Gebruikershandleiding Nokia 5330 Mobile TV Edition
Uitgave 2
2Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
Veiligheid4
Aan de slag5
Toetsen en onderdelen5
De SIM-kaart en de batterij
plaatsen6
De geheugenkaart plaatsen en
verwijderen7
De batterij opladen8
Antenne8
Accessoires9
Inschakelen10
Over dit apparaat10
Netwerkdiensten11
Toegangscodes11
Het apparaat in- en uitschakelen12
Stand-by modus 12
Aanraaktoetsen voor muziek14
Door de menu's navigeren15
De toetsen vergrendelen16
Functioneert zonder SIM-kaart 16
Het profiel Vlucht16
Persoonlijke instellingen17
Basisinstellingen17
De telefoon aanpassen aan uw
voorkeuren19
Verbindingen22
Diensten van netwerkproviders25
Telefoonfuncties27
Bellen27
Tekst en berichten31
Nokia Messaging: chatten35
Nokia Messaging: e-mail37
Beeld en video39
Foto's maken39
Videoclips opnemen40
Instellingen voor camera en video 40
Galerij40
Afbeeldingen afdrukken42
Geheugenkaart42
Entertainment43
Muziek beluisteren43
Web 47
Spelletjes en toepassingen49
Mobiele tv51
Over mobiele tv51
Eerste keer opstarten51
Een kanaal of programma
selecteren52
Audio-invoer wijzigen52
Elektronische programmagids
(EPG)52
Een kanaal spreken53
Mobiele tv-instellingen54
Inhoudsopgave3
Mobiele tv weergeven nadat de SIMkaart is vervangen54
Kaarten54
Kaarten downloaden55
Kaarten en GPS56
Extra diensten56
Gegevens beheren57
Contacten beheren57
Visitekaartjes59
Datum en tijd59
Alarmklok59
Agenda60
To-do list60
Notities60
Rekenmachine60
Timerfunctie61
Stopwatch61
Ondersteuning en updates62
Ondersteuning62
My Nokia62
Content downloaden63
Software updaten via de pc63
Software-updates over-the-air63
Fabrieksinstellingen terugzetten64
Groene tips64
Energie besparen64
Recyclen65
Meer informatie65
Product- en
veiligheidsinformatie65
Index74
4Veiligheid
Veiligheid
Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het
niet opvolgen van de richtlijnen kan
gevaarlijk of onwettig zijn. Lees de
volledige gebruikershandleiding voor
meer informatie.
SCHAKEL HET APPARAAT ALLEEN IN ALS
HET VEILIG IS
Schakel het apparaat niet in
als het gebruik van mobiele
telefoons verboden is of als
dit storing of gevaar zou
kunnen opleveren.
VERKEERSVEILIGHEID HEEFT
VOORRANG
Houdt u aan de lokale
wetgeving. Houd tijdens het
rijden uw handen vrij om uw
voertuig te besturen. De
verkeersveiligheid dient uw
eerste prioriteit te hebben
terwijl u rijdt.
STORING
Alle draadloze apparaten
kunnen gevoelig zijn voor
storing. Dit kan de werking
van het apparaat negatief
beïnvloeden.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN
GEBIEDEN WAARBINNEN EEN
GEBRUIKSVERBOD GELDT
Houd u aan alle mogelijke
beperkende maatregelen.
Schakel het apparaat uit in
vliegtuigen en in de
nabijheid van medische
apparatuur, brandstof,
chemicaliën of gebieden
waar explosieven worden
gebruikt.
DESKUNDIG ONDERHOUD
Dit product mag alleen door
deskundigen worden
geïnstalleerd of gerepareerd.
TOEBEHOREN EN BATTERIJEN
Gebruik alleen goedgekeurde
toebehoren en batterijen.
Sluit geen incompatibele
producten aan.
WATERBESTENDIGHEID
Het apparaat is niet
waterbestendig. Houd het
apparaat droog.
Aan de slag5
Aan de slag
Leer uw apparaat kennen, plaats de
batterij, SIM-kaart en geheugenkaart,
en verneem belangrijke informatie over
het apparaat.
De SIM-kaart en de batterij plaatsen
Opmerking: Schakel het apparaat uit
en zorg ervoor dat het apparaat niet
met een lader of een ander apparaat is
verbonden als u de covers wilt
verwijderen. Raak de elektronische
onderdelen niet aan terwijl u de covers
verwisselt. Bevestig altijd de covers
voordat u het apparaat opbergt of
gebruikt.
De SIM-kaart en de contactpunten ervan
kunnen snel worden beschadigd door
krassen en buigen, dus wees
voorzichtig wanneer u de kaart
vasthoudt, plaatst of verwijdert.
1 Open de achtercover en verwijder
deze. Plaats de batterij.
2 Open de SIM-kaarthouder. Plaats de
SIM-kaart in de houder met het
contactoppervlak naar beneden
gericht. Sluit de SIM-kaarthouder.
3 Lijn de contactpunten van de
batterij uit en plaats de batterij.
Plaats de achtercover weer op de
telefoon.
Aan de slag7
De geheugenkaart plaatsen en
verwijderen
Gebruik alleen compatibele microSDkaarten die door Nokia is goedgekeurd
voor gebruik met dit apparaat. Nokia
maakt gebruik van goedgekeurde
industriële normen voor
geheugenkaarten, maar sommige
merken zijn mogelijk niet geheel
compatibel met dit apparaat.
Incompatibele kaarten kunnen de kaart
en het apparaat beschadigen en
gegevens op de kaart aantasten.
Het apparaat ondersteunt microSDkaarten met een capaciteit van
maximaal 16 GB. Eén enkel bestand mag
niet groter zijn dan 2 GB.
De geheugenkaart plaatsen
1 Open het klepje van de
geheugenkaartsleuf.
2 Plaats de kaart in de
geheugenkaartsleuf met de
contactpunten naar beneden
gericht en druk totdat de kaart op
zijn plaats klikt.
3 Sluit het klepje van de
geheugenkaartsleuf.
De geheugenkaart verwijderen
Belangrijk: Verwijder de
geheugenkaart niet op het moment dat
er een bewerking wordt uitgevoerd
waarbij de kaart wordt gebruikt.
Hierdoor kunnen de kaart en het
apparaat beschadigd worden en
kunnen gegevens op de kaart worden
aangetast.
8Aan de slag
U kunt de geheugenkaart verwijderen
of terugplaatsen zonder dat u het
apparaat uitzet.
1 Zorg ervoor dat de geheugenkaart
door geen enkele toepassing wordt
gebruikt.
2 Open het klepje van de
geheugenkaartsleuf.
3 Druk lichtjes op de geheugenkaart
om deze te ontgrendelen en
verwijder de kaart.
De batterij opladen
De batterij is deels opgeladen in de
fabriek. Als het apparaat aangeeft dat
de batterij leeg raakt, doet u het
volgende:
1 Sluit de lader aan op een
stopcontact.
2 Sluit de lader aan op het apparaat.
3 Wanneer het apparaat aangeeft dat
de batterij volledig is opgeladen,
koppelt u de lader los van het
apparaat en haalt u vervolgens de
stekker uit het stopcontact.
U kunt de batterij ook opladen met
stroom van een computer via een USBkabel.
1 Sluit de USB-kabel aan op een USB-
poort van een computer en op uw
apparaat.
2 Wanneer de batterij volledig is
opgeladen, koppelt u de USB-kabel
los.
U hoeft de batterij niet een specifieke
tijd op te laden en u kunt het apparaat
tijdens het opladen gebruiken. Als de
batterij volledig ontladen is, kan het
enkele minuten duren voordat de
batterijindicator op het scherm wordt
weergegeven en u weer met het
apparaat kunt bellen.
Antenne
Het apparaat kan interne en externe
antennes hebben. Vermijd onnodig
Aan de slag9
contact met het gebied rond de antenne
als de antenne aan het zenden of
ontvangen is. Contact met antennes kan
de kwaliteit van de communicatie
nadelig beïnvloeden en kan tijdens
gebruik leiden tot een hoger
stroomverbruik en tot een kortere
levensduur van de batterij.
In de afbeelding is het antennegebied
grijs gemarkeerd.
Accessoires
Een USB-kabel aansluiten
Verwijder het kapje van de USBconnector en sluit de USB-kabel aan op
het apparaat.
Hoofdtelefoon
Waarschuwing:
Voortdurende blootstelling aan een
hoog geluidsvolume kan uw gehoor
beschadigen. Luister naar muziek op
een gematigd geluidsvolume. Houd het
apparaat niet dicht bij uw oor wanneer
de luidspreker in gebruik is.
Waarschuwing:
Wanneer u de hoofdtelefoon gebruikt,
kan uw vermogen om geluiden van
buitenaf te horen negatief worden
beïnvloed. Gebruik de hoofdtelefoon
niet wanneer dit uw veiligheid in gevaar
kan brengen.
Als u externe apparaten of
hoofdtelefoons op de
netstroomconnector van Nokia aansluit
die niet door Nokia zijn goedgekeurd
voor gebruik met dit apparaat, moet u
extra letten op het geluidsniveau.
Sluit geen producten aan die een
uitgangssignaal afgeven, aangezien het
apparaat dan beschadigd kan raken.
Sluit geen energiebron aan op de
netstroomconnector van Nokia.
Polsband
1 Verwijder de achtercover.
10Inschakelen
2 Maak het koordje vast en trek het
strak.
3 Plaats de achtercover weer op de
telefoon.
Inschakelen
Leer hoe u uw apparaat inschakelt en de
basisfuncties gebruikt.
Over dit apparaat
Het draadloze apparaat dat in deze
handleiding wordt beschreven, is
goedgekeurd voor gebruik in het GSMnetwerken van 850, 900, 1800 en 1900
MHz, en WCDMA-netwerken van 850,
1900 en 2100 MHz. Neem contact op met
uw serviceprovider voor meer
informatie over netwerken.
Uw apparaat beschikt mogelijk over
vooraf geïnstalleerde bladwijzers en
koppelingen naar websites van derden.
Deze zijn niet verbonden met Nokia en
Nokia onderschrijft deze niet en
aanvaardt er geen aansprakelijkheid
voor. Als u dergelijke sites bezoekt,
moet u voorzorgsmaatregelen treffen
op het gebied van beveiliging of inhoud.
Waarschuwing:
Als u andere functies van dit apparaat
wilt gebruiken dan de alarmklok, moet
het apparaat zijn ingeschakeld. Schakel
het apparaat niet in wanneer het
gebruik van draadloze apparatuur
storingen of gevaar kan veroorzaken.
Houd u bij het gebruik van dit apparaat
aan alle regelgeving en respecteer
lokale gebruiken, privacy en legitieme
rechten van anderen, waaronder
auteursrechten.
Auteursrechtbescherming kan
verhinderen dat bepaalde
afbeeldingen, muziek en andere inhoud
worden gekopieerd, gewijzigd of
overgedragen.
Maak een back-up of houd een
schriftelijke neerslag bij van alle
belangrijke gegevens die in uw
apparaat zijn opgeslagen.
Wanneer u het apparaat op een ander
apparaat aansluit, dient u eerst de
Inschakelen11
handleiding van het desbetreffende
apparaat te raadplegen voor
uitgebreide veiligheidsinstructies. Sluit
geen incompatibele producten aan.
De afbeeldingen in deze documentatie
kunnen verschillen van de afbeeldingen
op het scherm van het apparaat.
Voor andere belangrijke informatie over
uw apparaat wordt u verwezen naar de
gebruikershandleiding.
Netwerkdiensten
Om het apparaat te kunnen gebruiken,
moet u beschikken over een
abonnement bij een aanbieder van
draadloze verbindingsdiensten. Enkele
functies zijn niet op alle netwerken
beschikbaar. Er zijn ook functies
waarvoor u specifieke regelingen met
uw serviceprovider moet treffen
voordat u ze kunt gebruiken. Wanneer
u netwerkdiensten gebruikt, worden er
gegevens overgedragen. Informeer bij
uw serviceprovider naar de kosten voor
communicatie op uw eigen
telefoonnetwerk en wanneer u in het
dekkingsgebied van andere netwerken
verkeert. Uw serviceprovider kan u
vertellen welke kosten in rekening
worden gebracht.
Het kan zijn dat uw serviceprovider
verzocht heeft om bepaalde functies uit
te schakelen of niet te activeren in uw
apparaat. In dat geval worden deze
functies niet in het menu van uw
apparaat weergegeven. Mogelijk is uw
apparaat voorzien van aangepaste
onderdelen, zoals menunamen,
menuvolgorde en pictogrammen.
Toegangscodes
Als u wilt instellen hoe de
toegangscodes en
beveiligingsinstellingen in de telefoon
worden gebruikt, selecteert u Menu >
Instellingen > Beveiliging >
Toegangscodes.
•Met de beveiligingscode wordt de
telefoon beveiligd tegen
ongeoorloofd gebruik. De vooraf
ingestelde code is 12345. U kunt
deze code wijzigen en de telefoon
zo instellen dat de code wordt
opgevraagd. Voor sommige
bewerkingen is de beveiligingscode
nodig ongeacht de instellingen,
bijvoorbeeld als u de
fabrieksinstellingen wilt
terugzetten. Houd de code geheim
en bewaar deze op een veilige
plaats (niet bij de telefoon). Als u de
code bent vergeten en de telefoon
is vergrendeld, is extra service
12Inschakelen
nodig waarvoor kosten in rekening
kunnen worden gebracht. Neem
voor meer informatie contact op
met een Nokia Care-centrum of de
leverancier van de telefoon.
•Met de PIN- of UPIN-code die bij de
SIM- of USIM-kaart wordt geleverd,
wordt de kaart beveiligd tegen
ongeoorloofd gebruik.
•De PIN2-code (UPIN2), die bij
sommige SIM-kaarten (USIM) wordt
geleverd, is vereist voor het gebruik
van bepaalde diensten.
•PUK (UPUK)- en PUK2 (UPUK2)-codes
worden bij de SIM (USIM)-kaart
geleverd. Als u drie keer achter
elkaar de verkeerde PIN-code hebt
ingevoerd, wordt u om de PUK-code
gevraagd. Neem contact op met uw
serviceprovider als de codes niet
beschikbaar zijn.
•Het blokkeerwachtwoord is vereist
als u Oproepen blokkeren gebruikt
om oproepen van en naar de
telefoon te beperken
(netwerkdienst).
Het apparaat in- en uitschakelen
Aan- en uitschakelen
Houd de aan/uit-toets ingedrukt.
De PIN-code invoeren
Voer de PIN-code (weergegeven als
****) in als hierom wordt gevraagd.
Datum en tijd instellen
Voer de datum, de lokale tijd, de
tijdzone en de zomertijd van uw locatie
in als hierom wordt gevraagd.
Als u het apparaat voor het eerst
inschakelt, wordt mogelijk gevraagd of
u de configuratie-instellingen van uw
serviceprovider wilt opvragen
(netwerkdienst). Neem voor meer
informatie contact op met uw
serviceprovider.
Stand-by modus
Wanneer de telefoon gereed is voor
gebruik en geen tekens zijn ingevoerd,
bevindt de telefoon zich in de stand-by
modus.
Inschakelen13
Weergave
1 Signaalsterkte van het mobiele
netwerk
2 Oplaadstatus van batterij
3 Indicatoren
4 Klok
5 Naam van het netwerk of het
operatorlogo
6 Datum (alleen als het startscherm is
uitgeschakeld)
7 Weergave
8 Functie van de linkerselectietoets
9 Functie van de Navi-toets
(bladertoets)
10 Functie van de rechterselectietoets
U kunt de functie van de linker- en
rechterselectietoets wijzigen.
Zie '
Linker- en rechterselectietoetsen
', p. 21.
Startscherm
In het startscherm wordt een lijst
weergegeven met geselecteerde
functies en gegevens die u rechtstreeks
kunt gebruiken.
Selecteer Menu > Instellingen >
Weergave > Startscherm.
Het startscherm activeren
Selecteer Startscherm.
Het startscherm organiseren en
aanpassen
Selecteer Weergave aanpassen.
Een toets selecteren om het
startscherm te activeren
Selecteer Startschermtoets.
In het startscherm navigeren
Navigeer in de lijst met de bladertoets
omhoog of omlaag en selecteer Select.,
Bekijk of Bewerk. De pijlen geven aan
dat er meer gegevens beschikbaar zijn.
Met navigeren stoppen
Selecteer Afsluiten.
14Inschakelen
Snelkoppelingen
Als uw apparaat in de standby- of
startschermmodus staat, kunt u de
volgende snelkoppelingen gebruiken.
Lijst van gemiste, ontvangen en
gebelde nummers weergeven
Druk op de beltoets. Als u wilt bellen,
bladert u naar een nummer of naam en
drukt u op de beltoets.
De webbrowser starten
Houd 0 ingedrukt.
De voicemailbox bellen
Houd 1 ingedrukt.
Anders toetsen gebruiken als
snelkoppeling
Zie 'Snelkeuzetoetsen', p. 28.
Indicatoren
U hebt ongelezen berichten.
U hebt berichten die nog niet
zijn verzonden, zijn
geannuleerd of waarvan de
verzending is mislukt.
De toetsen zijn geblokkeerd.
Het apparaat gaat niet over
wanneer oproepen of
tekstberichten worden
ontvangen.
De wekker is ingesteld.
Het apparaat is geregistreerd
/
bij het GPRS- of EGPRS-netwerk.
Er is een GPRS- of EGPRS-
/
verbinding geopend.
De GPRS- of EGPRS-verbinding is
/
opgeschort (in de wachtstand).
Bluetooth-connectiviteit is
geactiveerd.
Er is een GPS-signaal
beschikbaar. (externe GPSantenne noodzakelijk) .
Er is geen GPS-signaal
beschikbaar. (externe GPSantenne noodzakelijk) .
Als u twee telefoonlijnen hebt,
is de tweede lijn in gebruik.
Alle inkomende oproepen
worden doorgeschakeld naar
een ander nummer.
Gesprekken zijn beperkt tot een
besloten gebruikersgroep.
Er is een tijdelijk profiel
ingeschakeld.
Aanraaktoetsen voor muziek
Terwijl u naar de FM-radio luistert of de
mediaspeler gebruikt, kunt u met de
aanraaktoetsen voor muziek het
afspelen onderbreken of voorzetten,
nummers overslaan of tussen
opgeslagen zenders schakelen.
Inschakelen15
In de afbeelding zijn de drie
aanraakgevoelige gebieden in het grijs
gemarkeerd.
De aanraaktoetsen voor muziek
activeren
Selecteer Menu > Instellingen >
Telefoon > Aanr.ttsn vr muziek.
De radio bedienen
Selecteer Menu > Media > Radio.
Gebruik de aanraaktoetsen voor muziek
om het afspelen te onderbreken of voort
te zetten, en om tussen opgeslagen
radiozenders te schakelen.
De mediaspeler bedienen
Selecteer Menu > Media >
Mediaspeler > Ga naar Mediasp..
Gebruik de aanraaktoetsen voor muziek
om het afspelen te onderbreken of voort
te zetten en om nummers over te slaan.
Houd ingedrukt als u de radio of
mediaspeler opnieuw wilt activeren.
Door de menu's navigeren
De telefoon biedt een uitgebreide reeks
functies die in menu's zijn
ondergebracht.
1 Selecteer Menu om het menu te
openen.
2 Blader door het menu en selecteer
een optie (bijvoorbeeld
Instellingen).
3 Als het geselecteerde menu
submenu's bevat, selecteert u er
een (bijvoorbeeld, Oproepen).
4 Selecteer de gewenste instelling.
5 Selecteer Terug om terug te keren
naar het vorige menuniveau.
Als u het menu wilt afsluiten,
selecteert u Afsluiten.
Als u de menuweergave wilt wijzigen,
selecteert u Opties >
16Inschakelen
Hoofdmenuwrgave. Schuif naar rechts
om uit de beschikbare opties te kiezen.
Als u het menu anders wilt indelen,
selecteert u Opties > Indelen. Ga naar
het menu-onderdeel dat u wilt
verplaatsen en selecteer Verplaats. Ga
naar de plaats waarnaar u het menuonderdeel wilt verplaatsen en selecteer
OK. Selecteer OK > Ja om de wijziging
op te slaan.
De toetsen vergrendelen
Vergrendel de aanraaktoetsen voor
muziek en het toetsenblok om te
voorkomen dat ze per ongeluk worden
ingedrukt.
De toetsen vergrendelen of
ontgrendelen
Verschuif de vergrendelingsschakelaar
aan de zijkant van het apparaat. U kunt
ook de klep sluiten of openen.
Oproepen afhandelen wanneer de
toetsen zijn geblokkeerd.
Als u een oproep wilt beantwoorden
terwijl de toetsen zijn geblokkeerd,
drukt u op de beltoets. Wanneer u een
oproep beëindigt of niet aanneemt,
worden de toetsen weer automatisch
geblokkeerd.
Wanneer het apparaat is vergrendeld,
kunt u mogelijk nog wel het
geprogrammeerde alarmnummer
kiezen.
Functioneert zonder SIM-kaart
Sommige functies van uw telefoon
kunnen worden gebruikt zonder dat u
een SIM-kaart hebt geplaatst.
Voorbeelden hiervan zijn games en de
functies van Organiser. Sommige
functies in de menu's zijn grijs
weergegeven en kunt u niet gebruiken.
Het profiel Vlucht
Gebruik het profiel Vlucht in
omgevingen waarin radiogolven
storing kunnen veroorzaken om alle
functies die radiofrequenties gebruiken
uit te schakelen. U hebt dan nog steeds
toegang tot offline spelletjes, de
agenda en telefoonnummers. Als het
profiel Vlucht actief is, wordt
weergegeven.
Het profiel Vlucht activeren
Selecteer Menu > Instellingen >
Profielen > Vlucht > Activeer of
Aanpassen.
Het profiel Vlucht uitschakelen
Selecteer een willekeurig ander profiel.
Persoonlijke instellingen17
Waarschuwing:
In het profiel Vlucht kunt u geen
oproepen doen of ontvangen, ook geen
alarmoproepen. Ook overige functies
waarvoor netwerkdekking is vereist,
kunnen niet worden gebruikt. Als u wilt
bellen, moet u eerst de telefoonfunctie
activeren door een ander profiel te
kiezen. Als het apparaat is vergrendeld,
moet u de beveiligingscode invoeren.
Als u een alarmnummer wilt kiezen
terwijl het apparaat vergrendeld is en in
het profiel Vlucht staat, kunt u ook het
geprogrammeerde alarmnummer in
het veld voor de beveiligingscode
invoeren en de toets 'Bellen' selecteren.
Op het apparaat wordt een bevestiging
weergegeven dat het profiel Vlucht
wordt afgesloten en een alarmnummer
wordt gekozen.
Persoonlijke instellingen
U kunt het apparaat instellen, de
instellingen aanpassen en op
verschillende manieren verbinding
maken.
Basisinstellingen
Telefooninstellingen
Selecteer Menu > Instellingen en
Telefoon.
Selecteer een van de volgende opties:
Taalinstellingen — Als u de taal van
uw apparaat wilt instellen, selecteert u
Taal display en een taal. Als u de taal
van uw apparaat wilt instellen volgens
de informatie op de SIM-kaart,
selecteert u Taal display >
Automatisch.
Aanr.ttsn vr muziek — De
muziektoetsen activeren.
Geheugenstatus — Het
geheugengebruik weergeven.
Aut. toets.blokk. — Instellen dat het
toetsenblok automatisch wordt
geblokkeerd na een ingestelde
tijdsperiode waarin het apparaat zich in
de startschermmodus bevindt en geen
enkele functie van het apparaat is
gebruikt
Toetsenblokkering — Instellen dat
het apparaat om de beveiligingscode
vraagt alvorens het toetsenblok te
ontgrendelen.
Spraakherkenning
— Spraakopdrachten instellen of de
spraakherkenningstraining starten.
Offlineverzoek — Instellen dat het
apparaat zodra het wordt ingeschakeld
om het vluchtprofiel vraagt. In het
vluchtprofiel zijn alle verbindingen die
gebruikmaken van radiosignalen
uitgeschakeld.
18 Persoonlijke instellingen
Telefoonupdates — Software-
updates van uw serviceprovider
toestaan (netwerkdienst). De
beschikbare opties kunnen verschillen.
Netwerkmodus — Als u GSM- en
(indien beschikbaar) 3G-netwerken wilt
gebruiken, selecteert u Dual mode.
Deze optie is niet beschikbaar tijdens
een actief gesprek..
Operatorselectie — Handmatig
selecteren welk netwerk u wilt
gebruiken.
Automat. Help-tekst — Instellen dat
er helpinformatie wordt weergegeven
op het apparaat.
Starttoon — Een toon afspelen als u de
telefoon inschakelt.
SIM-acties bevest. — Via uw SIM-kaart
toegang krijgen tot extra
netwerkdiensten. Afhankelijk van uw
SIM-kaart is deze optie misschien niet
beschikbaar.
Beveiligingsinstellingen
Selecteer Menu > Instellingen en
Beveiliging.
Wanneer beveiligingsfuncties zijn
ingeschakeld waarmee oproepen
worden beperkt (zoals het blokkeren
van oproepen, gesloten
gebruikersgroepen en vaste nummers),
kunt u mogelijk nog wel het
geprogrammeerde alarmnummer
kiezen. De functies voor het blokkeren
en doorschakelen van oproepen kunnen
niet tegelijkertijd actief zijn.
Selecteer een van de volgende opties:
PIN-codeaanvraag of UPINcodeaanvraag — Het apparaat zo
instellen dat elke keer bij het
inschakelen om de PIN- of UPIN-code
wordt gevraagd. Bij sommige SIMkaarten is het niet mogelijk het
opvragen van de code uit te schakelen.
Oproepen blokkeren — Inkomende
en uitgaande oproepen beperken
(netwerkdienst). Hiervoor hebt u het
blokkeerwachtwoord nodig.
Vaste nummers — Uitgaande
oproepen beperken tot geselecteerde
telefoonnummers, als dit door uw SIMkaart wordt ondersteund. Als de functie
Vaste nummers is geactiveerd, zijn
GPRS-verbindingen niet mogelijk,
behalve bij het verzenden van
tekstberichten via een GPRS-verbinding.
In een dergelijk geval moeten het
telefoonnummer van de ontvanger en
het nummer van de berichtencentrale in
de lijst Vaste nummers zijn opgenomen.
Bep. grp gebruikers — Een groep
mensen definiëren die u kunt bellen of
Persoonlijke instellingen19
door wie u kunt worden gebeld
(netwerkdienst).
Beveiligingsniveau — Als u wilt
instellen dat om de beveiligingscode
wordt gevraagd wanneer een nieuwe
SIM-kaart in het apparaat wordt
geplaatst, selecteert u Telefoon.
Toegangscodes — De
beveiligingscode, PIN-code, UPIN-code,
PIN2-code of het blokkeerwachtwoord
wijzigen.
PIN2-codeaanvraag — Het apparaat
zo instellen dat om de PIN2-code wordt
gevraagd wanneer u een bepaalde
functie gebruikt die wordt beveiligd
met de PIN2-code. Bij sommige SIMkaarten is het niet mogelijk het
opvragen van de code uit te schakelen.
Deze optie is mogelijk niet beschikbaar,
afhankelijk van uw SIM-kaart. Neem
voor meer informatie contact op met
uw serviceprovider.
Code gebruiken — Het type pincode
dat wordt gebruikt weergeven en
selecteren.
Autoris.certificaten of
Gebr.certificaten — De lijst met
autorisatie- of gebruikerscertificaten
weergeven die beschikbaar zijn op uw
apparaat.
Inst. beveil.module — De Geg.
beveil.module weergeven, Verzoek
PIN module activeren of de module-PIN
en ondertekenings-PIN wijzigen.
De telefoon aanpassen aan uw
voorkeuren
Geef uw telefoon een persoonlijk tintje
met beltonen, achtergronden en
thema's. Maak snelkoppelingen naar de
meest gebruikte functies en breid de
functionaliteit van uw telefoon uit.
Profielen
De telefoon heeft verschillende
instellingsgroepen die ook wel
profielen worden genoemd. U kunt in
deze profielen de ringtones voor
verschillende gebeurtenissen en
omgevingen aanpassen.
Selecteer Menu > Instellingen >
Profielen, het gewenste profiel, en
maak een keuze uit de volgende opties:
Activeer — om het geselecteerde
profiel te activeren
Aanpassen — om de
profielinstellingen te wijzigen
Tijdelijk — om in te stellen dat een
profiel gedurende een bepaalde tijd
wordt geactiveerd. Wanneer de
ingestelde tijd voor het profiel
verstrijkt, wordt het vorige profiel
(waarvoor geen tijd was ingesteld)
geactiveerd.
20 Persoonlijke instellingen
Thema's
Een thema bevat elementen voor het
aanpassen van de telefoon.
Selecteer Menu > Instellingen >
Thema's en maak een keuze uit de
volgende opties:
Thema selecteren — Open de map
Thema's en selecteer een thema.
Themadownloads — Open een lijst
met koppelingen om meer thema's te
downloaden.
Tonen
U kunt de tooninstellingen van het
geselecteerde profiel wijzigen.
Selecteer Menu > Instellingen >
Tonen. U vindt dezelfde instellingen
ook in het menu Profielen.
Lichten
Pas uw apparaat aan met lichteffecten
die aan verschillende functies zijn
gekoppeld. Selecteer Menu >
Instellingen en Verlichting.
Een kleur kiezen
Selecteer Verlichtingskleuren en een
kleur.
Lichteffecten activeren
Selecteer Lichteffecten.
Weergave
Selecteer Menu > Instellingen >
Weergave en maak een keuze uit de
volgende opties:
Achtergrond — om een
achtergrondafbeelding voor het
startscherm toe te voegen.
Startscherm — om de
startschermmodus te activeren, te
organiseren en aan te passen.
Letterkl. startscherm — om de
letterkleur voor de startschermmodus
te selecteren.
Nav.toetspictogr. — om de symbolen
van de navigatietoetsen op het
startscherm te tonen
Meldingsdetails — details weergeven
van meldingen over gemiste oproepen
en berichten
Screensaver — om een screensaver te
maken en in te stellen.
Lettergrootte — om de lettergrootte
in te stellen voor het weergeven van
berichten, contacten en webpagina's.
Operatorlogo — om het operatorlogo
weer te geven.
Persoonlijke instellingen21
Celinformatie — de identiteit van de
cel weergeven, indien deze beschikbaar
is op het netwerk
Snelkoppelingen
Persoonlijke snelkoppelingen geven
snel toegang tot veelgebruikte
telefoonfuncties.
Linker- en rechterselectietoetsen
Als u de functie wilt wijzigen die is
toegewezen aan de linker- of
rechterselectietoets, selecteert u
Menu > Instellingen >
Snelkoppelingen >
Linkerselectietoets of Rechter
selectietoets en de gewenste functie.
Als in het startscherm de
linkerselectietoets Favoriet is, kunt u
een functie activeren door Favoriet >
Opties en een van de volgende opties te
selecteren:
Selectieopties — om een functie toe te
voegen of te verwijderen
Organiseren — om de functies
opnieuw te rangschikken
Andere snelkoppelingen
Selecteer Menu > Instellingen >
Snelkoppelingen en maak een keuze
uit de volgende opties:
Navigatietoets — om andere functies
aan de navigatietoets (bladertoets) toe
te kennen vanuit een vooraf
gedefinieerde lijst.
Startschermtoets — de beweging van
de navigatietoets selecteren voor het
activeren van de startschermmodus
Snelkeuzetoetsen toewijzen
Maak snelkoppelingen door
telefoonnummers toe te wijzen aan de
cijfertoetsen 2-9.
1 Selecteer Menu > Contacten >
Snelkeuze en blader naar een
cijfertoets.
2 Selecteer Wijs toe. Als er al een
nummer aan die toets is
toegewezen, selecteert u Opties >
Wijzigen.
3 Voer een nummer in of zoek naar
een contact.
Spraakopdrachten
U kunt spraakopdrachten gebruiken om
nummers te kiezen, toepassingen te
starten en profielen te activeren.
Selecteer Menu > Instellingen >
Telefoon.
Spraakopdrachten zijn taalafhankelijk.
Als u de taal wilt instellen, selecteert u
22 Persoonlijke instellingen
Taalinstellingen > Taal display en de
gewenste taal.
Als u de spraakherkenningsfunctie van
uw apparaat wilt trainen voor uw stem,
selecteert u Spraakherkenning >
Spraakherk.training.
Als u een spraakopdracht voor een
functie wilt activeren, selecteert u
Spraakherkenning >
Spraakopdrachten, een functie en de
functie. Aan
spraakopdracht is geactiveerd.
Selecteer Toevgn om de
spraakopdracht te activeren.
Selecteer Afspelen om de geactiveerde
spraakopdracht af te spelen.
'Spraakgestuurde nummerkeuze',
Zie
28 voor informatie over het
pa.
gebruik van spraakopdrachten.
Als u spraakopdrachten wilt beheren,
bladert u naar een functie, selecteert u
Opties en een van de volgende opties:
Bewerken of Verwijderen — als u de
spraakopdracht een andere naam wilt
geven of wilt uitschakelen;
Alles toevoegen of Alles
verwijderen — als u spraakopdrachten
ziet u dat de
wilt in- of uitschakelen voor alle functies
in de lijst met spraakopdrachten.
Verbindingen
De telefoon heeft diverse voorzieningen
om verbinding te maken met andere
apparaten en gegevens uit te wisselen.
Draadloze Bluetooth-technologie
Met behulp van Bluetooth-technologie
kunt u het apparaat met radiogolven
verbinden met een compatibel
Bluetooth-apparaat binnen een afstand
van 10 meter (32 feet).
Dit apparaat voldoet aan Bluetoothspecificatie 2.1 + EDR met
ondersteuning voor de volgende
profielen: SIM-toegang, object push,
bestandsoverdracht, headset,
handsfree, algemene toegang, seriële
poort, algemene object change,
geavanceerde audiodistributie,
afstandsbediening voor audio en
algemene audio/video-distributie,
servicedetectie, PAN (personal area
networking), toegang tot telefoonboek
en algemene audio-/videodistributie.
Gebruik uitsluitend de door Nokia
goedgekeurde toebehoren voor dit
model als u verzekerd wilt zijn van
compatibiliteit met andere Bluetoothapparatuur. Informeer bij de
fabrikanten van andere apparatuur
Persoonlijke instellingen23
naar de compatibiliteit met dit
apparaat.
Als functies gebruikmaken van
Bluetooth-technologie, vergt dit extra
batterijcapaciteit en neemt de
levensduur van de batterij af.
Als het draadloze apparaat in de externe
SIM-modus staat, kunt u alleen
gesprekken voeren of ontvangen via
compatibele en aangesloten
toebehoren, zoals een carkit.
U kunt in deze modus geen nummers
kiezen met uw draadloze apparaat,
behalve de alarmnummers die in het
apparaat zijn geprogrammeerd.
Als u wilt bellen, moet u eerst de externe
SIM-modus verlaten. Als het apparaat is
vergrendeld, moet u eerst de
beveiligingscode invoeren om deze te
ontgrendelen.
Een Bluetooth-verbinding openen
1 Selecteer Menu > Instellingen >
Connectiviteit > Bluetooth.
2 Selecteer Naam telefoon en geef
een naam op voor uw apparaat.
3 Als u Bluetooth-connectiviteit wilt
activeren, selecteert u Bluetooth >
geeft aan dat de Bluetooth-
Aan.
verbinding is geactiveerd.
4 Als u het apparaat met een
audioaccessoire wilt verbinden,
selecteert u Verb. met audioacc.
en het accessoire waarmee u
verbinding wilt maken.
5 Als u het apparaat wilt koppelen
met een Bluetooth-apparaat dat
zich binnen het bereik bevindt,
selecteert u Gekopp. apparaten >
Nw app. toevgn.
6 Ga naar een gevonden apparaat en
selecteer Toevgn.
7 Voer een wachtwoord van
maximaal 16 tekens in op het
apparaat en sta de verbinding toe
op het andere Bluetooth-apparaat.
Als u het apparaat tegen schadelijke
software wilt beschermen, kunt u het
apparaat het beste in de modus
'verborgen' bedienen. Sta geen
verbindingen met Bluetooth-apparaten
toe van bronnen die u niet vertrouwt.
Het is ook mogelijk de Bluetooth-functie
uit te schakelen. Dit heeft geen invloed
op andere functies van het apparaat.
Uw pc met internet verbinden
U kunt gebruik maken van Bluetoothtechnologie om uw compatibele pc met
internet te verbinden. Uw apparaat
moet een verbinding met internet
kunnen maken (netwerkdienst) en uw
24 Persoonlijke instellingen
pc moet Bluetooth-technologie
ondersteunen. Nadat u verbinding hebt
gemaakt met de dienst van het
netwerktoegangspunt (NAP) voor het
apparaat en u het apparaat met de
computer hebt gekoppeld, wordt er op
de telefoon automatisch een packetgegevensverbinding met internet
gemaakt.
Packet-gegevens
General Packet Radio Service (GPRS) is
een netwerkdienst die mobiele
telefoons in staat stelt gegevens te
verzenden en te ontvangen over een IPnetwerk (Internet Protocol).
Als u wilt instellen hoe u deze dienst wilt
gebruiken, selecteert u Menu >
Instellingen > Connectiviteit >
Packet-gegevens > Packet-
gegev.verb. en maakt u een keuze uit
de volgende opties:
Wanneer nodig — alleen een
verbinding voor packet-gegevens tot
stand brengen als een toepassing deze
verbinding nodig heeft. De verbinding
wordt gesloten wanneer de toepassing
is beëindigd.
Altijd online — automatisch een
verbinding met een netwerk voor
packet-gegevens tot stand brengen
wanneer u de telefoon aanzet.
U kunt uw telefoon als modem
gebruiken door via Bluetooth
verbinding te maken met een
compatibele PC. Raadpleeg voor meer
informatie de documentatie van de
Nokia PC Suite.
USB-gegevenskabel
Met de USB-kabel kunt u gegevens
uitwisselen tussen de telefoon en een
compatibele pc of met een printer die
PictBridge ondersteunt.
U activeert de gegevensoverdracht naar
de pc of printer door de kabel aan te
sluiten en de modus te selecteren:
PC Suite — als de kabel wordt gebruikt
in combinatie met Nokia PC Suite;
Afdrukken/media — als u de telefoon
gebruikt met een PictBridge-printer of
een compatibele pc;
Gegevensopslag — als u verbinding
maakt met een pc zonder Nokiasoftware en u de telefoon gebruikt voor
gegevensopslag.
Als u de USB-modus wilt wijzigen,
selecteert u Menu > Instellingen >
Connectiviteit > USB-gegevenskabel
en de gewenste USB-modus.
Loading...
+ 53 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.