Minolta DYNAX 7D User Manual [nl]

© 2005 Konica Minolta Photo Imaging, Inc. under the Berne Convention
and the Universal Copyright Convention.
Printed in Germany
9979 2181 57 0205/12984
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
Konica Minolta Customer Support:
Konica Minolta Photo World:
www.konicaminoltaphotoworld.com
Meld u vandaag nog aan bij Konica Photo World.
Voor geregistreerde cliënten van Konica Minolta is het gratis.
Registreer direct, bespaar 29,99 EURen
download DiMAGE Messenger. Gratis!
Gefeliciteerd met uw aanschaf van deze Konica Minolta digitale camera. Neem uw tijd deze gebruiks­aanwijzing goed door te lezen; dan bent u er zeker van dat u alle mogelijkheden van uw camera maxi­maal zult benutten.
Controleer de paklijst voordat u dit product gaat gebruiken. Ontbreekt er iets, neem dan contact op met uw handelaar.
3
VOORDAT U BEGINT
Konica Minolta is een handelsmerk van Konica Minolta Holdings, Inc. Dynax en DiMAGE zijn han­delsmerken van Konica Minolta Photo Imaging, Inc. Apple, Macintosh en Mac OS zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple Computer Inc. Microsoft en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. De officiële naam van Windows is Microsoft Windows Operating System. Microdrive is een handelsmerk van Hitachi Global Storage Technologies. Adobe is een gedeponeerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. Alle andere handelsmerken en productnamen zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van hun respectievelijke eigenaren.
Dynax digitale camera Lithium-ion batterij NP-400 Lithium-ion batterijlader BC-400 Brede draagriem WS-4 Videokabel VC-500 USB-kabel USB-2
LCD-monitor-beschermpaneel MPP-100 DiMAGE Viewer software CD-ROM DiMAGE gebruiksaanwijzing CD-ROM Cameragebruiksaanwijzing Beknopte Naslaggids Installatiegieds Konica Minolta Internationaal Garantiecertificaat
Dit product is ontworpen om te functioneren met accessoires die door Konica Minolta worden ver­vaardigd en gedistribueerd. Gebruik van accessoires of apparatuur die niet van Konica Minolta afkom­stig zijn kan leiden tot tegenvallende prestaties of schade aan het product en de accessoires.
Gebruik uitsluitend de batterij die in deze gebruiksaanwijzing wordt aangegeven en wordt gedistribu­eerd door Konica Minolta. Pas vooral op voor namaak-batterijen; gebruik ervan zal schade aan het product veroorzaken en kan tot brand leiden.
Deze gebruiksaanwijzing bevat informatie over producten en accessoires die verkrijgbaar waren op het moment van druk. Wilt u informatie omtrent de compatibiliteit van producten die niet in deze gebruiksaanwijzing voorkomen, neem dan contact op met uw handelaar of Konica Minolta.
Als het mogelijke is gedaan om de juistheid van de informatie in deze gebruiksaanwijzing te verzeke­ren; Konica Minolta aanvaardt geen aansprakelijkheid voor fouten of gebreken in deze gebruiksaan­wijzing.
5
CORRECT EN VEILIG GEBRUIK
4
Correct en veilig gebruik
NP-400 LITHIUM-ION BATTERIJEN
Deze camera werkt met een krachtige lithium-ion batterij. Verkeerd gebruik van de lithium-ion batterij kan leiden tot schade of letsel door brand, elektrische schokken of vrijkomende chemicaliën. Neem onderstaande waarschuwingen ter harte voordat u de batterij gebruikt.
GEVAAR
• Veroorzaak geen kortsluiting, neem de batterij niet uit elkaar en beschadig of modificeer hem niet.
• Stel de batterij niet bloot aan brand of hoge temperaturen boven 60°C.
• Stel de batterij niet bloot aan water of vocht. Water kan de veiligheidsvoorzieningen van de batterij doen corroderen of beschadigen, en kan leiden tot oververhitting, ontbranding, breuk of lekkage van de batterij.
• Laat de batterij niet vallen, stel hem niet bloot aan harde slagen. Slagen kunnen de ingebouwde vei­ligheidsvoorzieningen beschadigen, en kunnen leiden tot oververhitting, ontbranding, breuk of lek­kage van de batterij.
• Bewaar de batterij niet in of bij metalen producten.
• Gebruik de batterij niet voor andere producten.
• Gebruik uitsluitend de opgegeven lader. Een ongeschikte lader kan leiden tot schade of letsel door brand of een elektrische schok.
• Gebruik een batterij niet als hij lekt. Komt er batterijvloeistof in uw oog, spoel het oog dan onmiddel­lijk schoon met een royale hoeveelheid schoon water en neem contact op met een arts. Komt bat­terijvloeistof in contact met uw huid of kleding, maak de plek dan goed schoon met water.
• Gebruik of laad de batterij alleen bij een omgevingstemperatuur van 0° tot 40°C. Bewaar de batte­rij alleen bij omgevingstemperaturen van -20° tot 30°C en een relatieve luchtvochtigheid van 45% tot 85%.
WAARSCHUWING
• Plak de contacten van een voor recycling in te leveren lithium-ion batterij af om kortsluiting te ver­mijden; volg altijd de plaatselijke regels voor de inzameling/verwerking van lege batterijen op.
• Is de batterij na de opgegeven laadtijd niet opgeladen, stop dan het laden en ontkoppel de lader van het stopcontact.
ALGEMENE GEBRUIKSWAARSCHUWINGEN
WAARSCHUWING
• Gebruik uitsluitend het in deze gebruiksaanwijzing opgegeven batterijtype.
• Gebruik uitsluitend de opgegeven lader of netvoedingsadapter binnen het voltagebereik dat op het apparaat staat. Een ongeschikte lader of verkeerd voltage kan leiden tot schade of letsel door brand of een elektrische schok.
• Gebruik het lichtnetsnoer van de lader alleen in de verkoopregio waarvoor het is bedoeld. Een onge­schikt voltage kan leiden tot schade of letsel door brand of een elektrische schok.
• Haal camera of lader niet uit elkaar. Wordt een hoogvoltage-circuit binnenin het product aange­raakt, dan kan dat leiden tot elektrische schokken en/of letsel.
• Verwijder direct de batterij of ontkoppel de lichtnetadapter of lader van het lichtnet wanneer de camera is gevallen of stoten/klappen heeft opgelopen waarbij het binnenwerk, en dan met name de flitser, bloot is komen te liggen. De flitser heeft een hoogvoltage-circuit dat elektrische schokken en/of letsel kan veroorzaken. Voortgaand gebruik van een beschadigd product kan leiden tot letsel en/of brand.
• Houd de batterijen, de geheugenkaart en kleine voorwerpen die ingeslikt kunnen worden buiten het bereik van kleine kinderen. Neem direct contact op met een arts wanneer er iets is ingeslikt.
• Bewaar dit product buiten het bereik van kinderen. Gebruik dit product in de nabijheid van kinderen met voorzichtigheid.
• Laat de flitser niet van korte afstand in de ogen flitsen. Het kan tot schade aan het gezichtsvermo­gen leiden.
• Flits niet in de richting van bestuurders van voertuigen. Verblinding en afleiding kunnen tot onge­lukken leiden.
• Gebruik de LCD-monitor niet wanneer u loopt of een voertuig bestuurt. Het kan leiden tot letsel of ongelukken.
• Kijk niet via de zoeker of het objectief naar de zon of een sterke lichtbron. Het kan uw gezichtsver­mogen aantasten of tot blindheid leiden.
Neem onderstaande waarschuwingen aangaande het gebruik van digitale camera’s en accessoires goed door.
6
7
Correct en veilig gebruik
LET OP
• Gebruik dit product niet in een vochtige omgeving, en pak het niet met natte handen beet. Komt er vloeistof in het product terecht, verwijder dan meteen de batterij of verbreek de netstroomaanslui­ting, en gebruik het product niet meer. Voortgaand gebruik van een product dat aan vloeistof is blootgesteld kan schade of letsel als gevolg van een elektrische schok of brand veroorzaken.
• Gebruik deze producten niet in de nabijheid van ontvlambare gassen of vloeistoffen als benzine, wasbenzine of thinner. Gebruik nooit ontvlambare producten als benzine, wasbenzine of thinner om deze producten schoon te maken. Het gebruik van ontvlambare schoonmaakmiddelen en oplos­middelen kan tot een explosie of brand leiden.
• Trek nooit aan het snoer wanneer u de netvoedingsadapter of lader van het stopcontact wilt los­koppelen. Trek altijd aan de stekker.
• Beschadig, verdraai, verander, verhit het snoer van de netvoedingsadapter/laadapparaat nooit en plaats er nooit zware objecten op. Een beschadigd snoer kan leiden tot schade of letsel door brand of elektrische schokken.
• Verspreiden de producten een vreemde geur, hitte of rook, stop dan onmiddellijk het gebruik. Verwijder meteen de batterij en let daarbij goed op dat u zich niet brandt; batterijen kunnen door gebruik heet worden Voortgaand gebruik van een beschadigd product kan leiden tot letsel en/of brand.
• Is reparatie nodig, breng of stuur het product dan naar de Technische dienst van Konica Minolta.
• Richt met een fotografisch objectief nooit rechstreeks in de zon. Wordt zonlicht samengebundeld op een brandbaar oppervlak, dan kan er brand ontstaan. Gebruikt u het ojectief niet, plaats dan de dop erop.
• Gebruik of bewaar deze producten niet in een warme of vochtige omgeving, zoals het dashboard­kastje of de bagageruimte van een auto. Het kan schade aan de camera, de lader en de batterij ver­oorzaken, en kan leiden tot brandwonden of ander letsel door hitte, brand, explosie of lekkage van batterijvloeistof.
• Lekt de batterij, gebruik hem dan niet.
• Bij langer gebruik stijgt de temperatuur van camera, lader en batterij. Wees daarom extra voorzich­tig.
• Pas op voor de hitte van geheugenkaart of batterij als u ze snel na langdurig gebruik uit de camera haalt. Zet de camera uit en wacht totdat hij is afgekoeld
• Laat de flitser niet flitsen als hij in contact is met mensen of objecten. Bij de flitser komt veel ener­gie vrij en ontstaat hitte.
• Druk niet op de LCD-monitor. Een beschadigde monitor kan letsel veroorzaken en de vloeistof uit de monitor is ontvlambaar. Komt vloeistof uit de monitor in contact met de huid, reinig de plek dan met schoon water. Komt vloeistof uit de monitor in contact met de ogen, spoel het dan onmiddel­lijk weg met veel water en neem contact op met een arts.
• Gebruikt u de lichtnetadapter of lader, steek de stekker dan goed in het stopcontact.
• Gebruik geen elektronische transformators of reisadapters in combinatie met het laadapparaat. Gebruik van dit soort apparaten kan leiden tot brand of schade aan het product.
• Gebruik de lichtnetadapter of /lader niet wanneer het snoer beschadigd is.
• Bedek de lichtnetadapter of lader niet. Het kan tot brand leiden.
• Verberg de lichtnetadapter of lader niet. In geval van nood moet hij snel van het lichtnet kunnen wor­den ontkoppeld.
• Trek de stekker van de lichtnetadapter of lader uit het stopcontact wanneer hij niet wordt gebruikt.
9
8
Inhoud
Voordat u begint.....................................................................................................................................3
Correct en veilig gebruik........................................................................................................................4
Benaming van de onderdelen..............................................................................................................14
Camerahuis .............................................................................................................................14
Informatie opnamestand .........................................................................................................16
Zoeker ....................................................................................................................................17
Snel aan de slag .................................................................................................................................18
Draagriem bevestigen .............................................................................................................18
Objectief bevestigen ..............................................................................................................19
Objectief verwijderen...............................................................................................................19
Dioptrie-aanpassing ................................................................................................................20
Bevestiging van het monitor-beschermpaneel .......................................................................20
Batterij laden ...........................................................................................................................21
Batterij plaatsen en verwisselen..............................................................................................22
Aanduiding batterijconditie .....................................................................................................23
Automatische spaarschakeling ...............................................................................................23
Geheugenkaart plaatsen en verwisselen ................................................................................24
Camera aanzetten ...................................................................................................................25
Datum en tijd instellen.............................................................................................................26
Basistechniek opname.........................................................................................................................27
Camera op automatische opnamestand instellen ..................................................................27
Hanteren van de camera.........................................................................................................27
Informatie basistechniek opname ...........................................................................................27
Eenvoudige opnamehandelingen............................................................................................28
Scherpstelsignalen ..................................................................................................................29
Speciale scherpstelsituaties....................................................................................................29
Scherpstelvergrendeling..........................................................................................................30
Waarschuwing cameratrilling ..................................................................................................30
Ingebouwde flitser gebruiken..................................................................................................31
Anti-Shake-systeem ................................................................................................................32
Informatietoets ........................................................................................................................33
Basistechniek weergave ......................................................................................................................34
Foto’s bekijken ........................................................................................................................34
Foto’s roteren ..........................................................................................................................35
Histogramweergave.................................................................................................................35
Een opname per keer wissen..................................................................................................36
Weergavescherm aanpassen ..................................................................................................37
Vergrote weergave...................................................................................................................38
INHOUD
Geavanceerde opnametechniek ..........................................................................................................39
Belichtingskeuzeknop .............................................................................................................39
Programma - P........................................................................................................................40
Volautomatisch programma ....................................................................................................40
Program shift - PA/PS ..............................................................................................................41
Diafragmavoorkeuze - A..........................................................................................................42
Sluitertijdvoorkeuze - S ...........................................................................................................43
Handinstelling belichting - M ..................................................................................................44
Tijdopnamen ...............................................................................................................45
Afstandsbedieningskabel (accessoire) aansluiten...................................................................45
Belichtingsvergrendeling AEL-toets ........................................................................................46
Over flitsen met lange sluitertijden..........................................................................................47
Belichtings- en flitscorrectie....................................................................................................48
Lichtmeetmethoden ................................................................................................................50
Cameragevoeligheid - ISO ......................................................................................................51
Scherpstelschakelaar ..............................................................................................................52
AF/MF-toets ............................................................................................................................53
Visuele scherptedieptecontrole...............................................................................................53
AF-veld-schakelaar .................................................................................................................54
Spot-AF ......................................................................................................................54
Scherpstelveldselectie................................................................................................55
Transportstanden ....................................................................................................................56
Teller resterende opnamen......................................................................................................56
Over continu transport ............................................................................................................57
Over de zelfontspanner ...........................................................................................................57
Over bracketing (belichtingstrapjes)........................................................................................58
Oculairkapje bevestigen..........................................................................................................59
Zoekeraccessoires (apart leverbaar) .......................................................................................59
Witbalans.................................................................................................................................60
Vooringestelde witbalans............................................................................................60
Eigen witbalansinstelling ............................................................................................61
Kleurtemperatuur........................................................................................................62
Geheugen - camera-instellingen opslaan ...............................................................................63
10
11
Inhoud
Opnamemenu ....................................................................................................................................64
Navigeren door het opnamemenu ..........................................................................................64
Beeldgrootte (Image size) en beeldkwaliteit (Image quality)...................................................66
Kleurinstelling (Color Mode) ....................................................................................................68
Over Adobe RGB ....................................................................................................................68
Digitale effecten (Digital FX) ...................................................................................................69
Terugzetten opnamestand (Reset) ..........................................................................................70
Bracketing setup .....................................................................................................................70
Bracketingvolgorde (Bracket order) ........................................................................................70
Flitsstanden (Flash modes) .....................................................................................................71
Draadloos flitsen (Wireless/Remote flash)...............................................................................72
Afstandsbereik draadloos flitsen.............................................................................................74
Flitsregeling (Flash control) .....................................................................................................75
Handmatige flitsregeling..........................................................................................................76
Directe weergave (Instant playback) .......................................................................................77
Ruisonderdrukking (Noise reduction)......................................................................................77
Interval ....................................................................................................................................78
Fotografische basisprincipes ...............................................................................................................80
Lichtbronnen en kleur..............................................................................................................81
Wat is een LW? .......................................................................................................................81
Weergavemenu ....................................................................................................................................82
Navigeren door het weergavemenu ........................................................................................82
Beeldselectiescherm ...............................................................................................................83
Wissen (Delete)........................................................................................................................84
Formatteren (Format)...............................................................................................................85
Map bekijken (View folder) ......................................................................................................85
Vergrendelen (Lock).................................................................................................................86
Scherm indexweergave...........................................................................................................87
Diashow (Slide Show)..............................................................................................................88
Over DPOF ..............................................................................................................................88
DPOF setup.............................................................................................................................89
Datum in beeld (Date imprint) .................................................................................................90
Indexprint ................................................................................................................................90
Printen stoppen.......................................................................................................................90
Menu persoonlijke instellingen (Custom) en Setup-menu’s openen ...................................................91
Menu persoonlijke instellingen.............................................................................................................92
AF/ontspanprioriteit (priority)...................................................................................................94
Focus-hold toets .....................................................................................................................94
AF/MF-toets (AF/MF button) ...................................................................................................94
AEL-toets (AEL button)............................................................................................................95
AF activeren met ontspanknop (AF with shutter)....................................................................95
Auto AF setup .........................................................................................................................96
Functie instelwielen (Control dial set)......................................................................................96
Fuctie instelwielen - belichtingscorrectie (Exposure compensation)......................................96
Vergrendeling instelwiel (Control dial lock)..............................................................................97
Belichtingscorrectieknop (Exposure compensation set).........................................................97
AF-hulplicht (AF illuminator) ....................................................................................................97
Sluitervergrendeling (Shutter lock) ..........................................................................................97
AF-veld setup (AF area setup).................................................................................................98
Monitorweergave (Monitor display).........................................................................................98
Opname-informatie (Recording display) .................................................................................98
Zoekerinformatie Anti-Shake (AS finder display) ....................................................................98
ISO-toets (ISO button set).......................................................................................................99
Zone-aanpassing (Zone Matching) .........................................................................................99
ISO-menu instelling (ISO menu setup)..................................................................................100
Toets geheugeninstelling (M set button) ...............................................................................100
Menu-sprong aanmaken ..........................................................................................100
Terugzetten menu persoonlijke instellingen (Custom reset)..................................................101
Setup-menu ..................................................................................................................................102
LCD-helderheid (LCD brightness) .........................................................................................104
Overspeelstand (Transfer mode) ...........................................................................................104
Video output..........................................................................................................................105
Foto’s op televisie bekijken...................................................................................................105
Audiosignalen (Audio signals) ...............................................................................................106
Taal (Language) .....................................................................................................................106
Datum en tijd instellen (Date/Time setup ..............................................................................107
Geheugen bestandsnummers (File # memory) .....................................................................107
Mapnaam (Folder name) .......................................................................................................108
Selecteer map (Select folder) ................................................................................................108
Nieuwe map (New folder)......................................................................................................109
LCD-verlichting (LCD backlight)............................................................................................109
Automatische spaarschakeling (Power Save) .......................................................................109
Geheugen menusectie (Menu section memory) ...................................................................110
Wisbevestiging (Delete conf.)................................................................................................110
CCD reinigen (Clean CCD) ....................................................................................................110
Terugzetten op standaard (Reset default) .............................................................................112
12
13
Inhoud
Accessoire-info ..................................................................................................................................114
Lichtnetadapter AC-11 (apart leverbaar)...............................................................................114
Over de kabel van het laadapparaat.....................................................................................114
Vertical Control Grip VC-7D (apart leverbaar).......................................................................115
Compatibiliteit instelglazen ...................................................................................................115
Afscherming flitslicht door objectief......................................................................................115
Soepel handmatig scherpstellen...........................................................................................116
Conversie brandpuntsafstanden ...........................................................................................116
Aanduiding CCD-vlak............................................................................................................117
Objectief-compatibiliteit ........................................................................................................117
Externe flitser bevestigen......................................................................................................117
Flitser-compatibliteit..............................................................................................................118
High speed flitsen (HSS) .......................................................................................................118
Gebruik van de flitskabelaansluiting .....................................................................................119
Overspeelstand ..................................................................................................................................120
Systeemeisen ........................................................................................................................120
Camera op de computer aansluiten .....................................................................................121
Verbinding met Windows 98/98 second edition ...................................................................122
Automatische installatie............................................................................................122
Handmatige installatie ..............................................................................................123
Automatische spaarschakeling (Overspeelstand) .................................................................125
Werken met mappen op de geheugenkaart .........................................................................126
Camera van de computer loskoppelen.................................................................................128
Windows 98/98 second edition................................................................................128
Windows Me, 2000 Professional en XP ...................................................................128
Macintosh .................................................................................................................129
Geheugenkaart verwisselen (overspeelstand).......................................................................130
Windows 98/98 second edition................................................................................130
Windows Me, 2000 Professional en XP ...................................................................130
Macintosh .................................................................................................................130
Driver-software verwijderen- Windows .................................................................................131
PictBridge..............................................................................................................................132
Opmerkingen over printstoringen .........................................................................................133
Navigeren door het PictBridge menu....................................................................................134
Serie-printen (Batch print) ........................................................................................135
Index print.................................................................................................................135
Papiergrootte (Paper size) ........................................................................................136
Layout.......................................................................................................................136
Printkwaliteit (Print quality) .......................................................................................137
Datum in beeld (Data print) ......................................................................................137
DPOF print................................................................................................................137
Problemen oplossen ..........................................................................................................................138
Verzorging en opslag .........................................................................................................................141
Camera-onderhoud ...............................................................................................................141
Reinigen.................................................................................................................................141
Opslag ..................................................................................................................................141
Gebruikstemperaturen en -omstandigheden ........................................................................142
Verzorging en gebruik geheugenkaarten...............................................................................142
Batterij ..................................................................................................................................142
Verzorging LCD-monitor........................................................................................................143
Copyright...............................................................................................................................143
Voor belangrijke gebeurtenissen of reizen............................................................................143
Vragen en service..................................................................................................................143
Technische gegevens.........................................................................................................................144
15
14
Benaming van de onderdelen
* Deze camera is een geavanceerd
optisch instrument. Wees extra voor­zichtig bij het reinigen van de aangege­ven onderdelen. Lees ook de instructies voor verzorging en onderhoud achterin deze gebruiksaanwijzing (blz. 141).
CAMERAHUIS
1. Voorste instelwiel:
2. Ontspanknop
15. Deurtje kaartsleuf (blz. 24)
5. Flitser (blz. 31)
9. Oogje draagriem (blz. 18)
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
14. USB-aansluiting/Video-uitgang (blz. 105, 121)
27. Menutoets
16. Stuureenheid & Spot-AF-toets (blz. 54)
8. AEL-toets (blz. 46)
2. Oculairsensors *
25. Vergrotingstoets (blz. 38)
11. Aansluiting afstandsbediening (blz. 45)
18. Toegangslampje
24. Wistoets (blz. 36)
23. Weergavetoets (blz. 34)
26. Weergavetoets (blz. 33, 37)
19. Anti-Shake-schakelaar (blz. 32)
13. Achterste instelwiel
3. Zoeker (blz. 17)
22. LCD-monitor * (blz. 16, 34)
1. Hoofdschakelaar
12. Scherpstelschakelaar (blz. 52)
6. Instelwiel oculaircorrectie (blz. 20)
18. Statiefaansluiting
21. Toets geheugeninstelling (blz. 63)
9. Lichtmeetschakelaar (blz. 50)
7. Scherpstelschakelaar (blz. 56)
20. Toets cameragevoeligheid (ISO) (blz. 51)
8. Flitskabelaansluiting (blz. 119)
5. Accessoireschoentje
10. Witbalanstoets (blz. 60)
20. Ontgrendeling batterijruimte (blz. 22)
6. Belichtingscorrrectieknop (blz. 48)
4. Ontgrendeling
10. Voedingsaansluiting (blz. 114)
3. Belichtingskeuzeknop (blz. 39)
7. Flitscorrrectieknop (blz. 48)
11 Witbalanstoets (blz. 60) 12 AF/MF-toets (blz. 53)
17. AF-veld-schakelaar (blz. 54)
17. Zelfontspanner (blz. 57)
21. Deurtje batterijruimte (blz. 22)
19. Knop visuele scherptedieptecontrole
13. Objectiefontgrendeling (blz. 19)
15. Spiegel *
16. Objectiefcontacten *
14. Objectiefvatting
4 Oogschelp (blz. 59)
17
16
Benaming van de onderdelen
ZOEKERINFORMATIE OPNAMESTAND
8. Veld beeldgrootte/beeldkwaliteit
2. Flitsveld
5. Veld belichtingsvergrendeling/batterijconditie
7. Veld kleurinstelling/cameragevoeligheid
9. Witbalansveld
10. Opnameteller
4. Veld lichtmeting/AV-veld/AF-stand/ontspanprioriteit/ transportstand
3. Veld digitale effecten
1. Veld geheugen/belichtingsmethode/belichting
6. LW-schaal
Breed scherpstelveld
Spotmeetveld (blz. 50)
Spot-AF-veld (blz. 54)
Locale scherpstelvelden (blz. 55)
2. Flitsscorrrectie (blz. 48)
5. Draadloos flitsen (blz. 72)
7. Belichtingsvergrendeling (AEL) (blz. 46)
11. LW-schaal
10. Diafragma
9. Sluitertijd
13. Resterende opnamen (blz. 56)
12. Waarschuwing cameratrilling (blz. 30)
4. High speed flitsen (blz. 118)
3. Flitssignaal (blz. 31)
1. Anti-Shake-schaal (blz. 32)
6. Handmatige scherpstelling (blz. 52)
8. Scherpstelsignaal (blz. 29)
Het Spot AF-veld en de locale scherpstelvelden lichten kort op om aan te geven op welk veld de scherpstelling is vergrendeld.
Op het opnamescherm ziet u de informatie over de camerafuncties in verschillende vel­den. Welke informatie u ziet hangt samen met de gekozen functie.
Wordt de camera gekanteld, dan past de weergave zich aan de stand van de camera aan.
Wat er op de monitor te zien is kunt u regelen bij Monitor disp. en Rec.display in sectie 3 van het menu Persoonlijke instellingen (custom menu) (blz. 92, 98).
Camera-info
18
19
Snel aan de slag
SNEL AAN DE SLAG
Dit hoofdstuk behandelt het voorbereiden van de camera. Ook het verwisselen van batterijen, geheu­genkaarten en objectieven wordt hier behandeld, alsmede het gebruik van externe voedingsbronnen.
DRAAGRIEM BEVESTIGEN
Doe de riem altijd om, om te voorkomen dat de camera op de grond valt.
Steek het eind van de riem van onderen door het oogje (1). Bevestig de riem zo dat het uiteinde tus­sen riem en camera komt. De zijde van de riem waarop de clip voor de afstandsbediening zit (blz.
45) dient aan de kant van de camera te zitten waar zich de aansluiting voor de afstandsbediening bevindt.
Breng de rode stippen op het objectief en de camera tegen­over elkaar. Schuif het objectief voorzichtig in de camera; draai het met de klok mee totdat het vastklikt. Pas op dat u het objectief niet schuin op de camera plaatst. Lukt de bevestiging niet, kijk dan of u de rode stippen goed tegeno­ver elkaar houdt. Gebruik nooit extra kracht bij de bevesti­ging.
Druk de objectiefontgrendeling geheel in en draai het objec­tief tegen de klok in totdat het stopt. Verwijder het objectief voorzichtig.
Deze camera maakt gebruik van verwisselbare objectieven. Op blz. 117 vindt u welke objectieven kunnen worden gebruikt. Raak nooit het binnenwerk van de camera aan, in het bijzonder de objectiefcontacten en de spiegel. Pas op dat er geen stof in de camera komt.
Verwijder de bodydop van de camera en de achterdop van het objectief.
OBJECTIEF BEVESTIGEN
OBJECTIEF VERWIJDEREN
Objectiefont­grendeling
Herplaats meteen de objectiefdoppen en de bodydop of plaats direct een ander objectief op de camera. Stel het binnenwerk van de camera niet bloot aan stof of vuil. Controleer of de bodydop schoon en stofvrij is voordat u hem bevestigt.
Elke keer dat de camera wordt aangezet wordt het objectief automatisch in de oneindigstand gezet, ook als de handmatige scherpstelling actief is. Deze handeling is noodzakelijk om goede belichtingsresultaten te krij-
gen.
Camera-info
Duw de vasthoudring naar het riem-oog om de riem vast te zetten (3). Herhaal dit met het andere uitein­de van de riem.
Voer het uiteinde door de vasthoudring en de binnenzijde van de gesp en trek de riem aan (2). Houd wat ruimte vrij zodat de riem makkelijk door de gesp kan worden gevoerd.
20
Snel aan de slag
21
BATTERIJ LADEN
Voordat u de camera kunt gebruiken dient u de lithium-ion batterij op te laden. Lees voordat u de bat­terij oplaadt de waarschuwingen op blz. 4 van deze gebruiksaanwijzing. Laad de batterij uitsluitend met de bijgeleverde batterijlader. Het is aan te bevelen de batterij voorafgaand aan elke opnamesessie op te laden. Kijk op blz. 142 voor informatie over opslag en verzorging van de batterij.
Houd de batterij met de contacten naar de lader, en breng de goot­jes op de onderzijde van de batterij in lijn met de geleiders van de lader. Schuif de batterij in de lader.
Steek de netkabel in de lader (1). Steek het andere eind van de kabel in een stopcontact. De meegeleverde kabel is geschikt voor de regio waarin de camera werd verkocht. Gebruik de kabel uit­sluitend in de regio van aankoop. Meer informatie over de netkabel vindt u op blz.114.
Voor verwijderen schuift u de batterij uit de
lader en tilt u hem omhoog. Trek de stek-
ker uit het stopcontact.
Het lampje (2) geeft aan dat de batterij wordt opgeladen. De lamp gaat uit wanneer de batterij opgeladen is. De laadtijd is circa 150 minuten.
De zoeker heeft een oculair waarvan de sterkte kan worden gevarieerd van -3,0 tot +1,0. Kijk door de zoeker en draai aan het wieltje totdat u het scherpstelkader scherp ziet.
DIOPTRIE-AANPASSING
Bevestig het monitor-beschermpaneel door de bovenzijde op de monitorrand te plaatsen en de onderzijde naar de monitor toe te drukken totdat het op z’n plaats vastklikt.
BEVESTIGING VAN HET MONITOR-BESCHERMPANEEL
Wilt u het beschermpaneel verwijderen, til het dan aan de onderzijde omhoog.
23
22
Snel aan de slag
AANDUIDING BATTERIJCONDITIE
Aanduiding: batterij vol.
Aanduiding: batterij bijna leeg. Herlaad de batterij.
AUTOMATISCHE SPAARSCHAKELING
Om de batterij te sparen zal de camera zich uitschakelen wanneer hij drie minuten niet is gebruikt. Druk de ontspanknop half in om de camera weer te activeren. De wachttijd voor de automatische spaarschakeling kan in sectie 3 van het setup-menu worden veranderd (blz. 102).
De verlichting van de LCD-monitor gaat na vijf seconden uit. Druk op een toets van de camera om de weergave weer in te schakelen. De wachttijd voor de uitschakeling kan in sectie 3 van het setup-menu worden veranderd (blz. 102),
Deze camera is uitgerust met een automatische aanduiding voor de bat­terijconditie. Wanneer de camera aan staat verschijnt de aanduiding op de monitor. Wanneer de batterij leegt raakt verandert de aanduiding van wit in rood. Is de monitor blanco, dan kan de batterij geheel leeg zijn.
Deze camera kan rechtstreeks vanuit een stopcontact worden gevoed met de als extra leverbare lichtnetadapter AC-11. Kijk op blz. 114 voor informatie over het aansluiten van deze adapter. Neem voor meer informatie contact op met uw handelaar of Konica Minolta.
Systeemaccessoires
BATTERIJ PLAATSEN EN VERWISSELEN
Plaats de batterij met de contacten naar voren. Schuif de batterij in de batterijruimte totdat de batterijgrendel vast­klikt.
Deze digitale camera maakt gebruik van een NP-400 lithi­um-ion batterij. Lees voordat u de batterij gebruikt de waar­schuwingen op blz. 4 van deze gebruiksaanwijzing. Bij het verwisselen van de batterij dient de camera uit te staan.
Open de batterijruimte door de vergrendeling van de batte­rijruimte naar de achterzijde van de camera te schuiven.
Duw om de batterij te verwijderen de batterijgrendel naar de zijkant van de batterijruimte; de batterij komt nu omhoog.
Sluit de batterijruimte zo dat het deksel dichtklikt.
Waarschuwing: batterij bijna leeg. Herlaad de batterij.
Bereikt de energievoorraad een nog lager niveau terwijl de camera aan staat, dan verschijnt de boodschap ‘Battery exhausted’ vlak voordat de camera wordt uitgeschakeld. De camera werkt pas weer als er een geladen batterij in zit.
24
Snel aan de slag
GEHEUGENKAART PLAATSEN EN VERWISSELEN
Om de camera te kunnen gebruiken moet er een geheugenkaart in zitten. Zit er geen kaart in de came­ra, dan verschijnt “——” op de opnameteller. Type I en II Compact Flash kaarten en Microdrives kun­nen ook in deze camera worden gebruikt. Kijk voor onderhoud en gebruik van opslagmedia op blz.
142.
25
Zet wanneer u van geheugenkaart wisselt altijd de camera uit en controleer ook of het toe­gangslampje niet brandt. Anders kan de kaart schade oplopen en kan er beeldinformatie ver­loren gaan.
1. Open het deurtje van de kaartsleuf in de aange­geven richting.
2. Schuif de geheugenkaart geheel in de kaartsleuf. Plaats de kaart zo dat hij naar de voorzijde naar de camera wijst. Duw de kaart altijd rechtstandig naar binnen. Plaats een kaart nooit met extra kracht. Lijkt hij niet te passen, controleer dan de plaatsing.
3. Sluit het deurtje van de kaartsleuf.
4. Open om een kaart te verwijderen het deurtje van de kaartsleuf en maak de uitwerphendel vrij om uit te laten steken.
5. Druk op de uitwerphendel om de kaart naar buiten te voeren. Nu kunt u de kaart uitnemen. Denk eraan dat de kaart door het gebruik heet kan zijn. De uit­werphendel moet binnen de camerabody blijven. Steekt hij uit, duw hem terug in de camera.
6. Plaats een nieuwe geheugenkaart en sluit het deur­tje van de kaartsleuf.
123
Verschijnt de melding “Unable to use card, Format?”, dan dient u de kaart met de camera te format­teren. Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de “Yes” te markeren. Druk op de cen­trale toets van de stuureenheid om de kaart te formatteren; de duur van het formatteren is afhankelijk van de gebruikte kaart. Bij het formatteren wordt alle informatie op de kaart gewist. Met “No” ziet u van het formatteren af; verwijder de kaart uit de camera. Een kaart die in een andere camera werd gebruikt moet voor gebruik in deze camera mogelijk opnieuw worden geformatteerd.
Verschijnt de “Card error” melding, druk dan op de centrale toets van de stuureenheid om het venster te sluiten; kijk op de Konica Minolta website voor de meest recente compatibiliteitsinformatie:
Noord-Amerika: http://www.konicaminolta.us/ Europa: http://www.konicaminoltasupport.com
456
CAMERA AANZETTEN
Toegangslampje
Zet de hoofdschakelaar op On om de camera aan te zetten. Het toegangslampje licht even op om aan te geven dat de camera is ingeschakeld.
Gebruikt u de camera niet, zet hem dan uit om stroom te sparen.
27
26
Snel aan de slag
DATUM EN TIJD INSTELLEN
Als u de geheugenkaart en de batterij voor het eerst hebt geplaatst verschijnt de melding dat de klok en de kalender van de camera moeten worden ingesteld. Bij elke foto worden tijd en datum van opna­me geregistreerd. Ook kan het nodig zijn de menutaal in te stellen. Kijk voor het instellen van de taal bij het setup-menu (blz. 102, 107).
Zet de camera aan.
Navigeren door het scherm is eenvoudig. Met de op/neer- en links/rechts-toetsen van de stuureenheid verplaatst u de cursor en verandert u de instellingen. Met de centraleoets van de stuureenheid legt u instellin­gen vast.
Gebruik de links/rechts-toetsen om het onderdeel te selecteren dat u wilt veranderen. Het laatste onderdeel is de datumweergave.
Druk op de centrale toets om de instelling van klok en kalender te voltooien.
Datum/tijd instelscherm
Gebruik de op/neer-toetsen om het onderdeel in te stel­len. Voor de datumweergave kunt u kiezen uit jaar/maand/dag, dag/maand/jaar en maand/dag/jaar.
2004 . 10 . 23
13 : 14
Date/Time set
:enter:move :sel
YYYY/MM/DD
Set date and time?
No
Yes
Gebruik de links- en rechts-toets van de stuureenheid om “Yes” te selecteren. “No” heft de instelling op.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om ver­der te gaan.
CAMERA OP AUTOMATISCHE OPNAMESTAND INSTELLEN
Druk de ontgrendeling in en zet de belichtingskeuzeknop in de P-stand (programma-automatiek). De camera regelt zelf de belichtingsinstellingen.
Het volautomatische programma (P omcirkeld) werkt als de P-stand, maar bovendien worden van alle camerafuncties automatisch de standaardinstellingen gebruikt; zie blz. 40 voor meer informatie.
BASISTECHNIEK OPNAME
Pak de camera stevig met de rechterhand vast en ondersteun de came­ra met uw linkerhand. Houd uw ellebogen in uw zij gedrukt en zet uw voeten op schouderbreedte uit elkaar om stabiel te staan. Gebruik van een driebeen-of eenbeenstatief is aan te bevelen wanneer u bij wenig licht fotografeert of sterk hebt ingezoomd.
HANTEREN VAN DE CAMERA
INFORMATIE BASISTECHNIEK OPNAME
In de zoeker en op de monitor ziet u in de basis-opnamestand dezelfde informatie.
Diafragma
Scherpstelsignaal
Sluitertijd
Flitsaanduiding
Anti-shake-schaal
Flitssignaal
28
Basistechniek opname
29
EENVOUDIGE OPNAMEHANDELINGEN
Plaast het onderwerp binnen het scherpstelkader. Het onder­werp moet zich binnen het scherpstelbereik van het objectief bevinden. Gebruikt u een zoomobjectief, kies dan een geschik­te zoomstand.
Druk de ontspanknop half in om de systemen voor autofocus en automatische belichting te activeren (1). Het scherpstelsig­naal (A) in de zoeker bevestigt de scherpstelling en het Spot AF-veld of locale AF-veld licht kort op om aan te geven waar­op werd scherpgesteld. Knippert het scherpstelsignaal, herhaal dan de procedure.
De sluitertijd (C) en het diafragma (D) die voor de belichting worden gebruikt verschijnen in de zoeker en op de monitor.
1
2
Druk de ontspanknop geheel in (2) om de foto te maken. Druk de ontspanknop rustig in, zodat u de kans op trilling tijdens de opname vermindert.
De opgenomen foto verschijnt tijdens het opslaan op de moni­tor. Druk de ontspanknop half in als u de weergave wilt stop­pen. Meer informatie over de directe weergave op blz. 77.
Het toegangslampje (E) knippert om aan te geven dat de beeld­informatie naar de geheugenkaart wordt weggeschreven. Verwijder een kaart nooit als er nog informatie wordt wegge­schreven.
SCHERPSTELSIGNALEN
SPECIALE SCHERPSTELSITUATIES
De camera kan onder bepaalde omstandigheden mogelijk niet goed scherpstellen. Gebruik scherp­stelvergrendeling of handmatige scherpstelling.
Het onderwerp in het scherpstelkader heeft een te laag contrast.
Het onderwerp bevat een patroon van verticale lijnen.
Twee onderwerpen op verschillende afstanden overlappen elkaar in het scherpstelkader.
Het onderwerp bevindt zich dichtbij een zeer helder onderwerp of gebied.
Scherpstelling vergrendeld
De scherpstelsignalen in de zoeker geven de status van het autofocus-systeem aan. Bij gebruik van macro- of lange tele-objectieven kan het scherpstellen extra tijd kosten, net als bij weinig licht.
Kan de camera niet scherpstellen, dan is het onderwerp mogelijk te dichtbij, of een speciale scherp­stelsituatie staat een normale scherpstelling in de weg. Stel met de scherpstelvergrendeling in op een onderwerp op dezelfde afstand als het hoofdonderwerp, stel handmatig scherp (blz. 52) of klap de flit­ser uit om gebruik van het AF-hulplicht mogelijk te maken (blz. 97).
De keuze tussen autofocus-prioritieit en ontspan-prioriteit kunt u maken in sectie 1 van het custom­menu (Persoonlijke instellingen) (blz. 94).
Scherpstelling in orde (Continu AF - blz. 52)
Bezig met scherpstelling (Continu AF). Sluiter geblokkeerd
Aanduiding knippert - scherpstelling niet mogelijk. Sluiter geblokkeerd
31
30
Basistechniek opname
SCHERPSTELVERGRENDELING
De scherpstelvergrendeling wordt gebruikt wanneer het onder­werp zich buiten het beeldmidden en buiten het scherpstel­kader bevindt. U kunt de scherpstelvergrendeling ook gebrui­ken voor speciale scherpstelsituaties, waarin de autofocus zijn werk niet goed kan doen.
Plaats het onderwerp binnen het scherpstelkader. Druk de ont­spanknop half in en houd hem in die positie. Het scherpstelsig­naal geeft aan dat de scherpstelling is vergrendeld.
Is de scherpstelling uitgevoerd, dan licht een AF-veld even op om aan te geven waarop werd scherpgesteld.
Houd de ontspanknop half ingedrukt en bepaal de definitieve beeldcompositie via de zoeker. Druk de ontspanknop geheel in om de foto te maken.
1
2
Scherpstelsignaal
WAARSCHUWING CAMERATRILLING
Wordt er een sluitertijd gebruikt die te lang is om zonder gevaar voor trilling uit de hand te gebruiken, dan verschijnt de waarschuwing voor cameratrilling in de zoeker. Cameratrilling wordt veroorzaakt door kleine handbewegingen en manifesteert zich sterker naarmate er meer is ingezoomd of een lan­ger tele-objectief wordt gebruikt. Als de waarschuwing verschijnt kan er wel gewoon een foto worden gemaakt. Verschijnt de waarschuwing, zet dan de camera op statief of gebruik de flitser.
Waarschuwing cameratrilling
Knippert het flitssignaal na de opname niet, dan lag het onderwerp niet binnen het flitsbereik. Het flits­bereik is afhankelijk van het gebruikte diafragma. Onderstaande tabel geeft het flitsbereik voor een cameragevoeligheid van ISO 100. Kijk op blz. 51 voor het flitsbereik bij andere cameragevoeligheden.
Brandt continu - flitser is geladen, klaar om te flitsen. Knippert - het onderwerp heeft voldoende flitslicht ontvangen.
De flitssignalen in de zoeker geven de status van de flitser aan.
1,0 m ~ 4,3 m 1,0 m ~ 3,4 m 1,0 m ~ 3,0 m 1,0 m ~ 2,1 m
Flitsbereik (ISO 100) f/2,8 f/3,5 f/4,0 f/5,6
Diafragma
INGEBOUWDE FLITSER GEBRUIKEN
Om de flitser te gebruiken klapt u hem uit. De stand van de flitser kan alleen handmatig worden geregeld. Als de flitser is uitgeklapt wordt hij altijd ontstoken, ongeacht de hoeveelheid licht. De flitsin­stelling kunt u wijzigen in het opnamemenu (blz. 71).
Druk de flitser omlaag wanneer u de camera niet gebruikt. De flitser werkt ook als AF-hulplicht, zie blz. 97.
De ingebouwde flitser is afgestemd op objectieven met een brandpuntsafstand vanaf 24 mm. Bij gebruik van objectieven met een kortere brandpuntsafstand dan 24 mm zullen de randen en hoeken van het beeld niet meer goed worden uitgelicht. De zonnekap en bepaalde objectieven kunnen afscherming van het flitslicht veroorzaken, zie blz. 115. Als de flitser wordt opgeladen kan er geen foto worden gemaakt.
32
Basistechniek opname
33
ANTI-SHAKE-SYSTEEM (TRILLINGSONDERDRUKKING)
Anti-Shake-schakelaar
Anti-Shake-schaal
INFORMATIETOETS
Druk op de informatietoets om de monitorweer­gave in te stellen op volledige weergave, basis­weergave en uit. Meer informatie over de volledi­ge weergave vindt u op blz.16.
1. Geheugenregister (blz. 63)
2. Belichtingsstand (blz. 39)
5. Cameragevoeligheid (blz. 51)
9. Witbalans (blz. 60)
11. AF-veld (blz. 55)
12. Batterijconditie (blz. 23)
8. Opnameteller (blz. 67)
6. Beeldgrootte (blz. 66)
4. Diafragma
10. Ontspanprioriteit (blz. 94)
3. Sluitertijd
7. Beeldkwaliteit (blz. 66)
13. Belichtingsvergrendeling (AEL) (blz. 46)
15 Belichtingscorrectie (blz. 48)
14 Flitscorrectie (blz. 48)
De volledige weergave gebruikt een schaal voor het aangeven van de sterkte van de belichtings- of flitscorrectie en voor de gemeten belichting bij handmatige belichtingsregeling. De basisweergave gebruikt hiervoor een numerieke aanduiding.
Uitschakelen van de monitor spaart stroom.
Basis­weergave
Het Anti-Shake-systeem (trillingsonderdrukking) vermindert het effect van cameratrilling, een lichte onscherpte die wordt veroor­zaakt door kleine handbewegingen. Cameratrilling is zicht­baarder naarmate de brandpuntsafstand van het objectief langer is. Anti-Shake is minder effectief bij zich verplaatsende onder­werpen, wanneer de camera wordt ‘meegetrokken’, bij sluitertij­den van 1/4 s of langer, en op korte afstanden. Anti-Shake wordt bij tijdopnamen uitgeschakeld (blz. 45).
Wanneer het systeem actief is licht de schaal van de Anti-Shake in de zoeker op; de schaal kan worden uitgeschakeld in sectie 3 van het custom-menu (Persoonlijke instellingen) (blz. 98). Anti­Shake kan worden uitgeschakeld met de schakelaar voor de Trillingsonderdrukking.
Neem het onderwerp in beeld als is beschreven bij de basishan­delingen. Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen en de belichting te regelen.
De Anti-Shake-schaal geeft aan hoe sterk het beeld wordt gesta­biliseerd. Hoe meer LEDs er oplichten, des te onstabieler is het beeld. Controleer of het beeld wordt gestabiliseerd via de schaal en druk de ontspanknop geheel in om de foto te maken.
Anti-Shake kan niet worden gebruikt in combinatie met bepaal­de objectieven; zie daarvoor blz. 117. Zet Anti-Shake uit wanneer de camera op statief staat. De gemeten belichting kan worden gewijzigd wanneer u deze functie in- of uitschakelt.
35
34
Basistechniek weergave
Foto’s kunt u bekijken in de weergavestand. U vindt hier informatie over de basishandelingen voor weergave. De weergavestand heeft extra menufuncties, zie blz. 82.
BASISTECHNIEK WEERGAVE
Wilt u het histogram van de weergege­ven foto bekijken, druk dan op de op­toets. Druk op de neer-toets om terug te gaan naar enkelvoudige weergave.
Het donkere deel van het histogram toont de ver­deling van de helderheden van het opgenomen beeld, van zwart (links) tot wit (rechts). Elk van de 256 verticale lijnen geeft het relatieve aandeel weer van een bepaald helderheidsniveau binnen het beeld. U kunt het histogram gebruiken om belichting en contrast te evalueren; het histogram geeft geen kleurinformatie.
Delen van het beeld die de laagste of hoogste hel­derheidswaarde benaderen worden in het minia­tuurbeeld aangegeven. De delen van het beeld die dicht bij 0 of 255 liggen zullen knipperen.
De links/rechts-toetsen van de stuureenheid en beide instelwielen kunnen worden gebruikt om door de beel­den te scrollen.
FOTO’S BEKIJKEN
Druk op de weergavetoets om de weergavestand te activeren.
Beeldgrootte (blz. 66)
Beeldkwaliteit (blz. 66)
Opnametijdstip
Opnamedatum
Map/bestandsnummer (blz. 126)
Opnamenummer/ totaal aantal opnamen
Druk om terug te keren naar de opnamestand op de weergavetoets of op de ontspanknop.
FOTO’S ROTEREN
Druk op de neer-toets van de stuureenheid om het weergegeven beelden 90° naar links, 90° naar rechts, of horizontaal te draaien.
HISTOGRAMWEERGAVE
1. Sluitertijd
2. Diafragma
5. Opnamedatum
9. Flitscorrectie (blz. 48)
11. Cameragevoeligheid (ISO) (blz. 51)
12. Mapnaam/bestandsnummer (blz. 126)
8. Belichtingscorrectie (blz. 48)
6. Beeldgrootte (blz. 66)
4. Lichtmeetmethode (blz. 50)
10. Witbalans (blz. 60)
3. Belichtingsstand (blz. 39)
7. Beeldkwaliteit (blz. 66)
13. Opnamenummer/ totaal aantal opnamen
Aanduiding helder­heidsoverschrijding
WEERGAVESCHERM AANPASSEN
37
36
Basistechniek weergave
Wilt u een weergegeven opname wissen, druk dan op de wistoets; er wordt een bevestigings­scherm geopend.
U kunt het vertoonde beeld wissen. Een eenmaal gewist beeld kan niet worden teruggeroepen.
Druk op de stuureenheid om het commando in het bevestigingscherm uit te voeren. De camera gaat terug naar de weergavestand.
EEN OPNAME PER KEER WISSEN
Gebruik de links/rechts-toetsen om “Yes” te markeren. “No” heft de instelling op.
Delete this frame?
Yes No
Met de informatietoets regelt u welke informatie wordt ver­toond. Elke keer dat er op de knop wordt gedrukt wisselt de weergave naar de volgende methode: volledige weergave, alleen beeld, indexweergave. De indexweergave kan worden gewijzigd in sectie 1 van het weergavemenu.
Volledige weergave
Alleen beeld
Bij indexweergave verplaatst u het gele selectiekader met de vierwegtoetsen van de stuureenheid naar het volgende beeldje. Wanneer een beeld wordt omkaderd verschijnen de opnamedatum, de ver­grendelings- en printstatus en het opnamenummer onderaan het scherm. Het gemarkeerde beeld kan met de QuickView/Wissen-toets worden gewist (blz. 36).
Wordt er opnieuw op de informatietoets gedrukt, dan verschijnt het gemarkeerde beeld in enkelbeeld­weergave. Een indexbeeld met vier, negen of zestien beeldjes kan worden opgeroepen, alsook de bestandsbrowser. De index-weergavemethode kan in sectie 1 van het weergavemenu worden veran­derd (blz. 82, 87).
Indexweergave
De camera kan foto’s op een televisie vertonen. Lees op blz. 105 hoe u de camera met de mee­geleverde videokabel op een televisie aansluit.
Camera-info
39
38
Basistechniek weergave
VERGROTE WEERGAVE
Met het achterste instelwiel wijzigt u de vergroting.
Met de vierwegtoetsen van de stuureenheid verschuift u het vergrotingsveld.
U kunt een foto vergroten om details te kunnen be­oordelen. De maximale ver­groting is afhankelijk van de beeldgrootte: 2,4 x voor kleine opnamen, 4,7 x voor grote opnamen. RAW beel­den kunnen niet worden vergroot.
Druk op de vergro­tingstoets (1) om de vergro­te weergave te activeren.
Met het voorste instelwiel scrollt u langs de beelden. Bij een RAW opname wordt de vergrote weergave uit­geschakeld.
Het vergrotingskader (3) geeft aan welk deel van het beeld wordt vergroot. Met de vierwegtoetsen van de stuureenheid verschuift u het vergrotingsveld. Met het achterste instelwiel verandert u de groottte van het vergrotingsveld.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om het gehele beeld­veld weer te geven. Opnieuw indrukken van deze toets roept het vergrote beeld weer op.
Met de vierwegtoetsen van de stuureenheid verschuift u het vergro­tingsveld. De locatie-aanduiding (2) geeft aan welk deel van het beeld wordt weergegeven. Met het achterste instelwiel wijzigt u de vergroting.
GEAVANCEERDE OPNAMETECHNIEK
In dit hoofdstuk vindt u gedetailleerde informatie over de opnamefuncties en werking van de camera. Lees de gedeelten die aansluiten op uw interesse en behoefte.
Handmatige belichtingsregeling (blz. 44)
Sluitertijdvoorkeuze (blz. 43)
Diafragmavoorkeuze (blz. 42)
Programma-automatiek (blz. 40)
Volautomatisch programma (blz. 40)
Geheugenregister 1 (blz. 63)
Met de belichtingskeuzeknop selecteert u de belichtingsstand plus de opgeslagen camera-instellingen. De verschillende belichtings­standen worden hierna nader toegelicht.
Druk de ontgrendeling in en zet de belichtingskeuzeknop in de gewenste stand.
BELICHTINGSKEUZEKNOP
Geheugenregister 2 (blz. 63)
Geheugenregister 3 (blz. 63)
De monitor geeft de actieve belichtingsstand weer.
:zoom :scroll area
:zoom :move enlarge
41
40
Geavanceerde opnametechniek
PROGRAMMA-AUTOMATIEK - P
Met de Program Shift functie kunt u de sluitertijd/diafragmacombinatie wijzigen in zowel programma-automatiek als de volautomatische pro­grammastand. De ingebouwde flitser kan bij Program Shift niet worden gebruikt. Wordt de flitser uitgeklapt, dan worden alle veranderingen van Program Shift opgeheven.
Druk de ontspanknop half in totdat sluitertijd en diafragma verschijnen.
Draai aan het voorste of achterste instelwiel om de sluitertijd/diafrag­macombinatie te wijzigen; elke combinatie geeft dezelfde belichtings­hoeveelheid. De waarden worden gewijzigd afhankelijk van de stand van de belichtingscorrectieknop, zie de camera-info hieronder. Met het voorste instelwiel verandert u primair de sluitertijd (PS), met het ach­terste primair het diafragma (PA). Verandert het licht, dan blijft de geko­zen waarde gehandhaafd, de andere past zich aan.
PROGRAM SHIFT - PA/PS
De programma-automatiek wordt ingesteld met de belichtingskeuze­knop (blz. 39). Net als het volautomatische programma regelt de pro­gramma-automatiek zowel de sluitertijd als het diafragma. Deze instel­ling is gelijk aan de instelling die werd beschreven bij de basis-opna­mehandelingen op blz. 28. In tegenstelling tot het volautomatische programma worden functies die werden ingesteld niet op standaard gezet wanneer deze stand wordt gekozen.
Ligt de vereiste belichting buiten het sluitertijd- en diafragmabereik, dan knipperen sluitertijd en diafragma op de monitor en in de zoeker.
Plaats bij teveel licht een grijsfilter op het objectief of gebruik een lage­re cameragevoeligheid (ISO); werkt u met kunstlicht, verlaag dan de intensiteit van de verlichting. Gebruik onder te donkere omstandighe­den de ingebouwde flitser of verhoog de cameragevoeligheid (ISO).
VOLAUTOMATISCH PROGRAMMA
Het volautomatische programma wordt ingesteld met de belichtings­keuzeknop. Gebruik deze belichtingsstand wanneer u bij het fotogra­feren niets wilt instellen.
Het volautomatische programma werkt hetzelfde als de gewone pro­gramma-automatiek, behalve dat in de volautomatische opnamestand alle functies op hun standaardinstelling worden gezet. Het is mogelijk dat de standen van schakelaars hiermee niet overeenstemmen; con­troleer eventueel de camera-instellingen via de monitor. Uitschakelen van de camera zet de camerafuncties niet terug op standaard.
Corrigeert u de belichting, dan bepaalt de stand van de belichtingscorrectieknop of u wijzigt in stappen van 0,3 of 0,5 LW (lichtwaarde). Meer informatie over LW’s op blz. 81.
Denk er na gebruik van de belichtingscorrectieknop aan om de nulstand te kiezen, anders wordt de belichting van de volgende opnamen ook gecorrigeerd. Kijk op blz. 48 voor meer informatie over de belichtingscorrec­tieknop.
Camera-info
0,5 LW stappen
0,3 LW stappen
De functies worden ingesteld op: invulflits of rode-ogen-reductie, 14-segments honingraatpatroon­meting, Auto AF-stand, breed AF-veld, enkelbeeld transportstand, flits- en belichtingscorrectie terug op 0, ADI-flitssturing, automatische witbalans, automatische cameragevoeligheid (ISO), groot opna­meformaat, beeldkwaliteit Fine, kleurinstelling Natural, Digital Effects terug op standaard, bracketing­instelling 0,3 LW / 3 opnamen, ruisonderdrukking.
42
Geavanceerde opnametechniek
Sluitertijdvoorkeuze wordt ingesteld met de belichtingskeuzeknop (blz.
39). De fotograaf kiest de sluitertijd, de camera kiest het diafragma dat tot een juiste belichting zal leiden.
Draai aan een van beide instelwielen om een sluitertijd te kiezen van 30 tot 1/4000 seconde. Welke tussenwaarden mogelijk zijn (0,3 LW of 0,5 LW) is afhankelijk van de stand van de belichtingscorrectieknop, zie de camera-info op blz. 41. De sluitertijd is te zien op de monitor en in de zoeker.
Half indrukken van de ontspanknop roept het door de camera geko­zen diafragma op. Druk de ontspanknop geheel in om de foto te maken.
Ligt de vereiste belichting buiten het diafragmabereik, dan knippert de diafragma-aanduiding. Verander de sluitertijd totdat de aanduiding normaal is.
Bij gebruik van de flitser kan de sluitertijd niet korter zijn dan de flits­synchronisatietijd, zie blz. 42. Het flitsbereik is afhankelijk van het dia­fragma, zie blz. 51.
DIAFRAGMAVOORKEUZE - A
43
SLUITERTIJDVOORKEUZE - S
Diafragmavoorkeuze wordt ingesteld met de belichtingskeuzeknop (blz. 39). De fotograaf kiest het diafragma, de camera kiest de sluiter­tijd die tot een juiste belichting zal leiden.
Draai aan een van beide instelwielen om het diafragma in te stellen. Welke tussenwaarden mogelijk zijn (0,3 LW of 0,5 LW) is mede afhan­kelijk van de stand van de belichtingscorrectieknop, zie Camera-info op blz. 41. Welke diafragma’s beschikbaar zijn is afhankelijk van het objectief. De diafragmawaarde is te zien op de monitor en in de zoe­ker.
Half indrukken van de ontspanknop roept de door de camera gekozen sluitertijd op. Is de cameragevoeligheid (ISO) ingesteld op auto, dan verandert de sluitertijd na een diafragma-aanpassing mogelijk niet; de sluitertijden worden in kleine stappen gewijzigd. Druk de ontspanknop geheel in om de foto te maken.
Ligt de vereiste belichting buiten het sluitertijdenbereik, dan knippert de sluitertijdaanduiding. Verander het diafragma totdat de aanduiding normaal is.
Bij gebruik van de flitser kan de sluitertijd niet korter zijn dan de flits­synchronisatietijd. Als de sluitertijd knippert stelt u het diafragma bij totdat de aanduiding normaal is. Het flitsbereik is afhankelijk van het diafragma, zie blz. 51.
Bij gebruik van de ingebouwde flitser kunt u niet elke sluitertijd gebruiken. Wanneer Anti-Shake is ingeschakeld kunt u geen kortere sluitertijd gebruiken dan 1/125s. Is Anti-Shake niet actief, dan is 1/160 de flitssynchronisatietijd. U kunt geen kortere sluitertijd kiezen, wel een langere.
Flitssynchronisatietijd
De voor een opname gebruikte sluitertijd verschijnt op de monitor en in de zoeker. De volgende notatie wordt gehanteerd:
deze aanduiding wordt gebruikt voor sluitertijden van 1/4000 tot 1/3 seconden. 125 is 1/125 seconde.
Voor sluitertijden van een halve seconde of langer wordt een aanhalingste­ken gebruikt om hele seconden aan te geven. 1”5 is anderhalve seconde en 15” is vijftien seconden.
Over sluitertijden
44
Geavanceerde opnametechniek
HANDINSTELLING BELICHTING - M
45
Gebruik het voorste instelwiel om de sluitertijd zover te verlagen dat “BULB” verschijnt.
Gebruik het achterste instelwiel om het gewenste diafragma in te stellen.
Om een tijdopname te maken houdt u de ontspanknop zo lang ingedrukt als de belichting moet duren. Loslaten van de ontspanknop stopt de belichting.
De monitor is tijdens de opname blanco en blijft na de opname maximaal 30 seconden blanco in de tijd dat de ruisonderdrukking op het beeld wordt toegepast.
Tijdopnamen kunnen worden gemaakt met handmatige belich­tingsregeling (M). Gebruik van een statief, afstandsbedieningskabel en oculairkapje (blz. 59) is aan te bevelen. Het belichtingssysteem van de camera kan niet worden gebruikt om tijdopnamen te bere­kenen. Gebruik van een losse belichtingsmeter is aan te bevelen. Anti-Shake wordt uitgeschakeld.
Tijdopnamen
Met het voorste instelwiel stelt u de sluitertijd in.
Met de handmatige belich­tingsregeling kunt u zelf diafragma en sluitertijd in­stellen. Deze stand scha­kelt de automatische be­lichtingsregeling uit, waar­door de fotograaf maximale controle heeft over het eindresultaat. U kunt ook tijdopnamen maken, zie hieronder. De handmatige belichtingsregeling wordt ingesteld met de belich­tingskeuzeknop (blz. 39).
Met het achterste instelwiel wijzigt u het diafragma.
Houd de AEL-toets (1) inge­drukt terwijl u aan een van de instelwielen draait als u de sluiterttijd/diafragma­combinatie wilt wijzigen zonder de belichting te ver­anderen.
De ingestelde belichting is 1,0 LW minder (–) dan de belichting die de meter aangeeft. Op de monitorschaal zie u de aanduiding M.M.
De pijl geeft aan dat de ingestelde belichting 0,5 LW meer (+) of minder (–) is dan de grootste waarde op de schaal die door de meter is vastgesteld.
De knipperende pijl geeft aan dat de ingestelde belichting 1,0 LW meer (+) of minder (–) is dan de grootste waarde op de schaal die door de lichtmeter is vastgesteld.
De sluitertijd- en diafragmawaarden worden gewijzigd afhankelijk van de stand van de belichtings­correctieknop, zie de camera-info op blz. 41. De functie van de instelwielen bij handmatige belich­tingsregeling kan worden gewijzigd met het custom-menu (blz. 96). Bij gebruik van de flitser kan de sluitertijd niet korter zijn dan de flitssynchronisatietijd, zie blz. 42. Het flitsbereik is afhankelijk van het diafragma, zie blz. 51.
De LW-schaal op de monitor en in de zoeker geeft het verschil weer tussen de ingestelde belichting en de belichting die de lichtmeter van de camera meet. Druk de ontspanknop half in om de belich­tingsmeter te activeren. De stappen op de schaal zijn afhankelijk van de stand van de belichtingscor­rectieknop. De voorbeelden hieronder zijn gebaseerd op een verschil van 0,5 LW. Meer informatie over LW’s op blz. 81.
+2,5 LW
+3,5 LW
±3,0 LW
±4,0 LW
AFSTANDSBEDIENINGSKABEL (ACCESSOIRE) AANSLUITEN
U kunt de als extra leverbare afstandsbedieningskabels (RC-1000S en RC­1000L) gebruiken om te voorkomen dat aanraking van de camera tot trillingson­scherpte leidt.
Schuif het deksel van de afstandsbediening open en steek de stekker in de aan­sluiting (1). Open de clip voor de afstandsbediening op de riem en druk de kabel in de groef. Sluit de clip totdat hij vastklikt (2).
Loading...
+ 51 hidden pages