De documentatie bij dit product bestaat uit de onderstaande handleidingen.
Lees alle aanwijzingen grondig door om het beste uit uw camera te halen.
Snelhandleiding
De Snelhandleiding begeleidt u stap voor stap bij het uitpakken en instellen van uw digitale Nikon-camera, het maken van uw eerste foto’s en het
overspelen van de foto’s naar uw computer.
Gids voor digitale fotografi e
In de Gids voor digitale fotografi e (deze handleiding) treft u uitgebreide
bedieningsvoorschriften voor uw camera aan.
PictureProject Naslaggids (op cd)
De PictureProject Naslaggids bevat informatie over het gebruik van de
PictureProject software die bij uw camera wordt geleverd. Kijk voor informatie over het gebruik van de naslaggids in de Snelhandleiding.
WAARSCHUWING: stof op het laagdoorlaatfi lter
Nikon doet al het mogelijke om te voorkomen dat er tijdens het productieproces en
de verzending stof en dergelijke op het laagdoorlaatfi lter kunnen komen. De D70S is
echter bestemd voor gebruik met verschillende objectieven en tijdens het verwisselen
of verwijderen van het objectief kan er stof en dergelijke in de camera terechtkomen.
Eenmaal in de camera kan dit stof zich aan het laagdoorlaatfi lter hechten en onder
bepaalde omstandigheden op foto's te zien zijn. Om te voorkomen dat er stof in de
camera kan komen, dient u het objectief niet in een stoffi ge omgeving te verwisselen.
Bescherm de camera wanneer er geen objectief bevestigd is, door de bijgeleverde dop
van de camerabody terug te plaatsen. Verwijder daarbij eerst eventueel stof en andere
vreemde deeltjes van de dop.
Mocht er stof of vuil op het laagdoorlaatfi lter terechtkomen, volg dan de instructies op
pagina 194–195 van deze handleiding om het fi lter schoon te maken of laat het fi lter
reinigen door een door Nikon erkende onderhoudsdienst. Foto's waarop stof op het
laagdoorlaatfi lter te zien is, kunt u retoucheren met behulp van Nikon Capture 4 versie
4.2 of hoger (apart verkrijgbaar) of met de opties voor beeldreiniging in beeldbewerkingspakketten van andere softwareleveranciers.
Hoe deze handleiding te lezen
Allereerst wordt gewezen op de waarschuwingen en opmerkingen op bladzijde ii–v.
Lees vervolgens “Overzicht“ en “Eerste kennismaking
met de camera“ om vertrouwd te raken met de in deze
handleiding gebruikte weergavemethoden en de benaming van de diverse cameraonderdelen. Daarna kunt u de
camera instellen zoals beschreven bij “Eerste stappen.“
U bent nu klaar om foto’s te maken en te bekijken. Daarna kunt u gaan oefenen in het maken
van creatieve composities, zoals beschreven in
“Onderwerpsstanden.”
Eerste kennismaking met de camera
Eenvoudig fotograferen
Eenvoudig weergeven
(Digital Vari-Program – D.V.P.)
Beeldkwaliteit en –grootte
Gevoeligheid (ISO-equivalent)
Foto's optimaliseren
Overzicht
Eerste stappen
Witbalans
Heeft u eenmaal de basisprincipes van digitaal
fotograferen onder de knie, dan kunt u deze
hoofdstukken raadplegen voor uitgebreide informatie over wanneer en hoe u de camerabesturingsknoppen kunt gebruiken.
matie over weergeven…
...over cameramenu's en persoonlijke instellingen...
...over het aansluiten op een computer of TV...
…over het afdrukken van foto’s op een PictBridge printer…
…en over accessoires en het oplossen van problemen.
Opnamestand kiezen
Scherpstelling
Belichting
Flitsfotografi e
Zelfontspannerstand
Gebruik van de afstandsbediening
Reset met twee knoppen
Meer over weergeven
Menugids
Aansluitingen
Foto's printen
Technische gegevens
Voor uw veiligheid
Om schade aan uw Nikon-product en letsel bij uzelf en anderen te voorkomen,
dient u de volgende veiligheidsvoorschriften geheel te lezen voordat u dit apparaat gebruikt. Bewaar deze voorschriften op een plaats waar ieder die het
product gebruikt ze kan lezen.
De mogelijke gevolgen van het niet in acht nemen van de in dit hoofdstuk
vermelde veiligheidsvoorschriften worden door middel van het volgende
symbool weergegeven:
Dit symbool staat bij waarschuwingen die u moet lezen voordat u uw
Nikon-product gebruikt om eventueel letsel te voorkomen.
WAARSCHUWINGEN
Kijk niet door de zoeker in de zon
Wanneer u door de zoeker recht in
de zon of een andere sterke lichtbron kijkt, kan dit leiden tot blijvend
oogletsel.
Schakel het apparaat bij storing
onmiddellijk uit
Komt er rook of een ongewone geur
uit het apparaat of de lichtnetadapter
(apart verkrijgbaar), koppel de lichtnetadapter dan los en verwijder de
batterij onmiddellijk. Pas daarbij op
dat u zich niet brandt. Wanneer u
doorgaat met het apparaat te gebruiken, kan dit leiden tot letsel. Nadat u
de batterij heeft verwijderd, dient u het
apparaat door een door Nikon erkende
onderhoudsdienst te laten nakijken.
Gebruik het apparaat niet in de
buurt van ontvlambaar gas
Gebruik elektronische apparatuur niet
in de buurt van ontvlambaar gas, aangezien dit kan leiden tot ontploffi ngen
of brand.
Plaats de camerariem niet om de nek
van een baby of een kind
Het plaatsen van een camerariem om
de nek van een baby of kind kan leiden
tot verstikking.
ii
Demonteer het apparaat niet
Indien u de interne onderdelen van
het apparaat aanraakt, kan dit leiden tot letsel. Bij storing dient het
apparaat alleen door een daartoe
bevoegde monteur te worden gerepareerd. Mocht het product openbarsten als gevolg van een val of ander
ongeluk, verwijder dan de batterij
en/of lichtnetadapter en laat het apparaat door een door Nikon erkende
onderhoudsdienst nakijken.
Wees voorzichtig bij het hanteren
van batterijen
Batterijen kunnen lekken of ontploffen wanneer u er onvoorzichtig
mee omgaat. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht bij het
hanteren van batterijen voor gebruik
bij dit product:
• Zorg dat het product uitstaat voordat
u de batterij vervangt. Zorg bij gebruik
van een lichtnetadapter dat deze losgekoppeld is.
• Gebruik alleen batterijen die goedgekeurd zijn voor gebruik bij deze apparatuur. Plaats alleen batterijen van hetzelfde
type en plaats geen en oude en nieuwe
batterijen tegelijk in de camera.
• Plaats de batterij niet verkeerd om in de
camera.
• Sluit de batterij niet kort en demonteer
hem niet.
• Plaats de beschermdop op de batterij
wanneer u hem vervoert. Berg de batterij
(tijdens vervoer en dergelijke) niet op bij
metalen voorwerpen zoals kettingen en
haarspelden.
• Dompel de batterij niet onder in water
en zorg dat hij niet nat kan worden.
• Berg de batterij (tijdens vervoer en dergelijke) niet op bij metalen voorwerpen
zoals kettingen en haarspelden.
• Volledig lege batterijen kunnen gaan
lekken. Om schade aan het product
te voorkomen dient u de batterij te
verwijderen als hij leeg is.
• Als u de batterij niet gebruikt, plaats dan
het beschermkapje op de batterij en berg
hem op op een koele plaats.
• Onmiddellijk na gebruik, of wanneer het
product gedurende langere tijd op batterijvoeding is gebruikt, kan de batterij
heet zijn. Zet daarom de camera eerst
uit en laat de batterij afkoelen voordat
u hem uit de camera haalt.
• Stop onmiddellijk met het gebruik van
de batterij als u veranderingen opmerkt,
zoals verkleuring of vervorming.
Gebruik geschikte kabels
Gebruik alleen de bijgeleverde kabels
of speciaal voor dit doel bij Nikon verkrijgbare kabels voor aansluiting op
in- en uitgaande contacten, om er
zeker van te zijn dat aan de productvoorschriften wordt voldaan.
Buiten bereik van kinderen houden
Let er vooral op dat baby’s geen batterijen of andere kleine onderdelen in
hun mond kunnen stoppen.
Verwijderen van geheugenkaarten
Geheugenkaarten kunnen tijdens
gebruik heet worden. Wees daarom
voorzichtig wanneer u de geheugenkaart uit de camera verwijdert.
CD-ROM’s
De CD-ROM’s waarop de software
en handleidingen staan dienen niet
op audio-CD-apparatuur te worden
afgespeeld. Het spelen van CD-ROM’s
op een audio-CD-speler kan leiden tot
gehoorbeschadiging of schade aan de
apparatuur.
Wees voorzichtig bij gebruik van de
fl itser
• Gebruik de fl itser niet terwijl het fl itsvenster in aanraking komt met een persoon
of voorwerp. Als u deze voorzorgsmaatregel niet in acht neemt, kan dit leiden
tot brand of brandwonden.
• Het gebruik van een fl itser dichtbij
de ogen van uw onderwerp kan
tijdelijk oogletsel veroorzaken. Let
hier vooral op bij het fotograferen
van baby’s, waarbij de fl itser zich op
minimaal één meter afstand van het
onderwerp moet bevinden.
Gebruik van de zoeker
Wanneer u de oogsterktecorrectie
instelt terwijl u door de zoeker kijkt,
pas dan op dat u niet per ongeluk uw
vinger in uw oog steekt.
Voorkom aanraking met vloeibaar
kristal
Mocht de monitor breken, pas dan op
voor letsel veroorzaakt door gebroken
glas en voorkom dat het vloeibaar
kristal uit de monitor in aanraking
komt met de huid, ogen of mond.
iii
Opmerkingen
• Voor de gehele of gedeeltelijke reproductie, verzending, transcriptie, opslag
in een geautomatiseerd informatiebestand, of vertaling in welke taal dan
ook, in welke vorm dan ook, en met
welke middelen dan ook van de bij dit
product geleverde handleidingen is de
voorafgaande schriftelijke toestemming
van Nikon vereist.
• Nikon behoudt zich het recht voor om
de hardware- en softwarespecifi caties beschreven in deze handleidingen ten alle
tijde zonder voorafgaande waarschuwing
te kunnen wijzigen.
Mededeling betreffende het verbod op kopiëren en reproduceren
Let er op dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of gereproduceerd door middel van een scanner, digitale camera of ander apparaat wettelijk
strafbaar kan zijn.
• Voorwerpen die volgens de wet niet
mogen worden gekopieerd of gereproduceerd
Kopieer of reproduceer geen papiergeld, munten, waardepapieren of
overheidsobligaties, zelfs als dergelijke
kopieën of reproducties voorzien zijn
van een stempel “Voorbeeld”.
Het kopiëren of reproduceren van papiergeld, munten of waardepapieren
die in het buitenland in circulatie zijn
is verboden.
Tenzij vooraf toestemming is verleend,
is het kopiëren of reproduceren van ongebruikte door de overheid uitgegeven
postzegels of briefkaarten verboden.
Het kopiëren of reproduceren van door
de overheid uitgegeven zegels of van
gecertifi ceerde, door de wet voorgeschreven documenten is verboden.
• Nikon is niet aansprakelijk voor schade als
gevolg van het gebruik van dit product.
• Hoewel Nikon alles in het werk heeft
gesteld om te zorgen dat de informatie
in deze handleidingen juist en volledig is,
stellen we het zeer op prijs als u de Nikonimporteur op de hoogte wilt stellen van
eventuele onjuistheden of omissies (adres
apart bijgeleverd).
• Waarschuwingen m.b.t. zekere kopieën en reproducties
De overheid heeft waarschuwingen
uitgevaardigd met betrekking tot het
kopiëren of reproduceren van waardepapieren uitgegeven door commerciële
instellingen (aandelen, wissels, cheques,
cadeaucertifi caten, etc.), reispassen of
coupons, behalve wanneer het gaat om
een minimaal benodigd aantal kopieën
voor zakelijk gebruik door een bedrijf.
Eveneens niet toegestaan is het kopiëren
of reproduceren van door de overheid
uitgegeven paspoorten, vergunningen
afgegeven door overheidsinstanties en
andere instellingen, identiteitskaarten
en kaartjes zoals passen en maaltijdcouponnen.
iv
• Auteursrechten
Het kopiëren of reproduceren van auteursrechterlijk beschermde creatieve
werken zoals boeken, muziek, schilderijen, houtgravures, kaarten, tekeningen, fi lms en foto’s is verboden middels
nationale en internationale wetten. Gebruik dit product niet voor het maken
van illegale kopieën of voor het inbreuk
maken op de auteursrechten.
Het van de hand doen van gegevensdragers
Merk op dat bij het verwijderen van beelden of het formatteren van geheugenkaarten of andere apparaten voor
gegevensopslag, de originele beelden niet volledig worden gewist. Verwijderde bestanden kunnen soms worden
teruggehaald van gewiste gegevensdragers met behulp van commercieel beschikbare software, wat mogelijk kan
resulteren in misbruik van persoonlijke beelden. Het is de verantwoording van de gebruiker om er voor te zorgen dat
de privacy van dergelijk materiaal is gewaarborgd.
Voordat u een gegevensdrager weggooit of het eigendom aan een ander persoon overdraagt, kunt u de inhoud
volledig wissen met behulp van speciaal hiertoe bestemde commercieel beschikbare software. Als alternatief is het
mogelijk om de gegevensdrager te formatteren en deze vervolgens geheel te vullen met beelden die geen persoonlijke
inhoud hebben (bijv. foto’s van een egale lucht). Zorg er ook voor dat u eventuele foto’s die voor de vooringestelde
witbalans zijn gebruikt vervangt.
Neem de nodige voorzorgsmaatregelen in acht om verwonding of beschadiging van eigendommen te voorkomen
indien u de gegevensdrager fysiek vernietigt.
Handelsmerk-informatie
Macintosh, Mac OS en QuickTime zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Apple Computer, Inc.
Microsoft en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Pentium is een handelsmerk
van Intel Corporation. CompactFlash is een handelsmerk van SanDisk Corporation. Microdrive is een gedeponeerd
handelsmerk van Hitachi Global Storage Technologies in de Verenigde Staten en/of andere landen. Lexar Media is een
handelsmerk van Lexar Media Corporation. PictBridge is een handelsmerk. Alle andere handelsnamen die in deze
handleiding of in andere documentatie bij uw Nikon-product worden vermeld, zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van hun respectieve eigenaars.
v
Inhoudsopgave
Voor uw veiligheid........................................................................................... ii
Opmerkingen ................................................................................................... iv
Hier wordt toegelicht hoe deze handleiding is
ingedeeld en welke symbolen en weergavemethoden worden gebruikt.
Eerste kennismaking met de camera
Het is handig om dit gedeelte van een boekenlegger te voorzien, zodat u het tijdens het lezen van
de handleiding snel kunt terugvinden voor informatie over de benaming en functie van de diverse
cameraonderdelen.
Eerste stappen
In dit gedeelte wordt beschreven welke stappen u
uitvoert wanneer u de camera voor het eerst gebruikt: de batterij en geheugenkaart in de camera
plaatsen, een objectief en de camerariem bevestigen en de datum, tijd en taal instellen.
1
Overzicht
Over deze handleiding
Gefeliciteerd met uw aanschaf van een Nikon D70S digitale spiegelrefl excamera (SLR) met verwisselbaar objectief. Het doel van deze handleiding is te
Inleiding—Overzicht
zorgen dat u met plezier fotografeert met uw digitale Nikon camera. Lees
deze handleiding vóór gebruik grondig door en houd hem tijdens het gebruik
van het product bij de hand.
Om het vinden van bepaalde informatie te vergemakkelijken, zijn de volgende symbolen en weergavemethoden gebruikt:
Dit pictogram staat bij waarschuwingen, informatie die u vóór gebruik dient te lezen om
te voorkomen dat u uw camera beschadigt.
Dit pictogram staat bij opmerkingen,
informatie die u dient te lezen voordat
u uw camera gebruikt.
Dit pictogram staat bij instellingen die
u met behulp van de cameramenu’s
kunt wijzigen.
Maak testopnamen
Voordat u bij belangrijke gelegenheden (zoals bruiloften of reizen) foto’s maakt, is het
aan te bevelen om een testopname te maken om te controleren of de camera goed
werkt. Nikon is niet aansprakelijk voor kosten of gederfde winst als gevolg van het niet
goed functioneren van het product.
Levenslang leerproces
Als onderdeel van Nikons streven naar een levenslang leerproces waarbij Nikon continu
productondersteuning en –informatie verschaft, is er on-line op de volgende sites altijd
nieuwe, bijgewerkte informatie beschikbaar.
•Voor gebruikers in de VS: http://www.nikonusa.com/
•Voor gebruikers in Europa en Afrika: http//www.europe-nikon.com/support
•
Voor gebruikers in Azië, Oceanië en het Midden-Oosten: http://www.nikon-asia.com/
Bezoek deze sites om op de hoogte te blijven van de laatste productinformatie, tips
en antwoorden op veelgestelde vragen (FAQ’s), en voor algemeen advies over digitale
beeldweergave en fotografi e. Raadpleeg voor meer informatie uw dichtstbijzijnde
Nikon-vertegenwoordiging. Zie de URL hieronder voor de contactgegevens:
http://nikonimaging.com/
2
Dit pictogram staat bij tips, aanvullende informatie die van pas kan komen
bij het gebruik van uw camera.
Dit pictogram geeft aan dat er elders
in deze handleiding meer informatie
over dit onderwerp staat.
Dit pictogram staat bij instellingen die u
met behulp van het menu Persoonlijke
instellingen nauwkeurig kunt afstellen.
Eerste kennismaking met de camera
Besturingsknoppen en displays
Neemt u even de tijd om vertrouwd te raken met de bedieningsorganen en
displays van de camera. Misschien vindt u het handig om een boekenlegger
bij dit hoofdstuk te leggen om het gemakkelijk te kunnen terugvinden terwijl
u de rest van de handleiding leest.
Wanneer u op de knop drukt, wordt de LCD-verlichting ingeschakeld zodat u het
LCD-venster in het donker kunt afl ezen.
7
De zoekerdisplay
Inleiding—Eerste kennismaking met de camera
2
3
4 5 6789 101112
1
2
13
Display voor geavanceerd scherpstellen
Als de achtergrond licht is, wordt het actieve scherpstelveld ( 66) zwart weergegeven. Als de achtergrond daarentegen donker is, wordt het actieve scherpstelveld korte
tijd rood weergegeven zodat het geselecteerde scherpstelveld beter tegen de (donkere) achtergrond te zien is (“Vari-Brite”-scherpstelvelden). De zoeker beschikt ook over
de mogelijkheid rasterlijnen weer te geven. Als Aan is geselecteerd voor Persoonlijke
Instelling 8 (Raster tonen; 144), wordt er in de zoeker een raster weergegeven. Dit
raster kunt u gebruiken voor de compositie van landschapsfoto's of bij het shiften of
tilten van een PC Nikkor-objectief.
Kenmerkend voor dit type zoekerdisplay is dat u mogelijk dunne lijntjes ziet die vanuit
het geselecteerde scherpstelveld naar buiten lopen of dat het beeld in de zoeker rood
wordt als het geselecteerde scherpstelveld is gemarkeerd. Dit is normaal en duidt niet
op een defect.
De weergave van het scherpstelveld en de rasterlijnen in de zoeker (display voor geavanceerd scherpstellen) wordt bij hoge temperaturen enigszins lichter. Bij lage temperaturen wordt de weergave iets donkerder en reageert het beeld enigszins vertraagd.
De andere objecten in de zoeker worden juist bij hoge temperaturen iets donkerder
weergegeven en reageren iets trager bij lage temperaturen. Bij kamertemperatuur
worden alle objecten normaal weergegeven.
Geen batterij/batterij leeg
Als de batterij geheel leeg is of als er geen batterij is geplaatst, wordt het beeld in de
zoeker vaag. Dit is normaal en duidt niet op een defect. De zoeker gaat weer normaal
functioneren zodra u een volledig opgeladen batterij heeft geplaatst.
“K” (verschijnt bij geheugencapaciteit
voor meer dan 1000 opnamen)
..... 45
9
Inleiding—Eerste kennismaking met de camera
De keuzeknop
Als aanvulling op de onderwerpsstanden waarbij automatisch de optimale
Inleiding—Eerste kennismaking met de camera
camera-instellingen voor het geselecteerde onderwerp worden gekozen
door met keuzeknop het juiste onderwerp te selecteren, beschikt de D70S
ook over een aantal belichtingsstanden waarbij u de instellingen naar eigen
inzicht kunt aanpassen.
Onderwerpsstanden (Digital Vari-Program – D.V.P.)
Nog nooit was creatief fotograferen zo eenvoudig:
door met de keuzeknop een bepaalde onderwerpsstand te kiezen, kiest de camera automatisch de
optimale instellingen voor het door u geselecteerde
onderwerp.
Auto ( 32)
Voor snel genomen snapshots waarbij de camera de instellingen bepaalt. Ideaal voor mensen die voor het eerst met
een digitale spiegelrefl excamera werken.
Portret ( 32)
Voor portretfoto's tegen een onscherp gehouden achtergrond.
Landschap ( 32)
Voor haarscherpe landschapsopnamen.
Close up ( 33)
Voor het maken van close-ups van bloemen, insecten of
andere kleine objecten.
Sport ( 33)
Voor het vastleggen van actie.
Nachtlandschap ( 33)
Voor het maken van landschapsopnamen bij nacht.
Nachtportret ( 34)
Voor het maken van portretten in een schaars verlichte omgeving.
10
Belichtingsmethoden
Via de belichtingsmethode regelt u de camera-instellingen (o.a. sluitertijd, diafragma, fl itsstand en
cameramenu's).
P Geprogrammeerd automatisch ( 77)
Laat de camera de optimale belichting kiezen. Met fl exibel
programma kunnen sluitertijd en diafragma worden ingesteld ( 77), met belichtingscorrectie kan de belichting
worden aangepast ( 86).
S Sluitertijdvoorkeuze ( 79)
Kies snelle sluitertijden om bewegende onderwerpen scherp
vast te leggen of langzame sluitertijden om beweging te
suggereren door bewegende onderwerpen te vervagen.
A Diafragmavoorkeuze ( 81)
Diafragma aanpassen om de achtergrond onscherp te
houden of de scherptediepte te vergroten voor opnamen
waarin onderwerp en achtergrond beide scherp zijn.
M Handmatig ( 82)
Sluitertijd en diafragma geheel naar eigen inzicht instellen.
Inleiding—Eerste kennismaking met de camera
11
Door de menu’s bladeren
Met de multi-selector kunt u eenvoudig door de cameramenu's bladeren.
Inleiding—Eerste kennismaking met de camera
Cursor naar boven verplaatsen
Annuleren en teruggaan
naar vorig menu; cursor
naar links verplaatsen
Cursor naar beneden verplaatsen
Submenu weergeven, cursor naar rechts verplaatsen
of menuopties selecteren
De ontspanknop
De ontspanknop kan in twee fasen worden ingedrukt. Als u de knop half
indrukt, stelt de camera scherp en wordt de belichting bepaald. Om een foto
te maken, drukt u vervolgens de ontspanknop volledig in.
De multi-selector
U kunt de knop ook gebruiken om in de cameramenu’s gemarkeerde onderdelen
te selecteren. In sommige gevallen kan het zijn dat de handelingen vermeld op deze
pagina niet kunnen worden uitgevoerd.
Automatische uitschakeling lichtmeters
Nadat u de ontspanknop hebt losgelaten, blijft de camera de belichting nog zes seconden meten (bij de standaardinstellingen). Daarna worden de indicators voor sluitertijd
en diafragma in het LCD-venster en alle indicators in de zoeker uitgeschakeld om
onnodig stroomverbruik te voorkomen (Meter uit). Het aantal seconden waarna dit
gebeurt, kan worden verlengd met behulp van Persoonlijke Instelling 23 (Meter uit;
153).
12
Eerste stappen
Voorbereidingen vóór gebruik
De camerariem bevestigen
Bevestig de camerariem stevig aan de twee oogjes van de camerabody, zoals
hieronder afgebeeld.
Het monitorkapje
Bij uw camera wordt een transparant plastic kapje
(BM-5 beschermkap LCD-monitor) geleverd om de monitor schoon te houden en te beschermen wanneer de
camera niet in gebruik is of wanneer u hem vervoert. U
kunt dit kapje verwijderen door de camera stevig vast te
houden en de onderkant van het kapje voorzichtig naar
buiten te trekken zoals rechts afgebeeld (). Wanneer
u het kapje heeft losgetrokken, kunt u het iets van de
monitor weg trekken () en het daarna verwijderen
zoals afgebeeld ().
Om het beschermkapje weer terug te plaatsen, dient u
de twee uitstekende pennen bovenaan het kapje in de
daarvoor bestemde uitsparingen boven de cameramonitor () te plaatsen en tegen de onderkant van het kapje
te drukken tot het op zijn plaats klikt ().
Inleiding—Eerste stappen
13
Batterijen plaatsen
Li-ion BA
TTERY P
ACK
De D70S wordt gevoed door een oplaadbare Nikon EN-EL3a lithium batterij
Inleiding—Eerste stappen
(meegeleverd). Indien de batterij lange tijd niet gebruikt is, laad de batterij
dan geheel voordat u hem weer gebruikt (raadpleeg de gebruikshandleiding
van de lader voor verdere informatie). Het duurt ongeveer twee uur om een
lege batterij volledig op te laden.
Zet de camera uit
Zet de camera uit voordat u de batterij in de
1
camera plaatst of uit de camera verwijdert.
Open het deksel van het batterijvak
2
Zet de vergrendeling van het batterijvakdeksel
in de stand () en open het deksel ().
Plaats de batterij
3
Plaats de batterij zoals rechts weergegeven.
Vergrendel het batterijvakdeksel
Controleer of het deksel goed gesloten is om
4
te voorkomen dat de batterij tijdens gebruik
uit de camera valt.
Lees waarschuwingen m.b.t. batterijen
Lees de waarschuwingen en informatie met betrekking tot batterijen op pagina ii–iii en 196–197 van deze handleiding, evenals eventuele waarschuwingen
en instructies van de fabrikant van de batterijen.
Batterijen verwijderen
Zet voorat u de batterijen gaat verwijderen de camera uit. Schuif vervolgens de vergrendeling van het batterijvakdeksel in de stand 'open' ( ). Plaats het afdekkapje op
de EN-EL3a terug als u deze batterij niet gebruikt.
14
Gebruik van de optionele MS- D70 houder voor CR2 lithiumbatterijen
Let op het volgende als u gebruik maakt van CR2 lithiumbatterijen:
Indien CR2 lithiumbatterijen in de MS-D70 batterijhouder (apart verkrijgbaar) worden geplaatst, kunnen deze worden gebruikt als reservevoeding in plaats van de
EN-EL3a. CR2 batterijen kunnen echter alleen bij bepaalde temperaturen worden
gebruikt. Lees de volgende opmerking voordat u CR2 batterijen gaat gebruiken.
CR2 Lithiumbatterijen gebruiken
Let op het volgende als u gebruik maakt van CR2 lithiumbatterijen:
De capaciteit van CR2-batterijen daalt aanzienlijk als de omgevingstemperatuur
lager is dan 20°C.
Werking is bewezen met de volgende CR2 lithiumbatterijen:
De capaciteit van bovengenoemde batterijen kan variëren afhankelijk van de wijze
van opslag; in sommige gevallen werken de batterijen niet meer vóór de houdbaarheidsdatum is verstreken. De aanwezigheid van vingerafdrukken of ander vuil op
de batterijcontacten of de contactpunten in de batterijhouder, kan ook de prestaties
van de batterij beïnvloeden; maak de contactpunten schoon met een droge doek
voor gebruik.
Plaats drie CR2 batterijen in de MS-D70 batterijhouder
zoals weergegeven op de illustratie op de houder en
plaats de houder in het batterijvak, als beschreven op
de vorige pagina. CR2 batterijen kunnen niet worden
opgeladen.
15
Basisinstellingen
Als u de camera voor het eerst aanzet, verschijnt in de monitor het bij Stap
Inleiding—Eerste stappen
1 weergegeven dialoogvenster voor het kiezen van een taal en gaat op het
LCD-venster het pictogram knipperen. Volg de onderstaande instructies om een taal te selecteren en de tijd en datum in te stellen.
1
Het dialoogvenster voor het instel-
len van de taal.
3
4
5
2
Selecteer een taal.
Roep het menu Datum op.
Wijzig het Jaar, de Maand, de Dag,
de Uren, Minuten en Seconden. Duw
de multi-selector naar links of rechts
om een onderdeel te selecteren, en
omhoog of omlaag om het onderdeel
te wijzigen.
Sluit het Datum menu. De monitor
gaat uit.
16
Basisinstellingen
Als u na het instellen van de basisinstellingen vergeet de knop in te drukken, verschijnt de eerstvolgende keer dat u de camera aanzet opnieuw het dialoogvenster voor
het instellen van de taal. Het pictogram blijft knipperen tot u de basisinstellingen opnieuw heeft ingesteld. Pas daarna kunt u de camera gebruiken.
De klokbatterij
De interne klok/kalender van de camera wordt gevoed door een aparte, oplaadbare
batterij, die zo nodig wordt opgeladen als de hoofdbatterijen in de camera zijn geplaatst of als de camera wordt gevoed door een optionele EH-5 lichtnetadapter. Drie
dagen opladen is voldoende om de klok gedurende ongeveer één maand van stroom
te voorzien. Als het pictogram in het LCD-venster knippert, is de klokbatterij
leeg en is de klok teruggezet op 2005.01.01 00:00:00. Stel opnieuw de juiste datum
en tijd in, zoals wordt beschreven in “Het Setup-menu: Datum” ( 161).
De cameraklok
De cameraklok is minder nauwkeurig dan de meeste horloges of wandklokken. Controleer regelmatig of de cameraklok nog de juiste tijd aangeeft en zet de klok zonodig
gelijk.
Taal ( 163)
Gebruik de optie Taal in het Setup menu om een taal te kiezen voor de cameramenu’s
en berichten.
Datum ( 161)
Gebruik de optie Datum in het Setup menu om de tijd en datum van de cameraklok
te wijzigen.
Inleiding—Eerste stappen
17
Een objectief bevestigen
Om alle mogelijkheden van uw camera volledig te kunnen benutten is het
Inleiding—Eerste stappen
aan te bevelen een CPU-objectief van het type G of D te gebruiken.
voorzien van CPU-
aansluitingen
Zet de camera uit
1
Zet de camera uit voordat u een objectief bevestigt of verwijdert.
Bevestig een objectief
2
Zorg dat het montageteken op het objectief
in lijn staat met het montageteken op de
camerabody en plaats het objectief in de bajonetvatting van de camera. Draai het objectief
tegen de klok in tot het op zijn plaats klikt,
zonder de ontgrendelingsknop van het objectief in te drukken.
Vergrendel het diafragma op de laagste instelling
3
Deze stap is overbodig wanneer u een type G
objectief zonder diafragmaring gebruikt. Als
u een ander type objectief gebruikt, dient u
het diafragma te vergrendelen op de kleinste
opening (hoogste f-/getal).
Als u deze stap niet uitvoert wanneer u een
CPU-objectief gebruikt, dan toont de diafragma-indicator op het LCD-venster en in
de zoeker een knipperend wanneer u de
camera aanzet. U kunt geen foto’s maken tot
u de camera heeft uitgezet en het diafragma
op het hoogste f-/getal heeft vergrendeld.
18
Type D objectiefType G objectiefCPU-objectieven zijn
Bescherm de camera tegen stof en vuil
Stof, vuil en andere vreemde deeltjes in uw camera kunnen als spikkels of vlekken op uw foto's of in de zoeker
zichtbaar zijn. Plaats daarom de bijgeleverde cameradop
op de camera als er geen objectief op de camera is bevestigd. Houd bij het verwisselen van het objectief of
het terugplaatsen van de cameradop de opening van de
camera naar beneden gericht.
Objectief verwijderen
Zorg dat de camera uit staat wanneer u het objectief
verwijdert of verwisselt. Om het objectief te verwijderen
dient u de vergrendelknop van het objectief in te drukken terwijl u het objectief met de klok mee draait.
Inleiding—Eerste stappen
19
Een geheugenkaart plaatsen
In plaats van fi lm gebruikt uw digitale Nikon-camera CompactFlash™ geheu-
Inleiding—Eerste stappen
genkaarten of MicroDrive®‚ kaarten om foto’s op te slaan. Zie voor een lijst
met goedgekeurde geheugenkaarten “Technische gegevens: Goedgekeurde
geheugenkaarten” ( 192).
Zet de camera uit
1
Zet de camera uit voordat u een geheugenkaart in de camera plaatst of uit de camera
verwijdert.
Open het beschermkapje van de geheugenkaartsleuf
2
Open het beschermkapje zoals rechts is weergegeven.
Plaats een geheugenkaart in de camera
3
Plaats de geheugenkaart met het achterste
label naar de monitor gericht (). Als de
geheugenkaart in de juiste positie is gebracht,
gaat het toegangslampje branden en komt de
uitwerp-knop naar buiten (). Sluit het klepje
van de kaartsleuf.
Geheugenkaarten in de camera plaatsen
Plaats de geheugenkaart met de aansluitingen
eerst in de camera. Wanneer u de kaart verkeerd om of achterstevoren invoert, kunnen de
kaart en de camera beschadigd raken. Controleer of u de kaart in de goede richting houdt.
De geheugenkaartsleuf bevindt zich enigszins
onder een hoek (zie afbeelding rechts). Plaats
de geheugenkaart onder dezelfde hoek in de
camera (recht in de sleuf).
Inbreng richting
Aansluitingen
Etiket-
achter-
kant
20
Formatteer de geheugenkaart
4
Voordat u geheugenkaarten voor het eerst kunt gebruiken moeten ze
worden geformatteerd.
Geheugenkaarten formatteren
Tijdens het formatteren wordt alle informatie op de geheugenkaart permanent gewist. Kopieer daarom alle foto’s en andere in-
formatie die u wilt bewaren naar een computer voordat u verder gaat
171–174).
(
Om de kaart te formatteren dient u de camera aan te zetten en de
( en ) knoppen gelijktijdig circa twee seconden in te drukken. De sluitertijdindicator toont een knipperend en de opnameteller knippert.
Wanneer u beide knoppen nogmaals samen indrukt wordt de geheugenkaart geformatteerd. Druk op een willekeurige andere knop om de kaart
niet te formatteren.
Tijdens het formatteren verschijnen de letters in de opnameteller.
Wanneer het formatteren voltooid is, toont de opnameteller het aantal
foto’s dat bij de huidige instellingen kan worden gemaakt.
Tijdens het formatteren
Terwijl de geheugenkaart wordt geformatteerd dient u de kaart of
de batterij niet uit de camera te verwijderen en de lichtnetadapter
(apart verkrijgbaar) niet los te koppelen.
Inleiding—Eerste stappen
Formatteren ( 160)
U kunt geheugenkaarten ook formatteren door de optie Formatteren in het Setupmenu te gebruiken.
21
Geheugenkaarten verwijderen
Als de camera uit staat, kan de geheugenkaart worden verwijderd zonder dat de
Inleiding—Eerste stappen
beeldinformatie verloren gaat. Wacht tot het groene kaarttoegangslampje naast het
klepje van de kaartsleuf niet langer brandt en zet de camera uit. Probeer NIET om de
kaart te verwijderen terwijl het toegangslampje
brandt. Wanneer u dat toch doet, kan dit leiden tot
gegevensverlies of beschadiging van de camera en de
kaart. Open het klepje van de kaartsleuf en druk vervolgens op de uitwerp-knop om de kaart een stukje
uit de camera te laten komen (). Nu kunt u de kaart
verder met de hand verder uitnemen (). Blokkeer de
geheugenkaart niet terwijl u op de uitwerp-knop drukt,
aangezien de kaart hierdoor beschadigd kan raken.
Geheugenkaarten kunnen na gebruik heet zijn. Wees
daarom voorzichtig wanneer u de geheugenkaart uit de
camera verwijdert.
Geen geheugenkaart
Wanneer er geen geheugenkaart in de camera is geplaatst terwijl er opgeladen batterijen in de camera
zitten of wanneer de camera wordt gevoed door een
lichtnetadapter, wordt in de opnameteller het symbool
weergegeven.
Toegangs-
lampje
22
Instructies
Eenvoudig fotograferen
en weergeven
Dit hoofdstuk is als volgt onderverdeeld:
Eenvoudig fotograferen
Hier wordt stap voor stap beschreven hoe u met behulp van onderwerpsstand (auto) in de meeste situaties snel en eenvoudig goede foto's kunt maken.
Draai de keuzeknop op 24Stap 1
Maak de camera gebruiksklaar 24–25Stap 2
Wijzig de camera-instellingen 26Stap 3
Bepaal de uitsnede 27Stap 4
Stel scherp 28–29Stap 5
Maak een foto 30Stap 6
Eenvoudig weergeven
In dit gedeelte leest u hoe u foto’s op de monitor
kunt bekijken.
Onderwerpsstanden (Digital Vari-Program – D.V.P.)
Hier vindt u een beschrijving van alle andere onderwerpsstanden waarbij de camera automatisch
de optimale instellingen bepaalt zodat u uw creativiteit kunt gebruiken voor het kiezen van onderwerpen en het bepalen van de beelduitsnede.
23
Eenvoudig fotograferen
Uw eerste foto’s maken
Stap 1—Draai de keuzeknop op
Draai de keuzeknop op . Deze automatische
Instructies—Eenvoudig fotograferen
stand is ideaal voor mensen die voor het eerst met
een digitale spiegelrefl excamera werken: aan de
hand van de omstandigheden bepaalt de camera
de meeste instellingen automatisch.
Stap 2—Maak de camera gebruiksklaar
Voer voordat u een foto maakt de onderstaande stappen uit om de camera
klaar voor gebruik te maken.
.1 Zet de camera aan
2
Het LCD-venster springt aan en de zoekerdisplay licht op.
.2 Controleer de batterijconditie
2
Controleer de batterijconditie in de zoeker
of op het LCD-venster.
*
Zoeker
—
—
ConditieOpmerkingen
Batterij volledig
opgeladen
Voldoende
lading voor alle
handelingen
Batterij bijna
leeg
Batterij leeg
De diafragma- en sluitertijdindicator op het
LCD-venster en alle indicators in de zoeker
worden uitgeschakeld indien er gedurende
zes seconden geen handelingen worden
verricht (Meter uit). Druk de ontspanknop
half in om de display weer te activeren.
Houd een volledig opgeladen reservebatterij bij de hand.
Ontspanner buiten werking gesteld.
Pictogram
LCD-
venster
(Knippert) (Knippert)
* Geen pictogram getoond wanneer de camera wordt gevoed door een optio-
nele lichtnetadapter.
24
.3 Controleer het aantal resterende opnamen
2
De opnameteller op het LCD-venster en in
de zoeker toont het aantal foto's dat bij de
huidige instellingen kan worden gemaakt.
Wanneer dit aantal nul is, knippert het
pictogram voor de aanduiding van het
resterend aantal opnamen en verschijnt
er voor de aanduiding van de sluitertijd
een knipperend symbool of
. Om meer foto's te kunnen maken, dient
u eerst een aantal foto's te verwijderen of
een nieuwe geheugenkaart in de camera
te plaatsen. Mogelijk kunt u bij een lagere
beeldkwaliteit of kleinere beeldgrootte nog
wel nieuwe foto's maken.
Objectieven zonder CPU
Fotograferen met behulp van onderwerpsstanden (waaronder stand ) is alleen mogelijk als er een CPU-objectief op de camera is bevestigd. Bij gebruik van een objectief
zonder CPU is de ontspanner geblokkeerd. Zie “Optionele accessoires: Objectieven
voor de D70S” ( 183).
CR2 batterijen
Afhankelijk van het type batterij en de wijze waarop de batterij wordt gebruikt, kan bij
het gebruik van CR2 batterijen het bijwerken van de opnameteller langer duren dan
gebruikelijk.
Raadpleeg “Problemen oplossen” ( 200) voor informatie over wat u moet doen als
in de opnameteller de aanduiding gaat knipperen.
LCD-venster bij camera uit
Als de camera wordt uitgeschakeld en er een batterij
en geheugenkaart in de camera zijn geplaatst, blijft het
resterend aantal opnamen op het LCD-venster weergegeven.
2
Instructies—Eenvoudig fotograferen
25
3
Stap 3—Wijzig de camera-instellingen
Als de keuzeknop op wordt gezet, worden de camera-instellingen auto-
Instructies—Eenvoudig fotograferen
matisch zodanig aangepast dat de resultaten in de meeste situaties optimaal
zijn. Beeldkwaliteit, beeldformaat, gevoeligheid en opnamestand worden
ingesteld op de waarden uit de tabel hieronder. Zie “Foto’s maken” ( 35).
Opnamestand
Beeldkwaliteit
Beeldformaat
OptieStandaardBeschrijving
Beeld-
kwaliteit
Beeldfor-
maat
Gevoelig-
heid
Opna-
mestand
NORM
(JPEG Normaal)
L
(groot)
200
(enkel beeld)
Foto’s worden gecomprimeerd voor een optimaal
evenwicht tussen beeldkwaliteit en bestandsgrootte voor snapshot foto’s.
Beeldgrootte is 3.008 × 2.000 pixels.
De gevoeligheid (het digitale equivalent van fi lmsnelheid) wordt ingesteld op een waarde die ongeveer overeenkomt met ISO 200.
Bij het indrukken van de ontspanknop wordt er
telkens één foto gemaakt.
De gevoeligheid wordt alleen weergegeven als de
ISO knop wordt ingedrukt.
41–
42
43–
45
46–
47
62–
63
26
Stap 4—Bepaal de uitsnede
Kies een scherpstelstand en bepaal de beelduitsnede.
.1 Kies autofocus
Controleer of de selectieknop voor de
4
scherpstelstand op AF (autofocus) staat. Bij
deze instelling stelt de camera automatisch
scherp wanneer u de ontspanknop half
indrukt. U kunt alleen foto’s maken als de
camera staat scherpgesteld.
.2 Bepaal de beelduitsnede
Aanbevolen wordt om bij het maken van
4
foto's met één voet een halve pas vóór de
andere te gaan staan en te zorgen dat uw
bovenlichaam stabiel is. Om te voorkomen
dat foto's onscherp worden doordat uw
handen trillen, dient u de camera stevig
met beide handen vast te houden en uw
ellebogen ter ondersteuning licht tegen uw
lichaam te drukken. Houd de handgreep in
uw rechterhand en ondersteun de camerabody of het objectief met uw linkerhand.
Beelddekking zoeker
Het beeld in de zoeker is enigszins kleiner dan de daadwerkelijke foto (+/– 95% is
verticaal en horizontaal zichtbaar).
Scherpstelling zoeker
Met behulp van de oogsterktecorrectieknop kunt u de
scherpstelling van de zoeker aan individuele verschillen
in gezichtsvermogen aanpassen. Om de zoeker scherp
te stellen, dient u de oogsterktecorrectieknop op en
neer te bewegen tot de weergave en scherpstelkaders
in de zoeker scherp zijn. Zo nodig kan de rubberen
oogdop worden verwijderd. Wanneer u de dop terugplaatst, dient dit te gebeuren met het opschrift onder.
Wanneer u de oogsterktecorrectie instelt terwijl u door de zoeker kijkt, pas dan op dat
u niet per ongeluk uw vinger of nagel in uw oog steekt.
De oogsterkte kan worden aangepast van –1,6m–1 tot +0,5m–1. Met oogsterktecorrectielenzen (apart verkrijgbaar, 190) kunt u de oogsterkte instellen van –5m–1 tot +3m–1.
27
4
Instructies—Eenvoudig fotograferen
5
Stap 5—Stel scherp
Druk de ontspanknop half in. De camera kiest automatisch het scherpstelveld
Instructies—Eenvoudig fotograferen
waarin zich het dichtstbijzijnde onderwerp bevindt (prioriteit dichtstbijzijnde
onderwerp; 140). Zodra de camera op dit onderwerp heeft scherpgesteld,
klinkt er een piepsignaal, wordt het geselecteerde scherpstelveld gemarkeerd
8) en verschijnt de scherpstelindicator (●) in de zoeker (zie tabel hieron-
(
der). Als het onderwerp het geselecteerde scherpstelveld verlaat voordat de
camera heeft kunnen scherpstellen, zal de camera scherpstellen op basis van
informatie uit andere scherpstelvelden.
Scherpstelindi-
cator
●
●
(knippert)
Als het onderwerp donker is, wordt automatisch de AF-hulpverlichting (
72) ingeschakeld om het scherpstellen te vergemakkelijken. Om scherp te
stellen op een onderwerp dat zich niet in een van de vijf scherpstelvelden bevindt, kunt u de scherpstelvergrendeling gebruiken ( 70). Informatie over
wat u moet doen als u niet met behulp van autofocus kunt scherpstellen,
vindt u in "Goede resultaten verkrijgen met autofocus" ( 73).
Onderwerp is scherp (er klinkt een piepsignaal als de camera heeft
scherpgesteld).
Scherpstellen met behulp van autofocus niet mogelijk.
Betekenis
28
In stand stelt de camera automatisch de sluitertijd en het diafragma in wanneer u de ontspanknop half indrukt. Controleer de sluitertijd- en de
diafragma-indicator in de zoeker voordat u een
foto maakt. Als de foto bij de huidige instellingen
overbelicht zou worden, wordt het symbool
weergegeven. Gebruik in dat geval een grijsfi lter
(optioneel). Als de foto onderbelicht zou worden,
klapt de ingebouwde fl itser uit en gaat deze af
wanneer de foto wordt genomen.
Ingebouwde fl itser
Als in de standen , , en voor een correcte
belichting extra licht is vereist, klapt de ingebouwde
fl itser automatisch uit zodra de ontspanknop half wordt
ingedrukt ( 94). Met de fl itser uitgeklapt is fotograferen alleen mogelijk als de indicator 'fl itser gereed' wordt
weergegeven. Als deze niet wordt weergegeven, haal
dan uw vinger kort van de ontspanknop en probeer het
opnieuw.
Indien gewenst kan de fl itser worden uitgeschakeld zodat deze niet af gaat, zelfs niet bij onvoldoende belichting. Ter vermindering van 'rode-ogen'-effect (refl ectie
van het fl itslicht in de ogen van de te fotograferen personen), is de camera voorzien van rode-ogen-reductie
( 95).
Als de fl itser niet wordt gebruikt
Om onnodig leeglopen van de batterijen te voorkomen als u de fl itser niet gebruikt,
dient u de fl itser in te klappen door hem rustig naar beneden te duwen tot hij vastklikt.
Flitser-gereed indicator
29
5
Instructies—Eenvoudig fotograferen
6
Stap 6—Maak een foto
Druk de ontspanknop met een vloeiende bewe-
Instructies—Eenvoudig fotograferen
ging helemaal door.
Tijdens het opslaan van een foto op de geheugenkaart wordt de gemaakte opname op de
monitor weergegeven (zie afbeelding) en brandt
het toegangslampje naast de kaartsleuf. Schakel
de camera niet uit, verwijder de geheugenkaart en/of de batterijen niet en koppel de
eventueel aangesloten lichtnetadapter niet
los zolang het lampje brandt. Door tijdens het
opslaan de geheugenkaart te verwijderen of de
stroomvoorziening te onderbreken, kunnen er
gegevens verloren gaan.
Sluitergeluid
De D70S is voorzien van een gecombineerde elektronische (CCD) en mechanische
sluiter. Deze sluiter werkt op een andere manier dan een mechanische sluiter in een
traditionele fotocamera. Hierdoor wordt het interval tussen het geluid van de sluiter
en dat van de spiegel vanaf een bepaald moment niet meer kleiner, zelfs niet bij snelle
sluitertijden.
30
Eenvoudig weergeven
Foto’s bekijken
Foto's worden automatisch op de monitor weergegeven terwijl ze op de
geheugenkaart worden opgeslagen. U kunt foto's ook bekijken met behulp
van de
monitor.
Tijdens het
opnemen
knop: als u hierop drukt, verschijnt de meest recente foto op de
De knop
Instructies—Eenvoudig weergeven
Tijdens het opslaan op de geheu-
genkaart worden foto’s automatisch
weergegeven.
Duw de multi-selector omhoog of omlaag om andere foto’s te bekijken. Duw
de multi-selector omlaag om de foto’s in volgorde van opnemen te bekijken
of omhoog om ze in omgekeerde volgorde te bekijken.
Foto’s die u niet wilt bewaren verwijderen
Om de foto die op dat moment op de monitor
wordt getoond te verwijderen, drukt u op de
knop. Er verschijnt een bevestigingsdialoog.
Druk nogmaals op de knop om het beeld te
verwijderen en terug te keren naar de weergavestand. Druk op een willekeurige andere knop
om het dialoogvenster te sluiten zonder de foto
te verwijderen.
Meer foto’s maken
Om het weergeven van beelden te beëndigen en terug te keren naar de
opnamestand dient u op de knop te drukken of de ontspanknop half in
te drukken.
Druk op de knop om de laatst
genomen foto weer te geven.
31
Onderwerpsstanden (Digital Vari-Program – D.V.P.)
Creatief fotograferen
De D70S beschikt over zeven verschillende onderwerpsstanden (Digital Vari-Program-standen). Door met de
keuzeknop een bepaalde onderwerpsstand te kiezen,
worden automatisch de optimale camera-instellingen
voor het geselecteerde onderwerp gekozen.
Fotograferen met behulp van onderwerpsstanden is alleen mogelijk als er een objectief met een CPU op de camera is bevestigd. Bij gebruik van
een objectief zonder CPU is de ontspanner geblokkeerd. Raadpleeg “Camera-instellingen” (
Behalve in de stand kiest de camera automatisch het scherpstelveld waarin zich het
dichtstbijzijnde onderwerp bevindt. Zodra de camera op dit onderwerp heeft scherpgesteld, klinkt er een piepsignaal (niet in de stand ), wordt het geselecteerde scherpstelveld gemarkeerd ( 8) en wordt de scherpstelling vergrendeld. Als het onderwerp
het geselecteerde scherpstelveld verlaat voordat de camera heeft kunnen scherpstellen, zal de camera scherpstellen op basis van informatie uit andere scherpstelvelden.
32
182) voor meer informatie over de beschikbare opties bij onderwerpsstanden.
Auto
Te gebruiken voor snapshots. De camera-instellingen worden
automatische aangepast aan het onderwerp en de belichting.
Dit resulteert in levendige, vloeiende foto's met een goed uitgebalanceerde verzadiging, kleurstelling en verscherping.
• Flitssynchronisatie wordt ingesteld op eerste gordijn. Andere
standen kunnen worden geselecteerd (
96).
Portret
Te gebruiken voor portretfotografi e. Het onderwerp staat
duidelijk op de voorgrond terwijl de achtergrond vaag wordt
gehouden om de compositie diepte te geven.
De mate waarin de achtergrond vaag wordt gehouden, is afhankelijk
•
van de hoeveelheid licht. Vergroot de afstand tussen onderwerp en
achtergrond of gebruik een teleobjectief voor optimale resultaten.
• Flitssynchronisatie wordt ingesteld op eerste gordijn. Andere standen kunnen
worden geselecteerd (
Landschap
Te gebruiken voor levendige landschapsfoto's met een scherp
contrast en heldere kleuren (bijvoorbeeld opnames van grote
gebouwen, bergmassieven, etc.).
Gebruik een groothoekobjectief voor een breder gezichtsveld.
•
• Ingebouwde fl itser en AF-hulpverlichting worden automatisch
uitgeschakeld en worden niet geactiveerd, zelfs niet bij onvoldoende licht.
Scherpstelling
96).
Close up
Te gebruiken voor close-up-opnamen van bloemen, insecten en
andere kleine objecten waarbij het onderwerp duidelijk op de voorgrond moet staan. Rood- en groentinten worden bijzonder levendig
vastgelegd.
• Camera selecteert automatisch het middelste scherpstelveld. Andere scherpstelvelden kunnen worden geselecteerd.
• Met behulp van een statief, de zelfontspanner (
afstandsbediening (
voorkomen dat opnamen bij lange sluitertijden onscherp worden.
•
Gebruik van Micro-Nikkor objectieven wordt aanbevolen. Gebruik van andere objec-
tieven is mogelijk door scherp te stellen op de minimale scherpstelafstand. Bij gebruik
van een zoomobjectief kunt u inzoomen om het onderwerp groter te laten lijken.
• Flitssynchronisatie wordt ingesteld op eerste gordijn. Andere standen kunnen worden geselecteerd (
107) of MC-DC1 afstandsbedieningskabel ( 191) kunt u
96).
105) en/of de optionele ML-L3
Sport
Dankzij korte sluitertijden wordt actie dynamisch vastgelegd met
het onderwerp duidelijk op de voorgrond.
• Camera blijft continu scherpstellen zolang de ontspanknop half
ingedrukt blijft en volgt een bewegend onderwerp van het ene
scherpstelveld naar het andere. Controleer voor het nemen van de
foto eerst de scherpstelindicator (●) in de zoeker: het is nu immers ook mogelijk de
ontspanknop volledig in te drukken als het onderwerp niet scherp in beeld is.
• Gebruik een teleobjectief voor optimale resultaten. Bij fotograferen met een teleobjectief is gebruik van een statief aanbevolen om onscherpe opnames te voorkomen.
• Ingebouwde fl itser en AF-hulpverlichting worden automatisch uitgeschakeld en
worden niet geactiveerd, zelfs niet bij onvoldoende licht.
Nachtlandschap
Lange sluitertijden zorgen voor overweldigende nachtlandschappen
terwijl de kenmerkende beeldruis en verkleuring bij opnamen met
weinig licht worden geminimaliseerd.
• Met behulp van een statief, de zelfontspanner (
optionele ML-L3 afstandsbediening (
bedieningskabel (
onscherp worden. Gebruik ruisonderdrukking bij sluitertijden van langer dan 1
seconde om beeldruis te voorkomen (
• Gebruik voor het maken van nachtportretten de onderwerpsstand
• Ingebouwde fl itser en AF-hulpverlichting worden automatisch uitgeschakeld en
worden niet geactiveerd, zelfs niet bij onvoldoende licht.
191) kunt u voorkomen dat opnamen bij lange sluitertijden
achtergrond in portretten die worden gemaakt bij weinig licht.
Verlicht het onderwerp van een nachtopname op natuurlijke
wijze, zelfs bij het gebruik van fl itslicht.
•
Met behulp van een statief, de zelfontspanner ( 105) en/of de optio-
nele ML-L3 afstandsbediening (
107) of MC-DC1 afstandsbedieningskabel ( 191) kunt
u voorkomen dat opnamen bij lange sluitertijden onscherp worden. Gebruik ruisonderdrukking bij sluitertijden van langer dan 1 seconde om beeldruis te voorkomen (
133).
• Gebruik voor het maken van nachtopnamen zonder expliciet onderwerp de
opnamestand
.
• Flitssynchronisatie wordt ingesteld op langzame synchronisatie. Andere standen kunnen worden geselecteerd (
96).
Klepje van de aansluiting voor de afstandsbedieningskabel
Om te voorkomen dat de camera beschadigd raakt door vocht dat binnenkomt via de aansluiting voor de afstandsbedieningskabel, moet u het klepje van deze aansluiting gesloten
houden in natte of vochtige omgevingen.
Waarschuwing over-/onderbelichting
Als de foto bij de huidige instellingen onder- of overbelicht zou worden, wordt op het LCDvenster of in de zoeker één van de volgende aanduidingen weergegeven:
BeschrijvingAanduiding
Onderwerp overbelicht. Gebruik een grijsfi lter (optioneel).
Onderwerp onderbelicht. Kies een hogere gevoeligheid (ISO-equivalent, 46).
Kleurruimte
Onderwerpsstanden gebruiken de sRGB-kleurruimte ( 59).
Zelfontspanner, afstandsbediening en afstandsbedieningskabel
De zelfontspanner en de optionele afstandsbedieningsaccessoires kunnen worden gebruikt
om de sluiter op afstand te bedienen en om onscherpe opnamen als gevolg van cameratrillingen te voorkomen. Bij de standaardinstellingen van de zelfontspanner ontspant de sluiter
ongeveer tien seconden nadat de ontspanknop is ingedrukt ( 105). Met de optionele MLL3 afstandsbediening kan de ontspanknop direct worden bediend of met een vertraging van
twee seconden ( 107), terwijl de optionele MC-DC1 afstandsbedieningskabel de ontspanknop op afstand kan bedienen en een vergrendeling voor de ontspanknop bevat (raadpleeg
de handleiding van de MC-DC1 voor meer informatie).
Belichtingsmethoden P, S, A en M
Ter aanvulling van de instellingen die beschikbaar zijn in de
stand, kunnen met de belichtingsmethoden P, S, A en
M de instellingen voor sluitertijd en diafragma, witbalans,
beeldoptimalisatie en belichtingscorrectie worden gewijzigd. Zie “Foto's maken” ( 35).
34
Foto’s maken
De fi jne kneepjes
Bij “Instructies: Eenvoudig fotograferen” heeft u
geleerd welke handelingen u in welke volgorde
moet uitvoeren om bij de meest gebruikte instellingen foto’s te maken. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe en wanneer u de camera-instellingen
kunt wijzigen voor het fotograferen onder andere
opnameomstandigheden.
35
Opnameopties gebruiken
In het onderstaande diagram kunt u opzoeken wanneer u de in dit hoofdstuk
Foto’s maken
beschreven opnameopties kunt gebruiken.
Foto’s “korrelig” bij vergroten?
Bestanden te groot voor e-mail?
Meer foto’s op een geheugenkaart?
Sluiter-reactietijd te lang?
Foto’s onscherp?
Zelfportret maken?
Foto’s onscherp door bewegen van
de camera?
Fotograferen met de standaardinstellingen?
Beeldkwaliteit en –grootte ( 41–45)
Kies hoge waarden voor kwaliteit
en formaat als u foto’s maakt die
u wilt vergroten. Kies lage waarden
voor foto’s die u elektronisch wilt
versturen of als u ruimte op de geheugenkaart wilt besparen.
Opnamestand kiezen ( 62–63)
Kies voor beeld-voor-beeldopname
of continu-opname.
Scherpstelling ( 64–74)
Geef voorrang aan een nauwkeurige scherpstelling of sluiter-reactietijd. Selecteer hoe het
scherpstelveld wordt gekozen en
of scherpstelling handmatig of automatisch moet plaatsvinden.
Zelfontspannerstand( 105–106)
Laat de sluiter na het indrukken van de
ontspanknop vertraagd ontspannen.
Gebruik van de
afstandsbediening (
Gebruik de optionele afstandsbediening om de camera op afstand
te bedienen.
Reset met twee knoppen ( 111)
Opnameopties terugzetten op de
standaardwaarden.
107–110)
36
Foto’s vlak en levenloos?
Foto's optimaliseren ( 56–61)
Pas verscherping, contrast, kleurruimte, verzadiging en kleurschakering naar eigen inzicht aan.
Foto’s vertonen een rode of blauwe
zweem?
Foto’s maken
Kleuren onnatuurlijk?
Onderwerp overbelicht?
Onderwerp te donker of onderbelicht?
Gevoeligheid ( 46–47)
Kies een hogere gevoeligheid om de
hoeveelheid benodigd licht voor een
geslaagde opname te verminderen.
Witbalans ( 48–55)
Stem de witbalans af op het licht
voor natuurlijke kleuren.
Bracketing ( 87–93)
Maak een serie foto’s met telkens
een kleine variatie van de geselecteerde belichtingswaarde, fl itsintensiteit of witbalans.
Lichtmeting ( 75)
Kies hoe de camera de belichting instelt.
Belichtingsstand ( 76–83)
Stel de sluitertijd (hoe lang de CCD
aan licht wordt blootgesteld) en het
diafragma (de grootte van de opening
waardoor het licht de camera binnenkomt) in voor verschillende effecten.
Belichtingscorrectie ( 86)
Pas de door de camera gekozen
belichtingswaarde aan.
Flitsfotografi e ( 94–104)
Gebruik de ingebouwde fl itser voor extra licht bij het fotograferen van schaarsof onderbelichte onderwerpen.
Foto’s onscherp?
37
In het onderstaande schema wordt de basisvolgorde aangegeven voor het
wijzigen van de instellingen bij het maken van een foto. Lees voordat u ver-
Foto’s maken
der gaat eerst “Gebruik van cameramenu’s”( 39) voor meer informatie
over menuhandelingen.
Waar ga ik de foto voor gebruiken?
Beeldkwaliteit en -grootte ......................................................
Gebruik van de afstandsbediening.......................................... 107–110
41–45
46–47
48–55
62–63
76–83
87–93
94–104
186–189
75
86
38
Gebruik van cameramenu’s
Basishandelingen menu’s
In de volgende vier hoofdstukken worden de instellingen besproken die u via
de cameramenu's kunt wijzigen. Zet de camera aan en druk op de knop
om de cameramenu's weer te geven.
Een menu kiezen
De camera heeft vier hoofdmenu’s: het Weergavemenu, het Opnamemenu,
het CSM (Persoonlijke instellingen) menu en het Setup-menu. Wanneer u de
menuknop indrukt, toont de camera het laatstgebruikte menu. Zo selecteert
u een ander menu:
1
Foto’s maken—Gebruik van cameramenu’s
Als het menuonderdeel gemarkeerd
is, druk dan op de knop.
2
Selecteer een menu.
Het CSM (Persoonlijke Instellingen) menu ( 161)
In het Persoonlijke Instellingen menu worden standaard de opties R t/m 9 weergegeven. Het is echter ook mogelijk alle opties weer te geven.
(Wanneer een pictogram is gemarkeerd, kunt u de menunamen
weergeven door de multi-selector
naar links te duwen.)
3
Plaats de cursor in het geselecteerde
menu.
39
Een optie selecteren
Zo wijzigt u de instellingen voor een onderdeel in het huidige menu:
Foto’s maken—Gebruik van cameramenu’s
21
Markeer het menuonderdeel.Geef de opties weer.
3
Markeer een optie.
• Om terug te keren naar het vorig menu zonder een optie te selecteren,
dient u de multi-selector naar links te duwen.
• Sommige opties worden in een submenu geselecteerd. Herhaal stap 3 en
4 om een optie in een submenu te selecteren.
• Sommige opties zijn in bepaalde standen niet beschikbaar tijdens het opslaan van foto's op de geheugenkaart of wanneer er geen geheugenkaart
in de camera is geplaatst.
• Als u op de knop drukt, wordt dezelfde functie uitgevoerd als wanneer
u de multi-selector naar rechts duwt. In sommige gevallen kunt u alleen
een optie selecteren met behulp van de knop.
De menu’s verlaten
Om een menu te verlaten, dient u op de knop te drukken (druk tweemaal op de knop als er een menuoptie is gemarkeerd). U kunt de menu's ook verlaten door op de knop te drukken om de weergavestand te
verlaten of door de camera uit te zetten. Om de menu's te verlaten en de
camera scherp te stellen voor de volgende opname, dient u de ontspanknop
half in te drukken.
40
4
Selecteer een optie.
Beeldkwaliteit en –grootte
Middel
(1 : 8)
Laag
(1 : 4)
Hoog
(1 : 16)
Opslagcapaciteit effectief gebruiken
De beeldkwaliteit en –grootte bepalen samen hoeveel ruimte een foto op de
geheugenkaart inneemt.
Beeldkwaliteit
De D70S ondersteunt de volgende beeldkwaliteitopties (lijst in afl opende
volgorde van beeldkwaliteit en bestandsgrootte):
OptieBeschrijving
NEF (Raw)
(RAW)
JPEG Fijn
(FINE)
JPEG Normaal
(NORM)
JPEG Basis
(BASIC)
NEF+JPEG
Basis
(RAW BASIC)
NEF (Raw) / NEF + JPEG
NEF-beelden kunnen alleen worden bekeken met behulp van PictureProject of Nikon
Capture 4 versie 4.2 of later (apart verkrijgbaar; 191). Worden foto's die werden
opgenomen met NEF+JPEG Basis op de camera bekeken, dan verschijnt alleen het
JPEG-beeld. Worden foto's die werden gemaakt met de instelling NEF+JPEG Basis
verwijderd, dan wordt zowel het NEF-beeld als het JPEG-beeld verwijderd.
Bestandsnamen
Foto’s worden opgeslagen als beeldbestanden en krijgen daarbij een bestandsnaam
toegekend met de structuur “DSC_nnnn.xxx,”. Hierbij is nnnn een viercijferig getal tussen de 0001 en 9999 dat de camera automatisch in oplopende volgorde van grootte
toekent en xxx een van de volgende, uit drie letters bestaande, extensies: “NEF” voor
NEF-beelden, “JPG” voor JPEG-beelden en “NDF” voor referentiefoto’s voor beeldreiniging ( 166). NEF- en JPEG-bestanden die zijn aangemaakt met de instelling NEF+JPEG Basis hebben dezelfde bestandsnaam, maar een verschillende extensie. Bij foto’s die zijn
gemaakt met de instelling II (Adobe RGB) bij Bld.optimalsrn > Kleurstand begint de
bestandsnaam met een liggend streepje, bijvoorbeeld “_DSC0001.JPG” ( 56).
Bestandstype
NEF
JPEG
NEF+
JPEG
Ruwe 12-bits gegevens van de beeldsensor worden
rechtstreeks op de geheugenkaart opgeslagen in gecomprimeerd Nikon Electronic Image Format (NEF).
Hoge beeldkwaliteit, geschikt voor vergrotingen en kwaliteitsprints.
Normale beeldkwaliteit, geschikt voor de
meeste toepassingen.
Basis beeldkwaliteit, geschikt voor afbeeldingen die u via e-mail wilt versturen of op
websites wilt plaatsen.
Er worden twee beelden opgeslagen, één NEF (RAW)
beeld en één JPEG-beeld van basiskwaliteit. De beeldgrootte ( 43) wordt automatisch ingesteld op L; de
grootte van het JPEG-beeld is 3008 × 2000 pixels.
(1 : 4)
Middel
Hoog
(1 : 16)
Laag
(1 : 8)
Mate van compressie
41
Foto’s maken—Beeldkwaliteit en -grootte
U kunt de beeldkwaliteit instellen door middel van de optie Beeldkwaliteit
in het Opnamemenu of door de QUAL knop in te drukken en de hoofdinstel-
Foto’s maken—Beeldkwaliteit en -grootte
schijf rond te draaien.
Het menu Beeldkwaliteit
Markeer Beeldkwaliteit in het Opname-
1
menu ( 132) en duw de multi-selector naar
rechts.
Markeer de gewenste optie en duw de multi-
2
selector naar rechts. Het Opnamemenu verschijnt nu.
De QUAL knop
Als de monitor is uitgeschakeld, kunt u de beeldkwaliteit instellen door op de QUAL knop te drukken en de instelschijf rond te draaien tot op het
LCD-venster de gewenste beeldkwaliteit wordt
weergegeven:
42
Beeldgrootte
De beeldgrootte wordt gemeten in pixels. Kleinere beelden leveren een kleiner bestand op, waardoor ze geschikt zijn voor foto’s die per e-mail worden
verstuurd of op webpagina’s worden afgebeeld. Omgekeerd geldt echter dat
hoe groter het beeld is, des te groter het kan worden afgedrukt zonder dat
het “korrelig” wordt. Stem de beeldgrootte af op de hoeveelheid ruimte op
de geheugenkaart en het doel waarvoor het beeld zal worden gebruikt.
Optie
U kunt de beeldgrootte instellen met behulp van de optie Beeldformaat
in het Opnamemenu of door op de QUAL knop te drukken en met de secundaire instelschijf de gewenste grootte te selecteren. Beeldformaat kan
niet worden geselecteerd als de beeldkwaliteit is ingesteld op NEF (Raw) of
NEF+JPEG Basis. Wanneer ze worden geopend in PictureProject of Nikon
Capture 4 versie 4.2 of later, zijn NEF-beelden 3008 × 2000 pixels groot. Werd NEF+JPEG Basis voor beeldkwaliteit geselecteerd ( 41), dan is de grootte
van het JPEG-beeld vast ingesteld op L (3008 × 2000 pixels).
Het menu Beeldformaat
Markeer Beeldformaat in het Opname-
1
menu ( 132) en duw de multi-selector naar
rechts.
Grootte (pixels)Grootte (±) wanneer afgedrukt bij 200 dpi
3008 × 2000 L (3008 × 2000)
2240 × 1488 M (2240 × 1488)
38 × 25 cm
28 × 19 cm
19 × 13 cm 1504 × 1000 S (1504 × 1000)
Foto’s maken—Beeldkwaliteit en -grootte
Markeer de gewenste optie en duw de multi-
2
selector naar rechts. Het Opnamemenu verschijnt nu.
43
De QUAL knop
Als de monitor uit staat, kunt u de beeldgrootte
Foto’s maken—Beeldkwaliteit en -grootte
instellen door op de QUAL knop te drukken en de
secundaire instelschijf rond te draaien tot op het
LCD-venster de gewenste beeldgrootte wordt
weergegeven:
44
Geheugenkaartcapaciteit en beeldkwaliteit/- grootte
De onderstaande tabel toont hoeveel foto's bij benadering kunnen worden opgeslagen op een kaart van 256 MB bij verschillende instellingen voor beeldkwaliteit en
beeldgrootte.
BeeldkwaliteitBeeldgrootte
Bestandsgrootte*Aantal beelden*Buffercapaciteit
†
NEF (Raw) 4 445,0 MB—
9 732,9 MBL
JPEG Fijn
71301,6 MBM
192790,8 MBS
121441,5 MBL
JPEG Normaal
72530,8 MBM
275280,4 MBS
192790,8 MBL
JPEG Basis
74810,4 MBM
499500,2 MBS
NEF+JPEG Basis 4 39 5,8 MB
*
Alle waarden zijn schattingen. Bestandsgrootte is mede afhankelijk van het onderwerp.
†
Maximum aantal beelden dat in de geheugenbuffer kan worden opgeslagen. Het
‡
L
**
werkelijke aantal beelden dat kan worden gemaakt voordat de buffer vol raakt, kan
variëren afhankelijk van het gebruikte merk geheugenkaart.
‡
Grootte JPEG-beeld vast ingesteld op L. Wanneer een NEF beeld wordt geopend in
PictureProject of Nikon Capture 4 versie 4.2 of later, dan is het 3008 × 2000 pixels
groot.
**
Totale bestandsgrootte van NEF (RAW) en JPEG-beeldparen.
Geheugenkaarten met grote capaciteit
Wanneer er bij de huidige instellingen duizend of meer
beelden op de geheugenkaart kunnen worden opgeslagen, wordt het aantal resterende opnamen weergegeven in duizenden, naar beneden afgerond op het
dichtstbijzijnde honderdtal (als er bijvoorbeeld plaats is
voor circa 1260 opnamen, dan toont de opnameteller
1,2 K).
Foto’s maken—Beeldkwaliteit en -grootte
45
Gevoeligheid (ISO-equivalent)
Sneller op licht reageren
“Gevoeligheid” is het digitale equivalent van fi lmsnelheid. Hoe hoger de
gevoeligheid, des te minder licht er nodig is om een foto te maken, zodat u
Foto’s maken—Gevoeligheid (ISO-equivalent)
snellere sluitertijden of kleinere diafragma’s kunt gebruiken.
1
U kunt de gevoeligheid in stappen van
ongeveer overeenkomt met het bereik van ISO 200 tot ISO 1600. U kunt de
gevoeligheid instellen door middel van de optie ISO in het Opnamemenu of
door op de ISO knop te drukken en met de hoofdinstelschijf de gewenste
waarde te selecteren.
Het menu ISO
Markeer ISO in het Opnamemenu ( 132) en
1
duw de multi-selector naar rechts.
Markeer de gewenste optie en duw de multi-
2
selector naar rechts. Het Opnamemenu verschijnt nu.
/3 LW instellen in een bereik dat
Gevoeligheid
Hoe hoger de gevoeligheid, des te groter wordt de kans op “ruis” op de foto, in de
vorm van her en der verspreide felgekleurde pixels.
5—ISO Auto ( 142)
Wanneer u Aan heeft geselecteerd bij Persoonlijke Instelling 5 (ISO auto), dan wijkt
de camera automatisch af van de door gebruiker ingestelde gevoeligheid om de foto
optimaal te belichten.
46
De ISO knop
Als de monitor is uitgeschakeld, kunt u de gevoeligheid instellen door op de ISO knop te drukken
en de hoofdinstelschijf rond te draaien tot op het
LCD-venster de gewenste gevoeligheid wordt
weergegeven:
Foto’s maken—Gevoeligheid (ISO-equivalent)
47
Witbalans
Kleuren natuurgetrouw weergeven
De kleur die een voorwerp weerkaatst hangt af van de kleur van de lichtbron.
Het menselijk brein is in staat dergelijke kleurveranderingen te compenseren.
Foto’s maken—Witbalans
Als gevolg hiervan ziet een wit voorwerp er altijd wit uit, of we het nu in de
schaduw, in zonlicht of bij gloeilampverlichting bekijken. In tegenstelling tot
een conventionele camera, kan een digitale camera deze correctie nabootsen
door beelden bij te werken aan de hand van de kleur van de lichtbron. Dit
wordt “witbalans” genoemd. Voor natuurgetrouwe kleuren dient u voor de
opname de witbalans af te stemmen op de lichtbron. Als de keuzeknop is
ingesteld op P, S, A of M, kunt u hiervoor kiezen uit de volgende opties:
Kleurtemperatuur bij
benadering
Automatisch
Gloeilamplicht
* Fijnregeling ingesteld op 0.
8000 K
3000 K
4200 KTL-licht
5200 KDir. zonlicht
5400 KFlitslicht
6000 KBewolkt
8000 KSchaduw
Bij de meeste lichtbronnen is het aan te bevelen automatische witbalans te
gebruiken. Als u daarmee niet het gewenste resultaat kunt bereiken, kies dan
een optie uit de tabel hierboven of gebruik vooringestelde witbalans (Preset).
3500–
—Preset
*
Witbalans wordt automatisch aangepast aan de
hand van de kleurtemperatuur gemeten door
de 1005-pixel RGB-sensor en de beeldsensor.
Gebruik voor optimale resultaten een type G of D
objectief. Bij gebruik van de ingebouwde fl itser of
een SB-800 of SB-600 fl itser wordt de witbalans
automatisch afgestemd op de omstandigheden
bij het ontsteken van de fl itser.
Voor het maken van foto's bij gloeilampverlichting.
Voor het maken van foto's bij TL-verlichting.
Voor het fotograferen van onderwerpen in direct
zonlicht.
Voor gebruik van de ingebouwde fl itser of een
externe Nikon-fl itser.
Voor overdag buiten fotograferen bij bewolkte lucht.
Voor overdag buiten fotograferen van onderwerpen in de schaduw.
Gebruik een grijs of wit voorwerp of een bestaande
foto als referentiebron voor de witbalans ( 52).
BeschrijvingOptie
48
U kunt de witbalans instellen door middel van de optie Witbalans in het Opnamemenu of door de WB knop in te drukken en de hoofdinstelschijf rond te draaien.
Het menu Witbalans
Markeer Witbalans in het Opnamemenu (
1
132) en duw de multi-selector naar rechts.
Markeer de gewenste optie en duw de multi-
2
selector naar rechts. Als Preset is geselecteerd,
verschijnt er een menu met vooringestelde
witbalansopties ( 52). Als u een andere optie
selecteert, verschijnt er een dialoogvenster waarin
u de witbalans nauwkeurig kunt afstellen ( 50).
De WB knop
Als de monitor is uitgeschakeld, kunt u de witbalans instellen door op de WB knop te drukken
en de hoofdinstelschijf rond te draaien tot op
het LCD-venster de gewenste witbalansinstelling
wordt weergegeven:
Foto’s maken—Witbalans
Flitsers aangesloten via fl itskabel
Het kan zijn dat automatische witbalans niet het gewenste resultaat oplevert als u met
behulp van een fl itskabel een externe fl itser op de AS-15 accessoireschoenadapter
heeft bevestigd. Gebruik vooringestelde witbalans of zet de witbalans op Flitslicht en
stel de witbalans nauwkeurig af.
12—Bracketing ( 146)
Wanneer u WB bracketing heeft geselecteerd bij Persoonlijke Instelling 12 (Bracketing), produceert de camera een aantal beelden telkens wanneer u de ontspanknop
indrukt. De witbalans wordt gevarieerd tot iets boven en iets onder de geselecteerde
waarde in het menu Witbalans.
49
Witbalans nauwkeurig instellen
Wanneer de witbalans niet op Preset (vooringesteld) staat ingesteld, kunt u
Foto’s maken—Witbalans
de witbalans nauwkeurig afstellen om variaties in de kleur van de lichtbron te
compenseren of om het beeld een warme of koele zweem te geven. Voor een
blauwige zweem of om een lichtbron met een gele of rode gloed te compenseren, gebruikt u een hogere instelling, voor een rode of gele zweem of om
lichtbronnen met een blauwe gloed te compenseren, gebruikt u een lagere witbalansinstelling. U kunt de witbalans in stappen van één wijzigen van +3 tot –3.
Behalve bij de stand TL-licht komt iedere stap overeen met circa 10 mired.
U stelt de witbalans nauwkeurig af met behulp van de optie Witbalans in
het Opnamemenu of door op de WB knop te drukken en met secundaire instelschijf de gewenste waarde te selecteren. Als u een andere waarde instelt
dan ± 0, wordt het pictogram op het LCD-venster weergegeven.
Het Witbalans menu
Markeer in het Witbalans menu ( 49) een
1
andere optie dan Preset en duw de multi-se-
lector naar rechts.
Duw de multi-selector omhoog of omlaag
2
om de gewenste waarde te kiezen en duw de
multi-selector daarna naar rechts. Het Opnamemenu verschijnt nu.
Kleurtemperatuur
De waargenomen kleur van een lichtbron varieert afhankelijk van de waarnemer en
andere omstandigheden. Kleurtemperatuur is een objectieve maat van de kleur van
een lichtbron, omschreven als de temperatuur tot welke een voorwerp verhit zou
moeten worden om licht in dezelfde golfl engten uit te stralen. Lichtbronnen met een
kleurtemperatuur in de regio van 5000-5500 K lijken wit, terwijl lichtbronnen met een
lagere kleurtemperatuur, zoals gloeilampen, enigszins geel of rood overkomen. Lichtbronnen met een hogere kleurtemperatuur lijken ietwat blauwig.
50
De WB knop
Als de monitor is uitgeschakeld, kunt u de witbalans nauwkeurig instellen door op de WB knop
te drukken en met de secundaire instelschijf de
gewenste witbalanswaarde te selecteren.
Fijnregelen en kleurtemperatuur
Hieronder worden bij benadering de kleurtemperaturen gegeven voor andere instellingen dan A (automatisch) (de waarden kunnen afwijken van de kleurtemperaturen
gemeten met een fotokleurmeter).
Dir. zon-
*
Gloeilamplicht
+32700 K2700 K4800 K4800 K5400 K6700 K
+22800 K3000 K4900 K5000 K5600 K7100 K
+12900 K3700 K5000 K5200 K5800 K7500 K
±03000 K4200 K5200 K5400 K6000 K8000 K
–13100 K5000 K5300 K5600 K6200 K8400 K
–23200 K6500 K5400 K5800 K6400 K8800 K
–33300 K7200 K5600 K6000 K6600 K9200 K
* De ophogingswaarden bij TL-licht geven de grote verschillen in kleurtemperatuur
weer bij de diverse typen TL-lichtbronnen, variërend van lage temperatuur stadionverlichting tot hoge temperatuur kwikdamplampen.
Mired-waarde
Een willekeurig verandering in kleurtemperatuur levert een groter kleurverschil op bij lage
kleurtemperaturen dan bij hoge kleurtemperaturen. Bij bijvoorbeeld een kleurtemperatuur
van 6000 K heeft een wijziging van 1000 K vrijwel geen effect op de kleur, terwijl dezelfde
wijziging bij een kleurtemperatuur van 3000 K een groot kleurverschil zou produceren.
Mired, een waarde die wordt berekend door de inverse van de kleurtemperatuur met 106
te vermenigvuldigen, is een kleurtemperatuurmaat waarbij rekening wordt gehouden met
deze variatie. Daarom wordt deze waarde gebruikt bij kleurtemperatuurcorrectiefi lters.
• 4000 K – 3000 K =1000 K : 83 mired
• 7000 K – 6000 K =1000 K : 24 mired
lichtFlitslichtTL-licht
Bewolkt
(daglicht)
Schaduw
(daglicht)
51
Foto’s maken—Witbalans
Vooringestelde witbalans
Vooringestelde witbalans wordt gebruikt voor het
Foto’s maken—Witbalans
vastleggen en oproepen van persoonlijke witbalansinstellingen voor het fotograferen bij variabele lichtbronnen, het corrigeren van sterk gekleurde lichtbronnen of het opnieuw gebruiken van de witbalans
van een bestaande foto. Er zijn twee methoden om
persoonlijke witbalansinstellingen op te slaan:
Methode
Witbalans
meten
Witbalans
van be-
staande foto
kopiëren
De camera kan slechts één waarde voor de vooringestelde witbalans per keer
opslaan. Als u een nieuwe waarde meet of kopieert, wordt de bestaande
waarde overgeschreven. Bij het meten van een nieuwe witbalanswaarde
wordt Preset automatisch ingesteld op Meten.
Een waarde voor de witbalans meten
Plaats een neutraalgrijs of wit voorwerp onder de belichting die voor de
defi nitieve foto zal worden gebruikt. Bij studioverlichting kunt u een grijs-
1
kaart van 18% gebruiken om het referentievoorwerp grijs te laten lijken.
Selecteer Meten in het Preset menu ( 55) of
druk op de WB knop en draai aan de hoofdinstel-
2
schijf tot op het LCD-venster
geven. De witbalans wordt ingesteld op de laatst
geselecteerde waarde voor de vooringestelde witbalans. Als er geen eerder geselecteerde waarde
bestaat, wordt de witbalans ingesteld op 5200 K,
wat overeenkomt met Dir. zonlicht.
Een neutraalgrijs of wit voorwerp wordt onder de verlichting geplaatst die in de uiteindelijke foto zal worden gebruikt en de witbalans wordt gemeten door de camera.
De witbalanswaarde wordt gekopieerd van een foto die is gemaakt met
een D70S (eventueel kan voor deze bronfoto een RAW-beeld worden
gebruikt waarvan de witbalans is aangepast met behulp van de optie voor
het wijzigen van de witbalans in Nikon Capture 4 versie 4.2 of hoger).
Beschrijving
wordt weerge-
Witbalans meten
U kunt de vooringestelde witbalans meten in de standen P, S, A en M. In deze standen
wordt de belichting voor een nauwkeurig resultaat automatisch met één LW verhoogd.
In de stand M verkrijgt u het beste resultaat door de belichting op ± 0 LW te zetten,
zoals wordt aangegeven door de elektronische analoge belichtingsindicator.
52
Laat de WB knop kort los en druk deze daarna
3
opnieuw in tot het pictogram op het LCDvenster gaat knipperen. Er verschijnt ook een
knipperende in de opnameteller van het
LCD-venster en de zoeker.
Richt de camera zo dat het referentievoorwerp
4
de zoeker vult en druk de ontspanknop helemaal in. De camera meet de witbalanswaarde
en gebruikt deze waarde als u een vooringestelde witbalans selecteert. Er wordt geen
foto gemaakt; ook wanneer de camera niet staat scherpgesteld, kan de
witbalans nauwkeurig worden gemeten.
Druk op de WB knop om deze stand te verlaten zonder een nieuwe
waarde voor witbalans te meten.
Als de camera in staat was de witbalans
5
te meten, gaat gedurende drie seconden
op het LCD-venster en in de
zoeker knipperen. Druk de ontspanknop half
in of wacht tot de belichtingsmeters worden
uitgeschakeld om terug te keren naar de opnamestand.
Als het te licht of te donker is, kan het voorkomen dat de camera de witbalans niet kan
meten. In dat geval knippert gedurende drie
seconden op het LCD-venster en in
de zoeker. Ga terug naar stap 4 en meet de
witbalans opnieuw.
Foto’s maken—Witbalans
53
Witbalans van een foto kopiëren
Om de witbalanswaarde van een bestaande foto op de geheugenkaart te kopi-
Foto’s maken—Witbalans
eren, opent u het Witbalans menu (
49) en voert u de volgende stappen uit:
1
Markeer Preset.
3
Markeer Gebruik foto.
* Ga door met stap 11 als u de witbalanswaarde voor de huidige foto wilt gebruiken.
Als er geen foto wordt weergegeven, wordt de vooringestelde witbalans ingesteld
op 5200 K (Dir. zonlicht).
5
Markeer Selecteer foto.
7
2
Geef opties weer.
4
Geef de huidige bronfoto weer.
6
Geef de lijst met mappen weer.
8
*
Markeer de gewenste map.
54
Geef de foto's in de geselecteerde map weer.
9
10
Foto’s maken—Witbalans
Markeer foto.
† Sommige weergegeven foto's zijn mogelijk met een andere camera gemaakt: deze
kunnen niet als bronfoto voor vooringestelde witbalans worden gebruikt. Hiervoor
zijn alleen foto's gemaakt met de D70S geschikt.
11
Markeer Deze foto.
‡ Herhaal stap 5 – 12 om een andere foto te selecteren.
Huidige waarde gebruiken voor vooringestelde witbalans
Om de witbalans in te stellen op de huidige waarde voor de vooringestelde
witbalans, doet u het volgende:
Markeer in het Witbalans menu ( 49) Preset
1
en duw de multi-selector naar rechts.
Markeer Meten en duw de multi-selector
2
naar rechts om de witbalans in te stellen op
de huidige waarde van de vooringestelde witbalans en keer terug naar het Opnamemenu.
†
12
Stel de vooringestelde witbalans in op de
waarde van de geselecteerde foto.
Selecteer foto.
‡
55
Foto's optimaliseren
N
VI
SH
SF
DP
PO
LA
Beeldcorrectie
Wanneer u een onderwerpsstand selecteert, kiest de camera automatisch de instellingen voor contouren, contrast, verzadiging en kleurschakering die voor het geko-
Foto’s maken—Foto's optimaliseren
zen onderwerp het beste resultaat opleveren. In de standen P, S, A en M kunt u al
naar gelang het soort opname of het doel waarvoor u de foto's wilt gaan gebruiken de volgende opties voor beeldoptimalisering selecteren: Normaal, Levendig, Scherper, Zachter, Direct printen, Portret en Landschap. Om de creativiteit
van de fotograaf de ruimte te geven, kunnen verscherping, contrast, keurreproductie, verzadiging en kleurschakering ook handmatig worden ingesteld.
BeschrijvingOptie
Normaal
(standaard)
Levendig
Zachter
Direct
printen
Portret
Landschap
Eigen
Aanbevolen voor de meeste situaties.
Verhoogt verzadiging, contrast en verscherping voor levendige
foto's met heldere rood-, groen- en blauwtinten.
Verscherpt contouren.Scherper
Verzacht contouren. Voor vloeiende, natuurgetrouwe weergave
van de huid in portretfoto's of voor foto's die later met fotobewerkingssoftware worden verscherpt.
Optimaliseert beelden om deze zonder verdere bewerking af te
kunnen drukken via een directe USB-aansluiting ( 175). Beelden
zijn scherp en helder, zelfs bij vergroten.
Verlaagt het contrast en geeft een natuurlijke uitstraling en een
aangename weergave van de huidtint bij portretonderwerpen.
Verhoogt verzadiging en verscherping voor landschapsfoto's met
heldere groen- en blauwtinten.
Voor het handmatig instellen van verscherping, contrast, kleurreproductie, verzadiging en kleurschakering ( 57).
Bij andere instellingen dan Eigen
Bij andere instellingen dan Eigen:
•
Worden de instellingen voor foto's zo gekozen dat ze onder de huidige omstandigheden de beste beeldkwaliteit garanderen. De resultaten zijn afhankelijk van de belichting en de plaats van het onderwerp in het beeld, zelfs bij onderwerpen van hetzelfde
type. Om foto’s met identieke instellingen voor beeldoptimalisering te maken, dient u
de optie Eigen te kiezen en de diverse waarden handmatig in te stellen. Zorg ervoor
dat Verscherpen en Tooncompens. niet op Automatisch zijn ingesteld.
• Foto’s worden vastgelegd in de kleurruimte sRGB. Als Eigen is geselecteerd, kunt u
zelf de kleurruimte kiezen in het Kleurstand menu ( 59).
• Gebruik voor optimale resultaten een type G of D objectief.
56
Opties voor beeldoptimalisering selecteert u als volgt:
Markeer in het Opnamemenu ( 132)
Bld.optimalsrn en duw de multi-selector
1
naar rechts.
Markeer de gewenste optie en duw de multi-
2
selector naar rechts. Als u Eigen selecteert,
verschijnt er een menu met de opties die u zelf
kunt instellen. In alle andere gevallen wordt
het Opnamemenu weergegeven.
Instellingen voor beeldoptimalisering aanpassen
Selecteer Eigen als u de instellingen voor verscherping, contrast, kleurreproductie, verzadiging en kleurschakering wilt wijzigen.
Contouren benadrukken: Verscherpen
Wanneer u een foto maakt, bewerkt de camera het beeld automatisch om
het onderscheid tussen lichte en donkere delen te benadrukken en zo de foto
scherper te laten lijken. Met de opties in het menu Verscherpen kunt u de
mate van verscherping naar eigen voorkeur instellen.
Optie
Automatisch
(standaard)
Normaal
Laag
Medium laag
Medium hoog
Hoog
Geen
Camera past verscherping automatisch aan het onderwerp aan. De
mate van verscherping verschilt van beeld tot beeld, zelfs bij onderwerpen van hetzelfde type. Om meerdere foto's met dezelfde mate van
verscherping te maken, dient u een andere instelling te kiezen. Gebruik
voor optimale resultaten een type G of D objectief.
De camera voert dezelfde standaard hoeveelheid verscherping uit bij
alle beelden.
De contouren in het beeld worden minder dan bij Normaal benadrukt.
De contouren in het beeld worden enigszins minder dan bij Normaal benadrukt.
De contouren in het beeld worden enigszins meer dan bij Normaal benadrukt.
De contouren in het beeld worden meer dan bij Normaal benadrukt.
Het beeld wordt niet verscherpt.
Beschrijving
57
Foto’s maken—Foto's optimaliseren
Contrast wijzigen: Tooncompens.
Bij het opslaan van een foto op de geheugenkaart wordt de toonverdeling in
Foto’s maken—Foto's optimaliseren
het beeld aangepast om het contrast te versterken. Deze aanpassing wordt
uitgevoerd door middel van tooncurven, die de relatie tussen de toonverdeling in het oorspronkelijke beeld en die in het gecorrigeerde beeld defi niëren.
Met de opties in het menu Tooncompens. kunt u regelen welk type toon-
curve wordt gebruikt.
BeschrijvingOptie
Camera zorgt automatisch voor optimaal contrast door de
juiste curve te selecteren. De geselecteerde curve verschilt van
Automatisch
(standaard)
Normaal
Laag contrast
Medium laag
Medium hoog
Hoog contrast
Eigen
beeld tot beeld, zelfs bij onderwerpen van hetzelfde type. Om
meerdere foto's met dezelfde curve te maken, dient u een
andere instelling te kiezen. Gebruik voor optimale resultaten
een type G of D objectief.
De camera gebruikt dezelfde standaardcurve voor alle beelden.
Deze optie is geschikt voor de meeste onderwerpen, zowel donkere als lichte.
Deze curve geeft een "zachter" beeld. Gebruik deze optie om te
voorkomen dat hoge lichten bij portretten gemaakt in direct zonlicht worden "uitgebleekt".
Contouren worden enigszins minder sterk benadrukt dan bij Normaal.
Contouren worden enigszins sterker benadrukt dan bij Normaal.
Kies deze curve om details te behouden bij het fotograferen
van mistige landschappen en andere onderwerpen met weinig contrast.
Met Nikon Capture 4 versie 4.2 of hoger (apart verkrijgbaar)
kunt u uw eigen tooncurve defi niëren en naar de camera
downloaden. Deze door uzelf ingestelde tooncurve kunt u
selecteren met de optie Eigen. Als u geen eigen curve heeft
gedefi nieerd, is deze optie gelijk aan Normaal.
58
Kleuren op het productieproces afstemmen: Kleurstand
Bij de D70S heeft u de keus uit diverse kleurstanden, die bepalen welk kleurengamut wordt gebruikt voor de reproductie van kleuren. Welke kleurstand
het meest geschikt is hangt af van de verdere bewerking die de uiteindelijke
foto zal ondergaan.
BeschrijvingOptie
Ia (sRGB)
(standaard)
II (Adobe RGB)
IIIa (sRGB)
Kleurstand
De standen Ia en IIIa worden aanbevolen voor foto’s die zonder verdere bewerking
worden afgedrukt of die worden weergegeven in toepassingen die geen kleurbeheer
ondersteunen. Deze stand wordt ook aangeraden voor foto’s die worden afgedrukt met
ExifPrint, de optie voor direct afdrukken van bepaalde printers, in een printshop of via
een andere commerciële afdrukservice. Foto’s die zijn gemaakt in de stand II kunnen
ook worden afgedrukt met deze opties, hoewel de kleuren niet zo levendig zullen zijn.
JPEG-foto’s die zijn gemaakt in de stand II, zijn Exif 2.21- en DCF 2.0-compatibel. Toepassingen en printers die Exif 2.21 en DCF 2.0 ondersteunen, selecteren automatisch
de juiste kleurruimte. Als de toepassing of het apparaat Exif 2.21 en DCF 2.0 niet
ondersteunt, dient u de juiste kleurruimte handmatig te selecteren. Raadpleeg de documentatie van de toepassing of het apparaat voor meer informatie.
Nikon-software
Gebruik voor de beste resultaten bij het bekijken van de foto's op een computer de
PictureProject software (meegeleverd) of Nikon Capture 4 versie 4.2 of later (apart
verkrijgbaar). Nikon Capture vormt een uitstekende aanvulling op ieder beeldverwerkingsproces en biedt de unieke mogelijkheid NEF-bestanden direct te bewerken
zonder dat de beeldkwaliteit van het origineel wordt aangetast. Worden met de D70S
gemaakte foto's geopend in PictureProject of Nikon Capture 4 versie 4.2 of later, dan
wordt automatisch de juiste kleurruimte geselecteerd.
Voor portretfoto’s die zonder verdere bewerking worden
afgedrukt of gebruikt. Foto’s worden aangepast aan de sRGBkleurruimte.
Foto’s die met deze instelling zijn opgenomen, worden aangepast aan de Adobe RGB-kleurruimte. Deze kleurruimte kan
een groter kleurbereik weergeven dan sRGB, waardoor het de
beste keus is voor beelden die nog uitgebreide bewerkingen of
retouche moeten ondergaan.
Voor natuur- en landschapsfoto’s die zonder verdere bewerking
zullen worden afgedrukt of gebruikt. Foto’s worden aangepast
aan de sRGB-kleurruimte.
59
Foto’s maken—Foto's optimaliseren
Levendigheid regelen: Verzadiging
Verzadiging regelt de levendigheid van kleuren.
Foto’s maken—Foto's optimaliseren
BeschrijvingOptie
Normaal
(standaard)
Gematigd
Verhoogd
Normale levendigheid. Aanbevolen voor de meeste situaties.
Verminderde levendigheid. Voor foto's die u later op de computer
wilt bewerken.
Verhoogde levendigheid. Voor extra levendige foto's die u zonder
verdere bewerking wilt afdrukken.
Kleuren beheersen: Tint aanpassen
U kunt de kleurschakering wijzigen van –9 ° tot +9 °, in stappen van 3 °. Wanneer u rood als uitgangskleur neemt en u stelt de kleurschakering hoger dan
0 ° (de standaardwaarde) in, dan creëert u een gele zweem: kleuren die bij
0 ° rood zijn, worden steeds meer oranje naarmate u de instelling verhoogt.
Stelt u de kleurschakering lager dan 0° in, dan creëert u een blauwe zweem,
zodat de kleuren die bij 0 ° rood zijn steeds paarser worden.
Kleurschakering
Het RGB-kleurmodel dat bij digitale foto’s wordt gebruikt reproduceert kleuren door
verschillende hoeveelheden rood, groen en blauw licht te gebruiken. Door twee kleuren licht te mengen ontstaat er een scala aan andere kleuren. Bijvoorbeeld rood met
een beetje groen gemengd levert oranje op. Bij gelijke hoeveelheden rood en groen
ontstaat geel, of geelgroen wanneer iets minder rood wordt gebruikt. Bij vermenging
van verschillende hoeveelheden rood en blauw licht ontstaan er kleuren variërend van
roodpaars naar paars tot marineblauw. Door groen en blauw te mengen kan men kleuren lopend van smaragdgroen tot turkoois verkrijgen. (Het toevoegen van een derde
kleur licht resulteert in lichtere schakeringen; als alle drie de kleuren in gelijke hoeveelheden worden gemengd, varieert het resultaat van wit tot grijs.) Wanneer dit scala aan
kleuren in een cirkel wordt gerangschikt, wordt het een kleurenwiel genoemd.
60
Eigen instellingen voor beeldoptimalisering kiezen
Na het kiezen van Eigen in het Bld.optimalsrn menu ( 57) wordt het bij
stap 1 getoonde menu weergegeven.
Foto’s maken—Foto's optimaliseren
1
Markeer de optimalisatie optie.
3
Markeer optie.
Herhaal de stappen 1–4 om
de andere instellingen te wij-
5
zigen.
7
2
Geef het submenu weer.
4
Maak een selectie.
6
Markeer Gereed.
Ga terug naar het Opnamemenu.
61
Opnamestand kiezen
Enkel beeld, Continu, Zelfontspanner of Afstandsbediening
De gekozen opnamestand bepaalt of de camera één foto tegelijk maakt, een
fotoserie maakt, de opname na het indrukken van de ontspanknop vertraagd
Foto’s maken—Opnamestand kiezen
maakt of wordt bediend met behulp van een afstandsbediening.
BeschrijvingStand
Bij het indrukken van de ontspanknop wordt er één foto gemaakt. Terwijl
Enkel beeld
Continu
Zelfontspanner
Afstands-
bediening
vertraagd
Afstands-
bediening
direct
* Gemiddelde opnamesnelheid in de stand M bij
handmatige scherpstelling, een sluitertijd van
sec. of korter, uitgeschakelde ruisonderdrukking
en voldoende geheugencapaciteit in de buffer. Het
aantal foto's dat in de buffer kan worden opgeslagen is afhankelijk van de gekozen instellingen voor
beeldkwaliteit en -grootte (zie tabel rechts). U kunt
meer foto’s maken zodra er weer ruimte in het buffergeheugen vrij is gekomen.
Alle foto's die in de continustand worden gemaakt,
hebben dezelfde beeldoriëntatie als de eerste foto
van elke serie, zelfs als u de camerapositie tijdens het
fotograferen wijzigt. Als de eerste foto bijvoorbeeld
met de camera in horizontale positie wordt gemaakt,
hebben alle foto's in die serie de beeldoriëntatie
“Liggend” (horizontaal), ook als de camera tijdens
het fotograferen in verticale positie wordt gedraaid.
62
de foto wordt opgeslagen, brandt het toegangslampje. Als de geheugencapaciteit toereikend is, kan onmiddellijk de volgende foto worden gemaakt.
Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, blijft de camera continu
foto's maken met een snelheid van drie beelden per seconde.
Gebruik deze stand voor zelfportretten en om onscherpe opnamen als
gevolg van cameratrilling te voorkomen (
De ontspanknop wordt bediend met behulp van de optionele ML-L3afstandsbediening. De camera stelt scherp als de ontspanknop op de
ML-L3 wordt ingedrukt. De foto wordt genomen met een vertraging
van twee seconden ( 107) om de fotograaf bij het maken van een
zelfportret gelegenheid te geven om te poseren.
De ontspanknop wordt bediend met behulp van de optionele ML-L3
afstandsbediening. De camera stelt scherp als de ontspanknop op de
ML-L3 wordt ingedrukt. De foto wordt onmiddellijk na het scherpstellen genomen ( 107). De sluiter reageert snel; maar onscherpe opnamen als gevolg van het bewegen van de camera worden voorkomen.
1
/
250
105).
Kwaliteit
RAW
FINE
NORM
BASIC
RAW
BASIC
Grootte
*
Capaciteit
4—
9L
7M
19S
12L
7M
27S
19L
7M
49S
4L
Om een opnamestand te kiezen, drukt u op de
knop en draait u aan de hoofdinstelschijf tot
de gewenste opnamestand op het LCD-venster
wordt weergegeven:
De geheugenbuffer
De camera is voorzien van een geheugenbuffer voor de tijdelijke opslag van foto’s tijdens
het fotograferen, zodat u een aantal foto’s achter elkaar kunt maken zonder te hoeven
wachten tot de beelden op de geheugenkaart zijn opgeslagen. Wanneer de buffer vol
is, wordt de ontspanknop buiten werking gesteld tot er genoeg informatie naar de geheugenkaart is overgespeeld om plaats te maken voor meer foto’s. In de continu-stand
kunt u doorgaan met fotograferen zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, hoewel
de snelheid waarmee foto’s worden gemaakt afneemt als de buffer vol is.
Tijdens het opslaan van de foto’s op de geheugenkaart brandt het toegangslampje
naast de geheugenkaartsleuf. Afhankelijk van het aantal beelden in de buffer kan het
opslaan enkele seconden tot enkele minuten duren. Verwijder de geheugenkaart
en/of de batterijen niet en koppel de eventueel aangesloten lichtnetadapter
niet los zolang het lampje brandt. Als u de camera uitzet terwijl er nog informatie
in de buffer aanwezig is, wordt de camera pas uitgeschakeld als alle foto's op de geheugenkaart zijn opgeslagen. Als de batterij leeg raakt terwijl er nog informatie in de
buffer aanwezig is, wordt de ontspanknop geblokkeerd en worden eerst alle foto's op
de geheugenkaart opgeslagen.
Hieronder vindt u een overzicht van de tijd die bij benadering nodig is om alle gegevens
uit de buffer naar een Lexar Media 40 × WA USB-kaart te schrijven. Bij gebruik van een
Microdrive-kaart kunnen de tijden langer zijn.
• NEF (RAW): 6 sec. (4 foto’s) • JPEG Normaal (formaat L): 9 sec. (12 foto’s)
Buffercapaciteit
Als u de ontspanknop indrukt, toont de opnameteller op
het LCD-venster en in de zoeker het aantal foto's dat bij
de huidige instellingen in de geheugenbuffer kan worden opgeslagen. Het exacte aantal kan variëren al naar
gelang het onderwerp dat u fotografeert.
Foto’s maken—Opnamestand kiezen
63
Scherpstelling
VIDEO
OUT
VIDEO
OUT
Regelen hoe de camera scherpstelt
In dit gedeelte worden de opties besproken waarmee u regelt hoe uw camera scherpstelt: scherpstelstand, selectie scherpstelveld en AF-veldstand.
Foto’s maken—Scherpstelling
Scherpstelstand
De scherpstelstand kunt u instellen met de selectieknop aan de voorzijde van de camera. U kunt
kiezen uit de volgende twee standen:
BeschrijvingOptie
De camera stelt scherp wanneer u de ontspanknop half indrukt. Hoe
dat gebeurt, is afhankelijk van de instelling bij Persoonlijke Instelling 2
(Autofocus; 139):
• AF-S (enkelvoudige servo-AF): Als de camera heeft scherpgesteld,
klinkt er een piepsignaal en verschijnt de scherpstelindicator (●) in
de zoeker. De scherpstelling blijft vergrendeld zolang de ontspanknop
half ingedrukt blijft (scherpstelvergrendeling). Een foto maken is alleen
mogelijk als de scherpstelindicator wordt weergegeven (scherpstelpri-
AF
Autofocus
M
Handmatig
Bij enkelvoudige AF bent u verzekerd van een scherp beeld. Bij onderwerpen
die zich grillig bewegen kunt u wellicht beter continue AF gebruiken. Wanneer de camera niet in staat is automatisch scherp te stellen, is het aan te
bevelen handmatig scherp te stellen.
oriteit). Als het onderwerp beweegt terwijl u de ontspanknop indrukt,
blijft de camera het onderwerp volgen tot het scherp in beeld is en
het ontspannen van de sluiter mogelijk is (anticiperende meevolgende scherpstelling (Focus Tracking); 65). Als het onderwerp stopt met
bewegen voordat de sluiter ontspant, verschijnt de scherpstelindicator
in de zoeker en wordt de scherpstelling op deze afstand vergrendeld.
• AF-C (continue servo-AF): De camera blijft continu scherpstellen
zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt. Als het onderwerp
beweegt, wordt de scherpstelling gecorrigeerd (anticiperende meevol-gende scherpstelling; 65). U kunt altijd foto's maken, ongeacht of
de camera staat scherpgesteld (ontspanprioriteit).
De camera stelt niet automatisch scherp; u dient handmatig scherp
te stellen met de scherpstelring op het objectief. Als het objectief een
maximum diafragma van f/5.6 of sneller heeft, kunt u de scherpstelindicator in de zoeker gebruiken om de scherpstelling te controleren (elek-tronische afstandsmeter;
ongeacht of de camera scherpgesteld staat.
Als het autofocussysteem van de camera signaleert dat het onderwerp zich beweegt
terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt, dan wordt automatisch de anticiperende
meevolgende scherpstelling geactiveerd. Als het onderwerp zich naar de camera toe
of van de camera af beweegt, volgt de camera de scherpstelling en probeert te voorspellen waar het onderwerp zich zal bevinden op het moment dat de sluiter wordt
ontspannen. Bij enkelvoudige AF activeert de camera de anticiperende meevolgende
scherpstelling als het onderwerp zich bewoog toen de ontspanknop half werd ingedrukt. De scherpstelling wordt vergrendeld zodra het onderwerp stil staat. In de continue AF stand activeert de camera ook de anticiperende meevolgende scherpstelling als
het onderwerp zich beweegt nadat de ontspanknop half is ingedrukt, maar nu wordt
de scherpstelling niet vergrendeld wanneer het onderwerp stil staat.
De anticiperende meevolgende scherpstelling kan niet worden gebruikt in de handmatige scherpstelstand.
Foto’s maken—Scherpstelling
65
Selectie scherpstelveld
De D70S heeft vijf scherpstelvelden die samen een groot deel van het beeld
Foto’s maken—Scherpstelling
beslaan. U kunt het scherpstelveld handmatig selecteren, zodat uw hoofdonderwerp zich vrijwel overal in het beeld kan bevinden, of kiezen voor
automatische scherpstelling om altijd scherp te stellen op het dichtstbijzijnde
onderwerp, ongeacht waar dat zich in het beeld bevindt (prioriteit dichtstbijzijnde onderwerp;
Als prioriteit dichtstbijzijnde onderwerp is geselecteerd in de autofocusstand,
kunt u het scherpstelveld niet handmatig selecteren. Prioriteit dichtstbijzijnde
onderwerp wordt automatisch geselecteerd als de keuzeknop staat ingesteld
op , , , , of . Om in deze standen handmatige selectie van het
scherpstelveld mogelijk te maken, dient u Persoonlijke Instelling 3 in te stellen op Enkel veld of Dynamisch veld (AF-veldstand; 140).
Handmatige selectie scherpstelveld
Zet de vergrendeling van de scherpstelselectieknop op ● om een scherpstelveld te kunnen
selecteren. Met de multi-selector kunt u nu een
scherpstelveld selecteren. Het geselecteerde
scherpstelveld wordt in de zoeker weergegeven
en indien nodig rood gemarkeerd om het beter
zichtbaar te maken tegen een donkere achtergrond (“Vari-Brite”-scherpstelvelden; 8). Het
geselecteerde scherpstelveld wordt ook weergegeven op het LCD-venster.
Door na het selecteren van een scherpstelveld de vergrendeling van de
scherpstelselectieknop op L (vergrendelen) te zetten, kunt u voorkomen dat
u door het drukken op de multi-selector per ongeluk een ander scherpstelveld selecteert.
140).
Selectie scherpstelveld
Het scherpstelveld kan niet worden gewijzigd tijdens het weergeven van beelden of
menu’s.
66
3—AF-veldstand ( 140)
Persoonlijke instelling 3 (AF-veldstand) bepaalt hoe het scherpstelveld wordt geselecteerd en wat er gebeurt als een onderwerp uit het geselecteerde scherpstelveld verdwijnt
terwijl de camera nog bezig is met scherpstellen. De huidige instelling wordt aangegeven
door de indicator van het scherpstelveld op het LCD-venster en in de zoeker.
DisplayBeschrijvingOptie
De gebruiker kiest het scherpstelveld handmatig; de camera stelt
alleen scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld.
Het scherpstelveld wordt tijdens het scherpstellen in de zoeker gemar-
Enkel
veld
Dynamisch
veld
Dichtstbz.
Ond
17—Schrpstlveld ( 148)
Gebruik de optie Scherpstelveld om de selectie van de scherpstelvelden te laten “doorlopen”.
18—AF- veld verl ( 149)
Afhankelijk van de geselecteerde optie bij Persoonlijke Instelling 18 (AF-veld verl) wordt
het actieve scherpstelveld in de zoeker gedurende korte tijd rood gemarkeerd om het
contrast tegen een donkere achtergrond te verbeteren (“Vari-Brite”-scherpstelvelden),
continu in de zoeker weergegeven of helemaal niet in de zoeker weergegeven.
keerd ( 8) als het is geselecteerd en de camera aan het scherpstellen
is. Kies deze instelling voor relatief statische composities waarbij het
onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld blijft staan. Dit is de
standaardinstelling voor de standen P, S, A en M en wordt automa-
tisch geselecteerd als de keuzeknop op wordt gezet.
De gebruiker kiest het scherpstelveld handmatig, maar de camera gebruikt informatie uit meerdere scherpstelvelden om de scherpstelling te
bepalen. Het scherpstelveld wordt tijdens het scherpstellen in de zoeker
gemarkeerd ( 8) als het is geselecteerd en de camera aan het scherpstellen is. Als het onderwerp het geselecteerde scherpstelveld zelfs maar
kort verlaat, is de camera nog altijd in staat scherp te stellen op basis van
informatie uit andere scherpstelvelden (het geselecteerde scherpstelveld
verandert niet). Kies deze instelling wanneer een onderwerp zich onvoorspelbaar beweegt en in andere gevallen waarbij het moeilijk is om het
onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld te houden.
De camera kiest automatisch het scherpstelveld waarin zich het
dichtstbijzijnde onderwerp bevindt. U kunt het scherpstelveld niet
handmatig selecteren en het scherpstelveld wordt niet op het
LCD-venster weergegeven; het actieve scherpstelveld wordt in de
zoeker weergegeven wanneer de camera bezig is met scherpstellen.
Voorkomt onscherpe foto’s bij het fotograferen van onvoorspelbaar
bewegende onderwerpen. Wordt automatisch geselecteerd als de
keuzeknop op , , , , of wordt gezet.
Foto’s maken—Scherpstelling
67
Overzicht van autofocusopties
Foto’s maken—Scherpstelling
Persoonlijke
Instelling 2
(Autofocus)
Persoonlijke
Instelling 3
(AF-veldstand)
LCD-
venster
Zoeker
Actief
scherpstelveld
Selectie
scherpstel-
veld
AF-S
AF-C
Enkel veld
Dynamisch
veld
Dichtstbz. ond
Enkel veld
Dynamisch
veld
Dichtstbz. ond
Getoond in
zoeker en op
LCD-venster
Getoond in
zoeker en op
LCD-venster
Getoond in
zoeker en op
LCD-venster
Getoond in
zoeker en op
LCD-venster
Handmatig
Handmatig
AutomatischNiet getoond
Handmatig
Handmatig
AutomatischNiet getoond
68
WerkingGebruik
Camera stelt scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld. Zodra de camera gereed is met
scherpstellen klinkt er een piepsignaal. De scherpstelling blijft vergrendeld zolang u de ontspanknop half
ingedrukt houdt.
Camera stelt scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld. Als het onderwerp beweegt
voordat de camera heeft scherpgesteld, is de camera
nog altijd in staat scherp te stellen op basis van informatie uit andere scherpstelvelden. Zodra de camera
gereed is met scherpstellen klinkt er een piepsignaal.
De scherpstelling blijft vergrendeld zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
Zoals hierboven, behalve dat de camera automatisch
het scherpstelveld kiest waarin zich het dichtstbijzijnde onderwerp bevindt. Zodra de camera gereed is
met scherpstellen klinkt er een piepsignaal en wordt
het actieve scherpstelveld in de zoeker weergegeven.
Camera blijft continu op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld scherpstellen zolang de
ontspanknop half wordt ingedrukt.
Camera stelt scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld. Zolang de ontspanknop half wordt
ingedrukt, volgt de camera het onderwerp als dit zich van
het ene scherpstelveld naar het andere verplaatst.
Zoals hierboven, behalve dat de camera automatisch
het scherpstelveld kiest waarin zich het dichtstbijzijnde
onderwerp bevindt. Het actieve scherpstelveld wordt
bij het scherpstellen in de zoeker weergegeven.
Voor onbeweeglijke onderwerpen bij voldoende tijd om
compositie te bepalen.
Voor relatief statische onderwerpen en wanneer u
voldoende tijd heeft om de
compositie van de foto te
bepalen.
Voor wanneer u globaal weet
waar uw onderwerp zich in
de compositie zal bevinden,
maar niet exact waar.
Voor bewegende onderwerpen die zich continu in één
scherpstelveld bevinden.
Voor onderwerpen die zich
grillig bewegen.
Voor onderwerpen die zich grillig
bewegen, wanneer u weet dat
het onderwerp zich het dichtst
bij de camera zal bevinden.
Foto’s maken—Scherpstelling
69
Vergrendeling scherpstelling
U kunt de scherpstelling vergrendelen om de compositie van uw foto te ver-
Foto’s maken—Scherpstelling
anderen nadat u heeft scherpgesteld. Zo kunt u scherpstellen op een onderwerp dat zich op de uiteindelijke foto niet in één van de vijf scherpstelvelden
bevindt. U kunt de scherpstelling ook vergrendelen wanneer het autofocussysteem van de camera niet in staat is scherp te stellen (
Als AF-S is geselecteerd voor Persoonlijke Instelling 2 (Autofocus;
wordt de scherpstelling automatisch vergrendeld als de scherpstelindicator
(●) in de zoeker verschijnt. Als AF-C is geselecteerd, moet de scherpstelling handmatig worden vergrendeld met de AE-L/AF-L knop. U gebruikt de
scherpstelvergrendeling als volgt:
Plaats het onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld en druk de ont-
1
spanknop half in om de scherpstelling te activeren.
Controleer of de scherpstelindicator (●) n de zoeker verschijnt.
2
AF-S (enkelvoudige servo-AF)
De scherpstelling wordt automatisch vergrendeld wanneer de scherpstelindicator verschijnt,
en blijft vergrendeld tot u uw vinger van de
ontspanknop haalt. U kunt de scherpstelling
ook vergrendelen door op de AE-L/AF-L knop te
drukken (zie hieronder).
AF-C (continue servo-AF)
Druk op de AE-L/AF-L knop om zowel de
scherpstelling als de belichting te vergrendelen. De scherpstelling blijft vergrendeld zolang
u de AE-L/AF-L knop indrukt, zelfs als u uw
vinger daarna van de ontspanknop haalt.
73).
139),
70
Bepaal opnieuw de compositie van uw foto en druk af.
3
Bij enkelvoudige servo-AF (AF-S) blijft de scherpstelling tussen de opnamen
door vergrendeld zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt. Zo kunt u
een aantal foto's met dezelfde scherpstelling achter elkaar maken. U kunt de
scherpstelling tussen de opnamen door ook vergrendelen door de AE-L/AF-L
knop ingedrukt te houden.
Terwijl de scherpstelling vergrendeld is, dient u de afstand tussen de camera
en het onderwerp niet te veranderen. Als uw onderwerp beweegt, dient u
scherp te stellen op de nieuwe afstand.
Foto’s maken—Scherpstelling
AF-veldstand
Selecteer Enkel veld of Dynamisch veld voor Persoonlijke Instelling 3 (AF-veldstand; 140) bij het scherpstellen met behulp van scherpstelvergrendeling.
Stand
AF-C wordt automatisch geselecteerd als de keuzeknop op wordt gezet.
15—AE- L/AF-L ( 147)
Deze optie regelt of de AE-L/AF-L knop zowel de scherpstelling als de belichting vergrendelt (standaardinstelling), alleen de scherpstelling of alleen de belichting.
71
AF-hulpverlichting
Dankzij de ingebouwde AF-hulpverlichting kan
Foto’s maken—Scherpstelling
de camera ook scherpstellen op schaars verlichte
onderwerpen. Om de hulpverlichting te kunnen
gebruiken, moet bij Persoonlijke Instelling 2 (Au-tofocus;
er een AF-Nikkor objectief op de camera zijn
bevestigd en moet het middelste scherpstelveld zijn geselecteerd of de optie
prioriteit dichtstbijzijnde onderwerp actief zijn. Als aan deze voorwaarden is
voldaan en het onderwerp schaars is verlicht, gaat de hulpverlichting automatisch aan bij het half indrukken van de ontspanknop om het automatisch
scherpstellen te vergemakkelijken. AF-hulpverlichting is niet beschikbaar bij
de onderwerpsstanden
De AF-hulpverlichting werkt alleen goed bij gebruik van een objectief met een
brandpuntsafstand van 24 tot 200 mm en als het onderwerp zich binnen het
bereik van de verlichting bevindt. Een eventuele aanwezige zonnekap moet
worden verwijderd. Bij de meeste objectieven heeft de verlichting een bereik
van circa 0,5 – 3 m. Bij de volgende objectieven is autofocus met AF-hulpverlichting niet beschikbaar op een scherpstelafstand korter dan 1 meter:
• AF Micro ED 200 mm f/4
• AF-S DX ED 12–24 mm f/4
• AF-S ED 17–35 mm f/2.8
• AF ED 18–35 mm f/3.5–4.5
• AF-S DX 18–70 mm f/3.5–4.5
• AF 20–35 mm f/2.8
Bij de volgende objectieven is AF-hulpverlichting niet beschikbaar bij een
scherpstelafstand korter dan 2 meter:
• AF-S ED 28–70 mm f/2.8• AF-S DX ED 17–55 mm f/2.8
AF-hulpverlichting is niet beschikbaar voor de volgende objectieven:
• AF-S VR ED 70–200 mm f/2.8
• AF-S ED 80–200 mm f/2.8
• AF ED 80–200 mm f/2.8
Bij toepassing van een optionele SB-800 of SB-600 fl itser wordt de AF-
hulpverlichting van de camera uitgeschakeld en wordt in plaats daarvan de
verlichting van de fl itser gebruikt. Bij andere typen fl itsers wordt de AF-hulpverlichting van de camera gebruikt.
4—AF-hulplicht ( 141)
Met deze optie kan de AF-hulpverlichting worden uitgeschakeld.
72
139) AF-S zijn geselecteerd, moet
(Landschap), (Sport) en (Nachtlandschap).
• AF ED 24–85 mm f/2.8–4
• AF ED 24–85 mm f/3.5–4.5
• AF-S VR ED 24–120 mm f/3.5–5.6
• AF 24–120 mm f/3.5–5.6
• AF ED 28–200 mm f/3.5–5.6
• AF Micro ED 70–180 mm f/4.5–5.6
• AF VR ED 80–400 mm f/4.5–5.6
• AF-S VR ED 200–400 mm f/4
Goede resultaten verkrijgen met autofocus
Autofocus functioneert niet goed onder de onderstaande omstandigheden.
Als de camera niet in staat is automatisch scherp te stellen, gebruik dan
handmatige scherpstelling (
70) om op een ander onderwerp op dezelfde afstand scherp te stellen en de
compositie van uw foto daarna opnieuw te bepalen.
74) of gebruik de scherpstelvergrendeling (
Foto’s maken—Scherpstelling
Continu gebruik van de AF- hulpverlichting ( 72)
Als de AF-hulpverlichting voor een aantal opnamen achter elkaar is gebruikt, kan deze
gedurende korte tijd worden uitgeschakeld om de lamp te beschermen. Na een korte
pauze kan de hulpverlichting opnieuw worden gebruikt. Let op dat de lamp bij continu
gebruik heet kan worden.
73
Handmatig scherpstellen
V
V
De handmatige scherpstelling kan worden ge-
Foto’s maken—Scherpstelling
bruikt bij objectieven die geen autofocus ondersteunen (Nikkor-objectieven zonder AF) of
wanneer autofocus niet het gewenste resultaat
oplevert (
dient u de selectieknop van de scherpstelstand op
M te zetten en de scherpstelring op het objectief
rond te draaien tot het beeld in de heldere cirkel
in de zoeker scherp is. Er kunnen ook foto’s worden gemaakt als het beeld niet scherp is.
De elektronische afstandsmeter
Als het objectief een maximum diafragma van
f/5.6 of sneller heeft, kunt u de scherpstelindicator in de zoeker gebruiken om te controleren of
het onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld scherp is. Plaats uw onderwerp in het actieve
scherpstelveld, druk de ontspanknop half in en
draai de scherpstelring van het objectief rond tot
de scherpstelindicator (●) verschijnt.
A-M selectie/autofocus met prioriteit handmatig
Wanneer u een objectief met A-M selectie gebruikt, selecteer dan M wanneer u
handmatig scherpstelt. Bij objectieven die M/A (autofocus met prioriteit handmatig)
ondersteunen, kunt u handmatig scherpstellen wanneer u het objectief op M of M/A
zet. Zie de documentatie bij uw objectief voor meer informatie.
Brandvlakpositie
Om de afstand tussen uw onderwerp en de camera te
bepalen, dient u vanaf het brandvlakteken op de camerabody te meten. De afstand tussen de bajonetvatting
voor het objectief op de camera en het brandvlak is
46,5 mm.
74
73). Om handmatig scherp te stellen
Belichting
Regelen hoe de camera de belichting instelt
Lichtmeting
In de standen P, S, A en M bepaalt de lichtmeetmethode hoe de camera de belichting
instelt. Indien er een CPU-objectief op de camera is bevestigd, zijn de onderstaande
opties beschikbaar (bij objectieven zonder CPU is lichtmeting niet mogelijk)
BeschrijvingMethode
De lichtmeting wordt uitgevoerd door een RGB-sensor van 1005 pixels die de belichting
instelt op basis van gegevens uit alle delen van het beeld. Deze methode is met name
effectief wanneer het beeld wordt overheerst door lichte (witte of gele) of donkere
(zwarte of donkergroene) kleuren, aangezien het resultaat dan dicht ligt bij wat het
3D
kleuren-
matrix/
Kleuren-
matrix
Centrum-
gericht
menselijk oog waarneemt. 3D Kleuren Matrixmeting bepaalt de belichting met behulp
van afstandsinformatie van het objectief en is alleen beschikbaar wanneer er een type G
of D objectief op de camera is bevestigd. Kleuren Matrixmeting wordt gebruikt wanneer
er geen afstandsinformatie beschikbaar is en kan worden gebruikt bij toepassing van
andere typen CPU-objectieven. Matrixmeting levert niet het gewenste resultaat op in
combinatie met vergrendeling van de automatische belichting ( 84) of belichtingscorrectie ( 86), maar wordt aanbevolen voor de meeste andere omstandigheden.
De camera meet het licht in het totale beeld, maar laat een cirkel met een
diameter van 8 mm in het midden van het beeld - aangegeven door de corresponderende referentiecirkel van 8mm in de zoeker - zwaarder meetellen.
Klassieke meetmethode voor portretten; aanbevolen bij gebruik van fi lters met
een belichtingsfactor (fi lterfactor) van meer dan1 × (
De camera meet het licht in een cirkel met een diameter van 2,3 mm (ca. 1%
van het beeld). Het huidige scherpstelveld vormt het middelpunt van deze cirkel, zodat u ook onderwerpen kunt meten die zich niet in het midden van het
beeld bevinden (als de AF-veldstand is ingesteld op Dichtstbz. ond, meet de
Spot
camera het middelste scherpstelveld). Zorgt voor een juiste belichting van het
onderwerp, zelfs wanneer de achtergrond veel lichter of donkerder is.
191).
.
Foto’s maken—Belichting
Om een lichtmeetmethode te kiezen, drukt u op de
knop en draait u aan de hoofdinstelschijf tot de
gewenste methode op het LCD-venster wordt weergegeven:
11— Centrumger. ( 145)
Deze optie regelt de grootte van de cirkel die bij centrumgerichte lichtmeting het
zwaarst meetelt.
75
Belichtingsstand
Als de keuzeknop is ingesteld op P, S, A of M, kunt u de sluitertijd en het
Foto’s maken—Belichting
diafragma instellen zoals hieronder is beschreven.
CPU-objectieven (alle belichtingsstanden)
Als u een CPU-objectief gebruikt dat voorzien is van een diafragmaring, dient u de diafragmaring op de laagste waarde (hoogste f/-getal) te zetten. Bij andere instellingen wordt de ontspanknop buiten werking gesteld en toont de diafragma-indicator op het LCD-venster en in
de zoeker een knipperend
Objectieven zonder CPU
Objectieven zonder CPU kunnen alleen worden gebruikt in de stand M, als het diafragma handmatig wordt ingesteld met behulp van de diafragmaring op het objectief.
In andere standen wordt de ontspanknop geblokkeerd en gaat het pictogram op
het LCD-venster en in de zoeker knipperen.
Controle scherptediepte
Om een idee te krijgen hoe uw foto er uit gaat zien,
dient u de controleknop voor de scherptediepte ingedrukt te houden. Als er een CPU-objectief op de camera
is bevestigd, wordt het objectief ingesteld op de waarde
die de camera heeft geselecteerd (stand P of S) of op
de waarde die u zelf heeft ingesteld (stand A of M),
zodat u de scherptediepte in de zoeker kunt controleren
(controle van de scherptediepte is niet beschikbaar bij
gebruik van een objectief zonder CPU).
5—ISO Auto ( 142)
Wanneer u Aan heeft geselecteerd bij Persoonlijke Instelling 5 (ISO auto), varieert de camera de gevoeligheid automatisch tussen de 200 - 1600 (ISO-equivalent) voor een optimale
belichting en fl itsintensiteit. In de standen P en A past de camera de gevoeligheid aan als
de sluitertijd die nodig is voor een optimale belichting korter is dan 1/8000 sec. of langer is
dan een opgegeven waarde (sluitertijd mag langer zijn dan opgegeven waarde als optimale
belichting niet kan worden gerealiseerd bij ISO-equivalent 1600). In andere gevallen past
de camera de gevoeligheid aan als de foto bij de huidige instellingen onder- of overbelicht
zou worden (stand S) of als er bij de huidige handmatig geselecteerde sluitertijd en diafrag-
mawaarde geen optimale belichting mogelijk is (stand M).
Wanneer een andere gevoeligheid dan de door de gebruiker geselecteerde waarde wordt gebruikt, knippert
ISO AUTO op het LCD-venster en in de zoeker. Als de
gevoeligheid gewijzigd is, wordt bij de foto-informatie
de ISO-waarde rood weergegeven. NB: Bij foto's die
worden gemaakt met een hogere gevoeligheid, wordt
de kans op beeldruis groter.
. Type G objectieven zijn niet voorzien van een diafragmaring.
76
P: Geprogrammeerd automatisch
In deze stand stelt de camera de sluitertijd en het diafragma automatisch in
met behulp van een ingebouwd programma ( 78) voor optimale belichting in de meeste situaties. Deze stand wordt aanbevolen voor het maken
van snapshots en andere omstandigheden waarin u de camera de sluitertijd
en het diafragma wilt laten bepalen. U kunt de instellingen wijzigen met
behulp van het fl exibele programma, belichtingscorrectie (
tingsbracketing ( 87). De stand P is alleen beschikbaar bij gebruik van een
CPU-objectief.
In de stand Geprogrammeerd automatisch fotografeert u als volgt:
Draai de keuzeknop op P.
86) of belich-
1
Bepaal de uitsnede van uw foto, stel scherp en maak een opname.
2
Flexibel programma
In de stand P kunt u met de hoofdinstelschijf verschillende combinaties van sluitertijd en diafragma kiezen
("fl exibel programma") die allemaal dezelfde belichting
opleveren. Als het fl exibele programma actief is, wordt
op het LCD-venster het pictogram weergegeven. Om
de standaardwaarden voor sluitertijd en diafragma te
herstellen, dient u aan de hoofdinstelschijf te draaien tot
het pictogram verdwijnt. U kunt de standaardwaarden ook herstellen door de camera uit te zetten, de keuzeknop in een andere stand te draaien, de ingebouwde
fl itser in of uit te klappen, een reset met twee knoppen
uit te voeren ( 111) of een andere instelling voor Persoonlijke Instelling 9 (LW-stappen; 144) te kiezen.
77
Foto’s maken—Belichting
Waarschuwing belichting
Als de uiterste waarden van het belichtingsmeetsysteem worden overschreden, ver-
Foto’s maken—Belichting
schijnt er één van de volgende symbolen in het LCD-venster en de zoeker:
BeschrijvingSymbool
Onderwerp te licht. Gebruik een optioneel grijsfi lter of een lagere gevoeligheid (ISO-equivalent; 46).
Onderwerp te donker. Kies een hogere gevoeligheid ( 46).
Als de fl itser-gereedindicator ( ) in de zoeker knippert, kan de fl itser worden gebruikt
voor extra verlichting. De fl itser-gereedindicator wordt niet weergegeven als Persoonlijke instelling 20 (Flitsindicat) staat ingesteld op Uit.
Belichtingsprogramma
In de onderstaande grafi ek wordt het belichtingsprogramma voor stand P weergegeven:
AF 50 mm f/1.4D
AF ED 180 mm f/2.8D
AF-S ED 300 mm f/4D
Diafragma
Sluitertijd
De hoogste en laagste waarden voor LW hangen af van de gevoeligheid (ISO-equivalent); in de bovenstaande grafi ek wordt uitgegaan van een gevoeligheid die overeenkomt met ISO 200. Bij gebruik van matrixmeting worden waarden hoger dan 17
teruggebracht tot 17
1
/
3 LW.
1
/
3 LW
78
S: Sluitertijdvoorkeuze
In de stand S kiest u zelf de sluitertijd en laat u de camera automatisch de diafragmawaarde selecteren die voor een optimale belichting zorgt. U kunt de
sluitertijd instellen op een waarde tussen de 30 en
sluitertijd om bewegende onderwerpen scherp vast te leggen of een lange
sluitertijd om beweging te suggereren door bewegende onderwerpen te vervagen. De stand S is alleen beschikbaar bij gebruik van een CPU-objectief.
In de stand Sluitertijdvoorkeuze fotografeert u als volgt:
Draai de keuzeknop op S.
1
/
8.000 sec. Kies een korte
1
Draai de hoofdinstelschijf rond om de ge-
2
wenste sluitertijd in te stellen.
Bepaal de uitsnede en druk af.
3
Waarschuwing belichting
Als de uiterste waarden van het belichtingsmeetsysteem worden overschreden, verschijnt er één van de volgende symbolen in het LCD-venster en de zoeker:
BeschrijvingSymbool
Onderwerp te licht. Gebruik een kortere sluitertijd, een lagere gevoeligheid (ISO-equivalent; 46) of een optioneel grijsfi lter.
Onderwerp te donker. Kies een langere sluitertijd of een hogere gevoeligheid ( 46).
Als de fl itser-gereedindicator ( ) in de zoeker knippert, kan de fl itser worden gebruikt
voor extra verlichting. De fl itser-gereedindicator wordt niet weergegeven als Persoonlijke instelling 20 (Flitsindicat) staat ingesteld op Uit.
79
Foto’s maken—Belichting
Overschakelen van stand M naar stand S
Als u in de stand M de sluitertijd of (tijdopname) selecteert en vervolgens
Foto’s maken—Belichting
stand S selecteert zonder de sluitertijd te wijzigen, knippert de sluitertijdindicator en
kan er geen opname worden gemaakt. Draai aan de hoofdinstelschijf om een andere
sluitertijd te selecteren voordat u de foto maakt.
Sluitertijd en bewogen opnamen
Om onscherpe opnamen als gevolg van bewegen van de camera te voorkomen, moet
de waarde voor de sluitertijd in seconden korter zijn dan de inverse waarde van de
brandpuntsafstand van het objectief (bij een brandpuntsafstand van bijvoorbeeld 300
mm, moet de sluitertijd korter zijn dan
1
/
300 sec.). Bij het maken opnamen met langere
sluitertijden wordt het gebruik van een statief aanbevolen. Om onscherpe opnamen
te voorkomen, kunt u proberen de gevoeligheid te verhogen ( 46), de ingebouwde
fl itser te gebruiken ( 94) of met een VR-objectief te werken.
80
A: Diafragmavoorkeuze
In de stand A kiest u zelf de diafragmawaarde en laat u de camera automatisch de sluitertijd bepalen die voor een optimale belichting zorgt. Een klein
diafragma (hoge f/-getallen) resulteert in meer scherptediepte, waardoor
zowel het hoofdonderwerp als de achtergrond beide scherp zijn. Een groot
diafragma (lage f/-getallen) resulteert in een onscherpe achtergrond en laat
meer licht in de camera door, waardoor een groter fl itsbereik mogelijk is en
de kans op onscherpe opnamen afneemt. Stand A is alleen beschikbaar bij
gebruik van een CPU-objectief.
In de stand Diafragmavoorkeuze fotografeert u als volgt:
Draai de keuzeknop op A.
1
Draai de secundaire instelschijf rond om het
2
gewenste diafragma te kiezen.
Bepaal de uitsnede en druk af.
3
Waarschuwing belichting
Als de uiterste waarden van het belichtingsmeetsysteem worden overschreden, verschijnt er één van de volgende symbolen in het LCD-venster en de zoeker:
BeschrijvingSymbool
Onderwerp te licht. Gebruik een optioneel grijsfi lter of een lagere gevoeligheid (ISO-equivalent; 46) of een optioneel grijsfi lter.
Onderwerp te donker. Kies een groter diafragma (lager f/-getal) of een
hogere gevoeligheid ( 46).
Als de fl itser-gereedindicator ( ) in de zoeker knippert, kan de fl itser worden gebruikt
voor extra verlichting. De fl itser-gereedindicator wordt niet weergegeven als Persoonlijke instelling 20 (Flitsindicat) staat ingesteld op Uit.
81
Foto’s maken—Belichting
M: Handmatig
In de stand M bepaalt u sluitertijd en diafragma zelf. U kunt de sluitertijd
Foto’s maken—Belichting
instellen op een waarde tussen de 30 en
voor onbepaalde tijd open houden (). Het diafragma kan worden
ingesteld tussen de hoogste en laagste waarde voor het objectief. Met de
elektronisch analoge belichtingsindicator in de zoeker kunt u de belichting
afstemmen op de opname-omstandigheden en het doel waarvoor u de foto's wilt gaan gebruiken.
In de stand Handmatige belichtingsinstelling fotografeert u als volgt:
Draai de keuzeknop op M.
1
/
8.000 sec. of de sluiter langdurig of
1
Draai aan de hoofdinstelschijf om een sluitertijd te kiezen en stel het di-
2
afragma in met de secundaire instelschijf. Controleer de belichting in de
elektronische analoge belichtingsindicator (zie rechts) en blijf de sluitertijd
en het diafragma bijstellen tot de belichting naar wens is ingesteld.
Bepaal de uitsnede van uw foto, stel scherp en maak een opname.
3
82
Flitser- gereedindicator
Als de fl itser-gereedindicator ( ) in de zoeker knippert, kan de fl itser worden gebruikt
voor extra belichting. De fl itser-gereedindicator wordt niet weergegeven als Persoonlijke instelling 20 (Flitsindicat) staat ingesteld op Uit.
Langdurige belichting
Bij de sluitertijdinstelling blijft de sluiter geopend zolang u de ontspanknop
ingedrukt houdt. In de standen voor vertraagd en direct ontspannen met de afstandsbediening wordt weergegeven in plaats van . In die gevallen opent de
sluiter als u de ontspanknop op de optionele ML-L3-afstandsbediening indrukt (in de
stand voor vertraagd ontspannen met een vertraging van 2 seconden) en blijft deze
open tot u de ontspanknop op de afstandsbediening een tweede keer indrukt (maximaal 30 minuten; 107). Om te voorkomen dat de stroomvoorziening wordt onderbroken terwijl de sluiter open staat, wordt het gebruik van een volledig opgeladen
EN-EL3a-batterij of een optionele EH-5 lichtnetadapter aanbevolen. Houd er rekening
mee dat, ongeacht de stand, beeldruis kan optreden als de sluiter langer dan circa 1
seconde open staat. Deze beeldruis is als willekeurig verspreide felgekleurde pixels op
de uiteindelijke foto's zichtbaar.
Objectieven zonder CPU
Bij gebruik van een objectief zonder CPU wordt in de stand M het pictogram
op
het LCD-display en in de zoeker weergegeven. Het diafragma moet handmatig worden
ingesteld met behulp van de diafragmaring op het objectief en scherptedieptecontrole
is niet mogelijk. De belichtingsmeter van de camera kan niet worden gebruikt en de
belichtingswaarde wordt niet door de elektronisch analoge belichtingsindicator aangegeven.
Elektronisch analoge belichtingsindicator
De elektronisch analoge belichtingsindicator in de zoeker toont of een foto bij de
huidige instellingen over- of onderbelicht wordt. Afhankelijk van de optie die u bij
Persoonlijke Instelling 9 (LW-stappen) heeft gekozen, wordt de mate van onder- of
overbelichting in intervallen van
1
/
3 of ½ LW getoond. Als de foto over- of onderbelicht
dreigt te worden, gaat de indicator knipperen.
“LW-stappen” staat op “1/3 stop”“LW-stappen” staat op “1/2 stop”
Optimale belichtingOptimale belichting
Foto’s maken—Belichting
1
/
3 LW onderbelicht½ LW onderbelicht
Meer dan 2 LW overbelichtMeer dan 3 LW overbelicht
83
Vergrendeling automatische belichting
Bij centrumgerichte lichtmeting telt een deel in het midden van het beeld
Foto’s maken—Belichting
zwaarder mee bij het bepalen van de belichting. Op dezelfde manier wordt
bij spotmeting de belichting gebaseerd op de lichtomstandigheden in het
op dat moment geselecteerde scherpstelveld. Als uw onderwerp zich bij het
maken van de foto niet in het meetgebied bevindt, dan wordt de belichting
gebaseerd op de lichtomstandigheden in de achtergrond en kan uw hoofdonderwerp onder- of overbelicht worden. Om dit te voorkomen kunt u de
automatische belichtingsvergrendeling gebruiken:
Draai de keuzeknop in de stand P, S of A en
1
selecteer Centrumger. of Spotmeting (belichtingsvergrendeling werkt niet in de stand M,
terwijl onderwerpsstanden niet worden aanbevolen aangezien centrumgerichte meting
en spotmeting hierbij niet mogelijk is).
Plaats het onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld en druk de ont-
2
spanknop half in (bij centrumgerichte lichtmeting dient u het onderwerp
in het middelste scherpstelveld te plaatsen). Houd de ontspanknop half
ingedrukt en uw onderwerp in het scherpstelveld terwijl u de AE-L/AF-L
knop indrukt om de belichting te vergrendelen. Controleer of de scherpstelindicator (●) in de zoeker verschijnt.
Als de belichtingsvergrendeling actief is, wordt in de zoeker de aanduiding EL weergegeven.
84
Houd de AE-L/AF-L knop ingedrukt, bepaal opnieuw de compositie van
3
uw foto en druk af.
Meetgebied
Bij spotmeting wordt de belichting vergrendeld op de waarde gemeten in een cirkel
van 2,3 mm in het midden van het geselecteerde scherpstelveld. Bij centrumgerichte
lichtmeting wordt de belichting vergrendeld op de waarde gemeten in een cirkel van 8
mm in het midden van de zoeker.
Sluitertijd en diafragma wijzigen
Terwijl de belichting vergrendeld is, kunt u de volgende instellingen wijzigen zonder
dat dit van invloed is op de gemeten belichtingswaarde:
Belichtingsstand
Sluitertijd en diafragma (fl exibel programma; 77)P
De nieuwe waarden worden in de zoeker en op het LCD-venster getoond. NB: U kunt
de lichtmeetmethode niet wijzigen terwijl de belichting vergrendeld is.
15—AE- L/AF-L ( 147)
Afhankelijk van de optie die u heeft geselecteerd, vergrendelt u met de AE-L/AF-L knop
zowel de scherpstelling als de belichting (de standaardinstelling), alleen de scherpstelling of alleen de belichting. Er zijn opties om de belichting vergrendeld te houden tot u
de AE-L/AF-L knop voor de tweede keer indrukt, tot u een foto maakt of tot de belichtingsmeters uitschakelen.
16—AE-vergr. ( 148 )
Als u +Ontspanknop heeft geselecteerd bij AE-vergr., dan wordt de belichting vergrendeld wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Instellingen
SluitertijdS
DiafragmaA
85
Foto’s maken—Belichting
Belichtingscorrectie
Om bij bepaalde composities het gewenste resultaat te verkrijgen kan het
Foto’s maken—Belichting
nodig zijn om af te wijken van de door de camera voorgestelde belichting
door belichtingscorrectie toe te passen. Als vuistregel geldt dat een positieve
belichtingscorrectiewaarde moet worden gebruikt wanneer het hoofdonderwerp donkerder is dan de achtergrond, en een negatieve waarde wanneer
het hoofdonderwerp lichter is dan de achtergrond.
Belichtingscorrectie is alleen mogelijk in de standen P, S en A (in stand M wordt
alleen de belichtingswaarde beïnvloed die wordt aangegeven door de elektronisch
analoge belichtingsindicator en blijven sluitertijd en diafragma ongewijzigd).
Druk op de knop, draai aan de hoofdin-
1
stelschijf tot de gewenste belichtingscorrectie
op het LCD-venster en elektronisch analoge
belichtingsindicator wordt weergegeven en
bevestig de gemaakte selectie (de 0 in de
elektronisch analoge belichtingsindicator gaat
knipperen). U kunt de belichtingscorrectie in
stappen van
belichting) tot +5 LW (overbelichting).
Druk op de knop om de huidige waarde voor
belichtingscorrectie te controleren. De ingestelde
waarde wordt weergegeven met het pictogram
; in de zoeker worden positieve waarden aan-
geduid met en negatieve waarden met .
Bepaal de uitsnede van uw foto en druk af.
1
/
3 LW instellen van –5 LW (onder-
±0 LW ( knop ingedrukt)
–0,3
LW
+2,0
LW
2
U kunt de normale belichting terugstellen door de belichtingscorrectie op ±0
te zetten of een reset met twee knoppen ( 111) uit te voeren. De belichtingscorrectie wordt niet teruggesteld wanneer u de camera uitzet.
9—LW-stappen ( 144)
Met deze optie kunt u de intervallen voor belichtingscorrectie instellen op ½ LW.
10— Bel. corr. ( 145 )
Indien gewenst kunt u de belichtingscorrectie instellen zonder op de knop te
drukken.
86
Bracketing
In de standen P, S, A en M beschikt de D70S over drie verschillende soorten
bracketing (bij onderwerpsstanden is bracketing niet beschikbaar). Welk type
bracketing er wordt uitgevoerd, kunt u instellen met behulp van Persoonlijke
Instelling 12 (Bracketing): AE & fl its, Alleen AE, Alleen fl its of WB brac-keting (
Belichtingsbrac-
Flitsbracketing
Witbalansbrac-
(WB bracketing)
146).
keting
(AE & fl its of
Alleen AE)
(AE & fl its of
Alleen fl its)
keting
BeschrijvingType
Bij elke opname varieert de camera de belichting met een
maximum van ± 2 LW; belichtingsbracketing is geselecteerd via
belichtingscorrectie (stand P, S en A) of door de gebruiker (stand
M). Telkens wanneer de sluiter wordt ontspannen, wordt er één
foto gemaakt; voor een volledige bracketingreeks zijn drie opnamen noodzakelijk.
De camera varieert bij elke opname de fl itsintensiteit met een
maximum van ± 2 LW. Telkens wanneer de sluiter wordt ontspannen, wordt er één foto gemaakt; voor een volledige bracketingreeks zijn drie opnamen noodzakelijk. Alleen beschikbaar in
de fl itsstanden i-DDL en automatische diafragmaregeling (Auto
Aperture) ( 150).
De camera maakt telkens wanneer de sluiter wordt ontspannen
maximaal drie opnamen waarbij de witbalans tot iets boven en
iets onder de geselecteerde witbalanswaarde wordt gevarieerd
( 92). Voor een volledige bracketingreeks is één opname
voldoende. Aanbevolen voor het fotograferen onder diverse
lichtbronnen of om te experimenteren met verschillende witbalansinstellingen. Niet beschikbaar als de beeldkwaliteit staat
ingesteld op NEF (Raw) of NEF+JPEG Basis.
Foto’s maken—Belichting
Onderwerpsstanden (Digital Vari - Program – D.V.P.)
Als u een onderwerpsstand selecteert terwijl bracketing actief is, wordt de bracketing
uitgesteld tot u de camera weer instelt op de stand P, S, A of M.
87
Belichtings- en fl itsbracketing
Foto’s maken—Belichting
Selecteer bij Persoonlijke Instelling 12 (Brac-
1
keting; 146) het soort bracketing dat u
wilt uitvoeren. Kies AE & fl its om zowel de
belichting als de fl itsintensiteit te variëren (de
standaardinstelling), Alleen AE om alleen de
belichting te variëren en Alleen fl its om alleen
de fl itsintensiteit te variëren.
Druk op de knop, draai aan de hoofdin-
2
stelschijf tot op het LCD-venster wordt
weergegeven en het pictogram op het
LCD-venster en in de zoeker begint te knipperen.
Druk op de knop en draai aan de secundai-
3
re instelschijf om een bracketingprogramma
te kiezen ( 90–91).
88
Bepaal de compositie van de foto, stel scherp
4
en druk af. De camera varieert per opname de
belichting en/of de fl itsintensiteit op basis van
het geselecteerde bracketingprogramma. Wijzigingen in de belichtings- en fl itsintensiteit
worden toegevoegd aan de belichtingscorrectiewaarde (
( 102).
Als bracketing actief is, gaat op het LCDvenster en in de zoeker het pictogram
knipperen. Na elke opname verdwijnt er
een segment van de voortgangsindicator
(, of ). Het middelste
segment ( ) verdwijnt na het maken van de
ongewijzigde opname, het segment na
het maken van een opname met een negatieve correctiewaarde en het segment na
het maken van een opname met een positieve
correctiewaarde. Het bracketingproces start
opnieuw wanneer alle opnamen van een
reeks zijn gemaakt.
Om bracketing uit te zetten, drukt u op de
hoofdinstelschijf tot niet langer op het LCD-venster wordt weergegeven. Wanneer u bracketing later weer inschakelt, wordt het laatst
gebruikte bracketingprogramma opnieuw geactiveerd. U kunt bracketing
ook uitzetten door WB bracketing te selecteren bij Persoonlijke Instelling 12 of door een reset met twee knoppen uit te voeren ( 111). In dat
laatste geval wordt echter niet het laatst gebruikte bracketingprogramma
geactiveerd wanneer u bracketing later weer inschakelt.
86) en fl itscorrectiewaarde
knop en draait u aan de
Foto’s maken—Belichting
Opnamestand
In de standen Enkel beeld, Zelfontspanner en Afstandsbediening wordt er telkens
wanneer u de ontspanknop indrukt één foto gemaakt. In de stand Continu pauzeert
de camera na het maken van het aantal opnamen dat is opgegeven in het bracketingprogramma. Om verder te gaan met fotograferen, dient u de ontspanknop opnieuw
in te drukken.
89
Welke bracketingprogramma's kunnen worden gebruikt hangt af van de optie
die u heeft geselecteerd bij Persoonlijke Instelling 9 (LW-stappen; 144).
Foto’s maken—Belichting
Persoonlijke
instelling 9
(LW-stappen)
1/3 stop
(standaard)
Display LCD-venster
3±
3±
3±1 LW0, –1,0, +1,0
3±1
3±1
3±2LW0, –2,0, +2,0
2+
2+
2+1 LW0, +1,0
2+1
2+1
2+2 LW0, +2,0
2–
2–
2–1LW0, –1,0
2–1
2–1
2–2 LW0, –2,0
Aantal
opna-
men
Ophoog-
waarde
1
2
1
2
1
2
Bracketingvolgorde
(LW’s)
/
3 LW0, –0,3, +0,3
/
3 LW0, –0,7, +0,7
1
/
3 LW0, –1,3, +1,3
2
/
3 LW0, –1,7, +1,7
/
3 LW0, +0,3
/
3 LW0, +0,7
1
/
3 LW0, +1,3
2
/
3LW0, +1,7
/
3 LW0, –0,3
/
3LW0, –0,7
1
/
3 LW0, –1,3
2
/
3 LW0, –1,7
13—BKT volgorde ( 146)
Met deze optie kunt u de bracketingvolgorde wijzigen.
90
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.