Minolta DYNAX 7D User Manual [nl]

© 2005 Konica Minolta Photo Imaging, Inc. under the Berne Convention
and the Universal Copyright Convention.
Printed in Germany
9979 2181 57 0205/12984
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
Konica Minolta Customer Support:
Konica Minolta Photo World:
www.konicaminoltaphotoworld.com
Meld u vandaag nog aan bij Konica Photo World.
Voor geregistreerde cliënten van Konica Minolta is het gratis.
Registreer direct, bespaar 29,99 EURen
download DiMAGE Messenger. Gratis!
Gefeliciteerd met uw aanschaf van deze Konica Minolta digitale camera. Neem uw tijd deze gebruiks­aanwijzing goed door te lezen; dan bent u er zeker van dat u alle mogelijkheden van uw camera maxi­maal zult benutten.
Controleer de paklijst voordat u dit product gaat gebruiken. Ontbreekt er iets, neem dan contact op met uw handelaar.
3
VOORDAT U BEGINT
Konica Minolta is een handelsmerk van Konica Minolta Holdings, Inc. Dynax en DiMAGE zijn han­delsmerken van Konica Minolta Photo Imaging, Inc. Apple, Macintosh en Mac OS zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple Computer Inc. Microsoft en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. De officiële naam van Windows is Microsoft Windows Operating System. Microdrive is een handelsmerk van Hitachi Global Storage Technologies. Adobe is een gedeponeerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. Alle andere handelsmerken en productnamen zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van hun respectievelijke eigenaren.
Dynax digitale camera Lithium-ion batterij NP-400 Lithium-ion batterijlader BC-400 Brede draagriem WS-4 Videokabel VC-500 USB-kabel USB-2
LCD-monitor-beschermpaneel MPP-100 DiMAGE Viewer software CD-ROM DiMAGE gebruiksaanwijzing CD-ROM Cameragebruiksaanwijzing Beknopte Naslaggids Installatiegieds Konica Minolta Internationaal Garantiecertificaat
Dit product is ontworpen om te functioneren met accessoires die door Konica Minolta worden ver­vaardigd en gedistribueerd. Gebruik van accessoires of apparatuur die niet van Konica Minolta afkom­stig zijn kan leiden tot tegenvallende prestaties of schade aan het product en de accessoires.
Gebruik uitsluitend de batterij die in deze gebruiksaanwijzing wordt aangegeven en wordt gedistribu­eerd door Konica Minolta. Pas vooral op voor namaak-batterijen; gebruik ervan zal schade aan het product veroorzaken en kan tot brand leiden.
Deze gebruiksaanwijzing bevat informatie over producten en accessoires die verkrijgbaar waren op het moment van druk. Wilt u informatie omtrent de compatibiliteit van producten die niet in deze gebruiksaanwijzing voorkomen, neem dan contact op met uw handelaar of Konica Minolta.
Als het mogelijke is gedaan om de juistheid van de informatie in deze gebruiksaanwijzing te verzeke­ren; Konica Minolta aanvaardt geen aansprakelijkheid voor fouten of gebreken in deze gebruiksaan­wijzing.
5
CORRECT EN VEILIG GEBRUIK
4
Correct en veilig gebruik
NP-400 LITHIUM-ION BATTERIJEN
Deze camera werkt met een krachtige lithium-ion batterij. Verkeerd gebruik van de lithium-ion batterij kan leiden tot schade of letsel door brand, elektrische schokken of vrijkomende chemicaliën. Neem onderstaande waarschuwingen ter harte voordat u de batterij gebruikt.
GEVAAR
• Veroorzaak geen kortsluiting, neem de batterij niet uit elkaar en beschadig of modificeer hem niet.
• Stel de batterij niet bloot aan brand of hoge temperaturen boven 60°C.
• Stel de batterij niet bloot aan water of vocht. Water kan de veiligheidsvoorzieningen van de batterij doen corroderen of beschadigen, en kan leiden tot oververhitting, ontbranding, breuk of lekkage van de batterij.
• Laat de batterij niet vallen, stel hem niet bloot aan harde slagen. Slagen kunnen de ingebouwde vei­ligheidsvoorzieningen beschadigen, en kunnen leiden tot oververhitting, ontbranding, breuk of lek­kage van de batterij.
• Bewaar de batterij niet in of bij metalen producten.
• Gebruik de batterij niet voor andere producten.
• Gebruik uitsluitend de opgegeven lader. Een ongeschikte lader kan leiden tot schade of letsel door brand of een elektrische schok.
• Gebruik een batterij niet als hij lekt. Komt er batterijvloeistof in uw oog, spoel het oog dan onmiddel­lijk schoon met een royale hoeveelheid schoon water en neem contact op met een arts. Komt bat­terijvloeistof in contact met uw huid of kleding, maak de plek dan goed schoon met water.
• Gebruik of laad de batterij alleen bij een omgevingstemperatuur van 0° tot 40°C. Bewaar de batte­rij alleen bij omgevingstemperaturen van -20° tot 30°C en een relatieve luchtvochtigheid van 45% tot 85%.
WAARSCHUWING
• Plak de contacten van een voor recycling in te leveren lithium-ion batterij af om kortsluiting te ver­mijden; volg altijd de plaatselijke regels voor de inzameling/verwerking van lege batterijen op.
• Is de batterij na de opgegeven laadtijd niet opgeladen, stop dan het laden en ontkoppel de lader van het stopcontact.
ALGEMENE GEBRUIKSWAARSCHUWINGEN
WAARSCHUWING
• Gebruik uitsluitend het in deze gebruiksaanwijzing opgegeven batterijtype.
• Gebruik uitsluitend de opgegeven lader of netvoedingsadapter binnen het voltagebereik dat op het apparaat staat. Een ongeschikte lader of verkeerd voltage kan leiden tot schade of letsel door brand of een elektrische schok.
• Gebruik het lichtnetsnoer van de lader alleen in de verkoopregio waarvoor het is bedoeld. Een onge­schikt voltage kan leiden tot schade of letsel door brand of een elektrische schok.
• Haal camera of lader niet uit elkaar. Wordt een hoogvoltage-circuit binnenin het product aange­raakt, dan kan dat leiden tot elektrische schokken en/of letsel.
• Verwijder direct de batterij of ontkoppel de lichtnetadapter of lader van het lichtnet wanneer de camera is gevallen of stoten/klappen heeft opgelopen waarbij het binnenwerk, en dan met name de flitser, bloot is komen te liggen. De flitser heeft een hoogvoltage-circuit dat elektrische schokken en/of letsel kan veroorzaken. Voortgaand gebruik van een beschadigd product kan leiden tot letsel en/of brand.
• Houd de batterijen, de geheugenkaart en kleine voorwerpen die ingeslikt kunnen worden buiten het bereik van kleine kinderen. Neem direct contact op met een arts wanneer er iets is ingeslikt.
• Bewaar dit product buiten het bereik van kinderen. Gebruik dit product in de nabijheid van kinderen met voorzichtigheid.
• Laat de flitser niet van korte afstand in de ogen flitsen. Het kan tot schade aan het gezichtsvermo­gen leiden.
• Flits niet in de richting van bestuurders van voertuigen. Verblinding en afleiding kunnen tot onge­lukken leiden.
• Gebruik de LCD-monitor niet wanneer u loopt of een voertuig bestuurt. Het kan leiden tot letsel of ongelukken.
• Kijk niet via de zoeker of het objectief naar de zon of een sterke lichtbron. Het kan uw gezichtsver­mogen aantasten of tot blindheid leiden.
Neem onderstaande waarschuwingen aangaande het gebruik van digitale camera’s en accessoires goed door.
6
7
Correct en veilig gebruik
LET OP
• Gebruik dit product niet in een vochtige omgeving, en pak het niet met natte handen beet. Komt er vloeistof in het product terecht, verwijder dan meteen de batterij of verbreek de netstroomaanslui­ting, en gebruik het product niet meer. Voortgaand gebruik van een product dat aan vloeistof is blootgesteld kan schade of letsel als gevolg van een elektrische schok of brand veroorzaken.
• Gebruik deze producten niet in de nabijheid van ontvlambare gassen of vloeistoffen als benzine, wasbenzine of thinner. Gebruik nooit ontvlambare producten als benzine, wasbenzine of thinner om deze producten schoon te maken. Het gebruik van ontvlambare schoonmaakmiddelen en oplos­middelen kan tot een explosie of brand leiden.
• Trek nooit aan het snoer wanneer u de netvoedingsadapter of lader van het stopcontact wilt los­koppelen. Trek altijd aan de stekker.
• Beschadig, verdraai, verander, verhit het snoer van de netvoedingsadapter/laadapparaat nooit en plaats er nooit zware objecten op. Een beschadigd snoer kan leiden tot schade of letsel door brand of elektrische schokken.
• Verspreiden de producten een vreemde geur, hitte of rook, stop dan onmiddellijk het gebruik. Verwijder meteen de batterij en let daarbij goed op dat u zich niet brandt; batterijen kunnen door gebruik heet worden Voortgaand gebruik van een beschadigd product kan leiden tot letsel en/of brand.
• Is reparatie nodig, breng of stuur het product dan naar de Technische dienst van Konica Minolta.
• Richt met een fotografisch objectief nooit rechstreeks in de zon. Wordt zonlicht samengebundeld op een brandbaar oppervlak, dan kan er brand ontstaan. Gebruikt u het ojectief niet, plaats dan de dop erop.
• Gebruik of bewaar deze producten niet in een warme of vochtige omgeving, zoals het dashboard­kastje of de bagageruimte van een auto. Het kan schade aan de camera, de lader en de batterij ver­oorzaken, en kan leiden tot brandwonden of ander letsel door hitte, brand, explosie of lekkage van batterijvloeistof.
• Lekt de batterij, gebruik hem dan niet.
• Bij langer gebruik stijgt de temperatuur van camera, lader en batterij. Wees daarom extra voorzich­tig.
• Pas op voor de hitte van geheugenkaart of batterij als u ze snel na langdurig gebruik uit de camera haalt. Zet de camera uit en wacht totdat hij is afgekoeld
• Laat de flitser niet flitsen als hij in contact is met mensen of objecten. Bij de flitser komt veel ener­gie vrij en ontstaat hitte.
• Druk niet op de LCD-monitor. Een beschadigde monitor kan letsel veroorzaken en de vloeistof uit de monitor is ontvlambaar. Komt vloeistof uit de monitor in contact met de huid, reinig de plek dan met schoon water. Komt vloeistof uit de monitor in contact met de ogen, spoel het dan onmiddel­lijk weg met veel water en neem contact op met een arts.
• Gebruikt u de lichtnetadapter of lader, steek de stekker dan goed in het stopcontact.
• Gebruik geen elektronische transformators of reisadapters in combinatie met het laadapparaat. Gebruik van dit soort apparaten kan leiden tot brand of schade aan het product.
• Gebruik de lichtnetadapter of /lader niet wanneer het snoer beschadigd is.
• Bedek de lichtnetadapter of lader niet. Het kan tot brand leiden.
• Verberg de lichtnetadapter of lader niet. In geval van nood moet hij snel van het lichtnet kunnen wor­den ontkoppeld.
• Trek de stekker van de lichtnetadapter of lader uit het stopcontact wanneer hij niet wordt gebruikt.
9
8
Inhoud
Voordat u begint.....................................................................................................................................3
Correct en veilig gebruik........................................................................................................................4
Benaming van de onderdelen..............................................................................................................14
Camerahuis .............................................................................................................................14
Informatie opnamestand .........................................................................................................16
Zoeker ....................................................................................................................................17
Snel aan de slag .................................................................................................................................18
Draagriem bevestigen .............................................................................................................18
Objectief bevestigen ..............................................................................................................19
Objectief verwijderen...............................................................................................................19
Dioptrie-aanpassing ................................................................................................................20
Bevestiging van het monitor-beschermpaneel .......................................................................20
Batterij laden ...........................................................................................................................21
Batterij plaatsen en verwisselen..............................................................................................22
Aanduiding batterijconditie .....................................................................................................23
Automatische spaarschakeling ...............................................................................................23
Geheugenkaart plaatsen en verwisselen ................................................................................24
Camera aanzetten ...................................................................................................................25
Datum en tijd instellen.............................................................................................................26
Basistechniek opname.........................................................................................................................27
Camera op automatische opnamestand instellen ..................................................................27
Hanteren van de camera.........................................................................................................27
Informatie basistechniek opname ...........................................................................................27
Eenvoudige opnamehandelingen............................................................................................28
Scherpstelsignalen ..................................................................................................................29
Speciale scherpstelsituaties....................................................................................................29
Scherpstelvergrendeling..........................................................................................................30
Waarschuwing cameratrilling ..................................................................................................30
Ingebouwde flitser gebruiken..................................................................................................31
Anti-Shake-systeem ................................................................................................................32
Informatietoets ........................................................................................................................33
Basistechniek weergave ......................................................................................................................34
Foto’s bekijken ........................................................................................................................34
Foto’s roteren ..........................................................................................................................35
Histogramweergave.................................................................................................................35
Een opname per keer wissen..................................................................................................36
Weergavescherm aanpassen ..................................................................................................37
Vergrote weergave...................................................................................................................38
INHOUD
Geavanceerde opnametechniek ..........................................................................................................39
Belichtingskeuzeknop .............................................................................................................39
Programma - P........................................................................................................................40
Volautomatisch programma ....................................................................................................40
Program shift - PA/PS ..............................................................................................................41
Diafragmavoorkeuze - A..........................................................................................................42
Sluitertijdvoorkeuze - S ...........................................................................................................43
Handinstelling belichting - M ..................................................................................................44
Tijdopnamen ...............................................................................................................45
Afstandsbedieningskabel (accessoire) aansluiten...................................................................45
Belichtingsvergrendeling AEL-toets ........................................................................................46
Over flitsen met lange sluitertijden..........................................................................................47
Belichtings- en flitscorrectie....................................................................................................48
Lichtmeetmethoden ................................................................................................................50
Cameragevoeligheid - ISO ......................................................................................................51
Scherpstelschakelaar ..............................................................................................................52
AF/MF-toets ............................................................................................................................53
Visuele scherptedieptecontrole...............................................................................................53
AF-veld-schakelaar .................................................................................................................54
Spot-AF ......................................................................................................................54
Scherpstelveldselectie................................................................................................55
Transportstanden ....................................................................................................................56
Teller resterende opnamen......................................................................................................56
Over continu transport ............................................................................................................57
Over de zelfontspanner ...........................................................................................................57
Over bracketing (belichtingstrapjes)........................................................................................58
Oculairkapje bevestigen..........................................................................................................59
Zoekeraccessoires (apart leverbaar) .......................................................................................59
Witbalans.................................................................................................................................60
Vooringestelde witbalans............................................................................................60
Eigen witbalansinstelling ............................................................................................61
Kleurtemperatuur........................................................................................................62
Geheugen - camera-instellingen opslaan ...............................................................................63
10
11
Inhoud
Opnamemenu ....................................................................................................................................64
Navigeren door het opnamemenu ..........................................................................................64
Beeldgrootte (Image size) en beeldkwaliteit (Image quality)...................................................66
Kleurinstelling (Color Mode) ....................................................................................................68
Over Adobe RGB ....................................................................................................................68
Digitale effecten (Digital FX) ...................................................................................................69
Terugzetten opnamestand (Reset) ..........................................................................................70
Bracketing setup .....................................................................................................................70
Bracketingvolgorde (Bracket order) ........................................................................................70
Flitsstanden (Flash modes) .....................................................................................................71
Draadloos flitsen (Wireless/Remote flash)...............................................................................72
Afstandsbereik draadloos flitsen.............................................................................................74
Flitsregeling (Flash control) .....................................................................................................75
Handmatige flitsregeling..........................................................................................................76
Directe weergave (Instant playback) .......................................................................................77
Ruisonderdrukking (Noise reduction)......................................................................................77
Interval ....................................................................................................................................78
Fotografische basisprincipes ...............................................................................................................80
Lichtbronnen en kleur..............................................................................................................81
Wat is een LW? .......................................................................................................................81
Weergavemenu ....................................................................................................................................82
Navigeren door het weergavemenu ........................................................................................82
Beeldselectiescherm ...............................................................................................................83
Wissen (Delete)........................................................................................................................84
Formatteren (Format)...............................................................................................................85
Map bekijken (View folder) ......................................................................................................85
Vergrendelen (Lock).................................................................................................................86
Scherm indexweergave...........................................................................................................87
Diashow (Slide Show)..............................................................................................................88
Over DPOF ..............................................................................................................................88
DPOF setup.............................................................................................................................89
Datum in beeld (Date imprint) .................................................................................................90
Indexprint ................................................................................................................................90
Printen stoppen.......................................................................................................................90
Menu persoonlijke instellingen (Custom) en Setup-menu’s openen ...................................................91
Menu persoonlijke instellingen.............................................................................................................92
AF/ontspanprioriteit (priority)...................................................................................................94
Focus-hold toets .....................................................................................................................94
AF/MF-toets (AF/MF button) ...................................................................................................94
AEL-toets (AEL button)............................................................................................................95
AF activeren met ontspanknop (AF with shutter)....................................................................95
Auto AF setup .........................................................................................................................96
Functie instelwielen (Control dial set)......................................................................................96
Fuctie instelwielen - belichtingscorrectie (Exposure compensation)......................................96
Vergrendeling instelwiel (Control dial lock)..............................................................................97
Belichtingscorrectieknop (Exposure compensation set).........................................................97
AF-hulplicht (AF illuminator) ....................................................................................................97
Sluitervergrendeling (Shutter lock) ..........................................................................................97
AF-veld setup (AF area setup).................................................................................................98
Monitorweergave (Monitor display).........................................................................................98
Opname-informatie (Recording display) .................................................................................98
Zoekerinformatie Anti-Shake (AS finder display) ....................................................................98
ISO-toets (ISO button set).......................................................................................................99
Zone-aanpassing (Zone Matching) .........................................................................................99
ISO-menu instelling (ISO menu setup)..................................................................................100
Toets geheugeninstelling (M set button) ...............................................................................100
Menu-sprong aanmaken ..........................................................................................100
Terugzetten menu persoonlijke instellingen (Custom reset)..................................................101
Setup-menu ..................................................................................................................................102
LCD-helderheid (LCD brightness) .........................................................................................104
Overspeelstand (Transfer mode) ...........................................................................................104
Video output..........................................................................................................................105
Foto’s op televisie bekijken...................................................................................................105
Audiosignalen (Audio signals) ...............................................................................................106
Taal (Language) .....................................................................................................................106
Datum en tijd instellen (Date/Time setup ..............................................................................107
Geheugen bestandsnummers (File # memory) .....................................................................107
Mapnaam (Folder name) .......................................................................................................108
Selecteer map (Select folder) ................................................................................................108
Nieuwe map (New folder)......................................................................................................109
LCD-verlichting (LCD backlight)............................................................................................109
Automatische spaarschakeling (Power Save) .......................................................................109
Geheugen menusectie (Menu section memory) ...................................................................110
Wisbevestiging (Delete conf.)................................................................................................110
CCD reinigen (Clean CCD) ....................................................................................................110
Terugzetten op standaard (Reset default) .............................................................................112
12
13
Inhoud
Accessoire-info ..................................................................................................................................114
Lichtnetadapter AC-11 (apart leverbaar)...............................................................................114
Over de kabel van het laadapparaat.....................................................................................114
Vertical Control Grip VC-7D (apart leverbaar).......................................................................115
Compatibiliteit instelglazen ...................................................................................................115
Afscherming flitslicht door objectief......................................................................................115
Soepel handmatig scherpstellen...........................................................................................116
Conversie brandpuntsafstanden ...........................................................................................116
Aanduiding CCD-vlak............................................................................................................117
Objectief-compatibiliteit ........................................................................................................117
Externe flitser bevestigen......................................................................................................117
Flitser-compatibliteit..............................................................................................................118
High speed flitsen (HSS) .......................................................................................................118
Gebruik van de flitskabelaansluiting .....................................................................................119
Overspeelstand ..................................................................................................................................120
Systeemeisen ........................................................................................................................120
Camera op de computer aansluiten .....................................................................................121
Verbinding met Windows 98/98 second edition ...................................................................122
Automatische installatie............................................................................................122
Handmatige installatie ..............................................................................................123
Automatische spaarschakeling (Overspeelstand) .................................................................125
Werken met mappen op de geheugenkaart .........................................................................126
Camera van de computer loskoppelen.................................................................................128
Windows 98/98 second edition................................................................................128
Windows Me, 2000 Professional en XP ...................................................................128
Macintosh .................................................................................................................129
Geheugenkaart verwisselen (overspeelstand).......................................................................130
Windows 98/98 second edition................................................................................130
Windows Me, 2000 Professional en XP ...................................................................130
Macintosh .................................................................................................................130
Driver-software verwijderen- Windows .................................................................................131
PictBridge..............................................................................................................................132
Opmerkingen over printstoringen .........................................................................................133
Navigeren door het PictBridge menu....................................................................................134
Serie-printen (Batch print) ........................................................................................135
Index print.................................................................................................................135
Papiergrootte (Paper size) ........................................................................................136
Layout.......................................................................................................................136
Printkwaliteit (Print quality) .......................................................................................137
Datum in beeld (Data print) ......................................................................................137
DPOF print................................................................................................................137
Problemen oplossen ..........................................................................................................................138
Verzorging en opslag .........................................................................................................................141
Camera-onderhoud ...............................................................................................................141
Reinigen.................................................................................................................................141
Opslag ..................................................................................................................................141
Gebruikstemperaturen en -omstandigheden ........................................................................142
Verzorging en gebruik geheugenkaarten...............................................................................142
Batterij ..................................................................................................................................142
Verzorging LCD-monitor........................................................................................................143
Copyright...............................................................................................................................143
Voor belangrijke gebeurtenissen of reizen............................................................................143
Vragen en service..................................................................................................................143
Technische gegevens.........................................................................................................................144
15
14
Benaming van de onderdelen
* Deze camera is een geavanceerd
optisch instrument. Wees extra voor­zichtig bij het reinigen van de aangege­ven onderdelen. Lees ook de instructies voor verzorging en onderhoud achterin deze gebruiksaanwijzing (blz. 141).
CAMERAHUIS
1. Voorste instelwiel:
2. Ontspanknop
15. Deurtje kaartsleuf (blz. 24)
5. Flitser (blz. 31)
9. Oogje draagriem (blz. 18)
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
14. USB-aansluiting/Video-uitgang (blz. 105, 121)
27. Menutoets
16. Stuureenheid & Spot-AF-toets (blz. 54)
8. AEL-toets (blz. 46)
2. Oculairsensors *
25. Vergrotingstoets (blz. 38)
11. Aansluiting afstandsbediening (blz. 45)
18. Toegangslampje
24. Wistoets (blz. 36)
23. Weergavetoets (blz. 34)
26. Weergavetoets (blz. 33, 37)
19. Anti-Shake-schakelaar (blz. 32)
13. Achterste instelwiel
3. Zoeker (blz. 17)
22. LCD-monitor * (blz. 16, 34)
1. Hoofdschakelaar
12. Scherpstelschakelaar (blz. 52)
6. Instelwiel oculaircorrectie (blz. 20)
18. Statiefaansluiting
21. Toets geheugeninstelling (blz. 63)
9. Lichtmeetschakelaar (blz. 50)
7. Scherpstelschakelaar (blz. 56)
20. Toets cameragevoeligheid (ISO) (blz. 51)
8. Flitskabelaansluiting (blz. 119)
5. Accessoireschoentje
10. Witbalanstoets (blz. 60)
20. Ontgrendeling batterijruimte (blz. 22)
6. Belichtingscorrrectieknop (blz. 48)
4. Ontgrendeling
10. Voedingsaansluiting (blz. 114)
3. Belichtingskeuzeknop (blz. 39)
7. Flitscorrrectieknop (blz. 48)
11 Witbalanstoets (blz. 60) 12 AF/MF-toets (blz. 53)
17. AF-veld-schakelaar (blz. 54)
17. Zelfontspanner (blz. 57)
21. Deurtje batterijruimte (blz. 22)
19. Knop visuele scherptedieptecontrole
13. Objectiefontgrendeling (blz. 19)
15. Spiegel *
16. Objectiefcontacten *
14. Objectiefvatting
4 Oogschelp (blz. 59)
17
16
Benaming van de onderdelen
ZOEKERINFORMATIE OPNAMESTAND
8. Veld beeldgrootte/beeldkwaliteit
2. Flitsveld
5. Veld belichtingsvergrendeling/batterijconditie
7. Veld kleurinstelling/cameragevoeligheid
9. Witbalansveld
10. Opnameteller
4. Veld lichtmeting/AV-veld/AF-stand/ontspanprioriteit/ transportstand
3. Veld digitale effecten
1. Veld geheugen/belichtingsmethode/belichting
6. LW-schaal
Breed scherpstelveld
Spotmeetveld (blz. 50)
Spot-AF-veld (blz. 54)
Locale scherpstelvelden (blz. 55)
2. Flitsscorrrectie (blz. 48)
5. Draadloos flitsen (blz. 72)
7. Belichtingsvergrendeling (AEL) (blz. 46)
11. LW-schaal
10. Diafragma
9. Sluitertijd
13. Resterende opnamen (blz. 56)
12. Waarschuwing cameratrilling (blz. 30)
4. High speed flitsen (blz. 118)
3. Flitssignaal (blz. 31)
1. Anti-Shake-schaal (blz. 32)
6. Handmatige scherpstelling (blz. 52)
8. Scherpstelsignaal (blz. 29)
Het Spot AF-veld en de locale scherpstelvelden lichten kort op om aan te geven op welk veld de scherpstelling is vergrendeld.
Op het opnamescherm ziet u de informatie over de camerafuncties in verschillende vel­den. Welke informatie u ziet hangt samen met de gekozen functie.
Wordt de camera gekanteld, dan past de weergave zich aan de stand van de camera aan.
Wat er op de monitor te zien is kunt u regelen bij Monitor disp. en Rec.display in sectie 3 van het menu Persoonlijke instellingen (custom menu) (blz. 92, 98).
Camera-info
18
19
Snel aan de slag
SNEL AAN DE SLAG
Dit hoofdstuk behandelt het voorbereiden van de camera. Ook het verwisselen van batterijen, geheu­genkaarten en objectieven wordt hier behandeld, alsmede het gebruik van externe voedingsbronnen.
DRAAGRIEM BEVESTIGEN
Doe de riem altijd om, om te voorkomen dat de camera op de grond valt.
Steek het eind van de riem van onderen door het oogje (1). Bevestig de riem zo dat het uiteinde tus­sen riem en camera komt. De zijde van de riem waarop de clip voor de afstandsbediening zit (blz.
45) dient aan de kant van de camera te zitten waar zich de aansluiting voor de afstandsbediening bevindt.
Breng de rode stippen op het objectief en de camera tegen­over elkaar. Schuif het objectief voorzichtig in de camera; draai het met de klok mee totdat het vastklikt. Pas op dat u het objectief niet schuin op de camera plaatst. Lukt de bevestiging niet, kijk dan of u de rode stippen goed tegeno­ver elkaar houdt. Gebruik nooit extra kracht bij de bevesti­ging.
Druk de objectiefontgrendeling geheel in en draai het objec­tief tegen de klok in totdat het stopt. Verwijder het objectief voorzichtig.
Deze camera maakt gebruik van verwisselbare objectieven. Op blz. 117 vindt u welke objectieven kunnen worden gebruikt. Raak nooit het binnenwerk van de camera aan, in het bijzonder de objectiefcontacten en de spiegel. Pas op dat er geen stof in de camera komt.
Verwijder de bodydop van de camera en de achterdop van het objectief.
OBJECTIEF BEVESTIGEN
OBJECTIEF VERWIJDEREN
Objectiefont­grendeling
Herplaats meteen de objectiefdoppen en de bodydop of plaats direct een ander objectief op de camera. Stel het binnenwerk van de camera niet bloot aan stof of vuil. Controleer of de bodydop schoon en stofvrij is voordat u hem bevestigt.
Elke keer dat de camera wordt aangezet wordt het objectief automatisch in de oneindigstand gezet, ook als de handmatige scherpstelling actief is. Deze handeling is noodzakelijk om goede belichtingsresultaten te krij-
gen.
Camera-info
Duw de vasthoudring naar het riem-oog om de riem vast te zetten (3). Herhaal dit met het andere uitein­de van de riem.
Voer het uiteinde door de vasthoudring en de binnenzijde van de gesp en trek de riem aan (2). Houd wat ruimte vrij zodat de riem makkelijk door de gesp kan worden gevoerd.
20
Snel aan de slag
21
BATTERIJ LADEN
Voordat u de camera kunt gebruiken dient u de lithium-ion batterij op te laden. Lees voordat u de bat­terij oplaadt de waarschuwingen op blz. 4 van deze gebruiksaanwijzing. Laad de batterij uitsluitend met de bijgeleverde batterijlader. Het is aan te bevelen de batterij voorafgaand aan elke opnamesessie op te laden. Kijk op blz. 142 voor informatie over opslag en verzorging van de batterij.
Houd de batterij met de contacten naar de lader, en breng de goot­jes op de onderzijde van de batterij in lijn met de geleiders van de lader. Schuif de batterij in de lader.
Steek de netkabel in de lader (1). Steek het andere eind van de kabel in een stopcontact. De meegeleverde kabel is geschikt voor de regio waarin de camera werd verkocht. Gebruik de kabel uit­sluitend in de regio van aankoop. Meer informatie over de netkabel vindt u op blz.114.
Voor verwijderen schuift u de batterij uit de
lader en tilt u hem omhoog. Trek de stek-
ker uit het stopcontact.
Het lampje (2) geeft aan dat de batterij wordt opgeladen. De lamp gaat uit wanneer de batterij opgeladen is. De laadtijd is circa 150 minuten.
De zoeker heeft een oculair waarvan de sterkte kan worden gevarieerd van -3,0 tot +1,0. Kijk door de zoeker en draai aan het wieltje totdat u het scherpstelkader scherp ziet.
DIOPTRIE-AANPASSING
Bevestig het monitor-beschermpaneel door de bovenzijde op de monitorrand te plaatsen en de onderzijde naar de monitor toe te drukken totdat het op z’n plaats vastklikt.
BEVESTIGING VAN HET MONITOR-BESCHERMPANEEL
Wilt u het beschermpaneel verwijderen, til het dan aan de onderzijde omhoog.
23
22
Snel aan de slag
AANDUIDING BATTERIJCONDITIE
Aanduiding: batterij vol.
Aanduiding: batterij bijna leeg. Herlaad de batterij.
AUTOMATISCHE SPAARSCHAKELING
Om de batterij te sparen zal de camera zich uitschakelen wanneer hij drie minuten niet is gebruikt. Druk de ontspanknop half in om de camera weer te activeren. De wachttijd voor de automatische spaarschakeling kan in sectie 3 van het setup-menu worden veranderd (blz. 102).
De verlichting van de LCD-monitor gaat na vijf seconden uit. Druk op een toets van de camera om de weergave weer in te schakelen. De wachttijd voor de uitschakeling kan in sectie 3 van het setup-menu worden veranderd (blz. 102),
Deze camera is uitgerust met een automatische aanduiding voor de bat­terijconditie. Wanneer de camera aan staat verschijnt de aanduiding op de monitor. Wanneer de batterij leegt raakt verandert de aanduiding van wit in rood. Is de monitor blanco, dan kan de batterij geheel leeg zijn.
Deze camera kan rechtstreeks vanuit een stopcontact worden gevoed met de als extra leverbare lichtnetadapter AC-11. Kijk op blz. 114 voor informatie over het aansluiten van deze adapter. Neem voor meer informatie contact op met uw handelaar of Konica Minolta.
Systeemaccessoires
BATTERIJ PLAATSEN EN VERWISSELEN
Plaats de batterij met de contacten naar voren. Schuif de batterij in de batterijruimte totdat de batterijgrendel vast­klikt.
Deze digitale camera maakt gebruik van een NP-400 lithi­um-ion batterij. Lees voordat u de batterij gebruikt de waar­schuwingen op blz. 4 van deze gebruiksaanwijzing. Bij het verwisselen van de batterij dient de camera uit te staan.
Open de batterijruimte door de vergrendeling van de batte­rijruimte naar de achterzijde van de camera te schuiven.
Duw om de batterij te verwijderen de batterijgrendel naar de zijkant van de batterijruimte; de batterij komt nu omhoog.
Sluit de batterijruimte zo dat het deksel dichtklikt.
Waarschuwing: batterij bijna leeg. Herlaad de batterij.
Bereikt de energievoorraad een nog lager niveau terwijl de camera aan staat, dan verschijnt de boodschap ‘Battery exhausted’ vlak voordat de camera wordt uitgeschakeld. De camera werkt pas weer als er een geladen batterij in zit.
24
Snel aan de slag
GEHEUGENKAART PLAATSEN EN VERWISSELEN
Om de camera te kunnen gebruiken moet er een geheugenkaart in zitten. Zit er geen kaart in de came­ra, dan verschijnt “——” op de opnameteller. Type I en II Compact Flash kaarten en Microdrives kun­nen ook in deze camera worden gebruikt. Kijk voor onderhoud en gebruik van opslagmedia op blz.
142.
25
Zet wanneer u van geheugenkaart wisselt altijd de camera uit en controleer ook of het toe­gangslampje niet brandt. Anders kan de kaart schade oplopen en kan er beeldinformatie ver­loren gaan.
1. Open het deurtje van de kaartsleuf in de aange­geven richting.
2. Schuif de geheugenkaart geheel in de kaartsleuf. Plaats de kaart zo dat hij naar de voorzijde naar de camera wijst. Duw de kaart altijd rechtstandig naar binnen. Plaats een kaart nooit met extra kracht. Lijkt hij niet te passen, controleer dan de plaatsing.
3. Sluit het deurtje van de kaartsleuf.
4. Open om een kaart te verwijderen het deurtje van de kaartsleuf en maak de uitwerphendel vrij om uit te laten steken.
5. Druk op de uitwerphendel om de kaart naar buiten te voeren. Nu kunt u de kaart uitnemen. Denk eraan dat de kaart door het gebruik heet kan zijn. De uit­werphendel moet binnen de camerabody blijven. Steekt hij uit, duw hem terug in de camera.
6. Plaats een nieuwe geheugenkaart en sluit het deur­tje van de kaartsleuf.
123
Verschijnt de melding “Unable to use card, Format?”, dan dient u de kaart met de camera te format­teren. Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de “Yes” te markeren. Druk op de cen­trale toets van de stuureenheid om de kaart te formatteren; de duur van het formatteren is afhankelijk van de gebruikte kaart. Bij het formatteren wordt alle informatie op de kaart gewist. Met “No” ziet u van het formatteren af; verwijder de kaart uit de camera. Een kaart die in een andere camera werd gebruikt moet voor gebruik in deze camera mogelijk opnieuw worden geformatteerd.
Verschijnt de “Card error” melding, druk dan op de centrale toets van de stuureenheid om het venster te sluiten; kijk op de Konica Minolta website voor de meest recente compatibiliteitsinformatie:
Noord-Amerika: http://www.konicaminolta.us/ Europa: http://www.konicaminoltasupport.com
456
CAMERA AANZETTEN
Toegangslampje
Zet de hoofdschakelaar op On om de camera aan te zetten. Het toegangslampje licht even op om aan te geven dat de camera is ingeschakeld.
Gebruikt u de camera niet, zet hem dan uit om stroom te sparen.
27
26
Snel aan de slag
DATUM EN TIJD INSTELLEN
Als u de geheugenkaart en de batterij voor het eerst hebt geplaatst verschijnt de melding dat de klok en de kalender van de camera moeten worden ingesteld. Bij elke foto worden tijd en datum van opna­me geregistreerd. Ook kan het nodig zijn de menutaal in te stellen. Kijk voor het instellen van de taal bij het setup-menu (blz. 102, 107).
Zet de camera aan.
Navigeren door het scherm is eenvoudig. Met de op/neer- en links/rechts-toetsen van de stuureenheid verplaatst u de cursor en verandert u de instellingen. Met de centraleoets van de stuureenheid legt u instellin­gen vast.
Gebruik de links/rechts-toetsen om het onderdeel te selecteren dat u wilt veranderen. Het laatste onderdeel is de datumweergave.
Druk op de centrale toets om de instelling van klok en kalender te voltooien.
Datum/tijd instelscherm
Gebruik de op/neer-toetsen om het onderdeel in te stel­len. Voor de datumweergave kunt u kiezen uit jaar/maand/dag, dag/maand/jaar en maand/dag/jaar.
2004 . 10 . 23
13 : 14
Date/Time set
:enter:move :sel
YYYY/MM/DD
Set date and time?
No
Yes
Gebruik de links- en rechts-toets van de stuureenheid om “Yes” te selecteren. “No” heft de instelling op.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om ver­der te gaan.
CAMERA OP AUTOMATISCHE OPNAMESTAND INSTELLEN
Druk de ontgrendeling in en zet de belichtingskeuzeknop in de P-stand (programma-automatiek). De camera regelt zelf de belichtingsinstellingen.
Het volautomatische programma (P omcirkeld) werkt als de P-stand, maar bovendien worden van alle camerafuncties automatisch de standaardinstellingen gebruikt; zie blz. 40 voor meer informatie.
BASISTECHNIEK OPNAME
Pak de camera stevig met de rechterhand vast en ondersteun de came­ra met uw linkerhand. Houd uw ellebogen in uw zij gedrukt en zet uw voeten op schouderbreedte uit elkaar om stabiel te staan. Gebruik van een driebeen-of eenbeenstatief is aan te bevelen wanneer u bij wenig licht fotografeert of sterk hebt ingezoomd.
HANTEREN VAN DE CAMERA
INFORMATIE BASISTECHNIEK OPNAME
In de zoeker en op de monitor ziet u in de basis-opnamestand dezelfde informatie.
Diafragma
Scherpstelsignaal
Sluitertijd
Flitsaanduiding
Anti-shake-schaal
Flitssignaal
28
Basistechniek opname
29
EENVOUDIGE OPNAMEHANDELINGEN
Plaast het onderwerp binnen het scherpstelkader. Het onder­werp moet zich binnen het scherpstelbereik van het objectief bevinden. Gebruikt u een zoomobjectief, kies dan een geschik­te zoomstand.
Druk de ontspanknop half in om de systemen voor autofocus en automatische belichting te activeren (1). Het scherpstelsig­naal (A) in de zoeker bevestigt de scherpstelling en het Spot AF-veld of locale AF-veld licht kort op om aan te geven waar­op werd scherpgesteld. Knippert het scherpstelsignaal, herhaal dan de procedure.
De sluitertijd (C) en het diafragma (D) die voor de belichting worden gebruikt verschijnen in de zoeker en op de monitor.
1
2
Druk de ontspanknop geheel in (2) om de foto te maken. Druk de ontspanknop rustig in, zodat u de kans op trilling tijdens de opname vermindert.
De opgenomen foto verschijnt tijdens het opslaan op de moni­tor. Druk de ontspanknop half in als u de weergave wilt stop­pen. Meer informatie over de directe weergave op blz. 77.
Het toegangslampje (E) knippert om aan te geven dat de beeld­informatie naar de geheugenkaart wordt weggeschreven. Verwijder een kaart nooit als er nog informatie wordt wegge­schreven.
SCHERPSTELSIGNALEN
SPECIALE SCHERPSTELSITUATIES
De camera kan onder bepaalde omstandigheden mogelijk niet goed scherpstellen. Gebruik scherp­stelvergrendeling of handmatige scherpstelling.
Het onderwerp in het scherpstelkader heeft een te laag contrast.
Het onderwerp bevat een patroon van verticale lijnen.
Twee onderwerpen op verschillende afstanden overlappen elkaar in het scherpstelkader.
Het onderwerp bevindt zich dichtbij een zeer helder onderwerp of gebied.
Scherpstelling vergrendeld
De scherpstelsignalen in de zoeker geven de status van het autofocus-systeem aan. Bij gebruik van macro- of lange tele-objectieven kan het scherpstellen extra tijd kosten, net als bij weinig licht.
Kan de camera niet scherpstellen, dan is het onderwerp mogelijk te dichtbij, of een speciale scherp­stelsituatie staat een normale scherpstelling in de weg. Stel met de scherpstelvergrendeling in op een onderwerp op dezelfde afstand als het hoofdonderwerp, stel handmatig scherp (blz. 52) of klap de flit­ser uit om gebruik van het AF-hulplicht mogelijk te maken (blz. 97).
De keuze tussen autofocus-prioritieit en ontspan-prioriteit kunt u maken in sectie 1 van het custom­menu (Persoonlijke instellingen) (blz. 94).
Scherpstelling in orde (Continu AF - blz. 52)
Bezig met scherpstelling (Continu AF). Sluiter geblokkeerd
Aanduiding knippert - scherpstelling niet mogelijk. Sluiter geblokkeerd
31
30
Basistechniek opname
SCHERPSTELVERGRENDELING
De scherpstelvergrendeling wordt gebruikt wanneer het onder­werp zich buiten het beeldmidden en buiten het scherpstel­kader bevindt. U kunt de scherpstelvergrendeling ook gebrui­ken voor speciale scherpstelsituaties, waarin de autofocus zijn werk niet goed kan doen.
Plaats het onderwerp binnen het scherpstelkader. Druk de ont­spanknop half in en houd hem in die positie. Het scherpstelsig­naal geeft aan dat de scherpstelling is vergrendeld.
Is de scherpstelling uitgevoerd, dan licht een AF-veld even op om aan te geven waarop werd scherpgesteld.
Houd de ontspanknop half ingedrukt en bepaal de definitieve beeldcompositie via de zoeker. Druk de ontspanknop geheel in om de foto te maken.
1
2
Scherpstelsignaal
WAARSCHUWING CAMERATRILLING
Wordt er een sluitertijd gebruikt die te lang is om zonder gevaar voor trilling uit de hand te gebruiken, dan verschijnt de waarschuwing voor cameratrilling in de zoeker. Cameratrilling wordt veroorzaakt door kleine handbewegingen en manifesteert zich sterker naarmate er meer is ingezoomd of een lan­ger tele-objectief wordt gebruikt. Als de waarschuwing verschijnt kan er wel gewoon een foto worden gemaakt. Verschijnt de waarschuwing, zet dan de camera op statief of gebruik de flitser.
Waarschuwing cameratrilling
Knippert het flitssignaal na de opname niet, dan lag het onderwerp niet binnen het flitsbereik. Het flits­bereik is afhankelijk van het gebruikte diafragma. Onderstaande tabel geeft het flitsbereik voor een cameragevoeligheid van ISO 100. Kijk op blz. 51 voor het flitsbereik bij andere cameragevoeligheden.
Brandt continu - flitser is geladen, klaar om te flitsen. Knippert - het onderwerp heeft voldoende flitslicht ontvangen.
De flitssignalen in de zoeker geven de status van de flitser aan.
1,0 m ~ 4,3 m 1,0 m ~ 3,4 m 1,0 m ~ 3,0 m 1,0 m ~ 2,1 m
Flitsbereik (ISO 100) f/2,8 f/3,5 f/4,0 f/5,6
Diafragma
INGEBOUWDE FLITSER GEBRUIKEN
Om de flitser te gebruiken klapt u hem uit. De stand van de flitser kan alleen handmatig worden geregeld. Als de flitser is uitgeklapt wordt hij altijd ontstoken, ongeacht de hoeveelheid licht. De flitsin­stelling kunt u wijzigen in het opnamemenu (blz. 71).
Druk de flitser omlaag wanneer u de camera niet gebruikt. De flitser werkt ook als AF-hulplicht, zie blz. 97.
De ingebouwde flitser is afgestemd op objectieven met een brandpuntsafstand vanaf 24 mm. Bij gebruik van objectieven met een kortere brandpuntsafstand dan 24 mm zullen de randen en hoeken van het beeld niet meer goed worden uitgelicht. De zonnekap en bepaalde objectieven kunnen afscherming van het flitslicht veroorzaken, zie blz. 115. Als de flitser wordt opgeladen kan er geen foto worden gemaakt.
32
Basistechniek opname
33
ANTI-SHAKE-SYSTEEM (TRILLINGSONDERDRUKKING)
Anti-Shake-schakelaar
Anti-Shake-schaal
INFORMATIETOETS
Druk op de informatietoets om de monitorweer­gave in te stellen op volledige weergave, basis­weergave en uit. Meer informatie over de volledi­ge weergave vindt u op blz.16.
1. Geheugenregister (blz. 63)
2. Belichtingsstand (blz. 39)
5. Cameragevoeligheid (blz. 51)
9. Witbalans (blz. 60)
11. AF-veld (blz. 55)
12. Batterijconditie (blz. 23)
8. Opnameteller (blz. 67)
6. Beeldgrootte (blz. 66)
4. Diafragma
10. Ontspanprioriteit (blz. 94)
3. Sluitertijd
7. Beeldkwaliteit (blz. 66)
13. Belichtingsvergrendeling (AEL) (blz. 46)
15 Belichtingscorrectie (blz. 48)
14 Flitscorrectie (blz. 48)
De volledige weergave gebruikt een schaal voor het aangeven van de sterkte van de belichtings- of flitscorrectie en voor de gemeten belichting bij handmatige belichtingsregeling. De basisweergave gebruikt hiervoor een numerieke aanduiding.
Uitschakelen van de monitor spaart stroom.
Basis­weergave
Het Anti-Shake-systeem (trillingsonderdrukking) vermindert het effect van cameratrilling, een lichte onscherpte die wordt veroor­zaakt door kleine handbewegingen. Cameratrilling is zicht­baarder naarmate de brandpuntsafstand van het objectief langer is. Anti-Shake is minder effectief bij zich verplaatsende onder­werpen, wanneer de camera wordt ‘meegetrokken’, bij sluitertij­den van 1/4 s of langer, en op korte afstanden. Anti-Shake wordt bij tijdopnamen uitgeschakeld (blz. 45).
Wanneer het systeem actief is licht de schaal van de Anti-Shake in de zoeker op; de schaal kan worden uitgeschakeld in sectie 3 van het custom-menu (Persoonlijke instellingen) (blz. 98). Anti­Shake kan worden uitgeschakeld met de schakelaar voor de Trillingsonderdrukking.
Neem het onderwerp in beeld als is beschreven bij de basishan­delingen. Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen en de belichting te regelen.
De Anti-Shake-schaal geeft aan hoe sterk het beeld wordt gesta­biliseerd. Hoe meer LEDs er oplichten, des te onstabieler is het beeld. Controleer of het beeld wordt gestabiliseerd via de schaal en druk de ontspanknop geheel in om de foto te maken.
Anti-Shake kan niet worden gebruikt in combinatie met bepaal­de objectieven; zie daarvoor blz. 117. Zet Anti-Shake uit wanneer de camera op statief staat. De gemeten belichting kan worden gewijzigd wanneer u deze functie in- of uitschakelt.
35
34
Basistechniek weergave
Foto’s kunt u bekijken in de weergavestand. U vindt hier informatie over de basishandelingen voor weergave. De weergavestand heeft extra menufuncties, zie blz. 82.
BASISTECHNIEK WEERGAVE
Wilt u het histogram van de weergege­ven foto bekijken, druk dan op de op­toets. Druk op de neer-toets om terug te gaan naar enkelvoudige weergave.
Het donkere deel van het histogram toont de ver­deling van de helderheden van het opgenomen beeld, van zwart (links) tot wit (rechts). Elk van de 256 verticale lijnen geeft het relatieve aandeel weer van een bepaald helderheidsniveau binnen het beeld. U kunt het histogram gebruiken om belichting en contrast te evalueren; het histogram geeft geen kleurinformatie.
Delen van het beeld die de laagste of hoogste hel­derheidswaarde benaderen worden in het minia­tuurbeeld aangegeven. De delen van het beeld die dicht bij 0 of 255 liggen zullen knipperen.
De links/rechts-toetsen van de stuureenheid en beide instelwielen kunnen worden gebruikt om door de beel­den te scrollen.
FOTO’S BEKIJKEN
Druk op de weergavetoets om de weergavestand te activeren.
Beeldgrootte (blz. 66)
Beeldkwaliteit (blz. 66)
Opnametijdstip
Opnamedatum
Map/bestandsnummer (blz. 126)
Opnamenummer/ totaal aantal opnamen
Druk om terug te keren naar de opnamestand op de weergavetoets of op de ontspanknop.
FOTO’S ROTEREN
Druk op de neer-toets van de stuureenheid om het weergegeven beelden 90° naar links, 90° naar rechts, of horizontaal te draaien.
HISTOGRAMWEERGAVE
1. Sluitertijd
2. Diafragma
5. Opnamedatum
9. Flitscorrectie (blz. 48)
11. Cameragevoeligheid (ISO) (blz. 51)
12. Mapnaam/bestandsnummer (blz. 126)
8. Belichtingscorrectie (blz. 48)
6. Beeldgrootte (blz. 66)
4. Lichtmeetmethode (blz. 50)
10. Witbalans (blz. 60)
3. Belichtingsstand (blz. 39)
7. Beeldkwaliteit (blz. 66)
13. Opnamenummer/ totaal aantal opnamen
Aanduiding helder­heidsoverschrijding
WEERGAVESCHERM AANPASSEN
37
36
Basistechniek weergave
Wilt u een weergegeven opname wissen, druk dan op de wistoets; er wordt een bevestigings­scherm geopend.
U kunt het vertoonde beeld wissen. Een eenmaal gewist beeld kan niet worden teruggeroepen.
Druk op de stuureenheid om het commando in het bevestigingscherm uit te voeren. De camera gaat terug naar de weergavestand.
EEN OPNAME PER KEER WISSEN
Gebruik de links/rechts-toetsen om “Yes” te markeren. “No” heft de instelling op.
Delete this frame?
Yes No
Met de informatietoets regelt u welke informatie wordt ver­toond. Elke keer dat er op de knop wordt gedrukt wisselt de weergave naar de volgende methode: volledige weergave, alleen beeld, indexweergave. De indexweergave kan worden gewijzigd in sectie 1 van het weergavemenu.
Volledige weergave
Alleen beeld
Bij indexweergave verplaatst u het gele selectiekader met de vierwegtoetsen van de stuureenheid naar het volgende beeldje. Wanneer een beeld wordt omkaderd verschijnen de opnamedatum, de ver­grendelings- en printstatus en het opnamenummer onderaan het scherm. Het gemarkeerde beeld kan met de QuickView/Wissen-toets worden gewist (blz. 36).
Wordt er opnieuw op de informatietoets gedrukt, dan verschijnt het gemarkeerde beeld in enkelbeeld­weergave. Een indexbeeld met vier, negen of zestien beeldjes kan worden opgeroepen, alsook de bestandsbrowser. De index-weergavemethode kan in sectie 1 van het weergavemenu worden veran­derd (blz. 82, 87).
Indexweergave
De camera kan foto’s op een televisie vertonen. Lees op blz. 105 hoe u de camera met de mee­geleverde videokabel op een televisie aansluit.
Camera-info
39
38
Basistechniek weergave
VERGROTE WEERGAVE
Met het achterste instelwiel wijzigt u de vergroting.
Met de vierwegtoetsen van de stuureenheid verschuift u het vergrotingsveld.
U kunt een foto vergroten om details te kunnen be­oordelen. De maximale ver­groting is afhankelijk van de beeldgrootte: 2,4 x voor kleine opnamen, 4,7 x voor grote opnamen. RAW beel­den kunnen niet worden vergroot.
Druk op de vergro­tingstoets (1) om de vergro­te weergave te activeren.
Met het voorste instelwiel scrollt u langs de beelden. Bij een RAW opname wordt de vergrote weergave uit­geschakeld.
Het vergrotingskader (3) geeft aan welk deel van het beeld wordt vergroot. Met de vierwegtoetsen van de stuureenheid verschuift u het vergrotingsveld. Met het achterste instelwiel verandert u de groottte van het vergrotingsveld.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om het gehele beeld­veld weer te geven. Opnieuw indrukken van deze toets roept het vergrote beeld weer op.
Met de vierwegtoetsen van de stuureenheid verschuift u het vergro­tingsveld. De locatie-aanduiding (2) geeft aan welk deel van het beeld wordt weergegeven. Met het achterste instelwiel wijzigt u de vergroting.
GEAVANCEERDE OPNAMETECHNIEK
In dit hoofdstuk vindt u gedetailleerde informatie over de opnamefuncties en werking van de camera. Lees de gedeelten die aansluiten op uw interesse en behoefte.
Handmatige belichtingsregeling (blz. 44)
Sluitertijdvoorkeuze (blz. 43)
Diafragmavoorkeuze (blz. 42)
Programma-automatiek (blz. 40)
Volautomatisch programma (blz. 40)
Geheugenregister 1 (blz. 63)
Met de belichtingskeuzeknop selecteert u de belichtingsstand plus de opgeslagen camera-instellingen. De verschillende belichtings­standen worden hierna nader toegelicht.
Druk de ontgrendeling in en zet de belichtingskeuzeknop in de gewenste stand.
BELICHTINGSKEUZEKNOP
Geheugenregister 2 (blz. 63)
Geheugenregister 3 (blz. 63)
De monitor geeft de actieve belichtingsstand weer.
:zoom :scroll area
:zoom :move enlarge
41
40
Geavanceerde opnametechniek
PROGRAMMA-AUTOMATIEK - P
Met de Program Shift functie kunt u de sluitertijd/diafragmacombinatie wijzigen in zowel programma-automatiek als de volautomatische pro­grammastand. De ingebouwde flitser kan bij Program Shift niet worden gebruikt. Wordt de flitser uitgeklapt, dan worden alle veranderingen van Program Shift opgeheven.
Druk de ontspanknop half in totdat sluitertijd en diafragma verschijnen.
Draai aan het voorste of achterste instelwiel om de sluitertijd/diafrag­macombinatie te wijzigen; elke combinatie geeft dezelfde belichtings­hoeveelheid. De waarden worden gewijzigd afhankelijk van de stand van de belichtingscorrectieknop, zie de camera-info hieronder. Met het voorste instelwiel verandert u primair de sluitertijd (PS), met het ach­terste primair het diafragma (PA). Verandert het licht, dan blijft de geko­zen waarde gehandhaafd, de andere past zich aan.
PROGRAM SHIFT - PA/PS
De programma-automatiek wordt ingesteld met de belichtingskeuze­knop (blz. 39). Net als het volautomatische programma regelt de pro­gramma-automatiek zowel de sluitertijd als het diafragma. Deze instel­ling is gelijk aan de instelling die werd beschreven bij de basis-opna­mehandelingen op blz. 28. In tegenstelling tot het volautomatische programma worden functies die werden ingesteld niet op standaard gezet wanneer deze stand wordt gekozen.
Ligt de vereiste belichting buiten het sluitertijd- en diafragmabereik, dan knipperen sluitertijd en diafragma op de monitor en in de zoeker.
Plaats bij teveel licht een grijsfilter op het objectief of gebruik een lage­re cameragevoeligheid (ISO); werkt u met kunstlicht, verlaag dan de intensiteit van de verlichting. Gebruik onder te donkere omstandighe­den de ingebouwde flitser of verhoog de cameragevoeligheid (ISO).
VOLAUTOMATISCH PROGRAMMA
Het volautomatische programma wordt ingesteld met de belichtings­keuzeknop. Gebruik deze belichtingsstand wanneer u bij het fotogra­feren niets wilt instellen.
Het volautomatische programma werkt hetzelfde als de gewone pro­gramma-automatiek, behalve dat in de volautomatische opnamestand alle functies op hun standaardinstelling worden gezet. Het is mogelijk dat de standen van schakelaars hiermee niet overeenstemmen; con­troleer eventueel de camera-instellingen via de monitor. Uitschakelen van de camera zet de camerafuncties niet terug op standaard.
Corrigeert u de belichting, dan bepaalt de stand van de belichtingscorrectieknop of u wijzigt in stappen van 0,3 of 0,5 LW (lichtwaarde). Meer informatie over LW’s op blz. 81.
Denk er na gebruik van de belichtingscorrectieknop aan om de nulstand te kiezen, anders wordt de belichting van de volgende opnamen ook gecorrigeerd. Kijk op blz. 48 voor meer informatie over de belichtingscorrec­tieknop.
Camera-info
0,5 LW stappen
0,3 LW stappen
De functies worden ingesteld op: invulflits of rode-ogen-reductie, 14-segments honingraatpatroon­meting, Auto AF-stand, breed AF-veld, enkelbeeld transportstand, flits- en belichtingscorrectie terug op 0, ADI-flitssturing, automatische witbalans, automatische cameragevoeligheid (ISO), groot opna­meformaat, beeldkwaliteit Fine, kleurinstelling Natural, Digital Effects terug op standaard, bracketing­instelling 0,3 LW / 3 opnamen, ruisonderdrukking.
42
Geavanceerde opnametechniek
Sluitertijdvoorkeuze wordt ingesteld met de belichtingskeuzeknop (blz.
39). De fotograaf kiest de sluitertijd, de camera kiest het diafragma dat tot een juiste belichting zal leiden.
Draai aan een van beide instelwielen om een sluitertijd te kiezen van 30 tot 1/4000 seconde. Welke tussenwaarden mogelijk zijn (0,3 LW of 0,5 LW) is afhankelijk van de stand van de belichtingscorrectieknop, zie de camera-info op blz. 41. De sluitertijd is te zien op de monitor en in de zoeker.
Half indrukken van de ontspanknop roept het door de camera geko­zen diafragma op. Druk de ontspanknop geheel in om de foto te maken.
Ligt de vereiste belichting buiten het diafragmabereik, dan knippert de diafragma-aanduiding. Verander de sluitertijd totdat de aanduiding normaal is.
Bij gebruik van de flitser kan de sluitertijd niet korter zijn dan de flits­synchronisatietijd, zie blz. 42. Het flitsbereik is afhankelijk van het dia­fragma, zie blz. 51.
DIAFRAGMAVOORKEUZE - A
43
SLUITERTIJDVOORKEUZE - S
Diafragmavoorkeuze wordt ingesteld met de belichtingskeuzeknop (blz. 39). De fotograaf kiest het diafragma, de camera kiest de sluiter­tijd die tot een juiste belichting zal leiden.
Draai aan een van beide instelwielen om het diafragma in te stellen. Welke tussenwaarden mogelijk zijn (0,3 LW of 0,5 LW) is mede afhan­kelijk van de stand van de belichtingscorrectieknop, zie Camera-info op blz. 41. Welke diafragma’s beschikbaar zijn is afhankelijk van het objectief. De diafragmawaarde is te zien op de monitor en in de zoe­ker.
Half indrukken van de ontspanknop roept de door de camera gekozen sluitertijd op. Is de cameragevoeligheid (ISO) ingesteld op auto, dan verandert de sluitertijd na een diafragma-aanpassing mogelijk niet; de sluitertijden worden in kleine stappen gewijzigd. Druk de ontspanknop geheel in om de foto te maken.
Ligt de vereiste belichting buiten het sluitertijdenbereik, dan knippert de sluitertijdaanduiding. Verander het diafragma totdat de aanduiding normaal is.
Bij gebruik van de flitser kan de sluitertijd niet korter zijn dan de flits­synchronisatietijd. Als de sluitertijd knippert stelt u het diafragma bij totdat de aanduiding normaal is. Het flitsbereik is afhankelijk van het diafragma, zie blz. 51.
Bij gebruik van de ingebouwde flitser kunt u niet elke sluitertijd gebruiken. Wanneer Anti-Shake is ingeschakeld kunt u geen kortere sluitertijd gebruiken dan 1/125s. Is Anti-Shake niet actief, dan is 1/160 de flitssynchronisatietijd. U kunt geen kortere sluitertijd kiezen, wel een langere.
Flitssynchronisatietijd
De voor een opname gebruikte sluitertijd verschijnt op de monitor en in de zoeker. De volgende notatie wordt gehanteerd:
deze aanduiding wordt gebruikt voor sluitertijden van 1/4000 tot 1/3 seconden. 125 is 1/125 seconde.
Voor sluitertijden van een halve seconde of langer wordt een aanhalingste­ken gebruikt om hele seconden aan te geven. 1”5 is anderhalve seconde en 15” is vijftien seconden.
Over sluitertijden
44
Geavanceerde opnametechniek
HANDINSTELLING BELICHTING - M
45
Gebruik het voorste instelwiel om de sluitertijd zover te verlagen dat “BULB” verschijnt.
Gebruik het achterste instelwiel om het gewenste diafragma in te stellen.
Om een tijdopname te maken houdt u de ontspanknop zo lang ingedrukt als de belichting moet duren. Loslaten van de ontspanknop stopt de belichting.
De monitor is tijdens de opname blanco en blijft na de opname maximaal 30 seconden blanco in de tijd dat de ruisonderdrukking op het beeld wordt toegepast.
Tijdopnamen kunnen worden gemaakt met handmatige belich­tingsregeling (M). Gebruik van een statief, afstandsbedieningskabel en oculairkapje (blz. 59) is aan te bevelen. Het belichtingssysteem van de camera kan niet worden gebruikt om tijdopnamen te bere­kenen. Gebruik van een losse belichtingsmeter is aan te bevelen. Anti-Shake wordt uitgeschakeld.
Tijdopnamen
Met het voorste instelwiel stelt u de sluitertijd in.
Met de handmatige belich­tingsregeling kunt u zelf diafragma en sluitertijd in­stellen. Deze stand scha­kelt de automatische be­lichtingsregeling uit, waar­door de fotograaf maximale controle heeft over het eindresultaat. U kunt ook tijdopnamen maken, zie hieronder. De handmatige belichtingsregeling wordt ingesteld met de belich­tingskeuzeknop (blz. 39).
Met het achterste instelwiel wijzigt u het diafragma.
Houd de AEL-toets (1) inge­drukt terwijl u aan een van de instelwielen draait als u de sluiterttijd/diafragma­combinatie wilt wijzigen zonder de belichting te ver­anderen.
De ingestelde belichting is 1,0 LW minder (–) dan de belichting die de meter aangeeft. Op de monitorschaal zie u de aanduiding M.M.
De pijl geeft aan dat de ingestelde belichting 0,5 LW meer (+) of minder (–) is dan de grootste waarde op de schaal die door de meter is vastgesteld.
De knipperende pijl geeft aan dat de ingestelde belichting 1,0 LW meer (+) of minder (–) is dan de grootste waarde op de schaal die door de lichtmeter is vastgesteld.
De sluitertijd- en diafragmawaarden worden gewijzigd afhankelijk van de stand van de belichtings­correctieknop, zie de camera-info op blz. 41. De functie van de instelwielen bij handmatige belich­tingsregeling kan worden gewijzigd met het custom-menu (blz. 96). Bij gebruik van de flitser kan de sluitertijd niet korter zijn dan de flitssynchronisatietijd, zie blz. 42. Het flitsbereik is afhankelijk van het diafragma, zie blz. 51.
De LW-schaal op de monitor en in de zoeker geeft het verschil weer tussen de ingestelde belichting en de belichting die de lichtmeter van de camera meet. Druk de ontspanknop half in om de belich­tingsmeter te activeren. De stappen op de schaal zijn afhankelijk van de stand van de belichtingscor­rectieknop. De voorbeelden hieronder zijn gebaseerd op een verschil van 0,5 LW. Meer informatie over LW’s op blz. 81.
+2,5 LW
+3,5 LW
±3,0 LW
±4,0 LW
AFSTANDSBEDIENINGSKABEL (ACCESSOIRE) AANSLUITEN
U kunt de als extra leverbare afstandsbedieningskabels (RC-1000S en RC­1000L) gebruiken om te voorkomen dat aanraking van de camera tot trillingson­scherpte leidt.
Schuif het deksel van de afstandsbediening open en steek de stekker in de aan­sluiting (1). Open de clip voor de afstandsbediening op de riem en druk de kabel in de groef. Sluit de clip totdat hij vastklikt (2).
47
46
Geavanceerde opnametechniek
BELICHTINGSVERGRENDELING - AEL-TOETS
Met de AEL-toets kunt u de belichting vergrendelen zonder het AF-systeem te activeren. Deze func­tie stelt u in staat een lichtmeting op een grijskaart uit te voeren of op een meetobject buiten het onderwerp. Gebruikt u de flitser in de belichtingsstanden P en A, dan kan er mt lange sluitertijden wor­den geflitst (blz. 47). De werking van de AEL-toets kan worden veranderd in sectie 1 van het custom­menu (blz. 95).
Neem het te meten object in de zoeker, rekening houdend met de gebruikte lichtmeet­methode (blz. 50). Druk op de AEL-toets en houd hem ingedrukt (1) om de belichting te vergrendelen; de sluitertijd en het diafragma verschijnen en de AEL-aanduiding ver­schijnt in de monitor en op de monitor. Laat de ontspanknop los als u de vergrende­ling wilt opheffen.
Houd de AEL-toets ingedrukt, plaats het onderwerp binnen het scherpstelkader en druk de ontspanknop half in om scherp te stel­len (2). Druk de ontspanknop geheel in om de foto te maken.
De belichting blijft vergrendeld als na het maken van de foto de AEL-toets ingedrukt wordt gehouden.
Ook als de belichting vergrendeld is blijft de belichtingsmeter van de camera actief. De LW-schaal in de zoeker en op de monitor toont het verschil tussen de vergrendelde belichting en de gemeten waarde. Hierbij wordt de spotmeting gebruikt.
Bij flitsopnamen kunt u door op de AEL-toets te drukken het flitsen met lange sluitertijden activeren, in programma-auto­matiek, het volautomatische programma en diafragmavoor­keuze. Door bij de flitsopname een lange sluitertijd te gebruiken wordt het omgevingslicht optimaal gebruikt, waardoor de achtergrond minder donker wordt. Dit werkt alleen goed als de camera goed stil wordt gehouden en de achtergrond geen beweging vertoont.
Drukt u op de AEL-toets en houdt u hem ingedrukt, dan wordt de belichting voor het aanwezige licht bepaald en wordt de flitsbelichting afgestemd op de vergrendelde belichtingsinstelling. Gebruik van een statief is aan te beve­len.
OVER FLITSEN MET LANGE SLUITERTIJDEN
AEL-aanduiding LW-schaal
2
Wijst de LW-schaal 0 aan, dan is de vergrendelde belichting die in de sluitertijd/diafragma-aanduiding wordt getoond gelijk aan de belichting die in het spotmeetveld wordt gemeten.
Het gemeten veld is 1,0 LW donkerder (–) dan de vergrendelde belichting.
De pijl geeft aan dat de ingestelde belichting 0,5 LW lichter (+) of donkerder (–) is dan de grootste waarde op de schaal in ver­gelijking met de vergrendelde belichting.
De knipperende pijl geeft aan dat de ingestelde belichting 1,0 LW lichter (+) of donkerder (–) is dan de grootste waarde op de schaal in vergelijking met de vergrendelde belichting.
De stappen op de schaal zijn afhankelijk van de stand van de belichtingscorrectieknop. Kijk bij Camera-info op blz. 41. De voorbeelden hieronder zijn gebaseerd op een verschil van 0,5 LW.
+2,5 LW
+3,5 LW
±3,0 LW
±4,0 LW
48
Geavanceerde opnametechniek
49
BELICHTINGS- EN FLITSCORRECTIE
De belichting voor het aanwezige licht en de flitsbelichting kunnen worden gecorrigeerd voordat de opname wordt gemaakt, om de foto lichter of donkerder te maken.
Wilt u een correctie voor het aanwezige licht, druk dan op de ontgrendeling en draai de belichtingscorrectieknop in de gewenste stand (1). Wilt u de flitsbelichting corrigeren, draai dan aan de flitscorrectieschaal met de hendel aan de voor­zijde van de camera (2).
Flitscorrectie
Belichtingscorrectie
De belichtingscorrectieknop heeft twee schalen. De oranje schaal geeft correcties over ±2.0 LW in stappen van 0,3 LW. De zilverkleurige schaal geeft correcties over ± 3,0 LW in stappen van 0,3 LW.
De stand van de schaal is ook bepalend voor de belich­tingsstanden. Kijk bij Camera-info op blz. 41. Gebruikt u stappen van 0,3 LW, dan worden de grootste en kleinste diafragma-openingen van objectieven mogelijk niet correct weergegeven.
–2 LW–1 LWGemeten belichting
Soms wordt de belichtingsmeter van de camera misleid door een overwegend licht of donker onder­werp. Zo kan bijvoorbeeld een zeer licht tafereel, zoals een sneeuwlandschap of een zonbeschenen wit strand, te donker op de opname komen. Pas dan voordat u de opname maakt de belichting aan met een correctie van +1 of +2 LW, zodat u een foto met normale toonwaarden krijgt.
In dit voorbeeld leidde het donkere water tot overbelichting, waardoor het beeld te licht werd. Door toepassing van een belichtingscorrectie ontstaat er detaillering in de bladeren, en de stenen en het water zien er realistischer uit.
Past u een invulflits toe om de harde schaduwen in iemands gezicht op te helderen die ontstaan bij fel zonlicht, dan kunt u een flitscorrectie toepassen om de verhouding tussen de lichte beeldpartijen en de schaduwen te regelen. De invulflits heeft invloed op de diepte van de schaduwen zonder de beeldpartijen aan te tasten die door de zon worden verlicht. Vermindert u de flitsdosering met een negatieve flitscorrectie, dan krijgen de schaduwen minder licht, maar er komen wel details naar voren die zonder flits in de schaduwen verborgen zouden blijven. Verhogen van de flitsdosering met een positieve correctiewaarde maakt het beeld zachter en zal de schaduwen zelfs zo goed als elimineren.
Positieve correctie Geen correctie Negatieve correctie Geen flits
0,5 LW stappen
0,3 LW stappen
Bij het instellen van een belichtings- of flitscorrectie is de verandering in LW zichtbaar op de monitor. De flitscorrectie verschijnt alleen als de flitser uitgeklapt is. De LW-schaal van de zoeker geeft veranderingen in de belichtingscorrec­tie weer; ± 2,5 LW verschijnt met een pijl, ± 3,0 LW wordt aangegeven met een knipperende pijl. Nadat de instelling is verricht geven de sluitertijd en het diafragma de actuele belichtingsinstelling aan.
2
1
+2,5 LW +3,0 LW
U kunt de belichtingscorrectie toewijzen aan de instel­wielen in sectie 2 van het custom-menu (blz. 96)
Camera-info
51
50
Geavanceerde opnametechniek
LICHTMEETMETHODEN
Met de lichtmeetmethode bepaalt u het meetpa­troon dat de belichtingsmeter van de camera han­teert.
Zet de lichtmeetschakelaar in de gewenste stand.
Spotmeting - meet het licht binnen een kleine cirkel. Met spot­meting kunt u een bepaald onderwerp zeer precies meten, zon­der dat de meting wordt misleid door zeer lichte of donkere beeldpartijen in de nabijheid van het onderwerp.
Centrumgerichte meting - meet het licht in het totale beeldveld, met nadruk op het centrum.
Spotmeetveld
14-Segments honingraatpatroonmeting - de standard meetmethode van de camera, geschikt voor de meeste situaties. Door de verkregen metingen te combineren met informa­trie over de positie van het onderwerp en de afstand uit het autofocus-systeem laat deze methode zich minder sterk misleiden door sterke lichtbronnen of tegenlicht.
CAMERAGEVOELIGHEID - ISO
In de auto-stand past de camera de gevoeligheid automatisch aan de lichtomstandigheden aan, tus­sen ISO 100 en 400. Een verdubbeling in ISO betekent een verdubbeling in de gevoeligheid en staat voor een verschil van 1 LW. Net als de korrel bij conventionele fotografie neemt de beeldruis toe als de gevoeligheid hoger wordt. Een instelling op ISO 100 geeft de minste ruis, ISO 3200 de meeste.
Een verandering in ISO heeft ook invloed op het flitsbereik. Het flitsbereik is afhankelijk van het gebruikte diafragma:
Voor de cameragevoeligheid kunt u kiezen uit zeven instellingen: Auto, 100, 200, 400, 800, 1600 en 3200*. De numerieke waarden zijn gebaseerd op het ISO-equivalent voor film: hoe hoger het getal, des te gevoeliger is de film.
Druk op de ISO-toets (1) om het scherm te openen.
Met de links/rechts-toetsen van de stuureenheid en de instelwielen regelt u de instelling.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid of op de ontspanknop om de instelling af te sluiten.
ƒ/2,8
ISO-stand
100
400 / AUTO
800
1600
1,0 ~ 4,3 m
1,0 ~ 6,0 m 1,4 ~ 8,6 m
2,0 ~ 12 m
2,8 ~ 17 m
ƒ/5,6ƒ/4,0
Liggen de helderheidsniveaus van een scene buiten het meetbereik, dan knipperen beide pijlen aan de uiteinden van de LW-schaal. Gebruik bij wei­nig licht de flitser van de camera. Plaats bij te veel licht een grijsfilter voor het objectief om het licht te verminderen.
3200* 4,0 ~ 24 m
* Geactiveerd met de optie ISO-menu setup in sectie 4 van het custom-menu (blz. 100).
1,0 ~ 3,0 m
1,0 ~ 4,3 m
1,0 ~ 6,0 m
1,4 ~ 8,6 m
2,0 ~ 12 m
2,8 ~ 17 m
1,0 ~ 2,1 m
1,0 ~ 3,0 m
1,0 ~ 4,3 m
1,0 ~ 6,0 m
1,4 ~ 8,6 m
2,0 ~ 12 m
200
52
Geavanceerde opnametechniek
SCHERPSTELSCHAKELAAR
Enkelvoudige AF (Autofocus), continu AF, automatische AF en hand­matige scherpstelling kunt u kiezen met de scherpstelschakelaar.
Zet de scherpstelschakelaar (1) in de gewenste stand om de scherp­stelstand te kiezen. De actieve scherpstelstand verschijnt op de moni­tor.
Het AF-systeem wordt geactiveerd wanneer u de ontspanknop half indrukt. De scherpstelling wordt bevestigd met de scherpstelsignalen in de zoeker, zie blz. 29.
53
Enkelvoudige AF - voor algemeen gebruik. De werking is beschreven bij de basistech-
niek opname. Scherpstelvergrendeling is mogelijk (blz. 30).
Continu AF - voor het fotograferen van zich verplaatsende onderwerpen. De camera blijft op het onderwerp scherpstellen, ook wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. Spot- en locale AF-velden lichten op als het onderwerp zich door het brede scherpstel­kader verplaatst om aan te geven op welke positie de continu AF actief is. Scherpstelvergrendeling is niet mogelijk.
Handmatige scherpstelling - de MF aanduiding verschijnt in de zoeker en op de moni­tor om de scherpstelstand aan te geven. De scherpstelsignalen verschijnen als een object in een Spot- of locaal AF-veld scherp is; het betreffende veld licht dan op. Alle velden zijn actief wanneer u het brede scherpstelveld gebruikt; een specifiek AF-veld kan worden gekozen met de scherpstelveldselectie (blz. 55)
Automatische AF - de camera maakt zelf de keuze tussen enkelvoudige AF en continu AF, afhankelijk van de beweging van het onderwerp. Deze AF-stand kan worden gewijzigd in Directe Handmatige Scherpstelling (DMF) in sectie 1 van het custom-menu (blz. 96).
AF/MF-TOETS
Druk op de AF/MF-toets en houd hem ingedrukt om te schakelen tussen autofocus en handmatige scherpstel­ling. Laat de knop los om terug te keren naar de oor­spronkelijke scherpstelstand. Deze functie is niet moge­lijk bij gebruik van xi en AF Power Zoom objectieven, en evenmin met het STF 135mm f/2.8 [T/4.5] objectief.
Welke scherpstelstand wordt gebruikt is afhankelijk van de stand van de scherpstelschakelaar. Bij instelling op handmatige scherpstelling gaat de scherpstelstand over op enkelvoudige AF. Staat de scherpstelschakelaar in een van de AF-standen, dan wordt de handmatige scherpstelling geactiveerd en verschijnt de MF-aandui­ding in de zoeker. De werking van de AF/MF-toets kan worden veranderd in sectie 1 van het custom-menu (blz.
94).
VISUELE SCHERPTEDIEPTECONTROLE
Het diafragma bepaalt de scherptediepte; scherpte­diepte is de zone voor de camera waarbinnen alles scherp wordt weergegeven. Hoe kleiner de opening van het diafragma (oftewel: hoe hoger de f-waarde), des te groter is de scherptediepte. Met de visuele scherptedieptecontrole wordt het diafragma op de voor de belichting gekozen waarde ingesteld, zodat de scherptediepte in de zoeker kan worden beoor­deeld.
Druk de ontspanknop half in om de scherpstelling en de belichting te vergrendelen. Druk op de scherpte­dieptetoets om het diafragma tot de gekozen waarde te sluiten.
Een aantal Konica Minolta objectieven is uitgerust met een toets voor scherpstelvergrendeling (focus hold). Via sectie 1 van het custom-menu kunt u de visuele scherptedieptecontrole aan deze toets toewijzen (blz. 94).
Camera-info
55
54
Geavanceerde opnametechniek
AF-VELD-SCHAKELAAR
Spot-AF
Met de AF-veld-schakelaar regelt u welke AF-velden worden gebruikt. De schakelaar heeft drie standen:
Breed scherpstelveld - voor scherpstelling binnen het brede scherpstelkader in de zoeker. Kijk bij de basis-opnametechniek op blz. 28. Met indrukken van de vierweg­toetsen van de stuureenheid kunt u de scherpstelling activeren en vergrendelen. Spot­AF is mogelijk, zie hieronder. Het AF-hulplicht is actief (blz. 97).
Scherpstelveldvergrendeling - om de scherpstelveldkeuze vast te zetten. De stuur­eenheid kan niet worden gebruikt om het AF-systeem te activeren.
Scherpstelveldselectie - een specifiek AF-veld kan worden gekozen, zie hieronder. Het AF-hulplicht is actief (blz. 97).
Scherpstelsignaal
Spot AF-veld
Spot-AF kan worden ingeschakeld wanneer er met het brede AF-veld wordt gewerkt. Richt het Spot­AF-veld op het onderwerp en druk de centrale toets van de stuureenheid in om scherp te stellen. Het scherpstelsignaal in de zoeker bevestigt de scherp­stelling en de Spot-AF-aanduiding (1) verschijnt op de monitor.
Bepaal de defintitieve beeldcompositie en druk de ontspanknop geheel in om de foto te maken. De scherpstelling blijft na de opname vergrendeld zolang de centrale toets ingedrukt wordt gehouden.
Scherpstelveldselectie
Zet de AF-veld-schakelaar op scherpstelveldselectie.
Kies het AF-veld met de stuureenheid; elke keer dat er een AF-veld is geselecteerd stelt de camera scherp. Selecteer met de stuureenheid een van de locale AF-velden; met de centrale toets kiest u het Spot-AF-veld.
Het actieve veld wordt op de monitor aangegeven en licht in de zoeker kort op.
Door indrukken van de gewenste richting van de stuureenheid wordt de scherpstelling vergrendeld; het scherpstelsignaal in de zoeker bevestigt de scherpstelling. Bepaal de defintitieve beeldcomposi­tie en druk de ontspanknop geheel in om de foto te maken. De scherpstelling blijft na de opname ver­grendeld totdat de stuureenheid wordt losgelaten.
Zet de AF-veld-schakelaar in de vergrendelstand om de keuze voor een bepaald AF­veld vast te zetten. Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen.
Bij de objectieven AF Reflex 500mm f/8 en AF Power Zoom 35-80mm f/4.0-5.6 kan alleen Spot­AF-veld worden gebruikt.
Camera-info
57
56
Geavanceerde opnametechniek
Met de transportstanden regelt u de manier waarop beelden worden opgenomen. Op de monitor verschij­nen aanduidingen voor de geselecteerde transport­stand. De transportstand wordt ingesteld met de trans­portschakelaar. Verstel de schakelaar met de hendel aan de voorzijde.
TRANSPORTSTANDEN
Enkelbeeld bracketing – opnameserie maken met verschillende belichtingsinstellingen (blz. 58) De foto’s worden een voor een gemaakt.
Enkelbeeldtransport – elke keer dat de ontspanknop wordt ingedrukt wordt een enkele opname gemaakt (blz. 28). Intervalopname kan worden gebruikt (blz. 78).
10 seconden zelfontspanner – om het moment van de opname met 10 seconden te ver­tragen. Om zelf op de foto te komen (blz. 57).
Continu bracketing – opnameserie maken met verschillende belichtingsinstellingen (blz.
58) De hele serie wordt met één druk op de knop gemaakt.
2 seconden zelfontspanner – om het moment van de opname met 2 seconden te ver­tragen (blz. 57).
Continu-transport – serie opnamen maken zolang de ontspankop ingedrukt wordt gehouden (blz. 57).
TELLER RESTERENDE OPNAMEN
De teller voor de resterende opnamen geeft bij benadering het aantal opnamen aan dat tijdens het fotograferen in het buffergeheugen van de camera kan worden opgeslagen. Dit aantal verandert door­dat er foto’s worden opgenomen en op de geheugenkaart worden weggeschreven.
Teller resterende opnamen
Met continu transport kunt u een serie opnamen maken door de ontspanknop ingedrukt te houden. De hoogste opnamefrequentie bij continu transport is 3 beelden per seconde. Het maximum aantal beelden dat kan worden opgenomen is afhankelijk van de instellingen voor beeldgrootte en -kwaliteit. U kunt ongeveer negen RAW of RAW & JPEG opnamen achtereen maken; kijk in de tabel voor ande­re combinaties. De aantallen zijn een benadering en zijn ook afhankelijk van de beeldinhoud.
OVER CONTINU TRANSPORT
OVER DE ZELFONTSPANNER
Plaats de camera op statief, bepaal de beelduitsnede als beschreven bij de basistechnieken (blz. 28).
Druk de ontspanknop half in om de belichting en de scherpstelling te vergrendelen. Druk de ont­spanknop geheel in om het aftellen te starten. Omdat scherpstelling en belichting worden bepaald bij half indrukken van de ontspanknop moet u niet voor de camera staan wanneer u een zelfontspan­neropname start. Controleer altijd de scherpstelling met de scherpstelsignalen voordat u het aftellen start. Plaats het oculairkapje op de zoeker als er zich een heldere lichtbron achter de camera bevindt; zie blz. 59.
Bij de 10-seconden-zelfontspanner knippert het zelfontspannerlampje voorop de camera; het knipperen gaat vergezeld van een audio-signaal. Vlak voor de opna­me gaat het lampje continu branden. Wilt u het aftellen stoppen, verander dan de stand van de transportschakelaar of de flitser (uit- of neerklappen), of zet de camera uit. Het audiosignaal kan worden uitgeschakeld in sectie 1 van het setup-menu (blz. 102). De spiegel klapt vlak voor de opname omhoog.
Bij de 2-seconden-zelfontspanner wordt tijdens het aftellen geen signaal gege­ven. De spiegel klapt omhoog als het aftellen begint.
L
Extra fine
Fine
Standard
12
15
19
S
20
30
43
M
14
19
26
Bij AF Zoom xi en Power Zoom objectieven kan bij continu trans­port de zoom niet worden gebruikt. De opnamefrequentie wordt bij flitsopnamen lager, omdat de flitser zich tussen de opnamen door moet kunnen opladen. Scherpstelling en belichting worden bij Continu AF en Auto AF voor elke opname apart bepaald.
58
Geavanceerde opnametechniek
OVER BRACKETING (BELICHTINGSTRAPJES)
Bracketing is een methode om een serie belichtingsvariaties van een statisch onderwerp te maken (belichtingstrapje). Gewone bracketing en flitsbracketing zijn mogelijk.
Selecteer Continu bracketing of Enkelbeeld bracketing met de transportschakelaar (blz. 56). Continu bracketing geeft automatisch een complete serie opnamen wanneer de ontspankop ingedrukt wordt gehouden. Bij Enkelbeeld bracketing moet de ontspanknop voor elke afzonderlijke opname worden ingedrukt.
Het aantal opnamen en het belichtingsverschil worden op de LW-schaal op de monitor weergegeven. De kleurinstellingen wordt ingesteld in sectie 2 van het opnamemenu (blz. 64, 70). De bracketingvol­gorde is ook instelbaar (blz. 70).
59
Bij belichtingsbracketing in de S-belichtingsstand wordt het diafragma gevarieerd. In de standen A en M wordt er met de sluitertijd gevarieerd; in de M-stand kunt tijdens de reeks op de AEL-toets druk­ken om het diafragma te laten variëren. In de programmastand en de volautomatische programma­stand wordt er met sluitertijd en diafragma gevarieerd.
Wilt u een flitsbracketingserie maken, klap dan de flitser uit; de belichtingsinstelling voor het aanwe­zige licht blijft constant. Tussen de opnamen door wordt de flitser opgeladen. Wordt de flitser inge­klapt, dan gaat de camera over op belichtingsbracketing.
Bepaal de beeldcompositie als aangegeven bij de basistechniek opname (blz. 28). Tijdens het uitvoe­ren van de bracketingreeks geeft een index van de LW-schaal de resterende opnamen aan. Maakt u een continu bracketingreeks en laat u de ontspanknop los voordat de reeks is voltooid, dan wordt de reeeks niet afgemaakt. Gebruikt u Continu AF of Auto AF bij bewegende onderwerpen (blz. 52) dan stelt de camera tussen de opnamen door scherp.
0,3 LW bracketing 0,5 LW bracketing
Normaal
Onder
Over
Flitsbracketing: 0,5 LW / 5 opnamen
Belichtingsbracketing: 0,3 LW, 3 opnamen
Het meegeleverde oculairkapje voorkomt dat er bij gebruik van de zelfontspanner of het maken van lange tijdopnamen licht via de zoeker binnentreedt en de belichtingsmeter beïnvloedt of het beeld slui­ert.
Verwijder voorzichtig de oogschelp door hem aan beide zij­den beet te pakken en omhoog te schuiven.
Schuif het oculairkapje voor de zoeker. Bevestig het kapje aan de camerariem om verlies te voorkomen. Plaats na de opname de oogschelp weer terug.
Op deze camera kunt u de Hoekzoeker Vn en de Zoekerloep Vn plaatsen. Met de Hoekzoeker kunt u makkelijker vanaf een laag standpunt werken. De Zoekerloep vergroot het midden van het zoeker­beeld, zodat u extra kritisch kunt scherpstellen, belangrijk voor onder meer macrofotografie.
Met de Oculair-correctielenzen uit de serie 1000 kunt u de oogcorrectie aanpassen als de ingebouw­de oculairverstelling niet toereikend is.
Deze accessoires worden als boven beschreven op het oculair geplaatst. Neem voor meer informatie over deze en andere accessoires contact op met uw Konica Minolta dealer.
OCULAIRKAPJE BEVESTIGEN
ZOEKERACCESSOIRES (APART LEVERBAAR)
60
Geavanceerde opnametechniek
WITBALANS
De witbalans zorgt ervoor dat er onder uiteenlopende lichtomstandigheden een natuurlijke kleurweergave wordt verkregen. De actieve witbalansinstel­ling verschijnt in het witbalansveld op de monitor.
Automatische witbalans - bepaalt het type licht en past de witbalans dienovereenkom­stig aan. Wordt de ingebouwde flitser gebruikt, dan wordt de kleurbalans op de kleur­temperatuur van flitslicht ingesteld. Zet eenvoudigweg de witbalansschakelaar in de AWB-stand.
61
Met de eigen witbalansinstelling kunt de camera afstemmen op specifieke lichtomstandigheden. U kunt in de camera drie instel­lingen opslaan.
De witbalansschakelaar moet in de custom-stand staan; druk op de witbalanstoets om het instelscherm te openen.
Eigen witbalansinstelling
Werd de optie Set geselecteerd, dan verschijnt de rode Custom setup aanduiding op de monitor.
Vul het spotmeetveld met een wit neutraal getint object; het object hoeft niet scherp te zijn. Druk de ontspanknop in om de camera te kalibreren.
Gebruik in het register-selectiescherm de instelwielen of de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om het eigen witba­lansregister te selecteren waarin u de instelling wilt opslaan; eer­dere instellingen worden automatisch vervangen. Druk op de centrale toets om de instelling te voltooien.
Zet de witbalansschakelaar in de gewenste stand:
Vooringestelde witbalans - zelf witbalans instellen voor een bepaald type licht.
Eigen witbalansinstelling - zelf de camera voor speciale lichtomstandigheden kalibreren.
De witbalansschakelaar moet in de stand PWB staan; druk op de witbalanstoets om het instelscherm te openen.
Met het voorste instelwiel en de links/rechts-toetsen van de stuureenheid selecteert u de witbalansinstelling.
Met het achterste instelwiel en de op/neer-toetsen van de stuur­eenheid kunt u de instelling over zeven niveaus aanpassen: +3 tot –3 (+4 tot –2 voor fluorescentielicht). Elke waardeverandering betekent een verschuiving van circa 10 mired (behalve bij fluo­rescentielicht).
Druk op de centrale toets om de instelling te voltooien. Meer informatie over lichtbronnen op blz. 81.
Kleurtemperatuur - witbalans op een bepaalde kleurtemperatuur afstemmen.
Vooringestelde witbalans
Vooringestelde witbalans
:sel. :adj. :enter
Cloudy
Eigen witbalansinstelling
:select :enter
Met de instelwielen en de links/rechts-toetsen van de stuureen­heid kunt u een eerder opgeslagen eigen instelling selecteren, in register 1, 2 of 3, plus de instel-optie (set) om de camera te kali­breren.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om een eigen registerinstelling toe te passen of de kalibratieroutine voort te zetten.
Select register
:select :enter
Eigen registers
63
62
Geavanceerde opnametechniek
Onder extreem heldere lichtbronnen kan zich een kalibratiesto­ring voordoen, met name bij flitsapparatuur. Doet zich een sto­ring voor, dan verschijnt er een melding op de monitor en wordt de witbalansaanduiding geel. Markeer de Return knop en druk op de centrale toets van stuureenheid. Kalibreer opnieuw met een grijskaart als referentie-object om de lichtintensiteit te ver­minderen.
De witbalans kan worden ingesteld op een bepaalde kleurtem­peratuur van een lichtbron of op de kleurtemperatuur die werd gemeten met een kleurtemperatuurmeter.
De witbalansschakelaar moet in de stand K staan; druk op de witbalanstoets om het instelscherm te openen.
Met het voorste instelwiel of de links/rechts-toetsen van de stuureenheid regelt u de kleurtemperatuur in duizendtallen Kelvin. Met het achterste instelwiel of de lp/neer-toetsen van de stuureenheid regelt u de kleurtemperatuur in honderdtallen Kelvin.
Druk op de centrale toets om de instelling te voltooien. Meer informatie over lichtbronnen op blz. 81.
Kleurtemperatuur
Kleurtemperatuur
:adjust :enter
Kleurtemperatuur geeft u een nauwkeurige manier om het licht te meten van lichtbronnen met een continu spectrum, zoals het zonlicht en het licht van gloeilampen. Bij een discontinu spec­trum geeft het werken met kleurtemperatuur echter minder betrouwbare resultaten, zoals bij fluorescentielicht (TL-licht) of licht van kwikdamplampen.
Over kleurtemperatuur
GEHEUGEN - CAMERA-INSTELLINGEN OPSLAAN
Wilt u de camera-instellingen opslaan, druk dan op de MSET-toets (1); de instelling ver­schijnt op het registerscherm.
Gebruik de instelwielen of de links/rechts­toetsen van de stuureenheid om het geheu­genregister te selecteren waarin u de instel­lingen wilt opslaan; eerdere instellingen worden automatisch vervangen. Druk op de centrale toets om de instelling te voltooien.
U kunt drie sets camera-instellingen opslaan. U kunt er tijd mee sparen, omdat u vaak gebruikte com­binaties van instellingen zonder tijdverlies kunt instellen. U kunt camera-instellingen niet uit het geheu­gen wissen door de camera uit te zetten. U wist ze met de Reset-functie in sectie 3 van het setup­menu.
Select register
:adjust :enter
Geheugenregisters
De camera-instellingen worden opgeroepen met de belichtingskeuzeknop.
Druk op de ontgrendeling en kies met de belichtingskeuzeknop het gewenste geheu­genregister (2).
De instellingen verschijnen op de monitor. De camera-instellingen stemmen mogelijk niet overeen met de stand van knoppen en schakelaars.
U kunt de MSET-toets gebruiken voor ver­snelde menukeuze. Deze functie is instel­baar in sectie 4 van het custom-menu.
Geheugenregister
Select register
:select :enter
Return-knop
Custom WB error.
Met de instelwielen kunt u de cursor door de menu’s ver­plaatsen. Met het voorste instelwiel verplaatst u de cursor omhoog en omlaag. Met het achterste instelwiel verplaatstt u de cursor naar links en rechts.
Camera-info
Flash mode Fill-flash
Flitsregeling ADI flash
Power ratio 1/1
Setup
0.3Ev/3frames
0.3Ev/3frames
Setup
Bracket order
Inst.Playback 2 sec.
Setup Image & info.
Noise reductn On
Interval
Image size L: 3008x2000
Quality Fine
Color mode Natural: sRGB
Digital FX
Reset
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de gewenste menu-tab te doen oplichten; als een andere tab wordt geselecteerd verandert het menu.
64
Opnamemenu
In de opnamestand drukt u op de menu-toets om het menu te openen en te sluiten. Gebruik de vier­wegtoetsen van de stuureenheid en de instelwielen om de cursor in het menu te verplaatsen. Druk op de centrale toets van de stuureenheid om een instelling te openen.
Wordt het gewenste menudeel weergegeven, gebruik dan de op/neer-toetsen om door de menu-opties te scrollen. Laat de optie oplichten waarin u iets wilt veranderen.
Druk nu op de rechts-toets van de stuureenheid om de instellingen te zien; de huidige instelling wordt met een pijl aangegeven. Om terug te keren naar de menu-opties moet u op de links-toets te drukken.
Gebruik de op/neer-toetsen om het onderdeel te markeren. Verschijnt ‘Enter’, druk dan op de centrale toets om het volgende scherm te openen.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de oplichtende instelling te selecteren.
Is een instelling eenmaal geselecteerd, dan keert de cursor terug naar de menu-opties en de nieuwe instelling wordt getoond. Veranderingen blijven mogelijk. Druk op de menu-toets om terug te keren naar de opnamestand.
NAVIGEREN DOOR HET OPNAMEMENU
Activeer het opnamemenu met de menu-toets. Tab 1 bovenin het menu wordt gemarkeerd.
OPNAMEMENU
65
Instellen resolutie (blz. 66).
Bestandstype en compressie instellen (blz. 66).
Flitsstand ingebouwde flitser regelen (blz. 71).
Automatische of handmatige flitssturing (blz. 75).
Functies opnamestand instellen (blz. 70).
Instellen en starten intervalopname (blz. 78).
Instelling voor belichtingsbracketing (blz. 70).
Foto’s na de opname weergeven (blz. 77).
Kleurinstelling en kleurruimte instellen (blz. 68).
Ruisonderdrukking op lange tijdopnamen toepassen (blz. 77).
Instelling voor flitsbracketing (blz. 70).
Bracketingvolgorde instellen (blz. 70).
Instelling contrast, verscherping, verzadiging en kleurtoon (blz. 69).
Handmatige instelling flitsvermogen (blz. 76).
Instelling voor directe weergave (blz. 77).
66
Opnamemenu
Beeldgrootte en -kwaliteit worden ingesteld in sectie 1 van het opnamemenu (blz. 64). De instellingen verschijnen op de monitor.
S
S: 1504 x 1000 (Small - Klein)
De beeldgrootte heeft invloed op het aantal pixels van een beeld. Hoe groter het beeld, des te groter is het bestand. Kies de beeldgrootte op basis van het uiteindelijke gebruik van het beeld - kleinere beelden zijn geschikter voor websites, terwijl grotere formaten geschikt zijn om kwaliteitsprints te maken.
De beeldkwaliteitsinstelling is bepalend voor het bestandstype en de compressieverhouding. RAW is een bestandsformaat voor hoge kwaliteit. De standen extra fijn, fijn en standaard produceren JPEG­bestanden in verschillende compressieverhoudingen. Hoe hoger de beeldkwaliteit, des te lager is de compressieverhouding en des te groter is het bestand. Is economisch ruimtegebruik op de kaart van belang, gebruik dan de standaard stand. De optie RAW & JPEG maakt twee beeldbestanden tegelijk aan, een groot RAW bestand en een fine kwaliteit JPEG bestand met een beeldgrootte die in het menu kan worden bepaald. De beeldbestanden worden opgeslagen met dezelfde bestandsnaam, maar met verschillende extensies (blz. 126).
In de stand voor RAW beeldkwaliteit wordt de beeldgrootte ingesteld op Large en kan niet worden veranderd. De beeldgrootte verschijnt niet op de monitor. De vergrote weergave en de printfuncties kunnen niet worden gebruikt.
Anders dan bij de andere kwaliteitsstanden is RAW beeldinformatie onbewerkt en moet worden bewerkt voordat ze verder kan worden gebruikt. Voor het verwerken van RAW bestanden hebt u de DiMAGE Viewer software of de als extra leverbare DiMAGE Master software nodig.
Extra fine: JPEG beeld Fine: JPEG beeld Standard: JPEG beeld
X.FIN
FINE STD.
BEELDGROOTTE (IMAGE SIZE) EN BEELDKWALITEIT (IMAGE QUALITY)
RAW beeld
RAW
RAW & JPEG beeld
RAW+
L
L: 3008 x 2000 (Large - Groot)
M
M 2256 x 1496 (Medium)
67
Extra fine
Fine
Standard
292 463
S: 1504 x 1000
Extra fine
Fine
Standard
1,6 MB 850 KB 540 KB
Globale bestandsgrootten
De opnameteller geeft bij benadering het aantal beelden dat op de geheugenkaart van de camera kan worden opgeslagen bij gebruik van de op dat moment geldende instellingen voor beeldgrootte en
-kwaliteit. Worden de instellingen veranderd, dan past de teller zich aan. De berekeningen zijn gebaseerd op gemiddelde bestandsgrootten; daardoor kan het gebeuren dat de teller na een opname niet of juist met meer dan 1 verspringt. Staat de teller op nul, dan kunnen bij de geldende grootte- en kwaliteitsinstellingen geen foto’s meer worden opgenomen. Door de instellingen te ver­anderen is het misschien mogelijk toch nog beelden op de geheu-
genkaart op te slaan.
Camera-info
Het aantal beelden dat u op een geheugenkaart kunt opslaan wordt bepaald door de capaciteit van de kaart en de bestandsgrootte van de opnamen. Op één geheugenkaart kunnen beelden van uiteen­lopende beeldgrootte worden opgeslagen. De werkelijke bestandsgrootte wordt bepaald door de inhoud van het beeld. Opnamen met veel details kunnen minder sterk worden gecomprimeerd dan andere.
RAW
RAW
M: 2256 x 1496
8,3 MB 1,7 MB 1,0 MB
– 5,9 MB 8,0 MB 1,8 MB
8,6 MB
L: 3008 x 2000
Globaal aantal beelden dat kan worden opgeslagen op een 256 MB geheugenkaart.
72 141 235
– 41 81
138
26
Opnameteller
Opent u een RAW bestand met DiMAGE Viewer, dan verschijnt de filterschuif, beschreven in de gebruiksaanwijzing, niet op het RAW verwerkingsscherm. De schuif voor kleurtoon komt ervoor in de plaats.
DiMAGE Viewer info
157
68
Opnamemenu
69
KLEURINSTELLING (COLOR MODE)
De kleurinstelling regelt hoe de foto eruit ziet en welk kleurprofiel er wordt gebruikt. De kleurinstellingen wordt ingesteld in sectie 1 van het opnamemenu (blz. 64).
Natural Color - geeft het onderwerp weer in natuurgetrouwe kleuren. Maakt gebruik van de sRGB kleurruimte.
Natural Plus - verhoogt contrast en detaillering. Maakt gebruik van de sRGB kleurruim­te.
Embed Adobe RGB - net als Natural Color, geeft deze kleurinstelling de kleuren in een tafereel natuurgetrouw weer, maar er wordt gebruik gemaakt van het grotere kleurbereik van de Adobe RGB kleurruimte. De kleurruimte wordt in de beeldinformatie opgenomen.
Adobe RGB heeft een groter kleurbereik dan de meer algemene sRGB. De omvang van het kleurbe­reik is bepalend voor de kleuren die kunnen worden weergegeven; hoe groter het kleurbereik, des te meer kleuren zijn er mogelijk. Moet het beeld worden geprint met een printer van hoge kwaliteit, dan wordt het gebruik van de Adobe RGB kleurinstelling geprefereerd boven de sRGB kleurinstellingen Natural en Natural Plus.
Wanneer Adobe RGB bestanden worden geopend moet de kleurafstemming worden gebruikt. Gebruikt u de DiMAGE Viewer, dan moet de kleurafstemming actief zijn en moet de kleurruimte wor­den ingesteld op Original Color Space (Adobe RGB) of Adobe RGB in het voorkeuren-venster, zie de software-gebruiksaanwijzing. De DiMAGE Viewer die werd meegeleverd of een latere versie is nodig om RAW Adobe RGB beelden te openen die met deze camera werden gemaakt.
OVER ADOBE RGB
U kunt instellingen direct na elkaar of in combinatie uitvoeren. De instellingen blijven van kracht totdat ze handmatig worden terugge­zet. Bij elke andere instelling dan nul verschijnt een aanduiding plus een waarde op de monitor als een waarschuwing.
DIGITALE EFFECTEN (DIGITAL FX)
Gebruik de op/neer-toetsen of het voorste instelwiel om het onderdeel te kiezen dat u wilt veranderen.
Met de Digitale effecten kunt u contrast, verzadiging, verscherping en kleurtoon instellen. De instelling vindt u in sectie 1 van het opna­memenu (blz. 64).
Markeer “Enter “ in de optie Digital FX in sectie 1 van het opname­menu. Druk de centrale toets van de stuureenheid om het instel­scherm voor Digital FX te openen.
Image size
Quality
Color mode
Digital FX
Enter
Reset
Saturation
Sharpness
Hue
:move
Digital FX Setup
Contrast
-2 +20
:sel. :enter
Ggebruik de links/rechts-toetsen of het achterste instelwiel om het onderdeel in te stellen.
Druk op de centrale toets om de instelling te voltooien.
Veld digitale effecten
70
FLITSSTANDEN
De flitsstand kan worden ingesteld in sectie 2 van het opname­menu (blz. 64). De ingebouwde flitser moet met de hand worden uitgeklapt om in actie te kunnen komen; wilt u niet flitsen, klap de flitser dan naar binnen. De automatische witbalans geeft prioriteit aan de kleurtemperatuur van de flitser. Wordt een ander type wit­balans gebruikt, dan ligt de prioriteit bij de kleurtemperatuur van de actieve instelling.
Opnamemenu
71
Invulflits - te gebruiken als hoofdlichtbron of als aan-
vullende lichtbron. Bij weinig licht zal de flitser als hoofdlichtbron optreden en duidelijk meer tot de opname bijdrage dan het omgevingslicht. Bij sterk zonlicht of tegenlicht werkt de flitser als aanvullende lichtbron, om schaduwen op te helderen.
Rode-ogen-reductie - wordt gebruikt voor flitsopnamen van mensen of dieren in een slecht verlichte omgeving. Het rode-ogen-effect wordt veroorzaakt door licht dat in het oog wordt gereflecteerd. De camera zal voorafgaand aan de flitsopname een aantal voorflitsen geven, waardoor de pupillen zich zullen verkleinen.
Eindsynchronisatie - gebruikt om bij lange sluitertij­den lichtsporen achter in plaats van voor het onder­werp te krijgen. Het effect is niet herkenbaar als de sluitertijd zo kort is dat de beweging wordt gestopt.
Na het indrukken van de ontspanknop wordt een voorflits ontstoken. Deze voorflits draagt niet bij tot de opname, maar is bedoeld voor de belichtingsmeting. De flitser wordt ontstoken kort voordat de sluiter dicht gaat.
Draadloom flitsen - de camera stuurt een of meer los van de camera geplaatste flitsers, zonder dat er een flitskabel nodig is. Zie blz. 72.
Invulflits
Eindsynchr.
TERUGZETTEN OPNAMESTAND (RESET)
De functies van de opnamestand worden ingesteld in sectie 1 van het opnamemenu (blz. 64). Na selectie verschijnt een bevestigingsscherm; “Yes” zet de functies terug in onderstaande standen, “No” heft de bewerking op.
Scherpstelveldselectie Spot AF-veld blz. 55
Vooringestelde witbalans Daylight 0 blz. 60
Kleurtemperatuur 5500 K blz. 60
Digitale effecten (FX) Alles terug op ±0 blz. 69
Flitsstand
Invulflits of rode-ogen-reductie
1
blz. 71
Flitsregeling ADI blz. 75
Handmatige flitsregeling 1/1 blz. 76
Belichtingsbracketing 0,3 LW, 3 opnamen blz. 70
Flitsbracketing 0,3 LW, 3 opnamen blz. 70
1. De flitsstand wordt teruggezet op de laatste gebruikte van deze twee standen.
De bracketingwaarde en het aantal opnamen van een belichtings­en flitsbracketingserie kunt u selecteren in sectie 2 van het opna­memenu (blz. 64). De bracketingwaarde wordt gegeven in LW (blz.
81). Kijk voor informatie over de bracketingstanden op blz. 58.
BRACKETING SETUP
Flash mode Fill-flash
Flash control ADI flash
Power ratio 1/1
Setup
0.3Ev/3frames
0.3Ev/3frames
Setup
Bracket order
Belichtingsbracketing
Flitsbracketing
De volgorde van de bracketing-opnamen kunt u kiezen in sectie 2 van het opnamemenu (blz. 64). Kijk voor informatie over de brac­ketingstanden op blz. 58.
BRACKETINGVOLGORDE
Normaal - onderbelichting - overbelichting*
Onderbelichting - normaal - overbelichting
Bracketingvolgorde
* Bij een bracketingserie van vijf opnamen is de volgorde 0, –, +, –, +.
72
Opnamemenu
DRAADLOOS FLITSEN (WIRELESS/REMOTE FLASH)
Met de draadloze flitstechniek kan de camera los van de camera opgestelde Program 5600HS(D) en 3600HS(D) flit­sers aansturen zonder dat daarvoor een kabelverbinding nodig is. U kunt met een enkele maar ook met meerdere flit­sers werken en zo vele soorten van verlichting creëren.
De flits die afkomstig is van de ingebouwde flitser van de camera stuurt de los geplaatste flitser(s) aan, maar verlicht het onderwerp niet.
Flitser op camera
Flitser los
van de
camera
1. Verwijder het kapje van de flitsschoen (blz. 75) en schuif de Program 5600HS(D) of 3600HS(D) flit­ser op het flitsschoentje totdat hij vastklikt.
2. Zet camera en flitser aan.
3. Zet de camera in de stand voor draadloos flitsen (Wireless) in sectie 2 van het opnamemenu (blz.
64). Hiermee wordt de flitser ook meteen op draadloos flitsen ingesteld en wordt de camera op het flitskanaal van de flitser afgestemd.
4. Druk de ontgrendeling van de flitsvoet in en schuif de flitser van de camera.
73
Klap de ingebouwde flitser uit en rangschik camera en flitser. Het bereik vindt u op de volgende bladzijde.
Let op dat er zich niets tussen camera en flitser bevindt. De flitsers kunnen worden getest door op de AEL-toets van de camera te drukken. Via “AEL button setup” in sectie 1 van het custom-menu dient een van de hold-opties te worden gekozen. Wordt de flitser niet ontstoken, verander dan de stand van camera, de flitser of van beide. Flitsen met lange sluitertijden is actief in de belichtingsstanden P en A (blz. 47).
Zijn de 5600HS(D) en/of de 3600HS(D) geladen, dan zal het AF-hulplicht aan de voorzijde van de flit­ser knipperen. Het flitssignaal in de zoeker geeft de status van de flitser aan (blz. 31). Maak een foto zoals is beschreven bij de basistechniek opname op blz. 28.
Draadloos flitsen werkt het beste bij gedempt licht buiten of interieurverlichting. Bij heldere lichtbron­nen is de flitser mogelijk niet in staat de flitssignalen van de ingebouwde flitser waar te nemen.
Werkt u niet met los van de camera opgestelde flitsers, zet dan de draadloze flitsfunctie uit in sectie 2 van het opnamemenu, anders zal een verkeerde flitsbelichting het resultaat zijn. De 5600HS(D) en 3600HS(D) flitsers kunt u simultaan met de camera terugzetten. Schuif simpweg de flitser in de flits­schoen van de camera en kies een andere flitsstand dan draadloos flitsen.
High speed flitsen is beschikbaar, zie blz. 118. De Draadloze Flitsregelaar (accessoire) is niet met deze camera compatible.
Flash mode Fill-flash
Flash control Red eye
Power ratio Rear sync.
Setup
WirelessSetup
Bracket order
74
Opnamemenu
AFSTANDBEREIK DRAADLOOS FLITSEN
Afstand flitser ­onderwerp
Afstand camera ­onderwerp
De camera en de flitser moeten zich binnen 5 m van het onderwerrp bevinden.
Flitssynchr. tot
1
1,4 ~ 5 m
1 ~ 5 m
1 ~ 5 m
1 ~ 5 m
1 ~ 2,5 m1 ~ 5 m
1 ~ 5 m
1 ~ 3,5 m
1 ~ 5 m
Specificaties met Program flitser 5600HS(D) bij ISO 100.
1/1000 seconde
1 ~ 2,5 m
1 ~ 1,7 m
1 ~ 1,2 m
Diafragma
75
FLITSREGELING (FLASH CONTROL)
ƒ/2,8
ƒ/4,0
ƒ/5,6
ƒ/2,8
ƒ/4,0
ƒ/5,6
Afstand camera - onder-
werp
Afstand flitser - onderwerp
2
Specificaties met Program flitser 3600HS(D) bij ISO 100
1
1,4 ~ 5 m
1 ~ 5 m
1 ~ 5 m
1 ~ 5 m
1 ~ 2 m1 ~ 5 m
1 ~ 5 m
1 ~ 3 m
1 ~ 4 m 1 ~ 2 m
1 ~ 1,5 m
1. De synchronisatietijd van de camera is 1/125 s bij ingeschakelde Anti-Shake, 1/160 met uitge­schakelde Anti-Shake. U kunt ook langere sluitertijden gebruiken.
2. Verdubbel de maximale afstand wanneer u met een gevoeligheid van 400 ISO werkt. De maximum afstand mag niet langer zijn dan 5 m.
Flash mode Fill-flash
Flash control ADI flash
Power ratio 1/1
Setup
0.3Ev/3frames
0.3Ev/3frames
Setup
Bracket order
ADI, pre-flash DDL en handmatige flitsregeling zijn beschikbaar. De flitssregeling kan worden ingesteld in sectie 2 van het opnamemenu (blz. 64). Welke flitsregeling wordt gebruikt is afhankelijk van de combinatie met objectief en flitser.
ADI flitsmeting - Advanced Distance Integration. Deze stand comb­ineert de afstandsinformatie van objectieven uit de D-serie met de informatie van een voorflits. ADI laat zich minder misleiden door lich­te objecten, sterke lichtbronnen of reflecties.
De camera gaat automatisch over van ADI-meting naar Preflash TTL-meting wanneer het autofocus­systeem niet goed kan scherpstellen. Gebruikt u de Macro Twin Flash 2400, Macro Ringflitser 1200 or een via draadloos flitsen aangestuurde flitser, dan wordt de filtsregeling ingesteld op Preflash TTL.
Gebruikt u de Program Flash 2500(D), stel dan zowel de flitser als de camera in op ADI.
Pre-flash DDL - Hier wordt alleen de voorflits gebruikt, niet de afstandsinformatie. Gebruik deze methode bij het gebruik van voorzetlenzen en filters die de hoeveelheid licht die de camera binnen­komt verminderen, denk aan grijsfilters. Pre-flash TTL moet ook worden gebruikt wanneer de inge­bouwde flitser is voorzien van een diffusor, wanneer de Program Flash 3600HS(D) is voorzien van de groothoekadapter, bij indirect flitsen met de Program Flash 2500(D) of bij gebruik van een externe flit­ser.
Handmatige flitsregeling - flitser flitst op vol vermogen, of op 1/2, 1/4, 1/8 of 1/16. Het flitsvermo­gen wordt ingesteld in sectie 2 van het opnamemenu (blz. 64). Kijk op de volgende bladzijde voor meer informatie over handinstelling en flitsvermogen. Doordat er geen voorflits wordt gebruikt kan deze functie worden gebruikt om slave-flitsers te ontsteken. Handmatige flitsregeling is niet te gebrui­ken met draadloos flitsen.
1/250 seconde
76
Opnamemenu
U kunt de hoeveelheid flitslicht die uw flitser afgeeft regelen met de vermogensinstelling.
Zet de optie Flash control in sectie 2 van het opnamemenu op Manual. Dan kunt u het vermogen (Power ratio) instellen, ook in sec­tie 2. Informatie over het gebruik van het menu op blz. 64.
17 24 34
48
77
Onderstaande tabel geeft bij benadering de richtgetallen, voor de berekeningen die nodig zijn voor handmatige flitsregeling. De bijvermelde berekeningen zijn nuttig voor het bepalen van richtgetal (RG), diafragma (ƒ-getal) en de benodigde afstand tussen flitser en onderwerp.
Richtgetal (voor afstand in meters)
Flitsvermogen
1/1 (Vol)
1/4
1/8
200 400 800
Cameragevoeligheid (ISO)
8,5
6
12 17
17
12
24
8,5
1/2
12 17 24
34
1/16
4,2
12
8,56
12
100
6
4,2
8,5
3
Flash mode Fill-flash
Flash control Manual
Power ratio 1/1
Setup
0.3Ev/3frames
0.3Ev/3frames
Setup
Bracket order
HANDMATIGE FLITSREGELING
Wanneer de flitser wordt uitgeklapt verschijnt het flitsvermogen op de monitor.
Flitsvermogen (Power ratio)
Richtgetal = ƒ-getal x afstand Afstand = richtgetal / ƒ-getal ƒ-getal = richtgetal / afstand
68
3200
24
34
48
17
1600
DIRECTE WEERGAVE (INSTANT PLAYBACK)
Na de opname wordt een foto weergegeven als is opgegeven. Druk de ontspanknop half in als u de weergave wilt stoppen.
Tijdens de weergaveperiode kunt u de opname wissen met de wistoets (blz. 36). Werd er een conti­nu-bracketing-serie opgenomen, dan wordt de hele serie gewist. Enkelvoudige foto’s (niet RAW) kunt u ergroten met de vergrotingstoets. Het beeld wordt gecentreerd op basis van het gekozen scherp­stelveld, zie blz. 38 voor informatie over vergrote weergave.
Na te zijn opgenomen wordt het beeld op de monitor twee, vijf of tien seconden vertoond voordat het wordt opgeslagen. Bij werken met continu-bracketing verschijnt een index-weergave. Directe weergave en de duur van het afspelen wordten ingesteld met de optie Instant playback in sectie 3 van het opnamemenu (blz. 64).
Inst.Playback 2 sec.
Setup Image & info.
Noise reductn On
Interval
Met de optie Setup onder Instant playback regelt u de weergavemethode:
Alleen beeld Beeld & informatie Beeld & histogram
Deze functie vermindert het effect van ruis (dark noise) als gevolg van belichtingstijden van 1 s of lan­ger. De beeldbewerking wordt toegepast nadat het beeld is opgenomen. De monitor blijft blanco tij­dens de bewerking, maximaal 30 seconden lang. Dit kan worden uitgeschakeld in sectie 3 van het opnamemenu (blz. 64). De ruisonderdukking gebruikt de methode van dark frame substraction. Ruisonderdrukking wordt niet toegepast op een continu-transportserie.
RUISONDERDRUKKING (NOISE REDUCTION)
78
Opnamemenu
INTERVAL
Met de intervalstand maakt u over een bepaalde periode een serie foto’s; met een vaste tijdsinterval.
Zet de transportschakelaar in de enkelbeeldstand (blz. 56) voordat u het menu opent. Markeer “setup” in de Interval-optie in sectie 3 van het opnamemenu en druk op de centrale toets van de stuureenheid op het setup-scherm te openen.
79
Inst.Playback
Setup
Noise reductn
Setup
Start
Interval
Inst.Playback
Setup
Noise reductn
Setup
Start
Interval
2
No. of frames
Start time
:move
Interval
Interval
30s - 60min
min
1
:sel. :enter
No delay
Gebruik de op/neer-toetsen of het voorste instelwiel om het onderdeel te kiezen dat u wilt veranderen.
Gebruik de links/rechts-toetsen of het achterste instelwiel om het onderdeel in te stellen.
Druk op de centrale toets om de instelling te voltooien.
Controleer de instellingen van het opnamemenu, markeer de optie Start en druk op de centrale toets van de stuureenheid om de came­ra in de interval-opnamestand te zetten.
De interval-aanduiding verschijnt op de monitor.
Plaats de camera op een statief, bepaal de beeldcompositie zoda­nig dat het onderwerp binnen het scherpstelkader valt; de camera stelt scherp, bepaalt de belichting en de witbalans en laadt de flitser vlak voor iedere opname.
Ga na of de geheugenkaart genoeg opslagcapaciteit heeft door het aantal beelden waaruit de serie moet bestaan te vergelijken met het aantal beelden dat nog kan worden opgenomen. Beeldgrootte en
-kwaliteit kunnen worden veranderd om het aantal beelden te verhogen dat op de geheugenkaart kan worden opgeslagen.
Continu AF kan worden gebruikt. Om de automatische systemen buiten spel te zetten gebruikt u handmatige scherpstelling (blz. 52), handmatige belichtingsregeling (blz. 44) en een vooringestelde of eigen witbalans (blz. 60).
Druk de ontspanknop in om de serie te starten. Tijdens de intervalserie worden zoeker en monitor uit­geschakeld om stroom te sparen. Het toegangslampje brandt wanneer er een beeld wordt opgesla­gen.
De camera stopt met opnemen en staat weer paraat voor een nieuwe serie wanneer de serie is vol­tooid of wanneer de geheugenkaart vol is. Gebruik van een lichtnetadapter is aan te bevelen wanneer u lange intervals hanteert of veel opnamen maakt. Wilt u een intervalserie stoppen, zet dan de came­ra uit of druk de ontspanknop half in.
Interval-aanduiding
81
80
Fotografische basisprincipes
Fotograferen is een waardevolle en aangename bezigheid. Met de moderne cameratechniek wordt u gelukkig veel meet- en regelwerk uit handen genomen. Kennis van nu de volgende basisprincipes zal u helpen uw foto’s nog meer naar uw hand te zetten.
FOTOGRAFISCHE BASISPRINCIPES
Het diafragma, de regelbare opening in het objectief, regelt niet alleen de hoeveelheid doorgelaten licht, maar ook de scherpte­diepte; dat is de zone voor en achter het onderwerp waarin alles scherp wordt weergegeven. Hoe hoger het diafragmagetal, des te groter is de scherptediepte. Dan is bijvoorbeeld alles vanaf 1,5 m van de camera tot aan de horizon scherp. Bij een hoog diafragma­getal is de opening in het objectief klein, dus dat vraagt wel om relatief lange sluitertijden. Dat is weer niet het geval bij een laag dia­fragmagetal (een grote opening), dat een beperkte scherptediepte geeft; dan is bijvoorbeeld alleen het onderwerp scherp maar blijft de achtergrond onscherp. Een goede instelling voor portretten, met een scherp onderwerp en een onscherpe achtergrond. Landschapsfoto’s moeten vaak van voor tot achter scherp zijn en vragen doorgaans dus om een hoog diafragmagetal voor veel scherptediepte.
De scherptediepte verandert ook met de brandpuntsafstand. Hoe korter de brandpuntsafstand (hoe groter de beeldhoek), des te gro­ter is de scherptediepte.
De sluiter regelt niet alleen de duur van de belichting maar bepaalt ook in hoeverre beweging scherp (bevroren) worden weergegeven. Korte sluitertijden worden gebruikt in actiefotografie om beweging te bevriezen. Lange sluitertijden geven bewegingen in een waas weer, denk bijvoorbeeld aan het stromen van een waterval. Bij lange sluitertijden is gebruik van een goed statief belangrijk.
Maak voor kritisch werk eerst een testopname en bekijk het resul­taat (blz. 34). Is het beeld niet naar wens, dan kunt u het wissen.
LICHTBRONNEN EN KLEUR
Het menselijk oog past zich uitstekend aan verschillende lichtomstandigheden aan. Het papier van deze gebruiksaanwijzing ziet er wit uit, ongeacht het type verlichting De fotografie is minder flexibel. Verandert de lichtbron, dan krijgt een scène een andere kleur; TL licht geeft een groenige kleurzweem, gewone huishoudgloeilampen maken alles oranje. De witbalansinstelling van de camera zorgt voor een automatische aanpassing, zodat de opnamen er altijd natuurlijk uit zien.
De meest voorkomende lichtbron, zonlicht, verandert van kleur naar gelang de tijd van de dag en de atmosferische omstandigheden. Het zonlicht is warm van kleur als de zon laag staat, staat de zon hoog aan de hemel, dan is het zonlicht veel koeler van kleur. De vaste daglicht-witbalansinstelling van de camera is bestemd voor mooi zonnig weer. Is het bewolkt weer, dan worden de kleuren koeler; gebruik daarvoor de instelling voor bewolkt weer (Cloudy). Het blauw van een heldere hemel zorgt ervoor dat schaduwen een koele kleurzweem hebben. De speciale witbalansinstelling Shade rekent daarmee af.
Kunstlicht is consistenter, maar vertoont ook variaties. Bij gloeilampen is de kleur van het licht mede afhankelijk van het aantal watt. TL-licht is er in verschillende kleuren. De vaste witbalansinstellingen kunt u kiezen met het achterste instelwiel (blz. 60).
Bepaalde soorten kunstlicht hebben een discontinu spectrum dat in een foto tot zeer onnatuurlijke kleuren kan leiden. De witbalans kan geen goede correctie realiseren voor lichtbronnen als natrium­of kwikdamplampen. Maakt u bij dit licht foto’s van mensen, gebruik dan in elk geval de flitser, zodat de personen met neutraal licht worden verlicht. Maakt u bij dat soort licht overzichtsopnamen, stel de kleurtemperatuur dan in op de vaste daglichtinstelling.
+2,0 LW +1,0 LW ±0,0 LW
-1,0 LW
-2,0 LW
4x zoveel licht 2x zoveel licht
1/2x zoveel licht 1/4x zoveel licht
Gemeten belichting
WAT IS EEN LW?
LW staat voor lichtwaarde. Een verande­ring van 1 LW (EV, Exposure Value) geeft een verdubbeling of halvering van de belichting. Een LW is gelijk aan een hele sluitertijd- of diafragmastop.
Slide show
Off
DPOF set
Date imprint
Index print
Cancel print
82
Weergavemenu
NAVIGEREN DOOR HET WEERGAVEMENU
83
Opnamen automatisch afspelen (blz. 88).
Map voor weergave selecteren (blz. 85).
Opnamen voor DPOF printen slecteren (blz. 89).
Datum van opnamen op elke foto printen (blz. 90).
Index print voor DPOF-opdracht aanmaken (blz. 90).
Delete
Format
View folder
Lock
Index format 9 frames
All folders
Folder name 100KM023
Foto’s van de geheugenkaart wissen (blz. 84).
Geheugenkaart formatteren (blz. 85).
KIezen voor weergave van een of alle mappen (blz. 85).
Foto’s tegen wissen beschermen (blz. 86).
Instelling voor indexweergave (blz. 87).
DPOF-printopdrachten op de geheugenkaart opheffen (blz. 90).
WEERGAVEMENU
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de gewenste menu-tab te doen oplichten; als een andere tab wordt geselecteerd verandert het menu.
Wordt het gewenste menudeel weergegeven, gebruik dan de op/neer-toetsen om door de menu-opties te scrollen. Laat de optie oplichten waarin u iets wilt veranderen.
Druk nu op de rechts-toets van de stuureenheid om de instellingen te zien; de huidige instelling wordt met een pijl aangegeven. Om terug te keren naar de menu-opties moet u op de links-toets te drukken.
Gebruik de op/neer-oetsen om het onderdeel te markeren.
• Verschijnt ‘Enter’, druk dan op de centrale toets van de stuureenheid om verder te gaan.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de oplichtende instelling te selecteren.
Is een instelling eenmaal geselecteerd, dan keert de cursor terug naar de menu-opties en de nieuwe instelling wordt getoond. Veranderingen blijven mogelijk. Druk op de menu-toets om terug te keren naar de weergavestand.
Activeer het weergavemenu met de menu-toets. Tab 1 bovenin het menu wordt gemarkeerd.
Druk in de weergavestan op de menu-toets om het menu te openen of te sluiten. Gebruik de vier­wegtoetsen van de stuureenheid en de instelwielen om de cursor in het menu te verplaatsen (blz. 65). Druk op de centrale toets van de stuureenheid om een instelling te openen.
BEELDSELECTIESCHERM
Wanneer u in een menu een instelling hebt gekozen waarbij beelden moeten worden gemarkeerd, ver­schijnt het beeldselectiescherm. Het indexformaat kunt u veranderen in sectie 1 van het weergave­menu (blz. 87).
Met de op-toets selecteert u het beeld; wanneer het beeld is gekozen verschijnt op de thumbnail een aandui­ding. Met de neer-toets maakt u de selectie ongedaan en verdwijnt de aanduiding.
Met de links/rechts-toetsen van de stuureenheid ver­plaatst u het gele kader om een foto te selecteren.
Druk op de centrale toets om de instelling te voltooien. Met de menutoets laat u het selec­tiescherm verdwijnen en stopt u de instelling.
:move
:sel. :enter
Alleen de beelden in mappen die werden gekozen in de optie “View folder” in sectie 1 van het weergavemenu (blz. 82) kunnen worden bekeken of via weergave worden bewerkt. Er zijn twee opties:
All folders - bekijken en bewerken van alle beelden op de geheu­genkaart.
Single folder - bekijken en bewerken van beelden in een bepaalde map. De map wordt geselecteerd met de optie “Folder name” onder de optie “View folder”.
Meer informatie over het werken met mappen vindt u op blz.126. Mappen kunnen worden aange­maakt en geselecteerd in sectie 2 van het setup-menu (blz. 108, 109).
84
Weergavemenu
85
WISSEN (DELETE)
Wissen verwijdert een bestand permanent. Een eenmaal gewist beeld kan niet worden terug­geroepen. Let dus goed op wanneer u beelden wist.
Marked frames - voor het wissen van een aantal beelden tegelijk. Kiest u deze instelling, dan ver­schijnt het beeldselectiescherm. Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om het eerste beeld te markeren (laten oplichten) dat moet worden gewist. Met de op-toets markeert u de thumb­nail met een wisaanduiding. Wilt u een beeld toch niet wissen, markeer het dan met het gele kader en druk op de neer-toets van de stuureenheid: de wisaanduiding verdwijnt dan. Ga door tot al de te wis­sen beelden zijn gemarkeerd. Druk op de stuureenheid om verder te gaan (het bevestigingsscherm verschijnt), of druk op de menu-toets om de handelingen op te heffen en naar het weergavemenu terug te keren. Markeer en bevestig “Yes” in het bevestigingsscherm om de gemarkeerde beelden te wissen.
All in folder - om alle niet vergrendelde beelden te wissen in de map die werd opgegeven met de optie “View folder”.
All on card - alle niet vergrendelde beelden op de kaart worden gewist.
De wisfunctie wist alleen niet vergrendelde opnamen. Is een beeld vergrendeld, dan moet u eerst de vergrendeling opheffen voordat u het kunt wissen.
In het weergavemenu kunt u enkele beelden wissen, maar ook mee­dere beelden tegelijk of alle beelden uit een map. Voordat een beeld wordt gewist verschijnt een bevestigingsscherm; “Yes” voert het wissen uit, met “No” ziet u ervan af. Alleen de beelden in de optie “View folder” in sectie 1 van het weergavemenu (blz. 82) kunnen worden bekeken en gewist met de opties “Marked frames” en “All in folder”. Er zijn drie wismogelijkheden:
Delete
Format
View folder
Lock
Index format 9 frames
All folders
Folder name 100KM023
FORMATTEREN (FORMAT)
Met de formatteerfunctie in sectie 1 van het weergavemenu kunt u alle informatie op een geheugen­kaart wissen. Kopieer voordat u de kaart formatteert de bestanden op een computer of opslagmedi­um. Vergrendelen van beeldbestanden geeft geen bescherming tegen verlies bij formatteren. Formatteer de kaart altijd met de camera, nooit via een computer.
Wanneer de formatteer-functie wordt geselecteerd en geopend verschijnt een bevestigingsscherm. Door “Yes” te kiezen laat u de kaart formatteren, met “No” heft u de handelingen op. Verwijder nooit de kaart als het formatteren nog in gang is. Er verschijnt een melding dat de kaart geformatteerd is.
Bij het formatteren van een geheugenkaart wordt alle informatie op de kaart gewist.
MAP BEKIJKEN (VIEW FOLDER)
Delete
Format
View folder
Lock
Index format 9 frames
Single folder
Folder name 100KM023
86
Weergavemenu
87
U kunt een, een aantal of alle beelden op de geheugenkaart (in een map die werd opgegeven met de optie “View folder”) vergrendelen. Een vergrendeld beeld kan niet worden gewist. Het is verstandig belangrijke opnamen te vergrendelen. De beelden worden vergrendeld in sectie 1 van het weergave­menu (blz. 82).
Er zijn vijf mogelijkheden:
Marked frames - voor het vergrendelen of ontgrendelen van een aantal beelden tegelijk. Kiest u deze instelling, dan verschijnt het beeldselectiescherm (blz. 83). Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om het beeld te markeren dat moet worden vergrendeld. Met de op-toets markeert u de thumbnail met een vergrendelingsaanduiding. Wilt u een beeld ontgrendelen, markeer het dan met het gele kader en druk op de neer-toets: de vergrendelingsaanduiding verdwijnt dan. Ga door tot u alle gewenste beelden hebt gemarkeerd. Druk op de stuureenheid om de geselecteerde beelden te ver­grendelen, of druk op de menu-toets om de handelingen op te heffen en naar het weergavemenu terug te keren.
All in folder - om alle beelden te beveiligen in de map die werd opgegeven met de optie “View fol­der”.
All on card - alle beelden op de kaart worden vergrendeld.
Unlock folder - om alle beelden te ontgrendelen in de map die werd opgegeven met de optie “View
folder”.
Unlock card - alle beelden op de kaart worden ontgrendeld.
Vergrendelen beveiligt een beeldbestand tegen wissen. Met formatteren wordt echter alle informatie op een geheugenkaart gewist, ook vergrendelde bestanden.
INDEXWEERGAVE (INDEX PLAYBACK FORMAT)VERGRENDELEN (LOCK)
:select folder
Met de optie “Index format” in sectie 1 van het weergavemenu krijgt u vier, negen of zestien beeldjes in indexweergave (blz. 37) en het beeldselectiescherm (blz. 83). In plaats van de indexweergave kunt u ook een bestandsbrowser (file browser) gebruiken; voor de selec­tieschermen wordt een 9-beelds weergave gebruikt.
9-beelds index
Na het selecteren van de optie “File browser” drukt u op de weergavetoets in de weergavestand om de bestandsbrowser te openen.
Met de op/neer-toetsen van de stuureenheid wisselt u tussen de map-tabs en de beelden; een tab of beelden worden gemarkeerd.
Met de links/rechts-toets van de stuureenheid selec­teert u de map-tabs of beelden.
88
Weergavemenu
89
In sectie 2 van het weergavemenu start u de diashow-functie. Hiermee worden beelden op de kaart of in de map die werd opge­geven bij de optie “View folder” (in sectie 1 van het menu) automa­tisch weergegeven, 5 seconden per beeld.
Markeer “Enter” in de optie “Diashow” in sectie 2 van het weerga­vemenu en druk op de centrale toets van de stuureenheid om de diashow te starten.
DIASHOW (SLIDE SHOW)
Druk op centrale toets van de stuureenheid om de presen­tatie te pauzeren en te herstarten.
Druk op de neer-toets van de stuureenheid om de presen­tatie te stoppen.
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om naar het volgende of vorige beeld te gaan.
OVER DPOF
Deze camera wordt ondersteund door DPOF™ versie 1.1. DPOF (Digital Print Order Format) maakt het mogelijk direct vanuit de camera prints van foto’s te (laten) maken. Na het vormen van een DPOF orderbestand kunt u de geheugenkaart simpelweg inleveren bij een foto-afwerkadres, of u steekt de kaart in de kaartsleuf van een DPOF-compatible printer.
Wordt een DPOF-bestand aangemaakt, dan wordt er op de geheugenkaart automatisch een ‘misc.’ map aangemaakt om het in op te slaan (blz. 126). DPOF printbestanden kunnen niet worden gemaakt van RAW-beelden of beelden met aangehechte kleurprofielen (blz. 68).
De optie “DPOF setup” wordt gebruikt om een opdracht voor stan­daardprints aan te maken van digitale beelden. Een, een aantal of alle beelden op de geheugenkaart (opgegeven met de optie “View folder”) kunnen worden geprint (blz. 85).
DPOF setup heeft drie mogelijkheden:
DPOF SETUP
Marked frames - hiermee kiest een aantal beelden dat u wilt laten printen, of wanneer u van een aan­tal beelden verschillende aantallen wilt hebben. Kiest u deze instelling, dan verschijnt het beeldselec­tiescherm (blz. 83). Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om het beeld te markeren dat u wilt printen. Met de op-toets markeert u het beeld met een printer-aanduiding. Het getal naast de printer-aanduiding is het aantal prints dat van het beeld zal worden gemaakt. Druk op de op-toets van de stuureenheid om het aantal te verhogen, op de neer-toets om het te verlagen. U kunt per opname maximaal negen prints bestellen. Wilt u een beeld toch niet laten printen, druk dan op de neer-toets van de stuureenheid totdat het aantal op nul staat en de printeraanduiding verdwijnt. Ga door tot al de te printen beelden zijn gemarkeerd. Druk op de stuureenheid om het DPOF bestand aan te maken, of druk op de menu-toets om de handelingen op te heffen en naar het weergavemenu terug te keren.
All in folder - om alle beelden te printen in de map die werd opgegeven met de optie “View folder”.
All on card - alle beelden op de kaart worden geprint.
Kiest u “All in folder” of “All on card”, dan verschijnt een scherm waarin gevraagd wordt hoeveel prints er van elke opname moeten worden gemaakt; het maximum is negen prints per beeld. Gebruik de op/neer-toetsen van de stuureenheid om het aantal in te stellen. Werd de optie “All on card” gebruikt om een printopdracht te maken, dan worden opnamen die daarna aan de map worden toegevoegd niet in de opdracht opgenomen.
DPOF-bestanden die met andere camera’s zijn gemaakt worden gewist wanneer er een DPOF­bestand wordt aangemaakt.
Slide show Enter
DPOF set
Date imprint
Index print
Cancel print
Slide show
Uit (Off) –
DPOF SETUP
Datum in beeld
Index print
Printen stoppe n
90
Weergavemenu
91
Nadat een printopdracht is verwerkt blijft het DPOF-orderbestand gewoon op de geheugenkaart aan­wezig; u moet het zelf wissen. De optie Cancel print in sectie 2 van het weergavemenu wist DPOF bestanden. Wanneer de instelling is geselecteerd verschijnt een bevestigingsscherm; “Yes” voert de handeling uit en heft de print- en indexprint-opdracht op. Er zijn twee opties:
All frames C - Hhft alle printopdrachten op de geheugenkaart op.
All frames F - Heft het printbestand op in de map die werd opgegeven met de optie “View folder”.
PRINTEN STOPPEN
INDEXPRINT
Wilt u een index-rint van alle opnamen in de map, zet dan de optie aan. Wilt u een index rint opheffen, zet de instelling dan eenvoudigweg op “Off”.
Is er een order voor een index-print gemaakt, dan worden in de map opgeslagen opnamen niet in de index-print ver­werkt. Het aantal beelden per vel verschilt per printer. Welke informatie wordt geprint verschilt per printer.
DATUM IN BEELD (DATE IMPRINT)
Wilt u de datum van opname in elk beeld printen (met een compati­ble DPOF printer), zet dan de menu-optie aan (ON). Wilt u deze func­tie opheffen, schakel hem dan eenvoudigweg uit (OFF). Hoe de datum wordt geprint varieert per printer. Niet alle printers onder­steunen deze functie.
Slide show
Off
DPOF set
Date imprint
Index print
Cancel print
MENU PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN SETUP-MENU’S OPENEN
De custom- en setup-menu’s kunnen zowel vanuit de opname- als de weergavestand worden geopend. De knoppen in de rechter­bovenhoek van de menu’s zijn links naar andere cameramenu’s. Kijk op blz. 92 voor informatie over het custom-menu en blz. 102 voor het setup-menu.
Met de instelwielen kunt u de cursor door de menu’s ver­plaatsen. Met het voorste instelwiel verplaatst u de cursor omhoog en omlaag. Het achterste instelwiel verplaatst de cursor naar links en rechts. De setup-optie “MSET-button”in sectie 4 van het custom­menu maakt het mogelijk direct naar een bepaald menu te springen (blz. 100). De optie “Menu-section memory” in sectie 3 van het setup-menu onthoudt de laatst geopende menu-sectie en keert terug naar die sectie wanneer er op de menutoets wordt gedrukt (blz. 110).
Camera-info
Image size L: 3008x2000
Quality Fine
Color mode Natural: sRGB
Digital FX
Reset
Custom-menu
Setup-menu
Open het menu en gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de custom- en setup-knoppen te selecteren.
Druk op de centrale toets om het menu op te roepen. Herhaal de procedure om terug te keren of druk op de menu-toets om het menu te sluiten.
ISO button set ISO
100 – 1600
Memory
ISO-menu instelling
M set button
Custom reset
Shutter lock On
0.3s. display
On
Automatic
Auto rotate
AF area setup
Monitor disp.
Rec. display
AS finder disp.
Ctrl dial set
Off
On
Off
Ambient&flash
Exp. comp.
Ctrl dial lock
Exp. comp. set
AF illuminator
SS F/no.
Priority AF
Focus hold
On
Auto AF setup Auto AF
Hold
AE hold
FocusHoldButt.
AF/MF button
AEL button
AF w/ shutter
93
92
Custom-menu (Persoonlijke instellingen)
CUSTOM-MENU (PERSOONLIJKE INSTELLINGEN)
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de gewenste menu-tab te doen oplichten; als een andere tab wordt geselecteerd verandert het menu.
Wordt het gewenste menudeel weergegeven, gebruik dan de op/neer-toetsen om door de menu-opties te scrollen. Laat de optie oplichten waarin u iets wilt veranderen.
Druk nu op de rechts-toets van de stuureenheid om de instellingen te zien; de huidige instelling wordt met een pijl aangegeven. Om terug te keren naar de menu-opties moet u op de links-toets te drukken.
Gebruik de op/neer-toetsen om het onderdeel te markeren. Verschijnt ‘Enter’, druk dan op de centrale toets van de stuureenheid om verder te gaan.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de oplichtende instelling te selecteren.
Is een instelling eenmaal geselecteerd, dan keert de cursor terug naar de menu-opties en de nieuwe instelling wordt getoond. Veranderingen blijven mogelijk.
Met het custom-menu regelt u de gebruiksvoorkeuren. Kijk voor het openen van het custom-menu op blz. 91.
AF- of ontspanprioriteit (blz. 94).
Werking van focus hold toets op objectief regelen (blz. 94).
Werking van de AEL-toets instellen (blz. 95).
De functie van de ontspanknop bij autofocus instellen (blz. 95).
Werking van de Auto AF-stand instellen (blz. 96).
Werking van de AF/MF-toets instellen (blz. 94).
Belichtingsinstellingen met de instelwielen (blz. 96).
Belichtingscorrectie aan instelwielen toewijzen (blz. 96).
Bij belichtingscorrectie flitsdosering ook corrigeren (blz. 97).
AF hulplicht in- en uitschakelen (blz. 97).
Instelwielen vergrendelen voor AF en AE (blz. 97).
Sluitervergrendeling wanneer er geen objectief op de camera zit (blz. 97).
AF-veld-verlichting in zoeker regelen (blz. 98).
Oriëntatie opname-informatie regelen (blz. 98).
Anti-Shake-schaal in- en uitschakelen (blz. 98).
Regelen hoe monitor wordt in- en uitgeschakeld (blz. 98).
Schakelen tussen ISO en Zone-aanpassing (blz. 99).
ISO-bereik instellen (blz. 100).
Persoonlijke functies terugzetten (blz. 101).
Menutoets: keuze tussen geheugen en Menu-sprong (blz. 100)
95
94
Custom-menu (Persoonlijke instellingen)
Deze persoonlijke functie heeft twee opties:
AF - AF-prioriteit - de sluiter kan pas worden ontspannen als de scherpstelling in orde is.
Release - ontspanprioriteit - de sluiter kan worden ontspannen, ook als er niet kon worden scherpgesteld. De RP-aanduiding ver­schijnt op de monitor wanneer deze optie wordt geslecteerd.
AF-PRIORITEIT/ONTSPANPRIORITEIT (PRIORITY SETUP)
Aanduiding ontspanprioriteit
Een aantal Konica Minolta objectieven is uitgerust met een toets voor scherpstelvergrendeling (focus hold). De werking van deze toets kan in sectie 1 van het custom-menu worden veranderd (blz. 92). Deze persoonlijke functie heeft twee opties:
Focus hold - indrukken van de focus hold toets vergrendelt de scherpstelling.
D.O.F. preview - indrukken van de toets geeft visuele scherptedieptecontrole (blz. 53).
Bij niet-D objectieven is dit mogelijk wanneer het diafragma en de sluitertijd worden weergegeven.
FOCUS-HOLD TOETS (FOCUS HOLD BUTT.)
De werking van de AF/MF toets (blz. 53) kan in sectie 1 van het custom-menu worden veranderd (blz. 92). Deze persoonlijke functie heeft twee opties:
Hold - druk op de AF/MF-toets om om te schakelen tussen auto­focus en handmatige scherpstelling. Laat de knop los om terug te keren naar de oorspronkelijke scherpstelstand.
Toggle - druk op de AMFMF-toets en laat hem los om om te scha­kelen tusen autofocus en handmatige scherpstelling. Opnieuw indrukken en loslaten om terug te keren naar de oorspronkelijke scherpstelstand.
WERKING AF/MF-TOETS (AF/MF BUTTON)
Priority setup AF
Focus hold
On
Auto AF setup Auto AF
Hold
AE hold
FocusHoldButt.
AF/MF button
AEL button
AF w/ shutter
De werking van de AEL-toets (blz. 46) kan in sectie 1 van het custom-menu worden veranderd (blz.
92). Deze persoonlijke functie heeft vier opties:
AE-hold - de belichting is vergrendeld zolang de AEL-toets ingedrukt wordt gehouden. De met de lichtmeetschakelaar gekozen lichtmeetmethode wordt gebruikt (blz. 50).
AE toggle - kort indrukken van de AEL-toets vergrendelt de belichting. De belichting blijft vergren­deld, ook na de opname. Druk opnieuw op de knop om de belichting te ontgrendelen. De met de licht­meetschakelaar gekozen lichtmeetmethode wordt gebruikt (blz. 50).
Spot AE hold - het spotmeetveld wordt gebruikt, ongeacht de met de schakelaar gekozen licht­meetmethode (blz. 50). Druk op de AEL-toets om de belichting te vergrendelen, laat hem los om te ontgrendelen.
Spot AE toggle - het spotmeetveld wordt gebruikt. Druk kort op de AEL-toets om de belichting te vergrendelen. De belichting blijft vergrendeld, ook na de opname. Druk opnieuw even op de knop om de belichting te ontgrendelen.
AEL-TOETS (AEL BUTTON)
De werking van de ontspanknop kan in sectie 1 van het custom-menu worden veranderd (blz. 92). Het AF-systeem wordt geactiveerd wanneer u de ontspanknop half indrukt. Dat is de basiswerking, zoals beschreven in deze gebruiksaanwijzing.
Is deze persoonlijk functie uitgeschakeld, dan wordt het AF-systeem niet met de ontspanknop geac­tiveerd. De camera gaat scherpstellen als u de centrale toets van de stuureenheid indrukt (AF). Kijk op blz. 54 voor meer informatie. De sluiter kan worden ontspannen ook als de camera niet heeft scherp­gesteld.
AF ACTIVEREN MET ONTSPANKNOP (AF W/SHUTTER)
Shutter lock On
0.3s. display
On
Automatic
Auto rotate
AF area setup
Monitor disp.
Rec. display
AS finder disp.
97
96
Custom-menu (Persoonlijke instellingen)
AUTO AF SETUP
Auto AF - de camera maakt zelf de keuze tussen enkelvoudige AF en continu AF, afhankelijk van de beweging van het onderwerp.
DMF - Directe handmatige scherpstelling (DMF). Nadat het AF­systeem heeft scherpgesteld verschijnt de aanduiding voor hand­matige scherpstelling (MF) in de zoeker. De scherpstelling kan ver­volgens door de fotograaf worden bijgeregeld.
FUNCTIE INSTELWIELEN (CTRL DIAL SET)
De werking van de instelwielen in het volautomatische programma, programma-automatiek en hand­matige belichtingsregeling (blz. 39) kan in sectie 2 van het custom-menu worden veranderd (blz. 92). Deze persoonlijke functie heeft twee opties:
De werking van de Auto AF scherpstelstand (blz. 52) kan in sectie 1 van het custom-menu worden veranderd (blz. 92). Deze persoonlijke functie heeft twee opties:
Met het voorste instelwiel stelt u de sluitertijd in. Met het achterste instelwiel wijzigt u het diafragma.
SS
F/no.
F/no. SS
Met het voorste instelwiel wijzigt u het diafragma. Met het achterste instelwiel stelt u de sluitertijd in.
FUNCTIE INSTELWIELEN - BELICHTINGSCORRECTIE
U kunt de belichtingscorrectie toewijzen aan het voorste of achter­ste instelwiel in sectie 2 van het custom-menu (blz. 92). In de opna­mestand draait u simpelweg het geselecteerde instelwiel om direct een belichtingscorrectie in te stellen. De stand van de belichtings­correctieknop bepaalt of er met 1/2 of 1/3 stops wordt gecorrigeerd. Meer informatie over belichtingscorrectie op blz. 97.
VERGRENDELING INSTELWIEL (CTRL. DIAL LOCK)
De vergrendeling van de instelwielen kan worden ingesteld in sectie 2 van het opnamemenu (blz. 92). Wanneer de vergrendeling actief is, kan de belichting alleen worden veranderd wanneer het AF­systeem of het belichtingssysteem is geactiveerd met een van de bedieningsorganen van de camera. Hiermee voorkomt u per ongeluk verstellen van de belichting.
WERKING BELICHTINGSCORRECTIE (EXP. COMP. SET)
De werking van de belichtingscorrectie kan worden ingesteld in sectie 2 van het opnamemenu (blz.
92). Deze persoonlijke functie heeft twee opties:
Ambient & flash - gebruikt u de belichtingscorrectie met flitslicht, dan worden zowel de belichting voor het omgevingslicht als de flitsdosering gecorrigeerd.
Ambient only - de flitsbelichting wordt niet gecorrigeerd, de gewone belichtingsinstellingen (sluiter­tijd, diafragma, cameragevoeligheid) wel.
AF-HULPLICHT (AF ILLUMINATOR)
Ctrl dial set
Off
On
Off
Ambient&flash
Exp. comp.
Ctrl dial lock
Exp. comp. set
AF illuminator
SS F/no.
SLUITERVERGRENDELING (SHUTTER LOCK)
Als er geen objectief op de camera zit zorgt de sluitervergrendeling ervoor dat de sluiter niet kan worden geopend, om te voorkomen dat er stof op de CCD komt. Zet de sluitervergrendeling uit wanneer u de camera op een telescoop of microscoop bevestigt. De sluiter­vergrendeling kan worden aan- en uitgezet in sectie 3 van het custom-menu (blz. 92).
De ingebouwde flitser wordt gebruikt als AF-hulplicht. Is het te donker om goed te kunnen scherp­stellen, klap dan de flitser uit. De flitser geeft een paar korte flitsseries om de scherpstelling bij te lich­ten. Wordt een externe flitser bevestigd, dan wordt die als hulplicht gebruikt. Het AF-hulplicht kan worden aan- en uitgezet in sectie 2 van het custom-menu (blz. 92).
Het bereik van het AF-hulplicht is circa 1 tot 5 m. Bij continu AF wordt het AF-hulplicht niet gebruikt. Het AF-hulplicht werkt mogelijk niet bij brandpuntafstanden van 300 mm of langer of met de 3x-1x Macro Zoom.
99
98
Custom menu
AF-VELD INSTELLING (AF AREA SETUP)
De Spot-AF-velden of locale AF-velden lichten bij de scherpstelling op. U kunt de duur van het oplichten instellen op 0,3 of 0,6 secon­den, in sectie 3 van het custom-menu. Het activeren van de AF­veld-verlichting via de ontspanknop kan ook worden uitgeschakeld.
AF-veld-verlichting
Shutter lock On
0.3s. display
On
Automatic
Auto rotate
AF area setup
Monitor disp.
Rec. display
AS finder disp.
MONITORWEERGAVE (MONITOR DISP.)
De keuze tussen automatisch en handmatige monitorweergave kan worden gemaakt in sectie 3 van het custom-menu (blz. 92). De optie “Automatic” zorgt ervoor dat de oogsensors van de zoeker de moni­tor uitschakelen wanneer de zoeker wordt gebruikt. Bij de optie “Manual” dient u de monitor zelf uit te schakelen met de informatie­toets (blz. 33).
OPNAME-INFORMATIE (REC. DISPLAY)
De keuze tussen automatisch roteren en horizontale weergave kan worden gemaakt in sectie 3 van het custom-menu (blz. 92). De optie “Auto rotate” past de weergave van de opname-informatie automa­tisch aan als de camera verticaal wordt gehouden. Bij de optie “Horizontal” blijft de horizontale weergave gehandhaafd.
ANTI-SHAKE ZOEKERINFORMATIE (AS FINDER DISP.)
De Anti-Shake-schaal kan worden aan- en uitgezet in sectie 3 van het custom-menu (blz. 92).
Anti-Shake-schaal
ISO-TOETS (ISO BUTTON SET)
De ISO-toets (blz. 51) kan ook worden gebruikt voor zone-aanpas­sing (Zone matching) in sectie 4 van het custom-menu (blz. 92). Hieronder vindt u meer informatie over zone-aanpassing.
ISO button set ISO
100 – 1600
Memory
ISO menu setup
M set button
Custom reset
ZONE-AANPASSING (ZONE MATCHING)
Zone-aanpassing wordt gebruikt voor high key en low key onderwerpen (resp. overwegend lichte of overwegend donkere onderwerpen. Zone-aanpassing wordt ingesteld in sectie 4 van het custom-menu.
Druk om zone-aanpassing in te stellen op de ISO-toets (1) om het instelscherm te openen.
Met de links/rechts-toetsen van de stuureenheid en de instelwielen wisselt u tussen high (key) and low (key).
Druk op de centrale toets van de stuureenheid of op de ontspanknop om de instelling af te sluiten.
Aanduiding zone-aanpassing
Wanneer zone-aanpasing is geselecteerd verschijnt een aanduiding op de monitor. Voor “‘high” wordt de gevoeligheid vast ingesteld op ISO 250, op 100 voor “low”. De kleurinstellng wordt vast ingesteld op Natural. Het contrast kan niet worden gewijzigd met de regeling digitale effecten.
Een high key onderwerp bevat hoofdzakelijk lichte toonwaarden en kleuren. Een low key onderwerp bevat hoofdzakelijk donkere toon­waarden en kleuren. Zone-aanpassing past belichting en contrast aan om deze onderwerpen optimaal weer te geven.
101
100
Custom-menu (Persoonlijke instellingen)
ISO-MENU INSTELLING (ISO MENU SETUP)
Het beschikbare ISO-bereik kan worden ingesteld in sectie 4 van het opnamemenu (blz. 92). Kijk op blz. 51 voor meer informatie over cameragevoeligheid en ISO. Er zijn twee bereiken:
ISO 100 - 1600
ISO 100 -3200
ISO button set ISO
100 – 1600
Memory
ISO menu setup
M set button
Custom reset
TOETS GEHEUGENINSTELLING (M SET BUTTON)
De functie die is toegewezen aan de MSET-toets kan in sectie 4 van het custom-menu worden ver­anderd (blz. 92). Er zijn twee opties:
Memory - camera-instellingen kunnen in het geheugen worden opgeslagen. Meer informatie over deze functie op blz. 63.
Menu shortcut - u kunt direct toegang krijgen tot een bepaald menu.
Menu-sprong aanmaken
Flash mode Fill-flash
Bracket order
Set menu shortcut?
Yes
No
Roep de menu-sectie op waarnaar u een menu-sprong wilt aanma­ken. Druk op de MSET-toets (1); er verschijnt een bevestigings­scherm.
Druk op de stuureenheid om het commando in het bevestigingscherm uit te voeren.
Gebruik de links/rechts-toetsen om “Yes” te markeren. “No” heft de instelling op.
Elke keer dat u in de opname-of weergavestand de MSET-toets indrukt verschijnt het opgegeven menu.
TERUGZETTEN MENU PERSOONLIJKE INSTELLINGEN (CUSTOM RESET)
De persoonlijke functies kunnen worden teruggezet in sectie 4 van het custom-menu (blz. 92). Na selectie verschijnt een bevestigingsscherm; “Yes” zet de functies terug in onderstaande standen, “No” heft de bewerking op.
AF/ontspanprioriteit (priority) AF-prioriteit (AF priority) blz. 94 Focus-hold toets (Focus Hold Butt.) Focus hold blz. 94 AF/MF-toets (AF/MF button) Hold blz. 94 AEL-toets (AEL button) AE hold blz. 95 AF activeren met ontspanknop (AF w/shutter) Aan (On) blz. 95
Functie instelwielen - belichtingscorrectie Uit (Off) blz. 96 Vergrendeling instelwiel Uit (Off) blz. 97 Werking belichtingscorrectie (Exp. comp. set) Omgevingslicht & flitslicht blz. 97 AF-hulplicht (AF illuminator) Aan (On) blz. 97 Sluitervergrendeling (Shutter lock) Aan (On) blz. 97 AF-veld-instelling (AF area setup) 0,3 seconde blz. 98 Monitorweergave (Monitor disp.) Automatisch blz. 98 Opname-informatie (Rec. display) Automatisch roteren blz. 98 Anti-Shake zoekerinformatie (AS finder disp.) Aan (On) blz. 98 ISO-toets (ISO button set) ISO blz. 99
Auto AF setup Auto AF blz. 96 Functie instelwielen (Ctrl dial set) Voorste instlwl: SS, Achterste instlwl: F/no. blz. 96
ISO-menu instelling (ISO menu setup) 100 - 1600 blz. 100 Toets geheugeninstelling (M set button) Geheugen blz. 100
Met de instelwielen kunt u de cursor door de menu’s ver­plaatsen. Met het voorste instelwiel verplaatst u de cursor omhoog en omlaag. Met het achterste instelwiel verplaatstt
u de cursor naar links en rechts.
Camera-info
LCD backlight 5 sec.
3 min.
Reset default
Off “No”
Power save
MenuSec.Memory
Delete conf.
Clean CCD
File # memory Off
Std. form
100KM023
Folder name
Select folder
New folder
LCD-helderheid –
Dat-opslag
English
Date/Time set
NTSC
On
Overspeelstand
Video output
Audio signals
Language
103
102
Setup-menu
Gebruik de op/neer-toetsen om het onderdeel te markeren. Verschijnt ‘Enter’, druk dan op de centrale toets van de stuureenheid om verder te gaan.
Monitor-helderheid (blz. 104).
Instelling voor werking camera met computer (blz. 104).
Video-output instellen op NTSC of PAL (blz. 105).
Menutaal instellen (blz. 106).
Geheugen bestandsnummers activeren (blz. 107).
Formulering mapnaam bepalen (blz. 108).
Nieuwe map aanmaken (blz. 109).
Bestemmingsmap voor opgenomen foto’s selecteren (blz. 108).
Klok en kalender van de camera instellen (blz. 107).
Camerafuncties terugzetten (blz. 112).
Audiosignalen aan- of uitetten (blz. 106).
Wachtduur automatische spaarschakeling instellen (blz. 109).
Verlichtingsduur monitor instellen (blz. 109).
Onthouden laatst geopende menu-sectie (blz. 110).
Lees reinigingsinstructies voor gebruik (blz. 145).
Standaardinstelling voor bevestigingsscherm wijzigen (blz. 110).
SETUP-MENU
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de gewenste menu-tab te doen oplichten; als een andere tab wordt geselecteerd verandert het menu.
Wordt het gewenste menudeel weergegeven, gebruik dan de op/neer-toetsen om door de menu-opties te scrollen. Laat de optie oplichten waarin u iets wilt veranderen.
Druk nu op de rechts-toets van de stuureenheid om de instellingen te zien; de huidige instelling wordt met een pijl aangegeven. Om terug te keren naar de menu-opties moet u op de links-toets te drukken.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de oplichtende instelling te selecteren.
Met het setup-menu regelt u de bediening van de camera. Kijk voor het openen van het setup-menu op blz. 91.
Is een instelling eenmaal geselecteerd, dan keert de cursor terug naar de menu-opties en de nieuwe instelling wordt getoond. Veranderingen blijven mogelijk.
105
104
Setup-menu
LCD-HELDERHEID
U kunt de monitor-helderheid instellen in sectie 1 van het setup­menu. Markeer “Enter” en druk op de centrale toets om het instel­scherm voor LCD-helderheid te openen.
De helderheidsinstelling kent elf niveaus. Gebruik de links/rechts-toetsen om de helderheid in te stellen; de monitor past zich direct aan.
OVERSPEELSTAND (TRANSFER MODE)
De overspeelstand moet worden ingesteld op basis van wat er met het beeld gaat gebeuren: over­spelen naar een computer of beelden printen met een PictBridge compatible printer. Selecteer de gewenste optie:
Data storage - beeldinformatie naar een computer overspelen. Deze optie moet worden geselecteerd wanneer beelden naar een computer worden overgespeeld of wanneer de DiMAGE Viewer of DiMAGE Master software wordt gebruikt.
PTP - voor het printen van beelden met een PictBridge compatible printer. Kijk op blz. 132 voor meer informatie over PictBridge.
LCDbrightness Enter
Date/Time set
Transfer mode
Video output
Audio signals
Language
Set LCD brightness
:enter:adjust
HighLow
Druk op de centrale toets om het niveau te bevestigen en de instelling te voltooien. Druk op de menutoets om het scherm te sluiten zonder iets te veranderen.
VIDEO OUTPUT
U kunt de beelden van de camera op een televisie weergeven. U kunt het video-signaal afstemmen op de PAL en de NTSC televisie-norm. Noord-Amerika gebruikt de NTSC standaard, Europa gebruikt de PAL standaard. Controleer welke standaardinstelling nodig is in de regio waar u verblijft.
1. Schakel televisie en camera uit.
2. Open het aansluitdeksel (1) en steek de stekker van de video­kabel in de video-uitgang van de camera (2).
3. Steek het andere einde van de videokabel in de video-ingang van de televisie.
4. Zet de televisie aan.
5. Zet de televisie op het videokanaal.
6. Zet camera aan en druk op de weergavetoets. Wanneer de camera op een televisie is aangesloten wordt de monitor niet gebruikt. Het scherm van de weergavestand is op het tv­scherm te zien.
7. Bekijk de opnamen zoals beschreven bij de instructies over weergave. Als gevolg van de standaard die voor televisie wordt gebruikt lijken beeldkwaliteit en resolutie lager dan bij verto­ning op een computer-monitor.
FOTO’S OP TELEVISIE BEKIJKEN
Het is mogelijk gemaakte opnamen op uw televisie weer te geven. De camera heeft een video-uit­gang, waarmee u hem met behulp van de meegeleverde videokabel kunt aansluiten.
107
106
Setup-menu
TAAL (LANGUAGE)
U kunt de taal van de menu’s wijzigen. Markeer de huidige taal en druk op de centrale toets van de stuureenheid om het taalscherm te openen.
AUDIOSIGNALEN (AUDIO SIGNALS)
Wanneer u de ontspanknop half indrukt klinkt een audiosignaal als de scherpstelling in orde is. Het audiosignaal kan worden uitge­schakeld in sectie 1 van het setup-menu (blz. 102).
LCDbrightness –
Data storage
English
Date/Time set
NTSC
On
Transfer mode
Video output
Audio signals
Language
English
LCDbrightness
Date/Time set
Transfer mode
Video output
Audio signals
Language
Gebruik de vierwegtoetsen van de stuureenheid om de menutaal te selecteren.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de instelling te voltooien. Druk op de menutoets om het scherm te sluiten zonder iets te veranderen.
Japanese Español
Chinese
Italiano
Svenska
English
Deutsch
Français
Language
:sel. :enter
DATUM EN TIJD INSTELLEN (DATE/TIME SET)
Het is belangrijk dat u de klok goed gelijk zet. Wanneer u een foto opneemt worden datum en tijd bij de beeldinformatie opgeslagen; bij weergave worden ze afgebeeld. Ook kunt u datum en tijd oproe­pen met behulp van de DiMAGE Viewer of DiMAGE Master software. Na het selecteren van de optie “Date/Time set” in sectie 1 van het setup-menu verschijnt het scherm voor datum en tijd.
Gebruik de links/rechts-toetsen of het achterste instelwiel om het onderdeel te selecteren dat u wilt veranderen.
Gebruik de op/neer-toetsen of het voorste instelwiel om het onderdeel te veranderen.
Druk op de centrale toets om de instelling te voltooien.
2004 . 10 . 23
13 : 14
Date/Time set
:enter:move :sel
YYYY/MM/DD
GEHEUGEN BESTANDSNUMMERS (FILE # MEMORY)
File # memory Off
Std. form
100KM023
Folder name
Select folder
New folder
Wanneer het geheugen voor bestandsnummering is geselecteerd dan krijgt na het aanmaken van een nieuwe map het eerstvolgende nieuwe bestand een nummer dat 1 hoger is dan het laatst opgesla­gen bestand. Zo kunt u verschillende mappen aanmaken; de bestandsnummers blijven in de volgorde van opname. Wordt het geheugen voor bestandsnummers uitgeschakeld, dan krijgt elke nieuwe opname een nummer dat 1 hoger is dan het laatst opgesla­gen nummer in de map.
Is het geheugen voor bestandsnummers actief en wordt de geheugenkaart gewisseld, dan zal het eer­ste bestand dat op de nieuwe kaart wordt opgeslagen 1 hoger zijn dan het laatste bestand dat op de vorige kaart werd opgenomen, mits de nieuwe kaart geen beeld met een hoger bestandsnummer bevat. Is dat laatste het geval, dan zal het bestandsnummer van het nieuwe beeld 1 hoger zijn dan het hoogste bestandsnummer op de nieuwe kaart.
108
Setup-menu
MAPNAAM (FOLDER NAME)
100KM023
10141023
(Standaard)
(Datum)
109
SELECTEER MAP (SELECT FOLDER)
Met deze optie geeft u op in welke map de foto’s worden opgesla­gen. U kunt alleen mappen met een standaard-naam selecteren. Wordt de map-optie “Date” gebruikt, dan worden de foto’s in een map met de corresponderende opnamedatum geplaatst. “Select folder”’ vindt u in sectie 2 van het setup-menu (blz. 102).
Alle beelden worden op de geheugenkaart opgeslagen in mappen. Mapnamen zijn er in twee uitvoeringen: standaard en met datum.
Standaard-mappen hebben namen van acht tekens. De eerste map krijgt de naam 100KM023. De eerste drie tekens zijn het serienummer van de map, wat met 1 wordt verhoogd als er een nieuwe map wordt aangemaakt. De nu volgen­de drie letters hebben betrekking op Konica Minolta, en de laatste drie nummers staan voor de gebruikte camera; 023 is de Dynax 7D.
De naam van een datum-map begint ook met het driecijferige volgnummer; dat wordt gevolgd door één teken voor het jaar, twee voor de maand en twee voor de dag: 101YMMDD. De map 10141023 werd aangemaakt in op 23 oktober 2004.
Is er voor datummappen gekozen, dan wordt er voor elke dag dat er wordt gefo­tografeerd een nieuwe map gemaakt. Alle beelden die die dag zijn gemaakt zitten dan in die map. Beelden die op een andere dag worden gemaakt worden ge­plaatst in een nieuwe map met de corresponderende datum. Wordt er een nieuwe map gemaakt, dan wordt het serienummer in de bestandsnaam teruggezet op 0001, tenzij het geheugen voor bestands­nummers actief is. Kijk voor meer informatie over mapstructuur en bestandsnamen op blz 126.
File # memory Off
Std. form
100KM023
Folder name
Select folder
New folder
NIEUWE MAP (NEW FOLDER)
Met deze functie maakt u nieuwe mappen aan.
Met de optie “Folder nam” in sectie 2 van het setup-menu geeft u aan hoe de naam van de map moet worden samengesteld. Zijn er meerdere datummappen aangemaakt, kan alleen de laatste map worden gebruikt voor de opslag van foto’s.
Markeer “Enter” en druk op de centrale toets van de stuureenheid om een nieuwe map aan te maken.
De nieuwe mapnaam wordt kort weergegeven. Elke keer dat er een nieuwe map wordt aangemaakt zal automatisch een mapnummer worden gekozen dat 1 hoger is dan het hoogste nummer op de geheugenkaart.
File # memory
Enter
Folder name
Select folder
New folder
101KM023 folder created.
LCD backlight 5 sec.
3 min.
Reset default
Off “No”
Power save
MenuSec.Memory
Delete conf.
Clean CCD
LCD-VERLICHTING
De verlichting van de LCD-monitor wordt na een bepaalde tijd uit­geschakeld om stroom te sparen. Druk op een toets van de camera om de weergave weer in te schakelen. Deze periode kan worden ingesteld op 5, 10, 30 of 60 seconden in sectie 3 van het setup­menu (blz. 102).
AUTO POWER SAVE
De camera schakelt zich uit als hij enige tijd niet werd gebruikt, om stroom te sparen. Deze periode is instelbaar op 1, 3, 5, 10 of 30 minuten. Druk de ontspanknop half in om de camera weer te activeren. Is de camera op de computer aangesloten, dan vindt automatische uitschakeling plaats na tien minu­ten. Deze periode is niet instelbaar.
110
111
Setup-menu
LCD backlight 5 sec.
3 min.
Reset default
Off “No”
Power save
MenuSec.Memory
Delete conf.
Clean CCD
GEHEUGEN MENUSECTIE (MENU SECTION MEMORY)
De camera kan onthouden welke menusectie het laatste geopend was. Is de geheugenfunctie ingeschakeld, dan verschijnt na indrukken van de menutoets de laatst geopende menusectie. Is de menufunctie uitgeschakeld, dan verschijnt na indrukken van de menu-toets sectie 1 van het weergavemenu.
Elke keer dat u een wisopdracht geeft verschijnt er een bevesti­gingsscherm, waarin u wordt gevraagd of de wisopdracht moet worden uitgevoerd. Als dit scherm verschijnt is de “No” knop gemarkeerd. Met de hier beschreven functie kunt u er voor zorgen dat “Yes” is gemarkeerd, om een wisactie sneller te laten verlopen. Denk eraan dat eenmaal gewiste beelden niet meer kunnen worden teruggehaald.
WISBEVESTIGING (DELETE CONF.)
Delete?
Yes
No
CCD REINIGEN (CLEAN CCD)
Bij het verwisselen van objectieven kan er stof in de camera komen. Er dient altijd een objectief of een bodydop op de camera te zitten. Controleer of de bodydop aan de achterzijde stofvrij is voordat u hem op de camera plaatst.
Reinig de CCD in een stofvrije omgeving. Verwijder stof met een blaaskwastje - gecomprimeerde lucht kan tot schade aan de camera leiden.
Reinig de CCD alleen als het nodig is. Door verkeerd reinigen kan de CCD beschadigen.
Met de DiMAGE Master software kunt u de gevolgen van stof uit RAW beelden verwijderen. Dat gebeurt aan de hand van een ‘lege’ referentie-opname, waarop de stofdeeltjes worden geloka­liseerd. Meer hierover in de gebruiksaanwijzing van de DiMAGE Master software.
Accessoire-info
LCD backlight
Enter
Reset default
Power save
MenuSec.Memory
Delete conf.
Clean CCD
LCD backlight
Reset default
After cleaning CCD, turn camera off. Continue?
Yes
No
Voordat u de CCD reinigt moet de batterij geheel zijn geladen. Is de batterij niet vol genoeg, dan kunt u deze functie niet gebruiken. Gebruik van de als extra leverbare lichtnetadapter is hier aan te bevelen boven het gebruik van de batterij. Reinigen van de CCD als er te weinig stroom is leidt tot permanente schade.
Markeer “Enter” en druk op de centrale toets van de stuureenheid om de reinigingsroutine te starten.
Voordat de CCD wordt vrijgegeven verschijnt een bevestigings­scherm; “Yes” opent de sluiter en klapt de spiegel op, met “No” gaat u niet verder met de reiniging.
Verwijder objectief of bodydop.
Gebruik een blaaskwastje om de CCD te reinigen. Houd de camera voorover gekanteld, om te voorkomen dat weggeblazen stof terug­valt in de camera. Raak het binnenwerk van de camera niet aan. Laat de camera een piepsignaal horen, dan is er te weinig stroom. Stop direct met schoonmaken en zet de camera uit.
Zet de camera uit om de handelingen te voltooien. Plaats objectief of bodydop terug.
113
112
Setup-menu
Weergavemenu
TERUGZETTEN OP STANDAARD (RESET DEFAULT)
Met deze optie worden alle standen en menu’s teruggezet op standaard. Na selectie verschijnt een bevestigingsscherm; “Yes” zet de functies terug in onderstaande standen, “No” heft de bewerking op.
Opname- en weergavestand
Opnamemenu
Monitorweergave Volledige weergave blz. 33 Scherpstelveldselectie Spot AF-veld blz. 55 Vooringestelde witbalans Daylight 0 blz. 60 Eigen witbalansinstelling Terugzetten (Daglicht) blz. 61 Kleurtemperatuur 5500 K blz. 62
Geheugen Alle registers terug op standaard blz. 63
Cameragevoeligheid ISO 100 blz. 51
Weergave Enkelbeeld blz. 34
Beeldgrootte (Image size) L: 3008 x 2000 blz. 66 Beeldkwaliteit (Image quality) Fine blz. 66 Kleurinstelling (Color mode) Natural blz. 68 Regeling Digitale effecten Alles terug op 0 blz. 69 Flitsstand (Flash mode) Invulflits of rode-ogen-reductie* blz. 71
Belichtingsbracketing (Exposure bracketing) 0,3 LW, 3 opnamen blz. 70
Flitsregeling (Flash control) ADI blz. 75 Flitsvermogen (Power ratio) 1/1 blz. 76
*Laatst gekozen instelling
Flitsbracketing (Flash bracketing) 0,3 LW, 3 opnamen blz. 70 Bracketingvolgorde (Backeting order) Normaal - onderbelichting - overbelichting blz. 70 Directe weergave (Instant playback) 2 seconden, beeld & info blz. 77 Ruisonderdrukking (Noise reduction) Aan (On) blz. 77 Interval-instelling (interval setup) 1 minuut, 2 opnamen, geen vertraging blz. 78
Map bekijken (View folder) Alle mappen (All folders) blz. 85 Indextype (Index format) 9 beelden blz. 87 Datum in beeld (Date imprint) Uit (Off) blz. 90
Custom-menu (Persoonlijke instellingen)
AF/ontspanprioriteit (priority) AF-prioriteit (AF priority) Focus-hold toets (Focus Hold Butt.) Focus hold AF/MF-toets (AF/MF button) Hold AEL-toets (AEL button) AE hold AF activeren met ontspanknop (AF w/shutter) Aan (On)
Functie instelwielen - belichtingscorrectie Uit (Off) Vergrendeling instelwiel Uit (Off) Werking belichtingscorrectie (Exp. comp. set) Omgevingslicht & flitslicht AF-hulplicht (AF illuminator) Aan (On) Sluitervergrendeling (Shutter lock) Aan (On) AF-veld instelling (AF area setup) 0,3 seconde Monitorweergave (Monitor disp.) Automatisch Opname-informatie (Rec. display) Automatisch roteren Anti-Shake zoekerinformatie (AS finder disp.) Aan (On) ISO-toets (ISO button set) ISO
Auto AF setup Auto AF Functie instelwielen (Ctrl dial set) Voorste instlwl: SS, Achterste instlwl: F/No.
ISO-menu instelling (ISO menu setup) 100 - 1600 Toets geheugeninstelling (M set button) Geheugen
Setup-menu
LCD-helderheid (LCD brightness) Terugzetten blz. 104 Overspeelstand (Transfer mode) Data-opslag (Data storage) blz. 104 Audiosignalen (Audio signals) Aan (On) blz. 106 Geheugen bestandsnummers (File # memory) Uit (Off) blz. 107 Mapnaam (Folder name) Standaard (Standard form) blz. 108 Duur LCD-verlichting (LCD backlight) 5 seconden blz. 109 Duur automatische spaarschakeling 3 minuten blz. 109 Geheugen menusectie (Menu section mem.) Uit (Off) blz. 110 Standaard bevestiging “No” blz. 110
blz. 94 blz. 94 blz. 94 blz. 95 blz. 95
blz. 96 blz. 97 blz. 97 blz. 97 blz. 97 blz. 98 blz. 98 blz. 98 blz. 98 blz. 99
blz. 96 blz. 96
blz. 100 blz. 100
115
114
Accessoire-info
LICHTNETADAPTER AC-11 (APART LEVERBAAR)
Met de lichtnetadapter AC-11 kunt u de camera vanuit het stopcontact voeden. Gebruik van de licht­netadapter is aan te bevelen wanneer de camera op een computer wordt aangesloten of langdurig achtereen wordt gebruikt.
Open de voedingsaansluiting van rechts af. Het deksel is ter voorkoming van verlies vast aan de camera bevestigd.
Steek de ministekker van de lichtnetadapter in de voedingsaansluiting.
Steek de netstekker van de lichtnetadapter in een stopcontact.
Gaat u over op een andere voedingsmethode, zet dan de camera uit en verzeker u ervan dat het toegangslampje niet brandt.
ACCESSOIRE-INFO
Hier vindt u informatie over het gebruik van accessoires en compatibliteit. Lees de informatie goed door, zodat uw camera optimaal gebruikt.
OVER DE KABEL VAN HET LAADAPPARAAT
De meegeleverde kabel is geschikt voor de regio waarin de camera werd verkocht. Gebruik de kabel uitsluitend in de regio van aankoop
China (220-240V)
Continentaal Europa, Korea, Singapore (220-240V) Groot-Brittannië, Hong Kong (220V-240V) Verenigde Staten, Canada, Japan, Taiwan (100V-120V)
APC-151
APC-150 APC-160 APC-170
Regio Productcode
Met de Vertical Control Grip VC-7D kunt u de camera ook in verti­cale stand makkelijk hanteren. De grip geeft beschikking over dezelfde bedieningsorganen als bij horizontaal gebruik, en is tevens een extra voedingsbron voor de camera. De grip kan de camera voeden vanuit twee NP-400 lithium-ion batterijen of zes AA-formaat Ni-MH batterijen. Voor meer informatie over dit en andere accessoi­res kunt u terecht bij uw Konica Minolta handelaar.
VERTICAL CONTROL GRIP VC-7D (APART LEVERBAAR)
Het External High-Power Battery Pack Kit EPB-100 is niet compatible met deze camera.
Accessoire-info
AFSCHERMING FLITSLICHT DOOR OBJECTIEF
Lichtafscherming komt voor wanneer het objectief of de zonnekap een deel van het flitslicht tegen­houdt. Het is herkenbaar als een halfronde schaduwzone onderin beeld (horizontale opnamen) of aan de zijkant van het beeld (verticale opnamen). Verwijder de zonnekap als u gaat flitsen. De opname­afstand moet 1m of meer zijn. De ingebouwde flitser kan niet worden gebruikt in combinatie met de AF 600mm f/4 Apo G(HS).
Australië (220-240V)
APC-230
COMPATIBILITEIT INSTELGLAZEN
Deze camera is uitgerust met het type G spherical acute matte instelglas. U kunt ook de instelglazen M, L en ML gebruiken. Instelglazen dienen te worden verwisseld door de Konica Minolta technische dienst. Neem contact op met Konica Minolta voor meer informatie.
Type L / M L
117
116
Accessoire-info
AANDUIDING CCD-VLAK
Voor bepaalde technische fotografie-toepassingen is het nodig de positie van de CCD binnen de camera te kennen. De CCD-aandui­ding zit naast de belichtingskeuzeknop.
Aanduiding CCD-vlak
SOEPEL HANDMATIG SCHERPSTELLEN
Bij bepaalde objectieven of combinaties van teleconverter en objectief is het moeilijk om handmatig scherp te stellen. Met de volgende handelingen ontkoppelt u het AF-systeem van de camerabody. Bij deze scherpstelmethode liggen de prestaties van lichtmeting en Anti-Shake in principe op een lager niveau. De methode is niet bruikbaar bij xi en AF Power Zoom objectieven.
Aanduiding soepel handmatige scherpstelling
Zet de scherpstelschakelaar op enkelbeeld.
Druk de objectiefontgrendelknop en de centrale troets van de stuur­eenheid tegelijk in.
Laat de objectiefontgrendelknop los en vervolgens de centrale toets om het AF-systeem te ontkoppelen.
Een aanduiding meldt dat de soepele scherpstelling actief is. Wilt u terug naar de normale werking, herhaal dan de procedure of veran­der de stand van de scherpstelschakelaar.
OBJECTIEF-COMPATIBILITEIT
Alle Konica Minolta AF-objectieven zijn met deze camera compatible. MD- en MC-objectieven kun­nen niet worden gebruikt. Uw handelaar kan u meer informatie over het huidige objectievenpakket geven.
De AF Macro Zoom 3X - 1X f/1.7-2.8 kan niet worden gebruikt met Anti-Shake (blz. 32); zet Anti-Shake uit. Is een objectief uitgerust met een macro-ontgrendeling, dan kan deze stand niet worden gebruikt in combinatie met Anti-Shake. Scherpstelbegrenzers (limiters) dienen niet te zijn ingesteld op een bereik dat niet tot oneindig gaat. De scherpstelbegrenzer van de SSM-serie of D-serie macro objec­tieven kunnen met elke bereiksinstelling worden gebruikt. Anti-Shake zal mogelijk niet werken met producten van andere fabrikanten.
Met een extra flitser (apart leverbaar) geeft u deze camera veelzijdiger flitsmogelijkheden. Is de came­ra niet in gebruik, verwijder dan altijd de externe flitser. Schuif het beschermkapje op de flitsschoen om de contacten te beschermen.
EXTERNE FLITSER BEVESTIGEN
Schuif het kapje van de camera als aangegeven. Schuif de externe flitser in de flitsschoen totdat hij vastklikt.
OMREKENEN BRANDPUNTSAFSTANDEN
Omdat de CCD kleiner is dan het kleinbeeldformaat geeft een bepaalde brandpuntsafstand een ande­re beeldhoek dan op een conventionele fotocamera. Vermenigvuldig de brandpuntafstand met 1,5 om de vergelijkbare beeldhoek te bepalen. Een 100 mm objectief geeft op deze camera ongeveer de beeldhoek van een 150 mm op kleinbeeld.
119
118
Accessoire-info
Op de flitsaansluiting kunt u een studio- of reportageflitser op de camera aansluiten, door middel van een standaard flitskabel. De aansluiting is compatible met flitsers met een voltage van 400 V of lager; zowel centrumpositieve (normale polariteit) als centrumnegatieve (positieve polariteit) flitsers kunnen worden gebruikt.
GEBRUIK VAN DE FLITSKABELAANSLUITING
Voor een goede belichting dient u de handmatige belichtingsregeling te gebruiken (blz. 44). Stel de sluitertijd in op een tijd die gelijk is aan of korter dan de flitsduur van de flitser; kijk daarvoor in de gebruiksaanwijzing van de flitser.
Is de ingebouwde flitser uitgeklapt terwijl er een flitser op de flitsaansluiting is aangesloten, dan zul­len beide flitsers in werking treden. De automatische flitsbelichtingsregeling is dan echter niet in staat een correcte belichting te geven. Wilt u de ingebouwde flitser als invulflitser gebruiken, gebruik dan de handmatige flitsregeling (blz. 75).
Het is aan te bevelen een eigen witbalans-instelling te gebruiken (blz. 61). Gebruik bij het ijken de slui­tertijd- en diafragma-instelling die u voor de definitieve foto gaat gebruiken. Het kan nuttig zijn een grijskaart als meetobject te gebruiken. Door de grijze tint wordt de intensiteit van het flitslicht wat getemperd. Is het niet goed mogelijk zelf een witbalansinstelling aan te maken, gebruik dan de vaste daglicht- of flitslichtinstelling, of stel de kleurtemperatuur in (blz. 62) als die van de gebruikte flitser bekend is; het gebruik van de automatische witbalans wordt niet aanbevolen.
Houd voor belichtingsbracketing de AEL-toets tijdens de bracketingreeks ingedrukt. De stand van de flitsbracketing heeft geen invloed op de flitsbelichting.
Open het deksel van de flitsaansluiting van rechts; het deksel zit vast om verlies te vermijden. Steek de stekker van de flits­kabel goed in de flitsaansluiting van de camera. Controleer of de flitser uit staat voordat u de kabel aansluit, om te voorkomen dat de flitser bij het aansluiten automatisch wordt ontstoken.
FLITSER-COMPATIBILITEIT
De volgende flitsers zijn met de camera compatible.
Program Flash 2500(D) Program Flash 3600HS(D) Program Flash 5600HS(D) Macro Ring Flash 1200 met Macro Flash Controller Macro Ring Flash 2400 met Macro Flash Controller
De 5400HS, 5400xi en 5200i kunnen op deze camera alleen met handmatige flitsbelichtingsregeling worden gebruikt. De 4000AF kan ook met handmatige flitsbelichtingsregeling worden gebruikt, ech­ter alleen met de flitsadapter FS-1100.
Deze camera is compatible met de High Speed Sync (HSS) func­tie van de Program Flash 5600HS(D) en 3600HS(D) flitsers. Hiermee kan de camera alle sluitertijden voor flitsen gebruiken, dus tot 1/4000 s.
Plaats daarvoor een compatible flitser op de camera. Stel de flit­ser in op HSS. Komt de sluitertijd uit op een hogere waarde dan de normale synchronisatietijd, dan verschijnt de aanduiding voor High Speed flitsen (H) op de monitor en in de zoeker.
HSS kan niet worden gebruikt met de 2-seconden-zelfontspan­nerstand of de stand voor eindsynchronisatie.
HIGH SPEED FLITSEN (HSS)
Aanduiding high speed flitsen
120
121
Overspeelstand
OVERSPEELSTAND
Lees dit hoofdstuk goed door voordat u de camera met een computer verbindt. Details over het gebruik en de installatie van de DiMAGE Viewer software vindt u in software-gebruiksaanwijzing. Deze gebruiksaanwijzingen geven geen informatie over de beginselen van het werken met computers en hun besturingssysteem. Kijk daarvoor in de gebruiksaanwijzing van uw computer.
Wilt u de camera direct op de computer aansluiten en gebruiken als een mass storage device (appa­raat voor massa-opslag) dan moet de computer zijn uitgerust met een USB-aansluiting als standaard interface. De computer en het besturingssysteem moeten gegarandeerd goed werken met USB inter­face. De volgende besturingssystemen zijn compatible met de camera:
Compatibiliteit met Windows XP is alleen met de home of professional edities. Kijk op de Minolta web­site voor de meest recente informatie aangaande compatibiliteit:
Noord-Amerika: http://www.konicaminolta.us/ Europa: http://www.konicaminoltasupport.com
Gebruikers van Windows 98 of 98 second edition moeten de driver-software van de meegeleverde DiMAGE software CD-ROM (blz. 122) installeren. Voor oudere Windows of Macintosh besturings­systemen is geen speciale driver-software vereist.
Gebruikers die in het bezit zijn van een eerdere DiMAGE digitale camera en de Windows 98 driver­software hebben geïnstalleerd, moeten deze installatieprocedure herhalen. De updated versie van de driver-software die op de meegeleverde DIMAGE software CD-ROM staat is noodzakelijk om deze camera goed met de computer te laten werken. De nieuwe software heeft geen gevolgen voor het werken met DiMAGE camera’s.
Een remote camera driver wordt meegeleverd met de Windows editie van de DiMAGE Viewer CD­ROM. Deze driver is niet compatible met deze camera.
Windows 98, 98SE, Me, 2000 Professional en XP
Macintosh OS 9.0 ~ 9.2.2 en Mac OS X 10.1.3 ~ 10.1.5, 10.2.1 ~ 10.2.8, 10.3 ~ 10.3.5
SYSTEEMEISEN
CAMERA OP DE COMPUTER AANSLUITEN
1. Controleer of de overspeeloptie (transfer) in sectie 1 van het setup-
menu op “Data storage” staat. Zet de camera uit.
2. Start de computer op. De computer moet aan staan voordat u de
camera aansluit.
3. Open de deksel van de video-uitgang/USB-aansluiting. Bevestig de
kleine stekker van de USB-kabel op de USB-aansluiting van de camera. De stekker moet goed vast zitten.
4. Steek het andere eind van de USB-kabel in de USB-aansluiting van
de computer. Let er op dat de stekker stevig vast zit. De camera moet rechtstreeks op de USB-aansluiting van de camera zijn aange­sloten. Gebruik van een USB-hub kan ertoe leiden dat er storing optreedt.
5. Zorg ervoor dat er een geheugenkaart in de camera zit, en zet de
camera aan. Er verschijnt een scherm dat aangeeft dat de verbinding tot stand wordt gebracht. Als de verbinding is gemaakt worden de zoeker en monitor van de camera uitgeschakeld. Wilt u de kaart ver­wisselen terwijl de camera op de computer is aangesloten, kijk dan op blz. 130.
Is de camera goed verbonden met Windows XP of Mac OS X, dan wordt er mogelijk een venster geopend voor het downloaden van beeldinfor­matie; volg de instructies in het venster. Een drive-icoon of volume ver­schijnt in Deze computer of op het bureaublad; de volumenaam varieert per geheugenkaart en besturingssysteem. Herkent de computer het volume niet, ontkoppel dan de camera, herstart de computer, en herhaal de procedure.
Gebruik wanneer u de camera op de computer aansluit een volledig geladen batterij. Het gebruik van een netstroomadapter (apart verkrijgbaar) is overigens te prefereren boven batterijvoeding. Gebruikers van Windows 98 dienen voordat ze de camera op de computer aansluiten eerst de tekst te lezen over de computeraansluiting bij hun besturingssystemen.
Deze computer: Windows
Bureaublad: Mac OS
Initializing USB connection.
122
123
Overspeelstand
VERBINDING MET WINDOWS 98/98 SECOND EDITION
De driver hoeft maar eenmaal te worden geïnstalleerd. Hij kan automatisch worden geïnstalleerd, met de DiMAGE installer, of handmatig met de wizard voor nieuwe hardware van het besturingssysteem. Tijdens de installatie vraagt het besturingssysteem om de Windows 98 CD-ROM; plaats die in de CD­ROM drive en volg de verdere instructies op het scherm. Voor andere Windows besturingssystemen is geen speciale driver-software nodig.
Automatische installatie
Voordat u de camera op de computer aansluit dient u de DiMAGE Viewer CD­ROM in de CD-ROM drive te plaatsen. Het DiMAGE installatiemenu wordt auto­matisch geactiveerd. Wilt u de Windows 98 USB driver automatisch installeren, klik dan op de knop Starting up the USB device driver. Er verschijnt een venster dat bevestigt dat de driver dient te wor­den geïnstalleerd; klik op “Yes” om verder te gaan.
Als de driver goed is geïnstalleerd ver­schijnt een melding. Klik op “OK”. Herstart de computer voordat u de came­ra aansluit (zie 121).
Kies de aanbevolen optie voor het zoeken naar een geschikt stuurprogramma. Klik op Volgende.
Kies de optie waarbij u zelf een locatie voor de driver op­geeft. U kunt het bladervenster gebruiken om de locatie op te geven. De driver is te vinden in de CD-ROM drive onder :\Win98\USB. Wordt de driver-locatie weergegeven, klik dan op Volgende.
Handmatige installatie
Wilt u de Windows 98 driver handmatig installeren, volg dan eerst de instructies voor het aansluiten van de camera op de computer op blz 121.
Wanneer de camera op de computer is aangesloten merkt het besturingssysteem dat er nieuwe hardware is aan­gesloten en de wizard voor nieuwe hardware wordt geo­pend. Plaats de DiMAGE software CD-ROM in de CD-ROM drive. Klik op Volgende.
124
125
Overspeelstand
De wizard voor nieuwe hardware zal de locatie van de driver bevestigen. Klik om te vervolgen met de installatie van de driver in het systeem. Een van deze drie drivers zal worden gevonden: MNLVENUM.inf, USBPDR.inf of USBSTRG.inf. De letter van de CD-ROM drive kan per computer verschil­len. Klik op Volgende om de driver in het systeem te instal­leren.
Het laatste venster zal de installatie van de driver bevesti­gen. Klik op Voltooien om de wizard voor nieuwe hardware af te sluiten. Herstart de computer.
Als het venster “Deze computer” is geopend ziet u een nieuw symbool voor een verwisselbare schijf. Dubbelklik op het symbool om de geheugenkaart van de camera te ope­nen, zie blz. 126.
AUTOMATISCHE SPAARSCHAKELING (OVERSPEELSTAND)
Krijgt de camera niet binnen tien minuten een lees- of schrijfopdracht, dan schakelt hij zich uit om stroom te sparen. Schakelt de camera zichzelf uit, dan kan een waarschuwing voor een incorrecte afsluiting op de computer-monitor verschijnen. Klik dan op “OK”. Camera en computer ondervinden hier geen schade van.
Ontkoppel de USB-kabel en zet de camera uit. Herstel de USB-verbinding door de kabel opnieuw aan te sluiten en de camera weer aan te zetten.
Op 20 februari 1962 maakte John Glenn als eerste Amerikaan een ruimtereis rondom de aarde. Hij had een Minolta Hi-matic camera aan boord van zijn Friendship 7 ruimtecapsulemeegeno­men om deze historische gebeurttenis vast te leggen. Tijdens de 4 uur, 55 minuten en 23 secon­den durende vlucht maakte hij drie omwentelingen om de aarde met een gemiddelde snelheid van 28.000 km/u.
John Glenn bezocht onze Sakai camerafabriek op 23 mei 1963, en als herdenkingssymbool plantte hij er een palmboom. De boom staat er nog steeds, op de binnenplaats van de fabriek; hij is nu meer dan acht meter hoog.
De camera wordt nu tentoongesteld in het Smithsonian Institution’s National Air and Space Museum in Washington D.C. Hij is samen met andere artikelen van John Glenns Friendship 7 Mercury-vlucht te vinden in gallery 210, “Apollo to the Moon”.
Konica Minolta historie
126
127
Overspeelstand
WERKEN MET MAPPEN OP DE GEHEUGENKAART
Is de camera eenmaal aangesloten op de computer, dan kunt u beeldbe­standen openen door simpelweg dubbel te klikken op de symbolen ervan. U kunt beelden overzetten door bestanden met de muis naar de computer of een map te slepen.
Wordt er een nieuwe map aangemaakt, dan zal het getal van de eerste drie tekens 1 hoger zijn dan het hoogste mapnummer op de kaart. Komt het indexnummer in de bestandsnaam boven 9.999, dan wordt er een nieuwe map aangemaakt met een nummer dan 1 hoger is dan het hoogste mapnummer op de geheugenkaart: bijv. van 100KM003 naar 101KM003. bijv. van 100KM023 tot 101KM023.
Het bestandsnummer van het beeldbestand zal soms niet overeenstemmen met het nummer van het beeldbestand zelf in de camera. Worden beelden in de camera gewist, dat zal de opnameteller zich aanpassen om het aantal opnamen in de map aan te geven en zal de nummering voor nieuwe opna­men daaraan aanpassen. De indexnummers van de beeldbestanden veranderen niet wanneer een beeldbestand wordt gewist. Wordt er een nieuw beeld opgenomen, dan krijgt het een nummer dat 1 hoger is dan het hoogste indexnummer in de map. Bestandsnummers kunt u regelen met de instel­ling voor het geheugen voor de bestandsnummering (file number memory) in sectie 2 van het setup­menu (blz. 107).
Beeldbestanden bevatten exif tag gegevens, zoals tijdstip en datum van de opname, plus de voor de opname gebruikte instellingen. U kunt deze informatie via de camera bekijken, maar ook met de DiMAGE Viewer en de DiMAGE Master software.
Wordt een beeld van de camera geopend in een beeldbewerkingsprogramma dat Exif tags niet ondersteunt, en wordt het beeld vervolgens opnieuw opgeslagen door de oorspronkelijke beeld­informatie te overschrijven, dan wordt de Exif tag informatie gewist. Sommige Exif compatible programma’s herschrijven Exif data, waardoor de DiMAGE Viewer of DiMAGE Master ze niet kan lezen. Gebruikt u andere software dan de DiMAGE Viewer en DiMAGE Master, sla bestanden dan eerst op onder een andere naam om de exif tag informatie te kunnen behouden.
Om de beelden correct op uw computer te zien moet de kleurruimte van uw computer mogelijk worden bijgesteld. Kijk in de instructies van uw computer hoe u het scherm voor de volgende parameters moet kalibreren: sRGB, een kleurtemperatuur van 6500 K, een gamma van 2.2.
Camera-info
Drive-icoon
Dcim
PICT0002.JPG
Extra fine, fine, or standard image
Misc
De map Misc. bevat DPOF printbestan­den (blz. 88).
PICT0003.JPE
Extra fine, fine of standard beeld bij gebruik aangehecht Adobe RGB (embed­ded).
100KM023 10141023
Van links naar rechts: standaardmap en datum-map (blz. 108).
PICT0001.THM
PICT0001.MRW
RAW beeld
PICT0003.THM
Bestanden en mappen op de geheugenkaart kunt u via de computer wissen. Bestandsnamen veranderen of andersoortige bestanden op de kaart zetten kan ertoe leiden dat de camera niet goed functioneert.
Beeldbestandsnamen beginnen met “PICT,” gevolgd door een vier­cijferig bestandsnummer plus een mrw, jpg, jpe of thm extensie. De thumbnails (thm) worden door de camera, DiMAGE Viewer en DiMAGE Master gebruikt.
CAMERA VAN DE COMPUTER LOSKOPPELEN
128
129
Overspeelstand
Windows Me, 2000 Professional en XP
Het toegangslampje mag niet branden. Zet de camera uit en ontkoppel de USB-kabel.
Ontkoppel de camera nooit wanneer het toegangslampje brandt; de bestan­den of de geheugenkaart kunnen mogelijk permanente schade oplopen.
Wilt u de camera ontkoppelen, klik dan eenmaal op de icoon voor hardware ontkop­pelen of uitwerpen in de taakbalk. Er verschijnt een klein venster met het te stoppen apparaat.
De lijst met te stoppen hadware verschijnt. Markeer het apparaat door erop te klikken en klik op “Stop”.
Controleer of het toegangslampje niet brandt en sleep het opslagsymbool van de camera naar de prullenbak. Ontkoppel de USB-kabel.
Windows 98/98 Second edition
Er verschijnt een bevestigingsscherm, met daarin de af te sluiten apparaten. “OK” zal het apparaat stoppen.
Het derde en laatste scherm verschijnt om aan te geven dat de camera nu veilig van de computer kan worden losgekop­peld en klik op OK. Zet de camera uit en ontkoppel de USB-kabel.
Macintosh
Is er meer dan één apparaat op de computer aangesloten, herhaal dan bovenstaande procedure, behalve de rechter muisklik op het symbool voor het ontkoppelen of uitwerpen van hardware. Dit opent het venster voor het ontkoppelen of uitwerpen van hardware na klikken op het kleine venster voor lontkoppelen of uitwerpen van hardware.
Klik op het venster om het apparaat te stoppen. Het venster voor veilig verwij­deren van hardware verschijnt. Zet de camera uit en ontkoppel de USB-kabel.
131
130
Overspeelstand
GEHEUGENKAART VERWISSELEN (OVERSPEELSTAND)
Pas goed op wanneer u geheugenkaarten verwisselt terwijl de camera met de computer ver­bonden is. Bij verkeerde handelingen kan er beeldinformatie verloren gaan. Kijk altijd goed of het toegangslampje niet rood brandt voordat u de geheugenkaart verwijdert.
Windows 98/98 Second edition
1. Zet de camera uit.
2. Verwissel de geheugenkaart.
3. Zet de camera aan om de USB-verbinding weer tot stand te brengen.
Windows Me, 2000 Professional en XP
Macintosh
1. Stop de USB-verbinding met de procedure voor ontkoppelen of uitwerpen van hardware (blz. 128).
2. Zet de camera uit.
3. Verwissel de geheugenkaart.
4. Zet de camera aan om de USB-verbinding weer tot stand te brengen.
1. Stop de USB-verbinding door het symbool van de drive naar de prullenbak te slepen (blz. 129).
2. Zet de camera uit.
3. Verwissel de geheugenkaart.
4. Zet de camera aan om de USB-verbinding weer tot stand te brengen.
1. Plaats een geheugenkaart in de camera en verbind hem met een USB-kabel met de computer.
Tijdens deze procedure moeten andere apparaten niet zijn aangesloten.
2. Rechts-klik op Deze Computer. Selecteer “Eigenschappen” uit het menu.
Windows XP: ga van het Start-menu naar het Configuratiescherm. Klik op Prestaties en onder­houd. Klik op “Systeem” om het venster met eigenschappen te openen.
3. Windows 2000 en XP: selecteer de hardware-tab in het eigenschappen-venster en klik op de knop
voor Apparaatbeheer.
Windows 98 en Me: klik op de tab Apparaatbeheer in het Eigenschappen-menu.
4. Het driver-bestand zal te vinden zijn bij de universal-serial-bus-controller of de andere apparaten
in het overzicht van Apparaatbeheer. Klik op de locaties om de bestanden weer te geven. De dri­ver is te vinden onder Konica Minolta, de cameranaam of “USB Apparaat voor massa-opslag”. Onder bepaalde omstandigheden kan de driver soms niet deze cameranamen dragen. De driver zal dan echter worden gemarkeerd met een vraag- of uitroepteken.
5. Klik op de driver om hem te selecteren.
6. Windows 2000 en XP: klik op de actie-knop om het menu te laten verschijnen. Selecteer verwij-
deren (uninstall). Er verschijnt een bevestigingsscherm. Op “Yes” klikken verwijdert de driver uit het systeem.
Windows 98 en Me: klik op de knop voor verwijderen. Er verschijnt een bevestigingsscherm. Op “Yes” klikken verwijdert de driver uit het systeem.
7. Ontkoppel de USB-kabel en zet de camera uit.
Herstart de computer.
DRIVER-SOFTWARE VERWIJDEREN - WINDOWS
133
132
Overspeelstand
PICTBRIDGE
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om het beeld te markeren dat moet worden geprint.
Totaal aantal afdrukken.
Aantal exemplaren
Gebruik de op/neer-toetsen om het aantal exemplaren te selecteren dat u wilt printen. Wilt u een beeld voor prin­ten deselecteren, druk dan op de neertoets om het aan­tal afdrukken op nul te zetten.
Het maximum aantal is 50.
Herhaal de vorige stappen totdat alle beelden zijn gese­lecteerd. Druk op de centrale toets van de stuureenheid om verder te gaan.
Het aantal prints in de print-run verschijnt, samen met de print-para­meters die met het menu werden geselecteerd. Kijk in de tekst over navigeren door het menu op blz. 134 voor meer informatie. Druk op de stuurtoets om het printen te starten, of druk op de menu-toets om terug te keren naar het PictBridge scherm.
Is het printen eenmaal begonnen, dan kan het worden gestopt door op de stuurtoets te drukken. De melding “Printing finished” meldt het einde van de procedure; zet de camera uit om te stoppen.
Met de informatietoets (i+) wisselt u tussen enkelbeeldweergave en indexweergave van het PictBridge scherm. Vergrote weergave, geactiveerd met de vergrotingstoets (blz. 38), kan worden gebruikt om beelden nader op het scherm te onderzoeken.
Is de batterij leeg voordat de printopdracht is voltooid, dan wordt het printen gestopt. Gebruik een volle batterij of de als extra leverbare netstroomadapter.
Doet zich tijdens het printen een klein probleem voor, zoals het op raken van het papier, volg dan de voor de printer aanbevolen procedure; op de camera hoeft u niets te doen. Doet zich een ingrijpen­der printerfout voor, druk dan op de stuurtoets om de printroutine af te breken. Kijk in de gebruiks­aanwijzing van de printer voor de te volgen procedure voor het probleem. Controleer de printerinstel­lingen voordat u opnieuw begint en deselecteer de beelden die al waren geprint.
OPMERKINGEN OVER PRINTSTORINGEN
Printing finished.
OK
Controleer of de overspeeloptie (transfer) in sectie 1 van het setup­menu is ingesteld op PTP. Sluit de camera aan op een PictBridge compatible printer, met de USB-kabel van de camera. De grote stekker moet in de printer worden gestoken. Schuif het deksel van de video-uitgang/USB-aansluiting open en steek de kleine stekker van de USB-kabel in de camera. Zet de camera aan; het PictBridge scherm verschijnt automatisch.
No. of prints: 5
Print size: Printer setup
Layout: Printer setup
Print quality: Printer setup
Data print: Printer setup
:start
In het PictBridge scherm kunt u individuele foto’s voor printen selecteren; RAW en beelden met het aangehechte Adobe RGB kleurprofiel (blz. 68) worden niet weergegeven en kunnen niet worden gese­lecteerd. Kijk voor andere printopties bij de navigatie door het menu op blz. 134.
PictBridge scherm
:move
:select :print
135
134
Overspeelstand
NAVIGEREN DOOR HET PICTBRIDGE MENU
Is een instelling eenmaal geselecteerd, dan keert de cursor terug naar de menu-opties en de nieuwe instelling wordt getoond. Druk op de menu-toets om terug te keren naar het PictBridge scherm. Lees de nu volgende informatie over de menu-opties.
Serie-printen (Batch print)
Batch print in sectie 1 van het menu selecteert alle foto’s op de geheugenkaart om te worden geprint. Er zijn twee opties:
All-frames - print alle beelden op de geheugenkaart. Er wordt een scherm geopend waarin het aan­tal afdrukken kan worden opgegeven. Het totale aantal is maximaal vijftig.
Reset - heft veranderingen op die zijn ingesteld met de batch print optie of het printselectiescherm.
Index print
Het is mogelijk een index print van alle foto’s op de geheugenkaart te maken. De kwaliteit en grootte van de index print kunnen worden opgegeven in het menu van de camera. Het aantal beelden per pagina varieert per printer. Het print-setup bevestigingsscherm ver­schijnt voordat de printroutine start.
Batch print
Index print
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de gewenste menu-tab te doen oplichten; als een andere tab wordt geselecteerd verandert het menu.
Druk op de menu-toets om het menu te openen en te sluiten. Gebruik de vierwegtoetsen van de stuur­eenheid en de instelwielen om de cursor in het menu te verplaatsen. Druk op de centrale toets van de stuureenheid om een instelling te openen. De opties kunnen per printer verschillen.
Gebruik de op/neer-toetsen om door de menu-opties te scrollen. Laat de optie oplichten waarin u iets wilt veranderen.
De te veranderen optie is gemarkeerd, druk op de rechts-toets; de instellingen verschij­nen, met de huidige instelling gemarkeerd. Verschijnt “Start”, druk dan op de centrale toets van de stuureenheid om verder te gaan.
Gebruik de op/neer-toetsen om het onderdeel te markeren.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de oplichtende instelling te selecteren.
Activeer het opnamemenu met de menu-toets. Tab 1 bovenin het menu wordt gemarkeerd.
No. of prints: 5
Print size: Printer setup
Layout: Printer setup
Print quality: Printer setup
Data print: Printer setup
:start
Paper size Printer setup
Layout Printer setup
Print quality Printer setup
Data print Printer setup
DPOF print
Index voor menufuncties Serie-printen (Batch print), 135
Datum printen (data print), 137 DPOF print, 137
Index print, 135 Layout, 136 Papiergrootte (Paper size), 136
Printkwaliteit, 137
137
136
Overspeelstand
Papiergrootte (Paper size)
De papiergrootte van de print is instelbaar in sectie 2 van het PictBridge menu. De optie Printer setup gebruikt de grootte die op de printer is ingesteld.
Printkwaliteit (Print quality)
De printkwaliteit is instelbaar in sectie 2 van het PictBridge menu. De optie Printer setup gebruikt de kwaliteit die op de printer is ingesteld. De kwaliteit Fine kan met de camera worden ingesteld.
Datum printen (Data print)
U kunt instellen of er informatie met het beeld mee moet worden geprint in sectie 2 van het PictBridge menu. De optie Printer setup gebruikt de opties die op de printer zijn ingesteld. De opnamedatum en bestandsnaam kunnen voor printen worden geselecteerd. Data printen kan met het menu ook wor­den uitgeschakeld.
Layout
De layout van de print is instelbaar in sectie 2 van het PictBridge menu. De optie Printer setup gebruikt de layout-instellingen die op de printer zijn ingesteld. Randloos printen kan ook vanuit de camera wor­den opgegeven, net als het aantal beelden per pagina.
Hier vindt u enkele printformaten, in millimeters en inches:
Print-info
L
Postcard
2L
89 x 127 mm
100 x 148mm
127 x 178 mm
3,5 x 5,0 inch
3,9 x 5,9 inch
5,0 x 7,0 inch
DPOF print
De DPOF-print-optie in sectie 3 stelt u in staat foto’s en een index print (geselecteerd met de DPOF print-opties in sectie 2 van het weergavemenu) te printen vanuit een DPOF compatible PictBridge compatible printer. Selecteer de Start-optie in het menu om te starten.
Het aantal prints in de print-run verschijnt. Index prints tellen als 1. Druk op de centrale toets van de stuureenheid om het printen te starten, of druk op de menutoets om terug te keren naar het PictBridge scherm.
Is het printen eenmaal begonnen, dan kan het worden gestopt door op de stuurtoets te drukken. De boodschap “Printing finished” meldt het einde van de procedure; druk op de centrale toets van de stuureenheid en zet de camera uit om te stoppen.
Printing finished.
OK
No. of prints: 5
Print size: Printer setup
Layout: Printer setup
Print quality: Printer setup
Data print: Printer setup
:start
Markeer de huidige grootte-instelling in het menu en druk op de centrale toets van de stuureenheid om het Paper size scherm te openen.
Gebruik de vierwegtoetsen van de stuureenheid om de papiergrootte te selecteren.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de papiergrootte in te stellen.
Printer setup 2” x 3” card
100mm x 150mm
Letter
4” x 6”
8” x 10”
L
Postcard
2L
A4
Taal (Language)
:sel. :enter
Paper size Printer setup
Layout
Print quality
Data print
:enter
138
139
Problemen oplossen
Foto’s zijn niet scherp.
Scherpstelsignaal knippert.
Onderwerp is te dichtbij.
Het onderwerp moet zich binnen het scherpstelbereik van het objectief bevinden.
Door bepaalde opname­omstandigheden kan de camera niet scherpstellen (blz. 29).
Stel met de scherpstelvergrendeling scherp op een onderwerp op dezelfde afstand (blz. 30) of gebruik handmatige scherpstelling (blz. 52).
Foto’s werden bij weinig licht zonder flits gemaakt.
Lange sluitertijden leiden tot onscherpe foto’s wanneer er uit de hand wordt gefotografeerd.
Gebruik Anti-Shake of een statief, kies een hogere ISO-instelling (blz. 51) of gebruik de flitser (blz. 31).
Bij gebruik van de flitser zijn de foto’s te donker.
Onderwerp ligt buiten het flitsbereik (blz. 51). Ga dichter bij het onderwerp of stel de
cameragevoeligheid hoger in (blz. 51).
Probleem Symptoom Oorzaak Oplossing
Probleem
Symptoom
Oorzaak Oplossing
De camera doet het niet.
Er verschijnt niets op de monitor.
De batterij is leeg.
De lichtnetadapter is niet correct aangesloten.
Herlaad de batterij (blz. 21).
Controleer of de adapter op de camera en het lichtnet is aangesloten (blz. 114).
Hieronder wordt een aantal eenvoudige bedieningsproblemen behandeld. Voor verdergaande proble­men of defecten, of wanneer bepaalde problemen steeds terugkeren, kunt u het beste contact opna­men met de Technische Dienst van Konica Minolta.
“Err” verschijnt op de monitor.
De camera is heet geworden of heeft in een zeer warme omgeving verkeerd.
Zet de camera uit en laat hem afkoelen. Verschijnt “Err” na afkoelen nog steeds, verwijder dan de batterij en herplaats hem, of ontkoppel en bevestig de voedingskabel.
De sluiter wordt niet ontspannen.
“0000” verschijnt in de opnameteller.
De geheugenkaart is vol en kan bij de huidige instellingen voor beeldkwaliteit en beeldgrootte geen opname meer opslaan.
Plaats een andere geheugenkaart (blz.
24), wis een paar opnamen (blz. 36) of verander de instellingen voor beeldgrootte en/of -kwaliteit (blz. 64).
PROBLEMEN OPLOSSEN
Zonnekap gebruikt bij flitsopname.
Zonnekap blokkeert het licht van de ingebouwde flitser.
Verwijder de zonnekap als u de ingebouwde flitser gaat gebruiken. Lees ook op blz. 115.
Schaduw onderin het beeld.
“——” verschijnt in de opnameteller.
Geen geheugenkaart in de camera.
Plaats een geheugenkaart (blz. 24).
Weergavestand staat uit.
Zet weergavestand op volledige weergave of basisstand (blz. 33).
Scherpstelsignaal knippert.
Scherpstelprioriteit/ontspanpriorit eit in het custom-menu is ingesteld op AF.
Kijk op blz. 94 voor meer informatie over deze custom-functie.
140
141
Problemen oplossen
Werkt de camera niet naar behoren, zet hem dan uit, verwijder en herplaats de batterij, of ontkoppel de lichtnetadapter en sluit hem weer aan. Zet de camera altijd met de hoofdschakelaar uit, anders kan de geheugenkaart beschadigd raken en kunnen de camera-instellingen worden teruggezet.
Probleem Symptoom Oorzaak Oplossing
Knipperende sluitertijd en/of diafragma.
Onderwerp of tafereel buiten belichtingsbereik van de camera.
VERZORGING EN OPSLAG
Lees de informatie goed door, zodat uw camera optimaal kunt gebruiken. Bij een goede verzorging zult u van deze camera vele jaren plezier beleven.
Camera-onderhoud
• Stel de camera niet bloot aan slagen of schokken.
• Zet de camera tijdens transport uit.
• Deze camera is niet waterdicht of spatwaterdicht. Met natte handen plaatsen/verwijderen van de
batterijen of de geheugenkaart, of met natte handen bedienen van de camera kan tot schade lei­den.
• Denk er aan het water en op het strand aan dat u de camera niet aan water en zand blootstelt.
Water, zand, stof of zout kan de camera beschadigen.
• Laat de camera niet lang in de zon liggen. Richt het objectief niet rechtstreeks naar de zon; de CCD
kan erdoor beschadigd raken
Reinigen
• Is de camera vuil, veeg hem dan zachtjes schoon met een zachte, schone en droge doek. Komt de
camera in contact met zand, blaas dan eerst de losse deeltjes weg, anders kan vegen of poetsen tot krassen leiden. Poetsen kan tot krassen leiden.
• Wilt u het oppervlak van het objectief schoonmaken, blaas dan eerst stof of zand weg; is verdere
reiniging nodig, bevochtig dan een met lensreinigingsvloeistof bevochtigde lenstissue of zachte doek en poets het glas voorzichtig schoon.
• Gebruik nooit organische oplossingen voor het reinigen van de camera.
• Raak het lensoppervlak nooit met uw vingers aan.
Opslag
• Bewaar de camera op een koele, droge, goed geventileerde plaats, uit de buurt van stof en chemi-
caliën. Gaat u de camera lange tijd niet gebruiken, bewaar hem dan in een luchtdichte doos met sili­cagel droogmiddel.
• Verwijder de batterijen en de geheugenkaart uit de camera wanneer u de camera langere tijd niet
gaat gebruiken.
• Bewaar de camera niet in een ruimte waar naftaleen of mottenballen worden gebruikt.
• Tijdens lange opslag is het goed de camera af en toe eens te laten werken. Gaat u hem na lang-
durige opslag weer gebruiken, controleer dan eerst of alles goed functioneert.
Onderwerp of tafereel buiten belichtingsbereik van de camera.
Pas de belichting aan tot het knipperen stopt of verander cameragevoeligheid (blz. 51).
Mapnummer verschijnt niet.
Bij weergave verschijnen geen opnamen.
Map is niet geselecteerd met de optie View folder in sectie 1 van het weergavemenu.
Onjuiste belichting bij zeer lichte of zeer donkere onderwerpen.
Pijlen knipperen aan beide zijde van de LW-schaal.
Gebruik bij weinig licht de flitser van de camera. Plaats bij teveel licht een grijsfilter voor het objectief om het licht te verminderen.
Anti-Shake-schaal in de zoeker knippert.
Anti-Shake werkt niet.
CCD-storing.
Zet de camera uit en weer aan. Blijft de Anti-Shake-schaal knipperen, neem dan contact op met de technische dienst van Konica Minolta.
Selecteer de map met het menu (blz.
82).
142
143
Verzorging en opslag
Gebruikstemperaturen en -omstandigheden
• Deze camera is ontworpen voor gebruik in temperaturen van 0°C tot 40°C.
• Laat de camera nooit achter in een omgeving waarin het erg warm kan worden, zoals in een auto die in de zon staat, of waar het erg vochtig is.
• Brengt u de camera van een koude naar een warme omgeving, doe hem dan in een goed afgeslo­ten plastic zak om condensvorming te voorkomen. Laat de camera acclimatiseren en haal hem dan uit de plastic zak.
Verzorging en gebruik geheugenkaarten
Geheugenkaarten bevatten elektronische precisiecomponenten. Schade aan een geheugenkaart kan onder meer ontstaan door:
• Onjuist gebruik van de kaart.
• Buigen, laten vallen, blootstelling aan stoten.
• Hitte, vocht, direct zonlicht.
• Statische elektrische ontlading of elektromagnetische velden in de omgeving van de kaart.
Verwijdering van de kaart of stroomonderbreking terwijl de camera toegang tot de kaart heeft (lezen,
schrijven, formatteren, enz.).
• Aanraking van de elektrische contacten met uw vingers of metalen objecten.
• De kaart na het verstrijken van zijn levensduur gebruiken. Het kan nuttig zijn een kaart na verloop van tijd te vervangen.
• Probeer bij gebruik van een Microdrive de camera niet aan trillingen bloot te stellen. Konica Minolta draagt geen verantwoordelijkheid voor verlies of beschadiging van informatie. Het is aan te bevelen een kopie te maken van de op de kaart opgeslagen bestanden.
Batterijen
Batterijprestaties nemen af naarmate het kouder is. In een koude omgeving is het aan te bevelen reservebatterijen op een warme plaats te bewaren, onder een jas bijvoorbeeld. Wanneer ze weer op temperatuur komen kunnen batterijen zich weer herstellen.
• Berg de batterij niet op wanneer hij volledig geladen is.
• Bergt u de batterij voor langere tijd op, herlaad hem dan elke zes maanden vijf minuten. Als een bat­terij geheel leeg raakt is het soms niet meer mogelijk hem weer op te laden.
• Een speciale ingebouwde batterij voedt de klok en het geheugen wanneer de camera uit staat of de batterij is verwijderd. Keert de camera elke keer na uitschakeling terug naar de fabrieksinstellingen, dan is batterij leeg. Hij dient te worden verwisseld door de Technische Dienst van Konica Minolta.
• Houd de contacten van camera en batterij schoon. Vuile contacten kunnen een goede lading ver­hinderen. Zijn de contacten vuil, veeg ze dan schoon met een katoenen doek.
Verzorging LCD-monitor
• De LCD-monitor en de zoeker zijn met high tech precisie vervaardigd; meer dan 99,99 % van de pixels werken naar behoren. Minder dan 0,01 % van de monitorpixels verschijnen als gekleurde of heldere punten; dat is geen defect en heeft geen invloed op het opgenomen beeld.
• Oefen geen druk uit op het oppervlak van het LCD-scherm. Er kan permanente schade door ont­staan.• Bij lage temperaturen zal het LCD-scherm tijdelijk donker worden. Bij normale temperaturen wordt de normale weergave weer hersteld.
• Zitten er vingerafdrukken op het oppervlak van de LCD-monitor, poets hem dan zachtjes schoon met een zachte, schone en droge doek.
Copyright
• Op TV programma’s, film, videotapes, foto’s en andere materialen rust auteursrecht. Ongeoorloofd opnemen of dupliceren van zulk materiaal kan een inbreuk op het auteursrecht zijn. Zonder toe­stemming opnemen van uitvoeringen, tentoonstellingen, enzovoorts is verboden. Materialen waar­op auteursrecht rust kunnen alleen worden gebruikt wanneer aan de voorwaarden van het auteurs­recht is voldaan.
Voor belangrijke gebeurtenissen of reizen
• Controleer de werking van de camera, maak testopnamen en koop reservebatterijen.
• Konica Minolta draagt geen verantwoordelijkheid voor schade of verlies als gevolg van een defect aan de apparatuur.
Vragen en service
• Hebt u vragen omtrent uw camera of laadapparaat, neem dan contact met uw handelaar of neem contact op met Konica Minolta.
• Neem voordat u apparatuur ter reparatie opstuurt eerst contact op met de Technische Dienst van Konica Minolta.
144
145
Technische gegevens
Voeding: Een lithium-ion batterij NP-400 Externe voeding (accessoire): Lichtnetadapter (AC-1L of AC-11)
Vertical Control Grip VC-7D
Batterijprestaties (opname): Globaal aantal opgenomen foto’s: 400 opnamen
Gebaseerd op de CIPA standaard met een NP-400
lithium-ion batterij, 512 MB CompactFlash kaart. Afmetingen: 150,0 (B) x 106,0 (H) x 77,5 (D) mm Gewicht: circa 760 gram
(zonder batterij of geheugenkaart) Bedrijfstemperatuur: 0° ~ -40°C
Lithium-ion batterijlader BC-400 Input-voltage: AC 100-240 V, 50-60 Hz Gewicht: 86 gram (3.0 oz.) Afmetingen: 65 (B) x 90 (H) x 30 (D) mm
Lithium-ion batterij NP-400 Voltage: 7,4 V, 1500 mAh Gewicht: 85 gram Afmetingen: 56,0 (W) X 39,5 (H) X 21,0 (D) mm
Specificaties zijn gebaseerd op meest recente informatie op moment van druk en kunnen zonder aankondiging worden gewijzigd.
TECHNISCHE GEGEVENS
Aantal pixels effectief: 6,1 miljoen CCD: 23,5 x 15,7 mm interline primary-color CCD met
totaal 6,3 miljoen pixels Cameragevoeligheid (ISO): Auto, 100, 200, 400, 800, 1600, 3200 ISO equivalent Beeldverhouding: 3:2 A/D-conversie: 12-bit Autofocus-systeem: DDL fasedetectiesysteem met CCD-lijnsensors. AF-gevoeligheidsbereik: LW -1 ~ +18 (ISO 100) Belichtingsmeting: 14-velds honingraatpatroon siliciumcel Lichtmeetbereik: LW ±0 ~ +20 (Spot: LW +3 ~ +20), ISO 100, ƒ/1,4. Sluiter: Elektronisch gestuurde, verticaal aflopende spleet-
sluiter Richtgetal flitser: 12 (in meters bij ISO 100) Flitssynchronisatie: 1/125 s met Anti-Shake, 1/160 s zonder Anti-Shake Dekking ingebouwde flitser: Tot een beeldhoek van een 24 mm objectief Herlaadtijd ingebouwde flitser: Circa 3 s Zoeker: Vaste ooghoogtezoeker met pentaprisma Beelddekking: Circa 95 % Oogafstand: Circa 25 mm vanaf het oculair, of 21 mm vanaf de
oogschelp, instelling -1 dioptrie. Zoekervergroting: 0,9x (50 mm objectief op oneindig bij -1 dioptrie). Monitor-LCD: 2,5 inch TFT kleur Opslagmedia: Type I en II CompactFlash kaarten, Microdrives. Bestandsformaten: JPEG en RAW.
geschikt voor DCF 2.0, DPOF en Exif 2.21. PRINT Image Matching III: Ja Menutalen: Engels, Duits, Frans, Spaans, Japans, Italiaans,
Zweeds en Chinees. Video-uitgang: NTSC en PAL
146
FCC Compliance Statement Declaration on Conformity
Responsible Party: Konica Minolta Photo Imaging U.S.A. Inc. Address: 725 Darlington Avenue, Mahwah, NJ 07430
This device complies with Part 15 of the FCC Rules. Operation is sub­ject to the following two conditions: (1) This device may not cause harmful interference, and (2) this device must accept any interference received, including interference that may cause undesired ope­ration. Changes or modifications not approved by the party responsible for compliance could void the user’s authority to operate the equipment. This equipment has been tested and found to comply with the limits for a Class B digital device, pursuant to Part 15 of the FCC Rules. These limits are designed to provide reasonable protection against harmful interference in a residential installation.
This equipment generates, uses and can radiate radio frequency energy and, if not installed and used in accordance with the instructions, may cause harmful interference to radio communications. However, there is no guarantee that interference will not occur in a particular installation. If this equip­ment does cause harmful interference to radio or television reception, which can be determined by turning the equipment off and on, the user is encouraged to try to correct the interference by one or more of the following measures:
• Reorient or relocate the receiving antenna.
• Increase the separation between the equipment and the receiver.
• Connect the equipment to an outlet on a circuit different from that to which the receiver is connec-
ted.
• Consult the dealer or an experienced radio/TV technician for help.
Do not remove the ferrite cores from the cables.
Dit teken op uw camera geeft aan dat het voldoet aan de eisen van de EU (Europese Unie) op het gebied van apparatuur die storing kan veroorzaken. CE staat voor Conformité Européenne (Europese Conformiteit).
This Class B digital apparatus complies with Canadian ICES-003.
Op het product kunt u de volgende merktekens tegenkomen:
Dynax 7D
Digital Camera:
Tested To Comply With FCC Standards
FOR HOME OR OFFICE USE
Loading...