft aan dat
de beeldstabilisator actief is, zodat de effecten van
kleine bewegingen op de scherpte van het beeld
worden beperkt (alleen voor de hoofdcamera).
• Het microfoonsymbool (5) geeft aan dat de microfoon
wordt gedempt.