Gebruikershandleiding Nokia 6303 classic
9214015 Uitgave 2
2 Inhoudsopgave
|
|
|
|
Web |
32 |
|
Inhoudsopgave |
|
|||||
|
|
|
|
Spelletjes en toepassingen |
33 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Veiligheid |
4 |
Kaarten |
34 |
|||
|
|
|
|
Kaarten downloaden |
34 |
|
Aan de slag |
5 |
|
|
Kaarten en GPS |
35 |
|
Toetsen en onderdelen |
5 |
|
|
Extra diensten |
35 |
|
SIM-kaart en batterij plaatsen |
5 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
De geheugenkaart plaatsen en |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Gegevens beheren |
36 |
||
verwijderen |
6 |
|
|
Contacten beheren |
36 |
|
De batterij opladen |
7 |
|
|
Visitekaartjes |
37 |
|
Antenne |
7 |
|
|
Datum en tijd |
37 |
|
Accessoires |
7 |
|
|
Alarmklok |
37 |
|
|
|
|
|
Agenda |
37 |
|
De telefoon inschakelen |
8 |
|
|
To-do list |
38 |
|
Over dit apparaat |
8 |
|
|
Notities |
38 |
|
Netwerkdiensten |
9 |
|||||
|
|
Nokia PC Suite |
38 |
|||
Toegangscodes |
9 |
|||||
|
|
Rekenmachine |
38 |
|||
Het apparaat inen uitschakelen |
10 |
|||||
|
|
Timerfunctie |
38 |
|||
Stand-by modus |
10 |
|||||
|
|
Stopwatch |
39 |
|||
Door de menu's navigeren |
11 |
|||||
|
|
|
|
|||
Toetsen blokkeren |
12 |
|
|
|
|
|
|
|
Ondersteuning en updates |
39 |
|||
Functies zonder een SIM-kaart |
12 |
|
|
Ondersteuning |
39 |
|
Vluchtmodus |
12 |
|
|
My Nokia |
40 |
|
|
|
|
|
Content downloaden |
40 |
|
Persoonlijke instellingen |
13 |
|
|
Software-updates via de pc |
40 |
|
Basisinstellingen |
13 |
|
|
Software-updates over-the-air |
40 |
|
De telefoon aanpassen aan uw |
|
|||||
|
|
|
Fabrieksinstellingen terugzetten |
41 |
||
voorkeuren |
14 |
|
|
|
|
|
Verbindingen |
16 |
|
|
|
|
|
|
|
Accessoires |
42 |
|||
Diensten van netwerkproviders |
18 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Batterij |
42 |
|
Telefoonfuncties |
20 |
|
|
Informatie over de batterij en de |
|
|
Bellen |
20 |
|
|
lader |
42 |
|
Tekst en berichten |
22 |
|
|
Controleren van de echtheid van Nokia- |
||
25 |
|
|
batterijen |
42 |
||
|
|
|
|
|
|
|
Afbeeldingen en video |
26 |
Behandeling en onderhoud |
43 |
|||
Foto's maken |
26 |
|
|
Recycling |
43 |
|
Videoclips opnemen |
27 |
|
|
|
|
|
Cameraen video-opties |
27 |
|
|
Aanvullende |
|
|
Galerij |
27 |
|
|
veiligheidsinformatie |
44 |
|
|
|
|
|
Kleine kinderen |
44 |
|
Entertainment |
29 |
|
|
Gebruiksomgeving |
44 |
|
Luisteren naar muziek |
29 |
|
|
Medische apparatuur |
44 |
Inhoudsopgave 3
Voertuigen |
44 |
Explosiegevaarlijke omgevingen |
45 |
Alarmnummer kiezen |
45 |
Informatie over certificatie (SAR) |
45 |
|
|
Index |
46 |
4 Veiligheid
Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het niet opvolgen van de richtlijnen kan gevaarlijk of onwettig zijn. Lees de volledige gebruikershandleiding voor meer informatie.
Schakel het apparaat niet in als het gebruik van mobiele telefoons verboden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.
Houdt u aan de lokale wetgeving. Houd tijdens het rijden uw handen vrij om uw voertuig te besturen. De verkeersveiligheid dient uw eerste prioriteit te hebben terwijl u rijdt.
Dit product mag alleen door deskundigen worden geïnstalleerd of gerepareerd.
Gebruik alleen goedgekeurde toebehoren en batterijen. Sluit geen incompatibele producten aan.
Het apparaat is niet waterbestendig. Houd het apparaat droog.
Alle draadloze apparaten kunnen gevoelig zijn voor storing. Dit kan de werking van het apparaat negatief beïnvloeden.
Houd u aan alle mogelijke beperkende maatregelen. Schakel het apparaat uit in vliegtuigen en in de nabijheid van medische apparatuur, brandstof, chemicaliën of gebieden waar explosieven worden gebruikt.
Aan de slag |
5 |
Aan de slag
Wat zit waar? De batterij en de SIM-kaart plaatsen. Belangrijke informatie over de telefoon.
1Luistergedeelte
2Scherm
3Linkeren rechterselectietoets
4Navi™-toets (bladertoets)
5Beltoets
6Toetsenblok
7Microfoon
8Beëindigingstoets
9Lichtsensor
10Aansluiting voor oplader
11Oogje van polsband
12Nokia AV-aansluiting (3,5 mm)
13Micro USB-kabelaansluiting
14Toets volume omlaag
15Toets volume omhoog
16Luidspreker
17Aan/uit-toets
18Cameraflitser
19Cameralens
Schakel het apparaat altijd uit en ontkoppel de lader voordat u de batterij verwijdert.
Deze telefoon is bedoeld voor gebruik met een BL-5CT batterij. Gebruik altijd originele Nokia batterijen. Zie 'Controleren van de echtheid van Nokiabatterijen', p. 42.
De SIM-kaart en de contactpunten van de kaart kunnen gemakkelijk beschadigd raken door krassen of verbuiging. Wees daarom voorzichtig wanneer u een SIMkaart vastpakt, plaatst of verwijdert.
1Verschuif de cover (1) en verwijder deze vervolgens. Verwijder de batterij
(2).
6 Aan de slag
2Open de SIM-kaarthouder (3). Plaats de SIM-kaart in de houder met het contactoppervlak naar beneden gericht (4). Sluit de SIM-kaarthouder
(5).
3Let goed op de contactpunten van de batterij (6), en plaats de batterij (7). Plaats de achtercover weer op de telefoon (8).
Gebruik alleen compatibele micro-SD- kaarten die door Nokia is goedgekeurd voor gebruik met dit apparaat. Nokia maakt gebruik van goedgekeurde industriële normen voor geheugenkaarten, maar sommige
merken zijn mogelijk niet geheel compatibel met dit apparaat. Incompatibele kaarten kunnen de kaart en het apparaat beschadigen en gegevens op de kaart aantasten.
Uw telefoon ondersteunt microSDkaarten van maximaal 4 GB.
De geheugenkaart plaatsen
1Verwijder de achterste cover.
2Plaats de kaart in de geheugenkaartsleuf met de contactpunten naar beneden gericht en druk totdat de kaart op zijn plaats klikt.
3Plaats de cover terug.
De geheugenkaart verwijderen Belangrijk: Verwijder de geheugenkaart niet op het moment dat er een bewerking wordt uitgevoerd waarbij de kaart wordt gebruikt. Als u de kaart tijdens een dergelijke bewerking verwijdert, kan schade ontstaan aan de geheugenkaart en het apparaat en kunnen de gegevens die op de kaart zijn opgeslagen, beschadigd raken.
U kunt de geheugenkaart tijdens het gebruik van de telefoon verwijderen of terugplaatsen zonder dat u het apparaat uitzet.
1Zorg ervoor dat de geheugenkaart door geen enkele toepassing wordt gebruikt.
2Verwijder de achterste cover.
Aan de slag |
7 |
3Druk lichtjes op de geheugenkaart om deze te ontgrendelen en verwijder de kaart.
4Plaats de cover terug.
De batterij is van tevoren opgeladen, maar het oplaadniveau kan per batterij verschillen.
1Sluit de lader aan op een stopcontact.
2Sluit de lader aan op het apparaat.
3Als de batterij volledig is opgeladen, koppelt u de lader los van het apparaat. Haal vervolgens de stekker van de lader uit het stopcontact.
Als de batterij volledig ontladen is, kan het enkele minuten duren voordat de batterijindicator op het scherm wordt weergegeven en u weer met het apparaat kunt bellen.
De oplaadtijd hangt af van de lader die u gebruikt. Het opladen van een batterij van het type BL-5CT met een lader van het type AC-8 duurt ongeveer 1 uur en 30 minuten wanneer het apparaat het startscherm weergeeft.
Het apparaat kan interne en externe antennes hebben. Zoals bij alle radiozendapparatuur, geldt dat u onnodig contact met het gebied rond de antenne moet vermijden als de antenne aan het zenden of ontvangen is. Contact met een dergelijke antenne kan de kwaliteit van de communicatie nadelig beïnvloeden, ervoor zorgen dat het apparaat meer stroom verbruikt dan anders noodzakelijk is en de levensduur van de batterij verkorten.
In de afbeelding is het antennegebied grijs gemarkeerd.
Verwijder het kapje van de USB-connector en sluit de USB-kabel aan op het apparaat.
8 De telefoon inschakelen
Waarschuwing:
Luister naar muziek op een gematigd geluidsvolume. Voortdurende blootstelling aan een hoog geluidsvolume kan uw gehoor beschadigen. Houd het apparaat niet dicht bij uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het volume erg luid kan zijn.
Waarschuwing:
Wanneer u de hoofdtelefoon gebruikt, kan uw vermogen om geluiden van buitenaf te horen negatief worden beïnvloed. Gebruik de hoofdtelefoon niet wanneer dit uw veiligheid in gevaar kan brengen.
Als u externe apparaten of hoofdtelefoons op de netstroomconnector van Nokia aansluit die niet door Nokia zijn goedgekeurd voor gebruik met dit apparaat, moet u extra letten op het geluidsniveau.
Sluit geen producten aan die een uitgangssignaal afgeven, aangezien het apparaat dan beschadigd kan raken. Sluit geen energiebron aan op de netstroomconnector van Nokia.
1Verwijder de achtercover.
2Maak het koordje vast en trek het strak.
3Plaats de achtercover weer op de telefoon.
De telefoon inschakelen en de basisfuncties gebruiken.
Het draadloze apparaat dat in deze handleiding wordt beschreven, is goedgekeurd voor gebruik in het GSMnetwerken van 900, 1800 en 1900 MHz. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer informatie over netwerken.
Houd u bij het gebruik van de functies van dit apparaat aan alle regelgeving en respecteer lokale gebruiken, privacy en legitieme rechten van anderen, waaronder auteursrechten.
Auteursrechten kunnen verhinderen dat bepaalde afbeeldingen, muziek en andere inhoud worden gekopieerd, gewijzigd of overgedragen.
Uw apparaat beschikt mogelijk over vooraf geïnstalleerde bladwijzers en koppelingen naar websites van derden. U kunt met het apparaat ook andere sites van derden bezoeken. Sites van derden zijn niet verbonden met Nokia en Nokia onderschrijft deze niet en neemt er geen aansprakelijkheid voor. Als u dergelijke sites wilt bezoeken, moet u voorzorgsmaatregelen treffen op het gebied van beveiliging of inhoud.
Waarschuwing:
Als u andere functies van dit apparaat wilt gebruiken dan de alarmklok, moet het apparaat zijn ingeschakeld. Schakel het apparaat niet in wanneer het gebruik van draadloze apparatuur storingen of gevaar kan veroorzaken.
Vergeet niet een back-up of een gedrukte kopie te maken van alle belangrijke
De telefoon inschakelen |
9 |
gegevens die in uw apparaat zijn opgeslagen.
Wanneer u het apparaat op een ander apparaat aansluit, dient u eerst de handleiding van het desbetreffende apparaat te raadplegen voor uitgebreide veiligheidsinstructies. Sluit geen incompatibele producten aan.
Vergeet niet een back-up of een gedrukte kopie te maken van alle belangrijke gegevens die in uw apparaat zijn opgeslagen.
Voor andere belangrijke informatie over uw apparaat wordt u verwezen naar de gebruikershandleiding .
Om het apparaat te kunnen gebruiken, moet u beschikken over een abonnement bij een aanbieder van draadloze verbindingsdiensten. Veel van de functies vereisen speciale netwerkfuncties. Deze functies zijn niet op alle netwerken beschikbaar. Er zijn ook netwerken waar u specifieke regelingen met uw serviceprovider moet treffen voordat u gebruik kunt maken van de netwerkdiensten. Wanneer u netwerkdiensten gebruikt, worden er gegevens overgedragen. Informeer bij uw serviceprovider naar de kosten voor communicatie op uw eigen telefoonnetwerk en wanneer u in het dekkingsgebied van andere netwerken verkeert. Uw serviceprovider kan u instructies geven en uitleggen hoeveel het kost. Bij sommige netwerken gelden beperkingen die het gebruik van netwerkdiensten negatief kunnen beïnvloeden. Zo bieden sommige netwerken geen ondersteuning voor bepaalde taalafhankelijke tekens en diensten.
Het kan zijn dat uw serviceprovider verzocht heeft om bepaalde functies uit te schakelen of niet te activeren in uw apparaat. In dat geval worden deze functies niet in het menu van uw apparaat weergegeven. Uw apparaat kan ook beschikken over een speciale configuratie, zoals veranderingen in menunamen, menuvolgorde en pictogrammen. Neem voor meer informatie contact op met uw serviceprovider.
Als u wilt instellen hoe de toegangscodes en beveiligingsinstellingen in de telefoon worden gebruikt, selecteert u Menu >
Instellingen >Beveiliging > Toegangscodes.
•Met de beveiligingscode wordt de telefoon beveiligd tegen ongeoorloofd gebruik. De vooraf ingestelde code is 12345. U kunt deze code wijzigen en de telefoon zo instellen dat de code wordt opgevraagd. Voor sommige bewerkingen is de beveiligingscode nodig ongeacht de instellingen, bijvoorbeeld als u de fabrieksinstellingen wilt terugzetten. Houd de code geheim en bewaar deze op een veilige plaats (niet bij de telefoon). Als u de code bent vergeten en de telefoon is vergrendeld, is extra service nodig waarvoor kosten in rekening kunnen worden gebracht. Neem voor meer informatie contact op met een Nokia Care-centrum of de leverancier van de telefoon.
•Met de PINof UPIN-code die bij de SIMof USIM-kaart wordt geleverd, wordt de kaart beveiligd tegen ongeoorloofd gebruik.
•De PIN2-code (UPIN2), die bij sommige SIM-kaarten (USIM) wordt
10 De telefoon inschakelen
geleverd, is vereist voor het gebruik van bepaalde diensten.
•PUK (UPUK)- en PUK2 (UPUK2)-codes worden bij de SIM (USIM)-kaart geleverd. Als u drie keer achter elkaar de verkeerde PIN-code hebt ingevoerd, wordt u om de PUK-code gevraagd. Neem contact op met uw serviceprovider als de codes niet beschikbaar zijn.
•Het blokkeerwachtwoord is vereist als u Oproepen blokkeren gebruikt om oproepen van en naar de telefoon te beperken (netwerkdienst).
•Als u de instellingen voor de beveiligingsmodule van de webbrowser wilt weergeven of wijzigen, selecteert u Menu >
Instellingen >Beveiliging >Inst. beveil.module.
Wanneer de telefoon gereed is voor gebruik en geen tekens zijn ingevoerd, bevindt de telefoon zich in de stand-by modus.
Het apparaat inen uitschakelen
Aanen uitschakelen
Houd de aan/uit-toets ingedrukt.
De PIN-code invoeren
Voer de PIN-code (weergegeven als ****)
in als hierom wordt gevraagd.
Datum en tijd instellen
Voer de datum, de lokale tijd, de tijdzone en de zomertijd van uw locatie in als hierom wordt gevraagd.
Als u het apparaat voor het eerst inschakelt, wordt mogelijk gevraagd of u de configuratie-instellingen van uw serviceprovider wilt opvragen (netwerkdienst). Neem voor meer informatie contact op met uw serviceprovider.
1Signaalsterkte van het mobiele netwerk
2Oplaadstatus van batterij
3Indicatoren
4Klok
5Naam van het netwerk of het operatorlogo
6Datum
7Weergave
8Functie van de linkerselectietoets
9Functie van de Navi-toets; hierna de bladertoets genoemd
10Functie van de rechterselectietoets
U kunt de functie van de linkeren rechterselectietoets wijzigen. Zie ' Linker- en rechterselectietoetsen ', p. 15.
De telefoon is uitgerust met de functies
Energiespaarstand en Slaapstand waarmee u in de stand-by modus, wanneer er geen toetsen wordt ingedrukt, energie kunt besparen, zodat u langer met de batterij kunt doen. Deze
De telefoon inschakelen 11
functies kunnen worden geactiveerd. Zie 'Weergave', p. 15.
In de startschermmodus wordt een lijst weergegeven met geselecteerde telefoonfuncties en gegevens die u rechtstreeks kunt gebruiken.
Selecteer Menu >Instellingen > Weergave >Startscherm.
Als u de startschermmodus wilt activeren, selecteert u Startscherm.
Als u de startschermmodus wilt organiseren of aanpassen, selecteert u
Weergave aanpassen.
Als u de toets wilt selecteren waarmee u de startschermmodus kunt activeren, selecteert u Startschermtoets.
Blader in de startschermmodus omhoog of omlaag, afhankelijk van de instelling, om in de lijst te navigeren en selecteer
Select., Bekijk of Bewerk. De pijlen geven aan dat er meer gegevens beschikbaar zijn. Selecteer Afsluiten als u met navigeren wilt stoppen.
Als uw apparaat in de standbyof startschermmodus staat, kunt u de volgende snelkoppelingen gebruiken.
Lijst van gemiste, ontvangen en gebelde nummers weergeven
Druk op de beltoets. Als u wilt bellen, bladert u naar een nummer of naam en drukt u op de beltoets.
De webbrowser starten
Houd 0 ingedrukt.
De voicemailbox bellen
Houd 1 ingedrukt.
Anders toetsen gebruiken als snelkoppeling
Zie 'Snelkeuzetoetsen', p. 20.
U hebt ongelezen berichten.
U hebt berichten die nog niet zijn verzonden, zijn geannuleerd of waarvan de verzending is mislukt.
De toetsen zijn geblokkeerd. De telefoon gaat niet over bij inkomende gesprekken of SMSberichten.
De wekker is ingesteld.
/De telefoon is aangemeld bij het GPRSof EGPRS-netwerk.
/De telefoon heeft een openstaande GPRSof EGPRSverbinding.
/De GPRSof EGPRS-verbinding is opgeschort (in de wachtstand). Bluetooth-connectiviteit is ingeschakeld.
Als u over twee telefoonlijnen beschikt, wordt de tweede telefoonlijn geselecteerd. Alle inkomende oproepen
worden doorgeschakeld naar een ander nummer.
Gesprekken zijn beperkt tot een besloten gebruikersgroep.
Er is een tijdelijk profiel ingeschakeld.
De telefoon biedt een uitgebreide reeks functies die in menu's zijn ondergebracht.
1Selecteer Menu om het menu te openen.
2Blader door het menu en selecteer een optie (bijvoorbeeld
Instellingen).
12 De telefoon inschakelen
3Als het geselecteerde menu submenu's bevat, selecteert u er een (bijvoorbeeld, Oproepen).
4Selecteer de gewenste instelling.
5Selecteer Terug om terug te keren naar het vorige menuniveau.
Als u het menu wilt afsluiten, selecteert u Afsluiten.
Als u de menuweergave wilt wijzigen, selecteert u Opties > Hoofdmenuwrgave. Schuif naar rechts om uit de beschikbare opties te kiezen.
Als u het menu anders wilt indelen, selecteert u Opties >Indelen. Ga naar het menu-onderdeel dat u wilt verplaatsen en selecteer Verplaats. Ga naar de plaats waarnaar u het menuonderdeel wilt verplaatsen en selecteer OK. Selecteer OK >Ja om de wijziging op te slaan.
Als u de toetsen wilt blokkeren om te voorkomen dat ze per ongeluk worden ingedrukt, selecteert u Menu en drukt u binnen 3,5 seconde op *.
U kunt de toetsenblokkering weer opheffen door Vrijgeven te selecteren en binnen 1,5 seconde op * te drukken. Voer de blokkeringscode in als dit wordt gevraagd.
Als u een oproep wilt beantwoorden terwijl de toetsen zijn geblokkeerd, drukt u op de beltoets. Wanneer u de oproep beëindigt of niet aanneemt, worden de toetsen weer automatisch geblokkeerd.
Andere kenmerken zijn de automatische vergrendeling en de beveiligingsvergrendeling. Zie 'Telefoon', p. 13.
Wanneer het apparaat is vergrendeld, kunt u mogelijk nog wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
U kunt sommige functies van uw telefoon mogelijk gebruiken zonder dat u een SIMkaart hebt geplaatst, zoals functies van de organizer en spelletjes. Sommige functies worden gedimd weergegeven in de menu's en kunnen niet worden gebruikt.
Gebruik de vluchtmodus in omgevingen met apparatuur die gevoelig is voor radiosignalen (zoals aan boord van vliegtuigen of in ziekenhuizen) om alle radiofrequentiefuncties te deactiveren. U hebt dan nog steeds toegang tot offline spelletjes, de agenda en telefoonnummers. Als de vluchtmodus is geactiveerd, wordt weergegeven.
Selecteer Menu >Instellingen > Profielen >Vlucht >Activeer of
Aanpassen om de vluchtmodus te activeren of in te stellen.
Selecteer een willekeurig ander profiel om de vluchtmodus uit te schakelen.
Persoonlijke instellingen 13
Waarschuwing:
In het profiel Vlucht kunt u geen oproepen doen of ontvangen, ook geen alarmoproepen. Ook overige functies waarvoor netwerkdekking is vereist, kunnen niet worden gebruikt. Als u wilt bellen, moet u eerst de telefoonfunctie activeren door een ander profiel te kiezen. Als het apparaat is vergrendeld, moet u de beveiligingscode invoeren.
Als u een alarmnummer wilt kiezen terwijl het apparaat vergrendeld is en in het profiel Vlucht staat, kunt u ook het geprogrammeerde alarmnummer in het veld voor de beveiligingscode invoeren en de toets 'Bellen' selecteren. Op het apparaat wordt een bevestiging weergegeven dat het profiel Vlucht wordt afgesloten en een alarmnummer wordt gekozen.
De telefoon instellen, de instellingen aanpassen en op verschillende manieren verbinding maken.
Basisinstellingen Telefoon
Selecteer Menu >Instellingen >
Taalinstellingen — als u de taal van uw telefoon wilt instellen, selecteert u Taal display en een taal. Als u de taal van uw telefoon wilt instellen volgens de informatie op de SIM-kaart, selecteert u
Taal display >Automatisch.
Geheugenstatus — Als u het geheugengebruik wilt controleren.
Aut. toets.blokk. — om het toetsenblok automatisch te blokkeren na een ingestelde tijdsperiode waarin de telefoon zich in de startschermmodus
bevindt en geen enkele functie van het apparaat is gebruikt
Toetsenblokkering — Als u een beveiligingscode wilt instellen om de toetsenblokkering op te heffen.
Spraakherkenning — Zie 'Spraakopdrachten', p. 16.
Offlineverzoek — Als de telefoon bij inschakelen moet vragen of u de vluchtmodus wilt activeren. In de vluchtmodus zijn alle draadloze verbindingen uitgeschakeld.
Telefoonupdates — als u softwareupdates van uw serviceprovider (netwerkdienst) wilt ontvangen. Welke opties beschikbaar zijn, kan variëren. Zie 'Software-updates over-the-air', p. 40.
Operatorselectie — Als u een beschikbaar netwerk in uw omgeving wilt selecteren.
Automat. Help-tekst — als u helpteksten op de telefoon wilt weergeven
Starttoon — Als de telefoon starttoon moet geven bij het inschakelen.
SIM-acties bevest. — (netwerkdienst) Zie 'SIM-diensten', p. 18.
Wanneer beveiligingsfuncties zijn ingeschakeld waarmee oproepen worden beperkt (zoals het blokkeren van oproepen, gesloten gebruikersgroepen en vaste nummers), kunt u mogelijk nog wel het geprogrammeerde alarmnummer draaien.
Selecteer Menu >Instellingen >
Beveiliging en maak een keuze uit de volgende opties:
PIN-codeaanvraag of UPINcodeaanvraag — om elke keer dat de telefoon wordt ingeschakeld uw PINof UPIN-code op te vragen. Bij sommige SIM-
14 Persoonlijke instellingen
kaarten is het niet mogelijk het opvragen van de code uit te schakelen.
Oproepen blokkeren — om inkomende en uitgaande oproepen te beperken (netwerkdienst). Hiervoor hebt u het blokkeerwachtwoord nodig.
Vaste nummers — om uitgaande oproepen te beperken tot geselecteerde telefoonnummers, als dit door uw SIMkaart wordt ondersteund. Als de functie Vaste nummers is ingeschakeld, zijn GPRSverbindingen niet mogelijk, behalve bij het verzenden van tekstberichten via een GPRS-verbinding. In een dergelijk geval moeten het telefoonnummer van de ontvanger en het nummer van de berichtencentrale in de lijst Vaste nummers zijn opgenomen.
Bep. grp gebruikers — om een groep mensen op te geven die u kunt bellen of door wie u kunt worden gebeld (netwerkdienst).
Beveiligingsniveau — als u de beveiligingscode wilt opvragen wanneer een nieuwe SIM-kaart in de telefoon wordt geplaatst, selecteert u Telefoon.
Toegangscodes — om de beveiligingscode, PIN-code, UPIN-code, PIN2-code of het blokkeerwachtwoord te wijzigen.
PIN2-codeaanvraag — om te selecteren of de PIN2-code vereist is voor een specifieke telefoonfunctie die is beveiligd met de PIN2-code. Bij sommige SIMkaarten kan deze codeaanvraag niet worden uitgeschakeld. Afhankelijk van uw SIM-kaart is deze optie misschien niet beschikbaar. Neem voor meer informatie contact op met uw netwerkoperator.
Code gebruiken — om het type PIN-code te selecteren
Autoris.certificaten of Gebr.certificaten — om de lijst met rechten of gebruikerscertificaten te bekijken die naar uw telefoon zijn
gedownload. Zie 'Browserbeveiliging', p. 33.
Inst. beveil.module — als u Geg. beveil.module wilt weergeven, activeert u
Verzoek PIN module of wijzigt u de module PIN en onderteken-PIN. Zie 'Toegangscodes', p. 9.
Geef uw telefoon een persoonlijk tintje met beltonen, achtergronden en thema's. Maak snelkoppelingen naar de meest gebruikte functies en breid de functionaliteit van uw telefoon uit.
De telefoon heeft verschillende instellingsgroepen die ook wel profielen worden genoemd. U kunt in deze profielen de ringtones voor verschillende gebeurtenissen en omgevingen aanpassen.
Selecteer Menu >Instellingen >
Profielen, het gewenste profiel, en maak een keuze uit de volgende opties:
Activeer — om het geselecteerde profiel te activeren
Aanpassen — om de profielinstellingen te wijzigen
Tijdelijk — om in te stellen dat een profiel gedurende een bepaalde tijd wordt geactiveerd. Wanneer de ingestelde tijd voor het profiel verstrijkt, wordt het vorige profiel (waarvoor geen tijd was ingesteld) geactiveerd.
Een thema bevat elementen voor het aanpassen van de telefoon.
Selecteer Menu >Instellingen >
Thema's en maak een keuze uit de volgende opties:
Persoonlijke instellingen 15
Thema selecteren — Open de map
Thema's en selecteer een thema.
Themadownloads — Open een lijst met koppelingen om meer thema's te downloaden.
U kunt de tooninstellingen van het geselecteerde profiel wijzigen.
Selecteer Menu >Instellingen >
Tonen. U vindt dezelfde instellingen ook in het menu Profielen.
Als u voor de beltoon het hoogste volumeniveau instelt, wordt dit beltoonvolume na een paar seconden bereikt.
Als u lichteffecten wilt activeren en deactiveren die zijn gekoppeld aan verschillende telefoonfuncties, selecteert u Menu >Instellingen >Verlichting.
Selecteer Menu >Instellingen >
Weergave en maak een keuze uit de volgende opties:
Achtergrond — om een achtergrondafbeelding voor het startscherm toe te voegen.
Startscherm — om de startschermmodus te activeren, te organiseren en aan te passen.
Letterkl. startscherm — om de letterkleur voor de startschermmodus te selecteren.
Nav.toetspictogr. — om de symbolen van de navigatietoetsen op het startscherm te tonen
Meldingsdetails — details weergeven van meldingen over gemiste oproepen en berichten
Energiespaarstand — om de schermverlichting automatisch uit te schakelen en een klok weer te geven als de telefoon gedurende een bepaalde tijdsduur niet wordt gebruikt
Slaapstand — om de schermverlichting automatisch uit te schakelen als de telefoon gedurende een bepaalde tijdsduur niet wordt gebruikt
Lettergrootte — om de lettergrootte in te stellen voor het weergeven van berichten, contacten en webpagina's.
Operatorlogo — om het operatorlogo weer te geven.
Celinformatie — de identiteit van de cel weergeven, indien deze beschikbaar is op het netwerk
Persoonlijke snelkoppelingen geven snel toegang tot veelgebruikte telefoonfuncties.
Linkeren rechterselectietoetsen
Als u de functie wilt wijzigen die is toegewezen aan de linkerof rechterselectietoets, selecteert u Menu >
Instellingen >Snelkoppelingen > Linkerselectietoets of Rechter selectietoets en de gewenste functie.
Als in het startscherm de linkerselectietoets Favoriet is, kunt u een functie activeren door Favoriet >Opties en een van de volgende opties te selecteren:
Selectieopties — om een functie toe te voegen of te verwijderen
Organiseren — om de functies opnieuw te rangschikken
Selecteer Menu >Instellingen >
Snelkoppelingen en maak een keuze uit de volgende opties: