REINIGING
•
Alle verwijderbare delen (A, B, C, D, E, G, L, M, N) kunnen in de vaatwasser
worden afgewassen, met uitzondering van het sapreservoir (E). Het sapreservoir
(E) dient direct na gebruik te worden afgewassen in water met afwasmiddel.
• Het apparaat is gemakkelijk te reinigen direct na gebruik.
• Gebruik geen schuursponsjes, aceton, alcohol (white spirit), enz. om het
apparaat te reinigen.
• Wees voorzichtig met de zeef. Gebruik het apparaat op de juiste manier om
storingen te voorkomen. De zeef kan worden gereinigd met de borstel (O).
Verwijder de zeef bij eerste tekenen van zwakte of schade.
• Reinig het motorblok met een vochtige doek. Droog het goed af.
• Dompel het motorblok nooit onder in water.
WAT TE DOEN ALS UW APPARAAT NIET WERKT?
WEES ZUINIG OP HET MILIEU!
Uw apparaat bevat veel materialen die geschikt zijn voor
hergebruik of recycling.
Breng het naar een verzamelpunt of naar een erkend
servicecentrum voor de juiste verwerking hiervan.
PROBLEMEN
OORZAKEN
OPLOSSINGEN
Het apparaat werkt niet.
De stekker zit niet goed in het
stopcontact; de bedieningsknop
(
I)
staat niet op “1” of “2”.
Sluit het apparaat aan op een
stopcontact met het juiste voltage.
Zet de bedieningsknop op snelheid
“1” of “2”.
Het deksel
(
C)
zit niet goed vast.
Controleer dat het deksel
(
C)
juist is
geplaatst en dat het is vastgezet
met de veiligheidsklem
(
H)
.
Er komt een geur vrij of het
apparaat is te heet om aan te
raken, het maakt abnormaal
veel geluid of er komt rook uit het
apparaat.
De zeef
(
D)
is niet juist geplaatst.
Controleer of de zeef
(
D)
juist is
geplaatst op de aandrijfas
(
J)
.
Er wordt te veel groente of fruit
tegelijk verwerkt.
Laat het apparaat afkoelen en
verwerk minder groente of fruit in
een keer.
Er komt minder sap uit het
apparaat.
De zeef
(
D)
is verstopt.
Schakel het apparaat uit, reinig de
aanvoerbuis
(
B)
en de zeef
(
D)
.
Neem bij ande re problemen of s toringen contact op met een er kend servicecentrum.
10