Elektronische handleiding als uitgave bij "Nokia Handleidingen - Voorwaarden en bepalingen, 7 juni 1998" (“Nokia
User’s Guides Terms and Conditions, 7th June, 1998”.)
Gebruikershandleiding
9353969
Issue 2 NL
CONFORMITEITSVERKLARING
NOKIA CORPORATION verklaart op eigen verantwoordelijkheid dat het product NPM-5 conform is aan de
bepalingen van de volgende Richtlijn van de Raad: 1999/5/EC. Een kopie van de conformiteitsverklaring kunt u
vinden op de volgende website: http://www.nokia.com/phones/declaration_of_conformity/.
Onrechtmatige reproductie, overdracht, distributie of opslag van dit document of een gedeelte ervan in enige vorm zonder
voorafgaande geschreven toestemming van Nokia is verboden.
Includes RSA BSAFE cryptographic or security protocol software from RSA Security.
Nokia en Nokia Connecting People zijn gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. Namen van andere producten en
bedrijven kunnen handelsmerken of handelsnamen van de respectievelijke eigenaren zijn.
Muziek wordt beschermd door auteursrecht in internationale verdragen en nationale wetten op het auteursrecht. Wellicht hebt u
toestemming of een licentie nodig voor het reproduceren of kopiëren van muziek. In sommige landen is het voor privé-gebruik
kopiëren van materiaal dat wordt beschermd door auteursrecht, wettelijk verboden. Stel u op de hoogte van de nationale wetgeving
van uw land aangaande het gebruik van dergelijk materiaal.
Navi is een handelsmerk van Nokia Corporation. Nokia tune is een handelsmerk van Nokia Corporation.
Nokia voert een beleid dat gericht is op continue ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande
kennisgeving wijzigingen en verbeteringen aan te brengen in de producten die in dit document worden beschreven.
In geen geval is Nokia aansprakelijk voor enig verlies van gegevens of inkomsten of voor enige bijzondere, incidentele,
onrechtstreekse of indirecte schade.
De inhoud van dit document wordt zonder enige vorm van garantie verstrekt. Tenzij vereist krachtens het toepasselijke recht, wordt
geen enkele garantie gegeven betreffende de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid of inhoud van dit document, hetzij uitdrukkelijk
hetzij impliciet, daaronder mede begrepen maar niet beperkt tot impliciete garanties betreffende de verkoopbaarheid en de
geschiktheid voor een bepaald doel. Nokia behoudt zich te allen tijde het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving dit
document te wijzigen of te herroepen.
De beschikbaarheid van bepaalde accessoires kan per regio verschillen. Neem hiervoor contact op met de dichtstbijzijnde Nokia
leverancier.
Druk vanuit de standby-modus eenmaal op , ga met of naar het gewenste
telefoonnummer en druk op (Call).
Het luidsprekervolume instellen
Druk tijdens een gesprek op of .
Uw voicemail bellen
Houd toets 1 ingedrukt in de standby-modus. Zie ook Voicemailboxnummer (menu 2-9) op pagina
51.
Bellen met de functie voor spraaknummers
Voeg een spraaknummer toe aan het gewenste telefoonnummer (zie pagina 44). Houd
ingedrukt in de standby-modus en spreek het spraaknummer uit om het nummer te kiezen.
■ Telefoonlijstfuncties
Snel opslaan
Toets het telefoonnummer in en druk op of om de tekst boven te wijzigen in Opslaan.
Druk op (Opslaan)
Toets de naam in en druk op (OK).
Snel zoeken
Druk op in de standby-modus (toets de eerste letter van de naam in) en ga met of naar
de gewenste naam. Houd de Shift-toets ingedrukt om het bijbehorende telefoonnummer weer te
geven.
Gebruik de telefoon alleen zoals het is bedoeld. Raak de antenne niet onnodig aan.
DESKUNDIG ONDERHOUD
Laat alleen bevoegd personeel het apparaat installeren of repareren.
ACCESSOIRES EN BATTERIJEN
Gebruik alleen goedgekeurde accessoires en batterijen. Sluit geen ongeschikte producten aan.
WATERBESTENDIGHEID
De telefoon is niet waterbestendig. Houd het apparaat droog.
MAAK BACK-UPS
Vergeet niet om een back-up te maken van alle belangrijke gegevens.
AANSLUITEN OP ANDERE APPARATEN
Wanneer u het apparaat op een ander apparaat aansluit, moet u de gebruikershandleiding van dat
apparaat lezen voor gedetailleerde veiligheidsinstructies. Sluit geen ongeschikte producten aan.
BELLEN
Controleer of de telefoon is ingeschakeld. Toets het net- en abonneenummer in en druk op
(Bellen). Als u een gesprek wilt beëindigen, drukt u op (Ophangen). Als u een oproep wilt
beantwoorden, drukt u op (Antwoorden).
ALARMNUMMER KIEZEN
Controleer of de telefoon is ingeschakeld. Druk zo vaak als nodig is op om het scherm leeg te
maken (bijvoorbeeld om een gesprek te beëindigen, een menu af te sluiten, enzovoort). Toets het
alarmnummer in en druk op (Bellen). Geef op wa ar u zi ch bev indt. Beëindig het gesprek niet
voordat u daarvoor toestemming hebt gekregen.
De stickers bevatten belangrijke informatie voor service en klantenondersteuning. Bewaar de stickers
op een veilige plaats.
■ Netwerkdiensten
Algemene informatie
De draadloze telefoon die in deze handleiding wordt beschreven is goedgekeurd voor gebruik op de
netwerken GSM 900 en GSM 1800.
De dualbandfunctie is een netwerkfunctie. Vraag uw leverancier of u zich op deze functie kunt
abonneren.
Sommige functies die in deze handleiding worden beschreven zijn netwerkdiensten. Dit zijn speciale
diensten die u via de netwerkexploitant kunt aanvragen. Voordat u deze netwerkdiensten kunt
gebruiken, moet u zich op de diensten abonneren via de netwerkexploitant. U krijgt dan tevens de
instructies voor het gebruik.
Opmerking: Het is mogelijk dat sommige netwerken geen ondersteuning bieden voor
bepaalde taalafhankelijke tekens en/of diensten.
■ Accessoires en batterijen
Controleer voor gebruik altijd het modelnummer van een oplader. Deze apparatuur is bedoeld voor gebruik met de
volgende voedingsbronnen:
de standaardlader ACP-7, de reislader ACP-8, de mobiele lader LCH-9 of de batterijlader DDC-1.
Waarschuwing: Gebruik alleen batterijen, laders en accessoires die door de fabrikant van de
telefoon zijn goedgekeurd voor gebruik met dit type telefoon. Het gebruik van andere types
kan de goedkeuring en garantie doen vervallen en kan bovendien gevaarlijk zijn.
Vraag uw leverancier naar de beschikbare goedgekeurde accessoires.
Als u de stekker van een accessoire uit het stopcontact verwijdert, moet u aan de stekker trekken, niet
aan het snoer.
■ Toegangscodes
Met de onderstaande toegangscodes kunt u onbevoegd gebruik van de telefoon en SIM-kaart
voorkomen.
• Beveiligingscode: beveiligt de telefoon tegen onbevoegd gebruik. Deze code wordt bij de telefoon
geleverd. De standaardcode is 12345.
Wijzig de code en stel de telefoon via de functies Toegangscodes wijzigen en Beveiligingsniveau
van het menu Beveiligingsinstellingen (zie pagina 57) in om naar de code te vragen. Houd de
nieuwe code geheim en bewaar deze op een veilige plaats uit de buurt van de telefoon.
• PIN-code: deze code wordt bij de SIM-kaart geleverd en beveiligt de kaart tegen onbevoegd
gebruik. Als de functie PIN-code vragen van het menu Beveiligingsinstellingen (zie pagina 57) is
ingeschakeld, wordt u gevraagd de code in te toetsen wanneer u de telefoon inschakelt.
Als u driemaal na elkaar een onjuiste PIN-code opgeeft, wordt de SIM-kaart geblokkeerd. Toets de
PUK-code in en druk op (OK). Toets een nieuwe PIN-code in en druk op (OK). Toets de
nieuwe code nogmaals in en druk op (OK).
Hieronder worden de basisfuncties van de telefoontoetsen beschreven. Meer informatie over de
toetsen vindt u verderop in deze gebruikershandleiding.
Aan/uit-toets
U schakelt de telefoon in en uit door de toets ingedrukt te houden.
Als u in de standby-modus kort op deze toets drukt, wordt een lijst met profielen weergegeven
waarmee u de telefoongeluiden voor verschillende omgevingen kunt instellen.
Als u vanuit een menu kort op deze toets drukt, wordt de verlichting van de telefoon gedurende 15
seconden ingeschakeld.
Navi-toets
Het gebruik van de telefoon is grotendeels gebaseerd op de Nokia Navi™-toets () onder het display
(2).
De functie van deze toets verschilt al naar gelang de functietekst (1) die boven de toets wordt
weergegeven.
In deze gebruikershandleiding wordt het symbool gevolgd door de bijbehorende functietekst,
bijvoorbeeld (Menu) of (Kiezen).
In de standby-modus: toont de namen en telefoonnummers die in de telefoonlijst zijn opgeslagen.
toont de lijst met laatst gekozen nummers.
In het menu: met deze toetsen kunt u bladeren door menu’s en instellingen.
Aan de slag
Tijdens het intoetsen van een naam of nummer of het intoetsen van een tekstbericht:
verplaatst de cursor naar links en verplaatst de cursor naar rechts.
Tijdens een gesprek: met deze toetsen kunt u het luidsprekervolume aanpassen.
C-toets
Tijdens het intoetsen van een naam of nummer: met deze toets kunt u het teken links van de cursor
verwijderen. Als u deze toets ingedrukt houdt, worden alle tekens uit het display gewist.
In een menu: met deze toets keert u terug naar het vorige menuniveau. Houd deze toets ingedrukt om
het menu af te sluiten.
Wanneer een oproep binnenkomt: druk op deze toets om de oproep te weigeren.
De telefoon kan op verschillende compatibele apparaten worden aangesloten. Aan de zijkanten van
telefoon bevinden zich de aansluitingen en een aantal speciale toetsen:
1. Aansluiting voor het zwarte HDD-2-hoofdtelefoonsnoer (hoofdtelefoon)
2. Aansluiting voor de lader
3. Aansluiting voor het grijze HDD-2-hoofdtelefoonsnoer (microfoon)
4. Interne microfoon
5. Aansluiting voor de ADE-1 audio line-in kabel
6. Aansluiting voor de DKE-2-verbindingskabel voor pc-verbinding
Schermindicatoren geven de huidige werking van de telefoon aan.
Standby-modus
Aan de slag
De indicatoren die hieronder worden beschreven, worden weergegeven als de telefoon klaar is voor
gebruik en geen tekens zijn ingevoerd. Als dit scherm wordt weergegeven, bevindt de telefoon zich in
de ‘standby-modus’.
1. Geeft aan welk cellulair netwerk op dit moment wordt gebruikt.
2. Toont de signaalsterkte van het cellulaire netwerk op uw huidige positie. Hoe hoger de balk, des te
sterker het signaal.
3. Toont de capaciteit van de batterij. Hoe hoger de balk, des te hoger de capaciteit van de batterij.
4. Toont de huidige functie van de Nokia Navi™-toets ().
Een of meer van de volgende pictogrammen kunnen worden weergegeven wanneer de telefoon zich in
de standby-modus bevindt:
Geeft aan dat u bezig bent met bellen.
Zie Opbellen op pagina 4 en Verbinding maken met een WAP-dienst op pagina 81.
Geeft aan dat u een tekst- of afbeeldingbericht hebt ontvangen.
Zie Een tekstbericht lezen (Inbox - menu 2-2) op pagina 47 en Afbeeldingen (menu 2-4) op
pagina 48.
Geeft aan dat geen belsignaal klinkt wanneer u een oproep ontvangt, omdat de instelling
‘Oproepsignaal’ is ingesteld op Stil.
Zie Geluid (menu 5) op pagina 54 en Profielen (menu 13) op pagina 75.
Geeft aan dat het toetsenbord van de telefoon is vergrendeld. Zie Het toetsenbord
vergrendelen op pagina 36.
Geeft aan dat de alarmklok is geactiveerd. Zie Klok (menu 12) op pagina 74.
Geeft aan dat alle oproepen worden doorgeschakeld. Zie Doorschak. (menu 7) op pagina 59.
Geeft aan dat uw gesprekken beperkt zijn tot een besloten gebruikersgroep (netwerkdienst).
Zie Closed User Group (CUG) op pagina 41.
2Geeft aan dat u alleen kunt bellen via telefoonlijn 2 (netwerkdienst). Zie Gebruikte telefoonlijn
op pagina 41.
Geeft aan dat de stopwatchfunctie in de achtergrond actief is. Zie pagina 74.
Geeft aan dat de timer-functie in de achtergrond actief is. Zie pagina 75.
Geeft aan dat de naam die of het telefoonnummer dat u hebt geselecteerd in de telefoonlijst,
wordt opgeslagen op de SIM-kaart. Zie pagina 43.
Aan de slag
■ Een SIM-kaart plaatsen
• Houd alle kleine SIM-kaarten buiten bereik van kleine kinderen.
• De SIM-kaart en de contactpunten van de kaart kunnen gemakkelijk door krassen of buigen worden
beschadigd. Wees daarom voorzichtig wanneer u de kaart vastpakt, plaatst of verwijdert.
• Voordat u de SIM-kaart plaatst, moet u de telefoon altijd uitschakelen en de batterij verwijderen.
1. Druk de vergrendeling in, schuif de cover omhoog en verwijder deze.
2. Duw de twee klemmetjes in de tegengestelde richting in en verwijder
de batterij.
3. Schuif de SIM-kaart voorzichtig in de SIM-kaartsleuf.
Zorg ervoor dat de goudkleurige connectors op de kaart omlaag zijn
gericht en dat de afgeronde hoek zich links bevindt.
4. Lijn de goudkleurige contactpunten op de batterij uit met de
overeenkomstige connectors op de telefoon en druk op het
tegenovergestelde uiteinde van de batterij totdat deze vastklikt.
5. Plaats de klemmetjes van de cover in de
overeenkomstige sleuven op de telefoon en druk de
cover stevig omlaag totdat deze vastklikt.
■ De batterij opladen
• Laad de batterij niet op als de cover van de telefoon is verwijderd. Zie ook Informatie over de
batterij op pagina 93.
• Wanneer de batterij bijna leeg is en nog slechts een paar minuten werkingstijd resteren, klinkt een
waarschuwingstoon. Als u de telefoon niet aansluit op een lader wanneer de batterij bijna leeg is en
de telefoon niet meer werkt, wordt de telefoon automatisch uitgeschakeld.
1. Sluit de kabel van de lader aan op de aansluiting aan de links
op de telefoon.
2. Sluit de lader aan op een gewone wandcontactdoos. De
indicatiebalk voor de batterij begint te schuiven.
• Bij gebruik van de lader ACP-7 kan het opladen van de
Aan de slag
batterij die bij de telefoon wordt geleverd, maximaal zes
uur duren.
• Als Laadt niet op wordt weergegeven, wacht u een moment en koppelt u de lader los. Sluit de
lader vervolgens opnieuw aan en probeer het nogmaals. Als de batterij nu nog niet wordt
opgeladen, neemt u contact op met uw leverancier.
3. Als de batterij volledig is opgeladen, stopt de indicatiebalk. Haal de stekker van de lader uit de
wandcontactdoos en maak de lader los van de telefoon.
U kunt de telefoon gewoon gebruiken terwijl de batterij wordt opgeladen.
■ De telefoon in- en uitschakelen
Houd een seconde lang ingedrukt.
Als bij het inschakelen de PIN-code of beveiligingscode wordt gevraagd:
Waarschuwing! Schakel de telefoon niet in als het gebruik van mobiele telefoons verboden is of als dit
storing of gevaar zou kunnen opleveren.
TIPS VOOR EFFICIËNT GEBRUIK: De telefoon heeft een ingebouwde antenne. Zoals voor
alle radiozendapparatuur geldt, dient onnodig contact met de antenne te worden vermeden als
de telefoon is ingeschakeld. Het aanraken van de antenne kan een nadelige invloed hebben op de
gesprekskwaliteit en kan ervoor zorgen dat de telefoon meer stroom verbruikt dan noodzakelijk
is. Door de antenne tijdens een gesprek niet aan te raken, optimaliseert u de prestaties van de
antenne en de gesprekstijd van de telefoon.
NORMALE POSITIE: Houd de telefoon vast zoals elke andere telefoon, met de antenne omhoog en over de schouder
gericht.
■ De hoofdtelefoon aansluiten en gebruiken
U kunt via de meegeleverde stereohoofdtelefoon HDD-2 luisteren naar de FM-radio of Music player in
de telefoon.
Opmerking: U kunt deze functie alleen gebruiken als de telefoon is ingeschakeld. Schakel de telefoon niet
in als het gebruik van mobiele telefoons verboden is of als dit storing of gevaar zou kunnen opleveren.
De hoofdtelefoon HDD-2 aansluiten
Sluit het uiteinde van het zwarte hoofdtelefoonsnoer aan op de zwarte
aansluiting (1) links op de telefoon. Sluit het uiteinde van het grijze
hoofdtelefoonsnoer aan op de grijze aansluiting (2).
Het snoer van de hoofdtelefoon functioneert als de antenne van de radio.
Zorg dus dat het snoer ongehinderd omlaag hangt.
Waarschuwing! Het beluisteren van muziek met een hoog volumeniveau kan het gehoor
beschadigen. U kunt het volume van de hoofdtelefoon instellen door op de toets Volume
omhoog of Volume omlaag op de zijkant van de telefoon te drukken.
De hoofdtelefoon gebruiken om te bellen en oproepen te beantwoorden
Als u een oproep wilt beantwoorden terwijl u de hoofdtelefoon gebruikt, drukt u op de
Aan de slag
hoofdtelefoontoets die zich op het microfoongedeelte van de hoofdtelefoon bevindt. Druk op dezelfde
knop als u het gesprek wilt beëindigen.
Als u spraaknummers voor bepaalde telefoonnummers in de telefoonlijst hebt opgeslagen, kunt u ook
bellen via de hoofdtelefoon. Houd de hoofdtelefoontoets ingedrukt totdat u een korte toon hoort.
Spreek het spraaknummer uit. Het bijbehorende telefoonnummer wordt gekozen.
Oproepen ontvangen met een andere hoofdtelefoon dan de HDD-2: druk vanuit de standby-modus op
(Antwoorden). Als u de oproep wilt doorschakelen of weigeren, drukt u op . U kunt de stem
van de beller horen in de hoofdtelefoon en u spreekt in de microfoon van de telefoon. Dit is altijd de
veiligste gebruiksmethode van de hoofdtelefoon HDD-2.
■ De meegeleverde kabels aansluiten en gebruiken
In het pakket bij het product vindt u drie kabels die u bij uw Nokia 5510 kunt gebruiken.
1. Als u een andere compatibele hoofdtelefoon (32 ohm impedantie) dan de HDD-2 wilt gebruiken,
sluit u de meegeleverde ADA-2 audio-adapterkabel (nummer 1 in de onderstaande afbeelding) aan
op de 35 mm hoofdtelefoon en plaatst u de adapter in de telefoon. Dit is de veiligste
gebruiksmethode van de meegeleverde hoofdtelefoon HDD-2.
2. U kunt de telefoon aansluiten op een extern geluidssysteem (bijvoorbeeld een cd-speler) met de
meegeleverde ADE-2 audio line-in kabel (nummer 2 in de afbeelding).
3. U kunt Nokia Audio Manager gebruiken voor het beheer van uw geluidsbestanden. Als u de telefoon
wilt aansluiten op de pc, gebruikt u de meegeleverde DKE-2 USB mini-B kabel (nummer 3 in de
onderstaande afbeelding).
1. Toets het netnummer en telefoonnummer in met de cijfertoetsen. Als u een vergissing maakt, drukt
u op om het teken links van de cursor te verwijderen.
Voor internationale gesprekken: plaats een plusteken (+) en de landcode voor het netnummer
(verwijder zo nodig de eerste 0).
2. Druk op (Bellen) en wacht op het antwoord.
Het volume van de luidspreker of hoofdtelefoon instellen: druk op de toets Volume omhoog of
Volume omlaag onderaan de telefoon (zie de afbeelding op pagina 17) om het volume van de
luidspreker te verhogen of verlagen.
3. Druk op (Ophangen) om het gesprek te beëindigen of het kiezen te onderbreken.
Bellen met behulp van de telefoonlijst
Druk vanuit de standby-modus op (Menu) en vervolgens tweemaal op (Kiezen). Toets de
eerste letter van de naam in en druk op (OK). Ga met of naar de gewenste naam en druk
op (Bellen).
Snel zoeken: druk op in de standby-modus. Ga naar de gewenste naam en druk op
(Bellen).
U kunt het luidsprekervolume aanpassen tijdens een gesprek. Druk op om het
volume te verhogen en op om het volume te verlagen. U kunt ook de
volumetoetsen onderaan de telefoon gebruiken.
Basisfuncties
De microfoon tijdelijk uitschakelen
De microfoon van de telefoon uitschakelen tijdens een gesprek: druk op en vervolgens op
(Opties), ga naar Microfoon uit en druk op (Kiezen).
De microfoon inschakelen: druk op en vervolgens op (Opties). Ga naar Microfoon aan en druk
op (Kiezen).
Nummer herhalen
Een van de laatste 20 telefoonnummers die u hebt gekozen, herhalen: druk vanuit de standby-modus
eenmaal op , ga met of naar het gewenste telefoonnummer of de gewenste naam en druk
op (Bellen).
Een nummer bellen via snelkeuzetoetsen
Als u een telefoonnummer hebt geprogrammeerd onder een van de snelkeuzetoetsen, kunt u dat
nummer op een van de volgende manieren bellen (vanuit de standby-modus):
• Druk op de gewenste snelkeuzetoets en druk op (Bellen).
• Als de functie Snelkeuze is ingeschakeld (zie pagina 56): houd de snelkeuzetoets ingeschakeld
totdat het nummer is gekozen.
Als u toets 1 ingedrukt houdt, wordt het nummer van uw voicemail gebeld.
U kunt twee gesprekken tegelijkertijd voeren (netwerkdienst).
1. Druk tijdens een gesprek op om de tekst boven te wijzigen van Ophangen in Opties.
2. Druk op (Opties) en ga naar Nieuwe opr.. Druk op (Kiezen), toets het telefoonnummer in
of haal het op uit de telefoonlijst en druk op (Bellen).
Het eerste gesprek wordt in de wachtstand geplaatst. Het actieve gesprek wordt aangegeven met
en het gesprek in de wachtstand met .
3. Schakelen tussen de twee gesprekken: druk op (Opties), ga naar Wisselen en druk op
(Kiezen).
4. Het actieve gesprek beëindigen: druk op (Opties), ga naar Beëindigen en druk op
(Kiezen). Het gesprek in de wachtstand wordt nu geactiveerd.
Beide gesprekken beëindigen: druk op (Opties), ga naar Alles afsluiten en druk op
(Kiezen).
Voicedialling
U kunt een telefoonnummer bellen door een of meer aan het nummer gekoppelde woorden uit te
spreken. Zie de functie Spraaknrs. in het menu Telefoonlijst (zie pagina 43).
Conferentiegesprekken
Maximaal zes personen kunnen deelnemen aan een conferentiegesprek (netwerkdienst).
2. Druk tijdens het gesprek op en vervolgens op (Opties). Ga naar Nieuwe opr. en druk op
(Kiezen) om de tweede deelnemer te bellen. Het eerste gesprek wordt in de wachtstand
geplaatst.
3. Druk op (Opties), ga naar Conferentie en druk op (Kiezen) om de eerste deelnemer in het
Basisfuncties
conferentiegesprek op te nemen.
4. Herhaal stap 2 en 3 om een nieuwe deelnemer in het gesprek op te nemen.
5. Een privégesprek met een van deelnemers voeren:
• Druk op (Opties), ga naar Apart en druk op (Kiezen). Ga naar de gewenste deelnemer
en druk op (OK).
Nadat u het privégesprek hebt beëindigd, keert u terug naar het conferentiegesprek zoals in stap
3 wordt beschreven.
6. Druk op (Opties) en selecteer Alles afsluiten.
■ Een oproep beantwoorden
Wanneer u gebeld wordt, gaat de telefoon over (als Oproepsignaal niet is ingesteld op Stil), knippert de
verlichting en wordt een bijbehorende tekst weergegeven.
Als het netwerk de beller niet kon identificeren, wordt Oproep weergegeven.
Als de beller wel kon worden geïdentificeerd, wordt het telefoonnummer van de beller (of diens naam,
als deze in de telefoonlijst is opgeslagen) en de tekst belt weergegeven.
1. Als u de oproep wilt beantwoorden, drukt u op (Antwoorden).