Nokia C110, C111 User Manual [nl]

Nokia C110/C111 draadloze LAN-kaart
Gebruikershandleiding

V oor uw veiligheid

Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het negeren van de regels kan gevaarlijk of illegaal zijn. Meer gedetailleerde informatie vindt u in deze gebruikershandleiding.
Verkeersveiligheid op de eerste plaats
Gebruik de draadloze LAN-kaart niet tijdens het rijden; parkeer uw auto eerst.
Een draadloze LAN-kaart kan mogelijk storing ontvangen, wat van invloed kan zijn op de prestaties.
Ziekenhuizen en vliegtuigen
Draadloze LAN-kaarten kunnen storing veroorzaken. Houd u aan alle geldende voorschriften.
De kaart uitschakelen wanneer u benzine tankt
Gebruik de draadloze LAN-kaart niet bij een tankstation. Gebruik het apparaat niet in de buurt van brandstof of chemicaliën.
De kaart uitschakelen in omgevingen waar met explosieven wordt gewerkt
Gebruik de draadloze LAN-kaart niet op plaatsen waar explosies kunnen ontstaan. Neem beperkingen in acht en houd rekening met bepalingen en regels.
Verstandig gebruik
Gebruik het apparaat uitsluitend in de normale werkstand.
Gebruik maken van erkende service
De apparatuur mag uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden gerepareerd.
Accessoires
Gebruik alleen goedgekeurde accessoires. Sluit geen producten aan die niet compatibel zijn.
Waterbestendigheid
De draadloze LAN-kaart is NIET waterdicht. De garantie van het apparaat vervalt bij schade die is veroorzaakt door een vloeibare substantie.
Reservekopieën
Zorg ervoor dat u reservekopieën maakt van alle belangrijke gegevens.
Aansluiting op andere apparaten
Als u het apparaat op andere apparatuur wilt aansluiten, lees dan de gebruikershandleiding van het desbetreffende apparaat en neem de veiligheidsinstructies in acht. Sluit geen producten aan die niet compatibel zijn.
CONFORMITEITSVERKLARING NOKIA MOBILE PHONES Ltd. verklaart op eigen verantwoordelijkheid dat de producten DTN-10 en
DTN-11 conform zijn aan de bepalingen van de volgende Richtlijn van de Raad: 1999/5/EC.
Copyright © Nokia Mobile Phones 2000-2001. Alle rechten voorbehouden. Onrechtmatige reproductie, overdracht, distributie of opslag van dit document of een gedeelte ervan in
enige vorm zonder voorafgaande geschreven toestemming van Nokia is verboden. Nokia en Nokia Connecting People zijn gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation.
Namen van andere producten en bedrijven, kunnen handelsmerken of handelsnamen van de respectieve eigenaren zijn.
Includes MD5 algorithm software from RSA Security. Nokia voert een beleid dat gericht is op continue ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor zonder
voorafgaande kennisgeving wijzigingen en verbeteringen aan te brengen in de producten die in dit document worden beschreven.
In geen geval is Nokia aansprakelijk voor enig verlies van gegevens of inkomsten of voor enige bijzondere, incidentele, onrechtstreekse of indirecte schade.
De inhoud van dit document wordt zonder enige vorm van garantie verstrekt. Tenzij vereist krachtens het toepasselijke recht, wordt geen enkele garantie gegeven betreffende de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid of inhoud van dit document, hetzij uitdrukkelijk hetzij impliciet, daaronder mede begrepen maar niet beperkt tot impliciete garanties betreffende de verkoopbaarheid en de geschiktheid voor een bepaald doel. Nokia behoudt zich te allen tijde het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving dit document te wijzigen of te herroepen.
De beschikbaarheid van bepaalde producten kan per regio verschillen. Neem hiervoor contact op met de dichtstbijzijnde Nokia leverancier.

Inhoudsopgave

Inleiding 7
Draadloos LAN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Beveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Antennes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Aan de slag 12
Installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Basisinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Verbinding maken met een netwerk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
De kaart verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
De installatie van de Nokia C110/111 verwijderen . . . . . . . 19
Voorzieningen van de Nokia C110/C111 20
Venster Monitor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Venster Manager . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Profielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Status . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Algemene instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Diagnose . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Updates . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Beheerder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
SIM-services . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Beveiligingsopties 43
WEP-beveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Smart cards . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Problemen oplossen 50
Installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Netwerk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Draadloos LAN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Hulpbronnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Hardware . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Smart card . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Specificaties kaart 58
Fysieke specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Radiospecificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Belangrijke veiligheidsinformatie 59
Belangrijke informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
FCC Declaration of Conformity Statement . . . . . . . . . . . . . . 62
Verzorging en onderhoud 63 Woordenlijst 64 Index 69

Inleiding

De Nokia C110 draadloze LAN-kaart en de Nokia C111 draadloze LAN-kaart zijn extended type II PC-kaarten, waarmee gegevens kunnen worden verzonden met een snelheid van maximaal 11 Mbit per seconde binnen een draadloos Local Area Network (LAN). De Nokia C110 beschikt over twee interne antennes voor compacte afmetingen. De Nokia C111 is voorzien van twee interne antennes en twee externe antenneaansluitingen.
De Nokia C110/C111 draadloze LAN-kaart:
Voldoet aan de standaard IEEE 802.11b.
Ondersteunt gegevenssnelheden van 1, 2, 5.5 en 11 Mbits/seconde.
Werkt bij een frequentie van 2,4 GHz en gebruikt direct sequence spread
spectrum (DSSS) radiotechnologie.
Ondersteunt de besturingssystemen ® 95, Windows® 98, Windows® Me, Windows® 2000 en Windows NT® 4.0. Raadpleeg voor overige ondersteunde besturingssystemen de Nokia website op www.forum.nokia.com.
Met de draadloze LAN-kaarten van Nokia kunt u draadloze verbindingen tot stand brengen tussen laptopcomputers die compatibel zijn met deze technologie, handheld computers, bureau-PC's en overige apparatuur met een type II of III pc-kaartsleuf, en een normaal Local Area Network. Dit gebeurt via een toegangspunt. In plaats van kabels worden hier radiogolven gebruikt voor het verzenden en ontvangen van gegevens via de ether. Met de Nokia C110/111 kunt u:
een infrastructuurnetwerk instellen, waarbij draadloze stations via een toegangspunt communiceren met bekabelde LAN-stations en draadloze stations. U kunt draadloze toegang krijgen tot bijvoorbeeld de databases van uw bedrijf, e-mail, het Internet en overige netwerkresources.
een ad hoc-netwerk instellen waarbij draadloze stations onderling rechtstreeks gegevens verzenden en ontvangen. U hebt geen toegangspunt nodig, en zolang de draadloze stations zich binnen bereik bevinden kunt u bijvoorbeeld bestanden delen en uitwisselen.
De Nokia C110/C111 wordt geleverd met een geïntegreerde smart card-lezer. Belangrijke informatie, zoals beveiligingssleutels en persoonlijke netwerkprofielen voor een gemakkelijke verplaatsing tussen netwerken, kunnen worden opgeslagen op een smart card.
7

Draadloos LAN

De draadloze LAN-kaarten die in dit document worden beschreven, zijn goedgekeurd voor gebruik in een draadloos lokaal netwerk (LAN).
Een draadloze LAN-kaart maakt gebruik van de datatransmissiecapaciteit van een draadloos LAN om bijvoorbeeld gegevens te verzenden en te ontvangen, te surfen op het Internet en om verbindingen met andere computers tot stand te brengen.
Vanaf de meeste locaties waar de draadloze LAN-kaart werkt, kan een verbinding voor gegevensoverdracht tot stand worden gebracht. Het verdient echter aanbeveling de draadloze LAN-kaart naar een locatie te verplaatsen waar een zo sterk mogelijk netwerksignaal kan worden ontvangen. Wanneer het signaal sterk is, is de gegevensoverdracht efficiënt.
De volgende factoren kunnen draadloze verbindingen negatief beïnvloeden:
Ruis
Elektronische apparatuur kan radiostoringen veroorzaken. Ook in gebieden waar veel draadloze LAN-kaarten worden gebruikt, kan de kwaliteit van de draadloze verbinding door andere draadloze LAN-kaarten teruglopen.
Roaming (bewegen)
Aangezien de draadloze LAN-kaart van het ene toegangspunt naar het andere wordt verplaatst, zal de signaalsterkte van het kanaal verminderen. Als gevolg daarvan kan de gebruiker naar een ander ontvangstgebied en een andere frequentie worden overgedragen, waar het signaal sterker is. Door variaties in de belasting van het netwerk kan roaming (bewegen) ook optreden wanneer een gebruiker ter plaatse blijft.
Elektrostatische ontlading
Ontlading van statische elektriciteit van een vinger of een geleider kan leiden tot storingen in elektrische apparaten. De ontlading kan leiden tot een instabiele werking van de software. Netwerkverbindingen kunnen onbetrouwbaar worden, gegevens kunnen beschadigd raken en de overdracht kan worden beëindigd. In dat geval moet u de bestaande verbinding (indien aanwezig) verbreken, de draadloze LAN-kaart stoppen en deze uit de pc-sleuf verwijderen. Plaats de draadloze LAN-kaart vervolgens terug in de pc-kaartsleuf en probeer het opnieuw.
Dode punten en signaaluitval
Dode punten zijn plaatsen waar geen radiosignalen kunnen worden ontvangen. Signaaluitval treedt op wanneer de gebruiker van een draadloze LAN-kaart een gebied betreedt waar het radiosignaal is geblokkeerd of verminderd door geografische of structurele belemmeringen.
8
Signaalverzwakking
Afstand en hindernissen kunnen leiden tot verkeerd gereflecteerde signalen, waardoor de signaalsterkte kan afnemen.
Lage signaalsterkte
Door afstand of hindernissen kan de sterkte van het radiosignaal van een toegangspunt niet sterk of stabiel genoeg zijn om een betrouwbare draadloze verbinding voor communicatie tot stand te brengen. Neem daarom de volgende regels in acht, zodat u verzekerd bent van een optimale communicatie:
Een dataverbinding werkt het best als de draadloze LAN-kaart niet wordt bewogen.
Plaats de draadloze LAN-kaart niet op een metalen oppervlak.
Belangrijk!
Waarschuwing: Gebruik de draadloze LAN-kaart niet wanneer het
gebruik van draadloze apparatuur verboden is of wanneer dit storingen of gevaar kan opleveren. De draadloze LAN-kaart kan dezelfde soort storing veroorzaken als een mobiele telefoon en mag niet worden gebruikt in gebieden waar dit niet is toegestaan.
Waarschuwing: Wanneer u uw computer verplaatst, dient u ervoor te
zorgen dat u geen schade toebrengt aan het uitstekende gedeelte van de aangebrachte draadloze LAN-kaart.
Waarschuwing: In Europa mag deze apparatuur worden gebruikt in
de volgende lidstaten van de EU: Oostenrijk, België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Dit apparaat kan tevens worden gebruikt in Noorwegen en Zwitserland.
Waarschuwing: Gebruik de draadloze LAN-kaart uitsluitend in de
genoemde landen. Als u de kaart in een ander land of met een onjuiste landinstelling gebruikt, is dit mogelijk onwettig.
Waarschuwing: Deze apparatuur werkt bij 2,4 - 2,4835 GHz. Houd er
rekening mee dat het gebruik van deze apparatuur in Frankrijk alleen is toegestaan op een frequentieband van 2,445 - 2,4835 GHz (kanalen 10, 11, 12 en 13).
Opmerking: Verzonden gegevens worden niet standaard versleuteld
door de draadloze LAN-kaart. Zie www.forum.nokia.com voor meer informatie over de beveiliging van gegevenstransmissies.
9

Beveiliging

Beveiligingskwesties dienen altijd zorgvuldig in overweging te worden genomen voor een veilige verzending van gegevens binnen zowel bekabelde als draadloze LAN’s. Binnen de huidige draadloze systemen dienen de draadloze stations bijvoorbeeld te worden geauthentificeerd door toegangspunten om ongeoorloofde toegang tot het netwerk te voorkomen. Authentificatie is een service waarbij identiteit wordt bevestigd, bijvoorbeeld van een gebruiker of een computer, of waarbij de oorsprong van een verzonden bericht wordt bevestigd.
De Nokia C110/C111 ondersteunt het wired equivalent privacy (WEP) protocol en biedt beveiliging die gelijkwaardig is aan die van een wired local area network. Het WEP-protocol gebruikt de algoritme RC4 met een geheime sleutel van maximaal 128-bits, die gegevens versleutelt voordat deze via radiogolven worden verzonden. Dit biedt beveiliging tegen indringers en ongeoorloofde toegang tot de gegevens. Wanneer de draadloze stations binnen een draadloos LAN via WEP willen communiceren, dienen ze te beschikken over dezelfde geheime sleutel.
De Nokia C110/C111 wordt geleverd met een geïntegreerde smart card-lezer. Smart cards en smart card-lezers zijn een hulpmiddel voor het beheer van veilige gebruikersauthentificatie binnen een draadloos LAN. Ook kunnen gebruikers probleemloos een authentificatiemiddel meenemen in de vorm van smart cards. Op een smart card kunnen belangrijke gegevens worden opgeslagen, zoals veiligheidssleutels en netwerkprofielen. De smart card­lezer leest de gegevens die op de computerchip staan en zendt die ter verwerking naar het netwerk. De smart card wordt beveiligd via een PIN­code. U krijgt pas toegang tot de inhoud van de smart card als u de juiste PIN­code hebt ingevoerd.
Waarschuwing: Houd alle miniatuur smartcards buiten het bereik van
kleine kinderen.

Antennes

De Nokia C110/C111 draadloze LAN-kaart is voorzien van twee interne antennes in een extensiedoos voor betere signaalkwaliteit en ontvangst. Net als bij andere apparaten die radiosignalen uitzenden, moet u de antenne niet onnodig aanraken tijdens gebruik van de draadloze LAN-kaart. Contact met de antenne heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van de verzending en kan ervoor zorgen dat de draadloze LAN-kaart meer stroom verbruikt dan normaal gesproken nodig is.
Opmerking: Controleer of de antenne wijst in de richting van het
toegangspunt en in een open gebied is geplaatst. Bedek de antenne niet.
10
De Nokia C111 heeft twee aansluitpunten voor externe antennes, voor een groter ontvangstgebied. De Nokia C111 kan worden gebruikt met maximaal twee externe antennes tegelijk. Gebruik alleen de bijgeleverde antennes of goedgekeurde externe antennes. Niet-goedgekeurde antennes, aanpassingen of extra hulpmiddelen kunnen de LAN-kaart beschadigen en kunnen in strijd zijn met bepalingen omtrent radioapparatuur.
Als u maar één externe antenne gebruikt, worden de beste resultaten verkregen door de externe antenne aan te sluiten op het rechter aansluitpunt van de draadloze LAN-kaart.
Rechter antenneaansluiting
Figuur 1 - Nokia C111
Waarschuwing: Gebruik alleen accessoires die zijn goedgekeurd door de
fabrikant van de draadloze LAN-kaart bij deze speciale draadloze LAN-kaart. Gebruik van andere accessoires kan leiden tot verval van goedkeuringen voor of garanties op de draadloze LAN-kaart, en kan gevaarlijk zijn.
Voorzichtig: Wanneer u de kabel van een externe antenne losmaakt,
moet u aan de stekker trekken en niet aan het snoer.
Opmerking: Neem contact op met uw leverancier voor de
beschikbaarheid van goedgekeurde accessoires.
Voorzichtig: Om te kunnen voldoen aan de FCC-
vereisten voor blootstelling aan radiofrequentie van een mobiele zender, moet een minimale afstand van 20 cm in acht worden genomen tussen personen en de antenne tijdens zending.
11

Aan de slag

U dient een aantal netwerkinstellingen op te geven om met de Nokia C110/C111 draadloze LAN-kaart toegang te krijgen tot en te kunnen werken binnen een draadloos LAN. Als draadloze stations met elkaar moeten communiceren binnen de draadloze LAN, moeten deze stations bepaalde instellingen delen. Bij de meeste instellingen kunt u de standaardwaarde laten staan of indien van toepassing de automatische optie gebruiken, tenzij bijvoorbeeld de systeembeheerder een andere keuze adviseert.
Opmerking: Wanneer u bepaalde instellingen hebt gewijzigd, kunt u het
verzoek krijgen om het systeem opnieuw te starten. Start de computer opnieuw, zodat de nieuwe instellingen van kracht worden.
Voor verschillende draadloze LANs zijn verschillende instellingen nodig. Alle benodigde instellingen worden geconfigureerd wanneer u een netwerkprofiel maakt. Een profiel is een verzameling instellingen die nodig zijn voor de verbinding met een draadloos LAN. Met de Nokia C110/C111 hoeft u deze instellingen niet allemaal te onthouden of telkens opnieuw te configureren wanneer u de draadloze LAN-kaart wilt gebruiken. U kunt heel gemakkelijk overschakelen naar een ander netwerk, bijvoorbeeld van het hoofdkantoor naar een filiaal, door alleen het juiste profiel te kiezen. U kunt alle instellingen wijzigen door de bestaande profielen te bewerken. Zie Profielen’ op pagina 22 voor meer informatie.
Tijdens de installatie van de software worden automatisch drie profielen met voorgedefinieerde instellingen gemaakt. Met de profielen Snel Infrastructuur en Snel Ad Hoc krijgt u snel en gemakkelijk toegang tot een draadloos LAN: u hoeft geen netwerkinstellingen te configureren. Het profiel Snel Infrastructuur wordt gebruikt voor het verkrijgen van toegang tot openbare toegangszones of uw bedrijfsnetwerk. Het profiel Snel Ad Hoc wordt gebruikt voor het instellen van een netwerk waarin draadloze stations rechtstreeks met elkaar communiceren zonder de tussenkomst van toegangspunten. Wanneer u een van deze profielen activeert, wordt een lijst met beschikbare netwerken weergegeven. Hierin kunt u het netwerk kiezen met de beste signaalsterkte en gegevenssnelheid voor communicatie. Het derde voorgedefinieerde profiel, Bekabeld LAN, bevat de oorspronkelijke netwerkinstellingen die nodig zijn voor toegang tot het lokale bekabelde LAN. Zie Standaardprofielen gebruiken op pagina 18 voor meer informatie.

Installatie

Voor instructies over de installatie van de Nokia C110/C111 kunt u de afzonderlijke Installatiehandleiding op de cd-rom raadplegen.
12

Basisinstellingen

De parameters die minimaal moeten worden geconfigureerd, worden hieronder opgesomd.
Opmerking: Alle draadloze stations in een draadloos LAN moeten de
basisinstellingen delen als de stations onderling moeten gaan communiceren.

Land

U moet altijd de landinstellingen configureren naar het land waar u op dit moment de draadloze LAN-kaart gebruikt. Als u de Nokia C110/C111 draadloze LAN-kaart in een ander, niet genoemd, land gebruikt of als u deze gebruikt met een onjuiste landinstelling, kan dit illegaal zijn.
De landinstelling kan worden opgegeven op de pagina Algemene instellingen.

Besturingsmodus

Met de Nokia C110/C111 kunnen verschillende typen communicatie in een draadloos LAN worden gebruikt. Er zijn twee besturingsmodi waaruit kan worden gekozen: infrastructuur en ad hoc.
Infrastructuur
Bij de infrastructuurbesturingsmodus worden twee typen communicatie onderscheiden:
Draadloze stations communiceren onderling via een toegangspunt.
Draadloze stations communiceren via een toegangspunt met een bekabeld
LAN-station.
Figuur 2 - Infrastructuur netwerken
13
Het voordeel van de infrastructuurmodus is dat u meer controle hebt over de netwerkverbindingen aangezien deze door een toegangspunt komen. Een draadloos station kan via een toegangspunt toegang verkrijgen tot de services die voor een gewoon bekabeld LAN beschikbaar zijn.
Ad hoc
In de ad hoc-modus communiceren draadloze stations rechtstreeks met elkaar, waardoor een toegangspunt niet nodig is. U hoeft alleen de draadloze LAN-kaarten in de stations te plaatsen, de nodige configuraties in te stellen en de communicatie te starten. Ad hoc-netwerken zijn eenvoudig op te zetten, maar de communicatie blijft beperkt tot stations die binnen het bereik vallen.
Figuur 3 - Ad hoc-netwerken
Selecteer de gewenste besturingsmodus wanneer u een nieuw profiel maakt met de wizard Profiel. Als u de besturingsmodus later weer wilt wijzigen, gaat u naar de pagina Profielen en klikt u op Bewerken.

Naam netwerk:

De netwerknaam is de naam van het draadloze LAN waarmee de kaart een verbinding tot stand kan brengen. Deze wordt gewoonlijk door een systeembeheerder in een toegangspunt geprogrammeerd. U kunt de netwerknaam bij de systeembeheerder opvragen.
U kunt meerdere netwerknamen voor ieder profiel opslaan. Als u meerdere netwerknamen invoert, moeten de namen van elkaar worden gescheiden door een puntkomma, bijvoorbeeld: Hoofdkantoor;Kantoor4.
Een netwerk kan subnetwerken bevatten die allemaal een andere naam hebben, bijvoorbeeld: Kantoor_wlan1, Kantoor_wlan2, Kantoor_wlan3, enzovoort. Eén profiel kan worden gebruikt om de draadloze LAN-kaart een verbinding te laten maken met alle subnetwerken. De netwerknaam het zogenoemde jokerteken * bevatten, dat als plaatsvervanger voor een of meer letters of cijfers kan dienen. Door het jokerteken te gebruiken, kunt u Kantoor_wlan* als netwerknaam opgeven, waarna de draadloze LAN-kaart een verbinding tot stand kan brengen met alle netwerken waarvan de naam begint met Kantoor_wlan.
14
In de ad hoc-besturingsmodus kunnen de gebruikers zelf een naam geven aan het netwerk.
Opmerking: De netwerknaam kan maximaal 32 alfanumerieke tekens
lang zijn. Standaard wordt in de netwerknaam onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters. Als u deze eigenschap wilt wijzigen, gaat u naar de pagina Algemene instellingen en selecteert u de tab Geavanceerd. Daar schakelt u het selectievakje Netwerknamen met hoofdletters/kleine letters uit.
Als u de netwerknaam later weer wilt wijzigen, gaat u naar de pagina Profielen en klikt u op Bewerken.

Kanaal

De Nokia C110/C111 werkt in de 2,4 GHz frequentieband. U moet een radiofrequentiekanaal opgeven waarop de draadloze LAN-kaart wordt gebruikt. Hoeveel kanalen beschikbaar zijn om uit te kiezen, kan per land verschillen, aangezien bepaalde landen een beperkt aantal kanalen ter beschikking hebben.
U kunt de optie Automatische kanaalselectie inschakelen wanneer u een nieuw profiel maakt met de wizard Profiel: er wordt automatisch een beschikbaar kanaal aan u toegewezen zonder dat u een kanaal hoeft op te geven. U kunt er echter ook voor kiezen het juiste kanaal zelf te selecteren. In dat geval moet u ervoor zorgen dat de draadloze LAN-kaart hetzelfde kanaal gebruikt als het toegangspunt.
Als u de kanaalinstelling later weer wilt wijzigen, gaat u naar de pagina Profielen en klikt u op Bewerken.

Verbinding maken met een netwerk

Met de Nokia C110/C111 draadloze LAN-kaart maakt u automatisch verbinding met het toegangspunt en met het netwerk dat de beste kwaliteit voor communicatie biedt. Als u de computer naar een andere locatie in het netwerk verplaatst en buiten bereik van het toegangspunt, wordt uw computer door middel van de roaming-functionaliteit automatisch met een ander toegangspunt in hetzelfde netwerk in verbinding gebracht. Zolang dat u binnen bereik van toegangspunten in hetzelfde netwerk blijft, blijft uw computer een verbinding met het netwerk houden.
Wanneer de software voor de Nokia C110/C111 is geïnstalleerd, kunt u verbinding maken met een draadloos LAN. Voor instructies over de installatie van de Nokia C110/C111 kunt u de afzonderlijke Installatiehandleiding op de cd-rom raadplegen.
15
1
Steek de draadloze LAN-kaart stevig in de pc-kaartsleuf van de computer. Zie figuur 4.
Figuur 4 - de kaart plaatsen
Voorzichtig: De draadloze LAN-kaart gaat niet helemaal in de pc-
kaartsleuf en er blijft een ruimte over tussen het uitstekende gedeelte en de computer. Gebruik geen overmatige kracht wanneer u de kaart in de sleuf steekt.
2 Schakel de computer in. 3 Als u een smart card gebruikt, geeft u de PIN-code op en klikt u op OK.
Opmerking: Als het dialoogvenster met het verzoek om invoer van de
PIN-code wordt weergegeven voor het dialoogvenster voor aanmelding bij het netwerk, typt u eerst de PIN-code.
4 Open het programma door met de rechtermuisknop op het pictogram
voor de Nokia C110/C111 op de taakbalk te klikken. Er wordt een snelmenu weergegeven. Klik op het venster Manager of op Profielen.
5 De pagina Profielen wordt geopend. Onder Profielen selecteren kiest u het
profiel dat u met het desbetreffende draadloze LAN wilt gebruiken. Klik op Toepassen. Mogelijk moet u de computer opnieuw opstarten. Als u op het punt staat een verbinding met een nieuw netwerk te maken en dus een nieuw profiel moet maken of als u een bestaand profiel moet wijzigen, raadpleegt u Nieuwe profielen maken op pagina 23 of Profielen bewerken op pagina 25.
Opmerking: In Windows 2000 en Windows NT 4.0 moet u bij het tot
stand brengen van een verbinding met een draadloos LAN, wanneer u zich bij een domein aanmeldt, de draadloze LAN-kaart in de computer steken en de computer inschakelen; vervolgens moet u wachten totdat het pictogram voor de Nokia C110/C111 rechts onder in het scherm wordt weergegeven. Daarna kunt u uw gebruikersnaam en wachtwoord invoeren.
16

Een ad hoc-netwerk instellen en u hierbij aanmelden

In een ad hoc-netwerk kunnen draadloze stations rechtstreeks met elkaar communiceren zonder toegangspunten. De stations kunnen dan bijvoorbeeld mappen delen. Eén gebruiker maakt het ad hoc-netwerk, en andere Gebruikers kunnen toetreden tot het netwerk.
U kunt een wachtwoord gebruiken om het netwerk te beveiligen tegen ongeautoriseerde gebruikers. Alleen stations met het juiste wachtwoord kunnen toetreden tot het netwerk.
Zo start u een ad hoc-netwerk:
1 Selecteer op het tabblad Profielen het profiel Snel Ad Hoc en klik
op Toe p a s s e n.
2 Geef het ad hoc-netwerk een naam. U kunt ook een wachtwoord
definiëren voor het netwerk. Klik op Start.
3 Selecteer de geschikte gegevenssnelheid. 2 of 11 Mbit/seconde. Let op: alle
stations in een ad hoc-netwerk moeten dezelfde gegevenssnelheid gebruiken. Klik op OK.
Zo meldt u zich aan bij een ad hoc-netwerk:
1 Selecteer op het tabblad Profielen het profiel Snel Ad Hoc en klik
op Toe p a s s e n.
2 Selecteer het netwerk dat u wilt gebruiken en klik op To e t r ed e n . Als in het
netwerk een wachtwoord wordt gebruikt, typ dan dat wachtwoord en klik op OK.
3 Selecteer de geschikte gegevenssnelheid. 2 of 11 Mbit/seconde. Let op: alle
stations in een ad hoc-netwerk moeten dezelfde gegevenssnelheid gebruiken. Klik op OK.
Opmerking: Wanneer u een profiel selecteert voor een ad hoc-netwerk,
krijgt u het verzoek om de computer opnieuw te starten als de netwerkinstellingen moeten worden gewijzigd. Start de computer opnieuw en start dan een netwerk of selecteer het netwerk waarbij u zich wilt aanmelden.
Tip: Maak uw eigen profiel voor ad hoc-netwerken met de wizard
Profiel als u vaak met ad hoc-netwerken werkt. Dan hoeft u niet steeds een netwerk te starten en krijgt u sneller toegang. Zie Nieuwe profielen maken op pagina 23 voor meer informatie.
17

Standaardprofielen gebruiken

Tijdens de installatie worden automatisch drie standaardprofielen gemaakt: Snel Infrastructuur, Snel Ad Hoc en Bekabeld LAN. Met deze profielen kunt u snel en gemakkelijk een netwerkverbinding tot stand brengen: er wordt een lijst met beschikbare netwerken weergegeven waarbij u zich kunt aanmelden zonder dat u de netwerkinstellingen zelf hoeft te wijzigen. Het profiel Bekabeld LAN bevat de oorspronkelijke netwerkinstellingen die nodig zijn voor toegang tot het lokale bekabelde LAN. Deze profielen kunnen niet worden bewerkt, verwijderd of geëxporteerd. Het profiel Bekabeld LAN kan echter wel worden bijgewerkt met de huidige instellingen voor het bekabelde LAN.
1 Op de pagina Profielen selecteert u het gewenste standaardprofiel en klikt
u op To e p a s se n . Als de netwerkinstellingen moeten worden gewijzigd, wordt u gevraagd de computer opnieuw op te starten. In dat geval start u de computer opnieuw op.
2 Een dialoogvenster met een lijst met beschikbare netwerken wordt
geopend. Selecteer het gewenste netwerk en klik op OK. De draadloze LAN-kaart maakt verbinding met het netwerk.

De kaart verwijderen

U moet de draadloze LAN-kaart altijd stoppen voordat u deze uit de pc-kaartsleuf van de computer verwijdert.
Voorzichtig: In Windows NT 4.0 moet u altijd eerst de computer
uitschakelen voordat u de draadloze LAN-kaart verwijdert.
Zo stopt u de kaart:
1 Klik op Start. Selecteer Instellingen en Configuratiescherm. Dubbelklik
op het pictogram PC-kaart. Het dialoogvenster Eigenschappen van PC-kaart wordt geopend.
2 Selecteer Nokia C110/C111 draadloze LAN-kaart in de lijst en
klik op Stop.
3 Wanneer u hierom wordt verzocht, kunt u de draadloze LAN-kaart
verwijderen.
4 Klik op OK om het dialoogvenster Eigenschappen van PC-kaart te sluiten.
Tip: Een snellere manier om de draadloze LAN-kaart te stoppen is door
op het pictogram Pc-kaart op de taakbalk te klikken en de optie Nokia C110/C111 draadloze LAN-kaart stoppen te kiezen.
Wacht totdat u wordt verzocht de kaart te verwijderen.
18
Voorzichtig:
Als u het venster Monitor of Manager sluit, wordt het programma niet afgesloten. Als u het programma wilt afsluiten, moet u de draadloze LAN-kaart stoppen.
Voorzichtig: In Windows 98 worden alle pc-kaarten gestopt wanneer een
nieuwe pc-kaart in de computer wordt gestoken. Als u nog een pc-kaart in de computer steekt, moet u eerst de Nokia C110/C111 stoppen en uit de pc-kaartsleuf verwijderen.

De installatie van de Nokia C110/111 verwijderen

Voorzichtig: Voordat u de software van de C110/C111 verwijdert, moet
u de draadloze LAN-kaart stoppen en verwijderen uit de pc-kaartsleuf van de computer. Zie De kaart verwijderen voor meer informatie.
Opmerking: Netwerkprofielen blijven ongewijzigd, ook als u de
software voor de Nokia C110/C111 verwijdert en vervolgens opnieuw installeert.

Windows 95, 98, Me, 2000

1 Klik op Start, selecteer Programma’s en Nokia C110. Klik op Nokia C110
verwijderen.
2 U krijgt een dialoogvenster te zien met de vraag of u dit programma
werkelijk wilt verwijderen. Klik op OK.
3 Het verwijderen van de software wordt gestart. U krijgt een dialoogvenster
te zien dat u inlicht wanneer de software is verwijderd. Klik op Vo l t o o ie n .

Windows NT 4.0

1 Klik op Start, selecteer Programma’s en Nokia C110. Klik op Nokia C110
verwijderen.
2 U krijgt een dialoogvenster te zien met de vraag of u dit programma
werkelijk wilt verwijderen. Klik op OK.
3 Selecteer in het dialoogvenster Netwerk de optie Nokia C110/C111
draadloze LAN-kaart en klik op Verwijderen.
4 Klik op Sluiten om het dialoogvenster Netwerk af te sluiten. 5 U krijgt het verzoek om de computer opnieuw te starten. Klik op Nee. 6 Klik op OK in het dialoogvenster Stuurprogramma verwijderen. Er wordt
nu een begin gemaakt met het verwijderen van de bestanden.
7 U krijgt een dialoogvenster te zien dat u inlicht wanneer de software is
verwijderd. Klik op Voltooien.
19

Voorzieningen van de Nokia C110/C111

Venster Monitor

De gebruikersinterface van de Nokia C110/C111 bestaat uit twee soorten vensters: het venster Monitor en het venster Beheerder.
Het venster Monitor is een klein venster met informatie over de status van de netwerkverbinding. Wanneer u de Nokia C110/C111 gebruikt, kunt u tussendoor op het venster Monitor controleren of u zich bijvoorbeeld nog in het ontvangstgebied bevindt en/of de draadloze LAN-kaart nog een verbinding met het netwerk heeft.
Knop Bladeren
Figuur 5 - Venster Monitor
Wanneer u de Nokia C110/C111 draadloze LAN-kaart in de computer steekt, wordt het Nokia C110/C111-pictogram op de taakbalk weergegeven. Dubbelklik op het pictogram om het venster Monitor te openen.
In het venster Monitor staat de naam van het profiel dat u momenteel gebruikt, met informatie over de netwerkverbinding. De volgende berichten worden in het venster Monitor weergegeven, afhankelijk van de status van de verbinding:
VERBINDING De draadloze LAN-kaart is aangesloten op het
netwerk.
GEEN VERBINDING
Er kon geen verbinding tot stand worden gebracht. Controleer of u zich binnen het ontvangstgebied bevindt en of alle instellingen correct zijn.
ZWAKKE VERBINDING
Er is een netwerkverbinding tot stand gekomen, maar het is een zwakke verbinding. Misschien wordt de verbinding gehinderd door een obstakel (bijvoorbeeld een betonnen muur) of staat het draadloze station te ver van het toegangspunt. In ad hoc-besturingsmodus kan het draadloze station te ver van de andere stations af staan.
20
VERBINDING MET BEVEILIGING
GEEN KAART De draadloze LAN-kaart is niet aangebracht of is
Met WEP-sleutels wordt gegevensoverdracht beveiligd.
niet op de juiste wijze geplaatst.
VERBONDEN MET SIM­SERVICES
U bent verbonden met services van de netwerkexploitant of service provider waarop u geabonneerd bent.
Het Nokia C110/C111-pictogram op de taakbalk verandert op een vergelijkbare manier en geeft de huidige status van de verbinding aan.
Dit venster bevat voorts een indicatie voor de signaalsterkte en voor de gegevensstroom. De signaalsterkte-indicatie geeft de sterkte en kwaliteit aan van het radiosignaal tussen een draadloze LAN-kaart en een toegangspunt op de huidige locatie. Vergeet niet dat de sterkte van het radiosignaal wordt beïnvloed door afstand en obstakels, en dat de computer zich binnen het ontvangstgebied van een toegangspunt moet bevinden of, in het geval van ad hoc-stand, binnen het bereik van andere stations (zie Draadloos LAN op pagina 8). De gegevensstroomindicatie geeft de relatieve snelheid aan waarmee de gegevens worden overgedragen.
Met de knop Bladeren (zie Figuur 5 op pagina 20) opent u het venster Manager en de laatst bezochte pagina.
21

Venster Manager

Figuur 6 Venster Manager
In het venster Manager kunt u verschillende instellingen voor de draadloze LAN-kaart opgeven en meer informatie verkrijgen over de status van de verbinding. U kunt dit venster openen door op de knop Bladeren in het venster Monitor (zie Figuur 5 op pagina 20) te klikken of door met de rechtermuisknop op het pictogram Nokia C110/C111 op de taakbalk te klikken en het venster Manager in het snelmenu te kiezen.
Het venster Manager kan bestaan uit de volgende pagina’s: Profielen, Status, Algemene instellingen, Diagnose, Update, Beheerder en SIM-services. De pagina Beheerder wordt gebruikt door systeembeheerders. Hoeveel pagina’s u ziet, hangt af van de pagina's die tijdens de installatie zijn geïnstalleerd. U kunt de verschillende paginas openen door op de desbetreffende pictogrammen op de balk links te klikken.

Profielen

Om de Nokia C110/C111 in draadloze LANs te kunnen laten werken, moet u voor elk netwerk bepaalde instellingen configureren. Wanneer u de kaart bijvoorbeeld in het kantoor-LAN gebruikt, hebt u andere instellingen nodig dan die van het LAN op een vliegveld dat u bezoekt. Op de pagina Profielen
22
Loading...
+ 49 hidden pages